Departement Vertaalkunde
ERREURS ET CORRECTIONS D’ERREUR
EN INTERPRÉTATION SIMULTANÉE:
LE CHOIX DE L’INTERPRÈTE
VEERLE VANDERPLASSCHEN
Afstudeerscriptie in de Vertaalkunde
Scriptiebegeleider: Dr. C. Meuleman
Academiejaar 2002-2003
Copyright © 2003 Veerle Vanderplasschen. All rights reserved.
2
PREFACE
Ce mémoire étudie le choix de l’interprète à l’égard des erreurs et des corrections de l’orateur
dans le discours source impromptu. Nous proposons une analyse d’un corpus, fondée sur
l’étude de Van Besien et de Meuleman : Simultaneous Interpretation : the interpreter as a
corrector of errors and a repairer of repairs (2003)1 et sur la théorie de Levelt : Monitoring
and self-repair in speech (1983) et Speaking. From intention to articulation (1995).
En premier lieu, nous voulons remercier M. C. Meuleman. Ce n’est que grâce à lui que la
réalisation de ce mémoire a été possible. Il nous a proposé un sujet original et fort intéressant.
Tout au long de l’élaboration de notre étude, il nous a guidée en nous conseillant et en nous
inspirant, il nous a assistée en reliant notre écrit et en le corrigeant. Tout le long du trajet, son
énergie et son enthousiasme nous ont stimulée et ses connaissances et son exactitude nous ont
instruite.
Pour l’élaboration de ce mémoire, nous avons consulté principalement des sources anglaises.
La raison est qu’en recherche scientifique l’anglais est la langue généralisée. Puisque nous
avons, pendant la filière, étudié le français et l’espagnol, l’élaboration de ce mémoire nous a
fait redécouvrir la langue anglaise par un véritable bain de langue. Une fois de plus, nous
voulons en remercier notre promoteur, M. C. Meuleman.
En second lieu, nous voulons remercier nos parents de nous avoir donné la possibilité
d’étudier et de nous avoir soutenue tout le long de notre parcours. Grâce à leur patience, leur
confiance et leurs bons soins, nous avons réussi la filière, ce qui nous a permis la réalisation
de ce mémoire.
Finalement, nous sommes reconnaissante envers tous ceux qui ont contribué d’une façon ou
d’une autre à la réalisation de ce mémoire. Au cas où il resterait des doutes ou des questions,
nous leur prions de ne pas hésiter à nous en informer. Cette prière vaut également pour les
suggestions et les corrections qui, elles, ne pourraient qu’améliorer cet écrit.
Gand, le 2 mai 2003
1
En cours de publication
3
TABLE DES MATIÈRES
PRÉFACE…………………………………………………………………………….. 1
SAMENVATTING…………………………………………………………………… 5
I. L’INTRODUCTION……………………………………………………………….. 7
II. L’INTERPRÉTATION…………………………………………………………… 9
2.1. UNE DÉFINITION………………………………………………………………. 9
2.2. LA RECHERCHE SCIENTIFIQUE……………………………………………….... 11
2.2.1. L’évolution de la recherche scientifique……………………………… 11
2.2.2. Les acquis scientifiques…………………………………………………. 12
III. LE DISCOURS IMPROMPTU………………………………………………… 14
3.1. UNE DÉFINITION……………………………………………………………… 14
3.2. LA DESCRIPTION……………………………………………………………… 19
3.3. POURQUOI LE DISCOURS IMPROMPTU EST FACILE À COMPRENDRE……………. 21
3.3.1. La segmentation de la phrase…………………………………………… 22
3.3.2. La prosodie………………………………………………………………... 23
3.3.3. La redondance……………………………………………………………..24
3.4. LA TRADUCTION ORALE DU DISCOURS IMPROMPTU…………………………... 26
3.4.1. La traduction orale………………………………………………………..27
3.4.2. L’adaptation à l’audience……………………………………………….. 27
3.5. L’INTERPRÉTATION DE CONFÉRENCE…………………………………………. 29
4
IV. LES EXPÉRIENCES……………………………………………………………. 32
4.1. BALZANI…………………………………………………………………….... 32
4.2. GALLI………………………………………………………………………….33
4.3. PÖCHHACKER………………………………………………………………….35
V. LEVELT…………………………………………………………………………… 37
5.1. LA STRUCTURE DE LA CORRECTION……………………………………………37
5.2. LA THÉORIE DU MONITORAGE……………………………………………… …39
5.2.1. La théorie du cercle perceptif……………………………………………40
5.2.2. Les processus impliqués dans la formulation et la correction………43
5.2.3. L’attention sélective dans le monitorage……………………………….46
5.3. LES CIBLES DU MONITORAGE ET LES TYPES DE CORRECTION…………………..47
5.3.1. Est-ce que je veux le dire maintenant ?…………………………………47
5.3.2. Est-ce que je veux le dire de cette manière ?…………………………..48
5.3.3. Est-ce que je suis en train de commettre une erreur ?………………. 49
5.4. L’INTERRUPTION DE L’ÉNONCIATION………………………………………… 50
5.5. LES INTERJECTIONS…………………………………………………………… 51
5.6. LE DÉPART DE LA CORRECTION………………………………………………...53
VI. L’ÉTUDE DE VAN BESIEN ET MEULEMAN………………………………. 55
6.1. LES RÉSULTATS ET LA DISCUSSION…………………………………………….57
6.2. LES CONCLUSIONS……………………………………………………………..59
VII. LE CHOIX DE L’INTERPRÈTE………………………………………………60
7.1. LES HYPOTHÈSES………………………………………………………………61
7.2. LE MATÉRIEL…………………………………………………………………..62
7.3. LA MÉTHODE…………………………………………………………………..63
7.4. LES RÉSULTATS ET LA DISCUSSION…………………………………………….65
7.4.1. Les erreurs non corrigées……………………………………………… 67
7.4.2. Les corrections d’erreur et les corrections d’appropriation……… 69
7.4.3. Les corrections-E versus les corrections-A…………………………… 74
5
7.4.4. Les corrections suite à l’introduction d’une idée différente………… 75
7.4.5. Le moment de l’interruption…………………………………………….. 76
7.4.6. Le mode du départ…………………………………………………………77
7.4.7. La présence d’une interjection…………………………………………..79
7.4.8. La différence entre les orateurs………………………………………….80
7.4.9. La différence entre les interprètes……………………………………….81
7.5. LES CONCLUSIONS……………………………………………………………..83
VIII. LES CONCLUSIONS…………………………………………………………..84
IX. LA BIBLIOGRAPHIE…………………………………………………………...86
X. L’APPENDICE………………………………………………………………….... 88
L’ANNEXE
6
SAMENVATTING
Zoals de titel van deze scriptie laat vermoeden, hebben wij een onderzoek gedaan naar de
reactie van de tolk op een fout of een verbetering die de spreker maakt in zijn spontaan
gebrachte brontekst.
Voor deze studie hebben wij het onderzoek van Fred Van Besien en Chris Meuleman :
Simultaneous interpretation : the interpreter as a corrector of errors and a repairer of repairs
(2003) als uitgangspunt genomen. Onze doelstelling, hypotheses en methodologie zijn
gebaseerd op die van hen en, tijdens de bespreking van de resultaten, hebben wij beide
bevindingen met elkaar vergeleken. Hierdoor kan ons onderzoek dat van hen aanvullen, eens
temeer omdat de resultaten en beide conclusies gelijkaardig zijn, op een paar interessante
uitzonderingen na.
De methodologie van onze studie is gebaseerd op de theorie van Willem J. M. Levelt :
Monitoring and self-repair in speech (1983) en Speaking. From intention to articulation
(1995). Omdat wij geen traditioneel foutenonderzoek wilden doen, met name een
productgericht onderzoek dat enkel het product – de eigenlijke vertaling – bestudeert, maar
een procesgerichte analyse, een analyse die het ‘waarom’ en het ‘hoe’ van de fouten en de
verbeteringen nagaat, hebben wij ons gebaseerd op de theorie van Levelt. Deze theorie reikt
methoden aan om het type fout te onderzoeken en te classificeren.
Vooraleer we aan het eigenlijk onderzoek begonnen, hebben we ons dus zeer goed
geïnformeerd en gedocumenteerd. Omdat de brontekst van de spreker spontaan gebracht
moet zijn in ons onderzoek, hebben we eveneens theorieën uitgespit over spontane spraak.
Gereputeerde taalkundigen zoals Karla Déjean le Féal en Danica Selekovitch zijn het erover
eens dat spontane spraak in de meeste gevallen makkelijker te begrijpen is dan bijvoorbeeld
een luidop gelezen tekst, maar of spontane spraak ook effectief makkelijker te tolken is, daar
bestaat nog helemaal geen consensus over.
We hebben eveneens drie experimenten over fouten bij simultaan tolken bestudeerd en
uiteengezet. In die experimenten werden fouten van tolken geanalyseerd met betrekking tot
een spontaan gebrachte brontekst. De bevindingen zijn hier uiteenlopend, bij het ene
7
experiment constateert men dat spontane spraak makkelijker te tolken is dan een luidop
gelezen tekst, bij het ander is het net andersom.
Om ons onderzoek mooi in te kaderen hebben wij allereerst het tolken zelf besproken en de
verschillende types gedefinieerd. We hebben de evolutie geschetst van het wetenschappelijk
onderzoek op het gebied van tolken en enkele verwezenlijkingen vermeld.
Nadat we die stappen ondernomen hebben – alle stappen zijn weergegeven volgens de mate
van belangrijkheid voor ons onderzoek – zijn we overgegaan tot de transcriptie van ons ‘life’material’, namelijk een vergadering van een Europese Ondernemingsraad gebracht in het
Nederlands en getolkt in het Frans door twee professionele tolken met beiden Frans als hun B
taal. Wij hebben de corpus zorgvuldig geanalyseerd en de resultaten geordend en bestudeerd.
Vooreerst zijn we tot de constatering gekomen dat spontane spraak niet altijd makkelijker te
tolken is. Het materiaal waarmee wij gewerkt hebben bestaat voor een groot deel uit volledig
spontane spraak en wij hebben vastgesteld dat net daar de tolken minder geslaagde
vertalingen brachten van de verbeteringen van de sprekers.
Wat het eigenlijke doel van ons onderzoek betreft, de houding van de tolk tegenover de fouten
en verbeteringen die de spreker maakt in zijn spontaan gebrachte brontekst, zijn wij tot de
conclusie gekomen, net zoals Fred Van Besien en Chris Meuleman in hun onderzoek, dat de
tolk voortdurend zijn uiterste best doet om het begripsproces van zijn klant te
vergemakkelijken, waardoor die nauwelijks of niets merkt van de fout of de verbetering die de
spreker in zijn brontekst gemaakt heeft.
De resultaten van dit onderzoek zijn een bevestiging voor het onderzoek van Van Besien en
Meuleman, met als enige uitzondering dat de tolken in dit onderzoek gevoelig meer
moeilijkheden ondervonden hebben, omdat het grootste deel van de brontekst volledig
spontaan en met weinig zorg voor taal en uitspraak gebracht werd.
8
I. INTRODUCTION
Ce mémoire propose une étude du choix de l’interprète en fonction des erreurs et des
corrections d’erreur de l’orateur dans le discours source impromptu. Pour l’élaboration de
cette étude, nous nous appuyons sur l’étude de Fred Van Besien et de Chris Meuleman :
Simultaneous interpretation : the interpreter as a corrector of errors and a repairer of repairs
(2003).
En premier lieu, nous comptons fournir au lecteur une toile de fond en le domaine de
l’interprétation. Nous proposons une définition et nous esquisserons l’évolution des
recherches scientifiques en ce domaine avec une mention de leurs acquis.
Étant donné que le discours source de notre analyse est un discours impromptu (un discours
prononcé à l’aide de notes ou prononcé tout à fait spontanément), nous étudions le discours
impromptu de façon détaillée. Nous proposons une définition, nous présentons des théories et
des études de linguistes renommés en cette matière et nous examinons l’influence d’un
discours impromptu sur l’interprétation de conférence.
Nous complétons la partie théorique sur le discours impromptu en présentant trois expériences
sur ce discours impromptu et son influence éventuelle sur les erreurs des interprètes.
Par la suite, nous proposons au lecteur un aperçu de la théorie de Willem J. M. Levelt : Selfmonitoring and self-repair in speech (1983) et Speaking. From intention to articulation
(1995). La théorie propose l’examen et l’analyse du processus de l’erreur et de la correction
d’un locuteur. Puisque notre étude n’est pas une étude traditionnelle, orientée vers le produit
de l’interprétation (i.e. la traduction), mais une étude orientée vers le processus, nous
appliquons la méthode de recherche que nous fournit Levelt. Cette méthode consiste à
retrouver le ‘pourquoi’ d’une erreur et d’une correction d’un locuteur et elle nous donne des
stratégies de classification.
Nous appliquons donc la théorie de Levelt, tout comme ont fait Van Besien et Meuleman dans
leur analyse d’erreurs et de corrections. Nous présentons l’étude de Van Besien et de
Meuleman de façon détaillée, car elle constitue la base de notre étude à nous. Van Besien et
9
Meuleman (2003) ont examiné si l’erreur et la correction de l’orateur ont une influence sur,
ou déterminent, le comportement de l’interprète dans la langue cible.
Finalement nous présentons notre étude. L’objectif de notre étude est de tenter de vérifier
dans quelle mesure l’interprète corrige, ne réussit pas à corriger ou décide de ne pas corriger
les erreurs d’un orateur dans la langue source impromptu, dans quelle mesure l’interprète
traduit, ne réussit pas à traduire ou décide de ne pas traduire les corrections commises par
l’orateur et dans quelle mesure l’erreur ou la correction de l’orateur détermine le choix ou
l’action de l’interprète.
Pour la réalisation de l’analyse, nous avons constitué un corpus à partir d’un matériel pris sur
le vif, notamment une réunion d’un Comité d’Entreprise Européen. Nous avons transcrit
l’enregistrement d’un discours source néerlandais et d’un discours cible français, interprété
par deux interprètes professionnels ayant le français comme langue B. L’analyse des erreurs
et des corrections des orateurs et des stratégies des interprètes peut être retrouvée dans
l’ANNEXE de ce mémoire. Le corpus s’y trouve également.
Les résultats de l’analyse et les constatations qui en résultent, font l’objet d’une analyse dans
la dernière partie du mémoire et sont ensuite comparés à ceux de Van Besien et de Meuleman.
Les constatations de notre analyse ont été résumées dans les conclusions de notre étude et
également dans les conclusions du mémoire qui constituent la huitième et dernière partie.
Nous espérons que notre étude, pour modeste qu’elle soit, constituera une contribution à la
recherche scientifique dans le domaine de l’interprétation et, plus spécifiquement, à la
recherche sur l’influence des erreurs de l’orateur sur les décisions de l’interprète. Nous
espérons qu’elle contribuera également à la recherche sur le discours impromptu, notamment
à la recherche sur la difficulté pour l’interprète de traduire un discours source tout à fait
impromptu.
10
II. L’INTERPRÉTATION
2.1. UNE DÉFINITION
Pour l’élaboration de cette partie, nous avons consulté le mémoire de Kristien Elpers
L’anticipation en Interprétation (2001). Toutes les autres sources mentionnées dans la partie
2.1. ont été reprises de notre source Elpers.
Kurt Kohn et Sylvia Kalina (1996) proposent la définition suivante : ‘L’interprétation est une
sorte d’interaction communicative lors d’une conversation entre des membres de différentes
communautés de langues. L’interprète écoute le discours source et le traduit dans la langue
cible, ce qui aidera l’auditeur de la langue cible à comprendre l’orateur.’ Les auteurs font une
distinction entre deux types d’interprétation : l’interprétation consécutive et l’interprétation
simultanée.
En interprétation consécutive, l’interprète donne sa version dans la langue cible après avoir
entièrement écouté le discours source ou une partie de ce discours de trois à douze minutes.
En interprétation simultanée, l’interprète donne sa version dans la langue cible dès qu’une
partie du discours source a été prononcée (Kohn et Kalina). Autrement dit, et nous citons
Daniel Gile (1995) : « En consécutive, l’interprète est assis dans la même salle que l’orateur.
Ce dernier prononce son discours ou segment de discours d’au moins quelques phrases
pendant que l’interprète l’écoute, en prenant des notes le cas échéant. Ensuite, l’orateur
s’interrompt pour permettre à l’interprète de traduire son discours dans la langue cible ;
l’interprétation terminée, l’orateur reprend son discours, et ainsi de suite. » « En simultanée,
l’interprète est assis dans une ‘cabine’ et écoute l’orateur à travers un ‘casque’ et restitue son
discours dans le microphone en même temps, avec un décalage moyen de l’ordre de une à
quelques secondes entre le moment de la réception de l’information et le moment de la
restitution. »
Daniel Gile (1995) nomme l’interprétation consécutive et l’interprétation simultanée parmi
plusieurs autres types d’interprétation. Il fait une distinction par deux aspects : d’une part, les
modalités fondamentales, qui sont la simultanée, la consécutive et la chuchotée ; et d’autre
part, par le niveau de la prestation, telles que l’interprétation dite de liaison, l’interprétation
11
d’affaires, l’interprétation communautaire (‘community interpreting’, ‘dialogue interpreting’)
et l’interprétation de conférence. Sylvie Lambert (1994) ajoute encore le transcodage ou
‘shadowing’.
Nous définirons plusieurs types d’interprétation :
La chuchotée est une simultanée sans cabine : l’interprète est assis à côté de son ‘client’ et lui
chuchote à l’oreille la traduction d’un discours fait en salle au fur et à mesure qu’il l’entend
(Gile, 1995b).
L’interprétation de conférence correspond en principe à la substitution d’un discours de haut
niveau formel et conceptuel en langue source par un discours en langue cible qui le restitue
dans son intégralité au même haut niveau (Gile, 1995b).
L’interprétation de liaison est une forme d’interprétation consécutive. En général la
traduction se fait quasiment phrase par phrase (Gile, 1995b). Bélanger (1990) la décrit de la
manière suivante : c’est l’action d’une personne qui connaît les langues en présence dans un
échange linguistique et qui aide les locuteurs à comprendre le message en leur résumant en
substance les informations véhiculées. Le plus souvent elle parle à la troisième personne, ceci
contrairement à l’interprétation consécutive où l’interprète parle à la première personne.
Le shadowing implique une répétition mot à mot du discours original, une répétition avec
décalage (Lambert, 1994) ou plutôt une traduction par application d’équivalences préexistantes de mots ou d’expressions (Lederer, 1984), c’est ce que Ilg (1978) mentionne
comme ‘le mot à mot’.
Nous proposons de limiter les commentaires à l’interprétation simultanée, les autres types
d’interprétation n’ayant plus d’intérêt dans ce mémoire. L’interprétation simultanée est
difficile et nous le démontrons en énumérant trois raisons :
1) L’interprète n’entend le texte qu’une fois et seulement pendant une certaine période
(Wirl, 1958 ; Kade, 1964 : Kainz, 1965). Si l’interprète n’arrive pas à traduire l’une
ou l’autre nouvelle information, celle-ci sera irrémédiablement perdue. Quant à
l’activité de l’interprétation, c’est une étape contre la montre. L’interprète tente
constamment de maintenir le même décalage vis-à-vis de l’orateur ou bien il essaie de
rattraper l’orateur ou de réduire le décalage entre le décodage de la langue source et le
codage de la langue cible.
12
2) En interprétation simultanée les processus réceptifs et reproductifs se déroulent en
même temps ; il se produit simultanément l’écoute de la langue source par l’interprète
et son interprétation dans la langue cible (Wolfram Wilss, 1978).
3) D’une manière permanente, l’interprète surveille le texte de la langue source. Il se
demande constamment si les nouvelles parties du discours correspondent à ce qu’il
imaginait être la suite du texte. C’est ce que Kalina et Kohn (1996) appellent le
monitorage. Le monitorage est d’une grande importance pour notre étude, car, grâce
au monitorage, le locuteur s’apercevra de ses erreurs et procèdera ou non à des
corrections.
2.2. LA RECHERCHE SCIENTIFIQUE
Pour l’élaboration de cette partie nous avons consulté l’article de Daniel Gile : Interpreting
Research, What you never wanted to ask but may like to know (2001). Nous proposons
d’esquisser l’évolution de la recherche scientifique dans le domaine de l’interprétation et de
résumer ses acquis.
2.2.1. L’évolution de la recherche scientifique
Les premiers scientifiques en interprétation de conférence ont été attirés par le mystère des
processus mentaux qui se trouvent à la base de cette étrange activité d’écouter et de parler
simultanément. Les recherches scientifiques en interprétation ont leur origine à la fin des
années soixante. Quelques psychologues et psycholinguistes se sont engagés à tenter de
comprendre ces processus. Cependant, cette première vague de recherche s’éteignait
rapidement, parce que les scientifiques n’ont pas tenu compte du fait que les interprètes
choisissent, en grande partie, eux-mêmes ce qu’ils vont dire et comment ils le diront, utilisant
des critères en rapport avec la communication et les normes sociales, plutôt que de préserver
toutes les structures linguistiques ou toute l’information dans les paroles de l’orateur.
Au début des années soixante-dix, quelques interprètes se sont décidés de poursuivre les
recherches scientifiques en interprétation. Ils ont écrit nombre d’essais et d’écrits basés sur
13
leur propre expérience professionnelle et sur l’introspection. Ce mouvement était inspiré et
mené par Danica Seleskovitch, une linguiste et interprète renommée.
Finalement, dans les années quatre-vingts, les méthodes de recherche ont changé. Les
scientifiques ont emprunté l’utilisation de concepts, de théories et de méthodes provenant
d’autres disciplines. Nombre d’études s’appuient aujourd’hui sur les méthodes scientifiques
des disciplines comme la psychologie, la linguistique, la neuropsychologie etc. En outre, la
croissance de la recherche scientifique dans le domaine de l’interprétation est énorme : dans
les années ‘70 on a publié 180 études, dans les années ‘80 on a publié 500 études, et dans les
années ‘90 on a publié plus de 1000 études. L’institutionnalisation universitaire des
programmes d’exercices en interprétation est à l’origine de cet élan, tout comme les exigences
de mémoire de maîtrise qui en résultent.
2.2.2. Les acquis scientifiques
Après trois décennies de recherche scientifique en interprétation, les acquis ne sont pas
majeurs. Mais, admettons que ce n’est pas la quantité, mais la qualité des acquis qui doit
finalement l’emporter. L’objectif de la recherche scientifique n’est pas d’accumuler les
données, mais de parvenir à des constatations intéressantes qui pourraient contribuer à la
recherche scientifique.
1) Avant tout, la recherche scientifique a conduit à une amélioration du statut social de
l’interprète.
2) Elle a également incité à la réflexion sur l’interprétation et elle a aidé à développer et à
formuler des concepts qui servent de guide aux enseignants et étudiants. Un exemple
important est la déverbalisation, une étape en interprétation, avancée par Seleskovitch,
où la forme linguistique du discours source disparaît et est remplacée par une
représentation non-linguistique du sens du message. Même si l’existence de cette
opération mentale n’a jamais été prouvée, le concept en est accepté et mis en pratique
par des interprètes et des étudiants en interprétation dans le monde entier.
3) Finalement, la recherche a fait des progrès dans l’exploration de l’interprétation. Elle
a fourni des connaissances documentées sur, par exemple, la proportion des chiffres et
des noms qui sont manqués pendant l’interprétation, sur la capacité de la mémoire de
travail d’un interprète versus celle d’un non-interprète, sur la prosodie dans les
14
discours cible, sur l’évolution des pauses pendant le processus d’apprentissage, sur
l’anticipation, sur les stratégies linguistiques spécifiques pour l’interprétation etc.
Il faut comprendre que ces constatations sont très modestes. Elles doivent être sondées,
clarifiées, montrées et, par la suite, intégrées dans davantage de recherches avant que leur
statut ne puisse être consolidé et avant que leurs implications dans des questions
fondamentales ne puissent être jugées. Ces constatations scientifiques, systématiques et
objectives diffèrent par leur nature des expériences personnelles et de l’introspection. Les
constatations modestes fournies par la recherche en interprétation montrent que la recherche
progresse et que nous sommes en train de réunir des informations (relativement) solides qui
nous permettront d’enrichir nos connaissances et nos orientations professionnelles, de manière
plus fondée que par l’intuition.
Notre étude sera également une contribution à la recherche scientifique. Aussi modeste
qu’elle soit, elle s’inscrit dans cette veine de recherches et elle aidera, finalement, à trouver
une réponse à une des nombreuses questions posées par les scientifiques et des linguistes dans
le domaine de l’interprétation. La question posée par ce mémoire, l’hypothèse, est celle de
savoir si un discours impromptu est plus facile à interpréter qu’un autre type de discours.
Nous avons jeté les bases théoriques et pratiques d’une réponse à cette question dans les deux
parties suivantes, notamment sur le discours impromptu et sur les expériences en cette
matière. Commençons avec la théorie.
15
III. LE DISCOURS IMPROMPTU
L’interprète peut être confronté à différents types de texte. À une conférence p.ex.,
l’interprète pourrait avoir à interpréter des monologues non-préparés, des discours semipréparés, des discours écrits lus à haute voix etc. Les deux premiers types de discours sont
qualifiés de discours impromptus. Nombre de linguistes se sont déjà posés la question de
savoir si le discours impromptu est plus facile à interpréter que les autres types de discours.
Étant donné que cette question est également d’importance pour nous, puisque le discours
source de notre analyse est un discours impromptu, nous tenterons de donner une réponse à
cela en présentant plusieurs théories et expériences de linguistes renommés dans le domaine
de l’interprétation.
Pour l’élaboration de la troisième partie, nous avons consulté les articles réunis dans
Impromptu speech : a symposium de Nils Erik Enkvist, 1982. Toutes les autres sources
mentionnées dans la troisième partie proviennent du Symposium (à l’exception de notre
source Levelt). Les articles du Symposium seront étudiés au fur et à mesure. En premier lieu,
il convient de fournir au lecteur une toile de fond en matière du discours impromptu. Nous
proposons une définition et nous étudions la description du discours impromptu. Par la suite,
nous présentons les théories de deux linguistes renommées, Karla Déjean le Féal et Danica
Seleskovitch. Finalement, nous étudions une discipline particulière de l’interprétation :
l’interprétation de conférence.
3.1. UNE DÉFINITION
Le discours impromptu (DI) est un discours parlé à l’improviste et sans
préparation (P.R.). Goldman-Eisler (1968) le définit comme un discours spontané dans
lequel le langage rapide alterne avec la parole hésitante et discontinue. Pour Gofman
(1981), le DI est du ‘fresh talk’ qui est formulé sur le moment. Enkvist et Academi (1982) de
l’autre côté, contredisent le fait que ‘impromptu’ signifie sans préparation et spontané. Pour
eux, tout discours présuppose de la préparation, si ce n’est à différents niveaux. De plus,
l’impromptu n’est pas toujours spontané. Le discours peut avoir été demandé à l’orateur,
exigé de lui ou même lui avoir été arraché. À la fin de ce passage nous proposons une
16
définition plus ou moins précise, mais je me permettrai d’abord d’éclairer les trois principes
du discours impromptu.
Le discours impromptu propose trois principes (Enkvist et Academi, 1982). Le premier est la
situation. Le contexte situationnel est essentiel, car l’on n’utilise un discours impromptu que
dans des situations particulières : pendant une conversation informelle, lors d’une discussion,
à la maison etc. À une conférence, par exemple, il y a de fortes chances que les discours ne
seront pas impromptus. L’orateur peut lire à haute voix un texte écrit. Ce n’est pas un
discours impromptu, le texte a été soigneusement préparé, il a été écrit. L’orateur ne fera
probablement pas d’erreurs, il n’hésitera pas2 et son discours sera continu.
Néanmoins, cela ne signifie pas nécessairement qu’aux conférences les discours soient
toujours tout à fait préparés, écrits et lus à haute voix. Les conférenciers peuvent bien n’avoir
que des notes comme préparation. C’est à l’aide de ces notes qu’ils prononcent leurs
discours. Étant donné que leurs discours n’avaient pas été mémorisés ni lus à haute voix, leur
parole sera plus ou moins impromptue. Elle pourra, en conséquence, contenir des erreurs, des
hésitations etc. Il existe donc différents degrés d’impromptu.
Le second principe est l’intertextualité. L’intertextualité examine les types de textes et les
particularités linguistiques à l’intérieur des textes. Le niveau des textes est appelé la
macrostructure, le niveau des caractéristiques linguistiques à l’intérieur d’un texte est appelé
la microstructure.
Les textes impromptus diffèrent tout à fait des textes écrits. Un texte écrit est soigneusement
préparé, car l’auteur dispose d’un certain temps pour le faire et il a la possibilité d’utiliser
quoi que ce soit pour l’élaboration. Les textes impromptus, en revanche, sont formulés sur le
champ. Ce sont des discours spontanés et ils contiennent des erreurs grammaticales,
lexicales, morphologiques ou phonologiques. Les phrases d’un discours impromptu sont dans
la plupart des cas plus courtes et elles ont une syntaxe moins compliquée. Elles contiennent
également des particules et des mots qui remplissent la phrase (nommés en anglais : des
‘fillers’), qui sont typiques pour la langue parlée. Le but d’un discours impromptu est d’être
compréhensible. Le message doit être capté, c’est le principal.
2
L’hésitation et l’erreur sont des caractéristiques du discours impromptu. Les caractéristiques du DI entreront
en ligne de compte plus tard dans le texte.
17
Le troisième principe est le déroulement. Le déroulement du discours impromptu se
développe ‘en temps réel’, il est ‘en direct’. C’est un processus rapide. La vitesse du
déroulement a une influence sur la parole et la performance du locuteur. Par exemple, si un
locuteur doit parler très vite, il n’aura pas le temps de corriger ses erreurs et il en fera sans
doute davantage. Le déroulement du discours est à son tour influencé par les compétences du
locuteur en ce qui concerne la mémoire et la cognition. Si un locuteur a oublié quelque chose
et s’il en est conscient, ou si un interprète ne se rappelle plus de la signification d’un mot, ils
pourront commencer à bégayer ou à utiliser des ‘eh’ pour réfléchir ou remplir leurs phrases.
Le déroulement rapide et en direct du DI a une influence sur la performance du locuteur, mais
ce déroulement est influé, à son tour, par la compétence linguistique et cognitive du locuteur
même.
Les trois principes semblent s’opposer, mais ils sont, au fond, complémentaires. Nous
pouvons les synthétiser ainsi : certaines situations demandent un discours spontané, ce
discours a souvent un déroulement rapide et il est ‘en temps réel’. Les caractéristiques de ce
discours sont exprimées dans la microstructure et la macrostructure des textes qui en
résultent. Ce type de discours est appelé : ‘impromptu’. Nous approfondirons ces trois
principes dans les parties suivantes.
Passons d’abord aux caractéristiques du discours impromptu. D’après Enkvist et Academi
(1982) les caractéristiques les plus évidentes sont : les hésitations, les pauses, les erreurs, les
répétitions, les corrections, les bégaiements, les confusions de langue et métalangue (indiquer
du doigt p.ex.), les références déictiques aux objets autour de l’orateur, les actions paraverbales et non-verbales qui affectent le texte, les faux départs, les phrases grammaticalement
incohérentes, la vive intonation, les imprécisions lexicales etc.
Même si une correction et un faux départ affectent la structure de la phrase, ils fournissent
quand même la preuve que le locuteur a une réflexion ou qu’il examine son énonciation
(Kopczynski, 1982). Les caractéristiques mentionnées ci-dessus sont induites, d’une part, par
le système de la compréhension de la langue3 du locuteur et, d’autre part, par sa compétence
linguistique et cognitive. Selon plusieurs théories (Levelt4…), le système de la
compréhension de la langue tente de comprendre tout ce que la langue génère, il essaie de le
3
4
Dans la cinquième partie du mémoire, la figure 2 présente le système de la compréhension de la langue.
Nous approfondirons la théorie de Levelt dans la cinquième partie du mémoire.
18
contrôler et de le corriger. Les caractéristiques de l’impromptu, des ‘déviations’ aux yeux des
grammairiens, montrent que le système de la compréhension de la langue examine
soigneusement un mot ou une phrase (Kopczynski, 1982). L’hésitation et la répétition, par
exemple, montrent que le locuteur est en train de concevoir, elles reflètent le processus de la
conception ou de l’appropriation d’un mot ou d’une phrase. La répétition et le faux départ
montrent que le locuteur est en train d’examiner5 un mot ou une phrase déjà émis. Bégayer
dépendrait de la psychologie de l’individu.
Les caractéristiques ou les déviations reflètent en général que le monitorage, c’est-à-dire la
réflexion (automatique) du système de la compréhension de la langue, fonctionne et que
l’orateur examine ses phrases. Goldman-Eisler (1968) estime que l’hésitation fait preuve de
la planification et que la fluidité du langage rapide reflète la production. Dans la parole
hésitante et discontinue, les pauses tombent dans des endroits irréguliers et nongrammaticaux ; dans le langage ‘fluide’, les pauses se situent entre les constituants et
facilitent de la sorte la compréhension du discours. Les caractéristiques du DI (hésiter,
répéter etc.) pourraient, en revanche, également faire preuve d’un manque de compétence
linguistique (Kopczynski, 1982). Alors nous parlons de véritables déviations.
Pour compléter la liste des caractéristiques, nous voudrions citer les caractéristiques que nous
proposent d’autres auteurs : les segments de phrase plus courts, la prosodie plus importante
(Déjean Le Féal, 1982), la vitesse de la prononciation (‘rate of delivery’) reflète le processus
de la conception (Seleskovitch, 1982), la faible progression logique, la progression inégale de
la prononciation (Galli, 1990) et les variations de registre inattendues et l’humour (Ardito,
1990). Nous y revenons.
Les discours peuvent varier en fonction de trois dimensions (Enkvist et Academi, 1982) :
o le degré d’écriture (‘scripting’) : un discours peut varier entre tout à fait non-écrit et
tout à fait écrit ;
o le degré de planification (‘planning’) : un discours peut varier entre tout à fait préparé,
pas nécessairement écrit, et tout à fait non préparé ;
o le degré d’appartenance aux macrostructures : un discours peut contenir des trames
textuelles préexistantes, comme p.ex. dans un discours de bienvenu.
5
Il l’examine automatiquement, par le système de la compréhension de la langue.
19
Nous nous sommes posée la question si un texte écrit lu à haute voix, pouvait bénéficier de la
qualification d’impromptu. La réponse était non, puisque l’orateur l’a confié au papier. La
parole n’aura donc rien de spontané ou d’improvisé. Est-ce qu’on peut qualifier d’impromptu
un texte ou discours qui n’a été préparé que partiellement ? Oui, parce que le discours de
l’orateur contiendra les caractéristiques de l’impromptu comme des hésitations, des pauses,
des répétitions etc. L’orateur n’utilise ses notes que pour rafraîchir la mémoire ou pour éviter
qu’il n’oublie quelque chose. Vu la difficulté de parler vite, ‘en direct’ et sans préparation, il
est bien probable que sa capacité de mémoire ou sa compétence cognitive ou linguistique aura
quelques défiances. Ces notes lui serviront d’aide.
On peut donc dire que plus un texte est écrit, moins il est impromptu. Cependant, un texte
entièrement non écrit peut au contraire être soigneusement préparé, p.ex. mémorisé. Il s’agira
donc de bien définir la position de l’impromptu en rapport avec ces facteurs.
Un discours peut également contenir des trames textuelles préexistantes. Ces trames,
nommées en anglais ‘slot-and-filler texts’ et ‘template texts’, occupent une grande partie de la
communication quotidienne. Ce sont des structures fixes dans lesquelles l’orateur n’a qu’à
insérer des mots. Grâce à ces trames, nous avons appris à converser, à communiquer. Elles
constituent l’essence de la bonne communication verbale. Voici quelques exemples :
l’ouverture et la clôture d’une conversation au téléphone, l’entretien entre médecin et patient,
un discours de bienvenu. Dans ces cas, nous utilisons des structures fixes que nous avons
apprises automatiquement et au fur et à mesure depuis notre enfance.
Cependant, une question se présente : dans quelle mesure un discours impromptu peut-il
contenir ces trames ? En fin de compte, les trames textuelles préexistantes n’ont rien
d’improvisé. Elles sont même devenues des automatismes. Pour bien qualifier un discours
impromptu, il faut considérer dans quelle mesure il peut contenir ces trames. Cela vaut
également pour le degré de planification et le degré d’écriture.
Pour conclure, un discours est maximalement impromptu s’il est tout à fait non écrit, s’il n’a
été précédé d’aucune préparation et si son lien avec des trames macrostructurelles est
inéxistant.
20
3.2. LA DESCRIPTION
L’information de cette partie, nous l’avons puisée des articles de Nils Erik Enkvist,
Impromptu speech, structure, and process (1982), de Bengt Loman, The segmentation
problem in the study of impromptu speech (1982) et de Jan Svartvik, The segmentation of
Impromptu Speech (1982).
Il est difficile d’analyser ou de segmenter le DI, à cause de son incohérence syntaxique. Tout
langage parlé est caractérisé par toutes sortes d’irrégularités (Bengt Loman 1982), comme des
répétitions, des hésitations, des nouveaux départs, des corrections etc. En conséquence, une
segmentation efficace se révèle presque impossible.
Une autre raison pour laquelle il est difficile de décrire le DI, c’est que l’analyse peut se faire
à partir d’un riche choix de critères qui, tous, produisent des résultats différents. Tout dépend
donc de l’objectif de l’analyse. Est-ce que le chercheur veut examiner la capacité du locuteur
de construire des phrases parfaites au niveau de la syntaxe, est-ce qu’il veut analyser la façon
dont le locuteur planifie son discours, avec des pauses ou des sons d’hésitation, ou est-ce qu’il
veut en savoir plus sur les stratégies d’interaction avec les interlocuteurs ? Avant de
commencer à analyser un discours impromptu, il faudra donc se fixer un objectif bien
déterminé.
L’analyse d’un discours commence dans la plupart des cas par une segmentation du texte. La
segmentation d’un discours impromptu n’est pas facile en raison de ses irrégularités. L’on
pourrait envisager une segmentation au niveau de la syntaxe. Elle consiste, premièrement, à
retirer d’un texte les unités syntaxiques les plus grandes possible. Et, pourvu que, par la suite,
ces unités syntaxiques puissent être lues comme des unités phonologiques, elles pourront
avoir la qualification de segment6. Le critère pour ce type de segmentation est donc la
coïncidence phonologique. C’est une segmentation simple, mais efficace.
Le DI n’est pas cohérent au niveau de la syntaxe. Cependant, d’après Enkvist et Akademi
(1982), le DI est tout de même structuré. Il est structuré sur le plan interactionnel. Lorsque
6
P.R. : Unité discrète minimale, dans certaines techniques d’analyse.
21
les considérations interactionnelles prévalent sur les considérations syntaxiques, le résultat est
une pure et simple déviance syntaxique.
Examinerons l’exemple de ‘turn-taking’. ‘Turn-taking’ est un principe interactionnel qui se
révèle plus fort que la syntaxe. Les pauses dans une phrase tombent en général
harmonieusement entre les constituants. Néanmoins, les stratégies interactionnelles du ‘turntaking’ peuvent déranger cette harmonie. Si, lors d’une conversation, un locuteur ne veut pas
perdre son tour de parole, il situera ses pauses au milieu d’un constituant, et non pas entre les
constituants. D’après la règle grammaticale et phonologique, un locuteur devrait situer ses
pauses – pour respirer, par exemple – entre les constituants. Sachant que les pauses du
locuteur tombent généralement entre les constituants, les autres participants pourraient voler
le tour de parole du locuteur au moment même qu’il fait une pause et respire. Un locuteur
expérimenté, en revanche, ne tombera pas dans le piège et situera ses pauses au milieu des
constituants, avec un résultat donc en effet peu élégant et encore moins grammatical. Voilà,
la raison pour laquelle un principe interactionnel s’avère souvent plus fort qu’un principe
grammatical.
Une autre cause de déviance syntaxique réside dans la cognition (Enkvist et Academi, 1982).
La mémoire des personnes est limitée, et peut, par conséquent, leur faire défaut
occasionnellement. Lorsqu’un locuteur ne se souvient pas d’un mot, par exemple, il pourra
effectivement commencer à hésiter, s’arrêter au milieu de la phrase etc. La fatigue, lui aussi,
peut provoquer des problèmes cognitifs. Le locuteur est fatigué et il commettra des erreurs
syntaxiques, sémantiques, phonologiques etc.
Quel est le rôle de l’intonation dans la segmentation ? Loman et Akademi (1982) affirment
que l’intonation remplit une double fonction dans la parole. D’un côté, elle indique les
frontières syntaxiques entre les différents segments, de l’autre, elle aide l’interlocuteur à
mieux comprendre. L’intonation pourra, par exemple, enlever les ambiguïtés. Pour Jan
Svartvik (Symposium, 1982), l’intonation est une unité naturelle de segmentation. Les trames
d’intonation sont construites selon les trames de respiration. La phonétique reconnaît le
groupe de respiration (‘breath group’) comme une caractéristique essentielle et primitive de
la phonétique. Elle est présente dans toutes les langues. Ce que la phonétique appelle groupe
de respiration est nommé aussi: unité d’information et unité de conception (Jan Svartvik,
1982). Cela montre également que le mode de respiration et la formation d’idées sont
22
étroitement liés (Kroch & Hindle, 1981) : « One aspect of the organization of discourse is the
distribution of information into sequential information units. ».
3.3. POURQUOI LE DISCOURS IMPROMPTU EST FACILE À COMPRENDRE…
Cette partie est entièrement et seulement basée sur l’article de Karla Déjean le Féal, Why
impromptu speech is easy to understand (Symposium, 1982). L’interprétation simultanée est
un champ idéal pour examiner ce sujet parce qu’un interprète simultané est extrêmement
sensible à tout ce qui est lié à la compréhension immédiate du discours de l’orateur. Cette
sensibilité résulte de 3 implications de l’interprétation simultanée qui ne sont pas présentes
dans les autres processus de communication.
1) L’interprète est à la fois auditeur et locuteur. Cela divise son attention et exige que
le sens du discours source soit immédiatement clair.
2) L’interprète est le récepteur d’un message qui est à l’intention de quelqu’un
d’autre (Moskowitz 1973). Même s’il est un profane total dans le domaine, il doit
immédiatement capter le sens.
3) L’interprète doit parfaitement comprendre le sens total des phrases émises pour
qu’il puisse formuler dans ses propres mots ce que le locuteur a intentionné
(Seleskovitch 1968, 1975, 1976, 1977).
Pour la réalisation d’une expérience, Karla Déjean le Féal avait demandé à 50 interprètes
simultanés si un texte lu à haute voix était plus difficile à interpréter qu’un texte impromptu.
À l’unanimité les interprètes ont répondu affirmativement. Les raisons étaient les suivantes :
o l’orateur est en train de lire à haute voix au lieu de penser à haute voix
o la grande vitesse de la parole lors de la lecture
o le ton monotone de la lecture
o l’absence de redondance dans un discours écrit
Ces réponses (et 20 années d’expérience personnelle en interprétation simultanée) ont induit
Karla Déjean le Féal à formuler les hypothèses suivantes :
23
o La compréhension facile d’un DI résulte de l’activité de la conception de l’orateur lors
de l’improvisation, de sa formation d’idées, de son raisonnement.
o Cette activité n’est pas perceptible. Un auditeur n’est pas capable de lire les pensées
de l’orateur, il peut seulement prendre conscience de la réflexion de l’orateur à travers
certaines caractéristiques tangibles dans la parole. Ces caractéristiques, entraînées par
l’activité de la conception, rendent le discours plus compréhensible.
o Les caractéristiques sont essentiellement : la segmentation de la phrase, la prosodie et
la redondance.
3.3.1. La segmentation de la phrase
La vitesse avec laquelle l’orateur prononce un discours s’appelle la vitesse de la
prononciation (‘rate of delivery’). Il existe deux sortes de vitesse : la vitesse objective, elle
est mesurable en mots par minute, et la vitesse subjective, la vitesse perçue par l’auditeur.
Deux facteurs déterminent la vitesse subjective :
o le degré de redondance (cet aspect sera traité en détail dans la section suivante)
o le nombre d’interruptions dans le discours.
Karla Déjean le Féal a constaté, après l’examen d’un corpus, que la taille des segments de
phrase était plus petite dans les textes impromptus que dans ceux lus à haute voix. La raison
principale de cette différence est que l’orateur réfléchit pendant qu’il parle. Il s’interrompra
plus souvent pour chercher un mot sur l’axe paradigmatique, il hésitera de temps en temps, il
fera une pause pour respirer etc. Le nombre de mots à l’intérieur d’un segment de phrase sera
limité et la phrase sera plus facile à comprendre. L’auditeur aura l’impression que les phrases
sont prononcées lentement. Car elles contiennent davantage de segments de phrase. Cela
rend la compréhension facile.
L’explication de ce phénomène est la capacité limitée de la mémoire auditive (‘limited
capacity of auditory memory’). La capacité limitée de la mémoire est de 7 mots. La mémoire
est capable de retenir 7 mots au maximum par segment de phrase. Un discours constitué de
segments de phrase contenant 7 mots ou moins, donne l’impression d’être prononcé à une
vitesse normale ou lente. Si, en revanche, les segments de phrase contiennent davantage de
24
mots, l’auditeur aura l’impression que le discours est prononcé à une grande vitesse.
Pourquoi ces impressions ? Lorsque les segments de phrase excèdent l’espace de la mémoire,
la première partie du segment se perd. En conséquence, l’auditeur a l’impression que
l’orateur parle trop vite, même si ce n’est pas du tout le cas. Un texte écrit lu à haute voix est
plus difficile à interpréter parce que ses phrases contiennent dans la plupart des cas plus de 7
mots par segment de phrase.
3.3.2. La prosodie
Un texte prononcé spontanément attire notre attention tandis qu’un texte lu à haute voix ne le
fait pas. La principale cause est le manque de pauses d’hésitation dans un texte écrit et lu. Un
discours impromptu, en revanche, est caractérisé par les pauses d’hésitation. Lors de ces
pauses, l’orateur est possiblement à la recherche d’un mot sur l’axe paradigmatique. Grâce
aux pauses de l’orateur, l’auditeur a davantage de temps pour analyser le message, pour
réfléchir et pour le comprendre. L’autre avantage de la pause est la détente acoustique
(‘l’acoustic relief’). L’orateur fait une pause pour chercher un mot, par exemple et, quand il
l’a trouvé, le mot recevra une insistance particulière, comme s’il était prononcé avec
davantage d’énergie et emphase que les autres mots dans la phrase. En voici d’autres
explications de la détente acoustique :
1) Le locuteur accentue délibérément les mots dont il pense qu’ils méritent cette
insistance, après une soigneuse sélection sur l’axe paradigmatique et parce qu’ils
contribuent à la compréhension. Souvent c’est également la force dynamique de la
première expression d’une pensée qui entraîne cette insistance. Un texte lu à haute
voix n’aura jamais ces insistances, puisqu’il a été écrit d’avance. Ce n’est donc pas la
première fois que l’orateur exprime ses idées, la première fois était lors de l’écriture.
2) L’explication suivante est purement physiologique. C’est la pause muette de
l’hésitation qui contribue directement à la formation de la détente acoustique. Lors
d’une pause ou une hésitation, la respiration est bloquée durant un petit moment.
Après la pause, la respiration se relâche et le mot suivant est (automatiquement)
prononcé sous une pression d’air.
3) Finalement, l’auditeur prête une attention spéciale au mot qui suit la pause (Darwin,
1975). L’accentuation, perçue par l’auditeur, ne dépend pas nécessairement de
l’insistance proprement dite, mais plutôt de l’aspect prosodique qui la précède, c.-à-d.
25
la pause. L’auditeur trouve qu’il y a un contraste entre le silence de la pause et le son
du mot. Par conséquent, il lui semble que le mot soit accentué, bien que ce ne soit pas
nécessairement le cas.
La détente acoustique détermine la perception et la compréhension du message. Elle insiste
sur les mots de contenu parce que dans la plupart des cas elle les précède. Ce sont, par
ailleurs, les mots de contenu que l’auditeur perçoit et retient, et qui contribuent à la
compréhension du message.
3.3.3. La redondance
Redondance signifie répétition. Il y a deux sortes de redondance. La première est inhérente
à la langue, comme il paraît de l’exemple suivant : ‘C’est l’homme qui est assis là-bas et qui
mange une pomme, celui qui est marié avec ma sœur.’ Dans cette phrase, les mots soulignés
réfèrent tous au même sujet, un certain homme, et répètent en quelque sorte le pronom ‘ce’ et
le substantif ‘homme’. Cette redondance est inhérente à la langue, elle dépend de la langue,
elle ne peut pas être manipulée, c.-à-d. augmentée ou diminuée.
En second lieu, il y a la redondance de sens. Elle, en revanche, est variable et peut être
augmentée ou diminuée. Elle n’est pas inhérente à la langue, elle n’en dépend pas, nous
pouvons l’utiliser. Si un orateur a l’impression qu’il n’est pas compris par son auditeur, il
répètera ce qu’il vient de dire pour être compris. Il y a deux sortes de redondance de sens: la
redondance accidentelle et la redondance délibérée.
La redondance accidentelle renvoie aux erreurs qui se produisent durant l’articulation. Les
nouveaux départs et les répétitions, par exemple, sont des types de redondance qui se
produisent lors de l’improvisation. Cette redondance n’est pas intentionnée, elle s’est
produite de manière accidentelle.
Une des causes de ce type de redondance est le fossé entre la vitesse du raisonnement et la
vitesse de la prononciation. La vitesse du raisonnement est déterminée par l’intellect et elle
est constante. La vitesse de la prononciation est souvent déterminée par le tempérament de
l’individu et par sa condition émotionnelle. En conséquence, l’ampleur de ce fossé diffère
selon l’individu. Cette redondance, pour accidentelle qu’elle soit, joue un rôle signifiant dans
26
la compréhension. Elle agrandit l’enveloppe des mots sans agrandir la teneur en idées (‘the
idea-content’). Davantage de mots sont utilisés pour n’exprimer qu’une seule idée.
L’auditeur aura donc davantage de temps pour analyser le message et pour comprendre le
sens. La vitesse avec laquelle l’auditeur analyse le message, dépendra de sa connaissance du
sujet et des facteurs physiologiques, comme la rapidité de son intellect, sa capacité de
concentration et de son degré de fatigue.
Si l’orateur ne peut influer la redondance accidentelle qu’indirectement, en augmentant ou en
diminuant le fossé entre sa vitesse de prononciation et celle du raisonnement, il peut utiliser la
redondance délibérée directement pour se rendre plus compréhensible, par exemple en
répétant ce qu’il vient de dire, en donnant une explication supplémentaire. La redondance
délibérée dépend de la connaissance de l’auditeur du sujet. Plus l’auditeur arrive à anticiper
le message, plus le discours lui semblera redondant. L’orateur lui explique trop, car il est tout
à fait au courant. Pour un auditeur moins informé, au contraire, le même discours peut être
totalement obscur ou incompréhensible.
Est-ce que un orateur qui a écrit un texte pour le lire à haute voix accorde autant d’importance
à la connaissance des auditeurs qu’un orateur qui parle spontanément ? Non, l’écrivain n’a
pas de contact avec ses auditeurs lorsqu’il écrit. Il ne peut donc jamais savoir d’avance si les
auditeurs comprendront ce qu’il va lire à haute voix ou pas. L’orateur qui parle
spontanément, en revanche, est en communication directe avec ses auditeurs (interlocuteurs)
et il fera tout pour qu’ils lui comprennent, au moyen de la redondance par exemple, une
explication supplémentaire…
Si nous acceptons l’hypothèse que la segmentation du discours, la détente acoustique et la
redondance accidentelle et délibérée ont à leur origine le processus de la conception et de la
prononciation7, il ne nous reste plus à prôner que la présence de toutes ces caractéristiques
ensemble aide l’auditeur à capter le sens du message et à le comprendre. C’est précisément la
raison pour laquelle un discours impromptu est plus facile à comprendre que tout autre type
de discours.
7
Ces deux processus vont de pair dans un discours impromptu.
27
3.4. LA TRADUCTION ORALE DU DISCOURS IMPROMPTU
Cette partie s’appuie entièrement et seulement sur l’article de Danica Seleskovitch :
‘Impromptu speech and oral translation’ (Symposium, 1982). Dans son article, Seleskovitch
affirme que l’interprète peut se voir confronté à trois types de discours :
o des textes écrits en langue écrite, pas conçus pour être lus à haute voix mais qui
pourraient être traduits oralement (‘sight translation’) ;
o des textes écrits spécialement conçus pour être lus à haute voix, souvent lors des
conférences internationales ;
o des discours impromptus (DI).
Dans son article, Danica Seleskovitch examine seulement la traduction orale (l’interprétation)
des textes lus à haute voix et des discours impromptus. Pour l’interprète, la différence entre
ces deux types est énorme. Le DI est immédiatement compris et traduit, tandis que les
discours préparés demandent davantage d’efforts de la part de l’interprète et sont donc moins
faciles à traduire. La raison principale est la production de la parole : les mots prononcés
d’un texte écrit proviennent de la conversion de la perception visuelle en sons, tandis que les
séquences de mots prononcées dans un texte impromptu sont générées par le processus de la
conception dans le cerveau de l’orateur.
La principale caractéristique d'un discours impromptu est le principe communicatif. Il faut
donc étudier le DI dans ses effets interactifs avec les interlocuteurs. En outre, la prosodie
joue un rôle plus important dans l’impromptu que dans les discours préparés et elle contribue
énormément au sens ; les règles syntaxiques ne sont pas toujours respectées, mais ce qui est
considéré par les grammairiens comme une déviance syntaxique est pour l’interprète souvent
une indication des pensées et du raisonnement du locuteur.
Les mimiques et les gestes de l’orateur sont des porteurs de sens non linguistiques. Elles font
abondamment partie du DI et elles facilitent la compréhension. Finalement, le DI est mieux
adapté à l’audience qu’un texte écrit, puisqu’il se produit le moment même, en présence de
l’audience. Les sujets que nous traitons dans les chapitres suivants sont : la traduction orale et
l’adaptation à l’audience.
28
3.4.1. La traduction orale
Des études sur l’interprétation ont montré que la compréhension de l’interprète se fait au
moyen du sens non-verbal du message et que traduire consiste à verbaliser ce sens dans une
autre langue. Ce caractère non-verbal du sens peut être démontré par le fait que les interprètes
consécutifs semblent parfois oublier quelle était la langue source, après quoi ils se mettent
souvent à reformuler un message dans cette même langue source. Les entités conceptuelles
successives qui se produisent dans la mémoire auditive lors de l’audition d’un discours, sont
appelées par Lederer (1976) : ‘units of sense’. Elles constituent donc en effet, le sens nonverbal du message. La traduction orale n’implique pas de substitution ‘mot par mot’ mais
une interprétation8, basée sur toute la connaissance linguistique et cognitive. Cette
interprétation est déposée temporairement dans le cerveau comme une trace cognitive, le sens
non-verbal.
La compréhension du message peut se faire à différents niveaux, mais ce qui reste donc après
la disparition de la langue, est toujours la trace cognitive. La vitesse de la prononciation du
discours impromptu est en harmonie avec la formation des idées de l’orateur et, en
conséquence, avec la façon dont travaille son cerveau. L’orateur veut communiquer ; sa
formulation dépendra de ses émotions et de la formation de ses idées, et pas de l’attention
qu’il prête à son énonciation. La compréhension de son auditeur coïncide avec la sienne.
Une prononciation adéquate est une émission de sons qui reflètent le processus de la
conception dans le cerveau de l’orateur. C’est une des raisons principales pour lesquelles le
DI est plus facile à comprendre, et à traduire, qu’un discours écrit lu à haute voix.
Seleskovitch soutient donc le point de vue qui est aussi celui de Déjean Le Féal.
3.4.2. L’adaptation à l’audience
Une autre caractéristique d’un DI est l’adaptation à l’audience. La relation entre l’orateur et
l’auditeur est une relation intime, tous les deux contribuent à la communication.
8
l’interprétation proprement dite, donc non pas la traduction orale
29
Le DI est en grande partie planifié cognitivement (l’orateur sait ce qu’il veut dire), les mots
avec lesquels il va s’exprimer, eux, ne le sont pas encore. K. Brown (1980) affirme que la
planification d’une énonciation et son articulation se font pratiquement en même temps, car
l’orateur ne sait pas planifier son élocution trop longtemps d’avance9. L’orateur a tout de
même dans la tête la structure cognitive relativement complète, mais la forme syntaxique de
cette structure cognitive n’est pas déterminée avant son articulation.10
L’orateur a besoin de ses auditeurs afin de pouvoir assumer la bonne finition de son message.
Il réagit à leurs gestes et mimiques. Déjean Le Féal (1982), à son tour, confirme que l’orateur
adapte son discours à l’audience. Il explique sa parole lorsque l’audience ne l’a pas comprise,
il ne l’explique pas lorsqu’il se rend compte que cela pourrait être fatigant. L’orateur n’attend
donc pas seulement une connaissance linguistique de la part des interlocuteurs, mais
également une connaissance topique.
Lederer (1976) et Seleskovitch (1976, 1977) ont démontré que l’information extralinguistique (cognitive) doit se joindre nécessairement à l’information sémantique pour qu’un
discours soit traduisible. Les mots explicités ne constituent que le sommet de l’iceberg ; le
reste de celui-ci – la connaissance cognitive – est invisible, mais très présent dans le cerveau
de l’orateur et de l’auditeur. Toute communication est basée sur un niveau de connaissance
commun (l’iceberg) et sur les expériences personnelles des interlocuteurs.
Le DI est donc caractérisé par une interconnexion constante entre la compétence cognitive et
la compétence linguistique, entre le sens et la prosodie et entre les caractéristiques
syntaxiques et les caractéristiques lexicales.
9
Cette affirmation est fondée sur l’analyse d’erreurs de paroles et d’énonciations ingrammaticales. (The
Segmentation of Impromptu Speech, Jan Svartvik, University of Lund.)
10
Levelt, dont nous allons approfondir la théorie (1983, 1995) dans la 5e partie de ce mémoire contredit cette
affirmation. Selon lui, la forme syntaxique de l’énonciation est déterminée juste avant son articulation.
30
3.5. L’INTERPRÉTATION DE CONFÉRENCE
Dans cette dernière partie nous présentons un aperçu de la théorie de l’interprétation
simultanée aux conférences. Nous avons puisé notre information seulement dans l’article de
Kopczynski : ‘Effects of some characteristics of impromptu speech on conference
interpreting’ (1982).
Les textes prononcés aux conférences peuvent parcourir toute la gamme des types de texte :
du non-préparé et oral au préparé et écrit. Nous citons les quatre types de texte typiques pour
les conférences11 :
o un monologue ou un dialogue non-préparé, p.ex. un toast, une discussion libre ;
o un monologue semi-préparé avec des notes : p.ex. un discours, un cours ;
o la lecture d’un texte écrit spécialement conçu pour la lecture à haute voix : p.ex. un
discours de bienvenu ;
o la lecture d’un texte écrit en langue écrite qui n’est pas conçu pour la lecture à haute
voix : une étude, un communiqué.
Les trois premiers types de discours sont prédominants aux conférences, le troisième étant le
plus commun. Le premier et le deuxième type de discours ont des caractéristiques du
discours impromptu, le troisième et le quatrième ont des caractéristiques du discours écrit. La
traduction orale d’un texte non-préparé ou semi-préparé est plus simple que celle d’une
lecture d’un texte. Si un interprète doit traduire une lecture d’un texte source fait en langue
écrite, sa traduction devra également contenir les caractéristiques de la langue écrite. Cela
n’est pas du tout évident. En outre, des caractéristiques typiques de l’impromptu, comme les
hésitations, les répétitions, les bégayements et les faux départs, seront presque inévitablement
présentes dans le texte cible.
Nous avions affirmé que ces caractéristiques pourraient être de véritables déviances
linguistique et qu’elles sont dès lors dues à un manque de compétence linguistique.
Cependant, nous allons compléter cette affirmation : ces caractéristiques pourraient aussi faire
preuve d’un manque de la compétence du traducteur ou de la traductrice. L’interprète peut
11
Le nombre des types de discours de Kopczynski (1982) diffère de celui de Seleskovitch (1982). Kopczynski
en donne quatre, tandis que Seleskovitch n’en donne que trois.
31
avoir des difficultés à sélectionner une construction équivalente ou un item lexical correcte, il
peut avoir des problèmes de choisir le décalage optimal entre la prononciation de l’orateur et
sa propre prononciation (‘ear-voice-span’) etc.
Puisque l’interprétation de conférence est une activité orale, elle contiendra inévitablement
des caractéristiques d'un discours impromptu. La performance de l’interprète peut se voir
affectée lorsqu’il doit interpréter un discours écrit et lu à haute voix. En effet, il est fort
difficile d’interpréter la langue écrite.
En fin de compte, il n’existe pas encore un consensus sur la mesure dans laquelle le DI pose
des difficultés à l’interprétation. Un discours impromptu peut être plus facile à comprendre,
mais l’interprétation d’un tel discours peut susciter tout de même des difficultés (Giuliana
Ardito, 1999).
Des expériences ont été menées auprès des étudiants en interprétation qui interprétaient des
discours caractérisés par différents niveaux d’impromptu (Ardito, The Interpreter Newsletter,
vol.9, 1999). L’analyse de ces interprétations a démontré que le DI peut tout de même
comporter des obstacles qui sont moins récurrents dans les discours écrits lus à haute voix.
Tels obstacles sont les variations de registre, l’humour et une structure de texte plus pauvre
au niveau syntaxique et au niveau sémantique. Les étudiants ne s’étaient pas attendus aux
variations de registre soudaines et à l’humour et ils n’y étaient donc pas du tout préparés. Les
déviances syntaxiques et sémantiques, d’autre part, entravent la logique entre les différentes
parties du discours et cela rend le discours parfois difficile à comprendre. L’interprète a donc
pour tâche de reformuler, d’adapter, de corriger son interprétation de sorte qu’elle soit
cohérente et cohésive pour son audience.
Ardito (1999) conclut que les discours impromptus sont un bon instrument didactique, car,
bien qu’ils soient plus faciles à comprendre, ils comportent des difficultés supplémentaires et
inattendues qui pourraient améliorer les compétences des étudiants en interprétation.
Il n’est donc pas encore possible de donner une réponse claire et nette à la question de savoir
si un discours impromptu est plus facile à traduire. À notre avis, le discours impromptu est
plus facile à comprendre, mais la traduction orale d’un discours purement impromptu, i.e. un
32
discours tout à fait spontané sans préparation quelconque, implique certaines difficultés qui ne
sont pas à prévoir et qu’un simple auditeur n’expérimentera pas.
Nous poursuivons l’étude de cette question en examinant certaines expériences en ce matière.
Les dernières années, les recherches, les études et les expériences dans le domaine de
l’interprétation se sont multipliées. Quelques expériences, d’importance dans ce contexte,
méritent une courte présentation.
33
IV. LES EXPERIENCES
Nous présentons trois expériences concernant les erreurs chez les interprètes. Les deux
premières sont de Balzani (1990) et de Galli (1990), la troisième est de Pöchhacker (1995).
L’information de cette partie a été puisée, pour l’expérience de Balzani et de Galli, de l’article
de Van Besien et de Meuleman, The interpreter as a corrector of errors and a repairer of
repairs (2003) et, pour l’expérience de Pöchhacker, de l’article de Franz Pöchhacker, Slips
and shifts in simultaneous interpretation (1995). Toutes les autres sources mentionnées dans
la quatrième partie ont été reprises de ces deux sources.
Balzani et Galli ont examiné les erreurs en tenant compte du mode de la présentation de
l’orateur. Ils ont examiné si le mode de présentation, p.ex. un discours impromptu, a une
influence sur la performance de l’interprète. Les deux études partent d’un matériel différent
mais les analyses reposent chaque fois sur la méthode dite de Barik (1971). L’expérience
suivante est celle de Pöchhacker (1995). Pöchhacker a analysé les erreurs en considérant les
erreurs et les corrections de l’orateur. Commençons avec Balzani (1990).
4.1. BALZANI
L’objectif principal de Balzani était d’examiner l’impact du contact visuel entre l’orateur et
l’interprète sur la performance du dernier. Cependant, il a examiné également deux autres
variables : le degré de spécialisation du texte source (général versus spécialisé) et le mode de
la présentation (impromptu versus lu).
Balzani a analysé la performance des interprètes (des étudiants avancés) en utilisant la
méthode d’analyse d’erreurs de Barik (1971). Cette méthode consiste à trouver les
différences entre un texte source et un texte cible. Elles sont classifiées en trois catégories :
les omissions, les additions et les substitutions ; et elles sont appelées des erreurs d’interprètes
(ce qui a suscité de sévères critiques (cf. Gile, 1995 et Setton, 1999)). La méthode
d’évaluation propose trois critères : la fidélité au texte source, la structure correcte du texte
cible et la présentation.
34
Il a trouvé une différence significative (p<.001) entre les traductions des textes lus et celles
des textes impromptus. Il y avait davantage d’erreurs dans les traductions des textes lus. En
conséquence, l’expérience de Balzani semble confirmer que le discours impromptu est plus
facile à traduire.
4.2. GALLI
Galli (1990) a étudié l’impact des textes préparés versus semi-préparés12 sur la performance
des interprètes. Elle a utilisé un matériel fourni par des interprètes professionnels à l’occasion
d’une conférence médicale. Elle a analysé les textes cible suivant la méthode de Barik
(1971) : omissions, substitutions, additions et interprétations. Galli n’a pas trouvé des
différences significatives entre les différents types de textes. Elle a cependant su relever
certaines différences intéressantes :
o le nombre de substitutions est plus élevé dans les textes semi-préparés ;
o le nombre d’omissions de parties de texte qui rendent le message incomplet est plus
élevé dans les textes semi-préparés (probablement dû à la présence de structures
grammaticales incorrectes et à une faible progression logique), tandis que dans les
textes préparés, le nombre d’omissions d’une partie d’un mot composé est plus élevé
(probablement dû à une plus grande vitesse) ;
o dans les textes semi-préparés il y a plus d’additions (l’interprète est obligé d’ajouter du
matériel afin de rendre le texte cohérent et pour expliciter des énonciations qui
n’étaient pas claires ;
o dans les textes semi-préparés les interprètes reformulent et résument davantage.
Galli conclut que les discours les plus difficiles à interpréter sont les discours semi-préparés.
Un discours semi-préparé se caractérise typiquement par une progression inégale de la
prononciation de l’orateur, des déviances grammaticales et des détours. Ces caractéristiques
exigent de l’interprète qu’il reformule davantage et qu’il ajoute du matériel. Par conséquent,
ce type de discours demande plus d’effort à l’interprète.
12
Un discours semi-impromptu, l’orateur prononce un discours à l’aide de notes.
35
Ces résultats seront probablement surprenants pour l’interprète expérimenté, car celui-ci
trouve souvent plus difficile à interpréter un texte soigneusement préparé lu à haute voix (qui
est souvent lu à une vitesse élevée et sans prêter attention à l’intonation et au rythme) que de
traduire un discours semi-préparé avec des hésitations, des répétitions et des erreurs.
De toute façon, les résultats des deux études se contredisent. Les raisons en sont que,
premièrement, Galli a appliqué le système de Barik d’une autre manière que Balzani. En
second lieu, Balzani a travaillé avec des étudiants avancés, tandis que Galli a fait appel à des
interprètes professionnels. Finalement, Balzani a mené son expérience dans des laboratoires,
et Galli, en revanche, a analysé des situations prises sur le vif.
Nous pouvons conclure à partir de ce qui précède, qu’il n’y a pas de réponse claire à la
question de savoir si un discours impromptu est plus facile à traduire qu’un texte lu à haute
voix. Cette réponse est censée dépendre de l’analyse d’erreurs chez les interprètes et du mode
de présentation de l’orateur, donc du type de texte auquel l’orateur se voit confronté, mais
Van Besien et Meuleman (2003) estiment qu’une telle approche n’est pas pertinente. Il y a
deux raisons : la première est qu’il est très difficile de faire une distinction nette entre les
types de textes et qu’il est particulièrement difficile de se voir confronté à des exemples de
discours purement impromptus. Les délimitations entre les différents types de texte sont en
général très vagues. La deuxième et principale raison est que la question originale conduit à
une approche orientée vers le produit, donc vers la traduction, ce qui ne serait pas la plus
prometteuse (Van Besien, 2001).
Van Besien et Meuleman estiment qu’une approche orientée vers le processus est beaucoup
plus intéressante. Certes, toute étude sur les stratégies de l’interprétation devra accepter le
résultat, i.e. la traduction, comme point de départ. Le seul accès direct aux processus
d’interprétation serait livré par le ‘pet-scanning’, une analyse de la connexion ‘amygdalacortex’, des examens du taux de sucre et du taux d’adrénaline, ou tout autre recherche
biologique ou neurologique, qui n’existerait pas encore dans ce champ de recherche.
Tout de même, une observation orientée vers le produit peut comporter des données
quantitatives intéressantes. Dans l’expériences suivante, Slips and Shifts in Simultaneous
Interpreting (1995), Franz Pöchhacker a analysé des corpus en considérant les erreurs et
corrections des orateurs et celles des interprètes. Car les erreurs et les corrections ne figurent
36
pas seulement dans les textes source, mais également dans les traductions proposées par
l’interprète. L’expérience de Pöchhacker a fourni des données quantitatives sur les lapsus
corrigés et non corrigés, sur les faux départs et sur les mélanges syntaxiques et lexicaux des
orateurs ainsi que des interprètes.
4.3. PÖCHHACKER
L’étude de Franz Pöchhacker est une analyse comparative des propos tenus par les orateurs et
les traductions proposées par les interprètes à une conférence scientifique et technique
internationale. À la lumière de l’idée générale que les lapsus13 (corrigés ou non corrigés), les
faux départs et les mélanges14 (syntaxiques ou lexicaux) sont des caractéristiques typiques de
tout discours oral, on pourrait penser qu’elles sont présentes dans le discours de l’orateur ainsi
que dans celui de l’interprète.
Cependant, les orateurs se trouvent dans une position privilégiée, puisqu’ils peuvent choisir
leur propre rythme ou vitesse. Les interprètes simultanés, en revanche, sont obligés de
prononcer leur texte cible au rythme imposé par l’orateur. En outre, les interprètes doivent
diviser leur attention pour pouvoir écouter le texte source et prononcer le texte cible en même
temps. Par conséquent, Pöchhacker n’hésite pas à prôner l’hypothèse suivante : l’interprète
commettra davantage de lapsus et de mélanges que l’orateur. En particulier, il fera plus de
lapsus non corrigés parce que le temps dont il dispose pour prononcer son discours cible est
souvent trop limité pour pouvoir corriger ses erreurs.
Cependant, l’hypothèse n’a pas pu être confirmée par les données. Les résultats de la
comparaison entre les textes source et les textes cible en ce qui concerne l’incidence relative
de lapsus et de mélanges, montrent que les interprètes ont fait davantage de mélanges
syntaxiques et lexicaux, et que les orateurs ont commis davantage de faux départs et de lapsus
corrigés et non corrigés. Tout de même, les lapsus corrigés sont toujours des lapsus et si les
13
En général on dit que le lapsus est ‘l’emploi involontaire d’un mot pour un autre, en langage parlé ou en
langage écrit’ (P.R.).
14
Les mélanges réfèrent à des éléments et des structures composés dont les parties constituantes ne sont pas
déficientes en elles-mêmes, mais ont été combinées à tort.
37
lapsus corrigés et non corrigés et les mélanges lexicaux sont comptés ensemble, les interprètes
ont commis moins d’erreurs que les locuteurs, notamment 221 contre 268.
Nous pouvons donc conclure que les résultats peuvent remettre en question que les
interprètes, soumis aux contraints du discours source et du processus d’interprétation, tendent
à faire davantage de lapsus et de mélanges que les orateurs. Apparemment, les résultats
contredisent l’hypothèse que l’interprète souffre plus de difficultés à cause de la soumission
au rythme de l’orateur et à cause de son attention divisée.
Après cette partie pratique, nous comptons introduire notre étude en fournissant un aperçu de
la théorie de Levelt (1983, 1995) et de l’étude de Van Besien et de Meuleman (2003). La
théorie de Levelt est d’une grande importance, car elle fournit des connaissances essentielles
et élémentaires de l’erreur et de la correction d’un locuteur. Elle fournit également la
stratégie de classification des erreurs et des corrections, sur laquelle est fondée notre propre
analyse d’erreurs et de corrections des orateurs. L’étude de Van Besien et de Meuleman est
d’une importance essentielle, car elle constitue la base de notre étude. Elle sera présentée
dans la sixième partie ; commençons avec la théorie de Willem J. M. Levelt (1983, 1995).
38
V. LEVELT
Pour l’élaboration de cette partie, nous avons consulté Monitoring and self-repair in speech
(1983) et Speaking. From intention to articulation (1995) de Willem J. M. Levelt. Toutes les
autres sources mentionnées dans la cinquième partie ont été reprise de l'étude de notre source
Levelt.
Un locuteur est toujours en train d’examiner ce qu’il dit et comment il le dit. Ce phénomène
est appelé le monitorage (‘monitoring’). Quand il commet une erreur, il s’interrompra et fera
une correction (‘repair’). Corriger soi-même n’existe pas seulement dans des conversations
spontanées, mais dans tous les types de discours. Levelt a élaboré une théorie sur la
correction et, plus particulièrement, sur la correction qu’un locuteur fait de ses propres erreurs
(1983, 1995). Dans ce qui suit nous tenterons de donner une vision claire de la structure de la
correction, de la théorie du monitorage et des différents types de correction. Par la suite, nous
étudions les phases qui constituent la correction.
5.1. LA STRUCTURE DE LA CORRECTION
Une correction est construite de façon très régulière. Elle est soumise à de strictes règles
linguistiques et conversationnelles. Une correction est typiquement constituée de trois parties
ou phases. La première consiste en le monitorage de la propre parole et l’interruption du flot
de parole quand l’erreur a été remarquée. La seconde phase est caractérisée par l’hésitation et
la pause et, plus particulièrement, par l’utilisation d’interjections. La troisième phase consiste
à faire la correction proprement dite. Dans la figure 1, à la page suivante, est montré
comment une correction est construite.
39
Figure 1 : La structure de la correction
Moment of interruption
(I)
Original utterance (OU)
editing phase
repair [R]
#
#
Go from
Reparandum
left
again to
delay d = 3
uh. . . ,
editing term (ET)
from
pink again to
span of retracting
S=1
blue
alteration
La première partie est l’énonciation originale (OU) (‘original utterance’). L’énonciation
originale dans l’exemple est : Go from left again to. L’énonciation originale contient le mot
erroné ou impropre, appelé le reparandum (le participe présent du verbe latin reparare,
corriger, réparer). Reparandum signifie dans ce contexte : ce qui doit être corrigé. Dans la
figure, c’est left. Le reparandum peut être un mot, un son et même toute une construction.
Nous déterminons l’énonciation originale à partir de la délimitation de la dernière constituant
avant le reparandum jusqu’au moment de l’interruption (I), le point où le flot de la parole est
interrompu pour une sorte de monitorage ou ‘editing’ (Hocket, 1967). Dans 1, c’est à partir
de #Go … jusqu’à I, le moment de l’interruption.
La parole peut être interrompue immédiatement après le reparandum, et même à l’intérieur du
reparandum, mais l’interruption peut également être différée. Dans le cas d’une interruption
différée, le locuteur interrompt son flot de parole avec un décalage d’un ou plusieurs syllabes
après le reparandum. Le nombre de syllabes qui se trouve entre le reparandum et le moment
de l’interruption est appelé le délai de l’interruption (d). Dans l’exemple, l’interruption se
fait 3 syllabes (again to) après le reparandum (left), donc d = 3.
La seconde partie de la correction est la phase de la réflexion : une courte ou longue période
d’hésitation avec ou non une interjection (‘Editing Expression’ en anglais) (EE), p.ex. ‘eh’,
‘non’, ‘pardon’, ‘je me suis trompé’. Dans 1, nous avons une phase de réflexion avec l’EE
‘uh’.
40
La troisième partie est la correction proprement dite (R) (‘repair’). Dans l’exemple, la
correction est from pink again to blue. Le terme correction sera utilisé malgré son étroite
interprétation, i.e. ‘la version correcte de ce qui était erroné avant’. Beaucoup d’erreurs ne
sont pas vraiment d’erreurs, mais plutôt des mots inappropriés ou des impropriétés. En outre,
les corrections elles-mêmes ne sont pas toujours correctes non plus et cela comporte parfois
un entassement de nouvelles corrections. Dans notre étude, nous en avons trouvées pas mal et
elles ont été traitées toutes indépendamment.
La correction peut commencer immédiatement après le reparandum, ou le locuteur peut
reprendre une partie de l’énonciation originale. Cette reprise est appelée la portée de reprise
(s) (‘span of retracing’). Figure 1 montre que la portée de reprise dans l’exemple constitue 1
syllabe : from. La correction contient en général une altération par rapport à l’énonciation
originale. L’altération dans 1 est pink. Si rien n’est changé, ajouté ou omis, la correction est
cachée (C). Dans le cas d’une correction-C, l’orateur fait une interruption, il se produit une
phase de réflexion, mais après cette phase, l’énonciation continue sans plus. Souvent on
constate la répétition d’un mot, mais rien n’est altéré, p.ex. go to a red, red node (Levelt
1983). Dans notre analyse, nous avons trouvé beaucoup de corrections-C, mais à notre avis
ce ne sont dans la plupart des cas que des hésitations ou des bégaiements dues à la
psychologie de l’individu, dues au stress de parler en public etc. Étant donné qu’une
correction-C ne contient pas de reparandum ni de correction, nous n’allons pas considérer ce
type de corrections dans notre analyse. Finalement, la correction se termine là où commence
un nouveau constituant après l’altération. Dans l’exemple la correction se termine à … blue#.
5.2. LA THÉORIE DU MONITORAGE
Détecter un problème présuppose une forme de monitorage et la production de la correction
requière que l’orateur a accès aux caractéristiques structurelles de l’énonciation originale.
Ces deux aspects de la correction peuvent être examinés en admettant qu’un orateur est
continuellement en train d’analyser sa parole intérieure et extérieure.
41
5.2.1. La théorie du cercle perceptif
Pour pouvoir faire une correction, l’orateur doit, avant tout, détecter le problème et
interrompre son flot de parole. En second lieu, il doit créer une nouvelle énonciation, qui
prendra soin de ce problème. Comment l’orateur s’aperçoit-il d’un problème ? Plusieurs
théories tentent de donner une explication à cela mais, dans ce mémoire, nous n’allons
présenter que la théorie qui est, selon nous, la plus prometteuse. Il s’agit de la théorie
perceptive du monitorage (‘perceptual theory of monitoring’). Cette théorie est aussi appelée
la théorie du cercle perceptif (‘perceptual loop theory’).
Nous avons affirmé dans la troisième partie de ce mémoire, la partie sur le discours
impromptu, qu’un locuteur examine sa parole. Il a été dit p.ex. que l’hésitation reflète la
réflexion. Cette réflexion (automatique) est produite par le système de la compréhension de la
langue. La figure 2, à la page suivante, présente le système de la compréhension de la langue
en interaction avec tous les autres processus linguistiques dans le cerveau d’un locuteur.
Grâce au système de la compréhension de la langue, nous sommes capables de comprendre
les sons et les mots que quelqu’un produit. Ceci seulement comme mode d’illustration, nous
n’allons pas approfondir le fonctionnement de ce système.
Selon la théorie perceptive du monitorage, le système de la compréhension de la langue
examine un mot ou une phrase grâce à ce que Levelt appelle en anglais un ‘editor’. Celui-ci
peut être identifié avec le système de la compréhension de la langue et il analyse tout ce que
le locuteur veut dire ou tout ce qu’il a déjà dit. Le système de la compréhension de la langue
d’un locuteur n’analyse pas seulement la parole du locuteur, mais également la parole d’un
autre locuteur. Les mêmes mécanismes sont impliqués. L’orateur peut, en conséquence,
découvrir toute déviance dans sa propre parole qu’il aurait découverte dans la parole de
quelqu’un d’autre. De cette façon, il pourra comparer le message prononcé avec son intention
originale.
C’est précisément ce qui se passe lorsqu’un locuteur aperçoit une erreur dans sa parole ou un
interprète dans la parole d’un locuteur. La suggestion qu’analyser sa parole implique les
mécanismes normaux de la compréhension de la langue n’est pas nouvelle, les mêmes
suggestions peuvent être trouvées dans Garret, 1980 ; Hockett, 1967 ; Hoenkamp, 1980 et
Laver, 1973 et, beaucoup plus tôt, dans les écritures de Wernicke (1874).
42
Figure 2 : Le système de la compréhension de la langue
CONCEPTUALIZER
discourse model,
situation knowledge,
encyclopedia
etc.
message
generation
monitoring
preverbal message
parsed speech
FORMULATOR
SPEECHCOMPREHENSION
SYSTEM
grammatical
encoding
surface
structure
LEXICON
lemmas
forms
phonological
encoding
phonetic plan
(internal speech)
ARTICULATOR
phonetic string
overt speech
AUDITION
Le système de la compréhension de la langue n’analyse pas seulement la parole prononcée,
mais également la parole intérieure (‘inner speech’) du locuteur. Bock (1982) a affirmé que
le locuteur n’aurait pas accès à tous les processus linguistiques dans son cerveau, c.-à-d. les
processus intermédiaires de la production15 de la parole, les processus qui créent le message et
sa formulation donc, mais seulement à l’intention communicative d’une part, et au produit
final des processus productifs de l’autre. Motley, Camden et Baars (1982) affirment, euxaussi, que le système de la compréhension de la langue ne peut pas analyser les processus
linguistiques de production, mais seulement le processus pré-articulatoire, le produit final des
processus productifs. La figure 3, à la page suivante, donne une illustration de ces processus.
15
Nous reviendrons sur ces processus dans la partie 5.2.2.
43
Le processus pré-articulatoire est le dernier processus linguistique avant que l’orateur n’aille
prononcer les mots. Le processus pré-articulatoire est donc le résultat des processus de
production. Grâce à l’analyse du processus pré-articulatoire, le locuteur peut intercepter un
problème avant que celui-ci ne soit articulé. Cette notion est appelée en anglais
‘prearticulatory editing’. Un bon exemple de cette réflexion est la correction cachée. Le
locuteur s’aperçoit d’une erreur ou d’une impropriété avant que le mot erroné ou inapproprié
ne soit prononcé. Il s’en aperçoit donc à temps et il peut encore changer le mot sans que
l’auditeur ne s’en serait rendu compte.
Étant donné que l’orateur peut analyser sa propre parole ainsi que celle d’un autre locuteur,
les mêmes mécanismes étant impliqués, le système de la compréhension de la langue serait
constitué d’un double cercle perceptif (‘double perceptual loop’). La figure 3 représente la
théorie du cercle perceptif. Le cercle perceptif consiste en deux voies, la première est le
cercle intérieur (‘internal loop’). Par cette voie, l’orateur analyse sa parole intérieure préarticulatoire. Il n’a pas accès aux processus productifs de la parole, les processus de la
formulation, mais seulement au processus pré-articulatoire. La deuxième voie est le cercle
extérieur (‘external loop’). Par cette voie, l’orateur analyse sa parole articulée, donc
extérieure (‘overt speech’). Dans les deux cas la parole est perçue et analysée par le système
de la compréhension de la langue. L’analyse de la parole articulée est aussi appelé :
‘postarticulatory editing’.
Figure 3 : La théorie du cercle perceptif
CONCEPTUALIZER
MONITOR
preverbal message
parsed speech
SPEECH
COMPREHENSION
SYSTEM
FORMULATOR
phonetic plan
(internal speech)
phonetic string
ARTICULATOR
AUDITION
overt speech
INTERNAL
LOOP
EXTERNAL
LOOP
44
Le système de la compréhension de la langue n’est pas seulement capable de dériver un
message de tout ce qui a été dit, il est également capable de découvrir les déviations du
standard linguistique. Quand on écoute la parole d’un locuteur, on est capable d’en discerner
des déviations en ce qui concerne le son, la forme et la syntaxe. Dans la théorie du cercle
perceptif, le monitorage de la propre parole intérieure ou extérieure implique le même
mécanisme.
5.2.2. Les processus impliqués dans la formulation et la correction
Afin de compléter l’image théorique, nous parcourrons les processus linguistiques à l’origine
de la parole et de la correction. Il y a sept composants : en premier lieu la construction du
message, en second lieu le processus de la formulation, ensuite le processus de l’articulation,
ensuite l’analyse et, finalement, le monitorage. Commençons avec la construction du
message.
A. LA CONSTRUCTION DU MESSAGE : ce composant génère des intentions ou des messages
élémentaires afin qu’ils soient formulés. Il utilise et il se base sur des données
contextuelles, des problèmes détectés, des motivations, des exigences et une large base
de connaissance cognitive.
B. LA FORMULATION : ce composant génère des files phonétiques, i.e. des instructions
pour le programme exécutif du moteur, l’articulation. Les files phonétiques pourraient
être identifiées avec la parole intérieure (‘inner speech’). Ce composant se base sur les
messages construits de A et sur de l’information provenue des énonciations antérieures
produites par quelqu’un d’autre ou par soi-même, livrées par l’analyste et le moniteur
de la parole. Le composant de la formulation est constitué d’au moins quatre subcomposants :
a)
La lexicalisation : ce composant donne accès à des items lexicaux ou
des lemmes. Il a deux activités : en premier lieu, il apporte des items
lexicaux phonologiquement non spécifiés, il les trouve p.ex. dans
l’information lexicale des messages précédents et, en second lieu, il
apporte des formes phonologiques aux lemmes, qu’il trouve p.ex.
également dans l’information précédente.
45
b)
Le constructeur fonctionnel : ce composant génère des unités de
phrase dans lesquelles les lemmes sont incorporés en rapport avec leur
restrictions fonctionnelles syntaxiques et la segmentation de la phrase,
avec les relations conceptuelles dans le message, avec le thématisme, la
modalité et la perspective.
c)
Le constructeur morphologique : ce composant produit des phrases
morphologiques et il se base sur les unités fonctionnelles de b). Il
construit des files phonologiques contenant toutes sortes d’éléments
fixes comme des pronoms et des conjugaisons. Il y a de fortes chances
que b) et c) coopèrent de manière parallèle.
d)
Le codeur phonétique : ce composant crée une file phonétique sur la
base des résultats de c). Cette file représente des instructions pour le
processus articulatoire. Bien que la nature de ces instructions est assez
énigmatique, nous pouvons l’identifier avec la parole intérieure (‘inner
speech').
Ces quatre processus et le processus de la construction du message sont
appelés également les processus intermédiaires de la production de la
parole. Selon la théorie perceptive du monitorage16, ces processus ne
sont pas accessible à l’analyse et au monitorage, sauf le produit final de
ces processus productifs, notamment, le processus pré-articulatoire ou
la parole intérieure (le codeur phonétique). Ensemble avec le processus
suivant, le processus articulatoire ou la parole extérieure, les deux sont
analysés et examinés par le système de la compréhension de la langue.
C. L’ARTICULATION : ce composant traduit les files phonétiques du codeur en parole
extérieure (‘overt speech’). L’importance majeure pour une théorie du monitorage est
que la parole extérieure peut être, et en général est, examiné (‘monitored’) par
l’orateur. Les processus de la construction du message, de la formulation et de
l’articulation sont des composants essentiels de la production de la parole. Une
théorie concernant la correction implique également les deux composants suivants :
l’analyste et le moniteur.
16
et selon Bock (1982) et Motley, Camden & Baars (1982)
46
D. L’ANALYSE : l’analyste (‘parser’) est le terme général du total des procédures
nécessaires pour la compréhension de la parole extérieure. Cependant, dans la théorie
perceptive du monitorage l’analyste ne serait pas seulement capable d’analyser la
parole extérieure, mais également la parole intérieure. Il peut comparer le message
prononcé avec tout ce qui est encore disponible du message original (‘input message’),
il peut également savoir si des phonèmes ou des mots ont été dits, ou si des référents
particuliers ont été mentionnés, il peut découvrir des caractéristiques syntaxiques ou
prosodiques etc. Les mécanismes analytiques ont, si ce n’est qu’en partie, accès aux
mêmes sources d’information que les mécanismes de la formulation.
E. LE MONITORAGE : Le moniteur (‘monitor’), finalement, remplit deux fonctions. La
première est une fonction comparative : il compare les aspects analysés de la parole
intérieure ou extérieure avec, en premier lieu, les intentions et le message envoyé au
formulateur. Il vérifie si ce qui a été dit correspond à ce qui était intentionné. Il peut
évidemment détecter des erreurs : ce qui a été dit ne correspond pas à ce qui était
intentionné, et il peut découvrir des impropriétés : dans ce cas, ce qui a été dit ne
correspond pas tout à fait à ce qui était intentionné. En second lieu, il compare les
aspects analysés avec les standards de production. Dans ce cas il s’agit de la détection
des erreurs de parole, des déviances syntaxiques etc., mais également de la
conservation des standards de vitesse et de sonorité ainsi que d’autres aspects
prosodiques.
La seconde fonction que le moniteur remplit est une fonction d’ajustement. Après que
la première fonction a détecté une erreur, cette fonction enverra un signal d’alarme à
l’orateur, avec également des instructions pour l’ajustement. L’orateur pourra, par la
suite, prendre des initiatives en rapport avec l’information reçue. Cela pourrait être
tout simplement un ajustement de la vitesse, mais également un véritable procédure
‘arrêt – départ’. Ce départ n’est pas du tout neutre en rapport avec l’énonciation
interrompue, au contraire, il reprend en général une partie de l’énonciation originale.
Seul ce dernier procédure ‘arrêt – départ’ sera le sujet de l’étude de Levelt, et
constituera donc la base de notre analyse d’erreurs dans ce mémoire.
En définitive, nous assumons que corriger les erreurs de soi-même implique le cercle
perceptif : la parole intérieure et extérieure est perçue, analysée et vérifiée en rapport avec
47
l’appropriation intentionnelle et contextuelle, l’harmonie entre le message intentionné et le
message prononcé et l’exactitude linguistique.
Tout de même, l’orateur n’est pas capable de percevoir, d’analyser et de vérifier tous ces
aspects simultanément. L’attention de l’orateur en ce qui concerne le monitorage de soimême est sélective. Nous observons cet aspect dans ce qui suit.
5.2.3. L’attention sélective dans le monitorage
L’orateur n’est pas capable de percevoir, d’analyser et de vérifier tout simultanément. Il
existe des données qui soutiennent la vision qu’en premier lieu, nombre de problèmes ne sont
pas aperçus ; qu’en second lieu, le monitorage dépend du contexte, c.-à-d. que les facteurs
contextuels détermineront quels aspects de la parole auront davantage d’attention de la part de
l’orateur ; et, finalement, que le degré d’attention du locuteur fluctue au cours de
l’énonciation. Il existe plusieurs études qui étayent ces trois propositions. Nous n’allons pas
les approfondir, mais il convient quand même de les mentionner.
En considération du fait que beaucoup de problèmes ne sont pas aperçus nous voudrions
mentionner l’analyse de Nooteboom (1980) des données de Meringer (1908). Nooteboom a
trouvé que 75 % des erreurs phonologiques et 53 % des erreurs lexicales ont été corrigées.
C’est une preuve indirecte puisqu'un locuteur peut détecter les erreurs, mais pas avoir envie
de les corriger toutes. Une preuve directe peut être trouvée dans Levelt (1983) où, dans une
expérience, la tâche des sujets était de prononcer la couleur correcte qu’ils voyaient. Des 472
erreurs, seules 218 avaient été corrigées, c’est donc 46%, ce qui correspond bien aux données
de Nooteboom. Donc, là où il est la véritable tâche des sujets de donner la couleur correcte,
seule la moitié des erreurs est corrigée. Cela est probablement dû à un échec de détection.
En rapport avec le fait que le monitorage est sensible au contexte, il y a les expériences de
Baars et al (1975), de Motley (1980) et de Motley, Baars et Camden (1981). Elles démontrent
toutes que le monitorage est influencé par la situation. Les aspects de la production de la
parole auxquels l’orateur est particulièrement sensible, dépendent du contexte.
La troisième proposition, notamment que l’attention de l’orateur fluctue au cours d’une
énonciation est démontrée par Levelt (1983). Levelt a analysé les 472 erreurs de l’expérience
48
décrite au-dessus en considérant leur position dans la phrase. Il a trouvé que 57% des erreurs
positionnées à la fin de la phrase avaient été détectées et corrigées contre seulement 15% des
erreurs se trouvant quelque part d’autre dans la phrase. En d’autres termes, l’attention
sélective de l’orateur à sa parole articulée augmente fortement vers la fin des phrases.
L’explication de cela est qu’au cours de la phrase, l’attention de l’orateur est utilisée pour la
planification du message qu’il veut prononcer. Vers la fin des phrases, son attention peut se
diviser momentanément afin d’évaluer la parole articulée en cours.
Dans la section suivante nous présentons les grands cibles du monitorage, qui doivent être
distingués afin d’obtenir une analyse claire et lucide. Nous examinons également les types de
correction qu’un locuteur peut faire ainsi que les trois phases de la correction. Commençons
avec les cibles du monitorage et les types de correction.
5.3. LES CIBLES DU MONITORAGE ET LES TYPES DE CORRECTION
Nous avons affirmé que l’analyste, et ainsi le moniteur, a accès à un grand nombre d’aspects
de la production de la parole. Laver (1973) a fait une distinction entre le monitorage de
l’intention et du sens de la parole et le monitorage de la déviance syntaxique. Le locuteur
peut examiner les aspects de la parole suivants (ils sont formulés de manière interrogatoire) :
5.3.1. Est-ce que je veux le dire maintenant ?
Le locuteur est en train de parler et, à un moment donné, il se rend compte qu’il vaudrait
mieux d’exprimer d’abord une idée différente. Il a donc un problème de ‘linéarisation’.
Lorsqu’un locuteur veut exprimer un état des choses complexe, il est important qu’il
détermine avant l’ordre de cet état de faits. S’il a un problème de linéarisation, il interrompra
son flot de parole. Le message en cours est, par la suite, remplacé par un message différent.
On appellera ce type de corrections les corrections-D (‘Different Idea’).
49
5.3.2. Est-ce que je veux le dire de cette manière ?
Le locuteur n’a aucun doute sur l’information qu’il veut exprimer, mais il peut se rendre
compte tout de même, lorsqu’il est en train de parler, que le message exprimé nécessite une
qualification en rapport avec le contexte d’expression. Cette conscience serait entraînée par
l’analyse du locuteur de sa parole intérieure, et par la comparaison du message prononcé avec
le message intentionné. Le message est moins approprié en rapport avec ce qu’il avait voulu
dire ou il est insuffisamment informatif. Parfois le registre de la langue ou les standards
sociaux ne sont pas appropriés non plus. Dans ces cas, nous parlons des corrections
d’appropriation ou des corrections-A. Il y a trois aspects d’appropriation auxquels un
locuteur peut se voir confronté :
¾
L’AMBIGUÏTÉ POTENTIELLE : Dans ce cas, le locuteur veut réduire l’ambiguïté
potentielle en adaptant sa parole exprimée. La proposition n’est pas erronée, mais elle
nécessite une spécification pour rendre le message clair et transparent. Nous appelons
cette correction d’appropriation : AA
¾
LE NIVEAU DE LA TERMINOLOGIE : Le locuteur adapte sa proposition en fonction de la
terminologie. La terminologie utilisée n’est pas erronée, seulement un peu sousspécifié. Un autre mot sera peut-être plus précis pour exprimer la même idée. Cette
appropriation est appelée : AL17
¾
LA COHÉRENCE AVEC LE TEXTE PRÉCÉDENT : Le locuteur adapte une proposition ou
fournit de l’information supplémentaire parce que les mots exprimés ne sont pas
cohérents avec le texte précédent ou avec la terminologie déjà utilisée. Souvent il
s’agit d’une adaptation d’un mot pour qu’il soit cohérent dans la phrase. Ce type
d’appropriation est appelé : AC
Il est important de savoir que le monitorage pour une impropriété n’est pas la même chose
que le monitorage pour une erreur. Une proposition inappropriée est toujours correcte en
considération du concept ou de l’idée devant être exprimé. Les corrections-A sont utilisées
pour exprimer la même idée d’une manière plus appropriée.
17
AL est dérivé de l’anglais: ‘appropriate level terminology’
50
5.3.3. Est-ce que je suis en train de commettre une erreur ?
Le locuteur n’a aucun doute sur l’idée qu’il a exprimée ou sur sa formulation, mais il arrive
qu’il commet une erreur. Dans la plupart des cas, le formulateur B est donné le correct
message input, mais seulement le mauvais item a été choisi et réalisé phonologiquement.
Dans ces cas nous parlons des corrections-E. Il y a trois types de corrections d’erreur qu’un
locuteur peut commettre :
¾
L’ERREUR LEXICALE : Dans ce cas, le mauvais item sera un item lexical. Tous les
types de mots peuvent être concernés, il ne s’agit pas seulement de substantifs ou
d’adjectifs, mais également de prépositions etc. Ce type de correction est appelé : EL.
¾
L’ERREUR SYNTAXIQUE : Le locuteur commence dans la plupart des cas une
construction syntaxique, mais, à un moment donné, il se rend compte qu’avec cette
construction il ne peut pas continuer sa phrase. Il se trouve dans un impasse
syntaxique ou en anglais, un ‘syntactic dead lock’. Souvent le mauvais item
syntaxique a été choisi. Nous appelons ce type de corrections : EL.
¾
L’ERREUR PHONÉTIQUE : Le locuteur se trompe au niveau de la langue. Il prononce
mal un certain mot. Il a un problème d’articulation, de son, de vitesse, de fluidité etc.
Nous appelons ces corrections : EF
Ces aspects sont les cibles principaux du monitorage du locuteur. Tout de même, il existe
encore d’autres types de correction, mais ces types sont plus difficile à classifier. Il s’agit des
corrections-C et des correction-R. Les corrections-C (corrections cachées) sont des
corrections pour une erreur ou une impropriété qui n’a pas encore été articulée. Le locuteur
prononce une phrase et il s’interrompt (la phase de réflexion), mais après il continue sans
avoir changé ou remplacé un mot dans sa phrase. Il est donc impossible de qualifier ce type
de corrections puisqu’il n’y a pas de reparandum. La correction-C pourrait également être
une ‘fausse alerte’ du moniteur ou même, à notre avis, n’être qu’une hésitation dans la
prononciation du locuteur. Les correction-R, sont les corrections qui sont tellement confuses
qu’il est impossible de les classifier. C’est pour cela que ces corrections sont classifier dans la
catégorie Reste.
51
5.4. L’INTERRUPTION DE L’ÉNONCIATION
Lorsqu’un locuteur détecte un problème qui est suffisamment alarmant, il prendra la décision
d’interrompre son flot de parole afin d’initier une correction. Il existe trois types
d’interruption :
ƒ
L’INTERRUPTION À L’INTÉRIEUR DU REPARANDUM : le locuteur interrompt son flot de
parole à l’intérieur du mot erroné, p.ex. : (…) au cours des trois dernières semai] eh
[années (…)
ƒ
L’INTERRUPTION APRÈS LE REPARANDUM : le locuteur interrompt son flot de parole
juste après le mot erroné, p.ex. : (…) au cours des trois dernières semaines] eh [années
(…)
ƒ
L’INTERRUPTION DIFFÉRÉE : le locuteur interrompt son flot de parole avec un
décalage d’un ou plusieurs syllabes après le reparandum, p.ex. : (…) au cours des trois
dernières semaines, nous avons] eh [années, nous avons (…)
Nous allons considérer la relation temporelle entre la détection et l’interruption Au regard de
cette relation temporelle entre la détection et l’interruption, nous approfondirons la Règle
Principale de l’Interruption (‘Main Interruption Rule’).
RÈGLE PRINCIPALE DE L’INTERRUPTION
Interrompez immédiatement le flot de parole en cas de détection d’un problème. En d’autres
termes, si le locuteur détecte un problème appartenant à un des cas traités au-dessus, il
interrompra simultanément le déroulement de sa parole dans tous les composants du
processus de la production (construction, formulation et articulation). En conséquence, tout
moment du flot de parole est un moment potentiel pour l’interruption.
Cependant, la détection d’un problème, comme nous venons de traiter dans une des sections
précédentes, dépend en partie de la position du problème dans la phrase. L’attention à la
propre parole augmente vers la fin des phrases et la détection du problème ne se produit
qu’après un certain temps. C’est la raison pour laquelle nombre d’interruptions sont différées.
52
Ces interruptions ne se font donc pas à l’intérieur du reparandum, ni après celui-ci, mais elles
se font après un certain temps du déroulement de la parole.
En considération de la Règle Principale de l’Interruption, il convient de faire une nuance.
Cette nuance est importante et elle constitue même l’exception sur la Règle Principale de
l’Interruption, notamment : le locuteur préfère compléter un mot après avoir détecté un
problème si le mot est neutre. C’est donc contraire à ce que la Règle Principale de
l’Interruption avance.
L’explication de ce phénomène est une explication pragmatique. En interrompant un mot, le
locuteur signale à l’interlocuteur que ce mot est une erreur. En complétant le mot il signale
que le mot est correct. C’est pour cela que les mots impropres, qui ne sont pas vraiment
d’erreurs, ne tendent pas à être interrompus. Ce n’est pas une bonne pratique d’interrompre
un mot correct. La Règle Principale de l’Interruption a donc une exception, notamment :
seuls les mots erronés tendent à être interrompus en cas de détection d’un problème.
Cependant, la plupart des mots erronés ne sont pas interrompus, mais là nous assumons que le
problème n’a pas été détecté avant la fin du reparandum.
5.5. LES INTERJECTIONS
Après avoir interrompu son flot de parole et avant d’initier la correction, le locuteur se trouve
dans la phase de réflexion. En général, il fera une pause ou il utilise une interjection. Cette
interjection est appelée par Levelt : ‘Editing Expression’. Les interjections (EE), comme
p.ex. ‘eh’, ‘pardon’, ‘non’, ‘ik bedoel’, ‘je me suis trompé’, ‘I will start again, OK ?’, jouent
un rôle très important dans la conversation. Elles signalent à l’interlocuteur qu’il y un
problème, et également de quel type il est.
Il y a une distinction à faire entre les EE qui annoncent une erreur et celles qui annoncent une
impropriété. Les corrections d’appropriation ne sont en général pas accompagnées d’une EE,
tandis que les erreurs en sont suivies deux fois de plus18. Cela est de nouveau une bonne
preuve pour le statut spécial des corrections-A. Les corrections d’appropriation ne sont pas
18
Les chiffres proviennent du corpus de Levelt 1983.
53
faites pour corriger, mais plutôt pour spécifier. Les erreurs, en revanche, demandent une
véritable correction, et le locuteur avertira l’interlocuteur, en utilisant une interjection.
Cela est démontré également par le type d’interjection utilisé. L’interjection la plus fréquente
pour les corrections d’appropriation est ‘dus’. Cette conjonction présuppose en général
l’exactitude de la proposition précédente et introduit une conséquence ou un état des choses
qui est compatible avec cette proposition. ‘Dus’ ne sera jamais utilisé pour les corrections
d’erreur. Pour les corrections-E, d’autre part, il y a trois EE très fréquentes, notamment :
‘nee’, ‘sorry’, ‘of’. Ces trois EE expriment respectivement la négation, l’excuse et la
disjonction, en d’autres termes : le rejet.
La EE la plus fréquente est ‘eh’. James (1972, 1973) avait analysé les interjections et il a
trouvé que ‘eh’ exprime que le locuteur a temporairement oublié quelque chose, mais qu’il est
en train de se le rappeler. Mais ‘eh’ a une autre caractéristique majeure : il exprime qu’un
problème est en train de se produire, qu’il y a un problème récent (‘actuality or recency of
trouble’).
Cela a été démontré par Levelt (1983). Il a comparé les trois modes d’interruption en
considérant les interjections, et il a trouvé que les interruptions à l’intérieur du mot ont
l’interjection ‘eh’ dans 33% des cas, que les interruptions après le mot ont l’interjection ‘eh’
dans 24% des cas et que les interruptions différées ont l’interjection ‘eh’ dans 15% des cas.
Dans une des sections précédentes, il a été dit que le délai de l’interruption est presque tout à
fait dû au délai de la détection. Le fait que le pourcentage des interjections ‘eh’ est le plus bas
dans le cas des interruptions différées, et qu’il est le plus élevé dans le cas des interruptions à
l’intérieur du mot, démontre bien que l’interjection ‘eh’ exprime un problème récent, exprime
qu’un problème est en train de se produire.
54
5.6. LE DÉPART DE LA CORRECTION
Après la pause et l’interjection, le locuteur fera la correction. La manière dont les corrections
sont faites diffère pour les corrections A et E. Il y a trois types de départ : les départs
immédiats, les départs qui reprennent une partie de l’énonciation originale et les nouveaux
départs19 :
ƒ
LA CORRECTION IMMÉDIATE : le locuteur donne l’item correct immédiatement après
l’interruption. Il commence la correction immédiatement avec l’altération. Un départ
immédiat peut se faire aussi bien suite à une interruption différée que suite à une
interruption à l’intérieur du reparandum ou après celui-ci.
Weer naar links naar hetzelfde blanco kruispunt,] [wit kruispunt.
ƒ
LA CORRECTION ANTICIPÉE : pour former sa correction, le locuteur reprend une
partie de l’énonciation originale et il insère l’altération au même lieu où le reparandum
s’était trouvé une fois.
Rechts naar een geel,] [naar een blauw.
ƒ
LE NOUVEAU DÉPART : le locuteur ne donne pas immédiatement l’altération, ni
reprend-il une partie de l’énonciation originale, il commence tout à fait à nouveau.
Essentiellement, il existe deux variants de ce phénomène :
o Le locuteur commence tout à fait à nouveau, avec une nouvelle construction,
sans reprendre une partie de l’énonciation originale :
Rechtuit komen we eerst op een bruinachtig kruispunt,] nee, [da’s een
knooppunt.
o Le locuteur fait une pré-spécification. Dans ce cas, il reprend dans sa
correction quand même une partie de l’énonciation originale, mais cette partie
est introduite par un nouveau départ :
De weg begint met een,] of [die loopt door en die begint met een groene
kruising.
Les corrections-A et les corrections-E ont évidemment une préférence à l’égard des modes de
départ. Les corrections-E préfèrent les corrections immédiates et les corrections anticipées et
les corrections-A préfèrent les nouveaux départs. Autrement dit, les corrections-E sont plus
19
Les exemples proviennent de Levelt 1983
55
conservatrices à ce niveau que les corrections-A. Dans la plupart des cas (92% dans Levelt
1983), les corrections-E ne touchent pas à l’énonciation originale, sauf au reparandum qu’il
remplacent. Rien n’est changé ou ajouté si ce n’est pas strictement nécessaire.
Lorsque, de l’autre côté, le problème est une impropriété, p.ex. une ambiguïté ou une sousspécification, le locuteur sera incliné à introduire du matériel nouveau. Il le fera en créant une
nouvelle construction ou en faisant une pré-spécification. Cette dernière constitue la
procédure la plus fréquente. Autrement dit, les corrections-A tendent à reformuler, elles ne
sont donc pas conservatrices.
En définitive, une correction est construite de façon très régulière. Elle est soumise à de
strictes règles linguistiques. Toute des trois phases de la correction est construite de manière
structurée et cette structure est influencée par le type de la correction.
Nous espérons que nous avons donné une présentation claire et transparente de la théorie de la
correction et de la théorie du discours impromptu. Nous avons fait de notre mieux pour les
expliquer de manière aussi transparente que possible, parce qu’elles vont nous servir de base
dans la partie suivante, consacrée à l’étude de Van Besien et de Meuleman (2003) et dans la
septième partie, consacrée à notre étude à nous.
La partie suivante présente l’étude de Van Besien et de Meuleman (2003) Simultaneous
interpretation : the interpreter as a corrector of errors and a repairer of repairs. Van Besien
et Meuleman ont étudié la décision de l’interprète au regard des erreurs et des corrections
d’erreur de l’orateur dans le discours source impromptu. L’étude de Van Besien et de
Meuleman servira de base à notre analyse d’erreurs dans la septième partie du mémoire.
56
VI. L’ÉTUDE DE VAN BESIEN ET MEULEMAN
Van Besien et Meuleman (2003) ont examiné si l’erreur et la correction de l’orateur a une
influence sur, ou détermine, le comportement de l’interprète. Au lieu de faire une analyse
d’erreurs standardisée, Van Besien et Meuleman ont proposé d’examiner les stratégies
adoptées par l’interprète pour traduire les erreurs et les corrections de l’orateur. Pour
examiner ces stratégies, Van Besien et Meuleman ont choisi comme point de départ l’étude de
Levelt (1983, 1995).
L’objectif de leur étude était de tenter de vérifier dans quelle mesure l’interprète corrige, ne
réussit pas à corriger ou décide de ne pas corriger les erreurs d’un orateur dans la langue
source impromptu, dans quelle mesure l’interprète traduit, ne réussit pas à traduire ou décide
de ne pas traduire les corrections commises par l’orateur et dans quelle mesure l’erreur ou la
correction de l’orateur détermine le choix ou l’action de l’interprète.
La méthodologie de Van Besien et de Meuleman était la suivante : toutes les erreurs et toutes
les corrections d’erreur dans les textes source ont été sélectionnées ainsi que la traduction de
celles-ci dans les textes cible. Les erreurs et les impropriétés (les mots ou les constructions
mal appropriés au contexte ou à la terminologie utilisée) ainsi que leurs corrections, ont été
analysées en considérant le domaine d’erreur, suivant la classification de Levelt : les
corrections-D (corrections suite à l’introduction d’une idée différente), les corrections-A
(corrections d’appropriation), avec subdivisions en AA (ambiguïté potentielle), AL (niveau de
la terminologie) et AC (cohérence avec texte précédent) et les corrections-E (corrections
d’erreur, avec subdivisions en EL : erreur lexicale et ES : erreur syntaxique). Par la suite,
toutes les corrections ont été analysées en considérant :
o le moment de l’interruption (à l’intérieur du mot, juste après, différée) ;
o la présence d’une interjection ;
o le mode du départ (immédiat, anticipé, nouveau départ).
Par la suite, les décisions des interprètes étaient identifiées : dans la traduction, l’erreur peut
être corrigée, elle peut être omise, elle peut être gardée et traduite ou elle peut être remplacée
par une nouvelle erreur. En ce qui concerne la correction, les interprètes pourraient procéder
57
ainsi : traduire seulement la correction, omettre la correction ou remplacer la correction par
une nouvelle erreur.
Van Besien et Meuleman ont proposé sept hypothèses :
I. Étant donné que les efforts d’un interprète sont censés être avant tout orientés vers le
confort de son client ou de son auditeur, l’interprète tentera de corriger les erreurs de
l’orateur. Le but étant que l’auditeur ne s’aperçoive pas des erreurs éventuelles
commises par l’orateur. Il est évident que la mesure du succès dépendra de la
compétence de l’interprète, de ses dons de concentration, de son de degré de fatigue
etc.
II. L’interprète traduira immédiatement les corrections d’erreurs simples et d’erreurs
d’appropriation, sans traduire l’énonciation originale.
III. Les corrections d’erreur étant très visibles dans les énonciations de l’orateur,
l’interprète trouvera plus facile à omettre l’erreur originale et de traduire seulement la
correction d’erreur que dans le cas des corrections d’appropriation.
IV. En ce qui concerne les corrections-D, l’interprète traduira l’énonciation originale tout
comme la correction.
V. L’interprète trouvera plus facile de traduire les corrections suite à une interruption à
l’intérieur du reparandum20 ou juste après celui-ci, que suite aux interruptions
différées.
VI. Dans le cas d’un nouveau départ, l’interprète aura davantage de difficultés en ce qui
concerna la traduction.
VII. La traduction des nouveaux départs est plus facile quand l’orateur utilise des
interjections.
6.1. LES RÉSULTATS ET LA DISCUSSION
Les erreurs et les corrections n'interviennent pas toutes dans la même proportion. Les
corrections d’appropriation sont les plus fréquentes : 58.2%, suivies par les erreurs non
20
Le mot ou la construction où s’est produite l’erreur et qui devra être remplacé. Le terme peut être retrouvé
dans Levelt 1983, 1995
58
corrigées : 25.3%, les corrections d’erreur : 11.4% et les corrections suite à l’introduction
d’une idée différente : 5.1%. Serait-il possible que les corrections d’appropriation tendent
davantage à satisfaire les nécessités communicatives, surtout dans le DI, que les autres
corrections ?
Comment les interprètes ont-ils réagi aux différents types d’erreurs et de corrections ?
¾ LES ERREURS NON CORRIGÉES : les interprètes ont corrigé 33 sur 40 erreurs non
corrigées, i.e. 4 sur 5. Ce résultat confirme clairement la première hypothèse que
l’interprète tentera toujours de corriger les erreurs de l’orateur.
¾ LES CORRECTIONS D’ERREUR : dans 80% des cas, les interprètes n’ont traduit que la
correction d’erreur du locuteur, sans traduire l’énonciation originale erronée. Donc,
dans 17 cas sur 18, l’auditeur ne s’apercevra pas de l’erreur originale. En
conséquence, l’interprète s’efforce de traduire seulement la correction et le client ou
l’auditeur n’est presque jamais confronté à l’énonciation erronée de l’orateur
(confirmation de la deuxième hypothèse).
¾ LES CORRECTIONS D’APPROPRIATION : une fois de plus, dans 78 cas sur 92 (84.5%)
les interprètes traduisent seulement la correction de l’orateur. Par conséquent,
l’auditeur ne s’aperçoive dans la plupart des cas pas de l’erreur commise et il est offert
immédiatement une version correcte par l’interprète.
¾ LES TYPES DE CORRECTIONS D’APPROPRIATION : dans le cas des corrections-AA
(ambiguïté potentielle), 63 sur 75 ont été traduites immédiatement par l’interprète ;
dans le cas des corrections-AL (niveau de la terminologie) : 12 sur 13 ; et dans le cas
des corrections-AC (cohérence avec le texte précédentI) : 3 sur 4. Ces résultats
confirment la deuxième hypothèse, à savoir que l’interprète tentera toujours de
traduire les corrections d’erreur et d’appropriation sans traduire l’énonciation originale
erronée.
¾ LES CORRECTIONS D’ERREUR VERSUS LES CORRECTIONS D’APPROPRIATION : dans la
troisième hypothèse, Van Besien et Meuleman ont affirmé que les corrections
d’appropriation créeraient davantage de difficultés de traduction pour l’interprète,
mais cette hypothèse ne se trouve pas confirmée par les résultats. Il n’y a qu’une
petite différence entre le nombre des traductions des corrections des deux types : dans
le cas des corrections d’erreur, les interprètes ont traduites 15 sur 18 ; dans le cas des
59
corrections d’appropriation, ils ont traduites 78 sur 92. La différence n’est pas
significative.
¾ LES CORRECTIONS-D : dans la moitié des cas seule la correction a été traduite, mais
dans les autres cas, l’interprète a suivi l’orateur et a traduit l’énonciation originale
ainsi que la correction. Ces résultats semblent – intuitivement – confirmer la
quatrième hypothèse (l’interprète traduira l’énonciation originale tout comme la
correction-D), mais le nombre limité des corrections-D rend une conclusion générale
impossible.
¾ LE MOMENT DE L’INTERRUPTION : les différences entre les trois types de correction
ne sont pas significatives : la comparaison entre la catégorie des interruptions différées
et celle des interruptions à l’intérieur du mot et juste après, n’est statistiquement pas
relevante, dû au nombre limité des interruptions différées (seulement 11 cas des
interruptions différées sur 107 des deux autres catégories). En conséquence, la
cinquième hypothèse, à savoir qu’il est plus difficile de traduire une correction suite à
une interruption différée qu’une correction suite à une interruption à l’intérieur du mot
ou juste après, n’a donc pas été confirmée.
¾ LE MODE DE DÉPART : les résultats ont confirmé la sixième hypothèse (il est plus
difficile de traduire seule la correction dans le cas d’un nouveau départ que dans le cas
d’une correction anticipée ou immédiate). La correction immédiate et la correction
anticipée sont les corrections les plus fréquemment traduites sans l’énonciation
originale (41 cas sur 45 et 25 cas sur 29 respectivement). Le nouveau départ cause
apparemment davantage de problèmes pour l’interprète : seulement 31 cas traduits sur
44. Dans les autres 13 cas, l’interprète n’a pas pu donner la correction sans
l’énonciation originale. Cela peut dépendre du laps de temps entre la prononciation de
l’orateur et sa propre prononciation (‘ear-voice-span’, ‘time-lag’) : s’il suit l’orateur de
trop près, il aura probablement déjà traduit l’énonciation erronée avant de s’être rendu
compte d’une version corrigée fournie par l’orateur.
¾ LA PRÉSENCE D’UNE INTERJECTION : le nombre des cas où seulement la correction a
été traduite est plus élevé là où il n’y avait pas d’interjection. Les résultats
contredisent donc la septième hypothèse, qui dit que la traduction des nouveaux
départs est plus facile lorsqu’il y a une interjection. La différence n’est tout de même
pas significative. D’autres analyses seront donc nécessaires si nous voulons examiner
ce phénomène à fond.
60
¾ LA DIFFÉRENCE ENTRE LES ORATEURS : il y a une différence entre les trois orateurs.
Un des trois n’est pas un orateur éloquent. En considérant les traductions réussies des
discours des trois orateurs, il a été constaté que le nombre des traductions réussies
dans le cas de l’orateur moins éloquent est moins élevé, mais que la différence avec
les autres orateurs n’était pas significative.
¾ LA DIFFÉRENCE ENTRE LES DEUX INTERPRÈTES : la différence entre les deux
interprètes n’est pas significative. Cela suggère que les stratégies sont fondamentales
et qu’ils ne sont pas déterminées par le style individuel.
6.2. LES CONCLUSIONS
Sur un nombre total de 158 erreurs et corrections, 129 ont été corrigées et traduites. Cela
constitue un total de 81.6% de traductions réussies. Donc, autrement dit, dans la plupart des
cas, les clients ou les auditeurs ne se sont pas aperçus d’erreur ou de correction de la part de
l’orateur. Il semblerait, donc en effet, que les interprètes simultanés s’efforcent de faciliter le
processus de compréhension de leurs clients : ils corrigent la plupart des erreurs qui n’ont pas
été corrigées par les orateurs et, lorsque l’orateur procède à une correction, les interprètes
traduisent la correction sans traduire l’énonciation originale erronée. Le client ne s’aperçoive
donc pas de la plupart des erreurs et des corrections des orateurs.
Les résultats de cette étude vont être comparés aux résultats de notre étude dans la partie
suivante. Leurs conclusions pourraient donc en effet différer des conclusions qui émanent des
résultats de notre étude. Nous présentons, dans la partie suivante, l’étude du mémoire :
Erreurs et corrections d’erreur dans le discours source impromptu en interprétation
simultanée : le choix de l’interprète.
61
VII. LE CHOIX DE L’INTERPRÈTE
Les études et les expériences traditionnelles réalisent des analyses d’erreurs qui sont orientées
vers le produit. Nous souhaitons au contraire axer notre analyse des erreurs sur le processus.
Nous comptons définir la cause de l’erreur et examiner les stratégies adoptées par l’interprète
pour traduire et corriger cette erreur. Pour ce faire, nous avons basé notre étude sur la théorie
de la correction de Levelt (1983, 1995). Levelt analyse l’erreur et la correction en étudiant
son origine et sa cause et il fournit des stratégies pour la classification de ces erreurs et ces
corrections.
Notre étude est une réplique de l’étude de Van Besien et Meuleman (2003) : Simultaneous
interpretation : the interpreter as a corrector of errors and a repairer of repairs. Elle a le
même objectif et elle est constituée de manière tout à fait pareille : la méthode est semblable
et les hypothèses sont identiques. Le matériel, en revanche, est différent et cela pourrait donc
en effet comporter des résultats différents.
L’OBJECTIF de notre étude est de tenter de vérifier dans quelle mesure l’interprète corrige, ne
réussit pas à corriger ou décide de ne pas corriger les erreurs d’un orateur dans la langue
source impromptu, dans quelle mesure l’interprète traduit, ne réussit pas à traduire ou décide
de ne pas traduire les corrections commises par l’orateur et dans quelle mesure l’erreur ou la
correction de l’orateur détermine le choix ou l’action de l’interprète.
Les sept hypothèses, que nous traiterons en détail à la page suivante, sont vérifiées d’après
l’analyse des actions de l’interprète à l’égard des erreurs non corrigées de la part de l’orateur,
ses corrections d’erreur, ses corrections d’appropriation, ses corrections suite à l’introduction
d’une idée différente, les interjections, le moment de l’interruption et le mode du départ de la
correction. Le matériel de notre étude est pris sur le vif et les interprètes sont des
professionnels ayant le français comme langue B. Notre méthodologie suit celle de l’étude de
Van Besien et de Meuleman et elle s’appuie sur la stratégie de classification des corrections
de Levelt. Les résultats de l’analyse sont présentés dans des tableaux et ils sont commentés
en même temps. Pendant les discussions des résultats, ceux-ci sont comparés aux résultats de
l’analyse de Van Besien et de Meuleman. Commençons avec les hypothèses.
62
7.1. LES HYPOTHÈSES
Est-ce que l’interprète traduira l’erreur ainsi que sa correction ? Est-ce qu’il omettra les deux
tout simplement ? Est-ce qu’il ne traduira que la correction ? L’auditeur ou le client
s’apercevra-t-il de l’erreur de l’interprète ? Afin de répondre à ces questions nous proposons
de vérifier les hypothèses suivantes :
I.
Étant donné que les efforts d’un interprète sont censés être avant tout orientés vers le
confort de son client ou de son auditeur, l’interprète tentera de corriger les erreurs de
l’orateur. Le but étant que l’auditeur ne s’aperçoive pas des erreurs éventuelles
commises par l’orateur. Il est évident que la mesure du succès dépendra de la
compétence de l’interprète, de ses dons de concentration, de son de degré de fatigue
etc.
II.
L’interprète traduira immédiatement les corrections d’erreurs simples et d’erreurs
d’appropriation, sans traduire l’énonciation originale.
III.
Les corrections d’erreur étant très visibles dans les énonciations de l’orateur,
l’interprète trouvera plus facile à omettre l’erreur originale et de traduire seulement la
correction d’erreur que dans le cas des corrections d’appropriation.
IV.
En ce qui concerne les corrections-D, les corrections suite à l’introduction d’une idée
différente, l’interprète traduira l’énonciation originale tout comme la correction.
V.
L’interprète trouvera plus facile de traduire les corrections suite à une interruption à
l’intérieur du reparandum21 ou juste après celui-ci, que suite aux interruptions
différées.
VI.
Dans le cas d’un nouveau départ, l’interprète aura davantage de difficultés en ce qui
concerna la traduction.
VII.
La traduction des nouveaux départs est plus facile quand l’orateur utilise des
interjections.
21
le mot ou la construction où s’est produite l’erreur et qui devra être remplacé. Le terme peut être retrouvé dans
Levelt 1983, 1995.
63
7.2. LE MATÉRIEL
Le matériel consiste en une interprétation simultanée en français d’un discours néerlandais
prononcé lors d’un Comité d’Entreprise Européen. Le Comité d’Entreprise Européen avait
comme sujet de débat la création d’une joint venture entre deux grandes entreprises. Le nom
des deux entreprises, ainsi que le nom des autres entreprises que nous rencontrons au fil du
discours, sont fictifs. Pour constituer le matériel, nous avons sélecté 37 : 55 min du discours
source. Par la suite, nous avons transcrit le discours source et sa traduction (discours cible).
Cette transcription est appelé le corpus.
Le président du Comité d’Entreprise Européen ainsi que la plupart des participants étaient des
Flamands, avec comme langue maternelle le néerlandais. Il y avait également des participants
français et allemands, pour lesquels une interprétation simultanée en français et allemand
avait été procurée. Les noms propres du président et des participants ont été remplacés par
des noms fictifs, afin de pouvoir assurer la discrétion totale.
La totalité du programme du Comité d’Entreprise Européen se composait de trois parties.
Nous avons sélectionné les 30 min. de notre matériel de cette façon qu’il comporte ces trois
parties également.
ƒ
Pendant la première partie, le président du Comité d’Entreprise Européen a fait un
exposé des faits. Il avait également une liste de questions auxquels il devait répondre.
Son exposé était semi-préparé, il utilisait un logiciel de présentation (Power Point) sur
un ordinateur portable et il avait un document contenant des articles et des notes. Dans
le corpus, la durée de son exposé est de 10 : 32 min.
ƒ
Dans la deuxième partie du programme les participants ont eu l’occasion de dialoguer
sur le sujet et de préparer des questions supplémentaires. Le discours des participants
était tout à fait impromptu. Il n’avaient pas de préparations et leurs discours étaient
spontanés. Le corpus comporte la deuxième partie entièrement, elle est de 17 : 17 min.
ƒ
Dans la troisième partie, les participants ont posé leurs questions au président et le
président y a répondu. Les questions étaient semi-préparées, les réponses n’étaient pas
préparées. La durée sélectionnée de cette partie est de 10 : 06 min.
64
Les discours source étaient prononcés en néerlandais et en français. Les interprètes qui font
partie du corpus sont deux interprètes professionnels avec comme langue maternelle le
néerlandais et ayant le français comme langue B. Ils ont interprété les discours source en
français. Le premier interprète professionnel a traduit la première partie et ¾ de la deuxième
partie du corpus. La troisième partie et ¼ de la deuxième partie du corpus a été interprété
par l’autre interprète professionnel. Un des deux interprètes est C. Meuleman, co-auteur de
l’étude Simultaneous interpretation : the interpreter as a corrector of errors and a repairer
of repairs. Au moment de l’enregistrement la présente étude n’avait pas encore été projetée.
L’interprétation n’est donc pas biaisée.
7.3. LA MÉTHODE
Les discours ont été enregistrés simultanément sur un magnétocassette à deux pistes, le
discours source sur une piste, la traduction sur la piste parallèle. Après avoir sélectionné une
demi-heure de discours, le discours source et la traduction ont été transcrits. La transcription
est faite en segmentant les phrases en unités verbales. Par unités verbales nous entendons, par
exemple :
470 Ik kan mij niet voorstellen
dat jullie als directie nu zegt
kom, de reglementering is in ons voordeel voor dat af te schaffen,
u hebt zelf gezegd :
wij betreuren het,
475 en wij geloven daarin dat u het betreurt.
Notre méthode de sélection, de classification et d’analyse est basée sur la méthode de Levelt.
Dans le texte source, toutes les erreurs, les impropriétés, leurs corrections, les corrections
suite à l’introduction d'une idée différente et les erreurs non corrigées ont été sélectionnées,
simultanément avec les actions des interprètes dans le texte cible. Par la suite, les correctionsE (erreur) ont été analysées en considérant la syntaxe et la lexique. Les corrections-A
(appropriation) ont été analysées en fonction de l’ambiguïté potentielle (AA), le niveau de la
terminologie (AL) et la cohérence avec le texte précédent (AC). Ensuite, toutes les
corrections ont été analysées face aux trois phases de la correction:
65
o le moment de l’interruption : à l’intérieur du mot / après le mot / différée
o la présence d’une interjection
o le départ de la correction : immédiat / anticipé / nouveau départ.
Finalement, les actions de l’interprète ont été identifiées en considérant l’erreur de l’orateur :
ƒ
il corrige l’erreur ;
ƒ
il omet l’erreur ;
ƒ
il traduit l’erreur ;
ƒ
il remplace l’erreur par une nouvelle erreur ;
ƒ
il remplace l’erreur par une nouvelle erreur et une correction ;
et en considérant la correction de l’orateur :
ƒ
il traduit la correction ;
ƒ
il omet la correction ;
ƒ
il remplace la correction par une nouvelle erreur
ƒ
il remplace la correction par une nouvelle erreur et correction
7.4. LES RÉSULTATS ET LA DISCUSSION
Le nombre total des erreurs et des corrections d’erreur de l’orateur dans le corpus est de 175.
Dans le tableau 1, à la page suivante, figurent toutes les erreurs et les corrections d’erreur
classifiées selon les trois parties.
66
Tableau 1. Les erreurs et les corrections des orateurs
Les erreurs non
Les corrections-E Les corrections-A Les corrections-D
Total
corrigées
1e partie
(10 : 32 min.)
16
3
17
6
42
60
4
28
3
95
20
6
11
1
38
96
13
56
10
175
e
2 partie
(17 : 17 min.)
3e partie
(10 : 06)
Total
(37 : 55)
Les erreurs et les corrections d’erreur n’interviennent pas toutes dans la même proportion.
Les erreurs non corrigées prévalent dans le corpus avec un nombre total de 96. Les orateurs
ont fait 56 corrections d’appropriation et 13 corrections d’erreur. Le nombre des corrections
suite à l’introduction d’une idée différente est le moins élevé, il y en a 10.
À partir de la première figure, il est déjà évident qu’il y a une grande différence entre les trois
parties. La deuxième partie compte 95 erreurs et corrections, tandis que la première et la
troisième n’en comptent que 42 et 38 respectivement.
L’orateur de la première partie du corpus, le président du Comité d’Entreprise Européen, est
l’orateur le plus compétent. Les participants du Comité d’Entreprise Européen, d’autre part,
qui ont dialogué dans la deuxième partie de la réunion, ont fait la plupart des erreurs et des
corrections d’erreur. Les raisons sont claires : en premier lieu, ils n’avaient pas préparé leurs
discours, ils ont conversé tout à fait spontanément et, en second lieu, ils n’étaient pas
éloquents et ils ne se préoccupaient pas de leur parole. Dans la troisième partie, finalement,
les participants de la réunion ont eu l’occasion de poser leurs questions au président et à
d’autres membres de la direction. Les questions étaient préparées et, par conséquent, le
nombre des erreurs et des corrections d’erreur de la troisième partie est limité.
Les résultats de l’analyse de Van Besien et de Meuleman sont différents. Les corrections
d’appropriation prévalaient dans leurs résultats : 58.2 %. Dans nos résultats, le volume est
67
32%. Les erreurs non corrigées suivaient dans leurs résultats avec 25.3% ; chez nous c’est
54.9%. Par la suite venaient les corrections d’erreur avec 11.4%, dans nos résultats elles
constituent 7.4% du nombre total et, finalement, les corrections suite à l’introduction d’une
idée différente avaient un volume de 5.1% dans leurs résultats, nos résultats sont
comparables : les corrections-D constituent 5.7% du nombre total.
Le tableau 2 présente les erreurs et les corrections d’erreur par minute. Les orateurs sont
classifiés sous la partie dans laquelle ils se présentent dans le corpus. Ce sera d’ailleurs le cas
à travers toute l’analyse.
Tableau 2. Les erreurs et les corrections des orateurs par minute
Partie
Durée
Erreurs non corrigées
Corrections-E
Corrections-A
Corrections-D
1
10 : 32
1.6
0.3
1.6
0.6
2
17 : 17
3.5
0.2
1.6
0.2
3
10 : 06
2.0
0.6
1.1
0.1
2.4
0.4
1.4
0.3
moyenne
Les orateurs de la deuxième partie ont commis la plupart des erreurs non corrigées. La
plupart des corrections d’appropriation ont été faites pendant la première et la deuxième
partie. La plupart des corrections d’erreur ont été faites lors de la troisième partie de la
réunion et la plupart des corrections suite à l’introduction d'une autre idée ont été faites
pendant la première partie.
7.4.1. LES ERREURS NON CORRIGÉES
Comment l’interprète réagit-il aux différents types d’erreurs et de corrections d’erreur de
l’orateur ? Dans cette partie nous allons traiter les erreurs non corrigées, qui constituent la
plus grande partie du corpus. Le tableau 3 montre les décisions prises par les interprètes en
fonction des erreurs non corrigées des orateurs.
68
Tableau 3. La traduction de l’interprète des erreurs non corrigées
Erreurs non
Partie
corrigées de
L’action de l’interprète
Erreur corrigée Erreur omise
Nouvelle erreur
Nouvelle erreur
l’orateur
et correction
1
16
9
7
2
0
2
60
46
14
0
1
3
20
16
4
0
0
total
96
71
25
2
1
Le tableau nous montre que dans la plupart des cas l’auditeur ne s’aperçoit pas d’une erreur.
Dans 71 cas sur 96 (74%), l’interprète avait corrigé l’erreur, dans 25 cas, il l’avait omise.
Dans seulement 3 cas l’interprète a fait une nouvelle erreur avec ou sans correction. Cela
confirme clairement la première hypothèse, à savoir, l’interprète tentera toujours de corriger
les erreurs des orateurs, de manière que l’auditeur ne perçoit aucune erreur.
Voici quelques exemples : (ENC = erreur non corrigée)
155
E NC
a) Ehm, ik zou voorstellen, zoals ik afgesproken heb met de secretaris : dat
wij eh van onze kant ons even terugtrekken
Æ phrase incorrecte au niveau de la syntaxe ⇒ 1
156
E NC
b) en dat nog wat verder overlegd kan worden tussen jullie,
Æ zodat / agent se construit avec door ⇒ 2
157
E NC
c) eh of er nog andere vragen zijn, eh of of suggesties of eh (…)
Æ phrase pas cohésive avec phrase précédente ⇒ 1
traduction 142 a) En l’occurrence, je suggèrerais ceci: nous allons nous retirer de la
réunion,
Æ erreur corrigée
traduction 143
b) eh ce qui vous permettra de eh vous parler entre vous
Æ 2 erreurs corrigées
c) voir s’il y a d’autres questions, d’autres suggestions (…)
Æ erreur corrigée
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
traduction 144
69
202
E NC
a) Allez, t t is al al te gemakkelijk om eh om te zeggen : w wij betreuren dat,
maar eh, allez, het verleden heeft ons geleerd dat, eh, allez, dat de directie
daar eh, allez,
Æ phrase interrompue ⇒ 1
203
E NC
b) ze moe ze moeten erachter staan, ’t is een wettelijk gebeuren
Æ moeten = pluriel et le sujet = sing. (directie) / usage incorrect des
démonstratifs ⇒ 2
205
E NC
c) maar eh, dat ze nie niet honderd procent hun medewerking eh daaraan
verlenen, hè...
Æ usage incorrect des démonstratifs, il réfèrent tous à autre chose / dat est
utilisé à tort ⇒ 2
traduction 184 a) Evidemment, il serait trop facile de dire: ok, voilà on le regrette, mais bon
eh, le passé nous a quand même montré
Æ erreur corrigée
traduction 185
b) que la direction doit également manifester une volonté claire
Æ 2 erreurs corrigées
traduction 186
c) et ça ce n’a pas toujours été le cas, je pense, vous savez tous de quoi je
parle.
Æ 2 erreurs corrigées, texte cohésif, donné du sens au texte
Tous les exemples présentés peuvent être retrouvés sur numéro dans L’ANNEXE : dans la
première partie L’analyse et dans la deuxième partie La transcription.
Dans seulement 3 cas, l’auditeur s’aperçoit d’une erreur en raison d’une nouvelle erreur de la
part de l’interprète. Voici un exemple :
21
E NC
traduction 17
a) En die samenstelling eh is dus mei 2002
Æ phrase incorrecte au niveau de la syntaxe ⇒ 1
a) Cette composition eh c’est donc eh une composition du Comité
d’Entreprise Européen arrêtée à mai 2002,
Æ erreur corrigée, mais, nouvelle erreur : à mai 2002
70
7.4.2. LES CORRECTIONS D’ERREUR ET LES CORRECTIONS D’APPROPRIATION
Les notions de corrections d’erreur et de corrections d’appropriation ont été présentées dans la
cinquième partie de ce mémoire, à savoir la partie consacrée à la théorie de Levelt (1983,
1995). Lorsque l’orateur a commis une erreur et qu’il se rend compte du fait de l’avoir
commise, il arrive qu’il procède à une correction. Les corrections d’une erreur lexicale ou
syntaxique sont appelées des corrections d’erreur. Quand l’orateur se rend compte du fait que
son discours est insuffisamment informatif ou mal approprié au contexte, il procèdera à une
correction d’appropriation. Nous commençons par les corrections d’erreur. Le tableau 4
présente les décisions prises par les interprètes au regard des corrections d’erreur des orateurs.
Tableau 4. La traduction de l’interprète des corrections-E
L’action de l’interprète
Partie
Corrections
Seule la
Omission de
Traduction de
Nouvelle erreur
d’erreur
correction a été
l’erreur et de la
l’erreur et de la
avec une
traduite
correction
correction
correction
1
3
2
1
0
0
2
4
2
0
2
0
3
6
3
0
3
1
Total
13
7
1
5
1
Dans 7 cas sur 13 (53,8%), l’interprète a traduit la correction de l’orateur sans traduire
l’énonciation originale erronée. Dans 5 cas sur 13 (38,5%), l’interprète ne réussit pas à
traduire seulement la correction, il traduit l’énonciation originale et la correction. Cependant,
dans 8 cas sur 13 (61,5%), l’auditeur ne s’aperçoit pas de l’erreur et de la correction de
l’orateur. Dans 5 cas, l’erreur et la correction ont été traduites par l’interprète et dans 1 cas
seulement, l’auditeur est confronté à une nouvelle erreur avec correction, cette fois de la part
de l’interprète.
71
Voici quelques exemples :
(EL = erreur lexicale, ES = erreur syntaxique)
313
EL
a) (…) en wij moeten ervoor zorgen dat wij verder aan bod komen in de tak
waar dan de bak,] [waar dat de eh de dakpannen eh functioneren, hè.
Æ Interruption à l’intérieur du mot / Expression interjective / Correction
Anticipée (3)
traduction 282 a) (…) et nous devons faire en sorte à ce que l’on puisse avoir une
représentation européenne au niveau de la division tuile.
Æ correction traduite, erreur omise
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------452
ES
a) Eh en die vraag zou anders voor] [do door eh mijnheer Willem gesteld zijn
hier.
Æ Interruption après le mot / Correction Immédiate / Expression interjective
traduction 403 a) Eh et je eh eh eh et c’est une question qu’aurait posé monsieur Wi] eh
[Vanderpaelen s’il avait été ici.
Æ correction traduite, erreur omise, mais nouvelle correction-AL : I à
l’intérieur du mot / Expression interjective / Correction Immédiate
(adaptation de politesse)
Nous pouvons conclure que dans la majorité des cas l’auditeur ne remarque aucun problème.
Cela est une confirmation de la première hypothèse. La deuxième hypothèse, à savoir que
l’interprète tentera toujours de traduire la correction d’erreur sans traduire l’énonciation
originale erronée, est confirmée également. Dans 7 cas sur 13 (53,8%), les corrections de
l’orateur ont été traduites sans l’énonciation originale erronée.
Tout de même, ce résultat n’est pas une confirmation incontestable de l’hypothèse. Si on
compare ce résultat avec le résultat de l’étude de Van Besien et Meuleman – ils avaient un
résultat de 15 traductions réussies sur 18 corrections d’erreur (80%) – force est d’admettre
que nos résultats ne sont pas aussi concluants. Cependant, le nombre de corrections d’erreur
étant fort limité, il convient de ne pas tirer des conclusions hâtives : mieux vaut de poursuivre
les analyses des corrections d’erreur afin d’obtenir davantage de données qui mèneraient à des
résultats concluants.
En ce qui concerne les corrections d’appropriation – plus nombreuses dans le corpus que les
corrections-E – l’auditeur n’aperçoit à nouveau, dans la plupart des cas, aucun problème.
L’interprète tentera à nouveau de traduire la correction sans l’énonciation originale impropre.
72
Le tableau 5 nous montre les décisions prises par l’interprète en fonction des corrections
d’appropriation des orateurs.
Tableau 5. La traduction de l’interprète des corrections d’appropriation
L’action de l’interprète
Partie
Corrections
Seule la
Omission de la
Traduction de
Nouvelle erreur
Impropriété
d’appropriation
correction
correction et de
l’impropriété et
avec ou sans
traduite, cor-
traduite
l’impropriété
de la correction
correction
rection omise
1
17
14
1
1
1
1
2
28
15
8
4
1
1
3
11
5
0
5
4
1
total
56
34
9
10
6
3
Le tableau nous montre que dans 43 cas sur 56 (76.7%), l’auditeur ne remarque aucun
problème. C’est une confirmation de la première hypothèse. Dans 60.7% des cas (34 sur 56),
l’interprète a traduit la correction-A sans traduire l’énonciation originale. La deuxième
hypothèse, à savoir que l’interprète tentera toujours de traduire seulement la correction
d’erreur de l’orateur, a été confirmée également. Dans 9 cas seulement, l’interprète a jugé
préférable de ne pas traduire l’impropriété et la correction et, dans 10 cas sur 56, l’interprète a
traduit la correction d’appropriation de l’orateur ainsi que l’énonciation originale.
Voici quelques exemples :
(AL = appropriation du niveau de la terminologie, AA = appropriation pour une ambiguïté
potentielle, AC = appropriation pour la cohérence avec le texte précédent)
175
AL
a) Ja, maar eh, als ik misschien mag m’n petje opdoen van
vertegenwoordigder op dees moment van de federatie,] [Europese Federatie
(…)
Æ Interruption après le mot / Correction Immédiate
traduction 156 a) Si je peux peut-être me profiler en tant que représentant de la Fédération
Européenne (…)
Æ correction traduite, impropriété omise
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
73
185
AL
a) (…) zodanig eh dat er eh terug overleg is voor de oprichting van een
Europees forum,] of tenminste [een Europees overleg, syndicaal overleg.
Æ Interruption après le mot / Expression interjective / Correction Anticipée
(4)
traduction 164 a) (…) ce qui nous permettrait donc eh de recréer un forum de concertation,
de consultation au niveau européen.
Æ impropriété et correction traduites
---------------------------------------------------------------------------------------------------------- ---185
AA
a) (…) zodanig eh dat er eh terug overleg is voor de oprichting van een
Europees forum, of tenminste een Europees overleg,] [syndicaal overleg.
Æ Interruption Retardée (2) / Correction Immédiate
traduction 164 a) (…) ce qui nous permettrait donc eh de recréer un forum de concertation,
de consultation au niveau européen.
Æ impropriété traduite, correction omise
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------193 AC
a) (…) dat kan misschien straks door Eddy gebeuren, of door iemand anders,
maar we gaan zeker,] of [ik wil dat zelf doen, maar we gaan moeten
aandringen (…)
Æ Interruption Retardée (5) / Expression interjective / nouveau départ
traduction 172 a) (…) Eddy pourra déjà le signaler peut-être, ou bien je le ferai moi-même,
mais cependant (…)
Æ correction traduite, impropriété omise
Si nous comparons nos résultats aux résultats de Van Besien et de Meuleman, nous devons
constater que, une fois de plus, leurs résultats sont plus décisifs. Dans 84.5% des cas les
interprètes ont traduit la correction d’appropriation sans l’énonciation originale, tandis que
nos résultats ne montrent que 60.7% dans ce cas. Cela peut toujours être compensé par le
volume de 76.7%. Dans ces cas, l’auditeur n’aperçoit aucun problème. Nous avons pris en
compte également les cas où l’interprète a jugé nécessaire d’omettre l’énonciation originale
ainsi que la correction.
L’analyse des deux types de corrections (E et A) nous conduit à une réflexion. Apparemment,
les interprètes ont parfois expérimenté des problèmes. Ces problèmes ont été le plus
manifestes dans la deuxième et la troisième partie de la réunion. Des corrections-A, les
interprètes ont réussi à traduire dans la première partie 14 sur 17, tandis que dans la deuxième
et la troisième partie c’était 15 sur 28 et 5 sur 11 respectivement. Cela est une différence
remarquable.
74
Une première raison pour les difficultés des interprètes, pourrait être que les discours de la
deuxième et de la troisième partie étaient purement impromptus, sans préparation quelconque
(sauf les questions préparées des participants dans la troisième partie). Le discours de la
première partie n’était pas purement impromptu, l’orateur s’était servi de notes, le discours
était donc semi-préparé ou semi-impromptu. Une seconde raison pourrait être que les
orateurs de la deuxième et de la troisième partie du corpus, comme cela avait déjà été
mentionné au-dessus, n’étaient pas des orateurs pur sang. Ils ne se préoccupaient pas de leur
parole. En outre, le sujet de conversation provoquait parfois de vives remarques et de
franches déceptions, ce qui a beaucoup entravé la préoccupation linguistique, s’il y avait déjà
une préoccupation linguistique évidemment. Est-ce qu’une telle constatation peut déjà nous
conduire à conclure que le discours impromptu n’est pas plus facile à interpréter, mais, au
contraire, plutôt difficile ? Nous y revenons dans la huitième partie, la partie des conclusions.
Dans le tableau suivant (6), nous avons classifié les décisions de l’interprète face aux trois
types d’appropriation : l’ambiguïté potentielle (AA), le niveau de la terminologie (AL) et la
cohérence avec le texte précédent (AC).
Tableau 6. Les types d’appropriation et leur traduction
Type
Corrections
d’appropriation
L’action de l’interprète
Seule la
Omission de
Traduction de Nouvelle erreur
Impropriété
correction est
correction et
l’OU et de la
avec / sans
traduite, cor-
traduite
impropriété
correction
correction
rection omise
AA
17
9
4
4
1
1
AL
20
10
3
5
3
1
AC
19
15
2
1
2
1
total
56
34
9
10
6
3
Les trois types de correction sont intervenus presque dans la même proportion. En ce qui
concerne la catégorie AC, nous constatons que les interprètes ont traduit davantage de
corrections sans l’énonciation originale que dans les autres cas : ils ont traduit 15 cas sur 19,
75
tandis que dans les autres cas, ils ont traduit 9 corrections-AA sur 17 sans l’énonciation
originale et 10 corrections-AL sur 20 sans l’énonciation originale.
7.4.3. LES CORRECTIONS-E VERSUS LES CORRECTIONS-A
Dans la troisième hypothèse nous avons avancé que les corrections-A sont plus difficiles à
traduire sans l’énonciation originale, que les corrections-E, puisque les corrections-E sont plus
visibles dans les énonciations que les corrections-A. Le tableau 8 présente la comparaison
entre les traductions des deux types de correction.
Tableau 7. La traduction des corrections d’erreur et des corrections d’appropriation
Les orateurs
La traduction de la correction
Autres décisions 22
Corrections d’erreur
13
7
7
Corrections d’appropriation
56
34
28
Les résultats contredisent la troisième hypothèse. Seule la moitié des corrections d’erreur ont
été traduites sans l’énonciation originale, tandis que dans les cas des corrections
d’appropriation, 60.7% des corrections ont été traduites sans l’énonciation originale. Parmi
les autres décisions des interprètes nous comptons 7 nouvelles erreurs avec correction.
7.4.4. LES CORRECTIONS SUITE À L’INTRODUCTION D’UNE IDÉE DIFFÉRENTE
Les corrections suite à l'introduction d'une idée différente, les corrections-D, remplacent le
message en cours pour un message différent. Le locuteur se rend compte qu’un autre message
doit être exprimé avant le message en cours et il interrompt sa phrase. Dans le corpus, nous
n’avons sélectionné que 10 corrections-D. Le tableau 7 représente les corrections-D avec les
décisions de l’interprète.
22
Autres décisions comporte l’omission de l’OU et de la correction, la traduction de l’OU et de la correction,
une nouvelle erreur avec ou sans correction et la traduction de l’OU avec omission de la correction.
76
Tableau 8. La traduction de l’interprète des corrections-D
Partie
Correction-D
Correction traduite L’OU et la correction L’OU et la correction
traduites
omises
1
6
1
4
1
2
3
3
0
0
3
1
0
1
0
Total
10
4
5
1
Le nombre des corrections-D dans le corpus est limité. Tout de même, nous constatons que
les résultats confirment la quatrième hypothèse, à savoir, l’interprète traduira la correction-D
ainsi que l’énonciation originale. Dans la moitié des cas les interprètes ont traduit la
correction et l’énonciation originale. Dans 4 cas, les interprètes ont réussi à traduire seule la
correction et 1 fois seulement la correction et l’énonciation originale ont été omises.
Voici un exemple :
455
D
a) Wij veronderstellen inderdaad, omdat u op vraag tien niet honderd procent
in eerste fase hebt geantwoord, dat…] [En wij kennen ook de reglementering
van Europa, hè, wat dat er omtrent bestaat.
Æ I après le mot / nouveau départ
traduction 406 a) Eh eh eh vous n’avez pas répondu à la eh eh… Nous connaissons la
réglementation européenne évid évidemment.
Æ erreur et correction traduites
Les résultats de Van Besien et de Meuleman sont parfaitement comparables. Dans la moitié
des 8 cas, la correction et l’énonciation originale ont été traduites et dans l’autre moitié la
correction a été traduite sans l’énonciation originale. Le nombre des corrections-D étant
limité dans nos résultats et dans les résultats de Van Besien et Meuleman, il conviendrait de
poursuivre l’analyse pour obtenir davantage de données qui conduiraient à des résultats
concluants.
77
7.4.5. LE MOMENT DE L’INTERRUPTION
Pour faire une correction, l’orateur peut interrompre son flot de parole à l’intérieur du
reparandum23, juste après le reparandum, ou il peut faire une interruption différée,
notamment, interrompre son flot de parole avec un décalage d’un ou de plusieurs syllabes. La
cinquième hypothèse avance que l’interprète trouvera plus facile de traduire seulement la
correction suite à une interruption à l’intérieur du mot ou juste après le mot que suite à une
interruption différée. Le tableau 9 présente les décisions de l’interprète en fonction du
moment de l’interruption quel que soit le type de la correction.
Tableau 9. L’interruption au sein du mot, après le mot et différée.
Seule la correction
La correction et
La correction et
Autre actions24
est traduite
l’OU sont omises
l’OU sont traduites
de l’interprète
À l’intérieur du mot
8
1
1
3
13
Après le mot
25
6
13
5
49
Différée
12
4
5
3
24
total
45
11
19
11
86
L’interruption
En examinant les résultats, nous constatons que la cinquième hypothèse ne peut pas être
confirmée. La moitié des corrections suite à une interruption différée ont été traduites sans
l’énonciation originale, 12 cas sur 24 (50%) ; et c’est presque pareil dans le cas des
interruptions juste après le mot : 25 traductions réussies sur 49 corrections (51%). Les
corrections suite à une interruption à l’intérieur du reparandum sont apparemment le plus
facile à traduire sans l’énonciation originale : 8 traductions réussies sur 13 cas, c’est 61.5%.
Dans l’étude de Van Besien et de Meuleman, la cinquième hypothèse n’a pas pu être
confirmée non plus. Des 19 interruptions à l’intérieur du reparandum, 17 ont été traduites
sans l’énonciation originale, des 88 interruptions après le reparandum, 71 ont été traduites
23
Le terme peut être retrouvé dans Levelt 1983, 1995.
Il s’agit de nouvelles erreurs avec ou sans correction et de la traduction de l’erreur avec omission de la
correction
24
Total
78
sans l’énonciation originale et des 11 interruptions différées, 9 ont été traduites sans
l’énonciation originale. L’hypothèse n’a pas pu être confirmée à cause du nombre trop limité
des interruptions différées (11). Le nombre des deux autres interruptions était au total 107.
La différence n’était pas significative.
Le nombre des interruptions différées dans notre analyse n’est pas trop limité (24 cas contre
13 interruptions à l’intérieur du reparandum et contre 49 interruptions après le reparandum).
Après l’observation des résultats, nous pouvons conclure que les corrections suite à une
interruption différée ne sont pas plus difficiles à traduire sans l’énonciation originale que les
corrections suite à une interruption à l’intérieur du reparandum ou juste après le reparandum.
7.4.6. LE MODE DU DÉPART
Après une interruption, l’orateur procède généralement à la correction. Il existe trois façons
pour lancer la correction : la correction peut se faire immédiatement, c.-à-d. l’orateur donne
immédiatement le mot correct pour remplacer le reparandum (correction immédiate), la
correction peut être anticipée par un ou plusieurs syllabes, c.-à-d. l’orateur reprend un ou
plusieurs mots de l’énonciation originale avant de présenter le mot correct, ou la correction
peut prendre la forme d’un nouveau départ, l’orateur commence toute une nouvelle
construction. Le tableau 10 présente les traductions de l’interprète en fonction du mode de
départ, quelle que soit la correction.
Tableau 10. La correction immédiate, anticipée et le nouveau départ
Seule la correction
La correction et
La correction et
Autre actions25
est traduite
l’OU sont omises
l’OU sont traduites
de l’interprète
Immédiate
18
4
5
6
33
Anticipée
13
4
4
2
23
Nouveau départ
14
3
10
3
30
total
45
11
19
11
86
La correction
25
Il s’agit de nouvelles erreurs avec ou sans correction et de la traduction de l’erreur avec omission de la
correction
Total
79
Dans la sixième hypothèse, nous avons avancé que l’interprète aura davantage de difficultés
lorsqu’il s’agit d’un nouveau départ que lorsqu’il s’agit d’un départ immédiat ou anticipé.
Les résultats semblent bien confirmer cette hypothèse.
Dans le cas des corrections immédiates, les interprètes ont été capables de traduire 18
corrections sur 33 sans l’énonciation originale, et dans 5 cas seulement ils ont dû traduire la
correction ainsi que l’énonciation originale. Dans le cas des corrections anticipées, les
interprètes ont été capables de traduire 13 corrections sur 23 sans l’énonciation originale et
dans 4 cas seulement, ils ont dû traduire la correction ainsi que l’énonciation originale. En ce
qui concerne les nouveaux départs, les interprètes ont été capables de traduire 14 corrections
sur 30 sans l’énonciation originale, mais dans 11 cas, ils ont dû traduire la correction ainsi que
l’énonciation originale. En comparant le cas des nouveaux départs aux ceux des corrections
immédiates et anticipées, nous constatons une différence manifeste.
Ces résultats sont semblables aux résultats de l’étude de Van Besien et de Meuleman. Des 44
nouveaux départs, l’interprète a traduit 31 corrections sans l’énonciation originale et il a pris
13 autres décisions, dont des omissions ou des traductions de la correction ainsi que de
l’énonciation originale. Dans le cas des corrections immédiates et anticipées, l’interprète a
traduit 41 corrections sur 45 et 25 corrections sur 29 respectivement, sans traduire
l’énonciation originale. Dans les deux cas, il n’y avait que 4 autres décisions de la part de
l’interprète.
Probablement, les résultats dépendront du décalage de temps entre la prononciation de
l’orateur et celle de l’interprète. Si l’interprète suit l’orateur de trop près, il aurait déjà traduit
l’énonciation erronée de l’orateur avant de s’être rendu compte de l’erreur et de la version
correcte offerte par l’orateur.
80
7.4.7. LA PRÉSENCE D’UNE INTERJECTION
La septième hypothèse avance que la présence d’une interjection (p.ex. ‘eh’, ‘of’, ‘ik bedoel’,
‘pardon’, ‘je me suis trompé’) avertira l’interprète, de manière que celui-ci pourrait se rendre
compte à temps d’une erreur et traduire seulement la correction de l’orateur sans l’erreur ou
l’énonciation erronée. Dans le tableau 11 figurent les actions de l’interprète en fonction de la
présence d’une interjection.
Tableau 11. La présence d’une expression interjective
Seule la correction
La correction et
La correction et
Autre actions26
est traduite
l’OU sont omises
l’OU sont traduites
de l’interprète
Locution interjective
14
3
7
5
29
Pas de locution interjective
31
8
12
6
57
Total
45
11
19
11
86
Total
Les résultats nous montrent clairement que la présence d’une interjection n’a pas d’influence
sur les actions de l’interprète. Sur un nombre total de 29 corrections avec une interjection, 14
ont été traduites sans l’énonciation originale, c’est 48.3%. En ce qui concerne les 57
corrections sans interjection, 31 ont été traduites sans l’énonciation originale, c’est 54.4%. Le
nombre des traductions réussies (i.e. les traductions de la correction sans l’énonciation
originale) est plus élevé dans les cas où il n’y avait pas d’interjection. En considérant ces
résultats, la septième hypothèse ne peut manifestement pas être confirmée.
Les résultats de Van Besien et de Meuleman sont comparables. Le nombre des cas où
seulement la correction a été traduite est en contradiction avec l’hypothèse, le nombre étant
plus élevé là où il n’y avait pas d’interjection. Cependant, la différence n’était pas
significative. De nouvelles analyses seraient nécessaires pour pouvoir expliquer ce
phénomène. Notre analyse est une confirmation des résultats de Van Besien et de Meuleman
ainsi que du fait qu’une interjection n’a pas d’influence sur la traduction de l’interprète.
26
Il s’agit de nouvelles erreurs avec ou sans correction et de la traduction de l’erreur avec omission de la
correction
81
7.4.8. LA DIFFÉRENCE ENTRE LES ORATEURS
Comme mentionné ci-dessus, les orateurs de la deuxième partie du corpus et partiellement de
la troisième partie, n’étaient pas des orateurs pur sang. Et cela a été démontré par les résultats
de l’analyse. Le tableau 12 présente le nombre des traductions réussies (i.e. quand le locuteur
ne s’aperçoit d’aucun problème) en fonction du nombre des erreurs et des corrections faites
par les orateurs (classifiés par partie).
Tableau 12. Les traductions réussies par partie
Partie
Nombre d’erreurs et de corrections
Erreur corrigée /
seule la correction traduite
1
42
26
2
95
66
3
38
24
Total
175
116
Dans la première partie 61.9% des erreurs et des corrections d’erreur ont été corrigées ou
traduites tout en omettant l’énonciation originale. Dans la deuxième partie, ce nombre est de
69.5% et dans la troisième partie, c’était 63.2%. Bien que les interprètes aient eu le plus de
difficultés de traduction lors de la deuxième partie, les résultats nous montrent que l’auditeur
ne s’en était pas aperçu. Les interprètes ont réussi à corriger et traduire 66 cas sur 95. Le
manque d’éloquence des orateurs de la deuxième et troisième partie n’a donc pas été reflété
par les interprètes et le client ou l’auditeur n’a pas eu l’occasion de se rendre compte d’une
différence entre les orateurs.
Bien que les résultats de la section 7.4.2. (les corrections-E et les corrections-A) aient révélé
que les interprètes ont eu davantage de difficultés de traduction dans la deuxième et la
troisième partie, ces résultats-ci semblent indiquer le contraire. Les résultats de cette section
indiquent que les interprètes ont eu moins de problèmes de traduction dans la 2e et la 3e
partie.
82
Cela est dû à la traduction des erreurs non corrigées. Dans leur traduction, les interprètes ont
réussi a corriger davantage d’erreurs non corrigées des orateurs dans la 2e et la 3e partie que
dans la 1re. Le nombre des traductions réussies dans la 2e et la 3e partie en ce qui concerne les
ENC (les erreurs non corrigées) est donc plus élevé. Dans l’analyse de cette section, toutes
les erreurs et les corrections des orateurs sont comptées ensemble afin d’obtenir une idée
globale. Les résultats révèlent que les difficultés de traduction dans les cas des corrections-E
et des corrections-A de la section 7.4.2. sont compensées par les traductions réussies (i.e. les
corrections) des erreurs non corrigées des orateurs.
L’analyse de la différence entre les orateurs de Van Besien et Meuleman montre également
que la différence entre les orateurs reflétée dans la traduction des interprètes, n’est pas
significative.
7.4.9. LA DIFFÉRENCE ENTRE LES INTERPRÈTES
La réunion du Comité d’Entreprise Européen a été interprétée par deux interprètes
professionnels. Le premier interprète a interprété pendant la plupart du temps : la première
partie et ¾ de la deuxième partie (24 : 44). Le deuxième interprète a interprété ¼ de la
deuxième partie et la troisième partie (13 : 11). Le tableau 13 présente le nombre des
traductions réussies par interprète en fonction du nombre des erreurs et des corrections
d’erreur des orateurs.
Tableau 13. La différence entre les deux interprètes
Papillon 1
Traductions
Papillon 2
réussies
Traductions
réussies
Erreurs non corrigées
76
56
20
16
Corrections d’erreur
4
3
10
5
Corrections d’appropriation
41
27
14
5
Corrections-D
9
4
1
0
Total
130
90
45
26
83
L’interprète qui a traduit la première et ¾ de la deuxième partie a réussi à corriger et traduire
90 erreurs et corrections d’erreur des 130, c’est 69.2%. Le deuxième interprète a réussi à
corriger et traduire 26 des 45 erreurs et corrections, c’est 57.8%. La différence est évidente.
Cependant, cette différence peut être expliquée par le fait que le deuxième interprète avait
déjà interprété une partie de la réunion avant le premier interprète. Cette interprétation ne fait
pas partie de notre corpus parce que, pour constituer le corpus, nous avons sélectionné la fin
de la réunion. Le deuxième interprète pourrait donc effectivement avoir été fatigué ou moins
concentré, bien qu’il ne soit pas possible de l’affirmer avec sûreté. Une autre cause pourrait
être, et selon nous elle est plus probable, que le décalage de temps (‘ear-voice-span’) entre la
prononciation de l’orateur et celle de l’interprète était trop limité, en d’autres termes, que
l’interprète suivait les orateurs de trop près, par lequel phénomène l’interprète avait déjà
traduit l’erreur avant de s’être rendu compte de cette erreur et de la version correcte offerte
par l’orateur. Cela pourrait donc effectivement avoir entravé la réussite de cet interprète.
Dans les résultats de l’analyse de Van Besien et Meuleman, la différence entre les deux
interprètes n’était pas significative. Cela suggérait que les stratégies des interprètes sont
fondamentales et qu’elles ne dépendent pas de leur style individuel. En ce qui concerne nos
résultats, force est de constater que le style individuel a tout de même une influence sur la
réalisation de la traduction de l’interprète.
84
7.5. LES CONCLUSIONS
Sur un nombre total de 175 erreurs et corrections d’erreur, 116 ont été corrigées et traduites
sans l’énonciation originale. Si nous y ajoutons les omissions des erreurs et des corrections
(il y en avait au total 36), nous constatons que dans 152 cas sur 175 l’auditeur ne s’était pas
aperçu d’un problème. Cela constitue un total de 86.9%. En d’autres termes, dans la plupart
des cas l’auditeur ne s’aperçoit pas de l’erreur ou de la correction de l’orateur. Le tableau 12
présente le nombre total des traductions réussies et des omissions des interprètes en fonction
des erreurs et corrections d’erreur des orateurs.
Tableau 12. Les traduction réussies et les omissions
Nombre
Erreur corrigée /
Erreur / correction et
correction traduite
OU omise(s)
Erreurs non corrigées
96
71
25
Corrections-E
13
7
1
Corrections-A
56
34
9
Corrections-D
10
4
1
Total
175
116
36
En considérant les résultats de notre analyse (86.9%) et de l’analyse de Van Besien et
Meuleman (sur 158 erreurs et corrections d’erreur, 129 ont été corrigées ou traduites, cela
constituait un total de 81.6%), nous pouvons conclure que les interprètes de conférence
s’efforcent de faciliter le processus de compréhension de leur clients : ils corrigent la plupart
des erreurs non corrigées de l’orateur et quand celui-ci fait une correction, les interprètes
tentent de traduire la correction sans l’énonciation originale erronée. En conséquence, le
client ne s’aperçoit pas de la plupart des erreurs et des corrections de l’orateur.
85
VIII. LES CONCLUSIONS
L’objectif de ce mémoire était d’analyser le choix de l’interprète face aux erreurs et aux
corrections d’erreur commises par l’orateur qui prononce un discours source impromptu.
Avant de procéder à l’analyse nous avons donné une définition de l’interprétation, esquissé
l’évolution de la recherche scientifique dans le domaine de l’interprétation, approfondi le
phénomène du discours impromptu, présenté trois expériences dans le domaine de l’analyse
d’erreurs chez l’interprète, exposé la théorie de Levelt que nous avons appliqué sur notre
analyse et, finalement, présenté l’étude de Van Besien et Meuleman, sur laquelle nous avons
fondé la nôtre.
À travers le mémoire nous nous sommes posées la question de savoir si le discours
impromptu est plus facile à interpréter qu’un autre type de discours. Nous avons présenté des
théories, des études et des expériences de linguistes renommés dans le domaine de
l’interprétation, qui tous cherchent une réponse à la question. Bien que l’objectif principal de
notre étude soit d’examiner et analyser le choix de l’interprète face à des erreurs et des
corrections d’erreur de l’orateur dans le discours source impromptu et d’arriver, par la suite, à
des constatations, nous avons également pu faire une autre constatation.
Nous avons constaté qu’un discours purement impromptu peut causer des problèmes de
traduction à l’interprète. Les discours prononcés pendant la deuxième partie de la réunion
étaient purement impromptus, les participants n’avaient pas de notes et ils dialoguaient
spontanément entre eux. Ils ne se préoccupaient pas de la qualité de leur parole et le sujet de
conversation suscitait parfois de vives remarques et de franches déceptions, ce qui a encore
entravé la préoccupation linguistique. Nous avons constaté que les interprètes, pendant cette
partie de la réunion ont éprouvé des difficultés au niveau de la traduction des corrections
d’erreur et des corrections d’appropriation des orateurs. Ils ont réussi à traduire beaucoup
moins de corrections sans l’énonciation originale erronée dans la deuxième partie que dans la
première partie où le discours était semi-impromptu. La différence était manifeste.
Giuliana Ardito (1999) estime qu’un discours impromptu peut être plus facile à comprendre,
mais que l’interprétation d’un tel discours peut susciter des difficultés. Des expériences ont
été menées auprès des étudiants en interprétation qui interprétaient des discours caractérisés
86
par différents niveaux d’impromptu (Ardito, The Interpreter Newsletter, vol.9, 1999) et
l’analyse de ces interprétations a démontré que le DI peut comporter des obstacles qui sont
moins récurrents dans les discours semi-impromptus ou non-impromptus, notamment, les
variations de registre, l’humour et une structure de texte plus pauvre au niveau syntaxique et
au niveau sémantique. Les déviances syntaxiques et sémantiques, entravent la logique entre
les différentes parties du discours et cela rend le discours parfois difficile à comprendre.
L’interprète a donc pour tâche de reformuler, d’adapter et de corriger son interprétation pour
la rendre cohérente et cohésive pour son audience. Ardito conclut que les discours
impromptus sont un bon instrument didactique, car, bien qu’ils soient plus faciles à
comprendre, ils comportent des difficultés supplémentaires et inattendues qui pourraient
améliorer les compétences des étudiants en interprétation.
Après être arrivé à des constatations identiques, nous estimons que le discours impromptu est
plus facile à comprendre, mais que la traduction orale du discours impromptu implique pour
l’interprète des difficultés d’adaptation, de formulation et de correction qui pourraient parfois
entraver sa propre formulation.
Cependant, l’objectif principal de ce mémoire était d’étudier le choix de l’interprète à l’égard
des erreurs et des corrections de l’orateur. Après un examen et une analyse soigneux, nous
sommes arrivée à la constatation que l’interprète tentera toujours de faciliter le processus de
compréhension de son client, en corrigeant les erreurs de l’orateur, en traduisant la correction
d’erreur de l’orateur sans l’énonciation originale erronée ou, dans une minorité des cas, en
omettant l’énonciation originale et la correction de l’orateur. Nous avons comparé les
résultats de notre analyse aux ceux de l’analyse de Van Besien et de Meuleman, et nous avons
constaté que nos résultats sont semblables, à part les résultats des corrections d’erreur et des
corrections d’appropriation. Le client ne s’aperçoit dans la plupart des cas pas des erreurs et
des corrections des orateurs.
Comme il a été avancé par Van Besien et Meuleman dans la conclusion de leur étude, la
qualité d’une interprétation est souvent meilleure que celle du discours source, mais avant de
procéder à une telle affirmation, davantage de recherches scientifiques seraient nécessaires.
87
IX. LA BIBLIOGRAPHIE
Ardito, Giuliana
1999
The systematic use of impromptu speeches in training interpreting students The
Interpreters’ Newsletter 9 : 177 – 189
Déjean Le Féal, Karla
1982
Why impromptu speech is easy to understand dans Nils Erik Enkvist (ed)
Impromptu speech : a symposium, °Abo : °Abo Akademi, 221 – 239
Elpers, Kristien
2001
L’anticipation en interprétation Mémoire de maîtrise, Hogeschool Gent
Departement Vertaalkunde, promoteur C. Meuleman (Dr.), Gent, 1 – 9
Enkvist, Nils Erik
1982
Impromptu speech, structure, and process dans Nils Erik Enkvist (ed)
Impromptu speech : a symposium, °Abo : °Abo Akademi, 11 – 31
Gile, Daniel
12/04/2001 Interpreting Research : What you never wanted to ask but may like to know
AIIC, Communicate 11 [en ligne]
http://www.aiic.net/ViewPage.cfm?page_id=341 [10/02/2001]
Kopczy´nski, Andrzej
1982
Effects of some characteristics of impromptu speech on conference interpreting
dans Nils Erik Enkvist (ed) Impromptu speech : a symposium, °Abo : °Abo
Akademi, 255 – 266
Levelt, Willem J. M.
1983
Monitoring and self-repair in speech Cognition 14 : 41 – 104
88
Levelt, Willem J. M.
1995
Speaking. From intention to articulation Cambridge, Massachusetts / London,
England : MIT Press
Loman, Bengt
1982
The segmentation problem in the study of impromptu speech dans Nils Erik
Enkvist (ed) Impromptu speech : a symposium, °Abo : °Abo Akademi,
105 – 115
Seleskovitch, Danica
1982
Impromptu speech and oral translation dans Nils Erik Enkvist (ed) Impromptu
speech : a symposium, °Abo : °Abo Akademi, 241 – 253
Svartvik, Jan
1982
The segmentation of impromptu speech dans Nils Erik Enkvist (ed) Impromptu
speech : a symposium, °Abo : °Abo Akademi, 131 – 138
Van Besien, Fred & Meuleman Chris
2003
Simultaneous interpretation : the interpreter as a corrector of errors and a
repairer of repairs En cours de publication, Hogeschool voor Wetenschap en
Kunst, Brussel & Hogeschool Gent
89
X. L’APPENDICE
Scriptie- en Auteurgegevens:
Naam : Veerle Vanderplasschen
Stamnummer : 19908414
Studiejaar : 2e Licentie vert.-tolk Frans-Spaans
Taal waarin de scriptie geschreven is: Frans
Verplicht trefwoord: Vertaalonderzoek - mondelinge taal
Optionele gegevens:
Vrije trefwoorden:
Simultaan Tolken
Foutenanalyse
Strategieën tolk om
fouten en
verbeteringen van de
spreker te vertalen
spontane spraak door
de spreker in de
brontekst
IWETO-codes:
H365-vertaalwetenschappen
H460-franse-taal-en-letterkunde H350-linguïstiek
H380-vergelijkende-linguïstiek
- annotatie:
Abstract:
- doelstelling:
Wetenschappelijke studie met analyse van corpus over de keuze van de tolk om de fouten van de spreker in de
spontaan gebrachte brontekst te verbeteren, om de verbeteringen die spreker maakt in zijn brontekst te vertalen
zonder de oorspronkelijke fouten, om de verbeteringen van de spreker gewoon weg te laten en de oorspronkelijke
fouten ook of om de verbeteringen van de spreker evenals de oorspronkelijke fouten te vertalen
- middelen of methode:
transcriptie van opgenomen 'life material' --> corpus
analyse van corpus
méthode volgens theorie Willem J. M. Levelt : Self-monitoring and self-repair in speech (1983, 1995)
replicaatstudie van studie Fred Van Besien en Meuleman : Simultaneous Interpretation : the interpreter as a corrector
of errors and a repairer of repairs (2003)
- resultaten:
De tolk zal in het merendeel van de gevallen de fout van de spreker verbeteren of de verbetering die de spreker maakt
van een fout vertalen zonder de oorspronkelijke fout te vertalen. De klant van de tolk of de luisteraar merkt over het
algemeen niets van de fouten of verbeteringen van de spreker. Bijkomende constatering : spontane spraak is vaak
moeilijker te vertalen voor de tolk dan een spontaan gesproken tekst die gebracht is met behulp van notities (semispontaan).