Nova H2 Krachten © Uitgeverij Malmberg Diagnostische toets C 3 havo Toets C 2 Krachten Deze toets bestaat uit 8 vragen. Voor deze toets zijn maximaal 43 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord kunnen worden behaald. Neem bij een berekening ook de formule op in je antwoord. 2p 1 De fabrikant van de krachtmeters in figuur 1 heeft alleen het meetbereik vermeld. Noteer de kracht die de krachtmeters aangeven. figuur 1 1p 1p 1p 2p Drie krachtmeters. 2 Leg uit wat plastische vervorming is. 3 De gewichtheffer in figuur 2 tilt tijdens een wedstrijd een gewicht op van de grond. a Welke twee krachten werken op het gewicht? b Geef de symbolen voor deze twee krachten. c Op het moment van de foto tilt de gewichtheffer het gewicht op. Welke van de twee krachten is het grootst? Leg dit uit. 1 Nova H2 Krachten Diagnostische toets C figuur 2 © Uitgeverij Malmberg 3 havo Een gewichtheffer. 4 Een gezin is aan het touwtrekken. Paul (vader) en Inez (dochter) nemen het op tegen Martine (moeder) en Barry (zoon). Paul trekt met een kracht van 620 N, Martine met een kracht van 480 N en Inez met een kracht van 260 N. a Bereken de resultante van Paul en Inez. b Teken de krachten van Paul en Inez en hun resultante. Gebruik als krachtenschaal 1 cm ≙ 200 N. c Bereken de kracht die Barry moet leveren om het touw in evenwicht te houden. d Teken in je tekening van vraag 4b de kracht van Martine en Barry en hun resultante. 5 Indra doet een proef met twee veren (veer 1 en veer 2). Beide veren zijn 50 cm lang. Ze doet een meting met verschillende gewichten aan de veren en zet de meetwaarden in een grafiek. In figuur 3 zie je de grafiek van veer 1. 2p 2p 2p 2p figuur 3 Grafiek van veer 1. 2 Nova H2 Krachten Diagnostische toets C 2p a b 4p c 2p 4p 6 3 havo Bereken de veerconstante van veer 1. Veer 2 is 2× zo sterk als veer 1. Teken de grafiek van veer 2. Bereken hoe lang veer 1 wordt als er een massa van 850 g aan wordt gehangen. Aan de hefboom van figuur 4 hangen zeven gewichtjes. Elk gewichtje weegt 1,0 N. De hefboom is niet in evenwicht, maar door nog één gewichtje van 1,0 N op de juiste plek bij te hangen, komt de hefboom wel in evenwicht. Bereken waar dit gewichtje moet hangen. figuur 4 7 © Uitgeverij Malmberg Gewichtjes aan een hefboom. In figuur 5 zie je een takkenschaar. In de bek van de schaar zit een dunne en een dikke tak. figuur 5 Een takkenschaar. 3 Nova H2 Krachten Diagnostische toets C 3p a 3p b 3p c 8 3p 2p 2p © Uitgeverij Malmberg 3 havo Beredeneer op welke tak de grootste kracht werkt, als er een kracht wordt uitgeoefend op het bovenste handvat. Op het handvat werkt een spierkracht van 100 N. De tekening is op een schaal van 1 : 5 getekend. Bepaal met behulp van de figuur op je werkblad het moment van de spierkracht. De kracht op de dunne tak werkt loodrecht omhoog. Bepaal met behulp van de figuur op je werkblad de grootte van de kracht op de dunne tak. Als je met een knoflookpers een teentje knoflook fijn perst, maak je gebruik van een hefboom. Je gebruikt de twee handvatten om de kracht over te brengen op het knoflookteentje (figuur 6). a Teken in de figuur op je werkblad het draaipunt en de twee armen van deze hefboom. b Beredeneer hoeveel keer de knoflookpers je spierkracht vergroot. Gebruik voor je redenatie de armen uit de tekening. c Leg uit welk soort hefboom een knoflookpers is. Kies voor je uitleg uit de volgende woorden: enkele hefboom – dubbele hefboom – hefboom met draaipunt aan één zijde. figuur 6 Een knoflookpers. 4