Uploaded by Hannah Maria Angelina Pennings

behandeling en interventie samenvatting

advertisement
Volledige samenvatting behandeling
en interventies
geschreven door
jmhobbel
www.stuvia.com
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
SAMENVATTING BEHANDELING
Inhoud
Collegeweek 1 t/m 8: hoorcolleges & literatuur (week 7 & 8 hebben geen hoorcollege)
Overige hoofdstukken van Prins
Collegeweek 1
Hoorcollege
De orthopedagoog als professional:
- Het toepassen van kennis over procedures en methodieken en kunde
- Met als doel om dat wat gewenst is te realiseren: het normatieve gezichtspunt
- Oorspronkelijk object van de orthopedagogiek: het afwijkende kind
De term afwijkend:
- Het moeilijk opvoedbare kind
- Het kind met leerproblemen
- Het fysiek of mentaal beperkte kind
Doel: het kind helpen bij maatschappelijke integratie.
De indicatieanalyse is de scharnier —> planning, uitvoering, beoordeling van het effect
In de orthopedagogiek als handelingswetenschap is de regulatieve cyclus en de specifiek
orthopedagogische invalshoek van belang —> orthopedagogisch handelen: binnen de
onderscheiden fasen in het hulpverleningsproces:
- Beslissingsmomenten inbouwen (regulatieve cyclus)
- Voortgang bewaken door onderzoeksmomenten in te bouwen (empirische subcycli)
Deze twee cycli worden geïntegreerd
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Fasen van de regulatieve cylcus:
- Probleemherkenning
- Probleemdefiniëring
- Bedenken en afwegen van behandelingsmogelijkheden
- Maken van een plan
- Plan uitvoeren
- Evaluatie
Het integreren van gegevens wordt complexer naarmate de problematiek veelzijdiger is en er
meer disciplines zijn betrokken. Veel factoren zijn van invloed op het uiteindelijke resultaat.
Dialogisch gerichtheid van de orthopedagoog is van belang.
Het verschil tussen kind en adolescent is —> afstemmen op ontwikkelingsniveau en kind nog
afhankelijk van anderen. Ook ethische kwesties spelen een rol.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Systemisch
Visie/
mensbeeld
Psychodynami
sch
- Functioneren - Gericht op
-
gezin
opvoedingsst
ijlen/
kenmerken
Wederkerigh
eid
Gedrag niet
geïsoleerd
bekijken —>
meerdere
subsystemen
-
-
-
Visie op
oorzaak
problemen
(etiologie)
Functioneren
van het gezin,
opvoedingsstijl
en, wederkerig
ontwikkelings
proces —> Id
(lust), ego
(realiteit),
superego
(ego-ideaal
geweten)
Voor
persoonlijke
ontwikkeling:
angst en
emotionele
crisissen
Belang
personen in
vroege
ontwikkeling
Aandacht
intrapsychische
aspect
individu
Sociaalemotionele
ontwikkeling
verstoord door
het niet
succesvol
oplossen van
een conflict
tussen id, ego
en superego.
Dit is ontstaan
in de orale,
anale of
fallische fase
Clientcentered
(humanistisch)
Biomedisch
Leertheoretisc
h:
Behavioristisc
h
Cognitief
- Cliëntgericht
Gedrag kan
verklaard
worden door
neuropsychologische
processen,
interactie met
stressvolle
omgeving
Behavioristisch:
gedrag is een
functie van
omgevingsfacto
ren en
ervaringen —>
uitkomst van
leerproces
(klassieke,
operanet
conditionering,
sociaal leren)
Cognitief:
inadequaat
gedrag en
emotionele
problemen door
onjuiste
cognities
Hersenorganisc
he disfuncties:
genetisch,
biochemisch/
neurologisch
(neurotransmitt
ers, organische
factoren,
metabolische
factoren),
temperament
Behavioristisch:
Uitkomst van
leerproces:
klassieke,
operanet
conditionering,
sociaal leren
Cognitief:
negatieve
verwachtingen
en waardering,
onjuiste
attributies en
irrationele
overtuigingen,
tekorten in
zelfregulatie en
zelfcontrole
-
e benadering
Ontwikkeling
van
zelfconcept
—> ieder
individu heeft
innerlijke
behoefte om
zichzelf te
ontplooien
(self) en kind
heeft
behoefte aan
waardering
van ouders
(experience)
Verstoring in de
ontwikkeling
van het selfconcept als
gevolg van
incongruentie
tussen self en
experience
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Systemisch
Psychodynami
sch
Clientcentered
(humanistisch)
Biomedisch
Leertheoretisc
h:
Behavioristisc
h
Cognitief
Visie op
behandeling
Focus ligt op
gezinssysteem
—> zorgen voor
een
evenwichtig
gezinssysteem
Geblokkeerde
ontwikkeling
weer op gang
brengen door
kind inzicht
geven in
tegenstrijdige
wensen en
gevoelens,
beïnvloeden
van
objectrelaties
Omgeving
creëren die
gekenmerkt
wordt door
onvoorwaardelij
ke positieve
acceptatie, het
ontwikkelen van
een positief
self-concept en
daarmee een
basis creëren
voor de
ervaring van
zelf-actualisatie
Wijzigingen
aanbrengen in
(chemische
huishouding)
hersengebieden
Behavioristisch:
Gericht op
combinatie van
leerprincipes
voor aanleren
nieuw gedrag
Cognitief:
wijzigen
disfunctionele
gedrachten,
cognitieve
vaardigheden
en strategieën
leren
Interventies
vanuit model
gezinstherapie/
systeemtherapi
e,
oudergroepen/
therapie
Klein: spel
Axline:
Dieten of
benadrukken bij - Relatie:
psychofarmacol
behandeling
warmte en
ogie:
- stimulantia
kinderen, spel
acceptatie
- Permissieve - Antivan kind als
equivalent van
houding:
depressiva
vrije associatie
uitnodigen
(triclysch,
tot vrije
SSRI’s,
expressie
lithium)
- Neuroleptica
gevoelens
- Respect voor
(antikind,
psychotica)
vertrouwen in - Anticonvulsiv
eigen
a (antivermogen
epileptica)
problemen
oplossen
- Nondirectieve
instelling
Meten van
behandelresult
aten vanuit
model
(diagnostiek)
Gezinsobservati
e,
gezinsvragenlijs
ten,
gezinsinterview,
genogram —>
meerdere
systemen
Interview over
vroege
ontwikkeling,
projectiemateria
al (vertelplaten,
tekeningen,
spel etc)
Ontwikkelingsg
eschiedenis
Neuropsycholo
gisch
onderzoek
Johnson
Professionals komen in aanraking met kinderen die cognitieve, gedrags- en emotionele
problemen vertonen. De oorzaak van psychopathologie bij volwassenen is veel meer
onderzocht dan dat van kinderen. Hier zijn een aantal redenen voor:
- Kinderen werden vroeger gezien als inferieur
- Er gaat meer geld en onderzoek naar onderzoek over volwassenen
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Dit zorgt ervoor dat de visie op psychopathologie bij kinderen gevormd wordt door die van
volwassenen. Er is nu een verandering gaande, er is steeds meer aandacht voor psychologische
problemen in de kindertijd en hoe deze problemen anders zijn dan die van volwassenen.
Hierdoor is er ook meer aandacht voor de behandeling van kinderen.
Casus Billy:
- 12 jaar, woont in een instelling
- laag/gemiddeld SES, moeder huisvrouw en vader momenteel werkloos
- Oom schizofrenie, vader is twee keer opgenomen en heeft psychotropic medication
- Lastige zwangerschap en bevalling
- Lichte taal en motorische achterstand, problemen met eten en geïrriteerd
- Vanaf tien jaar emotioneel labiel, agressief, afhankelijk van moeder
- IQ van 85 —> neurologische problemen
Wat moet je doen met een casus als deze? Waar komen de problemen vandaan? Waar moet je
op focussen?
Het is eerst belangrijk om te kijken wat afwijkend gedrag is. Dit hangt af van het model dat
gebruikt wordt.
Medisch model: biologisch perspectief. In deze casus wordt gezegd dat de problemen
voortkomen uit de problemen ij de zwangerschap. Dit heeft gezorgd voor neurologische
afwijkingen. De interactie tussen de omgeving en biologische factoren is van belang. Er wordt
dan een uitgebreid onderzoek gedaan naar de geschiedenis van Billy —> vanaf de
zwangerschap. Ook wordt er medisch onderzoek gedaan. De behandeling bestaat
waarschijnlijk uit medicijnen.
Psychodynamisch model: gebaseerd op Freud. Een kind gaat door verschillende fasen
(psychosexual stages) en bestaan uit orale, anale. fallische en genitale fasen. Hierin moet je
bepaalde moeilijkheden overwinnen (bijv. Zindelijk worden tijdens anale periode). Problemen
ontstaan door problemen met de id, ego en superego.
- Id: biologische energie, instinct, impulses
- Ego: rationele structuur
- Superego: door ervaring, reflecteert de impulsen en verwachtingen van de samenleving
Billy zou in dit geval probleem gedrag vertonen door onopgeloste intrapsychische conflicten,
inadequaat ego, fixatie op een specifiek level van psychoseksuele ontwikkeling. Hier wordt een
interview gehouden met de ouder en/of kind en er worden psychologische tests uitgevoerd —>
problemen met de zwangerschap, ziekte als kind, ontwikkelingsmijlpalen en specifieke
informatie over de relatie met peers en familie. Er wordt bijv. Gebruik gemaakt van de Rotschach
Inkblot Test —> projectietests. De behandeling bestaat uit Billy bewust maken van onbewuste
factoren die te maken hebben met zijn problemen.
Behavioristisch model: nadruk ligt op de omgeving. Gedrag wordt aangeleerd: klassieke
conditionering, operanet conditionering, observatie. Billy’s gedrag is dus aangeleerd. Er wordt
een gedragsinterview gehouden. SORC:
- S: stimuli/situatie waarin het gedrag voortkomt/wordt gestimuleerd
- O: organismic variables —> fysieke factoren, cognities die invloed kunnen hebben op gedrag
- R: response —> problematisch gedrag van het kind
- C: consequenties van het gedrag van het kind
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
De behandeling kan verschillende vormen aannemen, bijv. Systematische desentization,
modeling, operante conditionering. Bij Billy wordt er operante conditionering toegepast voor
het agressieve gedrag.
Client-centered model: Virginia Axline. Een individu heeft de capaciteit in zich voor
persoonlijke groei en adaptief functioneren. Psychopathologie ontstaat door sociale of
omgevingsfactoren die de persoonlijke groei blokkeren of remmen. Zelfvertrouwen en
emotioneel welzijn zijn disfunctioneel. Er wordt gekeken naar wat Billy wil en kan. Therapie is
gebaseerd op spelen en verbale communicatie met oudere kinderen. Refl ectie is belangrijk.
Familiemodel: familie is een complex en dynamisch sociaal systeem waar het gedrag van elk
familielid een functie is van druk binnen het systeem. Problemen bij het kind komen door
problemen in de familie. Onderzoek is ook gericht op de hele familie —> oplossing voor een
probleem. Er zijn een aantal verschillende interventies —> allemaal gericht op familie.
Doordat er steeds meer modellen ontwikkeld zijn voor de benadering van psychopathologie, is
er ook een toename in het aantal manieren van beoordelen en interventies. Er is geen model
het beste en geen model omvat alles. Je zou een eclectische benadering moeten aannemen:
niet een model maar verschillende benaderingen en factoren.
Tak
De regulatieve en empirische cyclus beschrijven een stapsgewijs proces, waarin systematisch
wordt gezocht naar toetsing en feedback. Beide cycli hebben echter een verschillend doel: bij
de empirische cyclus gaat het om de stapsgewijze toetsing van de juistheid van hypothesen, die
ten grondslag liggen aan de hulpverlening. Bij de regulatieve cyclus gaat het om stapsgewijs
bereiken van doelen bij het oplossen van problemen. De empirische cyclus is een steeds
terugkerend, geïntegreerd element van de regulatieve cyclus. Er zijn vier manieren om de
integratie van empirische en regulatieve cyclus toe te lichten:
- Beperkte horizon: de voorspellingen die de diagnosticus maken hebben een beperkte
horizon, omdat hij via het hulpverleningsproces de probleemsituatie probeert te veranderen.
Als de problemen van een kind na hulpverlening verdwijnen, kan dit meerdere verklaring
hebben: de situatie is goed ingeschat en de hulpverlening is effectief geweest, het probleem
is vanzelf over gegaan, onbekende factoren hebben ervoor gezorgd dat het probleem over
ging. Er blijft dus altijd een soort onbekendheid.
- Procesmatig karakter: de diagnostiek wordt niet met de eerste twee fasen voorgoed
vastgelegd —> kan nog veranderen
- Complexiteit: als de hulpverlening niet het verwachte effect heeft, zijn hiervoor vele
mogelijke verklaringen.
- Normen en waarden: aspecten van de besluitvorming te expliciteren
De diagnostiek en de hulpverlening beïnvloeden elkaar in elke fase.
De regulatieve cyclus is geschikt voor de reflectie op en verantwoording van beslissingen. Door
elke overgang naar een volgorde methodisch verantwoord te nemen en vast te leggen in het
dossier kan de hulpverlener continu kritisch naar het proces blijven kijken. —> vergroot de
effectiviteit.
De regulatieve cyclus wordt over het algemeen beschreven als een n=1 onderzoek —>
effectiviteit van hulp aantonen. Van Strien spreekt over methodologische disciplinering: het
op een expliciete, door anderen controleerbare manier doorlopen van de regulatieve cyclus. In
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
alle schema’s die methodische probleemoplossingsstappen in kaart brengen, komt dezelfde
structuur terug:
1. Oriëntatie op de problemen door middel van onderzoek en analyse
2. Het bepalen van doelen en opstellen van een plan
3. Het uitvoeren van een interventie
4. Het evalueren van de effecten en het vervolg bepalen
Ook de regulatieve cyclus wordt door deze structuur gekenmerkt. In de klinische praktijk kiest
men vaak voor een getrapte benadering, waarbij sommige fasen snel worden afgerond.
Na het gerichte onderzoek en het formuleren van een samenhangende probleemdefinitie
kunnen de interventiedoelen worden bepaald. Deze moeten concreet en behandelbaar zijn,
bijdragen aan de zelfredzaamheid van de hulpvrager en door alle betrokkenen als urgent
worden ervaren. Gardner en Soynes maken onderscheid tussen behandeldoelen op drie
niveaus:
1. Behandeling: om het probleem te laten afnemen en de zelfredzaamheid te laten toenemen
2. Management: het nastreven van beheersbaarheid van het probleem en rust
3. Controle: het nastreven van veiligheid en het voorkomen/beperken van materiële en
emotionele schade.
Na het bepalen van de doelen moet worden bedacht hoe deze bereikt kunnen worden —> 3e
fase: bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden.
- Bedenken van handelingsmogelijkheden: inspireren door probleemanalyse en de daarbij
gebruikte theorieën, literatuuronderzoek, overleg met andere disciplines, soortgelijke casus.
- Afwegen van handelingsmogelijkheden: kosten-baten analyse.
Na het kiezen van de interventie moeten de concrete activiteiten worden ingepland. Een
interventie heeft doelen op korte en lange termijn. zo’n volgorde moet in het behandelplan
worden vastgelegd, evenals de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn voordat aan een doel
gewerkt kan worden. Er worden concrete afspraken gemaakt: wie, wat, wanneer, waar, waarmee.
Dit is fase 4: planning. Er moeten concrete, observeerbare criteria worden opgesteld om het
verloop van de interventie te controleren. Eisen:
- logisch voortvloeien uit de behandeldoelen
- Betrekking op centrale probleemelementen
- Voor de hulpvrager herkenbaar als indicatoren voor de mate waarin de hulpvraag is
beantwoord —> afstemmen met de hulpvrager.
De 5e fase is de interventie. De hulpverlener moet de juiste uitvoering van de interventie en de
effecten ervan monitoren —> Goal attainment scaling (heuristische aanpak die helpt om
interventiedoelen tijdig bij te stellen).
De 6e fase is evaluatie —> routine outcome monitoring (ROM): voor- en nameting van iedere
behandeling. De effecten kunnen voor de hulpvrager anders zijn dan voor de hulpverlener. In
hoeverre is het bereikte resultaat stabiel? Follow-up —> op de lange termijn nog eens kijken.
Soms worden de effecten pas na maanden zichtbaar —> sleeper effect.
De Bruyn
Het doel van de indicatieanalyse is het komen met een aanbeveling voor de best passende
aanpak van het probleem. In deze stap richten de diagnosticus en de client zich op de
toekomst. De uitkomst van de indicatieanalyse is een indicerende diagnose —> lijst van een of
meer aanbevelingen. Wat is de best passende aanpak voor het probleem? Er zijn twee
indicerende hulpvragen:
- Gesloten indicerende hulpvragen: hier wordt al een interventie genoemd
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Open indicerende hulpvragen: hier wordt gevraagd welke interventie het best bij het
probleem past
Een interventie wordt gebruikt als begrip voor alle vormen van professioneel
gedragswetenschappelijke hulpverlening. Het begrip interventie kan afhankelijk van de situatie
een meer of minder specifieke betekenis krijgen zoals therapie of behandeling. Het globale
doel van een interventie is het opheffen of verminderen van een probleem en het tot stand
brengen van een positieve verandering. De aanbevelingen steunen op theoretische of
empirische argumenten. De theoretische argumenten verwijzen vooral naar de ontstaans- en
veranderingsprocessen van klachten en problemen.
Een indicatie is een kenmerk dat positief gerelateerd is aan het succes van een interventie.
Aanwezigheid van dit kenmerk verhoogt de kans van slagen. Het tegenovergestelde van
indicatie is contra-indicatie. Dit is een belemmerende factor. Er zijn twee soorten criteria:
- Empirische criteria: er is vastgesteld dat ze de kans van slagen van de behandeling
beïnvloeden
- Hypothetische criteria: dit zijn criteria waarbij het alleen verondersteld is dat ze de kans van
slagen beïnvloeden
Bij het formuleren van het globale doel en het bepalen van het te verwachten nut van de
behandeling is kennis over de voorkeuren en waarde oordelen van de client van belang. In de
indicatieanalyse is het belang van een dialoog met de client hoog. Ook in de indicatieanalyse
moet de diagnosticus zich houden aan bepaalde methodologische, psychometrische en
professionele voorwaarden.
Methodologische voorwaarden:
- Het kunnen formuleren van indicatie en contra-vindicatiecriteria die conceptueel helder zijn
en te operationaliseren zijn
- Correct uitvoeren van de daadwerkelijke toetsing ten aanzien van de indicatie en contravindicatiecriteria
- Tegengaan van fouten
Psychometrische voorwaarden:
- Objectiviteit
- Betrouwbaarheid
Professionele voorwaarden:
- Kunnen lezen en beoordelen van wetenschappelijke publicaties over effectiviteitonderzoek
- Beschikken over de vaardigheid tot ontlokken en expliciteren van de meningen van de client
- Kunnen omgaan met eigen lacunes
Stappen in de indicatie analyse:
1. Nagaan of een interventie ingezet kan worden: is behandeling nodig, mogelijk en wenselijk?
2. Formuleren en prioriteren van doelen: wat is het uiteindelijke globale interventie doel? Wat
zijn specifieke doelen?
3. Selecteren van de in aanmerking komende typen interventies: welk theoretisch
referentiekader, welke setting, direct (kindsgericht) of indirect (opvoedergericht), eisen aan
de duur.
4. Bepalen van nut en kans van slagen: positief en negatief nut, kans van slagen
5. Controle op uitvoerbaarheid van een type interventie
Het diagnostisch proces start bij de aanmelding van de client en eindigt met de advisering. De
diagnosticus geeft hier een beargumenteerd antwoord op de hulpvraag van de client. Een veel
voorkomende klacht is dat de diagnostische uitspraken niet aansluiten op de hulpvragen van de
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
client. Vaak is de diagnose voor de client moeilijk te begrijpen, omdat het niet vertaald is naar
het referentiekader van de client en er wordt vaak moeilijke vaktaal gebruikt. De uitkomst van
van de indicatieanalyse is een lijst met aanbevelingen. Deze is samengesteld in goed overleg
met de client. In de adviesfase kiest de client zelf het uiteindelijke advies.
Het advies is de uitkomst van de diagnostische cyclus. Adviesgesprekken variëren op drie
dingen:
- Opzet: samenstelling van de deelnemende personen, locatie, duur etc.
- Inhoud
- Doel
Adviesgesprekken hebben vier doelen:
- Verschaffen van informatie over de onderkennende en verklarende diagnose, over de
argumenten uit de indicatieanalyse en de uiteindelijke aanbeveling
- Controleren van werk van de diagnosticus aan de hand van de reacties van de client
- Via overleg probeert de diagnosticus tot overeenstemming te komen voor wat betreft zijn
aanbevelingen en de voorkeur van de client
- Het verzamelen van informatie met het oog op de concrete invulling van het gekozen advies
De diagnosticus voert in de loop van de diagnostische cyclus een aantal gesprekken met de
client. Er zijn drie gespreksmodi:
- Informatiemodus: praten als doel van uitwisselen van informatie
- Consensusmodus: doel is consensus bereiken
- Beïnvloedingsmodus: handelen van een ander beïnvloeden
Er zijn zes stappen in de adviesfase:
1. Voorbereiding van het adviesgesprek door een diagnosticus: wie is er aanwezig? Hoe kan ik
het het beste aanpakken? Welke informatie heb ik nodig?
2. Voorlichting aan de client
3. Controle door de diagnosticus
4. Overleg tussen diagnosticus en client
5. Concretiseren van het advies door de diagnosticus
6. Afronding van het adviesgesprek
Een slecht nieuws gesprek verloopt via verschillende stappen:
1. Voorbereiding: alle benodigde informatie moet er zijn zodat men goed kan uitleggen en
adequaat kan reageren op vragen of tegenwerpingen
2. Het meedelen van slecht nieuws —> twee valkuilen: het slechte nieuws wordt verhuld door
irrelevante gegevens of door ermee te wachten tot veel later in het gesprek of er wordt
alleen gezegd dat er iets aan de hand is maar niet wat.
3. Ruimte voor emoties
4. Uitwerken van de boodschap, toelichting geven, prognose
5. Uitzicht op de toekomst, zoeken naar oplossingen
Wat zijn enkele belangrijke aandachtspunten?
- Ga constructief om met weerstand
- Controleer of de client het integrative beeld goed heeft begrepen
- Controleer of de client de indicatieanalyse goed heeft begrepen
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Collegeweek 2
Hoorcollege
Cognitief gedragstherapeutisch kader geeft antwoorden op vragen als:
- waarom toont een kind bepaald gedrag in een bepaalde situatie?
- Welke factoren lokken het gedrag uit?
- Waarom doen ouders zo?
Aantal belangrijke factoren:
- Ontwikkelingsperspectief
- Samenwerken met ouders, leerkracht en de context
- Gedragstherapie als probleemoplossend proces
- Niet praten maar doen
- De therapeut als coach
Er zijn drie diagnostische trajecten te onderscheiden:
- Minimale diagnostiek
- Kortdurende diagnostiek
- Waar nodig uitgebreide diagnostiek
Gedragstherapeutische assessmentmethoden:
- Holistische theorie: verklarend model
- Probleemkeuze: 6 criteria —> centraliteit (hoe sterk beïnvloed het probleem de rest?),
waarschijnlijkheidswaarde (wat is de waarschijnlijkheid dat dit het probleem is?),
problematische waarde (wat wil het kind?), concretiseerbaarheid (hoe concreet kun je het
formuleren?), behandelbaarheid (kun je het behandelen?), leeftijd van het kind
- Topografische analyse: beschrijven van gedrag —> heel gedetailleerd. Interactie tussen
gedrag en omgeving.
- Functieanalyse en betekenisanalyse: verklaren van gedrag
Het behavioristisch model is heel erg gericht op het uiterlijk waarneembaar gedrag. Gedrag is
een functie van omgevingsinvloeden of van ervaringen uit het verleden. Gedrag is de uitkomst
van een leerproces. Gedrag is observeerbaar, analyseerbaar en meetbaar, gedrag is te
modifi ceren op basis van leerprocessen. Dit wordt ook wel logisch positivisme genoemd.
Het inadequate gedrag is ontstaan en wordt in standgehouden door:
- Het gedrag wordt uitgelokt door situaties die bepaalde associaties oproepen (klassieke
conditionering)
- Het gedrag wordt gevolgd door positieve bekrachtigend (operante conditionering)
- Er is sprake van negatief modelgedrag dat wordt geïmiteerd (sociaal leermodel/zelfbekrachtiging)
De diagnostiek binnen dit model:
- (Screening) Vragenlijsten
- (klinisch) interview
- Observatie en gedragsregistratie
Klassiek conditionering: het gaat over reacties op stimuli. Door een leerproces wordt deze
reactie opgewekt door een eerder neutrale stimulus.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Neutrale stimulus (bel) wordt gekoppeld aan een ongeconditioneerde stimulus (vlees) —> de
ongeconditioneerde stimulus levert een onvrijwillige reactie op, namelijk kwijlen. Bij het vlees
wordt telkens een bel geluid. Op een gegeven moment is de bel alleen genoeg om de hond te
laten kwijlen. Dit is een geconditioneerde respons.
- Generalisatie: angst voor de tandarts —> angst voor alle mensen in witte jassen, Angst voor
dingen die lijken op de stimulus.
- Discrimineren: wel reageren op hoog belgeluid en niet op laag belgeluid
- Extinctie: angst zakt naar de achtergrond als hij niet gestimuleerd wordt.
Betekenisanalyse volgens het klassiek model (BA): als problemen sterk samenhangen met
emoties en die emoties worden uitgelokt door bepaalde problemen. Wat is de uitlokkende
stimuli? Vaak sprake van heftige emoties. Welke betekenis kent iemand toe aan de
ogenschijnlijke neutrale stimuli.
US/UR representatie: cognitieve representatie van onvoorwaardelijke stimulus en respons,
associatie hiertussen kan referentieel zijn (gebouw, geur) refereert aan wat je hebt meegemaakt.
Het kan ook sequentieel zijn —> als/dan reactie. Hoe komen we hieraan? —> levenservaringen
(trauma’s, negatieve interacties of incidenten). Ernst van de gebeurtenis is niet bepalend voor
ontwikkelen problematiek.
Bij het klassieke conditionering: het aanleren van nieuwe betekenissen waardoor iemand deze
CR niet meer ervaart. Interventies kunnen zich richten op:
- De uitlokkende stimulusconstellatie, de voorwaardelijke stimulus (CS)
- De cognitieve representatie van de onvoorwaardelijke stimulus en de onvoorwaardelijk
respons (US/UR- representatie)
- De emotionele reactie zelf als representatie van die associatie (CR)
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Interventietechnieken:
- Exposure aan gevreesde situatie: angsthierarchie (stappenplan), associaties verbreken door
oefenen —> ook ontspanning leren
- Herevalueren US/UR representatie: informatie verstrekken, herettikettering, EMDR
- Angstbeheersing (anxiety management, copinggedrag): ontspanningsoefeningen, cognitieve
interventies
Operante conditionering: gedrag is aangeleerd door de gevolgen ervan —> Bekrachtiging.
Dieren werden in een kooi gezet en konden eten krijgen door een knop in te drukken.
Successieve approximatie —> elk gedrag dat in de richting komt van goed gedrag wordt
beloond. Dus al het zoek gedrag wordt beloond. Uiteindelijk alleen wanneer ze op de knop
drukken. Het gaat echt om geleerd gedrag niet om automatisch gedrag. Wanneer het gedrag
volgt door een straf treedt het gedrag niet meer op. Skinner besteedt weinig aandacht aan
innerlijke processen.
Uitgangspunten operanet conditionering:
- Al het gedrag is aangeleerd
- Gedrag wordt ontlokt door bepaalde omgevingsfactoren
- Gedrag in een bepaalde situatie wordt in stand gehouden door gevolgen van dat gedrag
- Gedrag in een bepaalde situatie blijft bestaan als de gevolgen overwegend positief zijn.
Om gedrag te beïnvloeden is er een hypothese nodig:
- In welke specifieke situatie en onder welke precieze omstandigheden
- een specifiek geformuleerd gedrag
- positieve gevolgen heeft voor de persoon (vanuit het perspectief gezien van de persoon)
- Het gaat om een post hoc hypothese
Functieanalyse (FA) volgens operant model:
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Sd: discriminatieve stimulus (= context
waarin associatie R à Sr geldt)
R: respons (= doelgedrag)
—>: associatie van door cliënt veronderstelde verband R en Sr
Sr: reïnforcerende stimulus
(= vermeende bekrachtigende stimuli (Sr- pos) en feitelijke (negatieve) consequenties die
doelgedrag zo problematisch maken (Sr-neg)
Operante conditionering en sociaal leermodel: het aanleren van nieuw gedrag of het laten
toenemen van gewenst gedrag. Het afl eren of doen afnemen van ongewenst gedrag.
Interventies kunnen zich richten op:
- Manipulatie van de omgeving uitlokkers van probleemgedrag (sd)
- Het aanleren van gewenst gedrag/coping skills (R)
- Het beïnvloeden van bekrachtiginspatroon (Sr)
Gewenst gedrag kan toenemen door:
- positieve bekrachtiging gewenst gedrag
- Weghalen van negatieve bekrachtiging
- Differentiële bekrachtiging (shaping, chaining, bekrachtiging van onverenigbaar gedrag en
stimuluscontrole/discriminatieleren)
Afname ongewenst gedrag door:
- uitdoving (negeren)
- Overcorrectie
- Response cost (RC)
- Time out (afzondering)
Overige methoden zijn contigency contracten en token economy (fasen-systeem)
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Mediatietherapie is een behandelvorm waarbij opvoeders rechtstreeks bij de behandeling
worden ingeschakeld. De mediator ontvangt instructies om het gedrag van het kind in de
gewenste richting te veranderen. De consultatieve triade bestaat uit:
- Consult gever
- Mediator
- Kind
Sociaal leren (Bandura):
- Nieuw gedrag door het observeren van anderen
- Zien dat anderen beloond of gestraft worden
- Imiteren het gedrag van anderen (modeling) of neemt hetzelfde gedrag toe of af
Cognitief model: niet de situatie bepaalt wat we doen maar de wijze waarop we de situatie
interpreteren bepaalt ons gedrag. Deze betekenisgeving komt naar voren in:
- (negatieve) verwachtingen van hoe iets zal gaan
- (negatieve) waarderingen van ons zelf of anderen
- (onjuiste) attributies
- (irrationele) overtuigingen
Daarbij speelt zelfregulatie en zelfcontrole een rol.
Psychopathologie is een gevolg van systematische vertekeningen in de wijze waarop informatie
geselecteerd en verwerkt wordt tot betekenissen. Deze vertekeningen zijn het gevolg van
eerdere in het geheugen opgeslagen kennis. Het gedrag wordt dus niet alleen door externe
factoren, maar ook door interne factoren bepaald. Er is samenhang tussen denken, voelen en
doen.
Diagnostiek kan worden gedaan aan de hand van een gesprek met het kind, gestructureerde
methoden, vragenlijsten, cognitieve processen meten.
Aaron Beck:
De behandeling is gericht op het wijzigen van disfunctionele gedachten zodat het kind in de
toekomst adequaat zal denken, voelen en zich adequaat zal gedragen. Het leren van nieuwe
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
cognitieve vaardigheden en strategieën staat centraal. Er zijn een aantal interventies om dit te
bereiken:
- Cognitieve herstructurering: cognitieve therapie, schematherapie, driefasenmodel (1.
Identifi ceren van huidige gedachtes, gevoelens, gedrag en schema’s 2. Cognitieve uitdaging
3. Genereren van alternatieve cognities)
- Cognitieve Behavior therapy/modification: zelfregulatie, zelfi nstructiemethoden,
probleemoplossingmethodiek
Typische denkfouten:
- Koning eenoog: selectieve aandacht voor spanningverhogende prikkels
- Gevangen zijn: interpretatie van de situatie als een gevaar, een bedreiging of onoplosbaar
probleem
- Het vergrootglas bovenhalen: selectieve abstractie van 1 element van de ervaring
- Etiketten plakker: dichotomiseren
- Waarzegger: overgeneraliseren
- Koppe ezel/ik de grote: personaliseren, verantwoordelijk voelen
Prins hoofdstuk 1
De moderne geschiedenis van de kindergedragstherapie begint in de jaren twintig van de 20e
eeuw. De echte doorbraak van de gedragstherapie vond pas in de jaren zestig plaats.
Gedragstherapeuten richtten zich toen vooral op de behandeling van kinderen met een
ernstige gedrags- of ontwikkelingsstoornis. Behandeling was gebaseerd op de operanet
conditioneringsprincipes van Skinner. De eerste programma’s waren vooral gericht op het
terugdringen van gedrag of het systematisch aanleren van taal. Geleidelijk werd
gedragstherapie ook op grotere schaal toegepast. Drie fases/generaties:
1. Jaren 60-80:
- Vooral gericht op uiterlijk waarneembaar gedrag
- Operante en klassieke conditionering
- Bandura: modeling —> cognitieve stroming
2. Jaren 80-90:
- Cognities zijn functionele onderdelen in de gedragsketen —> belangrijk!
3. Eind jaren 90-nu
- Acceptance and commitment therapy
- Mindfulness based cognitive therapy
Kindergedragstherapie: empirische benadering van psychologische problemen. Het
uitgangspunt is dan ook dat abnormaal gedrag grotendeels aangeleerd is. Wat onderscheidt de
cognitieve gedragstherapie van andere interventiemethoden?
- Het ontwikkelingsperspectief: ontwikkeling van het kind, problemen bekijken vanuit
ontwikkelingsperspectief
- Samenwerking met de ouders en de context: kinderen leven in een gezin —> speelt een rol
- Probleemoplossende proces: Gedragstherapie heeft een probleemoplossend perspectief
- Niet praten maar doen: kinderen leren meer door te doen dan door te praten
- Therapeut heeft een coachende rol: therapeut leert het kind om zelf na te denken en
oplossingen te zoeken
Onderzoek naar moderatoren van behandeleffecten waarop een indicatiestelling kan worden
gebaseerd, is tot nu toe weinig gedaan maar is wel belangrijk om te onderzoeken welke
behandeling toegepast zou moeten worden bij bepaalde problemen. Tegenwoordig wordt de
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
jeugdhulpverlening steeds meer gestuurd door het evidence based werken.
Behandelmethoden die werkzaam zijn gebleken, worden toegepast.
Gedragstherapie heeft deels als doel om de gedragsmogelijkheden van ouders en kinderen uit
te breiden. Ook kan emotionele problematiek verminderd of opgeheven worden.
Gedragstherapie kan worden gezien als een verzameling van keuzemomenten waarop de
therapeut en client bepalen hoe nu verder te gaan met de behandeling. Bij kinderen is het
proces anders dan bij volwassenen, zij kiezen bijna nooit zelf voor hulp. Er zijn zeven fasen:
1. Kennismaking: aanmelding, eerste gesprek, keuze voor gedragstherapie, uitleg van
werkwijze. Wie zijn er betrokken?
2. Probleeminventarisatie: wat wordt als probleem ervaren? Hoe zijn problemen ontstaan?
Verschillende elementen worden in een theoretisch kader geplaatst —> holistische theorie
(HT), ook wel casusconceptualisatie (CC) —> geeft op basis van gesprekken met de client,
metingen en observaties de probleemsamenhang weer.
3. Probleemdefiniëring: topografi sche analyse, functieanalyse en een betekenisanalyse
4. Behandelingskeuzes: formuleren van therapeutische doelen spelen verschillende zaken
een rol —> de resultaten van de functieanalyse en de andere kenmerken van het
hulpbehoevende kind, de pedagogische mogelijkheden van de ouders/verzorgers, de
effectiviteit van de methoden die beschikbaar zijn en de kennis en mogelijkheden van de
therapeut. Dit kan in fasen. Bij het kiezen van de behandeling is er een spanningsveld tussen
het zien van het kind als een individu en het volgen van een evidence-based
standaardprotocol.
5. Behandeling: een therapeut moet werkrelaties kunnen opbouwen, kunnen werken met
ouders die nauwelijks met elkaar communiceren, de therapeut moet doelgericht werken
met ouders die door eigen problematiek de ouderrol niet kunnen vervullen. Voor het
werken met kinderen moet de therapeut een sociaal bekrachtigende, cliëntgerichte
grondhouding, empathie en echtheid, directiviteit, structurering, aansluiten bij leeftijd. Een
behandeling kan ook stagneren, dit moet goed geanalyseerd worden door middel van
bijvoorbeeld een functieanalyse: gebrek aan motivatie bij de client, therapie niet geschikt,
problemen bij de therapeut.
6. Evaluatie en afronding: frequentie en intensiteit van therapeutisch contact wordt
teruggebracht. Evaluatie is belangrijk.
7. Boostersessies en follow-up
Het behandelverloop moet steeds worden bijgehouden tijdens de base-line en behandelfase.
Zo kan men achterhalen of, wanneer en waarom een interventie werkt. Dit is een onmisbaar
onderdeel van het evidence based gedragstherapeutisch werken. Bij de N=1 methodologie
worden de resultaten van een behandeling geanalyseerd op individueel niveau in plaats van
groepsniveau. —> routine process monitoring.
Prins hoofdstuk 2
Gedragstherapie relateert probleemgedrag aan omgevingsvoorwaarden. Het
gedragsassessment staat hierbij centraal. Na een verkennende inventarisatie van
probleemgedrag wordt de holistische theorie (HT) uitgewerkt, gevolgd door de topografische
analyse (TA), de functieanalyse (FA) en de betekenisanalyse (BA). Deze zijn gerelateerd aan het
operanet paradigma, het klassieke paradigma en innerlijke (cognitieve) stimuli.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
De grote belangstelling voor behandelprotocollen die aansluiten op DSM-stoornissen vormt
een belangrijke nieuwe tendens. Er zijn twee redenen waarom een gedragstherapeut nog wel
individu-gerichte gedragsanalyse moet kunnen uitvoeren:
- Professional moet qua kennis en vaardigheid boven een protocol kunnen staan en zelfs
individuele aanpassingen kunnen uitvoeren binnen het protocol. Optimale
behandelresultaten worden pas bereikt wanneer een protocol flexibel en met kennis van
zaken wordt toegepast
- Bij het grootste gedeelte van de stoornissen is slechts 50% van de cliënten na het doorlopen
van het protocol klachtenvrij
Gedragsdiagnostiek wordt vaak via een getrapte benadering uitgevoerd. Er zijn drie
verschillende diagnostische trajecten. Er wordt begonnen met het minst ingrijpende traject. Als
deze niet werkt wordt er overgegaan op een uitgebreidere diagnostiek en behandeling. De drie
trajecten:
- Minimale diagnostiek: korte papieren screening, waarna problemen snel en
oplossingsgericht worden geanalyseerd en behandeld —> client wordt uitgenodigd tot het
formuleren van doelen die haalbaar, concreet en in positieve toekomstgerichte termen
gesteld kunnen worden —> commitment fase: overeenstemming tussen hulpverlener en
client over doelen en werkwijze —> client heeft directe regie
- Kortdurende diagnostiek: er vindt een klachtenanamnese plaats met de ouders en een
klinisch interview met het kind/de jongere. Na een of twee gesprekken wordt een diagnose
gesteld en de DSM classifi catie bepaald —> klachtenanamnese met ouders en kind of jongere
(aanleiding, omschrijving, antecedente en consequente factoren, frequentie, duur en
intensiteit, omgang, eerdere hulp, verwachtingen). Ook wordt er gekeken naar de ernst:
* Is het gedrag leeftijdsadequaat?
* De specificiteit van het probleemgedrag
* De situatiespecificiteit van het probleemgedrag
* Enkelvoudig of meervoudig probleemgedrag
De invloed van negatieve factoren kan verminderd worden door beschermende factoren:
* Intrapersoonlijk niveau: zelfvertrouwen
* Organisch niveau: gezondheid
* Interpersoonlijk niveau: steun van familie
* Hogere orde niveau: voldoende inkomen
- Waar nodig uitgebreidere diagnostiek: uitgebreidere vorm van psychodiagnostiek en
gedragsassessment, welke is afgestemd op de individuele client. Er worden voorafgaand aan
de behandeling meerdere hypothesen opgesteld en getoetst. Individueel behandelplan. —>
eerste anamnese uitgebreid met extra gesprek —> meer verdieping.
In de kindergedragstherapie is de directe gedragsobservatie (naast interview) de tweede
belangrijke methode. Voordelen:
- Metingen in de natuurlijke omgeving van het kind zijn objectief
- In vergelijking met beoordelingsschalen heeft observatie een grote externe of ecologische
validiteit
- Er kan informatie verworven worden over de functie van gedragingen
- Het heeft een positieve invloed op de samenwerking met cliënten
Binnen de observatie zijn een aantal stappen:
1. Operationalisatie: doelgedragingen vaststellen
2. Hypothesen opstellen over functies van probleemgedrag
3. Hypothesen uitwerken tot observatiecategorieën
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Er kan bij het observeren een ABC-schema gebruikt worden:
- Antecedent
- Behavior
- Consequentie
Dit moet genoeg informatie opleveren om de determinerende, discriminatieve en
bekrachtigende stimuli en hier vervolgens interventiemaatregelen uit te kiezen. Afhankelijk van
de kenmerken van het probleemgedrag kan er een van de volgende methoden worden
gekozen:
- Time sampling: als probleemgedrag vaak voorkomt en een duidelijk begin en einde heeft,
kan gekeken worden hoe vaak het voorkomt tijdens een korte observatieperiode van bijv. 30
min
- Event sampling: als probleemgedrag weinig voorkomt maar wel heel heftig is kan ook
specifi ek geobserveerd worden wanneer het gedrag plaatsvindt en hoe lang het duurt
- Interval sampling: als bepaald gedrag soms veel en soms weinig voorkomt en ook geen
duidelijk begin en einde heeft kan er in hele korte tijd bijv. 30 seconden gekeken worden hoe
vaak het gedrag voor komt
Er zijn een aantal manieren om de klachtenanamnese uit te breiden:
- Ontwikkelingsanamnese: een extra gesprek dat zich richt op de ontwikkeling die het kind
doorloopt naar volwassenheid. Het is voor ouders soms lastig om bepaalde fasen te
herinneren omdat het geleidelijk verliep, ook kan sociale wenselijkheid een rol spelen.
- Gezin functioneren en culturele factoren: dieper ingaan op hoe het gezin functioneert,
pedagogische en affectieve klimaat, stressfactoren, steunbronnen en het functioneren van
andere kinderen. Dit kan door een gesprek of opdrachten —> hechtingsrelatie
- Biografische anamnese: voorgeschiedenis van de ouders zelf
Om informatie te krijgen voor de holistische theorie (HT) kan het psychodiagnostische
onderzoek een volgende stap zijn:
- Intelligentieonderzoek
- Neuropsychologisch onderzoek en orthodidactisch onderzoek
- Sociaal-emotioneel onderzoek
- Ander specialistisch onderzoek bijv. Taalstoornis
In de probleemsamenhang worden verbanden beschreven tussen contextvariabele,
probleemgedragingen en de gedragsdeterminanten die invloed kunnen hebben op het
veroorzaken en in stand houden van de aanmeldingsklachten. De holistische theorie (HT) is een
verklarend model dat de verschillende probleemgebieden en hun onderlinge verbanden bevat.
Het doel is om uit te komen tot een verantwoorde probleemkeuze. Kuyken, Padesky en Dudley:
collaboratieve casusconceptualisatie: therapeut en client werken samen in het beschrijven en
het verklaren van alle onderwerpen die een client inbrengt. Het doel hiervan is de behandeling
in goede banen te leiden, de stress bij de client te verlichten en het vergroten van de
weerbaarheid van een client, waarbij er aandacht is voor problematisch functioneren en
veerkracht. De uitwerking van de HT en de mate waarop de HT de kwaliteit van het
diagnostische proces verhoogt is bijna niet onderzocht —> gebruik van meer gestructureerd
format en training kunnen de kwaliteit en interbeoordelaarsbetrouwbaarheid vergroten. De
behandelaar kiest samen met de client het probleem dat als eerst bewerkt gaat worden. Er zijn
zes criteria bij het kiezen van het probleem:
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
1. Centraliteit: in welke mate heeft het probleem een kernpositie en hoe sterk beïnvloedt het
andere problemen?
2. Waarschijnlijkheidswaarde: hoe sterk zijn de therapeut, de ouders en het kind overtuigd
van het bestaan van het probleem?
3. Problematische waarde: hoe belastend is het probleem voor het kind zelf en voor de
ouders? Wil het kind eraan werken?
4. Concretiseerbaarheid: hoe concreet kan men het probleem formuleren?
5. Behandelbaarheid: hoe haalbaar is de nagestreefde verandering? Kan dit bereikt worden?
6. Leeftijd van het kind: jonger dan 12 —> ouders beslissen. Tussen 12-16 samen en vanaf 16
het kind
Drie vormen van analyse:
- Topografische analyse (TA): gedetailleerde beschrijving van het probleemgedrag, in welke
situaties komt het gedrag voor. Het gekozen gedrag wordt chronologisch uitgeschreven in
concrete formuleringen. Interpretaties van probleemgedragingen worden
geoperationaliseerd in objectieve gedragsbeschrijvingen —> zichtbaar of hoorbaar. Fysieke
omgeving, activiteit, overt gedrag, covert gedrag en de personen —> objectieve en concrete
gedragsbeschrijvingen van interacties tussen gedrag en omgeving.
- Functieanalyse (FA): hypothese over een mogelijke waargenomen samenhang tussen
gedrag en consequenties op basis van het operante leerparadigma. De omgeving wordt zo
meer beheersbaar, doordat er inzicht is in het doen en laten en de consequenties ervan. De
aannames hebben een post hoc karakter —> verklaringen voor gedrag, waarom het in
frequentie toeneemt en gehandhaafd blijft. Een geschematiseerde FA bestaat uit vijf
onderdelen:
1. Respons (R), het doelgedrag
2. De SR representatie van de verwachte bekrachtigende stimuli
3. De associatie van het door de client veronderstelde verband tussen R en SR
4. De door de client waargenomen discriminatieve stimulus (SD) —> context begrensd
5. Feitelijke consequenties die ervoor zorgen dat het gedrag problematisch is
Establishing operations (EO) is de nieuwe term voor setting events —> concrete
contextuele stimuli die de waarde en effectiviteit van bekrachtiger in een FA kunnen
beïnvloeden —> waarom doet iemand iets?
- Betekenisanalyse (BA): als problemen samenhangen met emoties die uitgelokt worden
door bepaalde gebeurtenissen, is dit vaak ontstaan door klassieke conditionering. De
uitlokkende stimuli moeten dan opgespoord worden. In de BA staat behalve de aannames
over ontlokkende stimuli, vooral de betekenis die aan de uitlokkende stimuli wordt
toegekend centraal. Er zijn referentiële associaties (waarbij iemand terug denkt aan het
verleden) en sequentiële associaties (verwachtingen over de toekomst). De BA bestaat uit vier
onderdelen:
1. De voorwaardelijke/uitlokkende stimulus (CS)
2. De cognitieve representatie van de onvoorwaardelijke stimulus en respons (de UCS/UCR
representatie)
3. De associatie tussen de CS en de UCS-UCR representatie
4. De emotionele reactie zelf als representatie van die associatie
Wat zijn de verschillende generaties gedragstherapieën?
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Eerste generatie: kloof tussen psychodiagnostiek en gedragsassessment (manier van taxatie
die los stond van de traditionele gedragstherapie) gericht op states (welk gedrag is nu
observeerbaar in de situatie) en niet op traits (onveranderlijke persoonskenmerken)
- Tweede generatie: leertheorie en cognitieve theorieën geïntegreerd. Betekenisanalyse
(Korrelboom en ten Broeke)
- Derde generatie: nieuwe diagnostische methoden voor nieuwe domeinen. Meer waarde aan
acceptatie van eigen persoon en de situatie. Ook meer aandacht voor het therapieproces en
de therapeutische relatie als instrument van verandering. Dit komt ook in de
assessmentmethoden naar voren: specifieke lijsten, therapieproces op metaniveau
- Vierde generatie: neurowetenschappen erbij betrekken
Prins hoofdstuk 3
In de tweede helft van de vorige eeuw zijn op basis van experimentele onderzoeken de
gedragsveranderende operanet technieken ontwikkeld. De belangrijkste operanet principes:
- Al het gedrag is voorspelbaar
- Instrumenteel gedrag (gedrag dat invloed heeft op de omgeving) kan bestudeerd worden
door situaties op zo’n manier in te richten en te veranderen dat het doelgerichte resultaten tot
gevolg heeft
- Er is in de klinische praktijk altijd sprake van een wisselwerking tussen het probleemkind en
zijn directe omgeving
Skinner was van mening dat gedragsproblemen niet los kunnen worden gezien van
omgevingsinvloeden. Daarom moeten de voor het kind belangrijkste volwassen ook bij de
behandeling betrokken worden.
In het klassieke leerparadigma wordt respondent gedrag ontlokt door antecedenten stimuli.
Operant gedrag heeft invloed op de consequenties van dat gedrag. Willekeurig gedrag kan via
het operanet leerparadigma in duur, frequentie en vorm veranderd worden. Voorafgaand aan
operanet technieken moeten er functionele gedragsanalyses plaatsvinden (ABC-benadering).
De meeste operante technieken zijn gebaseerd in bekrachtigingsprocedures of
strafmaatregelen.
Bekrachtiging/reinforcement is het sleutelelement van alle operante technieken.
- Positieve bekrachtiging: gedrag neemt toe wanneer het onmiddellijke gevolg van het
gedrag prettig of aangenaam is bijv. Beloning. Dit kan intrinsiek zijn (compliment) of
extrinsiek (cadeautje) —> extrinsiek in vastgelopen situaties. Tocken economy procedure
(TE/puntensysteem): kind kan voor gedrag punten behalen (secundaire bekrachtigers) en
die kunnen ingewisseld worden voor iets materieels (back up versterkers).
- Negatieve bekrachtiging: onmiddellijke gevolg wordt als prettig gezien omdat iets
negatiefs wordt weggehaald
Differentiële bekrachtiging: nauw onderscheid maken tussen wat wel en wat niet bekrachtigd
moet worden. Dat kan door:
- Shaping: stapsgewijs nieuw gedrag aanleren. Gedragingen die het doelgedrag benaderen
(approximatie), worden bekrachtigd en gedragingen die er niet op lijken worden genegeerd
(uitdoving). Gedrag kan in stukjes verdeeld worden —> successieve approximatie.
- Chaining: gedrag opsplitsen in kleine stukjes/schakels. Deze schakels worden aangeleerd tot
ze ineens in zijn geheel kan worden vertoond. bijv. Kinderen met een VB zelf leren aankleden
en tandenpoetsen. Je begint bij de laatste schakel —> onmiddellijk bekrachtigende waarde
- Bekrachtiging van onverenigbaar gedrag: bekrachtiging van alternatief gedrag dat niet
tegelijk met het ongewenste gedrag kan optreden. Niet bij alle problemen is dit effectief
genoeg.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Stimuluscontrole/discriminatieleren: veel gedragsproblemen zijn gerelateerd aan
specifi eke situaties omdat het gedrag in sommige situaties wel gewenst kan zijn maar in
andere niet. In de ene context bekrachtigen, in de andere context negeren.
Strafprocedures: gedrag in frequentie afnemen doordat het directe gevolg onaangenaam is.
- Positieve straf: aversieve stimulus toevoegen
- Negatieve straf: iets aangenaams weghalen
Uitdoving/negeren: gedrag neemt af door het achterwege laten van bekrachtiging. Het
ongewenste gedrag wordt volledig genegeerd om op die manier het gedrag te laten
afzwakken. Er zijn verschillende manieren om het gewenste gedrag te bereiken:
- Overcorrectie: ongewenst gedrag —> meteen leren om dat te herstellen en gewenst gedrag
te vertonen. Gaat dat goed dan moet het meteen bekrachtigd worden.
- Response cost (RC): beloningen of privileges inhouden. Dit wordt ook vaak als dreiging
gebruikt. Daardoor kan problematisch gedrag verergeren omdat ouders geen grenzen
kunnen stellen. Het is wel effectief als ze iets ook echt kunnen wegnemen en het direct volgt
op ongewenst gedrag.
- Time out: de meest aversieve vorm van straf. Kinderen die ongewenst gedrag vertonen
tijdelijk afzonderen. Dit moet van te voren uitgelegd zijn. Het werkt beter als de
afzonderingsruimte een plek is waar geen bekrachtiging plaatsvindt, de time out snel volgt
op een ongewenste gedraging, de time out zo consistent mogelijk wordt toegepast, de time
out zo kort mogelijk duurt.
Contigency contracting: contract tussen opvoeder en kind. Hierover moet onderhandeling
plaatsvinden. Vaak bij oudere kinderen. Zaken die vastgelegd worden:
- Doelen voor elkaar (concreet en observeerbaar)
- Beide kanten bereid zijn tot compromissen
- Positief reageren op gewenst gedrag
- Genuanceerd feedback geven wanneer doel niet behaald wordt
Rechten en plichten van beide kanten!
Mediatietherapie: het inschakelen van derden bij de therapeutische behandeling. Het is een
indirecte interventiemethode die gebruik maakt van een intermediair waarbij
gedragsproblematiek van het kind wordt aangepakt. Het doel van de therapie is om de
problematiek op te heffen of er zo goed mogelijk mee om leren gaan. Er zijn drie stappen:
1. Het erkennen en omschrijven van de hulpvraag —> van alle partijen!
2. Analyseren van de functie van de klacht in de context —> hoe gaan ouders ermee om?
Verschil visie ouder en kind? Vanaf adolescentie werkt dit niet altijd meer.
3. Triadisch werkmodel (Tharp en Wetzel): deskundige, mediator en kind. De deskundige biedt
via een mediator hulp aan de opvoeder om het gedragsprobleem van het kind zelf op te
lossen.
Mediatie therapie heeft zich sterk ontwikkeld. Het is bij externaliserend problematiek de eerste
interventie geworden, maar het kan ook worden toegepast bij internaliserende problemen. Het
moet dan wel gecombineerd worden met kindgerichte gedragstherapie. Het rendement van de
mediatiebenadering is sterk afhankelijk van de functieanalyse van externaliserend
probleemgedrag en de centrale plaats van het interactiepatroon van wederzijds afdwingen
binnen de ouder-kind interacties —> vaak een sterk interactieprobleem.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Ouders leren eerst om gewenst gedrag te benoemen en uit te lokken. Daarna om gewenst
gedrag consequent te bekrachtigen en het consequent afzwakken van ongewenst gedrag. Het
kind leert zo dat het loont om prosociaal gedrag te vertonen. Rollenspel is belangrijk —>
oefening en instructie.
Het belangrijkste doel van behandeling op school is een om van de klas een gunstige
leeromgeving te maken waar de leerkracht goed les kan geven. Traditioneel model: classroom
management —> leerlingen houden zich aan regels in de klas —> voorspelbaar en veilig
schoolklimaat. De leerkracht focust hier vaak op het negatieve, hier wordt juist gefocust op het
positieve. Classroom behavior management: alternatieven voor straf. Er zijn drie soorten
interventies:
- primaire interventie: universeel, er is geen sprake van problematiek
- Secundaire interventie: risico kinderen
- Tertiaire preventie: er zijn al gedragsproblemen
Schoolwide positive behavior support (SWPBS): schoolberde aanpak, uit gedeelde waarden
concrete gedragsverwachtingen formuleren voor de kinderen die systematisch kunnen worden
geoefend en bekrachtigd. Puntensysteem met beloning, boetes en differentiele bekrachtiging.
De primaire verantwoordelijkheid van mediatietherapie ligt bij mediatoren, zij bepalen of
instructie wordt opgevolgd.
Collegeweek 3
Hoorcollege
Interventieonderzoek: doen behandelingen wat ze beloven? Er zijn veel interventies, veel
instellingen met hun eigen visie, hoge kosten —> het is belangrijk om te weten wat wanneer
werkt. Hoeveel behandelingen zijn er evidence based? In de VS is 1 tot 5% evidence based. In
Nederland geldt dit ook. Van de andere interventies weet je niet zeker dat ze werken —.> een
nog kleiner deel zijn goed onderzocht.
Risico’s van een niet goed onderzochte behandeling:
- Verspilling geld, tijd en moeite
- Toename van klachten
Interventiespectrum:
- gezondheidspromotie: gehele
bevolking
- Preventie —> indicated (mensen die al
bepaalde mate van klachten hebben),
selectief, universeel (algemeen of
deels)
- Behandeling: case identification
(vaststellen van diagnose)
standaardbehandeling (aanbieden van
effectieve, evidence based
behandeling)
- Voorgezette zorg: langdurige behandeling, nazorg
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Wanneer zijn interventies effectief —> effect size:
- >.80 = groot
- .50 - .80 = medium effect
- <.20 = klein effect
En zijn onze interventies effectief? Er zijn weinig studies en kleine effecten.
Individuele programma’s: grote effect sizes. Interventie programma’s hebben kleinere effecten.
Weisz: traditionele psychotherapie:
- 160 kinderen, 7 therapeuten
- Onbeperkt aantal sessies (M=60 individuele sessies —> in NL is dit 12)
- Controle groept: individual tutoring
- Random
- Resultaten -.08 —> geen effect van reguliere zorg
Er zijn meer onderzoeken geweest. Nu wordt er vaak .40 genomen.
Problemen met effectiviteit onderzoek:
- te veel interventies
- Niet goed omschreven
- Niet onderzocht
- Wel onderzocht maar niet goed onderzocht of kleine effectsizes
Onderhand zijn er een aantal eisen gesteld aan interventies. Nederlands Jeugdinstituut:
- beschrijving: doel, doelgroep, inhoud werkwijze of methodiek (goed protocol met acties en
middelen)
- Toepasbaar: uitvoerbaar in de praktijk, overdraagbaar, randvoorwaarden zijn duidelijk
(kosten, steun instelling, eisen hulpverlener)
- Theoretische onderbouwing: analyse van risicofactoren en beschermende factoren,
theoretisch kader (ontstaan en in stand houdende factoren), aannemelijk maken dat de
interventie zou kunnen werken
Waar moet een interventie onderzoek aan voldoen:
Landelijke erkenningscommissie interventies: geen echte criteria, mate van bewijskracht/
effectiviteit
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Effectladder:
- theoretisch goed onderbouwd: interventie heeft potentie obv theorie, is echter nog geen
onderzoek
- Waarschijnlijk effectief: beperkt onderzoek aanwezig dat laat zien dat de interventie beter
werkt dan de gebruikelijke zorg
- Bewezen effectief: voldoende kwalitatief onderzoek dat aantoont dat de
- interventie beter werkt dan de gebruikelijke zorg
- Kosteneffectief: effectiviteit voldoende vastgesteld en financieel aantrekkelijk.
1: heeft de interventie potentie:
Kernelementen:
- Doelgroep
- interventie/inhoud
- Uitkomsten/doel
Beschrijvend onderzoek dmv observaties, draaiboeken en interviews
Voorbeeld:
- kinderen met ADHD
- Psychoeducatie —> wat is ADHD, positieve aspecten, welke behandelingen
- Kennis en inzicht
2: is de interventie veelbelovend/theoretisch goed onderbouwd?
Theorie over beoogde effecten van interventie
Literatuur onderzoek:
- Theorie
- Oorzaken en gevolg van problemen
- Ander onderzoek naar effectiviteit
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Meta-analyse
- Richtlijnen
- NJI databank
Voorbeeld:
Theorie over beoogde effecten van interventie
Dmv literatuur: erfelijke factoren, neurobiologische disfuncties, prenatale blootstelling aan
nicotine en alcohol
3: is de interventie doeltreffend?
Doelen zijn bereikt, problemen zijn afgenomen, competenties toegenomen, cliënten tevreden
Veranderingsonderzoek: primair of secundair
Hoe? vragenlijsten, interviews, observaties
Wie? kind, ouders, leerkracht, observator, peers
Wanneer? voormetingen, nametingen (korte termijn), follow-up (lange termijn)
Voorbeeld:
Minder ADHD symptomen, meer competenties, cliënten tevreden, veranderingsonderzoek dmv
interview
4: is de interventie werkzaam?
Effect van interventie is bewezen, interventie is verantwoord voor het effect.
Quasi-experimenteel onderzoek:
- experimentele conditie vs. Controle conditie
- Controle conditie: geen interventie/wachtlijst, andere interventie, reguliere zorg/care as usual,
placebo
Herhaalde N=1
Voorbeeld:
Mutlimodal treatment study of children with ADHD: therapie, controlegroep.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
4: is de interventie werkzaam:
Experimenteel onderzoek: RCT
Pseudo-randomisatie: andere manieren van toewijzing:
- Geboortedatum
- Volgorde van binnenkomst
- Dag van de week
- Onzerzoeksnummer
Dit is dus niet random
Waarom zou je wel randomiseren?
- minimaliseren van confounding factors zoals kenmerken van het probleem of diagnosis,
vragenlijst kenmerken, demografische gegevens
- Effect van de interventie is te isoleren en te kwantificeren
- Zegt iets over causaliteit
- Maximaliseren van statistische power: dezelfde groepgroottes
- Minimaliseren selectie bias: geen voorkeur
Randomised controlled trial (RCT): personen obv toeval experimentele conditie of een
controle conditie:
- hoge mate van interne validiteit, effect komt daadwerkelijk door de interventie
- Hoge externe validiteit, betrouwbare afspiegeling van de klinische praktijk —> real world
effectiveness —> conditio sine qua non
Review en meta-analyse: combineren van meerdere effect studies (RCT)
- Review: samenvatting van meerdere studies resultaten gebaseerd op literatuur —> conclusie
- Meta-analyse: meerdere studies gecombineerd en geanalyseerd —> gemiddeld interventie
effect of effect-size
Nieuwe richtingen in interventie onderzoek:
- Kosten effectiviteit: evalueert en vergelijkt uitkomsten en kosten van twee of meer
interventies. Kosteneffectief als de interventie effectiever is en minder kost of als het duurder
is maar ook meer effectief
- Moderatoren: onder welke omstandigheden en voor wie werkt de interventie het beste?
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Mediatoren: door welk proces verandert de behandeluitkomst? (theorie)
Klinische beslissingen:
Veerman hoofdstuk 1
De vraag naar de wetenschappelijke onderbouwing van de effectiviteit van interventies in de
jeugdzorg klinkt de laatste jaren steeds luider. Deze vraag is er niet alleen bij onderzoekers,
maar ook bij uitvoerend hulpverleners en hun directies. Vakinhoudelijk voelen zij de noodzaak
te moeten streven naar zorg van zo hoog mogelijke kwaliteit en kwaliteit moet blijken, onder
meer uit wetenschappelijk verantwoord effectonderzoek. Maatschappelijk zijn zij de overheid
en zorgverzekeraars verschuldigd te laten zien dat het geld goed besteed is.
Wat verstaan we eigenlijk onder effectiviteit en hoe kunnen we die aantonen? Vanuit een
praktijkperspectief kan een interventie als effectief gezien worden als de doelen gerealiseerd
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
worden en de cliënten tevreden zijn —> dit is niet altijd ook wetenschappelijk effectief (geen
andere factoren in het spel die het effect kunnen realiseren).
Onderzoeken waaruit interventies effectief blijken: systematische desensitisatie, cognitieve
gedragstherapie, oudertraining (parent management training), specifieke therapeutische
aanpakken in de pleegzorg, sommige vormen van intensieve pedagogische thuiszorg zoals
multisysteem therapie. Er zijn een aantal kanttekeningen:
- Het aantal behandelvormen dat onderzocht is gering
- Weisz: het positieve beeld wordt vertekend door interventies die in de praktijk niet worden
uitgeoefend maar die speciaal voor onderzoeksdoeleinden ontworpen zijn en alleen in het
kader van onderzoek zijn uitgevoerd. Deze zijn altijd kortdurend.
- Studies die wel in de praktijk worden uitgevoerd laten vaak geen effecten zien voor klinische
interventies.
- Veel interventies die in de praktijk van jeugdzorg worden uitgevoerd zijn onvoldoende
geëxpliciteerd om aan een goed effectenonderzoek te onderwerpen
Op basis hiervan zijn twee wegen begaanbaar om meer kennis over effecten van jeugdzorg te
verkrijgen:
- Top down implementeren van de interventies die hun effect in onderzoek bewezen hebben
- Bottom up onderzoeken van interventies die in de praktijk worden uitgevoerd
Praktijkgestuurd effectonderzoek krijgt de volgende drie kenmerken:
- Aansluiting: onderzoek naar het effect van interventies moet aansluiten bij het
ontwikkelingsniveau van die interventies. Het ontwikkelingsniveau wordt gegeven door de
mate waarin de te onderzoeken interventie een te onderscheiden ding is —> omschrijven,
onderbouwen en overdragen
- Inbedding: onderzoek naar het effect van interventies dient procedureel ingebed te zijn in
de uitvoering van de interventie. Het gebruik van onderzoeksinstrumenten hoort deel uit te
maken van het hulpverlenend handelen en deze instrumenten spreken de taal van de
interventie
- Benutting: onderzoek naar het effect van interventies dient niet in de bureaulade te blijven
liggen maar moet benut worden —> primaire proces, individuele diagnostiek,
behandelingsplanning en evaluatie.
Er zijn verschillende soorten effecten die onderscheiden kunnen worden:
- Werkzaam: evidentie dat positieve uitkomsten veroorzaakt worden door de interventie en er
is zicht op de werkzame ingrediënten —> experimenteel onderzoek/herhaalde case studies
- Doeltreffend: empirisch aantonen dat de gestelde doelen zijn bereikt, problemen zijn
afgenomen en competenties toegenomen en cliënten tevreden zijn —> (quasi) experimenteel
onderzoek, veranderingstheoretisch onderzoek, normgerelateerd onderzoek, doelrealisatie
onderzoek, clienttevredenheidsonderzoek
- Veelbelovend: een acceptabelere interventie theorie die duidelijk maakt hoe de problemen
van de doelgroep zijn ontstaan en waarom de interventie de beoogde uitkomsten zal
bereiken —> meta analyse, literatuur studie
- Potentieel: de kernkenmerken van een interventie (doelgroep, interventie, uitkomsten) en de
organisatorische en materiele randvoorwaarden zijn duidelijk en begrijpelijk beschreven —>
descriptief onderzoek, observationeel onderzoek, document analyse, interviews.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Effectiviteit is geen alles of niets begrip, er zijn gradaties van effectiviteit te onderscheiden die
de evidentie steeds overtuigender maken. Er wordt door middel van de effectladder een brug
geslagen tussen practice based en evidence based.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Veerman hoofdstuk 2
Wat moet er gebeuren om een interventie van niveau potentieel of veelbelovend te brengen?
Informatie vereist voor doeltreffend/werkzaam:
- Onderzoek: beschrijving type en resultaten Nederlands effectonderzoek naar deze
interventie (Direct bewijs)
Informatie vereist voor veelbelovend:
- Aanpak: theoretische onderbouwing
- Onderzoek: beschrijving type en resultaten van buitenlands effectonderzoek naar deze
interventie (indirect bewijs) of een Nederlandse soortgelijke interventie (indirect bewijs)
Informatie vereist voor potentieel:
- Naam van interventie
- Doel van interventie: specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch
- Doelgroep van interventie
- Aanpak: beschrijving methodiek, uitvoeringseisen en kwaliteit bewaking
- context/overige randvoorwaarden: bijv. Organisatorische randvoorwaarden
- Uitvoerende organisaties
- Overeenkomsten met andere interventies
- Bronvermelding
Een goede theorie over een interventie biedt inzicht in twee zaken:
- Mechanismen en factoren die in het spel zijn
- Werkzame ingrediënten van een interventie:
* Algemene (non specifieke): onderdelen van een interventie die tot het resultaat bijdragen
ongeacht de soort behandeling en doelgroep bijv. strucurering, professionaliteit, goede
werkomstandigheden
* Specifieke: gelden alleen voor bepaalde typen interventies. bijv. Anger coping bij
oppositioneel gedrag, allochtone cliënten en geloof
Doelgroep —> kernprobleem —> wat wordt beïnvloed & hoe wordt beïnvloed (interventie) —>
einddoel
De theorie moet aannemelijk maken hoe de interventie de gewenste uitkomsten veroorzaakt.
Veerman hoofdstuk 3
Hoe kun je met feiten aantonen dat de interventie er werkelijk toe doet? —> hoogste stuk van
effectladder. Twee vragen komen aan de orde: voldoet de interventie aan zijn doel? Is het de
interventie die verantwoordelijk is voor het resultaat en niks anders?
Bij het onderzoek zijn we vooral bezig met een oorzakelijk verband vinden tussen twee
variabelen: de interventie (onafhankelijke variabele) en het gedrag/cognitie/gevoel/situatie
(afhankelijke variabele). Kenmerkend voor het hedendaags denken over causaliteit tussen de
twee variabelen zijn de volgende vier aspecten:
- Rol van degen die het effect nastreeft: weloverwogen en doelbewust
- Multicausale benadering
- Expliciet rekening houden met de context waarbinnen het onderzoek naar causale verbanden
plaatsvindt
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Probabilistische betekenis —> als we A toepassen is het waarschijnlijker dat B gebeurt
Het kan natuurlijk voorkomen dat er een alternatieve verklaring is voor het gevonden effect —>
hiervoor kijken we naar de validiteit:
- Interne validiteit: geldigheid van de conclusies staan centraal die in het onderzoek worden
getrokken over de relatie tussen de interventie en effect —> zijn er alternatieve verklaringen
mogelijk?
- Externe validiteit: generaliseerbaarheid van het onderzoek
Storende factoren kunnen ervoor zorgen dat de interne validiteit laag is:
- Geschiedenis: gebeurtenissen die tijdens de interventie plaatsvinden maar niets te maken
hebben met de interventie (bijv. Verhuizing)
- Rijping: een kind kan over problemen heengroeien, ouders worden wijzer, etc.
- Testgewenning: alleen al deelname aan de eerste meting kan scores anders doen uitvallen,
leereffect
- Instrumentatie: de scoring van een instrument kan in de loop der tijd veranderen, niet omdat
de problemen minder zijn geworden, maar omdat invullers hun invultaak anders uitvoeren.
Hallo goodbye —> eerst juist heftiger en daarna juist minder heftig
- Statistische regressie: wanneer de scores op een instrument bij de eerste meting erg hoog
of erg laag zijn kun je bij de tweede meting niet hoger of lager scoren.
- Selectieve uitval: verloop in deelname tussen eerste en tweede meting
- Clientselectie: niet de interventie veroorzaakt het effect maar het gegeven dat onbedoeld
een groep cliënten is ingestroomd met een hogere opleiding, extra gemotiveerd cliënten etc.
- Behandelaarselectie: behandelaars die geloven in hun behandeling brengen dit ook over
op cliënten.
Naarmate de onderzoeksresultaten beter passen op de interventietheorie dan is dat een
ondersteuning van de veronderstelling dat de interventie voor het resultaat verantwoordelijk is.
Van belang is in dat verband dat de interventietheorie niet alleen de relatie tussen de
onafhankelijke en afhankelijke variabelen specificeert. Er moet ook aandacht zijn voor de
context waarin de beïnvloeding plaatsvindt en voor variabelen eveneens van invloed zijn op de
uitkomsten van de interventie. De interventietheorie legt een consistente, logische en
onderbouwde verbinding tussen het te behandelen probleem en de factoren die dat in stand
houden enerzijds en anderzijds de activiteiten die hierin verandering zouden moeten brengen
en de resultaten die daarvan op korte en lange termijn het gevolg moeten zijn. De theorie geeft
zo goed mogelijk aan wat de ingrediënten zijn van de interventie en welke andere factoren en
mechanismen er in het spel zijn die invloed hebben op de uitkomst, maar die niet door de
interventie benut worden of die niet met de interventie beïnvloedbaar zijn.
Alternatieve verklaringen zijn lastig —> geven onzekerheid. Daarom moeten factoren die de
interne validiteit bedreigen via maatregelen zoveel mogelijk onder controle gebracht worden.
Er zijn twee methoden voor:
- Design controle: hierbij vindt controle vooraf plaats door bij het onderzoeksontwerp
expliciet rekening te houden met de invloed van een aantal bekende storende factoren.
- Statistische controle: in de fase waarin de onderzoeksgegevens worden geanalyseerd,
wordt de invloed van storende variabelen gecorrigeerd. Controle vindt achteraf plaats.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Het design is niet allesbepalend —> resultaten van eerder onderzoek repliceren. Als niet alleen
het design maatgevend is voor de zekerheid van het bewijs, hoe krijgen we daar dan wel zicht
op? Je kunt de interne validiteit beoordelen aan de hand van zes criteria:
- consistentie van de relatie: als een bepaalde interventie onder uiteenlopende
omstandigheden een consistent patroon van resultaten laat zien, dan mogen we hieruit
concluderen dat deze interventie effect heeft
- Volgorde van gebeurtenissen in tijd: een belangrijk criterium is voorts dat de uitvoering
van de interventie (onafhankelijke variabele) vooraf moet zijn gegaan aan het moment
waarop de uitkomsten (afhankelijke variabele) worden gemeten
- Statistische relatie: er dient een statistisch aantoonbare relatie te zijn tussen de uitvoering
van de interventie en de uitkomsten van de ingreep.
- Dosis-respons relatie: het verband tussen de mate waarin de cliënten de interventie
ondergaan en de uitkomsten die bij hen worden gemeten (opnieuw onder gelijkblijvende
omstandigheden). Een hogere dosis = meer gunstige respons
- Specificiteit van de relatie: hier gaat het om de precieze formulering van de veranderingen
die als gevolg van de interventie worden verwacht op specifi eke gebieden of bij specifi eke
groepen. Als vervolgens juist dit soort specifi eke veranderingen worden gemeten en geen
veranderingen op andere gebieden of andere groepen dan mogen we dit opvatten als een
ondersteuning van de causale relatie tussen interventie en effect
- Samenhangend patroon van bevindingen (coherentie): passen de
onderzoeksbevindingen op de interventietheorie (goodness of fi t).
Aan elk bewijs hangt een prijs —> tijd en geld. Maar ook inhoudelijk —-> twee aspecten:
- Ethische kant van de methodekeuze: het is niet ethisch om een controlegroep doelbewust
een potentieel doeltreffende ingreep te onthouden of een minder effectieve interventie aan
te bieden.
- Meer interne validiteit leidt vaak tot minder externe validiteit.
Prins hoofdstuk 12
Het streven naar een evidence based behandeling is een vrij recente ontwikkeling en heeft een
revolutie in de GGZ ontketend. In de jaren ’50 en ’60 waren er enkele wetenschappers die
zeiden dat psychotherapie niet meer resultaat had dan het simpelweg verstrijken van tijd.
Daarom kwam er meer onderzoek. In 1995 verscheen het eerste officiële rapport over de
evidence based praktijk. Het rapport onderscheidde drie zogeheten empirisch gevalideerde
behandelingen:
- De goed onderbouwde behandeling
- De vermoedelijk werkzame behandeling
- De experimentele behandeling
Het verschil tussen een goed onderbouwde en een vermoedelijk werkzame behandeling is dat
bij een goed onderbouwde behandeling aangetoond moet zijn dat het beter werkt dan een
psychologische placebo, pil of andere behandeling. Ook moet een goed onderbouwde
behandeling ondersteund worden door minimaal twee onderzoeksteams. In beide gevallen
moeten clientkenmerken duidelijk gespecificeerd zijn en de klinische trials moeten zijn
uitgevoerd in een behandelprotocol. Het resultaat moet de uitkomst zijn van studies met een
goed groepsdesign of een reeks gecontroleerde studies met een single case design. Bij een
goed design is de conclusie dat de waargenomen verandering toegeschreven kan worden aan
effecten van de behandeling en niet aan toeval of storende factoren. Bij een experimentele
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
behandeling is nog niet aangetoond dat die vermoedelijk werkzaam is —> vaak wel toegepast in
de praktijk.
Er zijn drie belangrijke aandachtspunten in verband met het streven naar evidence based
behandeling:
- Het dodo-effect: alle behandelingen zijn gelijk, dit zou niet meer zo goed te verdedigen
kunnen zijn doordat sommige behandelmethoden effectiever zouden blijken dan andere
- Als men een behandelprotocol gaat gebruiken, kan dit leiden tot mechanische, inflexibele
interventies die zorgen voor minder vernieuwing en creativiteit in het therapeutische proces.
- Het is mogelijk dat een behandeling die in een klinische onderzoekssetting effectief lijkt,
maar niet overdraagbaar is naar de echte klinische praktijk
In de klinische praktijk worden vaak behandelmethoden gebruikt die niet systematisch
geëvalueerd zijn en die dus niet goed onderbouwd of vermoedelijk werkzaam genoemd
kunnen worden. Het bewijs voor de werkzaamheid van cognitieve gedragstherapie bij kinderen
en jongeren is wel aanzienlijk. Welke behandeling past bij welke stoornis?
- Angststoornis: cognitieve gedragstherapie
- Specifieke fobieën: participantmodeling, reinforced practice
- Depressie: cognitieve gedragstherapie en interpersoonlijke psychotherapie
- Eetstoornissen: maudsley-model gezinstherapie
- Oppositionele en gedragsproblemen: oudertraining sociaal leren en oudertraining met
videomodeling
- Alcohol en drugsproblemen: cognitieve gedragstherapie, functionele gezinstherapie en
multisystematische gezinstherapie
- Autisme: toegepaste gedragsanalyse
Intensieve behandelingen leiden niet altijd tot betere uitkomsten. Het is belangrijk om een
effectieve behandeling te ontwikkelen en te toetsen die overgezet kan worden naar de klinische
praktijk en school. Het is belangrijk dat men zich bewust is van de ethische consequenties van
het aanbieden van een ineffectieve of schadelijke behandeling aan kinderen en hun gezin —>
non-evidence based is onethisch maar ook onethisch om praktijk te beperken tot stoornissen en
problemen waar wel een werkzame behandeling voor is.
Chorpita en Daleida: evidence-based beslissingsmodel —> gegevens uit individuele
behandelingen gebruiken als leidraad bij klinische beslissingen over de behandeling. De
klinische vooruitgang wordt steeds gemeten en aanwijzingen daaruit worden gebruikt voor de
beslissing. Ook al is er geen empirische ondersteuning —> wel doorzetten.
Met een behandelprotocol wordt een operationele beschrijving van het behandelproces
gegeven. Drie kanten daarvan zijn:
- andere therapeuten krijgen door het gebruik van een protocol inzicht in de onderdelen van
de behandeling die bij de toetsing van hun werkzaamheid worden ondersteund
- Een behandelprotocol geeft een duidelijke beschrijving van de behandeling
- Er kan worden vastgesteld welke vorm van behandeling precies gebruikt is\
Chorpita, Daleiden en Weisz kwamen met een aantal kritische punten over het gebruik van
behandelprotocollen:
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- de eis dat een behandeling wordt gedefinieerd door de procedures die in het protocol staan
beschreven, betekent dat al bij een kleine wijzing van het protocol nieuwe empirische
ondersteuning nodig is
- Er is voor verschillende probleemgebieden geen protocol beschikbaar
- Wat moet een therapeut doen in het geval dat er meerdere protocollen bestaan voor een
stoornis?
Het model van Chorpita gaat over het zoeken en selecteren van gemeenschappelijke
elementen of basisprincipes van evidence-based protocollen. Deze praktijkelementen kunnen
betrouwbaar gecodeerd worden in factoren —> representeren een bepaalde behandeling. Elke
factor levert een profiel op van praktijkelementen die bij een bepaald probleem voorkwamen.
De hierover beschreven problemen worden aangepast door dit model —> vergelijkbare
protocollen, masterprofiel van meerdere protocollen etc. Er moet nog aanvullend empirisch
onderzoek worden gedaan naar dit model.
Vragen die leven bij mensen in de praktijk:
- komt het protocol in plaats van het klinisch oordeel?
- Hoe flexibel is het?
Flexibiliteit is de mate waarin de therapeut zich aanpast aan de specifieke situatie van dat
moment en zich tegelijkertijd in het algemeen houdt aan aanwijzingen en suggesties in het
protocol:
- wordt het creatieve proces beperkt door het protocol?
- Worden verbetering en verandering beperkt?
- Kan het ook gebruikt worden bij meerdere diagnoses?
- Ook binnen klinische praktijk?
Hier moet nog onderzoek naar gedaan worden.
Prescriptief matchen: bepaalde kenmerken of profi elen van de behandelde personen
koppelen met specifi eke onderdelen van een behandeling die eerder effectief bleek te zijn —>
een idiografische aanpak leidt eerder tot een positieve behandeluitkomst dan een
nomothetische benadering.
Modulaire interventie: protocol wordt systematisch aangepast aan cliëntkenmerken. Elke
praktische techniek wordt gezien als een zelfstandige module, die met andere modules
geïntegreerd kan worden.
Wanneer de werkzaamheid van een behandeling onderzocht is, wordt er gekeken of er winst
kan worden toegeschreven aan de behandeling of aanbeval of factoren die de interne validiteit
bedreigen. Volgens Weizs et al. is onderzoek-therapie, therapie in een onderzoekscentrum,
geschikt voor relatief homogene groepen die minder ernstige vormen van psychopathologie
vertonen en voor enkelvoudige problemen in behandeling komen. Klinische therapie wordt
echter gekenmerkt door heterogene groepen die regelmatig worden doorverwezen voor
behandeling en die een breed, uiteenlopend scala aan klinische problemen vertonen.
Er zijn vier verschillende soorten onderzoek:
- Werkzaamheidsonderzoek: verband tussen het behandelresultaat en therapeutische
methode. Upstream elementen worden sterk gecontroleerd
- overdraagbaarheidsonderzoek: doeltreffendheidsonderzoek, kan een interventie ook in de
klinische praktijk worden toegepast
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Verspreidingsonderzoek: mensen worden als therapeut ingeschakeld die bij het systeem in
dienst zijn, functioneren van protocol dat ooit in werd gevoerd in het systeem
- Systeemevaluerend onderzoek: systeem en onderzoeksteam onafhankelijk. Downstream
elementen zijn niet helemaal onder controle.
Collegeweek 4
Hoorcollege
Functieanalyse (FA): hypothese over uitlokkers en instandhouders van probleemgedrag
(operante conditionering, sociaal leren)
Betekenisanalyse (BA): hypothese over betekenis van waaruit een persoon heeft geleerd om
te reageren op een specifi eke situatie of prikkel (klassieke conditionering)
Cognitieve casusconceptualisatie (CCC): hypothese over de interactie tussen een specifi eke
prikkel en gedachte, gevoel en gedrag in deze situatie. Betekenisverlening is vertekend door
levenservaringen (cognitieve theorie)
Gedragstherapeutisch proces in fasen:
1. Kennismaking: aanmelding, uitnodiging, eerste gesprek, keuze voor gedragstherapie,
uitleg werkwijze.
2. Probleeminventarisatie: verkenning van gedragsproblemen, ontwikkeling en context —>
beleving van cliënten, attributies, coping, sterke kanten, ook oog voor protectieve en
risicofactoren, trauma’s, waarden, overtuigingen, achtergrond ouders zelf. Holistische
theorie, selectie van probleemgedrag en concretisering, keuze assessmentinstrumenten,
baseline
3. Probleemdefiniering: topografi sche analyses, functieanalyse, betekenisanalyse
4. Behandelingskeuzen:
doelstellingen:
- welke doelen t.a.v. kind en ouders/leerkrachten?
- Wat is de effectiviteit van beschikbare methoden?
- Wat is ervaring/bekwaamheid therapeut?
keuze behandelingsstrategie (individuele CGT, mediatie/oudercursus, gezinstherapie,
school, klinisch/residentieel, combinaties), keuze van technieken (behandelen als uniek
individu vs. Evidence-based, standaardprotocol (one size fi ts all)
5. Behandeling: uitvoering van interventies en technieken, gelijktijdige metingen/evaluaties,
opheffi ng stagnaties (eventueel terugkoppeling naar fase 2, 3, 4), vervolginterventies
Factoren om rekening mee te houden bij behandeling:
- basisvaardigheden kindergedragstherapeut
- Afstemmen op thuissituaties en/of situatie op school of elders
- Stagnaties door client, therapie of therapeut
6. Evaluatie en afsluiting: stabilisering/generalisering, eindevaluaties en laatste baseline,
afsluiting
7. Boostersessies en follow-up: rekening houden met gevoelens rondom naderende afscheid,
boostersessies met steeds grotere tussenpozen, follow-up om behandeleffect te monitoren
Leertheoretische opvattingen over ontstaan van angst:
- Tweefactorenvisie: Mowrer, 1947. Overmatige angst is resultaat van zowel klassieke als
operante conditionering
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Three pathways of fear: Rachmann, 1977. Traumatische ervaring, modeling/vicarious
learning, overdracht van informatie
Voorbeeld: hoofdpijn klachten
Diagnostische fase: wat betreft angst is er in
deze fase aandacht voor:
-De situaties die angst oproepen
(geconditioneerde en discriminatie stimuli)
-Angstige gevoel (geconditioneerde respons)
-Gedrag (operant gedrag)
- Betekenis van de situaties en negatieve
verwachtingen (US/UR representatie)
-Wijze waarop angst is ontstaan
-Nare beelden en herbelevingen van angstige
gebeurtenissen
-Gevolgen van angst voor het functioneren
-Strategieën die eerder wel of niet hebben
geholpen
Wat betreft tekort sociale vaardigheden is er in deze fase aandacht voor:
- in kaart brengen van sociale vaardigheden
- Contra indicaties
- Oefenmogelijkheden
- Inschatting maken van lijdensdruk/motivatie
Functie-analyse:
Doelstellingen:
- aanpakken sociale fobie
- Opheffen vermijdingsgedrag
- Verminderen hoofdpijnklachten
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Keuze van behandelstrategie:
- Individuele behandeling
- Groepsbehandeling
- Meditatieve behandeling
- Gezinsbehandeling
Keuze van technieken
Betekenisanalyse:
Behandelingskeuzen —> technieken
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Behandeling —> technieken voor angst (klassiek):
- blootstelling (exposure) aan gevreesde stimulus: angsthiërarchie (stappenplan), oefenen
tijdens sessie
- Angstbeheersingstechnieken (anxiety management, copinggedrag);
ontspanningsoefeningen, cognitieve interventies
- Modeling
- Verwerven nieuwe informatie
Behandeling —> integratie van strategieën:
Bij angst:
- protocollen (werkboeken): operante en klassieke strategieën
- Voorafgaand aan exposure: aandacht cognitieve interventies —> ontspanning, gedachten
uitdagen, helpende gedachten, belonen
Behandeling —> technieken voor angst (operant)
- bekrachtigen van dapper gedrag: gewenst gedrag en bekrachtigen
- Negeren of straffen van angstig gedrag
- Responspreventie
Differentiële bekrachtiging ouders:
- bekrachtigingspatroon
- Is er bij de ouders een vaardighedentekort of onvermogen?
- Wat betekent een autonomie bevorderende aanpak?
- Wat willen ze bereiken?
- Wat zijn knelpunten?
Aanleren van relaxatietechnieken:
- Ademhalingsoefeningen
- Spierontspannende oefeningen
- Verbeeldingstechnieken
- Goed oud gevoel oproepen, helpende held
Registraties kunnen in een GGGG schema.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Rationale CGT: het is niet de gebeurtenis die bepaalt hoe je je voelt of wat je doet, het is de
manier waarop je denkt over die gebeurtenis.
Evaluatie en afsluiting:
- terugval plan: uitlokkers, wat werkt wel en niet, hoe pak ik een nieuwe angst aan, wat heb ik
nodig van ouders?
- Eindmeting
- Afsluiting
Booster sessie: herhalen geleerde
Follow-up: behandeling monitoren
Functie-analyse: theorie —> operante conditionering:
- alle gedrag is aangeleerd, gedrag wordt ontlokt door bepaalde omgevingsfactoren, gedrag
wordt in stand gehouden door de gevolgen van dat gedrag
- Gedrag blijft bestaan als de gevolgen overwegend prettig zijn
- Hypothese over een mogelijke (waargenomen) samenhang tussen (probleem) gedrag en de
consequenties
- Consequenties kunnen positief of negatief zijn
- Gedrag wordt heel bewust ingezet, vanwege geleerde op grond van consequenties
—> het leren van gedrag op grond van de te bereiken gevolgen, dat wil zeggen kennis over
relatie tussen gedrag (R) en de beloning (sr) in een bepaalde situatie (sd)
Sd: R —> Sr
R: respons/doelgedrag
Sr: reïnforcerende stimulus, vermeende bekrachtigende stimuli Sr-pos en feitelijke
consequenties die doelgedrag problematisch maken
—> = associatie
Sd: discriminatieve stimulus, context waarin associatie plaats vindt
Voorbeeld:
Sd: hoofdpijn
R: thuis blijven
Sr positief: meer aandacht van moeder, hoofdpijn neemt af, gepest worden blijft uit
Sr negatief: boze vader, meer sociale isolatie, meer onzekerheid over leerprestaties, trots van
ouders blijft uit
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Prins hoofdstuk 4
De meeste leertheoretische modellen houden geen rekening met de ontwikkelingsfase waarin
het kind zich bevindt:
- Twee factoren visie Mowrer: overmatige angst is het gevolg van twee vormen van
conditionering. Klassieke conditionering wil zeggen dat een stimulus eerst neutraal was, door
een gebeurtenis geassocieerd is geraakt met een emotionele reactie. Operante
conditionering wil zeggen dat doordat het kind een beangstigende situatie vermijdt, de angst
vermindert.
- Driefasen model Rachman: het aanleren van angst kan gebeuren door een traumatische
ervaring met de gevreesde stimulus, modeling/vicarious learning, ofwel door te zien dat
anderen voor dezelfde stimulus bang zijn en van anderen horen dat de stimulus gevaarlijk is.
Er zijn verschillende angstdiagnoses. In de DSM zijn stoornissen waarbij angst een rol speelt
ingedeeld in 3 groepen:
- angststoornissen, zoals sociale angststoornis
- Obsessief-compulsieve en gerelateerde stoornissen
- Trauma en stressorgerelateerde stoornissen
Emotionele problemen bij kinderen moeten worden bekeken in het kader van hun ontwikkeling.
Er moet steeds gekeken worden of een probleem geen normaal verschijnsel is voor een
bepaalde leeftijd of als reactie op bepaalde gebeurtenissen. Jonge kinderen zijn vaker bang
voor concrete stimuli, oudere kinderen voor globale of abstracte stimuli.
Tijdens een gesprek in de diagnostische fase is het van belang om informatie te krijgen van
verschillende bronnen, de volgende zaken zijn in een gesprek van belang:
- Situaties die angst oproepen: er kunnen externe stimuli zijn. Belangrijker zijn de cognitieve
representaties van deze stimuli —> de betekenis die ze voor het kind hebben
- Angstig gevoel: de cognities, gedrag en lichamelijke reactie van het kind worden vastgesteld
- Gedrag: weglopen of vermijden van gevreesde situatie of dwangmatig gedrag
- Betekenis van de situaties en negatieve verwachtingen: welke betekenis hebben stimuli
gekregen en welke angstige verwachtingen het heeft
- De manier waarop angst is ontstaan: hoe en wanneer is de angst ontstaan
- Nare beelden en herbelevingen: alle stimuli in kaart brengen die de nare herinneringen en
beelden oproepen
- Gevolgen van angst en het gedrag van het kind: gevolgen voor het kind en voor de
omgeving.
- Strategieën die eerder wel of niet geholpen hebben
Er zijn verschillende meettechnieken bij angst:
- Anxiety disorder interview schedule: DSM angststoornissen in kaart brengen, interview
- Spence children’s anxiety scale (SCAS): vragenlijst
Welke behandelingstechnieken zijn er? Er kunnen zowel klassieke als operante
conditioneringsprincipes gebruikt worden bij de behandeling. Het kind kan individueel
behandeld worden of via de ouders. Belangrijke elementen bij effectieve behandelprotocollen
zijn bijvoorbeeld exposure, cognitieve interventies, ontspanningsoefeningen en zelfbeloning.
Ouders moeten altijd betrokken worden. Hoe jonger het kind, hoe meer de ouders betrokken
zijn —> principes van behandeling begrijpen en ondersteunen.
Behandeltechnieken op basis van klassieke conditionering:
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Veelvuldig en langdurige confrontatie met de geconditioneerde stimulus (exposure in vivo)
zonder dat daarbij de ongeconditioneerde stimulus optreedt —> koppeling verbreken
- Eerst moet duidelijk zijn hoe de angst zich ontwikkeld heeft. Ook wordt uitgelegd wat de
*
*
*
-
-
-
angst precies is en hoe de behandeling zal verlopen. Bij behandeling wordt de weg terug
behandeld, langzaam worden stukjes van de angst weggehaald. Tijdens de uitleg moet het
kind actief betrokken worden.
Principes moeten worden herhaald —> registratie formulieren of dagboek. Schrijf de angst op
met een angstthermometer om de situatie te beoordelen.
Stappenplan maken met goede spreiding van de moeilijkheidsgraad
Oefenen tijdens de zittingen, dit is belangrijk omdat:
succeservaringen worden opgedaan en het vermijdingsgedrag kan worden doorbroken
Meer te weten komen over de specifieke aard en inhoud van de angst
Therapeutische relatie versterken
er is geen overstemming over hoe lang de exposure moet duren —> goede
overeenstemming.
Kind mag geen gebruik maken van veiligheidsgedrag
Angstbeheersingstechnieken: alleen afdoende als ze gebruikt worden in combinatie met
exposure. Helpen om de angst en exposure aan te kunnen —> probleemoplossen, uitdagen
van gedachten
Cognitieve strategieën: opsporen van automatische negatieve gedachten, denkfouten,
uitdagen van gedachten, helpende of functionele gedachten.
Emotive imagery: plezierige emoties oproepen door middel van het introduceren van een
held in gevreesde situaties nauwkeurig geïnventariseerd en geordend in moeilijkheid. Er
wordt een geschikte held gekozen, bijv een stripheld. Het kind sluit de ogen en moet
gebeurtenissen vertellen waarbij de held geïntroduceerd wordt. Voelt het kind zich dan
plezierig?
Een coping model (iemand die angst heeft maar er wel goed mee omgaat) is beter dan een
mastery model (iemand die zonder vrees alles als vanzelf goed doet)
Behandeltechnieken op basis van operante conditionering:
- angst blijft bestaan doordat het angstige gedrag prettige gevolgen voor het kind heeft. Het
kind kan zich angstig voelen of angstig gedrag vertonen. Er moet aandacht worden besteed
aan het veranderen van de betekenis van de beangstigende situatie en het aantrekkelijker
maken van dapper gedrag.
- Contigency management: combinatie van positieve gevolgen van angst weg te nemen en
dapper gedrag aantrekkelijker te maken. Positieve of negatieve bekrachtiging. Er is
onderscheid tussen intrinsiek (nieuwe gedrag zelf is belonend) en extrinsiek (beloning heeft
niks te maken met het gedrag). Intrinsiek heeft de voorkeur. Er is ook onderscheid tussen
interne (belonen eigen gedrag) en externe (beloond worden door een ander) bekrachtiging.
- Richtlijnen voor bekrachtiging:
* nauwkeurige omschrijving van gewenst gedrag, zodat duidelijk is wanneer de beloning
verdiend is
* Nagaan wat voor het kind belonend is, streven naar verschillende beloningen
* Bekrachtigen is bij voorkeur directe gevolg van dapper gedrag
* Eerst iedere poging belonen, steeds meer eisen
* natuurlijke, intrinsieke beloningen verkiezen boven kunstmatige, extrinsieke beloningen
* Verschillende personen leveren op consistente wijze de beloning
- Als negeren niet werkt kunnen er negatieve consequenties volgen —> nuttige straf
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Angstbeheersingstechnieken: kan zowel klassiek als operant, hulpmiddel om moeilijke
situaties tegen te gaan. Frequent gebruik van exposureoefeningen kan leiden tot beter
functioneren. Er zijn bijv. Ontspanningsoefeningen.
Cognitieve herstructurering: kinderen weten niet goed wat voor angstige ideeën ze hebben.
Hoe raakt het kind gemotiveerd om te laten zien hoe dapper het is? Gedachten functioneren die
wel functioneel zijn. Ook kunnen gedragsexperimenten gedaan worden —> hoe geloofwaardig
is mijn angst?
Er zijn protocollen ontwikkeld die richtlijnen geven voor de stappen binnen de behandeling —>
angsthiërarchie, exposure, coping strategieën, ontspanning, angstige gedachten uitdagen.
Daarna volgt het beloningsprogramma. Vaak zijn de protocollen bruikbaar voor alle
angststoornissen bij kinderen, omdat angststoornissen zo vaak samen voorkomen dat één
interventie die zich richt op alle angststoornissen, voor de hand ligt. Dit duurt vaak 12-16
zittingen.
Modulair werken: MATCH: vier meest voorkomende klachtgebieden monitoren (angst,
stemming, PTSS, gedragsproblemen). Voordeel hiervan is dat ze aansluit bij de klinische praktijk
van fl exibiliteit en klachtgerichtheid.
Prins hoofdstuk 5
Sociale vaardigheidstrainingen (SOVA): gedragstherapeutische trainingen voor een sociaal
beter functioneren. Leren mensen meer voor zichzelf op te komen (assertiviteitstraining). Sociale
vaardigheden bestaan uit de volgende componenten:
- ze worden geleerd
- Zijn samengesteld uit specifieke gedragingen
- Behelzen zowel initiatief als reacties
- Maximaliseren sociale bekrachtiging
- Interactie- en situatiespecifiek
- Gespecificeerd als doelen van interventies
Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan met vanuit de vraag of sociale
vaardigheidsbehandelingen effectief zijn. Er is weinig bewijs. Cognitieve gedragstherapie is
effectiever met sociale vaardigheidstraining. Het is voorbarig om te zeggen dat het geen zin
heeft.
Sociaal gedrag kan worden bereikt door het gedrag te analyseren middels observatie,
gedragstherapeutische functie- en betekenisanalyses te maken en het behandeldoel te
bepalen. Oorzaken van sociaal onhandig gedrag kunnen zijn dat het kind geen sociaal
adequaat gedrag beschikbaar heeft, het kind een bepaalde verwachting heeft van de omgeving
of gewoon omdat het er niet van komt. Kinderen laten vaak sociaal onhandig gedrag zien als ze
niet weten hoe ze zich moeten gedragen —> kinderen met ASS kunnen geen onderscheid
maken tussen verschillende situaties.
Kinderen kunnen ook sociaal onhandig gedrag vertonen omdat ze negatieve reacties
verwachten en dit willen voorkomen.
Sociale vaardigheden worden al lange tijd getraind binnen groepsgewijze en individuele
behandelingen. Voordeel van in een groep:
- natuurlijke interactie en oefenmogelijkheden
- Effectief
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Kosten-baten verhouding is gunstig
Kinderen met veel sociale angst profiteren meer van een individuele behandeling. Het wordt
veel gebruikt op scholen
Sociale vaardigheidstrainingen kunnen het beste gegeven worden door gedragstherapeuten of
speciaal getrainde schoolcounselors. In het begin gaat het om contact opbouwen met het kind,
daarna is het kind pas gevoelig voor beloning en straf. De therapeut moet duidelijk en
voorspelbaar zijn. Ouders en anderen moeten leren het sociaal ongewenste gedrag te
herkennen en sociaal gewenst gedrag uit te lokken. Bekrachtiging, (mild) straffen en zelf
gepaste sociale vaardigheden laten zien. Technieken om dit aan te leren worden in drie
groepen verdeeld:
Antecedente technieken: beogen de sociale situaties te verduidelijken en het kind te trainen
om de juiste prikkels te zien waarop het kan reageren. Daarbij is het van belang structuur te
bieden, regels te stellen (zorgen voor veiligheid en voorkomen problemen), juist te
communiceren en eventueel extra hints te geven.
Gedragsoefeningen: oefenen van gedrag en bekrachtiging door belangrijke anderen.
Technieken:
- registratie en bezinning: hoe heb je je gedragen? Hoe gedragen anderen zich?
- Interne zelfspraak: specifi eke trainingsmethoden. Hardop nadeken.
- Gedrag van leeftijdsgenoten observeren: leren van het gedrag van anderen
- Videomodeling: kijken naar video waarop een kind in kleine stapjes bepaalde vaardigheid
voordoet en een kind dit nadoet. Je kan ook kijken naar je eigen gedrag.
- Social scripts: standaardvragen of opmerkingen die geschikt zijn voor specifi eke situaties.
Social story kan ook —> beschrijven hoe je een situatie kan aanpakken
- Gevoelsinstructies: herkennen van emoties, wat te doen bij welke emoties
- Rollenspel: nieuw gedrag leren, goede instructies
- Incidenteel leren: sociale situaties die gewoon voorkomen. Hoe hiermee omgaan?
- Imaginair intrainen: iemand bij de bezinning denkt dat hij de sociale vaardigheid beter had
kunnen toepassen.
- thuisopdrachten/huiswerk: geleerde gedrag generaliseren
Operante technieken: bekrachtigen van gewenst gedrag en uitdoven van ongewenst gedrag.
Sociaal gedrag belonen, sociale angst neemt af. Het leidt tot meer self effi cacy.
- Bekrachtiging van gewenst gedrag: de reactie op gewenst gedrag moet het kind als positief
ervaren. Er kan ook gebruik gemaakt wordt van extrinsieke bekrachtiging. Shaping en
chaining —> opbouwen.
- Ombuigen/negeren ongewenst gedrag: uitdoven, zoveel mogelijk negeren, differential
reinforcement/incompatible Behavior (DRI) —> gedrag gekozen dat niet samen kan gaan
met probleemgedrag zodat het probleemgedrag niet kan plaatsvinden. Differential
reinforcement of other behavior (DRO) al het gedrag dat anders is dan probleemgedrag
bekrachtigen. Bij ASS neemt het gedrag bij negeren vaak eerst toe voordat het afneemt.
- Corrigeren van nog niet gewenst sociaal gedrag: aanvullende instructies en herhaling
- Straffen van ongewenst gedrag: direct na ongewenst gedrag, voorspelbare straf,
bekrachtigen gewenst gedrag, duidelijk en kort
- Beloningssysteem: token economy —> hoe wordt het gedrag beloond.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Prins hoofdstuk 6
Bij gedragingen spelen cognitieve informatieverwerking en emotionele activatie van het
lichaam mee. Bhenadeling op een cognitieve manier zorgt ervoor dat gedrag en emoties
kunnen veranderen. Kendell stelt dat cognitieve gedragstherapie (CGT) erop gericht is om
veranderingen plaats te laten vinden in het denken, voelen en gedrag van een persoon door het
aanwenden van gedragsmatige procedures en het gebruik van cognitieve interventies. Daarbij
wordt aangenomen dat gedragingen en gevoelens gemediteerd worden door cognitieve
informatieverwerkingsprocessen. Als die veranderen kan dit leiden tot een verandering in
gedrag.
In cognitieve schemata wordt de informatie over gebeurtenissen, gedragingen en emoties die
met elkaar verbonden zijn samengebracht. Nieuwe informatie wordt daarin geinterpreteerd.
Cognitieve operaties zijn alle bewerkingen die plaatsvinden op alle informatie bij ons
binnenkomt. Cognitieve producten zijn het resultaat van de verwerking —> bewuste gedachten
en beelden. Er zijn drie verschillende benaderingen binnen de CGT:
1. Gericht op structuur en inhoud van de cognitieve schemata en de invloed van attributies,
automatische gedachten, opvattingen over jezelf en de omgeving op emoties en gedrag. —>
inhoud en structuur van cognitieve schemata veranderen
2. Informatieverwerkingsparadigma: verschillen tussen informatieverwerkingsprocessen —>
aandacht en geheugenprocessen.
3. Hoe verhouden we ons tot onze gedachtenwereld. We zien de werkelijkheid vervormd. In
deze visie kunnen we de inhoud van onze gedachten relativeren en is verandering mogelijk.
Deze visie is gebaseerd op de filosofie. Theoretische benaderingen zijn de
mindfulnesstheorie en dat acceptatie and commitment theory.
Cognitief assessment kan gericht zijn op de inhoud van cognities, op hoe cognitieve processen
verlopen of op hoe het kind tegenover zijn gedachten staat. Vaak wordt er gebruik gemaakt van
zelfrapportage. De betrouwbaarheid en validiteit daarvan zijn nog niet helemaal duidelijk. Er zijn
ook andere methoden:
- Gesprek met het kind: een van de meest betrouwbare bronnen. Kan vanaf ongeveer 3 jaar,
vanaf ongeveer 5 jaar betrouwbaar. Visualiseren, concreet zijn, ondersteuning geven door
metaforen, teken- of boetseer opdrachten. Negatieve cognities moeten worden uitgedaagd.
- Gestructureerde methoden: het kind een taak laten doen en achteraf vragen stellen, thought
listening (kind alle gedachten opschrijven tijdens taak). Dagboekopdrachten worden vaak
gebruikt. Semigestructureerde gesprekken —> neerwaartse pijltechniek (gedachten zijn als
bloemblaadjes, elke bloem heeft wortels, die ga je volgen)
- Vragenlijsten: klassieke klantgerichte lijsten, cognities, emoties, coping —> disfunctionele
schema’s
Deze methoden kijken vooral naar de cognitieve producten (gedachten). Probleemoplossende
vaardigheden van kinderen gemeten met de Wally Child Problem Solving Detective Game en
die van adolescenten met de SPSI-R Sociale Probleem Oplossingsschaal. Het nadeel van deze
testen is dat ze maar 1 vaardigheid meten, wat als onderdeel van een testbatterij vaak te
belastend is.
Tekorten in zelfregulatieprocessen worden onder andere in kaart gebracht met de Matching
Familiar Figures Test of dier SCRS. Ook voor het meten van cognitieve
informatieverwerkingsprocessen wordt geprobeerd deze langs gedragsmatige weg of via
taakjes in kaart te brengen.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Er zijn ook manieren om cognitieve processen te meten zoals MEPS (Means-Ends-ProblemSolving-Inventory) en de PIPS (Preschool Interpersonal Problem Solving Inventory). Deze tests
zijn gericht op het opsporen van disfunctionele probleemoplossende vaardigheden van het
kind. De MEPS heeft een open midden. Er is een begin en een einde van het verhaal en het kind
moet het stuk ertussen bedenken. Zelfcontrolevaardigheden van het kind kunnen ook worden
gemeten door middle van de MFF (matching familiar figure test). Via de gedragsmatige weg of
taakjes kan de therapeut proberen om cognitieve informatieverwerkingsprocessen in kaart te
brengen. De therapeut kan zo kijken of er bij het kind vertekeningen zijn bij het verwerken van
informatie.
Selectieve aandacht is het vermogen om belangrijke informatie te negeren en aan belangrijke
informatie aandacht te besteden. Als dit niet lukt is er sprake van een aandachtsbias. Onderzoek
hiernaar wordt gedaan met het emotionele stroopparadigma of de dot prove taak. Vanuit
cognitief standpunt zijn methodieken die selectieve interpretaties blootleggen heel interessant.
Onderzoek hiernaar richt zich op het beoordelen en interpreteren van ambigue informatie.
Hoe wordt het behandelingsmodel bij CGT geïntroduceerd? Cognitieve gedragstherapie, en in
het bijzonder zelfregulatie, kan het kind helpen om zijn gedachten, gevoelens en gedrag beter
te begrijpen, herkennen en indien mogelijk te sturen. Dit gebeurt het best in een gestructureerd
en herkenbaar therapeutisch kader, waarin sessies op een vaste manier verlopen:
1. Symptomen en stemming van afgelopen dagen gecontroleerd
2. Huiswerk bespreken
3. Agenda voor de sessie
4. Therapeut gaat over naar het eigenlijke werk
5. Feedback van client
Zelfcontrole: motivatie en het vermogen om eigen handelen te sturen met het oog op een doel
dat men zelf gekozen heeft. Het stellen van een doel, handelingen uitvoeren om dit doel te
realiseren, doorzetten bij frustraties, zich niet laten afl eiden en kunnen wachten op de
uiteindelijke beloning zijn belangrijke zelfregulatievaardigheden. Elke baby gaat ontdekken dat
het invloed heeft op bepaalde dingen in de omgeving. Waardering die het kind speelt heeft
een grote invloed op zelfcontrole. Zelfcontrole begint bij een positieve evaluatie van de eigen
manier van doen die gepaard gaat met een positieve emotie. Dit leert het kind dmv observatie
en zichzelf bijsturen.
Om zelfregulatie te kunnen ontwikkelen is er een duidelijk doel nodig waardoor het kind
gemotiveerd wordt. Observatie en monitoring helpen om weer meer te weten te komen over
wat men eigenlijk doet. Zelfevaluatie en zelfbekrachtiging versterken wat nieuw geleerd is.
Eerst moet concreet omschreven worden wat je eigenlijk doet —> zelfobservatie/monitoring. De
frequentie en intensiteit wordt aangegeven. Als het zo frequent voorkomt dat het registreren
hinderlijk is —> time sampling. Er zijn twee manieren waarop de betrouwbaarheid beïnvloed
wordt:
- Reactiviteit van de metingen of het directe effect op het probleemgedrag —> wanneer je let
op wat je doet doe je het minder
- Het kind kan de registratie beïnvloede en onnauwkeurig of onjuist noteren.
Door de opdracht duidelijk en uitvoerbaar te maken kan je de betrouwbaarheid verhogen. Via
computer of mobiel helpt ook.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Zelfinstructietraining verloopt in verschillende stappen:
1. Hoe gaat het kind normaal gesproken te werk? Radioreporttechniek: kind vertelt aan
luisteraars wat hij aan het doen is.
2. Therapeut en kind bedenken samen meer helpende instructies
3. Therapeut licht handelingen toe met nieuwe zelfinstructies
4. Kind doet de taak nog een keer met zelfinstructies van de therapeut
5. Kind doet de taak zelf met zelfinstructie (eerst hardop daarna stil)
Zelfinstructies en taal binnen in het kind hebben ook invloed op emotionele reacties en
lichamelijke arousal. Als de emotionele problemen verbonden zijn met hoe het kind informatie
over zichzelf en omgeving verwerkt —> Stressinoculatietraining:
1. gedachten, gedragingen en gevoelens die disfunctioneel zijn herkennen
2. Andere zelfspraak en gedrag ontwikkelen
3. Dit toepassen
Stress is een abstract begrip bij kinderen —> concretiseren door middel van spel en
actiemethoden. Stressvolle gedachte —> verantwoordelijkheidstaart —> punten van de taart
stellen alles voor wat meegespeeld heeft bij een gebeurtenis en de grootte laat het belang zien.
Tegenspreekspel —> spanningsverhogende gedachte die het kind tegen moet spreken.
Problem solving theorie binnen de gedragstherapie werd geïntroduceerd door D’Zurilla en
Goldfried. Probleemoplossing in 5 stappen:
1. Observatie van probleemsituatie
2. Probleemdefinitie
3. Bedenken van alternatieven
4. Evaluatie en besluitvorming
5. Verificatie
Aanleren kan het beste door zelfinstructie —> Fozzy Fozzy:
1. Wat is het probleem?
2. Hoe los ik het op?
3. Volg ik mijn plan nog?
4. Hoe heb ik het gedaan?
Kendall en Braswell:
1. Orienteren op probleem
2. Doelbepaling en probleemdefinitie —> hoe kan het opgelost worden
3. Oplossingen —> wat gebeurt er bij elke oplossing?
4. Uitvoering
5. Evaluatie
Deze probleemoplossingsbenadering richt zich vooral op kinderen met een gedragstekort of
een tekort aan zelfcontrole. Het is ook onderdeel van de cognitieve gedragstherapie voor
internaliserende klachten, zoals depressie en angst. Het kan ook gebruikt worden bij
pediatrische en psychosomatische klachten.
- Problem focused
- Emotion focused
Beck: cognitieve therapie. Cognitieve herstructurering heeft 3 stadia:
1. Gedachten, negatieve gevoelens, onaangepaste gedragingen en onderliggende
aannames en schema’s identificeren
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
2. Cognitieve uitdaging
3. Andere cognities leren die niet tot negatieve gevoelens leiden, maar het kind beter met
de problemen om leren gaan
Bij kinderen met cognitieve problemen verloopt de identificatiefase moeizaam —> beter bij
kinderen die al cognitieve vervormingen gevormd hebben. Om tot gedachten te komen kun
je bijv. De W-vragen van Stark stellen: wanneer, waar etc. Ook kan het kind kansberekeningen
maken —> hoe groot is de kans dat dit gebeurt?
Young ontwikkelde de schematheorie. Volgens hem zijn disfunctionele cognities gekoppeld
aan kernovertuigingen (schema’s), zoals: ik ben een mislukkeling. Deze schema’s zijn vaak
heel rigide en hebben zich ontwikkeld in de kindertijd op grond van negatieve ervaringen die
bepalend zijn voor hoe je jezelf in relatie tot anderen beleeft. Ze zijn moeilijk toegankelijk en
‘ontwaken’ vaak pas wanneer er een stresssituatie is die het schema activeert. Schema’s
kunnen indirect afgeleid worden uit de conditionele of instrumentele assumpties die iemand
heeft. Met de Young Schema Questionnaire kunnen de schema’s in kaart gebracht worden.
Omdat schema’s vaak een zware emotionele lading hebben, zijn experimentele
verwerkingstechnieken het beste.
Voor cognitieve interventies heeft het kind een aantal cognitieve en metacognitieve
vaardigheden nodig. De meeste cognitieve vaardigheden maken bijv. Gebruik van taal —>
taalontwikkeling en geheugencapaciteit. Ook moet je rekening houden met de
aandachtsspanne. Motivatie is ook van belang.
Cladder et al
In de geschiedenis van de gedragstherapie kwamen steeds weet nieuwe symbolen en
weergave schema’s in omloop om dezelfde leerprincipes te verduidelijken.
Operante conditionering: om ouders en kinderen niet lastig te vallen met ingewikkeldheden,
werken met het GGG model (gebeurtenis, leidt tot gedrag, leidt tot gevolg)
Operante conditionering is dan het leren van gedrag op grond van te bereiken gevolgen.
Sd: Discriminatie
stimulus: signaal
of situatie
voorspelt dat op
dit moment met het te stellen gedag een positief gevolg bereikt van worden
Sdelta: met gedrag valt geen positief gedrag te bereiken
Als via trial and error wordt geleerd dat het alleen zin heeft koekjes uit de trommel (R) te
pakken als je moeder staat te koken en belt (Sd) en dus niet op jou zal reageren, is het
aannemelijk dat je het koekje ongezien kan opeten (C+, bekrachtiging, Sr). Als je moeder aan
tafel met de koektrommel zit en een tijdschrift doorbladert (Sdelta), heb je geen schijn van kans.
Als je dan een koekje pakt volgt er iets vervelends (C-: staf, +S-).
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Collegeweek 5
Hoorcollege
Het continuüm van zorg:
- aanpassing van de reguliere aanpak in de klas
- Inschakelen van deskundige remedial teacher of gespecialiseerde leerkracht
- Gespecialiseerde diagnostiek naar individu-gebonden factoren en contextfactoren door
gedragsdeskundige
- Gespecialiseerde behandeling afhankelijk van de diagnose
Hoe verhouden remedial teaching en behandeling door een orthopedagoog zich tot elkaar?
Verschillen
Overeenkomsten
Taakgerichtheid
Ernst en hardnekkigheid van het probleem
Effectiviteit
Complexiteit van het probleem
Deskundigheid
Aard van de interventie
De diagnostische en behandelingscyclus:
- analyse van de totale onderwijsleersituatie
- Het lerende kind: niet alleen cognitieve factoren maar ook affectieve factoren spelen een rol
- Procesdiagnostiek centraal: analyse van wat misgaat met lezen/spellen/rekenen
De indicatieanalyse is het scharnierpunt —> bereiken van optimale afstemming tussen informatie
over deze casus en beschikbare wetenschappelijke kennis over de behandeling van
leerstoornissen.
Voorbeeld Sara:
Doelen lange termijn:
- zelfvertrouwen in het omgaan met problematische situaties
- Behalen rekenniveau E7 als uitstroomniveau basisschool
Doelen korte termijn:
- een relatie leggen tussen gevoelens en gedachten en problemen
- Actiever worden in problematische situaties: opkikkertjes gebruiken
- Probleemoplossend denken aanleren
- Probleemoplossend denken toepassen bij rekenen
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Afstemming onderwijsleersituatie:
- Schoolbezoek start en afronding
- Contact met remedial teacher of intern begeleider
- Sessie ouderbegeleiding
- Handelingsafspraken met ouders en school (bekrachtigen)
Toegepaste technieken:
- cognitieve gedragstherapeutische interventietechnieken
- Oplossingsgerichte principes
Belangrijke basisprincipes:
- Type kennis: Onderscheid tussen taakspecifi eke en niet-taakspecifi eke kennis. Ook een
onderscheid tussen kennis van feiten (declaratief), kennis van procedures en strategieën en
metacognitieve kennis.
- Kwaliteit van kennis: concreet, schematisch, verbaal/mentaal
- Instructieprincipes: Directe instructie (sturend, expliciet) —> banende instructie (stimuleren
eigen inbreng, impliciet, uitlokkend). Remediëren: isoleren (regel geïsoleerd aanleren),
integreren (oefenen in het algemeen), generaliseren (toepassen in alledaagse situatie)
- Feedback: waarover (persoon, inspanning, proces, resultaat), wie (kind, behandelaar,
computer), wanneer (direct, uitgesteld), waarmee (sociale reactie, informatie, materiaal, gunst)
Behandeling van leesproblemen:
Oorzaken leesachterstand: omgevingsfactoren, te kort in vaardigheden of individuele factoren.
Vanuit hier kan gekozen worden voor een aanpak op school bij de eerste twee oorzaken en een
individuele behandeling bij de laatste twee.
Doel van een dyslexie behandeling: het kunnen technisch lezen en/of spellen op een zodanige
wijze dat het kind kan voldoen aan de passende eisen die binnen de context van zijn of haar
dagelijks functioneren worden gesteld —> zelfredzaamheid
Interventies binnen scholen: RALFI, connect, Spelling in de lift —> op scholen, niet ernstige
dyslexie in de zorg
Aanpak binnen de school: methodiek is afhankelijk van fase van het leesproces
De individuele behandeling:
orthodidactische benadering of
psycholinguïstische benadering.
Protocol dyslexie diagnostiek en
behandeling: dyslexie is specifiek
taalverwerkingsprobleem veelal
fonologisch van aard.
Orthodidactiek: gerichte
taakanalyse om van daaruit zicht te
krijgen op sterke en zwakke kanten
van het lees- en spellinggedrag van
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
leerlingen. Behandeling op maat, afgestemd op behoeften van het kind (ruimte voor
comorbiditeit)
Psycholinguïstisch: gericht op klankstructuur van de taal omdat leerlingen vanwege een
fonologisch verwerkingstekort lees- en spellingproblemen ontwikkelen. Behandeling volgens
vaste modules
Richtlijnen SDN: specifiek werkzame behandelcomponenten:
- Psycholinguïstisch: wat moet er verbeterd worden?
- Leertheoretische principes: hoe bereik je die verbetering? (directe instructie, gerichte
feedback, motivatie verhogen etc)
- Algemeen werkzame behandelcomponenten (goede kwaliteit relatie, gestructureerde
behandeling, systematisch opstellen van doelen, ketensamenwerking, psycho-educatie)
De best practice behandeling op dit moment:
- op spraakklank en woordvorm georiënteerde lees- en spellingtraining
- Die systematisch in modules wordt aangeboden volgens een geprotocolleerd leerparadigma
Evidence based elementen:
- psycholinguïstiek: de klankstructuur van de gesproken taal is uitgangspunt
- Gekoppelde verwerking van spraakklanken en letters/woorden
- Het aanleren van een regelsysteem
- Behandelduur en frequentie
- Betrokken partijen
Dyscalculie:
Criteria:
- er is sprake van een significante rekenachterstand ten opzichte van leeftijd- en/of
opleidingsgenoten waar de persoon in het dagelijks leven door gehinderd wordt
- Er is sprake van een significante rekenachterstand ten opzichte van datgene wat op basis van
individuele ontwikkeling verwacht mag worden
- Er is sprake van een hardnekkig rekenprobleem dat resistent is tegen gespecialiseerde hulp
(criterium van didactische resistentie)
Aanpak binnen de school:
- protocol ERWD: handvatten om het rekenonderwijs door de school heen beter af te stemmen
op de zwakke rekenaar
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- In de klas: verlengde instructie, automatiseren, aanpassen hoeveelheid verwerkingsstof
- Remedial teaching
Werkzame instructieprincipe:
- directe instructie: overdracht van inhoudelijke kennis van behandelaar aan leerling door
demonstratie van procedures en uitleg van regels
- Expliciete uitleg en uitgebreide inoefening
- Leerstappen zijn klein
- Veel structuur en herhaling
- Aanleren van 1 oplossingsstrategie
- Opgaven opdelen in subtaken
- Zelfinstructie: van voordoen door de behandelaar naar zelfstandig probleemoplossen door
de leerling
Evidence-based rekenhulpprogramma’s:
- naast instructie is dit ook belangrijk
- Weinig evidence based programma’s
- Alternatief is gebruik maken van in de praktijk werkzaam gebleken programma’s
Verlaagde competentiebeleving en/of faalangst vragen begeleiding en behandeling van het
sociaal-emotionele welbevinden door: in school maatregelen te nemen die bijdragen aan
rekenverbetering. Wanneer de faalangst niet afneemt: psycho-educatie —> ouders, leerkracht,
leerling
Behandeling van rekenproblemen/dyscalculie:
- Individuele behandeling: gebaseerd op behandelingscyclus, meta-analyse naar
behandelingsvormen (computer, groepsgrootte, peer tutor of volwassene, direct vs. banend)
Kroesbergen & Van Luit
Onderzoeksvragen:
1. In welk domein (preparatory skills, basic skills, problemsolving) is het meest onderzocht en
welk domein heeft het grootste effect?
2. Is er een trend in uitkomst als functie van
* onderzoekskarakteristieken
* Steekproefkarakteristieken
* Behandelparameters (bijv. Duur)
* Behandelcomponenten (bijv. Directe instructie)
* Behandelcomponenten verwant aan recente veranderingen in het wiskunde curriculum (bijv.
mediated/guided instruction)
3. Welke variabelen kunnen het grootste deel van de variantie tussen de studies verklaren in de
gehele sample en in de drie verschillende domeinen?
Methode:
Een meta-analyse van empirische studies gepubliceerd tussen 1985-2000. Criteria:
- de studie gaat over Elementary mathematics (basisschool wiskunde) vaardigheden (kinderen
onder de 12) —> problemen in wiskunde komen voort uit het bezitten en automatiseren van
deze vaardigheden
- De studie gaat over een interventie betreffende wiskunde uitleg
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- De studie gaat over kinderen die moeilijkheden hebben bij wiskunde (maar geen zware
beperking)
- Er moet een between-subject of within-subject controle conditie worden gebruikt
- Het systematisch gebruik van instructie strategieën moet worden gerapporteerd
Resultaten:
1. Het domein van basic facts is het meest onderzocht. Er is geen significant verschil in effect
size
2. Onderzoekskarakteristieken:
* kleine studies laten een groter effect zien dan grote studies
Steekproefkarakteristieken:
* Oudere participanten laten meer effect zien dan jongere
* Interventies met studenten met leerbeperkingen hebben een groter effect dan voor andere
groepen
Behandelparameters:
* zowel instructie tijd als duur —> negatief effect met effect grootte
* Geen effect voor content
Behandelcomponenten:
* meeste gebruiken directe instructie
* Self-instruction leidt tot hoger effect size
* Geen effect voor peer tutoren
* Computer assisted instruction lagere effect size dan docent instructie
Behandelcomponenten verwant aan recente veranderingen in het wiskunde curriculum:
* mediated of assisted instruction leidt niet tot groter effectsize
* Geen significante verschillen tussen traditionele en nieuwe interventies
3. Vier variabelen verklaren 69% van de variantie van de between-studies variantie (van hoog
naar laag):
* Design: single subject design > group design
* Duration: longer > shorter
* Domain: problem solving < basic/preparatory
* Method: self-instruction > direct instruction/mediated/assisted instruction
Discussie:
Het merendeel van de studies die onderzocht zijn beschreven een interventie in het domein van
basic skills. Dit domein laat ook de hoogste effect size zien. Dit domein is groot en speelt een
belangrijke rol in de ontwikkeling van de latere wiskundige vaardigheden van de student. Dit
blijkt ook het domein te zijn waarin interventies effectief zijn.
De meest belangrijke voorspeller in dit onderzoek was research design. Single subject designs
laten sterkere resultaten zien dan die met een Group design. Verklaringen hiervoor, bijv.
Kinderen in een single-subject design maken vaak dezelfde test waardoor ze gewend raken aan
de test en beter gaan presteren.
Geen verschillen tussen studies die interventies voor studenten met speciale benodigdheden.
In studies die gaan over Problem solving, is de interventie effectiever voor kinderen met een
milde verstandelijke beperking —> deze kinderen krijgen een intensieve training in een domein
waardoor ze gemotiveerd zijn om verder te gaan. Doordat kinderen met een VB falen, hebben
ze minder motivatie.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
De duur van de interventie correleert negatief met de effect size, vooral voor interventies die
focussen op preparatory tasks —> korte interventie focust op een smal en specifiek design, dit
zorgt voor een hoge score. Een lange interventie focust op een breed domein, dus lage
specifieke score, duurt langer om effect te zien.
Self-instruction is het meest effectief, maar voor basic-skills is directe instructie het meest
effectief. Het gebruik van een computer kan de docent niet vervangen. In een ander onderzoek
werd daar wel effect voor gevonden —> toch directe instructie. Peer tutoring is ook minder goed
dan door een docent.
Mediated/assisted instruction was minder effectief dan directe instructie of zelfinstructie. Er was
geen effect voor realistic mathematics education (RME). De recente verandering in de wiskunde
is dus niet beter voor de prestaties van studenten met speciale benodigdheden.
Wanneer je een interventie kiest, moet je deze bevindingen onthouden. Zelfinstructie en directe
instructie zijn adequate methoden voor studenten met special needs. Om basis wiskunde te
leren is directe instructie het meest effectief. Om problem-solving vaardigheden te leren, is
zelfinstructie ook effectief.
CAI kan helpen als studenten gemotiveerd zijn om te oefenen. Een computer kan niet helpen bij
individuele problemen.
Kinderen met special needs profiteren niet zo van peer tutoring
Van der Leij
De stichting dyslexie Nederland (SDN) heeft de brochure die handreikingen aan de praktijk
geeft al diverse malen aangepast.
De brochure bevat drie onderdelen:
- Diagnostiek en behandeling van dyslexie:
• Onderkennende diagnose: volgt naast DSM-5, protocol dyslexie diagnostiek en behandeling
en de aanvulling daarop.
• Verklarende diagnose: onderliggende (cognitieve) tekorten die de kerncriteria van de
onderkennende diagnose ondersteunen en bijdragen kunnen leveren aan de indicerende
diagnose
• Indicerende diagnose: werkzame elementen benoemd waarin een behandeling moet
voorzien, dan wel de consequenties voor inrichting van het onderwijs in termen van
compensaties en dispensaties. Dit is gebaseerd op de verklarende diagnose
• Behandeling: benadrukken van evidence based. De behandelaar dient rekening te houden
met het multifactorieel verklaringsmodel. Vervolgens is er uitgebreide informatie over
specifieke behandelprincipes en algemene behandelcomponenten.
- Wetenschappelijke verantwoording: de diverse onderdelen van diagnostiek en
behandeling worden voorzien van wetenschappelijke evidentie. Multifactoriële
verklaringsmodel. Dan volgt een beschrijving van de proximale cognitieve factoren. Dan
worden de neurocognitieve en de genetische basis van dyslexie besproken.
- Rapportage en dyslexieverklaring: voorwaarden waaraan diagnostisch rapport moet
voldoen duidelijk beschreven
Commentaar:
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- het gedeelte over behandeling en praktische richtlijnen betreft als wetenschappelijke
verantwoording, up-to-date en informatief.
- De uitwerking van de cognitieve risicofactoren in de wetenschappelijke verantwoording gaat
*
*
-
verder dan wat in de DSM-5 staat. Wat voor problemen kan deze ambivalentie opleveren?
Een psychodiagnosticus, waarschijnlijk meer opgeleid in het toetsen van enkelvoudige
verklaringshypothesen dan in het multifactorieel kansberekenen, zal hieruit de boodschap
halen dat hij naarstig op zoek dient te gaan naar cognitieve tekorten. De kans dat je wat vindt
is groot, maar dit komt ook voor bij niet-dyslectici. Je zou dus eerst voorwaarden moeten
toetsen om te zorgen dat je geen onjuiste diagnose maakt. Er worden nu teveel mensen
aangemeld en toegelaten. De auteurs zeggen echter dat het aantal binnen de gestelde
grenzen blijft. De brochure heeft de psychodiagnosticus die het voortraject op waarde wil
schatten weinig te bieden. Er wordt hier inhoudelijk niet op ingegaan. Waarom is aandacht
hiervoor wel belangrijk?
psychodiagnosticus heeft aanwijzingen nodig voor het toetsen van het criterium van
didactische resistentie. Grote variëteit aan programma’s —> onoverzichtelijk. Om erachter te
komen hoe het zit, kan hij dus het beste aansluiting zoeken bij overkoepelende instanties die
over die kennis beschikken.
Ontdaan van extreme uitsluitingsfactoren zoals zintuigelijke en verstandelijke beperking kan
het uitblijvende resultaat van RTI beschouwd worden als het enige doorslaggevende
criterium, niet alleen voor de onderkenning, maar ook voor de verklaring. Als vaststaat dat het
onderwijs zijn best heeft gedaan om het probleem te verhelpen, dus is er tijdlang nauwelijks
progressie.
het gebrek aan aandacht voor het leerproces is ook zichtbaar in de indicerende diagnose.
Wat niet is overgenomen uit de DSM-5 is de indeling in lichte, matige en ernstige varianten
die corresponderen met enige aanpassingen/ondersteuning, matige, ernstige, etc. Erkenning
van gradaties van dyslexie kan een bijdrage leveren aan de aanpassing van remediërende
compenserende en
dispenserende
maatregelen aan de
individuele behoefte.
Ruijssenaars & Van
Luit
31-39
Zoals de diagnostiek is op
te vatten als een cyclisch
proces, is ook het
behandelingsproces te
beschrijven als een cyclus,
met als hoofdstappen:
- Verkennende behandelingsanalyse: een analyse van de condities die positief of negatief
van invloed kunnen zijn op de feitelijke interventie
- Voorspellen van reacties: het opstellen van hypothesen over de directe effecten van de
concrete instructies, gebaseerd op diagnostische informatie enerzijds en kennis over
empirische evidentie voor de aanpak anderzijds
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Toetsend behandelen: het uitvoeren (en bijstellen) van de geplande instructie
- Evaluatie ten opzichte van het globale doel: het voortdurend nagaan in hoeverre de
geplande en behaalde resultaten in overeenstemming zijn met het uiteindelijke doel
De diagnostische cyclus en behandelingscyclus samen vormen de klinische of
hulpverlenerscyclus, met per stap de mogelijkheid tot terugkoppeling.
Opbouw van de behandeling:
- de beginstap in de behandelingscyclus, de verkennende behandelingsanalyse, bestaat uit het
in kaart brengen van factoren die mogelijk belemmerd of juist faciliterend kunnen zijn ten
aanzien van het succes van een specifieke interventie —> zowel over individu als omgeving.
- In de tweede stap is ruim aandacht nodig voor het voorspellen van de te bereiken directe
resultaten, rekening houdend met de empirische kennis uit effectstudies, als ook met de
gegevens tot eerdere diagnostiek en met de resultaten uit de voorgaande stap
- De derde stap: toetsen van de juistheid van de voorspellingen. De werkwijze is vergelijkbaar
met het principe van N=1 designs —> het systematisch invoeren van een interventiemaatregel
(als onafhankelijke variabele) gecontroleerd nagaan welk effect dit heeft op waarneembaar
gedrag (afhankelijke variabele). De inhoud moet altijd ook direct gericht zijn op lezen/
spelling/rekenen —> geen andere manier om te leren maar ook op de affectieve en
motivationele processen.
- Evaluatie is de laatste stap. Wat is op korte termijn/lange termijn effectief? contraproductief?
Dumont: er kan iets gedaan worden om kinderen met ernstige lees- en/of rekenproblemen te
helpen, gebruik makend van (evidence based) specifieke hulpprogramma’s en van effectief
gebleken instructieprincipes. Daarbij zijn, ongeacht het type behandeling en doelgroep, enkele
algemene ingrediënten aan te geven die bijdragen aan de effectiviteit:
- Goede relatie tussen client en behandelaar
- Een heldere structurering van de interventie (concrete doelstelling, planning en fasering)
- Het systematisch stellen van doelen door de behandelaar in samenspraak met de client
- Een uitvoering van de interventie zoals beoogd
- Een aantoonbare professionaliteit van de behandelaar
Behandeling van dyslexie: effectieve behandelingen gaan uit van het principe dat ons
schriftsysteem een systematische weergave is van de klankstructuur van de gesproken taal —>
de geschreven letters in woorden zijn een redelijk consistente afbeelding van de klanken. Als de
relatie niet voldoende bekend is, moet die worden ingeoefend —> alle grafemen benoemen en
fonemen schrijven. Ook moeten woorden op elk niveau van opsplitsing in klanken (lettergreep/
foneem) genanalyseerd en gesynthetiseerd kunnen worden —> systematisch opgebouwd vanuit
letterclusters en lettergrepen.
Aparte aandacht verdient het automatiseren van letter- en woordkennis —> directe
woordherkenning en het oefenen van snelheid op basis van herhaald lezen. Voor spelling geldt
dat kan worden aangesloten bij de min of meer logische spellingregels die aan onze schrijfwijze
ten grondslag liggen.
De theoretische oriëntatie kan per type behandeling verschillen. Twee voorbeelden van
methodieken die in NL zijn ontwikkeld en ondersteund door empirische evidentie:
- Dumont; psycholinguistische uitgangspunten: kinderen worden stap voor stap getraind in
fonologische deelvaardigheden, teken-klankkoppelingen en in het decoderen van
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
(aanvankelijk vooral) klankzuivere woorden. Deze methodiek wordt gekoppeld aan het op
tempo inprenten van de associaties tussen tekens en klanken in aanvankelijk kleine woorden
en aan het bewust leren gebruiken van contexten en begrip bij het lezen van zinnen en
teksten.
- Kappers; neuropsychologische principes: uitgangspunt is dat bij haastige (radende) lezers
de linkerhemisfeer een dominante rol speelt, terwijl dit bij trage (spellende) lezers de
rechterhemisfeer is. In de behandeling worden stimuli (letters en woorden) in het visuele
halfveld aangeboden dat contrasteert met de hemisfeer die gestimuleerd moet worden.
Er is niet een behandeling beter.
Behandeling van dyscalculie: over de waarde van evidence based specifi eke
hulpprogramma’s en effectieve instructieprincipes bestaat ook in de literatuur over de
behandeling van ernstige rekenproblemen of dyscalculie ruime consensus. Een aantal
variabelen bepalen het succes van het behandelen (van der Leij):
- instructie: directe instructie blijkt het meest effectief, vooral voor voorbereidende en
basisrekenvaardigheden. Banende instructie (middels hints kinderen zelf laten ontdekken) is
beter geschikt bij het oplossen van problemen
- Mate van instructiebehoefte: interventies zijn effectiever bij kinderen met een ernstig
rekenprobleem
- Aantal sessies: een lange interventie is niet per se beter dan een korte —> korte is gericht op
specifi ek aspect waardoor er snel een effect gezien wordt.
Daarnaast is het aanleren van basisvaardigheden minder effectief met een computer dan door
een elraar. Bij het leren van oplossen van rekenproblemen blijkt dat interventies die uitgaan van
realistische contexten effectiever zijn. Peertutoring is minder effectief dan instructie door
volwassene.
Het opzetten van een behandeling (Kroesbergen en van Luit):
- gebruik van computer: kan motivatie bevorderen, bepaalde rekenopgaven oefenen en
automatiseren, niet voldoende bij basale rekenproblemen
- Individuele behandeling: dit werkt beter dan in grote groepen.
- Peer tutoring: minder effectief voor kinderen met rekenproblemen
- Directe instructie: vooral voor kinderen met vroege en voorbereidende vaardigheden
(optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen). Basiskennis: banende instructie.
De setting van de behandeling: veel kinderen met een ernstig leerprobleem redden het niet
met een algemene uitleg binnen de groep, maar zijn aangewezen op verlengde en intensieve
instructie. Lesmodel van Gelderblom: gebaseerd op convergente differentiatie (de groep zo
lang mogelijk als geheel bijeenhouden) en verlengde instructie.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Kinderen
met
leerproblemen krijgen in deze opzet verlengde instructie en begeleide verwerking, dankzij een
goede planning en heldere afspraken met de hele groep. De rol van de leerkracht is cruciaal.
Wanneer differentiatie binnen de groep niet een afdoende oplossing blijkt, is het afhankelijk van
de ernst van de problemen welke aanpak vervolgens het beste is: remedial teaching, speciaal
onderwijs, gespecialiseerde individuele behandeling voor orthopedagoog of psycholoog.
Collegeweek 6
Hoorcollege
Evidence-based behandelingen:
1. Werken met kind/ouder aan het identificeren van problemen + doelen stellen
2. Meten van vooruitgang richting doelen
3. Coping vaardigheden aanleren
4. Opdrachten geven, huiswerk
5. gestructureerd, gedragsmatig, doelgerichte procedures > gedocumenteerd in protocol
Specifieke stoornis —> evidence based treatment
Evidence based zou de ideale situatie zijn, maar wordt vaak niet gebruikt. Dit komt door:
- gebrek aan kennis van richtlijnen/NJI databank
- Evidence-based is vaak protocol
- Protocol > nadelen
Wat is een protocol? Een stapsgewijze beschrijving van een psychologische behandeling, een
werkwijze, een draaiboek, bevat omschrijvingen van de behandeltechnieken en de volgorde
waarin deze moeten worden uitgevoerd, opdrachten voor de patient.
Het merendeel van de interventies voor angst en depressie is gebaseerd op CGT.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Voordelen van protocollen:
- duidelijk doel
- Rationale
- Theoretisch onderbouwd
- Gestructureerd
- Lineair (sessies in bepaalde volgorde)
- Training —> iedereen kan het
- Werkboeken
- voorbeelden/invuloefeningen
- Voor specifieke stoornis
- Vaak geëvalueerd —> vaak evidence-based
Nadelen protocollaire behandeling:
- heterogeniteit van caseload: CGT voor 1 stoornis? Niet zo relevant
- Comorbiditeit: CGT voor 1 stoornis? Niet genoeg
- Flux: CGT voor 1 stoornis? Niet genoeg
- Lineair: sessies in bepaalde volgorde
- Vast aantal sessies
- Crisis
Op het eerste gezicht lijken protocollaire behandelingen goed en effectief, maar de effectsizes
zijn niet zo groot. Een protocol lijkt soms niet genoeg —> passen niet in de klinische praktijk.
Clinci vinden:
- onze ervaring wordt genegeerd
- Voorkeur voor bewijs uit praktijk
- Onderzoeksvragen zijn niet relevant
- Vaak weinig onderzoekservaring
- Niet geïnteresseerd in gemiddelden
Onderzoekers vinden:
- mijn resultaten worden genegeerd
- Bewijs uit data
- Clinici zouden meer moeten meten
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Door onderzoek, meer en dieper nadenken over processen
Teveel protocollen? Specifieke stoornis —> specifiek protocol, specifieke stoornis —> meerdere
protocollen. Er is teveel keus! Protocollen passen niet in de klinische praktijk. Om deze
uitdagingen aan te pakken, hebben we een integratieve, flexibele interventie nodig. In dit geval
pas je de interventie aan aan het kind. Wat kun je dan doen?
-
Er kunnen modules van andere protocollen om comorbiditeit aan te pakken.
Modules van andere protocollen om flux aan te pakken (diagnoses kunnen veranderen)
Andere volgorde (eerst exposure dan cognities)
Delen weglaten (geen cognities bij jonge kinderen)
Bij crisis, op de crisis ingaan
Je past het protocol dan flexibel toe. Het wetenschappelijk onderzoek gecombineerd met
klinische ervaring —> evidence informeel
Een transdiagnostisch perspectief is een visie op psychopathologie waarbij ervan wordt
uitgegaan dat dezelfde onderliggende mechanismen kunnen leiden tot verschillende
stoornissen of deze stoornissen in stand houden. Hiermee kan de gelijktijdige of opvolgende
comorbiditeit verklaard worden.
Voordelen:
- onderliggend proces
- Meerdere klachten
- Comorbiditeit
- Flux
- preventie, interventie etc.
- Chronische problemen
- Gestructureerd
- Werkboeken
Problemen met transdiagnostische behandelingen:
- vaak ook moeilijk aan te passen
- Therapeut heeft ervaring nodig
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Modulair werken is nog een work-in-progress.
Chorpita: niet 1 protocol, niet 1 theoretisch frame work, maar componenten uit verschillende
interventies
Match: angst, depressie, trauma, gedragsstoornissen. De vier meest voorkomende problemen
bij jongeren ieder onderdeel is opgebouwd uit wat aanwijzingen. Veel is CGT. MATCH is een
oplossing voor:
- heterogeniteit
- Comorbiditeit
- Flux
- Lineair
- Vast aantal sessies
- Crisis
Flowchart is een voorbeeld van hoe een
client door een behandeling heen zou
kunnen gaan.
Men spreekt van eclectische therapie als de
therapeut zich niet tot één stroming beperkt,
zoals psychoanalyse, gedragstherapie,
systeemtherapie of medicamenteuze
therapie, maar uit de verschillende
stromingen die elementen of technieken
kiest die het best passen bij de cliënt of het
probleem.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Er is hierbij dus niet 1 stijl, maar meerdere. Meestal 1 oriëntatie en componenten van andere
stromingen/modellen. voorbeelden:
- combinatie van medicatie met CGT
- Combinatie van Chinese kruiden en antidepressiva
- Combinatie van mindfullness en CGT
Er zijn verschillende vormen van eclectisch:
- Simultaan: tegelijkertijd
- Sequentieel: achter elkaar
- Stage-oriented: afhankelijk van de fase waarin een kind zich bevind
Chorpita & Daleiden
Wat is een succesvolle (evidence based) behandeling? Dit artikel is een review van de structuur
van literatuur van kind en adolescent behandelingen op basis van methodologische assumpties.
Daarnaast wordt er bepaalt of de component praktijken die evidence-based treatments
karakteriseren in het algemeen anders zijn georganiseerd —> zijn evidence-based
behandelingen gekarakteriseerd door unieke praktijken in de context van het behandelen van
depressieve Aziatisch-Amerikaanse meisjes?
Distillation and matching model (DMM): gedetailleerde beschrijving van strategieën die
evidence-based behandelingen karakteriseren en problemen met handleidingen als analyse
omzeilen. Deze methode gebruikt frequentie patronen in praktijktechnieken om de empirische
constructie van een destillatie-boom die de geselecteerde literatuur organiseert op een van te
voren geselecteerde variabele. Dit model is ontworpen om:
- Een kaart van behandelingspraktijken vormen die laten zien wat de geprefereerde uitkomst is
- Het begrijpen van de onderliggende data relaties tussen praktijken en client/context
variabelen promoten
- Het faciliteren van een hypothese betreft potentiële beschrijvende heuristiek om toe te
passen op nieuwe situaties.
In dit onderzoek zijn er gerandomiseerde onderzoeken van niet-farmacologische
behandelingen gericht op angst, ADHD, ASS, depressie, disruptive behavior, middelen gebruik
en traumatische stress gezocht. Op deze onderzoeken werd de DMM toegepast. Dit was de
destillatieboom die hieruit voorkomt:
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
De patronen die in dit onderzoek zijn gevonden laat niet dat behandelingen gekarakteriseerd
worden door een groot aantal praktijk elementen die variëren afhankelijk van de variabele waar
je op focust. Het resultaat kan een gids vormen voor de selectie van een evidence-based
protocol of voor de ad-hoc design van een behandeling. In het vormen van de boom waren er
twee patronen:
- Mature splits: gebaseerd op niet overlappende observaties
- Special cases: kleine subgroep van een studiegroep met een uniek patroon
Het onderzoek laat niet zien waarom iets heeft gewerkt, alleen wat heeft gewerkt. Ook kan het
ook niks zeggen over relaties met variabelen buiten dit model.
Limitaties van het onderzoek:
- kleine steekproef van onderzoeken die gebruikt zijn
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Niet alle literatuur had alle informatie die nodig was
- Overspecificatie van data
De Graaf et al.
Het werken met evidence-based protocollen en interventies wordt steeds belangrijker in de
jeugd-ggz. De vraag is of kennis over evidence-based interventies terechtkomt bij diegenen die
deze kennis zouden moeten gebruiken en wat hun weerhoudt om deze in te zetten. Om dit te
onderzoeken is de studie state of art uitgevoerd. Ook met het doel de verspreiding van kennis
over de effectiviteit van interventies in de jeugd GGZ te stimuleren. Het project is opgedeeld in
meerdere deelprojecten:
- Zicht op kennis: beschikbare diagnostische instrumenten en interventies voor de jeugd-ggz
- State of art: bekendheid en gebruik van evidence-based interventies in de jeugd-ggz
Dit artikel gaat over de studie state of art.
Er is een vragenlijst afgenomen onder beroepskrachten en inhoudelijke managers, werkzaam in
ggz-instellingen. Er zijn 15 diepte interviews afgenomen en een expertmeeting met 20 experts
uit verschillende werkvelden.
Respondenten werd gevraagd of ze bekend waren met de databanken omdat hier informatie
over de kwaliteit van interventies te vinden is —> 86% is bekend met Landelijk Kenniscentrum
Kinder en Jeugdpsychiatrie. Databank Effectieve Jeugdinterventies (DEI) is bekend bij 61%.
De respondenten maken ongeveer evenveel wel als niet gebruik van evidence-based
interventies voor jeugdigen. Met name worden evidence-based diagnostische instrumenten,
behandelingen en medicatie gebruikt en in mindere mate evidence-based signalerings- en
screeningsinstrumenten, preventieve interventies en justitiële interventies. Er worden ook
interventies toegepast niet niet evidence-based zijn —> het is niet beschikbaar.
De geïnterviewden begrijpen de noodzaak van de verandering naar meer evidence-based —>
doel van de behandeling in de gaten houden, meer houvast voor client, protocol afwerken. De
verandering moet niet te snel worden toegepast —> ongewenste neveneffecten.
Aantal aspecten uit interviews die eens succesvolle implementatie van evidence-based
interventies bevorderen:
- verhoogt de betrouwbaarheid van professioneel handelen
- Meer transparantie
- Doelmatiger en efficiënter interveniëren
- Past bij huidige ontwikkelingen richting meer stoornisspecifiek werken
Knelpunten die benoemd zijn:
- Weinig ruimte voor professionaliteit van beroepskracht
- Evidence-based interventies geven te weinig richting over hoe om te gaan met kinderen met
meerdere stoornissen of een niet-specifieke stoornis
- Niet alle problematiek oplossen met evidence-based interventies —> niet beschikbaar
- Veel geld en tijd
Er worden nu vaak elementen van verschillende protocollen gebruik —> behandeling op maat.
Deze zelf samengestelde behandelingen zijn niet bewezen effectief. Het is niet duidelijk wat
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
effectieve elementen zijn. De databanken worden als positief ervaren. Er zijn verschillende
belemmeringen van de databanken benoemd:
- indienen van interventies gebeurt weinig —> professionals zijn hier niet bekend mee of het
kost te veel tijd
- Niet duidelijk wat evidence-based is —> geen eenduidig en breed beeld
- Effectiviteit nog niet bewezen betekent niet dat het niet effectief is
Op dit moment wordt er in de jeugd-ggz nagedacht over de invoering en bruikbaarheid van
monitoringssystemen met als doel de kwaliteit van uitvoering te bewaken. Dit gebeurt onder
druk van financiers. Het kost veel tijd om al die vragenlijsten in te vullen —> niet iedereen wil dat.
Als je het gebruikt vinden ze het leuker —> het doel moet duidelijk zijn. Verwarrend is dat
verschillende monitoringssystemen tegelijkertijd worden gebruikt en ontwikkeld.
Er vindt bij instellingen algemene supervisie en intervisie plaats maar ook interventiespecfieke
supervisie en intervisie om de kwaliteit van uitvoering te bewaken.
De implementatie van evidence-based werken is erg ad hoc. De meeste instellingen hebben
niet genoeg kennis om te implementeren. Er zou advies moeten zijn over de
implementatiemethode.
Idee: taskforce —> stakeholders, kennis uitwisselen, consensus bereiken over definities,
prioriteren bij implementatie —> draagvlak voor veranderingen en daardoor aan een efficiënte
en effectieve implementatie van veranderingen.
Weisz et al
Evidence-based behandelingen worden niet vaak gebruikt in de klinische praktijk. In dit
onderzoek is er gekeken naar evidence-based behandelingen voor depressie, angst en conduct
problems in vergelijking met gewoonlijke behandeling. Dit is gedaan door middel van een
gerandomiseerde effect trial.
Modular approach to therapy for children with anxiety, depression or conduct problems
(MATCH): behandelingen die gebruikt worden voor deze problemen zijn gestructureerd als
vrijstaande modules. De modules vormen een menu van mogelijkheden. Deze methode zou 2
problemen tegengaan:
- de behoeften van clinici die diagnostisch gezien een diverse caseload dragen
- De comorbiditeit en stroom die veel voorkomend zijn onder jongeren
Modular treatment produceert een significant stijlere baan van verbetering dan gewone zorg en
standaard behandeling. Jongeren die modular Treatment ontvangen hebben ook minder
diagnoses na de behandeling. De uitkomsten van standaard handleiding behandelingen
veranderen niet significant van de uitkomsten van gebruikelijke zorg. De modulaire benadering
doet het dus beter dan de gebruikelijke zorg en de standaard evidence-based behandelingen.
Prins hoofdstuk 12
Zie week 3
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Collegeweek 7
Bartelink hoofdstuk 4
Recent is er meer aandacht voor manieren om ouders en jeugdigen beter te betrekken in het
proces van indicatiestelling. Dit past goed in de toenemende eis aan hulpverleners om
evidence based te werken —> de ervaring van client meenemen in de besluitvorming.
Indicatiestelling in de dialoog betekent dan ook dat client en hulpverlener met elkaar in gesprek
gaan over wat de mogelijkheden zijn om de problemen van de client aan te pakken, zodat zij tot
overeenstemming komen over wat de beste hulp is. Er zijn verschillende redenen waarom het
belangrijk is om de indicatiestelling in dialoog uit te voeren:
- de uitkomsten van behandeling zijn beter als de cliënten bij de besluitvorming betrokken zijn
en de behandeling van hun voorkeur krijgt
- Het heeft effect op het behandelproces en behandelresultaten als hulpverleners de
uitkomsten van diagnostisch onderzoek goed terugkoppelen aan hun cliënten en
hulpverlener en client het eens zijn over wat de problemen zijn
- De werkrelatie is belangrijk voor de motivatie van de client
Vooral kinderen hebben tot nu toe weinig te zeggen over hun hulpverleningsproces.
Hulpverleners hebben effectieve middelen nodig om hun cliënten bij het
besluitvormingsproces te betrekken.
Een belangrijk aandachtspunt in de dialoog met ouders en jeugdigen is de machtsverdeling.
Door hun kennis en ervaring hebben hulpverleners een voorsprong op hun cliënten in de mate
waarin zij het besluitvormingsproces kunnen beïnvloeden. Hierdoor kan het makkelijker
gebeuren dat zij een beslissing voor de ouders en het kind nemen zonder hen de ruimte voor
hun ideeën te bieden. Vier criteria voor de beoordeling van een goede samenwerking tussen
hulpverleners en ouders en kinderen:
1. Alle partijen waarop de beslissing invloed heeft moeten betrokken worden
2. De ontmoeting moet zodanig zijn vormgegeven dat zorgvuldige afwegingen gemaakt
kunnen worden
3. De onbalans in macht tussen partijen moet verminderd worden: informatie moet voor
iedereen beschikbaar zijn en aangeboden informatie moet begrijpelijk zijn voor alle
deelnemers, iedereen moet de kans hebben zijn mening te verhelderen
4. Het moet mogelijk zijn om te controleren of de beslissingen gegrond zijn op relevante
argumenten en acceptabele waarden en normen
Wat is indicatiestelling in dialoog met de client? —> de hulpverlener en client komen tot
overeenstemming over wat de vraag van de client is (vraagverheldering), de probleemanalyse
(diagnostiek), wat de doelen van de hulp moeten zijn en hoe deze doelen bereikt kunnen
worden. Indicatiestelling in dialoog wordt ook wel shared decision making genoemd.
Kenmerkend:
- tenminste twee gesprekspartners (hulpverlener en client) betrokken
- Beide gesprekspartners neme stappen in het delen van een behandelbeslissing
- De gesprekspartners delen informatie over verschillende behandelmogelijkheden
- Ten einde overeenstemming te bereiken over de gewenste behandel mogelijkheden
De hulpverlener dient alle informatie te delen zodat de client een goede beslissing kan maken.
De indicatiestelling in dialoog is vraaggericht, motiverend, oplossingsgericht en activerend:
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- vraaggericht: hulpverlener gaat na wat ouders/kinderen als probleem ervaren en dat hij
probeert de hulp daar zo goed mogelijk op aan te laten sluiten
- Oplossingsgericht: gericht op het versterken van positieve krachten in het gezin en in het
sociale netwerk van het gezin
- Motiverend: aandacht voor de motivatie van de client om te veranderen te vergroten
- Activerend: er staat voorop wat de ouders zelf kunnen doen om een opvoedingssituatie te
realiseren waarin een kind zich veilig kan ontwikkelen.
Er kan op verschillende manieren naar participatie van ouders en kinderen gekeken worden. De
mate waarin ouders en kinderen invloed hebben op de besluitvorming heeft te maken met de
houding van de hulpverlener. De participatieladder maakt inzichtelijk op welk niveau ouders en
kinderen invloed hebben op de besluitvorming. Participatie ladder:
- informeren: de hulpverlener informeert de ouders en kind over wat zijn beslissing is
- raadplegen: de hulpverlener praat met ouders en kind als informatiebron, maar houdt er
geen rekening mee in de besluitvorming
- Adviseren: de hulpverlener vraagt ouders en kinderen welke hulp zij menen dat nodig is,
maar neemt zelf een beslissing
- Coproduceren: de hulpverlener vraagt ouders en kinderen welke hulp zij menen dat nodig is
en kan alleen beargumenteerd afwijken van hun inbreng
- Meebeslissen: ouders en kinderen bepalen welke hulp zij nodig hebben en de hulpverlener
stemt in met hun besluitvorming —> indicatiestelling in dialoog
Er zijn verschillende factoren van invloed op de mate waarin volwassenen in het algemeen
betrokken zijn bij de besluitvorming —> bijv. De overtuiging van de hulpverlener dat dit een
positieve invloed heeft op het proces. Een belangrijke voorwaarde voor participatie van
volwassenen in het algemeen en ouders die hulp zoeken voor hun kind in het bijzonder is de
vaardigheid van hulpverleners om hen in de besluitvorming te betrekken. Voor gezamenlijke
besluitvorming is het vooral van belang dat hulpverleners in staat zijn om relevante informatie
op zo’n manier met hun cliënten te delen dat cliënten zich evenwichtig oordeel kunnen vormen
over wat de beste behandelmogelijkheid is.
Hamilton: het is belangrijk dat hulpverleners diagnostische dilemma’s en beslissingen over de
behandeling met ouders en kinderen bespreken. Een zorgvuldige maar begrijpelijke discussie
over relevante informatie kan de samenwerking op verschillende manieren versterken:
- toetsbaar en transparant te werken —> Vergroot de kans dat zij overeenstemming bereiken en
voorkomt weerstand bij cliënten
- Invloed op de machtsverhouding tussen hulpverleners en cliënten —> onbalans in
machtsverhouding wordt kleiner
- Realistische verwachtingen van ouders en kinderen —> mogelijk effecten
- Ouders bieden meer ondersteuning als zij het gevoel hebben op gelijkwaardig niveau met
hulpverleners in gesprek te kunnen gaan
Participatie van kinderen en jongeren —> zij zijn vaak nauwelijks betrokken. De mogelijkheid tot
participatie hangt samen met de leeftijd en ontwikkeling van kinderen. Naarmate zij ouders
worden en hun inzicht groter is, moeten zij meer in staat gesteld worden om hun stem te laten
horen in de besluitvorming. Kinderen hebben vaak de indruk dat ze maar in beperkte mate
kunnen deelnemen aan het besluitvormingsproces —> minder kennis en vaardigheden.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Kinderen worden ook niet echt betrokken. Ouders kunnen hierin een faciliterende of een
hinderende rol hebben. Het is belangrijk om jongeren wel te betrekken:
- Zelfwaardering en relationele vaardigheden
- Socialisatie: kinderen worden voorbereid om in de toekomst ook bepaalde beslissingen te
nemen
- Plaatsingen in pleegzorg stabieler —> geboden hulp sluit beter aan bij problemen
Er zijn een aantal zaken nodig om kinderen effectief te laten deelnemen aan een
besluitvormingsproces —> er moet de mogelijkheid zijn. Shier —> participatie op 5 niveaus:
1. Er wordt naar kinderen geluisterd maar er is nog niets georganiseerd om kinderen tot
participatie te stimuleren
2. Kinderen worden ondersteund in het geven van hun mening (hulpverleners zijn getraind in
de ondersteuning van participatie van kinderen en beschikken over de benodigde
communicatievaardigheden om leeftijdadequaat kinderen te betrekken)
3. In overwegingen wordt rekening gehouden met de mening van kinderen
4. Kinderen zijn betrokken bij het besluitvormingsproces (actieve participatie ipv consultatie)
maar hebben geen feitelijk macht over de genomen beslissing
5. Kinderen delen de macht en verantwoordelijkheid voor besluitvorming
Kinderen moeten ook toegang hebben tot relevante informatie beschikken waarmee zij
weloverwogen een beslissing kunnen nemen. Dit moet op een leeftijd adequate manier
gepresenteerd worden. Er moet een aantal randvoorwaarden geregeld zijn —> bijv. Klacht in
kunnen dienen. Het is belangrijk dat er een balans is in machtsverdeling tussen de partijen.
Onbalans kan makkelijk veroorzaakt worden door een gebrek aan kennis of beperkte
capaciteiten om de eigen mening weer te geven. Kinderen moeten ondersteund worden in het
geven van hun mening.
Er zijn allerlei methoden waarmee hulpverleners de motivatie van cliënten kunnen stimuleren en
hen kunnen betrekken bij besluitvorming. Voor ene indicatiestelling in de dialoog zou de
werkwijze vraaggericht, motiverend, activerend en oplossingsgericht zijn.
Vraaggericht werken: de hulpverlener gaat na wat ouders of kinderen als probleem ervaren en
hier de hulp zo goed mogelijk aan probeert te laten sluiten. De hulpverlener hecht een groot
belang aan de verantwoordelijkheid van de client in de probleembeschrijving en
besluitvorming. Vraaggericht werken wordt bepaald door twee elementen:
- De basishouding van de hulpverlener: respect, bescheidenheid en oprechtheid in het
gesprek met de client en door het gebruiken van methoden en instrumenten die aansluiten
bij de behoeften en mogelijkheden van de client
- Een vraaggerichte hulpverleningsorganisatie waarin hulpverleners ruimte en flexibiliteit
krijgen om in te gaan op de vraag van de client
De hulpverlener stelt zich op als procesbegeleider en adviseur van de client en de client neemt
beslissingen.
Oplossingsgericht werken: versterken van positieve krachten in het gezin en in het sociale
netwerk van het gezin. Uitgangspunt is de situatie zoals de client zich die wenst. Samen zoeken
hulpverlener en client naar oplossingen die de client tal in huis heeft en die haalbaar zijn. De
vraag die centraal staat: ‘’wanneer alle problemen door een wonder ineens zijn opgelost. Waar
zou u dat dan aan merken?’’. Ook kunnen er schaalvragen gesteld worden. Een specifi eke
toepassing van het oplossingsgericht werken is Signs of Safety (veiligheidsplan voor
kindermishandeling): welke positie neemt het gezinslid in t.o.v. het probleem, uitzonderingen
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
op kindermishandeling, doelen voor het gezin, indicatoren voor veiligheid (hoe menen zij dat
het kind veilig is).
Motiverende gespreksvoering: het proces van indiceren vergroot de motivatie van de client
om te veranderen. Drie essentiele aspecten:
- bereidheid om te veranderingen
- Overtuiging in staat zijn om te veranderen en gereedheid om te veranderen
- Gereedheid om te veranderen
Personen lopen verschillende stadia door voordat zij hun gedrag veranderen:
- voorbeschouwing (precontemplatie): de client heeft nog geen intentie om te veranderen
- Overpeinzing (contemplatie): de client is zich bewust van het probleem en overweegt wat
het kan opleveren als hij gedrag verandert —> nog geen actie
- Besluitvorming (voorbereiding): de client neemt pas een besluit op het moment dat hij zich
bewust is van het problemen, hij het probleem erkent en voldoende vertrouwen heeft in zijn
mogelijkheden om te veranderen
- actie: de client onderneemt actie om het gedrag te veranderen
- Onderhoud (consolidatie): de client probeert om het nieuwe gedrag in zijn dagelijks leven
te integreren. Alleen op die manier is hij in staat om de bereikte verandering vast te houden
en niet terug te vallen.
- terugval: meestal is een client niet in staat om het bereikte resultaat volledig te handhaven
en krijgt hij een terugval. Een client hoeft niet elke keer dat hij terugvalt, helemaal opnieuw te
beginnen.
Motiverende gespreksvoering is van belang: empathische houding en weerstand serieus
nemen.
Activerend werken: er staat voorop wat ouders zelf kunnen doen op een opvoedingssituatie te
realiseren waarin een kind zich weer goed en veilig kan ontwikkelen. Daarnaast kan een
hulpverlener samen met het gezin onderzoeken wat de mogelijkheden van het sociale netwerk
rond het gezin zijn. Bijvoorbeeld de eigen kracht-conferentie —> bijeenkomst waarin een gezin
samen met zijn sociale netwerk een plan opstelt om problemen op te lossen. Dit bestaat uit drie
fasen:
1. De familie krijgt informatie van hulpverleners over wat hun kijk is op de problemen en wat
de mogelijkheden van hulpverlening zijn
2. Hulpverleners trekken zich terug, familie stelt een plan op
3. Familie presenteert het plan aan de coördinator
Er is weinig bekend over wat het effect is van een indicatiestelling die in dialoog tussen de
hulpverlener en de cliënt plaatsvindt. Enkele overzichtsstudies laten positieve effecten zien als
cliënten betrokken zijn bij de besluitvorming.
Effecten van vraaggericht werken: draagt bij aan de effectiviteit van de hulpverlening omdat:
- vraaggericht werken een positieve invloed uitoefent op de motivatie van de client
- De client en de hulpverlener afstemmen wat zij gezamenlijk onder het resultaat van de
behandeling verstaan
- De hulpverlener genoodzaakt is zijn evidence based adviezen op een respectvolle,
bescheiden en oprechte manier over te brengen aan de client
- Het een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de hulpverleningsrelatie
Er is geen onderzoek gedaan naar de effecten van vraaggericht werken op de uitkomsten van
de behandeling
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Effecten van oplossingsgericht werken: het onderzoek is vrij beperkt. De eerste uitkomsten
zijn positief.
Effecten van motiverende gespreksvoering: veel onderzoek, helpt vooral bij verslavingen etc.
Er is ook een onderzoek naar jongeren, hierbij werd ook duidelijk dat het effectief is
Effecten van een activerende benadering: problemen in gezinnen nemen af, maar of de
veiligheid van het kind ook verbeterd is niet bekend.
Indicatiestelling in dialoog is ook belangrijk wanneer er zorgen bestaan over de veiligheid van
het kind. Samenwerken met ouders mag niet betekenen dat de hulpverleners concessies doen
aan de veiligheid van het kind. Dit vraagt een bepaalde houding en specifieke vaardigheden
van hulpverleners:
- Houding: samenwerking bevorderen, niet te dwingend of veroordelend, inspelen op de
angst van ouders —> kan zorgen dat ze doen alsof ze meewerken of openlijk niet meewerken
omdat ze bang zijn dat het kind uit huis geplaatst wordt. Dwang mag geen standaard zijn.
- Vaardigheden: beoordelen of een kind veilig is/kan zijn. Balans tussen samenwerking en
veiligheid. Vier type vaardigheden:
* verhelderen van hun rol als kinderbeschermer
* Gebruik maken van processen om met samenwerking problemen op te lossen
* Vaardigheden om ouders te confronteren en om positieve en prosociale handelingen en
opmerkingen te belonen
* Relationele vaardigheden: empathie, zelfonthulling, humor en optimisme
Deltamethode: combinatie van samenwerking met gezinnen en veiligheid van kinderen
waarborgen, de werkwijze van gezinsvoogdij bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling
(OTS) van kinderen. Het belangrijkste doel is de ontwikkelingsbedreiging van het kind op te
heffen. Dat doen de gezinsvoogden door een samenwerkingsrelatie met ouders en kinderen
aan te gaan waarin de ontwikkeling van het kind centraal staat. Vierstappenmodel:
1. Het formuleren van zorgpunten, sterke punten en de visie van het gezin
2. Het omzetten van zorgpunten in mogelijke verstoringen in en bedreigingen van de
ontwikkeling van het kind
3. Het benoemen van gewenste ontwikkelingsuitkomsten
4. Het opstellen van werkdoelen, actiepunten en het werken met het plan op tafel
In de werkwijze speelt de communicatie tussen de gezinsvoogd en het gezin een belangrijke
rol. De vaardigheden die de gezinsvoogd hiervoor tot zijn beschikking heeft:
- Engageren: vaardigheid om het kind, ouders en andere betrokkenen te motiveren tot actieve
medewerking —> aansluiten bij wensen van het gezin, aansluiten bij sterke punten van het
gezin
- Positioneren: specifi eke van de kinderbeschermingsmaatregel te verduidelijken —> het wat,
hoe en waarom van de kinderbeschermingsmaatregel, het belang van het kind, de
gezinsvoogd als deskundige met bevoegdheden en plichten, de wijze van samenwerking
tussen gezinsvoogd en gezin.
- Schakelen tussen deze twee vaardigheden
Overeenkomsten van de verschillende methoden:
- hulpverlener laat respect zien voor de hulpvrager —> aandacht van de visie van de cliënt en
het probleem
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- De hulpvrager heeft de mogelijkheid om zelf naar oplossingen te zoeken.
- De methoden dragen bij aan self-efficacy van de hulpvrager
De belangrijkste verschillen:
- Eigen kracht: mensen zijn in staat om zelf regie over hun leven te nemen
- Motiverende gespreksvoering, vraaggericht en oplossingsgericht werken onderzoeken
ouders en jeugdige samen met een hulpverlener wat de problemen zijn en welke een
oplossing hiervoor biedt
- Motiverende gespreksvoering legt sterk de nadruk op waarom veranderen belangrijk is, bij
oplossingsgericht werken draait het meer om het vinden van oplossingen
- Bij zowel eigen kracht als signs of safety staan de mogelijkheden die het gezin zelf heeft
centraal maar bij eigen kracht is het vanaf het begin betrokken bij de besluitvorming. Het
sociale netwerk is bij signs of safety minder betrokken.
- Deltamethode en signs of safety werken allebei met een plan om de veiligheid van het kind te
waarborgen —> oplossingsgerichte manier van werken waarbij stap voor stap een plan wordt
uitgewerkt dat de veiligheid vergroot. Bij de deltamethode is een expliciet
ontwikkelingsgericht kader van ontwikkelings- en opvoedingsopgaven. Bij signs of safety is
dit niet benoemd.
Elke werkwijze heeft zijn eigen mogelijkheden en technieken om cliënten te activeren en
motiveren in het proces van indicatiestelling. Een aantal factoren lijkt van invloed te zijn op
goede resultaten bij ouders en kinderen:
- de therapeutische relatie
- Verwachtingen van de client
- Therapeutische techniek
- Client factoren
—> integratief werkzame factorenmodel van Pijnenburg: de interactie tussen client en
hulpverlener is een alliantie:
- professionele werkrelatie met emotionele band: persoonlijke alliantie
- Overeenstemming over het samenwerkingsdoel: taakalliantie
Dosen
Op dit moment wijst onderzoek naar een monodisciplinaire behandeling bij gedrags- en
psychiatrische problemen bij mensen met een intellectuele beperking (ID) beperkte successen
opleveren. De problemen zijn zo complex dat er ook een behandeling nodig is die vanuit
verschillende perspectieven kijkt. Een integratieve manier van behandelen wordt nog niet veel
toegepast —> biologisch reductioneren heerst nog steeds in het werkveld van ID —>
neurobiologische processen zijn de enige valide factoren om psychiatrische problemen te
begrijpen onder deze mensen. Er wordt daarom vaak gebruik gemaakt van psychotropische
medicatie of gedragstherapie.
Pas recent is de gedachte ontstaan dat deze groep een uitgebreide behandeling moeten
ontvangen, een integratie van medisch, psychotherapeutisch, gedrags-, cognitief en
pedagogische behandeling. Een behandelplan moet gebaseerd zijn op individuele problemen.
Dit artikel gaat uit van een multidimensionale behandeling bij personen met ID die gedrags- en
psychiatrische problemen hebben. Er zijn vier dimensies besproken:
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Biologisch: kijkt naar dysfuncties in de hersenen door hersenschade, afwijkende
hersenontwikkeling of genetische stoornissen.
- Psychologisch: dit gaat over de psychosociale aspecten die de ervaring van het ‘’zelf’’ en de
interactie met de externe wereld bepalen.
- Sociaal: omstandigheden in iemands omgeving die de individu-omgeving interactie hebben
beïnvloed en die belangrijk zijn voor ervaringen op psychologisch niveau.
- Ontwikkeling: tot voor kort werd alleen de cognitieve ontwikkeling gezien als een
belangrijke factor in de diagnostische beoordeling van psychiatrische problemen bij mensen
met ID. Er werd nauwelijks gekeken naar emotionele ontwikkeling, persoonlijke ontwikkeling
of sociale en culturele aspecten van iemands participatie in de samenleving. Wanneer er
gekeken wordt naar de ontwikkelingsdimensie: elke persoon heeft specifi eke emotionele
behoeften, heeft specifi eke motivaties, heeft een specifi eke manier om om te gaan met
dingen (coping), heeft een specifi eke adaptieve interactie met de omgeving. Maladaptive
gedrag kan leiden tot niet goed om kunnen gaan met interne/externe schadelijke stimuli.
Uiteindelijk kan het leiden tot psychiatrische stoornis wanner het voorkomt met een
dysfunctie van neurale mechanismen en wanneer het botst met de omgeving. Er moet dus
onderzoek worden gedaan naar de emotionele, sociale, persoonlijke en cognitieve
ontwikkeling.
Ook is er een integratieve diagnose en integratieve behandeling, deze wordt belichaamd door
een samenwerking van verschillende professionals: psychiaters, psychologen, pedagogen,
sociaal werkers, verpleegkundigen en wanneer dit mogelijk is ook de verzorgers.
Een integratieve behandeling zou niet alleen maar gericht moeten zijn op de symptomen van
de stoornis, maar op het herstellen van iemands mentale welzijn. Er moet gekeken worden naar
de onderliggende processen die hebben geleid tot de uiting van deze problemen.
Verschillende behandelingsmethoden van verschillende perspectieven worden toegepast. Hoe
gaat dit in zijn werk?
- er worden biologische, psychologische, sociale en ontwikkelingsaspecten verhelderd
- Deze informatie wordt gebruikt om iemands basisbehoeften tegemoet te komen en iemand
te beschermen tegen zijn eigen frustraties. De basis emotionele behoeften worden
vastgesteld aan de hand van het Schema for Appraisal of Emotional Development:
0 - 6 maanden: regulatie van fysiologische behoeften, integratie van sensorische input, structuur
van de ruimte, tijd en personen en sociale interactie
6 - 18 maanden: lichamelijk contact, hechting, sociale stimulatie en materiële objecten voelen
18 - 36 maanden: afstand in contact, bevestiging van autonomie, beloning van sociaal gedrag
3 - 7 jaar: identificatie met belangrijke personen, sociale acceptatie en steun, sociale
competentie
7-12 jaar: cognitieve, fysieke competentie, vriendschap, creativiteit, productiviteit, gouden
regels van sociaal gedrag
- De behandeling vindt dus plaats in de vier dimensies.
Biologisch: medicatie
Ontwikkeling: de persoon tegemoetkomen in basis emotionele behoeften
Sociaal: omgeving aanpassen aan de basisbehoeften van de persoon
Psychologisch: specifieke cognitieve training, gedragstherapie, psychotherapie
Bij mensen met ID en gedragsproblemen, is het probleemgedrag vaak een complex fenomeen
die bestaat uit verschillende aspecten. Er zijn twee soorten behandeling mogelijk:
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- de juiste zorg en startpunt definiëren om te basisbehoeften van de persoon tegemoet te
*
*
*
*
komen (psychosociaal en fysiologisch) wat leidt tot het bepalen van het doel van de
behandeling
Een strategie en methode kiezen voor integratieve behandeling:
first line: ontwikkelingsdimensie meegenomen
Second line: sociale dimensie
Third line: psychologische dimensie
Fourth line: biologische dimensie
Wanneer psychiatrische syndromen behandeld worden:
- eerst een doel bepalen en de basis emotionele behoeften tegemoet komen
- First line: biologische dimensie (antipsychotische medicatie)
- Second line: ontwikkelingsdimensie
- Third line: sociale dimensie
- Fourth line: psychologische dimensie
Karver
Doel van het artikel: associaties tussen therapeutische relatie variabelen en de mate waarin zij
zorgen voor variabiliteit in behandelingsuitkomsten onderzoeken.
Er is een verandering gaande naar empirische gesteunde behandelingen (EST’s). De
verandering naar evidence-based praktijk kan dan wel voordelig zijn voor het veld van de
mentale gezondheid, de EST beweging (empirically supported treatments) heeft andere
universele aspecten van het therapeutische proces genegeerd, terwijl dit ook belangrijk kan zijn
voor de uitkomsten van behandelingen.
Omdat er wel erkenning was voor meer onderzoek naar de therapeutische relatie variabelen, os
er de Taskforce on empirically supported therapy relationships opgericht om te bepalen welke
relatie variabelen evidence-based zijn. Effectieve variabelen in de behandeling van volwassenen
bleek consensus over het doel en samenwerking, therapeutische alliantie, cohesie in groep
psychotherapie en empathie van de therapeut. Limitaties van dit Taskforce:
- weinig onderzoek naar de behandeling van jongeren
- Alle variabelen zijn onderzocht in isolatie zonder conceptueel model of theoretisch raamwerk
The primary objectives of the present meta-analysis were to determine the overall strength of
associations between specific therapeutic relationship variables and youth clinical outcome
De resultaten die zijn verkregen per variabele:
- Counselor interpersonal skills/interpersoonlijke vaardigheden van de counselor: de relatie
tussen deze variabele en de uitkomsten bij de jeugd was heel verschillend per onderzoek.
- Therapist self-disclosure/zelfonthulling van de therapeut: er is nog niet genoeg onderzoek
om dit te bepalen
- Therapist direct influence skills/vaardigheden van directe invloed: dit verschilt heel erg per
studie. De effectsize was middel-groot.
- Therapeutische relatie met de client: de effectsize is hier groter dan bij volwassenen —> kan
ook een overschatting zijn
- Therapeutische alliantie: veel verschil tussen studies, wel een relatie gevonden
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- Affect towards therapist: positieve affect heeft een positief effect op het bedrag van de
therapeut, negatief affect zorgt voor een negatief effect.
- Bereidheid om mee te doen in de behandeling: dit heeft een gemiddelde relatie met de
uitkomsten.
- autonomie: matige relatie met de uitkomsten —> de definitie van autonomie was niet goed in
dit artikel
- Participatie: effect size is gemiddeld. Het is lastig om te vergelijken met de volwassen
-
literatuur. Het effect kan significant beïnvloed worden door moderatoren.
Therapeutische relatie met ouders: lage effectgrootte, tegen verwachting in
Bereidheid van de ouders: gemiddelde effectgrootte
Participatie van ouders: kleine effectgrootte, tegen verwachting in
Therapeutische alliantie met ouders: klein-matig effect
Er zijn dus heel veel verschillende aspecten onderzocht die te maken hebben met de relatie
tussen kind en therapeut.
Limitaties van dit onderzoek:
- niet genoeg artikelen bij bepaalde onderwerpen
- De participanten hebben tegelijk hun vragen over de relatie beantwoord als over de
uitkomsten —> het proces is niet meegenomen in de beoordeling
- Mediatie kon niet worden onderzocht
- Heel veel variabiliteit in hoe te constructen gemeten worden
Vragen uit de literatuuropdracht:
Dat kinderen/jongeren mogen meebeslissen lijkt heel mooi, maar er zit ook een groot risico
aan. Wat is dit risico? Resistentie/geen meewerking vanuit de jongere. Kinderen worden vaak
gestuurd naar hulpverlening en kiezen er niet zelf voor. Dit is omdat ze vaak zelf geen besef
hebben van hun problemen en daar dus ook niet
goed over kunnen beslissen
Welk gedrag van de therapeut heeft vooral invloed op behandelingsuitkomsten?
Interpersoonlijke skills zoals warmte, empathie, oprechtheid etc.
In het artikel wordt ook genoemd dat participatie van ouders aan het proces schadelijk kan zijn.
Waarom? Autonomie in een behandeling kan erg belangrijk voor adolescente cliënten die
autonomie zoeken van hun ouders.
Van Yperen
De effectiviteit van de jeugdzorg is voor verbetering vatbaar. De meningen over hoe het
verbeterd kan worden lopen erg uiteen. Er zijn twee uitersten:
- Hulpverleners moeten meer werken met specifieke interventies die evidence based zijn
- Het geeft geen zin om de focus te richten op de implementatie van specifieke interventies,
het gaat vooral om de effectiviteit van de hulpverlener.
Er wordt nog weinig gewerkt met evidence-based hulpverleningsmethoden. Biedt de
implementatie van dergelijke methodieken wel verbetering? Een studie van Lambert zegt: 40%
van de uitkomst wordt bepaald door factoren buiten de therapie, 30% door algemeen
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
werkzame factoren, 15% door placebo effecten en slechts 15% door de specifieke methodiek. In
dit artikel wordt onderzocht in hoeverre dit klopt. Er staan drie vragen centraal:
- kijkend naar de onderzoeksliteratuur, wat weten we over de verhouding tussen de
werkzaamheid van algemene factoren in de hulpverlening en die van specifieke
methodieken?
- Wat is de stand van de discussie over de weging van algemene factoren en specifieke
methoden in dat verband?
- Wat kunnen hulpverleners in praktijk het beste doen als ze de hulp willen verbeteren?
Investeren in algemene hulpverleningsprincipes of in specifieke methodieken
Wat is nu de effectiviteit van interventies in de praktijk? Weisz et al vonden in een metastudie
een gemiddelde effectgrootte van .01 —> geen effect. Dit onderzoek blijkt echter niet geldig
voor de jeugdzorg van deze tijd. Een probleem van de studie van Weisz is dat er een aantal
verouderde bronnen is gebruikt. Er wordt nu eerder een schatting gemaakt van .40. Dit beeld
van de effectiviteit is alsnog niet erg bevredigend. Er is nog steeds veel onzekerheid over of dit
beeld klopt, maar als het klopt zijn we zeker toe aan verbetering van de effectiviteit.
Er blijkt dat er geen robuuste uitspraken te doen zijn over wat de verhouding is tussen de
verschillende factoren. Wel is er een trend te zien dat algemeen werkzame factoren
verhoudingsgewijs een sterk effect lijken te hebben, maar de rol van specifieke methodieken is
nog onvoldoende ontrafeld. Daar komt bij dat het beeld van de dominante algemeen
werkzame factoren is gebaseerd op het verleden. Er zijn een aantal twijfels over de studie van
Lambert:
- Gedateerd beeld: de literatuur die gebruikt is is sterk verouderd.
- Verschillende terminologie: in de verschillende artikelen worden verschillende termen
gebruikt, wat Lambert gebruikt voor een term
- Verschillende cijfers: de verhoudingen tussen factoren in de literatuur zijn niet consistent.
Wat zijn algemeen werkzame factoren? Betreffen de ingrediënten van de hulp die tot het
resultaat bijdragen, ongeacht de soort behandeling en doelgroep. Voorbeelden:
- aansluiten bij motivatie van client
- Goede kwaliteit van de relatie client-behandelaar
- Goede structurering van de interventie
- Een goede fit van de aanpak met het probleem en de hulpvraag
- Uitvoering van de interventie zoals deze uitgevoerd hoort te worden
- Professionaliteit van de behandelaar
- Goede werkomstandigheden van de behandelaar
De sterkte van het verband tussen de uitkomsten en deze factoren wordt beïnvloed door
verschillende factoren:
- type probleem (externaliserend, internaliserend, ouderlijke competentie, coping)
- Tijdstip van meten (later in de therapie = sterker)
- Type informant (bij therapeut sterker dan bij jeugdige of ouder)
- Ontwikkelingsfactoren als cognitieve en psychosociale rijpheid —> kinderen kunnen soms
moeite hebben met het begrijpen van de noodzaak van de behandeling. Bij adolescenten:
behoefte aan autonomie.
Er zijn een aantal kenmerken van een hulpverlener die bijdragen aan het resultaat:
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
- vermogen om consistente verklaringen te bieden voor iemands probleem en een hiermee
samenhangend behandeling te bieden (structuur)
- Het geloof en de verwachting van de therapeut dat zijn behandelingsstrategie zal werken en
zijn vermogen deze verwachting over te dragen aan de client
- Mate waarin de therapeut in staat is allianties aan te gaan met verschillende soorten mensen
De betekenis van de hulpverlener en de relatie met de client is belangrijk, maar moet niet
overdreven worden:
- de relatie is bij kortdurende hulp minder belangrijk dan bij langer durende hulp
- Hulp via internet en begeleide zelfhulp kan ook effectief zijn —> ander soort relatie
component. Dit laat ook zien dat de client zelf ook een werkzame factor is.
Wat is de bijdrage van de methodiek in dit alles? Er is de verwarring dat technieken en
algemeen werkzame factoren twee verschillende dingen zijn. Er is echter ook verwevenheid:
- basistechnieken hebben soms het karakter van een algemeen werkzame factor (bijv.
Gestructureerd werken)
- De toepassing van technieken die specifiek zijn toegesneden op de problematiek werkt door
in de kwaliteit van de algemeen werkzame factoren
De potentie van specifieke methodieken wordt mogelijk onderschat. Er zijn aanwijzingen dat
door gebruik van deze methodieken er een betere koppeling tot stand komt tussen de
specifieke problemen waar de jeugdige/opvoeder mee kampt en de handelingen die de
hulpverlener in dat stadium het beste kan verrichten om de problemen te verhelpen.
De conclusie is dat door de potentie van specifieke methodieken beter te benutten, in de
toekomst de verdeling over de genoemde factoren er heel anders uit kan komen te zien. De
discussie over de verhouding tussen de algemeen werkzame factoren en specifieke methoden
is dan ook nog lang niet beslecht. Er moet met deze methodieken gewerkt worden en de
resultaten moeten onderzocht worden.
Zijlmans
Medewerkers die werken met cliënten met een intellectuele beperking (ID) die lastig gedrag
vertonen, kunnen dit gedrag in stand houden omdat het emotionele reacties zoals angst,
boosheid, geïrriteerdheid veroorzaakt, en dit kan adequaat response gedrag tegenhouden. De
medewerkers passen vaak interventies toe die werken op de korte termijn, maar niet op de
lange termijn. Wanneer de medewerkers minder stress hebben, is de interactie positiever.
Emotionele intelligentie is nog niet onderzocht. Emotionele intelligentie is een reeks aan
emotionele, persoonlijke en sociale vaardigheden die het vermogen om op een effectieve
manier om te gaan met de druk en vragen van de omgeving. Het bestaat uit verschillende
factoren:
- het beeld dat mensen van zichzelf hebben
- Hoe mensen opkomen voor hun eigen verlangens en rechten
- De vaardigheid om eigen emoties te begrijpen en te beheren
- De relatie met anderen
- De mate waarin zij investeren in anderen
- De vaardigheid om de gevoelens van anderen te herkennen en respecteren
- De strategieën die mensen gebruiken om om te gaan met problemen en stress, welzijn en de
capaciteit om impulsen te controleren.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Het doel van dit onderzoek is om te bepalen of een EQ training in combinatie met videofeedback training de emotionele intelligentie van medewerkers die werken met mensen met
een ID en probleemgedrag verbeterd. Hiervoor zijn er drie vragen gesteld
1. zijn de verschillen tussen pre en posttest scores op de schaal van EQ-i hoger voor de
experimentele groep dan de control groep
2. Zijn er differentiërende effecten op de training van subschalen van de EQ-I?
3. Is de emotionele intelligentie van de medewerkers verbeterd?
De antwoorden op deze vragen:
1. De groep die meedeed aan de training had een grotere stijging dan de controle groep in
twee van de vijf schalen van de EQ-i na de training
2. De verschillen op de subschaal niveau zijn beperkt tot de stress management schaal
3. De emotionele intelligentie van de medewerkers in de experimentele groep zijn in de
verlangde richting veranderd.
Er is dus een verbetering gevonden in emotionele intelligentie. Er is niet gekeken naar de
onderliggende mechanismen van training die de verandering in emotionele intelligentie kan
veroorzaken.
Prins hoofdstuk 7
Niet-specifieke factoren in een behandeling gaan over algemene ingrediënten van de hulp die
tot het resultaat bijdragen ongeacht de vorm van de hulpverlening zelf. De deskundigheid van
de hulpverlener blijkt een zeer belangrijke factor te zijn voor cliënten. Ook is de therapeutische
relatie die zich gaandeweg ontwikkelt van belang, net als een goede structurering van de
interventie en het adequaat uitvoeren van de therapie. Niet-specifieke factoren zijn een mix van
zowel interventiekenmerken (taakgerelateerde alliantie) als therapeutkenmerken (persoonlijke
alliantie).
Bij het eerste contact met de client wordt de informatie verzameld waardoor, door wie en voor
wie hulp gevraagd wordt. Er moet meteen een coöperatieve relatie worden opgebouwd. Als
niet het kind maar de verzorgers worden geïnterviewd over de thuis- en schoolsituatie wordt dat
heteroanamnese genoemd. Bij adolescenten kan dit problematisch zijn —> meer weerstand.
Een eerste gesprek moet gaan over:
- relevante informatie over de gedragsproblematiek
- Relevante informatie over het functioneren op diverse terreinen
- Eventuele voorgaande hulpverleningsgeschiedenis
- Ouderlijke visie t.a.v. problematiek
- De gezinsgeschiedenis als context van de problematiek
Bij jonge kinderen is er meer geduld, het juiste gevoel en extra communicatieve vaardigheden
nodig omdat ze bijvoorbeeld sterke weerstand bieden tegen autoriteit. Vertrouwen winnen is
heel belangrijk. De intaker moet zowel empatisch zijn als eerlijk over eigen gevoelens.
De eerste gesprekken dienen primair om informatie te verzamelen over wat van belang is om
gedragsproblematiek te taxeren. Advisering en interventiemaatregelen blijven achterwege.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Als belangrijkste therapeutkenmerken, die bijdragen aan de samenwerkingsrelatie als een
affectieve relatie, worden beschouwd:
- flexibiliteit
- Eerlijkheid
- Ervarenheid
- Respect
- Betrouwbaarheid
- Geinteresseerdheid
- Alertheid
- Vriendelijkheid
- Warmheid
- Openheid
Gedragstherapeutische interventies zijn steeds gericht op ofwel het afleren van oud of het
aanleren van nieuw gedrag. Aan veel gedrag zitten hardnekkige overtuigingen ten grondslag
en veel gedrag gebeurt automatisch —> gedragsverandering is moeilijk. Er moet een
stappenplan worden doorlopen. Therapeuten moeten rekening houden met het feit dan
executieve functies bij kinderen en jongeren nog beperkt zijn ontwikkeld. De therapeut moet
eerlijk communiceren en een goede inschatting maken of de therapiedoelen aangepast moeten
worden zodra een client vanwege stress terugkeert naar het oude gewoontegedrag. Het is heel
belangrijk dat de therapeut laat zien dat hij het begrijpt.
Motivationele gespreksvoering heeft als uitgangspunt dat voor elk gedrag wel een reden is en
dat de kans op verandering groter wordt in een interpersoonlijke interactie. Er zijn drie basis
gesprekstechnieken:
- luisteren: wat geeft de therapeut terug in de parafrase/reflectie?
- Vragen stellen: nadenken aan te wakkeren, begrip tonen
- Advies geven: consistent verklaringen bieden voor iemands problemen en een
samenhangende behandeling bieden. Maar de probleem controleerbaar en voorspelbaar.
Er zijn twee manieren om informatie aan te bieden aan de client:
- de ‘brok - begrepen? - brok strategie: de therapeut geeft informatie, checkt of client alles
begrepen heeft en gaat door met de volgende brok informatie
- De ‘uitlokken - aanbieden - uitlokken’ strategie: hier begint de informatie-uitwisseling met een
open vraag: ‘’wat weet je al over..?’’. De therapeut kan aansluiten op wat al bekend is en
eventuele misverstanden opsporen en rechtzetten. Vervolgens biedt hij enige educatie en
lokt daarna een reactie op de informatie uit: ‘’wat betekent deze informatie voor je?’’
De therapeut moet al in het eerste gesprek verbale en cognitieve mogelijkheden van de
informant taxeren. De verbaliseringsmogelijkheden zijn, zeker bij jonge kinderen, begrensd.
Sommige kinderen hebben een taalachterstand. Over- of onderschatting van de
gesprekspartner is een grote valkuil. Emoties manifesteren zich ook non-verbaal, via mimiek,
lichaamshouding e.d.
Dialectische gedragstherapie (DGT) is bestemd voor mensen die het nagenoeg hebben
opgegeven en die veel weerstand vertonen tegen enigerlei vorm van behandeling.
Therapeuten die deze vaardigheden bezitten zijn in principe ook toegerust om met
adolescenten te werken. Er moet bij adolescenten een evenwicht worden gezocht tussen
autonomie en protectie, tussen verantwoordelijkheid laten of juist nemen, tussen werken aan
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
verandering en accepteren van tijdelijk onvermogen. Het dilemma is dat tegen wil van de
jongere, ouders toch op de hoogte gehouden moeten worden over het verloop van de
contacten.
In DGT wordt borderline gezien als stoornis in de emotieregulatie. Emotionele kwetsbaarheid
manifesteert zich in:
- overgevoeligheid voor emotionele stimuli
- Extreem heftige emotionele reacties
- Zeer vertraagd herstel naar het basale rust niveau
De omgeving reageert vaak ineffectief door te ontkennen, bagatelliseren of te versimpelen, wat
de jongere nog minder ontvankelijk maakt voor hulp. De therapeut heeft binnen DGT een aantal
specifieke gedragsmaatregelen ter beschikking:
- irreverente communicatiestrategieën
- Op zeer directe wijze doorvragen
- Schommelingen in spelen met stilten en juist intensiviteit
De bereidheid tot hulp is bij de ouders juist groot en impliciet vragen ze ook zelf hulp.
Obstakels zijn:
- ouders die het probleem bagatelliseren, ontkennen of de problemen bij hun partner leggen
- Ouders die zich passief opstellen moeten actief bij het gesprek worden betrokken
- Ouders kunnen weerstand ervaren tegen de aanpak van de ander
In sommige situaties is het noodzakelijk een biografische anamnese in te lassen —> huidige
problemen in context plaatsen van de levensgeschiedenis van de ouders zelf.
Vele cliënten hebben cultureel-etnisch verschillende achtergronden. Er zijn twee richtlijnen te
geven die specifiek gelden voor omgang met deze groep cliënten:
- kennis van omstandigheden en culturen van andere groepen
- Cultuurrelativistische houding: open, onderzoekende opstelling.
Socratisch motiveren bestaat uit 5 stappen:
1. Client zelf laten verwoorden wat zijn probleem is
2. Nadere kennismaking met de client
3. Voor en nadelen van het probleem op een rij zetten (kosten-batenanalyse)
4. De cliënt vragen of hij wel of niet wil veranderen
5. Opties formuleren waar de client uit kan kiezen
Transfer of generalisatie: Een andere interventie die het therapeutisch proces ondersteunt is
voldoende aandacht hebben voor de transfer van het aangeleerde naar de thuissituatie. De
client moet daarbij voldoende sociale steun ervaren.
Routine outcome monitoring (ROM): gestandaardiseerde manier om meetinstrumenten in te
zetten als hulpmiddel in de behandeling. Er zijn 4 mogelijk te meten concepten:
1. De ernst van de symptomen
2. Het niveau van functioneren
3. De kwaliteit van leven
4. De procesevaluatie
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
De alliantie tussen therapeut en client wordt ondersteund door zowel persoonlijke als
taakgerelateerde kenmerken —> niet alleen maar een goede relatie.
Collegeweek 8
Jewell et al.
In dit artikel wordt er gekeken naar het bewijs voor familietherapie bij eetstoornissen. Hierbij
wordt er gekeken naar anorexia nervosa (AN) en bulimia nervosa (BN). AN is een stoornis die
gekarakteriseerd wordt door een laag lichaamsgewicht, dieetbeperkingen, intense angst om
aan te komen en een vervormd lichaamsbeeld. BN heeft ook die angst om aan te komen
gecombineerd met binge-eten en compenserend gedrag zoals overgeven of laxeermiddelen.
In dit artikel wordt er gewerkt met familietherapie voor Anorexia Nervosa (FT-AN):
- een heldere focus op werken met de familie om hun kind te helpen herstellen, samen met de
nadruk dat de familie niet de oorzaak is van het probleem
- Verwachting dat ouders de leiding nemen in het eten van het kind managen in het begin van
de behandeling
- Steeds meer focus op de developmental life cycle issues van de adolescent en de familie later
in de behandeling.
- De behandeling bestaat uit vier fasen:
1. Engagement and development of therapeutic alliance/het vormen van een verbintenis en
de ontwikkeling van een therapeutische alliantie: psychiatrisch frame, medisch frame,
individueel psychologisch frame en een familiesysteem frame. De verbintenis tijdens de
therapie zou alle familieleden moeten omvatten.
2. Helping families manage the eating disorder/de familie helpen om de eetstoornis te
managen: de therapeut gaat verder om te ouders aan te moedigen de leiding te nemen in
het managen van de eetstoornis.
3. Exploring issues of individual and family development/de problemen van individuele en
familie ontwikkeling ontdekken: wanneer de adolescent weer redelijk op gewicht is, kan er
gekeken worden naar de individuele behoeften van de familieleden. Een eetstoornis kan
zorgen voor een verstoring van de familie. Deze effecten worden besproken.
4. Ending treatment, discussion of future plans and discharge: ouders kunnen misschien
angstig zijn. Ook wordt er gereflecteerd op het proces.
Multifamilie therapie voor anorexia nervosa (MFT-AN):
Dit bestaat ook uit het vierfasen model, maar gebeurt in een groep met 5-7 families. De families
ontmoeten ook een familie die het proces al heeft doorlopen.
Familietherapie voor boulimia nervosa (FT-BN):
Dit is iets anders dan FT-AN. FT-BN sessies zijn zo ingericht dat de therapeut ook aparte sessies
heeft met de familieleden. Er is meer aandacht voor een therapeutische relatie tussen de
jongere —> motivatie en vertrouwen. De sessies met ouders gaan vooral over psycho-educatie,
praktische ouderschapsvaardigheden, verminderen van schuldgevoel.
Multifamilie therapie voor boulimia nervosa (MFT-BN): dit lijkt wel op MFT-AN. In het begin
zijn er parallelle sessies met kinderen en ouders.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Predictors: korte duur van de ziekte, een jongere leeftijd, lager niveau van magerheid,
adolescenten zonder bineg-purge symptomen voorspellen betere uitkomsten in FT-AN
Moderatoren: voor adolescenten met een hogere obsessie, zijn de uitkomsten beter als de
behandeling langer duurt. Deze adolescenten hebben minder baat bij FBT. Adolescenten met
AN met bineg-purge symptomen hebben meer baat bij een langere behandeling. Bij BN helpt
FBT-BN beter wanneer er weinig conflicten zijn in de familie en een lagere eet-pathologie dan
CBT.
De meest succesvolle behandelingen van kind en adolescente eetstoornissen hebben de
volgende algemene kenmerken:
- ze mobiliseren de familie als een heel belangrijke bron in de behandeling om veranderingen
in het eetstoornis gedrag teweeg te brengen aan het begin van de behandeling
- Ze bieden een coherent model aan behandeling dat een consistentie biedt gedurende de
behandeling, terwijl er ook genoeg flexibiliteit is om de behandeling aan te passen aan de
specifieke behoeften van de families
- Ze worden uitgevoerd door clinici die expertise hebben in eetproblemen, waar mogelijk in
een multidisciplinair team.
Sommige vaste factoren kun je niet veranderen, maar ze kunnen wel een rol spelen in de
behandeling, zoals temperament —> moderator. Andere factoren, zoals therapeutische alliantie
zijn zowel in interactie met specifieke behandelingsfactoren als gevoelig voor verandering —>
mediator.
La fevere de Ten Hove
Oplossingsgericht werken is verankerd in vragen als ‘’welke visie op de mens en zijn
werkelijkheid is nuttig in therapie? Welke therapeutische interventies helpen de patiënt en zijn
systeem om hun doelen te bereiken? Welke houding van de therapeut helpt hierbij?’’
Bateson: waarschuwde voor een te absoluut toepassen van begrippen. Begrippen als macht,
homeostase, weerstand zijn ordeningen van therapeuten, geen feiten. Die ordeningen helpen
op een hypothese op te stellen —> helpen of niet-helpend, niet waar of onwaar.
Korzibski: hoe het proces van verbalisatie geeft betekenis aan de realiteit —> semantische
reactie. Deze reactie bepaalt welke betekenis men geeft aan de realiteit en welke emoties dit
oproept. Oplossingsgerichte therapeuten induceren keuzes.
Erickson: pragmatische, korte en onorthodoxe therapieën bleken zeer effi ciënt. De therapeut
vraagt de client te eten en bepaalt het menu. Erickson wil dat de cliënten zelf kunnen kiezen.
Erickson theoretiseerde niet over hoe iemand functioneert —> oorsprong en oorzaak van
problemen waren onderwerpen niet hem niet interesseerden. Hij beschouwde symptomen als
nuttige overlevingsstrategieën dan als uitdrukkingen van een vorm van pathologie. Hij vond dat
therapeuten zich moesten gedragen als ecologisch bewuste tuiniers —> alles gebruiken wat de
client aandient, ook onkruid. Hij hielp mensen om hun eigen steunbron te gebruiken, zodat zij
hun eigen problemen kunnen oplossen.
Vanuit deze theorie is het oplossingsgericht therapiemodel (Shazer en Berg) ontwikkeld: de
klasse van de problemen behoort niet tot de klasse der oplossingen. Een analyse van de
problemen is niet nuttig om tot een oplossing te komen, de analyse van oplossingen des te
meer. De client is de expert van zijn therapie —> bepaalt doel en de weg.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Het Brugse model: steunt op drie invalshoeken:
- het esthetische systeemdenken van Bateson en Keeney
- Het linguïstisch decoderen en hypnotisch taalgebruik van Korzybski en Erickson
- Het pragmatisch oplossingsgericht werken van de Shazer en Berg
De axioma’s van het model”
- het mandaat gegeven door de client wordt boven alles gerespecteerd: dit mandaat is een
delegatie van macht waarover bij elke vraag om hulp wordt onderhandeld, tezelfdertijd een
middel tot onderhandelen en het resultaat ervan. Het wordt verkregen door joining en het
zoeken naar overeenstemming over de hulpvraag. De therapeut moet zijn ideeën niet
opdringen
- De client heeft autopoiëtische, zelfhelende capaciteiten: biologische wezens bezitten
zelfvormende (autopoiëtische) capaciteiten. Deze capaciteiten zijn uniek voor ieder wezen.
Ieder heeft zijn eigen manier om zintuiglijke prikkels op te vangen, te decoderen, om te
denken, te beleven, problemen op te lossen. Een oplossingsgerichte therapeut helpt mensen
die eigen capaciteiten te ontdekken.
- Oplossingen hebben vaak niets te maken met het probleem: de analyse van de problemen
geeft informatie over de problemen, maar geeft zelden informatie over oplossingen —>
versterkt de problemen. Op problemen focussen versterkt problemen.
- Het kunnen maken van keuzes bevordert psychisch welbevinden: problemen ontstaan vaak
wanneer mensen het gevoel hebben niet meer te kunnen kiezen —> therapeut die
alternatieven aanbiedt, is niet nuttig. De client moet zelf alternatieven ontdekken.
De rol van de therapeut is die van een bescheiden gids die samen met de client op zoek is naar
hun oplossingsstrategieën. Hij dient aan te sluiten bij de taal van het gezin, respect te tonen
voor hun normen, waarden en hun doelen. Het probleemverhaal is een belangrijke opstap naar
het vinden van oplossingen. Luisteren zorgt ervoor dat het probleem serieus genomen wordt.
De therapeut riskeert echter om meegezogen te worden in de mislukkingsscenario’s van de
client.
Om te weten wat de aard van de therapeutische relatie is, rekening houdend met het gekregen
mandaat en wat daarbij nuttige interventies zijn, heeft de therapeut aan de volgende vragen
houvast:
- is een oplossing denkbaar? Voor sommige moeilijkheden zijn geen haalbare oplossingen
voorhanden. Dingen die niet zijn op te lossen zijn beperkingen. Als ze ons belasten kunnen
we zoeken hoe ermee te leven en hoeveel plaats ze krijgen in ons bestaan. Problemen zijn
moeilijkheden waar wel oplossingen denkbaar zijn.
- Is er een hulpvraag? Sommige mensen komen bij de therapeut zonder hulpvraag. Wanneer er
geen hulpvraag is, kan dit weerstand oproepen wanneer de therapeut advies geeft. Met
positieve connotaties over wat het gezin vertelt, creëert de therapeut een context waarin een
hulpvraag mogelijk wordt.
- Is er een werkbare hulpvraag? Vaak hebben mensen een vage hulpvraag. Cliënten die dit
mandaat geven worden ‘zoekers’ in een ‘zoekende relatie’. De therapeut zoekt samen met de
client naar een passend doel. Een realistisch doel is eerder klein dan groot —> makkelijk
realiseerbaar.
- Zijn passende steunbronnen voorhanden? Passende steunbronnen zijn de capaciteiten die
het realiseren van het doel mogelijk maken. wanneer deze niet meteen duidelijk zijn worden
die gezinnen kopers in een consulterende relatie genoemd —> ze weten wat ze willen maar
niet hoe ze dat kunnen bereiken. Soms vragen gezinnen naar extra steunbronnen. De
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
therapeut gaat op zoek naar hun potentieel. Wanneer gezinnen over voldoende passende
hulpbronnen beschikken, noemen we ze co-experts, managers van hun eigen leven.
Voor het construeren van een werkbare hulpvraag zijn de volgende zaken behulpzaam:
- Mirakelvraag/wondervraag: de dag omschrijven dat het probleem voldoende is opgelost.
Waaraan merk je verandering? Wat doe je? Op deze manier wordt een toekomstprojectie
gemaakt in concrete gedragstermen. Zo kunnen er oplossingen geformuleerd.
- Schaalvragen: als je op een schaal van 0-10 kijkt, waar bevind je je nu? Wat is het verschil
tussen X en 0? Het visualiseert tussendoelen, reeds aanwezige oplossingen
- Continueringsvraag: wat vind je nu goed gaan in je leven en op je hulpbronnen? Het maakt
duidelijk dat niet alles hoeft te veranderen en er potentieel is om te veranderen.
- Observatieopdrachten: dit is behulpzaam bij gezinnen die hun potentie niet kennen.
Wanneer komt het probleem voor? —> het probleem is niet altijd aanwezig. Wat gaf
aanleiding? Hoe vermindert het? —> welke oplossingen zijn er al.
- Voorspellingen: zelfde resultaten als observatieopdrachten. Kan gaan over de intensiteit van
een symptoom —> hoe vaak het voorkomt, graad van controle. Hierin zitten aanwezige
oplossingen.
Het oplossingsgerichte genogram biedt een schat aan mogelijkheden op het familiepotentieel
in kaart te brengen. Sterke eigenschappen van familieleden in verschillende generaties
versterken het geloof in eigen kunnen. Beroepen van familieleden kunnen informatie geven
over specifieke vaardigheden die in families teruggevonden worden. Vooral de
probleemverhalen bieden mogelijkheden —> hoe gingen zij daar mee om?
Soms overstelpen familieleden de therapeut met schijnbaar onoplosbare problemen. Ze
luisteren ook niet naar adviezen —> weerstand. Dit zet de therapeut in een machteloze positie.
Systeemdenken is een oplossing: gedrag is altijd interactioneel. De therapeut is een actieve
deelnemer. Hij kan iets anders doen als het gezin weerstand biedt. Er zullen andere dingen
gedaan moeten worden, maar wat?
Hoeveel mandaat krijgen we van dit gezin? Zonder mandaat zijn alle inspanningen verloren
moeite. Interventies moeten hieraan worden afgestemd. De vragen die het gezin helpen eigen
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
hulpbronnen te ontdekken, projecties in de toekomst te maken en het kleinste verschil dat
verschil uitmaakt te zien, dragen ertoe bij dat weerstand oplost. Toekomstprojecties te maken.
Wat is mogelijk?
Er is onderzoek gedaan naar deze manier van werken bij alcoholmisbruik, schizofrene patiënten,
gedrags- en emotionele stoornissen, adolescenten in instellingen en pleeggezinnen,
angststoornissen en depressie, intrafamiliaal geweld, echtpaartherapie, gokverslaving en
automutilatie. Hier waren er positieve resultaten.
Pijnenburg
Familieleden reageren op elkaar en beïnvloeden elkaars gedrag. Gedrag van de een wordt
uitgelokt door het gedrag van de ander. Interacties tussen de familieleden beschouwen als
gedrag is een uitgangspunt dat gebaseerd is op leerprincipes uit de leerpsychologie.
Communicatie tussen de familieleden wordt daarbij ook opgevat als gedrag. Het ene lid zendt
een boodschap uit, toont gedrag. Het andere familielid ontvangt en verwerkt de boodschap en
reageert.
Grondleggers van het gedragsmatige perspectief: Patterson. Liberman en Stuart. Zij hanteerden
bij de analyse van probleemgedrag binnen families en in hun methodiek leerprincipes zoals
ontwikkeld vanuit het operante leermodel (Skinner) en maakten gebruik van de sociale
leertheorie (Bandura). De gedragstherapie heeft zich de afgelopen jaren sterk ontwikkeld op
basis van allerlei nieuwe ontwikkelingen binnen de experimentele psychologie. Bevindingen uit
de cognitieve theorie zijn opgenomen in het gedragsgerichte perspectief en cognitieve
therapie is een essentieel onderdeel geworden van de gedragstherapeutische werkwijze.
Heden ten dag wordt dan ook gesproken van cognitieve gedragstherapie. Er wordt niet
gereageerd op de fysieke stimulus als zodanig, maar op de cognitieve verwerking daarvan —>
niet zozeer over waarneembaar gedrag maar over gedachten over zichzelf en omgeving.
Dattilio: beschrijft de rol van cognitieve schema’s in gezinsconflicten. Schema’s: cognitieve
structuren die gedachten en percepties van de familieleden ordenen. Deze schema’s hebben
invloed op de emoties en het gedrag van familieleden —> zijn een resultaat van de persoonlijke
leergeschiedenis van de familieleden afzonderlijk. Er kunnen conflicten ontstaan als die
schema’s erg verschillen.
In de definitie van gedrag (Hermans) zijn twee bekende leermodellen opgenomen:
- Operante leermodel (operante conditionering Skinner): het effect van versterkers op
gedrag worden uitgewerkt en gaat het om de (zinvolle) reactie. Gedrag neemt toe wanneer
dit wordt versterkt. Zowel gewenst als ongewenst gedrag kan worden versterkt.
- Respondente leermodel (klassieke conditionering, Pavlov en Thorndike): Het gaat om de
(betekenisvolle) situatie. Het gaat over het leren van betekenissen —> associaties die worden
gelegd tussen de stimuli. Zo’n associatie kan op verschillende manieren tot stand komen —>
associatief leren (Leertheorie Bandura) —> imitatie. Sleutelfi guren zijn hierin belangrijk.
Iedere familie krijgt te maken met problemen. Meestal zijn familieleden goed in staat deze
problemen op te lossen of tegenvallers te verwerken —> goed op elkaar reageren, elkaar te
steunen en onderlinge conflicten op te lossen. Problemen binnen familie kunnen echter ook
hardnekkig zijn en moeilijk op te lossen. Aan de basis van problemen met kinderen ligt volgens
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Patterson vaak coercion: het afdwingen van beloning door het jonge kind en de reactie daarop
van de ouder. Het kind probeert op allerlei manieren zijn behoefte vervuld te krijgen. In eerste
instantie probeert de ouder dit gedrag te negeren. Na lang aandringen krijgt het kind toch wat
het wil. Zo’n interactie wordt een patroon —> voorspeller voor het ontstaan van
gedragsproblemen bij het kind. Kan ook zorgen voor een neerwaartse spiraal: gedrag —>
negatieve reactie —> negatieve reactie etc.
Falloon heeft een aantal aspecten beschreven die een optimaal functioneren van de familie of
een gezin vergemakkelijken —> samen delen van doelen en verwachtingen:
- over zorgen voor voldoende beschikbaarheid van primaire levensbehoeften
- Seksuele relatie
- Opvoeden van kinderen
- godsdienst, eerlijkheid en loyaliteit
De verwachting dient gesteund te worden door andere familieleden bij stressvolle
gebeurtenissen. Consensus laat zich vertalen in versterking van onderling gewenst gedrag en
resulteert in een ontwikkeling van een positief zelfbeeld.
Vanuit een gedragsmatig perspectief is de therapeutische relatie een werkrelatie waarbij de
therapeut met de familie aan het werk gaat. De therapeut wordt gezien als expert. Eerder werd
het gezien als meester-leerling relatie maar dit vinden Hermans et al te directief —> gids of
wegwijzer. De familieleden moeten het uiteindelijk zelf gaan doen. Het einddoel is dat zij voor
zichzelf en elkaar een gids worden.
Er is ook een bepaalde procedure:
- uitgebreide probleeminventarisatie —> wat speelt er, welke problemen, uitlokkende factoren,
cognities van familieleden en bekrachtigende elementen. Wanneer is het begonnen, is er een
aanleiding, observatie van onderlinge interactie
- Therapeut formuleert zijn visie en legt deze voor aan de familie —> zodat iedereen zich kan
herkennen.
- Met elkaar wordt besloten welk probleemgedrag het eerst zal worden aangepakt.
- Meting van probleemgedrag —> hoe vaak, intensiteit, hoe lang —> basislijn (later vergelijken).
Kan ook ABC-schema, topografische beschrijving (als een film)
- De therapeut stelt een functieanalyse op en een hypothese
- Therapeut ontwerpt een plan van aanpak en een interventie
Werken vanuit een gedragsmatig perspectief betekent oefenen van nieuw gedrag door
familieleden, zowel in therapiesessies als thuis. De therapeut geeft de cliënten opdrachten mee.
De therapeut kans tips geven of via modeling laten zien wat er beter kan —> expliciet of
impliciet. De therapeut kan de familie leren onderhandelen over afspraken —>
gedragscontract. De therapeut kan ook de cognitieve schema’s blootleggen —> bijstellen van
cognities. De therapeut heeft veel aandacht voor een zorgvuldige afronding —> wat is het
effect?
McAdams et al
Uit onderzoek blijkt dat veel cliënten in psychotherapie niet terugkomen na de eerste sessie.
Het blijkt dat in de eerste sessie cliënten percepties formuleren van het therapie proces dat ze
of motiveert om verder te gaan of te stoppen. De therapeuten verliezen de kans om iemand te
helpen en ze hebben tevergeefs tijd en energie gestopt in iemand. De client verliest op zijn
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
beurt de kans om geholpen te worden. Cliënten in de familie therapie zijn sneller geneigd om
te stoppen na de eerste sessie dan individuele therapie. Familietherapie kan stressvol zijn omdat
er er familiegeheimen naar buiten kunnen komen terwijl dit niet de bedoeling is. Ook is het vrij
nieuw, cliënten zijn minder bekend met het proces en maken zich meer zorgen over risico’s en
zijn minder makkelijk in helemaal meedoen met het proces. Families van een etnische
minderheid kunnen bang zijn voor negatieve stereotypes en familie therapiemodellen die niet
cultuur sensitief zijn. Dit zijn allemaal unieke stressors, er zijn twee algemene redenen:
- de familie heeft het doel wat ze wilden bereiken bereikt
- De aard van hun ervaring van de eerste sessie heeft invloed gehad op de beslissing om terug
te komen.
Waarom cliënten wel of niet terugkomen is nog niet veel onderzoek naar. Ook wordt er veel
gefocust op waarom ze niet terugkomen in plaats van waarom ze wel terugkomen.
In dit onderzoek worden twee vragen gesteld:
1. Welke factoren beïnvloeden de beslissing van een familie om terug te komen na hun eerste
sessie?
2. Wat kan een therapeut doen om het potentieel van dat de cliënten terugkomen te
vergroten?
Hiervoor zijn de volgende resultaten gevonden:
1: een deel van de factoren zijn gerelateerd aan de therapeut. Het is vooral belangrijk dat de
therapeut de familie begrijpt en de kennis en expertise heeft om de familie te helpen en dit ook
oprecht wil doen. De familie moet hoop krijgen dat ze geholpen kunnen worden. Een ander
deel van de factoren zijn familie gerelateerd: financiële mogelijkheden, hoe veel moeite het
kost, of het hun problemen kan helpen. Dit zijn dus ook dingen die de therapeut niet kan
beïnvloeden. Toch is het zo dat de therapeut gerelateerde factoren het sterkst zijn.
2: er zijn zes items die de meeste invloed uitoefenen op of families terugkeren na de eerste
sessie:
- Begrip en support bieden
- Professionele kennis en expertise bieden
- Een oprecht verlangen om te helpen hebben
- Informatief en transparant zijn over het proces
- Hoop geven dat de problemen opgelost kunnen worden
- Een veilige omgeving bieden om problemen te confronteren.
Prins hoofdstuk 10
De inzet van cognitieve gedragstherapie (CGT) of farmacotherapie (FT) verschilt per
ziektebeeld. De voorkeuren van ouders volgen de voorkeuren van professionals. Zaken rondom
de productie, handel en het voorschrijven van geneesmiddelen wordt geregeld door middel
van de geneesmiddelenwet. Soms wordt een geneesmiddel off label voorgeschreven: voor
een indicatie waarvoor het geen registratie is —> grootschalig wetenschappelijk onderzoek en
toestemming van de client.
De effectiviteit van een behandeling wordt aangetoond door de resultaten te vergelijken met
een controlegroep. Bij FT geldt dat de controlegroep een geneesmiddel toegediend moet
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
krijgen dat geen werkzame stof bevat (placebo) en dat de patiënt en onderzoeker beiden niet
weten wie welke behandeling heeft (dubbelblind). Bij het aantonen van het effect van CGT is
het beter te vergelijken met de bestaande standaardzorg voor die stoornis (care as usual). Een
vergelijking met een wachtlijstgroep is niet altijd handig —> spontaan herstel en geen
vergelijking tussen twee behandelingen. De effecten van CGT en FT vullen elkaar vaak aan. Er
zijn vier verschillende effecten mogelijk:
- de gecombineerde behandeling heeft geen meerwaarde boven de enkelvoudige
behandeling
- De gecombineerde behandeling heeft een extra aanvullend effect
- De gecombineerde behandeling zorgt voor versterking
- De gecombineerde behandeling zorgt voor een slechter resultaat dan de enkelvoudige
behandeling
In termen van effectgrootte heeft een gecombineerde behandeling zelden meerwaarde boven
een enkelvoudige behandeling. De optelsom van de effecten van CGT en FT is altijd hoger dan
het effect van een gecombineerde behandeling —> kan niet bij elkaar opgeteld worden omdat
het gebruik van een symptoomscore leidt tot een vloer- of plafondeffect. Iedere vorm van
behandeling geeft afzonderlijk al de score in de range van normale controle kinderen. Daarom
kan de combinatie van beide behandelingen geen nog lagere symptoomscore geven.
Daarnaast wordt de effectgrootte verminderd doordat er in ieder onderzoek cliënten zitten die
een hoge symptoomscore blijven houden. Tot slot wordt het aanvullende effect van een
gecombineerde behandeling verkleind door placebo-effecten. Wanneer therapieresistentie en
placebo-effecten gecorrigeerd worden kan het extra effect soms wel aangetoond worden. Een
goede reden om het te combineren kunnen verschillen in het werkingsmechanisme zijn —> bijv.
Korte of lange termijn.
Angststoornissen: bij kinderen met een angststoornis is CGT een effectieve behandeling:
psycho-educatie, cognitieve herstructurering, exposure, problem golving, contingency
management en terugval preventie. Farmotherapie met een selectieve
serotonineheropnameremmer (SSRI) is ook effectief —> off-label. FT moet pas gebruikt worden
als CGT nauwelijks resultaat heeft. Benzodiazepinen hebben geen effect en verminderen het
effect van exposure.
Obsessieve-compulsieve stoornis (OCD): bij OCS krijgt FT een beperkte rol. Het wordt
aanbevolen als CGT onvoldoende werkt, maar het moet wel in combinatie met CGT worden
aangeboden. CGT heeft een groter behandeleffect, maar gecombineerd werkt het beter dan
afzonderlijke behandelingen.
Eetstoornissen: de hoofdbehandeling is CGT. Als er therapieresistentie optreedt kan er gebruik
gemaakt worden van FT. Bij anorexia is dat olanzapine. Bij boulimia nervosa is dat fluoxetine.
Stemmingsstoornissen: Bij major depression blijkt dat bij FT sneller herstel plaatsvindt. Er
ontstaat dan wel vaker suïcidale gedachten of gedrag bij patiënten in vergelijking met CGT of
een gecombineerde behandeling. Bij een lichte depressie: aandacht aan belasting en psychoeducatie. Matige depressie: psycho-educatie en CGT. Ernstige depressie: CGT met FT. Wel altijd
samen met psycho-educatie en psychologische begeleiding.
Psychotische stoornissen: FT, psycho-educatie, gezinsbehandeling en CGT. FT moet lang
worden voortgezet na een eerste psychose (1-2 jaar). In de fase voorafgaand aan de psychose
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
(pro-dromale fase) moet begonnen worden met antipsychoticum —> samen met CGT. In de
acute fase is eerst FT van belang en daarna CGT. Geen optie bij kinderen met hallucinaties door
angst.
Autisme: CGT in de vorm van toegepaste gedragsanalyse bij kinderen met autisme zorgt ervoor
dat gewenst gedrag toeneemt, onaangepast gedrag afneemt en het helpt bij het aanleren van
taal. FT doet driftbuien, agressie en zelf-verwondend gedrag bij kinderen met autisme afnemen.
In combinatie met CGT werkt dit beter.
ADHD: Zowel CGT als FT. CGT: mediatietherapie, contigency management in de klas. FT was
beter in kernsymptomen verminderen. Bij een combinatie behandeling 20% minder medicatie
nodig. Bij een lichte vorm eerst CGT en daarna pas FT. Bij een angststoornis eerst CGT.
Gedragsstoornissen: naast ODD en CD ook ADHD —> stimulantia en daarna psychotherapie in
de vorm van oudercursus, training in sociale probleemoplossing en systeem therapeutische
interventies zoals functionele gezinstherapie. Als er geen comorbiditeit is pas FT als andere
behandelingen niet helpen.
Tic stoornissen: eerst CGT, dan pas FT. CGT: habijt renversal training, exposure en
responspreventie. FT: atypische antipsychotica zoals risperidon en aripiprazol.
Slaapstoornissen: insomnia. Delayed sleep phase syndroom (DSPS): interne biologische klok
twee uur of meer vertraagt is —> chronotherapie, lichttherapie of melatoninemedicatie.
Continentieproblemen: zonder lichamelijke oorzaken. 5 jaar: tokensysteem. 6-7 jaar ’s avonds
opnemen. Beter zonder luier, plaswekker. Als het na 2-3 weken niet werkt —> demopressine. Na
drie maanden nog geen effect? wektraining. Het accent moet liggen op CGT —> terugval. Bij
poepen: FT en CGT (toilettraining)
Vaak start men met CGT en als dit niet werkt FT. Bij een ernstige depressie, ernstige ADHD,
gedragsstoornissen samen met ADHD en psychoses wordt er gelijk begonnen met CGT en FT.
Het behandelen met FT geen steun in onderzoek. Er zijn een trends in de CGT te benoemen:
- methodieken worden op steeds meer gebieden toegepast
- Voor het behandelen van kinderen wordt er gezocht naar het best passende format
- Steeds meer digitale ondersteuning
- Aanta; nieuwe therapeutische stromingen
- Toenadering vanuit andere therapeutische invalshoeken, bijv. Context gerichte behandeling.
- Positieve psychologie
Prins overige hoofdstukken
Prins hoofdstuk 8
Kindergedragstherapeuten maken vaak gebruik van spel, speelgoed en spannende verhalen.
Door met het kind te spelen kan de therapeut achter de fantasiewereld van het kind komen en
te weten komen wat er speelt binnen in het kind. Technieken binnen de gedragstherapie
moeten afgestemd worden op het cognitieve en sociaal-emotioneel niveau van de kinderen. Bij
de vormgeving van protocollaire behandelingen is het belangrijk dat er voor kinderen
aantrekkelijk materiaal ontwikkeld wordt —> foto’s, tekeningen en plaatjes op invulformulieren.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Het spelen in een ontspannen sfeer in een speelkamer kan zorgen voor contact met de
therapeut. Enkele voorwaarden:
- duidelijke communicatie
- Overzicht
- Tijd en ruimte om te wennen aan de therapeut, niet te persoonlijk betrokken
Als kinderen angstig zijn en zich ontoegankelijk opstellen kan indirect werken helpen.
Verbeeldend spel waarbij je doet alsof zorgt ervoor dat het kind zich veilig kan verhullen. De
therapeut kan proberen onder woorden te brengen wat de spelfiguren meemaken en voelen,
hierdoor kan het kind zich begrepen en gehoord voelen en samenspel gaan verdragen. Dit kan
ook gedaan worden door beeldende creatieve technieken zoals knutselen of muziek maken. Bij
de verhalentechniek van Gardner kunnen de therapeut en het kind samen een verhaal
verzinnen dat begint met ‘’er was eens…’’. In de voorleesverhalen van Waters komen praktische
oplossingen voor die het kind kan toepassen, net als nieuwe, helpende gedachten. Wanneer het
kind zich veilig voelt kan de directe werkwijze gebruikt worden —> meer directief en sturend.
Een belangrijk onderdeel van de therapie is het therapieboekje. Hier wordt het doel van de
therapie in opgeschreven. Per sessie worden er notities met pictogrammen gemaakt zodat het
verloop van de therapie goed gevolgd kan worden. Wat het kind thuis heeft geleerd wordt ook
opgeschreven. Dit blijft in de therapiekamer —> goede manier van communiceren met kinderen
die getraumatiseerd zijn of slecht gehecht zijn en daardoor niet over hun emoties kunnen
praten.
Bij speltherapie voor moeilijke en jonge cliënten is het bieden van overzicht en veiligheid heel
belangrijk. Afspraken op een vaste tijd in de week, eerst de regels en grenzen bespreken,
spelmateriaal op vaste plaatsen. Individuele cognitieve therapie wordt vanzelfsprekend bij
jeugdigen geïndiceerd, naast mediatietherapie bij 6-12 jarigen. Bij jongere kinderen, vooral als
ze gesloten en beschadigd zijn, moet vaak de indirecte werkwijze met individuele cognitieve
gedragsspeltherapie geïndiceerd worden/ Eerst wordt er gestart met mediatietherapie —>
vaardigheden die ouders leren toepassen bij de andere kinderen/elkaar. Er zijn enkele
uitgangspunten bij cognitieve gedragsspeltherapie:
- het eerste doel wordt bepaald door klachten, vragen en zorgen van ouders en het kind
- Het concrete probleemgedrag wordt door ouders actief geregistreerd
- Vooraf moet psychologisch en medisch onderzoek van het kind met informatie van derden
aanwezig zijn
- Samen met de ouders worden analyses van functie en betekenis van klachten vastgesteld met
vervolgens behandeldoelen en het behandelplan
- Voorop staat mediatietherapie met ouders
- Speltherapie is een keuze mogelijkheid
Voorafgaand aan de individuele therapie wordt het probleem samen met ouders eerst helemaal
in kaart gebracht —> probleem, ontwikkelingsanamnese, uitslagen van vragenlijsten, oorzaken
en gevolgen. De therapeut legt aan de ouders uit dat ieder kind anders reageert op
gebeurtenissen door hun eigen geschiedenis en gezinscontext. Ook wordt het bepaald door
factoren zoals genetische basis, geaardheid, gebreken en gevoeligheden van het kind. Voor het
stellen van een indicatie is het belangrijk dat er een betekenisanalyse gemaakt wordt —>
hypothese en richtinggevend verklaringsmodel voor de behandeling.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Gedragstherapeutische technieken kunnen op een unieke, eenvoudige manier vertaald worden
in spel. Bij het gebruik van spel moet de therapeut creatief en flexibel kunnen inspelen op de
geschikte momenten en moet kunnen aansluiten op een volg- of tegenspel —>
angstreducerende handelswijze, meer rationale visie of herinterpretatie van bepaalde
momenten. De therapeut is in eigen gedrag een voorbeeld.
Hoe werkt spel en verbeelding in schematherapie?
- kerncognities zijn gedragstherapeutische beschrijvingen van schema’s, oftewel vaststaande
patronen van denken, voelen en doen (traits)
- Schema’s ontstaan in de vroege kindertijd en kunnen disfunctioneel worden als niet
voldoende wordt voldaan aan de 5 basisbehoeften van een kind
- Copinstijlen kunnen manieren zijn waarop wordt omgegaan met de eigen disfunctionele
schema’s. Ze worden onderscheiden in: overgeving, vermijding, overcompensatie.
In schematherapie bij volwassenen wordt gewerkt met imaginaire rescripting: problematische
jeugdherinneringen worden in de verbeelding opgeroepen en herschreven. Bij kinderen is er
ruimte en tijd om binnen verbeeldend spel een imaginaire herschikking te realiseren —> in de
toekomst aanpassen. Zo worden disfunctionele schema’s met hun traumatische wortels
uitgespeeld in spelopstellingen. Bij kinderschematherapie wordt de therapeutische werkwijze
aangevuld met het bredere moduswerk: stil staan bij de momentane toestanden. Naast
imaginaire exposure en rescripting kan de stoelentechniek de interne dialoog tussen
verschillende kanten van jezelf of anderen vormgeven.
Grote spel van buien en valkuilen, leer ze snappen en overwinnen: verbeeldende
speltechnieken met speelgoed worden aangevuld met series plaatjes en foto’s, waarbij kinderen
gevraagd wordt de gevoelens van de erop afgebeelde kinderen en volwassenen onder
woorden te brengen of er een gebeurtenis bij te verzinnen. Het spel bevat een spelbord, een
bos met paadjes vanuit valkuilen naar boven, een mooie open plek in de zon en 60
roodomrande modikaarten. Het kind zoekt de plaatjes die hem raken en waarvan het vindt dat
ze bij hem horen. De kaartjes worden op het spelbord gelegd en kaartjes die duidelijk bij elkaar
horen, worden gegroepeerd. Het kind moet vanuit een valkuil over het paadje met de zes
stappen bij het doel komen, en zo nare buien/gevoelens achter zich laten. Het spel bevat verder
vragenkaartjes, techniekkaartjes, pionnen en een Boom; het visiuele, verklarende, begrijpelijke
model voor de casusconceptualisatie.
Tijdens de ouderbegeleiding kan ook goed gewerkt worden met spelmateriaal —> eigen
gekwetste eindmodus beschrijven. Werken met de kanten van jezelf kan de ouder-kindrelatie
positief verbeteren en patronen doorbreken.
Bij een gezin kunnen er boom- bos en modekaarten gebruikt worden door ieder een of meer
kaartjes uit te laten zoeken die bij hem past. Het kan ook werken bij kinderen uit andere
culturen, zij spreken vaak nog nauwelijks Nederlands. Culturele en religieuze waarden en
normen kunnen zo makkelijker bespreekbaar worden gemaakt.
Prins hoofdstuk 9
Gedragstherapeutische technieken die speciaal ontworpen zijn voor de behandeling van
problemen bij adolescenten zijn er bijna niet. Adolescenten kunnen typische kinderproblemen
hebben als ongehoorzaamheid of bedplassen maar ook problemen van volwassenen als
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
anorexia of seksuele problemen. Adolescenten zijn vaak moeilijk aan het praten te krijgen en
zijn weinig gemotiveerd. Soms hebben ze ook weinig bereidheid om te veranderen en houden
zich niet aan de afspraken. Adolescenten worden nog niet zo lang gezien als een eigen groep,
de kans op psychopathologie neemt toe in de puberteit.
Een therapeut gedraagt zich anders tegenover een adolescent dan tegenover een jong kind.
Wat daar zo anders aan is is lastig te beschrijven. Bij jonge kinderen nemen ouders de beslissing
om hulp te zoeken en volwassenen zetten zelf die stap. De vrijwilligheid is bij adolescenten vaak
niet helemaal duidelijk, terwijl autonomie juist steeds belangrijker wordt in hun leven. De
therapeut moet een positie innemen die geen verlengstuk is van ouders, maar ook niet van een
vriendin. De zelfdeterminatietheorie beschrijft hoe mensen gemotiveerd kunnen worden om
activiteiten uit te voeren of hun gedrag te veranderen. Er zijn drie basisvoorwaarden om
intrinsiek gemotiveerd gedrag uit te voeren:
- Competentie: als de adolescent het idee heeft dat al zijn pogingen hopeloos zijn gaat
verandering niet plaatsvinden —> realistische, aantrekkelijke en uitdagende doelstellingen. De
adolescent moet copingsvaardigheden leren —> vertrouwen en geloof in de adolescent laten
zien.
* opstellen van consistente, duidelijke regels en verwachtingen
* Het helder en duidelijk communiceren van deze regels
* Als de gemaakte afspraken overtreden worden moet de therapeut consequent optreden
- Autonomie: betrokken worden bij beslissingen en keuzes kunnen maken
- Betrokkenheid: empathisch respectvolle houding van de therapeut. Tien basisregels van
Belsher en Wilkes:
1. Narcisme van de adolescent erkennen
2. Samenwerken
3. Objectief proberen te kijken
4. Leden sociale systeem erbij betrekken
5. Proberen te beïnvloeden
6. Socratische manier van vragen stellen gebruiken
7. Binary motive uitdagen
8. Schuld proberen te vermijden
9. Operationaliseren
10. Model zijn voor de adolescent
De therapeut moet niet alleen aandacht hebben voor wat niet goed gaat, maar ook wat wel
goed gaat. Interesse in de leefwereld van de adolescent kan zorgen voor vertrouwen. Wat zijn
de beweegredenen van de adolescent? De therapeut moet begrip laten merken, geen
veroordelende of verwijtende reacties. De adolescent ziet de therapeut als een autoriteitsfiguur.
Dit moet de therapeut voorkomen. Iets dat de ouders willen kan alleen als doel worden als de
adolescent dat zelf ook wil. Dit betekent niet dat de therapeut alles doet wat de adolescent wil —
> overleg tussen beide partijen. De adolescent moet het ook eens zijn met de afspraken.
Problemen met therapietrouw is bij adolescenten iets erger —> gaan tegen regels en autoriteit
in. De adolescent is niet meteen ongemotiveerd maar vindt de last om te veranderen vaak te
zwaar. De therapeut moet helpen om deze last makkelijker te maken. Als een adolescent zich
niet aan de regels houdt zijn er verschillende mogelijkheden:
- eerst een metaregel opstellen: wat we hier afspreken doe je ook
- Als een opdracht niet lukt, hierbij stilstaan. Kleine opdrachten beginnen
Waarom voert een adolescent bepaalde opdrachten niet uit?
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
-
de stap was te groot voor adolescent om te nemen
De opdracht paste niet goed in het dagelijks leven van de adolescent
De omgeving reageert negatief op de veranderingen in het gedrag van de adolescent
De opdrachten waren vergeten of zonder reden niet gedaan. Als dit vaker gebeurt —>
belonen en straffen
Het is ook mogelijk dat de therapeut niet de juiste strategie volgt en dat de therapieopdrachten
daarom niet de juiste zijn. De belangrijkste voorwaarden voor therapietrouw en motivatie is een
goede therapeutische relatie.
In veel moderne behandelprotocollen hebben cognitieve interventies een belangrijke plaats.
De toepasbaarheid hiervan is afhankelijk van het ontwikkelingsniveau van de client, daarom
kunnen adolescenten beter behandeld worden met deze cognitieve strategieën.
Behandelstrategieën zouden meer ontwikkelingssensitief zijn. Sommige adolescenten kunnen
cognitieve behandelingen al aan, sommigen nog niet. Het kan zijn dat intelligentie of
persoonlijke voorkeuren hier ook mee te maken hebben.
Sommige adolescenten hebben niet zoveel met de intellectuele behandeling —> cognitieve
bias modification: niet logisch redeneren maar een computerprogramma. Een vaag verhaaltje,
de laatste zin lost het vage positief op. De adolescent moet een belangrijk woord aanvullen.
Het eenvoudig straffen en belonen werkt meestal niet bij adolescenten. Ze moeten zelf
zeggenschap hebben over wat straffen en beloningen zijn. Die kunnen samen worden bedacht
—> leren onderhandelen. Er moeten echter ook vaardigheden worden geleerd: alternatief
gedrag, cognitieve veranderingen enz. Het wisselt heel erg per adolescent. Wanneer een kind
een angststoornis heeft wordt er vaak gebruik gemaakt van exposure. Makkelijk naar moeilijk.
De moeilijke opdrachten worden vaak niet uitgevoerd —> puntensysteem. Hoeveel punten moet
de adolescent binnen halen?
De mate waarin en de manier waarop de ouders betrokken zijn bij de therapie kan verschillen —
> hangt af van aard van problemen en de wensen van de adolescent. Er zijn een aantal zaken
van belang:
- wanneer een adolescent een psychische stoornis zoals een depressie of dwangstoornis heeft,
krijgen de ouders informatie over de stoornis, over de behandelingsmogelijkheden en wat
het voorstel van behandeling is. Ook moet duidelijk gemaakt worden dat de stoornis niet hun
schuld is
- Het verhaal van de ouders over de problemen moet serieus genomen worden
- Ouders zijn belangrijk voor het bijhouden van de voortgang van de adolescent.
- Om de problemen aan te pakken is er vaak ook verandering nodig van de ouders.
Vooral wanneer de problemen thuis spelen moeten de ouders betrokken zijn.
Bepaalde verwachtingen verschillen tussen ouders en adolescent (bijv. Geld beheren). Dit zorgt
voor conflict. Hierover moeten ze leren praten en een tussenoplossing kiezen. De positie van de
therapeut kan heel lastig zijn —> adolescent en ouders leren samenwerken. Er kan ook
gezinstherapie plaatsvinden wanneer er veel ruzie is tussen ouders en adolescent.
Borderline: dialectische gedragstherapie: client accepteren zoals hij is en leren om zichzelf te
accepteren. Ouders moeten hierbij betrokken worden.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Prins hoofdstuk 11
Er worden een aantal nieuwe therapeutische methoden besproken.
Acceptance and commitment therapy (ACT):
Deze therapie is niet helemaal nieuw, maar de meerwaarde is dat het zich focust op het
experimentele onderdeel. Volgens de ACT ontwikkelt psychopathologie zich als gevolg van
mislukte pogingen om de controle te krijgen over ongewenste ervaringen en gevoelens. De
essentie van ACT is de client helpen, zodat die een meer accepterende houden aanneemt ten
opzichte van ongewenste ervaringen en nieuw gedrag ontwikkelt dat in overeenstemming is
met de eigenlijke levensdoelen en waarden, in plaats van enkel ‘ in zijn hoofd e leven’. ACT
gebruikt daarvoor metaforen van het drijfzand gebruikt —> meer last van het omgaan met
problemen dan van de problemen zelf.
ACT kan heel geschikt zijn voor adolescenten, omdat ze minder een opdrachtkarakter hebben
en er is dus geen conflicten rond het gehoorzamen aan de therapeut zullen zijn. De
adolescentie is ook de ideale periode voor het creëren van psychologische flexibiliteit en
waarde-gericht leven. ACT heeft ook een meer preventief karakter bij kinderen. ACT kent een
aantal fasen:
1. Creatieve hopeloosheid: kind en therapeut bekijken worstelingen van het kind en brengen
deze in kaart. Welke inspanningen heeft het kind al ondernomen, wat zijn de korte- en
langetermijneffecten en de persoonlijke nadelen hiervan? Het uiteindelijke doel wordt nooit
bereikt en dit leidt tot hopeloosheid. De erkenning dat de inspanningen hopeloos zijn en
niet het kind zelf, geeft het kind weer moed
2. Controle is het probleem: welke vormen van controle werken effectief om het probleem te
verminderen?
3. Defusie: binnen ACT staat het idee centraal dat mensen reageren op gedachten en
gevoelens alsof ze echt waar zijn. Duidelijk moet worden dat letterlijke taal en gevoelens die
door de in taal uitgedrukte gedachten worden opgeroepen los staan van elkaar.
In latere fasen van de therapie leert de therapeut zijn client om de eigen gedachten en
worstelingen te bekijken vanuit het observatorperspectief. Het doel is dat de client naar de
gedachten kan kijken als producten van hersenen die proberen ene oplossing te vinden voor de
ervaren worstelingen en angsten, zonder ze gelijk op te volgen.
Compassion-focused therapy (CFT): volgens CFT heeft de voorgeschiedenis van een persoon
een negatieve invloed op de mogelijkheden van cliënten om hun voordeel te doen met de
positieve effecten van CGT, zolang deze voorgeschiedenis niet bespreekbaar is binnen de
therapie. De basisprincipes van CFT spreken veel gedragstherapeuten aan —> aanvulling op
CGT. Het boeddhistische idee achter CFT is dat mededogen voor jezelf en de ander belangrijk
zijn om gelukkig te zijn. Mededogen kan getraind worden. Pas als de waarde van een ander en
de zelfwaarde niet continu geëvalueerd worden, maar beschouwd worden als een intrinsiek
aspect van het zijn, kan iemand mededogen en mildheid tonen voor het falen van een ander en
van zichzelf. Het trainen van mededogen is vooral belangrijk voor het omgaan met
schaamtegevoelens en zelfkritiek. Dit komt voort uit een lange geschiedenis van mislopende
sociale interacties.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
CFT benadrukt het belang van het betrekken van de ontwikkeling van cliënten bij de
behandeling. De therapeut moet een zorgend en sensitief persoon worden in het leven van de
client.
Binnen de positieve psychologie wordt onderzoek gedaan naar wat mensen gelukkig maakt in
plaats van naar wat er allemaal mis is gegaan en mis kan gaan in hun leven. Seligman: positieve
psychologie. De omstandigheden waaronder mensen het goed doen en technieken die het
welzijn van mensen kunnen vergroten staan centraal in de positieve psychologie. De volgende
drie onderwerpen zijn volgens de grondleggers van de positieve psychologie belangrijk:
- positieve eigenschappen van mensen (zoals doorzettingsvermogen)
- Positieve ervaringen die mensen kunnen hebben (zoals liefde)
- Manieren waarop instellingen een positief verschil kunnen maken in de samenleving of
positieve instituties.
Attachment based family therapy (ABFT): ontwikkeld vanuit het systeemtheoretische
denkkader. Het is de eerste evidence-based geprotocolleerde behandeling die ontwikkeld is
binnen de systeemtherapie. Ook is een combinatie met CGT mogelijk en zelfs wenselijk.
Onderzoek lijkt uit te wijzen dat ABFT effectiever is dan alleen CGT bij depressie en suïcidaliteit
bij adolescenten. Binnen de ABFT staat het verbeteren van relaties tussen ouders en kinderen
centraal. Daarom lijkt het er enerzijds op dat ABFT aandacht besteed aan zaken die bij CGT niet
genoeg aan bod komen.
In ABFT staan relationele processen in een gezin centraal. Het baseert zich op de
gehechtheidstheorie. In gehechtheidsschema’s worden de ervaringen van kinderen in hun
interacties met ouders opgeslagen. Dit kunnen zowel positieve als negatieve ervaringen zijn.
Tijdens nieuwe stressvolle omstandigheden zullen ze vertrouwen op deze
gehechthheidsfiguren. Als kinderen onveilig gehecht zijn, waren hun gehechthheidsfiguren niet
beschikbaar. Zij hebben dan ook minder adaptieve strategieën om om te kunnen gaan met
nieuwe stress. Negatieve gevoelens zullen onveilig gehechte kinderen sneller overspoelen. Ook
zullen ze hun emoties eerder opkroppen. Maladaptieve probleemoplossingsstrategieën lijken
het verband tussen gehechtheid en depressie te verklaren.
ABFT stelt dat wederkerige interactie de oorzaak is van relationele conflicten en wijst dus geen
schuldige aan. Het gezin wordt behandeld omdat dit een veiligheidsnet is. De
gehechtheidsbasis wordt geprobeerd om te herstellen en ouderlijke liefde en controle te
herstellen. Vooral bij 13-18 jarigen. Er zijn drie principes:
- Doel
- Interventie
- Resultaat
De therapie bestaat uit 5 fasen:
1. Relationele herformulering: in de eerste sessie wordt het behandeldoel besproken. Er
wordt uitgelegd dat het probleem niet alleen het probleem is van de adolescent maar dat
het ook betrekking heeft op de relatie tussen ouders en kind.
2. Werkrelatie met de adolescent: de therapeut beschouwt de adolescent als een gezond en
sterk persoon en neemt de gevoelens en gedachten van de adolescent serieus. De
adolescent zal niet altijd gelijk hebben —> ook rekening houden met ouders. Aan het eind
van deze fase ook relationele teleurstellingen van de adolescent besproken en
voorbereidingen getroffen voor het gesprek met ouders
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
3. Werkrelatie met ouders: sterke kanten in kaart brengen, duidelijk maken wat ouders
verwachten, welke rol spelen zij? Ze worden voorbereid op een gesprek met de adolescent
—> emoties coachen, strategieën aanleren
4. Herstellen van gehechtheidsschema’s: adolescent vertelt over verlies van vertrouwen,
ouders moeten gevoel van adolescent erkennen —> herstel van vertrouwen mogelijk.
5. Herstel van competentie: in de laatste fase wordt gewerkt aan het zelfbeeld van de
adolescent. Een positief zelfbeeld kan helpen als buffer tegen stress.
Schematherapie en ABFT hebben overeenkomsten —> minder richt op automatische gedachten
maar meer op onderliggende verkeerde schema’s.
Dialectische gedragstherapie (DGT): voor adolescenten met borderline. Stelt dat een
interactie tussen de biologische kwetsbaarheid van een jongere en ongeschikte
omgevingsinvloeden van bijvoorbeeld ouders, familie, school en samenleving, leiden tot de
ontwikkeling van borderline. Sterke verstoorde emotieregulatie doordat deze factoren elkaar al
vanaf jonge leeftijd beïnvloeden en elkaars negatieve effecten versterken. Escalatie kan ontstaan
doordat de jongere en zijn omgeving in extremen reageren. Centraal in de therapie staan
oplettendheidsoefeningen om een minder oordelende attitude te ontwikkelen. Ook leren
cliënten hoe ze op effi ciënte wijze kunnen communiceren in interactie met anderen, hoe ze op
emotioneel gebied voor zichzelf kunnen zorgen en hoe ze zich in crisissituaties staande kunnen
houden. De jongere probeert samen met de therapeut een stabieler en op waarden gebaseerd
leven op te bouwen.
Eye movement desentization and reprocessing: EMDR is een van de meest gebruikte
methoden om traumatische ervaringen te behandelen. EMDR heeft een gestructureerde en
geprotocolleerde behandelingsprocedure die de verwerking van herinneringen aan
traumatische gebeurtenissen bevordert. Klachten die door deze gebeurtenissen zijn ontstaan
kunnen op deze manier ook beïnvloed worden. Met behulp van gerichte vragen wordt de client
gestimuleerd om zich vanuit het hier en nu te concentreren op een herinnering aan een akelige,
schokkende ervaring uit het verleden. Alle aspecten van mentale representatie worden
aangesproken, zodat er maximale arousal ontstaat. Hieraan wordt een afl eidende externe
stimulus of taak gekoppeld. Uiteindelijk is het doel om terug te denken aan de gebeurtenis
zonder klachten.
Cognitive bias modification (CBM): vertekende informatieverwerking heeft een causaal effect
op maladaptieve gedachten en gevoelens. Veel vragen over de effectiviteit.
Digitale deelbehandelingen: digitale therapeutische technieken worden gebruikt om
vertekeningen in de aandachtsverwerking te hertrainee bij angstige kinderen. Bijv. Schateiland
(9-13 jaar) —> ondersteuning van gewone therapie. Of Braingame Brian —> werkgeheugen bij
kinderen met ADHD trainen.
Gedownload door: hannahmariaangelinapennings | hannahmariaang@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)
€ 912 per jaar
extra verdienen?
Download