Kerndoelen & Eindtermen Wat moeten leerlingen eind groep 8 kunnen en kennen wat betreft Engels? Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl ERK-niveaus Wat is het ERK? ERK is de Nederlandse afkorting voor Europees ReferentieKader - in het Engels Common European Framework of Reference (kortweg CEFR of CEF). Hoe ziet het ERK eruit? Het ERK onderscheidt 6 taalcompententieniveaus: van beginner tot near-native. Basisgebruiker: Onafhankelijke gebruiker: Vaardige gebruiker: Uitgangspunt bij het bepalen van een niveau is wat men kan in de betreffende taal, omschreven in descriptoren die zijn uitgewerkt in can do-statements (in het Nederlands: ik-kan stellingen). Voor een overzicht van de algemene niveaubeschrijvingen en de uitwerkingen in can dostatements. Het ERK beschrijft vaardigheidsniveaus van taalbeheersing, in termen van: - taalomvang: wat moet je kunnen, in welke contexten en voor welke doelen? - taalcomplexiteit en mate van correctheid : hoe goed moet je het kunnen? Werken met het ERK brengt geen verplichtingen met zich mee over te gebruiken leer- en hulpmiddelen, waaronder het digitaal Europees Taalportfolio. Voor meer informatie over het ERK, ga naar www.erk.nl • Wat moeten leerlingen kunnen? VMBO Havo VWO Luisteren A1 A2 A2 Spreken A1 A2 A2 Lezen A1 A1/A2 A2 Schrijven A1 A1 A2 Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl Vaardigheden Engels (eind groep 8) 1. Luisteren Kerndoel luisteren: Leerlingen kunnen relevante informatie selecteren uit eenvoudig gesproken teksten. A1: Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mijzelf, mijn familie en directe omgeving (huis, school, hobby’s, winkelen, huisdieren e.d.) betreffen, wanneer mensen langzaam spreken. A2: Ik kan zinnen en meest frequente woorden begrijpen die betrekking hebben op gebieden die van direct persoonlijk belang zijn (bijv. basisinformatie over mezelf, familie, werk, verkeer, interesses, winkelen, school, plaatselijke omgeving of vakantie). Ik kan de belangrijkste punten in korte, duidelijke boodschappen en aankondigingen volgen. Activiteiten: Leerlingen kunnen gesproken informatie volgen over: - Hoe iemand er uit ziet - Kleding - Gezin - Familieleden - Huis - Tuin - Hobby’s - Sport - Winkelen en afrekenen - Huisdieren - Etenswaren - Groente - Fruit Activiteiten: Leerlingen kunnen gesproken informatie volgen over: - Hoe iemand er uit ziet - Kleding - Gezin en familieleden - Huis en tuin - Hobby’s en sporten - Winkelen en afrekenen - Huisdieren - Etenswaren - Groente en fruit - Beroepen - De weg uitleggen - Woonomgeving: Dorp of stad - Vakantie Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl 2. Spreken Kerndoel Spreken: Leerlingen kunnen communiceren over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen daarbij een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in het Engels. A1: A2: Ik kan deelnemen aan een eenvoudig Ik kan communiceren over eenvoudige en gesprek, wanneer de gesprekspartner alledaagse taken die een eenvoudige en bereid is om zaken in een langzamer directe uitwisseling van informatie over spreektempo te herhalen of opnieuw vertrouwde onderwerpen en activiteiten te formuleren en mij helpt bij het betreffen (zoals over mezelf, familie, werk, formuleren van wat ik probeer te zeggen. verkeer, interesses, winkelen, school, Ik kan eenvoudige vragen stellen en plaatselijke omgeving of vakantie) . Ik kan beantwoorden die een directe behoefte of zeer korte sociale gesprekken aan, zeer vertrouwde onderwerpen (zoals alhoewel ik gewoonlijk niet voldoende familie, school, hobby’s, winkelen, begrijp om het gesprek zelfstandig gaande kloktijden) betreffen. te houden. Activiteiten: Leerlingen kunnen gesproken informatie geven en vragen over: - Hoe iemand er uit ziet - Kleding - Gezin - Familieleden - Huis - Tuin - Hobby’s - Sport - Winkelen en afrekenen - Huisdieren - Etenswaren - Groente - Fruit - Kloktijden Activiteiten: Leerlingen kunnen redelijk zelfstandig communiceren over: - Hoe iemand er uit ziet - Kleding - Zichzelf (zichzelf voorstellen) - Gezin en familieleden - Huis en tuin - Hobby’s en sporten - Winkelen en afrekenen - Huisdieren - Etenswaren - Groente en fruit - Beroepen - De weg vragen en uitleggen - Woonomgeving: Dorp of stad - Vakantie - Kloktijden Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl 3. Lezen Kerndoel Lezen: Leerlingen leren informatie verwerven uit (authentieke) Engelse teksten A1: A2: Ik kan vertrouwde namen, woorden en Ik kan zeer korte eenvoudige teksten zeer eenvoudige zinnen begrijpen en lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie selecteren in bijvoorbeeld informatie selecteren in eenvoudige, authentieke teksten zoals in mededelingen, alledaagse teksten zoals advertenties, op posters en in folders of catalogi. folders, menu’s en dienstregelingen en ik kan korte,eenvoudige, persoonlijke brieven of mails begrijpen. Activiteiten: Leerlingen kunnen in geschreven teksten informatie vinden over: - Hoe iemand er uit ziet - Kleding - Gezin - Familieleden - Huis - Tuin - Hobby’s - Sport - Bezienswaardigheden - Openingstijden - Prijzen Activiteiten: Leerlingen kunnen in geschreven teksten informatie selecteren over: - Hoe iemand er uit ziet - Kleding - Gezin en familieleden - Huis en tuin - Hobby’s en sporten - Huisdieren - Etenswaren - Beroepen - Woonomgeving: Dorp of stad - Vakantie - Bezienswaardigheden - Openingstijden - Prijzen - Reismogelijkheden Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl 4. Schrijven Kerndoel Schrijven: Leerlingen kennen de schrijfwijze van bekende woorden en eenvoudige woorden en zinnen over alledaagse onderwerpen. A1: A2: Ik kan korte, eenvoudige zinnen schrijven Ik kan korte, eenvoudige zinnen schrijven over mezelf, een ansichtkaart schrijven, over mezelf en mijn situatie. Ik kan korte bijvoorbeeld voor het zenden van notities en boodschappen opschrijven. Ik vakantie-groeten. Ik kan op formulieren kan een zeer eenvoudige persoonlijke brief persoonlijke details invullen, bijvoorbeeld schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor mijn naam, nationaliteit en adres noteren iets te bedanken. op een hotel-inschrijvingsformulier. Activiteiten: Leerlingen kunnen schrijven - Over zichzelf - Over hun gezin - Op een ansichtkaart - In een korte mail - Op een formulier Activiteiten: Leerlingen kunnen schrijven - Over zichzelf - Over hun gezin - Over familieleden - Over hobby’s - Over hun vakantie - Op een formulier - In een korte brief of mail - Om iemand te bedanken - Om iemand te groeten - Om iemand uit te nodigen 5. Woordvelden die nodig zijn voor deze vaardigheden. 1 Clothes 2. Parts of the body 3. Family 4. Food – fruits 5. Food – vegetables 6. Animals – zoo 7. Animals – farm 8. Transport 9. The house 10. Days of the week 11. Months of the year Hat, Shoes, boots, gloves, mittens, suit, socks, blouse, shirts, pants, sweater, pajama’s, dress, skirt, scarf, coat Hair, ear, shoulder, elbow, wrist, knee, waist, back, head, eye, nose, finger, chest, stomach, head, mouth, toe, foot, hip, arm, hand, thigh Father, mother, brother, sister, grandmother, grandfather, uncle, aunt, cousin. Apple, banana, cherry, strawberry, lemon, raspberry, mandarin, melon, orange, pear, grapes, pineapple Broccoli, carrots, celery, mushrooms, cauliflower, cucumber, spinach, beans, lettuce, corn, onion, peas, pepper, potato, tomato Crocodile, snake, turtle, monkey, wolf, bear, dear, kangaroo, camel, zebra, leopard, tiger, lion, elephant Cow, chicken, horse, pig, duck, cat, dog, cock (rooster), goat, sheep Truck, train, airplane, space shuttle, skateboard, bicycle, scooter, wheel chair, motorcycle, boat, canoe, car, bus, school bus, ambulance Bedroom, bathroom, attic, 1st floor, 2nd floor, 3rd floor, living room, kitchen, dining room, hall Sunday, Monday, Tuesday, Wednesday, Thursday, Friday, Saturday, January, February, March, April, May, June, July, August, September, October, November, December Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl 12. Sports 13. Buildings 14. 15. 16. Alphabet Numbers Feelings 17. Colours 18. 19. Time Verbs 20. 21. 22. Personal pronouns Possessive pronouns Prepositions 23. Jobs 24. 25. 26. 27. Household Weather More time Opposites 28. 29 Question words Adjectives 30. Classroom tools Skiing, hockey, snowboarding, skating, cycling, basketball, football, volleyball, soccer, tennis, running, fishing, golf School, station, library, supermarket, hotel, church, museum, post office, bank, hospital, town hall. A-Z 1 – 100 Happy, sad, angry, hurt, excited, silly, bored, tired, shy, worried, calm, sorry, surprised, proud, loved, nervous Red, orange, yellow, green, blue, purple, pink, brown, grey, with, black Hours, minutes, seconds, days, weeks, months Ask, clean, come, cut, draw, drink, eat, give, go, laugh, look, play, read, run, sing, sit, stop, walk, work, writ I, you, he, she, it, we, you, they My, your, his, her, our, your, their On, under, inside, in front, behind, beside, before, above, below, up, down, on the right, on the left Teacher, policeman, doctor, architect, shopkeeper, manager, firefighter, truck driver, nurse Hover, fridge, washing machine, dryer, dishwasher Rainy, windy, sunny, snowy, cloudy, hot, cold, foggy Clock times On/off, full/empty, hot/cold, hard/soft, front/back, beginning/end, big/little, long/short, open/closed What, where, when, why, which, who, how Big, soft, little, round, sunny, tall, old, square, colorful, sharp, hard Chair, desk, calculator, globe, notebook, computer, pencil, eraser, rubber, stapler, pencil sharpener, scissors, glue, marker, chalk, books Copyright: Driestar Educatief, Arjen de Korte A.J.deKorte@driestar-educatief.nl