Begrippen-Eugeene 1. Auto financiering 🡪 via het reserveren van winsten, waarmee wij op het vlak komen van de dividendpolitiek van een onderneming 2. Extern eigen vermogen 🡪 kapitaal inbreng bij oprichting en kapitaalverhogingen 3. Extern vreemd vermogen 🡪 bankkredieten, leverancierskrediet, leasing-schuld, waarmee wij het vraagstuk aansnijden van de schuldenpolitiek van een onderneming 4. Agency kosten 🡪 kosten die een bedrijf maakt om te controleren of een agent handelt in functie van het bedrijf 5. Gevoeligheidsanalyse 🡪 onderzoekt welk de impact is op het eindresultaat als de realisaties afwijken van de oorspronkelijke geraamde bedragen of als een onderliggende assumptie wijzigt 6. Onderneming als open financieel systeem is in wisselwerking is me de financiële markt 7. Contante waarde 🡪 De actuele waarde van een goed 8. Analytische boekhouding 🡪 levert informatie voor zowel de algemene boekhouding als voor de beleidsboekhouding, financiële en niet-financiële informatie en is cost accounting. 9. Beleidsboekhouding 🡪 meten en rapporteren van financiële en niet-financiële informatie die managers helpt bij het nemen van beslissingen, interne, toekomstgerichte informatie en is management accounting. 10. Algemene boekhouding 🡪 gericht op externe rapportering, het meten en registeren van transacties, is financial accounting 11. Kostenobject 🡪 is een item waarvoor specifieke meting van kosten gewenst is 12. Variabele kost 🡪 schommelen evenredig met de omvang van de activiteit bv: grondstoffen, verkoopcommissies 13. Vaste kost 🡪 variëren niet met de omvang van de activiteit bv; afschrijving gebouw, verwarming 14. Proportioneel variabele 🡪 schommelen recht evenredig met de bedrijfsdrukte bv: grondstoffen voor massaproductie 15. Degressief variabele kost 🡪 nemen verhoudingswijze minder sterk toe dan volume bv: grondstofprijs daalt bij grotere afname 16. Progressief variabele kosten 🡪 stijgen verhoudingsgewijze sterker dan het volume bv: loonkost inclusief toeslag voor overuren Opmerking: alle variabele kosten zijn proportioneel variabel 17. Indirecte kost: (overhead kosten) enkel toewijsbaar aan een kostenobject via een verdeelsleutel bv: telefoon, verwarming 18. Directe kost: rechtstreeks toewijsbaar aan kostenobject, zonder een verdeelsleutel te hanteren bv: grondstoffen, uurlonen Opmerking: indeling hangt af van keuze kostenobject 19. Contributiemarge 🡪 verschil tussen omzet en variabele kosten 20. Break-even punt 🡪 geeft het volume aan waarbij de totale opbrengsten en de totale kosten gelijk zijn, bij dit activiteitenvolume wordt er geen winst maar ook geen verlies gemaakt. 21. Operationele hefboomwerking 🡪 naarmate het aandeel van de vaste kosten in de totale kosten groter is, neemt ook de variabiliteit van de winst toe 22. Kostenveroorzaker 🡪 een cost driver is elke factor waarvan de wijziging een invloed heeft op totale kost van het betreffende kostenobject 23. Integrale kostprijs 🡪 beoogt de totale kostprijs van een product of dienst in kaart te brengen, gebeurd niet enkel vooraf (voorcalculatie) naar aanleiding van offertes of met het oog op 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. beslissingen omtrent zelf produceren dan wel uitbesteden maar dient ook hernomen na effectieve productie en/of verkoop (nacalculatie ) Nacalculatie 🡪 als we totale kostprijs van een product of dienst in kaart brengen doen we een nacalculatie, na effectieve productie en/of verkoop Voorcalculatie 🡪 als we totale kostprijs van een product of dienst in kaart brengen doen we een voorcalculatie, naar aanleiding van offertes of met het oog op beslissingen omtrent zelf produceren dan wel uitbesteden Financiële doodsteling van financieel management 🡪 maximalisatie van de contante waarde van de bestaande aandelenkapitaal Geassocieerde vennootschap 🡪 hierin bezit een vennootschap die behoort tot de consolidatiekring een dusdanige deelneming dat zij een invloed van betekenis uitoefent op de oriëntatie van het beleid (criterium: 20% van de stemrechten) én uiteraard geen (gemeenschappelijke) dochter Onderneming als open financieel systeem Operationele hefboom Substantieve transactietesten EBIT Due diligence Gevoeligheidsanalyse Rolling farcast = continue voorspelling diffentiële kasstromen bij investeringsprojecten Netto contante waarde = wanneer je rekening houdt met de tijdswaarde van geld en kascode gedisconteerd, hoeveel zin de positieve kastromen hoger dan de negatieve Rentabiliteitsindex = alle positieve kastromen deelt door de initiële kapitaaluitgaven Kaïzen= Japans voor verbetering 🡪 iedere keer het net iets beter doen dan de vorige keer” EXTRA Illustreer aan de hand van een voorbeeld dat het onderscheid of een kost direct dan wel indirect is, kan afhangen van het kostenobject waaraan die kost toegewezen wordt 🡪 de kosten voor onderhoud van een machine kunnen directe kosten vormen als het kostenobject de volledige productie lijn is, maar zijn daarentegen indirecte kosten wanneer het kostenobject een welbepeeld product is dat samen met andere producten wordt vervaardigd vie die productielijn. In de evaluatiefase van een investeringsproject worden de verwachte kasstromen van het project getoetst op het feit of ze bijdragen tot waardecreatie voor de onderneming aan de hand van verschillende beoordelingscriteria. Geef drie dergelijke beoordelingscriteria (voor discounted cashflow analyse):. [1 punt] • Netto contante waarde • (Gedisconteerde) Terugverdientijd • Rentabiliteitsindex Vraag 1: Welke uitspraak inzake de traditionele bevoegdheidsverdeling tussen de treasurer en de controller is fout ? [correct antwoord: + 1 punt; foutief antwoord: -0,5 punt] 1.1 De treasurer is verantwoordelijk voor opvolging van de financiële efficiëntie en de rendabiliteit van de onderneming. 1.2 De controller is niet alleen verantwoordelijk voor de boekhoudkundige verwerking en de tijdige en correcte oplevering van de rapporteringsstaten, maar wordt ook geacht de opbrengsten- en kostenevoluties op te volgen via de analytische boekhouding. 1.3 Ook kostprijsberekeningen en margeanalyses behoren tot het domein van de controller. 1.4 De treasurer onderhoudt de contacten met banken en venture capitalists. Vraag 2: Welke uitspraak is fout ? [correct antwoord: + 1 punt; foutief antwoord: -0,5 punt] 2.1 Waar de algemene boekhouding louter en alleen voorbije transacties (en in die zin dus historische informatie) registreert en rapporteert, werpt de beleidsboekhouding een blik op de toekomst. 2.2 De kostprijsboekhouding is gericht op interne rapporteringen. 2.3 In de analytische boekhouding worden kosten en opbrengsten niet ingedeeld volgens het rekeningstelsel dat verplicht dient gevolgd in functie van de te publiceren jaarrekening. 2.4 De beleidsboekhouding is gericht op externe rapportering. Vraag 3: Welke van volgende vaststellingen is in de regel geen typische indicator om activity based costing toe te passen? [correct antwoord: + 1 punt; foutief antwoord: -0,5 punt] 3.1 Er zijn in een productie-onderneming grote verschillen in productvolumes tussen de diverse producten en bovendien zijn de insteltijden bij de opstart van een serie belangrijk. 3.2 De directe kosten vormen een aanzienlijk deel van de totale productiekosten. 3.3 Het verbruik van de indirecte kosten is totaal niet evenredig met het productievolume of met directe kosten. 3.4 De onderneming produceert een grote variëteit aan producten in sterk uiteenlopende volumes via verscheidene productieprocessen.