FINANCIAL ACCOUNTING: Hoorcollege 1 & 2 Hoofdstuk 2: De techniek van het dubbel boekhouden Informatiebehoefte ondernemer: oi zoekt antwoorden op enkele vragen in de boekhouding Vermogen: 1. Wie? Wie heeft er vermogen ter beschikking gesteld en voor hoeveel? Passief 2. Vorm? In welke vorm is dat te vinden, wat is er precies mee gebeurd? Actief 3. Groei? Is het vermogen aangegroeid? Winst is een doelstelling van elke onderneming, onderneming moet groeien anders haalt ze het niet Bron: vermogensstaat/balans antwoorden vragen hierin te vinden, informatiedrager 1 De balans van een onderneming Bezittingen: middelen waarmee de onderneming actief werkt om het doel te bereiken Financiering/schulden: de oorsprong/bron van het vermogen, de financieringsmiddelen gebruikt om de activa aan te schaffen Voorbeelden: Gebouw: actief Lening op 5 jaar: nieuwe oorsprong/bron van vermogen Geld op de bankrekening: ter beschikking gesteld van de oi, actief Kapitaal: vermogen dat de ondernemer uit zijn privé haalt, bron van vermogen Actief > passief: kan niet, alles is op een manier gefinancierd Actief < passief: kan niet, elke euro die ter beschikking is van de oi moet aangewend zijn Actief = passief: ze zijn in evenwicht 1.1 Omschrijving van de balans De balans is de financiële toestand van de oi op een bepaald ogenblik (FOTO) momentopname, wijzigt heel snel, daarom tijdsindicatie zeer belangrijk! Toestand wordt beschreven a.d.h.v. besteding middelen en bronnen Balans blijft altijd in evenwicht: A = P, Δ A = Δ P = het principe van het dubbel boekhouden Dubbel boekhouden: aanwending vermogen gelijk tov bronnen van het vermogen Voorbeeld 1: stijging actief (uitrusting) en betaling cash, daling actief (bank) Voorbeeld 2: stijging actief en stijging passief 1 1.3 Structuur van de balans Voorstelling balans Talloze activa (laptops, voorraden, geldrekeningen,.. ) en passiva rubrieken: beknopt: via groepering overzichtelijk: via ordening 1.3.1 Structuur van de actiefzijde van de balans Vaste activa middel, langere periode in de oi dienst leveren, niet te gelde maken bv gebouw Vlottende activa doel, wel te gelde maken, korte termijn in de oi bv voorraad HG Vaste activa versus vlottende activa Tijd in de onderneming Verschillend investeringsrisico o Vast activa is risicovoller (grote bedragen voor LT vastgelegd) Relatie met productievolume o Vlottend actief varieërt gelijklopend met productievolume Aantal transacties o Vlottend actief meer transacties dan vast actief Omzetsnelheid in liquide middelen o Vast actief wordt uitzonderlijk verkocht Ordening volgens liquiditeitsgraad hoe liquider een actief, hoe lager in de balans 1.3.2 Structuur van de passiefzijde van de balans Eigen vermogen schuld tov eigenaars, continu aanwezig in de oi, kan niet worden teruggevraagd tenzij bij vereffening van de oi Vreemd vermogen schuld tov derden, tijdelijk aanwezign in de oi, moeten worden terugbetaald (KT/LT) Eigen vermogen versus vreemd vermogen Statuut van financieringsbron o EV wordt aangesteld door aandeelhouders zelf, VV is door derden Termijn terbeschikkingstelling o EV is permanent ter beschikking, VV tijdelijk Vergoeding vermogen o Van EV wordt bepaald door aandeelhouders Ordening volgens opvraagbaarheid hoe sneller opvraagbaar een passief, hoe langer 2 Immaterieel: patent, rubriek 2 Materieel: gebouw, rubriek 3 Financieel: aandelen, obligaties, leningen, rubriek 4 Geldbeleggingen = geldmiddelen die als enige doel hebben ze te kunnen realiseren wanneer nodig Liquide middelen = kas en de bank Link totale balans met actief en passief Ordening zodat lezer op een makkelijke manier aan informatie van een oi kan komen onderzijde en bovenzijde van de balans kunnen met elkaar vergeleken worden om te kijken of een bedrijf gezond is, bv als de VA gefinanciërd kunnen worden met het EV eigen, zo ja, gezond Kunnen we groei aflezen via balans? Via toename balanstotaal? Neen, kunnen ook meer schulden zijn aangegaan Via toename kapitaal? Neen, ondernemer kan dan meer EV in de oi gestoken hebben Via EV = beleggingswaarde van de aandeelhouder: meer waard = groei EV stijgt tengevolge Winst ( O > K ) of daalt tengevolge Verlies ( K > O ) OF: O leiden tot toename EV (rijker) en K leiden tot afname EV (armer) 2 De resultatenrekening van een onderneming 2.1 Omschrijving van de resultatenrekening Formele voorstelling van het resultaat van een oi over een bepaalde periode (VIDEO) bv verwezen naar periode maart, niet naar een bepaalde dag Geeft opbrengsten en kosten over een periode o Opbrengsten = prestaties van de oi, waar ze rijker van worden o Kosten = verbruikte middelen om haar prestaties te kunnen leveren, oi armer Voorstelling RR Talloze opbrengsten en kosten: beknopt: via groepering overzichtelijk: via ordening 2.2 Transacties met een invloed op de resultatenrekening (zie voorbeelden ppt) Voorbeelden: stijging kosten, daling activa / stijging passiva stijging opbrengsten, stijging activa / daling passiva beide kanten van de balans zijn dus niet gelijk resultaatverwerking 3 2.2.5 De resultaatverwerking Samenstelling winstcijfer Resultatenrekening geeft het winstcijfer weer Opbrengsten – kosten = Winst of verlies (-) balans kan soms nog niet in evenwicht zijn omdat er nog rekening moet gehouden worden met het resultaat van de resultatenrekening Winst of verlies = Verschil actief en passief Balans in evenwicht na integratie van het resultaat (RR) A+K = P+O A= P+(O-K) Aanpassing via resultaatverwerking Resultaatverwerking Vanaf het moment van de resultaatverwerking worden er geen kosten of opbrengsten meer geboekt. (RR afgesloten) Stap 1: resultaat berekenen Stap 2: bestemming resultaat aangegeven (toevoeging reserves of toekennen aan eigenaar) Balans is nog niet in evenwicht omdat de winst uit de resultatenrekening er ook ingezet moet worden (bv toename eigen vermogen eigenaar) 2.3 Structuur van de resultatenrekening bedrijfsresultaat: O/K die verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de oi vb O: verkoop van handelsgoederen,.. vb K: bezoldigingen aan personeel, slijtage van machines, elektriciteit, water,.. Financieel resultaat: O/K die verband houden met het beheer van financiële middelen vb O: ontvangen interesten, winsten uit omrekening vreemde valuta vb K: betaalde interesten, verliezen uit omrekening vreemde valuta Quid: O/K met ‘uitzonderlijk’ karakter vb. O: verkoop vrachtwagen met winst vb. K: boete aan werknemer tgv schadeclaim niet-recurrente O/K: bedrijfsresultaat/financieel resultaat 4 Resultatenrekening BO recurrente + niet-recurrente BK recurrente + niet-recurrente FO recurrente + niet-recurrente FK recurrente + niet-recurrente O/K boeken als: Recurrent bedrijfsresultaat Recurrent financieel resultaat Niet-recurrent resultaat Belastingen Overboekingen / onttrekkingen Resultaatsbestemming = Resultaat boekjaar voor belastingen = Resultaat van het boekjaar Resultatenrekening = opbrengsten en kosten met betrekking tot een bepaalde periode ongeacht de inning van opbrengsten ongeacht de betaling van kosten Opbrengsten Inkomsten Kosten Uitgaven Opbrengsten (= prestatie) vb verkoop Inkomsten (= geldinstroom) Zie vb ppt Kosten (= verbruikt middel) wijziging RR Uitgaven mei (= gelduitstroom) wijziging banksaldo Voorbeeld opbrengsten en inkomsten: Contract huurder: maandelijkse huurprijs bedraagt € 10 000,00 Dagafschrift bank: op 30 mei is € 20 000,00 huur ontvangen (d.i. april + mei) o Opbrengsten mei = € 10.000 (= “prestatie”) o Inkomsten mei = € 20.000 (= geldinstroom) tweede opgave Voorbeelden kosten en uitgaven: Contract verhuurder: maandelijkse huurprijs bedraagt € 10 000,00 Dagafschrift bank: op 30 mei is nog niets betaald (d.i. uitstel tot juni) o Kosten mei = € 10.000 (= “verbruikt middel”) o Uitgaven mei = € 0 (= gelduitstroom) Els sluit een contract af met een reclamebureau. Dit contract duurt 2 jaar en kost € 20.000,00 (= € 10 000,00 per jaar). Els betaalt het volledige bedrag vooruit in jaar 1. o Uitgaven in jaar 1: € 20.000 o Kosten in jaar 1: € 10.000 5 3 De registratie van transacties in het journaal en op rekeningen Opstellen van balans na elke transactie (of na verschillende transacties): Omslachtig (veel tijd nodig) Fouten moeilijk op te sporen Ondoelmatig (info) Oplossing: grootboek = een verzameling van t-rekeningen Daarin kunnen we informatie over elke component van de balans EN elke component van de resultatenrekening terugvinden 3.1 De werkwijze van het grootboek Houvast: activa staan links en passiva staan rechts O stijgt EV stijgt P stijgt = Crediteren K stijgt EV daalt P daalt = Debiteren Geen beginsaldi op de RR: Wij starten elke nieuwe periode met een opbrengst en een kost gelijk aan 0 want alle kosten en alle opbrengsten en kosten zijn verdeeld bij het einde van het vorige boekjaar Doel grootboek: saldo berekenen voor balans en RR Daarom afsluiten rekeningen: saldo overbrengen naar balans of RR Saldo inschrijven aan zijde met kleinste totaal: o Dtotaal > Ctotaal = debetsaldo o Ctotaal > Dtotaal = creditsaldo elke t-rekening moet gelijk gemaakt worden Meestal: A-rekening: D-saldo P-rekening: C-saldo K-rekening: D-saldo O-rekening: C-saldo 6 3.1.4 Het grootboek Grootboek = “systematische registratie” zorgt voor logische en zakelijke ordening Problemen: Geen overzicht van de opeenvolging van de verrichtingen moeilijk om de tegenrekening te vinden Geen antwoord op vragen als: Is elke verrichting geboekt? Over welke verrichting gaat het? / Waar komt dat geld vandaan? … Oplossing : Aanvullen met journaal (of dagboek) = Verzameling van journaalposten Journaal: Eerst alles debiteren, dan alles crediteren Omschrijving is bv (DA4) = dagafschrift 4 verrichting 0 = beginbalans 3.2 De minimum-indeling van een Algemeen Rekeningenstelsel (= MAR) p317 boek 2 1. Eigen vermogen, voorzieningen voor risico’s en kosten, schulden op > 1 jaar 2. Oprichtingskosten, vaste activa en vorderingen op > 1 jaar 3. Voorraden en bestellingen in uitvoering 4. Vorderingen en schulden op ten hoogste 1 jaar 5. Geldbeleggingen en liquide middelen 6. Kosten Resultatenrekening 7. Opbrengsten 7 Actief Passief Resultatenrekening 8 Voorbeeld: Interesten op spaarrekening 7 Opbrengsten 75 Financiële opbrengsten 751 Opbrengsten uit vlottende activa het kan zijn dat je moet uitbreiden tot rekeningen van 6 cijfers 4.2 De proef- en saldibalans A,B en C,D moeten niet gelijk zijn, tot. D en tot. C moeten wel gelijk zijn voorbeeld, zie ppt 4.3 De boekhoudcyclus samengevat Doel dagboek/journaal: inzicht in chronologie en samenhang van een verrichting Doel grootboek: efficiënte wijze om op elk ogenblik tot een balans en een RR te komen, kijken welke saldi naar de balans moet gebracht worden Proef- en saldibalans: laatste dag van het boekjaar gebruikt Financieel boekhouden = registreren van economische en juridische transacties die een impact hebben op de financiële staten van een onderneming 9