Een optimistisch toekomstbeeld Julie van Delft 14386143 Met “Economic Possibilities for our Grandchildren" kwam John M. Keynes in 1930 als een van de eerste economen met nieuwe inzichten. In dit essay betoogde Keynes (1930) dat technologische vooruitgangen uiteindelijk zullen resulteren in een hogere levenskwaliteit door de grote beschikbaarheid van vrijetijd. Dit essay legde de basis voor het concept van een post-schaarste samenleving en benadrukte het belang van het heroverwegen van de betekenis van welvaart. Ook stelde hij dat regulaties en investeringen essentieel zijn voor de stabilisering van de economie. In deze essay wordt beschreven in hoeverre Keynes’ (1930) voorspellingen tot werkelijkheid zijn gekomen in de moderne westerse samenleving. Om te beginnen schetst Keynes (1930) “het economische probleem”. Dit houdt in dat iedereen in zijn basisbehoeften voorzien dient te worden. Bij een poging dit te bereiken treedt schaarste op, dit is resultaat van ongelijk verdeelde maatschappelijke welvaart. Keynes' (1930) definitie van economie als "de wetenschap van schaarste" heeft een nauwe relatie met "Het Grote Economische Probleem" met het toewijzen van beperkte middelen tot de oneindige behoeften van de mens. Keynes (1930) geloofde dat mensen werken om inkomen te verdienen om in hun behoeften en verlangens te voorzien. Zodra de technologische ontwikkelingen grote delen van het werk zouden overnemen, heeft de mens steeds meer vrije tijd zonder dat zijn basisbehoeften op een mindere wijze bevredigd worden. Met deze stelling overschat Keynes (1930) alleen de behoefte van de mens tot vrije tijd. Het werk heeft ook een intrinsieke waarde, los van alleen de rol om inkomen te verwerven. Zo geeft Stieglitz (2008) dit aan in zijn artikel waarin hij reflecteert op de theorieën van Keynes (1930). De moderne mens is volgens Stieglitz (2008) een materialistisch wezen dat wil hebben wat anderen hebben. Deze relatieve behoefte overstijgt de basisbehoeften waar Keynes (1930) op doelde en zorgt ervoor dat de moderne mens alleen nog maar meer is gaan werken. Keynes (1930) zag een toekomst waarin technologische innovatie zou leiden tot een werkweek van slechts 15 uur, een aanzienlijke vermindering ten opzichte van de werkuren die in zijn tijd vereist waren. Hij geloofde dat we met veel minder inspanning in staat zouden zijn om ons in onze basisbehoeften te voorzien, waardoor mensen zich konden bezighouden met meer creatieve, intellectuele en vrijetijdsactiviteiten. Keynes' (1930) visie op een drastisch verminderde werkweek als gevolg van technologische vooruitgang is niet volledig gerealiseerd. Hoewel technologie de arbeidsmarkt heeft hervormd en de productiviteit heeft verbeterd, heeft het ook nieuwe banenkansen gecreëerd. Zo stelt Autor (2015) dat technologie eerder de menselijke arbeid aanvult dan vervangt. Keynes' (1930) optimisme over technologische vooruitgang die leidt tot aanzienlijk kortere werkuren was wellicht wat te optimistisch, maar het heeft ook discussies aangewakkerd over de veranderende aard van werk in het licht van automatisering en innovatie. Keynes (1930) maakte verschillende aannames over de toegang tot rijkdom en hoe deze in de toekomst zou veranderen. Deze aannames zijn: 1. Technologische Vooruitgang zou de productiviteit en rijkdom verhogen. Dit is deels verwerkelijkt, op sommige plekken wel en sommige niet door inkomensongelijkheid. 2. Economische Groei zou leiden tot een hogere levensstandaard. Dit is niet altijd gelijkmatig gegaan. Sommige regio's hebben een enorme groei doorgemaakt, terwijl andere achterblijven. 3. Sparen en Kapitaalopbouw zou steeds meer opspelen, men zou zich minder richten op onmiddellijke consumptie. Deze aanname geldt tot op zekere hoogte. Mensen geven vaak de voorkeur aan onmiddellijke consumptie boven langdurig sparen en investeren. 4. Evolueren van Menselijke Waarden, materialistische waarden blijven nog steeds een belangrijke plaats innemen in de samenleving. 5. Vermindering van Schaarste: Een meer evenwichtige verdeling van rijkdom en middelen. Schaarste is verminderd in sommige gebieden, maar mondiale ongelijkheden blijven bestaan. Als deze aannames niet zouden standhouden, zou dit de conclusies van Keynes (1930) aanzienlijk veranderen. Bijvoorbeeld, als technologische vooruitgang zou stagneren of als economische groei niet zou worden gerealiseerd, zouden mensen nog steeds lange uren moeten werken om in hun basisbehoeften te voorzien. Ter conclusie kan worden gesteld dat Keynes' (1930) visie op een post-schaarste samenleving en een drastische vermindering van de werkuren gedeeltelijk is gerealiseerd, maar dat het gecompliceerder is dan hij had voorspeld, met materiële waarden en relatieve welvaart die een blijvende rol spelen in de moderne samenleving. Woorden aantal: 678 Referentielijst Autor, D.H. (2015),“Why Are There Still So Many jobs? The History and Future of Workplace Automation,”The Journal of Economic Perspectives 29(3), 3-30. Hagemann, H. (2021, February 18). "Economic possibilities for our grandchildren" .ResearchGate. Retrieved October 17, 2021, from https://www.researchgate.net/publication/345468353_Economic_Possibilities_for_Our_Grandchildre n_Afterword_by_D_Shestakov. Keynes, J.M. (1930),“Economic Possibilities for our Grandchildren,” as reproduced in: Pecchi, L. and G. Piga (eds), Revisiting Keynes: Economic Possibilities for our Grandchildren, MIT Press, 2008. Stiglitz, J.E. (2008),“Towards a General Theory of Consumerism: Reflections on Keynes’s Economic Possibilities for our Grandchildren,“ in: Pecchi, L. and G. Piga (eds), Revisiting Keynes: Economic Possibilities for our Grandchildren, MIT Press.