2023-11-01T20:13:45+03:00[Europe/Moscow] nl true <p>Gezondheid en niet-ernstige gezondheidsproblemen</p>, <p>BMI</p>, <p>Hoe zie je of iemand een te hoog of te laag lichaamsgewicht heeft?</p>, <p>Hoe weeg je een client op de juiste manier?</p>, <p>Hoe meet je de temperatuur van een client?</p>, <p>Wat is het belang van een regelmatig slaap-waakritme?</p>, <p>Welke aanpassingen kan je toevoegen aan de toiletruimte om de zelfzorg van de cliënt in stand te houden?</p>, <p>Hoe ondersteun je een client bij de toiletgang?</p>, <p>Welke maatregelen neem je als een client niet kan urineren?</p>, <p>Welke hulpmiddelen zij er voor urineren?</p>, <p>Hoe ondersteun je een client met incontinentie?</p>, <p>Hoe onderscheid je verschillende mogelijkheden voor behandeling van incontinentie bij een cliënt?</p>, <p>Welke vormen van incontinentie komen het meest voor?</p>, <p>Hoe werk je hygiënisch op het gebied van zelfverzorging?</p>, <p>Welke regels zijn er op gebied van hygiënisch werken in de leefomgeving?</p>, <p>Hoe werk je hygiënisch op het gebied voedsel (kopen, bewaren en bereiden) ?</p>, <p>Hoe functioneren de volgende begrippen: spijsvertering, het spijsverteringskanaal en de lever en alvleesklier</p>, <p>Welke voeding hebben mensen in verschillende levensfases nodig hebben en wat zijn de algemene richtlijnen voor gezonde voeding?</p>, <p>Hoe ondersteun je de cliënt bij verschillende soorten diëten?</p>, <p>Hoe ondersteun je de cliënt bij de beleving van voeding, voedingsgewoonten?</p>, <p>hoe ondersteun je de client voeding bij ziekten, voeding bij problemen in spijsverteringsstelsel en voedingsproblemen bij mensen met een beperking?</p>, <p>Wat is mobiliteit, en wanneer we spreken van mobiliteitsbeperkingen?</p>, <p>Wat is de bouw het bewegingsapparaat?</p>, <p>Hoe motiveer je en stimuleer je de cliënt om te bewegen voor zijn gezondheid?</p>, <p>Hoe ondersteun je iemand bij mobiliteitsproblemen, en hoe zet je hulpmiddelen in?</p>, <p>Wat zijn een paar vaak voorkomende hulpmiddelen voor mobiliteitsproblemen? </p>, <p>Hoe begeleid je iemand bij de juiste lichaamshouding?</p>, <p>Hoe til/verplaats je iemand?</p>, <p>Hoe ondersteun je iemand in zijn laatste levensfase?</p>, <p>Hoe respecteer je de autonomie van iemand in zijn laatste levensfase?</p>, <p>Hoe ondersteun je de cliënt bij voedselovergevoeligheid?</p>, <p>Wat zijn richtlijnen voor gezonde voeding?</p>, <p>Hoe ondersteun je de client om gezond te eten en drinken?</p>, <p>Wat is de functie van het bewegingsapparaat?</p> flashcards

Zorg

Oefenen volgens de succescriteria

  • Gezondheid en niet-ernstige gezondheidsproblemen

    De algemene toestand van het lichaam en de geest.

    Niet-ernstige gezondheidsproblemen zijn medische aandoeningen, ziekten of symptomen die geen directe levensbedreiging vormen.

  • BMI

    Body Mass Index (BMI)Een numerieke waarde die het verband tussen gewicht en lengte weergeeft en wordt gebruikt om te beoordelen of iemand een gezond gewicht heeft.BMI = Gewicht (in kilogram) / (Lengte in meter)²

  • Hoe zie je of iemand een te hoog of te laag lichaamsgewicht heeft?

    Als iemand een BMI boven de 30 heeft, wordt dit meestal als overgewicht beschouwd. Een BMI onder 18,5 duidt meestal op ondergewicht.

  • Hoe weeg je een client op de juiste manier?

    Zorg ervoor dat de weegschaal op een vlakke ondergrond staat en dat de cliënt licht gekleed is om nauwkeurige metingen te krijgen.

  • Hoe meet je de temperatuur van een client?

    Plaats de thermometer onder de tong en wacht tot het signaal aangeeft dat de meting is voltooid.

  • Wat is het belang van een regelmatig slaap-waakritme?

    Een regelmatig slaap-waakritme helpt het lichaam om op de juiste tijden te rusten en te herstellen, wat essentieel is voor het behoud van de gezondheid.- stabiele energieniveaus gedurende de dag

    - versterking van het immuunsysteem

    - herstel en reparatie

    - regelmaat in slaap helpt het circadiaan ritme (biologische klok)

  • Welke aanpassingen kan je toevoegen aan de toiletruimte om de zelfzorg van de cliënt in stand te houden?

    - Het installeren van stevige handgrepen in de buurt van het toilet- Het kopen van hulpmiddelen die de client zelf kan gebruiken (wc-papier houder, enz.)

    - Het installeren van stevige handgrepen in de buurt van het toilet

    - Het kopen van hulpmiddelen die de client zelf kan gebruiken (wc-papier houder, enz.)

  • Hoe ondersteun je een client bij de toiletgang?

    Assisteer de cliënt bij het verplaatsen naar het toilet, help bij het uitkleden en bied, wanneer mogelijk, privacy.

  • Welke maatregelen neem je als een client niet kan urineren?

    - Help de cliënt bij het optillen of verwijderen van kleding.

    - Houding: Zorg ervoor dat de cliënt in een comfortabele zithouding of positie zit.

    - Stimuleer plassen: Soms kan het helpen om het geluid van stromend water te gebruiken. Je kan ook wat warm water over de genitalen van de client laten lopen.

    - Geduld: Geef de cliënt de tijd om te plassen, want soms kan het even duren - voordat de urine begint te stromen.

  • Welke hulpmiddelen zij er voor urineren?

    Urinaal:Plastic container met tuit en handvat.Kan na gebruik geleegd en gereinigd worden.Vrouwelijke urinalen hebben trechtervormige opening.Katheter(&amp;condoom):Flexibel buisje voor urineafvoer.Medisch personeel voert katheterisatie uit.Condoomkatheter vangt urine op en is bevestigd aan urineopvangzak.Bedpan:Platte container voor plassen of ontlasten in bed.Plaats onder billen, assisteer bij plassen.Verwijder en reinig na gebruik.Onderlegger:Absorberend pad onder billen om urine op te vangen.Vervang en zorg voor hygiëne na gebruik.

    Urinaal:

    Plastic container met tuit en handvat.

    Kan na gebruik geleegd en gereinigd worden.

    Vrouwelijke urinalen hebben trechtervormige opening.

    Katheter(&condoom):

    Flexibel buisje voor urineafvoer.

    Medisch personeel voert katheterisatie uit.

    Condoomkatheter vangt urine op en is bevestigd aan urineopvangzak.

    Bedpan:

    Platte container voor plassen of ontlasten in bed.

    Plaats onder billen, assisteer bij plassen.

    Verwijder en reinig na gebruik.

    Onderlegger:

    Absorberend pad onder billen om urine op te vangen.

    Vervang en zorg voor hygiëne na gebruik.

  • Hoe ondersteun je een client met incontinentie?

    Incontinentieproducten:

    - Help de cliënt bij het selecteren en dragen van geschikte incontinentieproducten, zoals inlegkruisjes, verbanden, luiers of speciale ondergoed. Zorg voor comfort en een goede pasvorm.

    Toiletbezoeken:

    - Help de cliënt bij het regelmatig bezoeken van het toilet, zelfs als er geen dringende behoefte is. Een vast toiletritme kan ongelukjes helpen voorkomen.

    Toiletvoorzieningen:

    - Zorg ervoor dat de cliënt gemakkelijk toegang heeft tot het toilet en dat de ruimte is aangepast aan hun behoeften, zoals toiletverhogers, handgrepen of bidets.

    Ondersteuning bij kleding:

    - Help de cliënt bij het kiezen van kleding die gemakkelijk aan en uit te trekken is, wat handig kan zijn bij het snel naar het toilet gaan.

  • Hoe onderscheid je verschillende mogelijkheden voor behandeling van incontinentie bij een cliënt?

    Oorzaak identificeren:

    Onderzoek de onderliggende oorzaak van incontinentie, variërend van spierzwakte tot infecties.

    Type incontinentie vaststellen:

    Identificeer het type incontinentie, zoals stressincontinentie, aandrangincontinentie of gemengde incontinentie.

    Behandelingsmogelijkheden:

    Bekkenbodemtherapie en spieroefeningen.

    Medicatie voor blaasregulatie.

    Chirurgie voor anatomische correctie.

    Levensstijlaanpassingen en incontinentieproducten.

    Katheterisatie of condoomkatheters.

    Gedrags- en blaastraining voor controleverbetering.

  • Welke vormen van incontinentie komen het meest voor?

    Stressincontinentie:

    Optreedt bij fysieke activiteiten zoals hoesten of sporten, meestal door verzwakte bekkenbodemspieren.

    Aandrangincontinentie (overactieve blaas):

    Kenmerkt zich door plotselinge, sterke aandrang om te plassen gevolgd door onvrijwillig urineverlies.

    Gemengde incontinentie:

    Combinatie van stressincontinentie en aandrangincontinentie, met urineverlies bij inspanning en aandrang.

    Functionele incontinentie:

    Ontstaat door onvermogen om op tijd naar het toilet te gaan vanwege fysieke of cognitieve beperkingen.

    Overloopincontinentie:

    Blaas kan niet volledig legen, leidend tot druppelsgewijs urineverlies

  • Hoe werk je hygiënisch op het gebied van zelfverzorging?

    Handhygiëne:

    - Begin altijd met het wassen van je handen grondig met zeep en water gedurende minstens 20 seconden.

    Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM):

    - Zorg ervoor dat je de juiste PBM draagt, zoals handschoenen en schorten, indien nodig, om te voorkomen dat ziektekiemen worden overgedragen tijdens de zelfverzorging.

    Schoon en veilig werkgebied:

    - Zorg voor een schone en veilige werkruimte waarin je de zelfverzorging kunt uitvoeren. Dit omvat het schoonmaken van oppervlakken en het verwijderen van eventuele obstakels die een valgevaar kunnen vormen.

  • Welke regels zijn er op gebied van hygiënisch werken in de leefomgeving?

    Schoonmaakprocedures:

    Desinfecteer oppervlakken, vloeren en gedeelde ruimtes. Afvalverwerking:

    Verwijder afval hygiënisch, sluit afvalcontainers goed af en reinig ze adequaat. Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM):

    Draag handschoenen en schorten indien nodig. Voedselbereiding:

    Handhaaf keukenhygiëne en volg strikte voedselveiligheidsmaatregelen, inclusief koelketenbeheer. Infectiepreventie:

    Voorkom kruisbesmetting en behandel besmettelijke materialen correct.

  • Hoe werk je hygiënisch op het gebied voedsel (kopen, bewaren en bereiden) ?

    Voedselinkoop:

    Controleer houdbaarheidsdatum.

    Scheid rauw vlees en vis. Voedselopslag:

    Handhaaf juiste temperatuur.

    Bewaar rauw en gekookt voedsel apart.

    Gebruik luchtdichte containers. Persoonlijke hygiëne:

    Was handen voor en na voedselbereiding.

    Draag schone kleding, schort en haarnetje. Voedselbereiding:

    Reinig en desinfecteer keukengerei.

    Kook rauw vlees, vis en eieren grondig. Kruisbesmetting:

    Houd rauw en gekookt voedsel gescheiden.

    Gebruik aparte snijplanken. Afvalbeheer:

    Gooi bedorven voedsel weg.

    Gebruik afsluitbare afvalbakken.

  • Hoe functioneren de volgende begrippen: spijsvertering, het spijsverteringskanaal en de lever en alvleesklier

    Spijsvertering: Voedsel wordt afgebroken en voedingsstoffen worden opgenomen. Het begint in de mond door kauwen en speekselproductie. Spijsverteringskanaal:

    Omvat mond, slokdarm, maag, dunne en dikke darm, en anus.

    Voedsel beweegt door peristaltische bewegingen. Leverfunctie:

    Belangrijk voor spijsvertering.

    Produceert gal voor vetvertering.

    Alvleesklierfunctie:

    Scheidt spijsverteringssappen af, inclusief insuline.

    Insuline reguleert bloedsuikerspiegel.

  • Welke voeding hebben mensen in verschillende levensfases nodig hebben en wat zijn de algemene richtlijnen voor gezonde voeding?

    Zuigelingen:

    Hebben moedermelk/zuigelingenvoeding nodig voor groei en ontwikkeling.

    Moedermelk is ideaal vanwege de voedingsstoffen en antilichamen.

    Kinderen en tieners:

    Hebben energierijke voeding nodig voor groei en actieve levensstijl.

    Calcium is essentieel voor sterke botten en tanden.

    Volwassenen:

    Evenwichtige voeding met fruit, groenten, eiwitten en granen.

    Beperk de inname van verzadigde vetten en suiker.

    Zwangere vrouwen:

    Extra voedingsstoffen nodig voor de groei van de foetus.

    Foliumzuur is essentieel voor de ontwikkeling van de neurale buis.

    Ouderen:

    Eiwitrijke voeding is belangrijk om spiermassa te behouden.

    Calcium en vitamine D voor botgezondheid.

  • Hoe ondersteun je de cliënt bij verschillende soorten diëten?

    Allergieën en intoleranties:

    - Identificeer voedselallergieën en intoleranties.

    - Bied veilige vervangingen voor allergenen.

    Glutenvrij dieet:

    - Help cliënten met coeliakie met glutenvrije opties.

    - Lees etiketten om gluten te vermijden.

    Diabetesdieet:

    - Beheer koolhydraten en bloedsuikerspiegel.

    - Moedig monitoring en medicatie aan.

    Vegetarisch of veganistisch dieet:

    - Bied plantaardige eiwitbronnen aan.

    - Zorg voor ijzer, B12 en calcium.

    Zoutarm dieet:

    - Beperk natriuminname bij hypertensie.

    - Gebruik kruiden voor smaak.

  • Hoe ondersteun je de cliënt bij de beleving van voeding, voedingsgewoonten?

    Ondersteuning bij de Beleving van Voeding en Voedingsgewoonten:

    Individuele voorkeuren:

    Luister naar de voorkeuren en smaak van de cliënt.

    Pas maaltijden aan op basis van hun wensen.

    Culturele en religieuze overwegingen:

    Respecteer culturele en religieuze voedingsvoorschriften.

    Bied passende voedingsopties aan.

    Allergieën en intoleranties:

    Informeer naar voedselallergieën en intoleranties.

    Vermijd de betreffende voedingsmiddelen en zorg voor veilige alternatieven.

    Eetstoornissen:

    Herken tekenen van eetstoornissen en zoek professionele hulp indien nodig.

    Creëer een ondersteunende en begripvolle omgeving.

  • hoe ondersteun je de client voeding bij ziekten, voeding bij problemen in spijsverteringsstelsel en voedingsproblemen bij mensen met een beperking?

    Voeding bij Diabetes:

    Beperk suiker en koolhydraten.

    Kies volkorenproducten en vezelrijke groenten.

    Verminder verzadigde vetten en transvetten.

    Voeding bij Hartproblemen:

    Minder zout en natriumrijke voeding.

    Prefereer magere eiwitten (kip zonder vel, vis).

    Gebruik onverzadigde vetten (olijfolie, noten).

    Voeding bij Maagzweren:

    Vermijd pittig, zuur voedsel.

    Beperk cafeïne en alcohol.

    Kies licht verteerbare opties (havermout, witte rijst).

    Aangepaste Voeding bij Kauw- en Slikproblemen:

    Bied gemalen of gepureerde voeding aan.

    Zorg voor voldoende vocht, eventueel verdikt.

    Voeding voor Mensen met Beperkte Beweging:

    Geef makkelijk hanteerbaar voedsel.

    Pas servies aan voor eenvoudig opscheppen.

  • Wat is mobiliteit, en wanneer we spreken van mobiliteitsbeperkingen?

    Mobiliteit:

    Het vermogen van een persoon om te bewegen en dagelijkse activiteiten uit te voeren zonder belemmeringen. Dit omvat lopen, staan, zitten, tillen, buigen en meer.

    Mobiliteitsbeperkingen:

    Mobiliteitsbeperkingen treden op wanneer een persoon problemen ondervindt bij het uitvoeren van deze dagelijkse activiteiten als gevolg van fysieke, sensorische of andere gezondheidsgerelateerde belemmeringen.

    Voorbeelden van mobiliteitsbeperkingen zijn onder meer:

    Moeite met lopen als gevolg van een blessure aan het been.

    Beperkte beweging van de gewrichten door artritis.

    Verlies van spierkracht na een beroerte, waardoor tillen en verplaatsen moeilijk wordt.

  • Wat is de bouw het bewegingsapparaat?

    Bouw van het Bewegingsapparaat:

    Het bewegingsapparaat omvat botten, spieren, gewrichten, pezen en ligamenten.

    Botten dienen als het skelet van het lichaam en geven structuur en ondersteuning.

    Spieren zorgen voor beweging door samentrekking en ontspanning.

    Gewrichten verbinden botten en maken diverse bewegingen mogelijk.

    Pezen hechten spieren aan botten, waardoor spieren botten kunnen aantrekken.

    Ligamenten zijn stevige weefsels die gewrichten stabiliseren en de beweging beperken.

  • Hoe motiveer je en stimuleer je de cliënt om te bewegen voor zijn gezondheid?

    Bied positieve feedback en erkenning voor hun inspanningen.

    Stel realistische doelen om vooruitgang te meten.

    Moedig sociale interactie aan, zoals groepsoefeningen.

    Maak beweging leuk en gevarieerd, bijvoorbeeld door dansen of spellen.

    Wijs op de voordelen van beweging, zoals meer energie en een betere stemming.

    Betrek familie en vrienden om de cliënt te ondersteunen.

    Pas activiteiten aan de mogelijkheden en interesses van de cliënt aan.

    Bied begeleiding en aanmoediging tijdens het bewegen.

    Herinner de cliënt aan de langetermijnvoordelen van regelmatige beweging.

  • Hoe ondersteun je iemand bij mobiliteitsproblemen, en hoe zet je hulpmiddelen in?

    Beoordeling:

    - Evalueer de specifieke behoeften en beperkingen van de persoon. Identificeer waar ze hulp bij nodig hebben en waar ze zelfstandig kunnen zijn.

    Fysieke Ondersteuning:

    - Bied fysieke ondersteuning bij lopen, opstaan, zitten, staan, en traplopen als dat nodig is. Leer de persoon veilig te bewegen.

    Aanmoediging:

    - Moedig zelfstandigheid aan. Betrek de persoon bij beslissingen over hun beweging en ondersteuning. Stimuleer hen om te oefenen en hun kracht te behouden.

    Omgevingsaanpassingen:

    - Zorg voor een toegankelijke omgeving, met drempelhellingen, handgrepen, en antislipvloeren om valpartijen te voorkomen.

  • Wat zijn een paar vaak voorkomende hulpmiddelen voor mobiliteitsproblemen?

    Mobiliteitshulpmiddelen:

    - Rollators met zitje voor lopen en rust.

    - Rolstoelen (handmatig of elektrisch) voor ernstige mobiliteitsproblemen.

    - Looprekken voor stabiliteit.

    Transferhulpmiddelen:

    - Transfergordels, glijzeilen en tilliften voor verplaatsing.

    Sta-op Hulpmiddelen:

    - Sta-op stoelen en hulpmiddelen voor opstaan.

    Drempelhulpmiddelen:

    - Drempelhellingen voor toegang.

    Antislipmatten:

    - Matten om uitglijden te voorkomen.

    Aangepaste bedden en matrassen:

    - Verstelbare bedden en drukverlagende matrassen voor comfort en veiligheid.

    Loopstokken:

    - Stokken voor balans en ondersteuning.

    Communicatiehulpmiddelen:

    - Spraak-genererende apparaten voor moeite met spreken.

  • Hoe begeleid je iemand bij de juiste lichaamshouding?

    Let op de ergonomie van zit- en slaapplekken.

    Moedig een goede lichaamshouding aan om pijn en spanning te voorkomen.

    Leer de persoon hoe ze hun lichaam kunnen positioneren voor comfort.

    Geef advies over kussens, matrassen en ondersteunende hulpmiddelen.

    Moedig beweging en regelmatige lichaamshoudingswijzigingen aan.

  • Hoe til/verplaats je iemand?

    Communiceer: Leg de cliënt uit wat er gaat gebeuren en vraag om hun medewerking. Beantwoord eventuele vragen of zorgen die ze hebben.

    Samenwerking: Als de cliënt in staat is om te helpen, werk dan samen. Laat hen weten hoe ze kunnen bijdragen aan hun eigen transfer, zoals het vasthouden van handgrepen.

    Gebruik van Hulpmiddelen: Maak gebruik van geschikte hulpmiddelen indien beschikbaar en nodig, zoals tilliften, glijzeilen, of tillakens.

    Veilige Houding: Als je handmatig tilt, zorg dan voor een veilige houding. Buig je knieën, houd je rug recht en gebruik je beenspieren om de kracht te genereren. Vermijd het buigen van je rug.

    Veiligheid van de Omgeving: Zorg ervoor dat de omgeving waarin de transfer plaatsvindt, vrij is van obstakels en veilig is voor zowel de cliënt als de zorgverlener.

  • Hoe ondersteun je iemand in zijn laatste levensfase?

    Comfortabele Omgeving:

    - Creëer een rustige, comfortabele ruimte volgens de wensen van de cliënt.

    Pijnmanagement:

    - Bied effectieve pijnverlichting, inclusief medicijnen en fysiotherapie.

    Communicatie en Luisteren:

    - Luister naar de cliënt, bied emotionele steun en open communicatie.

    Familie en Dierbaren:

    - Betrek familie, faciliteer samenzijn en bied steun.

    Spirituele Zorg:

    - Respecteer spirituele behoeften, zoals gebed en rituelen.

    Hygiëne en Comfortzorg:

    - Assisteer bij persoonlijke verzorging voor comfort.

    Emotioneel Welzijn:

    - Ondersteun bij emotionele uitdagingen en bied professionele hulp.

    Respect voor Autonomie:

    - Respecteer cliëntenautonomie en keuzes in zorg en behandeling.

  • Hoe respecteer je de autonomie van iemand in zijn laatste levensfase?

    Respect voor Keuzes:

    Luister naar clients wensen en voorkeuren.

    Informatie Delen:

    Informeer cliënt en familie over toestand, behandeling en prognose. Samen Beslissen:

    Betrek cliënt actief bij beslissingen en respecteer hun recht om "nee" te zeggen.

    Behoud van Digniteit:

    Zorg dat cliënt zich waardig en gerespecteerd voelt.

    Privacy en Comfort:

    Bied voldoende privacy en comfort.

    Spirituele en Culturele Behoeften:

    Respecteer spirituele en culturele overtuigingen en bied ruimte voor spirituele praktijken.

  • Hoe ondersteun je de cliënt bij voedselovergevoeligheid?

    Voedselallergie:

    Identificeer specifieke allergenen en vermijd ze in de voeding.

    Wees voorbereid op allergische reacties en bied medische hulp indien nodig.

    Voedselintolerantie:

    Help cliënten bij het identificeren van triggers voor intolerantie, zoals lactose.

    Bied alternatieve opties aan.

    Dieetbewaking:

    Moedig cliënten aan om een voedingsdagboek bij te houden om symptomen te volgen.

    Overleg met een diëtist voor gespecialiseerd advies.

  • Wat zijn richtlijnen voor gezonde voeding?

    Richtlijnen voor gezonde voeding:

    Gevarieerd eten:

    Eet gevarieerd voedingsmiddelen om alle essentiële voedingsstoffen binnen te krijgen.

    Portiecontrole:

    Om overmatige calorie-inname te voorkomen.

    Beperk suiker, zout en verzadigde vetten:

    Minder suikerrijke dranken, zout en voedingsmiddelen met verzadigde vetten.

    Hydratatie:

    Drink voldoende water om gehydrateerd te blijven.

    Regelmatige maaltijden:

    Eet op regelmatige tijdstippen om de stofwisseling te ondersteunen.

  • Hoe ondersteun je de client om gezond te eten en drinken?

    Begeleiding naar Gezond Eten en Drinken:

    Voedingseducatie:

    Geef informatie over gezonde voeding en voedingsstoffen.

    Leer cliënten hoe ze etiketten kunnen lezen.

    Evenwichtige maaltijden:

    Help cliënten bij het samenstellen van evenwichtige maaltijden met alle voedingsgroepen.

    Moedig variatie aan.

    Hydratatie:

    Stimuleer voldoende waterinname voor hydratatie.

    Beperk suikerhoudende dranken.

    Portiecontrole:

    Leer cliënten portiecontrole om overmatige calorie-inname te voorkomen.

    Gebruik kleinere borden en schalen.

  • Wat is de functie van het bewegingsapparaat?

    Botten bieden bescherming voor interne organen en ondersteuning voor het lichaam.

    Spieren genereren kracht om beweging mogelijk te maken, van lopen tot tillen.

    Gewrichten maken verschillende bewegingen mogelijk, zoals buigen, strekken en draaien.

    Pezen zijn verantwoordelijk voor de overdracht van krachten van spieren naar botten.

    Ligamenten voorkomen overmatige beweging en beschermen gewrichten tegen letsel.