1. Inleidende beschouwing 1.1 Micro- economie in de wetenschap. 1.1.1 Economische wetenschap Wetenschap: Geheel van systematisch verkregen, geordende en verifieerbare menselijke kennis rond een bepaald onderwerp. Economische wetenschap: Het gedrag van agenten (producenten, vakbonden, werkgeverorganisaties,) hun interacties en het functioneren van de economische realiteit. 1.1.2 Theoretische en toegepaste economie Micro-economie is onderdeel van theoretische economie gaat verbanden zoeken tussen oorzaken van economisch gedrag door abstracte economische modellen op te stellen en te analyseren. Toegepaste economie Modellen die meer context gebonden zijn om specifieke realiteit te analyseren en is vaak normatief van aard. Onder toegepaste economie vallen meerdere vakken zoals Bedrijfseconomische vakken: productiebeleid, accounting, personeelsbeleid, etc. Algemeen economische vakken: arbeidseconomie, monetaire economie, internationale economie, publieke economie. 1.1.3 Micro- en macro-economie Micro-economie: Bestudeert conusmenten gedrag, productengedragen, markten prijzen. Vertrekt van individuele agenten Hun preferenties worden gemodelleerd. Coördinatiemechanisme bepaalt resultaat voor economie als geheel. o Bv: Markt- en plan mechanismen. Markt: Verandering van prijzen stuurt richting vraag en aanbod evenwicht. Plan: Productiedoelstellingen opgelegd, en worden goederen via politieke bepaalde mechanismene verdeeld onder consumenten. Macro- economie: Bestudeert interactie tussen sub-aggregaten (sparen, inkomen, consumptie) om zo tot resultaat te komen voor de economie als geheel. (Nationaal product, nationaal inkomen, inflatie) Dubbele aggregatie. (Goederen en Consumenten) 1.1.4 Evenwicht, comparatieve statica en dynamische analyse. Evenwicht: situatie waarin alle aanpassing stoppen, geen enkele agent heeft een reden om zijn beslissingen te herzien. Comparatieve statica: vergelijkt de nieuwe evenwichtssituatie met de oude. Dynamische analyse: vraagt zich af of het nieuwe evenwicht automatisch wordt bereikt. Indien dynamisch systeem nieuw evenwicht is het “stabiel”, anders “labiel”. 1.1.5 Inductieve en deductieve methodologie. Twee methodes: a) Inductieve methode: via generalisatie van empirische waarnemingen tot een verklaring vd werkelijkheid komen. b) Deductieve methode: axiomas inzicht Kan puur theoretisch zijn. Kan betrekking hebben tot de werkelijkheid empirisch toetsbaar via expirimenten. Micro-economie Deductief van aard. Wordt uitgegaan van diverse axioma’s. Cruciale axioma: rationaliteitsaxioma Dit betekent dat de agent: op consistente wijze de alternatieven ordent volgens zijn preferenties (transitiviteit) alle mogelijke alternatieven in overweging neemt rekening houdt met alle beschikbare informatie; het alternatief kiest dat het beste is, gegeven zijn preferenties. Niet alle agenten hebben dezelfde preferenties – zelfde omstandigheden, maar andere beslissingen. Theorievorming leidt tot voorspelde verbanden tussen economische grootheden, deze verbanden kunnen getoetst worden. 1.1.6 Empirische toetsing: Theoretisch model: abstractie: de invloed van een beperkt aantal factoren wordt nagegaan; de andere factoren worden constant gehouden. Empirische toetsing van het model: deze andere factoren moeten eveneens constant gehouden worden. Andere empirische toetsingmethode: Gerandomiseerde controleproeven Controle groep en behandelde groep Test: vergelijk de gemiddelde uitkomst van de controlegroep en behandelde groep. Deze methode is de standaard methode in de medische wetenschap: testen van medicatie; behandelde groep krijgt medicatie, controle groep niet (placebo); Test: vergelijk de gemiddelde resultaten (genezing?) van beide groepen. 1.2 Elasticiteitsbegrip: