Uploaded by Youhana Al Aj

College 4 blok 2.5 2019-2020 - prof. Jacques Claessen - Opzet en schuld & Strafuitsluitingsgronden

advertisement
Welkom
bij Universiteit Maastricht
College 4 blok 2.5.
- A. Opzet & Schuld
- B. Strafuitsluitingsgronden
Woensdag 8 mei 2019
dr. Jacques Claessen
A. OPZET & SCHULD
Faculty name
2
Betekenissen van schuld
• ‘Het gedaan hebben’ (art. 27 Sv / ‘maakt zich schuldig aan’)
• Verwijtbaarheid (element)
– Wederrechtelijkheid: behoorde hij anders te handelen?
– Verwijtbaarheid: kon hij anders handelen?
• Culpa (bestanddeel)
– a. verwijtbaarheid + b. aanmerkelijke/grove
onvoorzichtigheid/onachtzaamheid
– ‘verwijtbare wederrechtelijkheid’ (beslissingsmodel)
– binnenkant + buitenkant
• Wettelijke schuldvormen (dolus + culpa)
• Straftoemetingsschuld
Faculty name
3
Vraag
V. wordt verdacht van dood door schuld. V. doet een
succesvol beroep op overmacht-noodtoestand. Wat is
de einduitspraak van de rechter?
a. Vrijspraak, want de schuld ontbreekt.
b. Vrijspraak, want de wederrechtelijkheid ontbreekt.
…en daarmee de schuld!
c. Ovar, want de schuld ontbreekt.
d. Ovar, want de wederrechtelijkheid ontbreekt.
Faculty name
4
Straftoemetingsschuld
• Geen straf zonder schuld!
– Melk & Water-arrest (HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681)
• Straf naar de mate van schuld?
–
–
–
–
–
Geheel ontoerekeningsvatbaar
In ernstige mate ontoerekeningsvatbaar
Verminderd toerekeningsvatbaar
In geringe mate ontoerekeningsvatbaar
Geheel toerekeningsvatbaar
• Straftoemetingsschuld:
– De mate van schuld
– De ernst van het feit
Faculty name
5
Wettelijke schuldvormen
• Dolus
–
–
–
–
Opzet met bedoeling / vol opzet (‘willens en wetens’)
Opzet met zekerheids- of noodzakelijkheidsbewustzijn
Opzet met waarschijnlijkheidsbewustzijn
Opzet met mogelijkheidsbewustzijn = voorwaardelijk opzet
(risico-, kennis- en wilsaspect)
• HR 9 november 1954, NJ 1954, 55 (Cicero): ‘willens en wetens de
aanmerkelijke kans aanvaarden dat een bepaald gevolg intreedt’
• Culpa
– Bewuste schuld
• roekeloosheid (art. 307/308 lid 2 Sr; art. 6 jo. 175 lid 2 WVW)
• mogelijkheidsbewustzijn (risico- en kennisaspect)
– Onbewuste schuld (risicoaspect)
Faculty name
6
Lastige overgangen I (VERKEER)
• Voorwaardelijk opzet  bewuste schuld
– Porsche- vs. Enkhuizer doodslag-arrest
• Porsche-arrest: dood door schuld
• Enkhuizer doodslag-arrest: doodslag
– Rb Utrecht 9 oktober 2012, LJN BX9556 (Filefuik)
De verdachte wordt veroordeeld voor diefstal met geweld, poging doodslag op zes politieagenten en
dood door schuld in het verkeer door roekeloos rijgedrag en rijden zonder geldig rijbewijs. Verdachte
wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van
tien jaar.
– Hof Arnhem-Leeuwarden 18 december 2013,
ECLI:NL:GHARL:2013:9658 (Filefuik)
De verdachte wordt veroordeeld voor diefstal met geweld, poging doodslag op zes politieagenten en
dood door schuld door roekeloos rijgedrag en rijden zonder geldig rijbewijs. Verdachte wordt
veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van tien
jaar + hechtenis van vier weken voor rijden zonder geldig rijbewijs.
Het hof verwerpt de verweren van de verdediging die moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het
Openbaar Ministerie en tot strafvermindering.
Faculty name
7
Politieagenten:
wel opzet
•
‘Het hof is van oordeel dat voor het voorwaardelijk opzet op de dood van de betreffende
politiemensen voldoende grond aanwezig is. Verdachte heeft met hoge snelheden met
opzet en bij herhaling hun politieauto’s geramd en afgesneden, terwijl hij zich daarbij
slingerend over verschillende rijstroken bewoog. De betrokken politiemensen hebben
telkens onmiddellijk corrigerend moeten ingrijpen om hun voertuig niet te laten
verongelukken, terwijl naar algemene ervaringsregels ongelukken met die snelheden
gemakkelijk fatale gevolgen voor de inzittenden kan hebben. Naar hun uiterlijke
verschijningsvorm zijn deze gedragingen van verdachte zozeer gericht op het doen
verongelukken van de politievoertuigen en daarmee op het intreden van die fatale
gevolgen dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de betreffende
politiemensen heeft aanvaard.
Dat het verkeersgedrag van verdachte uiteindelijk niet tot het verongelukken van de
politievoertuigen en de dood van de inzittenden heeft geleid is te danken aan het
ingrijpen van de betrokken bestuurders, waardoor verdachtes opzet niet is geslaagd en
het bijgevolg bij een poging om hen van leven te beroven is gebleven’.
Faculty name
8
Overleden automobilist:
geen opzet
•
‘Het hof is van oordeel dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op de dood van
de heer [slachtoffer 7] onvoldoende grond aanwezig is. Meer in het bijzonder kan het hof
niet uit het enkele inrijden op de staart van de file en de wijze waarop verdachte dat deed
afleiden dat het hem evident onverschillig was wat daarvan de gevolgen zouden zijn en
dat hierin een welbewuste aanvaarding van de dood van de heer [slachtoffer 7] ligt
besloten.
Aannemelijk is wel dat verdachte, gelet op zijn wijze van rijden, grote risico’s (op het
veroorzaken van een ernstig verkeersongeluk) heeft genomen en dat hij zich daarvan ook
bewust is geweest. Niet aannemelijk is echter dat hij zich een concrete voorstelling
gemaakt heeft – of wel gemaakt moet hebben – van de mogelijkheid dat zijn
verkeersgedrag de dood van de heer [slachtoffer 7] zou veroorzaken, en dat hij,
niettegenstaande de ernst van dat gevolg, toch volhard heeft in zijn wijze van rijden. Met
andere woorden: het wilsaspect dat opgesloten ligt in het begrip opzet acht het hof niet
aanwezig’.
Faculty name
9
•
Overleden automobilist:
wel roekeloosheid
‘Met betrekking tot de ten laste gelegde roekeloosheid stelt het hof voorop dat met
roekeloosheid wordt gedoeld op de zwaarste vorm van schuld, die volgens de wet
aanleiding geeft voor strafverhoging. Het gaat dan in het algemeen om gevallen waarin
sprake is van zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust onaanvaardbare risico’s zijn
genomen. Roekeloosheid vereist een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid.
Het hof acht bewezen dat verdachte over een afstand van ruim 25 kilometer heeft
geprobeerd aan de politie te ontkomen. Daartoe heeft hij met hoge snelheden, variërend
tussen de 120 en 160 km/u gereden en verschillende politieauto’s geramd of aangereden.
Verdachte wilde kennelijk hoe dan ook niet voor de politie stoppen. Het kan niet anders
dan dat hij daarmee zijn aandacht in het bijzonder gericht heeft gehad op de hem
achtervolgende politieauto’s en onvoldoende op het overige, normaal aanwezige dan wel
te verwachten verkeer. Dit getuigt van een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid bij het
deelnemen aan het verkeer en het besturen van zijn voertuig. Daar komt bij dat
verdachte geen rijbewijs had (en ook nooit heeft gehad) en naar eigen zeggen het zicht in
één oog mist. Bovendien is bij een onderzoek gebleken dat verdachte verkeerde onder
invloed van cannabis. Door onder deze omstandigheden en met deze beperkingen zo te
rijden heeft verdachte bewust de verkeersveiligheid geheel veronachtzaamd en
onaanvaardbare risico’s genomen voor andere weggebruikers. Die risico’s hebben zich
ook verwezenlijkt doordat hij met hoge snelheid achterop de Volkswagen Golf, met daarin
het slachtoffer, is aangereden. Het hof merkt dan ook het bewezenverklaarde rijgedrag
van verdachte aan als roekeloos’.
Faculty name
10
HR 16 juni 2015,
ECLI:NL:HR:2015:1656
•
HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2013:960. Voor zover het
middel klaagt dat ’s Hofs motivering tekortschiet nu de door het Hof vastgestelde
omstandigheden niet zonder meer toereikend zijn voor het oordeel dat verdachte
“roekeloos” in de zin van art. 6 jo. art. 175 WVW 1994 heeft gereden, faalt het.
Daarbij neemt de HR in aanmerking dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid
dat het Hof acht heeft geslagen op het samenstel van gedragingen van verdachte,
welk samenstel eruit bestaat dat verdachte, kort gezegd, als bestuurder van een
motorrijtuig, terwijl hij aan verschillende achtervolgende politieauto’s probeerde te
ontkomen, zonder voldoende aandacht voor het overige verkeer over een afstand
van ruim 25 km met snelheden variërend tussen 120 en 160 km/u en daarmee met
aanmerkelijke overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheden heeft
gereden, waarbij hij links en rechts slingerend andere weggebruikers heeft
ingehaald, meerdere achtervolgende politieauto’s heeft geramd en uiteindelijk met
hoge snelheid tegen de auto van het slachtoffer is aangereden terwijl verdachte niet
beschikte (en ook nooit heeft beschikt) over een rijbewijs en hij verkeerde onder
invloed van het gebruik van cannabis. Aldus heeft het Hof toereikend in zijn
bewijsvoering tot uitdrukking gebracht dat zich hier een uitzonderlijk geval als
bedoeld in ECLI:NL:HR:2013:960, r.o. 4.4 voordoet.
Faculty name
11
HR 15 oktober 2013,
ECLI:NL:HR:2013:960
• Van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm zal
immers slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Daarbij verdient
opmerking dat "roekeloosheid" in de zin van de wet een specifieke
betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het
normale spraakgebruik onder "roekeloos" - in de betekenis van
"onberaden" - wordt verstaan. Om tot het oordeel te kunnen komen
dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid a.b.i. art. 175.2
WVW 1994, zal de rechter zodanige f&o moeten vaststellen dat
daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige
gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is
geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was,
althans had moeten zijn. In dit verband volstaat doorgaans niet de
enkele vaststelling dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan
een of meer in art. 175.3 WVW 1994 genoemde, zelfstandig tot
verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen.
Faculty name
12
www.geenstijl.nl
120 uur fopstraf in Meijelse strafzaak
•
De kogel is door de kerk. De Poolse kamikazepiloot die drie fietsers heeft
doodgereden in Meijel (Limburg) moet 120 uur schoffelen. WTF?! 120 uur
plantsoenendienst voor het doodrijden van een 2-jarig meisje en haar
grootouders (67 en 64). Dat kan alleen in Nederland. Sebastiaan D. scheurde
vorig jaar mei met een noodvaart over de Heldensedijk. Volgens ooggetuigen
reed hij veertig kilometer per uur te hard: 120 km/u in plaats van de
toegestane tachtig. In een bocht verloor doodrijder D. de macht over het stuur
en zorgde daarmee voor een fataal verkeersongeluk. Het echtpaar Sjraar (67)
en Riek Hanssen (64) uit Meijel en hun 2-jarige kleindochter Ise Derijks uit
Heesch bezweken ter plaatse. D. betuigde nooit spijt aan de nabestaanden.
Misschien heeft dat ervoor gezorgd dat de vader van Ise vanmiddag door het
lint ging in de rechtbank van Roermond. Pa gooide namelijk een stoel naar de
rechter. Daarna werd hij door de politie uit de rechtszaal gezet. Of hij wordt
vervolgd, is nog niet bekend…
Update: Bij de Rechtbank loopt het blijkbaar dun door de toga. Vrijdagavond
heel laat werd deze verklaring gepubliceerd. Vlek op vlek.
Update: Stoelsmijter gaat vrijuit. Godzijdank.
Faculty name
13
www.rechtspraak.nl
Veroordeling voor verkeersongeval
met drie doden in Meijel
•
•
•
Een 33-jarige man uit Polen is vandaag door de meervoudige strafkamer van rechtbank
Limburg, locatie Roermond, veroordeeld voor het veroorzaken van een dodelijk
verkeersongeval op 19 mei 2013 op de Heldensedijk in Meijel. Door het ongeval kwamen
drie personen – een oma, opa en hun tweejarige kleindochter – om het leven. De
rechtbank veroordeelde de bestuurder tot een taakstraf van 120 uur en een
voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar met een
proeftijd van twee jaar.
De rechtbank acht bewezen dat de Pool zich zodanig heeft gedragen dat hij zijn voertuig
niet voortdurend onder controle heeft gehouden, maar is gaan slingeren, daarbij over de
middenstreep is gekomen, heeft tegengestuurd en daarbij door berm en beukenhaag op
het fietspad is terechtgekomen. Op het fietspad kwam hij in botsing met de drie personen
op de fiets, de latere slachtoffers.
De rechtbank vindt dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte is gaan slingeren door
(veel) te hard te rijden. Van strafrechtelijke schuld in de zin van artikel 6 van de
Wegenverkeerswet 1994 is naar het oordeel van de rechtbank daarom geen sprake. Wel
bewezen acht de rechtbank overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994, te weten
dat verdachte gevaar voor het verkeer heeft veroorzaakt.
Faculty name
14
Relevante jurisprudentie
• HR 1 juni 2004, NJ 2005, 252 (Black-out)
– Niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding
voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld ex art. 6 WVW 1994.
Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete
ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan.
– Er kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd
is met (een) wettelijke gedragsregel(s) in het verkeer worden afgeleid dat
sprake is van schuld ex art. 6 WVW 1994.
• HR 24 juni 2008, NJ 2008, 442 (Dood door schuld in het
verkeer)
– Verdachte reed met een snelheid die 11 à 19 km per uur hoger was dan de
toegestane maximumsnelheid van 80 km per uur. Hij remde niet af toen hij de
oversteekplaats voor fietsers naderde en merkte hen pas op toen ze midden op
de weg fietsten. Verdachte zou in staat zijn geweest het ongeval te voorkomen
als hij zich aan de maximale snelheid had gehouden. Dit is voldoende voor
schuld ex art. 6 WVW 1994.
Faculty name
15
Meijelse strafzaak:
Rb Limburg 21 november 2014,
ECLI:NL:RBLIM:2014:10041
• Voor roekeloosheid moeten feiten en omstandigheden worden
vastgesteld waaruit is af te leiden dat door de buitengewoon
onvoorzichtige gedraging van verdachte een zeer ernstig
gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat verdachte zich
daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Hiervan is bij
het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken.
Faculty name
16
Meijelse strafzaak:
Rb Limburg 21 november 2014,
ECLI:NL:RBLIM:2014:10041
•
Verder moet tenminste sprake zijn van een aanmerkelijke mate van
verwijtbare onvoorzichtigheid wil de schuld kunnen worden bewezen. […] Uit
de deskundigenonderzoeken leidt de rechtbank af dat uitgesloten kan worden
dat het ongeval werd veroorzaakt door technische gebreken aan de auto dan
wel de toestand van de omgeving/infrastructuur ter plaatse ten tijde van het
ongeval. […] De oorzaak van het ongeval dient dan ook gezocht te worden in
de gedragingen van verdachte. Verdachte was voor het ongeval niet onder
invloed van alcohol of verdovende middelen. Vast staat dat verdachte op enig
moment is gaan slingeren en zo uiteindelijk van de weg is geraakt. Hem wordt
verweten dat dit slingeren is veroorzaakt omdat hij de (flauwe) bocht in de
Heldensedijk is in- of doorgereden met een hoge snelheid, althans met een te
hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse. Nu de maximum snelheid ter
plaatse 80 km p/u betreft, dient – om dit bestanddeel van de tenlastelegging
bewezen te achten – uit de bewijsmiddelen te volgen dat de snelheid van
verdachte (aanmerkelijk) hoger lag dan 80 km p/u.
Faculty name
17
Meijelse strafzaak:
Rb Limburg 21 november 2014,
ECLI:NL:RBLIM:2014:10041
•
Er zijn drie getuigen die […] hebben verklaard dat verdachte ter plaatse (zeer) hard
heeft gereden, waarbij de getuigen deze snelheid geschat hebben tussen 100 en
120 kilometer per uur. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat getuigen
over het algemeen geen betrouwbare schatting kunnen geven van snelheid, zeker
niet als het gaat over de snelheid van tegemoetkomend verkeer. Nu deze getuigen
alle drie ook op dezelfde 80 kilometerweg reden met een snelheid van ongeveer 80
kilometer per uur, zij verdachte hebben waargenomen vanaf een grote afstand, zij
hebben waargenomen dat verdachte slingerend over de weg en door de
beukenhaag reed en zij geconfronteerd zijn met de fatale gevolgen van de
aanrijding, moeten deze schattingen met de nodige voorzichtigheid worden
beoordeeld. De kans dat de getuigenverklaringen met betrekking tot deze schatting
van de snelheid door deze overige factoren zijn ingekleurd, is zo reëel te achten,
dat hun schattingen van de snelheid waarmee verdachte reed voordat de auto
begon te slingeren, alleen kunnen bijdragen aan het bewijs als daarnaast ook
andere, objectief vastgestelde, bewijsmiddelen voorhanden zijn.
Faculty name
18
Meijelse strafzaak:
Rb Limburg 21 november 2014,
ECLI:NL:RBLIM:2014:10041
•
De mate waarin verdachte te hard heeft gereden kan door de deskundigen
echter niet nauwkeurig worden vastgesteld. […] De door de deskundigen
aangegeven marges met betrekking tot de snelheid bij aanvang van de sporen
op het fietspad, te weten met een minimum snelheid van 76 kilometer per uur
en een maximum snelheid van 124 kilometer per uur, zijn bijzonder ruim en
leiden niet tot de onomstotelijke conclusie dat verdachte alvorens op het
fietspad te belanden (veel) te hard (dus in ieder geval (aanzienlijk) harder dan
de aldaar toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur) heeft
gereden. Nu uit de objectieve onderzoeksresultaten niet met voldoende mate
van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte, voordat zijn auto begon
te slingeren, te hard heeft gereden en de rechtbank het bewijs voor dit
onderdeel van de tenlastelegging […] niet slechts mag ontlenen aan de
(subjectieve) getuigenverklaringen, acht de rechtbank dit onderdeel van de
tenlastelegging niet bewezen.
Faculty name
19
Meijelse strafzaak:
Rb Limburg 21 november 2014,
ECLI:NL:RBLIM:2014:10041
•
Voor het subsidiair tenlastegelegde verwijt op basis van artikel 5 van de
Wegenverkeerswet 1994 […] volstaat de vaststelling dat een verkeersfout daadwerkelijk
door een verkeersdeelnemer is gemaakt terwijl niet is gebleken van omstandigheden die
leiden tot de conclusie dat alle schuld van de verkeersdeelnemer ontbreekt. Van belang is
of verdachte door zijn gedrag gevaar en/of hinder voor het verkeer heeft veroorzaakt.
Vaststaat dat verdachte zijn auto niet voldoende onder controle heeft gehouden, maar is
gaan slingeren. Uiteindelijk is verdachte daardoor met zijn auto op het aan de rechterkant
van de weg gelegen fietspad terecht gekomen, aldaar in botsing gekomen met twee
fietsers en een passagiertje en vervolgens aan de linkerkant in de berm beland. Doordat
verdachte zich zodanig heeft gedragen dat hij zijn voertuig niet voortdurend onder
controle heeft gehouden heeft hij gevaar op de weg veroorzaakt als bedoeld in artikel 5
van de Wegenverkeerswet 1994. Nu de rechtbank geen van buitenaf komende oorzaak
(zonlicht, technisch gebrek aan auto, infrastructuur) heeft kunnen vaststellen ten gevolge
waarvan verdachte de controle over het stuur heeft verloren, houdt zij het ervoor dat dit
controleverlies geheel te wijten is aan verdachte zelf. Het door de raadsvrouw van
verdachte gedane beroep op verontschuldigbare overmacht wordt dan ook verworpen.
Faculty name
20
Meijelse strafzaak:
Hof Den Bosch 23 september 2015
ECLI:NL:GHSHE:2015:3709
• Conclusie NFI-rapport: “Op basis van de uitgangspunten die in
dit rapport zijn genoemd, volgt voor de BMW bij aanvang van
de op het fietspad afgetekende sporen een kans van 99% dat
de snelheid hoger was dan 76 km/h en een kans van 99% dat
de snelheid van de BMW lager was dan 124 km/h”.
• Conclusie aanvullende NFI-rapport: “De in de berekening
betrokken sporen zijn 3,6 maal waarschijnlijker wanneer de
snelheid bij aanvang van de sporen hoger was dan 86 km/u
dan wanneer dat niet zo was. De in de berekening betrokken
sporen zijn 5 maal waarschijnlijker wanneer de snelheid bij
aanvang van de sporen lager was dan 111 km/u dan wanneer
dat niet zo was”.
Faculty name
21
Meijelse strafzaak:
Hof Den Bosch 23 september 2015
ECLI:NL:GHSHE:2015:3709
•
•
•
Het hof stelt op grond van het vorenstaande het volgende vast:
– verdachte is als bestuurder van zijn auto met een hoge, namelijk aanmerkelijk hoger dan ter
plaatse toegestane snelheid onderhavige bocht in en/of door gereden.
– verdachte heeft daarbij zijn auto niet zoveel mogelijk rechts gehouden, maar is zonder enige
aanleiding zo ver naar links gekomen dat de door hem bestuurde personenauto op de verkeerde
weghelft is gekomen;
– verdachte heeft vervolgens zijn auto teruggestuurd richting zijn eigen weghelft en is daarbij/daarna
mede door de (te) hoge snelheid de controle over zijn voertuig verloren;
– de door verdachte bestuurde auto is vervolgens, komend uit de bocht, via de rechterberm op het
rechts naast de weg gelegen fietspad terecht gekomen waar deze in aanrijding is gekomen met de
aldaar rijdende fietsers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en de zich in een kinderzitje op het stuur
van één van de fietsen bevindende [slachtoffer 3] , waardoor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] zijn gedood.
Het hof acht bewezen dat verdachte, onder de hiervoor […] genoemde omstandigheden, zich zeer
onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld
van verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten is. Het verweer dat
de verdachte ten tijde van het ongeval verkeerde in verontschuldigbare onmacht vindt zijn
weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen. Feiten of omstandigheden die zouden moeten leiden tot
een ander oordeel zijn uit het onderzoek ter terechtzitting niet naar voren gekomen.
15 mnd GS + 4 jr rijontzetting + verbeurdverklaring auto
Faculty name
22
Meijelse strafzaak:
Hoge Raad 28 juni 2016
ECLI:NL:HR:2016:1346
• Niet-ontvankelijkverklaring beroep in
cassatie omdat geen cassatiemiddelen
zijn ingediend binnen de gestelde
termijn.
Faculty name
23
Lastige overgangen II (DRUGS)
• Voorwaardelijk opzet  onbewuste schuld
– Aanmerkelijke kans-arrest
(HR 19 februari 1985, NJ 1985, 633)
• Een normaal mens had gezien dat de deksels en bodems van de koffers opvallend dik waren
• Het is een feit van algemene bekendheid dat in kofferdeksels en -bodems drugs worden
vervoerd
• Geconcludeerd kan worden dat verdachte moet hebben geweten dat er drugs in de koffers
zaten
• Door de koffers niet nader te onderzoeken heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke
kans aanvaard dat er drugs in de koffers zaten
– Sporttas-arrest (HR 24 november 1998, NJ 2000, 54) =
uitzondering!
• Geen opzet
• Geen schuld
• AVAS
– Cocaïne in koekjes-vonnis
(Rb Noord-Holland 15 augustus 2013,
ECLI:NL:RBNHO:2013:9092)
Faculty name
24
Cocaïne in koekjes-vonnis
•
‘Verdachte is op 1 mei 2013 met vlucht PY994 vanuit Suriname aangekomen op de
luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Tijdens een verscherpte controle wordt
de handbagage van verdachte, bestaande uit een gele plastic tas en een schoudertas,
gecontroleerd. In de gele plastic tas zit een witte plastic tas met pakken met koekjes. De
pakken voelen abnormaal zwaar aan. Als verbalisant een pakje opent, ruikt hij een sterke
chemische lucht. Middels een fretboortje is een opening gemaakt in één van de koekjes.
Bij terugtrekking blijft een witte stof kleven aan het fretboortje. Deze witte stof geeft een
positieve kleurreactie op de MMC cocaïnetest. Hierop is verdachte aangehouden. De
inhoud van de handbagage van verdachte is nader onderzocht. Het totale nettogewicht
van de daarin aangetroffen stof bedraagt circa 2189,9 gram’.
Faculty name
25
Cocaïne in koekjes-vonnis
•
‘De verdachte heeft verklaard dat hij de koekjes heeft gekregen bij een winkel in de tax
free omgeving van het vliegveld […]. Verdachte heeft de pakken met koekjes zelf in zijn
handbagage gedaan. Naar het oordeel van rechtbank is de verklaring van verdachte
volstrekt ongeloofwaardig, nu er meer dan twee kilogram aan cocaïne in de koekjes zat.
Het kan niet anders dan dat verdachte dit gewicht in dat geval bij aanrijking zou zijn
opgevallen, aangezien de pakjes ruim twee keer zo veel wogen als op de verpakking was
aangegeven. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat vanuit Suriname per
vliegtuig veel drugs naar Europa worden gesmokkeld, met name ook door koeriers die ten
behoeve van organisaties handelen en weten wat zij doen. Het is onwaarschijnlijk dat een
organisatie […] meer dan twee kilogram cocaïne […] laat vervoeren door een onwetende
en voor de organisatie onbekende koerier. Dat zou immers aanzienlijke risico’s voor de
organisatie met zich brengen, zoals het risico van verlies van de cocaïne dan wel het
risico dat de koerier later niet meer kan worden achterhaald.
Door het voornoemde is de verklaring van de verdachte naar het oordeel van de
rechtbank ongeloofwaardig en uitsluitend bedoeld om de waarheid te verhullen, te weten
dat verdachte wel degelijk wist dat er cocaïne in de koekjes zat. De rechtbank acht dan
ook het opzet van verdachte op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van
de in de handbagage aangetroffen hoeveelheid cocaïne bewezen’.
Faculty name
26
Objectiveren en normativeren
• Om opzet/schuld vast te stellen kijkt de rechter niet
enkel naar evt. verklaringen van de verdachte,
maar ook naar:
– de sociale werkelijkheid, i.e. de feitelijke/uiterlijke
omstandigheden van het geval
– de middelen waarmee is gehandeld
– algemene menselijke ervaringsregels
– feiten van algemene bekendheid
– wat de gemiddelde/normale/redelijke mens geweten/gewild
zou hebben (criteriumfiguur)
• Gevaar voor uitholling opzet door algemene
redeneringen en gestandaardiseerde constructies
Faculty name
27
Houd goed uit elkaar:
• Verdachte moet het hebben geweten (m.a.w.: hij
heeft geweten)
– voorwaardelijk opzet
• Verdachte wist het niet, maar hij had het kunnen en
moeten weten
– onbewuste schuld
– verwijtbare onwetendheid
• Verdachte wist het niet en hij hoefde het ook niet te
weten
– niet-verwijtbare onwetendheid
– afwezigheid van alle schuld
Faculty name
28
Misdrijven en overtredingen
in de Opiumwet
• Misdrijven:
– doleuze delicten
– culpoze delicten
• Overtredingen
• Opiumwet:
– doleuze delicten
– overtredingen, incl. culpoze delicten
Faculty name
29
Waarop is het opzet gericht?
– Rb Maastricht 2012 (niet-gepubliceerd)
Iemand de keel dichtknijpen: eenvoudige mishandeling of poging doodslag?
– Rb Maastricht 11 december 2012, LJN: BY5771
Verdachte veroordeeld wegens poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft een zwaar stuk gereedschap
naar zijn ex-vriendin gegooid, dat haar tegen het achterhoofd heeft geraakt. Na de klap zakte zij als een
pudding in elkaar en raakte bewusteloos. Zij kwam bij in het ziekenhuis. Hoewel het slachtoffer aanzienlijk letsel
heeft opgelopen door de handelingen van verdachte, kan dit letsel juridisch gezien niet worden gekwalificeerd als
zwaar lichamelijk letsel. Dat dergelijk letsel wel had kúnnen ontstaan door een worp met een moersleutel of een
vergelijkbaar zwaar voorwerp tegen iemands achterhoofd, maakt dat de handeling van verdachte als poging tot
het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd.
– Rb Maastricht 28 december 2011, LJN: BV5609
Vrijspraak voor poging moord c.q. poging doodslag. Veroordeling voor poging tot zware mishandeling. De
rechtbank is van oordeel dat onder de omstandigheden in onderhavige geval niet gesproken kan worden van
kalm beraad en rustig overleg. Derhalve is er geen sprake van voorbedachten rade. Daarnaast heeft verdachte
niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever door zijn handelen zou komen te
overlijden. De rechtbank is van oordeel dat het aanvaarden van deze kans niet automatisch volgt uit het enkele
feit dat verdachte met een ijzeren staaf van 1,5 kilogram heeft geslagen en aangever hiermee klaarblijkelijk aan
het hoofd heeft geraakt. De rechtbank acht het daarentegen wel een feit van algemene bekendheid dat door het
slaan met een dergelijke staaf, en het daarbij raken van een persoon op zijn hoofd, zwaar lichamelijk letsel kan
worden toegebracht.
– Rb Den Haag 23 december 2013,
ECLI:NL:RBDHA:2013:18257 (Rishi-zaak)
Schieten in halsslagader: zware mishandeling de dood tot gevolg hebbend of doodslag?
Faculty name
30
Pauze
Faculty name
31
B. STRAFUITSLUITINGSGRONDEN
Faculty name
32
Strafuitsluitingsgronden
Rechtvaardigingsgronden
• Wettelijk:
– X
– Overmacht-noodtoestand (art.
40 Sr)
– Noodweer (art. 41 lid 1 Sr)
– Wettelijk voorschrift (art. 42
Sr)
– Bevoegd gegeven ambtelijk
bevel (art. 43 lid 1 Sr)
• Buitenwettelijk:
– Ontbreken materiële
wederrechtelijkheid
(Huizer Veearts-arrest)
Faculty name
Schulduitsluitingsgronden
• Wettelijk:
– Ontoerekeningsvatbaarheid
(art. 39 Sr)
– Psychische overmacht (art. 40
Sr)
– Noodweerexces (art. 41 lid 2
Sr)
– X
– Onbevoegd gegeven ambtelijk
bevel (art. 43 lid 2 Sr)
• Buitenwettelijk:
– Afwezigheid van alle schuld
(Melk & Water-arrest)
33
AVAS
• Verontschuldigbare feitelijke dwaling
(Melk & Water-arrest)
• Verontschuldigbare rechtsdwaling (Art.
11a Opw)
• Fysieke onmacht (Black-out-arrest)
• zorgvuldigheidsnorm (Aflatoxine in
pinda-arrest)
Faculty name
34
Beslissingsschema ex art. 350 Sv
• Is het tenlastegelegde te bewijzen?
• Is het tenlastegelegde te kwalificeren?
• Is het tenlastegelegde strafbaar?
– rechtvaardigingsgronden
• Is de verdachte strafbaar?
– schulduitsluitingsgronden
• Moet er een sanctie worden opgelegd,
zo ja welke?
Faculty name
35
Wederrechtelijkheid en schuld
• Element of bestanddeel
• Rechtvaardigingsgronden  nemen
wederrechtelijkheid weg
• Schulduitsluitingsgronden  nemen
schuld weg
Faculty name
36
Strafuitsluitingsgronden en
einduitspraken van de rechter
• Wederrechtelijkheid is element + succesvol beroep op
rechtvaardigingsgrond = OVAR
• Wederrechtelijkheid is bestanddeel + succesvol beroep op
rechtvaardigingsgrond = vrijspraak
• Schuld is element + succesvol beroep op
schulduitsluitingsgrond = OVAR
• Schuld is bestanddeel + succesvol beroep op
schulduitsluitingsgrond = vrijspraak
• Wederrechtelijkheid is bestanddeel + succesvol beroep op
schulduitsluitingsgrond = ? (afhankelijk van schuld als e of b)
• Schuld is bestanddeel + succesvol beroep op
rechtvaardigingsgrond = vrijspraak (culpa = verwijtbare
wederrechtelijkheid)
Faculty name
37
Culpa/Dolus in causa
• 1. strafbaar feit?
• 2. uitzondering: kan er een succesvol beroep
worden gedaan op een strafuitsluitingsgrond?
• 3. uitzondering op de uitzondering: vervalt het
succesvolle beroep op een strafuitsluitingsgrond
wegens culpa/dolus in causa?
• Vergelijk: HR 24 oktober 1989, NJ 1990, 353
(Gezochte confrontatie) met HR 28 maat 2006, NJ
2006, 509 (Niet-betaalde taxirit)
Faculty name
38
Bedankt voor jullie aandacht!
Vragen/Opmerkingen?
Email: jacques.claessen@maastrichtuniversity.nl
Faculty name
39
Download