Opbouw robot: Omdat de robot makkelijker te beschrijven is aan de hand van een menselijke arm, zullen de gewrichten analoog overeenstemmen met deze van de menselijke arm (e.g. pols, schouder, …) Een gemeenschappelijk gewricht staat gevestigd op een stabiel platform, deze kan ronddraaien rond de as zelf (roll). Hieraan zijn twee armen bevestigd met elk 5 vrijheidsgraden: 2 voor de schouder, 1 voor de elleboog en 2 voor de pols. In totaal zijn dit 11 vrijheidsgraden voor het geheel maar in het verloop van de tekst zal de uitleg met behulp van 1 arm (5 + 1 DOF) gebeuren. Aan de hand van de veronderstelling dat 2 kg het meest nadeligste gewicht is voor het maken van een gerecht, zijn de eisen opgesteld van de benodigde koppel wanneer de armen volledig uitgestrekt zijn. Deze houden ook rekening met de massa’s van de gewrichten en krijgen de benodigde maximale koppel van 37,21 Nm wanneer er een veiligheidsfactor van 1,5 in rekening is gebracht. Bij het opbouwen van de proefopstelling werd een enkele arm 4,39 kg, deze lichte constructie is mogelijk vanwege hun gebruik van een koolstofvezel als materiaal. Tekst 1 (extra vrijheidsgraad): Als oplossing voor het gebrek aan redundantie, gebruiken ze een additionele manipulator zodat het geheel rond de “waist” kan draaien. Dit maakt dat de voor 1-arm er in principe 6 vrijheidsgraden aanwezig zijn. (bij het gebruik van twee armen is dit 11-DOF vanwege de gedeelde gewricht) Dit ondersteund hun claim van minimale vrijheidsgraden niet volledig alhoewel een gedeelde 6de vrijheidsgraad innovatief is. Tevens zal dit wel voor complexiteiten zorgen wanneer men rond de gedeelde as moet draaien waarbij de twee armen tegelijkertijd met iets anders bezig zijn. Dit spreekt op zijn beurt de eis tegen van een simpele, compacte robot te bouwen. Kinematica analyses: In de paper gebruiken ze beide voorwaartse als achterwaartse analyses om de kinematica te beschrijven voor 1 arm, bij het spiegelen verkrijg je de karakterisatie van de andere arm. De gebruikte stappen hiervan reflecteren goed naar wat we hebben gezien in de lessen van Robotica. In het geval van de voorwaartse kinematica, gebruiken ze de Denavit-Hartenberg (D-H) methode om deze te beschrijven. Hierbij beginnen ze bij het samenstellen van een diagram waarbij elke Z- en X-as genoteerd staat, opmerkelijk kunnen we zien dat assen X5 en X6 samengenomen kunnen worden. Bovendien ontbreekt de as van de eindeffector en kan optioneel X2 en X3 ook gecombineerd zijn (hierbij zal de D-H tabel wel ingewikkelder zijn omdat de offset via de cosinus berekent moeten worden voor de 4de link). Hieruit volt de D-H tabel: Deze DH-tabel is relatief eenvoudig, alle link lengtes zijn ingevuld en de offsets zijn duidelijk aangeduid in de figuur zelf. De hoeken die nodig zijn, kunnen we verantwoorden wanneer we via de x-as kijken zodat de vorige z-as juist op de volgende z-as valt. Dit is voor gewricht 3 en 6 hetzelfde en gebruik makende van de rechterhandregel moeten ze beide een negatieve verdraaiing van 90° vertonen om de juiste oriëntatie te bekomen. De gedreven parameters zijn vanzelfsprekend de hoeken, deze zijn voor π1 en π2 berekent via simpele geometrie. (πΜ1 = π1 + πππππ ππ‘ ππ πΜ2 = π2 − πππππ ππ‘ ) Voor de overige parameters zijn dit de hoeken zelf behalve voor π5 waar deze een al vooraf ingestelde offset van 90° graden inbegrepen is omdat de pols in neutrale positie 90 graden verdraaid is. Ten slotte kunnen we opnieuw bemerken dat beide link lengtes en offset nul is omdat we het assenstelsel van de 5de en 6de samennemen. Met behulp van de DH-parameters en volgende definities, kunnen we eenvoudig weg de transformatiematrix opstellen: 0 6π en = 01π 12π 23π 34π 45π 56π Wat resulteert in : Om dit na te kijken, zijn de transformatiematrices eerst via Matlab uitgeschreven en vervolgens vermenigvuldigt zodat de volledige transformatiematrix van 06π berekent wordt. 0 1π = 1 2π = 2 3π = 3 4π = 4 5π = 5 6π = wat resulteert in 06π = Om zeker te zijn dat deze manier volledig correct is, is 02π nagerekend met de hand en nagekeken. Deze bleek correct bleek te zijn. Vervolgens zijn de parameters voor de transformatie matrix gecontroleerd en vergeleken met de bekomen waarde uit Matlab. Hier zijn twee waardes r11 en r33 ook met de hand uitgerekend. Deze bleek voor r11 te weinig termen te bevatten en te hard vereenvoudigd te zijn. Voor r33 verkreeg de narekening niet de verwachte r33 = -s345 maar r33 = c345 – s34c5 – s45c3 – s45. Deze verschil kan verantwoord worden door geometrische vereenvoudigingen dat niet expliciet geschreven staat in de paper. Deze vereenvoudigingen kon ik zelf ook niet toepassen via Matlab. Dit concludeert de voorwaartse kinematica waarbij men de relatie van de eindeffector ten opzichte de voorgaande gewrichtsparameters kan beschrijven. Hiernaast is een achterwaartse/inverse kinematica nodig om de juiste configuratie van de gewrichten te bekomen voor een bepaalde oriëntatie en positie van de eindeffector. Voor een gegeven positie zal er telkens de benodigde parameters berekend worden zodat de arm, de juiste positie aanneemt om de taak te voltooien. De paper stelt de relatie op als: Waarbij π΅πΈπ & π΅πΈπ de oriëntatie en positie van de eindeffector gegeven zijn. De gezochte transformatie matrix werd dus beschreven als: π΅ 0 πΈ π = 6π. De paper werkt methodisch om de gezochte waardes voor de gedreven parameters te zoeken. Dit door het isoleren van een stap in de transformatiematrix de uiteindelijke transformatiematrix van de rechter lid nu 16π beschrijft (de transformatiematrix 01π −1 zal geplaatsts zijn links). Hierdoor is het volgens hen mogelijk om r31, r32 en r33 te berekenen waardoor men de gedreven hoeken van 3 tot 6 in relatie kan zetten ten opzichte van de positievector. Dit doen ze analoog voor 12π en 23π. Gebruik makende van de formules is het ook mogelijk om de positievector te bekomen. De genoteerde formules zijn genoteerd in de paper en zal dus niet overgetypt worden. Deze methode valt in grote lijnen samen met deze genoteerd in de cursus via de eerste methode. Dit is een analytische oplossing zoeken zodanig dat men uit de cartesische punten, een traject kan beschrijven van de gewrichten en verbindingen. Verder werd het werkbereik van de robot geanalyseerd van beide armen met en zonder het “heup”-gewricht. Hierbij werden de mogelijke hoeken in rekening gebracht van elke gewricht en deze bereik aan elkaar gesegmenteerd om het gebied aan te duiden waar de eindeffector kan plaatsvinden. Dit wordt aangeduid als de lichtrode volume, het donkerrode volume is de dode ruimte dat geometrisch gelimiteerd is door de beperkte gewrichtshoeken en linklengtes. Figuur 9 laat zien wat het totale gebied is van minstens één van de twee robotarmen met en zonder de 11de gewricht. Figuur 10 eronder laat zien wat het gemeenschappelijk gebied waar beide robot armen tegelijkertijd in kunnen werken. Dit is belangerijk voor specifieke taken waarbij men twee objecten moet manipuleren. Bijvoorbeeld het verplaatsen van media naar een container of het snijden van voedsel waarbij 1 hand de snijbeweging maakt en de andere hand het object vasthoud. Deze werkbereik is gelimiteerd en beide robotarmen zijn enkel effectief aan de voorkant van de robot. Door de extra gemeenschappelijke gewricht, is het werkbereik wel 360 graden mogelijk.