MEERKEUZEVRAGEN (20 PUNTEN) – GEEF DE JUISTE ANTWOORDEN AAN OP HET STANDAARD ANTWOORDMODEL Vraag 1 Welke van de volgende beweringen is juist? A. Opbrengsten mogen niet geboekt worden voordat de afnemer heeft betaald. B. Kosten mogen niet geboekt worden voordat de desbetreffende betalingen zijn verricht. C. Opbrengsten mogen niet geregistreerd worden als de ontvangst van het geld onzeker is. D. Kosten moeten altijd geboekt worden voordat, of op het moment dat, de betaling verricht wordt. E. Geen van bovenstaande antwoorden is juist. Vraag 2 Welke van onderstaande zaken is GEEN potentieel signaal van dubieuze verslaggevingskwaliteit? A. Onverklaarbare transacties die de winst flatteren. B. Onverwachte grote afwaarderingen van vaste activa. C. Grote schommelingen tussen de winst en de operationele kasstroom. D. Slechte interne controle systemen. E. Het gebruik van een versnelde/degressieve afschrijvingsmethode. F. Onverwachte toename van handelsvoorraden ten opzichte van de toename van de omzet. G. Geen van bovenstaande antwoorden is juist. Vraag 3 Een geneesmiddelenproducent geeft in de jaren 2012 t/m 2015 successievelijk € 6.000, € 9.000, € 12.000 en € 15.000 uit aan onderzoek naar geneesmiddelen. De uitgaven vinden gelijkmatig plaats in de maanden van het jaar. Een analist besluit om onderzoeksuitgaven te activeren en ze lineair te amortiseren in 3 jaar. Eind 2015 bedraagt dan de boekwaarde van de geactiveerde onderzoeksuitgaven? A. € 20.000. B. € 14.000. C. € 22.000. D. € 28.000. E. € 21.000. F. Geen van bovenstaande antwoorden is juist. Vraag 4 Een onderneming rapporteert het volgende: - REV = 11,5% - Bedrijfsresultaat na belastingen = € 500.000 - Geïnvesteerd vermogen = € 5.000.000 - Netto rentekosten na belastingen = 4%. De financiële leverage van de onderneming is? A. Tussen 0 en 10 procent. B. Tussen 10 en 20 procent. C. Tussen 20 en 30 procent. D. Tussen 30 en 40 procent. E. Tussen 40 en 50 procent. F. Tussen 50 en 60 procent. G. Geen van bovenstaande antwoorden is juist. Tentamen E_BK2_ACC2 dd. 18 mei 2016 1 van 6 Vraag 5 Een analist voorspelt dat het dividend van een onderneming aan het eind van 2016 € 24 zal zijn. Bovendien veronderstelt ze dat het dividend daarna tot in het oneindige elk jaar zal toenemen met 2%. De rendementseis is 10%. De analist zal op basis van deze veronderstellingen de waarde van de onderneming op 1 januari 2016 schatten op? A. € 200. B. € 300. C. € 240. D. € 1.200. E. € 270. F. € 210. G. Geen van bovenstaande antwoorden is juist. Vraag 6 De boekhoudrekening Onderhanden werk van een productiebedrijf heeft aan het einde van een jaar een saldo van € 2.400. De kostenoverzichten van de twee jobs die op dat moment nog niet helemaal zijn afgerond, laten bedragen zien van € 400 en € 200 aan gebruikte directe materialen en bedragen van € 300 en € 500 aan gebruikte directe arbeid. Manufacturing overhead wordt aan jobs toegewezen op basis van een vooraf bepaald tarief, als percentage van de gebruikte directe arbeidskosten. Het vooraf bepaalde tarief is A. 41,7%. B. 80,0%. C. 125,0%. D. 240,0%. Vraag 7 Een productiebedrijf heeft twee hulpafdelingen: Onderhoud en Personeelszaken. De kosten van de afdeling Onderhoud bedragen € 300.000 en worden gealloceerd op basis van machine-uren. De kosten van de afdeling Personeelszaken bedragen € 120.000 en worden gealloceerd op basis van het aantal medewerkers van een bepaalde hoofdafdeling. De directe afdelingskosten voor afdelingen A en B bedragen respectievelijk € 300.000 en € 500.000. Machine-uren Aantal medewerkers Onderhoud 480 2 Personeelszaken 20 2 A 2.300 8 B 200 4 Welk bedrag wordt er vanuit de afdeling Personeelszaken gealloceerd aan afdeling B als hiervoor de directe methode wordt gebruikt? A. € 40.000. B. € 80.000. C. € 20.000. D. € 10.000. Tentamen E_BK2_ACC2 dd. 18 mei 2016 2 van 6 Vraag 8 Responsibility accounting definieert een operationeel centrum dat verantwoordelijk is voor opbrengsten en kosten als een A. winstcentrum. B. opbrengstencentrum. C. divisie. D. operationele eenheid. E. investeringscentrum. Vraag 9 Welke van de volgende levers of control wordt in het Levers of Control (LoC) raamwerk van Robert Simons (1995) door managers gebruikt om de aandacht en het leren van een organisatie te richten op strategische onzekerheden? A. Belief systems. B. Boundary systems. C. Diagnostic control systems. D. Interactive control systems. Vraag 10 Welke van de volgende stellingen met betrekking tot kwaliteitskosten (‘quality costs’) is (zijn) onjuist? (A) In een kwaliteitskostensysteem worden interne en externe ‘failure costs’ ‘conformance costs’ genoemd. (B) ‘Prevention costs’ zijn kosten die worden gemaakt om individuele eenheden product op te sporen die niet aan de productspecificaties voldoen. A. Alleen stelling A is onjuist. B. Alleen stelling B is onjuist. C. Zowel stelling A als stelling B is onjuist. D. Zowel stelling A als stelling B is juist. Tentamen E_BK2_ACC2 dd. 18 mei 2016 3 van 6 OPEN VRAGEN (30 PUNTEN) – VUL JOUW ANTWOORDEN IN OP HET STANDAARD ANTWOORDMODEL Opgave 1 (15 punten) Stelling: “Hoe strenger de verslaggevingsregels, zoals IFRS en GAAP, hoe beter de externe verslaggeving”. a. Bespreek deze stelling kort in maximaal 50 woorden. Het management van een onderneming kan op economische gronden besluiten tot een stelselwijziging, dwz. een verslaggevingsmethode wijzigen. Zijn zulke gronden afwezig, dan kan de wijziging (verregaande) negatieve consequenties hebben. b. 1. Geef een voorbeeld van een stelselwijzing en een goede reden voor de wijziging. 2. Welke negatieve consequentie kan een ongegronde stelselwijziging opleveren? Een onderneming heeft het volgende overzicht gemaakt van haar vorderingen op debiteuren: 31 december 2015 31 december 2014 Binnen betaaltermijn 7.500 4.500 Betaaltermijn overschreden 5.000 10.500 Totaal 12.500 15.000 Het mutatie-overzicht van de voorziening dubieuze debiteuren is als volgt: 2015 2014 Beginsaldo 2.800 1.300 Dotaties 5.900 7.200 Wanbetalingen 6.900 3.700 Eindsaldo 1.800 2.800 Een analist vindt dat er aan het eind van 2015, resp. eind 2014 een voorziening van resp. 20% en 30% van de vorderingen waarvan de betaaltermijn is overschreden moet worden gerapporteerd. c. 1. Geef de journaalpost die de onderneming volgens de analist per 1 januari 2015 zou moeten maken vanwege de waardecorrectie. 2. Geef de journaalpost vanwege de correctie van de kosten over 2015 (huidig boekjaar). 3. Als de omloopsnelheid van de debiteuren door de voorgaande journaalpost verandert, leg dan uit hoe. Een analist heeft voor een onderneming voorspellingen gemaakt over de boekjaren 2016 en 2017. Veronderstel bij de volgende vragen een rendementseis van 9%, dat het boekjaar loopt van 1 januari t/m 31 december en dat de balansen per 31 december zijn opgemaakt. Resultatenrekening (€ miljoen) Omzet Omzetresultaat Bedrijfsresultaat Rentekosten Winst voor belastingen Winstbelasting Netto winst Tentamen E_BK2_ACC2 dd. 18 mei 2016 2016 2.458,2 956,5 216,4 -54,9 161,5 -36,3 125,2 2017 2.778,6 1.056,9 256,3 -56,4 199,9 -37,0 162,9 4 van 6 Balans (€ miljoen) Vaste activa Liquide middelen Overige vlottende activa Activa 2015 459,2 24,6 677,8 1.161,6 2016 480,8 55,0 637,0 1.172,8 2017 499,1 65,3 637,6 1.202,0 Eigen vermogen Lang vreemd vermogen Kort vreemd vermogen Passiva 199,0 661,0 301,6 1.161,6 221,7 645,1 306,0 1.172,8 254,4 632,2 315,4 1.202,0 d. 1. 2. 3. Bereken de marktwaarde van de onderneming per 1 januari 2016 op basis van de geschatte dividenduitkeringen als de analist veronderstelt dat eind december 2018 de onderneming geliquideerd wordt en dat de boekwaarde van de onderneming per 31 december 2017 dan wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders. Bereken de marktwaarde van de onderneming per 1 januari 2016 op basis van de contante waarden van de overwinsten als de analist veronderstelt dat de onderneming vanaf 2018 een constante overwinst van € 110 miljoen per jaar zal opleveren. Geef gemotiveerd aan of er, uitgaande van de “going concern gedachte”, een principieel verschil is tussen de bepaling van de marktwaarde van een onderneming op basis van de dividenduitkeringen of op basis van de overwinst. Opgave 2 (8 punten) Het chemische bedrijf BODOL produceert een special soort body-olie dat veel wordt gebruikt in de professionele sportwereld. Deze olie wordt geproduceerd in een tweetal processen (afdelingen): Raffinage en Vermenging. Ruwe oliegrondstoffen worden aan het begin van het Raffinageproces toegevoegd, terwijl er in het Vermengingsproces een geurstof wordt toegevoegd op het moment dat de verwerking voor 50% is afgerond. Voor de maand juli zijn de volgende bedragen op de boekhoudrekening Onderhanden werk beschikbaar voor de Raffinageafdeling, terwijl ook bekend is dat de voorraad Onderhanden werk op 1 juli € 1.500 aan directe materiaalkosten bevat. Onderhanden werk: Raffinage Beginbalans (5.000 vaten, 80% gereed) Directe materialen (30.000 vaten) Directe arbeid Manufacturing overhead Eindbalans (6.000 vaten, 66,67% gereed) € 7.500 € 12.300 € 14.500 € 21.750 BODOL gebruikt een first-in, first-out (FIFO) kostensysteem. Gevraagd (rond bij de berekeningen af op vier decimalen): a. Bereken de equivalente eenheden productie voor de Raffinageafdeling voor de maand juli. b. Bereken de directe materiaalkosten per equivalente eenheid en de conversiekosten per equivalente eenheid voor de maand juli. c. Bereken de kosten die worden doorbelast aan de Vermengingsafdeling voor de maand juli. d. Bereken de bedragen op de boekhoudrekening Onderhanden werk op 31 juli (de eindbalans) voor de Raffinageafdeling. Tentamen E_BK2_ACC2 dd. 18 mei 2016 5 van 6 Opgave 3 (7 punten) Het bedrijf XYZ bestaat uit verschillende divisies die worden aangestuurd als investeringscentra. De manager van de divisie AB verwacht voor het komende jaar de volgende resultaten: Omzet (50.000 eenheden à € 20) Variabele kosten Dekkingsbijdrage Vaste kosten Winst € 1.000.000 € 600.000 € 400.000 € 250.000 € 150.000 De variabele kosten van AB bevatten € 7 (per eenheid) voor een onderdeel dat zij afneemt van een externe leverancier. Voor iedere eenheid product die AB produceert is één eenheid van dit onderdeel vereist. De manager van AB heeft zojuist ontdekt dat zij het onderdeel ook van de divisie CD (een andere divisie van XYZ) kan afnemen. CD verkoopt jaarlijks 300.000 eenheden van dit onderdeel aan externe afnemers voor € 8 per stuk en haar variabele kosten bedragen € 4 per stuk. CD biedt aan om het onderdeel aan AB te verkopen voor een prijs van € 6 per stuk en zij heeft veel overcapaciteit (waarmee zij 100.000 eenheden extra zou kunnen produceren). Gevraagd: a. Als AB het aanbod accepteert, wat gebeurt er dan met de winst van de divisie CD? b. Als AB het aanbod accepteert, wat gebeurt er dan met de winst van de divisie AB? c. Als AB het aanbod accepteert, wat gebeurt er dan met de winst van het bedrijf XYZ? d. Welke andere overwegingen spelen mogelijk een rol bij het al dan niet accepteren van het aanbod? Tentamen E_BK2_ACC2 dd. 18 mei 2016 6 van 6