2024-10-30T17:01:24+03:00[Europe/Moscow] nl true Ik zal gooien, Jij zal jou vergissen, Wij zullen verenigen, Wij zullen liegen, Jij zal inlichten, Jullie zullen projecteren, Jullie zullen slagen, Het zal vriezen, Wij zullen afdrogen, Ik zal proberen, Ik zal invullen, Zij zullen (in)drukken, Jij zal kijken, Zij zullen bestellen, Hij zal kopen, Wij zullen verplaatsen, Zij zullen in slaap vallen, Hij zal vuilmaken, Wij zullen (gaan) wandelen, Jij zal gebruiken/terwerkstellen, Hij zou vertragen, Réussir (imparfait; Vous), Zij worden ouder, Jij landde, Zij zouden invullen, Wij vertragen, S'endormir (impératif; vous), Jij landt, Jij diende op, Hij vertrok, Zij zullen verwittigen, Hij dacht na, S'endormir (passé composé; elles), Hij groeit / wordt groter, Zij dienen op, Jij genas, Jij zal opdienen, Wij zullen slapen, Zij is vertrokken, Zij vermagerden, Hij zit (gaat zitten), Jullie glimlachten, Jullie zouden verzenden, Jullie zeggen, Jij gooit (jeter), Zij zouden schoonmaken, Wij kochten, Jij diende op, Wij hebben geopend, Hij schreef, Zij zijn gestorven, Hij zal lopen, Wij zullen hebben, Ik zal ontvangen, Wij zullen slagen, Wij wandelden, Jij reisde, Hij heeft gelachen, Zij doen/maken, Hij kende (het antwoord: la réponse) flashcards
Franse werkwoorden/vervoegingen

Franse werkwoorden/vervoegingen

  • Ik zal gooien
    je jetterai
  • Jij zal jou vergissen
    tu te tromperas
  • Wij zullen verenigen
    nous unirons
  • Wij zullen liegen
    nous mentirons
  • Jij zal inlichten
    tu informeras
  • Jullie zullen projecteren
    vous projetterez
  • Jullie zullen slagen
    vous réussirez
  • Het zal vriezen
    il gèlera
  • Wij zullen afdrogen
    nous essuierons
  • Ik zal proberen
    j'essaierai
  • Ik zal invullen
    je remplirai
  • Zij zullen (in)drukken
    ils appuieront
  • Jij zal kijken
    tu regarderas
  • Zij zullen bestellen
    ils commanderont
  • Hij zal kopen
    il achètera
  • Wij zullen verplaatsen
    nous déplacerons
  • Zij zullen in slaap vallen
    ils s'endormiront
  • Hij zal vuilmaken
    il salira
  • Wij zullen (gaan) wandelen
    nous nous promènerons
  • Jij zal gebruiken/terwerkstellen
    tu emploieras
  • Hij zou vertragen
    il ralentirait
  • Réussir (imparfait; Vous)
    vous réussissiez
  • Zij worden ouder
    ils vieillissent
  • Jij landde
    tu as atterri
  • Zij zouden invullen
    ils rempliraient
  • Wij vertragen
    nous ralentissons
  • S'endormir (impératif; vous)
    endormez-vous
  • Jij landt
    tu atterris
  • Jij diende op
    tu as servi
  • Hij vertrok
    il est parti
  • Zij zullen verwittigen
    ils avertiront
  • Hij dacht na
    il a réfléchi
  • S'endormir (passé composé; elles)
    elles se sont endormies
  • Hij groeit / wordt groter
    il grandit
  • Zij dienen op
    ils servent
  • Jij genas
    tu as guéri
  • Jij zal opdienen
    tu serviras
  • Wij zullen slapen
    nous dormirons
  • Zij is vertrokken
    elle est partie
  • Zij vermagerden
    ils ont maigri
  • Hij zit (gaat zitten)
    il s'assoit
  • Jullie glimlachten
    vous souriiez
  • Jullie zouden verzenden
    vous enverriez
  • Jullie zeggen
    vous dites
  • Jij gooit (jeter)
    tu jettes
  • Zij zouden schoonmaken
    ils nettoieraient
  • Wij kochten
    nous avons acheté
  • Jij diende op
    tu as servi
  • Wij hebben geopend
    nous avons ouvert
  • Hij schreef
    il a écrit
  • Zij zijn gestorven
    ils sont morts
  • Hij zal lopen
    il marchera
  • Wij zullen hebben
    nous aurons
  • Ik zal ontvangen
    je recevrai
  • Wij zullen slagen
    nous réussirons
  • Wij wandelden
    nous nous promenions
  • Jij reisde
    tu voyageais
  • Hij heeft gelachen
    il a ri
  • Zij doen/maken
    ils font
  • Hij kende (het antwoord: la réponse)
    il connaissait