mechanisme Het virus-DNA wordt in de bacterie geïnjecteerd via de staart van de faag. Door interactie met de bacterie wordt een klepje geopend dat tot decompressie en uitstoting van het DNA aanleiding geeft. Hierbij spelen factoren zoals zijn druk, kracht, oppervlak, ideale veer, veerconstante en osmotische druk een rol. Fagen infecteren slechts bepaalde doelwitbacteriën, omdat ze de juiste aanhechtingsfactoren en de juiste metabolisme-beïnvloedende eigenschappen moeten hebben. Afhankelijk van hun vermeerderingscyclus, kunnen fagen in lytische en lysogene worden ingedeeld. Lytische vermenigvuldigen explosief, waardoor de gastheerbacterie snel barst (lysis), terwijl lysogene fagen zich eerst gaan integreren in het genoom van de bacterie (profaag), waardoor ze bij elke bacterieceldeling mee vermenigvuldigd worden. Lytische faagcyclus: De faag injecteert zijn genoom, dat de bacteriecel aanzet tot aanmaak van nieuwe faagonderdelen en uiteindelijk tot samenstellen van nieuwe faagdeeltjes. Lysogene faagcyclus: Het geïnjecteerde faaggenoom wordt als een profaag in het bacteriechromosoom ingebracht. Als de bacterie zich vermenigvuldigt, vermeerdert de profaag zich mee. Geschiedenis Fagen werden in 1915 door de Britse bacterioloog Frederick Twort en in 1917 door de Frans-Canadese microbioloog Félix d'Hérelle onafhankelijk van elkaar ontdekt. In 1915 ontdekte Twort een klein agens dat bacteriën infecteerde en doodde. Hij ging ervan uit dat dit agens een van de volgende zaken moest zijn: 1een stadium in de levenscyclus van de bacteriën; 2een enzym dat door de bacteriën zelf werd geproduceerd; of 3een virus dat op bacteriën groeide en ze vernietigde. Tworts werk werd onderbroken door de Eerste Wereldoorlog en gebrek aan geld. Onafhankelijk daarvan meldde d'Hérelle, die op het Pasteur-instituut in Parijs werkte, op 3 september 1917 dat hij "een onzichtbare, antagonistische microbe van de dysenterie bacil" had ontdekt. Voor d’Hérelle was er geen twijfel aan wat hij had ontdekt: "In een flits begreep ik het: wat de heldere vlekken had veroorzaakt, was in feite een onzichtbare microbe... een virus dat parasiteert op bacteriën."[1] D'Hérelle noemde het virus een bacteriofaag oftewel bacterie-eter (van het Griekse phagein, wat "eten" betekent). In 1923 bestudeerde George Eliava, hoofd van het centraal bacteriologisch laboratorium in Tbilisi in Georgië de cholerabacterie in monsters die hij nam uit de rivier de Mtkvari. Na drie dagen bleek de bacterie verdwenen en Eliava legde de link met de door d’Hérelle ontdekte bacteriofagen. d’Hérelle ging vervolgens met Eliava samenwerken in een nieuw instituut in Tbilisi, dat later ter ere van Eliava naar hem werd genoemd. d’Hérelle behandelde in 1919 met succes een uitbraak van kippentyfus met fagen die hij had geïsoleerd uit de uitwerpselen van kippen. Een jaar later werd de eerste mens met dysenterie met succes behandeld. Binnen een paar jaar hadden de wetenschappers meer dan twaalf fagen gevonden die vele bacteriële infecties konden bestrijden. Niettemin werd Eliava door Stalin tot vijand van het volk uitgeroepen en in 1937 geëxecuteerd, waarna d’Hérelle terug naar Parijs vluchtte. Bacteriofagen werden onderdeel van de reguliere geneeskunde in de sovjetrepubliek Georgië. In de Verenigde Staten was de interesse gewekt van het farmaceutisch bedrijf Eli Lilly, die ze voor de markt ging ontwikkelen. Aanvankelijk waren de resultaten niet overtuigend; onderzoek en productie stopten zodra de antibiotica opkwamen. In de Sovjet-Unie bleef de therapie nog in zwang, en bacteriofagen werden nog regelmatig gebruikt voor wondbehandeling bij Russische soldaten in de Tweede Wereldoorlog. Ook werden zij succesvol ingezet tegen dysenterie en gangreen. Ook na de oorlog hielden Russische wetenschappers nog vast aan deze therapie, maar de Koude Oorlog verhinderde dat de onderzoeksresultaten hiervan het Westen bereikten. Ondanks de opkomst van de ziekenhuisbacterie ("superbacterie") begon het onderzoek naar bacteriofagen in de Sovjet-Unie te verflauwen en tegen het midden van de jaren zeventig had het Eliava-instituut zijn deuren praktisch gesloten. De onderzoekers bewaarden de faagmonsters in de koelkasten thuis om te voorkomen dat ze verloren zouden gaan. In 1993 werd het instituut gesloten. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw[wanneer?] is bacteriofaagtherapie alleen nog in zwang in Georgië en in mindere mate ook in Polen.