Verpleegkundig woordenboek semester 1.1 week 13 NB: Termen met een * zijn al eerder aan de orde geweest Medische term Homeostase* NLse term Engelse term Homeostasis Metabolisme Metabolism Autotroof# Autotroph Heterotroof# Anabolisme Katabolisme Basaal metabolisme Heterotroph Anabolism Catabolism Basal metabolic rate Grondstofwisseling Stofwisselingssnelheid Metabolic rate Kilocalorie (kcal)* Kilocalorie; kcalorie Thermoregulatie Thermoregulation Endotherme reactie Exotherme reactie Aerobe reactie* Anaerobe reactie Lipolyse Lipogenese Gluconeogenese Enzym Endothermic reaction Exothermic reaction Aerobic reaction Anaerobic reaction Lipolysys Lipogenesis Gluconeogenesis Enzyme Omschrijving (bijv. functie); definitie; synoniem Het vermogen om het lichaam gezond te houden door het inwendige en externe milieu in evenwicht te houden. Alle biochemische processen die op een bepaald moment in het lichaam plaatsvinden; bestaat uit opbouw- en afbraakreacties; stofwisseling. Zelf voedend, bouwen uit anorganische stoffen zelf organische stoffen. Haalt organische stoffen van andere organismen. Het proces waarbij cel materiaal wordt gevormd. Afbreken van grote moleculen in kleine moleculen in de cel. De stofwisselingssnelheid van een gezonde vastende proefpersoon die onder homeostatische omstandigheden in rust verkeert. De som van alle verschillende opbouw- en afbraakreacties die in het lichaam plaatsvinden; dit is afhankelijk van de activiteit die de lichaam op dat moment verricht. De hoeveelheid warmte die nodig is om de tempratuur van een kilogram water met een graad Celsius te verhogen. Vermogen van een organisme om zijn lichaamstempratuur in stand te houden. Reactie waarbij energie nodig is Reactie waar energie vrijkomt. Met behulp van zuurstof Reactie zonder zuurtstof De afbraak van vetten als bron van energie. Synthese van vetten De vorming van glucose vanuit eiwitten of vetten. Eiwit dat een reactie veroorzaakt of versneld Anorganische verbindingen* Organische verbindingen* Zuurgraad (pH) Koolhydraten* Lipiden* Vrije vetzuren Proteïnen* Nucleïnezuren # vettens eiwitten Inorganic compund Tegenovergestelde van een organische verbinding Organic compound Heeft h en c atoom Acidity (pH) Carbohydrates Fat Free fatty acids Geeft aan hoe zuur iets is. Voedingsstoffen die energie leveren aan lichaam Slaan energie op. Vetzuren die gemakkelijk door het plasma membraan heen kunnen diffunderen. Verschillende functies Complex biochemisch macromolecuul die nucleotiden aan elkaar houdt. Universele drager van chemische energie. Molecuul met twee fosfaat groepen die aan een energie verbinding vastzitten. Vetzuren die lichaam niet zelf kan maken Proteins Nucleic acids Adenosinetrifosfaat (ATP) Adenosinedifosfaat (ADP) Adenosine triphosphate Adenosine diphosphate ‘Essentiële’ vetzuren/aminozuren Lipoproteïnen HDL LDL Essential fatty acids/amino acids Lipoproteins High-density lipoproteins Low-density lipoproteins : Term wordt in het boek niet goed beschreven, zoek dus naar een andere bron. Zorgt voor transport van lipiden in bloedbaan Goede cholesterol die je lichaam bevat. Slecht cholesterol