Volledige samenvatting behandeling en interventies geschreven door jmhobbel www.stuvia.com Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen SAMENVATTING BEHANDELING Inhoud Collegeweek 1 t/m 8: hoorcolleges & literatuur (week 7 & 8 hebben geen hoorcollege) Overige hoofdstukken van Prins Collegeweek 1 Hoorcollege De orthopedagoog als professional: - Het toepassen van kennis over procedures en methodieken en kunde - Met als doel om dat wat gewenst is te realiseren: het normatieve gezichtspunt - Oorspronkelijk object van de orthopedagogiek: het afwijkende kind De term afwijkend: - Het moeilijk opvoedbare kind - Het kind met leerproblemen - Het fysiek of mentaal beperkte kind Doel: het kind helpen bij maatschappelijke integratie. De indicatieanalyse is de scharnier —> planning, uitvoering, beoordeling van het effect In de orthopedagogiek als handelingswetenschap is de regulatieve cyclus en de specifiek orthopedagogische invalshoek van belang —> orthopedagogisch handelen: binnen de onderscheiden fasen in het hulpverleningsproces: - Beslissingsmomenten inbouwen (regulatieve cyclus) - Voortgang bewaken door onderzoeksmomenten in te bouwen (empirische subcycli) Deze twee cycli worden geïntegreerd Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Fasen van de regulatieve cylcus: - Probleemherkenning - Probleemdefiniëring - Bedenken en afwegen van behandelingsmogelijkheden - Maken van een plan - Plan uitvoeren - Evaluatie Het integreren van gegevens wordt complexer naarmate de problematiek veelzijdiger is en er meer disciplines zijn betrokken. Veel factoren zijn van invloed op het uiteindelijke resultaat. Dialogisch gerichtheid van de orthopedagoog is van belang. Het verschil tussen kind en adolescent is —> afstemmen op ontwikkelingsniveau en kind nog afhankelijk van anderen. Ook ethische kwesties spelen een rol. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Systemisch Visie/ mensbeeld Psychodynami sch - Functioneren - Gericht op - gezin opvoedingsst ijlen/ kenmerken Wederkerigh eid Gedrag niet geïsoleerd bekijken —> meerdere subsystemen - - - Visie op oorzaak problemen (etiologie) Functioneren van het gezin, opvoedingsstijl en, wederkerig ontwikkelings proces —> Id (lust), ego (realiteit), superego (ego-ideaal geweten) Voor persoonlijke ontwikkeling: angst en emotionele crisissen Belang personen in vroege ontwikkeling Aandacht intrapsychische aspect individu Sociaalemotionele ontwikkeling verstoord door het niet succesvol oplossen van een conflict tussen id, ego en superego. Dit is ontstaan in de orale, anale of fallische fase Clientcentered (humanistisch) Biomedisch Leertheoretisc h: Behavioristisc h Cognitief - Cliëntgericht Gedrag kan verklaard worden door neuropsychologische processen, interactie met stressvolle omgeving Behavioristisch: gedrag is een functie van omgevingsfacto ren en ervaringen —> uitkomst van leerproces (klassieke, operanet conditionering, sociaal leren) Cognitief: inadequaat gedrag en emotionele problemen door onjuiste cognities Hersenorganisc he disfuncties: genetisch, biochemisch/ neurologisch (neurotransmitt ers, organische factoren, metabolische factoren), temperament Behavioristisch: Uitkomst van leerproces: klassieke, operanet conditionering, sociaal leren Cognitief: negatieve verwachtingen en waardering, onjuiste attributies en irrationele overtuigingen, tekorten in zelfregulatie en zelfcontrole - e benadering Ontwikkeling van zelfconcept —> ieder individu heeft innerlijke behoefte om zichzelf te ontplooien (self) en kind heeft behoefte aan waardering van ouders (experience) Verstoring in de ontwikkeling van het selfconcept als gevolg van incongruentie tussen self en experience Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Systemisch Psychodynami sch Clientcentered (humanistisch) Biomedisch Leertheoretisc h: Behavioristisc h Cognitief Visie op behandeling Focus ligt op gezinssysteem —> zorgen voor een evenwichtig gezinssysteem Geblokkeerde ontwikkeling weer op gang brengen door kind inzicht geven in tegenstrijdige wensen en gevoelens, beïnvloeden van objectrelaties Omgeving creëren die gekenmerkt wordt door onvoorwaardelij ke positieve acceptatie, het ontwikkelen van een positief self-concept en daarmee een basis creëren voor de ervaring van zelf-actualisatie Wijzigingen aanbrengen in (chemische huishouding) hersengebieden Behavioristisch: Gericht op combinatie van leerprincipes voor aanleren nieuw gedrag Cognitief: wijzigen disfunctionele gedrachten, cognitieve vaardigheden en strategieën leren Interventies vanuit model gezinstherapie/ systeemtherapi e, oudergroepen/ therapie Klein: spel Axline: Dieten of benadrukken bij - Relatie: psychofarmacol behandeling warmte en ogie: - stimulantia kinderen, spel acceptatie - Permissieve - Antivan kind als equivalent van houding: depressiva vrije associatie uitnodigen (triclysch, tot vrije SSRI’s, expressie lithium) - Neuroleptica gevoelens - Respect voor (antikind, psychotica) vertrouwen in - Anticonvulsiv eigen a (antivermogen epileptica) problemen oplossen - Nondirectieve instelling Meten van behandelresult aten vanuit model (diagnostiek) Gezinsobservati e, gezinsvragenlijs ten, gezinsinterview, genogram —> meerdere systemen Interview over vroege ontwikkeling, projectiemateria al (vertelplaten, tekeningen, spel etc) Ontwikkelingsg eschiedenis Neuropsycholo gisch onderzoek Johnson Professionals komen in aanraking met kinderen die cognitieve, gedrags- en emotionele problemen vertonen. De oorzaak van psychopathologie bij volwassenen is veel meer onderzocht dan dat van kinderen. Hier zijn een aantal redenen voor: - Kinderen werden vroeger gezien als inferieur - Er gaat meer geld en onderzoek naar onderzoek over volwassenen Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Dit zorgt ervoor dat de visie op psychopathologie bij kinderen gevormd wordt door die van volwassenen. Er is nu een verandering gaande, er is steeds meer aandacht voor psychologische problemen in de kindertijd en hoe deze problemen anders zijn dan die van volwassenen. Hierdoor is er ook meer aandacht voor de behandeling van kinderen. Casus Billy: - 12 jaar, woont in een instelling - laag/gemiddeld SES, moeder huisvrouw en vader momenteel werkloos - Oom schizofrenie, vader is twee keer opgenomen en heeft psychotropic medication - Lastige zwangerschap en bevalling - Lichte taal en motorische achterstand, problemen met eten en geïrriteerd - Vanaf tien jaar emotioneel labiel, agressief, afhankelijk van moeder - IQ van 85 —> neurologische problemen Wat moet je doen met een casus als deze? Waar komen de problemen vandaan? Waar moet je op focussen? Het is eerst belangrijk om te kijken wat afwijkend gedrag is. Dit hangt af van het model dat gebruikt wordt. Medisch model: biologisch perspectief. In deze casus wordt gezegd dat de problemen voortkomen uit de problemen ij de zwangerschap. Dit heeft gezorgd voor neurologische afwijkingen. De interactie tussen de omgeving en biologische factoren is van belang. Er wordt dan een uitgebreid onderzoek gedaan naar de geschiedenis van Billy —> vanaf de zwangerschap. Ook wordt er medisch onderzoek gedaan. De behandeling bestaat waarschijnlijk uit medicijnen. Psychodynamisch model: gebaseerd op Freud. Een kind gaat door verschillende fasen (psychosexual stages) en bestaan uit orale, anale. fallische en genitale fasen. Hierin moet je bepaalde moeilijkheden overwinnen (bijv. Zindelijk worden tijdens anale periode). Problemen ontstaan door problemen met de id, ego en superego. - Id: biologische energie, instinct, impulses - Ego: rationele structuur - Superego: door ervaring, reflecteert de impulsen en verwachtingen van de samenleving Billy zou in dit geval probleem gedrag vertonen door onopgeloste intrapsychische conflicten, inadequaat ego, fixatie op een specifiek level van psychoseksuele ontwikkeling. Hier wordt een interview gehouden met de ouder en/of kind en er worden psychologische tests uitgevoerd —> problemen met de zwangerschap, ziekte als kind, ontwikkelingsmijlpalen en specifieke informatie over de relatie met peers en familie. Er wordt bijv. Gebruik gemaakt van de Rotschach Inkblot Test —> projectietests. De behandeling bestaat uit Billy bewust maken van onbewuste factoren die te maken hebben met zijn problemen. Behavioristisch model: nadruk ligt op de omgeving. Gedrag wordt aangeleerd: klassieke conditionering, operanet conditionering, observatie. Billy’s gedrag is dus aangeleerd. Er wordt een gedragsinterview gehouden. SORC: - S: stimuli/situatie waarin het gedrag voortkomt/wordt gestimuleerd - O: organismic variables —> fysieke factoren, cognities die invloed kunnen hebben op gedrag - R: response —> problematisch gedrag van het kind - C: consequenties van het gedrag van het kind Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen De behandeling kan verschillende vormen aannemen, bijv. Systematische desentization, modeling, operante conditionering. Bij Billy wordt er operante conditionering toegepast voor het agressieve gedrag. Client-centered model: Virginia Axline. Een individu heeft de capaciteit in zich voor persoonlijke groei en adaptief functioneren. Psychopathologie ontstaat door sociale of omgevingsfactoren die de persoonlijke groei blokkeren of remmen. Zelfvertrouwen en emotioneel welzijn zijn disfunctioneel. Er wordt gekeken naar wat Billy wil en kan. Therapie is gebaseerd op spelen en verbale communicatie met oudere kinderen. Refl ectie is belangrijk. Familiemodel: familie is een complex en dynamisch sociaal systeem waar het gedrag van elk familielid een functie is van druk binnen het systeem. Problemen bij het kind komen door problemen in de familie. Onderzoek is ook gericht op de hele familie —> oplossing voor een probleem. Er zijn een aantal verschillende interventies —> allemaal gericht op familie. Doordat er steeds meer modellen ontwikkeld zijn voor de benadering van psychopathologie, is er ook een toename in het aantal manieren van beoordelen en interventies. Er is geen model het beste en geen model omvat alles. Je zou een eclectische benadering moeten aannemen: niet een model maar verschillende benaderingen en factoren. Tak De regulatieve en empirische cyclus beschrijven een stapsgewijs proces, waarin systematisch wordt gezocht naar toetsing en feedback. Beide cycli hebben echter een verschillend doel: bij de empirische cyclus gaat het om de stapsgewijze toetsing van de juistheid van hypothesen, die ten grondslag liggen aan de hulpverlening. Bij de regulatieve cyclus gaat het om stapsgewijs bereiken van doelen bij het oplossen van problemen. De empirische cyclus is een steeds terugkerend, geïntegreerd element van de regulatieve cyclus. Er zijn vier manieren om de integratie van empirische en regulatieve cyclus toe te lichten: - Beperkte horizon: de voorspellingen die de diagnosticus maken hebben een beperkte horizon, omdat hij via het hulpverleningsproces de probleemsituatie probeert te veranderen. Als de problemen van een kind na hulpverlening verdwijnen, kan dit meerdere verklaring hebben: de situatie is goed ingeschat en de hulpverlening is effectief geweest, het probleem is vanzelf over gegaan, onbekende factoren hebben ervoor gezorgd dat het probleem over ging. Er blijft dus altijd een soort onbekendheid. - Procesmatig karakter: de diagnostiek wordt niet met de eerste twee fasen voorgoed vastgelegd —> kan nog veranderen - Complexiteit: als de hulpverlening niet het verwachte effect heeft, zijn hiervoor vele mogelijke verklaringen. - Normen en waarden: aspecten van de besluitvorming te expliciteren De diagnostiek en de hulpverlening beïnvloeden elkaar in elke fase. De regulatieve cyclus is geschikt voor de reflectie op en verantwoording van beslissingen. Door elke overgang naar een volgorde methodisch verantwoord te nemen en vast te leggen in het dossier kan de hulpverlener continu kritisch naar het proces blijven kijken. —> vergroot de effectiviteit. De regulatieve cyclus wordt over het algemeen beschreven als een n=1 onderzoek —> effectiviteit van hulp aantonen. Van Strien spreekt over methodologische disciplinering: het op een expliciete, door anderen controleerbare manier doorlopen van de regulatieve cyclus. In Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen alle schema’s die methodische probleemoplossingsstappen in kaart brengen, komt dezelfde structuur terug: 1. Oriëntatie op de problemen door middel van onderzoek en analyse 2. Het bepalen van doelen en opstellen van een plan 3. Het uitvoeren van een interventie 4. Het evalueren van de effecten en het vervolg bepalen Ook de regulatieve cyclus wordt door deze structuur gekenmerkt. In de klinische praktijk kiest men vaak voor een getrapte benadering, waarbij sommige fasen snel worden afgerond. Na het gerichte onderzoek en het formuleren van een samenhangende probleemdefinitie kunnen de interventiedoelen worden bepaald. Deze moeten concreet en behandelbaar zijn, bijdragen aan de zelfredzaamheid van de hulpvrager en door alle betrokkenen als urgent worden ervaren. Gardner en Soynes maken onderscheid tussen behandeldoelen op drie niveaus: 1. Behandeling: om het probleem te laten afnemen en de zelfredzaamheid te laten toenemen 2. Management: het nastreven van beheersbaarheid van het probleem en rust 3. Controle: het nastreven van veiligheid en het voorkomen/beperken van materiële en emotionele schade. Na het bepalen van de doelen moet worden bedacht hoe deze bereikt kunnen worden —> 3e fase: bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden. - Bedenken van handelingsmogelijkheden: inspireren door probleemanalyse en de daarbij gebruikte theorieën, literatuuronderzoek, overleg met andere disciplines, soortgelijke casus. - Afwegen van handelingsmogelijkheden: kosten-baten analyse. Na het kiezen van de interventie moeten de concrete activiteiten worden ingepland. Een interventie heeft doelen op korte en lange termijn. zo’n volgorde moet in het behandelplan worden vastgelegd, evenals de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn voordat aan een doel gewerkt kan worden. Er worden concrete afspraken gemaakt: wie, wat, wanneer, waar, waarmee. Dit is fase 4: planning. Er moeten concrete, observeerbare criteria worden opgesteld om het verloop van de interventie te controleren. Eisen: - logisch voortvloeien uit de behandeldoelen - Betrekking op centrale probleemelementen - Voor de hulpvrager herkenbaar als indicatoren voor de mate waarin de hulpvraag is beantwoord —> afstemmen met de hulpvrager. De 5e fase is de interventie. De hulpverlener moet de juiste uitvoering van de interventie en de effecten ervan monitoren —> Goal attainment scaling (heuristische aanpak die helpt om interventiedoelen tijdig bij te stellen). De 6e fase is evaluatie —> routine outcome monitoring (ROM): voor- en nameting van iedere behandeling. De effecten kunnen voor de hulpvrager anders zijn dan voor de hulpverlener. In hoeverre is het bereikte resultaat stabiel? Follow-up —> op de lange termijn nog eens kijken. Soms worden de effecten pas na maanden zichtbaar —> sleeper effect. De Bruyn Het doel van de indicatieanalyse is het komen met een aanbeveling voor de best passende aanpak van het probleem. In deze stap richten de diagnosticus en de client zich op de toekomst. De uitkomst van de indicatieanalyse is een indicerende diagnose —> lijst van een of meer aanbevelingen. Wat is de best passende aanpak voor het probleem? Er zijn twee indicerende hulpvragen: - Gesloten indicerende hulpvragen: hier wordt al een interventie genoemd Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Open indicerende hulpvragen: hier wordt gevraagd welke interventie het best bij het probleem past Een interventie wordt gebruikt als begrip voor alle vormen van professioneel gedragswetenschappelijke hulpverlening. Het begrip interventie kan afhankelijk van de situatie een meer of minder specifieke betekenis krijgen zoals therapie of behandeling. Het globale doel van een interventie is het opheffen of verminderen van een probleem en het tot stand brengen van een positieve verandering. De aanbevelingen steunen op theoretische of empirische argumenten. De theoretische argumenten verwijzen vooral naar de ontstaans- en veranderingsprocessen van klachten en problemen. Een indicatie is een kenmerk dat positief gerelateerd is aan het succes van een interventie. Aanwezigheid van dit kenmerk verhoogt de kans van slagen. Het tegenovergestelde van indicatie is contra-indicatie. Dit is een belemmerende factor. Er zijn twee soorten criteria: - Empirische criteria: er is vastgesteld dat ze de kans van slagen van de behandeling beïnvloeden - Hypothetische criteria: dit zijn criteria waarbij het alleen verondersteld is dat ze de kans van slagen beïnvloeden Bij het formuleren van het globale doel en het bepalen van het te verwachten nut van de behandeling is kennis over de voorkeuren en waarde oordelen van de client van belang. In de indicatieanalyse is het belang van een dialoog met de client hoog. Ook in de indicatieanalyse moet de diagnosticus zich houden aan bepaalde methodologische, psychometrische en professionele voorwaarden. Methodologische voorwaarden: - Het kunnen formuleren van indicatie en contra-vindicatiecriteria die conceptueel helder zijn en te operationaliseren zijn - Correct uitvoeren van de daadwerkelijke toetsing ten aanzien van de indicatie en contravindicatiecriteria - Tegengaan van fouten Psychometrische voorwaarden: - Objectiviteit - Betrouwbaarheid Professionele voorwaarden: - Kunnen lezen en beoordelen van wetenschappelijke publicaties over effectiviteitonderzoek - Beschikken over de vaardigheid tot ontlokken en expliciteren van de meningen van de client - Kunnen omgaan met eigen lacunes Stappen in de indicatie analyse: 1. Nagaan of een interventie ingezet kan worden: is behandeling nodig, mogelijk en wenselijk? 2. Formuleren en prioriteren van doelen: wat is het uiteindelijke globale interventie doel? Wat zijn specifieke doelen? 3. Selecteren van de in aanmerking komende typen interventies: welk theoretisch referentiekader, welke setting, direct (kindsgericht) of indirect (opvoedergericht), eisen aan de duur. 4. Bepalen van nut en kans van slagen: positief en negatief nut, kans van slagen 5. Controle op uitvoerbaarheid van een type interventie Het diagnostisch proces start bij de aanmelding van de client en eindigt met de advisering. De diagnosticus geeft hier een beargumenteerd antwoord op de hulpvraag van de client. Een veel voorkomende klacht is dat de diagnostische uitspraken niet aansluiten op de hulpvragen van de Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen client. Vaak is de diagnose voor de client moeilijk te begrijpen, omdat het niet vertaald is naar het referentiekader van de client en er wordt vaak moeilijke vaktaal gebruikt. De uitkomst van van de indicatieanalyse is een lijst met aanbevelingen. Deze is samengesteld in goed overleg met de client. In de adviesfase kiest de client zelf het uiteindelijke advies. Het advies is de uitkomst van de diagnostische cyclus. Adviesgesprekken variëren op drie dingen: - Opzet: samenstelling van de deelnemende personen, locatie, duur etc. - Inhoud - Doel Adviesgesprekken hebben vier doelen: - Verschaffen van informatie over de onderkennende en verklarende diagnose, over de argumenten uit de indicatieanalyse en de uiteindelijke aanbeveling - Controleren van werk van de diagnosticus aan de hand van de reacties van de client - Via overleg probeert de diagnosticus tot overeenstemming te komen voor wat betreft zijn aanbevelingen en de voorkeur van de client - Het verzamelen van informatie met het oog op de concrete invulling van het gekozen advies De diagnosticus voert in de loop van de diagnostische cyclus een aantal gesprekken met de client. Er zijn drie gespreksmodi: - Informatiemodus: praten als doel van uitwisselen van informatie - Consensusmodus: doel is consensus bereiken - Beïnvloedingsmodus: handelen van een ander beïnvloeden Er zijn zes stappen in de adviesfase: 1. Voorbereiding van het adviesgesprek door een diagnosticus: wie is er aanwezig? Hoe kan ik het het beste aanpakken? Welke informatie heb ik nodig? 2. Voorlichting aan de client 3. Controle door de diagnosticus 4. Overleg tussen diagnosticus en client 5. Concretiseren van het advies door de diagnosticus 6. Afronding van het adviesgesprek Een slecht nieuws gesprek verloopt via verschillende stappen: 1. Voorbereiding: alle benodigde informatie moet er zijn zodat men goed kan uitleggen en adequaat kan reageren op vragen of tegenwerpingen 2. Het meedelen van slecht nieuws —> twee valkuilen: het slechte nieuws wordt verhuld door irrelevante gegevens of door ermee te wachten tot veel later in het gesprek of er wordt alleen gezegd dat er iets aan de hand is maar niet wat. 3. Ruimte voor emoties 4. Uitwerken van de boodschap, toelichting geven, prognose 5. Uitzicht op de toekomst, zoeken naar oplossingen Wat zijn enkele belangrijke aandachtspunten? - Ga constructief om met weerstand - Controleer of de client het integrative beeld goed heeft begrepen - Controleer of de client de indicatieanalyse goed heeft begrepen Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Collegeweek 2 Hoorcollege Cognitief gedragstherapeutisch kader geeft antwoorden op vragen als: - waarom toont een kind bepaald gedrag in een bepaalde situatie? - Welke factoren lokken het gedrag uit? - Waarom doen ouders zo? Aantal belangrijke factoren: - Ontwikkelingsperspectief - Samenwerken met ouders, leerkracht en de context - Gedragstherapie als probleemoplossend proces - Niet praten maar doen - De therapeut als coach Er zijn drie diagnostische trajecten te onderscheiden: - Minimale diagnostiek - Kortdurende diagnostiek - Waar nodig uitgebreide diagnostiek Gedragstherapeutische assessmentmethoden: - Holistische theorie: verklarend model - Probleemkeuze: 6 criteria —> centraliteit (hoe sterk beïnvloed het probleem de rest?), waarschijnlijkheidswaarde (wat is de waarschijnlijkheid dat dit het probleem is?), problematische waarde (wat wil het kind?), concretiseerbaarheid (hoe concreet kun je het formuleren?), behandelbaarheid (kun je het behandelen?), leeftijd van het kind - Topografische analyse: beschrijven van gedrag —> heel gedetailleerd. Interactie tussen gedrag en omgeving. - Functieanalyse en betekenisanalyse: verklaren van gedrag Het behavioristisch model is heel erg gericht op het uiterlijk waarneembaar gedrag. Gedrag is een functie van omgevingsinvloeden of van ervaringen uit het verleden. Gedrag is de uitkomst van een leerproces. Gedrag is observeerbaar, analyseerbaar en meetbaar, gedrag is te modifi ceren op basis van leerprocessen. Dit wordt ook wel logisch positivisme genoemd. Het inadequate gedrag is ontstaan en wordt in standgehouden door: - Het gedrag wordt uitgelokt door situaties die bepaalde associaties oproepen (klassieke conditionering) - Het gedrag wordt gevolgd door positieve bekrachtigend (operante conditionering) - Er is sprake van negatief modelgedrag dat wordt geïmiteerd (sociaal leermodel/zelfbekrachtiging) De diagnostiek binnen dit model: - (Screening) Vragenlijsten - (klinisch) interview - Observatie en gedragsregistratie Klassiek conditionering: het gaat over reacties op stimuli. Door een leerproces wordt deze reactie opgewekt door een eerder neutrale stimulus. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Neutrale stimulus (bel) wordt gekoppeld aan een ongeconditioneerde stimulus (vlees) —> de ongeconditioneerde stimulus levert een onvrijwillige reactie op, namelijk kwijlen. Bij het vlees wordt telkens een bel geluid. Op een gegeven moment is de bel alleen genoeg om de hond te laten kwijlen. Dit is een geconditioneerde respons. - Generalisatie: angst voor de tandarts —> angst voor alle mensen in witte jassen, Angst voor dingen die lijken op de stimulus. - Discrimineren: wel reageren op hoog belgeluid en niet op laag belgeluid - Extinctie: angst zakt naar de achtergrond als hij niet gestimuleerd wordt. Betekenisanalyse volgens het klassiek model (BA): als problemen sterk samenhangen met emoties en die emoties worden uitgelokt door bepaalde problemen. Wat is de uitlokkende stimuli? Vaak sprake van heftige emoties. Welke betekenis kent iemand toe aan de ogenschijnlijke neutrale stimuli. US/UR representatie: cognitieve representatie van onvoorwaardelijke stimulus en respons, associatie hiertussen kan referentieel zijn (gebouw, geur) refereert aan wat je hebt meegemaakt. Het kan ook sequentieel zijn —> als/dan reactie. Hoe komen we hieraan? —> levenservaringen (trauma’s, negatieve interacties of incidenten). Ernst van de gebeurtenis is niet bepalend voor ontwikkelen problematiek. Bij het klassieke conditionering: het aanleren van nieuwe betekenissen waardoor iemand deze CR niet meer ervaart. Interventies kunnen zich richten op: - De uitlokkende stimulusconstellatie, de voorwaardelijke stimulus (CS) - De cognitieve representatie van de onvoorwaardelijke stimulus en de onvoorwaardelijk respons (US/UR- representatie) - De emotionele reactie zelf als representatie van die associatie (CR) Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Interventietechnieken: - Exposure aan gevreesde situatie: angsthierarchie (stappenplan), associaties verbreken door oefenen —> ook ontspanning leren - Herevalueren US/UR representatie: informatie verstrekken, herettikettering, EMDR - Angstbeheersing (anxiety management, copinggedrag): ontspanningsoefeningen, cognitieve interventies Operante conditionering: gedrag is aangeleerd door de gevolgen ervan —> Bekrachtiging. Dieren werden in een kooi gezet en konden eten krijgen door een knop in te drukken. Successieve approximatie —> elk gedrag dat in de richting komt van goed gedrag wordt beloond. Dus al het zoek gedrag wordt beloond. Uiteindelijk alleen wanneer ze op de knop drukken. Het gaat echt om geleerd gedrag niet om automatisch gedrag. Wanneer het gedrag volgt door een straf treedt het gedrag niet meer op. Skinner besteedt weinig aandacht aan innerlijke processen. Uitgangspunten operanet conditionering: - Al het gedrag is aangeleerd - Gedrag wordt ontlokt door bepaalde omgevingsfactoren - Gedrag in een bepaalde situatie wordt in stand gehouden door gevolgen van dat gedrag - Gedrag in een bepaalde situatie blijft bestaan als de gevolgen overwegend positief zijn. Om gedrag te beïnvloeden is er een hypothese nodig: - In welke specifieke situatie en onder welke precieze omstandigheden - een specifiek geformuleerd gedrag - positieve gevolgen heeft voor de persoon (vanuit het perspectief gezien van de persoon) - Het gaat om een post hoc hypothese Functieanalyse (FA) volgens operant model: Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Sd: discriminatieve stimulus (= context waarin associatie R à Sr geldt) R: respons (= doelgedrag) —>: associatie van door cliënt veronderstelde verband R en Sr Sr: reïnforcerende stimulus (= vermeende bekrachtigende stimuli (Sr- pos) en feitelijke (negatieve) consequenties die doelgedrag zo problematisch maken (Sr-neg) Operante conditionering en sociaal leermodel: het aanleren van nieuw gedrag of het laten toenemen van gewenst gedrag. Het afl eren of doen afnemen van ongewenst gedrag. Interventies kunnen zich richten op: - Manipulatie van de omgeving uitlokkers van probleemgedrag (sd) - Het aanleren van gewenst gedrag/coping skills (R) - Het beïnvloeden van bekrachtiginspatroon (Sr) Gewenst gedrag kan toenemen door: - positieve bekrachtiging gewenst gedrag - Weghalen van negatieve bekrachtiging - Differentiële bekrachtiging (shaping, chaining, bekrachtiging van onverenigbaar gedrag en stimuluscontrole/discriminatieleren) Afname ongewenst gedrag door: - uitdoving (negeren) - Overcorrectie - Response cost (RC) - Time out (afzondering) Overige methoden zijn contigency contracten en token economy (fasen-systeem) Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Mediatietherapie is een behandelvorm waarbij opvoeders rechtstreeks bij de behandeling worden ingeschakeld. De mediator ontvangt instructies om het gedrag van het kind in de gewenste richting te veranderen. De consultatieve triade bestaat uit: - Consult gever - Mediator - Kind Sociaal leren (Bandura): - Nieuw gedrag door het observeren van anderen - Zien dat anderen beloond of gestraft worden - Imiteren het gedrag van anderen (modeling) of neemt hetzelfde gedrag toe of af Cognitief model: niet de situatie bepaalt wat we doen maar de wijze waarop we de situatie interpreteren bepaalt ons gedrag. Deze betekenisgeving komt naar voren in: - (negatieve) verwachtingen van hoe iets zal gaan - (negatieve) waarderingen van ons zelf of anderen - (onjuiste) attributies - (irrationele) overtuigingen Daarbij speelt zelfregulatie en zelfcontrole een rol. Psychopathologie is een gevolg van systematische vertekeningen in de wijze waarop informatie geselecteerd en verwerkt wordt tot betekenissen. Deze vertekeningen zijn het gevolg van eerdere in het geheugen opgeslagen kennis. Het gedrag wordt dus niet alleen door externe factoren, maar ook door interne factoren bepaald. Er is samenhang tussen denken, voelen en doen. Diagnostiek kan worden gedaan aan de hand van een gesprek met het kind, gestructureerde methoden, vragenlijsten, cognitieve processen meten. Aaron Beck: De behandeling is gericht op het wijzigen van disfunctionele gedachten zodat het kind in de toekomst adequaat zal denken, voelen en zich adequaat zal gedragen. Het leren van nieuwe Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen cognitieve vaardigheden en strategieën staat centraal. Er zijn een aantal interventies om dit te bereiken: - Cognitieve herstructurering: cognitieve therapie, schematherapie, driefasenmodel (1. Identifi ceren van huidige gedachtes, gevoelens, gedrag en schema’s 2. Cognitieve uitdaging 3. Genereren van alternatieve cognities) - Cognitieve Behavior therapy/modification: zelfregulatie, zelfi nstructiemethoden, probleemoplossingmethodiek Typische denkfouten: - Koning eenoog: selectieve aandacht voor spanningverhogende prikkels - Gevangen zijn: interpretatie van de situatie als een gevaar, een bedreiging of onoplosbaar probleem - Het vergrootglas bovenhalen: selectieve abstractie van 1 element van de ervaring - Etiketten plakker: dichotomiseren - Waarzegger: overgeneraliseren - Koppe ezel/ik de grote: personaliseren, verantwoordelijk voelen Prins hoofdstuk 1 De moderne geschiedenis van de kindergedragstherapie begint in de jaren twintig van de 20e eeuw. De echte doorbraak van de gedragstherapie vond pas in de jaren zestig plaats. Gedragstherapeuten richtten zich toen vooral op de behandeling van kinderen met een ernstige gedrags- of ontwikkelingsstoornis. Behandeling was gebaseerd op de operanet conditioneringsprincipes van Skinner. De eerste programma’s waren vooral gericht op het terugdringen van gedrag of het systematisch aanleren van taal. Geleidelijk werd gedragstherapie ook op grotere schaal toegepast. Drie fases/generaties: 1. Jaren 60-80: - Vooral gericht op uiterlijk waarneembaar gedrag - Operante en klassieke conditionering - Bandura: modeling —> cognitieve stroming 2. Jaren 80-90: - Cognities zijn functionele onderdelen in de gedragsketen —> belangrijk! 3. Eind jaren 90-nu - Acceptance and commitment therapy - Mindfulness based cognitive therapy Kindergedragstherapie: empirische benadering van psychologische problemen. Het uitgangspunt is dan ook dat abnormaal gedrag grotendeels aangeleerd is. Wat onderscheidt de cognitieve gedragstherapie van andere interventiemethoden? - Het ontwikkelingsperspectief: ontwikkeling van het kind, problemen bekijken vanuit ontwikkelingsperspectief - Samenwerking met de ouders en de context: kinderen leven in een gezin —> speelt een rol - Probleemoplossende proces: Gedragstherapie heeft een probleemoplossend perspectief - Niet praten maar doen: kinderen leren meer door te doen dan door te praten - Therapeut heeft een coachende rol: therapeut leert het kind om zelf na te denken en oplossingen te zoeken Onderzoek naar moderatoren van behandeleffecten waarop een indicatiestelling kan worden gebaseerd, is tot nu toe weinig gedaan maar is wel belangrijk om te onderzoeken welke behandeling toegepast zou moeten worden bij bepaalde problemen. Tegenwoordig wordt de Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen jeugdhulpverlening steeds meer gestuurd door het evidence based werken. Behandelmethoden die werkzaam zijn gebleken, worden toegepast. Gedragstherapie heeft deels als doel om de gedragsmogelijkheden van ouders en kinderen uit te breiden. Ook kan emotionele problematiek verminderd of opgeheven worden. Gedragstherapie kan worden gezien als een verzameling van keuzemomenten waarop de therapeut en client bepalen hoe nu verder te gaan met de behandeling. Bij kinderen is het proces anders dan bij volwassenen, zij kiezen bijna nooit zelf voor hulp. Er zijn zeven fasen: 1. Kennismaking: aanmelding, eerste gesprek, keuze voor gedragstherapie, uitleg van werkwijze. Wie zijn er betrokken? 2. Probleeminventarisatie: wat wordt als probleem ervaren? Hoe zijn problemen ontstaan? Verschillende elementen worden in een theoretisch kader geplaatst —> holistische theorie (HT), ook wel casusconceptualisatie (CC) —> geeft op basis van gesprekken met de client, metingen en observaties de probleemsamenhang weer. 3. Probleemdefiniëring: topografi sche analyse, functieanalyse en een betekenisanalyse 4. Behandelingskeuzes: formuleren van therapeutische doelen spelen verschillende zaken een rol —> de resultaten van de functieanalyse en de andere kenmerken van het hulpbehoevende kind, de pedagogische mogelijkheden van de ouders/verzorgers, de effectiviteit van de methoden die beschikbaar zijn en de kennis en mogelijkheden van de therapeut. Dit kan in fasen. Bij het kiezen van de behandeling is er een spanningsveld tussen het zien van het kind als een individu en het volgen van een evidence-based standaardprotocol. 5. Behandeling: een therapeut moet werkrelaties kunnen opbouwen, kunnen werken met ouders die nauwelijks met elkaar communiceren, de therapeut moet doelgericht werken met ouders die door eigen problematiek de ouderrol niet kunnen vervullen. Voor het werken met kinderen moet de therapeut een sociaal bekrachtigende, cliëntgerichte grondhouding, empathie en echtheid, directiviteit, structurering, aansluiten bij leeftijd. Een behandeling kan ook stagneren, dit moet goed geanalyseerd worden door middel van bijvoorbeeld een functieanalyse: gebrek aan motivatie bij de client, therapie niet geschikt, problemen bij de therapeut. 6. Evaluatie en afronding: frequentie en intensiteit van therapeutisch contact wordt teruggebracht. Evaluatie is belangrijk. 7. Boostersessies en follow-up Het behandelverloop moet steeds worden bijgehouden tijdens de base-line en behandelfase. Zo kan men achterhalen of, wanneer en waarom een interventie werkt. Dit is een onmisbaar onderdeel van het evidence based gedragstherapeutisch werken. Bij de N=1 methodologie worden de resultaten van een behandeling geanalyseerd op individueel niveau in plaats van groepsniveau. —> routine process monitoring. Prins hoofdstuk 2 Gedragstherapie relateert probleemgedrag aan omgevingsvoorwaarden. Het gedragsassessment staat hierbij centraal. Na een verkennende inventarisatie van probleemgedrag wordt de holistische theorie (HT) uitgewerkt, gevolgd door de topografische analyse (TA), de functieanalyse (FA) en de betekenisanalyse (BA). Deze zijn gerelateerd aan het operanet paradigma, het klassieke paradigma en innerlijke (cognitieve) stimuli. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen De grote belangstelling voor behandelprotocollen die aansluiten op DSM-stoornissen vormt een belangrijke nieuwe tendens. Er zijn twee redenen waarom een gedragstherapeut nog wel individu-gerichte gedragsanalyse moet kunnen uitvoeren: - Professional moet qua kennis en vaardigheid boven een protocol kunnen staan en zelfs individuele aanpassingen kunnen uitvoeren binnen het protocol. Optimale behandelresultaten worden pas bereikt wanneer een protocol flexibel en met kennis van zaken wordt toegepast - Bij het grootste gedeelte van de stoornissen is slechts 50% van de cliënten na het doorlopen van het protocol klachtenvrij Gedragsdiagnostiek wordt vaak via een getrapte benadering uitgevoerd. Er zijn drie verschillende diagnostische trajecten. Er wordt begonnen met het minst ingrijpende traject. Als deze niet werkt wordt er overgegaan op een uitgebreidere diagnostiek en behandeling. De drie trajecten: - Minimale diagnostiek: korte papieren screening, waarna problemen snel en oplossingsgericht worden geanalyseerd en behandeld —> client wordt uitgenodigd tot het formuleren van doelen die haalbaar, concreet en in positieve toekomstgerichte termen gesteld kunnen worden —> commitment fase: overeenstemming tussen hulpverlener en client over doelen en werkwijze —> client heeft directe regie - Kortdurende diagnostiek: er vindt een klachtenanamnese plaats met de ouders en een klinisch interview met het kind/de jongere. Na een of twee gesprekken wordt een diagnose gesteld en de DSM classifi catie bepaald —> klachtenanamnese met ouders en kind of jongere (aanleiding, omschrijving, antecedente en consequente factoren, frequentie, duur en intensiteit, omgang, eerdere hulp, verwachtingen). Ook wordt er gekeken naar de ernst: * Is het gedrag leeftijdsadequaat? * De specificiteit van het probleemgedrag * De situatiespecificiteit van het probleemgedrag * Enkelvoudig of meervoudig probleemgedrag De invloed van negatieve factoren kan verminderd worden door beschermende factoren: * Intrapersoonlijk niveau: zelfvertrouwen * Organisch niveau: gezondheid * Interpersoonlijk niveau: steun van familie * Hogere orde niveau: voldoende inkomen - Waar nodig uitgebreidere diagnostiek: uitgebreidere vorm van psychodiagnostiek en gedragsassessment, welke is afgestemd op de individuele client. Er worden voorafgaand aan de behandeling meerdere hypothesen opgesteld en getoetst. Individueel behandelplan. —> eerste anamnese uitgebreid met extra gesprek —> meer verdieping. In de kindergedragstherapie is de directe gedragsobservatie (naast interview) de tweede belangrijke methode. Voordelen: - Metingen in de natuurlijke omgeving van het kind zijn objectief - In vergelijking met beoordelingsschalen heeft observatie een grote externe of ecologische validiteit - Er kan informatie verworven worden over de functie van gedragingen - Het heeft een positieve invloed op de samenwerking met cliënten Binnen de observatie zijn een aantal stappen: 1. Operationalisatie: doelgedragingen vaststellen 2. Hypothesen opstellen over functies van probleemgedrag 3. Hypothesen uitwerken tot observatiecategorieën Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Er kan bij het observeren een ABC-schema gebruikt worden: - Antecedent - Behavior - Consequentie Dit moet genoeg informatie opleveren om de determinerende, discriminatieve en bekrachtigende stimuli en hier vervolgens interventiemaatregelen uit te kiezen. Afhankelijk van de kenmerken van het probleemgedrag kan er een van de volgende methoden worden gekozen: - Time sampling: als probleemgedrag vaak voorkomt en een duidelijk begin en einde heeft, kan gekeken worden hoe vaak het voorkomt tijdens een korte observatieperiode van bijv. 30 min - Event sampling: als probleemgedrag weinig voorkomt maar wel heel heftig is kan ook specifi ek geobserveerd worden wanneer het gedrag plaatsvindt en hoe lang het duurt - Interval sampling: als bepaald gedrag soms veel en soms weinig voorkomt en ook geen duidelijk begin en einde heeft kan er in hele korte tijd bijv. 30 seconden gekeken worden hoe vaak het gedrag voor komt Er zijn een aantal manieren om de klachtenanamnese uit te breiden: - Ontwikkelingsanamnese: een extra gesprek dat zich richt op de ontwikkeling die het kind doorloopt naar volwassenheid. Het is voor ouders soms lastig om bepaalde fasen te herinneren omdat het geleidelijk verliep, ook kan sociale wenselijkheid een rol spelen. - Gezin functioneren en culturele factoren: dieper ingaan op hoe het gezin functioneert, pedagogische en affectieve klimaat, stressfactoren, steunbronnen en het functioneren van andere kinderen. Dit kan door een gesprek of opdrachten —> hechtingsrelatie - Biografische anamnese: voorgeschiedenis van de ouders zelf Om informatie te krijgen voor de holistische theorie (HT) kan het psychodiagnostische onderzoek een volgende stap zijn: - Intelligentieonderzoek - Neuropsychologisch onderzoek en orthodidactisch onderzoek - Sociaal-emotioneel onderzoek - Ander specialistisch onderzoek bijv. Taalstoornis In de probleemsamenhang worden verbanden beschreven tussen contextvariabele, probleemgedragingen en de gedragsdeterminanten die invloed kunnen hebben op het veroorzaken en in stand houden van de aanmeldingsklachten. De holistische theorie (HT) is een verklarend model dat de verschillende probleemgebieden en hun onderlinge verbanden bevat. Het doel is om uit te komen tot een verantwoorde probleemkeuze. Kuyken, Padesky en Dudley: collaboratieve casusconceptualisatie: therapeut en client werken samen in het beschrijven en het verklaren van alle onderwerpen die een client inbrengt. Het doel hiervan is de behandeling in goede banen te leiden, de stress bij de client te verlichten en het vergroten van de weerbaarheid van een client, waarbij er aandacht is voor problematisch functioneren en veerkracht. De uitwerking van de HT en de mate waarop de HT de kwaliteit van het diagnostische proces verhoogt is bijna niet onderzocht —> gebruik van meer gestructureerd format en training kunnen de kwaliteit en interbeoordelaarsbetrouwbaarheid vergroten. De behandelaar kiest samen met de client het probleem dat als eerst bewerkt gaat worden. Er zijn zes criteria bij het kiezen van het probleem: Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen 1. Centraliteit: in welke mate heeft het probleem een kernpositie en hoe sterk beïnvloedt het andere problemen? 2. Waarschijnlijkheidswaarde: hoe sterk zijn de therapeut, de ouders en het kind overtuigd van het bestaan van het probleem? 3. Problematische waarde: hoe belastend is het probleem voor het kind zelf en voor de ouders? Wil het kind eraan werken? 4. Concretiseerbaarheid: hoe concreet kan men het probleem formuleren? 5. Behandelbaarheid: hoe haalbaar is de nagestreefde verandering? Kan dit bereikt worden? 6. Leeftijd van het kind: jonger dan 12 —> ouders beslissen. Tussen 12-16 samen en vanaf 16 het kind Drie vormen van analyse: - Topografische analyse (TA): gedetailleerde beschrijving van het probleemgedrag, in welke situaties komt het gedrag voor. Het gekozen gedrag wordt chronologisch uitgeschreven in concrete formuleringen. Interpretaties van probleemgedragingen worden geoperationaliseerd in objectieve gedragsbeschrijvingen —> zichtbaar of hoorbaar. Fysieke omgeving, activiteit, overt gedrag, covert gedrag en de personen —> objectieve en concrete gedragsbeschrijvingen van interacties tussen gedrag en omgeving. - Functieanalyse (FA): hypothese over een mogelijke waargenomen samenhang tussen gedrag en consequenties op basis van het operante leerparadigma. De omgeving wordt zo meer beheersbaar, doordat er inzicht is in het doen en laten en de consequenties ervan. De aannames hebben een post hoc karakter —> verklaringen voor gedrag, waarom het in frequentie toeneemt en gehandhaafd blijft. Een geschematiseerde FA bestaat uit vijf onderdelen: 1. Respons (R), het doelgedrag 2. De SR representatie van de verwachte bekrachtigende stimuli 3. De associatie van het door de client veronderstelde verband tussen R en SR 4. De door de client waargenomen discriminatieve stimulus (SD) —> context begrensd 5. Feitelijke consequenties die ervoor zorgen dat het gedrag problematisch is Establishing operations (EO) is de nieuwe term voor setting events —> concrete contextuele stimuli die de waarde en effectiviteit van bekrachtiger in een FA kunnen beïnvloeden —> waarom doet iemand iets? - Betekenisanalyse (BA): als problemen samenhangen met emoties die uitgelokt worden door bepaalde gebeurtenissen, is dit vaak ontstaan door klassieke conditionering. De uitlokkende stimuli moeten dan opgespoord worden. In de BA staat behalve de aannames over ontlokkende stimuli, vooral de betekenis die aan de uitlokkende stimuli wordt toegekend centraal. Er zijn referentiële associaties (waarbij iemand terug denkt aan het verleden) en sequentiële associaties (verwachtingen over de toekomst). De BA bestaat uit vier onderdelen: 1. De voorwaardelijke/uitlokkende stimulus (CS) 2. De cognitieve representatie van de onvoorwaardelijke stimulus en respons (de UCS/UCR representatie) 3. De associatie tussen de CS en de UCS-UCR representatie 4. De emotionele reactie zelf als representatie van die associatie Wat zijn de verschillende generaties gedragstherapieën? Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Eerste generatie: kloof tussen psychodiagnostiek en gedragsassessment (manier van taxatie die los stond van de traditionele gedragstherapie) gericht op states (welk gedrag is nu observeerbaar in de situatie) en niet op traits (onveranderlijke persoonskenmerken) - Tweede generatie: leertheorie en cognitieve theorieën geïntegreerd. Betekenisanalyse (Korrelboom en ten Broeke) - Derde generatie: nieuwe diagnostische methoden voor nieuwe domeinen. Meer waarde aan acceptatie van eigen persoon en de situatie. Ook meer aandacht voor het therapieproces en de therapeutische relatie als instrument van verandering. Dit komt ook in de assessmentmethoden naar voren: specifieke lijsten, therapieproces op metaniveau - Vierde generatie: neurowetenschappen erbij betrekken Prins hoofdstuk 3 In de tweede helft van de vorige eeuw zijn op basis van experimentele onderzoeken de gedragsveranderende operanet technieken ontwikkeld. De belangrijkste operanet principes: - Al het gedrag is voorspelbaar - Instrumenteel gedrag (gedrag dat invloed heeft op de omgeving) kan bestudeerd worden door situaties op zo’n manier in te richten en te veranderen dat het doelgerichte resultaten tot gevolg heeft - Er is in de klinische praktijk altijd sprake van een wisselwerking tussen het probleemkind en zijn directe omgeving Skinner was van mening dat gedragsproblemen niet los kunnen worden gezien van omgevingsinvloeden. Daarom moeten de voor het kind belangrijkste volwassen ook bij de behandeling betrokken worden. In het klassieke leerparadigma wordt respondent gedrag ontlokt door antecedenten stimuli. Operant gedrag heeft invloed op de consequenties van dat gedrag. Willekeurig gedrag kan via het operanet leerparadigma in duur, frequentie en vorm veranderd worden. Voorafgaand aan operanet technieken moeten er functionele gedragsanalyses plaatsvinden (ABC-benadering). De meeste operante technieken zijn gebaseerd in bekrachtigingsprocedures of strafmaatregelen. Bekrachtiging/reinforcement is het sleutelelement van alle operante technieken. - Positieve bekrachtiging: gedrag neemt toe wanneer het onmiddellijke gevolg van het gedrag prettig of aangenaam is bijv. Beloning. Dit kan intrinsiek zijn (compliment) of extrinsiek (cadeautje) —> extrinsiek in vastgelopen situaties. Tocken economy procedure (TE/puntensysteem): kind kan voor gedrag punten behalen (secundaire bekrachtigers) en die kunnen ingewisseld worden voor iets materieels (back up versterkers). - Negatieve bekrachtiging: onmiddellijke gevolg wordt als prettig gezien omdat iets negatiefs wordt weggehaald Differentiële bekrachtiging: nauw onderscheid maken tussen wat wel en wat niet bekrachtigd moet worden. Dat kan door: - Shaping: stapsgewijs nieuw gedrag aanleren. Gedragingen die het doelgedrag benaderen (approximatie), worden bekrachtigd en gedragingen die er niet op lijken worden genegeerd (uitdoving). Gedrag kan in stukjes verdeeld worden —> successieve approximatie. - Chaining: gedrag opsplitsen in kleine stukjes/schakels. Deze schakels worden aangeleerd tot ze ineens in zijn geheel kan worden vertoond. bijv. Kinderen met een VB zelf leren aankleden en tandenpoetsen. Je begint bij de laatste schakel —> onmiddellijk bekrachtigende waarde - Bekrachtiging van onverenigbaar gedrag: bekrachtiging van alternatief gedrag dat niet tegelijk met het ongewenste gedrag kan optreden. Niet bij alle problemen is dit effectief genoeg. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Stimuluscontrole/discriminatieleren: veel gedragsproblemen zijn gerelateerd aan specifi eke situaties omdat het gedrag in sommige situaties wel gewenst kan zijn maar in andere niet. In de ene context bekrachtigen, in de andere context negeren. Strafprocedures: gedrag in frequentie afnemen doordat het directe gevolg onaangenaam is. - Positieve straf: aversieve stimulus toevoegen - Negatieve straf: iets aangenaams weghalen Uitdoving/negeren: gedrag neemt af door het achterwege laten van bekrachtiging. Het ongewenste gedrag wordt volledig genegeerd om op die manier het gedrag te laten afzwakken. Er zijn verschillende manieren om het gewenste gedrag te bereiken: - Overcorrectie: ongewenst gedrag —> meteen leren om dat te herstellen en gewenst gedrag te vertonen. Gaat dat goed dan moet het meteen bekrachtigd worden. - Response cost (RC): beloningen of privileges inhouden. Dit wordt ook vaak als dreiging gebruikt. Daardoor kan problematisch gedrag verergeren omdat ouders geen grenzen kunnen stellen. Het is wel effectief als ze iets ook echt kunnen wegnemen en het direct volgt op ongewenst gedrag. - Time out: de meest aversieve vorm van straf. Kinderen die ongewenst gedrag vertonen tijdelijk afzonderen. Dit moet van te voren uitgelegd zijn. Het werkt beter als de afzonderingsruimte een plek is waar geen bekrachtiging plaatsvindt, de time out snel volgt op een ongewenste gedraging, de time out zo consistent mogelijk wordt toegepast, de time out zo kort mogelijk duurt. Contigency contracting: contract tussen opvoeder en kind. Hierover moet onderhandeling plaatsvinden. Vaak bij oudere kinderen. Zaken die vastgelegd worden: - Doelen voor elkaar (concreet en observeerbaar) - Beide kanten bereid zijn tot compromissen - Positief reageren op gewenst gedrag - Genuanceerd feedback geven wanneer doel niet behaald wordt Rechten en plichten van beide kanten! Mediatietherapie: het inschakelen van derden bij de therapeutische behandeling. Het is een indirecte interventiemethode die gebruik maakt van een intermediair waarbij gedragsproblematiek van het kind wordt aangepakt. Het doel van de therapie is om de problematiek op te heffen of er zo goed mogelijk mee om leren gaan. Er zijn drie stappen: 1. Het erkennen en omschrijven van de hulpvraag —> van alle partijen! 2. Analyseren van de functie van de klacht in de context —> hoe gaan ouders ermee om? Verschil visie ouder en kind? Vanaf adolescentie werkt dit niet altijd meer. 3. Triadisch werkmodel (Tharp en Wetzel): deskundige, mediator en kind. De deskundige biedt via een mediator hulp aan de opvoeder om het gedragsprobleem van het kind zelf op te lossen. Mediatie therapie heeft zich sterk ontwikkeld. Het is bij externaliserend problematiek de eerste interventie geworden, maar het kan ook worden toegepast bij internaliserende problemen. Het moet dan wel gecombineerd worden met kindgerichte gedragstherapie. Het rendement van de mediatiebenadering is sterk afhankelijk van de functieanalyse van externaliserend probleemgedrag en de centrale plaats van het interactiepatroon van wederzijds afdwingen binnen de ouder-kind interacties —> vaak een sterk interactieprobleem. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Ouders leren eerst om gewenst gedrag te benoemen en uit te lokken. Daarna om gewenst gedrag consequent te bekrachtigen en het consequent afzwakken van ongewenst gedrag. Het kind leert zo dat het loont om prosociaal gedrag te vertonen. Rollenspel is belangrijk —> oefening en instructie. Het belangrijkste doel van behandeling op school is een om van de klas een gunstige leeromgeving te maken waar de leerkracht goed les kan geven. Traditioneel model: classroom management —> leerlingen houden zich aan regels in de klas —> voorspelbaar en veilig schoolklimaat. De leerkracht focust hier vaak op het negatieve, hier wordt juist gefocust op het positieve. Classroom behavior management: alternatieven voor straf. Er zijn drie soorten interventies: - primaire interventie: universeel, er is geen sprake van problematiek - Secundaire interventie: risico kinderen - Tertiaire preventie: er zijn al gedragsproblemen Schoolwide positive behavior support (SWPBS): schoolberde aanpak, uit gedeelde waarden concrete gedragsverwachtingen formuleren voor de kinderen die systematisch kunnen worden geoefend en bekrachtigd. Puntensysteem met beloning, boetes en differentiele bekrachtiging. De primaire verantwoordelijkheid van mediatietherapie ligt bij mediatoren, zij bepalen of instructie wordt opgevolgd. Collegeweek 3 Hoorcollege Interventieonderzoek: doen behandelingen wat ze beloven? Er zijn veel interventies, veel instellingen met hun eigen visie, hoge kosten —> het is belangrijk om te weten wat wanneer werkt. Hoeveel behandelingen zijn er evidence based? In de VS is 1 tot 5% evidence based. In Nederland geldt dit ook. Van de andere interventies weet je niet zeker dat ze werken —.> een nog kleiner deel zijn goed onderzocht. Risico’s van een niet goed onderzochte behandeling: - Verspilling geld, tijd en moeite - Toename van klachten Interventiespectrum: - gezondheidspromotie: gehele bevolking - Preventie —> indicated (mensen die al bepaalde mate van klachten hebben), selectief, universeel (algemeen of deels) - Behandeling: case identification (vaststellen van diagnose) standaardbehandeling (aanbieden van effectieve, evidence based behandeling) - Voorgezette zorg: langdurige behandeling, nazorg Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Wanneer zijn interventies effectief —> effect size: - >.80 = groot - .50 - .80 = medium effect - <.20 = klein effect En zijn onze interventies effectief? Er zijn weinig studies en kleine effecten. Individuele programma’s: grote effect sizes. Interventie programma’s hebben kleinere effecten. Weisz: traditionele psychotherapie: - 160 kinderen, 7 therapeuten - Onbeperkt aantal sessies (M=60 individuele sessies —> in NL is dit 12) - Controle groept: individual tutoring - Random - Resultaten -.08 —> geen effect van reguliere zorg Er zijn meer onderzoeken geweest. Nu wordt er vaak .40 genomen. Problemen met effectiviteit onderzoek: - te veel interventies - Niet goed omschreven - Niet onderzocht - Wel onderzocht maar niet goed onderzocht of kleine effectsizes Onderhand zijn er een aantal eisen gesteld aan interventies. Nederlands Jeugdinstituut: - beschrijving: doel, doelgroep, inhoud werkwijze of methodiek (goed protocol met acties en middelen) - Toepasbaar: uitvoerbaar in de praktijk, overdraagbaar, randvoorwaarden zijn duidelijk (kosten, steun instelling, eisen hulpverlener) - Theoretische onderbouwing: analyse van risicofactoren en beschermende factoren, theoretisch kader (ontstaan en in stand houdende factoren), aannemelijk maken dat de interventie zou kunnen werken Waar moet een interventie onderzoek aan voldoen: Landelijke erkenningscommissie interventies: geen echte criteria, mate van bewijskracht/ effectiviteit Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Effectladder: - theoretisch goed onderbouwd: interventie heeft potentie obv theorie, is echter nog geen onderzoek - Waarschijnlijk effectief: beperkt onderzoek aanwezig dat laat zien dat de interventie beter werkt dan de gebruikelijke zorg - Bewezen effectief: voldoende kwalitatief onderzoek dat aantoont dat de - interventie beter werkt dan de gebruikelijke zorg - Kosteneffectief: effectiviteit voldoende vastgesteld en financieel aantrekkelijk. 1: heeft de interventie potentie: Kernelementen: - Doelgroep - interventie/inhoud - Uitkomsten/doel Beschrijvend onderzoek dmv observaties, draaiboeken en interviews Voorbeeld: - kinderen met ADHD - Psychoeducatie —> wat is ADHD, positieve aspecten, welke behandelingen - Kennis en inzicht 2: is de interventie veelbelovend/theoretisch goed onderbouwd? Theorie over beoogde effecten van interventie Literatuur onderzoek: - Theorie - Oorzaken en gevolg van problemen - Ander onderzoek naar effectiviteit Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Meta-analyse - Richtlijnen - NJI databank Voorbeeld: Theorie over beoogde effecten van interventie Dmv literatuur: erfelijke factoren, neurobiologische disfuncties, prenatale blootstelling aan nicotine en alcohol 3: is de interventie doeltreffend? Doelen zijn bereikt, problemen zijn afgenomen, competenties toegenomen, cliënten tevreden Veranderingsonderzoek: primair of secundair Hoe? vragenlijsten, interviews, observaties Wie? kind, ouders, leerkracht, observator, peers Wanneer? voormetingen, nametingen (korte termijn), follow-up (lange termijn) Voorbeeld: Minder ADHD symptomen, meer competenties, cliënten tevreden, veranderingsonderzoek dmv interview 4: is de interventie werkzaam? Effect van interventie is bewezen, interventie is verantwoord voor het effect. Quasi-experimenteel onderzoek: - experimentele conditie vs. Controle conditie - Controle conditie: geen interventie/wachtlijst, andere interventie, reguliere zorg/care as usual, placebo Herhaalde N=1 Voorbeeld: Mutlimodal treatment study of children with ADHD: therapie, controlegroep. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen 4: is de interventie werkzaam: Experimenteel onderzoek: RCT Pseudo-randomisatie: andere manieren van toewijzing: - Geboortedatum - Volgorde van binnenkomst - Dag van de week - Onzerzoeksnummer Dit is dus niet random Waarom zou je wel randomiseren? - minimaliseren van confounding factors zoals kenmerken van het probleem of diagnosis, vragenlijst kenmerken, demografische gegevens - Effect van de interventie is te isoleren en te kwantificeren - Zegt iets over causaliteit - Maximaliseren van statistische power: dezelfde groepgroottes - Minimaliseren selectie bias: geen voorkeur Randomised controlled trial (RCT): personen obv toeval experimentele conditie of een controle conditie: - hoge mate van interne validiteit, effect komt daadwerkelijk door de interventie - Hoge externe validiteit, betrouwbare afspiegeling van de klinische praktijk —> real world effectiveness —> conditio sine qua non Review en meta-analyse: combineren van meerdere effect studies (RCT) - Review: samenvatting van meerdere studies resultaten gebaseerd op literatuur —> conclusie - Meta-analyse: meerdere studies gecombineerd en geanalyseerd —> gemiddeld interventie effect of effect-size Nieuwe richtingen in interventie onderzoek: - Kosten effectiviteit: evalueert en vergelijkt uitkomsten en kosten van twee of meer interventies. Kosteneffectief als de interventie effectiever is en minder kost of als het duurder is maar ook meer effectief - Moderatoren: onder welke omstandigheden en voor wie werkt de interventie het beste? Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Mediatoren: door welk proces verandert de behandeluitkomst? (theorie) Klinische beslissingen: Veerman hoofdstuk 1 De vraag naar de wetenschappelijke onderbouwing van de effectiviteit van interventies in de jeugdzorg klinkt de laatste jaren steeds luider. Deze vraag is er niet alleen bij onderzoekers, maar ook bij uitvoerend hulpverleners en hun directies. Vakinhoudelijk voelen zij de noodzaak te moeten streven naar zorg van zo hoog mogelijke kwaliteit en kwaliteit moet blijken, onder meer uit wetenschappelijk verantwoord effectonderzoek. Maatschappelijk zijn zij de overheid en zorgverzekeraars verschuldigd te laten zien dat het geld goed besteed is. Wat verstaan we eigenlijk onder effectiviteit en hoe kunnen we die aantonen? Vanuit een praktijkperspectief kan een interventie als effectief gezien worden als de doelen gerealiseerd Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen worden en de cliënten tevreden zijn —> dit is niet altijd ook wetenschappelijk effectief (geen andere factoren in het spel die het effect kunnen realiseren). Onderzoeken waaruit interventies effectief blijken: systematische desensitisatie, cognitieve gedragstherapie, oudertraining (parent management training), specifieke therapeutische aanpakken in de pleegzorg, sommige vormen van intensieve pedagogische thuiszorg zoals multisysteem therapie. Er zijn een aantal kanttekeningen: - Het aantal behandelvormen dat onderzocht is gering - Weisz: het positieve beeld wordt vertekend door interventies die in de praktijk niet worden uitgeoefend maar die speciaal voor onderzoeksdoeleinden ontworpen zijn en alleen in het kader van onderzoek zijn uitgevoerd. Deze zijn altijd kortdurend. - Studies die wel in de praktijk worden uitgevoerd laten vaak geen effecten zien voor klinische interventies. - Veel interventies die in de praktijk van jeugdzorg worden uitgevoerd zijn onvoldoende geëxpliciteerd om aan een goed effectenonderzoek te onderwerpen Op basis hiervan zijn twee wegen begaanbaar om meer kennis over effecten van jeugdzorg te verkrijgen: - Top down implementeren van de interventies die hun effect in onderzoek bewezen hebben - Bottom up onderzoeken van interventies die in de praktijk worden uitgevoerd Praktijkgestuurd effectonderzoek krijgt de volgende drie kenmerken: - Aansluiting: onderzoek naar het effect van interventies moet aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van die interventies. Het ontwikkelingsniveau wordt gegeven door de mate waarin de te onderzoeken interventie een te onderscheiden ding is —> omschrijven, onderbouwen en overdragen - Inbedding: onderzoek naar het effect van interventies dient procedureel ingebed te zijn in de uitvoering van de interventie. Het gebruik van onderzoeksinstrumenten hoort deel uit te maken van het hulpverlenend handelen en deze instrumenten spreken de taal van de interventie - Benutting: onderzoek naar het effect van interventies dient niet in de bureaulade te blijven liggen maar moet benut worden —> primaire proces, individuele diagnostiek, behandelingsplanning en evaluatie. Er zijn verschillende soorten effecten die onderscheiden kunnen worden: - Werkzaam: evidentie dat positieve uitkomsten veroorzaakt worden door de interventie en er is zicht op de werkzame ingrediënten —> experimenteel onderzoek/herhaalde case studies - Doeltreffend: empirisch aantonen dat de gestelde doelen zijn bereikt, problemen zijn afgenomen en competenties toegenomen en cliënten tevreden zijn —> (quasi) experimenteel onderzoek, veranderingstheoretisch onderzoek, normgerelateerd onderzoek, doelrealisatie onderzoek, clienttevredenheidsonderzoek - Veelbelovend: een acceptabelere interventie theorie die duidelijk maakt hoe de problemen van de doelgroep zijn ontstaan en waarom de interventie de beoogde uitkomsten zal bereiken —> meta analyse, literatuur studie - Potentieel: de kernkenmerken van een interventie (doelgroep, interventie, uitkomsten) en de organisatorische en materiele randvoorwaarden zijn duidelijk en begrijpelijk beschreven —> descriptief onderzoek, observationeel onderzoek, document analyse, interviews. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Effectiviteit is geen alles of niets begrip, er zijn gradaties van effectiviteit te onderscheiden die de evidentie steeds overtuigender maken. Er wordt door middel van de effectladder een brug geslagen tussen practice based en evidence based. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Veerman hoofdstuk 2 Wat moet er gebeuren om een interventie van niveau potentieel of veelbelovend te brengen? Informatie vereist voor doeltreffend/werkzaam: - Onderzoek: beschrijving type en resultaten Nederlands effectonderzoek naar deze interventie (Direct bewijs) Informatie vereist voor veelbelovend: - Aanpak: theoretische onderbouwing - Onderzoek: beschrijving type en resultaten van buitenlands effectonderzoek naar deze interventie (indirect bewijs) of een Nederlandse soortgelijke interventie (indirect bewijs) Informatie vereist voor potentieel: - Naam van interventie - Doel van interventie: specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch - Doelgroep van interventie - Aanpak: beschrijving methodiek, uitvoeringseisen en kwaliteit bewaking - context/overige randvoorwaarden: bijv. Organisatorische randvoorwaarden - Uitvoerende organisaties - Overeenkomsten met andere interventies - Bronvermelding Een goede theorie over een interventie biedt inzicht in twee zaken: - Mechanismen en factoren die in het spel zijn - Werkzame ingrediënten van een interventie: * Algemene (non specifieke): onderdelen van een interventie die tot het resultaat bijdragen ongeacht de soort behandeling en doelgroep bijv. strucurering, professionaliteit, goede werkomstandigheden * Specifieke: gelden alleen voor bepaalde typen interventies. bijv. Anger coping bij oppositioneel gedrag, allochtone cliënten en geloof Doelgroep —> kernprobleem —> wat wordt beïnvloed & hoe wordt beïnvloed (interventie) —> einddoel De theorie moet aannemelijk maken hoe de interventie de gewenste uitkomsten veroorzaakt. Veerman hoofdstuk 3 Hoe kun je met feiten aantonen dat de interventie er werkelijk toe doet? —> hoogste stuk van effectladder. Twee vragen komen aan de orde: voldoet de interventie aan zijn doel? Is het de interventie die verantwoordelijk is voor het resultaat en niks anders? Bij het onderzoek zijn we vooral bezig met een oorzakelijk verband vinden tussen twee variabelen: de interventie (onafhankelijke variabele) en het gedrag/cognitie/gevoel/situatie (afhankelijke variabele). Kenmerkend voor het hedendaags denken over causaliteit tussen de twee variabelen zijn de volgende vier aspecten: - Rol van degen die het effect nastreeft: weloverwogen en doelbewust - Multicausale benadering - Expliciet rekening houden met de context waarbinnen het onderzoek naar causale verbanden plaatsvindt Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Probabilistische betekenis —> als we A toepassen is het waarschijnlijker dat B gebeurt Het kan natuurlijk voorkomen dat er een alternatieve verklaring is voor het gevonden effect —> hiervoor kijken we naar de validiteit: - Interne validiteit: geldigheid van de conclusies staan centraal die in het onderzoek worden getrokken over de relatie tussen de interventie en effect —> zijn er alternatieve verklaringen mogelijk? - Externe validiteit: generaliseerbaarheid van het onderzoek Storende factoren kunnen ervoor zorgen dat de interne validiteit laag is: - Geschiedenis: gebeurtenissen die tijdens de interventie plaatsvinden maar niets te maken hebben met de interventie (bijv. Verhuizing) - Rijping: een kind kan over problemen heengroeien, ouders worden wijzer, etc. - Testgewenning: alleen al deelname aan de eerste meting kan scores anders doen uitvallen, leereffect - Instrumentatie: de scoring van een instrument kan in de loop der tijd veranderen, niet omdat de problemen minder zijn geworden, maar omdat invullers hun invultaak anders uitvoeren. Hallo goodbye —> eerst juist heftiger en daarna juist minder heftig - Statistische regressie: wanneer de scores op een instrument bij de eerste meting erg hoog of erg laag zijn kun je bij de tweede meting niet hoger of lager scoren. - Selectieve uitval: verloop in deelname tussen eerste en tweede meting - Clientselectie: niet de interventie veroorzaakt het effect maar het gegeven dat onbedoeld een groep cliënten is ingestroomd met een hogere opleiding, extra gemotiveerd cliënten etc. - Behandelaarselectie: behandelaars die geloven in hun behandeling brengen dit ook over op cliënten. Naarmate de onderzoeksresultaten beter passen op de interventietheorie dan is dat een ondersteuning van de veronderstelling dat de interventie voor het resultaat verantwoordelijk is. Van belang is in dat verband dat de interventietheorie niet alleen de relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen specificeert. Er moet ook aandacht zijn voor de context waarin de beïnvloeding plaatsvindt en voor variabelen eveneens van invloed zijn op de uitkomsten van de interventie. De interventietheorie legt een consistente, logische en onderbouwde verbinding tussen het te behandelen probleem en de factoren die dat in stand houden enerzijds en anderzijds de activiteiten die hierin verandering zouden moeten brengen en de resultaten die daarvan op korte en lange termijn het gevolg moeten zijn. De theorie geeft zo goed mogelijk aan wat de ingrediënten zijn van de interventie en welke andere factoren en mechanismen er in het spel zijn die invloed hebben op de uitkomst, maar die niet door de interventie benut worden of die niet met de interventie beïnvloedbaar zijn. Alternatieve verklaringen zijn lastig —> geven onzekerheid. Daarom moeten factoren die de interne validiteit bedreigen via maatregelen zoveel mogelijk onder controle gebracht worden. Er zijn twee methoden voor: - Design controle: hierbij vindt controle vooraf plaats door bij het onderzoeksontwerp expliciet rekening te houden met de invloed van een aantal bekende storende factoren. - Statistische controle: in de fase waarin de onderzoeksgegevens worden geanalyseerd, wordt de invloed van storende variabelen gecorrigeerd. Controle vindt achteraf plaats. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Het design is niet allesbepalend —> resultaten van eerder onderzoek repliceren. Als niet alleen het design maatgevend is voor de zekerheid van het bewijs, hoe krijgen we daar dan wel zicht op? Je kunt de interne validiteit beoordelen aan de hand van zes criteria: - consistentie van de relatie: als een bepaalde interventie onder uiteenlopende omstandigheden een consistent patroon van resultaten laat zien, dan mogen we hieruit concluderen dat deze interventie effect heeft - Volgorde van gebeurtenissen in tijd: een belangrijk criterium is voorts dat de uitvoering van de interventie (onafhankelijke variabele) vooraf moet zijn gegaan aan het moment waarop de uitkomsten (afhankelijke variabele) worden gemeten - Statistische relatie: er dient een statistisch aantoonbare relatie te zijn tussen de uitvoering van de interventie en de uitkomsten van de ingreep. - Dosis-respons relatie: het verband tussen de mate waarin de cliënten de interventie ondergaan en de uitkomsten die bij hen worden gemeten (opnieuw onder gelijkblijvende omstandigheden). Een hogere dosis = meer gunstige respons - Specificiteit van de relatie: hier gaat het om de precieze formulering van de veranderingen die als gevolg van de interventie worden verwacht op specifi eke gebieden of bij specifi eke groepen. Als vervolgens juist dit soort specifi eke veranderingen worden gemeten en geen veranderingen op andere gebieden of andere groepen dan mogen we dit opvatten als een ondersteuning van de causale relatie tussen interventie en effect - Samenhangend patroon van bevindingen (coherentie): passen de onderzoeksbevindingen op de interventietheorie (goodness of fi t). Aan elk bewijs hangt een prijs —> tijd en geld. Maar ook inhoudelijk —-> twee aspecten: - Ethische kant van de methodekeuze: het is niet ethisch om een controlegroep doelbewust een potentieel doeltreffende ingreep te onthouden of een minder effectieve interventie aan te bieden. - Meer interne validiteit leidt vaak tot minder externe validiteit. Prins hoofdstuk 12 Het streven naar een evidence based behandeling is een vrij recente ontwikkeling en heeft een revolutie in de GGZ ontketend. In de jaren ’50 en ’60 waren er enkele wetenschappers die zeiden dat psychotherapie niet meer resultaat had dan het simpelweg verstrijken van tijd. Daarom kwam er meer onderzoek. In 1995 verscheen het eerste officiële rapport over de evidence based praktijk. Het rapport onderscheidde drie zogeheten empirisch gevalideerde behandelingen: - De goed onderbouwde behandeling - De vermoedelijk werkzame behandeling - De experimentele behandeling Het verschil tussen een goed onderbouwde en een vermoedelijk werkzame behandeling is dat bij een goed onderbouwde behandeling aangetoond moet zijn dat het beter werkt dan een psychologische placebo, pil of andere behandeling. Ook moet een goed onderbouwde behandeling ondersteund worden door minimaal twee onderzoeksteams. In beide gevallen moeten clientkenmerken duidelijk gespecificeerd zijn en de klinische trials moeten zijn uitgevoerd in een behandelprotocol. Het resultaat moet de uitkomst zijn van studies met een goed groepsdesign of een reeks gecontroleerde studies met een single case design. Bij een goed design is de conclusie dat de waargenomen verandering toegeschreven kan worden aan effecten van de behandeling en niet aan toeval of storende factoren. Bij een experimentele Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen behandeling is nog niet aangetoond dat die vermoedelijk werkzaam is —> vaak wel toegepast in de praktijk. Er zijn drie belangrijke aandachtspunten in verband met het streven naar evidence based behandeling: - Het dodo-effect: alle behandelingen zijn gelijk, dit zou niet meer zo goed te verdedigen kunnen zijn doordat sommige behandelmethoden effectiever zouden blijken dan andere - Als men een behandelprotocol gaat gebruiken, kan dit leiden tot mechanische, inflexibele interventies die zorgen voor minder vernieuwing en creativiteit in het therapeutische proces. - Het is mogelijk dat een behandeling die in een klinische onderzoekssetting effectief lijkt, maar niet overdraagbaar is naar de echte klinische praktijk In de klinische praktijk worden vaak behandelmethoden gebruikt die niet systematisch geëvalueerd zijn en die dus niet goed onderbouwd of vermoedelijk werkzaam genoemd kunnen worden. Het bewijs voor de werkzaamheid van cognitieve gedragstherapie bij kinderen en jongeren is wel aanzienlijk. Welke behandeling past bij welke stoornis? - Angststoornis: cognitieve gedragstherapie - Specifieke fobieën: participantmodeling, reinforced practice - Depressie: cognitieve gedragstherapie en interpersoonlijke psychotherapie - Eetstoornissen: maudsley-model gezinstherapie - Oppositionele en gedragsproblemen: oudertraining sociaal leren en oudertraining met videomodeling - Alcohol en drugsproblemen: cognitieve gedragstherapie, functionele gezinstherapie en multisystematische gezinstherapie - Autisme: toegepaste gedragsanalyse Intensieve behandelingen leiden niet altijd tot betere uitkomsten. Het is belangrijk om een effectieve behandeling te ontwikkelen en te toetsen die overgezet kan worden naar de klinische praktijk en school. Het is belangrijk dat men zich bewust is van de ethische consequenties van het aanbieden van een ineffectieve of schadelijke behandeling aan kinderen en hun gezin —> non-evidence based is onethisch maar ook onethisch om praktijk te beperken tot stoornissen en problemen waar wel een werkzame behandeling voor is. Chorpita en Daleida: evidence-based beslissingsmodel —> gegevens uit individuele behandelingen gebruiken als leidraad bij klinische beslissingen over de behandeling. De klinische vooruitgang wordt steeds gemeten en aanwijzingen daaruit worden gebruikt voor de beslissing. Ook al is er geen empirische ondersteuning —> wel doorzetten. Met een behandelprotocol wordt een operationele beschrijving van het behandelproces gegeven. Drie kanten daarvan zijn: - andere therapeuten krijgen door het gebruik van een protocol inzicht in de onderdelen van de behandeling die bij de toetsing van hun werkzaamheid worden ondersteund - Een behandelprotocol geeft een duidelijke beschrijving van de behandeling - Er kan worden vastgesteld welke vorm van behandeling precies gebruikt is\ Chorpita, Daleiden en Weisz kwamen met een aantal kritische punten over het gebruik van behandelprotocollen: Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - de eis dat een behandeling wordt gedefinieerd door de procedures die in het protocol staan beschreven, betekent dat al bij een kleine wijzing van het protocol nieuwe empirische ondersteuning nodig is - Er is voor verschillende probleemgebieden geen protocol beschikbaar - Wat moet een therapeut doen in het geval dat er meerdere protocollen bestaan voor een stoornis? Het model van Chorpita gaat over het zoeken en selecteren van gemeenschappelijke elementen of basisprincipes van evidence-based protocollen. Deze praktijkelementen kunnen betrouwbaar gecodeerd worden in factoren —> representeren een bepaalde behandeling. Elke factor levert een profiel op van praktijkelementen die bij een bepaald probleem voorkwamen. De hierover beschreven problemen worden aangepast door dit model —> vergelijkbare protocollen, masterprofiel van meerdere protocollen etc. Er moet nog aanvullend empirisch onderzoek worden gedaan naar dit model. Vragen die leven bij mensen in de praktijk: - komt het protocol in plaats van het klinisch oordeel? - Hoe flexibel is het? Flexibiliteit is de mate waarin de therapeut zich aanpast aan de specifieke situatie van dat moment en zich tegelijkertijd in het algemeen houdt aan aanwijzingen en suggesties in het protocol: - wordt het creatieve proces beperkt door het protocol? - Worden verbetering en verandering beperkt? - Kan het ook gebruikt worden bij meerdere diagnoses? - Ook binnen klinische praktijk? Hier moet nog onderzoek naar gedaan worden. Prescriptief matchen: bepaalde kenmerken of profi elen van de behandelde personen koppelen met specifi eke onderdelen van een behandeling die eerder effectief bleek te zijn —> een idiografische aanpak leidt eerder tot een positieve behandeluitkomst dan een nomothetische benadering. Modulaire interventie: protocol wordt systematisch aangepast aan cliëntkenmerken. Elke praktische techniek wordt gezien als een zelfstandige module, die met andere modules geïntegreerd kan worden. Wanneer de werkzaamheid van een behandeling onderzocht is, wordt er gekeken of er winst kan worden toegeschreven aan de behandeling of aanbeval of factoren die de interne validiteit bedreigen. Volgens Weizs et al. is onderzoek-therapie, therapie in een onderzoekscentrum, geschikt voor relatief homogene groepen die minder ernstige vormen van psychopathologie vertonen en voor enkelvoudige problemen in behandeling komen. Klinische therapie wordt echter gekenmerkt door heterogene groepen die regelmatig worden doorverwezen voor behandeling en die een breed, uiteenlopend scala aan klinische problemen vertonen. Er zijn vier verschillende soorten onderzoek: - Werkzaamheidsonderzoek: verband tussen het behandelresultaat en therapeutische methode. Upstream elementen worden sterk gecontroleerd - overdraagbaarheidsonderzoek: doeltreffendheidsonderzoek, kan een interventie ook in de klinische praktijk worden toegepast Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Verspreidingsonderzoek: mensen worden als therapeut ingeschakeld die bij het systeem in dienst zijn, functioneren van protocol dat ooit in werd gevoerd in het systeem - Systeemevaluerend onderzoek: systeem en onderzoeksteam onafhankelijk. Downstream elementen zijn niet helemaal onder controle. Collegeweek 4 Hoorcollege Functieanalyse (FA): hypothese over uitlokkers en instandhouders van probleemgedrag (operante conditionering, sociaal leren) Betekenisanalyse (BA): hypothese over betekenis van waaruit een persoon heeft geleerd om te reageren op een specifi eke situatie of prikkel (klassieke conditionering) Cognitieve casusconceptualisatie (CCC): hypothese over de interactie tussen een specifi eke prikkel en gedachte, gevoel en gedrag in deze situatie. Betekenisverlening is vertekend door levenservaringen (cognitieve theorie) Gedragstherapeutisch proces in fasen: 1. Kennismaking: aanmelding, uitnodiging, eerste gesprek, keuze voor gedragstherapie, uitleg werkwijze. 2. Probleeminventarisatie: verkenning van gedragsproblemen, ontwikkeling en context —> beleving van cliënten, attributies, coping, sterke kanten, ook oog voor protectieve en risicofactoren, trauma’s, waarden, overtuigingen, achtergrond ouders zelf. Holistische theorie, selectie van probleemgedrag en concretisering, keuze assessmentinstrumenten, baseline 3. Probleemdefiniering: topografi sche analyses, functieanalyse, betekenisanalyse 4. Behandelingskeuzen: doelstellingen: - welke doelen t.a.v. kind en ouders/leerkrachten? - Wat is de effectiviteit van beschikbare methoden? - Wat is ervaring/bekwaamheid therapeut? keuze behandelingsstrategie (individuele CGT, mediatie/oudercursus, gezinstherapie, school, klinisch/residentieel, combinaties), keuze van technieken (behandelen als uniek individu vs. Evidence-based, standaardprotocol (one size fi ts all) 5. Behandeling: uitvoering van interventies en technieken, gelijktijdige metingen/evaluaties, opheffi ng stagnaties (eventueel terugkoppeling naar fase 2, 3, 4), vervolginterventies Factoren om rekening mee te houden bij behandeling: - basisvaardigheden kindergedragstherapeut - Afstemmen op thuissituaties en/of situatie op school of elders - Stagnaties door client, therapie of therapeut 6. Evaluatie en afsluiting: stabilisering/generalisering, eindevaluaties en laatste baseline, afsluiting 7. Boostersessies en follow-up: rekening houden met gevoelens rondom naderende afscheid, boostersessies met steeds grotere tussenpozen, follow-up om behandeleffect te monitoren Leertheoretische opvattingen over ontstaan van angst: - Tweefactorenvisie: Mowrer, 1947. Overmatige angst is resultaat van zowel klassieke als operante conditionering Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Three pathways of fear: Rachmann, 1977. Traumatische ervaring, modeling/vicarious learning, overdracht van informatie Voorbeeld: hoofdpijn klachten Diagnostische fase: wat betreft angst is er in deze fase aandacht voor: -De situaties die angst oproepen (geconditioneerde en discriminatie stimuli) -Angstige gevoel (geconditioneerde respons) -Gedrag (operant gedrag) - Betekenis van de situaties en negatieve verwachtingen (US/UR representatie) -Wijze waarop angst is ontstaan -Nare beelden en herbelevingen van angstige gebeurtenissen -Gevolgen van angst voor het functioneren -Strategieën die eerder wel of niet hebben geholpen Wat betreft tekort sociale vaardigheden is er in deze fase aandacht voor: - in kaart brengen van sociale vaardigheden - Contra indicaties - Oefenmogelijkheden - Inschatting maken van lijdensdruk/motivatie Functie-analyse: Doelstellingen: - aanpakken sociale fobie - Opheffen vermijdingsgedrag - Verminderen hoofdpijnklachten Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Keuze van behandelstrategie: - Individuele behandeling - Groepsbehandeling - Meditatieve behandeling - Gezinsbehandeling Keuze van technieken Betekenisanalyse: Behandelingskeuzen —> technieken Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Behandeling —> technieken voor angst (klassiek): - blootstelling (exposure) aan gevreesde stimulus: angsthiërarchie (stappenplan), oefenen tijdens sessie - Angstbeheersingstechnieken (anxiety management, copinggedrag); ontspanningsoefeningen, cognitieve interventies - Modeling - Verwerven nieuwe informatie Behandeling —> integratie van strategieën: Bij angst: - protocollen (werkboeken): operante en klassieke strategieën - Voorafgaand aan exposure: aandacht cognitieve interventies —> ontspanning, gedachten uitdagen, helpende gedachten, belonen Behandeling —> technieken voor angst (operant) - bekrachtigen van dapper gedrag: gewenst gedrag en bekrachtigen - Negeren of straffen van angstig gedrag - Responspreventie Differentiële bekrachtiging ouders: - bekrachtigingspatroon - Is er bij de ouders een vaardighedentekort of onvermogen? - Wat betekent een autonomie bevorderende aanpak? - Wat willen ze bereiken? - Wat zijn knelpunten? Aanleren van relaxatietechnieken: - Ademhalingsoefeningen - Spierontspannende oefeningen - Verbeeldingstechnieken - Goed oud gevoel oproepen, helpende held Registraties kunnen in een GGGG schema. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Rationale CGT: het is niet de gebeurtenis die bepaalt hoe je je voelt of wat je doet, het is de manier waarop je denkt over die gebeurtenis. Evaluatie en afsluiting: - terugval plan: uitlokkers, wat werkt wel en niet, hoe pak ik een nieuwe angst aan, wat heb ik nodig van ouders? - Eindmeting - Afsluiting Booster sessie: herhalen geleerde Follow-up: behandeling monitoren Functie-analyse: theorie —> operante conditionering: - alle gedrag is aangeleerd, gedrag wordt ontlokt door bepaalde omgevingsfactoren, gedrag wordt in stand gehouden door de gevolgen van dat gedrag - Gedrag blijft bestaan als de gevolgen overwegend prettig zijn - Hypothese over een mogelijke (waargenomen) samenhang tussen (probleem) gedrag en de consequenties - Consequenties kunnen positief of negatief zijn - Gedrag wordt heel bewust ingezet, vanwege geleerde op grond van consequenties —> het leren van gedrag op grond van de te bereiken gevolgen, dat wil zeggen kennis over relatie tussen gedrag (R) en de beloning (sr) in een bepaalde situatie (sd) Sd: R —> Sr R: respons/doelgedrag Sr: reïnforcerende stimulus, vermeende bekrachtigende stimuli Sr-pos en feitelijke consequenties die doelgedrag problematisch maken —> = associatie Sd: discriminatieve stimulus, context waarin associatie plaats vindt Voorbeeld: Sd: hoofdpijn R: thuis blijven Sr positief: meer aandacht van moeder, hoofdpijn neemt af, gepest worden blijft uit Sr negatief: boze vader, meer sociale isolatie, meer onzekerheid over leerprestaties, trots van ouders blijft uit Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Prins hoofdstuk 4 De meeste leertheoretische modellen houden geen rekening met de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt: - Twee factoren visie Mowrer: overmatige angst is het gevolg van twee vormen van conditionering. Klassieke conditionering wil zeggen dat een stimulus eerst neutraal was, door een gebeurtenis geassocieerd is geraakt met een emotionele reactie. Operante conditionering wil zeggen dat doordat het kind een beangstigende situatie vermijdt, de angst vermindert. - Driefasen model Rachman: het aanleren van angst kan gebeuren door een traumatische ervaring met de gevreesde stimulus, modeling/vicarious learning, ofwel door te zien dat anderen voor dezelfde stimulus bang zijn en van anderen horen dat de stimulus gevaarlijk is. Er zijn verschillende angstdiagnoses. In de DSM zijn stoornissen waarbij angst een rol speelt ingedeeld in 3 groepen: - angststoornissen, zoals sociale angststoornis - Obsessief-compulsieve en gerelateerde stoornissen - Trauma en stressorgerelateerde stoornissen Emotionele problemen bij kinderen moeten worden bekeken in het kader van hun ontwikkeling. Er moet steeds gekeken worden of een probleem geen normaal verschijnsel is voor een bepaalde leeftijd of als reactie op bepaalde gebeurtenissen. Jonge kinderen zijn vaker bang voor concrete stimuli, oudere kinderen voor globale of abstracte stimuli. Tijdens een gesprek in de diagnostische fase is het van belang om informatie te krijgen van verschillende bronnen, de volgende zaken zijn in een gesprek van belang: - Situaties die angst oproepen: er kunnen externe stimuli zijn. Belangrijker zijn de cognitieve representaties van deze stimuli —> de betekenis die ze voor het kind hebben - Angstig gevoel: de cognities, gedrag en lichamelijke reactie van het kind worden vastgesteld - Gedrag: weglopen of vermijden van gevreesde situatie of dwangmatig gedrag - Betekenis van de situaties en negatieve verwachtingen: welke betekenis hebben stimuli gekregen en welke angstige verwachtingen het heeft - De manier waarop angst is ontstaan: hoe en wanneer is de angst ontstaan - Nare beelden en herbelevingen: alle stimuli in kaart brengen die de nare herinneringen en beelden oproepen - Gevolgen van angst en het gedrag van het kind: gevolgen voor het kind en voor de omgeving. - Strategieën die eerder wel of niet geholpen hebben Er zijn verschillende meettechnieken bij angst: - Anxiety disorder interview schedule: DSM angststoornissen in kaart brengen, interview - Spence children’s anxiety scale (SCAS): vragenlijst Welke behandelingstechnieken zijn er? Er kunnen zowel klassieke als operante conditioneringsprincipes gebruikt worden bij de behandeling. Het kind kan individueel behandeld worden of via de ouders. Belangrijke elementen bij effectieve behandelprotocollen zijn bijvoorbeeld exposure, cognitieve interventies, ontspanningsoefeningen en zelfbeloning. Ouders moeten altijd betrokken worden. Hoe jonger het kind, hoe meer de ouders betrokken zijn —> principes van behandeling begrijpen en ondersteunen. Behandeltechnieken op basis van klassieke conditionering: Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Veelvuldig en langdurige confrontatie met de geconditioneerde stimulus (exposure in vivo) zonder dat daarbij de ongeconditioneerde stimulus optreedt —> koppeling verbreken - Eerst moet duidelijk zijn hoe de angst zich ontwikkeld heeft. Ook wordt uitgelegd wat de * * * - - - angst precies is en hoe de behandeling zal verlopen. Bij behandeling wordt de weg terug behandeld, langzaam worden stukjes van de angst weggehaald. Tijdens de uitleg moet het kind actief betrokken worden. Principes moeten worden herhaald —> registratie formulieren of dagboek. Schrijf de angst op met een angstthermometer om de situatie te beoordelen. Stappenplan maken met goede spreiding van de moeilijkheidsgraad Oefenen tijdens de zittingen, dit is belangrijk omdat: succeservaringen worden opgedaan en het vermijdingsgedrag kan worden doorbroken Meer te weten komen over de specifieke aard en inhoud van de angst Therapeutische relatie versterken er is geen overstemming over hoe lang de exposure moet duren —> goede overeenstemming. Kind mag geen gebruik maken van veiligheidsgedrag Angstbeheersingstechnieken: alleen afdoende als ze gebruikt worden in combinatie met exposure. Helpen om de angst en exposure aan te kunnen —> probleemoplossen, uitdagen van gedachten Cognitieve strategieën: opsporen van automatische negatieve gedachten, denkfouten, uitdagen van gedachten, helpende of functionele gedachten. Emotive imagery: plezierige emoties oproepen door middel van het introduceren van een held in gevreesde situaties nauwkeurig geïnventariseerd en geordend in moeilijkheid. Er wordt een geschikte held gekozen, bijv een stripheld. Het kind sluit de ogen en moet gebeurtenissen vertellen waarbij de held geïntroduceerd wordt. Voelt het kind zich dan plezierig? Een coping model (iemand die angst heeft maar er wel goed mee omgaat) is beter dan een mastery model (iemand die zonder vrees alles als vanzelf goed doet) Behandeltechnieken op basis van operante conditionering: - angst blijft bestaan doordat het angstige gedrag prettige gevolgen voor het kind heeft. Het kind kan zich angstig voelen of angstig gedrag vertonen. Er moet aandacht worden besteed aan het veranderen van de betekenis van de beangstigende situatie en het aantrekkelijker maken van dapper gedrag. - Contigency management: combinatie van positieve gevolgen van angst weg te nemen en dapper gedrag aantrekkelijker te maken. Positieve of negatieve bekrachtiging. Er is onderscheid tussen intrinsiek (nieuwe gedrag zelf is belonend) en extrinsiek (beloning heeft niks te maken met het gedrag). Intrinsiek heeft de voorkeur. Er is ook onderscheid tussen interne (belonen eigen gedrag) en externe (beloond worden door een ander) bekrachtiging. - Richtlijnen voor bekrachtiging: * nauwkeurige omschrijving van gewenst gedrag, zodat duidelijk is wanneer de beloning verdiend is * Nagaan wat voor het kind belonend is, streven naar verschillende beloningen * Bekrachtigen is bij voorkeur directe gevolg van dapper gedrag * Eerst iedere poging belonen, steeds meer eisen * natuurlijke, intrinsieke beloningen verkiezen boven kunstmatige, extrinsieke beloningen * Verschillende personen leveren op consistente wijze de beloning - Als negeren niet werkt kunnen er negatieve consequenties volgen —> nuttige straf Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Angstbeheersingstechnieken: kan zowel klassiek als operant, hulpmiddel om moeilijke situaties tegen te gaan. Frequent gebruik van exposureoefeningen kan leiden tot beter functioneren. Er zijn bijv. Ontspanningsoefeningen. Cognitieve herstructurering: kinderen weten niet goed wat voor angstige ideeën ze hebben. Hoe raakt het kind gemotiveerd om te laten zien hoe dapper het is? Gedachten functioneren die wel functioneel zijn. Ook kunnen gedragsexperimenten gedaan worden —> hoe geloofwaardig is mijn angst? Er zijn protocollen ontwikkeld die richtlijnen geven voor de stappen binnen de behandeling —> angsthiërarchie, exposure, coping strategieën, ontspanning, angstige gedachten uitdagen. Daarna volgt het beloningsprogramma. Vaak zijn de protocollen bruikbaar voor alle angststoornissen bij kinderen, omdat angststoornissen zo vaak samen voorkomen dat één interventie die zich richt op alle angststoornissen, voor de hand ligt. Dit duurt vaak 12-16 zittingen. Modulair werken: MATCH: vier meest voorkomende klachtgebieden monitoren (angst, stemming, PTSS, gedragsproblemen). Voordeel hiervan is dat ze aansluit bij de klinische praktijk van fl exibiliteit en klachtgerichtheid. Prins hoofdstuk 5 Sociale vaardigheidstrainingen (SOVA): gedragstherapeutische trainingen voor een sociaal beter functioneren. Leren mensen meer voor zichzelf op te komen (assertiviteitstraining). Sociale vaardigheden bestaan uit de volgende componenten: - ze worden geleerd - Zijn samengesteld uit specifieke gedragingen - Behelzen zowel initiatief als reacties - Maximaliseren sociale bekrachtiging - Interactie- en situatiespecifiek - Gespecificeerd als doelen van interventies Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan met vanuit de vraag of sociale vaardigheidsbehandelingen effectief zijn. Er is weinig bewijs. Cognitieve gedragstherapie is effectiever met sociale vaardigheidstraining. Het is voorbarig om te zeggen dat het geen zin heeft. Sociaal gedrag kan worden bereikt door het gedrag te analyseren middels observatie, gedragstherapeutische functie- en betekenisanalyses te maken en het behandeldoel te bepalen. Oorzaken van sociaal onhandig gedrag kunnen zijn dat het kind geen sociaal adequaat gedrag beschikbaar heeft, het kind een bepaalde verwachting heeft van de omgeving of gewoon omdat het er niet van komt. Kinderen laten vaak sociaal onhandig gedrag zien als ze niet weten hoe ze zich moeten gedragen —> kinderen met ASS kunnen geen onderscheid maken tussen verschillende situaties. Kinderen kunnen ook sociaal onhandig gedrag vertonen omdat ze negatieve reacties verwachten en dit willen voorkomen. Sociale vaardigheden worden al lange tijd getraind binnen groepsgewijze en individuele behandelingen. Voordeel van in een groep: - natuurlijke interactie en oefenmogelijkheden - Effectief Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Kosten-baten verhouding is gunstig Kinderen met veel sociale angst profiteren meer van een individuele behandeling. Het wordt veel gebruikt op scholen Sociale vaardigheidstrainingen kunnen het beste gegeven worden door gedragstherapeuten of speciaal getrainde schoolcounselors. In het begin gaat het om contact opbouwen met het kind, daarna is het kind pas gevoelig voor beloning en straf. De therapeut moet duidelijk en voorspelbaar zijn. Ouders en anderen moeten leren het sociaal ongewenste gedrag te herkennen en sociaal gewenst gedrag uit te lokken. Bekrachtiging, (mild) straffen en zelf gepaste sociale vaardigheden laten zien. Technieken om dit aan te leren worden in drie groepen verdeeld: Antecedente technieken: beogen de sociale situaties te verduidelijken en het kind te trainen om de juiste prikkels te zien waarop het kan reageren. Daarbij is het van belang structuur te bieden, regels te stellen (zorgen voor veiligheid en voorkomen problemen), juist te communiceren en eventueel extra hints te geven. Gedragsoefeningen: oefenen van gedrag en bekrachtiging door belangrijke anderen. Technieken: - registratie en bezinning: hoe heb je je gedragen? Hoe gedragen anderen zich? - Interne zelfspraak: specifi eke trainingsmethoden. Hardop nadeken. - Gedrag van leeftijdsgenoten observeren: leren van het gedrag van anderen - Videomodeling: kijken naar video waarop een kind in kleine stapjes bepaalde vaardigheid voordoet en een kind dit nadoet. Je kan ook kijken naar je eigen gedrag. - Social scripts: standaardvragen of opmerkingen die geschikt zijn voor specifi eke situaties. Social story kan ook —> beschrijven hoe je een situatie kan aanpakken - Gevoelsinstructies: herkennen van emoties, wat te doen bij welke emoties - Rollenspel: nieuw gedrag leren, goede instructies - Incidenteel leren: sociale situaties die gewoon voorkomen. Hoe hiermee omgaan? - Imaginair intrainen: iemand bij de bezinning denkt dat hij de sociale vaardigheid beter had kunnen toepassen. - thuisopdrachten/huiswerk: geleerde gedrag generaliseren Operante technieken: bekrachtigen van gewenst gedrag en uitdoven van ongewenst gedrag. Sociaal gedrag belonen, sociale angst neemt af. Het leidt tot meer self effi cacy. - Bekrachtiging van gewenst gedrag: de reactie op gewenst gedrag moet het kind als positief ervaren. Er kan ook gebruik gemaakt wordt van extrinsieke bekrachtiging. Shaping en chaining —> opbouwen. - Ombuigen/negeren ongewenst gedrag: uitdoven, zoveel mogelijk negeren, differential reinforcement/incompatible Behavior (DRI) —> gedrag gekozen dat niet samen kan gaan met probleemgedrag zodat het probleemgedrag niet kan plaatsvinden. Differential reinforcement of other behavior (DRO) al het gedrag dat anders is dan probleemgedrag bekrachtigen. Bij ASS neemt het gedrag bij negeren vaak eerst toe voordat het afneemt. - Corrigeren van nog niet gewenst sociaal gedrag: aanvullende instructies en herhaling - Straffen van ongewenst gedrag: direct na ongewenst gedrag, voorspelbare straf, bekrachtigen gewenst gedrag, duidelijk en kort - Beloningssysteem: token economy —> hoe wordt het gedrag beloond. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Prins hoofdstuk 6 Bij gedragingen spelen cognitieve informatieverwerking en emotionele activatie van het lichaam mee. Bhenadeling op een cognitieve manier zorgt ervoor dat gedrag en emoties kunnen veranderen. Kendell stelt dat cognitieve gedragstherapie (CGT) erop gericht is om veranderingen plaats te laten vinden in het denken, voelen en gedrag van een persoon door het aanwenden van gedragsmatige procedures en het gebruik van cognitieve interventies. Daarbij wordt aangenomen dat gedragingen en gevoelens gemediteerd worden door cognitieve informatieverwerkingsprocessen. Als die veranderen kan dit leiden tot een verandering in gedrag. In cognitieve schemata wordt de informatie over gebeurtenissen, gedragingen en emoties die met elkaar verbonden zijn samengebracht. Nieuwe informatie wordt daarin geinterpreteerd. Cognitieve operaties zijn alle bewerkingen die plaatsvinden op alle informatie bij ons binnenkomt. Cognitieve producten zijn het resultaat van de verwerking —> bewuste gedachten en beelden. Er zijn drie verschillende benaderingen binnen de CGT: 1. Gericht op structuur en inhoud van de cognitieve schemata en de invloed van attributies, automatische gedachten, opvattingen over jezelf en de omgeving op emoties en gedrag. —> inhoud en structuur van cognitieve schemata veranderen 2. Informatieverwerkingsparadigma: verschillen tussen informatieverwerkingsprocessen —> aandacht en geheugenprocessen. 3. Hoe verhouden we ons tot onze gedachtenwereld. We zien de werkelijkheid vervormd. In deze visie kunnen we de inhoud van onze gedachten relativeren en is verandering mogelijk. Deze visie is gebaseerd op de filosofie. Theoretische benaderingen zijn de mindfulnesstheorie en dat acceptatie and commitment theory. Cognitief assessment kan gericht zijn op de inhoud van cognities, op hoe cognitieve processen verlopen of op hoe het kind tegenover zijn gedachten staat. Vaak wordt er gebruik gemaakt van zelfrapportage. De betrouwbaarheid en validiteit daarvan zijn nog niet helemaal duidelijk. Er zijn ook andere methoden: - Gesprek met het kind: een van de meest betrouwbare bronnen. Kan vanaf ongeveer 3 jaar, vanaf ongeveer 5 jaar betrouwbaar. Visualiseren, concreet zijn, ondersteuning geven door metaforen, teken- of boetseer opdrachten. Negatieve cognities moeten worden uitgedaagd. - Gestructureerde methoden: het kind een taak laten doen en achteraf vragen stellen, thought listening (kind alle gedachten opschrijven tijdens taak). Dagboekopdrachten worden vaak gebruikt. Semigestructureerde gesprekken —> neerwaartse pijltechniek (gedachten zijn als bloemblaadjes, elke bloem heeft wortels, die ga je volgen) - Vragenlijsten: klassieke klantgerichte lijsten, cognities, emoties, coping —> disfunctionele schema’s Deze methoden kijken vooral naar de cognitieve producten (gedachten). Probleemoplossende vaardigheden van kinderen gemeten met de Wally Child Problem Solving Detective Game en die van adolescenten met de SPSI-R Sociale Probleem Oplossingsschaal. Het nadeel van deze testen is dat ze maar 1 vaardigheid meten, wat als onderdeel van een testbatterij vaak te belastend is. Tekorten in zelfregulatieprocessen worden onder andere in kaart gebracht met de Matching Familiar Figures Test of dier SCRS. Ook voor het meten van cognitieve informatieverwerkingsprocessen wordt geprobeerd deze langs gedragsmatige weg of via taakjes in kaart te brengen. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Er zijn ook manieren om cognitieve processen te meten zoals MEPS (Means-Ends-ProblemSolving-Inventory) en de PIPS (Preschool Interpersonal Problem Solving Inventory). Deze tests zijn gericht op het opsporen van disfunctionele probleemoplossende vaardigheden van het kind. De MEPS heeft een open midden. Er is een begin en een einde van het verhaal en het kind moet het stuk ertussen bedenken. Zelfcontrolevaardigheden van het kind kunnen ook worden gemeten door middle van de MFF (matching familiar figure test). Via de gedragsmatige weg of taakjes kan de therapeut proberen om cognitieve informatieverwerkingsprocessen in kaart te brengen. De therapeut kan zo kijken of er bij het kind vertekeningen zijn bij het verwerken van informatie. Selectieve aandacht is het vermogen om belangrijke informatie te negeren en aan belangrijke informatie aandacht te besteden. Als dit niet lukt is er sprake van een aandachtsbias. Onderzoek hiernaar wordt gedaan met het emotionele stroopparadigma of de dot prove taak. Vanuit cognitief standpunt zijn methodieken die selectieve interpretaties blootleggen heel interessant. Onderzoek hiernaar richt zich op het beoordelen en interpreteren van ambigue informatie. Hoe wordt het behandelingsmodel bij CGT geïntroduceerd? Cognitieve gedragstherapie, en in het bijzonder zelfregulatie, kan het kind helpen om zijn gedachten, gevoelens en gedrag beter te begrijpen, herkennen en indien mogelijk te sturen. Dit gebeurt het best in een gestructureerd en herkenbaar therapeutisch kader, waarin sessies op een vaste manier verlopen: 1. Symptomen en stemming van afgelopen dagen gecontroleerd 2. Huiswerk bespreken 3. Agenda voor de sessie 4. Therapeut gaat over naar het eigenlijke werk 5. Feedback van client Zelfcontrole: motivatie en het vermogen om eigen handelen te sturen met het oog op een doel dat men zelf gekozen heeft. Het stellen van een doel, handelingen uitvoeren om dit doel te realiseren, doorzetten bij frustraties, zich niet laten afl eiden en kunnen wachten op de uiteindelijke beloning zijn belangrijke zelfregulatievaardigheden. Elke baby gaat ontdekken dat het invloed heeft op bepaalde dingen in de omgeving. Waardering die het kind speelt heeft een grote invloed op zelfcontrole. Zelfcontrole begint bij een positieve evaluatie van de eigen manier van doen die gepaard gaat met een positieve emotie. Dit leert het kind dmv observatie en zichzelf bijsturen. Om zelfregulatie te kunnen ontwikkelen is er een duidelijk doel nodig waardoor het kind gemotiveerd wordt. Observatie en monitoring helpen om weer meer te weten te komen over wat men eigenlijk doet. Zelfevaluatie en zelfbekrachtiging versterken wat nieuw geleerd is. Eerst moet concreet omschreven worden wat je eigenlijk doet —> zelfobservatie/monitoring. De frequentie en intensiteit wordt aangegeven. Als het zo frequent voorkomt dat het registreren hinderlijk is —> time sampling. Er zijn twee manieren waarop de betrouwbaarheid beïnvloed wordt: - Reactiviteit van de metingen of het directe effect op het probleemgedrag —> wanneer je let op wat je doet doe je het minder - Het kind kan de registratie beïnvloede en onnauwkeurig of onjuist noteren. Door de opdracht duidelijk en uitvoerbaar te maken kan je de betrouwbaarheid verhogen. Via computer of mobiel helpt ook. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Zelfinstructietraining verloopt in verschillende stappen: 1. Hoe gaat het kind normaal gesproken te werk? Radioreporttechniek: kind vertelt aan luisteraars wat hij aan het doen is. 2. Therapeut en kind bedenken samen meer helpende instructies 3. Therapeut licht handelingen toe met nieuwe zelfinstructies 4. Kind doet de taak nog een keer met zelfinstructies van de therapeut 5. Kind doet de taak zelf met zelfinstructie (eerst hardop daarna stil) Zelfinstructies en taal binnen in het kind hebben ook invloed op emotionele reacties en lichamelijke arousal. Als de emotionele problemen verbonden zijn met hoe het kind informatie over zichzelf en omgeving verwerkt —> Stressinoculatietraining: 1. gedachten, gedragingen en gevoelens die disfunctioneel zijn herkennen 2. Andere zelfspraak en gedrag ontwikkelen 3. Dit toepassen Stress is een abstract begrip bij kinderen —> concretiseren door middel van spel en actiemethoden. Stressvolle gedachte —> verantwoordelijkheidstaart —> punten van de taart stellen alles voor wat meegespeeld heeft bij een gebeurtenis en de grootte laat het belang zien. Tegenspreekspel —> spanningsverhogende gedachte die het kind tegen moet spreken. Problem solving theorie binnen de gedragstherapie werd geïntroduceerd door D’Zurilla en Goldfried. Probleemoplossing in 5 stappen: 1. Observatie van probleemsituatie 2. Probleemdefinitie 3. Bedenken van alternatieven 4. Evaluatie en besluitvorming 5. Verificatie Aanleren kan het beste door zelfinstructie —> Fozzy Fozzy: 1. Wat is het probleem? 2. Hoe los ik het op? 3. Volg ik mijn plan nog? 4. Hoe heb ik het gedaan? Kendall en Braswell: 1. Orienteren op probleem 2. Doelbepaling en probleemdefinitie —> hoe kan het opgelost worden 3. Oplossingen —> wat gebeurt er bij elke oplossing? 4. Uitvoering 5. Evaluatie Deze probleemoplossingsbenadering richt zich vooral op kinderen met een gedragstekort of een tekort aan zelfcontrole. Het is ook onderdeel van de cognitieve gedragstherapie voor internaliserende klachten, zoals depressie en angst. Het kan ook gebruikt worden bij pediatrische en psychosomatische klachten. - Problem focused - Emotion focused Beck: cognitieve therapie. Cognitieve herstructurering heeft 3 stadia: 1. Gedachten, negatieve gevoelens, onaangepaste gedragingen en onderliggende aannames en schema’s identificeren Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen 2. Cognitieve uitdaging 3. Andere cognities leren die niet tot negatieve gevoelens leiden, maar het kind beter met de problemen om leren gaan Bij kinderen met cognitieve problemen verloopt de identificatiefase moeizaam —> beter bij kinderen die al cognitieve vervormingen gevormd hebben. Om tot gedachten te komen kun je bijv. De W-vragen van Stark stellen: wanneer, waar etc. Ook kan het kind kansberekeningen maken —> hoe groot is de kans dat dit gebeurt? Young ontwikkelde de schematheorie. Volgens hem zijn disfunctionele cognities gekoppeld aan kernovertuigingen (schema’s), zoals: ik ben een mislukkeling. Deze schema’s zijn vaak heel rigide en hebben zich ontwikkeld in de kindertijd op grond van negatieve ervaringen die bepalend zijn voor hoe je jezelf in relatie tot anderen beleeft. Ze zijn moeilijk toegankelijk en ‘ontwaken’ vaak pas wanneer er een stresssituatie is die het schema activeert. Schema’s kunnen indirect afgeleid worden uit de conditionele of instrumentele assumpties die iemand heeft. Met de Young Schema Questionnaire kunnen de schema’s in kaart gebracht worden. Omdat schema’s vaak een zware emotionele lading hebben, zijn experimentele verwerkingstechnieken het beste. Voor cognitieve interventies heeft het kind een aantal cognitieve en metacognitieve vaardigheden nodig. De meeste cognitieve vaardigheden maken bijv. Gebruik van taal —> taalontwikkeling en geheugencapaciteit. Ook moet je rekening houden met de aandachtsspanne. Motivatie is ook van belang. Cladder et al In de geschiedenis van de gedragstherapie kwamen steeds weet nieuwe symbolen en weergave schema’s in omloop om dezelfde leerprincipes te verduidelijken. Operante conditionering: om ouders en kinderen niet lastig te vallen met ingewikkeldheden, werken met het GGG model (gebeurtenis, leidt tot gedrag, leidt tot gevolg) Operante conditionering is dan het leren van gedrag op grond van te bereiken gevolgen. Sd: Discriminatie stimulus: signaal of situatie voorspelt dat op dit moment met het te stellen gedag een positief gevolg bereikt van worden Sdelta: met gedrag valt geen positief gedrag te bereiken Als via trial and error wordt geleerd dat het alleen zin heeft koekjes uit de trommel (R) te pakken als je moeder staat te koken en belt (Sd) en dus niet op jou zal reageren, is het aannemelijk dat je het koekje ongezien kan opeten (C+, bekrachtiging, Sr). Als je moeder aan tafel met de koektrommel zit en een tijdschrift doorbladert (Sdelta), heb je geen schijn van kans. Als je dan een koekje pakt volgt er iets vervelends (C-: staf, +S-). Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Collegeweek 5 Hoorcollege Het continuüm van zorg: - aanpassing van de reguliere aanpak in de klas - Inschakelen van deskundige remedial teacher of gespecialiseerde leerkracht - Gespecialiseerde diagnostiek naar individu-gebonden factoren en contextfactoren door gedragsdeskundige - Gespecialiseerde behandeling afhankelijk van de diagnose Hoe verhouden remedial teaching en behandeling door een orthopedagoog zich tot elkaar? Verschillen Overeenkomsten Taakgerichtheid Ernst en hardnekkigheid van het probleem Effectiviteit Complexiteit van het probleem Deskundigheid Aard van de interventie De diagnostische en behandelingscyclus: - analyse van de totale onderwijsleersituatie - Het lerende kind: niet alleen cognitieve factoren maar ook affectieve factoren spelen een rol - Procesdiagnostiek centraal: analyse van wat misgaat met lezen/spellen/rekenen De indicatieanalyse is het scharnierpunt —> bereiken van optimale afstemming tussen informatie over deze casus en beschikbare wetenschappelijke kennis over de behandeling van leerstoornissen. Voorbeeld Sara: Doelen lange termijn: - zelfvertrouwen in het omgaan met problematische situaties - Behalen rekenniveau E7 als uitstroomniveau basisschool Doelen korte termijn: - een relatie leggen tussen gevoelens en gedachten en problemen - Actiever worden in problematische situaties: opkikkertjes gebruiken - Probleemoplossend denken aanleren - Probleemoplossend denken toepassen bij rekenen Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Afstemming onderwijsleersituatie: - Schoolbezoek start en afronding - Contact met remedial teacher of intern begeleider - Sessie ouderbegeleiding - Handelingsafspraken met ouders en school (bekrachtigen) Toegepaste technieken: - cognitieve gedragstherapeutische interventietechnieken - Oplossingsgerichte principes Belangrijke basisprincipes: - Type kennis: Onderscheid tussen taakspecifi eke en niet-taakspecifi eke kennis. Ook een onderscheid tussen kennis van feiten (declaratief), kennis van procedures en strategieën en metacognitieve kennis. - Kwaliteit van kennis: concreet, schematisch, verbaal/mentaal - Instructieprincipes: Directe instructie (sturend, expliciet) —> banende instructie (stimuleren eigen inbreng, impliciet, uitlokkend). Remediëren: isoleren (regel geïsoleerd aanleren), integreren (oefenen in het algemeen), generaliseren (toepassen in alledaagse situatie) - Feedback: waarover (persoon, inspanning, proces, resultaat), wie (kind, behandelaar, computer), wanneer (direct, uitgesteld), waarmee (sociale reactie, informatie, materiaal, gunst) Behandeling van leesproblemen: Oorzaken leesachterstand: omgevingsfactoren, te kort in vaardigheden of individuele factoren. Vanuit hier kan gekozen worden voor een aanpak op school bij de eerste twee oorzaken en een individuele behandeling bij de laatste twee. Doel van een dyslexie behandeling: het kunnen technisch lezen en/of spellen op een zodanige wijze dat het kind kan voldoen aan de passende eisen die binnen de context van zijn of haar dagelijks functioneren worden gesteld —> zelfredzaamheid Interventies binnen scholen: RALFI, connect, Spelling in de lift —> op scholen, niet ernstige dyslexie in de zorg Aanpak binnen de school: methodiek is afhankelijk van fase van het leesproces De individuele behandeling: orthodidactische benadering of psycholinguïstische benadering. Protocol dyslexie diagnostiek en behandeling: dyslexie is specifiek taalverwerkingsprobleem veelal fonologisch van aard. Orthodidactiek: gerichte taakanalyse om van daaruit zicht te krijgen op sterke en zwakke kanten van het lees- en spellinggedrag van Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen leerlingen. Behandeling op maat, afgestemd op behoeften van het kind (ruimte voor comorbiditeit) Psycholinguïstisch: gericht op klankstructuur van de taal omdat leerlingen vanwege een fonologisch verwerkingstekort lees- en spellingproblemen ontwikkelen. Behandeling volgens vaste modules Richtlijnen SDN: specifiek werkzame behandelcomponenten: - Psycholinguïstisch: wat moet er verbeterd worden? - Leertheoretische principes: hoe bereik je die verbetering? (directe instructie, gerichte feedback, motivatie verhogen etc) - Algemeen werkzame behandelcomponenten (goede kwaliteit relatie, gestructureerde behandeling, systematisch opstellen van doelen, ketensamenwerking, psycho-educatie) De best practice behandeling op dit moment: - op spraakklank en woordvorm georiënteerde lees- en spellingtraining - Die systematisch in modules wordt aangeboden volgens een geprotocolleerd leerparadigma Evidence based elementen: - psycholinguïstiek: de klankstructuur van de gesproken taal is uitgangspunt - Gekoppelde verwerking van spraakklanken en letters/woorden - Het aanleren van een regelsysteem - Behandelduur en frequentie - Betrokken partijen Dyscalculie: Criteria: - er is sprake van een significante rekenachterstand ten opzichte van leeftijd- en/of opleidingsgenoten waar de persoon in het dagelijks leven door gehinderd wordt - Er is sprake van een significante rekenachterstand ten opzichte van datgene wat op basis van individuele ontwikkeling verwacht mag worden - Er is sprake van een hardnekkig rekenprobleem dat resistent is tegen gespecialiseerde hulp (criterium van didactische resistentie) Aanpak binnen de school: - protocol ERWD: handvatten om het rekenonderwijs door de school heen beter af te stemmen op de zwakke rekenaar Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - In de klas: verlengde instructie, automatiseren, aanpassen hoeveelheid verwerkingsstof - Remedial teaching Werkzame instructieprincipe: - directe instructie: overdracht van inhoudelijke kennis van behandelaar aan leerling door demonstratie van procedures en uitleg van regels - Expliciete uitleg en uitgebreide inoefening - Leerstappen zijn klein - Veel structuur en herhaling - Aanleren van 1 oplossingsstrategie - Opgaven opdelen in subtaken - Zelfinstructie: van voordoen door de behandelaar naar zelfstandig probleemoplossen door de leerling Evidence-based rekenhulpprogramma’s: - naast instructie is dit ook belangrijk - Weinig evidence based programma’s - Alternatief is gebruik maken van in de praktijk werkzaam gebleken programma’s Verlaagde competentiebeleving en/of faalangst vragen begeleiding en behandeling van het sociaal-emotionele welbevinden door: in school maatregelen te nemen die bijdragen aan rekenverbetering. Wanneer de faalangst niet afneemt: psycho-educatie —> ouders, leerkracht, leerling Behandeling van rekenproblemen/dyscalculie: - Individuele behandeling: gebaseerd op behandelingscyclus, meta-analyse naar behandelingsvormen (computer, groepsgrootte, peer tutor of volwassene, direct vs. banend) Kroesbergen & Van Luit Onderzoeksvragen: 1. In welk domein (preparatory skills, basic skills, problemsolving) is het meest onderzocht en welk domein heeft het grootste effect? 2. Is er een trend in uitkomst als functie van * onderzoekskarakteristieken * Steekproefkarakteristieken * Behandelparameters (bijv. Duur) * Behandelcomponenten (bijv. Directe instructie) * Behandelcomponenten verwant aan recente veranderingen in het wiskunde curriculum (bijv. mediated/guided instruction) 3. Welke variabelen kunnen het grootste deel van de variantie tussen de studies verklaren in de gehele sample en in de drie verschillende domeinen? Methode: Een meta-analyse van empirische studies gepubliceerd tussen 1985-2000. Criteria: - de studie gaat over Elementary mathematics (basisschool wiskunde) vaardigheden (kinderen onder de 12) —> problemen in wiskunde komen voort uit het bezitten en automatiseren van deze vaardigheden - De studie gaat over een interventie betreffende wiskunde uitleg Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - De studie gaat over kinderen die moeilijkheden hebben bij wiskunde (maar geen zware beperking) - Er moet een between-subject of within-subject controle conditie worden gebruikt - Het systematisch gebruik van instructie strategieën moet worden gerapporteerd Resultaten: 1. Het domein van basic facts is het meest onderzocht. Er is geen significant verschil in effect size 2. Onderzoekskarakteristieken: * kleine studies laten een groter effect zien dan grote studies Steekproefkarakteristieken: * Oudere participanten laten meer effect zien dan jongere * Interventies met studenten met leerbeperkingen hebben een groter effect dan voor andere groepen Behandelparameters: * zowel instructie tijd als duur —> negatief effect met effect grootte * Geen effect voor content Behandelcomponenten: * meeste gebruiken directe instructie * Self-instruction leidt tot hoger effect size * Geen effect voor peer tutoren * Computer assisted instruction lagere effect size dan docent instructie Behandelcomponenten verwant aan recente veranderingen in het wiskunde curriculum: * mediated of assisted instruction leidt niet tot groter effectsize * Geen significante verschillen tussen traditionele en nieuwe interventies 3. Vier variabelen verklaren 69% van de variantie van de between-studies variantie (van hoog naar laag): * Design: single subject design > group design * Duration: longer > shorter * Domain: problem solving < basic/preparatory * Method: self-instruction > direct instruction/mediated/assisted instruction Discussie: Het merendeel van de studies die onderzocht zijn beschreven een interventie in het domein van basic skills. Dit domein laat ook de hoogste effect size zien. Dit domein is groot en speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de latere wiskundige vaardigheden van de student. Dit blijkt ook het domein te zijn waarin interventies effectief zijn. De meest belangrijke voorspeller in dit onderzoek was research design. Single subject designs laten sterkere resultaten zien dan die met een Group design. Verklaringen hiervoor, bijv. Kinderen in een single-subject design maken vaak dezelfde test waardoor ze gewend raken aan de test en beter gaan presteren. Geen verschillen tussen studies die interventies voor studenten met speciale benodigdheden. In studies die gaan over Problem solving, is de interventie effectiever voor kinderen met een milde verstandelijke beperking —> deze kinderen krijgen een intensieve training in een domein waardoor ze gemotiveerd zijn om verder te gaan. Doordat kinderen met een VB falen, hebben ze minder motivatie. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen De duur van de interventie correleert negatief met de effect size, vooral voor interventies die focussen op preparatory tasks —> korte interventie focust op een smal en specifiek design, dit zorgt voor een hoge score. Een lange interventie focust op een breed domein, dus lage specifieke score, duurt langer om effect te zien. Self-instruction is het meest effectief, maar voor basic-skills is directe instructie het meest effectief. Het gebruik van een computer kan de docent niet vervangen. In een ander onderzoek werd daar wel effect voor gevonden —> toch directe instructie. Peer tutoring is ook minder goed dan door een docent. Mediated/assisted instruction was minder effectief dan directe instructie of zelfinstructie. Er was geen effect voor realistic mathematics education (RME). De recente verandering in de wiskunde is dus niet beter voor de prestaties van studenten met speciale benodigdheden. Wanneer je een interventie kiest, moet je deze bevindingen onthouden. Zelfinstructie en directe instructie zijn adequate methoden voor studenten met special needs. Om basis wiskunde te leren is directe instructie het meest effectief. Om problem-solving vaardigheden te leren, is zelfinstructie ook effectief. CAI kan helpen als studenten gemotiveerd zijn om te oefenen. Een computer kan niet helpen bij individuele problemen. Kinderen met special needs profiteren niet zo van peer tutoring Van der Leij De stichting dyslexie Nederland (SDN) heeft de brochure die handreikingen aan de praktijk geeft al diverse malen aangepast. De brochure bevat drie onderdelen: - Diagnostiek en behandeling van dyslexie: • Onderkennende diagnose: volgt naast DSM-5, protocol dyslexie diagnostiek en behandeling en de aanvulling daarop. • Verklarende diagnose: onderliggende (cognitieve) tekorten die de kerncriteria van de onderkennende diagnose ondersteunen en bijdragen kunnen leveren aan de indicerende diagnose • Indicerende diagnose: werkzame elementen benoemd waarin een behandeling moet voorzien, dan wel de consequenties voor inrichting van het onderwijs in termen van compensaties en dispensaties. Dit is gebaseerd op de verklarende diagnose • Behandeling: benadrukken van evidence based. De behandelaar dient rekening te houden met het multifactorieel verklaringsmodel. Vervolgens is er uitgebreide informatie over specifieke behandelprincipes en algemene behandelcomponenten. - Wetenschappelijke verantwoording: de diverse onderdelen van diagnostiek en behandeling worden voorzien van wetenschappelijke evidentie. Multifactoriële verklaringsmodel. Dan volgt een beschrijving van de proximale cognitieve factoren. Dan worden de neurocognitieve en de genetische basis van dyslexie besproken. - Rapportage en dyslexieverklaring: voorwaarden waaraan diagnostisch rapport moet voldoen duidelijk beschreven Commentaar: Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - het gedeelte over behandeling en praktische richtlijnen betreft als wetenschappelijke verantwoording, up-to-date en informatief. - De uitwerking van de cognitieve risicofactoren in de wetenschappelijke verantwoording gaat * * - verder dan wat in de DSM-5 staat. Wat voor problemen kan deze ambivalentie opleveren? Een psychodiagnosticus, waarschijnlijk meer opgeleid in het toetsen van enkelvoudige verklaringshypothesen dan in het multifactorieel kansberekenen, zal hieruit de boodschap halen dat hij naarstig op zoek dient te gaan naar cognitieve tekorten. De kans dat je wat vindt is groot, maar dit komt ook voor bij niet-dyslectici. Je zou dus eerst voorwaarden moeten toetsen om te zorgen dat je geen onjuiste diagnose maakt. Er worden nu teveel mensen aangemeld en toegelaten. De auteurs zeggen echter dat het aantal binnen de gestelde grenzen blijft. De brochure heeft de psychodiagnosticus die het voortraject op waarde wil schatten weinig te bieden. Er wordt hier inhoudelijk niet op ingegaan. Waarom is aandacht hiervoor wel belangrijk? psychodiagnosticus heeft aanwijzingen nodig voor het toetsen van het criterium van didactische resistentie. Grote variëteit aan programma’s —> onoverzichtelijk. Om erachter te komen hoe het zit, kan hij dus het beste aansluiting zoeken bij overkoepelende instanties die over die kennis beschikken. Ontdaan van extreme uitsluitingsfactoren zoals zintuigelijke en verstandelijke beperking kan het uitblijvende resultaat van RTI beschouwd worden als het enige doorslaggevende criterium, niet alleen voor de onderkenning, maar ook voor de verklaring. Als vaststaat dat het onderwijs zijn best heeft gedaan om het probleem te verhelpen, dus is er tijdlang nauwelijks progressie. het gebrek aan aandacht voor het leerproces is ook zichtbaar in de indicerende diagnose. Wat niet is overgenomen uit de DSM-5 is de indeling in lichte, matige en ernstige varianten die corresponderen met enige aanpassingen/ondersteuning, matige, ernstige, etc. Erkenning van gradaties van dyslexie kan een bijdrage leveren aan de aanpassing van remediërende compenserende en dispenserende maatregelen aan de individuele behoefte. Ruijssenaars & Van Luit 31-39 Zoals de diagnostiek is op te vatten als een cyclisch proces, is ook het behandelingsproces te beschrijven als een cyclus, met als hoofdstappen: - Verkennende behandelingsanalyse: een analyse van de condities die positief of negatief van invloed kunnen zijn op de feitelijke interventie - Voorspellen van reacties: het opstellen van hypothesen over de directe effecten van de concrete instructies, gebaseerd op diagnostische informatie enerzijds en kennis over empirische evidentie voor de aanpak anderzijds Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Toetsend behandelen: het uitvoeren (en bijstellen) van de geplande instructie - Evaluatie ten opzichte van het globale doel: het voortdurend nagaan in hoeverre de geplande en behaalde resultaten in overeenstemming zijn met het uiteindelijke doel De diagnostische cyclus en behandelingscyclus samen vormen de klinische of hulpverlenerscyclus, met per stap de mogelijkheid tot terugkoppeling. Opbouw van de behandeling: - de beginstap in de behandelingscyclus, de verkennende behandelingsanalyse, bestaat uit het in kaart brengen van factoren die mogelijk belemmerd of juist faciliterend kunnen zijn ten aanzien van het succes van een specifieke interventie —> zowel over individu als omgeving. - In de tweede stap is ruim aandacht nodig voor het voorspellen van de te bereiken directe resultaten, rekening houdend met de empirische kennis uit effectstudies, als ook met de gegevens tot eerdere diagnostiek en met de resultaten uit de voorgaande stap - De derde stap: toetsen van de juistheid van de voorspellingen. De werkwijze is vergelijkbaar met het principe van N=1 designs —> het systematisch invoeren van een interventiemaatregel (als onafhankelijke variabele) gecontroleerd nagaan welk effect dit heeft op waarneembaar gedrag (afhankelijke variabele). De inhoud moet altijd ook direct gericht zijn op lezen/ spelling/rekenen —> geen andere manier om te leren maar ook op de affectieve en motivationele processen. - Evaluatie is de laatste stap. Wat is op korte termijn/lange termijn effectief? contraproductief? Dumont: er kan iets gedaan worden om kinderen met ernstige lees- en/of rekenproblemen te helpen, gebruik makend van (evidence based) specifieke hulpprogramma’s en van effectief gebleken instructieprincipes. Daarbij zijn, ongeacht het type behandeling en doelgroep, enkele algemene ingrediënten aan te geven die bijdragen aan de effectiviteit: - Goede relatie tussen client en behandelaar - Een heldere structurering van de interventie (concrete doelstelling, planning en fasering) - Het systematisch stellen van doelen door de behandelaar in samenspraak met de client - Een uitvoering van de interventie zoals beoogd - Een aantoonbare professionaliteit van de behandelaar Behandeling van dyslexie: effectieve behandelingen gaan uit van het principe dat ons schriftsysteem een systematische weergave is van de klankstructuur van de gesproken taal —> de geschreven letters in woorden zijn een redelijk consistente afbeelding van de klanken. Als de relatie niet voldoende bekend is, moet die worden ingeoefend —> alle grafemen benoemen en fonemen schrijven. Ook moeten woorden op elk niveau van opsplitsing in klanken (lettergreep/ foneem) genanalyseerd en gesynthetiseerd kunnen worden —> systematisch opgebouwd vanuit letterclusters en lettergrepen. Aparte aandacht verdient het automatiseren van letter- en woordkennis —> directe woordherkenning en het oefenen van snelheid op basis van herhaald lezen. Voor spelling geldt dat kan worden aangesloten bij de min of meer logische spellingregels die aan onze schrijfwijze ten grondslag liggen. De theoretische oriëntatie kan per type behandeling verschillen. Twee voorbeelden van methodieken die in NL zijn ontwikkeld en ondersteund door empirische evidentie: - Dumont; psycholinguistische uitgangspunten: kinderen worden stap voor stap getraind in fonologische deelvaardigheden, teken-klankkoppelingen en in het decoderen van Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen (aanvankelijk vooral) klankzuivere woorden. Deze methodiek wordt gekoppeld aan het op tempo inprenten van de associaties tussen tekens en klanken in aanvankelijk kleine woorden en aan het bewust leren gebruiken van contexten en begrip bij het lezen van zinnen en teksten. - Kappers; neuropsychologische principes: uitgangspunt is dat bij haastige (radende) lezers de linkerhemisfeer een dominante rol speelt, terwijl dit bij trage (spellende) lezers de rechterhemisfeer is. In de behandeling worden stimuli (letters en woorden) in het visuele halfveld aangeboden dat contrasteert met de hemisfeer die gestimuleerd moet worden. Er is niet een behandeling beter. Behandeling van dyscalculie: over de waarde van evidence based specifi eke hulpprogramma’s en effectieve instructieprincipes bestaat ook in de literatuur over de behandeling van ernstige rekenproblemen of dyscalculie ruime consensus. Een aantal variabelen bepalen het succes van het behandelen (van der Leij): - instructie: directe instructie blijkt het meest effectief, vooral voor voorbereidende en basisrekenvaardigheden. Banende instructie (middels hints kinderen zelf laten ontdekken) is beter geschikt bij het oplossen van problemen - Mate van instructiebehoefte: interventies zijn effectiever bij kinderen met een ernstig rekenprobleem - Aantal sessies: een lange interventie is niet per se beter dan een korte —> korte is gericht op specifi ek aspect waardoor er snel een effect gezien wordt. Daarnaast is het aanleren van basisvaardigheden minder effectief met een computer dan door een elraar. Bij het leren van oplossen van rekenproblemen blijkt dat interventies die uitgaan van realistische contexten effectiever zijn. Peertutoring is minder effectief dan instructie door volwassene. Het opzetten van een behandeling (Kroesbergen en van Luit): - gebruik van computer: kan motivatie bevorderen, bepaalde rekenopgaven oefenen en automatiseren, niet voldoende bij basale rekenproblemen - Individuele behandeling: dit werkt beter dan in grote groepen. - Peer tutoring: minder effectief voor kinderen met rekenproblemen - Directe instructie: vooral voor kinderen met vroege en voorbereidende vaardigheden (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen). Basiskennis: banende instructie. De setting van de behandeling: veel kinderen met een ernstig leerprobleem redden het niet met een algemene uitleg binnen de groep, maar zijn aangewezen op verlengde en intensieve instructie. Lesmodel van Gelderblom: gebaseerd op convergente differentiatie (de groep zo lang mogelijk als geheel bijeenhouden) en verlengde instructie. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Kinderen met leerproblemen krijgen in deze opzet verlengde instructie en begeleide verwerking, dankzij een goede planning en heldere afspraken met de hele groep. De rol van de leerkracht is cruciaal. Wanneer differentiatie binnen de groep niet een afdoende oplossing blijkt, is het afhankelijk van de ernst van de problemen welke aanpak vervolgens het beste is: remedial teaching, speciaal onderwijs, gespecialiseerde individuele behandeling voor orthopedagoog of psycholoog. Collegeweek 6 Hoorcollege Evidence-based behandelingen: 1. Werken met kind/ouder aan het identificeren van problemen + doelen stellen 2. Meten van vooruitgang richting doelen 3. Coping vaardigheden aanleren 4. Opdrachten geven, huiswerk 5. gestructureerd, gedragsmatig, doelgerichte procedures > gedocumenteerd in protocol Specifieke stoornis —> evidence based treatment Evidence based zou de ideale situatie zijn, maar wordt vaak niet gebruikt. Dit komt door: - gebrek aan kennis van richtlijnen/NJI databank - Evidence-based is vaak protocol - Protocol > nadelen Wat is een protocol? Een stapsgewijze beschrijving van een psychologische behandeling, een werkwijze, een draaiboek, bevat omschrijvingen van de behandeltechnieken en de volgorde waarin deze moeten worden uitgevoerd, opdrachten voor de patient. Het merendeel van de interventies voor angst en depressie is gebaseerd op CGT. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Voordelen van protocollen: - duidelijk doel - Rationale - Theoretisch onderbouwd - Gestructureerd - Lineair (sessies in bepaalde volgorde) - Training —> iedereen kan het - Werkboeken - voorbeelden/invuloefeningen - Voor specifieke stoornis - Vaak geëvalueerd —> vaak evidence-based Nadelen protocollaire behandeling: - heterogeniteit van caseload: CGT voor 1 stoornis? Niet zo relevant - Comorbiditeit: CGT voor 1 stoornis? Niet genoeg - Flux: CGT voor 1 stoornis? Niet genoeg - Lineair: sessies in bepaalde volgorde - Vast aantal sessies - Crisis Op het eerste gezicht lijken protocollaire behandelingen goed en effectief, maar de effectsizes zijn niet zo groot. Een protocol lijkt soms niet genoeg —> passen niet in de klinische praktijk. Clinci vinden: - onze ervaring wordt genegeerd - Voorkeur voor bewijs uit praktijk - Onderzoeksvragen zijn niet relevant - Vaak weinig onderzoekservaring - Niet geïnteresseerd in gemiddelden Onderzoekers vinden: - mijn resultaten worden genegeerd - Bewijs uit data - Clinici zouden meer moeten meten Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Door onderzoek, meer en dieper nadenken over processen Teveel protocollen? Specifieke stoornis —> specifiek protocol, specifieke stoornis —> meerdere protocollen. Er is teveel keus! Protocollen passen niet in de klinische praktijk. Om deze uitdagingen aan te pakken, hebben we een integratieve, flexibele interventie nodig. In dit geval pas je de interventie aan aan het kind. Wat kun je dan doen? - Er kunnen modules van andere protocollen om comorbiditeit aan te pakken. Modules van andere protocollen om flux aan te pakken (diagnoses kunnen veranderen) Andere volgorde (eerst exposure dan cognities) Delen weglaten (geen cognities bij jonge kinderen) Bij crisis, op de crisis ingaan Je past het protocol dan flexibel toe. Het wetenschappelijk onderzoek gecombineerd met klinische ervaring —> evidence informeel Een transdiagnostisch perspectief is een visie op psychopathologie waarbij ervan wordt uitgegaan dat dezelfde onderliggende mechanismen kunnen leiden tot verschillende stoornissen of deze stoornissen in stand houden. Hiermee kan de gelijktijdige of opvolgende comorbiditeit verklaard worden. Voordelen: - onderliggend proces - Meerdere klachten - Comorbiditeit - Flux - preventie, interventie etc. - Chronische problemen - Gestructureerd - Werkboeken Problemen met transdiagnostische behandelingen: - vaak ook moeilijk aan te passen - Therapeut heeft ervaring nodig Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Modulair werken is nog een work-in-progress. Chorpita: niet 1 protocol, niet 1 theoretisch frame work, maar componenten uit verschillende interventies Match: angst, depressie, trauma, gedragsstoornissen. De vier meest voorkomende problemen bij jongeren ieder onderdeel is opgebouwd uit wat aanwijzingen. Veel is CGT. MATCH is een oplossing voor: - heterogeniteit - Comorbiditeit - Flux - Lineair - Vast aantal sessies - Crisis Flowchart is een voorbeeld van hoe een client door een behandeling heen zou kunnen gaan. Men spreekt van eclectische therapie als de therapeut zich niet tot één stroming beperkt, zoals psychoanalyse, gedragstherapie, systeemtherapie of medicamenteuze therapie, maar uit de verschillende stromingen die elementen of technieken kiest die het best passen bij de cliënt of het probleem. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Er is hierbij dus niet 1 stijl, maar meerdere. Meestal 1 oriëntatie en componenten van andere stromingen/modellen. voorbeelden: - combinatie van medicatie met CGT - Combinatie van Chinese kruiden en antidepressiva - Combinatie van mindfullness en CGT Er zijn verschillende vormen van eclectisch: - Simultaan: tegelijkertijd - Sequentieel: achter elkaar - Stage-oriented: afhankelijk van de fase waarin een kind zich bevind Chorpita & Daleiden Wat is een succesvolle (evidence based) behandeling? Dit artikel is een review van de structuur van literatuur van kind en adolescent behandelingen op basis van methodologische assumpties. Daarnaast wordt er bepaalt of de component praktijken die evidence-based treatments karakteriseren in het algemeen anders zijn georganiseerd —> zijn evidence-based behandelingen gekarakteriseerd door unieke praktijken in de context van het behandelen van depressieve Aziatisch-Amerikaanse meisjes? Distillation and matching model (DMM): gedetailleerde beschrijving van strategieën die evidence-based behandelingen karakteriseren en problemen met handleidingen als analyse omzeilen. Deze methode gebruikt frequentie patronen in praktijktechnieken om de empirische constructie van een destillatie-boom die de geselecteerde literatuur organiseert op een van te voren geselecteerde variabele. Dit model is ontworpen om: - Een kaart van behandelingspraktijken vormen die laten zien wat de geprefereerde uitkomst is - Het begrijpen van de onderliggende data relaties tussen praktijken en client/context variabelen promoten - Het faciliteren van een hypothese betreft potentiële beschrijvende heuristiek om toe te passen op nieuwe situaties. In dit onderzoek zijn er gerandomiseerde onderzoeken van niet-farmacologische behandelingen gericht op angst, ADHD, ASS, depressie, disruptive behavior, middelen gebruik en traumatische stress gezocht. Op deze onderzoeken werd de DMM toegepast. Dit was de destillatieboom die hieruit voorkomt: Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen De patronen die in dit onderzoek zijn gevonden laat niet dat behandelingen gekarakteriseerd worden door een groot aantal praktijk elementen die variëren afhankelijk van de variabele waar je op focust. Het resultaat kan een gids vormen voor de selectie van een evidence-based protocol of voor de ad-hoc design van een behandeling. In het vormen van de boom waren er twee patronen: - Mature splits: gebaseerd op niet overlappende observaties - Special cases: kleine subgroep van een studiegroep met een uniek patroon Het onderzoek laat niet zien waarom iets heeft gewerkt, alleen wat heeft gewerkt. Ook kan het ook niks zeggen over relaties met variabelen buiten dit model. Limitaties van het onderzoek: - kleine steekproef van onderzoeken die gebruikt zijn Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Niet alle literatuur had alle informatie die nodig was - Overspecificatie van data De Graaf et al. Het werken met evidence-based protocollen en interventies wordt steeds belangrijker in de jeugd-ggz. De vraag is of kennis over evidence-based interventies terechtkomt bij diegenen die deze kennis zouden moeten gebruiken en wat hun weerhoudt om deze in te zetten. Om dit te onderzoeken is de studie state of art uitgevoerd. Ook met het doel de verspreiding van kennis over de effectiviteit van interventies in de jeugd GGZ te stimuleren. Het project is opgedeeld in meerdere deelprojecten: - Zicht op kennis: beschikbare diagnostische instrumenten en interventies voor de jeugd-ggz - State of art: bekendheid en gebruik van evidence-based interventies in de jeugd-ggz Dit artikel gaat over de studie state of art. Er is een vragenlijst afgenomen onder beroepskrachten en inhoudelijke managers, werkzaam in ggz-instellingen. Er zijn 15 diepte interviews afgenomen en een expertmeeting met 20 experts uit verschillende werkvelden. Respondenten werd gevraagd of ze bekend waren met de databanken omdat hier informatie over de kwaliteit van interventies te vinden is —> 86% is bekend met Landelijk Kenniscentrum Kinder en Jeugdpsychiatrie. Databank Effectieve Jeugdinterventies (DEI) is bekend bij 61%. De respondenten maken ongeveer evenveel wel als niet gebruik van evidence-based interventies voor jeugdigen. Met name worden evidence-based diagnostische instrumenten, behandelingen en medicatie gebruikt en in mindere mate evidence-based signalerings- en screeningsinstrumenten, preventieve interventies en justitiële interventies. Er worden ook interventies toegepast niet niet evidence-based zijn —> het is niet beschikbaar. De geïnterviewden begrijpen de noodzaak van de verandering naar meer evidence-based —> doel van de behandeling in de gaten houden, meer houvast voor client, protocol afwerken. De verandering moet niet te snel worden toegepast —> ongewenste neveneffecten. Aantal aspecten uit interviews die eens succesvolle implementatie van evidence-based interventies bevorderen: - verhoogt de betrouwbaarheid van professioneel handelen - Meer transparantie - Doelmatiger en efficiënter interveniëren - Past bij huidige ontwikkelingen richting meer stoornisspecifiek werken Knelpunten die benoemd zijn: - Weinig ruimte voor professionaliteit van beroepskracht - Evidence-based interventies geven te weinig richting over hoe om te gaan met kinderen met meerdere stoornissen of een niet-specifieke stoornis - Niet alle problematiek oplossen met evidence-based interventies —> niet beschikbaar - Veel geld en tijd Er worden nu vaak elementen van verschillende protocollen gebruik —> behandeling op maat. Deze zelf samengestelde behandelingen zijn niet bewezen effectief. Het is niet duidelijk wat Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen effectieve elementen zijn. De databanken worden als positief ervaren. Er zijn verschillende belemmeringen van de databanken benoemd: - indienen van interventies gebeurt weinig —> professionals zijn hier niet bekend mee of het kost te veel tijd - Niet duidelijk wat evidence-based is —> geen eenduidig en breed beeld - Effectiviteit nog niet bewezen betekent niet dat het niet effectief is Op dit moment wordt er in de jeugd-ggz nagedacht over de invoering en bruikbaarheid van monitoringssystemen met als doel de kwaliteit van uitvoering te bewaken. Dit gebeurt onder druk van financiers. Het kost veel tijd om al die vragenlijsten in te vullen —> niet iedereen wil dat. Als je het gebruikt vinden ze het leuker —> het doel moet duidelijk zijn. Verwarrend is dat verschillende monitoringssystemen tegelijkertijd worden gebruikt en ontwikkeld. Er vindt bij instellingen algemene supervisie en intervisie plaats maar ook interventiespecfieke supervisie en intervisie om de kwaliteit van uitvoering te bewaken. De implementatie van evidence-based werken is erg ad hoc. De meeste instellingen hebben niet genoeg kennis om te implementeren. Er zou advies moeten zijn over de implementatiemethode. Idee: taskforce —> stakeholders, kennis uitwisselen, consensus bereiken over definities, prioriteren bij implementatie —> draagvlak voor veranderingen en daardoor aan een efficiënte en effectieve implementatie van veranderingen. Weisz et al Evidence-based behandelingen worden niet vaak gebruikt in de klinische praktijk. In dit onderzoek is er gekeken naar evidence-based behandelingen voor depressie, angst en conduct problems in vergelijking met gewoonlijke behandeling. Dit is gedaan door middel van een gerandomiseerde effect trial. Modular approach to therapy for children with anxiety, depression or conduct problems (MATCH): behandelingen die gebruikt worden voor deze problemen zijn gestructureerd als vrijstaande modules. De modules vormen een menu van mogelijkheden. Deze methode zou 2 problemen tegengaan: - de behoeften van clinici die diagnostisch gezien een diverse caseload dragen - De comorbiditeit en stroom die veel voorkomend zijn onder jongeren Modular treatment produceert een significant stijlere baan van verbetering dan gewone zorg en standaard behandeling. Jongeren die modular Treatment ontvangen hebben ook minder diagnoses na de behandeling. De uitkomsten van standaard handleiding behandelingen veranderen niet significant van de uitkomsten van gebruikelijke zorg. De modulaire benadering doet het dus beter dan de gebruikelijke zorg en de standaard evidence-based behandelingen. Prins hoofdstuk 12 Zie week 3 Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Collegeweek 7 Bartelink hoofdstuk 4 Recent is er meer aandacht voor manieren om ouders en jeugdigen beter te betrekken in het proces van indicatiestelling. Dit past goed in de toenemende eis aan hulpverleners om evidence based te werken —> de ervaring van client meenemen in de besluitvorming. Indicatiestelling in de dialoog betekent dan ook dat client en hulpverlener met elkaar in gesprek gaan over wat de mogelijkheden zijn om de problemen van de client aan te pakken, zodat zij tot overeenstemming komen over wat de beste hulp is. Er zijn verschillende redenen waarom het belangrijk is om de indicatiestelling in dialoog uit te voeren: - de uitkomsten van behandeling zijn beter als de cliënten bij de besluitvorming betrokken zijn en de behandeling van hun voorkeur krijgt - Het heeft effect op het behandelproces en behandelresultaten als hulpverleners de uitkomsten van diagnostisch onderzoek goed terugkoppelen aan hun cliënten en hulpverlener en client het eens zijn over wat de problemen zijn - De werkrelatie is belangrijk voor de motivatie van de client Vooral kinderen hebben tot nu toe weinig te zeggen over hun hulpverleningsproces. Hulpverleners hebben effectieve middelen nodig om hun cliënten bij het besluitvormingsproces te betrekken. Een belangrijk aandachtspunt in de dialoog met ouders en jeugdigen is de machtsverdeling. Door hun kennis en ervaring hebben hulpverleners een voorsprong op hun cliënten in de mate waarin zij het besluitvormingsproces kunnen beïnvloeden. Hierdoor kan het makkelijker gebeuren dat zij een beslissing voor de ouders en het kind nemen zonder hen de ruimte voor hun ideeën te bieden. Vier criteria voor de beoordeling van een goede samenwerking tussen hulpverleners en ouders en kinderen: 1. Alle partijen waarop de beslissing invloed heeft moeten betrokken worden 2. De ontmoeting moet zodanig zijn vormgegeven dat zorgvuldige afwegingen gemaakt kunnen worden 3. De onbalans in macht tussen partijen moet verminderd worden: informatie moet voor iedereen beschikbaar zijn en aangeboden informatie moet begrijpelijk zijn voor alle deelnemers, iedereen moet de kans hebben zijn mening te verhelderen 4. Het moet mogelijk zijn om te controleren of de beslissingen gegrond zijn op relevante argumenten en acceptabele waarden en normen Wat is indicatiestelling in dialoog met de client? —> de hulpverlener en client komen tot overeenstemming over wat de vraag van de client is (vraagverheldering), de probleemanalyse (diagnostiek), wat de doelen van de hulp moeten zijn en hoe deze doelen bereikt kunnen worden. Indicatiestelling in dialoog wordt ook wel shared decision making genoemd. Kenmerkend: - tenminste twee gesprekspartners (hulpverlener en client) betrokken - Beide gesprekspartners neme stappen in het delen van een behandelbeslissing - De gesprekspartners delen informatie over verschillende behandelmogelijkheden - Ten einde overeenstemming te bereiken over de gewenste behandel mogelijkheden De hulpverlener dient alle informatie te delen zodat de client een goede beslissing kan maken. De indicatiestelling in dialoog is vraaggericht, motiverend, oplossingsgericht en activerend: Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - vraaggericht: hulpverlener gaat na wat ouders/kinderen als probleem ervaren en dat hij probeert de hulp daar zo goed mogelijk op aan te laten sluiten - Oplossingsgericht: gericht op het versterken van positieve krachten in het gezin en in het sociale netwerk van het gezin - Motiverend: aandacht voor de motivatie van de client om te veranderen te vergroten - Activerend: er staat voorop wat de ouders zelf kunnen doen om een opvoedingssituatie te realiseren waarin een kind zich veilig kan ontwikkelen. Er kan op verschillende manieren naar participatie van ouders en kinderen gekeken worden. De mate waarin ouders en kinderen invloed hebben op de besluitvorming heeft te maken met de houding van de hulpverlener. De participatieladder maakt inzichtelijk op welk niveau ouders en kinderen invloed hebben op de besluitvorming. Participatie ladder: - informeren: de hulpverlener informeert de ouders en kind over wat zijn beslissing is - raadplegen: de hulpverlener praat met ouders en kind als informatiebron, maar houdt er geen rekening mee in de besluitvorming - Adviseren: de hulpverlener vraagt ouders en kinderen welke hulp zij menen dat nodig is, maar neemt zelf een beslissing - Coproduceren: de hulpverlener vraagt ouders en kinderen welke hulp zij menen dat nodig is en kan alleen beargumenteerd afwijken van hun inbreng - Meebeslissen: ouders en kinderen bepalen welke hulp zij nodig hebben en de hulpverlener stemt in met hun besluitvorming —> indicatiestelling in dialoog Er zijn verschillende factoren van invloed op de mate waarin volwassenen in het algemeen betrokken zijn bij de besluitvorming —> bijv. De overtuiging van de hulpverlener dat dit een positieve invloed heeft op het proces. Een belangrijke voorwaarde voor participatie van volwassenen in het algemeen en ouders die hulp zoeken voor hun kind in het bijzonder is de vaardigheid van hulpverleners om hen in de besluitvorming te betrekken. Voor gezamenlijke besluitvorming is het vooral van belang dat hulpverleners in staat zijn om relevante informatie op zo’n manier met hun cliënten te delen dat cliënten zich evenwichtig oordeel kunnen vormen over wat de beste behandelmogelijkheid is. Hamilton: het is belangrijk dat hulpverleners diagnostische dilemma’s en beslissingen over de behandeling met ouders en kinderen bespreken. Een zorgvuldige maar begrijpelijke discussie over relevante informatie kan de samenwerking op verschillende manieren versterken: - toetsbaar en transparant te werken —> Vergroot de kans dat zij overeenstemming bereiken en voorkomt weerstand bij cliënten - Invloed op de machtsverhouding tussen hulpverleners en cliënten —> onbalans in machtsverhouding wordt kleiner - Realistische verwachtingen van ouders en kinderen —> mogelijk effecten - Ouders bieden meer ondersteuning als zij het gevoel hebben op gelijkwaardig niveau met hulpverleners in gesprek te kunnen gaan Participatie van kinderen en jongeren —> zij zijn vaak nauwelijks betrokken. De mogelijkheid tot participatie hangt samen met de leeftijd en ontwikkeling van kinderen. Naarmate zij ouders worden en hun inzicht groter is, moeten zij meer in staat gesteld worden om hun stem te laten horen in de besluitvorming. Kinderen hebben vaak de indruk dat ze maar in beperkte mate kunnen deelnemen aan het besluitvormingsproces —> minder kennis en vaardigheden. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Kinderen worden ook niet echt betrokken. Ouders kunnen hierin een faciliterende of een hinderende rol hebben. Het is belangrijk om jongeren wel te betrekken: - Zelfwaardering en relationele vaardigheden - Socialisatie: kinderen worden voorbereid om in de toekomst ook bepaalde beslissingen te nemen - Plaatsingen in pleegzorg stabieler —> geboden hulp sluit beter aan bij problemen Er zijn een aantal zaken nodig om kinderen effectief te laten deelnemen aan een besluitvormingsproces —> er moet de mogelijkheid zijn. Shier —> participatie op 5 niveaus: 1. Er wordt naar kinderen geluisterd maar er is nog niets georganiseerd om kinderen tot participatie te stimuleren 2. Kinderen worden ondersteund in het geven van hun mening (hulpverleners zijn getraind in de ondersteuning van participatie van kinderen en beschikken over de benodigde communicatievaardigheden om leeftijdadequaat kinderen te betrekken) 3. In overwegingen wordt rekening gehouden met de mening van kinderen 4. Kinderen zijn betrokken bij het besluitvormingsproces (actieve participatie ipv consultatie) maar hebben geen feitelijk macht over de genomen beslissing 5. Kinderen delen de macht en verantwoordelijkheid voor besluitvorming Kinderen moeten ook toegang hebben tot relevante informatie beschikken waarmee zij weloverwogen een beslissing kunnen nemen. Dit moet op een leeftijd adequate manier gepresenteerd worden. Er moet een aantal randvoorwaarden geregeld zijn —> bijv. Klacht in kunnen dienen. Het is belangrijk dat er een balans is in machtsverdeling tussen de partijen. Onbalans kan makkelijk veroorzaakt worden door een gebrek aan kennis of beperkte capaciteiten om de eigen mening weer te geven. Kinderen moeten ondersteund worden in het geven van hun mening. Er zijn allerlei methoden waarmee hulpverleners de motivatie van cliënten kunnen stimuleren en hen kunnen betrekken bij besluitvorming. Voor ene indicatiestelling in de dialoog zou de werkwijze vraaggericht, motiverend, activerend en oplossingsgericht zijn. Vraaggericht werken: de hulpverlener gaat na wat ouders of kinderen als probleem ervaren en hier de hulp zo goed mogelijk aan probeert te laten sluiten. De hulpverlener hecht een groot belang aan de verantwoordelijkheid van de client in de probleembeschrijving en besluitvorming. Vraaggericht werken wordt bepaald door twee elementen: - De basishouding van de hulpverlener: respect, bescheidenheid en oprechtheid in het gesprek met de client en door het gebruiken van methoden en instrumenten die aansluiten bij de behoeften en mogelijkheden van de client - Een vraaggerichte hulpverleningsorganisatie waarin hulpverleners ruimte en flexibiliteit krijgen om in te gaan op de vraag van de client De hulpverlener stelt zich op als procesbegeleider en adviseur van de client en de client neemt beslissingen. Oplossingsgericht werken: versterken van positieve krachten in het gezin en in het sociale netwerk van het gezin. Uitgangspunt is de situatie zoals de client zich die wenst. Samen zoeken hulpverlener en client naar oplossingen die de client tal in huis heeft en die haalbaar zijn. De vraag die centraal staat: ‘’wanneer alle problemen door een wonder ineens zijn opgelost. Waar zou u dat dan aan merken?’’. Ook kunnen er schaalvragen gesteld worden. Een specifi eke toepassing van het oplossingsgericht werken is Signs of Safety (veiligheidsplan voor kindermishandeling): welke positie neemt het gezinslid in t.o.v. het probleem, uitzonderingen Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen op kindermishandeling, doelen voor het gezin, indicatoren voor veiligheid (hoe menen zij dat het kind veilig is). Motiverende gespreksvoering: het proces van indiceren vergroot de motivatie van de client om te veranderen. Drie essentiele aspecten: - bereidheid om te veranderingen - Overtuiging in staat zijn om te veranderen en gereedheid om te veranderen - Gereedheid om te veranderen Personen lopen verschillende stadia door voordat zij hun gedrag veranderen: - voorbeschouwing (precontemplatie): de client heeft nog geen intentie om te veranderen - Overpeinzing (contemplatie): de client is zich bewust van het probleem en overweegt wat het kan opleveren als hij gedrag verandert —> nog geen actie - Besluitvorming (voorbereiding): de client neemt pas een besluit op het moment dat hij zich bewust is van het problemen, hij het probleem erkent en voldoende vertrouwen heeft in zijn mogelijkheden om te veranderen - actie: de client onderneemt actie om het gedrag te veranderen - Onderhoud (consolidatie): de client probeert om het nieuwe gedrag in zijn dagelijks leven te integreren. Alleen op die manier is hij in staat om de bereikte verandering vast te houden en niet terug te vallen. - terugval: meestal is een client niet in staat om het bereikte resultaat volledig te handhaven en krijgt hij een terugval. Een client hoeft niet elke keer dat hij terugvalt, helemaal opnieuw te beginnen. Motiverende gespreksvoering is van belang: empathische houding en weerstand serieus nemen. Activerend werken: er staat voorop wat ouders zelf kunnen doen op een opvoedingssituatie te realiseren waarin een kind zich weer goed en veilig kan ontwikkelen. Daarnaast kan een hulpverlener samen met het gezin onderzoeken wat de mogelijkheden van het sociale netwerk rond het gezin zijn. Bijvoorbeeld de eigen kracht-conferentie —> bijeenkomst waarin een gezin samen met zijn sociale netwerk een plan opstelt om problemen op te lossen. Dit bestaat uit drie fasen: 1. De familie krijgt informatie van hulpverleners over wat hun kijk is op de problemen en wat de mogelijkheden van hulpverlening zijn 2. Hulpverleners trekken zich terug, familie stelt een plan op 3. Familie presenteert het plan aan de coördinator Er is weinig bekend over wat het effect is van een indicatiestelling die in dialoog tussen de hulpverlener en de cliënt plaatsvindt. Enkele overzichtsstudies laten positieve effecten zien als cliënten betrokken zijn bij de besluitvorming. Effecten van vraaggericht werken: draagt bij aan de effectiviteit van de hulpverlening omdat: - vraaggericht werken een positieve invloed uitoefent op de motivatie van de client - De client en de hulpverlener afstemmen wat zij gezamenlijk onder het resultaat van de behandeling verstaan - De hulpverlener genoodzaakt is zijn evidence based adviezen op een respectvolle, bescheiden en oprechte manier over te brengen aan de client - Het een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de hulpverleningsrelatie Er is geen onderzoek gedaan naar de effecten van vraaggericht werken op de uitkomsten van de behandeling Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Effecten van oplossingsgericht werken: het onderzoek is vrij beperkt. De eerste uitkomsten zijn positief. Effecten van motiverende gespreksvoering: veel onderzoek, helpt vooral bij verslavingen etc. Er is ook een onderzoek naar jongeren, hierbij werd ook duidelijk dat het effectief is Effecten van een activerende benadering: problemen in gezinnen nemen af, maar of de veiligheid van het kind ook verbeterd is niet bekend. Indicatiestelling in dialoog is ook belangrijk wanneer er zorgen bestaan over de veiligheid van het kind. Samenwerken met ouders mag niet betekenen dat de hulpverleners concessies doen aan de veiligheid van het kind. Dit vraagt een bepaalde houding en specifieke vaardigheden van hulpverleners: - Houding: samenwerking bevorderen, niet te dwingend of veroordelend, inspelen op de angst van ouders —> kan zorgen dat ze doen alsof ze meewerken of openlijk niet meewerken omdat ze bang zijn dat het kind uit huis geplaatst wordt. Dwang mag geen standaard zijn. - Vaardigheden: beoordelen of een kind veilig is/kan zijn. Balans tussen samenwerking en veiligheid. Vier type vaardigheden: * verhelderen van hun rol als kinderbeschermer * Gebruik maken van processen om met samenwerking problemen op te lossen * Vaardigheden om ouders te confronteren en om positieve en prosociale handelingen en opmerkingen te belonen * Relationele vaardigheden: empathie, zelfonthulling, humor en optimisme Deltamethode: combinatie van samenwerking met gezinnen en veiligheid van kinderen waarborgen, de werkwijze van gezinsvoogdij bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling (OTS) van kinderen. Het belangrijkste doel is de ontwikkelingsbedreiging van het kind op te heffen. Dat doen de gezinsvoogden door een samenwerkingsrelatie met ouders en kinderen aan te gaan waarin de ontwikkeling van het kind centraal staat. Vierstappenmodel: 1. Het formuleren van zorgpunten, sterke punten en de visie van het gezin 2. Het omzetten van zorgpunten in mogelijke verstoringen in en bedreigingen van de ontwikkeling van het kind 3. Het benoemen van gewenste ontwikkelingsuitkomsten 4. Het opstellen van werkdoelen, actiepunten en het werken met het plan op tafel In de werkwijze speelt de communicatie tussen de gezinsvoogd en het gezin een belangrijke rol. De vaardigheden die de gezinsvoogd hiervoor tot zijn beschikking heeft: - Engageren: vaardigheid om het kind, ouders en andere betrokkenen te motiveren tot actieve medewerking —> aansluiten bij wensen van het gezin, aansluiten bij sterke punten van het gezin - Positioneren: specifi eke van de kinderbeschermingsmaatregel te verduidelijken —> het wat, hoe en waarom van de kinderbeschermingsmaatregel, het belang van het kind, de gezinsvoogd als deskundige met bevoegdheden en plichten, de wijze van samenwerking tussen gezinsvoogd en gezin. - Schakelen tussen deze twee vaardigheden Overeenkomsten van de verschillende methoden: - hulpverlener laat respect zien voor de hulpvrager —> aandacht van de visie van de cliënt en het probleem Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - De hulpvrager heeft de mogelijkheid om zelf naar oplossingen te zoeken. - De methoden dragen bij aan self-efficacy van de hulpvrager De belangrijkste verschillen: - Eigen kracht: mensen zijn in staat om zelf regie over hun leven te nemen - Motiverende gespreksvoering, vraaggericht en oplossingsgericht werken onderzoeken ouders en jeugdige samen met een hulpverlener wat de problemen zijn en welke een oplossing hiervoor biedt - Motiverende gespreksvoering legt sterk de nadruk op waarom veranderen belangrijk is, bij oplossingsgericht werken draait het meer om het vinden van oplossingen - Bij zowel eigen kracht als signs of safety staan de mogelijkheden die het gezin zelf heeft centraal maar bij eigen kracht is het vanaf het begin betrokken bij de besluitvorming. Het sociale netwerk is bij signs of safety minder betrokken. - Deltamethode en signs of safety werken allebei met een plan om de veiligheid van het kind te waarborgen —> oplossingsgerichte manier van werken waarbij stap voor stap een plan wordt uitgewerkt dat de veiligheid vergroot. Bij de deltamethode is een expliciet ontwikkelingsgericht kader van ontwikkelings- en opvoedingsopgaven. Bij signs of safety is dit niet benoemd. Elke werkwijze heeft zijn eigen mogelijkheden en technieken om cliënten te activeren en motiveren in het proces van indicatiestelling. Een aantal factoren lijkt van invloed te zijn op goede resultaten bij ouders en kinderen: - de therapeutische relatie - Verwachtingen van de client - Therapeutische techniek - Client factoren —> integratief werkzame factorenmodel van Pijnenburg: de interactie tussen client en hulpverlener is een alliantie: - professionele werkrelatie met emotionele band: persoonlijke alliantie - Overeenstemming over het samenwerkingsdoel: taakalliantie Dosen Op dit moment wijst onderzoek naar een monodisciplinaire behandeling bij gedrags- en psychiatrische problemen bij mensen met een intellectuele beperking (ID) beperkte successen opleveren. De problemen zijn zo complex dat er ook een behandeling nodig is die vanuit verschillende perspectieven kijkt. Een integratieve manier van behandelen wordt nog niet veel toegepast —> biologisch reductioneren heerst nog steeds in het werkveld van ID —> neurobiologische processen zijn de enige valide factoren om psychiatrische problemen te begrijpen onder deze mensen. Er wordt daarom vaak gebruik gemaakt van psychotropische medicatie of gedragstherapie. Pas recent is de gedachte ontstaan dat deze groep een uitgebreide behandeling moeten ontvangen, een integratie van medisch, psychotherapeutisch, gedrags-, cognitief en pedagogische behandeling. Een behandelplan moet gebaseerd zijn op individuele problemen. Dit artikel gaat uit van een multidimensionale behandeling bij personen met ID die gedrags- en psychiatrische problemen hebben. Er zijn vier dimensies besproken: Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Biologisch: kijkt naar dysfuncties in de hersenen door hersenschade, afwijkende hersenontwikkeling of genetische stoornissen. - Psychologisch: dit gaat over de psychosociale aspecten die de ervaring van het ‘’zelf’’ en de interactie met de externe wereld bepalen. - Sociaal: omstandigheden in iemands omgeving die de individu-omgeving interactie hebben beïnvloed en die belangrijk zijn voor ervaringen op psychologisch niveau. - Ontwikkeling: tot voor kort werd alleen de cognitieve ontwikkeling gezien als een belangrijke factor in de diagnostische beoordeling van psychiatrische problemen bij mensen met ID. Er werd nauwelijks gekeken naar emotionele ontwikkeling, persoonlijke ontwikkeling of sociale en culturele aspecten van iemands participatie in de samenleving. Wanneer er gekeken wordt naar de ontwikkelingsdimensie: elke persoon heeft specifi eke emotionele behoeften, heeft specifi eke motivaties, heeft een specifi eke manier om om te gaan met dingen (coping), heeft een specifi eke adaptieve interactie met de omgeving. Maladaptive gedrag kan leiden tot niet goed om kunnen gaan met interne/externe schadelijke stimuli. Uiteindelijk kan het leiden tot psychiatrische stoornis wanner het voorkomt met een dysfunctie van neurale mechanismen en wanneer het botst met de omgeving. Er moet dus onderzoek worden gedaan naar de emotionele, sociale, persoonlijke en cognitieve ontwikkeling. Ook is er een integratieve diagnose en integratieve behandeling, deze wordt belichaamd door een samenwerking van verschillende professionals: psychiaters, psychologen, pedagogen, sociaal werkers, verpleegkundigen en wanneer dit mogelijk is ook de verzorgers. Een integratieve behandeling zou niet alleen maar gericht moeten zijn op de symptomen van de stoornis, maar op het herstellen van iemands mentale welzijn. Er moet gekeken worden naar de onderliggende processen die hebben geleid tot de uiting van deze problemen. Verschillende behandelingsmethoden van verschillende perspectieven worden toegepast. Hoe gaat dit in zijn werk? - er worden biologische, psychologische, sociale en ontwikkelingsaspecten verhelderd - Deze informatie wordt gebruikt om iemands basisbehoeften tegemoet te komen en iemand te beschermen tegen zijn eigen frustraties. De basis emotionele behoeften worden vastgesteld aan de hand van het Schema for Appraisal of Emotional Development: 0 - 6 maanden: regulatie van fysiologische behoeften, integratie van sensorische input, structuur van de ruimte, tijd en personen en sociale interactie 6 - 18 maanden: lichamelijk contact, hechting, sociale stimulatie en materiële objecten voelen 18 - 36 maanden: afstand in contact, bevestiging van autonomie, beloning van sociaal gedrag 3 - 7 jaar: identificatie met belangrijke personen, sociale acceptatie en steun, sociale competentie 7-12 jaar: cognitieve, fysieke competentie, vriendschap, creativiteit, productiviteit, gouden regels van sociaal gedrag - De behandeling vindt dus plaats in de vier dimensies. Biologisch: medicatie Ontwikkeling: de persoon tegemoetkomen in basis emotionele behoeften Sociaal: omgeving aanpassen aan de basisbehoeften van de persoon Psychologisch: specifieke cognitieve training, gedragstherapie, psychotherapie Bij mensen met ID en gedragsproblemen, is het probleemgedrag vaak een complex fenomeen die bestaat uit verschillende aspecten. Er zijn twee soorten behandeling mogelijk: Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - de juiste zorg en startpunt definiëren om te basisbehoeften van de persoon tegemoet te * * * * komen (psychosociaal en fysiologisch) wat leidt tot het bepalen van het doel van de behandeling Een strategie en methode kiezen voor integratieve behandeling: first line: ontwikkelingsdimensie meegenomen Second line: sociale dimensie Third line: psychologische dimensie Fourth line: biologische dimensie Wanneer psychiatrische syndromen behandeld worden: - eerst een doel bepalen en de basis emotionele behoeften tegemoet komen - First line: biologische dimensie (antipsychotische medicatie) - Second line: ontwikkelingsdimensie - Third line: sociale dimensie - Fourth line: psychologische dimensie Karver Doel van het artikel: associaties tussen therapeutische relatie variabelen en de mate waarin zij zorgen voor variabiliteit in behandelingsuitkomsten onderzoeken. Er is een verandering gaande naar empirische gesteunde behandelingen (EST’s). De verandering naar evidence-based praktijk kan dan wel voordelig zijn voor het veld van de mentale gezondheid, de EST beweging (empirically supported treatments) heeft andere universele aspecten van het therapeutische proces genegeerd, terwijl dit ook belangrijk kan zijn voor de uitkomsten van behandelingen. Omdat er wel erkenning was voor meer onderzoek naar de therapeutische relatie variabelen, os er de Taskforce on empirically supported therapy relationships opgericht om te bepalen welke relatie variabelen evidence-based zijn. Effectieve variabelen in de behandeling van volwassenen bleek consensus over het doel en samenwerking, therapeutische alliantie, cohesie in groep psychotherapie en empathie van de therapeut. Limitaties van dit Taskforce: - weinig onderzoek naar de behandeling van jongeren - Alle variabelen zijn onderzocht in isolatie zonder conceptueel model of theoretisch raamwerk The primary objectives of the present meta-analysis were to determine the overall strength of associations between specific therapeutic relationship variables and youth clinical outcome De resultaten die zijn verkregen per variabele: - Counselor interpersonal skills/interpersoonlijke vaardigheden van de counselor: de relatie tussen deze variabele en de uitkomsten bij de jeugd was heel verschillend per onderzoek. - Therapist self-disclosure/zelfonthulling van de therapeut: er is nog niet genoeg onderzoek om dit te bepalen - Therapist direct influence skills/vaardigheden van directe invloed: dit verschilt heel erg per studie. De effectsize was middel-groot. - Therapeutische relatie met de client: de effectsize is hier groter dan bij volwassenen —> kan ook een overschatting zijn - Therapeutische alliantie: veel verschil tussen studies, wel een relatie gevonden Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Affect towards therapist: positieve affect heeft een positief effect op het bedrag van de therapeut, negatief affect zorgt voor een negatief effect. - Bereidheid om mee te doen in de behandeling: dit heeft een gemiddelde relatie met de uitkomsten. - autonomie: matige relatie met de uitkomsten —> de definitie van autonomie was niet goed in dit artikel - Participatie: effect size is gemiddeld. Het is lastig om te vergelijken met de volwassen - literatuur. Het effect kan significant beïnvloed worden door moderatoren. Therapeutische relatie met ouders: lage effectgrootte, tegen verwachting in Bereidheid van de ouders: gemiddelde effectgrootte Participatie van ouders: kleine effectgrootte, tegen verwachting in Therapeutische alliantie met ouders: klein-matig effect Er zijn dus heel veel verschillende aspecten onderzocht die te maken hebben met de relatie tussen kind en therapeut. Limitaties van dit onderzoek: - niet genoeg artikelen bij bepaalde onderwerpen - De participanten hebben tegelijk hun vragen over de relatie beantwoord als over de uitkomsten —> het proces is niet meegenomen in de beoordeling - Mediatie kon niet worden onderzocht - Heel veel variabiliteit in hoe te constructen gemeten worden Vragen uit de literatuuropdracht: Dat kinderen/jongeren mogen meebeslissen lijkt heel mooi, maar er zit ook een groot risico aan. Wat is dit risico? Resistentie/geen meewerking vanuit de jongere. Kinderen worden vaak gestuurd naar hulpverlening en kiezen er niet zelf voor. Dit is omdat ze vaak zelf geen besef hebben van hun problemen en daar dus ook niet goed over kunnen beslissen Welk gedrag van de therapeut heeft vooral invloed op behandelingsuitkomsten? Interpersoonlijke skills zoals warmte, empathie, oprechtheid etc. In het artikel wordt ook genoemd dat participatie van ouders aan het proces schadelijk kan zijn. Waarom? Autonomie in een behandeling kan erg belangrijk voor adolescente cliënten die autonomie zoeken van hun ouders. Van Yperen De effectiviteit van de jeugdzorg is voor verbetering vatbaar. De meningen over hoe het verbeterd kan worden lopen erg uiteen. Er zijn twee uitersten: - Hulpverleners moeten meer werken met specifieke interventies die evidence based zijn - Het geeft geen zin om de focus te richten op de implementatie van specifieke interventies, het gaat vooral om de effectiviteit van de hulpverlener. Er wordt nog weinig gewerkt met evidence-based hulpverleningsmethoden. Biedt de implementatie van dergelijke methodieken wel verbetering? Een studie van Lambert zegt: 40% van de uitkomst wordt bepaald door factoren buiten de therapie, 30% door algemeen Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen werkzame factoren, 15% door placebo effecten en slechts 15% door de specifieke methodiek. In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre dit klopt. Er staan drie vragen centraal: - kijkend naar de onderzoeksliteratuur, wat weten we over de verhouding tussen de werkzaamheid van algemene factoren in de hulpverlening en die van specifieke methodieken? - Wat is de stand van de discussie over de weging van algemene factoren en specifieke methoden in dat verband? - Wat kunnen hulpverleners in praktijk het beste doen als ze de hulp willen verbeteren? Investeren in algemene hulpverleningsprincipes of in specifieke methodieken Wat is nu de effectiviteit van interventies in de praktijk? Weisz et al vonden in een metastudie een gemiddelde effectgrootte van .01 —> geen effect. Dit onderzoek blijkt echter niet geldig voor de jeugdzorg van deze tijd. Een probleem van de studie van Weisz is dat er een aantal verouderde bronnen is gebruikt. Er wordt nu eerder een schatting gemaakt van .40. Dit beeld van de effectiviteit is alsnog niet erg bevredigend. Er is nog steeds veel onzekerheid over of dit beeld klopt, maar als het klopt zijn we zeker toe aan verbetering van de effectiviteit. Er blijkt dat er geen robuuste uitspraken te doen zijn over wat de verhouding is tussen de verschillende factoren. Wel is er een trend te zien dat algemeen werkzame factoren verhoudingsgewijs een sterk effect lijken te hebben, maar de rol van specifieke methodieken is nog onvoldoende ontrafeld. Daar komt bij dat het beeld van de dominante algemeen werkzame factoren is gebaseerd op het verleden. Er zijn een aantal twijfels over de studie van Lambert: - Gedateerd beeld: de literatuur die gebruikt is is sterk verouderd. - Verschillende terminologie: in de verschillende artikelen worden verschillende termen gebruikt, wat Lambert gebruikt voor een term - Verschillende cijfers: de verhoudingen tussen factoren in de literatuur zijn niet consistent. Wat zijn algemeen werkzame factoren? Betreffen de ingrediënten van de hulp die tot het resultaat bijdragen, ongeacht de soort behandeling en doelgroep. Voorbeelden: - aansluiten bij motivatie van client - Goede kwaliteit van de relatie client-behandelaar - Goede structurering van de interventie - Een goede fit van de aanpak met het probleem en de hulpvraag - Uitvoering van de interventie zoals deze uitgevoerd hoort te worden - Professionaliteit van de behandelaar - Goede werkomstandigheden van de behandelaar De sterkte van het verband tussen de uitkomsten en deze factoren wordt beïnvloed door verschillende factoren: - type probleem (externaliserend, internaliserend, ouderlijke competentie, coping) - Tijdstip van meten (later in de therapie = sterker) - Type informant (bij therapeut sterker dan bij jeugdige of ouder) - Ontwikkelingsfactoren als cognitieve en psychosociale rijpheid —> kinderen kunnen soms moeite hebben met het begrijpen van de noodzaak van de behandeling. Bij adolescenten: behoefte aan autonomie. Er zijn een aantal kenmerken van een hulpverlener die bijdragen aan het resultaat: Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - vermogen om consistente verklaringen te bieden voor iemands probleem en een hiermee samenhangend behandeling te bieden (structuur) - Het geloof en de verwachting van de therapeut dat zijn behandelingsstrategie zal werken en zijn vermogen deze verwachting over te dragen aan de client - Mate waarin de therapeut in staat is allianties aan te gaan met verschillende soorten mensen De betekenis van de hulpverlener en de relatie met de client is belangrijk, maar moet niet overdreven worden: - de relatie is bij kortdurende hulp minder belangrijk dan bij langer durende hulp - Hulp via internet en begeleide zelfhulp kan ook effectief zijn —> ander soort relatie component. Dit laat ook zien dat de client zelf ook een werkzame factor is. Wat is de bijdrage van de methodiek in dit alles? Er is de verwarring dat technieken en algemeen werkzame factoren twee verschillende dingen zijn. Er is echter ook verwevenheid: - basistechnieken hebben soms het karakter van een algemeen werkzame factor (bijv. Gestructureerd werken) - De toepassing van technieken die specifiek zijn toegesneden op de problematiek werkt door in de kwaliteit van de algemeen werkzame factoren De potentie van specifieke methodieken wordt mogelijk onderschat. Er zijn aanwijzingen dat door gebruik van deze methodieken er een betere koppeling tot stand komt tussen de specifieke problemen waar de jeugdige/opvoeder mee kampt en de handelingen die de hulpverlener in dat stadium het beste kan verrichten om de problemen te verhelpen. De conclusie is dat door de potentie van specifieke methodieken beter te benutten, in de toekomst de verdeling over de genoemde factoren er heel anders uit kan komen te zien. De discussie over de verhouding tussen de algemeen werkzame factoren en specifieke methoden is dan ook nog lang niet beslecht. Er moet met deze methodieken gewerkt worden en de resultaten moeten onderzocht worden. Zijlmans Medewerkers die werken met cliënten met een intellectuele beperking (ID) die lastig gedrag vertonen, kunnen dit gedrag in stand houden omdat het emotionele reacties zoals angst, boosheid, geïrriteerdheid veroorzaakt, en dit kan adequaat response gedrag tegenhouden. De medewerkers passen vaak interventies toe die werken op de korte termijn, maar niet op de lange termijn. Wanneer de medewerkers minder stress hebben, is de interactie positiever. Emotionele intelligentie is nog niet onderzocht. Emotionele intelligentie is een reeks aan emotionele, persoonlijke en sociale vaardigheden die het vermogen om op een effectieve manier om te gaan met de druk en vragen van de omgeving. Het bestaat uit verschillende factoren: - het beeld dat mensen van zichzelf hebben - Hoe mensen opkomen voor hun eigen verlangens en rechten - De vaardigheid om eigen emoties te begrijpen en te beheren - De relatie met anderen - De mate waarin zij investeren in anderen - De vaardigheid om de gevoelens van anderen te herkennen en respecteren - De strategieën die mensen gebruiken om om te gaan met problemen en stress, welzijn en de capaciteit om impulsen te controleren. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Het doel van dit onderzoek is om te bepalen of een EQ training in combinatie met videofeedback training de emotionele intelligentie van medewerkers die werken met mensen met een ID en probleemgedrag verbeterd. Hiervoor zijn er drie vragen gesteld 1. zijn de verschillen tussen pre en posttest scores op de schaal van EQ-i hoger voor de experimentele groep dan de control groep 2. Zijn er differentiërende effecten op de training van subschalen van de EQ-I? 3. Is de emotionele intelligentie van de medewerkers verbeterd? De antwoorden op deze vragen: 1. De groep die meedeed aan de training had een grotere stijging dan de controle groep in twee van de vijf schalen van de EQ-i na de training 2. De verschillen op de subschaal niveau zijn beperkt tot de stress management schaal 3. De emotionele intelligentie van de medewerkers in de experimentele groep zijn in de verlangde richting veranderd. Er is dus een verbetering gevonden in emotionele intelligentie. Er is niet gekeken naar de onderliggende mechanismen van training die de verandering in emotionele intelligentie kan veroorzaken. Prins hoofdstuk 7 Niet-specifieke factoren in een behandeling gaan over algemene ingrediënten van de hulp die tot het resultaat bijdragen ongeacht de vorm van de hulpverlening zelf. De deskundigheid van de hulpverlener blijkt een zeer belangrijke factor te zijn voor cliënten. Ook is de therapeutische relatie die zich gaandeweg ontwikkelt van belang, net als een goede structurering van de interventie en het adequaat uitvoeren van de therapie. Niet-specifieke factoren zijn een mix van zowel interventiekenmerken (taakgerelateerde alliantie) als therapeutkenmerken (persoonlijke alliantie). Bij het eerste contact met de client wordt de informatie verzameld waardoor, door wie en voor wie hulp gevraagd wordt. Er moet meteen een coöperatieve relatie worden opgebouwd. Als niet het kind maar de verzorgers worden geïnterviewd over de thuis- en schoolsituatie wordt dat heteroanamnese genoemd. Bij adolescenten kan dit problematisch zijn —> meer weerstand. Een eerste gesprek moet gaan over: - relevante informatie over de gedragsproblematiek - Relevante informatie over het functioneren op diverse terreinen - Eventuele voorgaande hulpverleningsgeschiedenis - Ouderlijke visie t.a.v. problematiek - De gezinsgeschiedenis als context van de problematiek Bij jonge kinderen is er meer geduld, het juiste gevoel en extra communicatieve vaardigheden nodig omdat ze bijvoorbeeld sterke weerstand bieden tegen autoriteit. Vertrouwen winnen is heel belangrijk. De intaker moet zowel empatisch zijn als eerlijk over eigen gevoelens. De eerste gesprekken dienen primair om informatie te verzamelen over wat van belang is om gedragsproblematiek te taxeren. Advisering en interventiemaatregelen blijven achterwege. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Als belangrijkste therapeutkenmerken, die bijdragen aan de samenwerkingsrelatie als een affectieve relatie, worden beschouwd: - flexibiliteit - Eerlijkheid - Ervarenheid - Respect - Betrouwbaarheid - Geinteresseerdheid - Alertheid - Vriendelijkheid - Warmheid - Openheid Gedragstherapeutische interventies zijn steeds gericht op ofwel het afleren van oud of het aanleren van nieuw gedrag. Aan veel gedrag zitten hardnekkige overtuigingen ten grondslag en veel gedrag gebeurt automatisch —> gedragsverandering is moeilijk. Er moet een stappenplan worden doorlopen. Therapeuten moeten rekening houden met het feit dan executieve functies bij kinderen en jongeren nog beperkt zijn ontwikkeld. De therapeut moet eerlijk communiceren en een goede inschatting maken of de therapiedoelen aangepast moeten worden zodra een client vanwege stress terugkeert naar het oude gewoontegedrag. Het is heel belangrijk dat de therapeut laat zien dat hij het begrijpt. Motivationele gespreksvoering heeft als uitgangspunt dat voor elk gedrag wel een reden is en dat de kans op verandering groter wordt in een interpersoonlijke interactie. Er zijn drie basis gesprekstechnieken: - luisteren: wat geeft de therapeut terug in de parafrase/reflectie? - Vragen stellen: nadenken aan te wakkeren, begrip tonen - Advies geven: consistent verklaringen bieden voor iemands problemen en een samenhangende behandeling bieden. Maar de probleem controleerbaar en voorspelbaar. Er zijn twee manieren om informatie aan te bieden aan de client: - de ‘brok - begrepen? - brok strategie: de therapeut geeft informatie, checkt of client alles begrepen heeft en gaat door met de volgende brok informatie - De ‘uitlokken - aanbieden - uitlokken’ strategie: hier begint de informatie-uitwisseling met een open vraag: ‘’wat weet je al over..?’’. De therapeut kan aansluiten op wat al bekend is en eventuele misverstanden opsporen en rechtzetten. Vervolgens biedt hij enige educatie en lokt daarna een reactie op de informatie uit: ‘’wat betekent deze informatie voor je?’’ De therapeut moet al in het eerste gesprek verbale en cognitieve mogelijkheden van de informant taxeren. De verbaliseringsmogelijkheden zijn, zeker bij jonge kinderen, begrensd. Sommige kinderen hebben een taalachterstand. Over- of onderschatting van de gesprekspartner is een grote valkuil. Emoties manifesteren zich ook non-verbaal, via mimiek, lichaamshouding e.d. Dialectische gedragstherapie (DGT) is bestemd voor mensen die het nagenoeg hebben opgegeven en die veel weerstand vertonen tegen enigerlei vorm van behandeling. Therapeuten die deze vaardigheden bezitten zijn in principe ook toegerust om met adolescenten te werken. Er moet bij adolescenten een evenwicht worden gezocht tussen autonomie en protectie, tussen verantwoordelijkheid laten of juist nemen, tussen werken aan Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen verandering en accepteren van tijdelijk onvermogen. Het dilemma is dat tegen wil van de jongere, ouders toch op de hoogte gehouden moeten worden over het verloop van de contacten. In DGT wordt borderline gezien als stoornis in de emotieregulatie. Emotionele kwetsbaarheid manifesteert zich in: - overgevoeligheid voor emotionele stimuli - Extreem heftige emotionele reacties - Zeer vertraagd herstel naar het basale rust niveau De omgeving reageert vaak ineffectief door te ontkennen, bagatelliseren of te versimpelen, wat de jongere nog minder ontvankelijk maakt voor hulp. De therapeut heeft binnen DGT een aantal specifieke gedragsmaatregelen ter beschikking: - irreverente communicatiestrategieën - Op zeer directe wijze doorvragen - Schommelingen in spelen met stilten en juist intensiviteit De bereidheid tot hulp is bij de ouders juist groot en impliciet vragen ze ook zelf hulp. Obstakels zijn: - ouders die het probleem bagatelliseren, ontkennen of de problemen bij hun partner leggen - Ouders die zich passief opstellen moeten actief bij het gesprek worden betrokken - Ouders kunnen weerstand ervaren tegen de aanpak van de ander In sommige situaties is het noodzakelijk een biografische anamnese in te lassen —> huidige problemen in context plaatsen van de levensgeschiedenis van de ouders zelf. Vele cliënten hebben cultureel-etnisch verschillende achtergronden. Er zijn twee richtlijnen te geven die specifiek gelden voor omgang met deze groep cliënten: - kennis van omstandigheden en culturen van andere groepen - Cultuurrelativistische houding: open, onderzoekende opstelling. Socratisch motiveren bestaat uit 5 stappen: 1. Client zelf laten verwoorden wat zijn probleem is 2. Nadere kennismaking met de client 3. Voor en nadelen van het probleem op een rij zetten (kosten-batenanalyse) 4. De cliënt vragen of hij wel of niet wil veranderen 5. Opties formuleren waar de client uit kan kiezen Transfer of generalisatie: Een andere interventie die het therapeutisch proces ondersteunt is voldoende aandacht hebben voor de transfer van het aangeleerde naar de thuissituatie. De client moet daarbij voldoende sociale steun ervaren. Routine outcome monitoring (ROM): gestandaardiseerde manier om meetinstrumenten in te zetten als hulpmiddel in de behandeling. Er zijn 4 mogelijk te meten concepten: 1. De ernst van de symptomen 2. Het niveau van functioneren 3. De kwaliteit van leven 4. De procesevaluatie Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen De alliantie tussen therapeut en client wordt ondersteund door zowel persoonlijke als taakgerelateerde kenmerken —> niet alleen maar een goede relatie. Collegeweek 8 Jewell et al. In dit artikel wordt er gekeken naar het bewijs voor familietherapie bij eetstoornissen. Hierbij wordt er gekeken naar anorexia nervosa (AN) en bulimia nervosa (BN). AN is een stoornis die gekarakteriseerd wordt door een laag lichaamsgewicht, dieetbeperkingen, intense angst om aan te komen en een vervormd lichaamsbeeld. BN heeft ook die angst om aan te komen gecombineerd met binge-eten en compenserend gedrag zoals overgeven of laxeermiddelen. In dit artikel wordt er gewerkt met familietherapie voor Anorexia Nervosa (FT-AN): - een heldere focus op werken met de familie om hun kind te helpen herstellen, samen met de nadruk dat de familie niet de oorzaak is van het probleem - Verwachting dat ouders de leiding nemen in het eten van het kind managen in het begin van de behandeling - Steeds meer focus op de developmental life cycle issues van de adolescent en de familie later in de behandeling. - De behandeling bestaat uit vier fasen: 1. Engagement and development of therapeutic alliance/het vormen van een verbintenis en de ontwikkeling van een therapeutische alliantie: psychiatrisch frame, medisch frame, individueel psychologisch frame en een familiesysteem frame. De verbintenis tijdens de therapie zou alle familieleden moeten omvatten. 2. Helping families manage the eating disorder/de familie helpen om de eetstoornis te managen: de therapeut gaat verder om te ouders aan te moedigen de leiding te nemen in het managen van de eetstoornis. 3. Exploring issues of individual and family development/de problemen van individuele en familie ontwikkeling ontdekken: wanneer de adolescent weer redelijk op gewicht is, kan er gekeken worden naar de individuele behoeften van de familieleden. Een eetstoornis kan zorgen voor een verstoring van de familie. Deze effecten worden besproken. 4. Ending treatment, discussion of future plans and discharge: ouders kunnen misschien angstig zijn. Ook wordt er gereflecteerd op het proces. Multifamilie therapie voor anorexia nervosa (MFT-AN): Dit bestaat ook uit het vierfasen model, maar gebeurt in een groep met 5-7 families. De families ontmoeten ook een familie die het proces al heeft doorlopen. Familietherapie voor boulimia nervosa (FT-BN): Dit is iets anders dan FT-AN. FT-BN sessies zijn zo ingericht dat de therapeut ook aparte sessies heeft met de familieleden. Er is meer aandacht voor een therapeutische relatie tussen de jongere —> motivatie en vertrouwen. De sessies met ouders gaan vooral over psycho-educatie, praktische ouderschapsvaardigheden, verminderen van schuldgevoel. Multifamilie therapie voor boulimia nervosa (MFT-BN): dit lijkt wel op MFT-AN. In het begin zijn er parallelle sessies met kinderen en ouders. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Predictors: korte duur van de ziekte, een jongere leeftijd, lager niveau van magerheid, adolescenten zonder bineg-purge symptomen voorspellen betere uitkomsten in FT-AN Moderatoren: voor adolescenten met een hogere obsessie, zijn de uitkomsten beter als de behandeling langer duurt. Deze adolescenten hebben minder baat bij FBT. Adolescenten met AN met bineg-purge symptomen hebben meer baat bij een langere behandeling. Bij BN helpt FBT-BN beter wanneer er weinig conflicten zijn in de familie en een lagere eet-pathologie dan CBT. De meest succesvolle behandelingen van kind en adolescente eetstoornissen hebben de volgende algemene kenmerken: - ze mobiliseren de familie als een heel belangrijke bron in de behandeling om veranderingen in het eetstoornis gedrag teweeg te brengen aan het begin van de behandeling - Ze bieden een coherent model aan behandeling dat een consistentie biedt gedurende de behandeling, terwijl er ook genoeg flexibiliteit is om de behandeling aan te passen aan de specifieke behoeften van de families - Ze worden uitgevoerd door clinici die expertise hebben in eetproblemen, waar mogelijk in een multidisciplinair team. Sommige vaste factoren kun je niet veranderen, maar ze kunnen wel een rol spelen in de behandeling, zoals temperament —> moderator. Andere factoren, zoals therapeutische alliantie zijn zowel in interactie met specifieke behandelingsfactoren als gevoelig voor verandering —> mediator. La fevere de Ten Hove Oplossingsgericht werken is verankerd in vragen als ‘’welke visie op de mens en zijn werkelijkheid is nuttig in therapie? Welke therapeutische interventies helpen de patiënt en zijn systeem om hun doelen te bereiken? Welke houding van de therapeut helpt hierbij?’’ Bateson: waarschuwde voor een te absoluut toepassen van begrippen. Begrippen als macht, homeostase, weerstand zijn ordeningen van therapeuten, geen feiten. Die ordeningen helpen op een hypothese op te stellen —> helpen of niet-helpend, niet waar of onwaar. Korzibski: hoe het proces van verbalisatie geeft betekenis aan de realiteit —> semantische reactie. Deze reactie bepaalt welke betekenis men geeft aan de realiteit en welke emoties dit oproept. Oplossingsgerichte therapeuten induceren keuzes. Erickson: pragmatische, korte en onorthodoxe therapieën bleken zeer effi ciënt. De therapeut vraagt de client te eten en bepaalt het menu. Erickson wil dat de cliënten zelf kunnen kiezen. Erickson theoretiseerde niet over hoe iemand functioneert —> oorsprong en oorzaak van problemen waren onderwerpen niet hem niet interesseerden. Hij beschouwde symptomen als nuttige overlevingsstrategieën dan als uitdrukkingen van een vorm van pathologie. Hij vond dat therapeuten zich moesten gedragen als ecologisch bewuste tuiniers —> alles gebruiken wat de client aandient, ook onkruid. Hij hielp mensen om hun eigen steunbron te gebruiken, zodat zij hun eigen problemen kunnen oplossen. Vanuit deze theorie is het oplossingsgericht therapiemodel (Shazer en Berg) ontwikkeld: de klasse van de problemen behoort niet tot de klasse der oplossingen. Een analyse van de problemen is niet nuttig om tot een oplossing te komen, de analyse van oplossingen des te meer. De client is de expert van zijn therapie —> bepaalt doel en de weg. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Het Brugse model: steunt op drie invalshoeken: - het esthetische systeemdenken van Bateson en Keeney - Het linguïstisch decoderen en hypnotisch taalgebruik van Korzybski en Erickson - Het pragmatisch oplossingsgericht werken van de Shazer en Berg De axioma’s van het model” - het mandaat gegeven door de client wordt boven alles gerespecteerd: dit mandaat is een delegatie van macht waarover bij elke vraag om hulp wordt onderhandeld, tezelfdertijd een middel tot onderhandelen en het resultaat ervan. Het wordt verkregen door joining en het zoeken naar overeenstemming over de hulpvraag. De therapeut moet zijn ideeën niet opdringen - De client heeft autopoiëtische, zelfhelende capaciteiten: biologische wezens bezitten zelfvormende (autopoiëtische) capaciteiten. Deze capaciteiten zijn uniek voor ieder wezen. Ieder heeft zijn eigen manier om zintuiglijke prikkels op te vangen, te decoderen, om te denken, te beleven, problemen op te lossen. Een oplossingsgerichte therapeut helpt mensen die eigen capaciteiten te ontdekken. - Oplossingen hebben vaak niets te maken met het probleem: de analyse van de problemen geeft informatie over de problemen, maar geeft zelden informatie over oplossingen —> versterkt de problemen. Op problemen focussen versterkt problemen. - Het kunnen maken van keuzes bevordert psychisch welbevinden: problemen ontstaan vaak wanneer mensen het gevoel hebben niet meer te kunnen kiezen —> therapeut die alternatieven aanbiedt, is niet nuttig. De client moet zelf alternatieven ontdekken. De rol van de therapeut is die van een bescheiden gids die samen met de client op zoek is naar hun oplossingsstrategieën. Hij dient aan te sluiten bij de taal van het gezin, respect te tonen voor hun normen, waarden en hun doelen. Het probleemverhaal is een belangrijke opstap naar het vinden van oplossingen. Luisteren zorgt ervoor dat het probleem serieus genomen wordt. De therapeut riskeert echter om meegezogen te worden in de mislukkingsscenario’s van de client. Om te weten wat de aard van de therapeutische relatie is, rekening houdend met het gekregen mandaat en wat daarbij nuttige interventies zijn, heeft de therapeut aan de volgende vragen houvast: - is een oplossing denkbaar? Voor sommige moeilijkheden zijn geen haalbare oplossingen voorhanden. Dingen die niet zijn op te lossen zijn beperkingen. Als ze ons belasten kunnen we zoeken hoe ermee te leven en hoeveel plaats ze krijgen in ons bestaan. Problemen zijn moeilijkheden waar wel oplossingen denkbaar zijn. - Is er een hulpvraag? Sommige mensen komen bij de therapeut zonder hulpvraag. Wanneer er geen hulpvraag is, kan dit weerstand oproepen wanneer de therapeut advies geeft. Met positieve connotaties over wat het gezin vertelt, creëert de therapeut een context waarin een hulpvraag mogelijk wordt. - Is er een werkbare hulpvraag? Vaak hebben mensen een vage hulpvraag. Cliënten die dit mandaat geven worden ‘zoekers’ in een ‘zoekende relatie’. De therapeut zoekt samen met de client naar een passend doel. Een realistisch doel is eerder klein dan groot —> makkelijk realiseerbaar. - Zijn passende steunbronnen voorhanden? Passende steunbronnen zijn de capaciteiten die het realiseren van het doel mogelijk maken. wanneer deze niet meteen duidelijk zijn worden die gezinnen kopers in een consulterende relatie genoemd —> ze weten wat ze willen maar niet hoe ze dat kunnen bereiken. Soms vragen gezinnen naar extra steunbronnen. De Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen therapeut gaat op zoek naar hun potentieel. Wanneer gezinnen over voldoende passende hulpbronnen beschikken, noemen we ze co-experts, managers van hun eigen leven. Voor het construeren van een werkbare hulpvraag zijn de volgende zaken behulpzaam: - Mirakelvraag/wondervraag: de dag omschrijven dat het probleem voldoende is opgelost. Waaraan merk je verandering? Wat doe je? Op deze manier wordt een toekomstprojectie gemaakt in concrete gedragstermen. Zo kunnen er oplossingen geformuleerd. - Schaalvragen: als je op een schaal van 0-10 kijkt, waar bevind je je nu? Wat is het verschil tussen X en 0? Het visualiseert tussendoelen, reeds aanwezige oplossingen - Continueringsvraag: wat vind je nu goed gaan in je leven en op je hulpbronnen? Het maakt duidelijk dat niet alles hoeft te veranderen en er potentieel is om te veranderen. - Observatieopdrachten: dit is behulpzaam bij gezinnen die hun potentie niet kennen. Wanneer komt het probleem voor? —> het probleem is niet altijd aanwezig. Wat gaf aanleiding? Hoe vermindert het? —> welke oplossingen zijn er al. - Voorspellingen: zelfde resultaten als observatieopdrachten. Kan gaan over de intensiteit van een symptoom —> hoe vaak het voorkomt, graad van controle. Hierin zitten aanwezige oplossingen. Het oplossingsgerichte genogram biedt een schat aan mogelijkheden op het familiepotentieel in kaart te brengen. Sterke eigenschappen van familieleden in verschillende generaties versterken het geloof in eigen kunnen. Beroepen van familieleden kunnen informatie geven over specifieke vaardigheden die in families teruggevonden worden. Vooral de probleemverhalen bieden mogelijkheden —> hoe gingen zij daar mee om? Soms overstelpen familieleden de therapeut met schijnbaar onoplosbare problemen. Ze luisteren ook niet naar adviezen —> weerstand. Dit zet de therapeut in een machteloze positie. Systeemdenken is een oplossing: gedrag is altijd interactioneel. De therapeut is een actieve deelnemer. Hij kan iets anders doen als het gezin weerstand biedt. Er zullen andere dingen gedaan moeten worden, maar wat? Hoeveel mandaat krijgen we van dit gezin? Zonder mandaat zijn alle inspanningen verloren moeite. Interventies moeten hieraan worden afgestemd. De vragen die het gezin helpen eigen Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen hulpbronnen te ontdekken, projecties in de toekomst te maken en het kleinste verschil dat verschil uitmaakt te zien, dragen ertoe bij dat weerstand oplost. Toekomstprojecties te maken. Wat is mogelijk? Er is onderzoek gedaan naar deze manier van werken bij alcoholmisbruik, schizofrene patiënten, gedrags- en emotionele stoornissen, adolescenten in instellingen en pleeggezinnen, angststoornissen en depressie, intrafamiliaal geweld, echtpaartherapie, gokverslaving en automutilatie. Hier waren er positieve resultaten. Pijnenburg Familieleden reageren op elkaar en beïnvloeden elkaars gedrag. Gedrag van de een wordt uitgelokt door het gedrag van de ander. Interacties tussen de familieleden beschouwen als gedrag is een uitgangspunt dat gebaseerd is op leerprincipes uit de leerpsychologie. Communicatie tussen de familieleden wordt daarbij ook opgevat als gedrag. Het ene lid zendt een boodschap uit, toont gedrag. Het andere familielid ontvangt en verwerkt de boodschap en reageert. Grondleggers van het gedragsmatige perspectief: Patterson. Liberman en Stuart. Zij hanteerden bij de analyse van probleemgedrag binnen families en in hun methodiek leerprincipes zoals ontwikkeld vanuit het operante leermodel (Skinner) en maakten gebruik van de sociale leertheorie (Bandura). De gedragstherapie heeft zich de afgelopen jaren sterk ontwikkeld op basis van allerlei nieuwe ontwikkelingen binnen de experimentele psychologie. Bevindingen uit de cognitieve theorie zijn opgenomen in het gedragsgerichte perspectief en cognitieve therapie is een essentieel onderdeel geworden van de gedragstherapeutische werkwijze. Heden ten dag wordt dan ook gesproken van cognitieve gedragstherapie. Er wordt niet gereageerd op de fysieke stimulus als zodanig, maar op de cognitieve verwerking daarvan —> niet zozeer over waarneembaar gedrag maar over gedachten over zichzelf en omgeving. Dattilio: beschrijft de rol van cognitieve schema’s in gezinsconflicten. Schema’s: cognitieve structuren die gedachten en percepties van de familieleden ordenen. Deze schema’s hebben invloed op de emoties en het gedrag van familieleden —> zijn een resultaat van de persoonlijke leergeschiedenis van de familieleden afzonderlijk. Er kunnen conflicten ontstaan als die schema’s erg verschillen. In de definitie van gedrag (Hermans) zijn twee bekende leermodellen opgenomen: - Operante leermodel (operante conditionering Skinner): het effect van versterkers op gedrag worden uitgewerkt en gaat het om de (zinvolle) reactie. Gedrag neemt toe wanneer dit wordt versterkt. Zowel gewenst als ongewenst gedrag kan worden versterkt. - Respondente leermodel (klassieke conditionering, Pavlov en Thorndike): Het gaat om de (betekenisvolle) situatie. Het gaat over het leren van betekenissen —> associaties die worden gelegd tussen de stimuli. Zo’n associatie kan op verschillende manieren tot stand komen —> associatief leren (Leertheorie Bandura) —> imitatie. Sleutelfi guren zijn hierin belangrijk. Iedere familie krijgt te maken met problemen. Meestal zijn familieleden goed in staat deze problemen op te lossen of tegenvallers te verwerken —> goed op elkaar reageren, elkaar te steunen en onderlinge conflicten op te lossen. Problemen binnen familie kunnen echter ook hardnekkig zijn en moeilijk op te lossen. Aan de basis van problemen met kinderen ligt volgens Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Patterson vaak coercion: het afdwingen van beloning door het jonge kind en de reactie daarop van de ouder. Het kind probeert op allerlei manieren zijn behoefte vervuld te krijgen. In eerste instantie probeert de ouder dit gedrag te negeren. Na lang aandringen krijgt het kind toch wat het wil. Zo’n interactie wordt een patroon —> voorspeller voor het ontstaan van gedragsproblemen bij het kind. Kan ook zorgen voor een neerwaartse spiraal: gedrag —> negatieve reactie —> negatieve reactie etc. Falloon heeft een aantal aspecten beschreven die een optimaal functioneren van de familie of een gezin vergemakkelijken —> samen delen van doelen en verwachtingen: - over zorgen voor voldoende beschikbaarheid van primaire levensbehoeften - Seksuele relatie - Opvoeden van kinderen - godsdienst, eerlijkheid en loyaliteit De verwachting dient gesteund te worden door andere familieleden bij stressvolle gebeurtenissen. Consensus laat zich vertalen in versterking van onderling gewenst gedrag en resulteert in een ontwikkeling van een positief zelfbeeld. Vanuit een gedragsmatig perspectief is de therapeutische relatie een werkrelatie waarbij de therapeut met de familie aan het werk gaat. De therapeut wordt gezien als expert. Eerder werd het gezien als meester-leerling relatie maar dit vinden Hermans et al te directief —> gids of wegwijzer. De familieleden moeten het uiteindelijk zelf gaan doen. Het einddoel is dat zij voor zichzelf en elkaar een gids worden. Er is ook een bepaalde procedure: - uitgebreide probleeminventarisatie —> wat speelt er, welke problemen, uitlokkende factoren, cognities van familieleden en bekrachtigende elementen. Wanneer is het begonnen, is er een aanleiding, observatie van onderlinge interactie - Therapeut formuleert zijn visie en legt deze voor aan de familie —> zodat iedereen zich kan herkennen. - Met elkaar wordt besloten welk probleemgedrag het eerst zal worden aangepakt. - Meting van probleemgedrag —> hoe vaak, intensiteit, hoe lang —> basislijn (later vergelijken). Kan ook ABC-schema, topografische beschrijving (als een film) - De therapeut stelt een functieanalyse op en een hypothese - Therapeut ontwerpt een plan van aanpak en een interventie Werken vanuit een gedragsmatig perspectief betekent oefenen van nieuw gedrag door familieleden, zowel in therapiesessies als thuis. De therapeut geeft de cliënten opdrachten mee. De therapeut kans tips geven of via modeling laten zien wat er beter kan —> expliciet of impliciet. De therapeut kan de familie leren onderhandelen over afspraken —> gedragscontract. De therapeut kan ook de cognitieve schema’s blootleggen —> bijstellen van cognities. De therapeut heeft veel aandacht voor een zorgvuldige afronding —> wat is het effect? McAdams et al Uit onderzoek blijkt dat veel cliënten in psychotherapie niet terugkomen na de eerste sessie. Het blijkt dat in de eerste sessie cliënten percepties formuleren van het therapie proces dat ze of motiveert om verder te gaan of te stoppen. De therapeuten verliezen de kans om iemand te helpen en ze hebben tevergeefs tijd en energie gestopt in iemand. De client verliest op zijn Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen beurt de kans om geholpen te worden. Cliënten in de familie therapie zijn sneller geneigd om te stoppen na de eerste sessie dan individuele therapie. Familietherapie kan stressvol zijn omdat er er familiegeheimen naar buiten kunnen komen terwijl dit niet de bedoeling is. Ook is het vrij nieuw, cliënten zijn minder bekend met het proces en maken zich meer zorgen over risico’s en zijn minder makkelijk in helemaal meedoen met het proces. Families van een etnische minderheid kunnen bang zijn voor negatieve stereotypes en familie therapiemodellen die niet cultuur sensitief zijn. Dit zijn allemaal unieke stressors, er zijn twee algemene redenen: - de familie heeft het doel wat ze wilden bereiken bereikt - De aard van hun ervaring van de eerste sessie heeft invloed gehad op de beslissing om terug te komen. Waarom cliënten wel of niet terugkomen is nog niet veel onderzoek naar. Ook wordt er veel gefocust op waarom ze niet terugkomen in plaats van waarom ze wel terugkomen. In dit onderzoek worden twee vragen gesteld: 1. Welke factoren beïnvloeden de beslissing van een familie om terug te komen na hun eerste sessie? 2. Wat kan een therapeut doen om het potentieel van dat de cliënten terugkomen te vergroten? Hiervoor zijn de volgende resultaten gevonden: 1: een deel van de factoren zijn gerelateerd aan de therapeut. Het is vooral belangrijk dat de therapeut de familie begrijpt en de kennis en expertise heeft om de familie te helpen en dit ook oprecht wil doen. De familie moet hoop krijgen dat ze geholpen kunnen worden. Een ander deel van de factoren zijn familie gerelateerd: financiële mogelijkheden, hoe veel moeite het kost, of het hun problemen kan helpen. Dit zijn dus ook dingen die de therapeut niet kan beïnvloeden. Toch is het zo dat de therapeut gerelateerde factoren het sterkst zijn. 2: er zijn zes items die de meeste invloed uitoefenen op of families terugkeren na de eerste sessie: - Begrip en support bieden - Professionele kennis en expertise bieden - Een oprecht verlangen om te helpen hebben - Informatief en transparant zijn over het proces - Hoop geven dat de problemen opgelost kunnen worden - Een veilige omgeving bieden om problemen te confronteren. Prins hoofdstuk 10 De inzet van cognitieve gedragstherapie (CGT) of farmacotherapie (FT) verschilt per ziektebeeld. De voorkeuren van ouders volgen de voorkeuren van professionals. Zaken rondom de productie, handel en het voorschrijven van geneesmiddelen wordt geregeld door middel van de geneesmiddelenwet. Soms wordt een geneesmiddel off label voorgeschreven: voor een indicatie waarvoor het geen registratie is —> grootschalig wetenschappelijk onderzoek en toestemming van de client. De effectiviteit van een behandeling wordt aangetoond door de resultaten te vergelijken met een controlegroep. Bij FT geldt dat de controlegroep een geneesmiddel toegediend moet Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen krijgen dat geen werkzame stof bevat (placebo) en dat de patiënt en onderzoeker beiden niet weten wie welke behandeling heeft (dubbelblind). Bij het aantonen van het effect van CGT is het beter te vergelijken met de bestaande standaardzorg voor die stoornis (care as usual). Een vergelijking met een wachtlijstgroep is niet altijd handig —> spontaan herstel en geen vergelijking tussen twee behandelingen. De effecten van CGT en FT vullen elkaar vaak aan. Er zijn vier verschillende effecten mogelijk: - de gecombineerde behandeling heeft geen meerwaarde boven de enkelvoudige behandeling - De gecombineerde behandeling heeft een extra aanvullend effect - De gecombineerde behandeling zorgt voor versterking - De gecombineerde behandeling zorgt voor een slechter resultaat dan de enkelvoudige behandeling In termen van effectgrootte heeft een gecombineerde behandeling zelden meerwaarde boven een enkelvoudige behandeling. De optelsom van de effecten van CGT en FT is altijd hoger dan het effect van een gecombineerde behandeling —> kan niet bij elkaar opgeteld worden omdat het gebruik van een symptoomscore leidt tot een vloer- of plafondeffect. Iedere vorm van behandeling geeft afzonderlijk al de score in de range van normale controle kinderen. Daarom kan de combinatie van beide behandelingen geen nog lagere symptoomscore geven. Daarnaast wordt de effectgrootte verminderd doordat er in ieder onderzoek cliënten zitten die een hoge symptoomscore blijven houden. Tot slot wordt het aanvullende effect van een gecombineerde behandeling verkleind door placebo-effecten. Wanneer therapieresistentie en placebo-effecten gecorrigeerd worden kan het extra effect soms wel aangetoond worden. Een goede reden om het te combineren kunnen verschillen in het werkingsmechanisme zijn —> bijv. Korte of lange termijn. Angststoornissen: bij kinderen met een angststoornis is CGT een effectieve behandeling: psycho-educatie, cognitieve herstructurering, exposure, problem golving, contingency management en terugval preventie. Farmotherapie met een selectieve serotonineheropnameremmer (SSRI) is ook effectief —> off-label. FT moet pas gebruikt worden als CGT nauwelijks resultaat heeft. Benzodiazepinen hebben geen effect en verminderen het effect van exposure. Obsessieve-compulsieve stoornis (OCD): bij OCS krijgt FT een beperkte rol. Het wordt aanbevolen als CGT onvoldoende werkt, maar het moet wel in combinatie met CGT worden aangeboden. CGT heeft een groter behandeleffect, maar gecombineerd werkt het beter dan afzonderlijke behandelingen. Eetstoornissen: de hoofdbehandeling is CGT. Als er therapieresistentie optreedt kan er gebruik gemaakt worden van FT. Bij anorexia is dat olanzapine. Bij boulimia nervosa is dat fluoxetine. Stemmingsstoornissen: Bij major depression blijkt dat bij FT sneller herstel plaatsvindt. Er ontstaat dan wel vaker suïcidale gedachten of gedrag bij patiënten in vergelijking met CGT of een gecombineerde behandeling. Bij een lichte depressie: aandacht aan belasting en psychoeducatie. Matige depressie: psycho-educatie en CGT. Ernstige depressie: CGT met FT. Wel altijd samen met psycho-educatie en psychologische begeleiding. Psychotische stoornissen: FT, psycho-educatie, gezinsbehandeling en CGT. FT moet lang worden voortgezet na een eerste psychose (1-2 jaar). In de fase voorafgaand aan de psychose Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen (pro-dromale fase) moet begonnen worden met antipsychoticum —> samen met CGT. In de acute fase is eerst FT van belang en daarna CGT. Geen optie bij kinderen met hallucinaties door angst. Autisme: CGT in de vorm van toegepaste gedragsanalyse bij kinderen met autisme zorgt ervoor dat gewenst gedrag toeneemt, onaangepast gedrag afneemt en het helpt bij het aanleren van taal. FT doet driftbuien, agressie en zelf-verwondend gedrag bij kinderen met autisme afnemen. In combinatie met CGT werkt dit beter. ADHD: Zowel CGT als FT. CGT: mediatietherapie, contigency management in de klas. FT was beter in kernsymptomen verminderen. Bij een combinatie behandeling 20% minder medicatie nodig. Bij een lichte vorm eerst CGT en daarna pas FT. Bij een angststoornis eerst CGT. Gedragsstoornissen: naast ODD en CD ook ADHD —> stimulantia en daarna psychotherapie in de vorm van oudercursus, training in sociale probleemoplossing en systeem therapeutische interventies zoals functionele gezinstherapie. Als er geen comorbiditeit is pas FT als andere behandelingen niet helpen. Tic stoornissen: eerst CGT, dan pas FT. CGT: habijt renversal training, exposure en responspreventie. FT: atypische antipsychotica zoals risperidon en aripiprazol. Slaapstoornissen: insomnia. Delayed sleep phase syndroom (DSPS): interne biologische klok twee uur of meer vertraagt is —> chronotherapie, lichttherapie of melatoninemedicatie. Continentieproblemen: zonder lichamelijke oorzaken. 5 jaar: tokensysteem. 6-7 jaar ’s avonds opnemen. Beter zonder luier, plaswekker. Als het na 2-3 weken niet werkt —> demopressine. Na drie maanden nog geen effect? wektraining. Het accent moet liggen op CGT —> terugval. Bij poepen: FT en CGT (toilettraining) Vaak start men met CGT en als dit niet werkt FT. Bij een ernstige depressie, ernstige ADHD, gedragsstoornissen samen met ADHD en psychoses wordt er gelijk begonnen met CGT en FT. Het behandelen met FT geen steun in onderzoek. Er zijn een trends in de CGT te benoemen: - methodieken worden op steeds meer gebieden toegepast - Voor het behandelen van kinderen wordt er gezocht naar het best passende format - Steeds meer digitale ondersteuning - Aanta; nieuwe therapeutische stromingen - Toenadering vanuit andere therapeutische invalshoeken, bijv. Context gerichte behandeling. - Positieve psychologie Prins overige hoofdstukken Prins hoofdstuk 8 Kindergedragstherapeuten maken vaak gebruik van spel, speelgoed en spannende verhalen. Door met het kind te spelen kan de therapeut achter de fantasiewereld van het kind komen en te weten komen wat er speelt binnen in het kind. Technieken binnen de gedragstherapie moeten afgestemd worden op het cognitieve en sociaal-emotioneel niveau van de kinderen. Bij de vormgeving van protocollaire behandelingen is het belangrijk dat er voor kinderen aantrekkelijk materiaal ontwikkeld wordt —> foto’s, tekeningen en plaatjes op invulformulieren. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Het spelen in een ontspannen sfeer in een speelkamer kan zorgen voor contact met de therapeut. Enkele voorwaarden: - duidelijke communicatie - Overzicht - Tijd en ruimte om te wennen aan de therapeut, niet te persoonlijk betrokken Als kinderen angstig zijn en zich ontoegankelijk opstellen kan indirect werken helpen. Verbeeldend spel waarbij je doet alsof zorgt ervoor dat het kind zich veilig kan verhullen. De therapeut kan proberen onder woorden te brengen wat de spelfiguren meemaken en voelen, hierdoor kan het kind zich begrepen en gehoord voelen en samenspel gaan verdragen. Dit kan ook gedaan worden door beeldende creatieve technieken zoals knutselen of muziek maken. Bij de verhalentechniek van Gardner kunnen de therapeut en het kind samen een verhaal verzinnen dat begint met ‘’er was eens…’’. In de voorleesverhalen van Waters komen praktische oplossingen voor die het kind kan toepassen, net als nieuwe, helpende gedachten. Wanneer het kind zich veilig voelt kan de directe werkwijze gebruikt worden —> meer directief en sturend. Een belangrijk onderdeel van de therapie is het therapieboekje. Hier wordt het doel van de therapie in opgeschreven. Per sessie worden er notities met pictogrammen gemaakt zodat het verloop van de therapie goed gevolgd kan worden. Wat het kind thuis heeft geleerd wordt ook opgeschreven. Dit blijft in de therapiekamer —> goede manier van communiceren met kinderen die getraumatiseerd zijn of slecht gehecht zijn en daardoor niet over hun emoties kunnen praten. Bij speltherapie voor moeilijke en jonge cliënten is het bieden van overzicht en veiligheid heel belangrijk. Afspraken op een vaste tijd in de week, eerst de regels en grenzen bespreken, spelmateriaal op vaste plaatsen. Individuele cognitieve therapie wordt vanzelfsprekend bij jeugdigen geïndiceerd, naast mediatietherapie bij 6-12 jarigen. Bij jongere kinderen, vooral als ze gesloten en beschadigd zijn, moet vaak de indirecte werkwijze met individuele cognitieve gedragsspeltherapie geïndiceerd worden/ Eerst wordt er gestart met mediatietherapie —> vaardigheden die ouders leren toepassen bij de andere kinderen/elkaar. Er zijn enkele uitgangspunten bij cognitieve gedragsspeltherapie: - het eerste doel wordt bepaald door klachten, vragen en zorgen van ouders en het kind - Het concrete probleemgedrag wordt door ouders actief geregistreerd - Vooraf moet psychologisch en medisch onderzoek van het kind met informatie van derden aanwezig zijn - Samen met de ouders worden analyses van functie en betekenis van klachten vastgesteld met vervolgens behandeldoelen en het behandelplan - Voorop staat mediatietherapie met ouders - Speltherapie is een keuze mogelijkheid Voorafgaand aan de individuele therapie wordt het probleem samen met ouders eerst helemaal in kaart gebracht —> probleem, ontwikkelingsanamnese, uitslagen van vragenlijsten, oorzaken en gevolgen. De therapeut legt aan de ouders uit dat ieder kind anders reageert op gebeurtenissen door hun eigen geschiedenis en gezinscontext. Ook wordt het bepaald door factoren zoals genetische basis, geaardheid, gebreken en gevoeligheden van het kind. Voor het stellen van een indicatie is het belangrijk dat er een betekenisanalyse gemaakt wordt —> hypothese en richtinggevend verklaringsmodel voor de behandeling. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Gedragstherapeutische technieken kunnen op een unieke, eenvoudige manier vertaald worden in spel. Bij het gebruik van spel moet de therapeut creatief en flexibel kunnen inspelen op de geschikte momenten en moet kunnen aansluiten op een volg- of tegenspel —> angstreducerende handelswijze, meer rationale visie of herinterpretatie van bepaalde momenten. De therapeut is in eigen gedrag een voorbeeld. Hoe werkt spel en verbeelding in schematherapie? - kerncognities zijn gedragstherapeutische beschrijvingen van schema’s, oftewel vaststaande patronen van denken, voelen en doen (traits) - Schema’s ontstaan in de vroege kindertijd en kunnen disfunctioneel worden als niet voldoende wordt voldaan aan de 5 basisbehoeften van een kind - Copinstijlen kunnen manieren zijn waarop wordt omgegaan met de eigen disfunctionele schema’s. Ze worden onderscheiden in: overgeving, vermijding, overcompensatie. In schematherapie bij volwassenen wordt gewerkt met imaginaire rescripting: problematische jeugdherinneringen worden in de verbeelding opgeroepen en herschreven. Bij kinderen is er ruimte en tijd om binnen verbeeldend spel een imaginaire herschikking te realiseren —> in de toekomst aanpassen. Zo worden disfunctionele schema’s met hun traumatische wortels uitgespeeld in spelopstellingen. Bij kinderschematherapie wordt de therapeutische werkwijze aangevuld met het bredere moduswerk: stil staan bij de momentane toestanden. Naast imaginaire exposure en rescripting kan de stoelentechniek de interne dialoog tussen verschillende kanten van jezelf of anderen vormgeven. Grote spel van buien en valkuilen, leer ze snappen en overwinnen: verbeeldende speltechnieken met speelgoed worden aangevuld met series plaatjes en foto’s, waarbij kinderen gevraagd wordt de gevoelens van de erop afgebeelde kinderen en volwassenen onder woorden te brengen of er een gebeurtenis bij te verzinnen. Het spel bevat een spelbord, een bos met paadjes vanuit valkuilen naar boven, een mooie open plek in de zon en 60 roodomrande modikaarten. Het kind zoekt de plaatjes die hem raken en waarvan het vindt dat ze bij hem horen. De kaartjes worden op het spelbord gelegd en kaartjes die duidelijk bij elkaar horen, worden gegroepeerd. Het kind moet vanuit een valkuil over het paadje met de zes stappen bij het doel komen, en zo nare buien/gevoelens achter zich laten. Het spel bevat verder vragenkaartjes, techniekkaartjes, pionnen en een Boom; het visiuele, verklarende, begrijpelijke model voor de casusconceptualisatie. Tijdens de ouderbegeleiding kan ook goed gewerkt worden met spelmateriaal —> eigen gekwetste eindmodus beschrijven. Werken met de kanten van jezelf kan de ouder-kindrelatie positief verbeteren en patronen doorbreken. Bij een gezin kunnen er boom- bos en modekaarten gebruikt worden door ieder een of meer kaartjes uit te laten zoeken die bij hem past. Het kan ook werken bij kinderen uit andere culturen, zij spreken vaak nog nauwelijks Nederlands. Culturele en religieuze waarden en normen kunnen zo makkelijker bespreekbaar worden gemaakt. Prins hoofdstuk 9 Gedragstherapeutische technieken die speciaal ontworpen zijn voor de behandeling van problemen bij adolescenten zijn er bijna niet. Adolescenten kunnen typische kinderproblemen hebben als ongehoorzaamheid of bedplassen maar ook problemen van volwassenen als Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen anorexia of seksuele problemen. Adolescenten zijn vaak moeilijk aan het praten te krijgen en zijn weinig gemotiveerd. Soms hebben ze ook weinig bereidheid om te veranderen en houden zich niet aan de afspraken. Adolescenten worden nog niet zo lang gezien als een eigen groep, de kans op psychopathologie neemt toe in de puberteit. Een therapeut gedraagt zich anders tegenover een adolescent dan tegenover een jong kind. Wat daar zo anders aan is is lastig te beschrijven. Bij jonge kinderen nemen ouders de beslissing om hulp te zoeken en volwassenen zetten zelf die stap. De vrijwilligheid is bij adolescenten vaak niet helemaal duidelijk, terwijl autonomie juist steeds belangrijker wordt in hun leven. De therapeut moet een positie innemen die geen verlengstuk is van ouders, maar ook niet van een vriendin. De zelfdeterminatietheorie beschrijft hoe mensen gemotiveerd kunnen worden om activiteiten uit te voeren of hun gedrag te veranderen. Er zijn drie basisvoorwaarden om intrinsiek gemotiveerd gedrag uit te voeren: - Competentie: als de adolescent het idee heeft dat al zijn pogingen hopeloos zijn gaat verandering niet plaatsvinden —> realistische, aantrekkelijke en uitdagende doelstellingen. De adolescent moet copingsvaardigheden leren —> vertrouwen en geloof in de adolescent laten zien. * opstellen van consistente, duidelijke regels en verwachtingen * Het helder en duidelijk communiceren van deze regels * Als de gemaakte afspraken overtreden worden moet de therapeut consequent optreden - Autonomie: betrokken worden bij beslissingen en keuzes kunnen maken - Betrokkenheid: empathisch respectvolle houding van de therapeut. Tien basisregels van Belsher en Wilkes: 1. Narcisme van de adolescent erkennen 2. Samenwerken 3. Objectief proberen te kijken 4. Leden sociale systeem erbij betrekken 5. Proberen te beïnvloeden 6. Socratische manier van vragen stellen gebruiken 7. Binary motive uitdagen 8. Schuld proberen te vermijden 9. Operationaliseren 10. Model zijn voor de adolescent De therapeut moet niet alleen aandacht hebben voor wat niet goed gaat, maar ook wat wel goed gaat. Interesse in de leefwereld van de adolescent kan zorgen voor vertrouwen. Wat zijn de beweegredenen van de adolescent? De therapeut moet begrip laten merken, geen veroordelende of verwijtende reacties. De adolescent ziet de therapeut als een autoriteitsfiguur. Dit moet de therapeut voorkomen. Iets dat de ouders willen kan alleen als doel worden als de adolescent dat zelf ook wil. Dit betekent niet dat de therapeut alles doet wat de adolescent wil — > overleg tussen beide partijen. De adolescent moet het ook eens zijn met de afspraken. Problemen met therapietrouw is bij adolescenten iets erger —> gaan tegen regels en autoriteit in. De adolescent is niet meteen ongemotiveerd maar vindt de last om te veranderen vaak te zwaar. De therapeut moet helpen om deze last makkelijker te maken. Als een adolescent zich niet aan de regels houdt zijn er verschillende mogelijkheden: - eerst een metaregel opstellen: wat we hier afspreken doe je ook - Als een opdracht niet lukt, hierbij stilstaan. Kleine opdrachten beginnen Waarom voert een adolescent bepaalde opdrachten niet uit? Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - de stap was te groot voor adolescent om te nemen De opdracht paste niet goed in het dagelijks leven van de adolescent De omgeving reageert negatief op de veranderingen in het gedrag van de adolescent De opdrachten waren vergeten of zonder reden niet gedaan. Als dit vaker gebeurt —> belonen en straffen Het is ook mogelijk dat de therapeut niet de juiste strategie volgt en dat de therapieopdrachten daarom niet de juiste zijn. De belangrijkste voorwaarden voor therapietrouw en motivatie is een goede therapeutische relatie. In veel moderne behandelprotocollen hebben cognitieve interventies een belangrijke plaats. De toepasbaarheid hiervan is afhankelijk van het ontwikkelingsniveau van de client, daarom kunnen adolescenten beter behandeld worden met deze cognitieve strategieën. Behandelstrategieën zouden meer ontwikkelingssensitief zijn. Sommige adolescenten kunnen cognitieve behandelingen al aan, sommigen nog niet. Het kan zijn dat intelligentie of persoonlijke voorkeuren hier ook mee te maken hebben. Sommige adolescenten hebben niet zoveel met de intellectuele behandeling —> cognitieve bias modification: niet logisch redeneren maar een computerprogramma. Een vaag verhaaltje, de laatste zin lost het vage positief op. De adolescent moet een belangrijk woord aanvullen. Het eenvoudig straffen en belonen werkt meestal niet bij adolescenten. Ze moeten zelf zeggenschap hebben over wat straffen en beloningen zijn. Die kunnen samen worden bedacht —> leren onderhandelen. Er moeten echter ook vaardigheden worden geleerd: alternatief gedrag, cognitieve veranderingen enz. Het wisselt heel erg per adolescent. Wanneer een kind een angststoornis heeft wordt er vaak gebruik gemaakt van exposure. Makkelijk naar moeilijk. De moeilijke opdrachten worden vaak niet uitgevoerd —> puntensysteem. Hoeveel punten moet de adolescent binnen halen? De mate waarin en de manier waarop de ouders betrokken zijn bij de therapie kan verschillen — > hangt af van aard van problemen en de wensen van de adolescent. Er zijn een aantal zaken van belang: - wanneer een adolescent een psychische stoornis zoals een depressie of dwangstoornis heeft, krijgen de ouders informatie over de stoornis, over de behandelingsmogelijkheden en wat het voorstel van behandeling is. Ook moet duidelijk gemaakt worden dat de stoornis niet hun schuld is - Het verhaal van de ouders over de problemen moet serieus genomen worden - Ouders zijn belangrijk voor het bijhouden van de voortgang van de adolescent. - Om de problemen aan te pakken is er vaak ook verandering nodig van de ouders. Vooral wanneer de problemen thuis spelen moeten de ouders betrokken zijn. Bepaalde verwachtingen verschillen tussen ouders en adolescent (bijv. Geld beheren). Dit zorgt voor conflict. Hierover moeten ze leren praten en een tussenoplossing kiezen. De positie van de therapeut kan heel lastig zijn —> adolescent en ouders leren samenwerken. Er kan ook gezinstherapie plaatsvinden wanneer er veel ruzie is tussen ouders en adolescent. Borderline: dialectische gedragstherapie: client accepteren zoals hij is en leren om zichzelf te accepteren. Ouders moeten hierbij betrokken worden. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Prins hoofdstuk 11 Er worden een aantal nieuwe therapeutische methoden besproken. Acceptance and commitment therapy (ACT): Deze therapie is niet helemaal nieuw, maar de meerwaarde is dat het zich focust op het experimentele onderdeel. Volgens de ACT ontwikkelt psychopathologie zich als gevolg van mislukte pogingen om de controle te krijgen over ongewenste ervaringen en gevoelens. De essentie van ACT is de client helpen, zodat die een meer accepterende houden aanneemt ten opzichte van ongewenste ervaringen en nieuw gedrag ontwikkelt dat in overeenstemming is met de eigenlijke levensdoelen en waarden, in plaats van enkel ‘ in zijn hoofd e leven’. ACT gebruikt daarvoor metaforen van het drijfzand gebruikt —> meer last van het omgaan met problemen dan van de problemen zelf. ACT kan heel geschikt zijn voor adolescenten, omdat ze minder een opdrachtkarakter hebben en er is dus geen conflicten rond het gehoorzamen aan de therapeut zullen zijn. De adolescentie is ook de ideale periode voor het creëren van psychologische flexibiliteit en waarde-gericht leven. ACT heeft ook een meer preventief karakter bij kinderen. ACT kent een aantal fasen: 1. Creatieve hopeloosheid: kind en therapeut bekijken worstelingen van het kind en brengen deze in kaart. Welke inspanningen heeft het kind al ondernomen, wat zijn de korte- en langetermijneffecten en de persoonlijke nadelen hiervan? Het uiteindelijke doel wordt nooit bereikt en dit leidt tot hopeloosheid. De erkenning dat de inspanningen hopeloos zijn en niet het kind zelf, geeft het kind weer moed 2. Controle is het probleem: welke vormen van controle werken effectief om het probleem te verminderen? 3. Defusie: binnen ACT staat het idee centraal dat mensen reageren op gedachten en gevoelens alsof ze echt waar zijn. Duidelijk moet worden dat letterlijke taal en gevoelens die door de in taal uitgedrukte gedachten worden opgeroepen los staan van elkaar. In latere fasen van de therapie leert de therapeut zijn client om de eigen gedachten en worstelingen te bekijken vanuit het observatorperspectief. Het doel is dat de client naar de gedachten kan kijken als producten van hersenen die proberen ene oplossing te vinden voor de ervaren worstelingen en angsten, zonder ze gelijk op te volgen. Compassion-focused therapy (CFT): volgens CFT heeft de voorgeschiedenis van een persoon een negatieve invloed op de mogelijkheden van cliënten om hun voordeel te doen met de positieve effecten van CGT, zolang deze voorgeschiedenis niet bespreekbaar is binnen de therapie. De basisprincipes van CFT spreken veel gedragstherapeuten aan —> aanvulling op CGT. Het boeddhistische idee achter CFT is dat mededogen voor jezelf en de ander belangrijk zijn om gelukkig te zijn. Mededogen kan getraind worden. Pas als de waarde van een ander en de zelfwaarde niet continu geëvalueerd worden, maar beschouwd worden als een intrinsiek aspect van het zijn, kan iemand mededogen en mildheid tonen voor het falen van een ander en van zichzelf. Het trainen van mededogen is vooral belangrijk voor het omgaan met schaamtegevoelens en zelfkritiek. Dit komt voort uit een lange geschiedenis van mislopende sociale interacties. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen CFT benadrukt het belang van het betrekken van de ontwikkeling van cliënten bij de behandeling. De therapeut moet een zorgend en sensitief persoon worden in het leven van de client. Binnen de positieve psychologie wordt onderzoek gedaan naar wat mensen gelukkig maakt in plaats van naar wat er allemaal mis is gegaan en mis kan gaan in hun leven. Seligman: positieve psychologie. De omstandigheden waaronder mensen het goed doen en technieken die het welzijn van mensen kunnen vergroten staan centraal in de positieve psychologie. De volgende drie onderwerpen zijn volgens de grondleggers van de positieve psychologie belangrijk: - positieve eigenschappen van mensen (zoals doorzettingsvermogen) - Positieve ervaringen die mensen kunnen hebben (zoals liefde) - Manieren waarop instellingen een positief verschil kunnen maken in de samenleving of positieve instituties. Attachment based family therapy (ABFT): ontwikkeld vanuit het systeemtheoretische denkkader. Het is de eerste evidence-based geprotocolleerde behandeling die ontwikkeld is binnen de systeemtherapie. Ook is een combinatie met CGT mogelijk en zelfs wenselijk. Onderzoek lijkt uit te wijzen dat ABFT effectiever is dan alleen CGT bij depressie en suïcidaliteit bij adolescenten. Binnen de ABFT staat het verbeteren van relaties tussen ouders en kinderen centraal. Daarom lijkt het er enerzijds op dat ABFT aandacht besteed aan zaken die bij CGT niet genoeg aan bod komen. In ABFT staan relationele processen in een gezin centraal. Het baseert zich op de gehechtheidstheorie. In gehechtheidsschema’s worden de ervaringen van kinderen in hun interacties met ouders opgeslagen. Dit kunnen zowel positieve als negatieve ervaringen zijn. Tijdens nieuwe stressvolle omstandigheden zullen ze vertrouwen op deze gehechthheidsfiguren. Als kinderen onveilig gehecht zijn, waren hun gehechthheidsfiguren niet beschikbaar. Zij hebben dan ook minder adaptieve strategieën om om te kunnen gaan met nieuwe stress. Negatieve gevoelens zullen onveilig gehechte kinderen sneller overspoelen. Ook zullen ze hun emoties eerder opkroppen. Maladaptieve probleemoplossingsstrategieën lijken het verband tussen gehechtheid en depressie te verklaren. ABFT stelt dat wederkerige interactie de oorzaak is van relationele conflicten en wijst dus geen schuldige aan. Het gezin wordt behandeld omdat dit een veiligheidsnet is. De gehechtheidsbasis wordt geprobeerd om te herstellen en ouderlijke liefde en controle te herstellen. Vooral bij 13-18 jarigen. Er zijn drie principes: - Doel - Interventie - Resultaat De therapie bestaat uit 5 fasen: 1. Relationele herformulering: in de eerste sessie wordt het behandeldoel besproken. Er wordt uitgelegd dat het probleem niet alleen het probleem is van de adolescent maar dat het ook betrekking heeft op de relatie tussen ouders en kind. 2. Werkrelatie met de adolescent: de therapeut beschouwt de adolescent als een gezond en sterk persoon en neemt de gevoelens en gedachten van de adolescent serieus. De adolescent zal niet altijd gelijk hebben —> ook rekening houden met ouders. Aan het eind van deze fase ook relationele teleurstellingen van de adolescent besproken en voorbereidingen getroffen voor het gesprek met ouders Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. € 912 per jaar extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen 3. Werkrelatie met ouders: sterke kanten in kaart brengen, duidelijk maken wat ouders verwachten, welke rol spelen zij? Ze worden voorbereid op een gesprek met de adolescent —> emoties coachen, strategieën aanleren 4. Herstellen van gehechtheidsschema’s: adolescent vertelt over verlies van vertrouwen, ouders moeten gevoel van adolescent erkennen —> herstel van vertrouwen mogelijk. 5. Herstel van competentie: in de laatste fase wordt gewerkt aan het zelfbeeld van de adolescent. Een positief zelfbeeld kan helpen als buffer tegen stress. Schematherapie en ABFT hebben overeenkomsten —> minder richt op automatische gedachten maar meer op onderliggende verkeerde schema’s. Dialectische gedragstherapie (DGT): voor adolescenten met borderline. Stelt dat een interactie tussen de biologische kwetsbaarheid van een jongere en ongeschikte omgevingsinvloeden van bijvoorbeeld ouders, familie, school en samenleving, leiden tot de ontwikkeling van borderline. Sterke verstoorde emotieregulatie doordat deze factoren elkaar al vanaf jonge leeftijd beïnvloeden en elkaars negatieve effecten versterken. Escalatie kan ontstaan doordat de jongere en zijn omgeving in extremen reageren. Centraal in de therapie staan oplettendheidsoefeningen om een minder oordelende attitude te ontwikkelen. Ook leren cliënten hoe ze op effi ciënte wijze kunnen communiceren in interactie met anderen, hoe ze op emotioneel gebied voor zichzelf kunnen zorgen en hoe ze zich in crisissituaties staande kunnen houden. De jongere probeert samen met de therapeut een stabieler en op waarden gebaseerd leven op te bouwen. Eye movement desentization and reprocessing: EMDR is een van de meest gebruikte methoden om traumatische ervaringen te behandelen. EMDR heeft een gestructureerde en geprotocolleerde behandelingsprocedure die de verwerking van herinneringen aan traumatische gebeurtenissen bevordert. Klachten die door deze gebeurtenissen zijn ontstaan kunnen op deze manier ook beïnvloed worden. Met behulp van gerichte vragen wordt de client gestimuleerd om zich vanuit het hier en nu te concentreren op een herinnering aan een akelige, schokkende ervaring uit het verleden. Alle aspecten van mentale representatie worden aangesproken, zodat er maximale arousal ontstaat. Hieraan wordt een afl eidende externe stimulus of taak gekoppeld. Uiteindelijk is het doel om terug te denken aan de gebeurtenis zonder klachten. Cognitive bias modification (CBM): vertekende informatieverwerking heeft een causaal effect op maladaptieve gedachten en gevoelens. Veel vragen over de effectiviteit. Digitale deelbehandelingen: digitale therapeutische technieken worden gebruikt om vertekeningen in de aandachtsverwerking te hertrainee bij angstige kinderen. Bijv. Schateiland (9-13 jaar) —> ondersteuning van gewone therapie. Of Braingame Brian —> werkgeheugen bij kinderen met ADHD trainen. Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. Powered by TCPDF (www.tcpdf.org) € 912 per jaar extra verdienen?