AT - Practice 4 – Beeld compositie B Inleiding Object afstand, brandpunt en diafragma. Waar moet je rekening mee houden als je een shot en tegenshot moet aanleveren? Belangrijk Bekijk tutorials en voorbeelden! Bijvoorbeeld; 180 degree rule and how to use it well in filmmaking en Quick Tips: Understanding the 180 degree rule! - Zorg dat je de inhoud van de lesbrief begrijpt, kent en kunt toepassen Zorg dat je genoeg oefent (buiten de lessen om) met de verschillende apparatuur Je werkt met erg kostbare en kwetsbare apparatuur, ga hier verstandig en volwassen mee om. Is iets onduidelijk, kapot of ‘vreemd’ aan de apparatuur; geef dit meteen door aan docent en de magazijn medewerkers Inhoud De as-regel of 180 graden regel De 180-gradenregel is bij het filmen een van de basisrichtlijnen van de decoupage. De regel houdt in dat de camera altijd aan een kant van de zogenaamde 'dramatische as' opgesteld moet zijn. De dramatische as is de denkbeeldige lijn tussen twee personen of elementen. Meestal is het de kijkrichting (figuur 1). Figuur 1 Over de as gaan is niet verboden, maar meestal af te raden! (figuur 2 en 3). Bij fig. 2 gaan we over de dramatische as met als resultaat dat de twee personen elkaar niet aankijken. Ze kijken beide naar dezelfde kant. Figuur 2 Bij fig. 3 blijven we aan 1 kant van de as met als gevolg dat de personen elkaar wel aankijken! Figuur 3 Scherptediepte Van de punten die zich op verschillende afstanden van het objectief bevinden kan er maar op een punt tegelijk worden scherp gesteld. De andere punten die voor of achter het scherpstelpunt liggen zullen niet als een punt maar als een schijfje worden weergegeven, dit noemen wij het verstrooiingsschijfje. De maximale toelaatbare diameter van het schijfje wordt bepaald door het scherpte criterium. Deze norm wordt bepaald door het scheidend vermogen van ons oog en de afstand waarbij het beeld wordt waargenomen, dit wanneer het beeld is afgewerkt, zoals bij een foto of bij projectie. Voor fotografie neemt men vaan een kijkafstand van 25 a 30 cm, waar bij de toelaatbare diameter van het verstrooiingsschijfje wordt verkregen door 1/1000 van het brandpunt te nemen, of er wordt een bepaald deel van het diagonaal van het beeldformaat genomen. Voor film, video en speciale objectieven is het verstandig de gegeven grootheden te gebruiken. Niet alleen het scherptecriterium bepaalt de omvang van de scherptediepte zone, maar in totaal zijn er 4 grootheden verantwoordelijk. 1. 2. 3. 4. Scherptecriterium (sensor afmeting) Afstand tussen object en camera Brandpunt Diafragma Figuur 4 1. Scherptecriterium (diameter van het toelaatbare verstrooiingsschijfje) De grootte van het scherptediepte zone verhoudt zich recht evenredig met de diameter van het verstrooiingsschijfje. Dat wil zeggen; 2x grotere diameter van het verstrooiingsschijfje = gelijk aan 2x grotere scherptediepte zone. Zie figuur 5. Figuur 5 - Diffractieschijf met zichtbare eerste-orde ring, tweede orde ring is nog net zichtbaar! Voorbeeld: 35mm bioscoopfilm toelaatbare verstrooiingsschijfje van 0,05mm 16 mm standaard film toelaatbare verstrooiingsschijfje van 0,025mm Van 16mm naar 35mm is een verdubbeling van de diameter van het verstrooiingsschijfje en dus ook een verdubbeling van de scherpte zone. Onthoud hiervan dat: - het formaat van de film (denk bijvoorbeeld aan 16, 35 of 70mm film) of de sensorafmeting (denk aan full frame, super 35mm, APS-C, four thirds of smartphone camerasensoren) een grote rol spelen in hoe om te gaan met de scherptediepte van je shot. Belangrijk: Als je met een bepaalde camera werkt (bijvoorbeeld de Sony FS5) beschik je over een Super 35 sensor. Als je met je smartphone een foto (of video maakt) beschik je over relatief een erg kleine sensor, dit zorgt er ook voor dat er weinig scherptediepte waarneembaar is. Als je met een camera kan en gaat werken (bijvoorbeeld door het beschikbare budget of je hebt zelf een camera aangeschaft) dan kan je uiteraard niet de sensor vervangen. Je zult dus moeten begrijpen wat de voor en nadelen zijn van bepaalde sensoren en hoe om te gaan met de scherptediepte werking. Buiten de scherptediepte werking bepaalt de sensor ook nog veel andere zaken (denk aan de resolutie, prestatie bij weinig licht, dynamisch bereik, gebruik van lenzen, fysieke afmetingen van de camera. De sensorafmeting heeft ook invloed op je werking van je objectief/lens. Je kunt namelijk niet zomaar ieder objectief gebruiken. Belangrijk is hier de sensorafmeting en natuurlijk het merk van de camera en de objectief (fitting/mount van objectief en camera body). 2. Afstand tussen object en camera Wat je zelf wel kan beïnvloeden en kan beheersen is de afstand van het te filmen object (bijvoorbeeld het gezicht van je acteur) en de camera. Hiermee kan je namelijk de scherptediepte werking beïnvloeden. Denk maar eens aan je smartphone. Als je met je smartphone een foto maakt van een voorwerp op een paar meter afstand dan is het voorwerp en de achtergrond scherp. Terwijl als je het voorwerp een heel stuk naar de voorgrond brengt (dus dichter naar je smartphone lens) en je stelt nog steeds scherp op het voorwerp wordt de achtergrond ‘geblurred’/wazig. Dit effect noem je het bokeh effect (in het Japans betekent boke = onscherpte). Het objectief (lens) heeft hier zelf een heel erg belangrijk aandeel in. Belangrijk om te weten is ook dat de scherptediepte zone voor tweederde (2/3) achter het scherpstelpunt ligt en voor éénderde (1/3) ervoor, zie figuur 6. Figuur 6 Dus als je scherp stelt op een voorwerp ligt één derde voor het scherpstelpunt en tweederde achter het scherpstelpunt. De scherptediepte zone vergroot of verkleint evenredig/gelijk met het kwadraat van de afstand. Voorbeeld: Afstand van de camera tot het object is 3 meter met een scherptediepte zone van 2,5 meter. De afstand van de camera tot het object wordt vergroot tot 6 meter. Dat is een verdubbeling; dus 2 x 3 meter. = 6 meter. De scherptediepte zone vergroot in het kwadraat 2 x 2 = 4 keer, dus 4 x 2,5 meter = 10 meter diep. 3. Brandpunt Je objectief (de lens) speelt ook een erg belangrijke rol in de scherptediepte werking van je beeld. Denk maar eens aan een action camera (bijvoorbeeld van GoPro). Deze camera’s hebben een flinke groothoeklens, vaak worden deze ook wel fish eye lenzen genoemd. Deze lenzen hebben een hele korte brandpuntsafstand. Hierdoor krijgen ze een extreem grote beeldhoek, de beeldranden vervormen hierdoor waardoor de foto ‘bolachtig’ wordt. Alles wat dichtbij staat wordt erg groot en alles in de verte wordt erg klein. Je hebt niet alleen maar groothoeklenzen, maar er zijn veel verschillende lenzen. Zo heb je macro objectieven, portretlenzen, primelenzen, zoomlenzen/telelenzen en tiltshift lenzen. Belangrijk is te weten wat de brandpuntafstand is, hoe deze werkt en wat de invloed is op je beeld. In het algemeen zijn er twee soorten objectieven; zoomlenzen en lenzen met een vast brandpunt ook wel prime lenzen genoemd. Met een prime lens kun je niet in en uit zoomen, het heeft namelijk een vast brandpunt. De brandpuntafstand van een objectief is “de afstand in millimeters van het objectief waar de lichtbundels samen komen (= brandpunt)”. Vandaar ook de afkorting mm (millimeters) op de objectieven en in de naam. Belangrijker is dat je begrijpt wat de brandpuntafstand van een objectief doet. Hoe lager het getal van de brandpuntafstand, hoe meer je in beeld ziet. Hoe hoger het getal van de brandpuntsafstand, hoe meer je beeld dichterbij gehaald wordt. Je zoomt dan als het ware in. De brandpuntsafstand bepaalt dus hoeveel er in beeld wordt gezet. Een camera met een groothoeklens met een brandpuntafstand van 14mm geeft een heel ander beeld dan dezelfde camera met een telelens van 300mm. Je begrijpt dat je met een prime lens niet kunt in of uit zoomen, dit beperkt je wellicht in het gebruik. Wil je dichter op het onderwerp komen zal je dichterbij moeten gaan staan, en om meer in het beeld te krijgen zal je wat passen naar achteren moeten zetten. Ondanks deze beperkingen gebruiken we juist graag wel objectieven met een vast brandpuntsafstand omdat de kwaliteit ervan vaak groter is. Dit is dan ook terug te zien in het gewenste beeld. Ook zitten er in een zoomlens vaak delen die bewegen en is het objectief niet gespecialiseerd voor één specifiek brandpunt. Groot voordeel bij primes (objectieven met een vast brandpunt) ook erg lichtsterk. Hieronder wat informatie over verschillende brandpuntafstanden: Extreme groothoek objectieven (extreme wide angle) = alles kleiner dan 24mm Bij een groothoek objectief lijkt alles wat verder weg is veel kleiner en alles wat (erg) dichtbij is juist extreem groot. Dit effect kan je uiteraard gebruiken. Een groothoek objectief is lastig te maken en daardoor hebben deze vaak last van vervormingen. Hoe groter de hoek bij een groothoekobjectief, hoe groter de scherptediepte. Hierdoor is er dus ook weinig te variëren in scherptediepte (denk maar weer terug aan de GoPro). Groothoek objectieven (wide angle) = 24mm t/m 35mm Standaard (normal) = 35mm t/m 70mm Een standard objectief staat ongeveer gelijk aan het beeld dat we zelf (het menselijk oog) ziet. Dit komt (zonder crop factor) neer op ongeveer 50mm. Vaak zijn er voor elk merk erg betaalbare objectieven te verkrijgen met een vast brandpuntafstand. Voordeel dat de objectieven in deze categorie vaak ook erg lichtsterk zijn. Er zijn ook zogenoemde ‘standaard zooms’. Deze zoomlenzen hebben een bereik dat rond de 50mm ligt, bijvoorbeeld 24 tot 70mm. Vaak worden deze standaard aangeboden in een pakket (camerabody + kitlens) bij bijvoorbeeld DSLR camera’s. Uiteraard zijn er ook professionele varianten beschikbaar, in verschillende segmenten apparatuur. Telelenzen (telephoto) = alles groter dan 100mm Met telenzen kun je onderwerpen die verder weg zijn dichterbij halen. Denk maar aan voetbalwedstrijden en concerten. Hierbij sta je soms ver van de actie af, terwijl je bepaalde zaken toch goed en duidelijk in beeld wilt brengen. Ze geven erg weinig scherptediepte, de achtergrond wordt al snel onscherp. Je kan de voordelen wellicht goed gebruiken bij het realiseren van je idee. Het nadeel van een telelens is dat bewegingen van je statief/hand erg versterkt worden in het beeld. Tevens zijn telelenzen prijzig en kunnen enorm groot en zwaar zijn. Belangrijk: Er zijn nog veel meer redenen waarom je voor een bepaald objectief kiest, hierbij is het te vertellen verhaal altijd leidend. Wat moet het shot vertellen, waar moet de aandacht van de kijker naartoe? Wat moet er wel of niet in het beeld zijn? Let op: Het is belangrijk om te weten welke sensor je camera bevat en of dit een crop sensor is. De camera beschikt dan over een kleinere sensor. Dit zorgt namelijk voor een vergroting van het beeld en dus ook een andere uitwerking van je objectief. Tevens is het zo dat niet alle lenzen ‘zo maar’ op alle camera’s kunnen. Hier hebben de verschillende monturen/mounts, crop factoren en merk camera en objectief allemaal mee te maken. In theorie We weten nu dat als de brandpuntafstand groter wordt (dus van 50mm naar 100mm) de scherptediepte zone kleiner wordt. Dus de 50mm lens heeft een groter gebied waarin de scherpte zichtbaar is dan de 100mm lens. Dit gaat volgens de volgende theorie: “de scherptediepte varieert omgekeerd evenredig met het kwadraat van de brandpuntsafstand.” zie figuur 7: Figuur 7 Voorbeeld: We wisselen van brandpunt, van 50mm objectief naar een 100mm objectief. Dit is een verlenging van 2x. 2 = 2 x 2 = 4 omgekeerd is ¼ van de vorige scherptediepte zone. We wisselen van 100mm naar 50 mm. ½ van het vorige brandpunt omgekeerd is 2 = 2 x 2 = 4 x grotere scherptediepte zone. 4. Diafragma Als laatste is de diafragma werking erg belangrijk voor de scherptediepte in beeld. Uiteraard zorgt de diafragma ook voor hoeveel licht er door je objectief, uiteindelijk op je sensor of film valt. De lens-opening (je diafragma) van een objectief kan je instellen. Dit kan vaak via een diafragma ring op het objectief maar soms ook (mits de camera de lens ondersteunt) via de camera zelf. Belangrijk is wel om te weten of dit ingeschakeld staat, want vaak kan je dan niet aan de ring op het objectief zelf draaien. Als je dit wel doet, draai je deze kapot. De werking van het diafragma kan je vergelijken met de pupil van je oog. Wanneer je op een zomerse dag buiten in de zon staat heb je kleine pupillen. Zo wordt gezorgd dat het licht niet te fel is om naar te kijken. Een kleine opening dus. Als het donker is, worden je pupillen groter. Zo komt er in verhouding meer licht ‘binnen’ en is er een grote opening. Als je het diafragma verandert verander je niet alleen de hoeveelheid licht die binnen valt, maar ook de scherptediepte werking. Belangrijk hierbij is dat: Een groot diafragma (opening) zorgt voor weinig scherptediepte in het beeld. Een klein diafragma (opening) zorgt voor veel scherptediepte in het beeld. In theorie: De scherptediepte zone vergroot of verkleint evenredig met het diafragmagetal, zie figuur 8. Figuur 8 Je kunt ook zeggen: de scherptediepte veranderd omgekeerd evenredig met de diafragmaopening. In het eerste geval is het evenredig met het diafragmagetal en in het tweede geval omgekeerd evenredig met de diafragmaopening. Dat komt omdat de diafragmaopening kleiner wordt wanneer het diafragmagetal oploopt. Voorbeeld: We maken een opname bij f 2 en hebben een scherptediepte zone van 3 meter. We draaien het diafragma verder dicht tot f 4. f 4 is tweemaal f 2, dus tweemaal grotere scherptediepte zone, 2 x 3 meter = 6 meter. Houd er rekening mee dat de verplaatsing van f 2 naar f 4 twee diafragma’s groot is f 2.8 bevindt zich er nog tussen! Volle diafragma stappen zijn: f1.2 - f1.4 - f2 - f2.8 - f4 - f5.6 - f8 - f11 - f16 - f32 - f64 Shot tegenshot, decoupage, matchen en compositie Scherptediepte, diafragma, brandpunt en objectafstand hebben invloed op hoe we een kader ervaren. Het is dus van groot belang om met deze factoren rekening te houden als je shots moet aanleveren die matchen, of te wel goed snijdbaar zijn in de montage. Als je de ene persoon met een groothoek draait en de andere persoon met een telelens dan zijn de shot niet goed snijdbaar. En dat geldt ook voor de object afstand en diafragma. Let hierop bij elke scene die je gaat draaien! Figuur 9