Back
Flashcards: frans passé compose
Se souvenir - 2ème personne singulier (tu)
Se souvenir - 2e personne singulier (tu)
Wij hebben gelopen
Nous avons marché
Zij is geboren
Elle est née
Ik heb verwittigd
J'ai prévenu
Se taire - 3 personne pluriel (ils)
Se taire - 3e personne pluriel (ils)
Ik heb verwelkomd
J'ai accueilli
Hij heeft gelachen
Il a ri
Hij heeft nagedacht
Il a réfléchi
Ik heb geleerd
J'ai appris
Ik heb gelezen
J'ai lu
Jij hebt vastgehouden
Tu as tenu
Zij hebben gedronken
Ils/elles ont bu
Jullie hebben toegestaan
Vous avez permis
Jij hebt bereikt
Tu as atteint
Zij is gaan zitten
Elle s'est assise
Hij heeft gehad
Il a eu
Jij hebt geopend
Tu as ouvert
Wij hebben geschonken/aangeboden
Nous avons offert
Wij hebben gekregen/ontvangen
Nous avons reçu
Wij hebben gemoeten
Nous avons dû
Zij is in slaag gevallen
Elle a réussi
Jullie zijn afgedaald / naar beneden gegaan
Vous êtes descendus
Se taire (tu)
Se taire (tu)
Het heeft geregend
Il a plu
Jullie hebben toegestaan
Vous avez permis
Wij hebben geleerd
Nous avons appris
Hij is verdwenen
Il a disparu
Hij heeft gegooid (jeter)
Il a jeté
Hij heeft verwittigd
Il a prévenu
Hij heeft bereikt
Il a atteint
Wij zijn genezen
Nous avons guéri
Zij hebben ontvangen
Ils/elles ont reçu
Zij is gaan zitten
Elle s'est assise
Vivre (Elle)
Vivre (Elle)
Zij zijn gestorven
Ils/elles sont morts
Hij heeft gelopen
Il a marché
S'apercevoir (Ils)
S'apercevoir (Ils)
Wij hebben gewandeld
Nous avons marché
Jij hebt geprobeerd
Tu as essayé
Ik heb gelachen
J'ai ri