Uploaded by whitney eloghosa

Begrip

advertisement
Begrip
Psychologie
Politieke psychologie
Positivisme
Sciëntisme
Decadentie
Collectieve oorzaken
Gezag (Weber)
Psychoanalyse
Frankfurter Schule
Behavioristische omwenteling
Realiteit (Hans Eysenck)
Persoonlijkheid
Premoderne theorieën
Afweermechanismen
Psychobiografieën
Motivatietheorieën
Definitie
De wetenschap van het gedrag en de mentale processen. Het omvat
de studie van bewuste en onbewuste verschijnselen, evenals
gevoelens en gedachten
Een interdisciplinaire benadering die zich richt op het begrijpen van
politieke processen door middel van psychologische theorieën en
methoden. Het onderzoekt hoe individuele en groepspsychologie het
politieke gedrag beïnvloedt
Een wetenschapsfilosofie die stelt dat de enige authentieke kennis
die gebaseerd is op empirische waarnemingen en logische en
wiskundige verwerking ervan, terwijl niet-wetenschappelijke kennis
wordt afgewezen
Het idee dat de natuurwetenschappelijke methode de enige weg is
naar ware kennis en dat deze methode toegepast kan worden op alle
gebieden van het leven
De staat van moreel of cultureel verval, vaak geassocieerd met een
gebrek aan discipline en zelfbeheersing
Factoren die het gedrag van groepen beïnvloeden en niet alleen van
individuele leden. Dit kan omvatten groepsdynamica, sociale normen
en culturele invloeden
Max Weber onderscheidde drie vormen van gezag: traditioneel,
charismatisch en rationeel-legaal. Traditioneel gezag is gebaseerd op
gewoonte, charismatisch gezag op de buitengewone kwaliteiten van
een leider, en rationeel-legaal gezag op formele regels en wetten
Een theorie en therapie ontwikkeld door Sigmund Freud die het
onbewuste onderzoekt en probeert te begrijpen hoe vroege
ervaringen en onbewuste motieven gedrag beïnvloeden
Een sociale en politieke filosofieschool die zich richt op kritische
theorieën over maatschappij, cultuur en politiek. Belangrijke leden
zijn Max Horkheimer, Theodor Adorno en Herbert Marcuse
Een verschuiving in de psychologie naar het bestuderen van
observeerbaar gedrag in plaats van interne mentale processen. Dit
was een reactie tegen de introspectieve methoden van de vroege
psychologie .
Eysenck stelde dat persoonlijkheid en gedrag beïnvloed worden door
biologische en genetische factoren, en hij ontwikkelde verschillende
modellen om deze invloed te beschrijven
Een endogeen en gebruikelijk patroon van relatief permanente
karaktertrekken (“traits”) die zorgen voor consistentie, directionaliteit
en individualiteit in gedrag, en die situationeel ingebed zijn .
Theorieën over persoonlijkheid en gedrag die voorafgaan aan
moderne wetenschappelijke methoden. Deze kunnen religieuze,
filosofische of vroege psychologische ideeën omvatten
Psychische strategieën die door het ego gebruikt worden om
onbewuste conflicten en angsten te beheersen. Voorbeelden zijn
repressie, projectie en rationalisatie
Biografieën die proberen de psychologische ontwikkeling van een
individu te begrijpen door gebruik te maken van theorieën uit de
psychologie
Theorieën die proberen te verklaren wat mensen drijft om zich op
bepaalde manieren te gedragen. Bekende theorieën zijn die van
Maslow, Herzberg en Vroom
Genetische of biologische
theorieën
Trait theorieën
Vijf universele
persoonlijkheidskenmerken
Openheid
Conscientiousness
Extraversie
Agreeableness
Neuroticisme
Politiek gedrag
Reinforcement principle
Politieke participatie
Conventionele participatie
Niet-conventionele participatie
Politiek apathisch persoon
Toeschouwer
Gladiator
Matiging
Typologie van participanten
Politiek handelen
Sociaal handelen
Sociale cognitie
Gedragsintenties
Attitudevariabele
Theorieën
die
benadrukken
dat
gedrag
en
persoonlijkheidskenmerken sterk worden beïnvloed door genetische
en biologische factoren
Theorieën die stellen dat persoonlijkheid bestaat uit een aantal
stabiele eigenschappen of “traits” die consistent zijn over tijd en
situatie
Een model dat stelt dat persoonlijkheid bestaat uit vijf brede
dimensies: openheid, conscientiousness, extraversie, agreeableness
en neuroticisme
Een persoonlijkheidskenmerk dat wordt gekenmerkt door een
voorliefde voor nieuwe ervaringen, ideeën en creativiteit
Een persoonlijkheidskenmerk dat wordt gekenmerkt door
zorgvuldigheid, betrouwbaarheid en doelgerichtheid
Een persoonlijkheidskenmerk dat wordt gekenmerkt door sociabiliteit,
energie en een positieve instelling
Een persoonlijkheidskenmerk dat wordt gekenmerkt door
vriendelijkheid, medeleven en medewerking
Een persoonlijkheidskenmerk dat wordt gekenmerkt door emotionele
instabiliteit, angst en prikkelbaarheid
Gedragingen die individuen of groepen vertonen in een politieke
context, zoals stemgedrag, politieke participatie en activisme
Het idee dat gedrag dat wordt gevolgd door positieve consequenties
waarschijnlijker herhaald zal worden, terwijl gedrag dat wordt gevolgd
door negatieve consequenties waarschijnlijker zal afnemen
De activiteiten waarmee burgers proberen invloed uit te oefenen op
de politiek, zoals stemmen, protesteren en campagne voeren
Politieke activiteiten die algemeen worden geaccepteerd door de
samenleving, zoals stemmen of het bijwonen van een politieke
bijeenkomst
Politieke activiteiten die minder gebruikelijk zijn en vaak buiten de
reguliere politieke processen vallen, zoals protesten en burgerlijke
ongehoorzaamheid
Een individu dat weinig tot geen interesse of betrokkenheid toont bij
politieke activiteiten of processen
Een individu die wel interesse heeft in politiek en politieke kennis
heeft, maar niet actief deelneemt aan politieke activiteiten
Een individu die zeer actief is in politieke activiteiten en processen,
zoals campagne voeren of actief lid zijn van een politieke partij
Een houding of benadering waarbij men streeft naar gematigdheid en
het vermijden van extremen in politieke overtuigingen of acties
Een classificatie van individuen gebaseerd op hun niveau van
politieke betrokkenheid en activiteit, zoals apathisch, toeschouwer, of
gladiator
Acties en gedragingen die gericht zijn op het beïnvloeden van
politieke processen of uitkomsten
Handelingen die gericht zijn op of beïnvloed worden door anderen in
de samenleving, vaak in een niet-politieke context
De studie van hoe mensen informatie over anderen en sociale
situaties waarnemen, interpreteren en onthouden
Voorafgaande intenties die een persoon heeft om een bepaald
gedrag uit te voeren
Een kenmerk van iemands houding die kan variëren, zoals de sterkte,
richting of toegankelijkheid van de attitude
Homo clausus
Factoranalytische of
multidimensionale
schaalconstructie
Hypothetisch construct
Attitude-object
Cognitieve responsen
Genetische Theorieën
Sociale Theorieën: Cognitief
Sociale Theorieën: Affect
Sociale Theorieën: Conatief
Klassieke Conditionering
Operante Conditionering
Priming
Mere-Exposure Effect
Dual Proces Effect
Affectieve Priming
Autoritaire Persoonlijkheid
Sadomasochistisch Karakter
Medicalisering van Politiek
Etnocentrisme
Symbolische Racisme
Relatieve Deprivatie
Individuele Deprivatie
Een concept dat het idee van het geïsoleerde, autonome individu
weerspiegelt, zonder rekening te houden met sociale relaties en
contexten
Methoden in de psychologie die gebruikt worden om complexe
concepten zoals attitudes of persoonlijkheid te meten door
verschillende onderliggende factoren te identificeren
Een theoretisch concept dat niet direct observeerbaar is, maar wordt
gebruikt om psychologische verschijnselen te verklaren, zoals
intelligentie of motivatie
Het specifieke onderwerp, persoon, idee of situatie waarover iemand
een houding heeft
De gedachten die bij iemand opkomen in reactie op een bepaald
stimulus, zoals een boodschap of gebeurtenis
Benaderen de invloed van genetica op politieke attitudes en gedrag,
waarbij gezocht wordt naar genetische markers die verband houden
met bepaalde houdingen en gedrag
Benadrukken de invloed van opvattingen en kennis op de vorming
van attitudes
Richten zich op de invloed van emoties op attitudes, inclusief
technieken zoals klassieke conditionering, operante conditionering,
priming, en het mere-exposure effect
Focussen op gedragsintenties en de bereidheid om te handelen ten
opzichte van een attitude-object
Emotionele responsen worden gekoppeld aan een neutrale stimulus,
waardoor die stimulus emotionele eigenschappen overneemt
Gedrag wordt versterkt door beloningen of straffen
Een stimulus beïnvloedt de respons op een volgende stimulus,
zonder dat men zich daarvan bewust is
Hoe vaker iemand wordt blootgesteld aan een bepaalde stimulus,
hoe groter de kans dat hij of zij een positieve houding tegenover die
stimulus ontwikkelt
Bevat zowel bewuste als onbewuste verwerking van informatie,
waarbij beide processen bijdragen aan de vorming van attitudes en
gedrag.
Een stimulus roept automatisch een emotionele respons op die
invloed heeft op de verwerking van een volgende stimulus.
Een persoonlijkheidstype gekenmerkt door gehoorzaamheid aan
autoriteit, conformiteit aan gevestigde normen, en vijandigheid
tegenover out-groups.
Een persoonlijkheidstype waarin autoritarisme en onderdanigheid
samengaan, vaak met agressie naar buitenstaanders.
De neiging om politieke verschijnselen te beschrijven en te
behandelen in medische termen, waarbij politieke problemen gezien
worden als medische aandoeningen.
De neiging om eigen etnische groep als superieur te beschouwen en
andere groepen te beoordelen volgens de normen en waarden van
de eigen groep.
Subtiele en indirecte vorm van racisme, waarbij negatieve gevoelens
ten opzichte van een ras zich uiten in symbolische vorm.
Gevoel van ontevredenheid dat ontstaat wanneer mensen zichzelf
vergelijken met anderen die beter af zijn.
Ontevredenheid ervaren door een individu vanwege zijn of haar
persoonlijke situatie ten opzichte van anderen.
Groepsdeprivatie
Competitief Racisme
Contactracisme
Machiavellisme
Dark Triad
Self-Efficacy
Political Self-Efficacy
Normatief Perspectief
Empirisch Perspectief
Atomisme
Unbounded Rationality
Transparant Keuzeproces
Bounded Rationality
Satisficing Behaviour
Poliheuristische
Besluitvorming
Sociale Inbedding
Rational Ignorance
Cognitieve Biases
Motivationele Biases
Duale Procestheorie
Biased Information
Processing
Heuristieken
Nudging
Ontevredenheid ervaren door een groep vanwege hun collectieve
situatie ten opzichte van andere groepen.
Racisme dat voortkomt uit competitie tussen groepen om schaarse
middelen.
Racisme dat ontstaat door gebrek aan contact of negatieve contacten
tussen verschillende raciale groepen.
Manipulatieve en cynische houding ten opzichte van anderen, waarbij
morele overwegingen ondergeschikt zijn aan eigenbelang en succes.
Combinatie van drie persoonlijkheidskenmerken: narcisme,
machiavellisme en psychopathie, die samenhangen met manipulatief
en antisociaal gedrag.
Geloof in eigen vermogen om specifieke taken succesvol uit te
voeren.
Geloof in eigen vermogen om effectief deel te nemen aan politieke
processen en veranderingen te bewerkstelligen.
Benadering die voorschrijft hoe politieke processen zouden moeten
functioneren op basis van ethische of ideologische principes.
Benadering die politieke fenomenen onderzoekt en beschrijft op
basis van observeerbare en meetbare feiten en data.
Filosofisch standpunt dat de samenleving bestaat uit individuen die
handelen op basis van eigenbelang, zonder rekening te houden met
sociale structuren of collectieve invloeden.
Idee dat individuen in staat zijn om volledig rationele beslissingen te
nemen
met
onbeperkte
toegang
tot
informatie
en
verwerkingscapaciteit.
Besluitvormingsproces waarin alle opties en consequenties duidelijk
en volledig worden geëvalueerd.
Idee dat de rationaliteit van individuen beperkt is door de beschikbare
informatie, cognitieve beperkingen en tijdsdruk.
Besluitvormingsstrategie waarbij individuen kiezen voor een
bevredigende oplossing in plaats van de optimale oplossing, gezien
de beperkingen van hun rationaliteit.
Proces waarbij beslissers eerst een aantal opties snel elimineren op
basis van heuristieken, en vervolgens de resterende opties
diepgaander evalueren.
Mate waarin individuele beslissingen en gedrag worden beïnvloed
door sociale relaties en netwerken.
Situatie waarin individuen ervoor kiezen om zich niet volledig te
informeren over een kwestie omdat de kosten van
informatieverwerving hoger zijn dan de verwachte baten.
Systematische fouten in denken die de oordelen en beslissingen van
individuen beïnvloeden.
Vooroordelen die voortkomen uit persoonlijke verlangens en
behoeften die de perceptie en interpretatie van informatie kleuren.
Theorie die stelt dat er twee systemen van informatieverwerking
bestaan: een snel, automatisch en onbewust systeem en een
langzaam, gecontroleerd en bewust systeem.
Vertekening van informatieverwerking ten gunste van bestaande
overtuigingen en voorkeuren.
Mentale shortcuts of vuistregels die mensen gebruiken om snel en
efficiënt beslissingen te nemen.
Gebruik van subtiele duwtjes om mensen te beïnvloeden in hun
beslissingen zonder hun keuzevrijheid te beperken.
Gamification
Avoid-Approach (Stimuli)
Appraisal (Cognitie)
Neural (Neurobiologie)
Outside In (Narratieve
Methode en Continue Teller)
Inside Out
Type Emoties
Politieke Gevolgen Emoties
Marxisme
Neomarxisme van Gramsci
Working Class
Authoritarianism
Social Dominance Orientation
Right Wing Authoritarianism
Klassiek Marxisme
Gramsci's Kritiek op Klassiek
Marxisme
Columbia School
Michigan School
Belief System
Funnel of Causality
Rochester School
Attitudes vs. Action (Le Pierre)
Toepassing van spelelementen in niet-spelcontexten om gedrag en
betrokkenheid te stimuleren.
Theorie dat mensen geneigd zijn om positieve stimuli te benaderen
en negatieve stimuli te vermijden.
Proces van evaluatie en beoordeling van een situatie die de
emotionele respons daarop beïnvloedt.
Studie van de neurologische basis van gedrag en emotie, inclusief de
hersenstructuren en processen die betrokken zijn bij emotionele
reacties.
Methode die uitgaat van externe observatie en analyse van gedrag
en gebeurtenissen om inzicht te krijgen in interne processen en
ervaringen.
Methode die begint bij interne ervaringen en gedachten om gedrag
en externe gebeurtenissen te verklaren.
Classificatie van emoties in verschillende categorieën zoals vreugde,
angst, woede, verdriet, enz.
Impact van emoties op politiek gedrag, besluitvorming, en publieke
opinie, inclusief effecten zoals mobilisatie, polarisatie, en
stemgedrag.
Sociaal-economische theorie die de klassenstrijd centraal stelt en
pleit voor een samenleving zonder klassenverschillen.
Variant van het marxisme die de nadruk legt op culturele hegemonie
en de rol van ideologie in het handhaven van de machtsstructuren.
Neiging van de arbeidersklasse om autoritaire leiders en systemen te
steunen als reactie op economische onzekerheid en sociale
veranderingen.
Persoonlijkheidskenmerk dat de voorkeur voor hiërarchie en
dominantie van eigen groep over andere groepen weerspiegelt.
Persoonlijkheidskenmerk dat gekenmerkt wordt door een voorkeur
voor traditie, autoriteit en conformiteit, vaak gepaard gaand met
vooroordelen tegen out-groups.
Oorspronkelijke theorie van Marx en Engels die de klassenstrijd en
de economische basis van sociale structuren benadrukt.
Gramsci bekritiseerde het klassiek marxisme voor zijn economische
determinisme en benadrukte de rol van cultuur en ideologie in het
handhaven van de machtsstructuren.
Onderzoekstraditie die zich richt op de invloed van sociale netwerken
en interpersoonlijke communicatie op politieke opvattingen en
stemgedrag.
Onderzoekstraditie die politieke attitudes en stemgedrag verklaart
vanuit psychologische identificatie met politieke partijen en
langetermijnloyaliteit.
Geheel van onderling samenhangende opvattingen en attitudes die
het denken en gedrag van individuen vormgeven.
Model dat politieke beslissingen beschrijft als het resultaat van een
opeenstapeling van factoren, variërend van langdurige sociale
invloeden tot kortetermijngebeurtenissen.
Onderzoekstraditie die nadruk legt op rationele keuze en economisch
geïnspireerde modellen van stemgedrag en politieke besluitvorming.
Studie die aantoont dat er een discrepantie kan zijn tussen wat
mensen zeggen (attitudes) en wat ze doen (gedrag), gebaseerd op
het onderzoek van Le Pierre.
Theorie die stelt dat mensen geneigd zijn om bestaande sociale,
economische en politieke systemen te rechtvaardigen en te
verdedigen, zelfs als ze nadelig voor hen zijn.
Intragroep
Interacties en relaties binnen eenzelfde groep.
Intergroep
Interacties en relaties tussen verschillende groepen.
Situaties waarin individuen zowel competitieve als coöperatieve
Mixed Motive Situaties
motieven hebben.
Proces waarbij individuen hun gedrag aanpassen aan dat van
Gedragsassimilatie
anderen in de groep.
Neiging van individuen om hun beslissingen en gedrag te baseren op
Social Values Orientation
persoonlijke waarden, die kunnen variëren van pro-self (eigenbelang)
tot pro-social (groepsbelang).
Oriëntatie waarbij individuen hun eigenbelang vooropstellen bij
Pro-Self
beslissingen en gedrag.
Oriëntatie waarbij individuen het groepsbelang vooropstellen bij
Pro-Social
beslissingen en gedrag.
Situatie waarin individuen handelen op basis van eigenbelang, wat
Tragedy of Commons
leidt tot de uitputting van gemeenschappelijke hulpbronnen.
Probleem waarbij individuen profiteren van gemeenschappelijke
Public Goods Dilemma
goederen zonder bij te dragen aan de kosten of het onderhoud ervan.
Conflict waarbij beslissingen moeten worden genomen over de
Rechtvaardigheidsdilemma
eerlijke verdeling van middelen en kansen.
Situatie waarin individuen beslissingen moeten nemen over de
Verantwoordelijkheidsdilemma verdeling van verantwoordelijkheden binnen een groep of
gemeenschap.
Neiging om gedrag van anderen toe te schrijven aan hun
Fundamentele Attributiefout
persoonlijkheid of karakter, terwijl men eigen gedrag eerder toeschrijft
aan externe factoren.
Processen en technieken die worden gebruikt om conflicten
Conflictresolutie
vreedzaam op te lossen.
Negatieve houdingen of gevoelens tegenover een persoon
Vooroordelen
gebaseerd op hun lidmaatschap van een bepaalde groep.
Voortdurende en systematische verschillen in kansen en uitkomsten
Aanhoudende Ongelijkheid
tussen verschillende groepen in de samenleving.
Theorieën die stellen dat groepen of individuen worden beschuldigd
Zondeboktheorieën
en verantwoordelijk gehouden voor problemen waarvoor ze niet
werkelijk verantwoordelijk zijn.
Theorie die stelt dat intergroepconflicten ontstaan door directe
Realistic Conflict Theory
competitie om schaarse middelen.
Proces waarbij individuen de waarden, normen en gedragingen van
Socialisatie (Micro Condities
hun groep overnemen door interacties op microschaal, zoals binnen
Intergroep)
families en kleine gemeenschappen.
Genetische kenmerken zorgen ervoor dat sommige mensen
Genetische Predisposities
sneller/beter gaan categoriseren (genotype bepaald fenotype)
Systematische denkfouten die oordelen en beslissingen beïnvloeden,
Cognitieve Bias
vaak op een voorspelbare manier.
Sin of Omission
Het niet opmerken of gebruiken van relevante informatie.
Het vertrouwen op verkeerde of misleidende informatie bij het nemen
Sin of Commission
van beslissingen.
Het gebruik van vage of onnauwkeurige informatie bij het nemen van
Sin of Imprecision
beslissingen.
Neiging van groepen om extremere beslissingen te nemen dan
Groepspolarisatie
individuele leden zouden doen, vaak in de richting van de
aanvankelijke neigingen van de groepsleden.
System Justification Theory
(Jost)
Risky Shift
Groepsdenken
Cohesie
Illusie van Kwetsbaarheid
Illusie van Moraliteit
Zelfcensuur
Illusie van Unanimiteit
Mindguard
Abilene Paradox
Entrapment
Macht
Milgram Experiment
Bronnen van Macht
Persoonlijke Machtsambitie
Interpersoonlijke
Machtsambitie
Social Dominance Orientation
Fundamentele Attributiefout
(Machtspositie)
Interpersoonlijke
Complementariteit
Roleffecten
Stanford Prison Experiment
Lucifer-effect
Agentic-State
Voet-in-de-Deur Techniek
Gedragseffecten
Emotionele Effecten
Fenomeen waarbij groepen geneigd zijn risicovollere beslissingen te
nemen dan individuele leden.
Situatie waarin de wens naar unanimiteit en cohesie binnen een
groep leidt tot irrationele of disfunctionele besluitvorming.
Mate van verbondenheid en solidariteit binnen een groep.
Groepsdenken kenmerk waarbij groepsleden zich onkwetsbaar
voelen en onrealistisch optimistisch zijn over hun beslissingen.
Groepsdenken kenmerk waarbij groepsleden ervan overtuigd zijn dat
hun beslissingen moreel juist zijn.
Neiging van groepsleden om hun eigen twijfels of afwijkende
meningen niet te uiten.
Groepsdenken kenmerk waarbij de stilte van groepsleden wordt
gezien als instemming met de groepsbeslissingen.
Groepslid dat informatie of meningen blokkeert die de
groepsconsensus kunnen verstoren.
Situatie waarin een groep gezamenlijk een besluit neemt dat tegen
de voorkeuren van alle individuele leden ingaat, vaak door gebrek
aan communicatie over werkelijke gevoelens.
Situatie waarin individuen of groepen blijven investeren in een besluit
ondanks tegenvallende resultaten vanwege de al gedane
investeringen.
Vermogen om invloed uit te oefenen op anderen en middelen te
controleren.
Klassiek experiment dat de mate van gehoorzaamheid aan autoriteit
onderzoekt, zelfs als dit leidt tot schade aan anderen.
Beloning, dwang, legitimiteit, referentiemacht, expertmacht, en
informationele macht.
Verlangen van een individu om macht te verkrijgen en te behouden
voor persoonlijk gewin.
Verlangen om macht te gebruiken om interpersoonlijke relaties te
beïnvloeden en te controleren.
Persoonlijkheidskenmerk dat de voorkeur voor hiërarchie en
dominantie van eigen groep over andere groepen weerspiegelt.
Neiging om gedrag van anderen toe te schrijven aan hun
persoonlijkheid of karakter, vooral als men zelf een machtspositie
heeft.
Idee dat mensen geneigd zijn complementaire gedragingen te
vertonen in sociale interacties, zoals dominant gedrag dat onderdanig
gedrag uitlokt.
Invloed van sociale rollen op gedrag en attitudes van individuen.
Experiment dat de invloed van sociale rollen en macht op gedrag
onderzoekt, waarbij deelnemers werden verdeeld in bewakers en
gevangenen.
Fenomeen waarbij normale, gezonde individuen door situatieve
krachten moreel corrupt gedrag gaan vertonen.
Toestand waarin individuen hun eigen verantwoordelijkheid afstaan
en handelen volgens de bevelen van een autoriteit.
Techniek waarbij men eerst instemt met een kleine vraag om later in
te stemmen met een grotere vraag.
Invloeden van macht op het gedrag van zowel machthebbers als
ondergeschikten.
Invloeden van macht op de emoties van zowel machthebbers als
ondergeschikten.
Cognitieve Effecten
IJzeren Wet van Oligarchie
Effecten van Macht op
Anderen
Politiek Systeem (Easton)
Politieke Cultuur
Systeemperspectief
Socialisatie
Socialisation (Emile
Durkheim)
Political Socialisation (Herbert
Hyman)
Decadentie (Plato)
Decay (Easton)
Indoctrinatie
Baby Doll-test van Clark en
Clark
Morele Ontwikkelingsmodel in
6 Stadia van Kohlberg
Drie Fasen in Ontwikkeling
van John Dewey
Politieke Ontwikkeling
Persistentie Hypothese
Impressionable Years
Hypothese
Zeitgeist-hypothese
Moraliteit
Kritiek op Kohlberg
Invloeden van macht op de percepties en denkprocessen van zowel
machthebbers als ondergeschikten.
Theorie dat alle vormen van organisatie, ongeacht hoe democratisch
ze beginnen, uiteindelijk oligarchisch worden.
Invloed van machtsuitoefening op de attitudes, gedragingen, en
welzijn van ondergeschikten.
Model van David Easton dat politiek systeem beschrijft als een set
van interacties waarbij input (eisen en steun) wordt omgezet in output
(beleid en besluiten).
Geheel van attitudes, overtuigingen, en sentimenten die de politiek in
een samenleving vormen.
Benadering die politieke fenomenen analyseert als onderdelen van
een breder sociaal systeem, waarbij interacties tussen verschillende
onderdelen centraal staan.
Proces waarbij individuen de waarden, normen, en gedragingen van
hun cultuur overnemen.
Idee dat sociale cohesie en stabiliteit worden gehandhaafd door
gemeenschappelijke waarden en normen die worden aangeleerd via
socialisatieprocessen.
Proces waarbij individuen politieke attitudes, overtuigingen en
gedragspatronen leren en internaliseren, vaak door invloed van
familie, scholen en media.
Theorie van Plato dat samenlevingen neigen naar moreel verval en
corruptie over tijd, vooral als gevolg van machtsmisbruik en verlies
van deugdzaamheid.
Proces van afnemende steun en legitimiteit voor een politiek
systeem, wat kan leiden tot instabiliteit en verandering.
Proces van het eenzijdig en systematisch aanleren van een bepaalde
ideologie of set van overtuigingen.
Experiment dat aantoonde dat raciale vooroordelen en zelfbeeld
onder Afro-Amerikaanse kinderen werden beïnvloed door sociale
stereotypering.
Model dat de morele ontwikkeling van individuen beschrijft in zes
stadia
Stelt dat morele ontwikkeling plaatsvindt in drie fasen: premoreel of
pre-conventionele (impulsieve), conventioneel (gewoonte), en postconventionele moraal (reflectief)
Proces van verandering en evolutie in politieke attitudes,
overtuigingen en gedrag over tijd.
Idee dat politieke attitudes en overtuigingen die in de jeugd worden
gevormd, vaak stabiel blijven gedurende het hele leven.
Theorie dat politieke attitudes en overtuigingen die worden gevormd
tijdens de adolescentie en vroege volwassenheid, bijzonder
invloedrijk en blijvend zijn.
Theorie dat politieke attitudes en overtuigingen worden beïnvloed
door de dominante ideeën en culturele normen van een bepaalde
tijdsperiode.
Stelsel van normen en waarden dat bepaalt wat als goed of slecht
gedrag wordt beschouwd.
Kritiek op Kohlbergs model die stelt dat het te veel nadruk legt op
rechtvaardigheid als de kern van moraliteit, en te weinig rekening
houdt met andere morele dimensies.
WEIRD
Moreel-Systeem
Sociale Definitie
Moral Foundations Theory
Harm & Care
Acroniem voor Western, Educated, Industrialized, Rich, and
Democratic; beschrijft bias in psychologisch onderzoek dat zich
voornamelijk richt op deze demografische groepen.
Geheel van normen, waarden en overtuigingen die het morele gedrag
van individuen en groepen sturen.
Benadering die stelt dat moraliteit wordt gedefinieerd en gevormd
door sociale interacties en culturele context.
Theorie die stelt dat moraliteit gebaseerd is op meerdere
fundamenten zoals zorg, eerlijkheid, loyaliteit, autoriteit, en reinheid.
Morele dimensie gericht op het vermijden van schade en het zorgen
voor anderen.
De ervaring met reciprociteit maakt dat we zelf ook pro-sociaal gaan
zijn ten aanzien van mensen die reciprociteit delen (pro-sociaal met
mensen waar we reciprociteit mee delen)
Fairness & Reciprocity
Reciprociteit is basis voor fairness: het gaat om rechtvaardig terug
krijgen van wat je gegeven hebt → verklaard vanuit het feit dat wij als
groepsdieren proberen om kopieën van onze genen te bestendigen
Download