Begrip Psychologie Politieke psychologie Positivisme Sciëntisme Decadentie Collectieve oorzaken Gezag (Weber) Psychoanalyse Frankfurter Schule Behavioristische omwenteling Realiteit (Hans Eysenck) Persoonlijkheid Premoderne theorieën Afweermechanismen Psychobiografieën Motivatietheorieën Definitie De wetenschap van het gedrag en de mentale processen. Het omvat de studie van bewuste en onbewuste verschijnselen, evenals gevoelens en gedachten Een interdisciplinaire benadering die zich richt op het begrijpen van politieke processen door middel van psychologische theorieën en methoden. Het onderzoekt hoe individuele en groepspsychologie het politieke gedrag beïnvloedt Een wetenschapsfilosofie die stelt dat de enige authentieke kennis die gebaseerd is op empirische waarnemingen en logische en wiskundige verwerking ervan, terwijl niet-wetenschappelijke kennis wordt afgewezen Het idee dat de natuurwetenschappelijke methode de enige weg is naar ware kennis en dat deze methode toegepast kan worden op alle gebieden van het leven De staat van moreel of cultureel verval, vaak geassocieerd met een gebrek aan discipline en zelfbeheersing Factoren die het gedrag van groepen beïnvloeden en niet alleen van individuele leden. Dit kan omvatten groepsdynamica, sociale normen en culturele invloeden Max Weber onderscheidde drie vormen van gezag: traditioneel, charismatisch en rationeel-legaal. Traditioneel gezag is gebaseerd op gewoonte, charismatisch gezag op de buitengewone kwaliteiten van een leider, en rationeel-legaal gezag op formele regels en wetten Een theorie en therapie ontwikkeld door Sigmund Freud die het onbewuste onderzoekt en probeert te begrijpen hoe vroege ervaringen en onbewuste motieven gedrag beïnvloeden Een sociale en politieke filosofieschool die zich richt op kritische theorieën over maatschappij, cultuur en politiek. Belangrijke leden zijn Max Horkheimer, Theodor Adorno en Herbert Marcuse Een verschuiving in de psychologie naar het bestuderen van observeerbaar gedrag in plaats van interne mentale processen. Dit was een reactie tegen de introspectieve methoden van de vroege psychologie . Eysenck stelde dat persoonlijkheid en gedrag beïnvloed worden door biologische en genetische factoren, en hij ontwikkelde verschillende modellen om deze invloed te beschrijven Een endogeen en gebruikelijk patroon van relatief permanente karaktertrekken (“traits”) die zorgen voor consistentie, directionaliteit en individualiteit in gedrag, en die situationeel ingebed zijn . Theorieën over persoonlijkheid en gedrag die voorafgaan aan moderne wetenschappelijke methoden. Deze kunnen religieuze, filosofische of vroege psychologische ideeën omvatten Psychische strategieën die door het ego gebruikt worden om onbewuste conflicten en angsten te beheersen. Voorbeelden zijn repressie, projectie en rationalisatie Biografieën die proberen de psychologische ontwikkeling van een individu te begrijpen door gebruik te maken van theorieën uit de psychologie Theorieën die proberen te verklaren wat mensen drijft om zich op bepaalde manieren te gedragen. Bekende theorieën zijn die van Maslow, Herzberg en Vroom Genetische of biologische theorieën Trait theorieën Vijf universele persoonlijkheidskenmerken Openheid Conscientiousness Extraversie Agreeableness Neuroticisme Politiek gedrag Reinforcement principle Politieke participatie Conventionele participatie Niet-conventionele participatie Politiek apathisch persoon Toeschouwer Gladiator Matiging Typologie van participanten Politiek handelen Sociaal handelen Sociale cognitie Gedragsintenties Attitudevariabele Theorieën die benadrukken dat gedrag en persoonlijkheidskenmerken sterk worden beïnvloed door genetische en biologische factoren Theorieën die stellen dat persoonlijkheid bestaat uit een aantal stabiele eigenschappen of “traits” die consistent zijn over tijd en situatie Een model dat stelt dat persoonlijkheid bestaat uit vijf brede dimensies: openheid, conscientiousness, extraversie, agreeableness en neuroticisme Een persoonlijkheidskenmerk dat wordt gekenmerkt door een voorliefde voor nieuwe ervaringen, ideeën en creativiteit Een persoonlijkheidskenmerk dat wordt gekenmerkt door zorgvuldigheid, betrouwbaarheid en doelgerichtheid Een persoonlijkheidskenmerk dat wordt gekenmerkt door sociabiliteit, energie en een positieve instelling Een persoonlijkheidskenmerk dat wordt gekenmerkt door vriendelijkheid, medeleven en medewerking Een persoonlijkheidskenmerk dat wordt gekenmerkt door emotionele instabiliteit, angst en prikkelbaarheid Gedragingen die individuen of groepen vertonen in een politieke context, zoals stemgedrag, politieke participatie en activisme Het idee dat gedrag dat wordt gevolgd door positieve consequenties waarschijnlijker herhaald zal worden, terwijl gedrag dat wordt gevolgd door negatieve consequenties waarschijnlijker zal afnemen De activiteiten waarmee burgers proberen invloed uit te oefenen op de politiek, zoals stemmen, protesteren en campagne voeren Politieke activiteiten die algemeen worden geaccepteerd door de samenleving, zoals stemmen of het bijwonen van een politieke bijeenkomst Politieke activiteiten die minder gebruikelijk zijn en vaak buiten de reguliere politieke processen vallen, zoals protesten en burgerlijke ongehoorzaamheid Een individu dat weinig tot geen interesse of betrokkenheid toont bij politieke activiteiten of processen Een individu die wel interesse heeft in politiek en politieke kennis heeft, maar niet actief deelneemt aan politieke activiteiten Een individu die zeer actief is in politieke activiteiten en processen, zoals campagne voeren of actief lid zijn van een politieke partij Een houding of benadering waarbij men streeft naar gematigdheid en het vermijden van extremen in politieke overtuigingen of acties Een classificatie van individuen gebaseerd op hun niveau van politieke betrokkenheid en activiteit, zoals apathisch, toeschouwer, of gladiator Acties en gedragingen die gericht zijn op het beïnvloeden van politieke processen of uitkomsten Handelingen die gericht zijn op of beïnvloed worden door anderen in de samenleving, vaak in een niet-politieke context De studie van hoe mensen informatie over anderen en sociale situaties waarnemen, interpreteren en onthouden Voorafgaande intenties die een persoon heeft om een bepaald gedrag uit te voeren Een kenmerk van iemands houding die kan variëren, zoals de sterkte, richting of toegankelijkheid van de attitude Homo clausus Factoranalytische of multidimensionale schaalconstructie Hypothetisch construct Attitude-object Cognitieve responsen Genetische Theorieën Sociale Theorieën: Cognitief Sociale Theorieën: Affect Sociale Theorieën: Conatief Klassieke Conditionering Operante Conditionering Priming Mere-Exposure Effect Dual Proces Effect Affectieve Priming Autoritaire Persoonlijkheid Sadomasochistisch Karakter Medicalisering van Politiek Etnocentrisme Symbolische Racisme Relatieve Deprivatie Individuele Deprivatie Een concept dat het idee van het geïsoleerde, autonome individu weerspiegelt, zonder rekening te houden met sociale relaties en contexten Methoden in de psychologie die gebruikt worden om complexe concepten zoals attitudes of persoonlijkheid te meten door verschillende onderliggende factoren te identificeren Een theoretisch concept dat niet direct observeerbaar is, maar wordt gebruikt om psychologische verschijnselen te verklaren, zoals intelligentie of motivatie Het specifieke onderwerp, persoon, idee of situatie waarover iemand een houding heeft De gedachten die bij iemand opkomen in reactie op een bepaald stimulus, zoals een boodschap of gebeurtenis Benaderen de invloed van genetica op politieke attitudes en gedrag, waarbij gezocht wordt naar genetische markers die verband houden met bepaalde houdingen en gedrag Benadrukken de invloed van opvattingen en kennis op de vorming van attitudes Richten zich op de invloed van emoties op attitudes, inclusief technieken zoals klassieke conditionering, operante conditionering, priming, en het mere-exposure effect Focussen op gedragsintenties en de bereidheid om te handelen ten opzichte van een attitude-object Emotionele responsen worden gekoppeld aan een neutrale stimulus, waardoor die stimulus emotionele eigenschappen overneemt Gedrag wordt versterkt door beloningen of straffen Een stimulus beïnvloedt de respons op een volgende stimulus, zonder dat men zich daarvan bewust is Hoe vaker iemand wordt blootgesteld aan een bepaalde stimulus, hoe groter de kans dat hij of zij een positieve houding tegenover die stimulus ontwikkelt Bevat zowel bewuste als onbewuste verwerking van informatie, waarbij beide processen bijdragen aan de vorming van attitudes en gedrag. Een stimulus roept automatisch een emotionele respons op die invloed heeft op de verwerking van een volgende stimulus. Een persoonlijkheidstype gekenmerkt door gehoorzaamheid aan autoriteit, conformiteit aan gevestigde normen, en vijandigheid tegenover out-groups. Een persoonlijkheidstype waarin autoritarisme en onderdanigheid samengaan, vaak met agressie naar buitenstaanders. De neiging om politieke verschijnselen te beschrijven en te behandelen in medische termen, waarbij politieke problemen gezien worden als medische aandoeningen. De neiging om eigen etnische groep als superieur te beschouwen en andere groepen te beoordelen volgens de normen en waarden van de eigen groep. Subtiele en indirecte vorm van racisme, waarbij negatieve gevoelens ten opzichte van een ras zich uiten in symbolische vorm. Gevoel van ontevredenheid dat ontstaat wanneer mensen zichzelf vergelijken met anderen die beter af zijn. Ontevredenheid ervaren door een individu vanwege zijn of haar persoonlijke situatie ten opzichte van anderen. Groepsdeprivatie Competitief Racisme Contactracisme Machiavellisme Dark Triad Self-Efficacy Political Self-Efficacy Normatief Perspectief Empirisch Perspectief Atomisme Unbounded Rationality Transparant Keuzeproces Bounded Rationality Satisficing Behaviour Poliheuristische Besluitvorming Sociale Inbedding Rational Ignorance Cognitieve Biases Motivationele Biases Duale Procestheorie Biased Information Processing Heuristieken Nudging Ontevredenheid ervaren door een groep vanwege hun collectieve situatie ten opzichte van andere groepen. Racisme dat voortkomt uit competitie tussen groepen om schaarse middelen. Racisme dat ontstaat door gebrek aan contact of negatieve contacten tussen verschillende raciale groepen. Manipulatieve en cynische houding ten opzichte van anderen, waarbij morele overwegingen ondergeschikt zijn aan eigenbelang en succes. Combinatie van drie persoonlijkheidskenmerken: narcisme, machiavellisme en psychopathie, die samenhangen met manipulatief en antisociaal gedrag. Geloof in eigen vermogen om specifieke taken succesvol uit te voeren. Geloof in eigen vermogen om effectief deel te nemen aan politieke processen en veranderingen te bewerkstelligen. Benadering die voorschrijft hoe politieke processen zouden moeten functioneren op basis van ethische of ideologische principes. Benadering die politieke fenomenen onderzoekt en beschrijft op basis van observeerbare en meetbare feiten en data. Filosofisch standpunt dat de samenleving bestaat uit individuen die handelen op basis van eigenbelang, zonder rekening te houden met sociale structuren of collectieve invloeden. Idee dat individuen in staat zijn om volledig rationele beslissingen te nemen met onbeperkte toegang tot informatie en verwerkingscapaciteit. Besluitvormingsproces waarin alle opties en consequenties duidelijk en volledig worden geëvalueerd. Idee dat de rationaliteit van individuen beperkt is door de beschikbare informatie, cognitieve beperkingen en tijdsdruk. Besluitvormingsstrategie waarbij individuen kiezen voor een bevredigende oplossing in plaats van de optimale oplossing, gezien de beperkingen van hun rationaliteit. Proces waarbij beslissers eerst een aantal opties snel elimineren op basis van heuristieken, en vervolgens de resterende opties diepgaander evalueren. Mate waarin individuele beslissingen en gedrag worden beïnvloed door sociale relaties en netwerken. Situatie waarin individuen ervoor kiezen om zich niet volledig te informeren over een kwestie omdat de kosten van informatieverwerving hoger zijn dan de verwachte baten. Systematische fouten in denken die de oordelen en beslissingen van individuen beïnvloeden. Vooroordelen die voortkomen uit persoonlijke verlangens en behoeften die de perceptie en interpretatie van informatie kleuren. Theorie die stelt dat er twee systemen van informatieverwerking bestaan: een snel, automatisch en onbewust systeem en een langzaam, gecontroleerd en bewust systeem. Vertekening van informatieverwerking ten gunste van bestaande overtuigingen en voorkeuren. Mentale shortcuts of vuistregels die mensen gebruiken om snel en efficiënt beslissingen te nemen. Gebruik van subtiele duwtjes om mensen te beïnvloeden in hun beslissingen zonder hun keuzevrijheid te beperken. Gamification Avoid-Approach (Stimuli) Appraisal (Cognitie) Neural (Neurobiologie) Outside In (Narratieve Methode en Continue Teller) Inside Out Type Emoties Politieke Gevolgen Emoties Marxisme Neomarxisme van Gramsci Working Class Authoritarianism Social Dominance Orientation Right Wing Authoritarianism Klassiek Marxisme Gramsci's Kritiek op Klassiek Marxisme Columbia School Michigan School Belief System Funnel of Causality Rochester School Attitudes vs. Action (Le Pierre) Toepassing van spelelementen in niet-spelcontexten om gedrag en betrokkenheid te stimuleren. Theorie dat mensen geneigd zijn om positieve stimuli te benaderen en negatieve stimuli te vermijden. Proces van evaluatie en beoordeling van een situatie die de emotionele respons daarop beïnvloedt. Studie van de neurologische basis van gedrag en emotie, inclusief de hersenstructuren en processen die betrokken zijn bij emotionele reacties. Methode die uitgaat van externe observatie en analyse van gedrag en gebeurtenissen om inzicht te krijgen in interne processen en ervaringen. Methode die begint bij interne ervaringen en gedachten om gedrag en externe gebeurtenissen te verklaren. Classificatie van emoties in verschillende categorieën zoals vreugde, angst, woede, verdriet, enz. Impact van emoties op politiek gedrag, besluitvorming, en publieke opinie, inclusief effecten zoals mobilisatie, polarisatie, en stemgedrag. Sociaal-economische theorie die de klassenstrijd centraal stelt en pleit voor een samenleving zonder klassenverschillen. Variant van het marxisme die de nadruk legt op culturele hegemonie en de rol van ideologie in het handhaven van de machtsstructuren. Neiging van de arbeidersklasse om autoritaire leiders en systemen te steunen als reactie op economische onzekerheid en sociale veranderingen. Persoonlijkheidskenmerk dat de voorkeur voor hiërarchie en dominantie van eigen groep over andere groepen weerspiegelt. Persoonlijkheidskenmerk dat gekenmerkt wordt door een voorkeur voor traditie, autoriteit en conformiteit, vaak gepaard gaand met vooroordelen tegen out-groups. Oorspronkelijke theorie van Marx en Engels die de klassenstrijd en de economische basis van sociale structuren benadrukt. Gramsci bekritiseerde het klassiek marxisme voor zijn economische determinisme en benadrukte de rol van cultuur en ideologie in het handhaven van de machtsstructuren. Onderzoekstraditie die zich richt op de invloed van sociale netwerken en interpersoonlijke communicatie op politieke opvattingen en stemgedrag. Onderzoekstraditie die politieke attitudes en stemgedrag verklaart vanuit psychologische identificatie met politieke partijen en langetermijnloyaliteit. Geheel van onderling samenhangende opvattingen en attitudes die het denken en gedrag van individuen vormgeven. Model dat politieke beslissingen beschrijft als het resultaat van een opeenstapeling van factoren, variërend van langdurige sociale invloeden tot kortetermijngebeurtenissen. Onderzoekstraditie die nadruk legt op rationele keuze en economisch geïnspireerde modellen van stemgedrag en politieke besluitvorming. Studie die aantoont dat er een discrepantie kan zijn tussen wat mensen zeggen (attitudes) en wat ze doen (gedrag), gebaseerd op het onderzoek van Le Pierre. Theorie die stelt dat mensen geneigd zijn om bestaande sociale, economische en politieke systemen te rechtvaardigen en te verdedigen, zelfs als ze nadelig voor hen zijn. Intragroep Interacties en relaties binnen eenzelfde groep. Intergroep Interacties en relaties tussen verschillende groepen. Situaties waarin individuen zowel competitieve als coöperatieve Mixed Motive Situaties motieven hebben. Proces waarbij individuen hun gedrag aanpassen aan dat van Gedragsassimilatie anderen in de groep. Neiging van individuen om hun beslissingen en gedrag te baseren op Social Values Orientation persoonlijke waarden, die kunnen variëren van pro-self (eigenbelang) tot pro-social (groepsbelang). Oriëntatie waarbij individuen hun eigenbelang vooropstellen bij Pro-Self beslissingen en gedrag. Oriëntatie waarbij individuen het groepsbelang vooropstellen bij Pro-Social beslissingen en gedrag. Situatie waarin individuen handelen op basis van eigenbelang, wat Tragedy of Commons leidt tot de uitputting van gemeenschappelijke hulpbronnen. Probleem waarbij individuen profiteren van gemeenschappelijke Public Goods Dilemma goederen zonder bij te dragen aan de kosten of het onderhoud ervan. Conflict waarbij beslissingen moeten worden genomen over de Rechtvaardigheidsdilemma eerlijke verdeling van middelen en kansen. Situatie waarin individuen beslissingen moeten nemen over de Verantwoordelijkheidsdilemma verdeling van verantwoordelijkheden binnen een groep of gemeenschap. Neiging om gedrag van anderen toe te schrijven aan hun Fundamentele Attributiefout persoonlijkheid of karakter, terwijl men eigen gedrag eerder toeschrijft aan externe factoren. Processen en technieken die worden gebruikt om conflicten Conflictresolutie vreedzaam op te lossen. Negatieve houdingen of gevoelens tegenover een persoon Vooroordelen gebaseerd op hun lidmaatschap van een bepaalde groep. Voortdurende en systematische verschillen in kansen en uitkomsten Aanhoudende Ongelijkheid tussen verschillende groepen in de samenleving. Theorieën die stellen dat groepen of individuen worden beschuldigd Zondeboktheorieën en verantwoordelijk gehouden voor problemen waarvoor ze niet werkelijk verantwoordelijk zijn. Theorie die stelt dat intergroepconflicten ontstaan door directe Realistic Conflict Theory competitie om schaarse middelen. Proces waarbij individuen de waarden, normen en gedragingen van Socialisatie (Micro Condities hun groep overnemen door interacties op microschaal, zoals binnen Intergroep) families en kleine gemeenschappen. Genetische kenmerken zorgen ervoor dat sommige mensen Genetische Predisposities sneller/beter gaan categoriseren (genotype bepaald fenotype) Systematische denkfouten die oordelen en beslissingen beïnvloeden, Cognitieve Bias vaak op een voorspelbare manier. Sin of Omission Het niet opmerken of gebruiken van relevante informatie. Het vertrouwen op verkeerde of misleidende informatie bij het nemen Sin of Commission van beslissingen. Het gebruik van vage of onnauwkeurige informatie bij het nemen van Sin of Imprecision beslissingen. Neiging van groepen om extremere beslissingen te nemen dan Groepspolarisatie individuele leden zouden doen, vaak in de richting van de aanvankelijke neigingen van de groepsleden. System Justification Theory (Jost) Risky Shift Groepsdenken Cohesie Illusie van Kwetsbaarheid Illusie van Moraliteit Zelfcensuur Illusie van Unanimiteit Mindguard Abilene Paradox Entrapment Macht Milgram Experiment Bronnen van Macht Persoonlijke Machtsambitie Interpersoonlijke Machtsambitie Social Dominance Orientation Fundamentele Attributiefout (Machtspositie) Interpersoonlijke Complementariteit Roleffecten Stanford Prison Experiment Lucifer-effect Agentic-State Voet-in-de-Deur Techniek Gedragseffecten Emotionele Effecten Fenomeen waarbij groepen geneigd zijn risicovollere beslissingen te nemen dan individuele leden. Situatie waarin de wens naar unanimiteit en cohesie binnen een groep leidt tot irrationele of disfunctionele besluitvorming. Mate van verbondenheid en solidariteit binnen een groep. Groepsdenken kenmerk waarbij groepsleden zich onkwetsbaar voelen en onrealistisch optimistisch zijn over hun beslissingen. Groepsdenken kenmerk waarbij groepsleden ervan overtuigd zijn dat hun beslissingen moreel juist zijn. Neiging van groepsleden om hun eigen twijfels of afwijkende meningen niet te uiten. Groepsdenken kenmerk waarbij de stilte van groepsleden wordt gezien als instemming met de groepsbeslissingen. Groepslid dat informatie of meningen blokkeert die de groepsconsensus kunnen verstoren. Situatie waarin een groep gezamenlijk een besluit neemt dat tegen de voorkeuren van alle individuele leden ingaat, vaak door gebrek aan communicatie over werkelijke gevoelens. Situatie waarin individuen of groepen blijven investeren in een besluit ondanks tegenvallende resultaten vanwege de al gedane investeringen. Vermogen om invloed uit te oefenen op anderen en middelen te controleren. Klassiek experiment dat de mate van gehoorzaamheid aan autoriteit onderzoekt, zelfs als dit leidt tot schade aan anderen. Beloning, dwang, legitimiteit, referentiemacht, expertmacht, en informationele macht. Verlangen van een individu om macht te verkrijgen en te behouden voor persoonlijk gewin. Verlangen om macht te gebruiken om interpersoonlijke relaties te beïnvloeden en te controleren. Persoonlijkheidskenmerk dat de voorkeur voor hiërarchie en dominantie van eigen groep over andere groepen weerspiegelt. Neiging om gedrag van anderen toe te schrijven aan hun persoonlijkheid of karakter, vooral als men zelf een machtspositie heeft. Idee dat mensen geneigd zijn complementaire gedragingen te vertonen in sociale interacties, zoals dominant gedrag dat onderdanig gedrag uitlokt. Invloed van sociale rollen op gedrag en attitudes van individuen. Experiment dat de invloed van sociale rollen en macht op gedrag onderzoekt, waarbij deelnemers werden verdeeld in bewakers en gevangenen. Fenomeen waarbij normale, gezonde individuen door situatieve krachten moreel corrupt gedrag gaan vertonen. Toestand waarin individuen hun eigen verantwoordelijkheid afstaan en handelen volgens de bevelen van een autoriteit. Techniek waarbij men eerst instemt met een kleine vraag om later in te stemmen met een grotere vraag. Invloeden van macht op het gedrag van zowel machthebbers als ondergeschikten. Invloeden van macht op de emoties van zowel machthebbers als ondergeschikten. Cognitieve Effecten IJzeren Wet van Oligarchie Effecten van Macht op Anderen Politiek Systeem (Easton) Politieke Cultuur Systeemperspectief Socialisatie Socialisation (Emile Durkheim) Political Socialisation (Herbert Hyman) Decadentie (Plato) Decay (Easton) Indoctrinatie Baby Doll-test van Clark en Clark Morele Ontwikkelingsmodel in 6 Stadia van Kohlberg Drie Fasen in Ontwikkeling van John Dewey Politieke Ontwikkeling Persistentie Hypothese Impressionable Years Hypothese Zeitgeist-hypothese Moraliteit Kritiek op Kohlberg Invloeden van macht op de percepties en denkprocessen van zowel machthebbers als ondergeschikten. Theorie dat alle vormen van organisatie, ongeacht hoe democratisch ze beginnen, uiteindelijk oligarchisch worden. Invloed van machtsuitoefening op de attitudes, gedragingen, en welzijn van ondergeschikten. Model van David Easton dat politiek systeem beschrijft als een set van interacties waarbij input (eisen en steun) wordt omgezet in output (beleid en besluiten). Geheel van attitudes, overtuigingen, en sentimenten die de politiek in een samenleving vormen. Benadering die politieke fenomenen analyseert als onderdelen van een breder sociaal systeem, waarbij interacties tussen verschillende onderdelen centraal staan. Proces waarbij individuen de waarden, normen, en gedragingen van hun cultuur overnemen. Idee dat sociale cohesie en stabiliteit worden gehandhaafd door gemeenschappelijke waarden en normen die worden aangeleerd via socialisatieprocessen. Proces waarbij individuen politieke attitudes, overtuigingen en gedragspatronen leren en internaliseren, vaak door invloed van familie, scholen en media. Theorie van Plato dat samenlevingen neigen naar moreel verval en corruptie over tijd, vooral als gevolg van machtsmisbruik en verlies van deugdzaamheid. Proces van afnemende steun en legitimiteit voor een politiek systeem, wat kan leiden tot instabiliteit en verandering. Proces van het eenzijdig en systematisch aanleren van een bepaalde ideologie of set van overtuigingen. Experiment dat aantoonde dat raciale vooroordelen en zelfbeeld onder Afro-Amerikaanse kinderen werden beïnvloed door sociale stereotypering. Model dat de morele ontwikkeling van individuen beschrijft in zes stadia Stelt dat morele ontwikkeling plaatsvindt in drie fasen: premoreel of pre-conventionele (impulsieve), conventioneel (gewoonte), en postconventionele moraal (reflectief) Proces van verandering en evolutie in politieke attitudes, overtuigingen en gedrag over tijd. Idee dat politieke attitudes en overtuigingen die in de jeugd worden gevormd, vaak stabiel blijven gedurende het hele leven. Theorie dat politieke attitudes en overtuigingen die worden gevormd tijdens de adolescentie en vroege volwassenheid, bijzonder invloedrijk en blijvend zijn. Theorie dat politieke attitudes en overtuigingen worden beïnvloed door de dominante ideeën en culturele normen van een bepaalde tijdsperiode. Stelsel van normen en waarden dat bepaalt wat als goed of slecht gedrag wordt beschouwd. Kritiek op Kohlbergs model die stelt dat het te veel nadruk legt op rechtvaardigheid als de kern van moraliteit, en te weinig rekening houdt met andere morele dimensies. WEIRD Moreel-Systeem Sociale Definitie Moral Foundations Theory Harm & Care Acroniem voor Western, Educated, Industrialized, Rich, and Democratic; beschrijft bias in psychologisch onderzoek dat zich voornamelijk richt op deze demografische groepen. Geheel van normen, waarden en overtuigingen die het morele gedrag van individuen en groepen sturen. Benadering die stelt dat moraliteit wordt gedefinieerd en gevormd door sociale interacties en culturele context. Theorie die stelt dat moraliteit gebaseerd is op meerdere fundamenten zoals zorg, eerlijkheid, loyaliteit, autoriteit, en reinheid. Morele dimensie gericht op het vermijden van schade en het zorgen voor anderen. De ervaring met reciprociteit maakt dat we zelf ook pro-sociaal gaan zijn ten aanzien van mensen die reciprociteit delen (pro-sociaal met mensen waar we reciprociteit mee delen) Fairness & Reciprocity Reciprociteit is basis voor fairness: het gaat om rechtvaardig terug krijgen van wat je gegeven hebt → verklaard vanuit het feit dat wij als groepsdieren proberen om kopieën van onze genen te bestendigen