Correctiemodel Tent Lin. Algebra I 26 Feb 2016 1 1 1. Gegeven matrix 𝐴 = [ 2 0 a. b. c. d. e. FTeW 0 1 1 1 −1 2 ] , met 𝑘 als reëel getal. 0 1 0 −1 1 𝑘 (25 pt.) Voor welke waarde van 𝑘 is matrix 𝐴 niet inverteerbaar? Neem 𝑘 = 0 en bepaal 𝐴−1 (de inverse van 𝐴). Neem 𝑘 = 2 en bepaal een basis voor de kolomruimte van 𝐴 (𝐾𝑜𝑙 𝐴). Voor 𝑘 = 2, wat is de dimensie van 𝐾𝑜𝑙 𝐴. Voor 𝑘 = 2, bepaal eerst de dimensie van de nulruimte van 𝐴 en bepaal daarna 𝑁𝑢𝑙 𝐴. (Leg uit). Antw: a. 10 𝐴 is niet inverteerbaar indien er minder dan 4 pivotkolommen zijn. (blz 112) We rij-reduceren 𝐴 tot: 𝑟𝑖𝑗2 = 𝑟𝑖𝑗2 − 𝑟𝑖𝑗1 𝑟𝑖𝑗3 = 𝑟𝑖𝑗3 − 2𝑟𝑖𝑗1 1 0 1 1 1 1 1 −1 2 0 [ ]~[ 2 0 1 0 0 0 −1 1 𝑘 0 𝑟𝑖𝑗4 = 𝑟𝑖𝑗4 + 𝑟𝑖𝑗2 1 0 1 1 0 1 −2 1 ]~[ 0 0 −1 −2 0 −1 1 𝑘 0 1 0 0 𝑟𝑖𝑗4 = 𝑟𝑖𝑗4 − 𝑟𝑖𝑗3 1 1 1 −2 1 0 ]~[ −1 −2 0 −1 𝑘 + 1 0 0 1 0 0 1 1 −2 1 ] −1 −2 0 𝑘+3 𝐴 niet inverteerbaar indien 𝑘 = −3. b. 4 (blz 108) 𝑟𝑖𝑗2 = 𝑟𝑖𝑗2 − 𝑟𝑖𝑗1 𝑟𝑖𝑗3 = 𝑟𝑖𝑗3 − 2𝑟𝑖𝑗1 1 0 1 1 ⋮ 1 1 −1 2 ⋮ [ 2 0 1 0 ⋮ 0 −1 1 0 ⋮ 1 0 0 0 0 1 0 0 0 0 1 0 0 1 0 1 1 ⋮ 1 0 0 0 0 1 −2 1 ⋮ −1 1 0 ]~[ 0 0 0 −1 −2 ⋮ −2 0 1 1 0 −1 1 0 ⋮ 0 0 0 𝑟𝑖𝑗4 = 𝑟𝑖𝑗4 + 𝑟𝑖𝑗2 1 0 [ 0 0 0 1 1 ⋮ 1 0 1 −2 1 ⋮ −1 1 0 −1 −2 ⋮ −2 0 0 −1 1 ⋮ −1 1 𝑟𝑖𝑗3 = −𝑟𝑖𝑗3; 𝑟𝑖𝑗4 = 𝑟𝑖𝑗4/3 Page 1 of 6 0 0 ]~ 0 1 𝑟𝑖𝑗4 = 𝑟𝑖𝑗4 − 𝑟𝑖𝑗3 0 0 1 0 0 1 0 0 ]~[ 0 0 1 0 0 1 0 0 1 1 ⋮ 1 0 0 −2 1 ⋮ −1 1 0 −1 −2 ⋮ −2 0 1 0 3 ⋮ 1 1 −1 0 0 ]~ 0 1 𝑟𝑖𝑗3 = 𝑟𝑖𝑗3 − 2𝑟𝑖𝑗4; 𝑟𝑖𝑗2 = 𝑟𝑖𝑗2 − 𝑟𝑖𝑗4; 𝑟𝑖𝑗1 = 𝑟𝑖𝑗1 − 𝑟𝑖𝑗4 Correctiemodel Tent Lin. Algebra I 26 Feb 2016 1 0 [ 0 0 FTeW 1 ⋮ 1 0 0 0 0 ⋮ −1 1 0 0 ]~[ ⋮ 2 0 −1 0 0 ⋮ 1/3 1/3 −1/3 1/3 0 0 1 1 1 −2 1 0 1 2 0 0 1 0 1 0 1 −2 0 0 1 0 0 0 1 ⋮ 2/3 −1/3 1/3 −1/3 ⋮ −4/3 2/3 1/3 −1/3 ]~ ⋮ 4/3 −2/3 −1/3 −2/3 ⋮ 1/3 1/3 −1/3 1/3 𝑟𝑖𝑗2 = 𝑟𝑖𝑗2 + 2𝑟𝑖𝑗3; 𝑟𝑖𝑗1 = 𝑟𝑖𝑗1 − 𝑟𝑖𝑗3 1 0 [ 0 0 0 1 0 0 c. 4 0 0 1 0 0 0 0 1 ⋮ −2/3 1/3 2/3 1/3 ⋮ 4/3 −2/3 −1/3 −5/3 ] ⋮ 4/3 −2/3 −1/3 −2/3 ⋮ 1/3 1/3 −1/3 1/3 (blz 212) 1 0 1 1 1 1 1 −1 2 0 [ ]~[ 2 0 1 0 0 0 −1 1 2 0 ↑ ↑ 0 1 0 0 1 1 −2 1 ] −1 −2 0 5 ↑ ↑ De pivotkolommen 1,2,3 en 4 van 𝐴 vormen een basis voor 𝐾𝑜𝑙 𝐴. d. 3 e. 4 dim 𝐾𝑜𝑙 𝐴 = 4 (blz 155/156) dim 𝐾𝑜𝑙 𝐴 + dim 𝑁𝑢𝑙 𝐴 = 4 ⇒ dim 𝑁𝑢𝑙 𝐴 = 0 ⇒ 𝑁𝑢𝑙 𝐴 = 𝟎 1 1 2 1 2. Gegeven zijn de vectoren: 𝒗1 = [2] , 𝒗2 = [3] , 𝒗3 = [2] 𝑒𝑛 𝒗4 = [2]. 1 2 1 4 a. Schrijf 𝒗4 als lineaire combinatie van de vectoren 𝒗1 , 𝒗2 en 𝒗3 . b. Is {𝒗1 , 𝒗2 , 𝒗3 } lineair onafhankelijk? c. Bepaal de dimensie van Span {𝒗1 , 𝒗2 , 𝒗3 , 𝒗4 }. (18 pt.) Antw: a. 12 (blz 2 t/m 21) 1 1 2 1 1 1 𝑥1 𝒗1 + 𝑥2 𝒗2 + 𝑥3 𝒗3 = 𝒗4 → 𝑥1 [2] + 𝑥2 [3] + 𝑥3 [2] = [2] → [2 3 1 2 1 4 1 2 aang.matrix 1 1 2 [2 3 2 1 2 1 Page 2 of 6 1 1 0 0 2] ~ [ 0 1 0 4 0 0 1 𝑥1 −11 −11 𝑥 6] → [ 2 ] = [ 6] 𝑥3 3 3 2 𝑥1 1 2] [𝑥2 ] = [2] 1 𝑥3 4 Correctiemodel Tent Lin. Algebra I 26 Feb 2016 FTeW 3 b. (blz 56) {𝒗1 , 𝒗2 , 𝒗3 } is lineair onafhankelijk want 𝑥1 𝒗1 + 𝑥2 𝒗2 + 𝑥3 𝒗3 = 𝟎 heeft geen vrije variabelen (zie a.) en bezit dus alleen de triviale oplossing. 3 c. (blz 30/148/155/156/226/227) Dimensie van Span {𝒗1 , 𝒗2 , 𝒗3 , 𝒗4 } is 3, want het kan worden opgespannen door 3 onafhankelijke basisvectoren, b.v. 𝒗1 , 𝒗2 𝑒𝑛 𝒗3 (ℝ3 ). 1 0 1 1 3. Gegeven zijn de vectoren 𝒗1 = [1] , 𝒗2 = [1] 𝑒𝑛 𝒗3 = [0] 𝑒𝑛 [𝒖]𝑆 = [1] 1 1 1 2 (36 pt.) a. Laat zien dat de bovengenoemde vectoren 𝒗1 , 𝒗2 𝑒𝑛 𝒗3 , een basis vormen voor ℝ3 . Noem die basis S. b. De vector 𝒖 heeft t.o.v. basis S, de coördinaten [𝒖]𝑆 . Bepaal de coördinaten van 𝒖 t.o.v. de standaard basis E. c. Gegeven is dat T ook een basis is voor ℝ3 ; wat is de relatie tussen de kolommen van de Matrix 𝑷 en basis T ? 𝐸 ←𝑇 1 0 d. De overgangsmatrix van basis T naar de basis S is 𝑷 = [2 1 𝑆←𝑇 3 2 basis T. e. Bepaal de overgangsmatrix 𝑷 . 3 1] ; bepaal de vectoren van de 0 𝑇←𝑆 Antw: a. 6 (blz 148/37/112) 1 0 1 1 𝐴 = [1 1 0] ~ [0 1 1 1 0 0 0 1 0] 0 1 of det 𝐴 = 1 ≠ 0 b. (blz 171) 6 𝑷 = 𝑃𝑆 = [𝒗1 𝐸 ←𝑆 1 𝒖 = 𝑃𝑆 [𝒖]𝑆 = [1 1 Page 3 of 6 (blz 240/241) 𝒗2 1 0 𝒗3 ] = [1 1 1 1 0 1 1 3 1 0] [1] = [2] 1 1 2 4 1 0] 1 Correctiemodel Tent Lin. Algebra I 26 Feb 2016 FTeW 1 0 1 3 of 𝒖 = 1𝒗1 + 1𝒗2 + 2𝒗3 = 1 [1] + 1 [1] + 2 [0] = [2] 1 1 1 4 6 c. Basis 𝑇 = {𝒕1 , 𝒕2 , 𝒕3 } 𝑷 = 𝑃𝑇 = [𝒕1 𝐸 ←𝑇 𝒕2 𝒕3 ] 12 d. Theorema 15, blz 240: 1 0 𝑷 = [2 1 𝑆←𝑇 3 2 3 1] = [[𝒕1 ]𝑆 0 [𝒕2 ]𝑆 [𝒕3 ]𝑆 ] → 1 0 3 [𝒕1 ]𝑆 = [2] ; [𝒕2 ]𝑆 = [1] ; [𝒕3 ]𝑆 = [1] 3 2 0 Uit onderdeel b volgt nu 1 0 𝒕1 = 𝑃𝑆 [𝒕1 ]𝑆 = [1 1 1 1 1 1 4 0] [2] = [3] 1 3 6 1 𝒕2 = 𝑃𝑆 [𝒕2 ]𝑆 = [1 1 0 1 0 2 1 0] [1] = [1] 1 1 2 3 1 𝒕3 = 𝑃𝑆 [𝒕3 ]𝑆 = [1 1 0 1 3 3 1 0] [1] = [4] 1 1 0 4 Basis 𝑇 = {𝒕1 , 𝒕2 , 𝒕3 } of 𝑇= 𝑷 𝐸 ←𝑆 e. 1 1 0 0] [ 2 1 1 3 2 3 4 2 1] = [ 3 1 0 6 3 0 0 1 0 0 1 −2 6 −3 3 −9 5] 1 −2 1 6 𝑷 = 𝑷 𝑇←𝑆 −1 𝑆←𝑇 1 0 3 [2 1 1 3 2 0 𝑷 1 0 𝑷 = [1 1 𝑆←𝑇 1 1 −1 𝑆←𝑇 Page 4 of 6 1 0 0 1 0 0 0 1 0] ~ [0 1 0 −2 6 −3 = [ 3 −9 5] → 1 −2 1 3 4] 4 Correctiemodel Tent Lin. Algebra I 26 Feb 2016 FTeW −2 6 −3 𝑷 = [ 3 −9 5] 𝑇←𝑆 1 −2 1 4. Gegeven het volgende stelsel lineaire vergelijkingen, dat een parameter 𝛽 ∈ ℝ bevat: 𝑥 −2𝑥 𝑥 +𝑦 +𝛽𝑦 +2𝑧 +2𝑧 +𝑧 (9 pt.) =1 =2 =0 a. Voor welke waarde(n) van 𝛽 heeft het stelsel precies 1 oplossing? b. Voor welke waarde(n) van 𝛽 heeft het stelsel oneindig veel oplossingen (Licht je antwoord toe!) c. Voor welke waarde(n) van 𝛽 heeft het stelsel geen oplossingen (Licht je antwoord toe!) Antw: a. 5 (blz 15-20) 𝑟𝑖𝑗2 = 𝑟𝑖𝑗2 + 2𝑟𝑖𝑗1 𝑎𝑎𝑛𝑔. 𝑚𝑎𝑡𝑟𝑖𝑥 1 1 −2 0 [ 1 𝛽 𝑟𝑖𝑗3 = 𝑟𝑖𝑗3 − 𝑟𝑖𝑗1 𝑟𝑖𝑗2 = 𝑟𝑖𝑗2/2 2 1 1 1 2 1 1 2 2] ~ [ 0 2 6 4] ~ [0 1 0 0 𝛽 − 1 −1 −1 0 1 1 𝛽−1 𝑟𝑖𝑗3 = 𝑟𝑖𝑗3 + 𝑟𝑖𝑗2 2 1 1 1 2 3 2 ] ~ [0 1 3 −1 −1 0 𝛽 2 1 Indien 𝛽 = 0 is er precies 1 oplossing, want dan hebben we [0 0 1 2 1 3 0 2 1 2] 1 1 2] als een echelon vorm, 1 met 3 pivotkolommen, 3 basisvariabelen en geen vrije variabelen. 𝑟𝑖𝑗2 = 𝛽𝑟𝑖𝑗2 1 Indien 𝛽 ≠ 0 gaan we verder met rij-reducties: [0 0 1 1 𝛽 1 1 2 1 2 1 3 2] ~ [0 𝛽 3𝛽 2𝛽 ] ~ 2 1 0 𝛽 2 1 𝑟𝑖𝑗3 = 𝑟𝑖𝑗3 − 𝑟𝑖𝑗2 1 1 2 1 0 𝛽 3𝛽 2𝛽 [ ] 0 0 2 − 3𝛽 1 − 2𝛽 Indien hier en nu 2 − 3𝛽 ≠ 0 is er precies 1 oplossing, want dan hebben we 1 1 2 1 3𝛽 2𝛽 ] als een echelon vorm, met 3 pivotkolommen, 3 basisvariabelen, geen [0 𝛽 0 0 2 − 3𝛽 1 − 2𝛽 vrije variabelen en geen inconsistentie. Page 5 of 6 Correctiemodel Tent Lin. Algebra I 26 Feb 2016 FTeW Resumerend onder a : indien (𝛽 = 0 𝑜𝑓 (𝛽 ≠ 0 𝑒𝑛 𝛽 ≠ 2/3)) ⇒ 𝜷 ≠ 𝟐/𝟑 met precies 1 oplossing. __________________↓_________X________________ 0 2/3 b. De situatie met een non-pivotkolom , (een) vrije variabele(n) en consitentie ( oneindig veel oplossingen) kan zich nooit voordoen. c. Voor 𝛽 = 2/3 is het stelsel strijdig (inconsistent), dus geen oplossing, want dan wordt de 1 1 2 1 4/3] laatste echelon vorm [0 2/3 2 0 0 0 −1/3 2 2 5. Geef bij elk van de uitspraken aan of het juist of onjuist is. Motiveer elk van je antwoorden. (12 pt.) a. Als de rang van een 𝑚 × 𝑛 𝑚𝑎𝑡𝑟𝑖𝑥 𝐴 gelijk is aan 𝑚, dan is 𝐴𝒙 = 𝒃 oplosbaar voor alle 𝒃 uit ℝ𝑛 . b. Ieder consistente stelsel van 𝑛 lineaire vergelijkingen met 𝑛 onbekenden, kan opgelost worden met de regel van Cramer. c. Als 𝑇: ℝ𝑛 → ℝ𝑚 een surjectieve (dus “onto”) lineaire afbeelding is, dan moet gelden: 𝑚 > 𝑛. Antw: a. 4 (blz 37/155) Onjuist; alleen juist als 𝒃 uit ℝ𝒎 . b. 4 (blz 177) Onjuist; kan alleen als det 𝐴 ≠ 0. c. 4 (blz 63/75) Onjuist; Als 𝑇 een “onto” lineaire afbeelding is, gerepresenteerd via een matrix vermenigvuldiging 𝑇: 𝒙 → 𝐴𝒙, dan heeft het stelsel 𝐴𝒙 = 𝒃 een oplossing voor iedere 𝒃 uit ℝ𝑚 , en hoeft niet te gelden: 𝑚 > 𝑛. Page 6 of 6