2024-10-21T15:35:42+03:00[Europe/Moscow] nl true Wij kennen, Wij concluderen, Zij gaan, Wij landen, Zij maken/doen, Ik houd vast, Wij bereiken, Wij schrijven, Hij liegt, Jullie reizen, Wij beloven, Jij vermindert (réduire), Zij vertragen, Zij leveren, Wij behouden/onderhouden, Zij sterft, Zij komen terug, Hij slaagt, Wij begrijpen, Wij lachen, Jij ontvangt/krijgt, Wij verplichten, Jij verhuist, Wij ruiken/voelen, Wij verdedigen ons, Jullie zeggen, Zij gaan, Ik droog af, Wij leren, Jij zwijgt, Wij komen terug, Ik leef, Jullie ruiken/voelen, Ik sterf, Jullie ontvangen / onthalen, Wij vallen in slaap, Ik ontvang / krijg, Het volstaat, Jullie begrijpen, Jij wandelt, Zij doen/maken, Ik moet (devoir), Zij houden (vast), Ik sta op, Wij kondigen aan flashcards
frans indicatif present

frans indicatif present

  • Wij kennen
    Nous connaissons
  • Wij concluderen
    Nous concluons
  • Zij gaan
    Ils/elles vont
  • Wij landen
    Nous atterrissons
  • Zij maken/doen
    Ils/elles font
  • Ik houd vast
    Je tiens
  • Wij bereiken
    Nous atteignons
  • Wij schrijven
    Nous écrivons
  • Hij liegt
    Il ment
  • Jullie reizen
    Vous voyagez
  • Wij beloven
    Nous promettons
  • Jij vermindert (réduire)
    Tu réduis
  • Zij vertragen
    Ils/elles ralentissent
  • Zij leveren
    Ils/elles livrent
  • Wij behouden/onderhouden
    Nous maintenons
  • Zij sterft
    Elle meurt
  • Zij komen terug
    Ils/elles reviennent
  • Hij slaagt
    Il réussit
  • Wij begrijpen
    Nous comprenons
  • Wij lachen
    Nous rions
  • Jij ontvangt/krijgt
    Tu reçois
  • Wij verplichten
    Nous obligeons
  • Jij verhuist
    Tu déménages
  • Wij ruiken/voelen
    Nous sentons
  • Wij verdedigen ons
    Nous nous défendons
  • Jullie zeggen
    Vous dites
  • Zij gaan
    Ils/elles vont
  • Ik droog af
    J’essuie
  • Wij leren
    Nous apprenons
  • Jij zwijgt
    Tu te tais
  • Wij komen terug
    Nous revenons
  • Ik leef
    Je vis
  • Jullie ruiken/voelen
    Vous sentez
  • Ik sterf
    Je meurs
  • Jullie ontvangen / onthalen
    Vous recevez
  • Wij vallen in slaap
    Nous nous endormons
  • Ik ontvang / krijg
    Je reçois
  • Het volstaat
    Ça suffit
  • Jullie begrijpen
    Vous comprenez
  • Jij wandelt
    Tu te promènes
  • Zij doen/maken
    Ils/elles font
  • Ik moet (devoir)
    Je dois
  • Zij houden (vast)
    Ils/elles tiennent
  • Ik sta op
    Je me lève
  • Wij kondigen aan
    Nous annonçons