Waarom deze cursus? Darwins plaats in de natuurwetenschappen Beta-canon (Robert Dijkgraaf & Volkskrant) Een toch omstreden 2009: Een dubbel Darwinjaar Charles Darwin * 1809 “On the Origin of Species” 1859 Optocht der schepen Johan Huibers’ zelfgebouwde ark van Noah Stad Amsterdam Voyage of the Beagle Darwinism als (ongemakkelijk) wereldbeeld Daniel Dennett: Darwin’s Dangerous Idea. Evolution and the Meaning of Life (New York, 1995): “Darwin’s theory of evolution by natural selection has always fascinated me, but over the years I have found a surprising variety of thinkers who cannot conceal their discomfort with his great idea, ranging from nagging skepticism to outright hostility. I have found not just lay people and religious thinkers, but secular philosophers, psychologists, physicists, and even biologists who would prefer, it seems, that Darwin were wrong.” • Dennett noemt het Darwinisme een “universele zuur” die niet alleen de religie, maar ook de politiek, de ethiek, en de anthropologie aantast. • Centraal filosofisch probleem van het Darwinisme is de plaats en de mogelijke functie van de menselijke geest. Freuds drie krenkingen 1. de kosmologische krenking van Copernicus: de mens verliest zijn centrale plaats in de kosmos. 2. De biologische krenking van Darwin: de mens verliest zijn centrale positie in de schepping. Het idee dat de mens een ziel heeft en dieren niet schijnt onverdedigbaar te zijn . 3. De psychologische krenking van Freud zelf: de mens verliest de soevereiniteit over zijn eigen psyche. Filosofische implicaties van de Copernicaanse revolutie • Epistemologie: zijn de zintuigen betrouwbaar? • Metafysica: verval van de Aristotelische kosmische hiërarchie (Bovenmaans vs. Ondermaans), verval van substantiele vormen. • Natuurfilosofie: kwantitatieve fysica i.p.v. kwalitatieve fysica • Ethiek: is de mens vrij of is die ook onderworpen aan de natuurwetten? • Geloof/rede: Galilei affaire Evolutionair denken Invloed van Darwins theorie op: • Filosofie (epistemologie, taalfilosofie, ethiek, esthetica, cognitiefilosofie) • Psychologie • Politicologie • Geneeskunde • Antropologie • Religie Deel 1: Darwin en zijn tijdgenoten Deel 2: Het hedendaagse filosofisch debat. Deel 1 van de cursus laat zien: 1) dat Darwin en zijn tijdgenoten zich bewust waren van de brede implicaties van de evolutietheorie. 2) dat er niet alleen sprake is van een invloed van Darwins theorie op de filosofie, maar ook van Darwins schatplichtigheid aan de filosofie. Thema’s week 1 • De wetenschappelijke en filosofische achtergronden van Darwins theorie • Het ontstaan van de Origin of Species Standard ontstaansgeschiedenis van de evolutietheorie Charles Darwin (1809-1882) • Familie omstandigheden • 1825- 1828: Studie geneeskunde aan de Universiteit van Edinburgh (afgebroken): D. volgt colleges van de lamarckiaanse anatoom Robert Edmond Grant. • 1828-1831: Studie theologie en klassieke talen aan Cambridge. Invloed van Paley. H.M.S. Beagle (1831-36) “Gentleman Companion to Capt. Robert Fitzroy; Royal Survey Ship Beagle” Darwins reis De ‘Darwinvinken’ op de Galapagoseilanden “One might really fancy that from an original paucity of birds in this archipelago, one species had been taken and modified for different ends.” ‘De boom’ van 1837 “First Notebook on the Transmutation of Species” (1837) Maar wat is het mechanisme achter de vertakking? Het mechanisme achter natuurlijke selectie • Variatie • Selectie • Reproductie Achtergronden • Biologie: voortplantingstheorieën, taxonomie (Linnaeus, Buffon), evolutietheorieën (Erasmus Darwin, Jean-Baptiste Lamarck) • Geologie: catastrofisme (Cuvier) vs. Uniformitarianisme (Lyell) • Sociale wetenschappen: Malthus, Spencer. • Filosofie : Hume, Herschel, Whewell, Duitse romanticisme (?) Voortplantingstheorieën EPIGENESE: De ontwikkeling van een embryo gebeurt door een reeks stappen en fasen waarin nieuwe onderdelen worden toegevoegd. PREFORMATIONISME: de ontwikkeling van het embryo is niets anders dan de groei van bestaande structuren, die in miniatuur versie aanwezig zijn in de ei of in de sperma. Swammerdams preformationisme In zijn Miraculum naturae, sive uteri muliebris fabrica (Leiden, 1672) beschrijft Jan Swammerdam de resultaten van zijn observaties van kikkereieren. Hij beweert dat de kleine zwarte stippel in het ei een volmaakte kikker in miniatuur bevat. De conclusie die hij trekt is dat alle mensen zich hebben ontwikkeld uit eieren die oorspronkelijk in de eierstok van Eva zaten. Als de eieren op zijn, sterven mensen uit. Preformationisme in het mannelijke lichaam: Leeuwenhoeks ontdekking van spermatozoa (1677) “I have in fact imagined that I could say as I beheld the animalcules in the semen of an animal that there lies the head and there as well the shoulders and there the hips; but since these notions have not the slightest shred of certainty, I will not yet put forward such a claim, but hope that we may have the good fortune to find an animal whose male seed will be so large that we will recognize within it the figure of the creature from which it came” (Leeuwenhoek to the Royal Society, 13 July 1685, in L., Alle de Brieven, Amsterdam, 1939-, vol. V, pp. 236-237). Hartsoekers homunculus Nicolaas Hartsoeker’ afbeelding van een zaadcel, met een kleine mens (Essay de dioptrique, 1694). Achttiende-eeuwse epigenesis Pierre-Louis Maupertuis (1698 - 1759) Het embryo ontstaat door een menging van semina van beide ouders (aantrekkingskracht). Zelforganiserend beginsel aanwezig in organisch materiaal. De bevruchting van de eicel: Karl Ernst von Baer (1791-1876) Ernst von Baer onderscheidt drie hoofdfasen in de embryogenese en wijst op de overeenkomst in de embryonale ontwikkeling van verschillende diersoorten. “Algemene kenmerken die een soort deelt met de andere vertebraten verschijnen vroeger in het embryo dan de kenmerken die specifiek zijn voor de betreffende soort.” Belang van de vergelijkende embryologie voor Darwin: “De ontwikkeling van embryo tot dier of mens blijkt voor de verschillende soorten zo sterk overeen te komen dat het idee van een gemeenschappelijke oorsprong zich vanzelf opdringt.” (Buskens) Carl Linnaeus (1707-1778) Systema naturae (1735; eng. vertaling van 1780): Orangoetan (“Wild Man”) behoort tot de homo. “No generic character … by which to distinguish between Man and Ape: It is remarkable that the stupidest ape differs so little from the wisest man, that the surveyor of nature has yet to be found who can draw the line between them.” Linnaeus’ brief aan Johann Georg Gmelin (25 februari 1747) “It doesn’t please that I placed man among the anthropomorpha, but man must know himself. Let’s forget about the words; I, for one, do not care about which name we use. But I ask you and all the world which generic difference there is between man and ape, which can be derived from the principles of natural history. I myself have certainly not encountered any. That someone come to name a single one to me! If I called man ‘ape’ or vice versa, I would stir up all theologians against me. And yet, according to the law of my discipline, I would certainly have to do so.” Erasmus Darwin (1731-1802) Zoönomia (1794-96): “Would it be too bold to imagine that, in the great length of time since the earth began to exist, perhaps millions of ages before the commencement of the history of mankind, all warmblooded animals have arisen from one living filament, which the great First Cause endued with animality, with the power of acquiring new parts, attended with new propensities, directed by irritations, sensations, volitions and associations, and thus possessing the faculty of continuing to improve by its own inherent activity, and of delivering down these improvements by generation to its posterity, world without end!” Jean-Baptiste-Pierre-Antoine de Monet de Lamarck (1744-1829) Standbeeld in de Jardin des Plantes: “Fondateur de la doctrine de l’évolution” Lamarck, welke evolutie? • 1809, Philosophie Zoologique. Ontstaan van steeds complexere soorten, dankzij dynamisme van levende materie. • Evolutie is rechtlijnig en opklimmend. • Erfelijkheid van verworven kenmerken. • Natuur streeft naar complexiteit en zelfbewustzijn. • Belangrijk voor Darwin: analogie tussen artificiële en natuurlijke selectie. Robert Chambers (1802-1871) “Thus we find not only frequent additions to the previous existing forms, but frequent withdrawals which had apparently become inappropriate.” Geologie en paleontologie • Catrastofisme (Cuvier): dieren zijn uitgestorven als gevolg van plotselinge catastrofes. Na elke catastrofe een schepping. • Uniformitarianisme (Lyell): aarde is veel ouder dan gedacht en ondergaat natuurlijke processen als erosie, sedimentatie en vulkanisme. Lyells invloed op Darwin Darwin neemt Lyells Principles of Geology (1830-1833) mee op de Beagle. In het boek wordt Lamarcks theorie bekritiseerd en het beginsel van de onveranderlijkheid van soorten verdedigd. Toch is het boek een belangrijk inspiratiebron voor Darwin : • Leeftijd van de aarde (tientallen miljoenen jaren) is genoeg om evolutie mogelijk te maken. Omdat het aardoppervlak voortdurend door natuurlijke oorzaken verandert, zijn organismen gedwongen zich aan deze verandering aan te passen. • Aan Lyell ontleent Darwin het idee dat het uitsterven van sommigen dieren en plantensoorten het gevolg is van een oorlog in de natuur (Zie reader 1 blz. 40) Malthus Thomas Robert Malthus: An Essay on the Principle of Population (1798). De bevolkingsgroei is exponentieel, die van de voedselproductie lineair. Leidt tot “Malthusiaanse catastrofe” en tot strijd. Malthus’ invloed op Darwin “In October 1838, that is, fifteen months after I had begun my systematic inquiry, I happened to read for amusement Malthus on Population, and being well prepared to appreciate the struggle for existence which everywhere goes on from long- continued observation of the habits of animals and plants, it at once struck me that under these circumstances favourable variations would tend to be preserved, and unfavourable ones to be destroyed. The results of this would be the formation of a new species. Here, then I had at last got a theory by which to work". (Charles Darwin, Autobiography, 1876) Malthus’ invloed op Wallace “One day something brought to my recollection Malthus's Principles of Population … I thought of his clear exposition of …disease, accidents, war, and famine, which keep down the population … It then occurred to me that these causes or their equivalents are continually acting in the case of animals also; and as animals usually breed much more rapidly than does mankind, the destruction every year from these causes must be enormous in order to keep down the numbers of each species, since they evidently do not increase regularly from year to year, as otherwise the world would long ago have been densely crowded with those that breed most quickly. [Then] it occurred to me to ask the question, Why do some die and some live? And the answer was clearly, that on the whole the best fitted live. … that is, the fittest would survive. …The more I thought over it the more I became convinced that I had at length found the longsought-for law of nature that solved the problem of the origin of species. … on the two succeeding evenings I wrote [the theory] out carefully in order to send it to Darwin by the next post. [Alfred Russel Wallace, My Life, pp. 361-363] 1838-1858/9 Darwin publiceert over alles behalve over de evolutietheorie, die hij degelijk in zijn dagboeken verder ontwikkelt. Het essay van Alfred Russel Wallace (1823-1913) “On the Tendency of Varieties to Depart Indefinitely from the Original Type” (MS, 1858) Wallace en Darwin: 1858 1858: Darwin en Wallace publiceren samen On the Tendency of Species to form Varieties; and on the Perpetuation of Varieties and Species by Natural Means of Selection, bevattend Wallace’s On The Tendency of Varieties to Depart Indefinitely from the Original Type en Extract from an unpublished Work on Species from Charles Darwins Essay of 1844. Darwins Ontstaan van soorten (1859) Indeling van The Origin Ch. 1: Variation under Domestication Ch. 2: Variations under Nature Ch. 3: Struggle for Existence Ch. 4: Natural Selection Ch. 5: Laws of Variation – [p. 167: “Our ignorance of the laws of variation is profound”] Ch. 6: Difficulties of Theory Ch. 7: Instinct Ch. 8: Hybridism Ch. 9: On the Imperfection of the Geological Record Ch. 10: On the Geological Succession of Organic Being Ch. 11: Geographical Distribution Ch. 12: Geographical Distribution—continued Ch. 13: Mutual Affinities of Organic Beings: Morphology: Embryology: Rudimentary Organs Ch. 14: Recapitulation and Conclusion Wetenschapsfilosofie • John Herschel’s (1792-1871), Preliminary Discourse on the Study of Natural Philosophy (1830) : begrip vera causa als ontdekte natuurwet die bij nadere bestudering ook een verklaring kan geven voor allerlei andersoortige natuurverschijnselen. Belang van de analogie. • William Whewell’s (1794-1866), History of the Inductive Sciences (1837): begrip consilience of induction: ‘“The Consilience of Inductions takes place when an induction, obtained from one class of facts, coincides with an induction obtained from another different class. Thus consilience is a test of the truth of the theory in which it occurs.” Vera causa Hoofdstukken 1-4 bewijzen het bestaan en de geschiktheid van trasmutatie d.m.v. natuurlijke selectie. Zoals de natuurlijke variatie onder domesticatie wordt veroorzaakt door menselijke selectie (hoofdstuk 1), zo wordt de natuurlijke variatie in de vrije natuur (hoofdstuk 2) door middel van de strijd om het bestaan (hoofdstuk 3) veroorzaakt door natuurlijke selectie (hoofdstuk 4). Hoofdstukken 5, 10-13 bewijzen de verantwoordelijkheid van natuurlijke selectie. Consilience of inductions 1. Geologie: leeftijd van de aarde compatibel met het langzame proces van evolutie. 2. Embryologie: “Agassiz insists that ancient animals resemble to a certain extent the embryos of recent animals of the same classes; or that the geological succession of extinct forms is in some degree parallel to the embryological development of recent forms” (Origin, ch. 10)-- “ontogenie recapituleert de fylogenie” 3. Vergelijkende anatomie : overeenkomsten in de bouw van verschillende organismen. 4. Anatomie : rudimentaire organen die hun functie hebben verloren. 5. Paleontologie: fossielen tonen missing links aan tussen bestaande soorten. 6. Biogeografie: niet homogene verspreiding van planten en dierensoorten op aarde. Thema’s week 2 • Darwin’s delay • Draagt de wereld de sporen van haar schepper? Darwin’s Delay: 1838-1859 (1) Bang, want iedereen geloofde destijds in de onveranderbaarheid van de soorten. Is dit waar? Uit ons verhaal blijkt van niet! (2) Bang, want zijn vrouw, gezin en vrienden waren heel kerkelijk. Maar familie en vrienden wisten van zijn theorie. S.J Gould, “Darwin’s Delay” Darwin’s M and N Notebooks “include many statements showing that he espoused but feared to expose something he perceived as far more heretical than evolution itself: philosophical materialism--the postulate that matter is the stuff of all existence and that all mental and spiritual phenomena are its by-products. No notion could be more upsetting to the deepest traditions of Western thought than the statement that the mind -- however complex and powerful -- is simply a product of brain.” (reader, blz. 78) S.J Gould, “Darwin’s Delay” “Other evolutionists spoke of vital forces, directed history, organic striving, and the essential irreducibility of mind – a panoply of concepts that traditional Christianity could accept in compromise, for the permitted a Christian God to work by evolution instead of creation. Darwin spoke only of random variation and natural selection.” (reader, blz. 78) Materialisme? “Thought (or desires more properly) being heredetary — it is difficult to imagine it anything but structure of brain heredetary, analogy points out to this. Love of the deity effect of organization. Oh you Materialist! … Why is thought being a secretion of brain more monderful than gravity a property of matter? It is our arrogance, our admiration of ourselves.” (Notebook C, p. 16) Van Wyhe: Darwin slow thinker “I suppose that I am a very slow thinker, for you would be surprised at the number of years it took me to see clearly what some of the problems were, which had to be solved … Looking back, I think it was more difficult to see what the problems were than to solve them, as far as I have succeeded in doing; & this seems to me rather curious.” (Darwin to Lyell, 30 Sept. 1859) (geciteerd in John van Wyhe: “Mind the Gap: Did Darwin Avoid Publishing His Theory for Many Years?” Notes and Records of the Royal Society 61 (2007), 177205.) Welke moeilijkheden? Richards: het uitstel was veroorzaakt door de langdurige inspanning om een verklaring te vinden van de evolutie van de instincten van steriele mieren. Vraag: waarom zijn deze instincten problematisch? Ruse’s verklaring voor het uitstel • Oorzaak ligt niet in de moeilijkheden: Ruse ziet geen groot verschil tussen de Sketch (1842), de Essay (1844) en de Origin (1859). • Darwin was bang voor de reacties van Deïsten. • Onderzoek naar “barnacles” (=zepokken), zie Buskes blz. 267-268). • Darwin gebruikte het uitstel om medestanders te krijgen. Uitstel Richards Ruse De theorie krijgt langzaam gestalte (steriele insecten is een moeilijk geval) Darwin had al in 1838 de vera causa ontdekt (zeepokken zijn een bevestiging) Vooruitgang Reader,blz. 53: “Third, a wise selector that has the good of creatures at heart would produce a progressive evolution, one that created ever more improved organization, which Darwin certainly thought to be the case.” Reader, blz. 32: “Darwin scholars agree that he accepted some form of biological progress. .What form of progress? …Not …a kind of Germanic notion of inevitable upward change for the better…such transcendalism was hated by Darwin’s group.” Mechanicisme of teleologie? Richards: “Darwin’s language and metaphorical mode of thought gave his theory a meaning resistant to any mechanistic interpretation and unyielding even to his later, more cautious reflections.” (reader, blz. 52) Teleologie? “Man selects only for his own good; Nature only for that of the being which she tends. . . Can we wonder, then, that nature’s productions should be far “truer” in character than man’s productions; that they should be infinitely better adapted to the most complex conditions of life, and should plainly bear the stamp of far higher workmanship? (Origin, 8384). “And as natural selection works solely by and for the good of each being, all corporeal and mental endowments will tend to progress towards perfection” (Origin, 489). Deïsme? “I had no intention to write atheistically. But I own that I cannot see as plainly as others do, and as I should wish to do, evidence of design and beneficence on all sides of us. There seems to me too much misery in the world. I cannot persuade myself that a beneficent and omnipotent God would have designedly created the Ichneumonidae with the express intention of their feeding within the living bodies of Caterpillars (…). Not believing this, I see no necessity in the belief that the eye was expressly designed. On the other hand, I cannot anyhow be contented to view this wonderful universe, and especially the nature of man, and to conclude that everything is the result of brute force. I am inclined to look at everything as resulting from designed laws, with the details, whether good or bad, left to the working out of what we may call chance. Not that this notion at all satisfies me. I feel most deeply (Darwin aan Asa Gray, 22 mei 1860, The Life and Letters of Charles thatDarwin, the whole ispp. too profound for the human London,subject 1887, dl. 2, 311-312). intellect. A dog might as well speculate on the mind of Newton. (…) Certainly I agree with you that my views are not at all necessarily atheistical. The lightning kills a man, whether a good one or bad one, owing to the excessively complex action of natural laws. … A child (…) is born by the action of even more complex laws, and I can see no reason why a man, or other animal, may not have been aboriginally produced by other laws, and that all these laws may have been expressly designed by an omniscient Creator, who foresaw every future event and consequence. But the more I think the more bewildered I become; as indeed I probably have shown by this letter.” (Darwin aan A. Gray, 22 mei 1860) Deïsme en evolutionisme “It seems to me absurd to doubt that a man may be an ardent Theist & an evolutionist (…). As you ask, I may state that my judgment often fluctuates. Moreover whether a man deserves to be called a theist depends on the definition of the term: which is much too large a subject for a note. In my most extreme fluctuations I have never been an atheist in the sense of denying the existence of a God.— I think that generally (& more and more so as I grow older) but not always, that an agnostic would be the most correct description of my state of mind.” (D. aan J. Fordyce 1879, The Life and Letters of Charles Darwin, London, 1887, dl. 1, p. 304). In de brief aan Gray maakt Darwin een link tussen gemene instincten (“Ichneumonidae… feeding within the living bodies of Caterpillars”) en het menselijke oog (“I see no necessity in the belief that the eye was expressly designed”). Waarom? William Paley Toen hij theologie in Oxford studeerde, las Darwin het boek van William Paley: “I do not think I hardly ever admired a book more than Paley’s “Natural Theology”. I could almost formerly have said it by heart.” D. Hume, Dialogues Concerning Natural Religion (1779) “Cleanthes: The curious adapting of means to ends, throughout all nature, resembles exactly, though it much exceeds, the productions of human contrivance; of human designs, thought, wisdom, and intelligence. Since, therefore, the effects resemble each other, we are led to infer, by all the rules of analogy, that the causes also resemble; and that the Author of Nature is somewhat similar to the mind of man, though possessed of much larger faculties, proportioned to the grandeur of the work which he has executed. By this argument a posteriori, and by this argument alone, do we prove at once the existence of a Deity, and his similarity to human mind and intelligence.” “Philo: If we see a house, CLEANTHES, we conclude, with the greatest certainty, that it had an architect or builder; because this is precisely that species of effect which we have experienced to proceed from that species of cause. But surely you will not affirm, that the universe bears such a resemblance to a house, that we can with the same certainty infer a similar cause, or that the analogy is here entire and perfect. The dissimilitude is so striking, that the utmost you can here pretend to is a guess, a conjecture, a presumption concerning a similar cause; and how that pretension will be received in the world, I leave you to consider.” W. Paley, Natural Theology, 1802 “Nor would it, I apprehend, weaken the conclusion, that we had never seen a watch made; that we had never known an artist capable of making one; that we were altogether incapable of executing such a piece of work.. Our observer knows enough for his argument: he knows the utility of the end: he knows the subserviency and adaptation of the means to the end. These points being known, his ignorance of other points, his doubts concerning other points, affect not the certainty of his reasoning. The consciousness of knowing little need not beget a distrust of that which he does know.” Darwin over Paley “Although I did not think much about the existence of a personal God until a considerably later period of my life, I will here give the vague conclusions to which I have been driven. The old argument of design in nature, as given by Paley, which formerly seemed to me so conclusive, fails, now that the law of natural selection has been discovered.” (Charles Darwin, The Autobiography of Charles Darwin 18091882.) Aanhangers van intelligent design wijzen naar • Complexe organen • Complexe instincten. Hoe verklaart Darwin deze fenomenen? Welke nieuwe wending geeft hij aan: 1) Paley’s analogie oog/telescoop? (“But may not this inference be presumptuous? Have we any right to assume that the Creator works by intellectual powers like those of man?”) 2) het beginsel “Natura non facit saltus”? Wonderbaarlijke instincten Darwin, Origin of Species, p. 207: “… especially as so wonderful an instinct as that of the hive-bee in making its cells will probably have occurred to many readers, as a difficulty sufficient to overthrow my whole theory.” Waarom zijn instincten problematisch? Natural Selection (MS.): “It is most natural to believe that the transcendent perfection and complexity of many instincts can be accounted for only by the direct interposition of the Creator.” Maar hoe zit het dan met gemene instincten? (zie brief aan Gray). Andere problematische aspecten • Hoe zijn instincten ontstaan? • Hoe kunnen instincten evolueren? • Hoe kunnen altruïstische instincten worden geselecteerd? Wat zijn instincten? “An action, which we ourselves should require experience to enable us to perform, when performed by an animal, more especially by a very young one, without any experience, and when performed by many individuals in the same way, without their knowing for what purpose it is performed, is usually said to be instinctive.” ((Origin, 207) Wat is de oorsprong van instincten? “I must premise, that I have nothing to do with the origin of the primary mental powers, any more than I have with that of life itself. We are concerned only with the diversities of instinct and of the other mental qualities of animals within the same class.” (Origin, 209) De evolutie van instincten: verklaring 1 “If we suppose any habitual action to become inherited – and I think it can be shown that this does sometimes happen – then the resemblance between what originally was a habit and an instinct becomes so close as not to be distinguished. ... But it would be the most serious error to suppose that the greater number of instincts have been acquired by habit in one generation, and then transmitted by inheritance to succeeding generations. …” De evolutie van instincten: verklaring 2 “Under changed conditions of life, it is at least possible that slight modifications of instinct might be profitable to a species; and if it can be shown that instincts do vary ever so little, then I can see no difficulty in natural selection preserving and continually accumulating variations of instinct to any extent that may be profitable. It is thus, as I believe, that all the most complex and wonderful instincts have originated … [that is, by] variations produced by the same unknown causes which produce deviations of bodily structures” (Origin, 209) Altruisme en steriele mieren “This difficulty, though appearing insuperable, is lessened, or, as I believe, disappears, when it is remembered that selection may be applied to the family, as well as to the individual, and may thus gain the desired end.” (Origin, 237). Wat is het verschil tussen instinct en intellect? "Intellect is a modification of instinct--an unfolding & generalizing of the means by which an instinct is transmitted." (N Notebooks, MS p. 198). Wat is thinking? “Thinking consists of sensation of images before your eyes, or ears (language mere means of exciting association) or of memory of such sensation, & memory is repetition of whatever takes place in brain, when sensation is perceived.” (M Notebooks, MS p. 61e-62e). Invloed van Hume’s Treatise of Human Nature op Darwin Brein bepaalt mind Als het verschil tussen reason en instinct enkel gradueel en niet substantieel is, kunnen wij dan zeggen dat: a) dieren redeneren? b) dat ons gedraag instinctief is? Als b het geval is, wat zijn dan de implicaties voor de ethiek? [i] Moeten wij concluderen dat dieren moreel handelen? of [ii] Is het moreel handelen pas op een late stadium in de mentale evolutie ontstaan? Noch mens noch mind in de Origin Darwin aan Wallace: “I think I shall avoid the whole subject, as so surrounded with prejudices, though I fully admit that it is the highest & most interesting problem for the naturalist.” De enige zin in Darwins Origin of Species (1859) waarin de mens wordt genoemd is: “light will be thrown on the origin of man and his history.” Lezers begrijpen meteen de implicaties Dominee Leonard Jenkyns’ brief aan Darwin, januari 1860: “I cannot bring myself to the idea that man’s reasoning faculties and above all his moral sense could ever have been obtained from irrational progenitors, by mere natural selection--acting however gradually and for whatever length of time that may be required.” Intelligente dieren • Hieronymus Rorarius, nuncio of Pope Clement VII: Quod animalia bruta saepe ratione utantur melius homine (1547) • Hermann Samuel Reimarus: Instinctum brutorum existentis Dei, eiusdemque sapientissimi, indicem (1725) Darwins tweede uitstel • 1863: Thomas Huxley, Evidence as to Man’s Place in Nature (de structurele overeenkomsten tussen mens en mensapen worden voor het eerst besproken) • 1864: Alfred Wallace, The origin of human races and the antiquity of man as deduced from the theory of “natural selection”, • 1869: Alfred Wallace, Bespreking van Lyells Principles of Geology • 1871: Charles Darwin, The Descent of Man Thema week 3 De evolutie van cognitie cultuur en moraal volgens Alfred Wallace Wallace (1864) Mentale en lichamelijke evolutie : “As the competing races, the climate, the vegetation (…) are slowly changing, they (=animals) must undergo a corresponding change in their structure, habits, and constitution. (…) But man does this by means of his intellect alone, the variations of which enable him, with an unchanged body, still to keep in harmony with the changing universe. (…) From the time when (…) intellectual and moral faculties became fairly developed, man would cease to be influenced by “natural selection” in his physical form and structure.” Een of meerdere menselijke rassen? “If, therefore, we are of opinion that he (=man) was not really man till these higher faculties were fully developed, we may assert that there were many originally distinct races of men; while if we think that a being like us in form and structure, but with mental faculties scarcely raised above the brute, must still be considered to have been human, we are fully entitled to maintain the common origin of all mankind” (reader, blz. 137) En wat is de toekomst van de menselijke ras? Wallace’s spiritualistic turn 1869: in een bespreking van Lyells Principles of Geology beweert Wallace dat de complexiteit van de menselijke geest niet te verklaren is in termen van natuurlijke selectie en dat de kloof tussen de cognitieve vermogens van mensen en dieren een bewijs is dat een “Hogere Intelligentie” evolutie heeft gestuurd. 1. Welke argumenten gebruikt Wallace? 2. Welke rol speelt de analogie artificiële/menselijke selectie in zijn betoog? Racisme? • In het artikel uit 1864 geeft Wallace een verklaring van de superioriteit van de Europese rassen. • In The Malay Archipelago: Closing Passages (S715: 1869/1891) schrijft hij: “it is very remarkable that among people in a very low stage of civilization we find some approach to such a perfect social state. I have lived with communities of savages in South America and in the East, who have no laws or law courts but the public opinion of the village freely expressed. Each man scrupulously respects the rights of his fellow, and any infraction of those rights rarely or never takes place. In such a community, all are nearly equal. There are none of those wide distinctions, of education and ignorance, wealth and poverty, master and servant, which are the product of our civilization; there is none of that wide-spread division of labour, which, while it increases wealth, produces also conflicting interests; there is not that severe competition and struggle for existence, or for wealth, which the dense population of civilized countries inevitably creates.” Thema week 4 Darwin over de evolutie van bewustzijn, cultuur en moraal Darwins reactie op Wallace’s boekbespreking “But I groan over man – zo schreef Darwin in een brief aan Wallace uit 1870 – you write like a metamorphosed (in the retrograde direction) naturalist, and you the author of the best paper that ever appeared in the Anthropological Review.” Darwins antwoord op Wallace 1871: Darwin, The Descent of Man, and Selection in Relation to Sex. Doel van het boek is “om na te gaan, ten eerste, of de mens, net als iedere andere diersoort, afstamt van een of andere eerder bestaande vorm; ten tweede, op welke wijze hij zich heeft ontwikkeld; en ten derde, wat het belang is van de verschillen tussen de zogenaamde rassen van de mens.” Darwins vergelijking tussen de mentale vermogens van de mens en de lagere dieren Darwin beweert dat er een grotere kloof is tussen de cognitieve vermogens van apen en vissen dan tussen die van apen en mensen, dat het verschil tussen de cognitieve vermogens van mensen en hoge zoogdieren gradueel en niet essentieel is, en dat het menselijk sociaal en moreel gedrag sterke overeenkomsten vertoont met dierlijke instincten. Descent of Man Chapter 1: The Evidence of the Descent of Man from some Lower Form Chapter 2: Comparison of the Mental Powers of Man and the Lower Animals. Chapter 3: Comparison of the Mental Powers of Man and the Lower Animals--continued. Chapter 4: On the Manner of Development of Man from some Lower Form. Chapter 5: On the Development of the Intellectual and Moral Faculties during Primeval and Civilised times. Chapter 6: On the Affinities and Genealogy of Man. Chapter 7: On the Races of Man. Hoofdstuk 2: Darwin over intelligentie en instincten Darwin ontkent dat instinct en intelligentie omgekeerd evenredig zijn. • Bij intelligente dieren vinden wij complexere instincten dan bij lagere dieren. • Mensen vertonen instinctief gedrag. • Dieren kunnen uit de ervaring leren. Echter: “I am, however, far from wishing to deny that instinctive actions may lose their fixed and untaught character, and be replaced by others performed by the aid of free will.” (reader, blz. 182) Darwins hypothese Het is mogelijk dat ten gevolge van de ontwikkeling van de hersenen ieder afzonderlijk deel van het brein minder geschikt is om op instinctieve wijze te reageren op bijzondere sensaties en associaties. Rationele vermogens bij dieren Emoties: Niet alleen emoties als plezier, pijn en geluk, maar ook intellectuele emoties en vermogens, die de basis vormen voor de ontwikkeling van de hogere mentale vermogens, zijn aanwezig bij dieren. Dieren genieten van opwinding, lijden aan verveling, ze voelen verbazing, ze zijn nieuwsgierig. Rationele vermogens bij dieren Verder treffen we bij dieren: Imitatie, Aandacht, Geheugens, Verbeeldingskracht, en zelfs Rede. “Dieren kan men voortdurend zien aarzelen, zich beraden en een besluit nemen.” Darwin geeft echter toe dat het moeilijk is om de kracht van de rede te onderscheiden van de kracht van instincten. Taal • Apen kunnen zich uitdrukken d.m.v. bewegingen van gelaatstrekken en gebaren. • Honden kunnen blaffen in verschillende toonaarden. • Papegaaien kunnen praten. Echter: Gearticuleerde spraak is uniek voor de mens. Hiermee bedoelt D. het vermogen om “welomlijnde geluiden te verbinden met welomlijnde ideeën. En dit hangt duidelijk af van de ontwikkeling van de mentale bekwaamheden.” Bovendien: Taal is de basis van zelfbewustzijn, individualiteit, abstractie, algemene ideeën. Hoofdstuk 3: Instincten en moreel gedrag • De morele zin is wat de mens van de lagere dieren vooral onderscheidt. • Darwins stelling: Ieder dier begiftigd met scherpomlijnde sociale instincten zou onvermijdelijk een morele zin of geweten verwerven, zodra zijn intellectuele vermogens even goed ontwikkeld of bijna even goed ontwikkeld zouden zijn als bij de mens. • Dit betekent echter niet dat een strikt sociaal dier exact dezelfde morele zin zou verwerven als die van ons. Waarom? Sociaal zijn • Dieren zijn sociaal, bewijzen elkaar belangrijke diensten, hebben een gevoel van liefde voor elkaar en sympathiseren met elkaars leed of gevaar. • Volgens D. zijn sommige sociale instincten verkregen door natuurlijke selectie, terwijl andere het resultaat zijn van langdurige gewoontevorming. • De sociale instincten “zijn verworven door de mens evenals door de lagere dieren, voor het welzijn van de gemeenschap (…) Maar naarmate de mens gradueel vooruitgang maakte in intellectuele kracht (…) steeg zijn morele peil alsmaar hoger en hoger.” Utilitarisme of Plichtethiek? • Reader, blz. 242: Darwin vervangt de “Greatest happiness principle” met het beginsel van “the general good of the community” • Reader, blz. 251: Darwin beweert dat de sociale instincten, met de hulp van actieve intellectuele vermogens en het effect van gewoonte, “naturally lead to the golden rule: “As you would that men should do to you, do ye to them likewise;” and this lies at the foundation of morality” Spreekt Darwin zich tegen? Evolutie en de mind • Als alle mentale en emotionele faculteiten zijn geëvolueerd vanuit lagere dierlijke faculteiten, wat zegt dit over: • a) onze geest? • b) de relatie tussen lichaam en geest? Thema week 5 Zijn wij automaten? Het debat tussen Huxley en James Thomas H. Huxley (1825-1895) • Wetenschappelijke interesses: – Anatomie en fysiologie – Biologie; zoölogie en morfologie – Geologie • Lid van de Royal Society • Oprichter tijdschrift ‘Nature’ • Publiek verdediger van Darwins theorie (“Darwin’s bulldog”) Huxley, “On the Hypothesis that Animals Are Automata, and Its History” (1874) Waarom deze titel? Descartes, Verhandeling over de mens (1632) “Verder zou ik willen dat u aanneemt dat al die functies in deze machine van nature slechts voortvloeien uit de rangschikking van haar organen, net zoals de bewegingen van een uurwerk of een andere automaat voortvloeien uit de rangschikking van de tegengewichten en de raderen. Men moet (…) dus geen enkele (…) vegetatieve of sensitieve ziel veronderstellen.” Huxley, “On the Hypothesis that Animals Are Automata, and Its History” (1874) “For of two alternatives one must be true. Either consciousness is the function of a something distinct from the brain, which we call the soul, and a sensation is the mode in which this soul is affected by the motion of a part of the brain; or there is no soul, and a sensation is something generated by the mode of motion of a part of the brain. In the former case, the phenomena of the senses are purely spiritual affections; in the latter, they are something manufactured by the mechanism of the body, and as unlike the causes which set that mechanism in motion, as the sound of a repeater is unlike the pushing of the spring which gives rise to it.” Evolutie en geest volgens Huxley • Geest is het product van evolutie: – De geest is het resultaat van fysische processen – Fysische processen zijn onderhevig aan evolutie Epifenomenalisme: Argumentatie • Fysische processen in levende wezens zijn mechanisch te verklaren – Zintuiglijke waarneming wordt veroorzaakt door het sensorisch zenuwstelsel – Beweging is het resultaat van signalen uit het motorisch zenuwstelsel • Sensorische zenuwen kunnen via het brein een gedragsresponse uitlokken zonder bemiddeling van het bewustzijn Alle bewuste fenomenen blijken gelokaliseerd te zijn in het brein: “The brain is the organ of sensation, thought, and emotion; that is to say, some change in the condition of the matter of this organ is the invariable antecedent of the state of consciousness to which each of these terms is applied” (On the Hypothesis that Animals are Automata, and Its History, 1874) Mind als stoomfluit “The consciousness of brutes would appear to be related to the mechanism of their body simply as a collateral product of its working, and to be as completely without any power of modifying that working as the steam-whistle which accompanies the work of a locomotive engine is without influence upon its machinery. Their volition, if they have any, is an emotion indicative of physical changes, not a cause of such changes.” Conclusies • Levende lichamen zijn automatisch functionerende machines • Deze automaten kunnen bewust en sensitief zijn, maar dit is puur een passief bijproduct van de werking van de machinerie William James (1842-1910) • Harvard professorships in medicine, psychology, philosophy • Functionalist en pragmatist “The reasons why we call things true is the reason why they are true, for 'to be true' means only to perform this marriagefunction” (Pragmatism: A New Name for Some Old Ways of Thinking, 1907) James: Are We Automata? • Bestaan en werking van reflexen is geen bewijs voor de automatische werking van het gehele zenuwstelsel • Kikkerexperiment toont niet aan dat het lichaam automatisch functioneert Evolutie en de geest volgens James • Bewustzijn is geëvolueerd en het lijkt dus aannemelijk dat het nut heeft in de strijd om het bestaan • Als het bewustzijn nut heeft dan is het geen passief bijproduct van de werking van de hersenen. • Welke toegevoegde waarde zou een bewustzijn hebben bovenop een functioneel, automatische zenuwstelsel? Nut van bewustzijn • Mechanische processen zijn niet gericht op overleving • Bewustzijn heeft wel een gerichtheid op betekenis en waarde • Een bewustzijn dat gericht is op overleven zou het normale, willekeurig verloop van evolutie drastisch kunnen versnellen Sturend bewustzijn • Minimaal actief als het automatisch zenuwstelsel snel en zeker functioneert • Met name actief als het automatisch zenuwstelsel hapert, achterblijft of contraproductief is • Wat zou dit kunnen betekenen voor: de relatie tussen fysische en mentale evolutie (zie Wallace)? de relatie tussen menselijke en dierlijke instincten? “A priori analysis of both the brain and conscious action shows us that if the latter were efficacious it would, by its selective emphasis, make amends for the indeterminateness of the former; whilst the study à posteriori of the distribution of counsciousness shows it to be exactly such as we might expect in an organ added for the sake of steering a nervous system grown too complex to regulate itself.” (Are we Automata?, 1879)