Stille week 2015 Woensdag 1 april

advertisement
Kerndoelen & Eindtermen
Wat moeten leerlingen eind groep 8 kunnen en kennen wat
betreft Engels?
Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl
ERK-niveaus
Wat is het ERK?
ERK is de Nederlandse afkorting voor Europees ReferentieKader - in het
Engels Common European Framework of Reference (kortweg CEFR of CEF).
Hoe ziet het ERK eruit?
Het ERK onderscheidt 6 taalcompententieniveaus: van beginner tot near-native.
Basisgebruiker:
Onafhankelijke gebruiker:
Vaardige gebruiker:
Uitgangspunt bij het bepalen van een niveau is wat men kan in de betreffende taal, omschreven
in descriptoren die zijn uitgewerkt in can do-statements (in het Nederlands: ik-kan stellingen).
Voor een overzicht van de algemene niveaubeschrijvingen en de uitwerkingen in can dostatements.
Het ERK beschrijft vaardigheidsniveaus van taalbeheersing, in termen van:
- taalomvang: wat moet je kunnen, in welke contexten en voor welke doelen?
- taalcomplexiteit en mate van correctheid : hoe goed moet je het kunnen?
Werken met het ERK brengt geen verplichtingen met zich mee over te gebruiken leer- en
hulpmiddelen, waaronder het digitaal Europees Taalportfolio.
Voor meer informatie over het ERK, ga naar www.erk.nl
•
Wat moeten leerlingen kunnen?
VMBO Havo
VWO
Luisteren A1
A2
A2
Spreken
A1
A2
A2
Lezen
A1
A1/A2 A2
Schrijven A1
A1
A2
Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl
Vaardigheden Engels (eind groep 8)
1. Luisteren
Kerndoel luisteren: Leerlingen kunnen relevante informatie selecteren uit eenvoudig
gesproken teksten.
A1:
Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mijzelf, mijn familie
en directe omgeving (huis, school,
hobby’s, winkelen, huisdieren e.d.)
betreffen, wanneer mensen langzaam
spreken.
A2:
Ik kan zinnen en meest frequente woorden
begrijpen die betrekking hebben op
gebieden die van direct persoonlijk belang
zijn (bijv. basisinformatie over mezelf,
familie, werk, verkeer, interesses,
winkelen, school, plaatselijke omgeving of
vakantie). Ik kan de belangrijkste punten
in korte, duidelijke boodschappen en
aankondigingen volgen.
Activiteiten:
Leerlingen kunnen gesproken informatie
volgen over:
- Hoe iemand er uit ziet
- Kleding
- Gezin
- Familieleden
- Huis
- Tuin
- Hobby’s
- Sport
- Winkelen en afrekenen
- Huisdieren
- Etenswaren
- Groente
- Fruit
Activiteiten:
Leerlingen kunnen gesproken informatie
volgen over:
- Hoe iemand er uit ziet
- Kleding
- Gezin en familieleden
- Huis en tuin
- Hobby’s en sporten
- Winkelen en afrekenen
- Huisdieren
- Etenswaren
- Groente en fruit
- Beroepen
- De weg uitleggen
- Woonomgeving: Dorp of stad
- Vakantie
Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl
2. Spreken
Kerndoel Spreken: Leerlingen kunnen communiceren over eenvoudige onderwerpen
en zij ontwikkelen daarbij een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in het
Engels.
A1:
A2:
Ik kan deelnemen aan een eenvoudig
Ik kan communiceren over eenvoudige en
gesprek, wanneer de gesprekspartner
alledaagse taken die een eenvoudige en
bereid is om zaken in een langzamer
directe uitwisseling van informatie over
spreektempo te herhalen of opnieuw
vertrouwde onderwerpen en activiteiten
te formuleren en mij helpt bij het
betreffen (zoals over mezelf, familie, werk,
formuleren van wat ik probeer te zeggen.
verkeer, interesses, winkelen, school,
Ik kan eenvoudige vragen stellen en
plaatselijke omgeving of vakantie) . Ik kan
beantwoorden die een directe behoefte of
zeer korte sociale gesprekken aan,
zeer vertrouwde onderwerpen (zoals
alhoewel ik gewoonlijk niet voldoende
familie, school, hobby’s, winkelen,
begrijp om het gesprek zelfstandig gaande
kloktijden) betreffen.
te houden.
Activiteiten:
Leerlingen kunnen gesproken informatie
geven en vragen over:
- Hoe iemand er uit ziet
- Kleding
- Gezin
- Familieleden
- Huis
- Tuin
- Hobby’s
- Sport
- Winkelen en afrekenen
- Huisdieren
- Etenswaren
- Groente
- Fruit
- Kloktijden
Activiteiten:
Leerlingen kunnen redelijk zelfstandig
communiceren over:
- Hoe iemand er uit ziet
- Kleding
- Zichzelf (zichzelf voorstellen)
- Gezin en familieleden
- Huis en tuin
- Hobby’s en sporten
- Winkelen en afrekenen
- Huisdieren
- Etenswaren
- Groente en fruit
- Beroepen
- De weg vragen en uitleggen
- Woonomgeving: Dorp of stad
- Vakantie
- Kloktijden
Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl
3. Lezen
Kerndoel Lezen: Leerlingen leren informatie verwerven uit (authentieke) Engelse
teksten
A1:
A2:
Ik kan vertrouwde namen, woorden en
Ik kan zeer korte eenvoudige teksten
zeer eenvoudige zinnen begrijpen en
lezen. Ik kan specifieke voorspelbare
informatie selecteren in bijvoorbeeld
informatie selecteren in eenvoudige,
authentieke teksten zoals in mededelingen, alledaagse teksten zoals advertenties,
op posters en in folders of catalogi.
folders, menu’s en dienstregelingen en ik
kan korte,eenvoudige,
persoonlijke brieven of mails begrijpen.
Activiteiten:
Leerlingen kunnen in geschreven teksten
informatie vinden over:
- Hoe iemand er uit ziet
- Kleding
- Gezin
- Familieleden
- Huis
- Tuin
- Hobby’s
- Sport
- Bezienswaardigheden
- Openingstijden
- Prijzen
Activiteiten:
Leerlingen kunnen in geschreven teksten
informatie selecteren over:
- Hoe iemand er uit ziet
- Kleding
- Gezin en familieleden
- Huis en tuin
- Hobby’s en sporten
- Huisdieren
- Etenswaren
- Beroepen
- Woonomgeving: Dorp of stad
- Vakantie
- Bezienswaardigheden
- Openingstijden
- Prijzen
- Reismogelijkheden
Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl
4. Schrijven
Kerndoel Schrijven: Leerlingen kennen de schrijfwijze van bekende woorden en
eenvoudige woorden en zinnen over alledaagse onderwerpen.
A1:
A2:
Ik kan korte, eenvoudige zinnen schrijven
Ik kan korte, eenvoudige zinnen schrijven
over mezelf, een ansichtkaart schrijven,
over mezelf en mijn situatie. Ik kan korte
bijvoorbeeld voor het zenden van
notities en boodschappen opschrijven. Ik
vakantie-groeten. Ik kan op formulieren
kan een zeer eenvoudige persoonlijke brief
persoonlijke details invullen, bijvoorbeeld
schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor
mijn naam, nationaliteit en adres noteren
iets te bedanken.
op een hotel-inschrijvingsformulier.
Activiteiten:
Leerlingen kunnen schrijven
- Over zichzelf
- Over hun gezin
- Op een ansichtkaart
- In een korte mail
- Op een formulier
Activiteiten:
Leerlingen kunnen schrijven
- Over zichzelf
- Over hun gezin
- Over familieleden
- Over hobby’s
- Over hun vakantie
- Op een formulier
- In een korte brief of mail
- Om iemand te bedanken
- Om iemand te groeten
- Om iemand uit te nodigen
5. Woordvelden die nodig zijn voor deze vaardigheden.
1
Clothes
2.
Parts of the body
3.
Family
4.
Food – fruits
5.
Food – vegetables
6.
Animals – zoo
7.
Animals – farm
8.
Transport
9.
The house
10.
Days of the week
11.
Months of the year
Hat, Shoes, boots, gloves, mittens, suit, socks, blouse,
shirts, pants, sweater, pajama’s, dress, skirt, scarf, coat
Hair, ear, shoulder, elbow, wrist, knee, waist, back, head,
eye, nose, finger, chest, stomach, head, mouth, toe, foot,
hip, arm, hand, thigh
Father, mother, brother, sister, grandmother, grandfather,
uncle, aunt, cousin.
Apple, banana, cherry, strawberry, lemon, raspberry,
mandarin, melon, orange, pear, grapes, pineapple
Broccoli, carrots, celery, mushrooms, cauliflower,
cucumber, spinach, beans, lettuce, corn, onion, peas,
pepper, potato, tomato
Crocodile, snake, turtle, monkey, wolf, bear, dear,
kangaroo, camel, zebra, leopard, tiger, lion, elephant
Cow, chicken, horse, pig, duck, cat, dog, cock (rooster),
goat, sheep
Truck, train, airplane, space shuttle, skateboard, bicycle,
scooter, wheel chair, motorcycle, boat, canoe, car, bus,
school bus, ambulance
Bedroom, bathroom, attic, 1st floor, 2nd floor, 3rd floor,
living room, kitchen, dining room, hall
Sunday, Monday, Tuesday, Wednesday, Thursday, Friday,
Saturday,
January, February, March, April, May, June, July, August,
September, October, November, December
Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl
12.
Sports
13.
Buildings
14.
15.
16.
Alphabet
Numbers
Feelings
17.
Colours
18.
19.
Time
Verbs
20.
21.
22.
Personal pronouns
Possessive
pronouns
Prepositions
23.
Jobs
24.
25.
26.
27.
Household
Weather
More time
Opposites
28.
29
Question words
Adjectives
30.
Classroom tools
Skiing, hockey, snowboarding, skating, cycling, basketball,
football, volleyball, soccer, tennis, running, fishing, golf
School, station, library, supermarket, hotel, church,
museum, post office, bank, hospital, town hall.
A-Z
1 – 100
Happy, sad, angry, hurt, excited, silly, bored, tired, shy,
worried, calm, sorry, surprised, proud, loved, nervous
Red, orange, yellow, green, blue, purple, pink, brown,
grey, with, black
Hours, minutes, seconds, days, weeks, months
Ask, clean, come, cut, draw, drink, eat, give, go, laugh,
look, play, read, run, sing, sit, stop, walk, work, writ
I, you, he, she, it, we, you, they
My, your, his, her, our, your, their
On, under, inside, in front, behind, beside, before, above,
below, up, down, on the right, on the left
Teacher, policeman, doctor, architect, shopkeeper,
manager, firefighter, truck driver, nurse
Hover, fridge, washing machine, dryer, dishwasher
Rainy, windy, sunny, snowy, cloudy, hot, cold, foggy
Clock times
On/off, full/empty, hot/cold, hard/soft, front/back,
beginning/end, big/little, long/short, open/closed
What, where, when, why, which, who, how
Big, soft, little, round, sunny, tall, old, square, colorful,
sharp, hard
Chair, desk, calculator, globe, notebook, computer, pencil,
eraser, rubber, stapler, pencil sharpener, scissors, glue,
marker, chalk, books
Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl
Download