Welkom bij Universiteit Maastricht College 4 blok 2.5. - A. Opzet & Schuld - B. Strafuitsluitingsgronden Woensdag 8 mei 2019 dr. Jacques Claessen A. OPZET & SCHULD Faculty name 2 Betekenissen van schuld • ‘Het gedaan hebben’ (art. 27 Sv / ‘maakt zich schuldig aan’) • Verwijtbaarheid (element) – Wederrechtelijkheid: behoorde hij anders te handelen? – Verwijtbaarheid: kon hij anders handelen? • Culpa (bestanddeel) – a. verwijtbaarheid + b. aanmerkelijke/grove onvoorzichtigheid/onachtzaamheid – ‘verwijtbare wederrechtelijkheid’ (beslissingsmodel) – binnenkant + buitenkant • Wettelijke schuldvormen (dolus + culpa) • Straftoemetingsschuld Faculty name 3 Vraag V. wordt verdacht van dood door schuld. V. doet een succesvol beroep op overmacht-noodtoestand. Wat is de einduitspraak van de rechter? a. Vrijspraak, want de schuld ontbreekt. b. Vrijspraak, want de wederrechtelijkheid ontbreekt. …en daarmee de schuld! c. Ovar, want de schuld ontbreekt. d. Ovar, want de wederrechtelijkheid ontbreekt. Faculty name 4 Straftoemetingsschuld • Geen straf zonder schuld! – Melk & Water-arrest (HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681) • Straf naar de mate van schuld? – – – – – Geheel ontoerekeningsvatbaar In ernstige mate ontoerekeningsvatbaar Verminderd toerekeningsvatbaar In geringe mate ontoerekeningsvatbaar Geheel toerekeningsvatbaar • Straftoemetingsschuld: – De mate van schuld – De ernst van het feit Faculty name 5 Wettelijke schuldvormen • Dolus – – – – Opzet met bedoeling / vol opzet (‘willens en wetens’) Opzet met zekerheids- of noodzakelijkheidsbewustzijn Opzet met waarschijnlijkheidsbewustzijn Opzet met mogelijkheidsbewustzijn = voorwaardelijk opzet (risico-, kennis- en wilsaspect) • HR 9 november 1954, NJ 1954, 55 (Cicero): ‘willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaarden dat een bepaald gevolg intreedt’ • Culpa – Bewuste schuld • roekeloosheid (art. 307/308 lid 2 Sr; art. 6 jo. 175 lid 2 WVW) • mogelijkheidsbewustzijn (risico- en kennisaspect) – Onbewuste schuld (risicoaspect) Faculty name 6 Lastige overgangen I (VERKEER) • Voorwaardelijk opzet bewuste schuld – Porsche- vs. Enkhuizer doodslag-arrest • Porsche-arrest: dood door schuld • Enkhuizer doodslag-arrest: doodslag – Rb Utrecht 9 oktober 2012, LJN BX9556 (Filefuik) De verdachte wordt veroordeeld voor diefstal met geweld, poging doodslag op zes politieagenten en dood door schuld in het verkeer door roekeloos rijgedrag en rijden zonder geldig rijbewijs. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van tien jaar. – Hof Arnhem-Leeuwarden 18 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9658 (Filefuik) De verdachte wordt veroordeeld voor diefstal met geweld, poging doodslag op zes politieagenten en dood door schuld door roekeloos rijgedrag en rijden zonder geldig rijbewijs. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van tien jaar + hechtenis van vier weken voor rijden zonder geldig rijbewijs. Het hof verwerpt de verweren van de verdediging die moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en tot strafvermindering. Faculty name 7 Politieagenten: wel opzet • ‘Het hof is van oordeel dat voor het voorwaardelijk opzet op de dood van de betreffende politiemensen voldoende grond aanwezig is. Verdachte heeft met hoge snelheden met opzet en bij herhaling hun politieauto’s geramd en afgesneden, terwijl hij zich daarbij slingerend over verschillende rijstroken bewoog. De betrokken politiemensen hebben telkens onmiddellijk corrigerend moeten ingrijpen om hun voertuig niet te laten verongelukken, terwijl naar algemene ervaringsregels ongelukken met die snelheden gemakkelijk fatale gevolgen voor de inzittenden kan hebben. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn deze gedragingen van verdachte zozeer gericht op het doen verongelukken van de politievoertuigen en daarmee op het intreden van die fatale gevolgen dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de betreffende politiemensen heeft aanvaard. Dat het verkeersgedrag van verdachte uiteindelijk niet tot het verongelukken van de politievoertuigen en de dood van de inzittenden heeft geleid is te danken aan het ingrijpen van de betrokken bestuurders, waardoor verdachtes opzet niet is geslaagd en het bijgevolg bij een poging om hen van leven te beroven is gebleven’. Faculty name 8 Overleden automobilist: geen opzet • ‘Het hof is van oordeel dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op de dood van de heer [slachtoffer 7] onvoldoende grond aanwezig is. Meer in het bijzonder kan het hof niet uit het enkele inrijden op de staart van de file en de wijze waarop verdachte dat deed afleiden dat het hem evident onverschillig was wat daarvan de gevolgen zouden zijn en dat hierin een welbewuste aanvaarding van de dood van de heer [slachtoffer 7] ligt besloten. Aannemelijk is wel dat verdachte, gelet op zijn wijze van rijden, grote risico’s (op het veroorzaken van een ernstig verkeersongeluk) heeft genomen en dat hij zich daarvan ook bewust is geweest. Niet aannemelijk is echter dat hij zich een concrete voorstelling gemaakt heeft – of wel gemaakt moet hebben – van de mogelijkheid dat zijn verkeersgedrag de dood van de heer [slachtoffer 7] zou veroorzaken, en dat hij, niettegenstaande de ernst van dat gevolg, toch volhard heeft in zijn wijze van rijden. Met andere woorden: het wilsaspect dat opgesloten ligt in het begrip opzet acht het hof niet aanwezig’. Faculty name 9 • Overleden automobilist: wel roekeloosheid ‘Met betrekking tot de ten laste gelegde roekeloosheid stelt het hof voorop dat met roekeloosheid wordt gedoeld op de zwaarste vorm van schuld, die volgens de wet aanleiding geeft voor strafverhoging. Het gaat dan in het algemeen om gevallen waarin sprake is van zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust onaanvaardbare risico’s zijn genomen. Roekeloosheid vereist een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid. Het hof acht bewezen dat verdachte over een afstand van ruim 25 kilometer heeft geprobeerd aan de politie te ontkomen. Daartoe heeft hij met hoge snelheden, variërend tussen de 120 en 160 km/u gereden en verschillende politieauto’s geramd of aangereden. Verdachte wilde kennelijk hoe dan ook niet voor de politie stoppen. Het kan niet anders dan dat hij daarmee zijn aandacht in het bijzonder gericht heeft gehad op de hem achtervolgende politieauto’s en onvoldoende op het overige, normaal aanwezige dan wel te verwachten verkeer. Dit getuigt van een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid bij het deelnemen aan het verkeer en het besturen van zijn voertuig. Daar komt bij dat verdachte geen rijbewijs had (en ook nooit heeft gehad) en naar eigen zeggen het zicht in één oog mist. Bovendien is bij een onderzoek gebleken dat verdachte verkeerde onder invloed van cannabis. Door onder deze omstandigheden en met deze beperkingen zo te rijden heeft verdachte bewust de verkeersveiligheid geheel veronachtzaamd en onaanvaardbare risico’s genomen voor andere weggebruikers. Die risico’s hebben zich ook verwezenlijkt doordat hij met hoge snelheid achterop de Volkswagen Golf, met daarin het slachtoffer, is aangereden. Het hof merkt dan ook het bewezenverklaarde rijgedrag van verdachte aan als roekeloos’. Faculty name 10 HR 16 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1656 • HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2013:960. Voor zover het middel klaagt dat ’s Hofs motivering tekortschiet nu de door het Hof vastgestelde omstandigheden niet zonder meer toereikend zijn voor het oordeel dat verdachte “roekeloos” in de zin van art. 6 jo. art. 175 WVW 1994 heeft gereden, faalt het. Daarbij neemt de HR in aanmerking dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat het Hof acht heeft geslagen op het samenstel van gedragingen van verdachte, welk samenstel eruit bestaat dat verdachte, kort gezegd, als bestuurder van een motorrijtuig, terwijl hij aan verschillende achtervolgende politieauto’s probeerde te ontkomen, zonder voldoende aandacht voor het overige verkeer over een afstand van ruim 25 km met snelheden variërend tussen 120 en 160 km/u en daarmee met aanmerkelijke overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheden heeft gereden, waarbij hij links en rechts slingerend andere weggebruikers heeft ingehaald, meerdere achtervolgende politieauto’s heeft geramd en uiteindelijk met hoge snelheid tegen de auto van het slachtoffer is aangereden terwijl verdachte niet beschikte (en ook nooit heeft beschikt) over een rijbewijs en hij verkeerde onder invloed van het gebruik van cannabis. Aldus heeft het Hof toereikend in zijn bewijsvoering tot uitdrukking gebracht dat zich hier een uitzonderlijk geval als bedoeld in ECLI:NL:HR:2013:960, r.o. 4.4 voordoet. Faculty name 11 HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:960 • Van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm zal immers slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Daarbij verdient opmerking dat "roekeloosheid" in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder "roekeloos" - in de betekenis van "onberaden" - wordt verstaan. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid a.b.i. art. 175.2 WVW 1994, zal de rechter zodanige f&o moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. In dit verband volstaat doorgaans niet de enkele vaststelling dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een of meer in art. 175.3 WVW 1994 genoemde, zelfstandig tot verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen. Faculty name 12 www.geenstijl.nl 120 uur fopstraf in Meijelse strafzaak • De kogel is door de kerk. De Poolse kamikazepiloot die drie fietsers heeft doodgereden in Meijel (Limburg) moet 120 uur schoffelen. WTF?! 120 uur plantsoenendienst voor het doodrijden van een 2-jarig meisje en haar grootouders (67 en 64). Dat kan alleen in Nederland. Sebastiaan D. scheurde vorig jaar mei met een noodvaart over de Heldensedijk. Volgens ooggetuigen reed hij veertig kilometer per uur te hard: 120 km/u in plaats van de toegestane tachtig. In een bocht verloor doodrijder D. de macht over het stuur en zorgde daarmee voor een fataal verkeersongeluk. Het echtpaar Sjraar (67) en Riek Hanssen (64) uit Meijel en hun 2-jarige kleindochter Ise Derijks uit Heesch bezweken ter plaatse. D. betuigde nooit spijt aan de nabestaanden. Misschien heeft dat ervoor gezorgd dat de vader van Ise vanmiddag door het lint ging in de rechtbank van Roermond. Pa gooide namelijk een stoel naar de rechter. Daarna werd hij door de politie uit de rechtszaal gezet. Of hij wordt vervolgd, is nog niet bekend… Update: Bij de Rechtbank loopt het blijkbaar dun door de toga. Vrijdagavond heel laat werd deze verklaring gepubliceerd. Vlek op vlek. Update: Stoelsmijter gaat vrijuit. Godzijdank. Faculty name 13 www.rechtspraak.nl Veroordeling voor verkeersongeval met drie doden in Meijel • • • Een 33-jarige man uit Polen is vandaag door de meervoudige strafkamer van rechtbank Limburg, locatie Roermond, veroordeeld voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval op 19 mei 2013 op de Heldensedijk in Meijel. Door het ongeval kwamen drie personen – een oma, opa en hun tweejarige kleindochter – om het leven. De rechtbank veroordeelde de bestuurder tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank acht bewezen dat de Pool zich zodanig heeft gedragen dat hij zijn voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden, maar is gaan slingeren, daarbij over de middenstreep is gekomen, heeft tegengestuurd en daarbij door berm en beukenhaag op het fietspad is terechtgekomen. Op het fietspad kwam hij in botsing met de drie personen op de fiets, de latere slachtoffers. De rechtbank vindt dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte is gaan slingeren door (veel) te hard te rijden. Van strafrechtelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is naar het oordeel van de rechtbank daarom geen sprake. Wel bewezen acht de rechtbank overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994, te weten dat verdachte gevaar voor het verkeer heeft veroorzaakt. Faculty name 14 Relevante jurisprudentie • HR 1 juni 2004, NJ 2005, 252 (Black-out) – Niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld ex art. 6 WVW 1994. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan. – Er kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met (een) wettelijke gedragsregel(s) in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld ex art. 6 WVW 1994. • HR 24 juni 2008, NJ 2008, 442 (Dood door schuld in het verkeer) – Verdachte reed met een snelheid die 11 à 19 km per uur hoger was dan de toegestane maximumsnelheid van 80 km per uur. Hij remde niet af toen hij de oversteekplaats voor fietsers naderde en merkte hen pas op toen ze midden op de weg fietsten. Verdachte zou in staat zijn geweest het ongeval te voorkomen als hij zich aan de maximale snelheid had gehouden. Dit is voldoende voor schuld ex art. 6 WVW 1994. Faculty name 15 Meijelse strafzaak: Rb Limburg 21 november 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:10041 • Voor roekeloosheid moeten feiten en omstandigheden worden vastgesteld waaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Hiervan is bij het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken. Faculty name 16 Meijelse strafzaak: Rb Limburg 21 november 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:10041 • Verder moet tenminste sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid wil de schuld kunnen worden bewezen. […] Uit de deskundigenonderzoeken leidt de rechtbank af dat uitgesloten kan worden dat het ongeval werd veroorzaakt door technische gebreken aan de auto dan wel de toestand van de omgeving/infrastructuur ter plaatse ten tijde van het ongeval. […] De oorzaak van het ongeval dient dan ook gezocht te worden in de gedragingen van verdachte. Verdachte was voor het ongeval niet onder invloed van alcohol of verdovende middelen. Vast staat dat verdachte op enig moment is gaan slingeren en zo uiteindelijk van de weg is geraakt. Hem wordt verweten dat dit slingeren is veroorzaakt omdat hij de (flauwe) bocht in de Heldensedijk is in- of doorgereden met een hoge snelheid, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse. Nu de maximum snelheid ter plaatse 80 km p/u betreft, dient – om dit bestanddeel van de tenlastelegging bewezen te achten – uit de bewijsmiddelen te volgen dat de snelheid van verdachte (aanmerkelijk) hoger lag dan 80 km p/u. Faculty name 17 Meijelse strafzaak: Rb Limburg 21 november 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:10041 • Er zijn drie getuigen die […] hebben verklaard dat verdachte ter plaatse (zeer) hard heeft gereden, waarbij de getuigen deze snelheid geschat hebben tussen 100 en 120 kilometer per uur. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat getuigen over het algemeen geen betrouwbare schatting kunnen geven van snelheid, zeker niet als het gaat over de snelheid van tegemoetkomend verkeer. Nu deze getuigen alle drie ook op dezelfde 80 kilometerweg reden met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, zij verdachte hebben waargenomen vanaf een grote afstand, zij hebben waargenomen dat verdachte slingerend over de weg en door de beukenhaag reed en zij geconfronteerd zijn met de fatale gevolgen van de aanrijding, moeten deze schattingen met de nodige voorzichtigheid worden beoordeeld. De kans dat de getuigenverklaringen met betrekking tot deze schatting van de snelheid door deze overige factoren zijn ingekleurd, is zo reëel te achten, dat hun schattingen van de snelheid waarmee verdachte reed voordat de auto begon te slingeren, alleen kunnen bijdragen aan het bewijs als daarnaast ook andere, objectief vastgestelde, bewijsmiddelen voorhanden zijn. Faculty name 18 Meijelse strafzaak: Rb Limburg 21 november 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:10041 • De mate waarin verdachte te hard heeft gereden kan door de deskundigen echter niet nauwkeurig worden vastgesteld. […] De door de deskundigen aangegeven marges met betrekking tot de snelheid bij aanvang van de sporen op het fietspad, te weten met een minimum snelheid van 76 kilometer per uur en een maximum snelheid van 124 kilometer per uur, zijn bijzonder ruim en leiden niet tot de onomstotelijke conclusie dat verdachte alvorens op het fietspad te belanden (veel) te hard (dus in ieder geval (aanzienlijk) harder dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur) heeft gereden. Nu uit de objectieve onderzoeksresultaten niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte, voordat zijn auto begon te slingeren, te hard heeft gereden en de rechtbank het bewijs voor dit onderdeel van de tenlastelegging […] niet slechts mag ontlenen aan de (subjectieve) getuigenverklaringen, acht de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen. Faculty name 19 Meijelse strafzaak: Rb Limburg 21 november 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:10041 • Voor het subsidiair tenlastegelegde verwijt op basis van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 […] volstaat de vaststelling dat een verkeersfout daadwerkelijk door een verkeersdeelnemer is gemaakt terwijl niet is gebleken van omstandigheden die leiden tot de conclusie dat alle schuld van de verkeersdeelnemer ontbreekt. Van belang is of verdachte door zijn gedrag gevaar en/of hinder voor het verkeer heeft veroorzaakt. Vaststaat dat verdachte zijn auto niet voldoende onder controle heeft gehouden, maar is gaan slingeren. Uiteindelijk is verdachte daardoor met zijn auto op het aan de rechterkant van de weg gelegen fietspad terecht gekomen, aldaar in botsing gekomen met twee fietsers en een passagiertje en vervolgens aan de linkerkant in de berm beland. Doordat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat hij zijn voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden heeft hij gevaar op de weg veroorzaakt als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Nu de rechtbank geen van buitenaf komende oorzaak (zonlicht, technisch gebrek aan auto, infrastructuur) heeft kunnen vaststellen ten gevolge waarvan verdachte de controle over het stuur heeft verloren, houdt zij het ervoor dat dit controleverlies geheel te wijten is aan verdachte zelf. Het door de raadsvrouw van verdachte gedane beroep op verontschuldigbare overmacht wordt dan ook verworpen. Faculty name 20 Meijelse strafzaak: Hof Den Bosch 23 september 2015 ECLI:NL:GHSHE:2015:3709 • Conclusie NFI-rapport: “Op basis van de uitgangspunten die in dit rapport zijn genoemd, volgt voor de BMW bij aanvang van de op het fietspad afgetekende sporen een kans van 99% dat de snelheid hoger was dan 76 km/h en een kans van 99% dat de snelheid van de BMW lager was dan 124 km/h”. • Conclusie aanvullende NFI-rapport: “De in de berekening betrokken sporen zijn 3,6 maal waarschijnlijker wanneer de snelheid bij aanvang van de sporen hoger was dan 86 km/u dan wanneer dat niet zo was. De in de berekening betrokken sporen zijn 5 maal waarschijnlijker wanneer de snelheid bij aanvang van de sporen lager was dan 111 km/u dan wanneer dat niet zo was”. Faculty name 21 Meijelse strafzaak: Hof Den Bosch 23 september 2015 ECLI:NL:GHSHE:2015:3709 • • • Het hof stelt op grond van het vorenstaande het volgende vast: – verdachte is als bestuurder van zijn auto met een hoge, namelijk aanmerkelijk hoger dan ter plaatse toegestane snelheid onderhavige bocht in en/of door gereden. – verdachte heeft daarbij zijn auto niet zoveel mogelijk rechts gehouden, maar is zonder enige aanleiding zo ver naar links gekomen dat de door hem bestuurde personenauto op de verkeerde weghelft is gekomen; – verdachte heeft vervolgens zijn auto teruggestuurd richting zijn eigen weghelft en is daarbij/daarna mede door de (te) hoge snelheid de controle over zijn voertuig verloren; – de door verdachte bestuurde auto is vervolgens, komend uit de bocht, via de rechterberm op het rechts naast de weg gelegen fietspad terecht gekomen waar deze in aanrijding is gekomen met de aldaar rijdende fietsers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en de zich in een kinderzitje op het stuur van één van de fietsen bevindende [slachtoffer 3] , waardoor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn gedood. Het hof acht bewezen dat verdachte, onder de hiervoor […] genoemde omstandigheden, zich zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten is. Het verweer dat de verdachte ten tijde van het ongeval verkeerde in verontschuldigbare onmacht vindt zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen. Feiten of omstandigheden die zouden moeten leiden tot een ander oordeel zijn uit het onderzoek ter terechtzitting niet naar voren gekomen. 15 mnd GS + 4 jr rijontzetting + verbeurdverklaring auto Faculty name 22 Meijelse strafzaak: Hoge Raad 28 juni 2016 ECLI:NL:HR:2016:1346 • Niet-ontvankelijkverklaring beroep in cassatie omdat geen cassatiemiddelen zijn ingediend binnen de gestelde termijn. Faculty name 23 Lastige overgangen II (DRUGS) • Voorwaardelijk opzet onbewuste schuld – Aanmerkelijke kans-arrest (HR 19 februari 1985, NJ 1985, 633) • Een normaal mens had gezien dat de deksels en bodems van de koffers opvallend dik waren • Het is een feit van algemene bekendheid dat in kofferdeksels en -bodems drugs worden vervoerd • Geconcludeerd kan worden dat verdachte moet hebben geweten dat er drugs in de koffers zaten • Door de koffers niet nader te onderzoeken heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat er drugs in de koffers zaten – Sporttas-arrest (HR 24 november 1998, NJ 2000, 54) = uitzondering! • Geen opzet • Geen schuld • AVAS – Cocaïne in koekjes-vonnis (Rb Noord-Holland 15 augustus 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:9092) Faculty name 24 Cocaïne in koekjes-vonnis • ‘Verdachte is op 1 mei 2013 met vlucht PY994 vanuit Suriname aangekomen op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Tijdens een verscherpte controle wordt de handbagage van verdachte, bestaande uit een gele plastic tas en een schoudertas, gecontroleerd. In de gele plastic tas zit een witte plastic tas met pakken met koekjes. De pakken voelen abnormaal zwaar aan. Als verbalisant een pakje opent, ruikt hij een sterke chemische lucht. Middels een fretboortje is een opening gemaakt in één van de koekjes. Bij terugtrekking blijft een witte stof kleven aan het fretboortje. Deze witte stof geeft een positieve kleurreactie op de MMC cocaïnetest. Hierop is verdachte aangehouden. De inhoud van de handbagage van verdachte is nader onderzocht. Het totale nettogewicht van de daarin aangetroffen stof bedraagt circa 2189,9 gram’. Faculty name 25 Cocaïne in koekjes-vonnis • ‘De verdachte heeft verklaard dat hij de koekjes heeft gekregen bij een winkel in de tax free omgeving van het vliegveld […]. Verdachte heeft de pakken met koekjes zelf in zijn handbagage gedaan. Naar het oordeel van rechtbank is de verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig, nu er meer dan twee kilogram aan cocaïne in de koekjes zat. Het kan niet anders dan dat verdachte dit gewicht in dat geval bij aanrijking zou zijn opgevallen, aangezien de pakjes ruim twee keer zo veel wogen als op de verpakking was aangegeven. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat vanuit Suriname per vliegtuig veel drugs naar Europa worden gesmokkeld, met name ook door koeriers die ten behoeve van organisaties handelen en weten wat zij doen. Het is onwaarschijnlijk dat een organisatie […] meer dan twee kilogram cocaïne […] laat vervoeren door een onwetende en voor de organisatie onbekende koerier. Dat zou immers aanzienlijke risico’s voor de organisatie met zich brengen, zoals het risico van verlies van de cocaïne dan wel het risico dat de koerier later niet meer kan worden achterhaald. Door het voornoemde is de verklaring van de verdachte naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig en uitsluitend bedoeld om de waarheid te verhullen, te weten dat verdachte wel degelijk wist dat er cocaïne in de koekjes zat. De rechtbank acht dan ook het opzet van verdachte op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de in de handbagage aangetroffen hoeveelheid cocaïne bewezen’. Faculty name 26 Objectiveren en normativeren • Om opzet/schuld vast te stellen kijkt de rechter niet enkel naar evt. verklaringen van de verdachte, maar ook naar: – de sociale werkelijkheid, i.e. de feitelijke/uiterlijke omstandigheden van het geval – de middelen waarmee is gehandeld – algemene menselijke ervaringsregels – feiten van algemene bekendheid – wat de gemiddelde/normale/redelijke mens geweten/gewild zou hebben (criteriumfiguur) • Gevaar voor uitholling opzet door algemene redeneringen en gestandaardiseerde constructies Faculty name 27 Houd goed uit elkaar: • Verdachte moet het hebben geweten (m.a.w.: hij heeft geweten) – voorwaardelijk opzet • Verdachte wist het niet, maar hij had het kunnen en moeten weten – onbewuste schuld – verwijtbare onwetendheid • Verdachte wist het niet en hij hoefde het ook niet te weten – niet-verwijtbare onwetendheid – afwezigheid van alle schuld Faculty name 28 Misdrijven en overtredingen in de Opiumwet • Misdrijven: – doleuze delicten – culpoze delicten • Overtredingen • Opiumwet: – doleuze delicten – overtredingen, incl. culpoze delicten Faculty name 29 Waarop is het opzet gericht? – Rb Maastricht 2012 (niet-gepubliceerd) Iemand de keel dichtknijpen: eenvoudige mishandeling of poging doodslag? – Rb Maastricht 11 december 2012, LJN: BY5771 Verdachte veroordeeld wegens poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft een zwaar stuk gereedschap naar zijn ex-vriendin gegooid, dat haar tegen het achterhoofd heeft geraakt. Na de klap zakte zij als een pudding in elkaar en raakte bewusteloos. Zij kwam bij in het ziekenhuis. Hoewel het slachtoffer aanzienlijk letsel heeft opgelopen door de handelingen van verdachte, kan dit letsel juridisch gezien niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Dat dergelijk letsel wel had kúnnen ontstaan door een worp met een moersleutel of een vergelijkbaar zwaar voorwerp tegen iemands achterhoofd, maakt dat de handeling van verdachte als poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. – Rb Maastricht 28 december 2011, LJN: BV5609 Vrijspraak voor poging moord c.q. poging doodslag. Veroordeling voor poging tot zware mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat onder de omstandigheden in onderhavige geval niet gesproken kan worden van kalm beraad en rustig overleg. Derhalve is er geen sprake van voorbedachten rade. Daarnaast heeft verdachte niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever door zijn handelen zou komen te overlijden. De rechtbank is van oordeel dat het aanvaarden van deze kans niet automatisch volgt uit het enkele feit dat verdachte met een ijzeren staaf van 1,5 kilogram heeft geslagen en aangever hiermee klaarblijkelijk aan het hoofd heeft geraakt. De rechtbank acht het daarentegen wel een feit van algemene bekendheid dat door het slaan met een dergelijke staaf, en het daarbij raken van een persoon op zijn hoofd, zwaar lichamelijk letsel kan worden toegebracht. – Rb Den Haag 23 december 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:18257 (Rishi-zaak) Schieten in halsslagader: zware mishandeling de dood tot gevolg hebbend of doodslag? Faculty name 30 Pauze Faculty name 31 B. STRAFUITSLUITINGSGRONDEN Faculty name 32 Strafuitsluitingsgronden Rechtvaardigingsgronden • Wettelijk: – X – Overmacht-noodtoestand (art. 40 Sr) – Noodweer (art. 41 lid 1 Sr) – Wettelijk voorschrift (art. 42 Sr) – Bevoegd gegeven ambtelijk bevel (art. 43 lid 1 Sr) • Buitenwettelijk: – Ontbreken materiële wederrechtelijkheid (Huizer Veearts-arrest) Faculty name Schulduitsluitingsgronden • Wettelijk: – Ontoerekeningsvatbaarheid (art. 39 Sr) – Psychische overmacht (art. 40 Sr) – Noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr) – X – Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel (art. 43 lid 2 Sr) • Buitenwettelijk: – Afwezigheid van alle schuld (Melk & Water-arrest) 33 AVAS • Verontschuldigbare feitelijke dwaling (Melk & Water-arrest) • Verontschuldigbare rechtsdwaling (Art. 11a Opw) • Fysieke onmacht (Black-out-arrest) • zorgvuldigheidsnorm (Aflatoxine in pinda-arrest) Faculty name 34 Beslissingsschema ex art. 350 Sv • Is het tenlastegelegde te bewijzen? • Is het tenlastegelegde te kwalificeren? • Is het tenlastegelegde strafbaar? – rechtvaardigingsgronden • Is de verdachte strafbaar? – schulduitsluitingsgronden • Moet er een sanctie worden opgelegd, zo ja welke? Faculty name 35 Wederrechtelijkheid en schuld • Element of bestanddeel • Rechtvaardigingsgronden nemen wederrechtelijkheid weg • Schulduitsluitingsgronden nemen schuld weg Faculty name 36 Strafuitsluitingsgronden en einduitspraken van de rechter • Wederrechtelijkheid is element + succesvol beroep op rechtvaardigingsgrond = OVAR • Wederrechtelijkheid is bestanddeel + succesvol beroep op rechtvaardigingsgrond = vrijspraak • Schuld is element + succesvol beroep op schulduitsluitingsgrond = OVAR • Schuld is bestanddeel + succesvol beroep op schulduitsluitingsgrond = vrijspraak • Wederrechtelijkheid is bestanddeel + succesvol beroep op schulduitsluitingsgrond = ? (afhankelijk van schuld als e of b) • Schuld is bestanddeel + succesvol beroep op rechtvaardigingsgrond = vrijspraak (culpa = verwijtbare wederrechtelijkheid) Faculty name 37 Culpa/Dolus in causa • 1. strafbaar feit? • 2. uitzondering: kan er een succesvol beroep worden gedaan op een strafuitsluitingsgrond? • 3. uitzondering op de uitzondering: vervalt het succesvolle beroep op een strafuitsluitingsgrond wegens culpa/dolus in causa? • Vergelijk: HR 24 oktober 1989, NJ 1990, 353 (Gezochte confrontatie) met HR 28 maat 2006, NJ 2006, 509 (Niet-betaalde taxirit) Faculty name 38 Bedankt voor jullie aandacht! Vragen/Opmerkingen? Email: jacques.claessen@maastrichtuniversity.nl Faculty name 39