Naam student: Naam casus: Werkgroep: Piet-Hein Minnee Motoragent 23B Argumentenlijst Officier van Justitie 1. Bewijs 1.1 Argumenten pro bewijs van het tenlastegelegde J.P. van den Heuvel verklaart bij de politie dat hij op 21 november 2019 opzettelijk de scooter van het slachtoffer heeft geduwd. Na deze duw raakte het slachtoffer uit balans en belandt met zijn hoofd op de asfaltweg en loopt hiermee ernstig letsel op. L. Little, een collega van de verdachte, heeft verklaard dat de betrokkenheid van de verdachte ongeveer vijf van de vijftien minuten durende achtervolging is geweest. J.T. Green, docent vakgebied motor en coördinator van de motoropleiding van de Nederlandse Politie Academie, verklaart dat het handelen van de verdachte niet wordt aangeleerd tijdens het trainen van motoragenten. Deze verklaringen trekken de subsidiariteit van het handelen van de verdachte in twijfel. https://www.jongbloed.nl/code/inkijkexemplaar/9789013043778/ontbindingschadevergoeding-en-nakoming-m.m.-stolp.pdf Aan schuld te wijten. De verdachte erkent opzettelijk de scooter van het slachtoffer te hebben geduwd maar heeft het zwaar lichamelijk letsel niet beoogd. Uit de verklaring van forensisch arts R.Q. Buffay volgt dat fataal of ernstig letsel door een val van de scooter met een snelheid van 25-35 km/uur reëel moet worden geacht. Collega L. Little verklaart dat hij 35/km uur per uur reed tijdens het duwen tegen de scooter van het slachtoffer. Zwaar lichamelijk letsel. Uit het medisch rapport, opgemaakt door SEH-arts P. de Ruijter, volgt dat het slachtoffer op 21 november 2019 is ontvangen op de afdeling spoedeisende hulp met letsel dat bestond uit fracturen van het aangezicht, een breuk in het rechter gewricht tussen schedelbasis en halswervelkolom en een hersenschudding. Het slachtoffer heeft nog steeds last van kaak- en nekklachten, drie maanden na het incident. Er is sprake van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte De Haan verklaart bij de politie dat hij op 17 mei 2016 in Rotterdam op een afstand van ongeveer drie meter op de heer Van Bennekom heeft geschoten. Het slachtoffer heeft verklaard dat de heer De Haan op ongeveer drie meter afstand het pistool op hem richtte en schoot. Het slachtoffer voelde dat hij werd geraakt, ongeveer 10 cm boven zijn hart. Hij heeft daardoor een schotwond en ingeklapte long opgelopen Opzettelijk handelen. Verdachte bekent op een afstand van ongeveer drie meter op de overvaller te hebben geschoten. Hij heeft daarmee op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep.1 Zwaar lichamelijk letsel: Ja: geneeskundige verklaring dr. J. Neissen d.d. 18 mei 2016: klaplong, ziekenhuisopname. Letsel voldoende belangrijk om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangemerkt. 2 Inbeslagneming: Walter nr. BC 55789. 1.2 Argumenten contra bewijs van het tenlastegelegde Geen zwaar lichamelijk letsel. Geen blijvend letsel (geneeskundige verklaring J. Neissen).3 Psychische klachten door mishandeling leveren geen lichamelijk letsel op. 4 Hooguit sprake van eenvoudige mishandeling. 2. Bewezenverklaarde valt onder art 308. W.v.Str. 2.1 Argumenten pro Het bewezen tenlastegelegde feit valt onder de wettelijke delictsomschrijving van artikel 302 Sr. Op 21 november 2019 Tijdens de achtervolging heeft de scooterrijder meerdere malen door rood gereden en vermeerderde hij zijn snelheid Hij reageerde niet op de eerder gegeven stoptekens, geluidssignalen en mijn mondeling gegeven bevel, dus leek het mij verstandig om hem op een fysieke wijze te doen stoppen. Ik heb deze melding niet doorgekregen omdat gedurende mijn dienst de mobilofoon van mijn motor kapot ging. vijf minuten Ik leer de cursisten alleen twee veilige methodes aan, namelijk het blokkeren van de rijbaan of schuin voor de aan te houden verdachte te gaan rijden waarna de cursisten snelheid moeten verminderen. De kans op fataal c.q. ernstig letsel schedelhersenletsel en/of nekletsel door een val van een scooter met een snelheid van 25-35 km/uur moet, alhoewel niet weet te geven in maat en getal, reëel worden geacht. proportionaliteit en subsidiariteit Delicten doodslag 28Sr dood door schuld 307-309, 300-303. Het hof overweegt dat de politie beschikt over het wettelijk toegekende geweldsmonopolie en dat de politie bevoegd (en in bepaalde gevallen zelfs verplicht is) geweld toe te passen indien dit voor de rechtmatige uitoefening van de politietaak en het realiseren van hetgeen in dat kader dient te gebeuren noodzakelijk is. Het toegepaste geweld, wanneer dat als rechtmatig en ook noodzakelijk kan worden aangemerkt, wordt getoetst aan de hand van criteria van subsidiariteit (was een minder verstrekkend geweldsmiddel ook mogelijk) en proportionaliteit (ging het geweld niet te ver). De beoordeling door het openbaar ministerie van de vraag of het toegepaste geweld proportioneel was, heeft geleid tot de vervolging van DH01 en DH02 wegens doodslag, subsidiair mishandeling met dodelijk gevolg en meer subsidiair dood door schuld. Beklaagden DH01 en DH02 worden daarom strafrechtelijk vervolgd voor doodslag, subsidiair (zware) mishandeling de dood ten gevolge hebbend, meer subsidiair dood door schuld. De officieren van justitie hebben geconcludeerd dat voldoende vaststaat dat DH03, DH04 en DH05 geen geweldshandelingen hebben verricht die op zichzelf het overlijden kunnen hebben veroorzaakt of dit kunnen hebben versneld. Zij zijn naar hun oordeel in de rechtmatige uitoefening van hun bediening gebleven, mede gelet op het ad hoc karakter van de aanhouding en de (betrekkelijk) korte duur daarvan en de hectiek van de situatie. Zij worden daarom niet vervolgd voor het geweld dat tegen [M.H.] is gebruikt. Enerzijds omdat het geweld dat zij zelf gebruikt hebben niet wederrechtelijk was. De hoofdofficier van justitie is van oordeel dat er bij DH03, DH04 en DH05 geen sprake is geweest van het voldoen aan het dubbele opzetvereiste: zij hadden zelf rechtmatig gehandeld, geen bewustzijn of onvoldoende bewustzijn van de concrete geweldshandelingen van de anderen en geen bewustzijn van de ernstige gezondheidssituatie die mogelijk op enig moment tijdens of enige tijd na de aanhouding bij [M.H.] ontstond. Het openbaar ministerie wijst ook op het ad-hoc karakter van de aanhouding de korte duur daarvan, de hectiek, stress en onoverzichtelijkheid van de situatie. Art 7 politiewet Ambtsintructie voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden voor mishandeling : een strafbaar- stelling voor foutief gebruik van de geweldinstructie (art. 372 Wetboek van Strafrecht, Sr), een nieuwe strafuitsluitingsgrond (art. 42 lid 2 Sr) en de regeling van het feiten- onderzoek (art. 511a en verder Wetboek van Strafvordering, Sv). Zij konden zich beroepen op een wettelijke bevoegdheid (art. 42 of 43 Strafrecht). een wettelijk voorschrift (geweldbevoegdheid) als rechtvaardigheidsgrond. klacht ex artikel 12 Sv en werkstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar https://jure.nl/ECLI:NL:GHAMS:2019:737 https://jure.nl/ECLI:NL:RBNNE:2018:4088 https://jure.nl/ECLI:NL:GHAMS:2018:2909 https://jure.nl/ECLI:NL:GHAMS:2018:2431 https://jure.nl/ECLI:NL:RBDHA:2019:5578 https://www.jongbloed.nl/code/inkijkexemplaar/9789013043778/ontbinding-schadevergoeding-ennakoming-m.m.-stolp.pdf