THEORIE-EXAMEN OPDRACHTEN VOOR DE KANDIDAAT Naam profiel Naam KD Naam examen Examencode(s) Versie Exameneenheid Duur van het examen Toegestane hulpmiddelen Ontwikkelaar 25155 Verkoopspecialist (niveau 3) 23070 Advies en leiding in de verkoop Verkoop & Kassa 25155B2504 25155P1502 proefexamen, cohort 2020 B1-K2 WP 2.1, 2.2, 2.3, 2.4 en 2.5 P2-K1 WP 1.1 en 1.3 60 minuten Rekenmachine, gelinieerd papier MS/RD INSTRUCTIE VOOR DE EXAMENKANDIDAAT INHOUD Dit theorie-examen bestaat uit 36 meerkeuzevragen. Iedere vraag telt even zwaar. DOEN Noteer je antwoorden op het verstrekte antwoordpapier / de schrapkaart. Zet je handtekening op het antwoordpapier / de schrapkaart. Lever het examen, het antwoordpapier / de schrapkaart en eventueel kladpapier na afloop in bij de examenvoorzitter. RESULTAAT Eerste deel (kerntaak B1-K2): Bij 24 vragen: Als je 16 antwoorden goed hebt, ben je geslaagd. Tweede deel (kerntaak P2-K1): Bij 12 vragen: Als je 8 antwoorden goed hebt, ben je geslaagd. Veel succes! Examencommissie NCVB Bedrijfsopleidingen 2020 25155B2504-P1502 KT12 IS VS proefexamen pagina 2 van 11 THEORIE-EXAMEN 23070 Advies en leiding in de verkoop, 25155 Verkoopspecialist B1-K2 & P2-K1, proefexamen Deel 1: kerntaak B1-K2 1. Wat is een voorbeeld van een funshopper? A Een klant gaat volgende week op vakantie en gaat daarom nog snel op zoek naar een nieuwe bikini. Een klant heeft een lijstje opgesteld van de aankopen die hij moet doen en volgt dat lijstje nauwkeurig op. Een klant loopt aan het einde van een dag winkelen langs een pas geopende winkel en stapt uit nieuwsgierigheid nog even naar binnen. B C 2. Eén van de belangrijkste kenmerken van een winkelformule is het distributiesysteem. Wat zijn de andere twee belangrijkste kenmerken? A B C Assortiment en marktpositionering Marktpositionering en verkoopsysteem Verkoopsysteem en assortiment 3. Winkels met prijsdistributie… A B C bieden veel dezelfde soorten artikelen aan tegen lagere prijzen. staan vooral bekend om hun lage prijzen. werken meestal met bediening als verkoopsysteem. 4. Welk begrip hoort bij de onderstaande situatie? In een boekwinkel worden de boeken per genre in de kasten gepresenteerd. A B C Artikelgroep Artikelsoort Assortimentsgroep 2020 25155B2504-P1502 KT12 IS VS proefexamen pagina 3 van 11 5. Een winkel met weinig artikelgroepen en weinig artikelsoorten heeft een… A B C breed en diep assortiment. diep en smal assortiment. smal en ondiep assortiment. 6. In welke van de onderstaande situaties is sprake van semi-zelfbediening als verkoopsysteem? A B Bij de visboer vraagt een klant om twee moten kabeljauwfilet. Een klant stopt de artikelen die hij nodig heeft in zijn mandje en neemt ze mee naar de zelfscankassa om af te rekenen. In een kampeerwinkel kan een klant die twijfelt over welke tent het meest geschikt is voor zijn vakantie, een medewerker aanspreken voor advies. C 7. Onder de retailmix vallen 7 kenmerken. Wat zijn voorbeelden van het kenmerk ‘Presentatie’? A B C Folders en tv-reclames Stopkracht en zuigkracht Verzorging van het personeel en de huisstijl 8. Welk begrip hoort bij de onderstaande beschrijving? Een winkel gaat zich op meerdere soorten producten richten. A B C Extensie Parallellisatie Specialisatie 9. Bij welke consumententrend hoort de onderstaande beschrijving? Zowel de fabrikant als de klant zijn verantwoordelijk voor het recyclen van producten. Zij moeten er samen voor gaan zorgen dat dit op een goede manier gebeurt. A B C Bezit en gebruik Eindgebruiker en co-producer Wegwerpen en doorgeven 2020 25155B2504-P1502 KT12 IS VS proefexamen pagina 4 van 11 10. Welk begrip hoort bij de onderstaande afbeelding? Klant Fysieke winkel A B C Cross channel retail Omni channel retail Single channel retail 11. Het plaatsen van waardevolle producten in een afgesloten vitrine is een voorbeeld van een… A B C organisatorische maatregel. strategische maatregel. technische maatregel. 12. Bij het aanhouden van een winkeldief mag je de dief… A B C één telefoontje laten plegen, als hij daarom vraagt. tegen de muur of vloer aandrukken totdat hij meewerkt. terugslaan of schoppen als hij jou slaat of schopt. 13. In welk plan staat beschreven wat iedereen moet doen als er gevaar is? A B C Calamiteitenplan Gevarenplan Ontruimingsplan 14. Een brandklasse geeft aan… A B C hoe lang het duurt om de brand te blussen. om welke soort brand het gaat. wat de ernst van de brand is. 2020 25155B2504-P1502 KT12 IS VS proefexamen pagina 5 van 11 15. Waar is de onderstaande situatie een voorbeeld van? Een medewerker vertelt dat hij per ongeluk een product heeft laten vallen, dat door de klap op de grond in stukken barstte. De derving wordt door een collega geadministreerd. A B C Bekende criminele derving Bekende niet-criminele derving Onbekende niet-criminele derving 16. Derving kan berekend worden door de… A B C administratieve voorraad van de fysieke voorraad af te trekken. fysieke voorraad bij de administratieve voorraad op te tellen. fysieke voorraad van de administratieve voorraad af te trekken. 17. Van welk soort werkoverleg is de onderstaande situatie een voorbeeld? Tijdens het werkoverleg wordt met de medewerkers afgestemd wie er tijdens de kerstdagen werkt. A B C Besluitvormend werkoverleg Informatief werkoverleg Probleemoplossend werkoverleg 18. Wat is de juiste volgorde van de fasen van het coachen? A B C Activiteiten bedenken, leerdoelen opstellen, reflecteren op het proces Activiteiten bedenken, reflecteren op het proces, leerdoelen opstellen Leerdoelen opstellen, activiteiten bedenken, reflecteren op het proces 19. Welk klanttype richt zich bij het doen van een aankoop vooral op het contact met de medewerker? A B C De creatieve klant De emotionele klant De praktische klant 2020 25155B2504-P1502 KT12 IS VS proefexamen pagina 6 van 11 20. Hoe ga je om met een logische klant? A B C Je geeft de klant een demonstratie. Je laat de klant vergelijkende gegevens zien. Je vraagt de klant naar zijn eerdere aankopen. 21. Van welke soort klacht is sprake in de onderstaande situatie? Een klant komt een huishoudwinkel binnen. Ze heeft een tijdje geleden een springvorm gekocht om er appeltaart mee te bakken. Op de bodem van de springvorm zitten nu diepe krassen. Ze is teleurgesteld en wil de springvorm graag ruilen voor een nieuwe. Als de verkoper doorvraagt blijkt dat de klant haar taart na het bakken in stukken heeft gesneden, terwijl die nog op de bodem van de springvorm stond. A B C Aanvechtbare klacht Gegronde klacht Ongegronde klacht 22. Welke uitspraak over klachten is waar? A B Bij aanvechtbare klachten ligt de oorzaak van de klacht bij de winkel. Een fout van een eigen medewerker kan een oorzaak van een klacht van een klant zijn. Gegronde klachten zijn klachten waarbij de oorzaak van de klachten bij de klant zelf ligt. C 23. Van welke vorm van service is sprake in de onderstaande situatie? Een supermarktketen zendt reclame uit op tv om een kortingsactie aan te kondigen, die de komende maand in de winkels plaats zal vinden. A B C Niet-persoonlijke service tijdens de verkoop Niet-persoonlijke service vóór de verkoop Persoonlijke service tijdens de verkoop 24. Wat is een voordeel van online verkopen voor de klant? A B C De producten worden online goedkoper aangeboden dan in de winkel. Er kan op elk moment een bestelling geplaatst worden. Er zijn geen kosten voor een winkelpand. 2020 25155B2504-P1502 KT12 IS VS proefexamen pagina 7 van 11 Deel 2: kerntaak P2-K1 25. Welk begrip hoort bij de onderstaande definitie? Het gedeelte van het inkomen dat overblijft nadat alle verplichtingen zijn betaald. A B C Bestedingskracht Koopkracht Vaste lasten 26. Een verkoopgesprek bestaat uit 7 stappen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Begroeten. Inspringmoment bepalen. ……………………… Presenteren. Problemen oplossen. Bijverkoop realiseren. Afsluiten. Welke ontbrekende stap moet ingevuld worden op de stippellijn? A B C Behoefte bepalen Demonstreren Overtuigen 27. In een verkoopgesprek met een klant zegt de verkoper het volgende: “Deze asperges zijn duurder dan de asperges die u in de supermarkt kunt kopen, omdat deze asperges verser zijn dan die uit de supermarkt en daarmee van een betere kwaliteit.” Welke aanpak om koopweerstand bij de kant weg te halen gebruikt de verkoper hier? A B C Artikelverschillen verklaren Polariteitsaanpak Voorwaardelijk instemmen 2020 25155B2504-P1502 KT12 IS VS proefexamen pagina 8 van 11 28. Als een klant een klacht heeft maar er samen met de winkel niet uit komt, bij welke instantie kan de klant dan terecht? A B C Autoriteit Consument en Markt Consumentenrechtenautoriteit Geschillencommissie 29. Wat is webcare? A De online serviceverlening van winkels om klanten te helpen met hun vragen en klachten. De verzamelnaam van alle manieren waarop een klant via computernetwerken een product kan kopen. De verzorging en het actueel houden van de informatie op de sociale media pagina’s van een winkel. B C 30. Waar is de onderstaande uitspraak een voorbeeld van? De klant moet zich aan de regels van de winkel houden als hij er een product wil kopen, bijvoorbeeld door het bedrag te betalen waar de winkelier het product voor wil verkopen. A B C Plicht van de klant Recht van de klant Voorwaarde voor de klant 31. Wat is in de meeste winkels een standaard kassaprocedure? A In de kassalade ligt het briefgeld met een hogere waarde het verste weg van de klant. Je moet afromen op het moment dat er €1000,- in de kassalade zit. Muntgeld moet altijd gekopt worden bewaard in de kassalade. B C 2020 25155B2504-P1502 KT12 IS VS proefexamen pagina 9 van 11 32. Welk echtheidskenmerk van een eurobiljet is in onderstaande afbeelding met de letter X aangegeven? X A B C Inkt met kleuromslag Vierkant hologram Watermerk 33. In een sportwinkel moet een klant €42,25 betalen. De klant betaalt contant met €50,-. Hoeveel kleingeld kan de kassamedewerker het beste bijvragen? A B C €0,25 €2,25 €2,75 34. In een kaaswinkel is de brutoprijs voor een pakket met speciale kazen €43,-. Wat is het BTW-bedrag van het kazenpakket? A B C €3,55 €9,03 €33,97 2020 25155B2504-P1502 KT12 IS VS proefexamen pagina 10 van 11 35. Welke uitspraak over kasverschil is waar? A B Het juist verwerken van een foutbon kan leiden tot een kasverschil. Het onjuist verwerken van een betaling met een cadeaubon heeft geen invloed op de kassa. Kasverschillen kun je onderzoeken door gebruik te maken van het geautomatiseerde kassasysteem. C 36. Hoe heet de bon waarop alle gegevens staan die door de kassa geregistreerd worden? A B C Afslagbon Foutbon Nulbon * Einde examen * 2020 25155B2504-P1502 KT12 IS VS proefexamen pagina 11 van 11