Back
Flashcards: Franse werkwoorden/vervoegingen
Ik zal gooien
je jetterai
Jij zal jou vergissen
tu te tromperas
Wij zullen verenigen
nous unirons
Wij zullen liegen
nous mentirons
Jij zal inlichten
tu informeras
Jullie zullen projecteren
vous projetterez
Jullie zullen slagen
vous réussirez
Het zal vriezen
il gèlera
Wij zullen afdrogen
nous essuierons
Ik zal proberen
j'essaierai
Ik zal invullen
je remplirai
Zij zullen (in)drukken
ils appuieront
Jij zal kijken
tu regarderas
Zij zullen bestellen
ils commanderont
Hij zal kopen
il achètera
Wij zullen verplaatsen
nous déplacerons
Zij zullen in slaap vallen
ils s'endormiront
Hij zal vuilmaken
il salira
Wij zullen (gaan) wandelen
nous nous promènerons
Jij zal gebruiken/terwerkstellen
tu emploieras
Hij zou vertragen
il ralentirait
Réussir (imparfait; Vous)
vous réussissiez
Zij worden ouder
ils vieillissent
Jij landde
tu as atterri
Zij zouden invullen
ils rempliraient
Wij vertragen
nous ralentissons
S'endormir (impératif; vous)
endormez-vous
Jij landt
tu atterris
Jij diende op
tu as servi
Hij vertrok
il est parti
Zij zullen verwittigen
ils avertiront
Hij dacht na
il a réfléchi
S'endormir (passé composé; elles)
elles se sont endormies
Hij groeit / wordt groter
il grandit
Zij dienen op
ils servent
Jij genas
tu as guéri
Jij zal opdienen
tu serviras
Wij zullen slapen
nous dormirons
Zij is vertrokken
elle est partie
Zij vermagerden
ils ont maigri
Hij zit (gaat zitten)
il s'assoit
Jullie glimlachten
vous souriiez
Jullie zouden verzenden
vous enverriez
Jullie zeggen
vous dites
Jij gooit (jeter)
tu jettes
Zij zouden schoonmaken
ils nettoieraient
Wij kochten
nous avons acheté
Jij diende op
tu as servi
Wij hebben geopend
nous avons ouvert
Hij schreef
il a écrit
Zij zijn gestorven
ils sont morts
Hij zal lopen
il marchera
Wij zullen hebben
nous aurons
Ik zal ontvangen
je recevrai
Wij zullen slagen
nous réussirons
Wij wandelden
nous nous promenions
Jij reisde
tu voyageais
Hij heeft gelachen
il a ri
Zij doen/maken
ils font
Hij kende (het antwoord: la réponse)
il connaissait