Uploaded by qs business

Uitwerkingen P3 Technologie voor AS1 2022-2023 v11

advertisement
Hogeschool Toegepaste Natuurwetenschappen
Technologie deel 2 voor AS1
Uitwerkingen
Versie 1, november 2022
Auteurs: de technologiedocenten
1
Week 1: Hydrostatische wet
1.
De druk op de bodem is in alle vaten hetzelfde.
2.
De drukbijdrage van het water: āˆ†š‘ƒ = šœŒš‘”āˆ†ā„Ž = 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ (0.40 − 0.21) = 1862 Pa
Berekenen met hoeveel cm tetra dit overeenkomt:
āˆ†š‘ƒ
1862
āˆ†ā„Ž = šœŒš‘” = 1590āˆ™9.81 = 0.12m = 12 cm
Dus de hoogte van het tetraniveau in het rechterbeen is 21 + 12 = 33 cm
3.
āˆ†š‘ƒ = šœŒš‘”āˆ†ā„Ž dus 1.01 āˆ™ 105 = 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ (ā„Ž − 0)
Hieruit volgt dat ā„Ž = 10.3 m
Als de atmosferische druk 30% van 1.01 āˆ™ 105 is, dan is de hoogte 0.3 āˆ™ 10.3 = 3.09 m
4.
De druk op de bodem van de U-buis is hetzelfde in het linker- en rechterbeen.
Linkerbeen: š‘ƒšæ = šœŒ1 š‘”ā„Ž1 = šœŒ1 š‘” āˆ™ 0.25
Rechterbeen: š‘ƒš‘… = šœŒ1 š‘”ā„Ž1,š‘Ÿ + šœŒ2 š‘”ā„Ž2 = šœŒ1 š‘” āˆ™ 0.13 + 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.18
Gelijkstellen: šœŒ1 š‘” āˆ™ 0.25 = šœŒ1 š‘” āˆ™ 0.13 + 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.18
Hieruit volgt dat šœŒ1 = 1500 kg/m3
5.
š‘ƒ = šœŒš‘”ā„Ž = 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ 25 = 245250 Pa
6.
š‘ƒš‘š‘œš‘‘š‘’š‘š = š‘ƒ0 + š‘ƒš‘” + šœŒš‘”ā„Ž = 105 + 0.5 āˆ™ 105 + 720 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.8 āˆ™ 10 = 206506 Pa = 2.1 bar
7.
Links: vacuum: š‘ƒš‘”š‘Žš‘  = šœŒš‘”ā„Ž = 13600 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.10 = 13342 Pa
Rechts: open manometer: š‘ƒš‘”š‘Žš‘  = š‘ƒ0 + šœŒš‘”ā„Ž = 105 + 13600 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.10 = 113342 Pa
8.
š‘ƒ1 = š‘ƒ2 = šœŒš‘”ā„Ž = 13600 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.73 = 97394 Pa = 97 kPa
š‘ƒ3 = 0 Pa (vacuum)
9.
š‘ƒ2 = š‘ƒ1 + šœŒš‘”ā„Ž = −3000 + 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.2 = −1038 Pa
10. š‘ƒšµ = š‘ƒš¶ = š‘ƒ0 + šœŒš‘˜š‘¤š‘–š‘˜ š‘”ā„Ž1+2 = 105 + 13600 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.70 = 193391 Pa
Én
š‘ƒšµ = š‘ƒš“ + šœŒš‘¤š‘Žš‘”š‘’š‘Ÿ š‘”ā„Ž1 = š‘ƒš“ + 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.45
Samenvoegen van de vergelijkingen en omschrijven geeft
š‘ƒš“ = 193391 − 4414.5 = 188976.5 Pa = 1.9 āˆ™ 105 Pa
11. š‘ƒšµ = š‘ƒš¶ = š‘ƒ0
Én
š‘ƒšµ = š‘ƒš“ + šœŒš‘¤š‘Žš‘”š‘’š‘Ÿ š‘”ā„Ž1 + šœŒš‘˜š‘¤š‘–š‘˜ š‘”ā„Ž2 = š‘ƒš“ + 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.15 + 13600 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.25
Samenvoegen en omschrijven geeft
š‘ƒš“ = 105 − 1471.5 − 33354 = 65174.5 Pa = 65 kPa
2
Week 2: de continuiteitsvergelijking
1. š‘‘š‘›š‘Žš‘Žš‘™š‘‘ = 0.2 mm
š‘šš‘š
š‘‘š‘ š‘š‘¢š‘–š‘” = 12 mm en š‘£š‘ š‘š‘¢š‘–š‘” = 2 š‘ 
šœŒ1 š‘£š‘›š‘Žš‘Žš‘™š‘‘ š“š‘›š‘Žš‘Žš‘™š‘‘ = šœŒ2 š‘£š‘ š‘š‘¢š‘–š‘” š“š‘ š‘š‘¢š‘–š‘” , constante dichtheid, dus š‘£1 š“1 = š‘£2 š“2
šœ‹
šœ‹
š‘£š‘›š‘Žš‘Žš‘™š‘‘ āˆ™ 4 āˆ™ 0.22 = 2 āˆ™ 4 āˆ™ 122
š‘£š‘›š‘Žš‘Žš‘™š‘‘ = 7200
2.
š‘šš‘š
š‘ 
= 7.2
š‘š
š‘ 
š‘‰š‘§š‘¤š‘’š‘šš‘š‘Žš‘‘ = 12 āˆ™ 25 āˆ™ 2.8 = 840 š‘š3
šœ‹
š‘‰Ģ‡ = š‘£ āˆ™ š“ = 1.2 āˆ™ āˆ™ 0.102 = 9.42 āˆ™ 10−3
š‘”=
š‘‰š‘§š‘¤š‘’š‘šš‘š‘Žš‘‘
š‘‰Ģ‡
4
840
9.42āˆ™10−3
=
š‘š3
š‘ 
= 89127 š‘  = 24 š‘¢ 45 min 36š‘ 
3. š‘‰1Ģ‡ = š‘‰Ģ‡2 dus verhoudingen debieten is 1
š‘£
š‘‘2
2.52
š‘£1 š“1 = š‘£2 š“2 ⇔ š‘£1 š‘‘12 = š‘£2 š‘‘22 dus š‘£1 = š‘‘22 = 5.02 = 0.25
2
1
Of: diameter halveren = snelheid*4
šœ‹
2
4. š‘‰Ģ‡š‘š‘™š‘œš‘’š‘‘š‘£š‘Žš‘” = š‘‰Ģ‡š‘Žš‘™š‘™š‘’ š‘š‘Žš‘š‘–š‘™š‘™š‘Žš‘–š‘Ÿš‘’š‘› = š‘›š‘‰1Ģ‡ š‘š‘Žš‘š‘–š‘™š‘™š‘Žš‘–š‘Ÿ = š‘›š‘£š‘š‘Žš‘ 4 š‘‘š‘š‘Žš‘
(dichtheid bloed constant)
šœ‹
4
10.0 = š‘› āˆ™ 0.100 āˆ™ āˆ™ 0.0012
10.0
š‘› = 7.85āˆ™10−8 = 1.3 āˆ™ 108
5. šœŒ1 š‘£1 š“1 = šœŒ2 š‘£2 š“2 + šœŒ3 š‘£3 š“3 en šœŒ1 = šœŒ2 = šœŒ3
šœ‹
šœ‹
šœ‹
š‘£1 š‘‘12 = š‘£2 š‘‘22 + š‘£3 š‘‘32
4
4
4
š‘£1 āˆ™ 0.052 = 2.3 āˆ™ 0.0402 + 3.0 āˆ™ 0.0402
š‘š
š‘£1 = 3.39 š‘ 
6.
š‘‰Ģ‡š‘š‘¢š‘–š‘  = š‘‰Ģ‡š‘Žš‘™š‘™š‘’ š‘”š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’š‘  = š‘›š‘‰1Ģ‡ š‘”š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’ (dichtheid water is constant)
šœ‹ 2
šœ‹ 2
š‘£š‘š‘¢š‘–š‘  4 š‘‘š‘š‘¢š‘–š‘ 
= š‘›š‘£š‘”š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’ 4 š‘‘š‘”š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’
š‘£š‘”š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’ =
1.2āˆ™0.0252
−3 2
= 15
50āˆ™10
Extra: Bernoulli
āˆ†š‘ƒ
šœŒ
1
+ 2 š‘šāˆ†š‘£ 2 + š‘”āˆ†ā„Ž = 0 met
Punt 1 (kop)
105
15
0
P
v
h
š‘š
š‘ 
Punt 2 (lucht)
105
0 (op max hoogte staat stil)
?
1
Invullen: 0 + 2 āˆ™ (0 − 152 ) + 9.81 āˆ™ (ā„Ž2 − 0) = 0
1
1
ā„Ž2 = 2 āˆ™ 152 āˆ™ 9.81 = 11.47 š‘š
7. š‘‰Ģ‡š‘Žš‘œš‘Ÿš‘”š‘Ž = š‘‰Ģ‡š‘Žš‘™š‘™š‘’ š‘š‘™š‘œš‘’š‘‘š‘£š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’š‘  = š‘›š‘‰1Ģ‡ š‘£š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’ (dichtheid bloed is constant)
3
šœ‹
šœ‹
šœ‹
2
2
2
š‘£š‘Žš‘œš‘Ÿš‘”š‘Ž 4 š‘‘š‘Žš‘œš‘Ÿš‘”š‘Ž
= š‘›š‘£š‘£š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’ 4 š‘‘š‘£š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’
met š‘› āˆ™ 4 š‘‘š‘£š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’
= š“š‘šš‘–š‘™š‘—š‘Žš‘Ÿš‘‘š‘’š‘› š‘£š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’š‘  = 0.2 š‘š2
šœ‹
0.3 āˆ™ 4 āˆ™ 0.022 = š‘£š‘£š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’ āˆ™ 0.2
š‘£š‘£š‘Žš‘Žš‘”š‘—š‘’ = 4.7
8.
= 0.47
š‘šš‘š
š‘ 
š‘‰Ģ‡š‘–š‘›š‘”š‘Žš‘›š‘” = š‘‰Ģ‡š‘¢š‘–š‘”š‘”š‘Žš‘›š‘” (dichtheid olie constant)
šœ‹ 2
šœ‹ 2
š‘£š‘–š‘›š‘”š‘Žš‘›š‘” 4 š‘‘š‘–š‘›š‘”š‘Žš‘›š‘”
= š‘£š‘¢š‘–š‘”š‘”š‘Žš‘›š‘” 4 š‘‘š‘¢š‘–š‘”š‘”š‘Žš‘›š‘”
š‘£š‘¢š‘–š‘”š‘”š‘Žš‘›š‘” =
9.
š‘š
š‘ 
š‘”=
š‘‰Ģ‡
š‘‰
=
2.0āˆ™0.32
0.12
= 18
10000āˆ™10−3
šœ‹
18āˆ™ āˆ™0.012
š‘š
š‘ 
= 70.7 š‘ 
4
Dus 71 s.
10. a) š‘‰Ģ‡ = 60
šæ
š‘šš‘–š‘›
=
60āˆ™10−3 š‘š3
šœ‹
b) š‘‰Ģ‡ = š‘£š‘˜š‘Ÿš‘Žš‘Žš‘› š‘‘2š‘˜š‘Ÿš‘Žš‘Žš‘›
60
š‘ 
= 10−3
š‘š3
š‘ 
4
š‘£š‘˜š‘Ÿš‘Žš‘Žš‘›
10−3
= šœ‹āˆ™āˆ™0.012 = 12.73 š‘ 
4
c) š‘šĢ‡ = šœŒš‘¤š‘Žš‘”š‘’š‘Ÿ š‘‰Ģ‡ = 1000 āˆ™ 10−3 = 1.0
š‘˜š‘”
š‘ 
šœ‹
šæ
4
š‘šš‘–š‘›
11. š‘‰Ģ‡ = š‘£š‘™š‘’š‘–š‘‘š‘–š‘›š‘” š‘‘2š‘™š‘’š‘–š‘‘š‘–š‘›š‘” met š‘‰Ģ‡ = 5.0
=
5.0āˆ™10−3 š‘š3
š‘‰Ģ‡
š‘£š‘™š‘’š‘–š‘‘š‘–š‘›š‘” = šœ‹
š‘‘2
4 š‘™š‘’š‘–š‘‘š‘–š‘›š‘”
60
š‘ 
= 8.3333 āˆ™ 10−5
š‘š3
š‘ 
8.3333 āˆ™ 10−5
š‘š
= šœ‹
= 0.12
š‘ 
āˆ™ 0.032
4
12. š‘‰Ģ‡ = š‘‰Ģ‡šŸ + š‘‰Ģ‡šŸ‘ + š‘‰Ģ‡šŸ’ + š‘‰Ģ‡šŸ“ (dichtheid water constant)
maar de buizen hebben allemaal dezelfde diameter, dus ook dezelfde snelheid en kan er
gesteld worden dat
š‘‰Ģ‡ 1 = 4 āˆ™Ģ‡ š‘‰2
šœ‹
šœ‹
š‘£1 š‘‘21 = 4 āˆ™ š‘£2 š‘‘22
4
4
1
š‘£1 š‘‘21
4
2
š‘‘2
š‘£2 = āˆ™
=
2.0āˆ™0.402
4āˆ™0.10
2
= 8.0
š‘š
š‘ 
Week 3: Kenmerken van stroming
3
1.
3
šœ‹ 2
š‘š
−3 š‘š
š‘‰Ģ‡ = š‘£ 4 š‘‘š‘š‘–š‘—š‘
met š‘‰Ģ‡ = 10
=
2.78
āˆ™
10
ā„Ž
š‘ 
4
2
š‘‘š‘š‘–š‘—š‘
=
2.78āˆ™10−3
šœ‹
4
āˆ™2.0
= 1.77 āˆ™ 10−3 š‘š2
š‘‘š‘š‘–š‘—š‘ = 0.042 š‘š = 4.2 š‘š‘š
šœŒš‘£š‘‘
šœ‚
š‘…š‘’ =
2.
=
1000āˆ™2.0āˆ™0.042
10−3
= 84000 >3000, dus turbulent
šæ
šœ‹
2
š‘£ uit š‘‰Ģ‡ = š‘£ š‘‘š‘š‘–š‘—š‘
met š‘‰Ģ‡ = 900 =
ā„Ž
4
š‘£=
2.5āˆ™10−4 āˆ™4
šœ‹āˆ™0.0672
š‘…š‘’ =
šœ‚
šœŒ
šœŒš‘£š‘‘
šœ‚
=
3.
šœ=
=
10
850
4.
a) š‘…š‘’ =
šœŒš‘£š‘‘
šœ‚
900āˆ™10−3 š‘š3
= 0.071
š‘ 
š‘š3
š‘ 
š‘š
š‘ 
830āˆ™0.071āˆ™0.067
4.2āˆ™10−3
= 0.01176
3600
= 2.5 āˆ™ 10−4
= 938.9 < 2100, dus laminair
š‘š2
š‘ 
š‘š2
š‘ 
= 0.012
šœ‚
en šœ = šœŒ, dus š‘…š‘’ =
š‘£š‘‘
šœ
=
2.00āˆ™0.048
848āˆ™10−6
= 113
b) de stroming is laminair want Re<2100
5.
š‘…š‘’ =
š‘£š‘‘
,
šœ
⇔š‘‘=
invullen: 2100 =
2100āˆ™0.0073āˆ™10−4
20āˆ™10−2
20āˆ™102 āˆ™š‘‘
0.0073āˆ™10−4
= 0.0077 m = 0.77 cm
6.
š‘…š‘’ =
šœŒš‘£š‘‘
šœ‚
=
1090āˆ™8.0āˆ™0.0276
1.0āˆ™10−3
7.
š‘…š‘’ =
šœŒš‘£š‘‘
šœ‚
met d gevraagd en š‘£ onbekend
= 2.4 āˆ™ 105
šœ‹
š‘£ uit š‘šĢ‡ = šœŒš‘£š“ = šœŒš‘£ 4 š‘‘2 , met š‘šĢ‡ =
š‘£=
118 š‘˜š‘”
60 š‘ 
= 1.97
š‘˜š‘”
š‘ 
š‘šĢ‡
šœ‹ 2
šœŒ š‘‘
4
š‘šĢ‡
Invullen in Reynolds: š‘…š‘’
Omschrijven geeft voor
=
šœŒ ( šœ‹ 2)š‘‘
šœŒ š‘‘
4
4š‘šĢ‡
š‘‘=
šœ‹šœ‚š‘…š‘’
šœ‚
=
=
4š‘šĢ‡
šœ‹š‘‘šœ‚
4āˆ™1.97
šœ‹āˆ™1.2āˆ™10−3 āˆ™5.0āˆ™104
= 0.0418 m = 4.18 cm
5
Week 4: De wet van Bernoulli
1.
Zet alle gegevens in een tabel.
Punt 1
Punt 2
š‘£
š‘£
š‘£
š‘§
0
0.5
š‘ƒ
3 ·10
5
?
Start met de wet van Bernoulli:
š‘ƒ2 − š‘ƒ1
1
(
) + 2(š‘£22 − š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
šœŒ
Vul de gegevens in (šœŒš‘¤š‘Žš‘”š‘’š‘Ÿ = 1000 š‘˜š‘”⁄š‘š3 ):
š‘ƒ2 − 300 000
(
) + 9.81(0.5) = 0
1000
Omwerken geeft: š‘ƒ2 = 300 000 − 4905 = 295095 Pa = 2.95 Bar
2. Ga ervan uit dat de stroming horizontaal is. De dichtheid verandert niet. Volgens de
continuïteitsvergelijking geldt: volumedebiet A1 = volumedebiet A2 :
1
1
š“1 š‘£1 = š“2 š‘£2 āŸ¹ 4 šœ‹(0.01)2 āˆ™ 0.06 = 4 šœ‹(0.003)2 āˆ™ š‘£2 āŸ¹ š‘£2 = 0.667 š‘š/š‘  .
Omdat de dichtheid niet verandert geldt volgens de wet van Bernoulli :
š‘ƒ1 − š‘ƒ2
1
(
) + 2(š‘£12 − š‘£22 ) + š‘”(š‘§1 − š‘§2 ) = 0
šœŒ
Omdat de stroming horizontaal is, geldt: š‘§1 = š‘§2 ;
š‘ƒ −š‘ƒ
( 2 šœŒ 1 ) + 12(š‘£22 − š‘£12 ) = 1029 āˆ™ (0.6662 − 0.062 ) = 226.8 š‘ƒš‘Ž
In doorsnede A2 is de overdruk 227 Pa lager. Dit kan ernstige gevolgen hebben, zoals het
dichtklappen van de ader.
3.
Punt 1
0.0007
0
š‘ƒ1
š‘£
š‘§
š‘ƒ
š‘ƒ2 −š‘ƒ1
) + 12(š‘£22
šœŒ
(
Punt 2
850
0
š‘ƒ2
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
Er is geen hoogteverschil, dus
š‘ƒ −š‘ƒ
( 2 šœŒ 1 ) + 12(š‘£22 − š‘£12 ) = 0
1
2
1
2
š‘ƒ2 − š‘ƒ1 = − āˆ™ šœŒ āˆ™ (š‘£22 − š‘£12 ) = − āˆ™ 1000 āˆ™ (8502 − 0.00072 ) = −361250000 Pa = −3613 bar
De absolute druk op punt 1 : š‘ƒ1 = š‘ƒ2 + 3613 = 3614 bar
6
4.
Punt 1
3.0
0
š‘ƒ1
š‘£
š‘§
š‘ƒ
š‘ƒ2 −š‘ƒ1
) + 12(š‘£22
šœŒ
(
Punt 2
1.0
0.8
š‘ƒ2
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
(š‘ƒ2 − š‘ƒ1 ) = −12āˆ™šœŒ(š‘£22 − š‘£12 ) − š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = −
(š‘ƒ2 − š‘ƒ1 ) = 4000 − 7848 = −3848 Pa
1000
2
(1.02 − 3.02 ) − 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.8
De druk is het grootst in punt 1, omdat het drukverschil door de zwaartekracht (7840 Pa) groter
is dan het drukverschil dat te maken heeft met verschillen in stroomsnelheid (4000 Pa).
5.
Punt 1
0
š‘§1
š‘ƒ0
š‘£
š‘§
š‘ƒ
Punt 2
š‘£2
0
š‘ƒ0
š‘ƒ2 − š‘ƒ1
1
(
) + 2(š‘£22 − š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
šœŒ
1
2
Invullen geeft: āˆ™ š‘£22 + š‘”(−š‘§1 ) = 0
š‘£2 = √2š‘”š‘§1 , hoe langer de afvoerpijp (hoe groter z1), hoe groter v2
6.
a)
š‘£
š‘§
š‘ƒ
Punt 1,
boven in vat
0
š‘§1
š‘ƒ0
Punt 2,
gat
š‘£š‘”š‘Žš‘”
0
š‘ƒ0
š‘§1 berekenen uit het volume: š‘‰ =
4āˆ™š‘‰
4āˆ™5
1
4
āˆ™ šœ‹ āˆ™ š‘‘2 āˆ™ š‘§ met š‘‰ = 5000 šæ = 5 š‘š3 en š‘‘ = 2.50 š‘š
š‘§1 = šœ‹āˆ™š‘‘2 = šœ‹āˆ™2.52 = 1.02 m
š‘ƒ2 − š‘ƒ1
1
(
) + 2(š‘£22 − š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
šœŒ
1
Invullen: 0 + 2 āˆ™ š‘£22 + š‘” āˆ™ (−š‘§1 ) = 0
Geeft: š‘£2 = √2š‘”š‘§1 = √2 āˆ™ 9.81 āˆ™ 1.02 = 4.47
š‘š
š‘ 
b) š‘‰Ģ‡ = š“š‘”š‘Žš‘” āˆ™ š‘£ = 4.00 āˆ™ 10−4 āˆ™ 4.47 = 0.0018 = 1.18 āˆ™ 10−3
š‘š3
š‘ 
7
7. Volgens de continuïteitsvergelijking geldt: volumedebiet links = volumedebiet rechts :
1
1
š“1 š‘£1 = š“2 š‘£2 āŸ¹ 4 šœ‹(0.05)2 āˆ™ 1.0 = 4 šœ‹(0.04)2 āˆ™ š‘£2 āŸ¹ š‘£2 = 1.5625 š‘š/š‘  .
Volgens de wet van Bernoulli:
š‘ƒ2 − š‘ƒ1
1
(
) + 2(š‘£22 − š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
šœŒ
Omdat de stroming horizontaal is, geldt: š‘§1 = š‘§2 , dus
š‘ƒ2 − š‘ƒ1
1
(
) + 2(š‘£22 − š‘£12 ) = 0
šœŒ
š‘ƒ1 = šœŒ āˆ™ š‘” āˆ™ ā„Žš‘œš‘œš‘”š‘”š‘’ š‘£š‘™š‘œš‘’š‘–š‘ š‘”š‘œš‘“š‘˜š‘œš‘™š‘œš‘š š‘–š‘› š‘š‘¢š‘›š‘” 1
Hoogte vloeistofkolom in punt 1 is 20 cm.
š‘ƒ2 = šœŒ āˆ™ š‘” āˆ™ ā„Žš‘œš‘œš‘”š‘”š‘’ š‘£š‘™š‘œš‘’š‘–š‘ š‘”š‘œš‘“š‘˜š‘œš‘™š‘œš‘š š‘–š‘› š‘š‘¢š‘›š‘” 2
Hoogte vloeistofkolom in punt 2 is X cm.
1
Dus 9.81 āˆ™ š‘‹ − 9.81 āˆ™ 0.20 + (1.56252 − 12 ) = 0
2
Hieruit volgt, dat X = 0.127 m = 12.7 cm
8. a) A en B liggen op dezelfde stroomlijn. A en D liggen op verschillende stroomlijnen.
b) drukafname aan de bovenkant van de vleugel:
1
1
āˆ†š‘ƒ = 2 āˆ™ šœŒ āˆ™ (š‘£šµ2 − š‘£š“2 ) = 2 āˆ™ 1.3 āˆ™ (552 − 502 ) = 341 š‘ƒš‘Ž
c) drukafname aan de onderkant van de vleugel:
1
2
1
2
āˆ†š‘ƒ = āˆ™ šœŒ āˆ™ (š‘£š·2 − š‘£š¶2 ) = āˆ™ 1.3 āˆ™ (512 − 502 ) = 66 š‘ƒš‘Ž
d) drukverschil tussen de bovenkant en onderkant van de vleugel is 341-66=275 Pa.
e) š¹ = āˆ†š‘ƒ āˆ™ š“ = 275 š‘ƒš‘Ž āˆ™ 5 š‘š2 = 1375 š‘
Week 5: Toepassingen van de wet van Bernoulli I
1.
š‘£
š‘§
š‘ƒ
Punt 1 (oppervlak)
0
š‘§1
š‘ƒ0
š‘ƒ2 −š‘ƒ1
) + 12(š‘£22
šœŒ
(
Punt 2 (gat)
5.00
0
š‘ƒ0
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
8
1
2
āˆ™ š‘£22 + š‘”(−š‘§1 ) = 0
1 š‘£22
š‘”
š‘§1 = 2 āˆ™
1 5.002
9.81
=2āˆ™
= 1.27 m
2.
a) De eerste vraag is een hydrostatisch probleem. We kiezen punt a en punt b
Gebruik de formule uit HC1 of gebruik Bernoulli (zonder snelheidstermen). Dit geeft dezelfde
formule: š‘ƒš‘ − š‘ƒš‘Ž = šœŒš‘”(š‘§š‘Ž − š‘§š‘ )
Invullen van de gegevens:
š‘ƒš‘ − 100 000 = 1000 āˆ™ 9.81 (0.6 − 0) = 5886
š‘ƒš‘ = 105 886 Pa
b) We kiezen punt a en e. Zet alle gegevens in een tabel:
Punt a
Punt e
š‘£
0
š‘£š‘’
š‘§
0
0
š‘ƒ
1 āˆ™ 105
1 āˆ™ 105
Start met de wet van Bernoulli:
š‘ƒš‘’ −š‘ƒš‘Ž
) + 12(š‘£š‘’2
šœŒ
(
− š‘£š‘Ž2 ) + š‘”(š‘§š‘’ − š‘§š‘Ž ) = 0
Vul de gegevens in, de drukterm valt weg:
š‘š
Omwerken geeft: š‘£š‘’ = √17.66 = 4.2 š‘ 
Van v naar volumedebiet:
m3
š‘‰Ģ‡ = š‘£š‘’ š“ = 4.2 āˆ™ 1šœ‹š‘‘2 = 7.42 āˆ™ 10−4
4
1
2
(š‘£š‘’2 − 0) + 9.81(−0.9) = 0
s
c) We kiezen punt a en c. Zet alle gegevens in een tabel:
Punt a
š‘£
0
š‘£š‘
š‘§
0
0
š‘ƒ
1 āˆ™ 105
š‘ƒš‘
š‘ƒš‘ −š‘ƒš‘Ž
) + 12(š‘£š‘2
šœŒ
(
Punt c
− š‘£š‘Ž2 ) + š‘”(š‘§š‘ − š‘§š‘Ž ) = 0
Vul de gegevens in, de hoogteterm valt weg:
š‘ƒš‘ −100 000
) + 12(š‘£š‘2 )
1000
(
=0
We hebben twee onbekenden in deze vergelijking. Er is een 2e vergelijking nodig! Stel
continuïteitsvergelijking op tussen punten c en e:
9
š‘‘2
0.0152
šœ‹š‘‘š‘2 š‘£š‘ = 14 šœ‹š‘‘š‘’2 š‘£š‘’ → š‘£š‘ = š‘‘š‘’2 š‘£š‘’ = 0.0302 āˆ™ 4.2 = 1.05
1
4
š‘
m
s
De snelheid op punt c invullen in de Bernoulli vergelijking:
š‘ƒš‘ −100 000
) + 12(1.052 )
1000
(
=0
Nu kan de gevraagde druk in punt c worden uitgerekend:
(š‘ƒš‘ − 100 000) + 500(1.052 ) = 0
š‘ƒš‘ = 100 000 − 551.25 = 99 449 Pa
d) We kiezen punt c en d. Zet alle gegevens in een tabel:
Punt c
Punt d
š‘£
1.05
1.05
š‘§
0
0.2
š‘ƒ
š‘ƒš‘‘
99449
š‘ƒš‘ −š‘ƒš‘‘
) + 12(š‘£š‘2
šœŒ
(
− š‘£š‘‘2 ) + š‘”(š‘§š‘ − š‘§š‘‘ ) = 0
Vul de gegevens in:
99449−š‘ƒš‘‘
)+
1000
(
9.81(−0.2) = 0
Uitwerken: 99449 − š‘ƒš‘‘ − 1962 = 0
š‘ƒš‘‘ = 97487 Pa
3.
a) Als A1 de doorsnede van het vat is en A2 de doorsnede van de kraan, en v1 de
snelheid waarmee het niveau van het bieroppervlak daalt en v2 de uitloopsnelheid aan de
kraan dan is:
š‘£
š‘§
š‘ƒ
Punt 1
0
5.0
š‘ƒ0
š‘ƒ2 −š‘ƒ1
) + 12(š‘£22
šœŒ
(
Punt 2
š‘£2
0
š‘ƒ0
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
1
2
āˆ™ š‘£22 + š‘”(−š‘§1 ) = 0
š‘£ = √2š‘”ā„Ž = 9.9 š‘š⁄š‘ 
b) Invullen van de continuïteitsvergelijking š‘£1 š“1 = š‘£2 š“2
šœ‹
šœ‹
šœ‡š‘š⁄
š‘£1 āˆ™ 4 32 = 9.9 āˆ™ 4 0.012 ; hieruit volgt: š‘£1 = 1.10 āˆ™ 10−4 š‘š⁄š‘  = 110
š‘ .
10
Opmerking: Om beide snelheden exact uit te rekenen dient de wet van Bernoulli gebruikt te
worden.
c) De uitstroomtijd is: š‘” =
š‘‰
š‘‰Ģ‡š’ˆš’†š’Žš’Šš’…š’…š’†š’š’…
1
š‘‰ = 4 āˆ™ šœ‹ āˆ™ 32 āˆ™ 5 = 35.34 š‘š3
9.9+0.0
1
š‘‰Ģ‡š’ˆš’†š’Žš’Šš’…š’…š’†š’š’… = š‘£š‘”š‘Žš‘”,š‘”š‘’š‘š āˆ™ š‘ āˆ™ š“š‘”š‘Žš‘” = 2 āˆ™ 0.95 āˆ™ 4 šœ‹ āˆ™ 0.012 = 3.7 āˆ™ 10−4
35.34
š‘š3
š‘ 
š‘” = 3.7āˆ™10−4 = 9.55 āˆ™ 104 š‘  = 26.5 š‘¢š‘¢š‘Ÿ
4.
a) De druk in punt 1 is gelijk aan de druk in punt 2, dus
š‘ƒ1 = š‘ƒ2 . Invullen in de wet van Bernoulli geeft:
š‘š
š‘£2 = √2š‘”ā„Ž = √2 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.5 = 3.13 š‘ 
b) Er geldt nu niet dat v1 = 0
Continuïteitsvergelijking: š“1 š‘£1 = š“2 š‘£2 → š‘‘12 š‘£1 = š‘‘22 š‘£2
š‘‘2
Dus š‘£1 = š‘‘22 š‘£2 = 0.04š‘£2
1
š‘ƒ2 −š‘ƒ1
) + 12(š‘£22
šœŒ
Bernoulli vergelijking: (
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
Invullen geeft (drukterm valt weg): 12(š‘£22 − š‘£12 ) + 9.81(0 − 0.5) = 0
Combineren van vergelijkingen:
1
(š‘£22 − (0.04š‘£2 )2 ) = 4.905
2
(š‘£22 − 1.6 āˆ™ 10−3 š‘£ 2 ) = 9.81
0.9984š‘£ 2 = 9.81 āŸ¹ š‘£2 = 3.13 š‘š/š‘ 
5.
a)
š‘£
š‘§
š‘ƒ
Punt 1
0
š‘§1
š‘ƒ0
Punt 2
4.00
0
š‘ƒ0
Volgens de wet van Bernoulli:
š‘ƒ2 − š‘ƒ1
1
(
) + 2(š‘£22 − š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
šœŒ
1 2
āˆ™ š‘£ + š‘” āˆ™ (−š‘§1 ) = 0
2 2
1 š‘£22
š‘”
š‘§1 = 2 āˆ™
= 0.815 m
š‘£
+š‘£
b) š‘‰Ģ‡ = š‘£š‘”š‘Žš‘”,š‘”š‘’š‘šš‘–š‘‘š‘‘š‘’š‘™š‘‘ āˆ™ š“š‘”š‘Žš‘” āˆ™ š¶ met š‘£š‘”š‘Žš‘”,š‘”š‘’š‘šš‘–š‘‘š‘‘š‘’š‘™š‘‘ = š‘”š‘Žš‘”,š‘’š‘–š‘›š‘‘š‘’ 2 š‘”š‘Žš‘”,š‘š‘’š‘”š‘–š‘› =
3
4.00+0.00
2
= 2.00
š‘š
š‘ 
š‘š
š‘‰Ģ‡ = 2.00 āˆ™ 2.00 āˆ™ 10−4 . 0.80 = 3.2 āˆ™ 10−4 š‘ 
11
6.
a) er wordt gevraagd naar de hoogte van het gat zodat de snelheid bij dat gat gelijk is
aan de helft van de snelheid van een gat in de bodem.
Situatie 1: gat in de bodem
Punt 1
Punt 2
0
š‘£2,š‘š‘œš‘‘š‘’š‘š
š‘£
0
š‘§
12
š‘ƒ
š‘ƒ0
š‘ƒ0
Volgens de wet van Bernoulli:
š‘ƒ2 − š‘ƒ1
1 2
(
) + 2(š‘£2,š‘š‘œš‘‘š‘’š‘š
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
šœŒ
1 2
āˆ™š‘£
+ š‘” āˆ™ (−š‘§1 ) = 0
2 2,š‘š‘œš‘‘š‘’š‘š
š‘£2,š‘š‘œš‘‘š‘’š‘š = √2š‘”š‘§1 = 15.34
š‘š
š‘ 
Situatie 2: gat op hoogte z
1
1
š‘£2,ā„Žš‘œš‘œš‘”š‘”š‘’ š‘§ = āˆ™ š‘£2,š‘š‘œš‘‘š‘’š‘š = āˆ™ 15.34 = 7.67
2
š‘£
š‘§
š‘ƒ
Punt 1
0
š‘§1
š‘ƒ0
2
š‘š
š‘ 
Punt 2
7.67
0
š‘ƒ0
Volgens de wet van Bernoulli:
š‘ƒ2 − š‘ƒ1
1 2
(
) + 2(š‘£2,š‘š‘œš‘‘š‘’š‘š
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
šœŒ
1 2
āˆ™š‘£
+ š‘” āˆ™ (−š‘§1 ) = 0
2 2,ā„Žš‘œš‘œš‘”š‘”š‘’ š‘§
2
1 š‘£2,ā„Žš‘œš‘œš‘”š‘”š‘’
š‘§
š‘§1 = āˆ™
= 2.998 š‘š = 3.00 š‘š
2
š‘”
De uitstroomsnelheid bij een leeg vat is nu niet gelijk aan nul. De overdruk in het vat
zorgt voor een verhoogde uitstroom.
7.
š‘£
š‘§
š‘ƒ
Punt 1
0
7
5.00 āˆ™ 105
Punt 2
š‘£2
0
105
12
š‘ƒ2 −š‘ƒ1
2
) + 12(š‘£2,š‘š‘’š‘”š‘–š‘›
šœŒ
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
(
š‘£2,š‘š‘’š‘”š‘–š‘› = √2š‘”š‘§1 + 2 (
š‘ƒ1 −š‘ƒ0
šœŒ
) = √2 āˆ™ 9.81 āˆ™ 7.00 + 2 (
5.01āˆ™105 −1.01āˆ™105
1000
) = 30.6 š‘š/š‘ 
Voor de uitstroomsnelheid bij hoogte h=0 geldt (net voordat het vat leeg is):
š‘ƒ1 −š‘ƒ0
š‘£2,š‘’š‘–š‘›š‘‘ = √0 + 2 (
āŸØš‘£āŸ© =
š‘£š‘š‘’š‘”š‘–š‘› +š‘£š‘’š‘–š‘›š‘‘
2
šœŒ
1
5.01āˆ™105 −1.01āˆ™105
) = √2 (
1000
) = 28.3 š‘š/š‘ 
= 2 (30.6 + 28.3) = 29.5 š‘š/š‘ 
3
1
š‘‰Ģ‡š’ˆš’†š’Žš’Šš’…š’…š’†š’š’… = 29.5 āˆ™ 0.70 āˆ™ 4 šœ‹(0.08)2 = 0.10 š‘š ⁄š‘ 
š‘”=
8.
š‘£š‘œš‘™š‘¢š‘šš‘’š‘£š‘™š‘œš‘’š‘–š‘ š‘”š‘œš‘“
š‘‰Ģ‡š’ˆš’†š’Žš’Šš’…š’…š’†š’š’…
=
1
āˆ™šœ‹(3.00)2 āˆ™7.00
4
0.10
= 495 š‘ 
Volgens de wet van Bernoulli:
š‘ƒ2 − š‘ƒ1
1
(
) + 2(š‘£22 − š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
šœŒ
Kies de punten op de stroomlijn, die midden door de buis loopt. Neem aan, dat de dichtheid in
alle punten onveranderd blijft.
Omdat de stroming horizontaal is, geldt: š‘§1 = š‘§2 , dus
š‘ƒ2 − š‘ƒ1
1
(
) + 2(š‘£22 − š‘£12 ) = 0
šœŒ
Hoogte vloeistofkolom in punt 1 is 20 cm, dus
š‘ƒ1 = šœŒ āˆ™ š‘” āˆ™ ā„Žš‘œš‘œš‘”š‘”š‘’ š‘£š‘™š‘œš‘’š‘–š‘ š‘”š‘œš‘“š‘˜š‘œš‘™š‘œš‘š š‘–š‘› š‘š‘¢š‘›š‘” 1 = 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.20 = 1962 š‘ƒš‘Ž
Hoogte vloeistofkolom in punt 2 is 10 cm.
š‘ƒ2 = šœŒ āˆ™ š‘” āˆ™ ā„Žš‘œš‘œš‘”š‘”š‘’ š‘£š‘™š‘œš‘’š‘–š‘ š‘”š‘œš‘“š‘˜š‘œš‘™š‘œš‘š š‘–š‘› š‘š‘¢š‘›š‘” 2 = 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ 0.10 = 981 š‘ƒš‘Ž
13
Verder is gegeven, dat š‘£1 = 2.0 š‘š/š‘ 
Invullen in wet van Bernoulli:
1962 − 981
1
(
) − (š‘£22 − 2.02 ) = 0
1000
2
Hieruit volgt: š‘£22 = 5.962 āŸ¹ š‘£2 = 2.44 š‘š/š‘ 
De diameter volgt uit de continuïteitsvergelijking:
1
1
š“1 š‘£1 = š“2 š‘£2 āŸ¹ 4 šœ‹(0.05)2 āˆ™ 2.0 = 4 šœ‹(š‘‘2 )2 āˆ™ 2.44 āŸ¹ š‘‘2 = 0.045 š‘š = 4.5 š‘š‘š
9.
š‘£Ģ‡
a) Uit de continuïteitsvergelijking volgt: š‘£š‘ = š“ =
š‘£š‘› =
š‘£Ģ‡
=
š“š‘›
84āˆ™10−6
0.503āˆ™10−4
Punt 1
1.67
0
š‘ƒš‘£
š‘£
š‘§
š‘ƒ
š‘ƒš‘ −š‘ƒš‘£
) + 12(š‘£22
šœŒ
(
š‘
84āˆ™10−6
6āˆ™10−4
= 0.14 š‘š āˆ™ š‘  −1 en
= 1 .67 š‘š āˆ™ š‘  −1 .
Punt 2
0.14
0
š‘ƒš‘
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = 0
1
āˆ†š‘ƒ = − 2 šœŒ(š‘£22 − š‘£12 ) = −1426 Pa.
1
b) Het volumedebiet = 84 āˆ™ 10−6 š‘š3 āˆ™ š‘  −1 = š‘£ āˆ™ 4 šœ‹ āˆ™ š‘‘ 2 .
84āˆ™10−6
š‘£Ģ‡
Hieruit volgt: š‘£ = š“ =
0.503āˆ™10−4
1
ρāˆ™vāˆ™d
Re =
η
=
1.67āˆ™1.03āˆ™103 āˆ™0.80 āˆ™10−2
4āˆ™10−3
= 1.67 mš‘  −1
= 3440 ; omdat dit groter is dan 3000, is de stroming
turbulent.
c) Re =
ρāˆ™vāˆ™d
η
= 1050 , š‘‘š‘¢š‘  1050 =
hieruit volgt: š‘£ =
1.03 āˆ™103 āˆ™š‘£āˆ™š‘‘
4āˆ™10−3
.
4.078āˆ™10−3
š‘‘
1
Het volumedebiet: š‘‰Ģ‡ = š‘£ āˆ™ āˆ™ šœ‹ āˆ™ š‘‘ 2 = 84 āˆ™ 10−6 š‘š3 āˆ™ š‘  −1 .
hieruit volgt: š‘£ =
š‘‰Ģ‡
š“š‘›
=
4
84āˆ™10−6 āˆ™
1
šœ‹āˆ™š‘‘2
4
.
oplossen van beide vergelijkingen:
84āˆ™10−6 āˆ™
1
šœ‹āˆ™š‘‘2
4
=
4.078āˆ™10−3
š‘‘
of
84āˆ™10−6 āˆ™
1
šœ‹
4
=
4.078āˆ™10−3
š‘‘
āˆ™ š‘‘2 wordt
84āˆ™10−6 āˆ™
1
šœ‹
4
= 4.078 āˆ™ 10−3 āˆ™ š‘‘
š‘‘ = 0.026 š‘š = 2.6 š‘š‘š
14
Week 6: Toepassingen van de wet van Bernoulli II
1
1. āˆ†š‘ƒ = 2 āˆ™ šœŒ āˆ™ (š‘£12 − š‘£22 ) = −24 000 š‘ƒš‘Ž
š‘£2 = 10
š‘š
š‘ 
1
2
−24000 = āˆ™ 1200 āˆ™ (š‘£1 2 − 102 ) āŸ¹ š‘£12 = 60 āŸ¹ š‘£1 =7.75 = 7.8 š‘š⁄š‘ 
1
2. āˆ†š‘ƒ = š‘ƒ1 − š‘ƒ2 = 2 āˆ™ šœŒ āˆ™ (š‘£12 − š‘£22 )
š‘£1 = 2.0 š‘š⁄š‘  ; š“1 = 50 š‘š‘š2 ; š“2 = 10 š‘š‘š2
š‘£1 š“1 = š‘£2 š“2 āŸ¹ 2.0 āˆ™ 50 āˆ™ 10−4 = š‘£2 āˆ™ 10 āˆ™ 10−4 āŸ¹ š‘£2 = 10 š‘š⁄š‘ 
1
āˆ†š‘ƒ = 2 āˆ™ 1000(100 − 4) = 48000 š‘ƒš‘Ž = 4.8 āˆ™ 104 š‘ƒš‘Ž
3
3. š‘£Ģ‡ = 30 šæ⁄š‘šš‘–š‘› = 5.0 āˆ™ 10−4 š‘š ⁄š‘ 
š‘‘1 = 0.1 š‘š ; š‘‘2 = 0.07 š‘š
1
š‘£Ģ‡ = š‘£1 š“1 āŸ¹ 5.0 āˆ™ 10−4 = š‘£1 āˆ™ 4 āˆ™ šœ‹(0.1)2 āŸ¹ š‘£1 = 6.37 āˆ™ 10−2 š‘š/š‘ 
1
š‘£Ģ‡ = š‘£2 š“2 āŸ¹ 5.0 āˆ™ 10−4 = š‘£2 āˆ™ āˆ™ šœ‹(0.07)2 āŸ¹ š‘£2 = 0.129 š‘š/š‘ 
4
1
āˆ†š‘ƒ = š‘ƒ1 − š‘ƒ2 = 2 āˆ™ šœŒ āˆ™ (š‘£22 − š‘£12 ) = 500 ((0.129)2 − (0.0637)2 )
āˆ†š‘ƒ = 6.41 = 6.4 š‘ƒš‘Ž
4. Pitot buis: hoogteverschillen verwaarloosbaar dus š‘§1 = š‘§2 ; š‘£2 = 0, want in punt 2 wordt de
statische druk gemeten. Volgens de wet van Bernoulli:
1
2∗āˆ†š‘ƒ
.
šœŒ
a) š‘ƒ1 + 2 šœŒš‘£12 = š‘ƒ2 ⇔ š‘£1 = √
b) š‘‰Ģ‡š’ˆš’†š’Žš’Šš’…š’…š’†š’š’… = š“š‘š‘¢š‘–š‘  ∗ š‘£1 =
0.0804
m3
s
5. š‘£ = 30
∗ 1020
m
s
kg
m3
šœ‹
4
Invullen geeft š‘£1 = √
∗ (0.16 m)2 ∗ 4
m
s
2∗8160 Pa
= 0.0804
kg
1020 3
m
m3
.
s
= 4.0 m/s
Dit komt overeen met
= 82.03 kg/s = 295320 kg/hr
, āˆ†š‘ƒ = 360 ∗ 103 Pa
2 ∗ āˆ†š‘ƒ
2 ∗ āˆ†š‘ƒ
2 ∗ āˆ†š‘ƒ
2 ∗ 360 ∗ 103
kg
2
š‘£= √
⇔ š‘£ =
⇔ ρ=
=
= 800 3
šœŒ
šœŒ
š‘£2
302
m
15
6. š‘‰Ģ‡ = 977 šæ⁄ā„Ž = 0.27 āˆ™ 10−3 š‘š3 ⁄š‘ 
2 · āˆ†š‘ƒ
š‘‰Ģ‡ = š‘£ āˆ™ š‘ āˆ™ š“ = š‘ āˆ™ š“ āˆ™ √
šœŒ
š‘‰Ģ‡ = 0.27 āˆ™ 10−3 š‘š3 ⁄š‘  = 0.90 āˆ™
šœ‹
2 · āˆ†š‘ƒ
āˆ™ (0.012 )2 · √
4
1000
Hieruit volgt, dat āˆ†š‘ƒ = 3515 š‘ƒš‘Ž
1
7. a) Uit de continuïteitsvergelijking volgt: š‘£Ģ‡ = š‘£š‘˜š‘’š‘’š‘™ āˆ™ š“š‘˜š‘’š‘’š‘™ āŸ¹ 1.0 āˆ™ 10−2 = š‘£š‘˜š‘’š‘’š‘™ šœ‹ āˆ™
(3.5 āˆ™ 10−2 )2 .
4
Hieruit volgt, dat de snelheid in de venturi 10.394 m/s is.
b) De druk volgt uit het toepassen van de wet van Bernoulli, (formule voor een venturi geeft een
incorrect getal, omdat de snelheid in het brede gedeelte van de buis niet verwaarloosd mag
worden). Let op dat je de buissnelheid eerst moet uitrekenen, gebruikmakende van de
continuïteitsvergelijking. Hieruit volgt dat
1
1
š‘£š‘š‘¢š‘–š‘  = 5.1 š‘š/š‘  . āˆ†š‘ƒ = š‘ƒ1 − š‘ƒ2 = 2 šœŒš‘£22 − 2 šœŒš‘£12 = 602.5 ∗ (10.394)2 − 602.5 ∗ (5.1)2 =
65091 − 15671 = 49420 š‘ƒš‘Ž.
c) Het kental š‘…š‘’ =
šœŒāˆ™š‘£āˆ™š‘‘
šœ‚
= 151159. Dit volgt uit het invullen van de buis (!) gegevens. Dus de
stroming is turbulent. Turbulent regime Re > 3000.
Week 7: Pompen en compressoren
1.
š‘£
š‘§
š‘ƒ
Punt 1
š‘£1
0
š‘ƒ1
Punt 2
4.0
15
1.0 āˆ™ 105
v1 zoeken via continuïteitsvergelijking: š‘‰Ģ‡šŸ = š‘‰Ģ‡šŸ
šœ‹
m3
š‘‰Ģ‡šŸ = š“2 · š‘£2 = ∗ (0.020)2 · 4 = 1.257 · 10−3
4
s
m3
šœ‹
1.257 · 10−3
2
(0.080)
= š“1 · š‘£1 = ∗
· š‘£1 ⇔ š‘£1 = šœ‹
= 0.25 m/s
s
4
(0.08)2
∗
4
Invullen van Bernoulli:
š‘‰Ģ‡šŸ = 1.257 · 10−3
1
1
š‘ƒ1 + šœŒš‘£12 + šœŒš‘”ā„Ž1 = š‘ƒ2 + šœŒš‘£22 + šœŒš‘”ā„Ž2
2
2
1
1
š‘ƒ1 + · 1200 · 0.252 + 0 = 105 + · 1200 · 42 + 1200 · 9.81 · 15
2
2
š‘ƒ1 = 2.86 · 105 Pa
16
2.
Water stroomt van punt 1 (laagste punt) naar punt 2 (de kraan). Neem punt 1 op de
nullijn.
Punt 1
Punt 2
2.00
š‘£
š‘£1
0
40.0
š‘§
š‘ƒ1,š‘š‘œš‘šš‘
š‘ƒ
1.00 āˆ™ 105
Neem aan šœŒ = 1000 š‘˜š‘”⁄š‘š3 ;
Via de continuiteitsvergelijking:
1
1
š‘£1 š“1 = š‘£2 š“2 āŸ¹ š‘£1 āˆ™ 4 šœ‹ (2 āˆ™ 10−2 )2 = 2.0 āˆ™ 4 šœ‹ (8 āˆ™ 10−3 )2
š‘£1 = 0.32 š‘š/š‘ ; gegevens invullen in
š‘ƒ1 + šœŒ1 āˆ™ š‘” āˆ™ ā„Ž1 +
1
2
āˆ™ šœŒ1 āˆ™ š‘£12 = š‘ƒ2 + šœŒ2 āˆ™ š‘” āˆ™ ā„Ž2 +
1
2
āˆ™ šœŒ2 āˆ™ š‘£22
1
1
š‘ƒ1 + 2 āˆ™ 1000 āˆ™ 0.322 = 1.00 āˆ™ 105 + 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ 40 + 2 āˆ™ 1000 āˆ™ 2.02
Hieruit volgt de druk die de pomp moet leveren: š‘ƒ1 = 494349 š‘ƒš‘Ž = 4.94 āˆ™ 105 š‘ƒš‘Ž.
3.
Punt 1
0
3
š‘ƒ0
š‘£
š‘§
š‘ƒ
Punt 2
š‘£2
0
š‘ƒ0
De snelheid in de leiding volgt uit de continuïteitsvergelijking:
š‘‰Ģ‡
š‘£2 = š“ = 1
š‘‰Ģ‡
šœ‹š‘‘ 2
= 0.707 š‘š⁄š‘ 
4
De weerstand in de leiding volgt uit de Fanningvergelijking:
1
š‘™
š‘¤š‘“ = š‘“ 2 š‘£ 2 š‘‘ = 208.5 š½⁄š‘˜š‘”
š‘ƒ2 − š‘ƒ1
1
(
) + 2(š‘£22 − š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = š‘¤š‘“ − š‘¤š‘ 
šœŒ
1 2
š‘¤š‘  van de pomp volgt uit:
š‘£ + š‘”(−š») = š‘¤š‘  − š‘¤š‘“
2 2
Hieruit volgt: š‘¤š‘  = 179.32 š½/š‘˜š‘”
Vermogen van pomp in [W] is: š‘¤š‘  āˆ™ š‘šĢ‡/šœ‚ = 448 š‘Š
4.
a) Kies punt 1 op het wateroppervlak en punt 2 bij de uitstroomopening van de slang.
š‘ƒ2 −š‘ƒ1
) + 12(š‘£22
šœŒ
(
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = −š‘¤š‘“
De linker situatie wordt gebruikt om de frictiefactor van de slang te berekenen. Gegeven is: de
druk in punt 1 is gelijk aan de druk in punt 2, dus
17
Punt 1
0
0.66
š‘ƒ0
š‘£
š‘§
š‘ƒ
Punt 2
3
0
š‘ƒ0
š‘ƒ2 −š‘ƒ1
) + 12(š‘£22
šœŒ
Invullen in: (
1
2
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = −š‘¤š‘“
āˆ™ 9 + 9.81 āˆ™ −0.66 = −š‘¤š‘“ āŸ¹ š‘¤š‘“ = 1.97 š½/š‘˜š‘”
1
š‘™
1
1.0
š½
š‘¤š‘“ = š‘“ 2 āˆ™ š‘£22 āˆ™ š‘‘ = š‘“ 2 āˆ™ 9 āˆ™ 0.01 = 1.97 š‘˜š‘” āŸ¹ š‘“ = 0.0044
In de rechtersituatie geldt:
š‘£
š‘§
š‘ƒ
Punt 1
0
0.66
š‘ƒ0
Punt 2
š‘£2
0
š‘ƒ0
š‘ƒ2 −š‘ƒ1
) + 12(š‘£22
šœŒ
Invullen in: (
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) = −š‘¤š‘“
1
š‘™
1
9.0
š½
š‘¤š‘“ = š‘“ š‘£ 2 = 0.0044 āˆ™ āˆ™ š‘£22 āˆ™
= 1.98 š‘£22
2 š‘‘
2
0.01
š‘˜š‘”
š‘ƒ2 −š‘ƒ1
) + 12(š‘£22
šœŒ
Invullen in: (
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) + š‘¤š‘“ = 0
1 2
āˆ™ š‘£ + 9.81 āˆ™ −0.66 + 1.98 š‘£22 = 0 āŸ¹ š‘£2 = 1.61 š‘š⁄š‘ 
2 2
b) Nu geldt:
1 2
āˆ™ š‘£ + 9.81 āˆ™ −0.66 = 0 āŸ¹ š‘£2 = 3.6 š‘š⁄š‘ 
2 2
5.
a) Het maximale vermogen is: š‘ƒ = š‘‰ āˆ™ šœŒ āˆ™ š‘”Ģ‡ āˆ™ ā„Ž = 0.750 āˆ™ 1000 āˆ™ 9.81 āˆ™ 60 = 441450 š‘Šš‘Žš‘”š‘”
(P niet te verwarren met druk)
b) Gegeven is: lengte leiding l = 200 m, diameter leiding d = 0.5 m; hieruit volgt dat de snelheid
van het water in de leiding is via de continuiteitsvergelijking:
4āˆ™š‘‰Ģ‡
4āˆ™0.750
=
= 3.82 š‘š/š‘ 
šœ‹āˆ™š‘‘ 2
šœ‹āˆ™0.52
1 2 š‘™
1
200
š‘¤š‘“ = š‘“ š‘£ āˆ™ = 0.03 āˆ™ āˆ™ 3.822 āˆ™
2
š‘‘
2
0.5
š‘£=
= 87.55 š½/š‘˜š‘”
Als gevolg van wrijving gaat er š‘¤š‘“ āˆ™ š‘šĢ‡ = 87.55 āˆ™ 750 = 65662
š½
š‘ 
š½
š‘ 
verloren.
Er blijft dus 441450 − 65662 = 375788
over voor de turbine. Het rendement is
het werkelijke of nuttige vermogen is š‘ƒ = 0.8 āˆ™ 375788 = 300630 š½/š‘ 
80 %, dus
18
6.
a)
b) De druk is vlak na de pomp maximaal. De druk daalt als de hoogte toeneemt en is minimaal
op het hoogste punt van de heuvel.
De snelheid is constant (continuïteit).
17
c) 17 mm Hg komt overeen met:
āˆ™ 1.013 āˆ™ 105 = 2270 š‘ƒš‘Ž (š‘ƒ2 )
760
Verder is het volgende gegeven: š‘‘š‘–š‘Žš‘šš‘’š‘”š‘’š‘Ÿ š‘£š‘Žš‘› š‘‘š‘’ š‘™š‘’š‘–š‘‘š‘–š‘›š‘”: š‘‘ =
0.1524 š‘š , š‘£š‘’š‘Ÿš‘ š‘ā„Žš‘–š‘™ š‘”š‘¢š‘ š‘ š‘’š‘› š‘š‘¢š‘›š‘” 1 š‘’š‘› 2: ā„Ž = 762 š‘š,
3
šæ
š‘‰Ģ‡ = 568 š‘šš‘–š‘› = 9.47 āˆ™ 10−3 š‘š ⁄š‘ , š‘ƒ1 (š‘–š‘›š‘™š‘Žš‘Žš‘” š‘š‘œš‘šš‘) = 1.00 š‘š‘Žš‘Ÿ,
š‘¤š‘“ = 0 (š‘”š‘’š‘’š‘› š‘¤š‘Ÿš‘–š‘—š‘£š‘–š‘›š‘”), š‘£1 = š‘£2 .
Toepassen uitgebreide Bernoulli vergelijking tussen pomp en punt 2:
š‘ƒ2 −š‘ƒ1
) + 12(š‘£22
šœŒ
(
− š‘£12 ) + š‘”(š‘§2 − š‘§1 ) + š‘¤š‘“ = š‘¤š‘ 
2270−100000
) + 12(0)
1000
(
+ 9.81(762 − 0) + 0 = š‘¤š‘  āŸ¹
š‘¤š‘  = 7377 š½/š‘˜š‘”
De pomp dient een vermogen te leveren: š‘ƒ = š‘¤š‘  āˆ™ šœŒ āˆ™ š‘‰Ģ‡ = 7377 āˆ™ 1000 āˆ™ 9.47 āˆ™ 10−3 = 69860 š‘Šš‘Žš‘”š‘”
Omdat het rendement van de pomp 78 % is, dient een pomp met een vermogen van 89564
Watt =89.6 kW geïnstalleerd te worden.
7.
1
š‘™
Fanningvergelijking: š‘¤š‘“ = š‘“ āˆ™ 2 āˆ™ š‘£ 2 āˆ™ š‘‘
1
š‘™
š‘‘ = š‘“ āˆ™ 2 āˆ™ š‘£2 āˆ™ š‘¤
š‘“
š‘˜š‘”
,
š‘šš‘ 2
š½
6.5 š‘˜š‘”
Met š‘¤š‘“ = 5.2 š‘˜š‘ƒš‘Ž = 5200
ļƒ  š‘¤š‘“ =
5200 š‘˜š‘”
800 š‘šš‘ 2
š‘š3
āˆ™ š‘˜š‘” =
staat nog niet in de juiste eenheid:
19
1
2
Invullen geeft: š‘‘ = š‘“ āˆ™ āˆ™ š‘£ 2 āˆ™
š‘™
š‘¤š‘“
1
2
= 0.028 āˆ™ āˆ™ 1.252 āˆ™
29.5
6.5
= 0.099 š‘š = 100 š‘š‘š
20
Download