Uploaded by Brammese

180723 Redding klein

advertisement
MODULETEKST REDDER
versie 2016
Redding
FUNCTIONEREN
•
REDDING
•
REANIMATIE
•
EHBO
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Algemene inleiding en doel van de cursus
5
Hoofdstuk 2. Verdrinking in cijfers
9
Hoofdstuk 3. Preventie van verdrinking
17
Hoofdstuk 4. Nuttige achtergrondinformatie
25
Hoofdstuk 5. Verdrinking
31
Hoofdstuk 6. Onderkoeling (hypothermie)
57
Hoofdstuk 7. Redding
65
Hoofdstuk 8. Redding bij nek- en rugletsels
123
,RRIGVWXN6HGGLQJHQLQVSHFLŚHNHVLWXDWLHV Hoofdstuk 10. Reddingsacties
153
Hoofdstuk 11. Tussenkomst van een redder
165
Studievragen Redding
167
&LEOLRJUDŚHHQYHUZLM]LQJHQ Bijlagen
173
Nota: Om de leesbaarheid te bevorderen wordt in de tekst de mannelijke persoonsvorm gebruikt.
De tekst refereert echter naar personen van beide geslachten.
2
REDDING
TER INFO
De tekst in dit type kader is louter informatief en dient niet gekend te zijn voor het examen.
3
Hoofdstuk 1 - Algemene inleiding en doel van de cursus
4
HOOFDSTUK 1.
1.1.
ALGEMENE INLEIDING EN DOEL VAN DE CURSUS
REDDING
Algemene inleiding
De verdrinking (of submersio) is een vaak voorkomende doodsoorzaak. Zij behoort tot een van
de drie hoofdoorzaken van accidentele dood. In België alleen telt men jaarlijks gemiddeld 200
verdrinkingsslachtoffers[*].
Die ongevallen vinden nogal verspreid over het land plaats en de slachtoffers worden meestal het
eerst bijgestaan door leken of door redders, en in mindere mate door artsen. Bijgevolg wordt er
vaak slechts een gering aantal niet-fatale verdrinkingsgevallen gevolgd in ziekenhuizen die voor
uitgebreider onderzoek uitgerust zijn. Het is dan ook te begrijpen dat er hieromtrent maar weinig
betrouwbare statistieken bestaan.
Het probleem van de verdrinking is een complex geheel van opeenvolgende schadelijke processen
in het menselijk lichaam, veroorzaakt door de aanwezigheid ervan in een vloeibaar milieu. Een
duidelijk beeld geven van dit complex geheel is niet steeds evident. Deze cursus heeft tot doel dit
beeld zoveel mogelijk transparant te maken zodat de redder op een doelmatige wijze kan optreden.
In dit cursusdeel komt de redding aan bod. Je leert algemene reddingsvaardigheden beheersen die
je zowel in het zwembad als in open water kan toepassen. De nodige aandacht wordt eveneens
besteed aan de fysiologische processen die zich in het lichaam van een drenkeling afspelen.
)QNHOHVSHFLřHNHVLWXDWLHVZDDUPHHMHDOVUHGGHUJHFRQIURQWHHUGNDQZRUGHQZRUGHQXLWJHGLHSW
Reddingen aan en op zee komen niet aan bod. Daarvoor verwijzen we naar de opleiding “Redder
aan zee”, die door het WOBRA (West-Vlaams opleidingsinstituut voor brandweer, redders en
ambulanciers) wordt gegeven.
Deze moduletekst maakt deel uit van het Brevet van Basisredder, Hoger Redder en Duiker-Redder
van de Vlaamse Trainersschool (Sport Vlaanderen).
[*]
World Health Organisation, Global Report on Drowning. Preventing a leading killer, 2014, pp 1-59.
5
Hoofdstuk 1 - Algemene inleiding en doel van de cursus
1.2.
Het doel van de cursus[*]
Het doel van deze cursus is redders op te leiden tot personen die toezicht kunnen houden in
zwemgelegenheden, preventief kunnen optreden en hierdoor ongevallen kunnen voorkomen,
hulp en bijstand kunnen bieden aan personen in gevaar en volgens de veiligheidsvoorschriften
en de urgentie- en prioriteitsvereisten kunnen handelen, om de veiligheid van de bezoekers in
zwemgelegenheden te garanderen. De kennis van de redder kan uiteraard ook benut worden bij
ongevallen buiten de zwemomgeving.
Met redder wordt zowel de zwembadredder als de openwaterredder bedoeld. De redder moet
de nodige fysieke, cognitieve en zintuigelijke vaardigheden (gezicht en gehoor) bezitten voor de
uitoefening van het beroep. Hij/zij is tevens communicatief, alert en assertief.
Met zwemgelegenheid wordt hier bedoeld: zowel zwem-, instructie- en recreatiebaden (al dan niet
overdekt), als open zwemgelegenheden en waterrecreatie in meren, vijvers en dergelijke, beter
gekend als open zwemgelegenheden en watersportzones.
•
•
•
De zwembadredder houdt toezicht in overdekte en niet overdekte circulatiebaden.
De openwaterredder houdt toezicht in zwemgelegenheden en waterrecreatie in meren, vijvers
en dergelijke.
De Duiker-Redder houdt toezicht over beoefenaars van de duiksport in zwemgelegenheden en
in clubverband.
Hieronder worden de competenties van een redder, alsook het kennispakket en de vaardigheden
weergegeven.
1.2.1.
Competenties
De uitgebreide lijst van taken en competenties van een redder, zijn kennis en zijn vaardigheden
worden weergegeven in Bijlage 1.
De competenties van een redder liggen op vier domeinen, namelijk de preventie, de interventie, de
post-interventie en de bijkomende taken.
1.2.1.1.
Preventie
1.
Controleert de zwemgelegenheid en bijhorende ruimten en evalueert deze op risico’s. Controleert
de administratieve en reglementaire conformiteit van openbare plaatsen (inrichtingen,
veiligheidssystemen, enz.).
2. Bereidt
veiligheidsmateriaal
(reddings-,
reanimatie-,
EHBO-materiaal,
enz.)
en
beschermingsmateriaal (handschoenen, brillen, maskers, enz.) voor en controleert de
bruikbaarheid en staat ervan.
3. Houdt toezicht en werkt in teamverband.
[*] &HURHSVNZDOLŚFDWLHGRVVLHU]ZHPEDGHQRSHQZDWHUUHGGHU
6
1.2.1.2.
Interventie
REDDING
1.
Bepaalt acties voor hulp en bijstand aan personen bij lichte, niet levensbedreigende ongevallen.
Helpt en staat slachtoffers van ongevallen bij (EHBO, evacuatie, enz.).
2. Bepaalt acties voor hulp en bijstand aan personen bij zware, levensbedreigende ongevallen in
afwachting van de hulpdiensten.
3. Bepaalt acties voor hulp en bijstand aan personen bij rampen in afwachting van de hulpdiensten.
4. Informeert verantwoordelijken, gespecialiseerde hulpdiensten, orde-diensten, artsen, enz. over
de interventies en de evolutie van de situatie.
1.2.1.3.
1.
Post Interventie
Informeert verantwoordelijken over de interventies.
1.2.1.4.
Bijkomende taken
1. Oefent met collega’s interventie- en hulpverleningstechnieken.
2. Bereidt het zwem- en spelmateriaal (vlotters, drijfplanken, boeien, enz.) voor en controleert de
bruikbaarheid en staat ervan.
3. Volgt de administratieve gegevens van de dienst op.
4. Controleert de water- en luchtkwaliteit.
5. Houdt de zwemgelegenheid rein.
Sommige bijkomende taken worden niet opgelegd door de wetgeving maar kunnen door de
zwembadverantwoordelijken worden opgelegd aan de redders, zoals taken 2, 3, 4 en 5.
7
Hoofdstuk 2 - Verdrinking in cijfers
8
HOOFDSTUK 2. VERDRINKING IN CIJFERS
2.1.
REDDING
(HŚQLWLHYDQYHUGULQNLQJ
:HUGULQNHQ ZRUGW JHGHřQLHHUG DOV KHW SURFHV YDQ KHW HUYDUHQ YDQ DGHPKDOLQJVVWRRUQLVVHQ DOV
gevolg van de onderdompeling in een vloeistof[*].
Voor slachtoffers die een verdrinking hebben overleefd, gebruikt men de term “niet-fatale
verdrinking”. De term “bijna verdrinking” wordt dus niet meer gebruikt[**].
2.2.
Stille dood
Mensen denken dat een drenkeling schreeuwt en plotselinge of hevige bewegingen maakt door te
wuiven en/of met water te spatten. In werkelijkheid is een verdrinking meestal geluidloos.
Terwijl de nood en de paniek soms op voorhand kan plaatsvinden, is de uiteindelijke verdrinking
snel en vaak stil. Bij gebrek aan lucht, is een persoon die verdrinkt meestal niet in staat om te
schreeuwen, om hulp te roepen of om aandacht te vragen, omdat de mond al onder water is en
het slachtoffer niet genoeg lucht heeft.
Na de periode van nood en paniek, komt de persoon progressief in een fase van verlaagd bewustzijn
en zullen instinctieve acties, beheerd door het autonome zenuwstelsel, geactiveerd worden en het
gedrag overnemen.
Dit instinct vindt meestal plaats gedurende 20 tot 60 seconden voordat het slachtoffer naar
de bodem zinkt[***]. Ter vergelijking: een persoon die nog steeds kan schreeuwen en de mond
voortdurend boven kan houden, kan in nood zijn, maar is niet in onmiddellijk gevaar van verdrinking
in vergelijking met een persoon die niet in staat is om dat te doen.
:RRUHHQRQJHWUDLQGHZDDUQHPHUNDQHHQGUHQNHOLQJGLHWRWVHFRQGHQUHŚH[PDWLJHEHZHJLQJHQ
maakt niet in nood zijn, het slachtoffer beweegt en lijkt op een veilige manier te zwemmen. Deze
slachtoffers tonen over het algemeen geen zichtbare paniek in hun bewegingen, omdat ze niet
roepen en geen ongewone gebaren uitvoeren. Ze kunnen niet stuwen met de voeten en kunnen
niet zwemmen naar een hulpverlener. Deze handelingen kunnen worden begrepen als “het spelen in
het water” door diegenen die de verdrinking niet kennen. Zwemmers in de onmiddellijke omgeving,
realiseren zich vaak niet dat er zich een noodsituatie voordoet.
Redders moeten worden geoefend om deze instinctieve handelingen te herkennen en correct te
interpreteren.
[*] )*YDQ&HHFN'1&UDQFKH(7]SLOPDQ.,1RGHOO ..01&LHUHQV %QHZGHŚQLWLRQRIGURZQLQJWRZDUGVGRFXPHQWDWLRQ
DQGSUHYHQWLRQRIDJOREDOSXEOLFKHDOWKSUREOHP&XOOHWLQRIWKH;RUOG,HDOWK3UJDQLVDWLRQSSŁ
[**] )*YDQ&HHFN'1&UDQFKH(7]SLOPDQ.,1RGHOO ..01&LHUHQV %QHZGHŚQLWLRQRIGURZQLQJWRZDUGVGRFXPHQWDWLRQ
DQGSUHYHQWLRQRIDJOREDOSXEOLFKHDOWKSUREOHP&XOOHWLQRIWKH;RUOG,HDOWK3UJDQLVDWLRQSSŁ
[***]:LWWRQH1DULR4LD*UDQFHVFR4K( *DOO ņ-WGRHVQńWORRNOLNHWKH\DUHGURZQLQJŇ,RZWRUHFRJQL]HWKHLQVWLQFWLYHGURZQLQJ
UHVSRQVHŇ.RXUQDORI97'RDVWJXDUGVHDUFKDQGUHVFXHS
9
Hoofdstuk 2 - Verdrinking in cijfers
In noodsituaties waarin geen redder of andere opgeleide personen aanwezig zijn, is het raadzaam
te wachten tot het slachtoffer stopt met bewegen of aan het zinken is voordat de redder het
slachtoffer vastgrijpt. Terwijl de instinctieve reactie tijdens een verdrinking plaatsvindt, zal een
slachtoffer spontaan en fors voorwerpen en personen die als steun kunnen dienen grijpen in een
poging om te ademen[*].
Dit kan leiden tot een verdrinking van zowel de hulpverlener als het slachtoffer. Het fenomeen is
gekend als het AVIR Syndroom (Aquatic Victim Instead of Rescuer Syndrome) dat in de periode van
1992 tot 2010 al 103 redders in Australië en 86 in Nieuw Zeeland heeft gedood terwijl 75% van de
slachtoffers overleefden[**]. 86 van de redders die verdronken probeerden kinderen te redden.
Ze hebben gefaald omdat zij de elementaire veiligheidsregels hebben verwaarloosd of de juiste
technieken niet hebben geleerd en toegepast om zich te wapenen tegen deze handelingen van de
drenkelingen[***].
Brewster stelde vast dat wanneer een redder geconfronteerd werd met een slachtoffer, deze laatste
een natuurlijk en oncontroleerbaar instinct heeft om alle houvast te grijpen in een poging het hoofd
boven water te krijgen en te ademen. De redder kan ondergedompeld worden of gewurgd, waardoor
ademen moeilijk of onmogelijk wordt. Slachtoffers die verdrinken, vertonen vaak buitengewone
krachten en zelfs kinderen kunnen volwassenen, die hen te hulp komen, in moeilijkheden brengen.
Dit kan resulteren in een verdrinking van zowel het slachtoffer als de altruïstische “redder”[****].
2.3.
:HUGULQNLQJLQGHZHUHOG
Een niet fatale verdrinking is een zeer aangrijpend incident, zowel voor het slachtoffer, de redder
als de onmiddellijke omgeving. De meeste verdrinkingen gebeuren op onbewaakte plaatsen, zoals
in zee, meren, kanalen, rivieren en plaatsen waar zwemmen verboden is.
De verdrinking is een ernstige en verwaarloosde bedreiging die, volgens de Wereld Gezondheids
Organisatie (WHO) jaarlijks ongeveer 372.000 levens eist[*****]. Dit dodental is 75% dat van
ondervoeding en ruim 50% van malaria. In tegenstelling
tot ondervoeding en malaria, is er echter geen
wereldwijde preventieprogramma dat zich richt op het
voorkomen van de verdrinking. Daarom heeft de WHO
de Internationale Reddings Federatie (ILS) de opdracht
gegeven om hiervoor een verdrinkingspreventieplan op
te stellen.
[*] ;K\(R4HRSOH3IWHQ(URZQ8RJHWKHU#Ň0LYHVFLHQFHFRP
[**] 7WXII1VWXIIFRQ]
[***]KWWSMRXUQDOVKXPDQNLQHWLFVFRP%FX'XVWRP7LWHQDPH(RFXPHQWV(RFXPHQW-WHPSGI
[****] &'KULV&UHZVWHU )G 3SHQZDWHU0LIHVDYLQJ8KH9QLWHG7WDWHV0LIHVDYLQJ%VVRFLDWLRQ1DQXDOSS
[*****] ;RUOG,HDOWK3UJDQLVDWLRQ+OREDO6HSRUWRQ(URZQLQJ4UHYHQWLQJDOHDGLQJNLOOHUS
10
REDDING
Het laatste uitgegeven rapport van de WHO dekt de verdrinkingscijfers in alle landen en over
alle leeftijden maar geeft enkel statistieken in verband met overlijden. Voor landen waar geen
statistieken bijgehouden worden, heeft de WHO de cijfers zo goed mogelijk geëxtrapoleerd. In deze
landen, die vaak lagelonenlanden zijn, merken wij een bijzonder hoge incidentie van verdrinking,
en dit vooral bij kinderen en jongeren.
In vergelijking tot andere verwondingen, is het overleven vrijwel uitsluitend bepaald door de plaats
waar het incident zich afspeelt en is ze afhankelijk van twee zeer variabele factoren:
• De snelheid dat de persoon uit het water is gehaald.
• De kwaliteit van de (eventuele) reanimatie.
De verdrinking is de derde meest voorkomende oorzaak van overlijden door een ongeval in de
wereld, goed voor 7% van alle schade gerelateerde sterfgevallen. Kinderen die jonger zijn dan vijf
jaar vormen de grootste risicogroep. Mannen hebben twee keer zoveel kans om te verdrinken dan
vrouwen. Meer dan de helft van de slachtoffers is jonger dan 18 jaar. Inkomensniveaus hebben ook
een impact, immers, de overgrote meerderheid van verdrinkingen gebeuren in landen met een laag
tot midden inkomen. Landen waar mensen dagelijks afhankelijk zijn van contact met water voor
werk, vervoer en landbouw horen tot de grootste risicogroep[*].
De WHO vermeldt in haar rapport dat de cijfers die zij uitgeven de realiteit tekort aandoen. Het
verzamelen van gegevens in landen die geen statistieken bijhouden is zeer moeilijk tot onmogelijk.
Het belemmert eveneens de planning, uitvoering en monitoring van preventieve maatregelen.
De WHO geeft toe dat er ook geen rekening werd gehouden met de ware situaties. Een
verdrinkingsslachtoffer dat bijvoorbeeld sterft in een ambulance onderweg naar een ziekenhuis
komt vaak niet terecht in de verdrinkings-statistieken. Ook zelfdoding in het water, ongevallen bij
watertransport, ongevallen bij werken in en op het water, verdrinking als gevolg van overstromingen,
personen die blijvende letsels oplopen na een verdrinking, enz. worden niet in de WHO statistieken
opgenomen.
De WHO weet zeer duidelijk dat het rapport de volle omvang van het verdrinkingsprobleem in de
wereld niet dekt. Gegevens over niet-fatale verdrinkingen, die iets kunnen onthullen over de last
van ernstige letsels en levenslange handicaps, worden ook niet routinematig verzameld en worden
niet weergegeven in het rapport.
[*]
World Health Organisation, Global Report on Drowning. Preventing a leading killer, 2014, pp VIII.
11
Hoofdstuk 2 - Verdrinking in cijfers
Gegevens uit landen met hoge inkomens suggereren dat de cijfers gehanteerd door de WHO minstens
50% lager zijn dan de werkelijkheid[*].
Zelfs gegevens van een aantal landen met laag- en midden inkomens contrasteren duidelijk met
WHO schattingen. Sommige auteurs suggereren dat het echte verdrinkingsniveau vier tot vijf maal
hoger is dan de cijfers gepubliceerd door de WHO[**].
Andere factoren die de volledige omvang van de wereldwijde verdrinking verduisteren zijn:
• Een slecht systeem voor gegevensverzameling.
• Het feit dat veel verdrinkingsslachtoffers nooit een medische instelling hebben bereikt waar
hun overlijden werd geregistreerd.
• De snelle begrafenis van verdrinkingsslachtoffers (om culturele redenen) die leidt tot sterfgevallen
die niet werden aangegeven.
• Het niet terugvinden van slachtoffers die zijn verdronken bij rampen.
De slechte rapportering van verdrinkingsgegevens heeft ook bijgedragen tot een verwaarlozing
van het onderzoek in verdrinkingspreventie. Hoewel er wereldwijd enig succes genoteerd werd
op handelingen om verdrinking te voorkomen, zijn deze preventie-inspanningen vooral gericht op
recreatieve instellingen in landen met hoge inkomens, niet op instellingen in landen met laag- en
midden inkomens waar de overgrote meerderheid (91%) van de verdrinkingen optreedt en waar de
preventie dringend nodig is[***].
WIST JE DAT ...
Per minuut sterven er twee personen ten gevolge van verdrinking.
Eén ervan is een kind of jongere van minder dan 18 jaar (ILS, 2014).
[*] 0XQHWWD4HWDO9QLQWHQWLRQDOGURZQLQJLQ*LQODQGŁ%SRSXODWLRQEDVHGVWXG\-QWHUQDWLRQDO.RXUQDORI)SLGHPLRORJ\
Ł
[**] 4HGHQ1HWDOHGV;RUOGUHSRUWRQFKLOGLQMXU\SUHYHQWLRQ+HQHYD;RUOG,HDOWK3UJDQLVDWLRQDQG92-')*
[***] World Health Organisation, Global Report on Drowning. Preventing a leading killer, 2014, pp 1-59.
12
REDDING
TER INFO
(H;,3ZHHWGDWKXQFLMIHUYDQYHUGULQNLQJHQHHQGXLGHOLMNHRQGHUVFKDWWLQJLVHQHQNHO
JHEDVHHUG LV RS YRRUOLJJHQGH VWHUIWHVWDWLVWLHNHQ FRGHV ; WRW ; ]LH KLHURQGHU :ROJHQV
GHFLMIHUVJHKDQWHHUGGRRUGH-QWHUQDWLRQDOH6HGGLQJV*HGHUDWLH -07 GLHVWLO]ZLMJHQGZRUGHQ
DDQJHQRPHQGRRUGH;,3OLJWKHWZHUNHOLMNFLMIHUYDQYHUGULQNLQJHQWRWGULHPDDOKRJHUQDPHOLMN
URQG GH WRW PLOMRHQ SHU MDDU -07 KRXGW QLHW DOOHHQ UHNHQLQJ PHW GH VWDWLVWLHNHQ YDQ GH
YHUGULQNLQJPDDURRNPHWYHUGULQNLQJDOVJHYROJYDQRYHUVWURPLQJHQWVXQDPLńVQDWXXUUDPSHQ
modderstromen, zelfdoding, moord, verdrinking als gevolg van ongevallen met voertuigen in
ZDWHUHQPHWYDDUWXLJHQ LQFOXVLHIGH]HPHWPLJUDQWHQHQYOXFKWHOLQJHQ DOVRRNPHWGHGRRG
YDQ SHUVRQHQ WHQ JHYROJH YDQ VHFRQGDU\ GURZQLQJ HQ YDQ HUQVWLJH OHWVHOV RSJHORSHQ QD HHQ
verdrinking, met de dood als gevolg.
(RRGVRRU]DNHQ ZRUGHQ JHFRGHHUG YROJHQV HHQ LQWHUQDWLRQDDO DDQJHQRPHQ FRGHV\VWHHP
JHQDDPG-'(FRGH -QWHUQDWLRQDO'ODVVLŚFDWLRQRI(LVHDVHV (HYHUGULQNLQJHQZRUGHQDOVYROJW
JHFRGHHUG KWWSZZZ]RUJHQJH]RQGKHLGEH'LMIHUV7WHUIWHFLMIHUV7WDWLVWLHNYDQGHGRRGVRRU]DNHQ ;
Verdrinking en onderdompeling in badkuip tijdens baden
;
Verdrinking en onderdompeling na val in een badkuip
;
Verdrinking en onderdompeling tijdens baden in zwembad
;
Verdrinking en onderdompeling na val in een zwembad
;
:HUGULQNLQJ HQ RQGHUGRPSHOLQJ WLMGHQV EDGHQ LQ EXLWHQZDWHU PHHU ]HH ULYLHU
VWURRP
;
Verdrinking en onderdompeling na val in buitenwater
;
3YHULJHJHVSHFLŚFHHUGHYHUGULQNLQJHQRQGHUGRPSHOLQJ ZDWHUUHVHUYRLUWDQNHQ]
;
2LHWJHVSHFLŚFHHUGHYHUGULQNLQJHQRQGHUGRPSHOLQJ
;
Inhalatie van maaginhoud
;
-QKDODWLHYDQYRHGVHOHQGUDQNOHLGHQGWRWREVWUXFWLHYDQOXFKWZHJHQ
V90
3QJHYDOPHWYDDUWXLJOHLGHQGWRWYHUGULQNLQJHQRQGHUGRPSHOLQJ NDSVHL]HQ]LQNHQ
EUDQGHQGVFKLSERRWRQJHYDO
V92
Verdrinking of onderdompeling samenhangend met vervoer over water, zonder
RQJHYDOPHWYDDUWXLJ RYHUERRUGYDOOHQRIJHVSRHOGZRUGHQ
8
%FFLGHQWHOHK\SRWKHUPLH
<
Intentionele zelfdoding door submersie
X92
Doding door verdrinking
<
7ODFKWRIIHUYDQ8VXQDPL
<
7ODFKWRIIHUYDQJROYHQYHURRU]DDNWGRRUVWRUPHQWRUQDGRńVHQ]
<
7ODFKWRIIHUYDQRYHUVWURPLQJHQ
13
Hoofdstuk 2 - Verdrinking in cijfers
2.4.
Verdrinking in Europa
In het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn, namelijk 2010, bedroeg het aantal
accidentele verdrinkingsdoden in de 28 landen van de huidige
Europese Unie gemiddeld 1,4 per 100 duizend inwoners[*]. Voor mannen was dit 2,3 en voor vrouwen
0,6.
De minste verdrinkingen komen voor in Engeland (0.4), België staat op de zevende plaats (0.7). De
meeste verdrinkingen komen voor in Cyprus (4,1), Roemenië (4,8), Estland (6,8), Litouwen (10,4) en
Letland (11,1).
2.5.
Verdrinking in België en Vlaanderen
Jaarlijks komen in België iets meer dan 200 mensen om het leven door verdrinking[**]. Vergeleken
met 20 jaar geleden zien we een felle daling van ongeveer 30% van het aantal verdrinkingen.
Gemiddeld verdrinken er een 120-tal personen per jaar in Vlaanderen. Dit is ongeveer één verdrinking
om de drie dagen[***]. Verdrinkingen door bootongevallen zijn in deze cijfers niet inbegrepen[****].
Twee derde van het aantal verdrinkingen zijn niet-accidentele verdrinkingen (zelfmoord) terwijl
1/3e accidentele verdrinkingen zijn. Voor de helft van de slachtoffers is de plaats van verdrinking
bekend: een tiental personen verdrinken in een zwembad, een 20-tal in een bad en 56 in open
water. Verdrinkingen aan de kust zijn in bovenstaande cijfers niet inbegrepen. Tussen 1999 en 2004
verdronken acht personen aan de Belgische kust. Het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
registreerde 14 niet fatale verdrinkingen aan de kust in die periode. Van de acht verdrinkingen,
gebeurden er slechts twee in de bewaakte zone. De rest gebeurde in de onbewaakte zones of buiten
de diensturen. Bij de niet fatale verdrinkingen zien we dezelfde trend: zes ongevallen gebeurden in
de bewaakte zone, acht in de onbewaakte.
[*] 4HWHU/DPSHU *UDQVYDQ4RSSHOYHUGULQNLQJVULVLFRVWHUNDIJHQRPHQ(HPRVSS )XURVWDW
[**] World Health Organisation, Global Report on Drowning. Preventing a leading killer, 2014, pp 1-59.
[***]6HG*HG'XUVXV,RJHU6HGGHU:87Ł&ORVR
[****] KWWSZZZ]RUJHQJH]RQGKHLGEH'LMIHUV7WHUIWHFLMIHUV7WDWLVWLHNYDQGHGRRGVRRU]DNHQ
14
REDDING
Het grootste aantal verdrinkingsongevallen gebeurt in zoet water. De slachtoffers zijn vooral kinderen
tussen de leeftijd van 0 en 5 jaar. Zowel jongens als meisjes. Dit is logisch, gezien kinderen op deze
leeftijd nog niet kunnen zwemmen. De ouders zijn een belangrijke doelgroep naar preventie toe.
Een tweede risicogroep zijn volwassenen. De activiteiten van deze doelgroep spelen meestal een
rol in de verdrinking: ze beoefenen diverse watersporten (surfen, zeilen, duiken, enz.) die het risico
op ongevallen vergroten. Ook het geslacht speelt een rol. Opmerkelijk is dat er meer accidentele
verdrinkingen gebeuren bij jongens dan bij meisjes[*].
2.6.
Locaties met een hoog risico om te verdrinken
Wanneer men op en rond het water is, moet men steeds oog hebben voor de risico’s die hieraan
verbonden zijn. De belangrijkste risicofactoren van verdrinking zijn het ontbreken van schuttingen
en barrières om blootstelling aan waterpartijen te voorkomen. Het ontbreken van adequaat toezicht
van kinderen en jongeren is eveneens een risico. De geringe kennis van zwemvaardigheden en het
verwaarlozen van gevaren van water zijn ook verhoogde risicofactoren. Bij jongvolwassenen is het
overmatig gebruik van drugs en alcohol een risicoverhogende factor. Andere risicofactoren zijn het
vervoer over water, gebrek aan veilige watervoorzieningen en overstromingen[**].
Redders moeten risico’s kunnen inschatten, maar ook risico’s kunnen evalueren.
RISICO’S INSCHATTEN EN EVALUEREN
)HQULVLFRZRUGWPHHVWDOLQJHVFKDWYROJHQVGHYROJHQGHWDEHO
Kans op ongeval
Ernst van de uitkomst
Weinig schadelijk
Schadelijk
Hoogst onwaarschijnlijk Verwaarloosbaar risico Aanvaardbaar risico
Onwaarschijnlijk
Aanvaardbaar risico
Matig risico
Waarschijnlijk
Matig risico
Aanzienlijk risico
Zeer schadelijk
Matig risico
Aanzienlijk risico
O n a a n v a a rd b a a r
risico
%FWLHVGLHPRHWHQZRUGHQRQGHUQRPHQELMEHSDDOGHULVLFRńV
Risiconiveau
Actie en tijdschaal
Verwaarloosbaar Geen actie vereist.
Aanvaardbaar
Geen extra controle is nodig. Oplossingen en/of verbeteringen kunnen
overwogen worden als die geen extra kosten omvatten.
Matig
Matige inspanningen moeten worden ondernomen om de risico’s te
verminderen. De kosten moeten zorgvuldig worden gemeten en beperkt.
Risicobeperkende maatregelen moeten binnen een bepaalde tijdsperiode
worden geïmplementeerd. Waar het matig risico wordt geassocieerd met
extreem schadelijke gevolgen, is een verdere evaluatie nodig om nauwkeuriger
de waarschijnlijkheid van de schade vast te leggen.
Aanzienlijk
De activiteit mag niet worden gestart totdat het risico is verminderd of
weggewerkt.
Onaanvaardbaar De activiteit mag niet worden gestart of voortgezet totdat het risico is
verminderd of weggewerkt. Als het niet mogelijk om het risico te beperken,
blijft de activiteit verboden.
[*] 6HG*HG'XUVXV,RJHU6HGGHU:87Ł&ORVR
[**] World Health Organisation, Global Report on Drowning. Preventing a leading killer, 2014, pp 1-59.
15
Hoofdstuk 3 - Preventie van verdrinking
16
HOOFDSTUK 3. PREVENTIE VAN VERDRINKING
REDDING
Preventie is van vitaal belang. Inderdaad, zodra iemand verdrinkt, is de uitkomst vaak fataal. De
verdrinkingspreventie gaat steeds gepaard met twee essentiële elementen:
• De opvoeding van de bevolking.
• De wetgeving die dient gevolgd te worden.
De preventie kan slaan op de volgende tien punten[*]:
3.1.
:HUKLQGHURIFRQWUROHHUGHWRHJDQJWRWZDWHU
In en rond het huis komen diverse waterzones voor die een gevaar kunnen betekenen, dit kan gaan
van een meer, een fontein, een siervijver, een zwembad, waterreservoirs, waterputten, enz. tot zelfs
schijnbaar onschuldige emmers of waskommen. In Bangladesh verdrinken 80% van de kinderen
jonger dan vijf jaar in meren, grachten en waterreservoirs in en rond het huis[**].
Het plaatsen van hindernissen en barrières die de toegang tot het water verhinderen voor peuters,
kleuters, kinderen, anders validen en personen die niet kunnen zwemmen, zal de verdrinking
terugdringen. Daarom wordt aangeraden om:
• huiszwembaden, vis- en tuinvijvers te omheinen en speciale deuren te benutten om de toegang
voor kleine kinderen onmogelijk te maken;
• watertanks, waterputten of watercontainers af te sluiten;
• een peuter, kleuter of kind nooit alleen in een bad te laten of zelfs in een douche.
Opvoeding
• Breng kinderen van jongs af aan respect bij voor water, en gebruik zo nodig drijfmiddelen.
• Leer bezoekers zich veilig te gedragen in de omgeving van water.
• Houd actief toezicht op kinderen. De
klemtoon ligt op het woord “actief” en
veronderstelt waakzaamheid.
Wetgeving
Help met de uitvaardiging van wetgevingen
in verband met de toegang van water.
In Australië moeten bijvoorbeeld alle
huiszwembaden een omheining hebben met
een deur die automatisch dichtvalt en niet
door een kind kan geopend worden. Studies
hebben uitgewezen dat dit de verdrinkingen
met 50% heeft doen dalen. In Vlaanderen kent
men dergelijke wetgeving nog niet.
[*] ;RUOG,HDOWK3UJDQLVDWLRQ+OREDO6HSRUWRQ(URZQLQJ4UHYHQWLQJDOHDGLQJNLOOHUSS
[**] KWWSWDVFJFLSIRUJEDQJODGHVKKWPO
17
Hoofdstuk 3 - Preventie van verdrinking
JONGE KINDEREN...
Ook voor jonge kinderen uit de buurt is een zwembad, een visvijver, een tuinvijver, een meertje
gevaarlijk. Het water is immers aantrekkelijk gelegen, vaak in een omgeving die tot spelen uitnodigt.
De afsluitingen moeten voldoende hoog zijn en moeten het klimmen tegengaan. Het installeren
YDQ HHQ DODUP GDW ZDDUVFKXZW DOV LHPDQG KHW ZDWHURSSHUYODN QDGHUW NDQ H[WUD QXWWLJ ]LMQ
Reddingsmateriaal rond het water moet ook worden voorzien. Kinderen moeten bewust gemaakt
worden van het gevaar en bijkomende veiligheidsmaatregelen moeten worden voorzien. Ouders
en kinderen moeten de vijver goed kunnen zien. Overhangende oeverplanten, hoge waterplanten
HQ]DNHQGLHKHWXLW]LFKWEHOHPPHUHQPRHWHQZHJJHKDDOGZRUGHQ(HZDWHUGLHSWHZRUGWEHVW
YHUPLQGHUGPHW]DQGJULQGRIHHQURRVWHUGLHKHWJHZLFKWYDQKHWNLQGNDQGUDJHQ%OVHUHHQ
duidelijke vlakke overgang tussen land en water is gemaakt, dan is de kans op uitglijden kleiner
en hebben kinderen minder kans om plots in het water te vallen. De vijver moet voorzien worden
van een overloop, om te voorkomen dat het waterpeil kan stijgen. Net als het zwembad is ook de
YLMYHUDIJHVORWHQPHWHHQGHJHOLMNKHNGDWDOWLMGJHVORWHQLV7ODFKWRIIHUVYDQYHUGULQNLQJLQ WXLQ
vijvers zijn meestal kleuters en kleine kinderen.
3.2.
0HHU]ZHPPHQ
Het leren omgaan met het water door schoolgaande kinderen is belangrijk. Kinderen moeten niet
alleen de gevaren van het water kennen, zij moeten ook het plezier ervan ervaren. Het is bewezen
dat het aanleren van zwemvaardigheden de verdrinking terugdringt.
Opvoeding
Hiervoor is het best dat personen leren zwemmen, dat zij aspecten beheersen van de waterveiligheid,
dat zij zelfreddingstechnieken kennen en dat zij reddingsvaardigheden beheersen. Zij doen dit best
onder begeleiding van goede instructeurs.
18
REDDING
TER INFO
•
•
•
•
•
•
•
•
0HHU NLQGHUHQ ]R YURHJ PRJHOLMN ]ZHPPHQ >ZHPPHQ LV DDQ WH UDGHQ YDQDI YLHU MDDU
Watergewenning kan eventueel vanaf zes maanden starten. Watergewenning kan in een
]ZHPEDGPDDURRNJHZRRQWKXLVRQGHUGHGRXFKHRILQHHQEDGNXLS/XQQHQ]ZHPPHQ
verkleint de kans op verdrinking. Als een kind kan zwemmen, wil dat nog niet zeggen dat
het niet kan verdrinken. Uit de praktijk blijkt dat kinderen die per ongeluk in het water
WHUHFKWNRPHQLQSDQLHNNXQQHQUDNHQHQSORWVJHHQ]ZHPEHZHJLQJHQPHHUNXQQHQXLWYRHUHQ
)ULVQXHHQPDDOHHQJURRWYHUVFKLOWXVVHQGRHOEHZXVWJDDQ]ZHPPHQLQHHQ]ZHPEDGHQ
SHURQJHOXNPHWNOHUHQDDQLQHHQNRXGPHHUWHUHFKWNRPHQ
0HHUNLQGHUHQPDDURRNMRQJHUHQHQYROZDVVHQHQRPQRRLWDOOHHQWH]ZHPPHQHQOHHU]HKHW
YHUVFKLOWXVVHQGLHSHQRQGLHSZDWHUWHRQGHUVFKHLGHQ
Gebruik bij kinderen die niet kunnen zwemmen veilige drijfmiddelen. Koop alleen
veiligheidsmateriaal met een CE-markering dat voldoet aan de reglementering inzake
SHUVRRQOLMNHEHVFKHUPLQJVPLGGHOHQ4DVRSPHWDWWULEXWHQGLHDOVVSHHOJRHGZRUGHQYHUNRFKW
]HELHGHQYDDNQLHWGHQRGLJHEHVFKHUPLQJ
&UHQJNLQGHUHQYDQMRQJVDIDDQUHVSHFWELMYRRUZDWHUHQOHHUNLQGHUHQGHJHYDUHQYDQZDWHU
regenputten, zwembaden, de zee, enz. kennen.
3RN JHRHIHQGH ]ZHPPHUV NXQQHQ YHUGULQNHQ 4DV RS PHW XLWVSUDNHQ WHJHQ KHW NLQG DOV
ņ>RODQJMHQLHWNDQ]ZHPPHQPDJMHQLHWLQGH]HHŇHQņ.HNULMJWSDVHHQRSEODDVERRWDOV
MH NDQ ]ZHPPHQŇ (H]H XLWVSUDNHQ ZHNNHQ ELM KHW NLQG GH LQGUXN GDW KHP QLHWV PHHU ]DO
gebeuren als hij eenmaal kan zwemmen.
0HHUNLQGHUHQGHJHYDUHQYDQJROIVODJEDGHQVWURPLQJVEDGHQHQRSYDQJEDGHQ3SYDQJEDGHQ
YDQJOLMEDQHQ]LMQPHHVWDORQJHYHHUDQGHUKDOYHPHWHUGLHS:RRUDONOHLQHNLQGHUHQODWHQ]LFK
YHUUDVVHQ>HVFKXLYHQQLHWVYHUPRHGHQGGHJOLMEDDQDIHQNXQQHQGDQSORWVHOLQJQLHWPHHU
staan in het water. Bovendien zijn de zones onder glijbanen en springplanken extra gevaarlijk
om te botsen. Indien een zwemmer niet snel genoeg weg is, bestaat de kans dat een volgende
er tegenaan botst.
0HHUNLQGHUHQGHJHYDUHQYDQYHUERUJHQKRHNMHV-QVRPPLJH]ZHPEDGHQ]LMQQLHWDOOHKRHNHQ
HYHQGXLGHOLMN]LFKWEDDUYDQRSžžQSODDWV
0HHUNLQGHUHQGHJHYDUHQYDQZDWHUVSRUWHQHQOHHU]HRPVWHHGVHHQUHGGLQJVYHVWWHGUDJHQ
Wetgeving
Volgens de eindtermen van het onderwijs, opgelegd door de overheid, moet een kind op het einde
van het lager onderwijs zich veilig in het water kunnen voelen en kunnen zwemmen. Naast de
vaardigheid om te kunnen zwemmen staan ook vaardigheden centraal rond de veiligheid.
19
Hoofdstuk 3 - Preventie van verdrinking
3.3.
Leer helpen/redden/reanimeren
Sommige reddingspogingen eindigen met de hulpverlener die verdrinkt. Dit kan doordat hij niet
goed kon zwemmen of omdat hij zich niet bewust was van eenvoudige, veilige reddingstechnieken.
Er zijn sterke aanwijzingen dat de reanimatie, dat wil zeggen zowel hartmassage en mond-op-mond
beademing, de enige manier is om de dood te voorkomen bij een slachtoffer die geen pols heeft
en geen ademhaling. De overlevingskansen vergroten wanneer zo snel mogelijk gepaste reanimatie
wordt uitgevoerd.
Opvoeding
Het aanleren van veilige reddingstechnieken en van basisreanimatievaardigheden behoort tot de
preventie.
Wetgeving
Er is momenteel geen wettelijke verplichting om reddings- en reanimatietechnieken te beheersen.
Dit wordt meestal gedaan op vrijwillige basis.
3.4.
Pas de juiste technieken toe
Een vereenvoudigde methode van reanimatie wordt gepromoot voor ongetrainde EHBO’ers die
getuige zijn van een hartstilstand.
Opvoeding
Deze vereenvoudiging is ongeschikt voor drenkelingen. Het blijkt immers dat bij verdrinkingen er
een zuurstofnood is die het hart doet stoppen en er dus snel en eerst moet beademd worden.
Wetgeving
Er is momenteel geen wetgeving, noch wetmatigheid opgelegd.
20
3.5.
Informeer en signaliseer
REDDING
Zorgen voor een adequate informatie en signalisatie om de aandacht te vestigen op risico’s zoals
golven, windsterkte, gevaren (haaien, kwallen, rotsen), stromingen, watervallen, kan de verdrinking
terugdringen.
Daarnaast kunnen reddingsboeien en reddingshulpmiddelen worden geplaatst aan risicovolle
plaatsen. Deze hulpmiddelen dienen als een waarschuwing voor de eventuele bader en een
hulpmiddel voor de eventuele redder.
Opvoeding
Instructies over hoe de reddingshulpmiddelen moeten benut worden, moeten duidelijk en eenvoudig
zijn.
Wetgeving
In Vlaanderen zijn er wisselende wetgevingen in dit verband. Het opzetten van een uniform plan
waar dezelfde borden, tekens en signalisaties benut worden is noodzakelijk. Hiervoor kan men zich
baseren op internationale normen.
3.6.
:RRU]LHUHGGLQJVGLHQVWHQLQRSHQEDUH]ZHPJHOHJHQKHGHQ
Uitbaters van openbare zwemgelegenheden moeten alles in het werk stellen om de veiligheid van
de bezoekers te garanderen. De laatste dertig jaar zijn de openbare zwemgelegenheden drastisch
gewijzigd. Met de komst van glijbanen, stroom- en golfslagbaden, whirlpools, enz. kwam recreatie
en ontspanning op de eerste plaats te staan. Dit vergt soms creativiteit van een redder bij een
mogelijk ongeval.
Opvoeding
0HHUPHQVHQGHDXWRPDWLVFKHUHŚH[GDW]LMVOHFKWVEDGHQHQ]ZHPPHQZDDUHHQUHGGLQJVGLHQVW
voorzien is.
Wetgeving
In Vlaanderen zijn een aantal veiligheidsmaatregelen vastgelegd in
de Vlarem wetgeving. Daarnaast zijn sommige zwembaden uitgerust
met elektronische detectiesystemen die het mogelijk maken om
niet-fatale verdrinkingen zo snel mogelijk op te merken. Dergelijke
systemen zijn niet wettelijk verplicht.
21
Hoofdstuk 3 - Preventie van verdrinking
3.7.
;DNNHUGHSXEOLHNHEHZXVWZRUGLQJYDQGHYHUGULQNLQJDDQ
Mensen onderschatten vaak het gevaar van water en het gevaar van verdrinking. Slechts als de
ware cijfers worden gegeven zijn ze verwonderd. Als er zich een verdrinkingsongeval voordoet in
hun nabije familie en/of vriendenkring, dan pas zien zij de ware toedracht hiervan in.
Opvoeding
Via de scholen en de media kunnen sensibiliseringscampagnes worden gelanceerd.
Wetgeving
Een wetgeving over hoe de informatieverstrekking en signalisatie moet gebeuren, is welkom.
3.8.
:HUPLQGHUGHULVLFRńVYDQYHUGULQNLQJGRRUWUDQVSRUWRSZDWHU
Verdrinken door activiteiten op en in het water komen te vaak voor, zoals: pleziervaart, visvangst,
olieboorstations, beroepsvaart, overbevolking op boten met vluchtelingen of immigranten,
overbevolking op overzetboten, onvoorzichtigheid op cruise-schepen, vliegtuigongevallen in
moerassen, rivieren en in zee, enz. Miljoenen kleinschalige vissers varen dagelijks uit op soms erg
schamele boten. Velen hiervan kunnen niet zwemmen en hebben geen zwemvest aan.
Opvoeding
Vele van de verdrinkingen kunnen hier vermeden worden. Via de scholen en de media kunnen
sensibiliseringscampagnes worden gelanceerd.
Wetgeving
Het opstellen van wetgevingen voor veilig varen en voor een veilige scheepvaart.
22
3.9.
Verminder de overstromingsrisico’s
REDDING
Overstromingen hebben in het verleden aan heel wat mensen in Vlaanderen het leven gekost. In de
wereld zijn jaarlijks meer dan 90 miljoen mensen betrokken bij overstromingen.
Opvoeding
Het in kaart brengen van zones die kunnen overstromen en het aanleren van handelingen die men
moet doen bij overstromingsrisico’s zal de bevolking parater en alerter maken voor dit probleem.
Wetgeving
Overstromingen waren de aanleiding dat de overheid maatregelen heeft genomen om ze te
voorkomen, of te beperken. Zo werden dijken gebouwd of aangepast, overstromingsgebieden
aangelegd en wetten uitgevaardigd dat men niet in overstromingsgebieden mag bouwen.
3.10. Coördineer de hulpverlening
Vaak zijn er gebreken in de coördinatie van de hulpverlening. Tegenwoordig gaat de coördinatie
van de hulpverlening over de grenzen heen. Toen Polen en Servië te kampen had met zeer ernstige
overstromingen, waren bijvoorbeeld de reddingsdiensten van Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, enz.
ter plaatse om te helpen.
23
Hoofdstuk 4 - Nuttige achtergrondinformatie
24
HOOFDSTUK 4. NUTTIGE ACHTERGRONDINFORMATIE
4.1.
4.1.1.
REDDING
(HZHWJHYLQJURQGGHUHGGHU
Van ARAB tot Vlarem
VAN ARAB TOT VLAREM
-QPHLZHUGYRRUKHWHHUVWHHQZHWYRRU]LHQGLHWRH]LFKWKLHOGRSŃJHYDDUOLMNHRQJH]RQGHHQ
KLQGHUOLMNHLQULFKWLQJHQń-QZHUGYRRUKHWHHUVWHHQUXEULHNŃ]ZHPNRPPHQHQEDGLQULFKWLQJHQń
DDQ GH]H OLMVW WRHJHYRHJG ,HW %6%& %OJHPHHQ 6HJOHPHQW YRRU %UEHLGVEHVFKHUPLQJ NRPW LQ
WRWVWDQG6LFKWOLMQHQGLHEHWUHNNLQJKHEEHQRSGHYHLOLJKHLGLQ]ZHPJHOHJHQKHGHQZHUGHQ
URQGRSJHOHJG8RHQEHVWRQGDOGHYHUSOLFKWLQJRPHHQUHGGHUWRH]LFKWWHODWHQKRXGHQ
LQ]ZHPJHOHJHQKHGHQ-QZHUGHQ]ZHPLQULFKWLQJHQRSJHQRPHQLQKHW%6%&LQGHUXEULHN
ņJHYDDUOLMNRQJH]RQGHRIKLQGHUOLMNHLQULFKWLQJHQŇ
2LHW DOOH QRUPHQ YDQ KHW %6%& ZDUHQ ELQGHQG (H SURYLQFLH NRQ QDPHOLMN HLJHQ
XLWEDWLQJVYRRUZDDUGHQRSVWHOOHQGLHELMJHYROJYHUVFKLOGHQSHUSURYLQFLH-QZHUGGHJURQGZHW
aangepast. Hierdoor kregen de gewesten een eigen regering en wetgevende bevoegdheid. De
ZHWRSGHVWDDWVKHUYRUPLQJYDQJDIFRQFUHHWLQKRXGDDQGHRYHUGUDFKWYDQZHWJHYHQGH
bevoegdheid, onder andere voor het milieu. De regelgeving inzake milieuvergunning werd door
KHWPLOLHXGHFUHHWEHSDDOG8RFK]RXKHWQRJWRWQDGHGHUGHVWDDWVKHUYRUPLQJLQGXUHQ
YRRUDOHHUHUVSUDNHZDVYDQHHQHFKWHPLOLHXUHJOHPHQWHULQJ2DGHIHGHUDOLVHULQJYDQ&HOJL ZHUG
GH]HEHYRHJGKHLGRYHUJHGUDJHQDDQGH:ODDPVHRYHUKHLG(HULFKWOLMQHQGLHKLHUELMYDQWHO]LMQ
]LMQ YHUYDW LQ GH :ODUHP UHJOHPHQWHULQJ :ODDPV 6HJOHPHQW EHWUHIIHQGH GH 1LOLHXYHUJXQQLQJ GLH]LFKEDVHHUWRSGHVWUHQJVWHULFKWOLMQHQXLWGHYLMISURYLQFLHV3SIHEUXDULNHXUGHGH
Vlaamse Regering het eerste uitvoeringsbesluit goed.
4.1.2.
Vlarem
VLAREM
1HW:ODUHP-NZDPHULQYRRUKHWHHUVWHHQHFKWHPLOLHXUHJOHPHQWHULQJYRRU]ZHPEDGHQ,HW
trad in werking op 1 september 1991.
4.1.3.
Vlarem II en Vlarem II -bis[*]
VLAREM II EN VLAREM II-BIS
,HWWZHHGHXLWYRHULQJVEHVOXLW :ODUHP-- ZHUGLQJRHGJHNHXUGGRRUGH:ODDPVH6HJHULQJ
PDDURPGDWGLHJHHQDGYLHVJHYUDDJGKDGDDQGH6DDGYDQ7WDWHWUDGKHWQLHWLQZHUNLQJ,HW
ZHUG LQ QLHWLJ YHUNODDUG (H QLHXZH WHNVW YDQ :ODUHP -- ZDDUELM ZHO GH MXLVWH SURFHGXUH
gevolgd werd, werd op 1 juni 1995 goedgekeurd. De laatste wijzigingen werden doorgevoerd in
1999. Vanaf dan wordt gesproken van Vlarem II-bis. Het is in voege sinds 1 mei 1999.
[*] :ODUHP--&HVOXLWYDQGH:ODDPVH6HJHULQJYDQMXQLKRXGHQGHDOJHPHQHHQVHFWRUDOHEHSDOLQJHQLQ]DNHPLOLHXK\JL QH
&HOJLVFK7WDDWVEODGMXOLŁ
25
Hoofdstuk 4 - Nuttige achtergrondinformatie
7LQGVMDQXDULGLHQHQDOOH]ZHPJHOHJHQKHGHQDDQKHWQLHXZHUHJOHPHQWWHYROGRHQ:HOH
]ZHPEDGFRPSOH[HQ PRHVWHQ GH QRGLJH VRPV ]HHU GXUH DDQSDVVLQJVZHUNHQ ODWHQ XLWYRHUHQ
7RPPLJH]ZHPEDGHQNRQGHQGHNRVWHQQLHWGUDJHQHQGLHQGHQ]HOIVWHVOXLWHQ
(H:ODUHPUHJOHPHQWHULQJZHUGJHVWUXFWXUHHUGHQJHRUGHQGYROJHQVGRHOJURHS%OOHDUWLNHOVGLH
EHWUHNNLQJKHEEHQRS]ZHPEDGHQ]LMQWHUXJWHYLQGHQLQKRRIGVWXNDIGHOLQJ>RZHORSHQOXFKW
DOV RYHUGHNWH ]ZHPJHOHJHQKHGHQ ]ZHPEDGHQ ZKLUOSRROV GRPSHOEDGHQ WKHUDSLHEDGHQ
SORQVEDGHQ ]LMQ RQGHUKHYLJ DDQ GH UHJOHPHQWHULQJ 3RN RSHQZDWHU]ZHPJHOHJHQKHGHQ HQ
watersportzones in meren, vijvers en dergelijke vallen onder de Vlarem II-bis reglementering.
-QKHW&HOJLVFK7WDDWVEODGYDQMDQXDULYHUVFKHHQKHW&HVOXLWYDQGH:ODDPVH6HJHULQJ
YDQVHSWHPEHUPHWDDQSDVVLQJHQHQZLM]LJLQJHQYDQ:ODUHPGLHNUDFKWYDQZHWKHEEHQ
YDQDIPDDUW
• De gewijzigde Vlarem bevat een beperkt aantal wijzigingen van de indelingslijst.
• (H VHFWRUDOH YRRUZDDUGHQ YRRU ]ZHPEDGHQ ZRUGW JHZLM]LJG LQ]DNH KHW WRH]LFKW LQ KHW
DOJHPHHQHQWRH]LFKWELMGXLNDFWLYLWHLWHQLQKHWELM]RQGHU
• Er zijn minder strenge regels voor het sanitair in open zwemgelegenheden waarin enkel
duiksport wordt beoefend.
4.1.4.
:ODUHP--ELVHQ]ZHPJHOHJHQKHGHQ
In de Vlarem reglementering wordt o.a. het volgende vermeld in verband met de veiligheid van de
zwembadbezoekers[*]:
• De exploitant neemt de nodige maatregelen om de veiligheid van de bezoekers te verzekeren.
• De baders staan onder rechtstreeks en constant toezicht van ten minste één redder, die zich
uitsluitend aan deze activiteit wijdt en zich permanent in de buurt van de kaden bevindt.
• De redders zijn in het bezit van het Hoger Reddersbrevet van Sport Vlaanderen of van een
ander gelijkwaardig getuigschrift goedgekeurd door Sport Vlaanderen. Het afschrift van het
brevet of getuigschrift ligt ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar op de plaats van de
exploitatie.
• De redders worden ten minste éénmaal per jaar geoefend in reddings- en reanimatietechnieken.
• Het getuigschrift van de meest recente bijscholing ligt ter inzage van de toezichthoudende
ambtenaar op de plaats van de exploitatie. Bedoelde bijscholing moet erkend zijn door Sport
Vlaanderen.
• De inrichting beschikt over een lokaal waar de eerste zorgen kunnen worden toegediend en dat
uitsluitend uitgerust is met materiaal voor eerste hulp en reanimatie. Dit lokaal en materiaal is
rechtstreeks en gemakkelijk toegankelijk voor de verantwoordelijken. De reanimatie-apparatuur
bestaat ten minste uit een systeem voor zuurstoftoediening. Dit apparaat wordt wekelijks op
zijn deugdelijkheid onderzocht. De redder is vertrouwd met het gebruik van het aanwezige
materiaal.
[*] :ODUHP -- WULV ZZZHPLVYLWREHQDYLJDWRU RD DIGHOLQJ ņ3YHUGHNWH FLUFXODWLHEDGHQ DIGHOLQJ ņ2LHW
RYHUGHNWHFLUFXODWLHEDGHQŇHQDIGHOLQJņ3SHQ]ZHPJHOHJHQKHGHQŇ
26
•
REDDING
Een leerkracht, trainer, lesgever of begeleider van activiteiten in het zwembad, kan een
lesgeefactiviteit combineren met de functie van toezichthoudende redder onder de volgende
voorwaarden:
о Hij/zij moet zich constant op de kade bevinden en alle baders die tot een groep behoren
rechtstreeks kunnen gadeslaan.
о Het aantal baders onder zijn/haar toezicht mag maximum 35 bedragen.
о Hij/zij is in het bezit van het Hoger Reddersbrevet van Sport Vlaanderen of van een ander
gelijkwaardig getuigschrift goedgekeurd door Sport Vlaanderen.
27
Hoofdstuk 4 - Nuttige achtergrondinformatie
4.2.
Erkende diploma’s van redder in Vlaanderen
DE ERKENDE DIPLOMA’S VAN REDDER IN VLAANDEREN ZIJN...
1. Het Hoger Reddersbrevet, afgeleverd vanaf het najaar 1988 door Sport Vlaanderen (LCK of VTS).
2. ,HW-QWHUQDWLRQDDO6HGGHUVEUHYHWDIJHOHYHUGGRRU*-7RI-07 -QWHUQDWLRQDO0LIHVDYHU'HUWLřFDWH 3. ,HW &ORVR RI 0'/JHWXLJVFKULIW YDQ 6HGGHU YDQ YRRU QDMDDU VSHFLřHN 0'/
bijscholingsgetuigschrift 1989 (betreffende reanimatie en zuurstoftoediening).
4. ,HWJHWXLJVFKULIWYDQ/&>6&6HGGHUVSHFLřHN0'/ELMVFKROLQJVJHWXLJVFKULIW EHWUHIIHQGH
reanimatie en zuurstoftoediening).
5. Het “Gelijkwaardigheidsattest Hoger Redder Vlaamse Trainersschool” afgeleverd aan:
о De houders van een Hoger Reddersdiploma van de Provinciale Commissie voor zwem- en
UHGGLQJVEUHYHWWHQ YDQ ;HVW:ODDQGHUHQ GLH LQ RšFLHHO GLHQVWYHUEDQG ZHUN]DDP ZDUHQ
vóór 1/8/95 en die in 1996 een speciale VTS-regularisatiecursus hebben gevolgd.
о (H UHGGHUV GLH ]RQGHU YRRUJDDQGHOLMNH UHGGHUVRSOHLGLQJ LQ RšFLHHO GLHQVWYHUEDQG
werkzaam waren vóór 1/8/95 en die in 1997 een speciale VTS-regularisatiecursus hebben
gevolgd.
о De leerkrachten L.O., ten laatste afgestudeerd in het schooljaar 1995-1996 én tewerkgesteld
LQžžQYDQGHRšFL OHRQGHUZLMVQHWWHQGLHLQ YULMRQGHUZLMV RILQ VWHGHOLMN
provinciaal- en gemeenschapsonderwijs) een speciale VTS-regularisatiecursus hebben
gevolgd.
6. Het VTS-getuigschrift van “Duiker-redder”, enkel voor het begeleiden van duikactiviteiten in
overdekte, niet-overdekte en open zwemgelegenheden.
7. (HKRXGHUVYDQGHRQGHUHQYHUPHOGHGLSORPDŃV]RQGHUVSHFLřHN0'/ELMVFKROLQJVJHWXLJVFKULIW
1989, vanaf het ogenblik dat zij minstens één door Sport Vlaanderen erkende Vlarem-II
bijscholing in verband met reanimatie en zuurstoftoediening hebben gevolgd.
8. Het ‘Brevet (Supérieur) de Sauvetage Aquatique’ afgeleverd door ADEPS en/of de Ligue
Francophone Belge de Sauvetage (LFBS).
9. Het diploma ‘Rettungsschwimmer’ van de Duitstalige Gemeenschap.
28
REDDING
29
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
30
REDDING
HOOFDSTUK 5. VERDRINKING
In dit hoofdstuk worden de oorzaken van verdrinking toegelicht, alsook het verdrinkingsproces, de
modaliteiten van verdrinking en de gevolgen van verdrinking.
5.1.
5.1.1.
3RU]DNHQYDQYHUGULQNLQJ
Inleiding
Naargelang de oorzaak wordt de verdrinking ingedeeld in twee soorten:
1. De “primaire” verdrinking, ook wel de actieve verdrinking genoemd.
2. De “secundaire” verdrinking, ook wel de passieve verdrinking genoemd.
Bij de primaire verdrinking is het bewustzijnsverlies een rechtstreeks gevolg van de onderdompeling.
Bij de secundaire verdrinking is de onderdompeling het gevolg van een eerder bewustzijnsverlies.
Primaire verdrinking of actieve verdrinking
Eerst onderdompeling
Dan bewustzijnsverlies
Dan verdrinken
75%
Secundaire verdrinking of passieve verdrinking
Eerst bewustzijnsverlies
Dan onderdompeling
Dan verdrinken
25%
Het enige dat kan worden onthouden, is dat primaire verdrinkingen vermoedelijk meer voorkomen
dan secundaire verdrinkingen.
5.1.2.
Primaire verdrinking of actieve verdrinking
PRIMAIRE VERDRINKING
De onderdompeling komt eerst, nadien verliest men het bewustzijn.
In de meeste verdrinkingsgevallen is er sprake van primaire verdrinking.
De meeste verdrinkingsongevallen gebeuren:
• in het huis: bijvoorbeeld in het bad, een waterkuip en zelfs een emmer, enz.;
• rond het huis: bijvoorbeeld een waterput, een meertje, een visvijver, een zwembad, enz.
Risicogroep van deze verdrinkingen zijn vaak kinderen beneden de vijf jaar die verdrinken bij
gebrek aan toezicht. Ook bejaarden en gehandicapten behoren tot de risicogroep.
Daarnaast zijn een deel van deze verdrinkingen te wijten aan onvoorzichtigheid van de slachtoffers
door te zwemmen op plaatsen waar dat verboden is. Dit kan bijvoorbeeld in rivieren met stroming, in
onbewaakte zwemzones waar een sterke stroming voor problemen kan zorgen of bij watersporters
die veiligheidsvoorschriften negeren.
31
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
Ten slotte kan het gebeuren dat een slachtoffer gekneld zit onder water, ten gevolge van een
ongeval. Dit kan bijvoorbeeld met een auto te water of een duiker die vastzit onder water.
De primaire verdrinking komt meestal voor bij personen die niet of onvoldoende kunnen zwemmen.
Bij goede zwemmers is het zeldzaam, behalve als zij zich overschatten en in moeilijkheden geraken,
bijvoorbeeld door krampen.
Bij de primaire verdrinking gaat het om een verstikking ten gevolge van inademing van water. Men
spreekt hier van een “echte” of een “actieve” verdrinking. Het slachtoffer verdrinkt omdat het niet
meer in staat is het hoofd boven het wateroppervlak te houden in zijn strijd tegen het water.
5.1.3.
Secundaire verdrinking of passieve verdrinking
SECUNDAIRE VERDRINKING
De bewusteloosheid komt eerst, nadien komt de onderdompeling.
Bij de secundaire verdrinking treedt er eerst een bewustzijnsverlies op, gevolgd door onderdompeling
en eventuele verdrinking. Men spreekt hier van een “onechte” of een “passieve” verdrinking. Het kan
evengoed voorkomen bij goede zwemmers en zelfs redders. Het bewustzijnsverlies kan erg snel
optreden waardoor de persoon bijna onopgemerkt onder het wateroppervlak verdwijnt.
(HRRU]DNHQYDQKHWEHZXVW]LMQVYHUOLHVRIZDWPHQŚDXZYDOOHQQRHPW RRNZHOV\QFRSH NXQQHQ
]HHUYHUVFKLOOHQG]LMQ-QGHUGDDGVRPPLJHPHQVHQYDOOHQŚDXZDOV]HHUJVFKULNNHQRIZDQQHHU
]H EORHG ]LHQ %QGHUHQ YDOOHQ ŚDXZ RPGDW ]H WH ODQJ QLHWV KHEEHQ JHJHWHQ RI YHUJHWHQ ]LMQ WH
RQWELMWHQ3RNRSSODDWVHQZDDUKHWKHHOZDUPLVRIZDDUYHHOPHQVHQ]LMQYDOOHQPHQVHQŚDXZ;H
NHQQHQDOOHPDDOGHEHHOGHQYDQŚDXZYDOOHQGHSHUVRQHQELMFRQFHUWHQ1DDUHU]LMQRRNPHGLVFKH
RRU]DNHQYRRUŚDXZYDOOHQELMYRRUEHHOGGRRUUHŚH[HQGRRUVKRFNHQSLMQGRRUXLWSXWWLQJGRRUHHQ
laag of een hoog bloedsuikerniveau, door allergieën, door het gebruik van medicijnen en/of door
verstoringen in het hartritme en de hartwerking.
SYNCOPE
Syncope gaat bijna steeds om een verminderde zuurstoftoevoer naar de hersenen.
,HWEHZXVW]LMQVYHUOLHVOHLGWWRWKHWZHJYDOOHQYDQGHVSLHUWRQXVYDQGDDUGHWHUPŚDXZYDOOHQ
De belangrijkste oorzaken van bewustzijnsverlies in het water zijn:
5.1.3.1. &HZXVW]LMQVYHUOLHVGRRUUHśH[HQ
•
[*]
32
&HZXVW]LMQVYHUOLHVGRRUGHYDVRYDJDOHUHŚH[HQ[*].
De tiende hersenzenuw, ook wel de nervus vagus genoemd, loopt ook naar de borst- en
buikholte, waar hij zich in de ingewanden vertakt. De zenuw stuurt signalen in de richting van
de verschillende organen van het lichaam, maar meer nog geeft hij informatie over de toestand
van de organen naar het centrale zenuwstelsel.
KWWSZZZPHGLFLQHQHWFRPIDLQWLQJSDJHKWPYDVRYDJDOBV\QFRSH
REDDING
-QGH]HVLWXDWLHLVGHEDODQVWXVVHQGHFKHPLVFKHDGUHQDOLQHHQDFHW\OFKROLQHYHUVWRRUG%GUHQDOLQH
VWLPXOHHUWKHWOLFKDDPGRHWKHWKDUWVQHOOHUNORSSHQHQYHUQDXZWGHEORHGYDWHQZDDUGRRUGH
EORHGGUXNVWLMJW%FHW\OFKROLQHGRHWKHWWHJHQRYHUJHVWHOGH%OVGHQHUYXVYDJXVZRUGWJHVWLPXOHHUG
ZRUGWRYHUPDWLJDFHW\OFKROLQHORVJHODWHQGHKDUWVODJYHUWUDDJWHQGHEORHGYDWHQYHUZLMGHQHQGH
bloeddruk daalt, waardoor er minder bloed naar de hersenen gaat. Deze tijdelijke afname van de
EORHGWRHYRHUQDDUGHKHUVHQHQ]RUJWHUYRRUGDWGHSHUVRRQśDXZYDOW
De syncope kan uitgelokt worden door allerlei redenen zoals emoties, angst, een soms geringe
lichamelijke pijnprikkel (zoals door bloed-prikken of door een injectie), het zien van bloed, hevig
hoesten of zelfs een eenvoudig contact met koud water. Deze syncope is verreweg de meest
voorkomende maar ook de meest onschuldige vorm van syncope. Indien dit gebeurt op het
droge, dan herstelt het bewustzijnsverlies spontaan op voorwaarde dat de luchtwegen vrij zijn.
Maar in het water zal dit meestal leiden tot verdrinking.
•
&HZXVW]LMQVYHUOLHVGRRUUHŚH[HQYDQQHXVNHHOHQVWURWWHQKRRIG
Door het plotse contact van het water met de luchtwegen kan de slijmhuid in neus, keelholte of
OXFKWSLMSWDNNHQJH¤UULWHHUGZRUGHQPHWDOVPRJHOLMNHJHYROJHQKHWXLWORNNHQYDQKRHVWUHŚH[HQ
Bij het hoesten kan er water ingeademd worden. Een ander gevolg is het veroorzaken van een
strottenhoofdkramp, waardoor de luchtweg wordt afgesloten en de ademhaling onmogelijk
wordt.
5.1.3.2. &HZXVW]LMQVYHUOLHVGRRUWHZHLQLJ]XXUVWRI 32)
•
Te weinig zuurstof door een opstopping van de luchtwegen.
Een opstopping van de luchtwegen door bijvoorbeeld voedselbrokken leidt uiteindelijk tot een
onvoldoende gasuitwisseling in de longen en een te laag zuurstofgehalte in het bloed. Er kan
hierop een bewustzijns-verlies volgen.
•
Te weinig zuurstof door langdurig de adem in te houden na hyperventilatie – ondiep water
black-out.
De meeste zwemmers weten dat men de adem langer kan inhouden wanneer men enkele
minuten diep in- en uitademt (extra ventileert) voordat
men onder water zwemt. Hierdoor daalt de CO2hoeveelheid in het bloed. De primaire drang om te ademen
(preciezer: om uit te ademen) wordt echter veroorzaakt
door stijgende koolstofdioxide (CO2) niveaus in de
bloedbaan. Het lichaam detecteert CO2-concentraties
zeer nauwkeurig en vertrouwt op dit mechanisme om de
ademhaling te controleren[*].
[*] 0LQGKROP40XQGJUHQ')ņ%OYHRODUJDVFRPSRVLWLRQEHIRUHDQGDIWHUPD[LPDOEUHDWKKROGVLQFRPSHWLWLYHGLYHUVŇ9QGHUVHD ,\SHUEDULF1HGLFLQH.RXUQDORIWKH9QGHUVHDDQG,\SHUEDULF1HGLFDO7RFLHW\-QF Ł
33
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
Tijdens de periode van adem inhouden daalt de hoeveelheid zuurstof in het lichaam terwijl de
CO2-hoeveelheid niet genoeg stijgt om het ademhalingscentrum te stimuleren en de zwemmers
te dwingen om boven water te komen om te ademen. Dit leidt tot een tekort aan zuurstof in de
hersenen met plots bewustzijnsverlies zonder enige waarschuwing en dit vóórdat de zwemmer
de noodzaak tot ademen voelt. Dit is ook gekend als “ondiep water black-out”.
Men mag dus nooit overdrijven met de extra ventilatie en slechts enkele malen diep in- en
uitademen. Verder mag men niet langer dan een minuut onder water blijven, mag men niet te
dikwijls na elkaar duiken en blijft men best steeds in groep.
•
Te weinig zuurstof door langdurig de adem in te houden bij een diepe duik – diep water blackout.
Wanneer men diep duikt, stijgt de partiële zuurstofdruk in het lichaam. Dit geeft de zwemmer
die op de bodem zwemt voldoende zuurstof om bewust te blijven. Bij het opstijgen vanuit
de diepte, zal de partiële zuurstofdruk dalen en het slachtoffer plots bewusteloos vallen. Dit
komt meestal voor in de buurt van het oppervlak als de druk de normale atmosferische druk
benadert. Dit is ook gekend als de “diep water black-out”.
5.1.3.3. &HZXVW]LMQVYHUOLHVGRRUWHYHHONRROVWRIGLR[LGH '32)
•
Te veel koolstofdioxide in het bloed.
Als men bijvoorbeeld te oppervlakkig of te weinig ademt zal de CO2 in het bloed stijgen
waardoor een overprikkeling van het ademhalingscentrum plaatsvindt. Dit heeft een snelle en
oppervlakkige ademhaling tot gevolg. Angst, emotie en opwinding kunnen hieruit voortvloeien
en ten slotte een bewustzijnsverlies.
•
Te veel koolstofdioxide in de ingeademde lucht.
Als er te veel CO2 aanwezig is in de ingeademde lucht zal uiteraard het CO2-gehalte in het bloed
stijgen en krijgt men dezelfde reactie als boven vermeld. Dit komt voor als de persoon zwemt
met bijvoorbeeld een te lange snorkel of met een snorkel die met een masker verbonden is; hier
zal dan steeds dezelfde lucht in- en uitgeademd worden (re-breathing).
5.1.3.4. &HZXVW]LMQVYHUOLHVGRRU]LHNWH
34
•
Vallende ziekte (epilepsie).
Epilepsie is een aandoening waarbij een stoornis van de prikkelgeleiding in de hersenen
aanleiding kan geven tot lichte of soms zwaardere aanvallen. Epilepsie is in principe een
tegenaanduiding om alleen of onbewaakt te zwemmen. Aanvallen, die gepaard gaan met
bewusteloosheid, worden soms bespoedigd en verergerd door koude, veel lawaai of door fel
licht, zoals bijvoorbeeld bij de weerkaatsing van zonnestralen op een wateroppervlak.
•
Suikerziekte (diabetes).
Personen die lijden aan suikerziekte moeten voorzichtig zijn. Een tekort of een teveel aan
suikers in het bloed kunnen immers leiden tot bewustzijnsverlies en verdrinking.
Een tekort aan suikers komt ook voor bij personen die hevige inspanningen doen op een nuchtere
maag, en dit vooral bij niet-getrainde personen. Een teveel aan suikers komt voor als personen
te veel suikerhoudende producten eten voordat zij gaan zwemmen.
5.1.3.5. &HZXVW]LMQVYHUOLHVGRRUOHWVHOV
REDDING
Allerlei letsels kunnen de oorzaak zijn van bewustzijnsverlies dat optreedt als een gevolg van hevige
pijn:
• Door verwondingen.
Het zich kwetsen aan een scherp voorwerp dat op de bodem ligt, kan een pijnschok veroorzaken
en mogelijk bewustzijnsverlies.
•
Door breuken.
Hieronder kunnen bijvoorbeeld halswervelbreuken worden gerangschikt die voorkomen bij
duiken in ondiep water.
•
Door trommelvliesscheuren.
De trommelvliezen scheiden het buitenoor van het middenoor. In normale omstandigheden is
de druk in het buitenoor gelijk aan die in het middenoor. Onder water neemt de buitendruk
echter toe door de toenemende hydrostatische druk (1 bar per 10 meter). Dit voelt de zwemmer
reeds op twee à drie meter onder water. Door de toenemende druk worden de trommelvliezen
naar binnen gedrukt, wat pijn veroorzaakt. Een trommelvlies kan leiden tot duizeligheid,
desoriëntatie en zelfs bewustzijnsverlies. Preventief kan men de oren klaren door technieken te
benutten die verder in deze cursus worden beschreven.
•
Door hevige slagen van buitenuit.
Een te platte duik op het wateroppervlak kan verwondingen van de ingewanden veroorzaken, de
pijnschok kan tot bewustzijnsverlies leiden. Ook een hevige val op of een stoot in bijvoorbeeld
de geslachtsorganen kan dit veroorzaken.
5.1.3.6. &HZXVW]LMQVYHUOLHVGRRUDOOHUJLH Q
WAT IS EEN ALLERGIE?
)HQ DOOHUJLH LV HHQ RQWVWHNLQJVUHDFWLH RS HHQ OLFKDDPVYUHHPGH VWRI HHQ DOOHUJHHQ 1HHVWDO LV
HHQDOOHUJHHQRS]LFKRQVFKDGHOLMN7RPPLJHSHUVRQHQ]LMQHFKWHURYHUJHYRHOLJYRRUEHSDDOGH
DOOHUJHQHQHQUHDJHUHQKLHURSGRRUGHSURGXFWLHYDQKLVWDPLQH(LWJHHIWWHUKRRJWHYDQGHKXLG
DDQOHLGLQJWRWLUULWDWLHMHXNHQURRGKHLG&LMKHYLJHDOOHUJLVFKHUHDFWLHVNXQQHQJURWHKRHYHHOKHGHQ
KLVWDPLQHDDQOHLGLQJJHYHQWRWHHQEHOHPPHULQJYDQGHDGHPKDOLQJZDDUGRRUKHWOLFKDDPLQ
zuurstofnood komt en er bewustzijnsverlies kan optreden. Bovendien zorgt histamine ook voor
een verwijding van de bloedvaten waardoor de bloeddruk daalt en de zuurstofuitwisseling in de
weefsels wordt gehinderd.
Allerlei soorten allergische aandoeningen kunnen leiden tot bewustzijnsverlies:
• Koude allergie (cryo-allergie).
Het slachtoffer dat lang in koud water vertoeft krijgt jeuk, huiduitslag en roodheid. Verder kan
ook hoofdpijn, zich onwel voelen en bewustzijnsverlies voorkomen.
•
Water allergie (hydro-allergie).
Een bad, een douche, een gedeeltelijke onderdompeling van de ledematen of zelfs eenvoudig
contact met het water is voldoende om zo een allergische reactie met huiduitslag en
bewustzijnsverlies uit te lokken.
35
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
•
Allergie voor bepaalde stoffen in het water.
Plankton, algen, wieren, koralen, vissen, kwallen, enz. kunnen eveneens een
overgevoeligheidsreactie veroorzaken met bewustzijnsverlies tot gevolg.
•
Andere allergieën.
Ten slotte kunnen allerlei andere allergieën zoals astma, hooikoorts of allergieën
voor voedsel, farmaceutische producten, licht, warmte en inspanning leiden tot
stoornissen met bewustzijnsverlies tot gevolg.
5.1.3.7. &HZXVW]LMQVYHUOLHVGRRUHHQNRXGHVFKRNŁFROGVKRFN
Door een plotse val of sprong in koud water, krijgt het lichaam problemen ter hoogte van[*]:
• De ademhaling: een versnelde ademhaling (hyperventilatie) of het moeilijk onder bedwang
houden van de ademhaling. De hyperventilatie, samen met het dalen van het CO2-niveau, leidt
tot duizeligheid, oorsuizingen, krampen, en zelfs bewusteloosheid.
• De bloedsomloop: koud water onderdompeling veroorzaakt een onmiddellijke en massale
toename van de hartslag en de bloeddruk omdat alle bloedvaten in de huid vernauwen als
reactie op de plotselinge afkoeling. Bij kwetsbare individuen verhoogt dit het risico op hartfalen
en een beroerte.
• Mentale verwarring: koude veroorzaakt een enorme vermindering van het vermogen om
te denken en te functioneren. Problemen zijn: desoriëntatie, angst, paniek, hulpeloosheid,
onvermogen om helder te denken en een plan van aanpak uit te voeren
5.1.3.8. &HZXVW]LMQVYHUOLHVGRRUVSLMVYHUWHULQJVSUREOHPHQ
Zware inspanningen na de maaltijd kunnen aanleiding geven tot misselijkheid. De reden hiervoor
is de herverdeling van het bloed die plaatsgrijpt in het lichaam. De bloedvoorziening ter hoogte
van de spijsvertering wordt opgedreven. Dit gaat ten koste van de bloedtoevoer naar andere
lichaamsweefsels (bv. de spieren). Wanneer tegelijkertijd een inspanning geleverd wordt, zou dit ten
koste van de bloedtoevoer naar de hersenen kunnen gaan. Algemeen mag aangenomen worden dat
je best niet zwemt vlak na een zware of vette maaltijd. Anderzijds dreigt bij zwemmen op nuchtere
maag ook het gevaar voor hypoglycemie, een tekort aan bloedsuikers.
[*] *+ROGHQ 18LSWRQ)VVHQWLDOVRI7HD7XUYLYDO,XPDQ/LQHWLFV
36
REDDING
(HPHQLQJHQYDQYHUVFKHLGHQHDXWHXUVRYHUGH]HWKHRULH Q]LMQYHUVFKLOOHQG7RPPLJHDXWHXUV
wijzen erop dat er bij het zwemmen meer mogelijkheid is voedsel op te rispen tijdens de
YHUWHULQJ(RRUGHKRUL]RQWDOHOLJJLQJYDQKHWOLFKDDPHQGHRSZDDUWVHGUXNYDQKHWZDWHURS
GHPDDJNDQHHQJHGHHOWHYDQGHPDDJLQKRXGLQGHPRQGWHUHFKWNRPHQ(H]HYRHGVHOUHVWHQ
NXQQHQLQGHOXFKWSLMSWDNNHQNRPHQHQGRRUSULNNHOLQJYDQGHVOLMPYOLH]HQLQGHNHHOKROWHHHQ
strottenhoofdkramp veroorzaken. Beide kunnen leiden tot verslikking en verstikking. Andere
auteurs menen dat er een verhoogde werking van het hart en de bloedvaten is tijdens de
VSLMVYHUWHULQJ (H]H IDFWRU PDDNW GDW ]ZHPPHUV PHW HHQ ]ZDNNH KDUW HQ EORHGYDWHQZHUNLQJ
EORRWVWDDQDDQJURWHUHULVLFRńV1HQPRHWGHUROYDQGHVSLMVYHUWHULQJELMYHUGULQNLQJUHODWLYHUHQ
,HWVSLMVYHUWHULQJVSURFHVYHUORRSWELMHONH]ZHPPHUDQGHUVHQPHQNDQGXVRQPRJHOLMNYDVWH
normen opstellen. Het is in ieder geval niet aangewezen om hevige inspanningen te doen op een
QXFKWHUHPDDJHQHYHQPLQPHWHHQRYHUODGHQPDDJ:HUGHUPRHWLHGHUH]ZHPPHUYRRU]LFK]HOI
bepalen wat hij aankan, naargelang zijn aard, aanpassingsmogelijkheden en geoefendheid. Hij
PRHWLQLHGHUJHYDOYHUPLMGHQWH]ZHPPHQQDKHWGULQNHQYDQDOFRKROKRXGHQGHGUDQNHQHQGLW
vooral bij warm weer.
-07 LV YDQ RRUGHHO GDW HU JHHQ EHZLMV LV GDW HWHQ YRRU KHW ]ZHPPHQ KHW ULVLFR YHUKRRJW RS
YHUGULQNLQJ8HUZLMO]ZHPPHQPHWHHQYROOHPDDJZHUGJHDVVRFLHHUGPHWPLVVHOLMNKHLGEUDNHQ
HQEXLNSLMQ]LMQGHRRU]DNHOLMNHYHUEDQGHQWXVVHQGH]HYHUVFKLMQVHOHQHQKHWULVLFRRSYHUGULQNHQ
niet bestudeerd of gerapporteerd. Daarom zijn aanbevelingen over hoeveelheden, timing van de
PDDOWLMGHQKHWVRRUWYRHGVHOYRRUDIJDDQGDDQKHW]ZHPPHQRIDFWLYLWHLWHQRSKHWZDWHUQLHW
JHEDVHHUGRSZHWHQVFKDSSHOLMNEHZLMV
5.1.3.9. &HZXVW]LMQVYHUOLHVGRRUZDUPWH
•
Zonnesteek
Wanneer men te lang blootgesteld is aan de zon, kan de zonnehitte inwerken op de schedel, de
hersenvliezen en de hersenen. Het risico is groter bij lange-afstandzwemmers en bij zwemmers
zonder hoofdhaar of hoofddeksel.
•
Hitteslag
Bij een te hoge inwendige temperatuur zal het lichaam overvloedig zweten. Hierdoor verliest
het slachtoffer vocht. De verlaging in bloeddruk die hiermee gepaard gaat, resulteert in een
perifere vasoconstrictie, om de bloeddruk voldoende hoog te houden. Deze vasoconstrictie
zorgt ervoor dat het lichaam minder kan zweten en dus inwendig meer warmte opstapelt. Een
hitteslag is mogelijk bij het baden in buitensporig heet water.
37
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
5.2.
Het verdrinkingsproces
5.2.1.
Inleiding
Diverse onderzoekers hebben uitgebreide studies verricht bij allerlei zoogdieren om een beter
inzicht te krijgen in het verloop van de verdrinking. Bij deze onderzoeken werd vastgesteld dat
het verdrinkingsproces bij diverse soorten dieren nagenoeg op dezelfde manier verloopt. Men heeft
zelfs geconstateerd dat de tijdsduur van het ogenblik van de onderdompeling tot het moment van
de dood tamelijk constant is en rond de vier minuten schommelt. Met de nodige voorzichtigheid
durfde men veronderstellen dat de gegevens verkregen door dierexperimenten ook voor mensen
zouden gelden.
5.2.2.
Fasen van verdrinking
Uitgaande van deze observaties en van analyse van verdrinkingsongevallen bij mensen worden er
in het verdrinkingsproces vier fasen onderscheiden. De duur van elke fase is verschillend naargelang
het slachtoffer en de omstandigheden waarin de verdrinking plaatsvindt. Onderstaande indeling
is een zeer theoretische indeling aangezien het meestal gaat om een aaneenschakeling van
verschijnselen. De overlevingskansen van het slachtoffer verkleinen naargelang het aantal fasen
die doorlopen worden.
5.2.2.1. Eerste fase: onderdompelings- en verschrikkingsfase
De eerste fase is vergelijkbaar met wat de meeste mensen zich bij
een verdrinking inbeelden. Ze is gekenmerkt door een verzet tegen
het water, in een poging om niet weg te zinken. Het slachtoffer
dat nog bij bewustzijn is, geraakt in paniek, is in nood, tracht zich
boven water te houden en kan nog actief hulp inroepen. Er is nog
+
+
+
geen inademing van vloeistof. Dit wordt meestal vermeden door te
hoesten. Deze niet-fatale verdrinking komt zeer vaak voor.
Slachtoffers die gered worden in deze fase noemt men “verschrikte slachtoffers”. Bijna iedere
zwemmer zal wel ooit dergelijke fase meegemaakt hebben. Medische behandeling is in de meeste
gevallen niet nodig.
Bewust
Adem
Hart
5.2.2.2. 8ZHHGHIDVHDSQHDHQVOLNIDVH
Bewust
Adem
Hart
+
+
+
Vanaf het moment dat het slachtoffer zichzelf niet meer boven water
kan houden, spreekt men van de tweede fase en van de start van de
echte verdrinking. Na de onderdompeling volgt eerst een periode van
VSRQWDDQDGHPLQKRXGHQ DSQHD QDGLHQYDQVOLNUHŚH[HQ
Bij gebrek aan lucht, kan een slachtoffer de vrijwillige inspanningen
van roepen, het zwaaien of het zoeken van aandacht niet uitvoeren. Na de periode van nood en
paniek, komt de persoon progressief in een fase van verlaagd bewustzijn (progressieve incapacitatie)
en zullen instinctieve acties, beheerd door het autonome zenuwstelsel, aangewakkerd worden en
het gedrag overnemen[*].
[*] 3ń'RQQHOO'ODLUHņ;KDWVWRSVSHRSOHVKRXWLQJDQGZDYLQJZKHQGURZQLQJ#Ň-ULVK8LPHV
38
REDDING
Deze kunnen zijn:
• Hoofd achterwaarts gekanteld houden met open mond op waterniveau.
• Open ogen, met een glazige en lege blik. Duidelijke angst op het gezicht.
• Hyperventilerend of happend naar lucht.
• Proberen te zwemmen, maar geen vooruitgang boeken.
• Proberen om op de rug te rollen om te drijven.
• Oncontroleerbare bewegingen maken van armen en benen in een poging om de mond boven
water te brengen. De armen en benen komen zelden uit het water.
Deze instinctmatige bewegingen vinden meestal plaats gedurende 20-60 seconden voordat het
slachtoffer naar de bodem wegzinkt[*].
Water dat toch in de mond komt, wordt door het slachtoffer ingeslikt, om te voorkomen dat het
in de luchtwegen terecht komt. Water dat de luchtwegen toch bereikt, kan voor een verkramping
van het strottenhoofd zorgen, wat de ademhaling belemmert. De strottenhoofdkramp kan blijven
aanhouden. Het slachtoffer overlijdt dan door verstikking.
Men noemt deze fase vaak de fase van ademinhouden. Het gebrek aan zuurstof in het lichaam geeft
vaak een blauwe verkleuring op van de extremiteiten; koolstofdioxide (CO2) stapelt zich op in het
bloed. Dit heeft een aantal gevolgen zoals een vertraging van het hartritme en een bloeddrukdaling.
Deze fase duurt bij schatting maximum drie minuten (afhankelijk van slachtoffer tot slachtoffer).
-QHHQNOHLQDDQWDOJHYDOOHQQDPHOLMNELMWRW YDQGHVODFKWRIIHUV]RXGHGRRGLQWUHGHQ
JHGXUHQGHGH]HIDVHGRRU]XLYHUHYHUVWLNNLQJGXVQRJYRRUDOHHUHUZDWHULQGHORQJHQWHUHFKW
LV JHNRPHQ ;DQQHHU KHW VODFKWRIIHU JHGXUHQGH GH]H IDVH HFKWHU JHUHG HQ JHUHDQLPHHUG NDQ
worden, is de kans op overleven zeer groot.
5.2.2.3. Derde fase: inhalatiefase
In de derde fase zal het verzet tegen de onderdompeling geleidelijk ophouden. De strottenhoofdkramp
verdwijnt door de aanhoudende verstikking, de bewustzijnsdaling
Bewust
Adem
Hart
en de zuurstofnood. Door de stijging van de CO2-hoeveelheid in het
bloed zal het ademhalingscentrum geprikkeld worden. Dit is goed
]LFKWEDDU DDQ GH UHŚH[PDWLJH VDPHQWUHNNLQJHQ YDQ KHW PLGGHQULI
en leidt nadien tot een aantal diepe inadem bewegingen. Het
+
+
inademen van vloeistoffen is onvermijdelijk en het water dringt de
+
longen binnen. Door de overstroming van de luchtwegen wordt de
gasuitwisseling natuurlijk fel belemmerd, zodat het bewustzijn nog
meer zal verminderen ten gevolge van zuurstoftekort.
In tegenstelling tot de vorige fase treedt hier een versnelde hartslag op, alsook een hoge aderlijke
en slagaderlijke bloeddruk.
[*] :LWWRQH1DULR4LD*UDQFHVFR4K(ņń-W(RHVQńW0RRN0LNH8KH\ńUH(URZQLQJń,RZ8R6HFRJQLVHWKH-QVWLQFWLYH(URZQLQJ6HVSRQVHŇ
3Q7FHQH MRXUQDORI97'RDVWJXDUGVHDUFKDQGUHVFXH S
39
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
Iets meer dan de helft van de slachtoffers die gered werd in deze fase overleeft deze niet-fatale
verdrinking, ook zonder reanimatie. Een gered slachtoffer zal tijdens de reanimatie vocht, vaak met
bloed, ophoesten en heeft meestal last van pijn in de borststreek. Afhankelijk van het soort vloeistof
waarin de verdrinking plaats heeft, spelen zich andere processen af in het lichaam. Dit heeft niet
alleen gevolgen voor het soort schade, maar ook voor de snelheid waarmee weefselschade optreedt.
5.2.2.4. Vierde fase: beschadigingsfase
In de vierde fase, die tevens de eindfase is, komen nog enkele krachtige en krampachtige inademingen
voor alvorens een volledige ademstilstand optreedt. Men spreekt hier
Bewust
Adem
Hart
van terminale apnea. In deze eindfase vallen de belangrijkste vitale
functies uit namelijk de ademhaling en hartslag. Het aanhoudend
zuurstoftekort kan ook resulteren in een permanente beschadiging
van de hersenen en van andere vitale organen. In deze vierde fase
+
kunnen drie stadia worden onderscheiden:
-
40
•
Staat van schijndood: blauwe kleur
Het slachtoffer ademt niet meer en er treedt een zuurstofnood op in alle delen van het lichaam.
Het hart blijft zwak slaan, maar de pols is moeilijk waarneembaar. Er is een vermindering van
GH EORHGGUXN HHQ YHUPLQGHULQJ YDQ DOOH UHŚH[HQ HHQ YHUPLQGHULQJ YDQ GH VSLHUWRQXV ,HW
slachtoffer is blauwachtig. Deze toestand is te verhelpen als er onmiddellijk met beademing
wordt gestart.
•
Staat van klinische dood: bleke kleur
De klinische dood treedt in op het ogenblik dat, eens de ademhaling is stilgevallen, er ook een
stilstand optreedt van de bloedcirculatie. Het hart kan stilvallen met of zonder voorafgaandelijke
YHQWULFXODLUH řEULOODWLH ,HW VODFKWRIIHU LV EOHHN (H VWDDW YDQ NOLQLVFKH GRRG WUHHGW PHHVWDO
zes tot zeven minuten na de onderdompeling op. Enkel door beademing gecombineerd met
hartmassage kan men nog overleven.
•
Staat van biologische dood
De biologische dood treedt iets later in. De beschadiging van de hersencellen is onomkeerbaar.
De meeste andere lichaamscellen blijven nog wat in leven; hun biologische ontaarding heeft
dus enige tijd (ongeveer drie minuten) na de klinische dood plaats. Ook in deze staat heeft
het slachtoffer geen ademhaling en geen hartslag; het lichaam (lijk) voelt koud aan en is bleek.
Na enige tijd treden lijkvlekken op en nadien rotting. Het lichaam kan toegetakeld zijn door
scheepsschroeven, vissen, enz. Soms is het lichaam opgeblazen.
Tabel 1.
Toestand
Verschrikt
Bewusteloos
Schijndood
Klinisch dood
Biologisch dood
Toestand van de drenkeling in de verschillende fasen.
Bewustzijn
Ademhaling
Circulatie
+
+
+
+
+
+
-
REDDING
BELANGRIJK!
De boodschap is: blijf reanimeren tot de hulpdiensten ter plaatse zijn. Als redder kan je het
onderscheid tussen deze fasen moeilijk maken.
5.3.
Begrippen in verband met de modaliteiten van verdrinking
Om de modaliteiten van verdrinking te begrijpen, is het nodig om twee basisbegrippen uit te
leggen: osmose en surfactant.
5.3.1.
Osmose
Osmose is een natuurkundig proces waarbij een vloeistof waarin stoffen zijn opgelost stroomt door
een zogenaamd halfdoorlatend membraan (een half-doorlaatbare), dat wel de vloeistof doorlaat
maar niet de opgeloste stoffen. Bij osmose stroomt de vloeistof van de zijde waar de concentratie
van opgeloste stoffen lager is naar de zijde waar deze hoger is.
De longen, staan in contact met de bloedbaan via een half doorlaatbare wand. Als de longen
overstromen met zoet water is de zout concentratie van de vloeistof in de longen lager dan die in
de bloedbaan. Het gevolg is dat er water vanuit de longen naar de bloedbaan sijpelt. Als de longen
overstromen met zout water is de concentratie van het zout in de longen hoger dan die in de
bloedbaan. Het gevolg is dat er water vanuit de bloedbaan naar de longen sijpelt.
41
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
5.3.2.
Surfactant
(H ORQJDOYHROHQ KHEEHQ HHQ VIHULVFKH ERO YRUP HQ GH OXFKWEORHGJUHQV LV EHGHNW PHW HHQ řMQH
laag vloeistof, die de surfactant wordt genoemd. De surfactant dient om de longalveolen open te
houden.
Watermoleculen trekken elkaar aan om de oppervlakte zo klein mogelijk te maken en te houden.
Dit gebeurt ook met de watermoleculen in de alveolen. Voor een longalveool betekent dit dat ze
geneigd zal zijn om haar diameter te verminderen en dus kleiner te worden. Daardoor zou de lucht
uit de kleinste alveolen gedreven worden, waardoor deze samenklappen en leeglopen in de grotere,
die hierdoor abnormaal vergroten. Dit wordt vermeden door de surfactant.
(HVXUIDFWDQWLVHHQEHVFKHUPHQGHODDJGLHEHVWDDWXLWOLSRSURWH¤QHQHHQPHQJHOLQJYDQYHWWHQHQ
HLZLWWHQ(HNRSMHVYDQGHVXUIDFWDQW]LMQSRVLWLHIJHODGHQHQKHFKWHQ]LFKYDVWLQGHYORHLVWRIGHHOWMHV
in de wand van de longblaasjes. De staartjes, die negatief geladen zijn, stoten elkaar af. Volgens
GHZHWYDQ0DSODFH]RXGHGUXNLQGHVIHHURQWVWDDQGRRUGHRSSHUYODNWHVSDQQLQJLQGLHVIHHU
omgekeerd evenredig zijn met de straal van die sfeer.
();)8:%20%40%')
4!8U
8RSSHUYODNWHVSDQQLQJ
UVWUDDO
4GUXN
42
5.4.
REDDING
Modaliteiten van verdrinking
Geen enkele verdrinking verloopt identiek. Soms wordt water ingeademd, soms niet. Afhankelijk
van het milieu waarin de verdrinking plaatsvindt, spelen zich in het lichaam andere processen af.
Men kan een onderscheid maken tussen twee modaliteiten van verdrinking:
• De verdrinking zonder inademen van vloeistoffen
Wanneer er geen of weinig water in de longen komt, spreken we van een ‘droge verdrinking’. Dit
komt voor bij ongeveer 10% tot 20%[*] van de gevallen.
• De verdrinking met inademen van vloeistoffen
Wanneer er wel water in de longen komt, spreken we van een ‘natte verdrinking’. Dit komt voor
bij ongeveer 80% tot 90% van de gevallen.
Droog
strottenhoofdspasme
geen water in longen
verstikking
10 à 20%
5.4.1.
Nat
water wordt ingeademd
water in longen
natte verdrinking
80 à 90%
:HUGULQNLQJ]RQGHULQDGHPHQYDQYORHLVWRI
Als het water in contact komt met het strottenhoofd kan, zoals hiervoor vermeld, een
strottenhoofdspasme optreden. Dit kan volgehouden worden totdat het slachtoffer het bewustzijn
verliest. Aangezien er geen vloeistof binnengedrongen is in de longen, zijn de overlevingskansen
groot bij tijdige reanimatie. Het slachtoffer van deze ‘droge verdrinking’ kan men dan ook
beschouwen als gevallen van gewone verstikking. Indien er geen onmiddellijke reanimatie volgt,
sterft het slachtoffer door verstikking (asfyxie).
7RPPLJHDXWHXUVEHZHUHQGDWYHUGULQNLQJ]RQGHULQDGHPHQYDQYORHLVWRI]HHURQZDDUVFKLMQOLMN
LV:ROJHQVKHQLVKHWRSWUHGHQYDQODU\Q[VSDVPHQRRLWEHZH]HQ>HOIVLQGLHQKHWRSWUHHGWLVKHW
YROJHQVKHQRRNPRHLOLMNDDQWHQHPHQGDWGLWVSDVPHEOLMIWYRRUWGXUHQELMGHWRFKUHGHOLMNKRJH
JUDDGYDQ]XXUVWRIQRRG K\SR[LH GLHDDQZH]LJLVDOYRUHQVPHQKHWEHZXVW]LMQYHUOLHVW
%QGHUHDXWHXUVGDDUHQWHJHQ]LMQYDQPHQLQJGDWKHWODU\Q[VSDVPHZHOEHVWDDW>LMYHUZLM]HQGDQ
YRRUQDPHOLMN QDDU VODFKWRIIHUV GLH WRHYDOOLJ YHUGURQNHQ LQ JRHG KHUNHQEDUH YORHLVWRIIHQ ]RDOV
bijvoorbeeld in bier- of verfvaten. Bij hen kon gemakkelijk aangetoond worden dat de vloeistof
QLHWYHUGHUGURQJGDQGHVWHPVSOHHW JORWWLV ]RGDW]XLYHUHDVI\[LHKHWHQLJHSUREOHHPZDV(H]H
RQGHU]RHNHUV YLQGHQ ZHLQLJ YORHLVWRI WHUXJ LQ GH ORQJHQ YDQ GH RQGHU]RFKWH VODFKWRIIHUV HQ
besluiten dat droge verdrinking wel voorkomt.
Hierop reageren andere onderzoekers dat deze gevolgtrekkingen voorbarig zijn, vooral als het
JDDWRPYHUGULQNLQJHQLQ]RHWZDWHU)HQJURRWJHGHHOWHYDQKHWJH¤QKDOHHUGH]RHWZDWHUZRUGW
immers door het longweefsel geabsorbeerd en weggevoerd naar de bloedvaten, waardoor men
bij post-mortem onderzoek de indruk heeft dat er geen water tot in de longen is doorgedrongen.
[*] )HUVWH,XOSELM;DWHURQJHYDOOHQ,YDQGHU4ROV ,HW3UDQMH/UXLV -7&2
43
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
(LWYHUNODDUWRRNZDDURPGHORQJHQHHQŃGURRJńEHHOGNXQQHQJHYHQWHUZLMOGHJURWHUHOXFKWZHJHQ
wel vloeistoffen bevatten; het water kan dus wel aanwezig zijn in de keelholte en in de grotere
OXFKWSLMSWDNNHQZDDUGHDEVRUSWLHWUDDJYHUORRSWKHW]DOHQNHOGDDUELMHHQHYHQWXHHORQGHU]RHN
WHUXJJHYRQGHQZRUGHQWHUZLMOGHGLHSHUJHOHJHQORQJDOYHROHQŃGURRJń]LMQ(HVQHOOHDEVRUSWLH
YDQZDWHUGRRUGHORQJDOYHROHQLVPRJHOLMN]RODQJGHEORHGFLUFXODWLHDFWLHILVGXVLQSULQFLSHQRJ
enige tijd nadat de ademhaling is stopgezet.
)HQ DQGHUH IDFWRU GLH KHW SUREOHHP YDQ ZDWHUDVSLUDWLH LQ GH ORQJHQ FRPSOH[HU PDDNW LV GH
RQPRJHOLMNKHLGRPQDWHJDDQRIKHWZDWHULQGHORQJHQYDQJH¤QKDOHHUGHYRFKWHQDINRPVWLJLV
GDQZHOYDQXLWGHEORHGEDDQJHVLMSHOGYRFKW
5.4.2.
Verdrinking met inademen van vloeistof (fase 3: inhalatiefase)
In de meeste gevallen van de verdrinkingsongevallen komt het slachtoffer tot een ontspanning van
het strottenhoofdspasme alvorens het bewustzijn te verliezen. Na een korte fase van ademinhouden
doet het slachtoffer één of meerdere diepe inademingsbewegingen, zodat vaak grote hoeveelheden
vloeistof in de longen binnendringen. Tegelijkertijd wordt ook water ingeslikt en met de maaginhoud
vermengd; dit kan dan uitgebraakt en eveneens worden ingeademd. Het resultaat is, net zoals bij
verdrinking zonder inademen van vloeistof, een stijgende zuurstofnood.
(H]HZRUGWKLHUHFKWHUGRRUHHQDQGHUPHFKDQLVPHYHURRU]DDNW(RRUGHRYHUVWURPLQJYDQGH
ORQJEODDVMHVPHWZDWHUNDQGH]XXUVWRIQLHWPHHULQGHEORHGEDDQJHUDNHQ>HOIVDOVHHQNOHLQ
gedeelte van de alveolen met water gevuld is, wordt het aderlijke bloed niet meer van voldoende
zuurstof voorzien. De zuurstofhoeveelheid zal verminderen en dit zal uiteindelijk leiden tot een
DOJHPHHQWHNRUWDDQ]XXUVWRILQGHZHHIVHOV3RN]DOGHKRHYHHOKHLGNRROVWRIGLR[LGH '32 LQKHW
EORHGVWLMJHQRPGDW]HQLHWPHHUGRRUGHORQJHQJH OLPLQHHUG]DONXQQHQZRUGHQ
De verdere verwikkelingen zijn afhankelijk van de hoeveelheid en van de samenstelling van de
ingeademde vloeistof.
Vroeger werd er een onderscheid gemaakt tussen de behandelingen van het slachtoffer na zout- en
zoetwaterverdrinking. Tegenwoordig is men van mening dat dit onderscheid niet belangrijk is. In
elk geval is het zeker niet belangrijk voor het type van reanimatie dat moet worden gegeven.
Alvorens dieper in te gaan op de gevolgen die de verdrinking met zich meebrengt, wordt een
overzicht gegeven van de verschillen die bestaan bij verdrinking in zoet en zout water.
44
REDDING
5.4.2.1. :HUGULQNLQJLQ]RHWZDWHU
Vloeistof verplaatst zich van de longen naar de bloedbaan.
Zoet water bevat minder zouten dan het bloed. Wanneer zoet water in contact komt met de
longblaasjes, wordt het vlug in de bloedvaten opgenomen door osmose. Dit veroorzaakt een
bloedverdunning en een bloedvolumevermeerdering. Dit verschijnsel werd reeds in 1902 vermeld.
7ZDQQHQ7SDIIRUGGHGHQYHUGULQNLQJVSURHYHQELMKRQGHQHQVWHOGHQYDVWGDWQDGULHWRWYLHU
PLQXWHQ KHW EORHG UHHGV YRRU WRW YHUGXQG ZDV (H ZDWHUKRHYHHOKHLG GLH LQ HQNHOH
PLQXWHQLQGHEORHGVRPORRSNDQELQQHQGULQJHQYDULHHUGHYDQWRW YDQKHWRRUVSURQNHOLMN
bloedvolume.
Indien wij deze gegevens transponeren op mensen en er van uitgaan dat mensen gelijkaardig
reageren dan honden, dan stellen wij vast dat bijvoorbeeld ongeveer vijf liter water kan opgenomen
worden in de bloedbaan bij een volwassen persoon. Bij een verdrinking kan het bloed na drie tot
YLHUPLQXWHQUHHGVYRRUWRW YHUGXQG]LMQ:DQGDDUGDWZDWHUXLWGULMYHQDOYRUHQVPHQHHQ
reanimatie start, onbelangrijk is indien dit niet snel gebeurt.
De bloedverdunning zorgt voor een daling van
Natrium (Na), Chloor (Cl) en Calcium (Ca). De
bloedcellen zullen eveneens water opnemen. Dit
effect is niet zo sterk bij de witte bloedcellen
aangezien deze een uitscheidingssysteem
bezitten, en bij de bloedplaatjes aangezien deze
minder in aantal voorkomen en veel kleiner
zijn. De rode bloedcellen zullen daarentegen
systematisch meer en meer water opnemen en
een grotere ruimte innemen dan gewoonlijk.
Uiteindelijk zullen zij barsten.
Het barsten van rode bloedcellen heeft bloedarmoede tot gevolg. Daar de hemoglobine in de rode
bloedcel zorgt voor het zuurstoftransport, zal er geen zuurstof meer vervoerd worden en ontstaat
er een algehele zuurstofnood in de weefsels.
Door het barsten van de rode bloedcellen verandert de bloedsamenstelling. De waarden van
Natrium, Chloor en Calcium dalen nog verder. Kalium vormt hierop echter een uitzondering. Kalium
komt veelvuldig vrij uit de gebarsten bloedcellen. Het tekort aan Natrium, ten gevolge van de
bloedverdunning en het teveel aan Kalium, ten gevolge van het barsten van de rode bloedcellen
brengen een verstoring teweeg in het evenwicht tussen beide elementen. De wanverhouding tussen
Natrium en Kalium leidt uiteindelijk tot een verstoring van de geleidbaarheid van de hartspier, wat
YDDNUHVXOWHHUWLQKDUWřEULOODWLH RQUHJHOPDWLJHZRUPDFKWLJHVDPHQWUHNNLQJYDQGHVSLHUYH]HOVYDQ
het hart, in plaats van een gelijktijdige samentrekking van alle spiervezels).
Naar de redding toe impliceert een zoetwaterverdrinking dat het long-oedeem zichzelf meestal
RSORVW(HKDUWřEULOODWLH]RUJWYRRUHHQVQHOOHLQWUHGHYDQGHGRRG-QGLHQHHQGHřEULOODWLHWRHVWHO
aanwezig is, moet dit zo snel mogelijk ingezet worden.
45
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
2DDVWGH2DWULXP/DOLXPYHUKRXGLQJVFKLMQHQ]XXUVWRIWHNRUWEORHGYHUGXQQLQJEORHGYHU]XULQJ
HQWHPSHUDWXXUGDOLQJHHQEHODQJULMNHUROWHVSHOHQELMHHQKDUWŚEULOODWLH8LMGHQVKHWRSWUHGHQ
YDQGHKDUWŚEULOODWLHYDOWGHEORHGGUXNSORWVWHUXJWRWQXOHQLVHUJHHQFLUFXODWLHPHHU
Het zoet water kan doorheen de wand naar de bloedbaan dringen, maar het plasma, de hemoglobine
en de eiwitten kunnen ook uit het bloed naar de longalveolen sijpelen. De hemoglobine geeft aan
GHORQJYORHLVWRIHHQUR]LJHNOHXU,HWVODFKWRIIHUGDWGH]HYORHLVWRIKRHVW]DOHHQUR]LJVFKXLP
op de mond hebben.
(HGRRUODDWEDDUKHLGYDQGHZDQGYDQGHDOYHROHQNDQDDQOHLGLQJJHYHQWRWYRFKWLQGHORQJHQ
ORQJRHGHHP 0RQJRHGHHPWUHHGWHFKWHUPLQGHUIUHTXHQWRSELMYHUGULQNLQJLQ]RHWZDWHUGDQ
ELMYHUGULQNLQJLQ]RXWZDWHU-QGLHQ]HWRFKRSWUHHGWJHEHXUWGLWSDVQDHHQ]HNHUHWLMG
5.4.2.2. :HUGULQNHQLQFKORRUZDWHU
De verdrinking in chloorwater is volledig vergelijkbaar met deze in zoet water. Bij het verdrinken
in chloorwater heeft men meestal een supplementaire vochtuitsijpeling en oedeemvorming ten
gevolge van prikkeling van het longslijmvlies door de chloor.
5.4.2.3. :HUGULQNHQLQ]RXWZDWHU
Vloeistof verplaatst zich van de bloedbaan naar de longen.
Zeewater bevat meer zouten dan het bloed. Wanneer het zeewater de longalveolen bereikt, gebeurt
er een transport van plasma naar de longalveolen. Er werd aangetoond dat na drie tot vier minuten
25 tot 35% van het bloedvolume naar de longen kan vervoerd worden. Het gevolg hiervan is plots
longoedeem.
Doordat het bloedplasma uit de bloedbaan sijpelt, verdikt het bloed dat nog in de bloedvaten
achterblijft. Dit verminderde bloedvolume veroorzaakt uiteraard een bloeddrukdaling, een
hartritmestijging en een verhoogd risico op shocktoestand.
Bij zoutwaterverdrinking vindt men een geleidelijke afname van de hartpompactie door de
bloedverdikking. Na vijf tot acht minuten zal het hart stoppen met slaan.
46
5.4.3.
REDDING
Samenvatting
VERDRINKING
Zonder inademen van
water
Met inademen van
water
(10-20%)
(80-90%)
geen water in de longen
strottenhoofdkramp
‘droge’ verdrinking of m.a.w.
verstikking
water in de longen
‘natte’ verdrinking
ZOET WATER
ZOUT WATER
***
***
Het probleem is eerder
circulair dan pulmonair
Het probleem is eerder
pulmonair dan circulair
***
***
water opgezogen in
bloedbaan
plasma en eiwitten worden
opgezogen in de longen
bloedvolumevermeerdering
bloedvolumevermindering
zwellen en barsten van
rode bloedcellen
verstoring van Na/K
evenwicht
bloedverdunning
KDUWŚEULODWLH
dood treedt sneller in
bloedverdikking
longoedeem
dood treedt trager in
47
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
5.5.
5.5.1.
Gevolgen van verdrinking
Inleiding
Wanneer
een
drenkeling
een
verdrinkingsongeval overleeft, is hij nog niet
meteen buiten levensgevaar. De toestand van
het slachtoffer kan plots een dramatische
wending nemen, doordat onder andere
secundaire longtransformaties optreden of
doordat er zich complicaties voordoen ter
hoogte van de nieren, het zenuwstelsel of
andere organen. Het zijn deze gevolgen die in
dit deel belicht worden.
5.5.2.
Gevolgen ter hoogte van het ademhalingsstelsel
5.5.2.1. Vertraagde verdrinking
De “vertraagde” verdrinking kan optreden uren nadat een persoon een niet-fatale verdrinkingservaring
heeft meegemaakt. De persoon kan de indruk geven om de niet-fatale verdrinking succesvol te
hebben doorstaan, maar het ingeademde water in de longen kan de membranen die nodig zijn voor
de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide hebben beschadigd.
De “vertraagde” verdrinking is vaak moeilijk te herkennen, aangezien het slachtoffer OK lijkt te
zijn direct na een niet-fatale verdrinking. Het slachtoffer kan ademen maar heeft vaak een kleine
hoeveelheid water in de longen en het lijkt alsof hij of zij met succes dit water heeft verdreven
door te hoesten. Kleine delen van de longen kunnen immers nog water bevatten, waardoor de
mogelijkheid om bloed van zuurstof te voorzien wordt verminderd. Het hart zal tijdens dit proces
heel langzaam vertragen met kloppen, zodat het slachtoffer nog steeds in staat is om te praten en
te lopen. De enige symptomen kunnen een plotselinge verandering in de persoonlijkheid zijn of het
niveau van bewustzijn. Snelle hospitalisatie is de beste oplossing.
5.5.2.2. Verslikkingslongontsteking
Een andere mogelijk gevaarlijke complicatie is de aspiratiepneumonie (longontsteking na
verslikking)[*]. Het gaat hier om een bacteriële infectie die het slachtoffer heeft opgelopen nadat
deze water in de longen heeft gekregen dat besmet was. In tegenstelling tot de verwachting is
er nog geen duidelijk verband gevonden tussen het optreden van deze bacteriële longontsteking
en de verontreinigingsgraad van het water. Ook vanuit een “schoon” zwembad kan men een
aspiratiepneumonie oplopen.
[*]
48
KWWSZZZHHUVWHKXOSZLNLQOZLNLLQGH[SKS:HUGULQNLQJ
5.5.2.3. 7HFRQGDU\GURZQLQJ
REDDING
De “secondary drowning” of het opnieuw “slechter worden” van een drenkeling die ogenschijnlijk
succesvol gereanimeerd werd, is het gevolg van het inademen van water en van de scheikundige
prikkeling ervan op de wand van de longalveolen. Deze secundaire verdrinkingsgevolgen mag men
niet verwarren met de secundaire verdrinkingsoorzaken.
De “secondary drowning” is in feite een vernieuwde aanwezigheid van vocht in de longen
(longoedeem). De symptomen van de secundaire verdrinking kunnen zeer onverwacht en plots
optreden. Het ogenblik is echter zeer wisselvallig. Het varieert van enkele minuten na het
verdrinkingsongeval tot ongeveer vier dagen nadien en kan leiden tot de dood. Het is daarom
steeds aan te raden de drenkeling minstens 24 tot 48 uur te hospitaliseren, zelfs al lijkt deze
aanvankelijk in een goede gezondheid te verkeren.
DE SYMPTOMEN VAN DE SECUNDAIRE VERDRINKING ZIJN...
•
•
•
•
%WHOHFWDVHQDPHOLMNHHQJHKHHORIJHGHHOWHOLMNņSODWYDOOHQŇYDQGHORQJEODDVMHVDOVJHYROJYDQ
GHDDQWDVWLQJYDQGHVXUIDFWDQW
0RQJRHGHHP YRFKWLQGHORQJHQ -QHHUVWHLQVWDQWLHRQWVWDDWORQJRHGHHPRSKHWPRPHQW
GDWYORHLVWRILQJHDGHPGZRUGW&LM]RHWZDWHUYHUGULQNLQJ]DOGLWORQJRHGHHP]LFKVSRQWDDQ
RSORVVHQ ;HHIVHOEHVFKDGLJLQJ WUHHGW ZHO RS HQ ]RUJW YRRU HHQ EHPRHLOLMNWH YHQWLODWLH WHU
hoogte van de longen. Bij zoutwater zal het longoedeem nog versterkt worden en dus sneller
optreden.
7SDVPHQ NUDPSHQ YDQ GH OXFKWSLMSWDNNHQ (RRU LUULWDWLH ELM FRQWDFW PHW ZDWHU NDQ HHQ
NUDPSYDQKHWVWURWWHQKRRIGRSWUHGHQGLHGHOXFKWZHJHQDIVOXLW
3QWVWHNLQJHQYDQGHORQJHQHQGHOXFKWSLMSWDNNHQ
-QQRUPDOHRPVWDQGLJKHGHQLVGHORQJEHQHGHQGHNHHOKROWHVWHULHORIEHWHUELMQDVWHULHO%I
HQWRHNRPHQEDFWHUL QXLWGHNHHOKROWHLQGHORQJHQWHUHFKWGRFKGLWJHEHXUWVSRUDGLVFK
HQLQNOHLQHKRHYHHOKHGHQ(RRUGHQRUPDOHYHUGHGLJLQJVPHFKDQLVPHQYDQGHVOLMPHQLQGH
OXFKWSLMSWDNNHQ ZRUGHQ GH EDFWHUL Q ZHHU VQHO YHUZLMGHUG &LM HHQ YHUPLQGHUGH ZHHUVWDQG
YDQKHWVODFKWRIIHUHQELMHHQLQDGHPLQJYDQ YHUYXLOG ZDWHUHQHYHQWXHHODQGHUPDWHULDDO
]RDOVEUDDNVHO]DQGHQZLHUHQZDDUELM]HHUJURWHKRHYHHOKHGHQEDFWHUL QLQGHOXFKWZHJHQ
WHUHFKWNRPHQ]DOKHWYHUGHGLJLQJVPHFKDQLVPHQLHWPHHURSJHZDVVHQ]LMQWHJHQGHEDFWHUL Q
(HNDQVRSLQIHFWLHVLVELMYHUGULQNLQJGDQRRNWDPHOLMNJURRW,HWVODFKWRIIHU]DOPHHUKRHVWHQ
HQGHVOLMPSURGXFWLH]DOYHUJURWHQ
8HQJHYROJHYDQORQJYHUDQGHULQJHQ]DOGHJDVXLWZLVVHOLQJWXVVHQGHDOYHRODLUHHQGHFDSLOODLUH
membranen belemmerd worden.
%OVJHYROJKLHUYDQNRPHQGHYROJHQGHV\PSWRPHQYRRU
• ,\SR[LHWHZHLQLJ]XXUVWRILQGHZHHIVHOV
• ,\SHUFDSQLHWHYHHONRROVWRIGLR[LGHLQGHZHHIVHOV
• %FLGRVHYHU]XULQJYDQGHZHHIVHOV
Een algemeen zuurstofgebrek is zowel bij zout- als bij zoetwaterverdrinking steeds het
hoofdprobleem. De graad en de duur ervan zijn afhankelijk van de duur van de onderdompeling,
van de hoeveelheid en de soort ingeademde vloeistof en van de voorafgaandelijke algemene
WRHVWDQGYDQKHWVODFKWRIIHU
49
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
5.5.3. +HYROJHQWHUKRRJWHYDQKHW]HQXZVWHOVHO
De blijvende letsels van een zuurstofgebrek treffen vooral de hersenen, aangezien ze vermoedelijk
niet langer dan drie minuten een ernstig zuurstoftekort kunnen overleven. De letsels zijn vooral
gesitueerd in de grote hersenen. De lager gelegen centra die instaan voor de hart- en circulatieregeling
en de centra die zorgen voor het vegetatieve leven zijn veel beter bestand tegen een zuurstoftekort.
Ze kunnen gedurende 20 tot zelfs 30 minuten een zuurstofgebrek overleven.
Een langdurige zuurstofnood van de grote hersenen kan resulteren in coma en het einde van de
hersenwerking. De kans op herstel wordt dan zeer miniem en de dood zal intreden na enkele dagen,
weken of maanden.
In sommige gevallen zullen slachtoffers die een zuurstofnood hebben gekend aanvankelijk goed
zijn, maar na enkele dagen niet meer reageren. Dit laat vermoeden dat de zenuwcellen al van in
het begin onherroepelijk beschadigd waren, maar nog in staat waren verder te functioneren voor
een beperkte tijd.
(H ]XXUVWRIQRRG OHLGW PHHVWDO WRW YRFKWRSVWDSHOLQJ LQ GH KHUVHQHQ ZDW PHQ KHUVHQRHGHHP
QRHPW ,HUVHQRHGHHP WUHHGW IUHTXHQW RS ]RZHO ELM ]RHW DOV ELM ]RXWZDWHUYHUGULQNLQJ HQ
XLW ]LFK GRRU EHQHYHOLQJ DJLWDWLH HQ VRPV GRRU FRPD ,HW RQWVWDDQ HQ KHW RQWZLNNHOHQ YDQ
hersenoedeem resulteert in een toename van de hersendruk boven de normale waarden zodat er
HHQWRHVWDQGYDQRYHUGUXNRQWVWDDWLQGHKHUVHQSDQ%DQYDQNHOLMN]DOELMYROXPHWRHQDPHVOHFKWV
HHQWUDJHGUXNWRHQDPHYDVWJHVWHOGZRUGHQ-QGHUGDDGGHKHUVHQHQEHVFKLNNHQRYHUHHQDDQWDO
PHFKDQLVPHQGLHKHWWHYHHODDQYRFKWNXQQHQFRPSHQVHUHQ]RDOV
• ,HWYHUSODDWVHQYDQYRFKWYDQGHKHUVHQKROWHQQDDUGHZHUYHONRORP
• ,HWYHUKRRJGHRSVORUSHQYDQYRFKW
• ,HWYHUPLQGHUHQYDQKHWYROXPHYDQKHWFHUHEUDDOYDDWEHG
1HW GH]H GULH PHFKDQLVPHQ WUDFKW KHW VODFKWRIIHU LQ HHUVWH LQVWDQWLH KHW EHJLQQHQGH UXLPWH
LQQHPHQG SURFHV RS WH YDQJHQ )HQPDDO GH]H PHFKDQLVPHQ ņRSJHEUXLNWŇ YROJW HU HHQ VQHOOH
GUXNVWLMJLQJLQGHKHUVHQKROWHPHWDQGHUHZRRUGHQHUWUHHGWLQWUDFUDQL OHK\SHUWHQVLHRS -',
KHUVHQSDQRYHUGUXN (HRYHUGUXNLQGHKHUVHQHQEH¤QYORHGWGHGRRUEORHGLQJYDQGHKHUVHQHQ
op een ongunstige wijze. Inderdaad, door deze overdruk worden de bloedvaten in de hersenpan
GLFKWJHGUXNWPHWDOOHQDGHOLJHJHYROJHQ
,HUVHQRHGHHP NDQ RS YHUVFKLOOHQGH ZLM]HQ EHKDQGHOG ZRUGHQ (H NHX]H ]DO EHSDDOG ZRUGHQ
GRRU GH HUQVW YDQ GH WRHVWDQG YDQ GH SDWL QW HQ GRRU HYHQWXHOH JHDVVRFLHHUGH UHVSLUDWRLUH
FDUGLDOHRIUHQDOHDIZLMNLQJHQ;LMJDDQKLHUHFKWHUQLHWGLHSHURSLQDDQJH]LHQKHWHHQORXWHU
PHGLVFKHKDQGHOLQJEHWUHIW
(H EHZHULQJ GDW RYHUOHYHQ QD YHUGULQNLQJ JHHQ OHWVHOV QDODDW ZRUGW LQ YHUVFKLOOHQGH VWXGLHV
ZHHUOHJG-QGHOLWHUDWXXUOHHVWPHQGDWWRW YDQGHVODFKWRIIHUVYDQYHUGULQNLQJZDDUELM
FDUGLRSXOPRQDLUHUHVXVFLWDWLH '46 PHWVXFFHVWRHJHSDVWZHUGYHUGHUOHYHQPHWSHUPDQHQWH
QHXURORJLVFKHGHIHFWHQ7ODFKWRIIHUVGLHODQJHUGDQ]HVPLQXWHQRQGHUJHGRPSHOGZDUHQKRXGHQ
GDDU YDDN HHQ KHUVHQDDQGRHQLQJ DDQ RYHU (H RYHULJH YHUWRRQGHQ JHHQ DDQZLMVEDUH
QHXURORJLVFKHSUREOHPHQ
50
REDDING
Uit een onderzoek van Pearn bij personen die bewusteloos in het water werden aangetroffen en die
PHWVXFFHVJHUHDQLPHHUGZHUGHQEOHHNGDWPHHUGDQ QRUPDDOIXQFWLRQHHUGHQ3RNNRQGHQ
bij hen geen langdurige emotionele of persoonlijkheidsstoornissen waargenomen worden. Wij
NXQQHQEHVOXLWHQGDWEHKDOYHGHYHUQLHWLJLQJYDQGHKHUVHQIXQFWLHVGLHGXVHHQYHJHWDWLHIOHYHQ
WRWJHYROJKHHIWRRNYHUODPPLQJHQHQPHQWDOHUHWDUGDWLHNOLQLVFKHJHYROJHQYDQYHUGULQNLQJ]LMQ
3RNGHYLVXHOHSHUFHSWLHLVVRPVDDQJHWDVW(DDUHQERYHQNRPHQRRNVSUDDNPRHLOLMNKHGHQYRRU
,HWVODFKWRIIHUKHULQQHUW]LFKPHHVWDOQLHWVYDQGHUHGGLQJRIGHUHDQLPDWLHKRHZHOKHWRSGDW
RJHQEOLNELMYRRUEHHOGZHODDQVSUHHNEDDUZDVRIRSHLJHQNUDFKWZDQGHOGH
De overlevingskansen van de hersenen na een geslaagde reanimatie zijn afhankelijk van:
• Het type water en de graad van vervuiling.
• De hoeveelheid ingeademd water.
• De watertemperatuur.
• De lichaamstemperatuur.
• De tijdsduur van de onderdompeling.
• De voorafgaande gezondheidstoestand.
• De leeftijd van het slachtoffer.
DE PROGNOSE BIJ EEN NORMALE LICHAAMSTEMPERATUUR ROND 36°C
(H WLMG WXVVHQ KHW VWLOYDOOHQ YDQ GH EORHGVRPORRS HQ GH EHVFKDGLJLQJ YDQ GH KHUVHQHQ GRRU
zuurstofnood varieert van drie tot zes minuten. Na drie minuten, en zelfs indien hartmassage
OHLGW WRW KHUVWHO YDQ GH KDUWIXQFWLH QHHPW PHQ DDQ GDW GH KRJHUH ]HQXZFHQWUD EHVFKDGLJG
kunnen zijn.
(H]XXUVWRIUHVHUYHVLQKHWEORHG]LMQ]HHUNOHLQ1HQQHHPWDDQGDWYLHUOLWHUEORHGRQJHYHHUPO
O2 bevat. Aangezien er ongeveer 250 ml O2 verbruikt wordt per minuut, zullen de zuurstofreserves
UHHGVXLWJHSXW]LMQQDGULHPLQXWHQ1HQNDQGXVVWHOOHQGDWELMQRUPDOHOLFKDDPVWHPSHUDWXXU
een onderdompeling van zes tot negen minuten fataal is. Het duurt namelijk drie tot vijf minuten
WRWKHWKDUWVWLOYDOWHQGULHWRWYLHUPLQXWHQWRWGHKHUVHQHQEHVFKDGLJGZRUGHQ
51
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
(H]HWLMGVJUHQVYHUVFKLOWQRFKWDQVYDQSHUVRRQWRWSHUVRRQHQQDDUJHODQJYDQGHRPVWDQGLJKHGHQ
>RLVHHQRXGHUHSHUVRRQPHHUJHYRHOLJYRRUHHQWRHVWDQGYDQ]XXUVWRIQRRGGDQHHQMRQJHUH(DW
KHUVHQVFKDGHUHHGVYURHJHUNDQRSWUHGHQLVWHZLMWHQDDQKHWIHLWGDWGH]XXUVWRIQRRGWRHVWDQG
reeds begint te evolueren vanaf het begin van de onderdompeling, dus reeds bestaat vóór de
DGHPKDOLQJVHQFLUFXODWLHVWLOVWDQG-QHONJHYDOYRUPHQGHDDQJHKDDOGH]HVWRWQHJHQPLQXWHQ
de maximum toegestane tijdsgrens.
DE PROGNOSE BIJ EEN LICHAAMSTEMPERATUUR BENEDEN 36°C
-QQRUPDOHVLWXDWLHVRQWVWDDWGULHWRWYLHUPLQXWHQQDGHFLUFXODWLHVWLOVWDQGHHQRQKHUURHSHOLMNH
EHVFKDGLJLQJ YDQ GH KHUVHQHQ (H]H JUHQV NDQ QDDU ERYHQ YHUVFKXLYHQ ELM RQGHUNRHOLQJ &LM
NRRUWVOLJWGH]HJUHQVZDDUVFKLMQOLMN ODJHU(DWHHQDDQWDOGUHQNHOLQJHQQDHHQODQJHUGXUHQG
YHUEOLMI RQGHU ZDWHU WRFK YROOHGLJ ]LMQ KHUVWHOG LV RQGHU PHHU WH GDQNHQ DDQ GH RSWUHGHQGH
onderkoeling. Door afkoeling zijn de zuurstofbehoeften dermate gedaald dat deze personen
aan een langdurige zuurstofnood kunnen weerstaan. Daarenboven zal de bloedvatvernauwing
GLH RSWUHHGW LQ ]HHU NRXG ZDWHU GH KHUVHQZHUNLQJ YHUOHQJHQ HQ GH KDUWFLUFXODWLH YHUWUDJHQ
De tijdsduur dat de hersenen zonder zuurstof kunnen overleven, zonder dat er irreversibele
EHVFKDGLJLQJHQ RSWUHGHQ ZHUG UHHGV LQ GRRU %HSOL %)40- 6 4K\VLRSDWKRORJLH GHV )UWULQNXQJVXQIDOOV
7FKZHL]1HG;VFKU SS berekend en wordt nog steeds benut als standaard.
• drie tot vier minuten bij een lichaamstemperatuur van 36°C.
• acht tot tien minuten bij een lichaamstemperatuur van 30°C.
• 20 minuten bij een lichaamstemperatuur van 20°C.
,RHHHUGHUGHRQGHUNRHOLQJKRHJXQVWLJHUGHYRRUXLW]LFKWHQ
)UZHUGHQJHVODDJGHUHGGLQJHQEHVFKUHYHQZDDUELMHHQVODFKWRIIHUPLQVWHQVPLQXWHQLQHHQ
auto onder de waterspiegel had verbleven. Ook overleefde een jongen een verblijf van ongeveer
PLQXWHQ RQGHU HHQ LMVVFKRWV &HLGH SDWL QWHQ KDGGHQ ELM DDQNRPVW LQ KHW ]LHNHQKXLV HHQ
OLFKDDPVWHPSHUDWXXUEHQHGHQm'
1RGHOOEHVFKUHHIRRNVXFFHVYROOHUHDQLPDWLHVYDQSHUVRQHQGLHHQPLQXWHQRQGHU
ZDWHUJHZHHVWZDUHQ>HZDUHQDOOHQK\SRWKHUPLVFKPHWWHPSHUDWXUHQJDDQGHYDQWRWm'
%OOHVODFKWRIIHUVYHUWRRQGHQHQLJHQHXURORJLVFKHOHWVHOVPDDUQDHQNHOHMDUHQNRQGHQ]HZHHU
QRUPDDOIXQFWLRQHUHQ)HQOHVXLWGLWDOOHVLVGDWPHQDOWLMGPHWUHDQLPDWLHPRHWEHJLQQHQRRN
DOOLMNWKHWVODFKWRIIHUYHUORUHQ
Er dient opgemerkt te worden dat onderkoeling enkel een positieve invloed heeft op de hersenen;
]HNDQGDDUHQWHJHQHHQQDGHOLJHLQYORHGKHEEHQRSKHWKDUWDDQJH]LHQ]HGHNDQVRSKDUWřEULOODWLH
bevordert. Ook kan onderdompeling in koud water soms leiden tot plotse dood, en dit meestal bij
jonge individuen (dit heet hydrocutie in analogie met electrocutie).
52
REDDING
Conclusie
Slachtoffers die voorheen stierven van verdrinking zullen tegenwoordig dankzij uitgebreide
cardiopulmonaire resuscitatietechnieken (CPR) overleven. Sommigen met overblijvende
hersenaandoeningen ten gevolge van zuurstofgebrek en hersenoedeem. Het klinisch probleem
ELM YHUGULQNLQJ LV GXV GRRU GH JHVRřVWLFHHUGH '46 HHQ QHXURORJLVFK SUREOHHP JHZRUGHQ *XOOHU
voorspelde dit reeds in 1962. De hulpverleners zouden dus meer moeten denken in termen van
cardio-pulmonaire-cerebrale resuscitatie (CPCR) dan in termen van CPR.
%DQJH]LHQPLFURVFRSLVFKHKHUVHQVFKDGHUHHGVRSWUHHGWQDHHQ]XXUVWRIQRRGYDQGULHPLQXWHQ
PDDU KHW KDUW SDV LUUHYHUVLEHOH VFKDGH RSORRSW QD PLQXWHQ ]XXUVWRIQRRG ZHUGHQ PHW GH
KXLGLJHWHFKQLHNHQYDQ'46UHHGVYDDNKHUVHQEHVFKDGLJGHNLQGHUHQJHUHDQLPHHUG)UEHVWDDWGXV
een periode waarin enkel het hart kan gered worden. Dat er minder kinderen dan volwassenen
VWHUYHQLVZDDUVFKLMQOLMNKHWJHYROJYDQGHUHODWLHIXLWVWHNHQGHWRHVWDQGYDQKXQFDUGLRYDVFXODLU
systeem.
,HWJURWHSUREOHHPYRRUHHQKXOSYHUOHQHULVZHWHQZLHKHUVHQEHVFKDGLJLQJHQ]DORYHUKRXGHQ
YDQ HHQ '46 HQ ZLH QLHW 7RPPLJH SHUVRQHQ ZLOOHQ LPPHUV OLHYHU JHHQ UHDQLPDWLH DOV GH
RYHUOHYLQJ JHSDDUG JDDW PHW HUQVWLJH QHXURORJLVFKH VFKDGH (H SURJQRVH LV JXQVWLJ ZDQQHHU
de onderdompeling plaatsvond in zeer koud water, wanneer de duur van de onderdompeling
minder dan zes minuten was, en wanneer er onmiddellijk ter plaatse degelijke eerste hulp werd
verleend.
In deze context is het gepast de DNR Code (Do Not Resuscitate) aan te halen. Dit is een wettelijke
code die de wil van een persoon vastlegt om niet gereanimeerd te worden. De DNR code wordt
besproken in het deel Reanimatie.
5.5.4. Gevolgen ter hoogte van het hart en de bloedsomloop
Bij het inademen van vloeistoffen zullen er veranderingen ter hoogte van de bloedsomloop optreden:
5.5.4.1. ;LM]LJLQJHQLQGHEORHGVDPHQVWHOOLQJ
Door het barsten van de rode bloedcellen, komt hemoglobine vrij in het bloed en daalt ook hier de
transportcapaciteit van zuurstof.
5.5.4.2. ;LM]LJLQJHQLQKHWEORHGYROXPH
Bij verdrinking zal vloeistof zich doorheen de longwand verplaatsen. Dit heeft belangrijke wijzigingen
voor het bloedvolume tot gevolg:
• Bloedverdunning bij zoetwaterverdrinking.
• Bloedindikking bij zoutwaterverdrinking.
53
Hoofdstuk 5 - Verdrinking
5.5.4.3. Electrolytenveranderingen
:HUVFKLOOHQGH RQGHU]RHNHUV ]LMQ KHW HU RYHU HHQV GDW HU ELM PHQVHQ JHHQ JURWH
HOHFWURO\WHQYHUDQGHULQJHQRQWVWDDQ1HQVWHOWYDVWGDWQD]RHWZDWHUDVSLUDWLHGHEORHGHOHFWURO\WHQ
PHHVWDOQRUPDDO]LMQ7ODFKWRIIHUVGLHYHUGURQNHQLQ]HHZDWHUNXQQHQZžOOLFKWHYHUKRJLQJHQYDQ
GHLRQHQFRQFHQWUDWLHVYHUWRQHQGRRUGDW]HH]RXWHQLQKHWEORHGGLIIXQGHUHQ,HWLVRQEHWZLVWEDDU
GDWKHWKHUVWHOYDQKHWHOHNWURO\WLVFKHYHQZLFKWQRRG]DNHOLMNLVPDDUGLWJHEHXUWPHHVWDOYDQ]HOI
]RGDWHUQLHW]RYHHODDQGDFKWDDQPRHWZRUGHQJHVFKRQNHQ
5.5.4.4. Hemoglobineveranderingen
;LM ]DJHQ UHHGV GDW ELM ]RHWZDWHUYHUGULQNLQJ KHW ULVLFR RS KHW RSWUHGHQ YDQ KHPRO\VH
groter was. In deze situatie zal de hemoglobine vrij voorkomen in het plasma en zal de
]XXVWRIGUDJHQGH HLJHQVFKDS YDQ KHW EORHG GDOHQ ,LHUGRRU WUHHGW ]XXUVWRIQRRG RS 8H JURWH
KHPRJORELQHYHUDQGHULQJHQNXQQHQRRNOHLGHQWRWQLHULQVXşFL QWLH
5.5.4.5. Bloeddruk- en volumeverandering
Men veronderstelt dat bij zoet water verdrinking het bloed verdunt en de bloeddruk stijgt. Deze
YHUDQGHULQJHQ ]LMQ PLQGHU XLWJHVSURNHQ GDQ PHQ YURHJHU ZHO HHQV GDFKW ,HW YHUPRJHQ WRW
DGDSWDWLHYDQZHJHKHWVODFKWRIIHULV]HHUJURRW]RGDWPHQQDHHQXXUYDDNWHUXJQRUPDOHZDDUGHQ
DDQWUHIWYRRUDODOVGHKRHYHHOKHLGLQJHDGHPGYRFKWPLQGHULVGDQPOSHUNJOLFKDDPVJHZLFKW
(LWZLO]HJJHQGDWZDQQHHUHHQSHUVRRQYDQNJžžQOLWHUZDWHU POSHUNJ LQDGHPWKHW
OLFKDDPGLWRQHYHQZLFKWVQHONDQKHUVWHOOHQ
5.5.4.6. ,DUWŚEULOODWLH
(H KRJHUH SXQWHQ WRQHQ DDQ GDW KHW OLFKDDP HHQ LQJHERXZGH YHUGHGLJLQJ KHHIW WHJHQ
YHUDQGHULQJHQYDQEORHGGUXNYROXPHHQVDPHQVWHOOLQJ)HQSHUVRRQPRHWDOPHHUGDQPO
NJ ZDWHU LQDGHPHQ RP KHW ULVLFR RS YHQWULFXODLUH ŚEULOODWLH VLJQLŚFDQW WH ]LHQ VWLMJHQ -QGLHQ
YHHO]RHWZDWHULQJHDGHPGZRUGWNDQHUQLHWDOOHHQHHQYHQWULFXODLUHŚEULOODWLHRQWVWDDQPDDU
RRNHHQLQVXşFL QWHKDUWZHUNLQJGRRURYHUEHODVWLQJYDQKHWUHFKWHUKDUWGHHOHQGRRUGHKRJH
YHQHX]H HQ SXOPRQDLUH GUXN &LM ]RXWZDWHUYHUGULQNLQJ KHHIW PHQ QRFK WH YHHO NDOLXP LQ KHW
EORHGQRFKHHQFLUFXODLUHRYHUEHODVWLQJ]RGDWYHQWULFXODLUHŚEULOODWLHHQKDUWGHFRPSHQVDWLHQLHW
zullen optreden.
5.5.4.7. &ORHGJDVVHQHQ]XXUEDVHHYHQZLFKW
&LM YDQGHYHUGULQNLQJVVODFKWRIIHUVWUHHGWHUHHQGDOLQJRSYDQGH]XXUWHJUDDG S, YDQKHW
EORHG(HS,ńVVFKRPPHOHQWXVVHQHQ
54
5.5.5. Gevolgen ter hoogte van de nieren
REDDING
De gevolgen van verdrinking voor de nieren zijn meestal niet ernstig, maar eerder voorbijgaand en
onbelangrijk. De lichamelijke verschijnselen van een patiënt met nierproblemen zijn hoofdzakelijk
bleekheid, spierzwakte, hoofdpijn, misselijkheid, hoge bloeddruk, anemie en sufheid, die kan
resulteren in coma. Deze complicaties komen echter zelden voor bij verdrinking. Bovendien is er na
verdrinking meestal een spontaan herstel van de nierfunctie binnen de zeven tot tien dagen.
2DYHUGULQNLQJLQ]RHWZDWHUPRHWZRUGHQJHFRQWUROHHUGRIHUJHHQQLHULQVXš
FL QWLHLVRQWVWDDQWHQ
gevolge van hemolyse. Na verdrinking in zout water kunnen door de hypoxie en de lage bloeddruk
nierdelen afsterven (nierinfarct).
55
Hoofdstuk 6 - Onderkoeling (hypothermie)
56
HOOFDSTUK 6. ONDERKOELING (HYPOTHERMIE)
6.1.
REDDING
Inleiding
In de reddingsliteratuur alsook in meer wetenschappelijke werken wordt reeds lange tijd bijzondere
aandacht besteed aan hypothermie als mogelijke verdrinkingsoorzaak.
6.2.
6.2.1.
(HŚQLWLHV
Normale en hoge temperaturen
De lichaamstemperatuur varieert bij normale gezonde mensen tussen ongeveer 37,5 (soms hoger bij
inspanning) en 35,5°C, of nog wel eens wat lager, vroeg in de morgen tijdens de slaap.
6.2.2.
Koude
Als een persoon wordt blootgesteld aan koude, of als de interne mechanismen de warmte die wordt
verloren niet kan vervangen, dan daalt de kerntemperatuur van het lichaam. Als de temperatuur
tussen 36,5 en 35°C ligt, dan spreekt men nog niet van hypothermie, maar van koude[*]. De symptomen
van koude zijn:
• Bibberen.
• Blauw verkleuren van de lippen, de oorlellen, de nagels, de vingers, de tenen, de knieën, enz.
• Verward worden.
Deze eerste symptomen zijn een waarschuwing en verdwijnen als die persoon het koude water
verlaat, een warme douche neemt, zich afdroogt en warme kledij aantrekt.
6.2.3.
Onderkoeling
Onderkoeling of hypothermie is een toestand waarbij de centrale lichaams-temperatuur (de hoogste
temperatuur midden in de romp) van een persoon zover is gedaald dat de normale stofwisseling en
lichaamsfuncties in gevaar komen. Dit komt voor als de lichaamstemperatuur beneden 35°C zakt.
Om de onderkoeling beter te begrijpen moeten de termen inwendige temperatuur (of
kerntemperatuur) en de uitwendige temperatuur (of huid-temperatuur) van een persoon gekend
zijn. Wij verklaren eerst deze twee termen.
[*] &URZQ(.&UXJJHU,&R\G.4DDO4ņ%FFLGHQWDOK\SRWKHUPLDŇ8KH2HZ)QJODQG.RXUQDORI1HGLFLQH Ł
57
Hoofdstuk 6 - Onderkoeling (hypothermie)
6.2.3.1. De huidtemperatuur
Met de huidtemperatuur wordt de uitwendige temperatuur bedoeld, namelijk deze van de
extremiteiten (armen en benen) en van de huid. De huidtemperatuur kan in tegenstelling tot de
kerntemperatuur grotere schomme-lingen ondergaan. Ze kan in sommige gevallen 20°C lager zijn
dan de kerntemperatuur.
6.2.3.2. De kerntemperatuur
Met de kerntemperatuur wordt de inwendige temperatuur bedoeld, namelijk deze van de hersenen,
de borst- en de buikholte. De kerntemperatuur kan geen grote variatie ondergaan zonder dat er
dadelijk complexe processen optreden die de temperatuur trachten te regulariseren. Wanneer men
spreekt over hypothermie, dan heeft dit steeds betrekking op de kerntemperatuur.
6.3.
Soorten hypothermie
Afhankelijk van de kerntemperatuur wordt de hypothermie ingedeeld in de volgende gradaties[*]:
Gradaties
Milde hypothermie
Matige hypothermie
Ernstige hypothermie
Diepe hypothermie
6.3.1.
Temperatuur
35-32°C
32-28°C
28-20°C
< 20°C
Symptomen
Bewust en beven
Mentaal verward en niet beven
Bewusteloos en niet beven
Geen vitale functies
Milde hypothermie (35-32°C)
Wanneer het lichaam zoveel warmte heeft verloren dat de kerntemperatuur daalt beneden 35°C,
is er sprake van milde hypothermie. Symptomen zijn rillen, hoge bloeddruk, snelle hartslag, snelle
ademhaling en vasoconstrictie. Dit zijn allemaal fysiologische reacties om de warmte te behouden[**].
Bijkomende symptomen zijn mentale verwarring, loomheid, verminderde gevoeligheid en verzwakt
motorisch vermogen[***].
6.3.2.
Matige hypothermie (32-28°C)
Lage lichaamstemperatuur leidt tot steeds meer rillen en verstoorde lichaamscoördinatie[****].
Bewegingen worden trager en moeizamer, vergezeld van milde verwarring, hoewel de persoon
alert kan schijnen. De oppervlakkige bloedvaten contracteren verder en het lichaam richt haar
resterende middelen op het behouden van warmte voor de vitale organen. Het slachtoffer wordt
bleek. De lippen, oren, vingers en tenen worden blauwachtig.
[*] &URZQ(.&UXJJHU,&R\G.4DDO4ņ%FFLGHQWDOK\SRWKHUPLDŇ8KH2HZ)QJODQG.RXUQDORI1HGLFLQH Ł
[**] 1F'XOORXJK0%URUD7 ņ(LDJQRVLVDQGWUHDWPHQWRIK\SRWKHUPLDŇ%P*DP4K\VLFLDQ Ł
[***]7WHUED.% ņ*LHOG1DQDJHPHQWRI%FFLGHQWDO,\SRWKHUPLDGXULQJ(LYLQJŇ972DYDO)[SHULPHQWDO(LYLQJ9QLW8HFKQLFDO
Report.
[****] 'KHXQJ771RQWLH(0;KLWH1(&HKP( ņ'KDQJHVLQPDQXDOGH[WHULW\IROORZLQJVKRUWWHUPKDQGDQGIRUHDUP
LPPHUVLRQLQGHJUHHV'ZDWHUŇ%YLDW7SDFH)QYLURQ1HG Ł
58
6.3.3.
Ernstige hypothermie (28-20°C)
REDDING
Naarmate de temperatuur verder daalt, beginnen fysiologische processen te wankelen en daalt de
hartslag, de ademhaling en de bloeddruk. De verdere symptomen zijn moeilijkheden met spreken,
traag denken en geheugen-verlies. Er is een onvermogen tot het gebruik van de ledematen. Cellulaire
metabolische processen worden stilgelegd. De blootgestelde huid wordt blauw en gezwollen,
de spiercoördinatie wordt zeer slecht, en het lopen bijna onmogelijk. De persoon vertoont een
onsamenhangend en irrationeel gedrag. De hartslag en de ademhaling dalen aanzienlijk. De hartslag
NDQHFKWHURRNRPVODDQWRWHHQYHQWULFXODLUHWDFK\FDUGLHRIDWULDOHřEULOODWLH&HODQJULMNHRUJDQHQ
falen.
6.3.4.
Diepe hypothermie (minder dan 20°C)
,HWOLMNWDOVRIGHSDWL QWQLHWPHHUDGHPWHQGHSXSLOUHŚH[EOLMIWDFKWHUZHJH(HKLHUPHHJHSDDUG
gaande circulatiestoornissen (grote daling van het slagvolume, vertraging van het hartritme,
RQYROOHGLJHYXOOLQJYDQGHYHQWULNHOVHQ]HOIVKDUWřEULOODWLH NXQQHQELMGH]HHQODJHUHWHPSHUDWXUHQ
leiden tot de dood.
6.4.
&HJULSSHQLQYHUEDQGPHWZDUPWHUHJHOLQJ
De mens heeft een warmbloedig lichaam. De meeste lichaamswarmte wordt gegenereerd
door verbrandingsprocessen in diepe organen zoals de lever, de hersenen en het hart en in de
samentrekking van skeletspieren[*]. De warmteregeling is het vermogen om de lichaamstemperatuur
binnen bepaalde grenzen te houden, zelfs wanneer de omgevingstemperatuur zeer verschillend is.
Begrippen in verband met de warmteregeling, alsook de factoren die de temperatuur beïnvloeden,
worden weergegeven in Bijlage 5.
6.5.
Preventie van hypothermie
Voorkomen is de eerste vorm van behandeling. In de eerste plaats behoort dit tot de taken van
de begeleiders, maar ook de redder kan hiertoe bijdragen. Het is belangrijk dat de redder de
symptomen van onderkoeling herkent. Afhankelijk van de temperatuur van de hal en van het water
kan de redder een tijdslimiet in het baden meedelen (bv. kleine kinderen en baby’s blijven niet
langer dan 30 minuten in het water of warmen zich tussendoor op onder een douche).
Kleine kinderen merken zelf niet altijd of ze kou hebben, of schenken geen aandacht aan de
symptomen. Begeleiders en redders moeten hen dus extra in de gaten houden.
Een plots diepteverschil in een meer kan plaatselijk voor een koude watertemperatuur zorgen.
Zwemmers, maar vooral ook watersporters (surfers, kajakkers, enz.), kunnen hierdoor verrast worden
als ze geen beschermende kledij dragen.
Wees alert in het water en let op tekens van hypothermie zoals: koud aanvoelen, rillen, beven,
blauwachtig worden van lippen en extremiteiten, trage spraak en gestoorde motoriek van vingers
en tenen. Kom tijdig uit het water en zorg voor een adequate opwarming.
[*] +X\WRQ%' ,DOO.) 8H[WERRNRI1HGLFDO4K\VLRORJ\ WKHGLWLRQ 4KLODGHOSKLD)OVHYLHU7DXQGHUVS
59
Hoofdstuk 6 - Onderkoeling (hypothermie)
6.6.
6.6.1.
De redding en behandeling van hypothermische drenkelingen
De redding
Wie een drenkeling moet redden uit ijskoud water moet er zich rekenschap van geven dat dezelfde
fysische wetten ook op hem van toepassing zijn, namelijk dat ook hij onderhevig zal zijn aan het
aspect koude. Een “droge” redding zal dus steeds de voorkeur krijgen op een redding waarbij de
redder zelf in het water gaat.
Wanneer men hulpmiddelen naar de drenkeling wil werpen, moet men er rekening mee houden dat
het slachtoffer een beperkte motoriek heeft en een groot deel van zijn “krachten” heeft verloren
en de reddingsmiddelen moeilijk kan grijpen of vasthouden. De drenkeling kan zich bijvoorbeeld
nauwelijks optrekken aan een touw. Trek hem langzaam naar u toe en denk eraan dat hij zijn greep
op het voorwerp steeds kan verliezen. Voorwerpen waarin de drenkeling een arm kan steken of
waarop hij zichzelf gedeeltelijk kan recht duwen, zoals een reddingsboei en/of een plank, genieten
de voorkeur.
Een redder mag uitsluitend in het water gaan wanneer hij een reddingsvest of -gordel draagt, of
een duidelijk hulpvlotmiddel ter beschikking heeft, of wanneer hij vasthangt aan een touw dat door
een mederedder wordt vastgehouden. De redder moet erop voorbereid zijn dat zijn zwemkunde
drastisch zal gereduceerd zijn door het koude water.
60
6.6.2.
De behandeling
REDDING
De redder zorgt ervoor dat verdere afkoeling wordt voorkomen.
• Breng het slachtoffer naar een warme omgeving, bv. onder een warme douche.
• Verwijder, indien nodig, natte kledij, droog het slachtoffer en laat warme kledij aantrekken.
• Licht verteerbare, lauwe drank kan helpen om het slachtoffer weer te verwarmen (interne
opwarming).
• Bedek het slachtoffer met een deken, liefst een isothermisch deken, of handdoek (lichaam, nek
en hoofd).
• Bij een onderkoeld slachtoffer leg je de zilverkleurige kant naar het slachtoffer toe (zilver
weerkaatst).
(Bij een slachtoffer met een zonne- of hitteslag leg je de goudkleurige kant naar het slachtoffer
toe.)
6.6.2.1. 3SZDUPHQ
De behandeling wordt aangepast aan de mate van onderkoeling. De behandeling start met een
passieve externe opwarming, dan een actieve externe opwarming, dan een actieve kernopwarming.
In ernstige gevallen moet men reanimeren terwijl men het slachtoffer uit de koude omgeving
verwijdert. De persoon wordt voorzichtig verplaatst omdat agressieve verplaatsingen kunnen
leiden tot een verhoogd risico van hartritmestoornissen.
Passieve externe opwarming omvat het gebruik van het eigen vermogen van een persoon om
zich op te warmen. De persoon doet droge en warme kleren aan en produceert warmte door te
bewegen, liefst in een warme omgeving.
Het wordt aanbevolen voor mensen met een milde onderkoeling.
Actieve externe opwarming omvat het gebruik van externe warmtebronnen zoals een
verwarmingsdeken[*]. Deze kunnen opwarmen door warme lucht (zoals bijvoorbeeld een “Bair
Hugger”), door chemische reacties of door elektriciteit. Andere warmtebronnen kunnen eveneens
benut worden. Deze werkwijzen worden aanbevolen voor matige hypothermie[**].
[*] &URZQ(.&UXJJHU,&R\G.4DDO4 2RY ņ%FFLGHQWDOK\SRWKHUPLDŇ8KH2HZ)QJODQG.RXUQDORI1HGLFLQH Ł
[**] :DQGHQ ,RHN 80 1RUULVRQ 0. 7KXVWHU 1 (RQQLQR 1 7LQ] ) 0DYRQDV ). .HHMHHEKR\ *1 +DEULHOOL % ņ4DUW FDUGLDFDUUHVWLQVSHFLDOVLWXDWLRQV%PHULFDQ,HDUW%VVRFLDWLRQ+XLGHOLQHVIRU'DUGLRSXOPRQDU\6HVXVFLWDWLRQDQG)PHUJHQF\
'DUGLRYDVFXODU'DUHŇ'LUFXODWLRQ 7XSSO 7Ł
61
Hoofdstuk 6 - Onderkoeling (hypothermie)
%FWLHYH RSZDUPLQJ YDQ GH NHUQ RPYDW KHW JHEUXLN YDQ LQWUDYHQHX]H YHUZDUPGH YORHLVWRIIHQ
LUULJDWLHYDQOLFKDDPVKROWHQPHWYHUZDUPGHYORHLVWRIIHQJHEUXLNYDQZDUPHEHYRFKWLJGHOXFKW
GLH ZRUGW LQJHDGHPG RI JHEUXLN YDQ H[WUDFRUSRUDOH RSZDUPLQJ ELMYRRUEHHOG YLD HHQ KDUW
ORQJPDFKLQH)[WUDFRUSRUDOHRSZDUPLQJLVGHVQHOVWHHQGRHOWUHIIHQGVWHPHWKRGH VXFFHV voor mensen met een ernstige hypothermie &URZQ (. &UXJJHU , &R\G . 4DDO 4 2RY ņ%FFLGHQWDO
K\SRWKHUPLDŇ8KH2HZ)QJODQG.RXUQDORI1HGLFLQH Ł .
0DQJ]DPHYHUZDUPLQJRQGHUGHJHOLMNHFRQWUROHLVDDQWHUDGHQRPHHQņRSZDUPLQJVVKRFNŇWH
vermijden /RQGUDWLHY8:1\KUH)77LPRQVHQ32\PDUN8&8YHLWD8 *HEUXDU\ ņ'DUGLRYDVFXODUHIIHFWVRIHSLQHSKULQH
GXULQJUHZDUPLQJIURPK\SRWKHUPLDLQDQLQWDFWDQLPDOPRGHOŇ.%SSO4K\VLRO Ł )HQņRSZDUPLQJVVKRFNŇ
NRPW YRRU DOV HHQ SDWL QW WH VQHO HQ RYHUDO ZRUGW YHUZDUPG ,HW NRXGH EORHG LQ GH KXLG GH
DUPHQHQGHEHQHQ]DOKLHUGRRUSORWVHOLQJQDDUGHNHUQYDQKHWOLFKDDPYORHLHQHQLQSODDWVYDQ
WHYHUKRJHQ]DOGHNHUQWHPSHUDWXXUGUDVWLVFKYHUODJHQPHWQHIDVWHJHYROJHQYRRUGHGUHQNHOLQJ
De opwarming van drenkelingen met diepe hypothermie moet dus steeds zo veel mogelijk van
ņELQQHQQDDUEXLWHQŇJHEHXUHQ
%OJHPHHQ QHHPW PHQ DDQ GDW HHQ K\SRWKHUPLVFKH GUHQNHOLQJ PRHW ZRUGHQ RSJHZDUPG PHW
EHKXOSYDQDOOHUOHLWHFKQLHNHQ
(H]H WHFKQLHNHQ RPYDWWHQ KHW WRHGLHQHQ YDQ YHUZDUPGH EHYRFKWLJGH ]XXUVWRI KHW ODWHQ
GRRUVWURPHQYDQKHWEXLNYRFKWPHWZDUPYRFKW SHULWRQHDOHGLDO\VH KHWRSHQVQLMGHQYDQGH
WKRUD[HQKHWUHFKWVWUHHNVPDVVHUHQYDQKHWKDUWKHWRYHUJLHWHQYDQKHWKDUWPHWZDUPHYRFKWHQ
HQRIKHWRSZDUPHQYDQKHWEORHGGRRUHHQEXLWHQKHWOLFKDDPDDQJHEUDFKWHE\SDVVGLHRYHU
een verwarmingsapparaat loopt.
Gradaties
Milde (stadium 1)
Matige (stadium 2)
Ernstige (stadium 3)
Diepe (stadium 4)
Opwarmingstechniek
Passieve opwarming
Actieve externe opwarming
Actieve interne opwarming
3PGHņDIWHUGURSŇWHYRRUNRPHQZRUGWDDQJHUDGHQKHWVODFKWRIIHUKRUL]RQWDDOWHKRXGHQ1HW
ņDIWHUGURSŇZRUGWEHGRHOGGDWHHQK\SRWKHUPLVFKHSHUVRRQGLHRSJHZDUPGZRUGWHHQGDOLQJ
van de temperatuur krijgt omdat het koude bloed van de ledematen het warmere bloed van de
kern zal afkoelen.
6.6.2.2. Vloeistoffen toedienen
Warm gezoete vloeistoffen kunnen worden gegeven op voorwaarde dat de persoon alert is en kan
slikken. Alcohol en drank met veel cafeïne worden best vermeden.
62
6.6.2.3. De reanimatie
REDDING
Zodra een drenkeling op het droge is, moeten de basishandelingen gesteld worden om een
GRHOWUHIIHQGHKDUWVODJHQHHQHš
FL QWHDGHPKDOLQJWHYHUNULMJHQ
De drenkelingen kunnen klinisch dood lijken omdat de hartslag en de ademhaling zeer moeilijk
detecteerbaar zijn. Daarenboven voelen zij vaak zeer koud aan, zien zij er bleek of grijsachtig uit,
HQ]LMQYHUVFKLOOHQGHUHŚH[HQUHHGVYHUGZHQHQ(HUHDQLPDWLHWHFKQLHNHQPRHWHQ]RVQHOPRJHOLMN
worden toegepast. Het slachtoffer moet eveneens zo snel mogelijk naar een ziekenhuis worden
gebracht. Tijdens de reanimatie en het transport moet worden vermeden dat de drenkeling nog
verder afkoelt.
6.7.
Slotbedenking
Men stelt tegenwoordig als norm dat een slachtoffer dat “dood” lijkt na een langdurig verblijf in
koud water, niet als echt dood kan worden beschouwd zolang zijn lichaamstemperatuur niet terug
tot een normale waarde is gebracht. Pas dan kan men een nauwkeurige diagnose stellen.
Dit stelt vele artsen voor het volgende probleem:
• Is hypothermie de oorzaak van de hartstilstand, dan moet men het slachtoffer eerst opwarmen
om na te gaan of het werkelijk overleden is.
• Is de drenkeling normaal afgekoeld nadat zijn hart is gestopt met kloppen, dan zal het
vermoedelijk weinig zin hebben het slachtoffer terug op te warmen.
Wanneer er geen getuigen zijn bij een overleden hypothermische patiënt, zal het antwoord op deze
vraag steeds moeilijk zijn: is de hartstilstand een gevolg van de hypothermie of is de hypothermie
een gevolg van de hartstilstand? Voor de redder heeft het antwoord geen belang.
63
Hoofdstuk 7 - Redding
64
HOOFDSTUK 7. REDDING
REDDING
Dit deel omvat de aspecten van de redding, de omschrijving van de reddingsapparatuur die een
redder kan benutten, de handsignalen, de zelfredding, de redding van derden vanop het droge en
de zwemmende redding.
7.1.
7.1.1.
Algemene aspecten van de redding
Inleiding
Een drenkeling redden door zelf in het water te gaan houdt steeds een risico in. Daarom moet men
eerst de redding op het droge overwegen. Wanneer er geen hulp of reddingsmiddelen beschikbaar
zijn, of wanneer de drenkeling buiten handbereik is of reeds onder het wateroppervlak verdwenen
is, moet de redder zelf in het water gaan zonder zichzelf in gevaar te brengen. In dat geval moet hij
proberen zoveel mogelijk vaste voet aan de grond te houden en de redding al wadend uit te voeren,
liefst met hulpmiddelen. Pas als dit onmogelijk is of mislukt is, is de zwemmende redding de laatste
toevlucht, liefst met een drijfmiddel bij de hand en in contact met de kant (bv. touw). Hierbij moet
de redder het direct contact met de drenkeling zoveel mogelijk vermijden en deze liever om het
even welk voorwerp - al was het maar een hemd - aanreiken om hem mee te trekken. Slechts als
het niet anders kan, mag hij de drenkeling vastgrijpen om hem te redden. In dat geval benadert de
redder de drenkeling steeds langs achter.
7.1.2.
Het herkennen van een drenkeling
Een verdrinkende persoon slaat gewoonlijk niet wild om zich heen zoals de meeste mensen
verwachten. Als hij dat wel doet bevindt hij zich mogelijk nog in de “waterpaniekfase” net voor het
echte verdrinken begint. Een verdrinking is bedrieglijk geruisloos en daarom veel gevaarlijker dan
men denkt.
Francesco Pia[*] erkent de volgende noodsituaties bij een bewuste persoon:
• Noodfase. De zwemmer is in ernstige nood, maar kan de mond gedeeltelijk of volledig boven
water houden. Hij kan om hulp roepen of zwaaien voor hulp.
• De UHŚH[IDVH. De zwemmer kan de mond niet boven water houden.
о Het slachtoffer is niet in staat om luidkeels om hulp te roepen. De mond is al onder water.
о Het slachtoffer kan niet met zijn armen zwaaien omdat hij instinctief zijn armen zijlings
houdt en het water omlaag duwt in een poging zijn mond boven het wateroppervlak te
houden.
о Het slachtoffer die even boven water komt vooraleer terug onder water te gaan heeft te
weinig tijd om, in te ademen en om hulp te roepen.
о )HQPDDOGHLQVWLQFWLHYHYHUGULQNLQJVUHDFWLHRSJDQJLVJHNRPHQYHUGZLMQWPHQGHřQLWLHI
onder water tenzij iemand ingrijpt.
[*] 4LD *UDQFHVFR *UDQN ņ8KH 6-( IDFWRU DV D FDXVH RI GURZQLQJŇ 6HWULHYHG 3FWREHU Ł SXEOLVKHG .XQH 4DUNV 6HFUHDWLRQ
65
Hoofdstuk 7 - Redding
Er zijn tragische gevallen van ouders die hun kind recht voor hun ogen zagen verdrinken zonder
te beseffen wat er gebeurde. Dit is te wijten aan wat men de ‘instinctieve verdrinkingsreactie’
noemt[*]. Zie hoger: tweede fase van verdrinking: apnea- en slikfase.
TIP
Kinderen maken meestal lawaai in het water. Controleer dus vooral de situatie wanneer het stil is.
7.1.3.
Het lokaliseren van een drenkeling
Bij het lokaliseren van een drenkeling kunnen verschillende factoren het zicht belemmeren:
• Het water kan troebel zijn.
• Het water kan bewegen waardoor het moeilijk is onder water te kijken, bijvoorbeeld bij stroming
en golfslag in recreatiebaden.
• De onderwaterverlichting of het tegenlicht van de zon kunnen het zicht belemmeren.
• Er kunnen “dode hoeken” ontstaan op plaatsen waar waterplanten groeien of rotsen zijn, bij
attracties, enz.
Een redder zal zich steeds zo opstellen dat de invloed van deze hinderlijke factoren geminimaliseerd
wordt.
In open water is het moeilijk om een drenkeling te lokaliseren. Wanneer de drenkeling onder gaat,
zal de redder het slachtoffer moeten lokaliseren aan de hand van:
• de plaats waar de drenkeling het laatst opgemerkt is;
• waterringen en waterbeweging;
• luchtbellen die uit de kleding of uit de luchtwegen van het slachtoffer ontsnappen.
Indien men een drenkeling heeft weten te lokaliseren, en als die ver van wal is, moet men door
allerlei hulpmiddelen de plaats vastleggen, dit kan door:
• RUL QWDWLHSXQWHQWHř[HUHQRSGHDFKWHUJURQGKRUL]RQ
• rekening te houden met allerlei factoren zoals stromingen, en dus de drenkeling meer
stroomafwaarts te zoeken.
Een redder moet diverse manieren leren en gebruiken om wateroppervlaktes te screenen. Hij gebruikt
bij het screenen van de zwemzone verschillende patronen. Zo kan hij de zwemzone verdelen in
blokken van links naar rechts of van ver naar dichtbij.
In het water gaan bij een redding, houdt steeds een risico in. Overweeg steeds eerst de redding
van op de kant.
[*] :LWWRQH 1DULR 4LD *UDQFHVFR 4K( *DOO ņŇ-W GRHVQńW ORRN OLNH WKH\ DUH GURZQLQJŇ ,RZ WR UHFRJQL]H WKH LQVWLQFWLYH
GURZQLQJUHVSRQVHŇ.RXUQDORI97'RDVWJXDUGVHDUFKDQGUHVFXHS
66
7.1.4.
,HW]RHNHQYDQJH]RQNHQGUHQNHOLQJHQ
REDDING
De beschikbare zoekpatronen zijn de volgende:
:LHUNDQWHRIURQGHVSLUDDOYRUPLJH]RHNDFWLH
Dit zoekpatroon is vooral doeltreffend, wanneer de positie van de gezochte persoon bekend is
binnen een klein zoekgebied. Het beginpunt van de zoekactie is altijd het referentiepunt. Als er op
het referentiepunt een baken is geplaatst, verbonden met een touw, is de zoekactie betrouwbaarder.
4DUDOOHOOH]RHNDFWLH
Om een gecoördineerd zoekpatroon met meerdere personen uit te voeren, zouden alle personen
naast elkaar moeten zwemmen, eventueel aan een lijn die zij met één hand grijpen.
67
Hoofdstuk 7 - Redding
7.1.5.
7.1.5.1.
Basisprincipes van een reddingsactie
Inleiding
Een goede redder is een persoon met praktische kennis over en inzicht in veiligheid in en op het
water, zwemmen, overleven, reanimatie- en reddingstechnieken.
Om dit complex gegeven te trainen zijn reddingssimulaties zeer aangewezen. Ze hebben als doel
om situaties zo waarheidsgetrouw mogelijk voor te stellen en inzichten te verwerven in een echte
redding. Een redder kan op die manier leren uit gemaakte fouten en zal mogelijke problemen in en
rond het water beter inschatten, begrijpen en oplossen.
7.1.5.2. Basisprincipes
Tijdens een redding moet de redder een aantal basisprincipes in acht nemen beter bekend als
HIPAZ.
HIPAZ
Herkennen van het probleem
Inschatten van de situatie
Plan opmaken
Actie (uitvoeren van het plan)
Zorgen nadien
,HWKHUNHQQHQYDQKHWSUREOHHPHQKHWRYHUZHJHQYDQYHUVFKLOOHQGHIDFWRUHQ
Snel opmerken en herkennen van een probleem zijn essentieel. Eens het probleem is opgemerkt,
moet de redder erop kunnen reageren.
De redder moet steeds bereid zijn om adequaat te reageren op onverwachte problemen. In iedere
omstandigheid zal zijn persoonlijke veiligheid bovenaan staan.
Een redder moet een probleem kunnen herkennen alsook de situatie en de risicograad snel kunnen
beoordelen. De redder zal rekening houden met vele factoren zoals de kennis en de kunde van zijn
collega’s, het aantal slachtoffers, de positie van de slachtoffers, de toestand van de slachtoffers, de
beschikbare hulpmiddelen, de omstandigheden (troebel water, weersomstandigheden, wind, regen,
enz.), enz.
De redder moet bijna instinctief een actieplan opstellen en deze snel bespreken met een collega
en het plan zo goed mogelijk uitvoeren. Het actieplan houdt de volgende elementen in: het zoeken
van hulp, het organiseren van hulp, het informeren van een beschikbare helper, het verzamelen van
passende hulpmiddelen of apparatuur, het uitvoeren van de redding als nodig.
Het plan heeft als doel de controle te hebben en te behouden van de situatie en te streven om zo
veel mogelijk levens te behouden.
68
De redder moet de diverse factoren overwegen zoals:
• de aanwezigheid van andere redders of omstaanders;
• het aantal slachtoffers (vraag info aan omstaanders);
• de positie van de slachtoffers:
о binnen bereik vanaf de kant (droge redding);
о buiten bereik vanaf de kant;
о de afstand vanaf de kant (gebruik van hulpmiddelen).
• de toestand van de slachtoffers:
о bewusteloos;
о zwemkwaliteiten;
о meewerkend.
• beschikbare reddings- en hulpmiddelen en inzetbaarheid ervan.
• de omstandigheden:
о diepte van het water;
о stromingen;
о plaatsen waar men het water kan ingaan;
о plaatsen waar men eruit kan komen.
REDDING
De situatie inschatten
(HUHGGHUPRHWGHVLWXDWLHNXQQHQLQVFKDWWHQHQGHHš
FL QWVWHUHGGLQJVPHWKRGHXLWNLH]HQ]RZHO
voor hemzelf als voor de drenkeling. Voor deze inschatting dient de redder voldoende tijd te nemen
omdat dit later een tijdswinst kan opleveren.
Een actieplan opstellen
Bij de redding moeten de juiste technieken gekozen worden om te water te gaan en een drenkeling
te redden. Dit moet zowel voor de redders als de drenkeling op een veilige manier gebeuren. Het
doel van het actieplan is zoveel mogelijk drenkelingen te redden. Tijdens een reddingsactie dienen
verschillende prioriteiten te worden afgewogen. Bij een redding met meerdere drenkelingen moet
men rekening houden met de situatie van elke drenkeling.
Men kan drie groepen onderscheiden:
1. De eerste groep bestaat uit drenkelingen die zichzelf kunnen redden. Zij kunnen zichzelf in
veiligheid brengen, eventueel met behulp van instructies.
2. De tweede groep bestaat uit drenkelingen die zich niet meer zelf kunnen redden, maar nog bij
bewustzijn zijn (niet-zwemmers of gewonde zwemmers). Deze drenkelingen kan men redden
door hulpmiddelen aan te bieden (werplijn, boei, drijfmiddel).
3. De derde groep zijn drenkelingen die bewusteloos zijn, geen ademhaling hebben, slachtoffers
met mogelijke beschadigingen aan de ruggengraat, of slachtoffers die niet met hulpmiddelen
kunnen worden gered.
Als redder moet men bij een massa ongeval keuzes maken. Wie gaat men eerst helpen? In medisch
opzicht hebben bewusteloze en niet ademende slachtoffers prioriteit, maar in een reddingsactie
moeten ook andere prioriteiten worden overwogen. In de eerste plaats komt de eigen veiligheid.
Wanneer een team zich bezig houdt met de derde groep, gaat men de andere groepen verwaarlozen.
Hierdoor kan men soms meer levens verliezen dan men er redt. Een redder moet dus altijd
verschillende keuzes overwegen.
69
Hoofdstuk 7 - Redding
Het actieplan uitvoeren
Na de opstelling van een actieplan, dient men onmiddellijk met de eigenlijke redding te starten. Toch
moet men tijdens de redding van het actieplan kunnen afstappen bij wijzigende omstandigheden.
Een groep redders moet op elkaar ingespeeld zijn. Hierdoor weet iedereen wat van hem wordt
verwacht en kan men elkaar vertrouwen. Op die manier kan men tijd winnen en snel een actieplan
aanpassen.
Elk slachtoffer behandelt men op dezelfde manier. Het doel is om de overlevingskansen te verhogen.
Men dient het slachtoffer te kalmeren.
(HQD]RUJXLWYRHUHQ
Met de nazorg bedoelen wij de reanimatie en eerste hulpverlening. Zie hiervoor de moduleteksten
‘Reanimatie’ en ‘EHBO’.
7.2.
De herkenning van een redder
Redders wereldwijd verzorgen reddingsdiensten in zwemgelegenheden gaande van zwembaden,
meren, rivieren, zeeën, enz. Bij het verstrekken van deze veiligheidsdiensten, is het aangewezen dat
zij snel kunnen herkend worden om advies te geven rond veiligheidsvragen en om op te treden bij
ongevallen en noodsituaties. Een methode om ervoor te zorgen dat de redders zeer gemakkelijk
herkenbaar zijn, is het dragen van eenzelfde gekleurde kledij die zorgt voor een uniforme en
consistente uitstraling.
De Internationale Reddings Federatie (ILS) heeft in haar regels[*] gesteld
dat redders gekleed moeten gaan in rode en gele kleuren (namelijk rood:
kleurencode pantone 186c en geel pantone 136-137). Het is bewezen dat
deze kleuren zeer herkenbaar zijn. Deze kleurencombinatie is in vele
landen synoniem geworden met de redder en de reddingsdiensten.
Ook boten en wagens hebben deze kleuren. Idealiter is de kleding
aan het bovenlichaam geel (polo, hemd, jas, enz.) en de kleding aan
het onderlichaam rood (zwemkleding, shorts, broeken, enz.). Redders
die moeten opereren in buitentemperaturen, weer en wind, hevige
zonnestralen, enz. moeten hiervoor degelijk beschermd worden met
kledij, hoeden, petten of caps in de vooropgestelde kleuren[**].
Ook worden bewaakte zones meer en meer aangegeven met rode en
gele vlaggen. In die landen is de reddingsdienst verzekerd tussen de
YODJJHQHQEHQXWWH]LMKHWPRWRŅVZLPEHWZHHQWKHŚDJVņ
[*] -07 0LIHVDYLQJ4RVLWLRQ7WDWHPHQWŁ047Ł0LIHVDYHUDQG0LIHJXDUG9QLIRUPVwww.ilsf.org.
[**] +XLGHOLQHVIRU7DIH6HFUHDWLRQDO;DWHU)QYLURQPHQWV:ROŁ'RDVWDODQGIUHVKZDWHUV;RUOG,HDOWK
3UJDQLVDWLRQ7HSWHPEHU+HQHYD
70
7.3.
7.3.1.
REDDING
Reddingsapparatuur
Inleiding
Men heeft steeds hulpmiddelen ontwikkeld die het de zwemmer mogelijk moesten maken te
drijven. Zo gebruikte men vroeger opgeblazen koeienmagen en schapenvellen, aan elkaar gebonden
rietstengels en zwemvesten uit boomkurk. Dankzij de technologische ontwikkeling zijn er
tegenwoordig heel wat toestellen op de markt. Deze kunnen benut worden voor een zelfredding
of gebruikt worden door een redder bij een redding van een slachtoffer. In dit hoofdstuk wordt de
meest voorkomende apparatuur weergegeven.
7.3.2.
%SSDUDWXXURPKHWJH]LFKWVYHOGWHYHUEHWHUHQ
Een redder stelt zich zodanig op dat hij een goed overzicht over de zwemgelegenheid kan bewaren.
Reddersstoel
Een reddersstoel is een verhoogde stoel, waardoor de redder een goed overzicht heeft op het
water. Aan de stoel hangt meestal een vlag, een reddingsboei, een rescue tube (reddingsgordel),
]ZHPYOLH]HQHHQUHGGLQJVVWRNRI]HOIVHHQGHřEULOODWRU-QRSHQOXFKWEDGHQKHHIWGHVWRHORRNHHQ
afdak om de redder te beschermen tegen de zon. Een reddersstoel met wielen, die dus gemakkelijk
te verplaatsen is, biedt aan de Belgische kust voordeel omdat de eb- en vloedlijn er ver uit elkaar
liggen.
Verhoogde uitkijkpost
In de meeste zwemparken is een verhoogde uitkijkpost voorzien op
kritieke plaatsen waarop de redder kan staan of zitten. Hierop heeft
hij een groter overzicht van de baders en kan hij ook een grotere
zone screenen.
71
Hoofdstuk 7 - Redding
Verhoogd reddingsstation
Aan zee of aan open binnenwater gebeurt het toezicht vaak vanuit een vaste en verhoogde uitkijkpost
of -toren. In de uitkijkpost zijn meestal communicatiemiddelen, verrekijker, waarschuwingstoestellen,
enz. aanwezig. Zo een post kan ook dienen als centrale commandopost voor een te coördineren
actie.
Spiegels
Sommige baden zijn uitgerust met spiegels die het mogelijk maken verborgen hoeken te overzien.
Brillen
Brillen met speciale glazen helpen om de lichtweerkaatsing op het water te verminderen en laten
beter toe onder water te kijken.
72
7.3.3.
%SSDUDWXXURPWHZDDUVFKXZHQ
REDDING
Blaastoestellen
De redder draagt steeds een toestel om de hals waarmee hij een zwemmer kan waarschuwen. In een
]ZHPEDGEHWUHIWGLWPHHVWDOHHQHHQYRXGLJŚXLWMH%DQGHNXVWUHLNWGLWQLHWYHUJHQRHJHQEODDVW
men meestal op de waarschuwingshoorn. De keuze is afhankelijk van de gewenste toonhoogte, hoe
verder het signaal moet reiken, hoe lager de toon.
Microfoon en megafoon
In een zwembad maken redders soms gebruik van microfoon en luidsprekers. In open water en aan
zee worden megafoons gebruikt om zwemmers te waarschuwen.
Geluidsinstallatie
Zwemmers worden vaak verwittigd via een geluidsinstallatie van de zwemgelegenheid.
Vlaggen
Om te communiceren onder elkaar benutten redders soms ook vlaggen, die beter zichtbaar zijn
vanop afstand. De vlagsignalen worden bij wijze van informatie weergegeven in Bijlage 6.
73
Hoofdstuk 7 - Redding
Computerdetectiesysteem
Via sensoren en camera’s die de beweging onder water waarnemen, wordt de redder snel verwittigd
wanneer een persoon stil ligt op de bodem. Onderwatercamera’s screenen voortdurend de bodem
van het zwembad. Op verschillende monitoren zijn de onderwaterbeelden zichtbaar. Wanneer een
voorwerp langer dan 10 seconden stil ligt onder water, gaat het alarm af. De redder ziet op de
monitor onmiddellijk waar hij moet ingrijpen. Dit ‘derde oog’ van de redder kan heel wat ongevallen
voorkomen, maar kan de redder niet vervangen[*].
[*]
74
KWWSZZZSRVHLGRQIUIULQGH[KWPO 7.3.4.
Reddingsapparatuur
REDDING
7.3.4.1. Materiaal om aan te reiken
De reddingsstok of de reddingsstang
In bijna elk zwembad in Vlaanderen is een reddingsstok aanwezig. De lengte varieert van 2m tot
5m. De redder reikt de stok aan. Nadat het slachtoffer de stok vastgegrepen heeft, kan de redder
het slachtoffer naar de kant trekken. Soms bevindt zich een gebogen draagvlak (of -schep) aan het
uiteinde van de reddingsstok, waarmee de redder het slachtoffer kan ‘onderscheppen’. Een koord in
GHYRUPYDQHHQOXVRIHHQPHWDOHQFLUNHOKHEEHQHONKXQVSHFLřHNHYRRUHQQDGHOHQ
Ook een reddingsgordel kan als reiktoestel benut worden (zie hiervoor pagina 80).
7.3.4.2. 8RHVWHOOHQRPWHZHUSHQ
Het einde van het touw moet steeds vastgehouden worden door de redder.
De reddingsboei
Een reddingsboei is één van de bekendste reddingsmaterialen. Langs kanalen, vijvers, sluizen,
op boten, enz. zijn ze aanwezig. Omwille van het vlotvermogen was een reddingsboei vroeger
uit hout vervaardigd. Tegenwoordig bestaat ze uit licht en duurzaam materiaal, dat tegen alle
weersomstandigheden bestand is. Meestal is een reddingsboei rood of roodgeel gekleurd. Het touw,
dat tot 40m lang kan zijn, zit vaak in een koker in het midden van de boei. Het is zodanig opgerold
dat het snel ontrolt bij een reddingsactie. Een reddingsboei die op het slachtoffer geworpen wordt,
kan het slachtoffer ernstig verwonden. Het vraagt training om gericht te kunnen gooien met een
boei.
75
Hoofdstuk 7 - Redding
De reddingsklos
De klos is vergelijkbaar met een “jojo” die blijft drijven en bestaat uit twee ronde schijven die door
een as met elkaar verbonden zijn. Tussen deze twee schijven is een touw opgerold. Het touw is
voorzien van een lus die rond de pols van de redder wordt gewikkeld. De klos wordt over en voorbij
het slachtoffer geworpen, zodat deze de drijvende klos of de koord kan grijpen en naar de walkant
kan getrokken worden. Door zijn compacte vorm is het gemakkelijk om bij zich te dragen.
Een reddingsklos komt in België minder voor dan in Nederland.
De reddingsbal
De reddingsbal is vooral bekend in Duitsland. Omwille van zijn bolvorm kan de reddingsbal veel
verder worden geworpen dan de boei. Vandaar dat men in openluchtplassen en meren dergelijke
reddingsmiddelen verkiest. De reddingsbal is een schuimrubberen bal, een basketbal of een gewone
bal, ingepakt in een net en verbonden met een touw van ongeveer 30 tot 40m. De drenkeling kan
de bal, het net of het touw vastgrijpen en zo naar de oever getrokken worden.
,HWUHGGLQJVWRXZRIUHGGLQJVOLMQ
Ook zonder reddingsbal kan men van een touw gebruik maken. Men vormt enkele lussen tot een
werpmassa.
76
REDDING
(HUHGGLQJV]DN
De reddingszak is een zak met een drijvende bodem. In de zak is een touw opgerold. Het touw, dat
tot 30m lang kan zijn, ontrolt bij een worp. Dit hulpmiddel wordt vooral gebruikt bij kajakkers.
7.3.4.3. Hulpmiddelen die men aandoet
De reddingsvest
Met een reddingsvest wordt meestal een vest bedoeld waarmee een drenkeling zich drijvend kan
houden gedurende lange tijd. De vlotkamers in een reddingsvest zijn groot, wat het zwemmen
bemoeilijkt. Een reddingsvest wordt daarom niet gebruikt om een redding uit te voeren. Een redder
kan hiermee bovendien moeilijk onder water zwemmen naar een ondergedompeld slachtoffer.
77
Hoofdstuk 7 - Redding
(H]ZHPYHVW
Met een zwemvest wordt meestal een dunnere vest bedoeld met kleinere vlotkamers, waarmee het
drijfvermogen van de zwemmer aanzienlijk verbetert. Met een zwemvest kan men wel gemakkelijk
]ZHPPHQ RRN RQGHU ZDWHU 8HJHQZRRUGLJ EHVWDDQ HU RRN ]ZHP YHVWHQ PHW '32-patronen,
waardoor het zwemvest wordt opgeblazen tot een reddingsvest.
(HZHWVXLW
Een wetsuit of surfpak is een pak dat zijn drager beschermt tegen onderkoeling. Wetsuits worden van
neopreen gemaakt, ze zijn vooral populair bij sportduiken, zee- en wildwaterkajakken, windsurfen,
kitesurfen en golfsurfen maar het wordt ook gebruikt bij triatlon en reddingscompetities. Als een
wetsuit goed aansluit, komt er eerst een klein beetje water in, dat wordt dan door je lichaam
opgewarmd.
Helmen met radioverbinding
Redders in Hawaï en Amerikaanse stranden die met een jet ski opereren in hoge golven, hebben een
helm aan en hebben radioverbinding met het station aan wal.
78
REDDING
>ZHPYOLH]HQ
1HW]ZHPYOLH]HQNDQHHQUHGGHU]LFKHš
FL QWHUYHUSODDWVHQ(LWKXOSPLGGHONRPWYRRUDOYDQSDV
bij reddingen in open water. Zwemvliezen helpen de redder om de afstand sneller te overbruggen
met relatief minder inspanning.
Eén van de nadelen van een redding met vinnen is mogelijk tijdverlies. De redder kan de vinnen
immers pas in het water aantrekken. Het tijdsverlies door het aantrekken van de vinnen weegt niet
op tegen het voordeel. Er bestaan ook korte vinnen, waarmee je kan lopen, zgn. loopvinnen.
7.3.4.4. ,XOSPLGGHOHQGLHGHUHGGHUYHUELQGHQPHWGHZDONDQW
De reddingslijn
Een reddingslijn bestaat uit een harnas dat de redder aantrekt en een lang touw dat opgerold is op
een as. Eens de redder het slachtoffer heeft bereikt, kunnen zijn collega’s beide heel snel terug op het
droge trekken. Bovendien is het een extra beveiliging voor de redder. Dergelijke reddingsapparatuur
werd vroeger veel gebruikt bij reddingen in de branding met grote golven. Het is ook mogelijk om
ze te gebruiken op plaatsen waar de redder verbonden moet blijven met de walkant, bijvoorbeeld
bij een redding op ijs.
Op zee kan de lijn verbonden zijn met een katrol aangebracht op een boot. Vooral in Duitsland
wordt dit zo benut. Op het strand kan het terugtrekken ook gebeuren via een winch. De bediener
hiervan moet omzichtig te werk gaan, en continu de redder in de gaten houden, zodat die niet
onder water wordt getrokken.
De waarde van dit toestel bij hevige zee
werd aangetoond op 6 februari 1938 toen
reuzengrote golven insloegen op het strand van
het Australische stadje Bondi nabij Sydney en
meer dan 500 personen in zee werden gesleurd.
Ongeveer 300 personen werden uit hun benarde
situatie gered door een team van redders dat
snel meer dan twaalf van dergelijke apparaten
had ingezet. Er overleden toch nog vijf personen
op deze dag, die nu nog steeds “de tragische
zondag” wordt genoemd. Momenteel wordt het
toestel minder en minder benut.
79
Hoofdstuk 7 - Redding
7.3.4.5. Hulpmiddelen die men meeneemt tijdens de redding
De Torpedo boei (Rescue can)
Een torpedoboei (Rescue can) is een kleine langwerpige plastieken boei met twee handvaten waar
de drenkeling zich aan kan vasthouden. Aan de boei zit een touw dat om de schouder van de redder
zit. De boei is met een touw van twee tot drie meter verbonden met de redder. De redder kan het
slachtoffer terugslepen, terwijl die zich aan de boei vasthoudt. Het nadeel van de torpedoboei is
dat die niet meegeeft.
De reddingsgordel
De reddingsgordel is vergelijkbaar met een torpedo boei en bestaat uit een enkele schouderband,
een touw van 2,5 tot 3 meter en een 1 meter lange en 15 cm brede en zachte drijfgordel. De
reddingsgordel is een zeer veelzijdig reddingsmiddel. Daarom wordt het gepromoot door RedFed
(en ILS) in alle zwemgelegenheden en in reddingscompetities. Het is ook uitermate geschikt in
golfslagbaden. De redder doet de schouderband aan en zwemt naar het slachtoffer, terwijl de
reddingsgordel achter hem voortgesleept wordt. Eens bij het slachtoffer, kan de redder:
• bij een bewust slachtoffer de gordel aanreiken, zodat de drenkeling de gordel vastneemt en
hierdoor beter drijft;
• ELMHHQEHZXVWHORRVVODFKWRIIHUGHJRUGHOURQGGHERUVWř[HUHQ]RGDWGHJRUGHOHHQUHGGLQJVERHL
wordt, of het slachtoffer met de rug op de gordel leggen.
De gordel heeft een veelzijdig nut:
• Het is licht en doeltreffend.
• Het kan benut worden door de redder: bij alle
mogelijke slachtoffers (klein, groot, dik en dun),
voor droge en natte redding bij een bewuste en
bewusteloze drenkeling.
• Het kan aangereikt worden aan een drenkeling.
• Het kan om de borst van een bewusteloze
drenkeling geplaatst worden.
• Met een gordel kan een redder zelfs enkele meters
onder water gaan om een drenkeling op te halen.
80
7.3.4.6. ,XOSPLGGHOHQZDDUPHHPHQ]LFKVQHOOHUQDDUGHGUHQNHOLQJYHUSODDWVW
REDDING
De reddingsplank (Rescue board)
Aan kusten, in binnenzeeën, bij stuwmeren en in stromen is een reddingsplank een zeer goed en
snel hulpmiddel voor de redder. De reddingsplank bestaat uit een polyester omhulsel en is ongeveer
3-4 m lang en 55-65 cm breed. De plank weegt ongeveer 10 kg.
De redder ligt meestal in voorlig op de plank en roeit met beide armen alternerend met lange slagen
(zoals een crawlzwemmer). De beter geoefende redder knielt op de plank en kan hierdoor langere
en krachtigere armslagen uitvoeren waardoor hij sneller gaat. Voor de positie op de plank wordt
ook rekening gehouden met de wind, de stroming, enz.
De Surf ski of reddingsski
In Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten vaart men ook op een reddingsski
met behulp van peddels. Dit zijn in feite aangepaste rescue boards met een zitje voor de redder die
peddels benut om snel bij het slachtoffer te zijn. Surf ski’s worden ook benut in reddingscompetities.
81
Hoofdstuk 7 - Redding
De stand-up paddle board (SUP)
In enkele landen waar het water niet te woelig is, wordt een stand-up paddle board benut. Het is
eenvoudig om een slachtoffer op de brede plank te leggen.
De Bodyboard
In Japan, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw Zeeland, maar ook in Frankrijk en op de Caraïben behoren
“Bodyboards” en zwemvliezen tot de uitrusting van redders in open water en aan de kust. Een
“Bodyboard” is een uitgeholde halve reddingsplank waarop de redder ligt en waarmee hij, met
zwemvliezen, snel door de branding naar een drenkeling kan zwemmen. De drenkeling kan aan het
“board” hangen of er zelfs op liggen.
De roeiboot (Surf boat)
Vroeger was dit het reddingsmiddel bij uitstek. Een roeiboot wordt tegenwoordig minder en minder
ingezet bij een redding. Ze werd vervangen door de lichte, al dan niet opblaasbare motorboot die
veiliger en sneller is.
82
REDDING
De kano
In een kano kan het slachtoffer niet gehesen worden. De drenkeling zal eventueel moeten
vastgemaakt worden aan de kano en naar de oever gesleept worden. De kano is een bruikbaar
maar niet ideaal hulpmiddel.
De jetski
De jetski wordt de laatste jaren vaak als reddingsboot gebruikt. Achter of naast de jetski hangt
een board of reddingsplank waarop een slachtoffer kan liggen. De jetski is zeer eenvoudig te
besturen en de redder kan ermee snel bij het slachtoffer geraken. Hij heeft geen schroef, zodat men
zich hieraan niet kan kwetsen. De jetski is licht en kan gemakkelijk door twee redders naar het
water gedragen worden. Aangezien hij een krachtige motor heeft, kan men met een jetski kajaks,
surfboten en zelfs zeilboten naar de oever slepen.
De motorboot
Het gebruik van een motorboot is in vele omstandigheden aan te bevelen. De afstand tot de
drenkeling kan er sneller mee worden overbrugd. De meest gebruikte motorboot in de branding is
GH-6& -QŚDWDEOH6HVFXH&RDW GLHRRNGRRUGHUHGGHUVDDQ]HHZRUGHQEHQXW
Bij een redding met een motorboot moet men ervoor zorgen dat de drenkeling zich niet aan de
schroef kan verwonden. Reddingsboten hebben tegenwoordig schroefbeschermers. Indien er geen
schroefbeschermers zijn, moet de motor in neutraal worden gezet wanneer men in de buurt van de
drenkeling komt en deze moet aan de zijkant in de boot gehesen worden, terwijl een helper zorgt
voor tegengewicht.
83
Hoofdstuk 7 - Redding
Om op een veilige manier een redding uit te voeren, is een opleiding (Bootredder) en voldoende
oefening en ervaring vereist.
Alle vaartuigen (met uitzondering van kano’s, kajaks en dergelijke) die zich op zee en in de kusthavens
bevinden, moeten het volgende aan boord hebben (KB 15.3.1966, art. 171):
• Reddingsmiddelen: reddingsgordel of reddingsboei, noodsignalisatie (vuurpijlen).
• Nautische instrumenten: kompas, navigatielichten, misthoorn en dieplood.
• Een anker, een hamer, een bootshaak, een pomp of hoosvat, roeispanen, 20m touw, een elektrische
lamp voor het seinen van lichtsignalen, blusapparaten voor motorjachten, een volledig stel
zeilen voor zeilboten, de nodige documenten zoals een zeekaart, een getijdenboek, enz.
• EHBO-materiaal (waterdicht verpakt).
• Voor elk bemanningslid een zwemvest.
7.3.4.7. Hulpmiddelen bij ijsongevallen
•
•
•
84
IJspieken zijn hulpmiddelen die ijswandelaars of schaatsers rond de nek kunnen dragen. Bij
een val door het ijs kunnen ze gebruikt worden om zich in het ijs vast te pinnen en eruit te
klauteren.
Een wak- of bijtlijn is een lang touw met in het midden een lus die in de richting van de
drenkeling kan bewogen worden. Het touw moet slijtvast zijn, zodat ze niet breekt wanneer
over de scherpe kant van het ijs wordt geschoven.
Een ijsladder wordt gebruikt om zich over het ijs naar de drenkeling te begeven. Door het grote
oppervlak van de ladder vermindert de druk op het ijs en is er minder gevaar om door het ijs
te zakken.
7.3.4.8. Overige reddingsmiddelen
REDDING
Om de redding van slachtoffers te bespoedigen, kunnen nog verschillende andere middelen worden
ingezet; luchtmatrassen en vlotten zijn hiervan enkele voorbeelden. Ook in het zwembad bestaan
veel alternatieven, zoals noodles, zwemplankjes, aqua boards, enz.
Tegenwoordig is men ook drones aan het inzetten voor reddingen. De drone draagt dan bij voorbeeld
een reddingsgordel of een AED-toestel.
7.4.
Handsignalen
Handsignalen werden ontwikkeld door reddersorganisaties om een effectieve communicatie tussen
de redders te hebben waar andere communicatieapparatuur niet beschikbaar is. De handsignalen
worden bij wijze van informatie weergegeven in Bijlage 7.
85
Hoofdstuk 7 - Redding
7.5.
(H]HOIUHGGLQJ
Met de zelfredding bedoelt men het zichzelf in moeilijke omstandigheden kunnen redden in het
water, zonder de hulp van derden of in afwachting van hulp van derden. De zelfredding bestaat uit
het toepassen van technieken waardoor de eigen overlevingskansen aanzienlijk vergroten.
Het leren “overleven” is een onderdeel van het redden[*]. Het heeft tot doel geoefende zwemmers te
vormen die meer kans hebben om te overleven in gevaarsituaties in en rond het water. Het primair
doel blijft dus de strijd tegen de verdrinkingsdood want elke verdrinking is er één te veel.
De zelfreddingstechnieken komen neer op een optimaal gebruik van bepaalde vaardigheden en
technieken om zo goed mogelijk te drijven, terwijl men toch nog de lichaamswarmte maximaal
behoudt.
Zelfreddingstechnieken kunnen aangewend worden om reddingsaspecten te oefenen. De technieken
worden beknopt weergegeven in Bijlage 11 en kunnen benut worden als tools.
7.6.
7.6.1.
De redding van derden vanop het droge
Inleiding
Publieke zwembaden en open zwemgelegenheden zijn plaatsen waar men vrij kan zwemmen
of baden onder voortdurende bewaking. Dit betekent dat de redder meestal een groot aantal
zwemmers tegelijkertijd in het oog moet houden. Omdat hij niet alle zwemmers even aandachtig
kan gadeslaan zal de redder een verantwoorde selectie moeten maken:
• De niet-zwemmers: zij vormen geen groot gevaar aangezien ze steeds voorzichtig zijn en meestal
in het ondiepe gedeelte blijven.
• De ongeoefende zwemmers: ze hebben ooit enkele zwemlessen gevolgd en menen zelf redelijk
te kunnen zwemmen. Zo willen zij bijvoorbeeld
het zwembad of het meer overzwemmen. Deze
groep is bijgevolg de gevaarlijkste en zal meer
dan andere zwemmers de aandacht van de
redder opeisen.
• De geoefende zwemmers: zij stellen meestal geen
problemen omdat ze zichzelf kunnen redden.
• Oudere en mindervalide zwemmers: ook zij
dienen meer aandacht te krijgen.
• Zwemmers met een gekende of zichtbare
aandoening (diabetes, epilepsie, hartpatiënten,
enz.).
[*] -070LIHVDYLQJ4RVLWLRQ7WDWHPHQW&DVLFDTXDWLFVXUYLYDO7NLOOwww.ilsf.org
86
7.6.2.
De droge redding
REDDING
De droge redding zal in zwembaden het meest toegepast worden. De redder moet hierop voorbereid
zijn en snel reddingsmateriaal kunnen inzetten.
Hij moet dus:
• Zorgen voor licht en goed hanteerbaar reddingsmateriaal en dit beschikbaar houden op de
gevaarlijkste plaatsen.
• Reddingsgordels en reddingsstokken bij het diepe gedeelte plaatsen.
• Zorgen voor een telefoon binnen handbereik met duidelijk leesbare nummers van artsen,
hospitaal en dergelijke; het telefoontoestel moet steeds beschikbaar zijn, ook ‘s avonds voor
clubzwemmers.
• Het huishoudelijk reglement van het zwembad bekend maken en er voor zorgen dat het
nageleefd wordt.
• Niet roekeloos laten duiken en de duikplank afsluiten wanneer er te veel volk is.
• Zichzelf zodanig opstellen dat hij de volledige zwemgelegenheid of zone waarvoor hij
verantwoordelijk is kan overzien. Om een beter overzicht te hebben van het wateroppervlak,
vooral bij druk bezoek, is het soms nodig gebruik te maken van een reddersstoel of verhoogd
reddingsstation.
De redder moet vastberaden kunnen optreden maar steeds voor ogen houden dat hij een klantgericht
imago moet behouden. Hij moet in de eerste plaats geoefend worden in het voorkomen van lichte
en ernstige ongevallen en in het behandelen van slachtoffers. Hij moet vertrouwen uitstralen
waardoor de bezoekers zich veilig voelen. Hij moet regelmatig reddingsimulaties uitvoeren met zijn
collega´s om zich beter voor te bereiden op mogelijke ongevallen.
87
Hoofdstuk 7 - Redding
7.6.2.1. De drenkeling is dicht bij de kant, binnen handbereik
Als men de drenkeling heeft gelokaliseerd, overweegt de redder eerst een redding vanop het droge.
Hij stelt zijn eigen veiligheid steeds voorop. De redder gaat zelf niet te water.
De voordelen van een droge redding zijn:
• Het gevaar om zelf in de problemen te komen is kleiner.
• De redder kan in een korte tijdspanne het slachtoffer bereiken.
De nadelen van een droge redding zijn:
• De redder moet de gebruikte werptechnieken goed beheersen.
• Er is voldoende ruimte nodig (vooral bij werpen).
• Het slachtoffer (dat misschien in paniek is), moet zelf beseffen dat hij het aangereikte materiaal
moet vastgrijpen.
• De drenkeling moet bij bewustzijn zijn.
Om een drenkeling boven water te houden volstaat het soms om hem vast te grijpen vanop de
kant. De plaats waar het slachtoffer wordt gegrepen heeft geen belang; dit kan bij de pols, de
kleding, enzovoort. Een kind kan men alleen uit het water heffen, terwijl men bij volwassenen
vaak de hulp van omstaanders moet inroepen. Er is steeds gevaar aanwezig om zelf in het water
getrokken te worden.
7.6.2.2. De drenkeling is enkele meters van de kant, net buiten handbereik
Wanneer de drenkeling zich niet binnen handbereik bevindt, kan de redder hem alle mogelijke
KXOSPLGGHOHQ DDQUHLNHQ NOHGLQJVWXNNHQ VWRNNHQ GULMYHQGH YRRUZHUSHQ RI VSHFLřHN
reddingsmateriaal. De redder trekt eveneens de aandacht van omstaanders die eventueel kunnen
helpen of die materiaal kunnen aanbrengen.
,HWLVQRRG]DNHOLMNRPKHWZHUSUHGGLQJVPDWHULDDOWHř[HUHQELMYRRUEHHOGDDQGHUHGGHU
7.6.2.3. (HGUHQNHOLQJEHYLQGW]LFKYHUDI
Ook in deze situatie moet er eerst (geïmproviseerd) materiaal naar de drenkeling geworpen worden.
3QGHUWXVVHQNDQGHUHGGHUVSHFLřHNPDWHULDDO]RHNHQ]RQGHUDOWHYHHOWLMGWHYHUOLH]HQ-QGLHQ
hij het slachtoffer hiermee niet kan helpen, moet hij een wadende of een zwemmende redding
overwegen.
88
7.7.
(H]ZHPPHQGHUHGGLQJ
REDDING
Bij een zwemmende redding onderscheiden wij de volgende stappen:
A.
Het zich klaarmaken om een zwemmende redding uit te voeren.
B.
Het te water gaan.
C.
Het naderen van de drenkeling.
D.
Het grijpen van de drenkeling.
E.
Het zich bevrijden uit de greep van een drenkeling (eventueel).
F.
Het “ondersteunen” van een vermoeide drenkeling.
G.
Het vervoeren van een drenkeling in het water.
H.
Het uit het water halen van een drenkeling.
I.
Het transport van een drenkeling op het droge.
7.7.1.
,HW]LFKNODDUPDNHQRPHHQ]ZHPPHQGHUHGGLQJXLWWHYRHUHQ
Zodra er beslist wordt een zwemmende redding uit te voeren, moet de redder:
• Snel de situatie overzien en uitkijken naar mogelijke hulpmiddelen die hij kan meenemen tijdens
de zwemmende redding.
• De eigen veiligheid inschatten.
• De zwaarste en meest hinderlijke kleding uitdoen, zoals jas, laarzen, enz. Het zich uitkleden zal
afhangen van onder meer:
о De te zwemmen afstand.
о De toestand van de drenkeling.
о De aanwezigheid van mogelijke helpers.
о De temperatuur van het water.
о De toestand van het water.
о De zwemcapaciteit van de redder.
о De aanwezigheid van hulpmiddelen.
• De hulp van omstaanders inroepen voor de lokalisatie van de drenkeling, de eigenlijke redding
of het bijhalen van andere hulpverleners.
7.7.2.
7.7.2.1.
,HWWHZDWHUJDDQ
3QGLHSZDWHU
Meestal stapt men voorzichtig in het ondiepe water, maar bij gevaar kan men er ook inlopen.
Verder kan men zich van de walkant in ondiep, onbekend en troebel water laten zakken. Ook bij
duisternis en grote temperatuurschommelingen gaat men zeer voorzichtig te water. Als er een
ladder voorhanden is, gebruikt men deze. Men duikt niet in onbekend/ondiep water.
7.7.2.2. (LHSZDWHU
Behalve de voorzichtige technieken om te water te gaan, kan de redder tevens sprongtechnieken
aanwenden:
89
Hoofdstuk 7 - Redding
Met het hoofd eerst: de (start)duik
Wanneer men zich in een zwembad bevindt, of op de kant van diep, bekend en/of helder water,
kan men duiken om snel te water te gaan. Men moet in ieder geval een juiste schatting maken van
de diepte en ervoor zorgen zo ver mogelijk te duiken, waardoor men minder diep duikt.
Met de voeten eerst: springen
Rechte sprong voorwaarts
Deze sprong wordt gebruikt in bekend en voldoende diep water; vooral wanneer de persoon vanop
grote hoogte moet springen. De zwemmer kijkt recht voor zich, zet een stap voorwaarts, sluit snel
de benen en valt zo gestrekt mogelijk, met de armen 180° geheven of tegen de dijen. Eens in het
water worden armen en benen gespreid om de sprong af te remmen. Een kind kan tijdens de sprong
op de rug of de buik zitten.
90
REDDING
Schaar- of reddersprong
Deze sprong wordt gebruikt wanneer het verschil in hoogte tussen de kant en het water klein is.
Bij deze techniek blijft men steeds met het hoofd boven water, zodat men een eventuele drenkeling
niet uit het oog verliest.
De zwemmer stoot met één voet af en strekt het andere been voorwaarts terwijl de armen zijvoorwaarts zijn gestrekt. De romp is naar voor geheld. Zodra de zwemmer in het water is, sluit hij
krachtig de benen en duwt hij tegelijkertijd de armen neerwaarts, zodat het hoofd boven water
blijft.
Hurkval
Deze sprong kan gebruikt worden wanneer het verschil in hoogte tussen de kant en het water
groter is, vooral in troebel en/of onbekend water.
De zwemmer stoot met beide voeten af en trekt de knieën nadien op in de vluchtfase. De armen
zijn zij-voorwaarts gestrekt en de romp is naar voor geheld. De onderbenen (scheenbenen) komen
eerst in het water. Om de diepgang te beperken, voeren de benen een krachtige schoolslagbeenbeweging uit terwijl de armen neerwaarts duwen, waardoor het hoofd boven water blijft.
Wij herhalen dat een redder steeds voorzichtig en vooral veilig te water gaat.
91
Hoofdstuk 7 - Redding
7.7.3.
Het naderen van de drenkeling
Om het visueel contact met een nog aan de oppervlakte zijnde drenkeling niet te verliezen, wordt
de redding meestal uitgevoerd met de ogen boven water. Als de drenkeling gezonken is, gebruikt de
redder lokalisatielijnen om naar hem te zwemmen en gaat hij af op luchtbellen of waterbewegingen
om de drenkeling te lokaliseren.
Een redder die alleen is, kan zich vanuit zijn eigen positie een rechte denkbeeldige lijn voorstellen
over de drenkeling naar een herkenningspunt op de andere oever.
Bij een redding door twee personen wordt de plaats meestal bepaald aan de hand van twee
kruisende lijnen. De redder zwemt over een denkbeeldige lijn tot de helper hem de exacte positie
van de drenkeling aanwijst.
Als men een in nood verkerende persoon nadert, die aan de oppervlakte is, is het aangewezen om
die te kalmeren en toe te spreken dat hulp op komst is.
7.7.4.
,HWZDWHUWUDSSHQHQZULNNHQ
7.7.4.1. Watertrappen met de voeten
Watertrappen is een essentiële vaardigheid in het reddend zwemmen. Het is onmisbaar bij
elke handeling in het water waarbij de zwemactiviteit moet worden onderbroken, zoals bij het
overschouwen van de toestand, het wachten op hulp, het helpen van een andere zwemmer, het
uitdoen en opblazen van kleding. Door rustig water te trappen kan een redder in een noodsituatie
het energiegebruik verminderen en de afkoeling afremmen. Meestal gebruikt men de schoolslagbeenbeweging die veel doeltreffender is dan de crawl-beenbeweging. Men kan simultaan (zoals
bij schoolslag) of alternatief (zoals bij waterpolo) watertrappen. Het watertrappen kan ook
ondersteund worden door een wrikkende beweging van de handen.
92
7.7.4.2. Wrikken met de handen
REDDING
Een goede zwemmer kan met een rustige wrikbeweging van de handen het hoofd boven water
houden. Als hij dan de benen optrekt om de lieszone af te schermen kan hij het warmteverlies sterk
beperken. Wanneer men de bovenarmen tegen de romp houdt en enkel met de onderarmen wrikt,
beschermt men ook de okselzone.
7.7.5.
,HWRQGHUZDWHUJHUDNHQ
Als de drenkeling gezonken is, zal de redder een oppervlakteduik moeten uitvoeren en onder
water zwemmen. Veilig onder water geraken kan op twee manieren, namelijk met het hoofd eerst
(eendenduik) of met de voeten eerst.
7.7.5.1. De oppervlakteduik met de voeten eerst
De oppervlakteduik met de voeten eerst wordt uitgevoerd in onbekend, ondiep en/of troebel water.
Het lichaam hangt verticaal in het water terwijl men rustig watertrapt en wrikt. Men drijft de armen beenbewegingen op tot men zo hoog mogelijk uit het water komt. De benen en voeten worden
dan snel tegen elkaar gestrekt en de armen worden naast het lichaam tegen de dijen gedrukt.
Dankzij de zwaartekracht zinkt de zwemmer in het water. Eens onder water kunnen de armen
zij- opwaarts tot boven het hoofd worden geheven om dieper te zinken; de benen blijven steeds
gestrekt. Onder water worden de benen geplooid en de armen voor- opwaarts gebracht zodat het
lichaam kantelt en men kan beginnen zwemmen.
93
Hoofdstuk 7 - Redding
7.7.5.2. De oppervlakteduik met het hoofd eerst (eendenduik)
De eendenduik wordt enkel uitgevoerd in bekend en voldoende diep water, dit ter bescherming van
het hoofd.
Vanuit een zwemmende beweging worden beide armen tegen de romp gebracht. De armen voeren
dan een krachtige neerwaartse beweging uit en de kin wordt tegen de borst gedrukt. Tegelijkertijd
]RUJW HHQ OLFKWH GROřMQEHHQVODJ HUYRRU GDW KHW EHNNHQ XLW KHW ZDWHU NRPW HQ GH URPS NDQWHOW
naar beneden. De benen worden nadien verticaal uit het water gestrekt en ten gevolge van de
zwaartekracht zinkt de zwemmer, met het hoofd tussen de armen, naar de bodem. Hij kan verder
naar de diepte zwemmen.
7.7.6.
)[WUDYHQWLOHUHQHQGHRUHQNODUHQ
Iedere zwemmer moet leren snel onder water te raken, al was het maar om iemand te redden of
om gevaren te ontwijken zoals wrakstukken, brandende olie, enz. Welke techniek men ook gebruikt
om onder water te raken, steeds is het aangewezen rekening te houden met twee handelingen die
verbonden zijn aan het onder water zwemmen, namelijk de “extra-ventilatie” en het “klaren van
de oren”.
7.7.6.1. )[WUDYHQWLODWLH
Om langer onder water te kunnen blijven gebeurt het vaak dat een zwemmer een geringe tijd extra
ventileert”, namelijk diep in- en (vooral) uitademt. Hierdoor ademt hij meer CO2 uit. Het zal dus
langer duren vooraleer de CO2-prikkel hem zal aanzetten tot ademen. Men mag nooit overdrijven
met het extra-ventileren. Personen die te lang extra-ventileren en die nadien te ver of te lang onder
water willen zwemmen, zullen het bewustzijn verliezen vooraleer zij de noodzaak tot ademen
hebben gevoeld. Er zal immers niet genoeg CO2 in het bloed aanwezig zijn om de zwemmer tot
ademen te stimuleren, maar ook te weinig O2 zodat men bewusteloos valt. De gulden regel is:
• Nooit langer dan dertig seconden extra-ventileren.
• Nooit langer dan een minuut onder water zwemmen.
• Enkel oefenen onder toezicht.
94
7.7.6.2. De oren klaren
REDDING
Bij het onder water zwemmen zal de hydrostatische druk toenemen, waardoor de lucht in de
oorholten wordt samengeperst. Hierdoor stulpt het trommelvlies naar binnen, wat pijn in de oren
veroorzaakt. Wanneer men dieper duikt zonder deze druk te compenseren, zal het trommelvlies
scheuren. Dit gebeurt meestal bij een drukverschil van 400 tot 700 millibar, dus op een diepte van
4 tot 7 meter.
De buis van Eustachius verbindt het middenoor met de mond- en keelholte. Een onderdruk in het
middenoor zal niet automatisch gecompenseerd worden; er is immers een actieve kracht nodig
om de ingang van de buis van Eustachius te openen. Als de buis open is, kan er lucht in het
middenoor komen en wordt de druk gecompenseerd, waardoor het trommelvlies zijn normale
houding aanneemt en de pijn verdwijnt. Men kan de oren “klaren” op verschillende manieren.
•
Door het “valsalva-maneuver”
De redder sluit de mond en knijpt de neus met twee vingers dicht
terwijl hij zacht tracht uit ademen door de neus, zonder dat er lucht
ontsnapt door de neus of de mond. Hierdoor verhoogt de luchtdruk
in de mond- en keelholte en wordt de lucht in het middenoor geperst.
Indien men overdrijft met deze techniek kan men te veel lucht
inblazen, het trommelvlies doen scheuren in de andere richting en
letsels veroorzaken ter hoogte van het middenoor.
•
(RRUGHņYULMZLOOLJHWXEDRSHQLQJWHFKQLHNŇ
De redder duwt de kin naar voor terwijl hij de spieren van het
gehemelte, die zich ook rond de opening van
de Buis van Eustachius bevinden, opspant. Deze
beweging is te vergelijken met geeuwen en/of slikken.
Nooit mag men duiken met oorstoppen, aangezien het dan onmogelijk
wordt de drukken correct te compenseren en men trommelvliesletsels
veroorzaakt.
Omwille van de anatomische bouw van de Buis van Eustachius zullen
er zich bij het opstijgen nauwelijks problemen voordoen; de lucht kan
immers meestal eenvoudig naar de keelholte ontsnappen.
7.7.7.
,HWRQGHUZDWHU]ZHPPHQ
Bij het onder water zwemmen is economisch bewegen veel belangrijker dan snelheid. Hierbij is de
meest toegepaste zwemwijze een soort schoolslag, waarbij men met de armen ver doortrekt tot
tegen de heupen (sleutelgatbeweging). Tijdens de hierop volgende beenslag worden de armen tegen
het lichaam terug naar voor gebracht. Onder water zwemmen is hoofdzakelijk armenwerk.
95
Hoofdstuk 7 - Redding
7.7.8.
Het grijpen van de drenkeling
Steeds zal de redder het slachtoffer van achteren naderen en grijpen. Tijdens het naderen en
grijpen, praat de redder zoveel mogelijk tegen een drenkeling, die boven water is, om aan te geven
dat er hulp aanwezig is.
7.7.9.
Het verhelpen van spierkramp
Spierkrampen kunnen soms gedurende verschillende dagen pijn in de spier veroorzaken. Het is dan
aangewezen de spier lichtjes te masseren met warmmakende zalven, terwijl relatieve rust nodig is
(zie moduletekst ‘EHBO’).
96
7.7.10. ,HW]LFKEHYULMGHQXLWGHJUHHSYDQHHQGUHQNHOLQJ
REDDING
De redder moet zich steeds bewust zijn van het dreigend gevaar en mag zich in principe nooit laten
grijpen. Toch moet hij rekening houden met een eventuele greep en de gepaste bevrijdingstechnieken
kunnen uitvoeren. Daarom is het aangeraden dat de redder deze technieken oefent tot zij
automatismen zijn.
De redder moet er met andere woorden van uitgaan dat hij overal kan vastgegrepen worden en
hij zou alle mogelijke bevrijdingstechnieken moeten beheersen. Het is echter onmogelijk om voor
iedere greep een afweermethode aan te leren.
Enkele standaardprincipes die bij iedere succesvolle bevrijdingstechniek gelden:
• De redder moet een verrassingselement inbouwen.
• De redder maakt steeds gebruik van gunstige hefbomen.
• De redder laat deze hefbomen inwerken op zwakke en pijnlijke plaatsen.
• De redder dient de drenkeling zo snel mogelijk op de rug te draaien.
• De redder laat het slachtoffer nooit los.
Zodra de redder voelt dat hij vastgegrepen wordt, moet hij de kin snel op de borst drukken. Zo
voorkomt hij dat hij bij de keel gegrepen wordt en dat zijn luchtwegen afgesloten worden.
Tijdens en na het uitvoeren van de bevrijdingsgreep, zorgt de redder er voor dat de drenkeling
boven water blijft, dit om verder in paniek slaan te vermijden. Als een redder niet losgeraakt uit
een greep, probeer zelf dieper onder water te gaan, veel kans dat het slachtoffer zijn handen zal
verplaatsen, want hij wil boven blijven.
97
Hoofdstuk 7 - Redding
7.7.10.1. (HYRRUZDDUWVHEHYULMGLQJVJUHSHQ
De enkele polsgreep (tegenovergestelde kant)
De redder grijpt met zijn vrije hand de elleboog van de drenkeling en draait met één zwaai de
drenkeling rond.
(HHQNHOHSROVJUHHS ]HOIGHNDQW
De redder grijpt met zijn vrije hand de pols van de drenkeling en maakt de pols vrij met een
hefboombeweging, nadien doet hij zoals hierboven beschreven.
De dubbele polsgreep
De redder grijpt met één hand de tegenovergestelde pols van de drenkeling en bevrijdt zijn andere
hand door een snelle rukbeweging in de richting van de duim van de drenkeling. De redder handelt
nu verder zoals beschreven bij de enkele polsgreep.
98
REDDING
(HJUHHSURQGGHKDOVPHWWZHHKDQGHQ
(HUHGGHUř[HHUWRQGHUDDQPHWžžQKDQGHHQSROVYDQGHGUHQNHOLQJHQERYHQDDQPHWGHDQGHUH
hand de andere pols (gekruist). Hij trekt de beide armen uit elkaar en draait de drenkeling op zijn
rug.
(HJUHHSURQGGHKDOVPHWWZHHKDQGHQ
De redder plaatst de duimen boven op de hand en met de andere vingers grijpt hij de hand ter
hoogte van de pink. Hij maakt een hefboom door de handen naar buiten te draaien.
(HJUHHSURQGGHQHNPHWWZHHDUPHQ
De redder draait het hoofd in de richting van mogelijke vrije ruimte, haalt diep adem en drukt de
kin tegen zijn sleutelbeen. Hij grijpt met beide handen de armen van de drenkeling en laat zich
plots en snel neerwaarts zakken, terwijl hij de armen van de drenkeling omhoog duwt. De bevrijde
redder draait de drenkeling snel om tot deze met de rug naar hem toe ligt en komt boven water.
99
Hoofdstuk 7 - Redding
De greep rond de romp en de nek
De redder laat zich plots en snel naar beneden zakken aan de kant van de greep rond de nek en
hij duwt daarbij met één hand (de hand aan de kant van de greep rond de nek) de arm van de
drenkeling naar boven en met de tweede hand de arm van de drenkeling naar beneden. De bevrijde
redder draait de drenkeling om tot deze met de rug naar hem toe ligt en komt boven water.
De greep rond de romp onder de armen
De redder neemt met beide handen het hoofd van de drenkeling vast: één hand op de kin, de
andere op het achterhoofd. De redder draait het hoofd van de drenkeling volledig; hierdoor moet
deze zijn greep lossen. De redder blijft echter verder draaien tot de drenkeling met zijn rug naar
hem toe ligt.
100
REDDING
De greep rond de romp over de armen, boven de ellebogen
De redder draait het hoofd opzij, drukt de kin tegen het sleutelbeen, haalt diep adem en maakt zich
smaller en heft zijn ellebogen krachtig zij-opwaarts terwijl hij zich plots laat zakken.
Hij draait de drenkeling tot deze met de rugzijde naar hem is toegekeerd en komt boven water.
De greep rond de romp over de armen, onder de ellebogen
De redder heft snel zijn armen uit de greep (arm per arm). Zijn positie is nu identiek aan die bij de
voorwaartse greep rond de romp onder de armen; hij handelt zoals boven is voorgeschreven.
101
Hoofdstuk 7 - Redding
7.7.10.2. (HDFKWHUZDDUWVHEHYULMGLQJVJUHSHQ
Aangezien deze technieken nagenoeg identiek zijn aan de voorwaartse grepen, worden zij enkel
řJXUDWLHIYRRUJHVWHOG
De greep rond de nek met de handen
De greep rond de nek met de armen
102
De greep rond de nek en de romp
REDDING
De greep rond de romp over de armen, boven de ellebogen
De greep rond de romp over de armen, onder de ellebogen
103
Hoofdstuk 7 - Redding
De greep rond de romp onder de armen
De greep rond de benen
104
REDDING
7.7.10.3. Samenvatting
voorwaartse grepen
onder water
zakken
hoofd draaien
achterwaartse grepen
onder water
zakken
zwemmen
hoofd draaien
105
Hoofdstuk 7 - Redding
7.7.11. Het ‘ondersteunen’ van een vermoeide drenkeling
Het ondersteunen van een vermoeide drenkeling of een zwemmer die schrik heeft, is een
veelgebruikte techniek. Het ondersteunen zal meestal gebeuren door een redder, vandaar dat vooral
deze technieken hier worden behandeld. Het verschil met de vervoervormen (zie later) ligt in het
feit dat de drenkeling hier bij bewustzijn is en actief meewerkt of kan meewerken. Hij steunt op de
redder en zwemt vaak zelfs mee.
Indien de drenkeling steun zoekt met één hand/arm, zal hij de andere arm en de benen kunnen
gebruiken om mee te zwemmen. Indien hij steun zoekt met beide armen/handen, kan hij al dan
niet met de benen meezwemmen.
Bij de ondersteuntechnieken bestaan twee vormen.
7.7.11.1. De drenkeling ligt in voorlig
De drenkeling kan zich vasthouden aan de schouders of het bekken van de redder.
7.7.11.2. De drenkeling ligt in ruglig
De drenkeling kan ondersteund worden door twee of meerdere redders.
106
7.7.12. ,HWYHUYRHUHQYDQHHQGUHQNHOLQJLQKHWZDWHU
REDDING
Bij de zwemmende redding kunnen twee grote groepen vervoersgrepen worden onderscheiden:
• Vervoersgrepen met gebruik van beide handen om de drenkeling te grijpen. Hierbij zal de redder
vooral een schoolslagbeenactie uitvoeren (symmetrisch of alternatief).
• Vervoersgrepen met gebruik van één hand om de drenkeling te grijpen. De redder past ofwel
een schoolslagbeenactie toe ofwel een schaarbeenactie (op de zijde liggend), en vult aan met
een stuwing van de vrije arm.
De vervoersgrepen worden meestal genoemd naar het lichaamsdeel dat wordt vastgegrepen. Indien
de redder van vervoersgreep moet veranderen, moet dit hand per hand gebeuren. Tijdens het
wisselen van de grepen, houdt de redder dus permanent de drenkeling vast met minstens één hand.
Er zijn veel verschillende vervoersgrepen. De keuze van de vervoersgreep is afhankelijk van:
• De zwemvaardigheid van de redder: een zwakke zwemmer zal meestal enkelhandige technieken
toepassen en complementaire stuwing halen uit de vrije arm.
• De toestand van de drenkeling. De drenkeling kan bewusteloos zijn, kalm of agressief, gekleed
of in zwempak, gewond of niet, een nek-of rugletsel hebben of niet.
• De toestand van het water: bij turbulent water worden andere grepen toegepast dan bij vlak
water, namelijk die waar men de drenkeling beter grijpt.
• De vrije diepte: zeker in ondiep water dient de redder ervoor te zorgen zichzelf niet te bezeren
door een techniek te gebruiken waar hij veel neerwaartse stuwing geeft met de benen.
• De af te leggen afstand: indien er een lange afstand moet overbrugd worden, kiest de redder
gemakkelijke grepen.
In het kort: kies altijd de makkelijkste greep kiezen, namelijk de meest geschikte greep in de gegeven
omstandigheden.
107
Hoofdstuk 7 - Redding
7.7.12.1. Dubbelhandige vervoersgrepen
Hoofdgreep
De hoofdgreep is de meest toegepaste greep. Deze wordt vooral gebruikt bij bewusteloze
drenkelingen. Het hoofd wordt goed ondersteund. De redder kan een bewust slachtoffer toespreken
en geruststellen tijdens het slepen. De vingers ondersteunen het kaakbeen. Let op: voorkom druk
met de handen op de luchtwegen of halsslagaders.
108
REDDING
Schoudergreep
De schoudergreep is aangewezen bij kleine en lichte drenkelingen. De drenkeling ligt dicht op de
redder.
109
Hoofdstuk 7 - Redding
Okselgreep
De okselgreep wordt vooral bij bewuste (het hoofd is niet ondersteund) en kalme drenkelingen
toegepast.
110
REDDING
Bovenarmgreep
De bovenarmgreep wordt ook vooral bij bewuste (het hoofd is niet ondersteund) en kalme
drenkelingen toegepast.
111
Hoofdstuk 7 - Redding
Open dubbele polsgreep
Bij een open dubbele polsgreep kan de redder een kalme of onrustige drenkeling vervoeren.
112
REDDING
Gesloten dubbele polsgreep
Bij de gesloten dubbele polsgreep kan de redder een onrustige drenkeling goed controleren.
De handen kunnen gewisseld worden (de redder neemt de tegengestelde pols van de drenkeling
vast).
Kin-armgreep
De kin-armgreep is vooral aangewezen bij onrustige drenkelingen en bij drenkelingen met zware
benen. De redder kan met de hand aan de arm achter de rug, het bekken opwaarts duwen. Zo komt
GHGUHQNHOLQJKRUL]RQWDOHUHQKHHIWGHUHGGHUPHHUSODDWVRPHHQHš
FL QWHEHHQVODJXLWWHYRHUHQ
Indien de drenkeling onrustig is, kan de redder de arm hoger brengen zodat hij rustiger wordt door
de pijnprikkel.
113
Hoofdstuk 7 - Redding
7.7.12.2. Enkelhandige vervoersgrepen
Bij de vervoersgrepen met één hand zwemt de redder op de zij of buik. De redder maakt gebruik
van de vrije arm om nog meer stuwing te geven.
Deze grepen zijn aanbevolen voor redders met een slechte beenslag!
Kingreep
Enkele polsgreep
Bij de enkele polsgreep neemt de redder de pols van het slachtoffer ofwel aan dezelfde zijde, ofwel
aan de tegenovergestelde zijde.
Zeemansgreep
114
REDDING
7.7.12.3. Samenvatting
Grepen
Bewusteloos
Bij welke drenkeling toepassen
Bewust en kalm
Bewust en onrustig Bewust en woest
Twee handen
Hoofdgreep
Schoudergreep
Okselgreep
Bovenarmgreep
Dubbele polsgreep:
. open
. gesloten
Kin-armgreep
Eén hand
XX
X
X
Kingreep
Polsgreep
Zeemansgreep
X
XX
X
X
X
X
X
X
X
X
X
XX
XX
X
X
X
X
X
X
XX: zeer aanbevolen techniek
X: aanbevolgen techniek
Tabel 2. Toepassing van vervoersgrepen naargelang het type drenkeling
Houd het hoofd van het slachtoffer in de gaten. Bij een bewusteloos slachtoffer valt het hoofd
zijwaarts en komen mond en neus in het water te liggen.
Als een slachtoffer tijdens het vervoeren plots wild wordt, kan de redder overgaan tot een meer
aangewezen greep.
115
Hoofdstuk 7 - Redding
7.7.13. ,HWXLWKHWZDWHUKDOHQYDQHHQGUHQNHOLQJ
De manier waarop een drenkeling uit het water wordt gehaald is afhankelijk van:
• De infrastructuur: hoge kant, trappen, overloop, enz.
• De eigen lichaamsbouw.
• De grootte en het gewicht van de drenkeling.
• Het aantal redders of omstaanders die hulp kunnen bieden.
• De hulpmiddelen die ter beschikking zijn.
Een drenkeling uit het water halen gebeurt best zo snel mogelijk. De redder moet echter voorkomen
dat bijkomend letsel veroorzaakt wordt. De redder dient
rekening te houden met zijn eigen kunnen en aandacht te
hebben voor een juiste tiltechniek.
Wanneer een ‘drenkeling’ (zonder vermoeden van nek- en/
of rugletsel) niet in staat is om op eigen krachten of met
ondersteuning van een redder of omstander het water
te verlaten, zal de redder gebruik maken van volgende
WHFKQLHNHQ(HUHGGHU]DOUHNHQLQJKRXGHQPHWGHVSHFLřHNH
situatie.
Steeds moet de redder, met de nodige aandacht voor het
hoofd en de nek van de drenkeling, het slachtoffer neerleggen.
7.7.13.1. (HUHGGHULVDOOHHQHQGHGUHQNHOLQJLV]ZDDURSWLOOHQ
De redder tilt de drenkeling (buik naar de zwembadkant) uit het water tot aan de heup en legt hem
dan op de buikzijde op de kade. Het slachtoffer wordt verder op de kant getrokken. Eventueel kunnen
eerst de benen zijwaarts op de kant worden gebracht. Mogelijk kan het uittrekken voorafgegaan
worden door enkele “soppende” bewegingen.
116
7.7.13.2. De redder is alleen en de drenkeling is licht: optillen met armen gekruist
REDDING
De redder tilt het slachtoffer (buik naar de zwembadrand) uit het water met de armen gekruist. Op
het moment dat de heupen boven de zwembadrand zijn, draait de redder het slachtoffer om en
plaatst het op het zitvlak op de kant om het nadien neer te leggen op de rug.
117
Hoofdstuk 7 - Redding
7.7.13.3. 6HGGHUKHHIWKXOSHQGHGUHQNHOLQJLV]ZDDURSWLOOHQ
Twee redders tillen de drenkeling (buik naar de zwembadkant) uit het water. Ze plaatsen één hand
aan de pols en één hand ondersteunt ter hoogte van de oksel. Een derde redder kan van in het
water het slachtoffer aan de heupen omhoog duwen.
7.7.13.4. De redder heeft hulp en het slachtoffer is licht: uitglijden
Eén redder tilt de drenkeling (rug naar de zwembadkant) uit het water. Een tweede redder neemt
plaats in het water onder de rug van de drenkeling. Deze redder dient als glijbaan. De rug van het
slachtoffer wordt op deze manier beschermd voor de zwembadrand.
Wanneer een redder een slachtoffer uit het water haalt, moet hij uiterst voorzichtig zijn voor de
rug van het slachtoffer. Daarom geniet het uit het water halen met de buik naar de zwembadrand
de voorkeur. Ook bij het neerleggen van het slachtoffer moet de redder extra aandacht schenken
aan het goed begeleiden van de rug en het hoofd van het slachtoffer zodat het zachtjes op de
grond terecht komt.
118
7.7.14. 7QHOXLWKHWZDWHUPHWGHUHGGLQJVJRUGHO
REDDING
De reddingsgordel kan benut worden om een drenkeling zonder vermoeden van nek- of rugletsel
snel uit het water te halen en op het droge te brengen (met twee redders):
• Een goede uitvoering waarborgt de veiligheid voor het slachtoffer en voor de redders zodat ze
geen bijkomende kwetsuren of rugletsels oplopen.
• De redder die de drenkeling gered heeft, plaatst de drenkeling met rug naar de zwembadkant.
• Twee redders grijpen elk met een hand de gordel naast de clip vast.
• De drenkeling in de gordel enkele malen op en neer veren en recht omhoog heffen. Hef vanuit
de benen, niet met de rug.
• Als bekken van het slachtoffer boven de zwembadrand is, het slachtoffer zacht neerzetten.
• Indien het slachtoffer bewusteloos is, gordel losklippen.
• Controle van het slachtoffer (bewustzijn, ademhaling, enz.) en eerste zorgen toedienen.
119
Hoofdstuk 7 - Redding
7.7.15. 7QHOXLWKHWZDWHUPHWDTXDERDUG
Meer uitleg vind je terug op pagina 156.
120
7.7.16. ,HWWUDQVSRUWYDQHHQGUHQNHOLQJLQKHWRQGLHSZDWHURIRSKHWGURJH
REDDING
Nadat men het slachtoffer aan de kant heeft gekregen, zal men overgaan tot het transport van
de drenkeling. Hieronder wordt een opsomming gegeven van de technieken die benut kunnen
worden, alsook een afbeelding. De verdere uitleg van de transporttechnieken, zie moduletekst
‘EHBO’, Hoofdstuk 5.
1. De Rautec greep (alleen of per twee).
2. De pompiersgreep.
3. De draaggreep (bij kinderen).
4. De geïmproviseerde stoelgreep.
5. Het dragen van een slachtoffer met een stoel.
6. Het ondersteunen van een persoon die ondersteuning nodig heeft.
7. Het dragen van een slachtoffer op de rug.
(H6DXWHFJUHHS (HSRPSLHUVJUHHS
(HGUDDJJUHHS
121
Hoofdstuk 8 - Redding bij nek- en rugletsels
122
HOOFDSTUK 8. REDDING BIJ NEK- EN RUGLETSTELS
8.1.
REDDING
Inleiding
De evolutie van ‘zwem’-baden naar ‘recreatie’-baden heeft ook een evolutie in de aard van kwetsuren
met zich meegebracht. Met de toename van glijbanen en springplanken is de kans op nek- en
rugletsels toegenomen.
Verschillende recreatiebaden treden preventief op om nek- en rugletsels te voorkomen (verbod
om van de kant in het water te duiken, het plaatsen van startlichtjes aan de glijbanen zodat de
zwemmers voldoende afstand ten opzichte van elkaar bewaren, enz.). Controle hierop en het gepast
optreden van de redders kan dus heel wat ongevallen voorkomen.
8.2.
(HZHUYHONRORPRIUXJJHQJUDDW
De wervelkolom van de mens, ook wel ruggengraat genoemd, bevindt zich aan de achterzijde van
het lichaam. De belangrijkste taken van de wervelkolom zijn: het ondersteunen van het lichaam,
het zorgen voor de nodige vering en de bescherming van het ruggenmerg.
Van boven naar onderen heeft de wervelkolom:
• Zeven halswervels (cervicale wervels) – meestal afgekort C1 tot C7.
• Twaalf borstwervels (thoracale wervels) – meestal afgekort T1 tot T12.
• Vijf lendenwervels (lumbale wervels) – meestal afgekort L1 tot L5.
• Een heiligbeen, een vergroeiing van vijf heiligbeenwervels.
• Een staartbeen, een vergroeiing van de staartwervels.
123
Hoofdstuk 8 - Redding bij nek- en rugletsels
Door de vorm van de wervels en omdat ze boven elkaar zijn gepositioneerd, ontstaat er een hol
kanaal dat door de wervelkolom loopt. Dit kanaal noemt men het wervelkanaal. Hierbinnen bevindt
zich het ruggenmerg.
Het ruggenmerg bestaat uit zenuwweefsel en verbindt de hersenen met de rest van het lichaam
door middel van zenuwen. Het ruggenmerg heeft dus een belangrijke functie in het doorgeven van
informatie.
De wervels beschermen het ruggenmerg en dragen het gewicht. Omdat lagergelegen wervels meer
gewicht te dragen hebben dan die in de nek, zijn ze ook groter en anders van vorm. Tussen de
wervels zijn er tussenwervelschijven die hoofdzakelijk als schokdempers dienen en rond de wervels
zijn er pezen die het geheel versterken en spieren die bewegingen mogelijk maken. De wervelkolom
steunt op het bekken.
8.3.
Letsels
Letsels aan de ruggengraat kunnen leiden tot tijdelijke of permanente verlamming. Voorzichtige
behandeling bij het heffen en verplaatsen
van het slachtoffer is van essentieel
belang bij een vermoeden van nek- of
rugletsel.
8.3.1.
Werveldislocaties
Wanneer een ligament een wervel
niet meer op zijn plaats kan houden
omwille van een plotse slag of stoot,
kunnen de wervels ten opzichte van
elkaar verschuiven. Hierdoor kunnen het
ruggenmerg en de zenuwbanen geraakt
of gekneld worden. Mogelijk kan de
wervel terug op zijn plaats springen of
hij kan blokkeren in de foutieve positie.
Het slachtoffer dient voorzichtig en in een neutrale positie (horizontaal) vervoerd te worden zodat
er geen zenuwbanen gekneld worden.
8.3.2.
Wervelbreuken
Door een zware impact kan een wervel zelfs barsten of volledig breken (meestal ter hoogte van
de uitsteeksels). De wervel kan na de breuk in zijn natuurlijke positie blijven staan of hij kan
verschuiven waardoor er zenuwbanen kunnen geraakt worden.
Letsels aan de nek- en ruggengraat geven de volgende symptomen:
• Pijn in de nek of rug door de impact (slag of stoot).
• Onmacht om een lidmaat te bewegen.
• Geen gevoel of tintelingen in de ledematen.
• Desoriëntatie en verwarring.
124
8.4.
Redding
REDDING
Een probleem bij het behandelen van een nek- of rugletsel is dat men niet zeker weet waar het
letsel is gelokaliseerd. Daarom moet steeds het hoofd én de rest van het lichaam geïmmobiliseerd
en ondersteund worden. Tijdens de redding en het verwijderen uit het water, moet het slachtoffer
steeds in een horizontale positie gehouden worden zodat de belasting van de ruggengraat minimaal
is. De rug en de hals worden geïmmobiliseerd zodat de wervels niet ten opzichte van elkaar kunnen
bewegen. Hoe hoger de locatie van het trauma, hoe groter de mogelijke verlammingsoppervlakte.
Een ernstig nekletsel kan leiden tot een verlamming van armen en benen, terwijl een letsel ter
hoogte van het bekken kan leiden tot een verlamming van de benen.
Prioriteit is het redden van een leven, dus moet het slachtoffer dat met het gezicht in het water ligt,
eerst omgedraaid worden nadat het in horizontale positie is gebracht door een helper. Wanneer het
slachtoffer niet ademt moet er mond-op-mondbeademing toegepast worden.
Te behandelen als een slachtoffer met nek-/rugletsel
• Elk slachtoffer dat na een trauma één van volgende klachten vertoont: pijn in nek/rug, onmacht,
gevoelloosheid of tintelingen in de ledematen, desoriëntatie en verwarring.
• Elk bewusteloos slachtoffer van wie de voorgeschiedenis een kans op nek-/rugletsel doet
vermoeden (bijvoorbeeld een duik in ondiep water, een botsing in een glijbaan of in een
opvangbad) [*].
Een nek(- of rug)letsel is te verwachten bij een ongeval met letsel als het slachtoffer [**]:
• Minstens 65 jaar is (of een kind van minstens 2 jaar), met Glasgow Coma Scale [***] van minder
dan 14 of een Eye Opening score van 1.
• Betrokken was in een verkeersongeval.
• Viel van hoogte dat hoger is dan de lichaamslengte.
• Tintelingen heeft in de handen en voeten (extremiteiten).
• Klaagt van pijn of gevoeligheid in nek of rug.
• Andere pijnlijke letsels heeft, in het bijzonder ter hoogte van het hoofd en de nek.
• Gevoelsstoornissen of spierzwakte heeft.
• Niet alert reageert.
[*] 8KH6R\DO0LIH7DYLQJ7RFLHW\9/
[**] %PHULFDQ,HDUW%VVRFLDWLRQ
[***](H+ODVJRZFRPDVFKDDOLVHHQVFKDDOZDDUPHHKHWEHZXVW]LMQYDQHHQSHUVRRQYDQYRONRPHQKHOGHUWRWGLHSEHZXVWHORRV
NDQZRUGHQZHHUJHJHYHQLQHHQFLMIHU,HWVODFKWRIIHUNDQPD[LPDDOSXQWHQNULMJHQRSGHFRPDVFKDDOHQPLQLPDDO-HPDQG
PHWSXQWHQKHHIWHHQQRUPDDOEHZXVW]LMQLHPDQGPHWHHQVFRUHYDQLVGLHSFRPDWHXV
125
Hoofdstuk 8 - Redding bij nek- en rugletsels
De redding van een slachtoffer met nek- of rugletsel verloopt als volgt:
• Maak de omgeving vrij van andere zwemmers.
• Benader het slachtoffer voorzichtig, maar snel als het met het gezicht in het water ligt.
• Immobiliseer steeds het hoofd samen met de rest van het lichaam.
• Zorg dat het slachtoffer eerst horizontaal ligt.
• Draai het slachtoffer met de correcte techniek.
• Controleer zo snel mogelijk de ademhaling.
• Ondersteun het hoofd en het lichaam.
• Leg een stifneck aan.
• Hou het slachtoffer horizontaal.
• Vraag hulp van je collega en/of publiek.
Info uit de literatuur
• Bij slechts 50% van de slachtoffers is de schade aan de nek/ rug op het moment van het
trauma volledig en onherstelbaar. Alle andere slachtoffers hebben gedeeltelijke schade en de
kans om – in zeker mate – te herstellen. Dit herstelvermogen is rechtstreeks afhankelijk van de
handelingen van de redders: vanaf het moment van het ongeval tot het moment waarop het
slachtoffer gestabiliseerd is op het spineboard.
• Wees dus bijzonder voorzichtig en neem geen enkel risico.
126
8.5.
*L[DWLHJUHSHQ
REDDING
(Hř[DWLHJUHSHQZRUGHQJHEUXLNWRPKHWVODFKWRIIHUGDWRS]LMQEXLNOLJWRPWHGUDDLHQ+HEUXLN
een reddingsgordel om het slachtoffer te laten drijven.
De vice grip wordt eveneens gebruikt om te immobiliseren als het slachtoffer al op de rug ligt.
Vice grip (bij voorkeur in diep en ondiep water)
De redder plaatst zich naast het slachtoffer, dat op de buik ligt:
• Plaats de dichtsbijzijnde arm van het slachtoffer tegen het lichaam.
• Breng één hand onder het slachtoffer.
• Fixeer hiermee de kin en plaats de onderarm op het borstbeen.
• Plaats de andere onderarm op de rug van het slachtoffer in de lengte van de ruggengraat en
ř[HHUKHWDFKWHUKRRIGPHWJHVSUHLGHYLQJHUV
• Klem het bovenlichaam en hoofd in één geheel tussen de onderarmen en gespreide vingers als
een bankschroef (vice grip).
• Druk het slachtoffer volledig tegen je romp.
• Zorg dat een tweede redder of helper de benen van het slachtoffer eerst horizontaal brengt.
De redder draait vervolgens onder het slachtoffer door (rugwaarts), waardoor het slachtoffer met
het gezicht boven water komt te liggen:
• )HQ WZHHGH UHGGHU QHHPW KHW KRRIG RYHU ]RQGHU GLW WH EHZHJHQ HQ ř[HHUW KHW KRRIG PHW
gespreide vingers op de oren en de vingers zijn naar de voeten gericht.
• De eerste redder geeft vervolgens steun onder de romp en controleert de ademhaling.
• Een derde en eventueel vierde redder, of omstander, ondersteunen het bekken en de benen.
127
Hoofdstuk 8 - Redding bij nek- en rugletsels
Bear hug (bij voorkeur in ondiep water)
Plaats je als redder achter het slachtoffer:
• Breng beide armen onder de oksels van het slachtoffer.
• Fixeer vervolgens het hoofd in het verlengde van de romp; hierbij worden de vingers gespreid
op de oren gehouden.
• Druk het slachtoffer volledig tegen je romp.
• Zorg dat een tweede redder of helper de benen van het slachtoffer eerst horizontaal brengt.
• Rol je om je eigen as waardoor het slachtoffer met het gezicht naar boven komt te liggen. Een
GHUGHUHGGHUQHHPWGHř[DWLHYDQKHWKRRIGRYHUHQř[HHUWKHWKRRIGPHWJHVSUHLGHYLQJHUVRS
de oren en de vingers zijn naar de voeten gericht.
• Controleer de ademhaling.
Canadese rol
Deze techniek is handig als het slachtoffer in ondiep water ligt. Het is de enige techniek die kan
gebruikt worden als de redder alleen is als hulpverlener.
• Pak de bovenarmen net boven de ellebogen met de bovenarmen tegen de oren van het
slachtoffer.
• Klem het hoofd tussen de armen.
• Breng het slachtoffer eerst zelf horizontaal door het voorwaarts te bewegen in het water.
• Draai het slachtoffer langzaam terwijl je de armen tegen de oren drukt en controleer onmiddellijk
de ademhaling.
Deze techniek wordt minder toegepast. Het nadeel ervan is als een slachtoffer een wervelletsel heeft
opgelopen, er bij het opwaarts heffen van de armen (elevatie) een reëel gevaar voor een bijkomend
plexus brachialis-letsel (letsel van het vlechtwerk van de arm of de knoop van zenuwvezels die de
arm bezenuwen).
128
8.6.
8.6.1.
,HWXLWKHWZDWHUKDOHQ
REDDING
Zonder spineboard
Wanneer er geen spineboard in het zwembad aanwezig is, kan een slachtoffer met hulp van
omstaanders uit het water gehaald worden. Het slachtoffer wordt eerst naar ondiep water gebracht.
Eén van de redders neemt als coördinator de leiding over de redding en geeft ieder zijn taak.
Het is deze persoon die zegt wie wat moet doen en wanneer er gelijktijdig een beweging moet
uitgevoerd worden.
• )žQUHGGHUř[HHUWKHWKRRIG
• De tweede redder ondersteunt de romp en coördineert de actie.
• Twee omstaanders ondersteunen ter hoogte van het zitvlak en de onderbenen.
• Neem de steunpunten zoveel mogelijk bij de rugholte, dit vergemakkelijkt het wegschuiven van
de armen nadien.
• -HPDQGQHHPWSODDWVRSGHNDQWHQQHHPWGDDUGHř[DWLHYDQKHWKRRIGRYHU
• De personen die het slachtoffer ondersteunen, houden de handpalmen neerwaarts gericht.
• De coördinator geeft een signaal waarop er gelijktijdig geheven wordt.
• De handen worden één voor één onder het slachtoffer weggeschoven op aanwijzen van de
coördinator.
Bij het slachtoffer kan een nekkraag aangebracht worden. Deze kraag verzekert de immobilisatie
van de nek en het hoofd. Dit kan reeds in het water. Deze vaardigheid wordt besproken in de
module EHBO.
129
Hoofdstuk 8 - Redding bij nek- en rugletsels
8.6.2.
Met spineboard
Het gebruik van een spineboard is te vergelijken met dat van een schepbrancard. De plank wordt
langs het slachtoffer onder water geduwd. Door het drijfvermogen van de plank zal het slachtoffer
opgelicht worden en komt deze op de plank te liggen. Het materiaal waaruit de plank vervaardigd
is, laat zelfs toe om röntgenfoto’s te nemen.
2DGHř[DWLHYDQKHWKRRIGZRUGHQGHEHYHVWLJLQJVJRUGHOVDDQJHVSDQQHQ HHUVWRQGHUGHDUPHQ
dan ter hoogte van de romp zonder insluiting van de armen, vervolgens ter hoogte van het bekken
en de benen) zodat het slachtoffer volledig geïmmobiliseerd is. Het slachtoffer kan zo vervoerd
worden. De bovenste twee riemen kunnen ook gekruist vastgemaakt worden.
Het is ook aangeraden om reddingen met nek- en rugletsel zonder riemen te oefenen in diep en
ondiep water.
Het slachtoffer wordt bij voorkeur horizontaal uit het water getild.
130
REDDING
131
,RRIGVWXN6HGGLQJHQLQVSHFLřHNHVLWXDWLHV
132
HOOFDSTUK 9. REDDINGEN IN SPECIFIEKE SITUATIES
9.1.
REDDING
Inleiding
Mogelijk kan een redder belast worden met de begeleiding van sportevenementen, bewaking van
zwemgelegenheden aan campings, belast zijn met het bewaken van waterrecreanten in meren,
vijvers, rivieren, stromen of kanalen.
-QGLWKRRIGVWXNEHVSUHNHQZLMVSHFLřHNHPDDWUHJHOHQGLHGHUHGGHUPRHWWUHIIHQLQZHOEHSDDOGH
situaties. Het spreekt vanzelf dat alle eerder besproken handelingen bij elke redding moeten
XLWJHYRHUGZRUGHQ(HHLJHQOLMNHUHGGLQJLQVSHFLřHNHRPVWDQGLJKHGHQZRUGWEHVSURNHQLQIXQFWLH
van de plaats waar het ongeval gebeurt.
9.2.
9.2.1.
3QJHYDOOHQLQELQQHQZDWHUHQ
Moerassen
Het gevaar van een moeras bestaat erin dat de drenkeling zal wegzinken in de drassige, modderige
bodem. Het slachtoffer dat in een moeras is terechtgekomen, moet zo vlak mogelijk gaan liggen
en hevige bewegingen vermijden. De redder moet zo snel mogelijk voorwerpen naar de drenkeling
werpen om hem drijvend te houden en hem uit het moeras trekken.
9.2.2.
Vijvers
Vijvers zonder waterplanten
Vijvers zijn gewoonlijk niet diep en hun bodem is dikwijls bedekt met een modderlaag. Bovendien
vormen ze vaak vuilnisbelten met scherpe, gevaarlijke en verroeste voorwerpen. De redder kan
verwondingen vermijden door het aanhouden van de schoenen.
Vijvers met waterplanten
Waterplanten hebben meestal lange, slingerachtige en dunne bladeren die bovendien scherp kunnen
zijn. Zwemmers kunnen zich dus snijden of verstrengeld geraken wanneer zij erin terecht komen.
De redder kan zich tegen snijwonden veroorzaakt door planten beschermen door gekleed te water
te gaan.
133
,RRIGVWXN6HGGLQJHQLQVSHFLřHNHVLWXDWLHV
Natuurlijk watergedrag
Bergrivier
Kunstmatig watergedrag
Beek
;DWHUYDO
7WXZPHHU
7WXZ
7WURRPYHUVQHOOLQJ
&HUJPHHU
Veenmoeras
Brug
7WURRPYHUVQHOOLQJ
;DWHUPROHQ
Kolken
Aanslibbing
Vijver
Vijver met begroeiing
Beek
Waterpoel
Meer
Kanaal
Dokken
>ZHPEDG
Drijfzand
7WURRP
7OXLV
>HHNDQDDO
(HOWDPRQGLQJ
>HHKDYHQ
7WUDQG
+ROIEUHNHU
>DQGEDN
7WDNHWVHO
Drassige oevers
/OLIIHQ
>HH3FHDDQ
134
9.2.3.
Rivieren en stromen
REDDING
9.2.3.1. Zonder draaikolken
Rivieren en stromen hebben dikwijls een sterke stroming die op zichzelf zeer gevaarlijk is. Een
bijkomend gevaar wordt gevormd door de vaak lage watertemperatuur en doordat de bodem
bedekt kan zijn met scherpe keien en rotsen. Zwemmers vermijden best te baden in rivieren met
rotsachtige bedding, stroomversnellingsmuren, watervallen en dergelijke. Bovendien zwemt men
liefst niet tegen de stroming in, maar schuin naar de oever met de stroming mee.
De redder moet, met een hulpmiddel:
• Ter hoogte van de drenkeling te water gaan of iets stroomopwaarts.
• Als de drenkeling aan de overkant is, een eind stroomopwaarts te water gaan om bij de
drenkeling uit te komen.
• Steeds naar die oever zwemmen waar de meeste hulp te verwachten is.
• Gekleed te water gaan bij koud water.
9.2.3.2. Met draaikolken
Draaikolken ontstaan bij sterk stromend water, vooral wanneer de stroming belemmerd wordt door
een hindernis. Ook kan het zog van voorbijvarende schepen of de zuiging in sluizen draaikolken
veroorzaken. Wie tijdig een draaikolk opmerkt, zwemt er snel van weg. Wordt men toch door de
kolk aangetrokken, dan moet men trachten aan de zijkant erover te zwemmen. Een redder mag
nooit in een draaikolk gaan, maar moet hulpmiddelen werpen naar de drenkeling en hem eruit
trachten te trekken.
9.2.3.3. 1HWVWXZHQ
Stuwen worden gebruikt om het water tegen te houden (en ook te regelen). Ze bestaan uit een
muur (stuwdam), een poort of een tussenschot dat het water tegenhoudt. Het openen of ophalen
van de stuw gebeurt om het gewenste waterpeil te bereiken. De wet verbiedt het zwemmen in de
nabijheid van stuwen en sassen. De redder mag nooit in de buurt van een stuw te water gaan,
maar dient alle beschikbare voorwerpen te gebruiken om naar de drenkeling te werpen of te reiken.
9.2.4.
Kanalen
9.2.4.1. >RQGHUVOXL]HQ
Kleine kanalen hebben in België meestal een diepgang van 2,5m. Grote kanalen zijn gemiddeld 4,5m
diep. Kanaalwater is in ons land meestal ondoorzichtig en troebel. Daarenboven kunnen de oevers
grillige vormen vertonen, en kunnen op de bodem voorwerpen liggen waaraan de zwemmer en de
redder zich kunnen kwetsen. De redder moet daarom voorzichtig te water gaan en ook zorgvuldig
de meest geschikte plaats zoeken om de drenkeling aan wal te brengen.
135
,RRIGVWXN6HGGLQJHQLQVSHFLřHNHVLWXDWLHV
9.2.4.2. 1HWVOXL]HQ
Sluizen (ook wel sassen genoemd) dienen om schepen van het ene naar het andere waterpeil over
te brengen (“te versassen”). Ze worden gebruikt in rivieren en kanalen met een sterk verval. Een sluis
of sas is dus een dok, afgesloten door meestal twee dubbele deuren (soms ook vier dubbele deuren).
De deuren gaan steeds open aan de kant van het hoogste waterpeil. Om het waterpeil te regelen
in sassen, laat men het stromen door openingen, de zogenaamde “verlaatopeningen”.
De redding is verschillend naargelang de aanwezigheid van stroming:
Als er geen stromingen zijn, dus wanneer de sasdeuren en de verlaat-openingen gesloten zijn, of
wanneer de sasdeuren open zijn om een schip in het sas binnen te laten, zal dezelfde handelswijze
als bij de redding in een kanaal dienen gevolgd te worden. De redder zal steeds hulpmiddelen
zoals boeien, stokken, scheepshaken en eventueel roeiboten in de buurt van de sassen aantreffen.
Vraag de verantwoordelijke de deuren en verlaten ongewijzigd te laten en de hulpdiensten te
waarschuwen. Roep zo mogelijk de hulp in van schippers.
Als de verlaatopeningen geopend worden, ontstaat een zeer sterke stroming. De drenkeling die
zich in de buurt van deze openingen bevindt, wordt bijna zeker door de stroming aangezogen naar
de openingen. Kan de drenkeling er niet doorheen dan blijft hij tegen de verlaten aangedrukt. De
redder mag nooit zelf te water gaan wanneer de verlaten geopend zijn. Hij moet er zo snel mogelijk
voor zorgen dat het mechanisme afgesloten wordt zodat de stroming verdwijnt.
9.3.
Gecombineerde ongevallen
Denk bij gecombineerde ongevallen steeds aan de prioriteitsregels bij reddingsacties. Het doel
is steeds zoveel mogelijk slachtoffers te redden. Het Het beheer van een redding van meerdere
slachtoffers heeft als gevolg dat de redder keuzes moet maken. Respecteer het principe dat van
toepassing is in dergelijke gevallen[*]: “Mobilise, Stabilise and Recover”.
•
•
•
Mobiliseer al de personen die mobiel zijn: Geef het bevel aan iedereen om het water/zwembad
op eigen kracht te verlaten. Indien nodig, geef extra instructies om hen hierbij te helpen.
Stabiliseer al de personen die in gevaar zijn: Werp en geef hulpmiddelen aan slachtoffers die
nog bij bewustzijn zijn, maar zichzelf niet boven water kunnen houden.
Red en reanimeer slachtoffers die zorg nodig hebben. Focus op deze slachtoffers wanneer de
overige slachtoffers in veiligheid zijn gebracht of de evacuatie ervan gestart is. Het gaat hier bij
voorbeeld om een verdronken slachtoffer, een slachtoffer met een vermoeden van hartinfarct,
een slachtoffer met een mogelijke beschadigingen aan de ruggengraat, enz.
Merk het verschil op tussen medische prioriteit en de prioriteit bij reddingsacties. Deze zijn
duidelijk verschillend. Uit medisch standpunt zou men eerst beginnen met de laatste groep.
Bij een reddingsactie gebeurt het omgekeerde. Het spreekt voor zich dat, wanneer er meerdere
redders aanwezig zijn, deze stappen deels gelijktijdig kunnen verlopen. Dit kan echter enkel en
alleen goed verlopen bij een goede communicatie tussen de verschillende hulpverleners. Zorg
dus altijd dat er een kort overleg plaatsvindt. Je wint hiermee zeer kostbare tijd.
[*] -07'RPSHWLWLRQ1DQXDO7)6'SS
136
9.4.
REDDING
3QJHYDOOHQDDQ]HH
Dit komt aan bod in de cursus Redder aan Zee.
9.5.
Duikongevallen
(H VSHFLřFLWHLW YDQ GH]H RQJHYDOOHQ ORQJRYHUGUXN HQ GHFRPSUHVVLHRQJHYDO YHUHLVW HHQ DSDUWH
behandeling van de slachtoffers. Voor een redder (niet-duiker) volstaat het te weten dat bij een
decompressieongeval de drenkeling zo snel mogelijk naar een decompressiekamer moet worden
gebracht terwijl zuurstof wordt toegediend; bij longoverdruk moet men het slachtoffer behandelen
zoals drenkelingen die in shocktoestand verkeren.
Bij duikongevallen zijn het de mededuikers of de veiligheid aan kant die de eerste hulp zullen
toedienen. Iedere duiker kan in principe een duikongeval herkennen en er de juiste eerste hulp
voor starten. Als duiker of eerstehulpverlener gaan we er van uit dat iemand een duikongeval
heeft wanneer die persoon tijdens de voorgaande 48 uren onder water is geweest en er perslucht
(of ander ademgas) heeft geademd. De Eenheid voor Hyperbare Geneeskunde van het Universitair
>LHNHQKXLVWH%QWZHUSHQKHHIWHHQŚRZFKDUWRQWZLNNHOGYRRUGHEHKDQGHOLQJYDQGXLNRQJHYDOOHQ
[*]
.
Eenheid voor Hyperbare Geneeskunde
Het stellen van de juiste diagnose is enkel
mogelijk door medisch personeel.
Universitair Ziekenhuis Antwerpen - België
DUIKONGEVALLEN BEHANDELING
FLOWCHART
Eenheid voor Hyperbare Geneeskunde
Universitair Ziekenhuis Antwerpen
Wilrijkstraat 10 - 2650 Edegem België
E19 Antwerpen - Brussel Afrit 6A
Helihaven 04°24’55” E - 51°09’15” N
• Verzamel de duiker’s duikcomputer en/of logboek
• Voer de behandeling uit zoals hieronder weergegeven
• Hou de duiker warm en beschut tegen weersinvloeden
• Bewaar het duikmateriaal - NIET DEMONTEREN
Heeft de duiker onderwater
perslucht (of nitrox of trimix) geademd
gedurende de laatste 48 uur "
JA
GEEN DUIKONGEVAL
NEEN
Start CPR indien nodig
Dien E.H.B.O. toe en start zuurstoftoediening
Evacueer naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis
DUIKONGEVAL
Toedienen van 100% zuurstof
zorgt voor een betere oxygenatie
van de aangetaste weefsels en
doet het volume van de
stikstofbellen afnemen.
Ernstige symptomen
Abnormaal zwaktegevoel
Pijn
Tintelingen
Duizeligheid
Ernstige hoest
Kortademigheid
Gezichtsproblemen
Evenwichtsstoornissen
Verlammingen
Bewustzijnsverlies
...
Milde symptomen:
Vermoeidheid, Huiduitslag, Jeuk
of
Decostops onderbroken
en/of te snelle opstijging
Geef 100% zuurstof
Geef 1 liter water (gasvrij) te drinken
Neem contact met:
Eenheid voor Hyperbare Geneeskunde - UZA
§ + 32 3 821 30 55 of § + 32 3 828 15 15
Klachtenvrij
na 30 minuten ?
NEEN
JA
Blijf de duiker observeren
Voer de instructies van het
Hyperbaar Centrum uit.
§
Verwittig de hulpdiensten 112
Start CPR indien nodig
Geef 100% zuurstof
Geef 1 liter water (gasvrij) te drinken indien bij bewustzijn
Neem contact met:
Eenheid voor Hyperbare Geneeskunde - UZA
§ + 32 3 821 30 55 of § + 32 3 828 15 15
[*] ,\SHUEDUH)HQKHLGRIZZZK\SHUEDULFVEH
137
,RRIGVWXN6HGGLQJHQLQVSHFLřHNHVLWXDWLHV
9.5.1.
(XLNRQJHYDOOHQLQHHQ]ZHPEDG
Hieronder lichten we het redden van duikers (in duikuitrusting) toe in woord en beeld. De redder
kan al dan niet eveneens een duikuitrusting aan hebben (Duiker-Redder). Oefen deze technieken
uiteraard ook in, liefst in reddersteam, in je eigen duikclub en zwembad.
9.5.1.1. Basisregels voor de redder
•
•
•
•
•
•
Breng je eigen leven of dat van anderen nooit in gevaar.
Blijf rustig in een noodsituatie.
Stress is normaal in een noodsituatie, maar bedwing je emoties.
Handel niet vooraleer je je kalmte hebt teruggevonden.
Voer enkel taken uit die je aankan; laat meer ervaren duikers of omstaanders helpen.
Verleen hulp en zorg voor het comfort van het slachtoffer
VOLG SAFE!
Stop en stabiliseer: denk na, communiceer en doe!
Aanschouw omgeving
Focus op hulpmiddelen: reddingsmateriaal, EHBO, O2-koffer, AED, enz.
Eigen veiligheid
9.5.1.2. 6HGGLQJRQGHUZDWHUYDQHHQGXLNHUPHWGXLNXLWUXVWLQJ
Ga na of het slachtoffer nog bij bewustzijn is en wat de mogelijke oorzaak is van het probleem.
,HWVODFKWRIIHULVELMEHZXVW]LMQ
• Heeft het slachtoffer hulp nodig?
• Stabiliseer het drijfvermogen.
• Maak contact en kom gecontroleerd (op trimvest: jacket of wing) naar boven, al of niet met
hulp.
• Eenmaal boven: blaas jacket/wing voldoende op.
• Gooi - indien nodig - overbodig gewicht af (bijvoorbeeld bij een duiker met loodgordel zonder
trimvest).
,HWVODFKWRIIHULVEHZXVWHORRV
• Breng de duiker naar de oppervlakte met de grootste voorzichtigheid.
• Houd de stijgsnelheid onder controle, controleer dat de luchtweg van het slachtoffer open is.
• Deze techniek vergt veel oefening en vaardigheid (opgelet voor longoverdruk!).
138
REDDING
Stappenplan
1. Controleer of het slachtoffer bewusteloos is door het ‘OK?’-teken te tonen of je hand voor zijn
ogen te bewegen en lichtjes met de schouders te schudden. Controleer of er nog luchtvoorraad
LQ GH GXLNŚHV ]LW 'RQWUROHHU RI KHW VODFKWRIIHU ]LMQ DGHPDXWRPDDW QRJ LQ ]LMQ PRQG KHHIW
Probeer desnoods deze ademautomaat terug in de mond te plaatsen of geef uw longhose
ademautomaat aan het slachtoffer. Je weet immers niet zeker wat de oorzaak is van de
bewusteloosheid.
2. Indien het slachtoffer met een droogpak duikt controleer of de ontluchtingsventielen van het
droogpak volledig openstaan.
3. 3QWOXFKWXZHLJHQMDFNHWRIZLQJYROOHGLJ;HUNRPWHVWLMJHQXLWVOXLWHQGPHWGHLQŚDWRUYDQ
de jacket/wing van het slachtoffer.
4. 4ODDWVMHDFKWHUERYHQKHWVODFKWRIIHUHQř[HHUGHRQWVSDQQHUYDQKHWVODFKWRIIHU8LMGHQVKHW
stijgen moet het hoofd van het slachtoffer steeds lichtjes achterwaarts gekanteld zijn om de
uitzettende lucht in de longen de kans te geven om naar buiten te komen.
5. Blaas de jacket/wing van de duiker op tot jullie langzaam beginnen te stijgen. Door het stijgen
zet de lucht uit. Het slachtoffer duwt de redder zo mee naar boven. Stijg gecontroleerd door af
en toe lucht uit de trimvest van het slachtoffer te laten.
6. Eens het slachtoffer boven is in rustig water: blaas de trimvest voldoende op, doe de
ademautomaat uit, zet de bril af en maak het pak open aan de hals, zodat het slachtoffer vrij
kan ademen. Controleer ademhaling.
1
3
4
5
1
4
5
5
139
,RRIGVWXN6HGGLQJHQLQVSHFLřHNHVLWXDWLHV
-QZDWHUEHDGHPLQJ
De in water beademing is zeer moeilijk uit te voeren en vergt veel oefening. Het is aanbevolen dit
toe te passen wanneer de kant of boot te veraf zijn. Verwijder hiervoor alle nauwsluitende kledij
en materiaal of maak het los. Geef beademingen zodra het slachtoffer boven is. Wees echter alert
voor mogelijke nekletsels.
9.5.1.3. Redding aan de oppervlakte
Het slachtoffer uit het water halen is steeds prioritair! De meest succesvolle reddingen gebeuren op
het land (een vaste ondergrond is vereist om BLS goed te kunnen uitvoeren).
• Voer bij voorkeur een redding vanop de kant met hulpmiddelen (koord, boei, gordel, enz.) als het
slachtoffer bij bewustzijn is.
• Zorg voor bescherming van jezelf en gebruik hulpmiddelen als je te water moet gaan voor de
redding: pak, vinnen, koord, gordel (drijfvermogen), enz.
• Vraag hulp van omstaanders.
• Hou rekening met de toestand van het slachtoffer: rationeel, passief, paniekerig of bewusteloos.
• Laat ook het slachtoffer helpen indien mogelijk.
• Treed consequent op, zo win je het vertrouwen van het slachtoffer.
• Zorg voor drijfvermogen en gooi gewicht af.
• Zorg voor het materiaal van het slachtoffer.
• Breng het slachtoffer zo snel mogelijk naar de kant of boot.
140
9.5.1.4. Slepen van een duiker
REDDING
Er bestaan verschillende sleeptechnieken. Het is aangewezen de meest eenvoudige te gebruiken.
Tijd is kritiek! Maximaliseer de snelheid van het slepen en indien nodig ontdoe van materiaal.
Sleeptechnieken
Slachtoffer duwen door tussen de benen en er bovenop te gaan liggen
Voordelen: de redder ziet gelijktijdig het slachtoffer en naar waar hij zwemt. Hij kan voortdurend de
WRHVWDQGYDQKHWVODFKWRIIHUHYDOXHUHQ,LMNDQHHQJRHGHHQHš
FL QWHSDOPWHFKQLHNRQJHKLQGHUG
toepassen. Hij kan het slachtoffer toespreken en indien nodig beademen met de ademautomaat.
Slepen van het slachtoffer in hoofdgreep of door aan de kranen te trekken
Nadelen: je ziet niet naar waar je zwemt. Je ziet ook het slachtoffer niet. Palmbeweging kan
mogelijk gehinderd worden door slachtoffer met duikuitrusting. Redder ligt niet horizontaal in het
water wat remming en tijdsverlies tot gevolg geeft.
141
,RRIGVWXN6HGGLQJHQLQVSHFLřHNHVLWXDWLHV
9.5.1.5. :HUZLMGHUHQYDQKHWPDWHULDDO
Dit is nodig als je het slachtoffer op de kant of boot moet krijgen. Zorg hierbij steeds voor
ondersteuning van de nek van het slachtoffer en houd de luchtwegen open. De snelste oplossing
bij een harnas uit één stuk is doorsnijden. Als er snelsluitingen aanwezig zijn, maak hiervan gebruik.
3PGHGXLNXLWUXVWLQJRSHHQHš
FL QWHPDQLHUWHYHUZLMGHUHQYRHUMHGHYROJHQGHKDQGHOLQJHQXLW
1. Begin met het verwijderen van alle slangen (longhose, backup en droogpak slang indien
aanwezig).
2. Open de buikriem, borstriem en verwijder de tussenbeenriem indien aanwezig.
3. Laat wat lucht weg uit de jacket/wing van het slachtoffer terwijl je steeds het hoofd blijft
ondersteunen.
4. Verwijder de uitrusting door het harnas over de linkerschouder (en de dumpvalve van het
droogpak) te schuiven. Schuif vervolgens de rechter schouderband van de harnas over de
rechterschouder tot halfweg de arm. Herhaal deze bewegingen afwisselend tussen de linker en
rechterarm. Indien er snelsluitingen aanwezig zijn, maak je deze los.
5. Eens de schouderbanden tot aan de voorarmen verschoven zijn of de snelsluitingen open zijn,
gebruik dan één hand om de gehele uitrusting onder het slachtoffer door verder weg te duwen
in de richting van de benen.
Onderhoud je vaardigheden door te blijven oefenen! Train technieken en acties zo realistisch
mogelijk. Breng jezelf en je eigen leven nooit in gevaar!
142
9.5.2.
(XLNRQJHYDOOHQEXLWHQHHQ]ZHPEDG
REDDING
De organisatie van de eerste hulpverlening verschilt tussen België en Nederland.
De situatie wordt ingewikkelder wanneer we ons op het water bevinden.
9.5.2.1. Situatie in België
Bij een oproep naar het 112–hulpcentrum kan men reeds bij de eerste oproep melden dat het
om een ernstig duikongeval gaat en kan men vragen om een Medische Urgentie Groep (MUG) ter
plaatse te sturen. Ambulanciers en ambulanceverpleegkundigen mogen wel zuurstof geven, maar
geen intraveneus vocht toedienen. De mensen van de MUG, waar steeds een arts bij is, mogen dit
wel. Meestal zal men een slachtoffer afvoeren naar het dichtstbijzijnde traumacentrum om daar de
patiënt eerst te stabiliseren alvorens te verwijzen naar een recompressiecentrum.
Indien een duiker vermist is, zal de brandweer met een duikteam uitrukken, eventueel bijgestaan
door (aanwezige) sportduikers. Bij een incident op de Noordzee zal de NH-90 reddingshelikopter
(de vernieuwde Sea Kings) vanuit Koksijde worden gestuurd. Oproepen kan via de 112-centrales. Via
de marifoon kan dit op het noodkanaal 16 en eens de heli binnen bereik is, kan de communicatie
rechtstreeks met de bemanning gevoerd worden op kanaal 67.
9.5.2.2. Situatie in Nederland
Het ziekenwagenpersoneel bestaat hier uit een ambulancier chauffeur en een verpleegkundige
begeleider. Het Nederlandse ziekenwagenprotocol duikongeval omvat wel het intraveneus toedienen
van vocht. Het personeel in Zeeland krijgt ook een extra opleiding over duikongevallen. Het is
bijgevolg zeer nuttig om ook bij lichte symptomen de hulpdiensten in te schakelen. Daarnaast kan
bij de melding of door het ziekenwagenpersoneel ook de hulp van het Medisch Mobiel Team (MMT,
FKLUXUJ RI DQHVWKHVLVW SLORRW HQ WUDXPDYHUSOHHJ NXQGLJH QDYLJDWRU ZRUGHQ LQJHURHSHQ (H]H
teams komen ter plaatse met een helikopter (Bolkow 105): de “Lifeline”. Ze zijn overdag airborne
binnen de twee minuten en kunnen vliegen aan maximaal 240 km per uur. Nederland beschikt over
vier van deze Lifeline trauma-heli’s: Amsterdam, Rotterdam, Nijmegen en Groningen. In Zeeland
zullen we te maken krijgen met de Lifeline 2 vanuit Rotterdam, welke afhankelijk van de wind op
zo’n 15 à 20 minuten de Oosterschelde kan bereiken. Deze heli’s beschikken niet over een winch
(in tegenstelling tot de Belgische NH-90) en zullen in de eerste plaats een medisch team afzetten
op de plaats van het ongeval om vandaar met de aanwezige ziekenwagen de slachtoffers te
vervoeren naar een traumacentrum of recompressiecentrum. Enkel in uitzonderlijke gevallen zal een
slachtoffer worden vervoerd met de heli, maar slechts dan, wanneer dit een duidelijke meerwaarde
KHHIW ]RDOV JURWH DIVWDQG RI KHW NXQQHQ YHUPLMGHQ YDQ ODQJH řOHV :DQXLW >HHODQG YHUNLHVW PHQ
bij duikongevallen bij voorkeur de afvoer naar de Eenheid voor Hyperbare Geneeskunde van het
UZA te Antwerpen, gezien de grotere afstand naar het Duik Medisch Centrum in Den Helder. In
Antwerpen beschikt men tevens over alle faciliteiten van een universitair ziekenhuis.
143
,RRIGVWXN6HGGLQJHQLQVSHFLřHNHVLWXDWLHV
Indien we ons nog op het water bevinden, kan indien nodig een reddingsboot van de Koninklijke
Nederlandse Reddings Maatschappij[*] ingezet worden.
Voor de Oosterschelde vertrekt deze vanop Neeltje Jans en kan op ongeveer 20 minuten Wemeldinge
bereiken. Ook deze ploeg heeft een extra training op het gebied van duikongevallen gehad. De
reddingsboot kan dan het slachtoffer
ŅDŚHYHUHQņ DDQ GH GLHQVWHQ YDQ GH
Lifeline-heli. Indien nodig kan ook beroep
worden gedaan op de (Nederlandse)
Koninklijke Marine, welke wel beschikt
over heli’s met een winch.
9.5.2.3. Search and Rescue (SAR)
Een zoektocht naar een naald in … het water!
Een leuke uitstap aan het water op een zomerse dag. Een duiker is zijn buddy kwijtgeraakt onder
water en deze komt niet boven! Wat nu?
Time is Life
Je hebt twee gouden minuten voor een snelle zoekactie (quick search) uit te voeren. Als de drenkeling
vier à zes minuten zonder zuurstof onder water is, zal de schade onherstelbaar worden. Indien
er binnen de 60 minuten geen redding plaatsvindt, spreekt men enkel nog van recovery van het
lichaam. Het punt waar de drenkeling het laatst werd waargenomen is levensbelangrijk. Het is
noodzakelijk dit punt onmiddellijk te markeren met een boei. Denk eraan dat stroming en winden
de drenkeling snel verplaatsen, ook onder water. Verwittig steeds de hulpdiensten (112) bij de start
van de zoekactie.
-QIRUPDWLHŁRUJDQLVDWLHŁEULHŚQJŁDFWLH
Het is nodig om één verantwoordelijke op één centraal punt te hebben die de leiding neemt
over de zoekactie uitgevoerd door meerdere gedisciplineerde uitvoerders. Weet echter dat de
EHVWJHRUJDQLVHHUGH7%6JHHQJDUDQWLHELHGWRSHHQJRHGHDŚRRS(HQNHUDDQHHQRQGHUNRHOGH
drenkeling is pas dood als hij warm is en dood.
Het succes van de zoektocht zal afhankelijk zijn van de snelheid van de uitvoering, de diepte en
de helderheid van het water.
[*] /261www.knrm.nl
144
REDDING
Zoekmethodes
Zoeken in ondiep water
Maak een ketting van mensen die wadend of zwemmend zoeken, gebruik makend van ogen, armen
en benen. Schakel ook toeschouwers en baders in. Zoek volgens een vooraf afgesproken patroon.
Maak indien mogelijk gebruik van duikbril, snorkel en vinnen. Indien het water dieper wordt, pas
eendenduik- of duik met de voeten eerst toe zonder de ketting te verbreken.
Zoeken aan de oppervlakte
Vanaf de oever kan het wateroppervlak gescand worden. De redders verdelen over de beschikbare
reddingsvaartuigen (boten, rescue boards, sit on top kano’s, enz.). Reddingsvaartuigen zijn van
essentiëel belang! Zet ze altijd in indien ze aanwezig zijn. Je hebt zo een grotere actieradius en
waarnemingsplatform. Het vervoer van de drenkeling kan hierdoor ook zeer snel gebeuren. De
reanimatie kan reeds gestart worden in de boot. De aanwezigheid van zuurstof is bovendien een
pluspunt. Via de inzet van een helikopter kan nog een extra dimensie worden toegevoegd.
Zoeken onder water
Indien de redders uitgerust zijn met perslucht kan men langer en dieper zoeken. Het is aangewezen
dat in recreatieparken met open water activiteiten duikuitrustingen (en opgeleide) duikers aanwezig
zijn.
Zoekpatronen
Door het volgen van een welbepaald zoekpatroon wordt een groot gebied onderverdeeld in zones.
Deze zones worden onderverdeeld in afgebakende delen en er wordt gelijktijdig in drie dimensies
gezocht. Zo is de kans dat er een stuk overgeslagen wordt klein.
Cirkelvormig zoekpatroon
Boven water
Onder water
145
,RRIGVWXN6HGGLQJHQLQVSHFLřHNHVLWXDWLHV
Honingraat zoekpatroon
Aan de oppervlakte met vaartuigen
Onder water (helder-troebel)
-Q]HWLQWHUYHQWLHGXLNHU EUDQGZHHU
Vaak is het nodig om een interventieduiker van de brandweer in te zetten. Een interventieduiker
gaat steeds alleen, maar steeds aangelijnd te water. Er is steeds een veiligheidsduiker stand-by
om bij problemen te water te gaan en de interventieduiker te helpen. De duiker is uitgerust in
droogpak en met een volgelaatsmasker ter bescherming tegen de koude en verontreinigingen.
Een seinman op de kant geeft de opdrachten via de lijn. De seinen verlopen via radiocommunicatie
(dit geeft voordelen) of seinlijn.
Ieder lijnsignaal wordt vooraf gegaan door een aandachtsteken = één ruk, de duiker bevestigt met
één ruk, daarna volgt het signaal.
Signalen van de seinman naar de duiker:
• Eén ruk: rechtdoor.
• Twee rukken: 90° naar rechts.
• Drie rukken: 180° draaien.
• Vier rukken: 90° naar links.
• Vijf rukken: lijn inzwemmen naar de oever.
• Meer dan vijf rukken: noodsignaal, onmiddellijk boven komen.
Signalen van de duiker naar de seinman:
• Twee rukken zonder aandachtsignaal: duiker vraagt werkruimte, geef touw bij.
• Meer dan vijf rukken: noodsignaal, veiligheidsduiker gaat te water.
146
REDDING
•
•
•
•
•
Voorkom dat je zelf slachtoffer wordt.
Zorg dat je in een goede fysieke conditie bent.
Zorg dat je de overlevingszwem- en reddingstechnieken goed beheerst, train je skills.
Geef steeds volgende informatie: wat je waar, wanneer en met wie gaat doen.
Geef nooit de moed op. Weet dat men je zoekt.
9.5.2.4. Gebruik nooit eigen vervoer
Sommige duikers verkiezen om een gewonde duiker zelf te vervoeren naar een recompressiecentrum.
Het is duidelijk dat men dan niet kan beschikken over een aantal voordelen van de professionele
hulpverleners:
•
•
•
•
De professionele training en dagdagelijkse ervaring van deze hulpverleners.
Een grotere voorraad zuurstof.
De beschikbaarheid van zeer snelle toediening van vocht via een intraveneuse weg.
Het transport kan snel en onder gecontroleerde omstandigheden gebeuren in een ziekenwagen.
Bovendien kan je, als buddy van de gewonde duiker, tijdens het rijden ook zélf symptomen
ontwikkelen. Wie een gewonde duiker zelf vervoert, neemt een risico waarvan de tol hoog kan
oplopen. Een snelle en professionele behandeling van een duikongeval minimaliseert de kans op
restletsel.
9.5.2.5. De noodoproep
(HJHZRQGHGXLNHULVDDQZDO
• Bel 112.
• Meld dat het gaat om een (vermoedelijk / ernstig) duikongeval, vermeld de juiste locatie
(gemeente, straatnaam, duikplaatsnaam, enz.).
• Vermeld het aantal gewonde duikers.
(HJHZRQGHGXLNHULVDDQERRUG
• Bel 112 of roep de hulpdiensten op kanaal 16 via de marifoon:
о Noordzee: Radio Oostende op kanaal 16.
о Zeeverkeerspost Ouddorp en Zeeland: Verkeerspost Wemeldinge op kanaal 68.
о Vlaamse Maritime Rescue & Coordination Center” MRCC Oostende.
• Maak zo exact mogelijk je positie bekend en je intenties of de mogelijkheid om eventueel de
dichtstbijzijnde haven binnen te lopen.
(HJHZRQGHLVYHUPLVW
• Bel 112 of roep via marifoon.
• Vermeld de plaats waar de duiker voor het laatst aan de oppervlakte is gezien of de plaats van
te water gaan, zodat vanaf dat punt een zoekactie kan gestart worden.
147
,RRIGVWXN6HGGLQJHQLQVSHFLřHNHVLWXDWLHV
7WDUW]RVQHOPRJHOLMNPHW
• Reanimatie (indien nodig).
• Toediening van 100% zuurstof.
• Laten drinken van één liter water (indien goed bewust).
• Tegelijk – ook bij milde symptomen – contact te zoeken met professionele hulpverleners.
• Als men deze diensten niet kan bereiken, kan men rechtstreeks bellen naar de basis van Koksijde
op het nummer +32 58 51 29 10.
148
REDDING
149
Hoofdstuk 10 - Reddingsacties
150
HOOFDSTUK 10. REDDINGSACTIES
10.1.
REDDING
Inleiding
Via reddingssimulaties worden de reddingsvaardigheden van redders, of teams van redders, getest
en hun kennis op proef gesteld. Net als bij echte reddingsacties moet de situatie voordien onbekend
zijn en moet er voldoende variatie worden aangeboden.
Tijdens simulaties moeten de reacties van de omstaanders en drenkelingen zo dicht mogelijk de
realiteit benaderen.
Een aantal factoren kunnen wijzigen en de reddingsactie bemoeilijken:
• Plaats: meer, vijver, rivier, zwembad.
• Aantal redders.
• Aantal drenkelingen.
• Aantal bruikbare omstaanders.
• De bekendheid van de simulatie: de beste simulatie is deze waar de redder geen idee heeft van
het tijdstip van het ongeval, het soort ongeval en het aantal slachtoffers.
10.2. Soorten simulaties
10.2.1. Enkelvoudige reddingssimulaties
Enkelvoudige simulaties zijn simulaties waarbij de redder enkel met één drenkeling rekening moet
houden.
Voorbeelden:
• De zwemmer is volledig uitgeput en begint te zinken.
• De zwemmer heeft een kramp aan de kuit en heeft problemen om zich boven water te houden.
• Iemand komt de redder vertellen dat zijn vriend bewusteloos in de wildwaterbaan ligt.
10.2.2. 'RPSOH[HUHGGLQJVVLPXODWLHV
Complexe simulaties zijn simulaties met meer dan één slachtoffer en/of probleem.
Voorbeelden:
• Een zwemmer springt van de springplank en raakt het hoofd van een zwemmer die aan het
zwemmen is. Beiden zijn bewusteloos.
• Er komt een groep uitgelaten personen binnen in het zwembad die veel kabaal maken en lopen
in het bad. Ze springen zowel in het kinderbad als het groot bad. In het diep gedeelte raken er
oudere mensen in paniek.
151
Hoofdstuk 10 - Reddingsacties
10.3. Reddingsacties
10.3.1. 7FKLMQEDDUEHZXVWHORRV
Een zwemmer drijft ontspannen op de rug (oren in het water), onbeweeglijk met de ogen dicht. Hij
ULFKW]LFKRSDOVGHUHGGHURYHUWXLJHQG]LMQDDQGDFKWWUHNW OXLGURHSWRIŚXLW • (HUHGGHUFRQWUROHHUWKHWEHZXVW]LMQYDQGHYHUGDFKWH]ZHPPHU,LMURHSWOXLGRIŚXLWKDUG
zodat hij de situatie en het eventueel gevaar ervan kan herkennen.
• De zwemmer richt het hoofd op. De situatie is veilig.
10.3.2. Kuitkramp
Een zwemmer grijpt plots naar zijn kuit en roept meermaals (in paniek) “Au, help”. Hij blijft met
mond en oren boven water.
• Communiceer met het slachtoffer om te weten wat het probleem is en stel het slachtoffer
gerust.
• Communiceer met je collega-redder wie wat doet.
• De ene redder bekommert zich over de situatie van de zwemmer met kramp, de andere redder
garandeert de veiligheid van de andere baders.
• De redder kiest voor een droge redding door de zwemmer aan de kant te praten of een
reddingshulpmiddel aan te reiken.
• De redder stretcht de kuit eens het slachtoffer aan de kant is, om de kramp te laten verdwijnen.
De zwemmer wordt rustig en de situatie is veilig.
152
10.3.3. Verslikking
REDDING
Een zwemmer in het diep gedeelte verslikt zich en hoest luid, meermaals en snel. Hij probeert zich
boven te houden en is in paniek. Het hoesten trekt de aandacht van de redder.
• Communiceer met het slachtoffer om te weten wat het probleem is en stel het slachtoffer
gerust.
• Communiceer met je collega-redder wie wat doet.
• De ene redder bekommert zich over de situatie van de zwemmer die zich verslikt heeft, de
andere redder garandeert de veiligheid van de andere baders.
• De redder kiest voor een droge redding door de zwemmer aan de kant te praten of een
reddingshulpmiddel aan te reiken.
• De redder kalmeert het slachtoffer aan de kant, om de hoest en de paniek te laten verdwijnen.
De zwemmer wordt rustig en de situatie is veilig.
10.3.4. 7ODJLQKHWJH]LFKW
Twee crawlzwemmers raken elkaar bij het kruisen. Eén zwemmer slaat de andere zwemmer per
ongeluk in het gezicht. De gekwetste zwemmer staat recht, houdt de handen voor het gezicht
(mond vrij) en roept meermaals naar de hoofdredder “Au, mijn gezicht”. Dit is een situatie met
dreigend gevaar, maar het is geen noodsituatie.
• Communiceer met het slachtoffer om te weten wat het probleem is en stel het slachtoffer
gerust.
• Communiceer met je collega-redder: wie doet wat? De ene redder bekommert zich over de
situatie, de andere redder garandeert de veiligheid van de andere baders.
• De redder voert een droge redding door de zwemmer aan de kant te praten of een hulpmiddel
aan te reiken.
• De redder dient de eerste zorgen toe als het slachtoffer aan de kant is. De pijn vermindert als
het slachtoffer op de kant is. De zwemmer wordt rustig en de situatie is veilig.
153
Hoofdstuk 10 - Reddingsacties
10.3.5. Chloorvergiftiging
Enkele zwemmers (in het water) klagen bij de redder over geïrriteerde ogen, neus, keel en over pijn
bij het ademen. Ze hoesten en zijn kortademig.
• Communiceer met je collega-redder wie wat doet.
• Redder 1 evacueert het zwembad vanop het droge.
• Redder 2 roept externe hulp in.
• Redder 1 en/of 2 zorgt voor verluchting. De redders passen EHBO
toe en dienen zuurstof toe aan de meest ernstige slachtoffers.
10.3.6. *ODXZWH
Een zwemmer zegt tegen de redder heel verstaanbaar: “Ik voel me niet goed.” of “Ik duizel.”. Dan
YDOWGH]ZHPPHUŚDXZHQOLJWRQEHZHHJOLMNPHWKHWJH]LFKWJHULFKWQDDUGHERGHPLQKHWZDWHU
• Communiceer snel met je collega-redder: wie doet wat?
• Redder 1 voert een natte redding (met reddingsgordel) uit, draait het slachtoffer op de rug,
controleert de ademhaling en vervoert het slachtoffer naar de kant al wadend of al zwemmend.
• Redder 2 zal het zwembad evacueren. De veiligheid van de redder en van alle baders moet eerst
gegarandeerd blijven. Redder 2 zal nadien externe hulp inroepen en de zuurstofkoffer en de
AED halen.
• De redder controleert het bewustzijn van het slachtoffer. Het slachtoffer ontwaakt (opent ogen,
beweegt) aan de kant.
• De redder spreekt het slachtoffer toe en dient de gepaste nazorg toe.
154
10.3.7. &HZXVWHORRV
REDDING
Een zwemmer zegt tegen de redder heel verstaanbaar: “Ik voel me niet goed.” of “Ik duizel.”. Dan
YDOWGH]ZHPPHUŚDXZHQOLJWRQEHZHHJOLMNPHWKHWJH]LFKWJHULFKWQDDUGHERGHPLQKHWZDWHU
(er ging geen trauma aan vooraf).
•
•
•
•
Communiceer met je collega-redder: wie doet wat?
Redder 1 voert een natte redding (met reddingsgordel) uit, draait het slachtoffer op de rug,
controleert de ademhaling en vervoert het slachtoffer naar de kant al wadend of al zwemmend.
De redder klemt de reddingsgordel tussen de eigen romp en de romp van het slachtoffer. Hij
vervoert de drenkeling naar de kant, draait het slachoffer met de buik naar de kant en legt de
handen op de kant.
Redder 2 zal het zwembad evacueren. De veiligheid van de redder en van alle baders moet eerst
gegarandeerd blijven. Redder 2 zal nadien externe hulp inroepen en de zuurstofkoffer en de
AED halen.
Redder 2 neemt de drenkeling gekruist vast aan de polsen (linkerhand redder aan linker pols
drenkeling, rechterhand redder aan rechter pols drenkeling). Hij tilt het slachtoffer met het
hoofd volledig uit het water [*].
[*] )HQNLQG HHQOLFKWVODFKWRIIHU WLOMHJHPDNNHOLMNHQYHLOLJ YRRUGHUHGGHUHQKHWVODFKWRIIHU XLWKHWZDWHU]RQGHUSODQN,HI
KHWNLQGPHWJHNUXLVWHDUPHQDDQGHSROVHQKRRJRPKRRJ(UDDLKHWPHWGHUXJQDDUGHNDQWDOVKHWEHNNHQERYHQGHNDQWLV>HW
KHWNLQGPHWKHW]LWYODNRSGHNDQWHQOHJKHWYHUYROJHQVYRRU]LFKWLJQHHURSGHUXJ ]LH&RHLQU
155
Hoofdstuk 10 - Reddingsacties
•
•
•
•
•
Redder 1 klimt uit het water en plaatst de plank naast de redder met drenkeling (aan de zijde
van de redder zijn voorste arm) [*].
,LM ř[HHUW GH SODQN YHUWLFDDO WHJHQ GH PXXU YODN QDDVW KHW VODFKWRIIHU HQ SODDWVW GH SODQN
op de voetboord (indien aanwezig). Zonder voetboord duwt hij de plank in het water tot het
hoofdgedeelte van de plank op gelijke hoogte komt met het hoofd van de drenkeling.
Redder 2 draait het slachtoffer met de rug tegen de plank.
Beide redders verplaatsen gelijktijdig één hand zodat ze elk met de ene hand de plank vasthouden
en met de andere hand de pols van de drenkeling.
Beide redders zorgen ervoor dat de drenkeling over de volledige lengte tegen de plank ligt. Ze
trekken de plank en de drenkeling gelijktijdig omhoog tot het geheel voor de helft uit het water
is. Vervolgens kantelen de redders de plank en schuiven ze de plank met de drenkeling volledig
op de kant [**].
[*] )HQ EUHGH GULMISODQN YDQ RQJHYHHU P EUHHG NDQ HHQ VSLQHERDUG YHUYDQJHQ 4ODDWV GH SODQN PHW GH ODQJH ]LMGH RS KHW
ZDWHUWHJHQGHPXXU7FKXLIKHWVODFKWRIIHURYHUGHSODQN(UDDLKHWVODFKWRIIHULQKHWPLGGHQYDQGHSODQNRSGHUXJHQZLVVHOGH
KDQGJUHHS]RDOVHHUGHUEHVFKUHYHQ(XZGHGULMISODQNHHUVWLQKHWZDWHUWUHNYHUYROJHQVKHWVODFKWRIIHURPKRRJHQWUHNYHUYROJHQV
GHSODQNPHWKHWVODFKWRIIHUXLWKHWZDWHU
[**] (HJHVSHQEDQGHQKDNHQ PXVNHWRQ RSGHDFKWHU]LMGHYDQGHVSLQHERDUGNXQQHQKHWVFKXLYHQYDQGHSODQNRYHUGHNDQW
EHPRHLOLMNHQ,HIGHSODQNGDDURPKRRJYHUWLFDDODOYRUHQVGH]HWHNDQWHOHQ&HYHVWLJGHKDNHQELMYRRUNHXUDDQGHYRRU]LMGHYDQ
het spineboard.
156
10.3.8. Hartinfarct
REDDING
Een zwemmer staat stil in het ondiep water bij een trapje, grijpt naar de borst, klaagt van plotse
intense pijn in de borst, de schouder en de arm, is kortademig, kijkt angstig. De klachten houden
aan.
•
•
•
•
•
•
Communiceer met je collega-redder wie wat doet.
Redder 1 evacueert het zwembad vanop het droge.
Redder 1 roept externe hulp in, haalt zuurstofkoffer en AED.
Redder 2 voert een natte redding uit, stelt het slachtoffer gerust en ondersteunt het slachtoffer
om via het trapje uit het water te gaan.
Redder 2 zet het slachtoffer in halfzittende houding en blijft het slachtoffer gerust stellen.
Redder 1 en 2 houden de situatie onder controle, dienen zuurstof toe tot de hulpdienst
aangekomen is en het overneemt.
157
Hoofdstuk 10 - Reddingsacties
10.3.9. Drenkeling op de bodem
Een zwembadbezoeker zegt aan de redder dat er iemand op de bodem ligt.
• Communiceer met je collega-redder wie wat doet.
• Redder 1 evacueert het zwembad en roept externe hulp in. Nadien helpt hij redder 2.
• Redder 2 gaat te water (liefst met een reddingshulpmiddel). Hij brengt het slachtoffer dat op
de bodem ligt met de oksel- of schoudergreep naar de oppervlakte en vervoert het slachtoffer
naar de kant.
158
10.3.10. Drenkeling op de bodem en persoon in paniek
REDDING
Een zwembadbezoeker zegt aan de redder dat er iemand op de bodem ligt.
• Communiceer met je collega wie wat doet.
• Het reddingsplan is dat redder 1 een natte redding uitvoert naar het slachtoffer op de bodem,
liefst met gebruik van een reddingshulpmiddel de dat de hulpredder het zwembad evacueert en
de veiligheid van de andere baders garandeert en snel ter beschikking is om redder 1 te helpen.
• Tijdens de communicatie raakt er een andere zwemmer in paniek in het diep deel op twee
meter van de kant van het zwembad. Hij roept luid en meermaals: “Help, ik verdrink”.
• Communiceer opnieuw met je collega wie wat doet en pas het reddingsplan aan, namelijk:
• Redder 1 brengt eerst het slachtoffer in direct gevaar met een hulpmiddel aan de kant. Hij
vraagt aan zijn collega om die te assisteren en het zwembad te doen verlaten en om externe
hulp in te roepen.
• Redder 1 gaat nadien te water en brengt het slachtoffer dat op de bodem ligt met de oksel- of
schoudergreep naar de oppervlakte en vervoert het slachtoffer naar de kant.
159
Hoofdstuk 10 - Reddingsacties
10.3.11. Nek- of rugletsel na een sprong
Een slachtoffer heeft een sprong gedaan in het ondiep deel en klaagt van pijn aan de nek.
• Herken een nek- of rugletsel en raad het slachtoffer aan om niet te bewegen. Het slachtoffer
blijft ter plaatse staan, houdt hoofd, armen, benen, enz. stil.
• Communiceer met je collega-redder: wie doet wat?
• Redder 1 evacueert het zwembad, belt 112, en haalt de plank (spineboard).
• Redder 2 gaat met een nekkraag te water om het hoofd van het slachtoffer te stabiliseren.
• Redder 2 legt een nekkraag aan. Hij laat het slachtoffer recht voor zich uit staren. Eventueel
kan een omstaander het hoofd van het slachtoffer stil houden in deze positie. Redder 2 meet
de nekmaat en stelt de nekkraag in (de redder plaatst zich links van het slachtoffer, de kant
waar hij de nekkraag sluit). Leg géén nekkraag aan als het slachtoffer zijn hoofd niet in neutrale
positie heeft (het slachtoffer mag zijn hoofd niet draaien) of klaagt van meer pijn bij het
aanleggen van de nekkraag. De redder controleert de symmetrie na het aanbrengen van de
nekkraag. Maak eventueel gebruik van speedblocks (zie ook 8.6.2.).
• 6HGGHUř[HHUWKHWVSLQHERDUGWHJHQKHWUHFKWVWDDQGHVODFKWRIIHU(H]HUHGGHUGUXNWVWHYLJKHW
(drijvende) spineboard vertikaal op de bodem, tegen de hielen van het slachtoffer (duwt met
één voet het spineboard naar de grond). Redder 2 maakt de banden vast van boven naar onder
(de band rond de borst niet hard aanspannen voor een comfortabele ademhaling, zorg dat de
armen omsloten worden).
• Beide redders brengen het slachtoffer met de plank horizontaal. Redder 1 stelt het slachtoffer
gerust en geeft de nodige uitleg. Beide redders duwen het slachtoffer voorzichtig tegen het
spineboard en kantelen het spineboard traag horizontaal.
• Hef het slachtoffer uit het water. Beide redders verplaatsen het spineboard naar de kant en
positioneren het spineboard loodrecht op de kant. Samen (eventueel met omstaanders als
helpers) schouderen ze het spineboard bij een volwassen slachtoffer. Ze heffen gelijktijdig en
horizontaal. Ze schuiven het spineboard over de kade (zonder eigen vingers te kwetsen). Een
redder droogt het slachtoffer af en dekt het slachtoffer toe (met een isothermisch deken).
160
10.3.12. Nek- of rugletsel na een duik
REDDING
Een slachtoffer heeft een duik gedaan in te ondiep water en de redder heeft een vermoeden van
nek- of rugletsel. Het slachtoffer ligt drijvend op de rug in het water met de oren onder water,
het hoofd in het verlengde van de romp. Het slachtoffer klaagt van nek- en rugpijn, onmacht,
gevoelloosheid, tintelingen en is verward.
• Herken een nek- of rugletsel en raad het slachtoffer aan om niet te bewegen. Het slachtoffer
blijft zo rustig mogelijk liggen (drijven).
• Communiceer met je collega-redder wie wat doet.
• 6HGGHUř[HHUWRSHHQYHLOLJHPDQLHU]RVQHOPRJHOLMNKHWKRRIGYDQKHWVODFKWRIIHU
• Redder 2 evacueert het zwembad, belt 112, en haalt de nekkraag en de plank (spineboard).
• Redder 2 legt een nekkraag aan. Hij laat het slachtoffer recht voor zich uit kijken.
• Redder 2 meet de nekmaat en stelt de nekkraag in (de redder plaatst zich links van het
slachtoffer, de kant waar hij de nekkraag sluit).
• Leg géén nekkraag aan als het slachtoffer zijn hoofd niet in neutrale positie heeft (het slachtoffer
mag zijn hoofd niet draaien) of klaagt van meer pijn bij het aanleggen van de nekkraag. De
redder controleert de symmetrie na het aanbrengen van de nekkraag.
• Redder 1 brengt het spineboard met schepbeweging onder het slachtoffer, terwijl redder 2 het
KRRIGEOLMIWř[HUHQHQHHQRPVWDDQGHUKHWOLFKDDPKRUL]RQWDDOKHOSWWHKRXGHQ
• Redder 1 maakt de banden vast van boven naar onder (de band rond de borst niet te hard
aanspannen voor een comfortabele ademhaling, zorg dat de armen niet omsloten worden).
• Redder 1 stelt het slachtoffer gerust en geeft de nodige uitleg.
• Hef het slachtoffer uit het water. Beide redders verplaatsen het spineboard naar de kant en
positioneren het spineboard voorzichtig op de kant.
• Samen (eventueel met omstaanders als helpers) schouderen ze het spineboard bij een volwassen
slachtoffer. Ze heffen gelijktijdig en horizontaal.
• Ze leggen het spineboard op de kade (zonder eigen vingers te kwetsen). Een redder droogt het
slachtoffer af en dekt het slachtoffer toe (met een isothermisch deken).
• Deze oefening kan ook zonder riemen aan de spineboard.
161
Hoofdstuk 10 - Reddingsacties
Opmerking bij simulaties 11 en 12
• Berg het spineboard steeds gebruiksklaar op: sluit de klikgespen (of knoop de banden aan elkaar
met een slipsteek) op de achterkant van de plank.
• Schenk aandacht aan onderhoud plank en riemen (en clips) en aan juiste keuze plank en riemen.
• Deze werkwijze is ook aan te bevelen voor het stabiliseren van een rechtopstaand slachtoffer
met nek- of rugletsel op de kant: eerst het slachtoffer vragen niet te bewegen, vervolgens een
VWLIQHFNDDQOHJJHQHQKHWVSLQHERDUGř[HUHQSDVGDQKHWVODFKWRIIHUQHHUOHJJHQ
162
10.3.13. Simulaties met bevrijdingsgrepen
REDDING
Een schijnbaar bewusteloos slachtoffer drijft in het midden van het diep gedeelte van het zwembad
met het gezicht onder water
• De redder gaat met een reddersprong te water en nadert het slachtoffer langs voor.
• De redder wordt langs voor gegrepen:
о rond de nek met beide armen;
о rond de nek en de romp (gekruist);
о met de beide handen rond de nek en de redder wordt onder water geduwd.
• De redder moet zich succesvol bevrijden (zie 7.7.10).
• De redder moet het slachtoffer vervoeren naar de kant.
• De redder moet het slachtoffer uit het water halen met of zonder spineboard.
De redder zwemt in het midden van het diep deel van het zwembad langs een persoon, deze
persoon neemt in paniek de redder vast langs achter
о met de beide handen rond de nek;
о met de beide armen rond de nek;
о met de armen gekruist rond de nek en de rug.
• De redder moet zich succesvol bevrijden (zie 7.7.10).
• De redder moet het slachtoffer vervoeren naar de kant.
• De redder moet het slachtoffer uit het water halen met of zonder hulpmiddelen.
163
Hoofdstuk 11 - Tussenkomst van een redder
164
HOOFDSTUK 11. TUSSENKOMST VAN EEN REDDER
11.1.
REDDING
Beschrijving van de tussenkomst van de redder
In de beschrijving noteer je:
• Naam, voornaam en contactgegevens van de betrokkenen (en begeleiding).
• Datum en uur.
• Plaats.
• Wat er gebeurd is / vaststellingen van bepaalde feiten.
• Ongeval.
• Getuigen: naam en adres.
• Technisch defect.
• Overtreding van het inwendig reglement.
• Gevolgen van de gebeurtenis.
• Verrichtte handelingen: EHBO, enz.
• Oproepen van de hulpdienst: dokter, brandweer, 112.
• Inlichten van de directie.
• Verklaringen van bepaalde personen en hun gegevens.
• Objectieve informatie die men heeft ingewonnen aangaande een gebeurtenis die de directie
kan aanbelangen.
Doe dit zo snel mogelijk na de gebeurtenis.
11.2.
Rapportering
Bij een ernstig ongeval of overlijden is de zwembadverantwoordelijke wettelijk verplicht dit aan
te geven aan de inspectie van Toezicht Volksgezondheid. Artikel 5.32.9.2.2. 3.12° “Elk overlijden of
ernstig ongeval binnen het zwembadgebouw wordt binnen een termijn van 24 uur telefonisch of
met telefax gemeld aan de gezondheidsinspecteur.” (Vlarem reglementering).
165
Studievragen Redding
166
REDDING
Wat is verdrinken?
Waarom is verdrinken een “stille dood”.
Geef enkele preventieve acties waardoor de verdrinking kan teruggedrongen worden.
Wat is het verschil tussen de primaire en de secundaire verdrinking.
Geef enkele oorzaken waardoor een persoon in het water het bewustzijn kan verliezen of geef
drie duidelijk verschillende oorzaken van secundaire verdrinking.
6. Bespreek de fasen van verdrinking.
7. Wat is schijndood, klinisch dood, biologisch dood?
8. Wat is osmose, wat is een surfactant?
9. Wat gebeurt er bij zoetwaterverdrinking?
10. Wat gebeurt er bij zoutwaterverdrinking?
11. Wat is een vertraagde verdrinking?
12. Wat is secondary drowning?
13. Welke soorten hypothermie ken je en wat doet een redder om hypothermie te voorkomen?
14. Geef enkele aandachtspunten bij de redding van een hypothermisch slachtoffer.
15. Geef drie bestaande hulpmiddelen (reddingsapparatuur) bij de redding.
16. Beschrijf de basisprincipes bij een reddingsactie.
17. ;DWLVKHWYHUVFKLOWXVVHQHHQVODFKWRIIHULQQRRGIDVHHQHHQVODFKWRIIHULQHHQUHŚH[IDVH#
18. Hoe lokaliseer je een drenkeling in een meer, in een rivier?
19. Welke zoekpatronen kan je benutten om een drenkeling te zoeken?
20. Wat zijn de basisprincipes van een redding?
21. Om welke redenen verkies je een ‘droge redding’
22. Beschrijf in het kort een zwemmende redding.
23. Wat is “extra ventilatie” en wat doet dit met de CO2-huishouding?
24. Op welke manieren kan je de oren klaren?
25. Hoe verhelp je een (lichaamsdeel) kramp?
26. Geef twee bevrijdingsvormen voorwaarts, achterwaarts.
27. Geef de principes weer van bevrijdingsgrepen.
28. Hoe ondersteun je een vermoeide drenkeling?
29. Geef twee vervoersvormen in het water voor een bewusteloos slachtoffer / voor een bewust
en kalm slachtoffer / voor een bewust en onrustig slachtoffer / voor een bewust en woest
slachtoffer.
30. Hoe haal je een slachtoffer uit het water?
31. Wat is de vice grip / bear hug?
32. Hoe haal je een slachtoffer uit het water zonder spineboard / met spineboard?
33. Wat is een reddingsgordel? Hoe gebruik je het? Wanneer gebruik je het?
34. Leg de (meerdere) mogelijkheden uit van een reddingsgordel als hulpmiddel bij een redding
35. Wat doe je als redder als iemand anders:
о in een rivier met sterke stroming terecht komt?
о in een kanaal is terechtgekomen?
36. Welke zwemmers hebben de meeste aandacht nodig van een redder?
37. Wat doe je bij een redding in volgende situaties?
о In het zwembad waar je werkt, merk je een persoon bewusteloos op in het opvangbad van
de glijbaan
о Duikongeval in een zwembad
о Duikongeval in open water
1.
2.
3.
4.
5.
167
&LEOLRJUDřHHQYHUZLM]LQJHQ
168
BIBLIOGRAFIE
REDDING
De meeste teksten uit deze cursus werden gehaald uit:
A.
B.
C.
Harald Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking, 2002, Acco, Leuven.
Vlaamse Reddingsfederatie vzw (RedFed), Kristel Crombez en Veerle Van Raemdonck (Eds), Module
Redding 1, Publicatiefonds Bloso – VTS, 2012.
Vlaamse Reddingsfederatie vzw (RedFed), Kristel Crombez, Steven Galicia, Dirk Maes en Veerle Van
Raemdonck (Eds), Module Redding 2, Publicatiefonds Bloso – VTS, 2012.
VERWIJZINGEN
(1)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(11)
(12)
(13)
(14)
(15)
(16)
(17)
(18)
(19)
(20)
(21)
(22)
(23)
(24)
(25)
(26)
(27)
World Health Organisation, Global Report on Drowning. Preventing a leading killer, 2014, pp 1-59.
&HURHSVNZDOLřFDWLHGRVVLHU]ZHPEDGHQRSHQZDWHUUHGGHU
)* YDQ &HHFN '1 &UDQFKH ( 7]SLOPDQ ., 1RGHOO ..01 &LHUHQV % QHZ GHřQLWLRQ RI
drowning: towards documentation and prevention of a global public health problem 83, Bulletin of
the World Health Organisation, 2005, pp. 801–880.
)* YDQ &HHFN '1 &UDQFKH ( 7]SLOPDQ ., 1RGHOO ..01 &LHUHQV % QHZ GHřQLWLRQ RI
drowning: towards documentation and prevention of a global public health problem 83, Bulletin of
the World Health Organisation, 2005, pp. 801–880.
Vittone Mario; Pia Francesco PhD. (Fall 2006). “It doesn’t look like they are drowning”: How to recognize
the instinctive drowning response”. Journal of US Coastguard search and rescue, 2006, p. 14.
Why Do People Often Drown Together?”. Livescience.com. 2010.
Stuff. M. stuff.co.nz
http://journals.humankinetics.com/AcuCustom/Sitename/Documents/DocumentItem/17269.pdf
B. Chris Brewster (Ed.), Open water Lifesaving: The United States Lifesaving Association Manual, 2003,
pp. 416.
World Health Organisation, Global Report on Drowning. Preventing a leading killer, 2014, p 3.
World Health Organisation, Global Report on Drowning. Preventing a leading killer, 2014, pp VIII.
Lunetta P et al., Unintentional drowning in Finland 1970–2000: A population based study. International
Journal of Epidemiology. 2004, 33(5):1053–1063.
Peden M et al. eds., World report on child injury prevention 2008. Geneva: World Health Organisation
and UNICEF; 2008.
http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Sterftecijfers/Statistiek-van-de-doodsoorzaken/
World Health Organisation, Global Report on Drowning. Preventing a leading killer, 2014, pp 1-59.
Peter Kamper & Frans van Poppel, verdrinkingsrisico sterk afgenomen, Demos, 30, 2014, pp1-3 & Eurostat
World Health Organisation, Global Report on Drowning. Preventing a leading killer, 2014, pp 1-59.
RedFed, Cursus Hoger Redder, VTS – Bloso, 2012
http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Sterftecijfers/Statistiek-van-de-doodsoorzaken/
RedFed, Cursus Hoger Redder, VTS – Bloso, 2012.
World Health Organisation, Global Report on Drowning. Preventing a leading killer, 2014, pp 1-59.
World Health Organisation, Global Report on Drowning. Preventing a leading killer, 2014, pp 18-40.
http://tasc-gcipf.org/bangladesh.html
Vlarem II, Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen
inzake milieuhygiëne, Belgisch Staatsblad, 31 juli 1995 – 16/05/2014.
VLAREM II (tris) (www.emis.vito.be/navigator): o.a. afdeling 5.32.9.2.2. “Overdekte circulatiebaden;
afdeling 5.32.9.3.2. “Niet-overdekte circulatiebaden” en afdeling 5.32.9.8.5. “Open zwemgelegenheden”.
Dit cijfer werd reeds gegeven door M. Tessier in 1970, Les causes des noyades. Médecine du Sport, 1970,
2, pp. 30-35.
http://www.medicinenet.com/fainting/page4.htm#vasovagal_syncope
169
&LEOLRJUDřHHQYHUZLM]LQJHQ
(28) Lindholm P, Lundgren CE. “Alveolar gas composition before and after maximal breath-holds in
competitive divers”. Undersea & Hyperbaric Medicine: Journal of the Undersea and Hyperbaric Medical
Society, 2006, Inc. 33 (6): 463–7.
(29) F. Golden & M. Tipton, Essentials of Sea Survival, Human Kinetics, 2002.
(30) Eating before swimming, Medical Position Statement – MPS 18, 2014. http://www.ilsf.org/about/
position-statements
(31) O’Connell Claire. “What stops people shouting and waving when drowning?”. Irish Times. 2010.
(32) Vittone Mario; Pia Francesco PhD. “’It Doesn’t Look Like They’re Drowning’: How To Recognise the
Instinctive Drowning Response”. On Scene (journal of US Coastguard search and rescue). 2006. p. 14.
(33) H. van der Pols, Eerste Hulp bij Waterongevallen, Het Oranje Kruis, 2007.
(34) http://www.eerstehulpwiki.nl/wiki/index.php/Verdrinking
(35) Aepli R., Physiopathologie des Ertrinkungsunfalls. Schweiz. Med. Wschr., 105 (1975), 6, pp.161-165.
(36) Brown DJ; Brugger H; Boyd J; Paal P. “Accidental hypothermia.” The New England Journal of Medicine,
367 (20): 2012. pp. 1930–8.
(37) Brown DJ; Brugger H; Boyd J; Paal P. “Accidental hypothermia.” The New England Journal of Medicine,
367 (20): 2012. pp. 1930–8.
(38) McCullough L, Arora S, “Diagnosis and treatment of hypothermia”. Am Fam Physician 70, 2004, (12): pp.
2325–32.
(39) Sterba, JA, “Field Management of Accidental Hypothermia during Diving”. US Naval Experimental
Diving Unit, Technical Report, 1990.
(40) Cheung SS, Montie DL, White MD, Behm D, “Changes in manual dexterity following short-term hand and
forearm immersion in 10 degrees C water”. Aviat Space Environ Med, 2003, 74 (9), pp. 990–3.
(41) Guyton, A.C., & Hall, J.E., Textbook of Medical Physiology (11th edition). Philadelphia: Elsevier Saunders.
p. 890.
(42) Brown DJ, Brugger H, Boyd J, Paal P (Nov 15, 2012). “Accidental hypothermia”. The New England Journal
of Medicine, 2006, 367 (20): pp. 1930–8.
(43) Vanden Hoek TL, Morrison LJ, Shuster M, Donnino M, Sinz E, Lavonas EJ, Jeejeebhoy FM, Gabrielli A, “Part
12: cardiac arrest in special situations: 2010 American Heart Association Guidelines for Cardiopulmonary
Resuscitation and Emergency Cardiovascular Care”. Circulation, 2010, 122 (18 Suppl 3), pp. S829–61.
(44) Brown DJ, Brugger H, Boyd J, Paal P, “Accidental hypothermia”. The New England Journal of Medicine,
2012, 367 (20), pp. 1930–8.
(45) Kondratiev TV, Myhre ES, Simonsen O, Nymark TB, Tveita T, “Cardiovascular effects of epinephrine
during rewarming from hypothermia in an intact animal model”. J. Appl. Physiol., 2006, 100 (2), pp.
457–64.
(46) Brown DJ, Brugger H, Boyd J, Paal P (Nov 15, 2012). “Accidental hypothermia”. The New England Journal
of Medicine 367 (20), 2012, pp. 1930–8.
(47) ILS (2006), Lifesaving Position Statement – LPS 05 – Lifesaver and Lifeguard Uniforms. www.ilsf.org.
(48) Guidelines for Safe Recreational Water Environments, Vol. 1. – Coastal and freshwaters, World Health
Organisation, September 2003, Geneva
(49) http://www.poseidon.fr/fr/index.html (2015)
(50) Pia Francesco (Frank). “The RID factor as a cause of drowning”. Retrieved October 1, 2012. – published
June 1984, Parks & Recreation
(51) Vittone Mario; Pia Francesco PhD, “It doesn’t look like they are drowning”: How to recognize the
instinctive drowning response”. Journal of US Coastguard search and rescue. 2006, p. 14.
(52) ILS, Lifesaving Position Statement, Basic aquatic survival Skill, 2012, www.ilsf.org
(53) ILS, Competition Manual, SERC, 2013, pp 149.
(54) Hyperbare Eenheid +32 3 821 30 55 of www.hyperbarics.be.
(55) KNRM: www.knrm.nl
(56) The Royal Life Saving Society UK - 2009
(57) American Heart Association - 2011
170
REDDING
(58) De Glasgow comaschaal is een schaal waarmee het bewustzijn van een persoon, van volkomen helder
tot diep bewusteloos, kan worden weergegeven in een cijfer. Het slachtoffer kan maximaal 15 punten
krijgen op de comaschaal en minimaal 3. Iemand met 15 punten heeft een normaal bewustzijn, iemand
met een score van 3 is diep comateus.
(59) Guyton, A.C., & Hall, J.E. (2006). Textbook of Medical Physiology (11th edition). Philadelphia: Elsevier
Saunders. p. 890.
(60) P. Suominena, C. Baillieb, R. Korpelaa, S. Rautanenc, S. Rantaa, K.T. Olkkolad, Impact of age, submersion
time and water temperature on outcome in near-drowning, Resuscitation, 2002, 52-3, pp 247-254.
(61) ILS, Lifesaving Position Statement – LPS 12, Hand signals for lifeguards, April 2012, www.ilsf.org
(62) ILS, Lifesaving Position Statement, Basic aquatic survival Skill, 2012, www.ilsf.org
(63) Dit hoofdstuk werd opgemaakt door Rik Voorhelst, expert auto te water. 2015.
(64) Wessels en De Bruin – KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut).
171
Bijlagen
De bijlagen zijn louter informatief en niet te kennen voor het examen.
172
BIJLAGE 1 - COMPETENTIES, KENNIS EN VAARDIGHEDEN VAN EEN REDDER
REDDING
1. Competenties
De competenties van een redder liggen op vier domeinen, namelijk de preventie, de interventie, de postinterventie en de bijkomende taken.
A.
1.
Preventie
Controleert de zwemgelegenheid en bijhorende ruimten en evalueert deze op risico’s. Controleert de
administratieve en reglementaire conformiteit van openbare plaatsen (inrichtingen, veiligheidssystemen,
enz.).
о Leest en kent plannen.
о Gaat de veiligheid van de zwemgelegenheid en gebouwen na.
о Herkent gevaarlijke situaties die aanleiding kunnen geven tot ongevallen, stelt voorzieningen op
en controleert deze voor ongevalspreventie, beveiliging en bescherming van zones (afbakening,
signalisatie, enz.).
о Gaat de aanwezigheid van nooduitgangen, interventiemiddelen en evacuatieplannen na.
о Motiveert het naleven van de veiligheidsvoorschriften.
о Stelt een rapport op van de bevindingen en meldt risico’s en gebreken aan de verantwoordelijke(n).
2.
Bereidt veiligheidsmateriaal (reddings-, reanimatie-, EHBO-materiaal, enz.) en beschermingsmateriaal
(handschoenen, brillen, maskers, enz.) voor en controleert de bruikbaarheid en staat ervan.
о Voert een evaluatie uit van het materiaal.
о Meldt het gemis van materiaal, alsook de gebreken en afwijkingen van het aanwezige materiaal aan
de verantwoordelijke(n).
о Adviseert bij de aanschaf van materiaal.
о Maakt het materiaal en de uitrusting gebruiksklaar.
о Plaatst het materiaal en uitrusting op de voorziene plaats.
о Voert het basisonderhoud van het materiaal uit.
о Ruimt het materiaal na gebruik op en meldt het materiaal dat benut werd tijdens een interventie
en vervangen dient te worden.
3.
Houdt toezicht en werkt in teamverband.
о Observeert de gebruikers van de zwemgelegenheid vanaf verschillende posities.
о Stelt zich op de hoogte van de risicovolle plaatsen (glijbaan, springplank, duiktoren, enz.) in de
zwemgelegenheid.
о Stelt zich op volgens de afspraken in het toezichtsplan.
о Schat tijdig in welke bezoekers speciale aandacht moeten krijgen met het oog op risicovolle situaties
(zwakke zwemmers, valpartijen, agressie, verdrinking, enz.).
о Neemt tijdig maatregelen wanneer bezoekers zich niet aan de regels houden.
о Zorgt ervoor dat - ook tijdens interventies - het toezicht bij de verschillende baden of zwemzones
wordt gehandhaafd.
о Anticipeert op risicosituaties, neemt preventieve maatregelen.
о Is het aanspreekpunt voor de gebruikers in en rond de zwemgelegenheid.
о Beantwoordt adequaat de vragen van bezoekers.
о Reageert adequaat op klachten van de bezoekers en verwijst hen eventueel door naar de juiste
persoon.
о Treedt op een rustige, vriendelijke en kordate manier op bij agressief en storend gedrag, bij verbaal
geweld en wanneer hij vaststelt dat bezoekers lastig worden gevallen.
о Werkt in teamverband.
о Grijpt in bij verkeerd werk of gedrag van medewerkers.
173
Bijlagen
174
B.
1.
Interventie
Bepaalt acties voor hulp en bijstand aan personen bij lichte, niet levensbedreigende ongevallen. Helpt
en staat slachtoffers van ongevallen bij (EHBO, evacuatie, enz.).
о Herkent het slachtoffer met een licht ongeval en roept indien nodig hulp in.
о Handelt volgens het interventieplan.
о Verleent eerste hulp bij ongevallen, zowel in het water als op het droge.
о Herkent lichte ongevallen zoals snijwonden, brandwonden, botbreuken, enz.
о Let bij wondverzorging op de hygiëne, voorkomt infecties.
о Anticipeert op mogelijk besmettingsgevaar, houdt de veiligheid van zichzelf en anderen in de gaten.
о Brengt slachtoffers in veiligheid.
о Verleent bijstand en gebruikt daarbij de juiste technieken en het juiste verzorgingsmateriaal.
о Geeft aanwijzingen en stelt omstaanders en het slachtoffer gerust.
о Gebruikt beschermings- en veiligheidsuitrustingen.
2.
Bepaalt acties voor hulp en bijstand aan personen bij zware, levensbedreigende ongevallen in afwachting
van de hulpdiensten.
о Herkent de ernst van het zware ongeval en roept hulp in.
о Handelt volgens het interventieplan.
о Spoort slachtoffers met zware ongevallen op.
о Bakent de interventiezone af.
о Evalueert een ongeval volgens een welbepaalde volgorde.
о Brengt het slachtoffer in veiligheid.
о Dient de gepaste zorgen toe aan het slachtoffer (beademen, hartmassage, zuurstof toedienen,
GHřEULOOHUHQEORHGLQJHQVWHOSHQYHUEDQGHQDDQOHJJHQEUDQGZRQGHQEHKDQGHOHQVKRFNEHKDQGHOHQ
botbreuken behandelen, gevolgen van vergiftiging bestrijden, enz.).
о /LHVW GH MXLVWH WHFKQLHN HQ KHW MXLVWH PDWHULDDO YRRU GH RSGUDFKW YHU]RUJLQJV PDWHULDDO
reanimatietoestel, enz.).
о Geeft aanwijzingen en stelt omstaanders en het slachtoffer gerust.
о Wisselt informatie uit met collega’s en verantwoordelijke(n).
о Staat in voor de eigen veiligheid en de veiligheid van collega’s.
о Delegeert werkzaamheden zodat panieksituaties worden voorkomen (omstaanders op afstand
houden, handhaven van toezicht, enz.).
о Voert opdrachten uit op bevel.
о Gebruikt beschermings- en veiligheidsuitrustingen.
3.
Bepaalt acties voor hulp en bijstand aan personen bij rampen in afwachting van de hulpdiensten.
о Herkent de ernst van de ramp en roept hulp in.
о Handelt volgens het interventieplan, de regels en de procedures van de betrokken actoren.
о Spoort personen in nood op, brengt slachtoffers in veiligheid en signaleert aan de hulpdiensten de
aanwezigheid van eventueel andere slachtoffers.
о Evalueert de ramp volgens een welbepaalde volgorde.
о Stelt de zone van de ramp en de gevraagde interventies vast.
о Past de veiligheids-, beschermings- en risicopreventieregels toe.
о Bakent de interventiezone af en maakt ze toegankelijk voor de hulpverlening.
о Dient de gepaste zorgen toe aan de slachtoffers (beademen, hartmassage, zuurstof toedienen,
GHřEULOOHUHQEORHGLQJHQVWHOSHQYHUEDQGHQDDQOHJJHQEUDQGZRQGHQEHKDQGHOHQVKRFNEHKDQGHOHQ
botbreuken behandelen, gevolgen van vergiftiging bestrijden, enz.).
о Kiest de juiste techniek en materiaal voor de opdracht (verzorgingsmateriaal, reanimatietoestel,
enz.).
о Geeft aanwijzingen en stelt omstaanders en slachtoffers gerust.
о Wisselt informatie uit met collega’s en verantwoordelijke(n).
REDDING
о
о
о
о
Staat in voor de eigen veiligheid en de veiligheid van collega’s.
Delegeert werkzaamheden zodat panieksituaties worden voorkomen (omstaanders op afstand
houden, handhaven van toezicht, enz.).
Voert opdrachten uit op bevel.
Gebruikt beschermings- en veiligheidsuitrustingen.
4.
Informeert verantwoordelijken, gespecialiseerde hulpdiensten, ordediensten, artsen, enz. over de
interventies en de evolutie van de situatie.
о Houdt contact met behulp van communicatiemiddelen.
о Verzamelt inlichtingen over de interventie.
о Meldt de stand van zaken en/of problemen aan de verantwoordelijke(n).
о Geeft informatie over gewonden of slachtoffers.
C.
1.
Post Interventie
Informeert verantwoordelijken over de interventies.
о Houdt contact met behulp van communicatiemiddelen.
о Verzamelt inlichtingen over de actie of interventie en stelt een ongevalsrapport op.
о Neemt deel aan overleg bij de opstelling van rapporten.
D.
1.
Bijkomende taken
Oefent met collega’s interventie- en hulpverleningstechnieken.
о Oefent interventietechnieken met mede gespecialiseerde redders en actoren binnen de interventieketen
en houdt de eigen fysieke conditie op peil.
о Oefent hulpverleningstechnieken met mede gespecialiseerde redders.
о Oefent het gebruik van communicatiemiddelen en –procedures in functie van het interventieplan.
2.
Bereidt het zwem- en spelmateriaal (vlotters, drijfplanken, boeien, enz.) voor en controleert de
bruikbaarheid en staat ervan.
о Voert een evaluatie uit van het materiaal.
о Meldt het gemis van materiaal, alsook de gebreken en afwijkingen van het aanwezige materiaal aan
de verantwoordelijke(n).
о Maakt het materiaal en de uitrusting gebruiksklaar.
о Plaatst het materiaal en uitrusting op de voorziene plaats.
о Voert het basisonderhoud van het materiaal uit.
о Ziet erop toe dat gebruikers het materiaal opgeruimd en netjes achterlaten.
о Adviseert bij de aanschaf van materiaal.
3.
Volgt de administratieve gegevens van de dienst op.
о Gebruikt kantoorsoftware.
о Houdt gegevens bij over het verbruik van materiaal.
о Houdt gegevens bij over het onderhoud van materiaal en meldt gebreken en tekorten aan de
verantwoordelijke(n).
о Werkt mee bij de samenstelling van het ongevalsrapport.
4.
Controleert de water- en luchtkwaliteit.
о Neemt, conform de vigerende wetgeving, monsters van het water in de verschillende zwembaden en
zones en vult deze gegevens in op een daarvoor bestemde lijst.
о Beoordeelt de kwaliteit van het water en de lucht, signaleert afwijkingen en geeft deze tijdig door
aan de verantwoordelijke(n).
175
Bijlagen
5. Houdt de zwemgelegenheid rein.
о
о
о
о
о
Zorgt dat de zwemgelegenheid steeds rein is.
Gebruikt de aangepaste kuismaterialen en producten.
Houdt gegevens bij over het gebruik van kuismateriaal en producten.
Meldt het gemis van kuismateriaal en –producten aan de verantwoordelijke(n).
Slaat gevaarlijke materialen en producten volgens de voorschriften op in de daartoe voorziene
ruimten.
2. Kennis
Een persoon heeft de volgende kennis nodig om op te treden als redder.
A.
Grondige kennis
Grondige
kennis
van
ongevalspreventietechnieken,
reddingstechnieken,
EHBO
reanimatietechnieken,
observatietechnieken
en
risicoplaatsen,
het
gebruik
verzorgingsmaterialen en –toestellen, zwemtechnieken en –stijlen.
en
van
B.
Kennis
Kennis van het interventieplan, de hygiëne- en veiligheidsreglementeringen, het menselijk lichaam in functie
van hulpverlening, de oorzaken en gevolgen van verdrinking, verdrinkingspatronen, communicatiesystemen
en –technieken, gevaarlijke situaties en risico’s, interventiemiddelen, veiligheidsvoorschriften, mondeling en
schriftelijk rapporteren, veiligheids- en beschermingsmaterialen, basisonderhoud van veiligheidsmaterialen,
de typologie van de zwemgelegenheidbezoekers, regels voor zwemgelegenheidbezoekers, verkeerd gedrag/
werk van medewerkers, besmettingsgevaren, verzorgingsmateriaal en gebruik, lichte, niet levensbedreigende
ongevallen, zware, levensbedreigende ongevallen, rampen, handelingen/acties ter voorkoming van
panieksituaties, interpreteren en opvolgen van bevelen, een gezonde levensstijl/conditie, chloor-, zuurtegraadHQWHPSHUDWXXUVSHFLřFDWLHVLQ]ZHPJHOHJHQKHGHQJHEUXLNYDQNXLVPDWHULDOHQHQWRHJHODWHQNXLVSURGXFWHQ
C.
Basiskennis
Basiskennis van de interferentie tussen elektriciteit en water, beschermings- en preventietechnieken bij
vervuiling, lucht- en waterkwaliteit, de actuele Vlarem-wetgeving met betrekking tot het eigen takenpakket,
veiligheid van gebouwen, toegangen en nooduitgangen, klachtenbehandeling in functie van de gebruikers
van de zwemgelegenheid, materiaal (vlotters, drijfplanken, boeien, enz.), staalname in zwemgelegenheden.
176
3. Vaardigheden
A.
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
REDDING
Cognitieve vaardigheden
Het kunnen lezen en toepassen van plannen.
Het kunnen controleren van de veiligheid van de zwemgelegenheid en de bijhorende gebouwen.
Het kunnen motiveren van derden tot naleven van veiligheidsvoorschriften.
Het kunnen melden van risico’s en gebreken aan de verantwoordelijke(n).
Het kunnen gebruiksklaar maken van veiligheidsmateriaal (redding-, reanimatie, EHBO-materiaal,
enz.) en beschermingsmateriaal (handschoenen, brillen, maskers, enz.).
Het kunnen adviseren bij de aankoop van materiaal.
Het kunnen observeren van de zwembadgebruikers vanaf verschillende posities.
Het kunnen detecteren van risicovolle plaatsen in de zwemgelegenheid (glijbaan, springplank,
duiktoren, enz.).
Het kunnen inschatten welke bezoekers speciale aandacht moeten krijgen met het oog op risicovolle
situaties (zwakke zwemmers, valpartijen, agressie, verdrinking, enz.).
Het adequaat kunnen beantwoorden van vragen van bezoekers.
Het kunnen werken in teamverband.
Het kunnen ingrijpen bij verkeerd werk of gedrag van medewerkers.
Het kunnen bepalen van acties voor hulp en bijstand aan personen bij lichte en zware ongevallen
en rampen.
Het kunnen herkennen van het type ongeval en handelen volgens het interventieplan.
Het kunnen toepassen van de juiste verzorgingstechnieken met het juiste materiaal tijdens de
hulpverlening.
Het kunnen geruststellen van omstaanders en geven van aanwijzingen.
Het correct kunnen gebruiken van beschermings- en veiligheidsuitrustingen.
Het kunnen afbakenen van de interventiezone en toegankelijk maken voor de hulpverlening.
Het kunnen evalueren van het ongeval.
Het kunnen uitwisselen van informatie met collega’s en verantwoordelijke(n) tijdens een interventie en
melden van stand van zaken en problemen aan verantwoordelijke(n), gespecialiseerde hulpdiensten,
ordediensten, artsen, enz.
Het kunnen instaan voor de eigen veiligheid en deze van collega’s.
Het kunnen opstellen van een ongevalsrapport.
Het kunnen deelnemen aan overleg.
Het kunnen evalueren van het materiaal en melden van gebreken en afwijkingen aan de
verantwoordelijke(n).
Het kunnen opvolgen van de administratieve gegevens van de dienst (verbruik materiaal, onderhoud,
gebreken, rapporten, enz.) met behulp van kantoorsoftware en het melden van tekorten en/of
gebreken en afwijkingen aan de verantwoordelijke(n).
Het kunnen meten van het chloorgehalte, de zuurtegraad (pH), de temperatuur van het water, de
temperatuur en vochtigheid van de lucht in de zwemgelegenheid en het beoordelen ervan.
Het kunnen opslaan van gevaarlijke producten en materialen volgens de voorschriften.
177
Bijlagen
B.
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
C.
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
о
178
Probleemoplossende vaardigheden
Het kunnen herkennen van gevaarlijke situaties en tijdig en gepast reageren met preventieve
maatregelen om ongevallen te voorkomen.
Het kunnen handhaven van toezicht – ook tijdens interventies – om (verdere) ongevallen te
voorkomen.
Het kunnen adequaat reageren op klachten van bezoekers.
Het kunnen kordaat optreden bij agressief en storend gedrag, verbaal geweld en bij het lastig vallen
van bezoekers in en rond de zwemgelegenheid.
Het kunnen herkennen van de aard van het probleem en het inschatten van de ernst van de situatie
om de noodzakelijke acties te bepalen.
Het in veiligheid kunnen brengen van de slachtoffers.
Het kunnen verlenen van bijstand en het toepassen van de juiste technieken en het aangewezen
verzorgingsmateriaal.
Het kunnen bepalen van de gepaste zorgen bij zware ongevallen en rampen: beademen, hartmassage,
]XXUVWRIWRHGLHQHQGHřEULOOHUHQEORHGLQJHQVWHOSHQYHUEDQGHQDDQOHJJHQHQ]
Het kunnen bepalen en afbakenen van de interventiezone en de veiligheid van slachtoffer(s),
omstaanders en eigen veiligheid verzekeren.
Het kunnen inroepen van de juiste hulpdiensten en de reddingsactie organiseren.
Het kunnen herkennen van een probleem en het kunnen inschatten van de situatie en een haalbare
reddingsactie kunnen plannen om zoveel mogelijk slachtoffers te redden.
Het kunnen oog hebben voor de eigen veiligheid, de veiligheid van de omstaanders en de veiligheid
van het slachtoffer.
Het kunnen alarmeren van de juiste hulpdiensten en het kunnen organiseren van een reddingsactie.
Het kunnen rekening houden met de beschikbare hulpmiddelen en de kennis en vaardigheden van
collega zwembadredders, zichzelf en eventueel omstaanders.
Motorische vaardigheden
Het goed kunnen zwemmen: op de buik, op de rug, onder water, met een slachtoffer, enz.
Het kunnen uitvoeren van levensreddende handelingen.
Het veilig te water kunnen gaan.
Het kunnen gebruiken van reddingsmiddelen bij een reddingsactie.
Het kunnen bovenhalen van een drenkeling vanop de bodem, naar de kant te vervoeren en veilig op
de kant te brengen.
Het kunnen toedienen van eerste zorgen aan gewonde slachtoffers: beademen, hartmassage, zuurstof
WRHGLHQHQGHřEULOOHUHQEORHGLQJHQVWHOSHQYHUEDQGHQDDQOHJJHQEUDQGZRQGHQEHKDQGHOHQVKRFN
behandelen, botbreuken behandelen, enz.
Het kunnen vervoeren van een slachtoffer op het droge.
Het kunnen inoefenen van interventie- en hulpverleningstechnieken met collega’s en het kunnen
gebruiken van communicatiemiddelen.
Het kunnen opruimen van het materiaal na gebruik.
Het kunnen uitvoeren van basisonderhoud aan zwembadmateriaal (vlotters, drijfplanken, boeien,
enz.).
Het kunnen gebruiken van aangepaste kuismaterialen en producten om de kaden en de
zwembadomgeving rein te houden.
REDDING
BIJLAGE 2 - STRUCTUREN
Structuur van de Vlaamse Trainersschool
Stuurgroep
LCK
Landelijke
Commissie voor
Kadervorming
°30 okt. 1981
VTS
Vlaamse
Trainersschool
° 1 jan. 1994
Denkcel Redden
2 afgevaardigden van
Sport Vlaanderen
3 afgevaardigden van de
universiteiten (KU Leuven,
Vrije Universiteit Brussel,
UGent)
1 afgevaardigde
van het ISB
2 afgevaardigde van
de hogescholen LO
2 afgevaardigden
van RedFed
+
Directeur Sportkaderopleiding Redden en Zwembadcoördinator
179
Bijlagen
SPORT VLAANDEREN EN DE VLAAMSE TRAINERSSCHOOL
Sport Vlaanderen is de sportadministratie van de Vlaamse overheid.
Eén van de opdrachten van Sport Vlaanderen is de promotie van de sport: zo veel mogelijk
Vlamingen, en vooral de jeugd, sensibiliseren om aan sport te doen, bij voorkeur op regelmatige
basis (= sporten in clubverband). Hiervoor doet Sport Vlaanderen een beroep op verschillende
partners, zoals de Vlaamse sportfederaties en hun clubs, de provinciale en gemeentelijke
sportdiensten, enz.
7SRUW:ODDQGHUHQKHHIWPHWGH:ODDPVH8UDLQHUVVFKRRO :87 HHQGHFUHWDDOHUNHQGRSOHLGLQJVRUJDDQ
LQGHVSRUW(H:87OHLGWWUDLQHUVEHJHOHLGHUVFOXEEHVWXXUGHUVVSRUWIXQFWLRQDULVVHQUHGGHUVHQ]
RS(H:87LVHHQVDPHQZHUNLQJVYHUEDQGWXVVHQ7SRUW:ODDQGHUHQGH:ODDPVH7SRUWIHGHUDWLHHQ
GH:ODDPVHXQLYHUVLWHLWHQHQKRJHVFKROHQPHWHHQRSOHLGLQJ0LFKDPHOLMNH3SYRHGLQJ 03 (H:87KHHIWžžQDOJHPHHQRYHUNRHSHOHQGEHOHLGVRUJDDQ GHVWXXUJURHS HQKHHIWSHUVSRUWHHQ
DGYLHVRUJDDQ GHGHQNFHO (HGHQNFHO6HGGHQEHVWDDWXLWDIJHYDDUGLJGHQYDQ7SRUW:ODDQGHUHQ
HHQDIJHYDDUGLJGHYDQHONH:ODDPVHXQLYHUVLWHLWPHWHHQULFKWLQJ0LFKDPHOLMNH3SYRHGLQJWZHH
DIJHYDDUGLJGHQYDQGHKRJHVFKROHQ03WZHHDIJHYDDUGLJGHQYDQGH:ODDPVH6HGGLQJVIHGHUDWLH
6HG*HG WZHHDIJHYDDUGLJGHQYDQKHW-QVWLWXXWYRRU7SRUWEHKHHUHQUHFUHDWLHEHOHLG -7& HQHHQ
GLUHFWHXUVSRUWNDGHURSOHLGLQJ (7/3 (H:ODDPVH8UDLQHUVVFKRRORUJDQLVHHUWQDDVWGHVSRUWWHFKQLVFKHRSOHLGLQJHQ -QLWLDWRU-QVWUXFWHXU
&8UDLQHU& 8UDLQHU% RRNGHEHURHSVJHULFKWHRSOHLGLQJHQŃ&DVLVUHGGHUńŃ,RJHU6HGGHUńŃ(XLNHU
6HGGHUń Ń>ZHPEDGFR«UGLQDWRUń HQ Ń7SRUWIXQFWLRQDULVń HQ HQNHOH DDQYXOOHQGH RSOHLGLQJHQ 1HHU
info vind je terug op ZZZVSRUWYODDQGHUHQYWV.
180
Structuur van de Vlaamse Reddingsfederatie
REDDING
De Vlaamse Reddingsfederatie vzw (afgekort RedFed) werd opgericht op 9/11/1985 na een afsplitsing met de
zwembond (KBZRB => KBZB). De actieterreinen van RedFed zijn:
• promotie van de reddingssport voor jong en oud;
• oprichting en ondersteuning van reddingsclubs;
• organisatie van reddingscompetities;
• aanzetten van jongeren tot sportparticipatie;
• organiseren van promotiecampagnes;
• aandacht voor kwaliteit in de sport door opleiding van lesgevers/trainers;
• promotie van veilige watersportbeoefening;
• opleidingen en bijscholingen redder en specialisaties.
Meer info vind je terug op www.redfed.be.
181
Bijlagen
Structuur van het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB)
Zie www.isbvzw.be.
182
Structuur van de Belgische Reddingsfederatie binnen de Wereld Reddingsfederatie
REDDING
Meer info vind je terug op www.brf-fbs.org.
183
Bijlagen
7WUXFWXXUYDQGH-QWHUQDWLRQDOH6HGGLQJVIHGHUDWLHLQGHZHUHOGYDQGHVSRUW
Meer info vind je terug op www.ilsf.org.
184
BIJLAGE 3 - GESCHIEDENIS VAN HET REDDEN
REDDING
Een beknopte beschrijving van de geschiedenis van het redden alsook van de Internationale Reddingsfederatie,
de Belgische en de Vlaamse Reddingsfederatie worden hier ter informatie weergegeven.
Inleiding
Baden en zwemmen zijn altijd al belangrijke activiteiten geweest voor mensen en dieren. Dieren die
zwemmen, doen dit meestal instinctmatig, terwijl de mens dit instinct heeft verloren. De mens moet terug
van het begin af starten en dit loopt niet steeds van een leien dakje. Hiervan was men zich reeds bewust
in de oudheid, en het redden is steeds beschouwd als een vaardigheid om zichzelf uit een noodsituatie
te redden en zo mogelijk ook anderen. Het redden kan dan niet worden losgekoppeld van het zwemmen.
Vandaar dat wij hieronder een bondig overzicht geven van de geschiedenis van het zwemmen, maar met
bijzondere aandacht voor het redden.
+HVFKLHGHQLVYDQKHW]ZHPPHQ
Het zwemmen heeft een zeer oud verleden. Overal ter wereld
werd het beoefend. In het Oude Egypte en Griekenland werden
sporen en tekeningen hiervan gevonden. Gedurende de
Middeleeuwen tot ongeveer de 18e eeuw beoefende men het
zwemmen weinig. Rond de 19e eeuw doken het zwemmen en
de zwembaden op in onze regionen. In Liverpool (Engeland)
werd in 1843 het eerste overdekte zwembad gebouwd. In
België was dit ruim 20 jaar later, namelijk in Verviers. Het
eerste Vlaamse overdekte zwembad was het ‘Van Eyckbad’
in Gent dat geopend werd in 1886. Aanvankelijk bouwde
men slechts weinig nieuwe zwembaden. Maar tussen 1965
en 1975 kwam er een grote toename, een echte ‘zwembadboom’.
De zin en het nut die aan het baden en zwemmen werden toebedeeld verschillen van cultuur tot cultuur.
Sommige volkeren vonden het baden en het zwemmen een middel om via een uiterlijke reinheid een innerlijke
reinheid te verkrijgen. Slechts hij of zij die door het water alle uiterlijke onreinheden had weggespoeld, werd
waardig bevonden om bijvoorbeeld een heilige plaats te betreden. Dit fenomeen zien wij nu nog steeds in
sommige godsdiensten.
Terwijl het baden meestal een religieuze plicht was, was het zwemmen eerder een nuttige vaardigheid. De
mens moest soms noodgedwongen zwemmen om de natuur te trotseren. Toen al wist men dat het gebruik
van dierenhuiden of van kruiken gevuld met lucht de “zwemkunst” vergemakkelijkte.
Bij de Babyloniërs en later bij de Grieken bestond de godsdienstige overtuiging dat de geest van een
gestorvene geen rust kende wanneer de persoon een verdrinkingsdood was gestorven. Dit zette hen aan om
zo veel mogelijk mensen te leren zwemmen. Meer dan bij de Grieken stonden bij de Romeinen het baden
en zwemmen hoog in aanzien. Behalve de talrijke thermae kenden de Romeinen zeer grote badplaatsen.
Deze werden aanvankelijk enkel bezocht door de deftige en rijke burgers uit Rome. Later zag men zelfs een
ware volkstoeloop naar deze badplaatsen, vergelijkbaar met de toeloop naar onze kuststeden. De Romeinen
vonden dat het baden en vooral het zwemmen een grote medische betekenis had. Het was onder andere
een goed middel om slapeloosheid te bestrijden.
Ook in de Middeleeuwen was er sprake van badleven. De badhuizen werden echter beschouwd als poelen
van zonde en verderf. Daarom vertoonden zich respecterende personen er zich niet. Het baden en zwemmen
in rivieren en in zee was in sommige landen ten strengste verboden. Alle mogelijke positieve aspecten van
het baden en het zwemmen, namelijk hygiënische, medische en religieuze aspecten, wogen in deze tijd
absoluut niet op tegen het zedelijke taboe. Het is dan ook niet te verwonderen dat de antieke badcultuur
tot een dieptepunt zonk.
185
Bijlagen
Friedrich Ludwig Jahn (1778-1852) klaagde over het feit dat in verschillende Berlijnse scholen het zwemmen
verboden was. Samen met hem hebben vele turnpedagogen het zwemmen weer gepropageerd. Johann
GutsMuths (1759-1839) schrijft dat het zwemmen zeer nuttig is en dat het benut kan worden als reddingsmiddel
bij watergevaar. Omdat mensen vanuit zichzelf op latere leeftijd niet zullen leren zwemmen vond hij dat
zwemles een deel van de volksopvoeding moest worden. Door het zwemmen wordt het lichaam gereinigd
en de spieren versterkt. Hij voegt dus aan het religieuze en medische aspect een praktisch en functioneel
aspect toe aan de zwemkunst, namelijk zichzelf of een ander in geval van nood beschermen tegen de
verdrinkingsdood.
Ondanks de verplichte eindterm “kunnen zwemmen in het 6de leerjaar”, wordt er maar weinig rekening mee
gehouden tijdens de deliberaties.
+HVFKLHGHQLVYDQGH]HOIUHGGLQJ VXUYLYDOVZLPPLQJ
De zelfredding wordt beschouwd als een onderdeel van het reddend zwemmen. De zelfredding behoort tot
de preventieve handelingen van een verdrinkingsongeval. Hiermee
wordt bedoeld: zichzelf in moeilijke omstandigheden kunnen
redden in het water, zonder de hulp van derden, of in afwachting
van hulp van derden. Overlevingszwemmen is eveneens zichzelf
behelpen of trachten te redden wanneer men ongewild in het
water terecht komt of in moeilijkheden geraakt bij het zwemmen.
Dat een persoon zichzelf moet redden, kan dus een gevolg zijn
van:
• Onvoorzichtigheid (bijvoorbeeld te ver zwemmen en moeilijk
terug kunnen, uit een boot vallen).
• Onwetendheid (bijvoorbeeld meegesleept worden door een sterke stroming).
• Onvoorziene omstandigheden (bijvoorbeeld krampen).
Het overlevingszwemmen is niet nieuw. Reeds bij de oude volkeren vond men deze zwemvorm terug, en
dit vooral in de vorm van militaire training. Zo ging men bij de Assyriërs, de oude Egyptenaren en andere
Oosterse beschavingen na hoelang personen konden zwemmen met dierenhuiden die met lucht gevuld
waren.
,HW RYHUOHYLQJV]ZHPPHQ KHHIW HHQ RSŚDNNHULQJ JHNHQG WLMGHQV GH 8ZHHGH ;HUHOGRRUORJ (H )QJHOVH HQ
Amerikaanse marine was namelijk van mening dat ieder wie op zee oorlog voerde - hetzij op een schip, in
een onderzeeër of in een vliegtuig - moest getraind worden om te kunnen overleven op zee. Hiertoe namen
ze in hun opleidingsprogramma bepaalde basisbehendigheden op. Deze “basic skills of personal survival”
waren onder andere:
• Het te water gaan vanaf een bepaalde hoogte.
• Het onderwaterzwemmen na een oppervlakteduik uitgevoerd te hebben.
• Het aannemen van overlevingsvlotposities (al of niet gekleed).
• Het watertrappen en wrikken ter plaatse (al of niet gekleed).
• Het toepassen van overlevingszwemwijzen (al of niet gekleed).
• Het zichzelf behelpen bij spierkrampen.
De laatste decennia is er, vooral in de Verenigde Staten, Australië en Groot-Brittannië, ook buiten het leger,
een grote interesse ontstaan voor het overlevingszwemmen. Ook in België wordt de nood aangevoeld om
de technieken van het overlevingszwemmen grondig te beheersen. Immers heel wat mensen besteden hun
vrije tijd nabij of op het water.
186
(HZHUHOGUHGGLQJVIHGHUDWLH
REDDING
Gedurende de 18e en 19e eeuw werden een aantal reddingsorganisaties opgericht om drenkelingen bij te
staan en tot leven te wekken. De oudste organisatie is de Maatschappij tot het redden van Drenkelingen die
in Amsterdam werd opgericht in 1767, gevolgd door de Royal National Lifeboat Institution (RNLI) opgericht
in Engeland in 1824 en de Royal Life Saving Society (RLSS) die ook in Engeland werd opgericht in 1891.
In diverse landen werden reddingsverenigingen opgericht en de interesse tot samenwerking was aanwezig;
ze wilden van elkaar leren door diverse reddingstechnieken en ervaringen uit te wisselen. In 1878 werd,
onder de leiding van de Franse Reddings Federatie een internationaal congres georganiseerd in Marseille.
Dit congres kende een groot succes en was de start van een internationaal forum rond het redden. Van dit
ogenblik af zijn de contacten tussen de verschillende reddingsorganisaties ontstaan en dit tot op heden.
Diverse congressen en uitwisselingen vonden plaats, maar deze leidden niet noodzakelijk tot de oprichting
van een Internationale Reddings Federatie.
De dynamische Fransman Raymond Pitet gaf echter het idee niet op en organiseerde
in 1900, tijdens de Wereldtentoonstelling in Parijs, een reddingscongres met als doel
één wereldfederatie op te richten. Hij bereikte echter zijn doel niet.
In 1910 had Parijs te kampen met zware overstromingen en de redders waren altijd
paraat. Deze daden van menselijke solidariteit zetten Raymond Pitet weer aan om
een nieuw congres te organiseren, en ditmaal in Saint-Ouen, een stadje nabij Parijs.
Tijdens dit congres werd op 27 maart 1910 de “Fédération Internationale de Sauvetage
(FIS)” eindelijk boven de doopvont gehouden. De FIS werd opgericht door de federaties
uit België, Denemarken, Frankrijk, Groot-Brittannië, Luxemburg en Zwitserland.
Spanje en Italië konden niet aanwezig zijn op de vergadering, maar onderschreven de
stichtingsakte. De FIS vestigde haar zetel vanaf haar oprichting in de Rue Lacroix 28
te Parijs, in de woning van Raymond Pitet. Na de Tweede Wereldoorlog werd de FIS zeer actief en in de
jaren 1945 tot 1955 stelde ze zelfs normen vast voor de hulpverlening aan drenkelingen.
In de geschiedenis van de FIS moet er hulde gebracht worden aan een zeer groot man die geleefd heeft voor
het reddend zwemmen, namelijk Raymond Pitet. Hij werd in Le Havre, een stad in Frankrijk, geboren in 1872.
Op elfjarige leeftijd redt hij vier kinderen van de verdrinkingsdood, wat vermoedelijk de start is geweest van
zijn immense toewijding voor het reddend zwemmen. In 1899 richt hij de Franse Reddings Federatie op en
organiseert hij reeds kampioenschappen voor redders. In 1910 is hij de drijvende kracht achter de oprichting
van de FIS en van diverse reddingsfederaties zoals van deze van Tunesië (1910) en Marokko (1913). Hij overlijdt
in 1960 en zijn echtgenote neemt het roer over als secretaris van de FIS, tot zij op 5 januari 1983 overlijdt.
Op 6 februari 1952 werd de FIS helemaal herboren onder de leiding van Pitet, de naam veranderde in
“Fédération Internationale de Sauvetage et de Secourisme et de Sports Utilitaires”.
Het sportieve aspect van de redding kwam dus ook aan bod.
De landen die lid waren van de FIS waren meestal Europese en Noord-Afrikaanse
landen en de organisatie was hoofdzakelijk gespecialiseerd in reddingen in
zwembaden en in “stil en vlak water”.
Het was dus enigszins te verwachten dat in de jaren zeventig de niet-Europese
landen een organisatie zouden oprichten die zich vooral bezig
zou houden met de redding aan zee en in de branding. Deze
organisatie heette de “World Life Saving” (WLS) en de oprichtende landen waren: Australië,
Groot-Brittannië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten.
187
Bijlagen
Het heeft verschillende jaren onderhandelen gevergd om de leiders van FIS en WLS rond de tafel te krijgen
en ze te overtuigen dat het beter en logischer zou zijn dat het reddend zwemmen in de wereld door één
sterke organisatie werd behartigd.
Op 24 februari 1993, tijdens de Algemene Vergadering van zowel FIS als WLS die georganiseerd werd door
de Belgische Reddings Federatie, zijn te Leuven (België) de FIS en WLS versmolten tot de “International Life
Saving Federation (ILS)”. Het secretariaat van ILS is sedertdien gevestigd op het Gemeenteplein 26 te 3010
Leuven, België.
ILS is ondertussen uitgegroeid tot een vereniging die meer dan 33.000.000
individuele leden telt in meer dan 135 landen.
ILS organiseert tweejaarlijks in de even jaren de wereldkampioenschappen in
OLIHVDYLQJZDDUJHPLGGHOGDWOHWHQDDQGHHOQHPHQHQRš
FLDOV-QGH
oneven jaren organiseert ILS Europese kampioenschappen. ILS organiseert ook
tweejaarlijks het wereldcongres van verdrinkingspreventie.
De Internationale Reddings Federatie (ILS) is erkend door volgende internationale
organen:
• Het Internationaal Olympisch Comité (IOC).
• De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO: World Health Organisation) van de Verenigde Naties.
• De Algemene Vereniging van Internationale Sport Federaties (Sportaccord).
• De Internationale Associatie van Wereld Spelen (IWGA: International World Games Association).
• De Internationale Masters Games Associatie (IMGA: International Masters Games Association).
• De Internationale Militaire Sportraad (CISM: Conseil International du Sport Militaire).
• De Vereniging van Olympisch Erkende Sporten (ARISF: Association of IOC Recognised International Sport
Federations).
• Het Internationale Rode Kruis (IRC: International Red Cross).
Eens dat je redder bent, kan je via de International Life Saving Federation (ILS) je diploma laten
internationaliseren. Gegevens hiervoor kunnen gevonden worden op de website van ILS: www.ilsf.org.
De Belgische en Vlaamse reddingsfederaties
Vanaf de oprichting van de Koninklijke Belgische Zwem- en Reddingsbond in 1906, is het redden in België
verweven met het zwemmen. Naarmate de activiteiten van het zwemmen stegen met de invoering van
waterpolo, schoonspringen, het synchroon zwemmen, enz. schonk men in de KBZRB minder aandacht aan
het redden.
Hierin is verandering gekomen toen op 9 november 1985 de Vlaamse Reddings Centrale (VRC) werd opgericht
en nadien de Belgische Reddings Federatie (BRF). De VRC werd in 1987 erkend door het Bloso en vanaf dat
jaar ook gesubsidieerd. De BRF werd in 1990 volwaardig lid van het Belgisch Olympisch en Interfederaal
'RPLWž &3-' ZDDUYDQ]LMRDřQDQFL OHVWHXQJHQLHWELMKHWXLW]HQGHQYDQDWOHWHQQDDUGH;HUHOGVSHOHQ
De BRF is sinds 1986 lid van de Internationale Reddingsfederatie (de International Life Saving Federation –
ILS). In 1990 werd de Ligue Francophone Belge de Sauvetage (LFBS) opgericht, de Waalse vleugel van de BRF.
In 2011 werd een naamsverandering doorgevoerd. De VRC gaat voortaan als Vlaamse Reddingsfederatie
(RedFed) door het leven.
188
&-.0%+)()6)((-2+774368Ł0-*)7%:-2+
REDDING
Meer uitleg over de reddingssport, de proeven en hoe er aan deel te nemen, wordt hier weergegeven.
Reddingssportproeven kunnen benut worden als oefeningstools.
Ontstaan
In zonnige en strandrijke landen, zoals bijvoorbeeld Australië, ontwikkelde zich op het einde van de 18de eeuw
een sport die erg populair zou worden: de lifesaving sport. Verschillende clubs organiseerden wedstrijden
tussen de leden van één club of tussen verschillende clubs uit dezelfde regio. De sport won aan populariteit,
aanvankelijk in Australië, Nieuw Zeeland en Zuid-Afrika, maar is nu meer en meer populair in de hele wereld.
In het begin van de 19de eeuw werden er al internationale wedstrijden gehouden. In België werden er reeds
vanaf 1938 wedstrijden in het zwembad georganiseerd.
De strand- en zeecompetities winnen sinds 2000 ook in België aan populariteit. In 2001 werd voor de eerste
keer een strand- en zeekampioenschap ingericht. In 2002 werd dit met succes herhaald en volgde er een
Belgisch kampioenschap. Sindsdien vinden deze jaarlijks plaats.
Betekenis
-QGHUHGGLQJVVSRUWNDQPHQQLHWRPGHERRGVFKDSKHHQZHHVřWRPHHQOHYHQWHUHGGHQ-QGH]HVSRUWWDN
wordt dus niet alleen het competitieve element maar ook het praktisch nut beoogd. In landen waar het
redden een onderdeel vormt van het algemeen veiligheidsonderricht, zijn reddingscompetities zeer in trek.
Onder het motto “sportieve wedijver ten gunste van de medemens” voelen meer en meer jongeren
zich aangetrokken tot deze competitievorm waarin men zich niet alleen moet meten in de zuivere
snelheidsproeven, maar waarin het beheersen van sporttechnische vaardigheden in het water belangrijker
zijn. De reddingssport omvat niet alleen diverse zwembadproeven, maar ook zee- en strandproeven.
De link tussen het redden en de reddingssport is zeer nauw. De reddingssport
baseert zich op het zo goed mogelijk beheersen van onderdelen van een
reddingsactie. De competitie zorgt er voor dat de atleet zich optimaal traint om
zo goed mogelijk te kunnen optreden tijdens een echte reddingsactie.
De Vlaamse Reddingsfederatie (RedFed) wakkert de reddingssport in Vlaanderen
aan, door in iedere provincie diverse reddingsclubs op te richten en de jeugd te
sensibiliseren voor deze fascinerende sport. De inspanningen blijven niet zonder
succes. Dankzij de puike resultaten op de Wereldspelen, de Wereld- en de Europese
kampioenschappen komt de reddingssport meer en meer in de belangstelling.
Het Agentschap voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de
Sport en de Openluchtrecreatie, kortweg het Bloso genoemd, de Vlaamse Sport
Federatie (VSF), het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) erkennen
en ondersteunen de reddingssport. RedFed is als sportfederatie, maar ook als
humanitaire federatie, erkend door sportinstanties in Vlaanderen, zoals het Rode
Kruis Vlaanderen, de Vlaamse universiteiten, de professionele bachelor opleidingen of anders Hogescholen,
de Bond voor Lichamelijke Opvoeding (BVLO), de Stichting Vlaamse Schoolsport, enz.
De Vlaamse Reddingsfederatie is de draaischijf van de reddingsopleiding en reddingssport in Vlaanderen en
zorgt voor een constante promotie voor de reddingsopleidingen en reddingssport. Verspreid over een 30-tal
reddingsclubs telt RedFed momenteel meer dan 2.500 aangesloten leden in Vlaanderen.
189
Bijlagen
Disciplines van de reddingssport
De reddingssport omvat de volgende vijf disciplines:
• Zwembaddisciplines – individueel en in teamverband.
• Simulated Emergency Response Competition (SERC) discipline in teamverband.
• Ocean/beach (oceaan/strand) discipline – individueel en in teamverband.
• Surfboats discipline in teamverband.
• -QŚDWDEOH6HVFXH&RDW -6& GLVFLSOLQHLQWHDPYHUEDQG
Van elke discipline bestaat er een apart technisch reglement waarin de wedstrijden en de wedstrijdmodaliteiten
uitgelegd worden.
Soorten competities
In Vlaanderen kent men de volgende competities: club, inter-club, provinciale, Vlaamse, nationale en
internationale competities georganiseerd door RedFed in Vlaanderen.
Wedstrijden en proeven
A.
Zwembad discipline
De zwembad discipline kan georganiseerd worden in een 50m of een 25m zwembad, al dan niet overdekt.
Deze discipline bestaat uit de volgende proeven:
Individuele proeven (voor heren en dames)
• 100 of 200m hinderniszwemmen (Obstacle Swim).
• 50 of 100m popredden met vinnen (Manikin Carry with Fins).
• 50 of 100m reddingscombiné (Rescue Medley).
• 50m popredden (Manikin Carry).
• 50 of 100m popslepen met een gordel en vinnen (Manikin Tow
with Fins).
• 100 of200m Super Lifesaver (Super Lifesaver).
Team proeven (voor heren en dames)
• 4x50m hinderniszwemmen (Obstacle Relay).
• 4x25m popredden (Manikin Relay).
• [PJRUGHODŚRVVLQJ 1HGOH\6HOD\ • Lijnwerpen (Line Throw).
B.
Ocean/beach discipline
De ocean/beach discipline (soms ook openwaterdiscipline genoemd)
kan georganiseerd worden in een zee, een meer of een plas. Deze
discipline bestaat uit de volgende proeven:
Individuele proeven (voor heren en dames)
• Beach Flags.
• Beach Sprint (70m of 90m).
• Beach Run (1km of 2 km).
• Surf Race.
• Board Race.
• Surf Ski Race.
• Run-Swim-Run.
• Oceanman/Oceanwoman.
190
Team proeven (voor heren en dames)
• Beach Relay (4x90m).
• Surf Relay.
• Surf Teams Race.
• Rescue Tube Rescue.
• Board Rescue.
• Board Relay.
• Oceanman/Oceanwoman Relay.
REDDING
C.
SERC discipline
SERC staat voor Simulated Emergency Response Competition. Een team van vier personen komt het zwembad
binnen en moet, binnen een tijd van twee minuten, levensreddende
vaardigheden toepassen in verschillende gesimuleerde noodsituaties
die tegelijkertijd optreden. Alle ongevallen zijn dezelfde voor alle
teams. Per ongeval worden de teams beoordeeld door de zelfde jury.
De SERC discipline kan georganiseerd worden in een zwembad (al dan
niet overdekt), een meer of een plas. Deze discipline bestaat uit de
volgende proef:
Team proeven (voor heren en dames gemengd)
• SERC.
D.
IRB discipline
De IRB discipline kan georganiseerd worden in een zee, een meer of
een plas. Deze discipline bestaat uit de volgende proeven:
Team proeven (voor heren en dames)
• Single Rescue (1D+1C+1P).
• Mass Rescue (1D+1C+2P).
• Team Rescue (2D+2C+2P).
• Rescue Tube (1D+1C+1P).
(D: driver – C: crew – P: patiënt)
E.
Surfboat discipline
De Surfboat discipline kan georganiseerd worden in een zee, een meer of een plas. Deze discipline bestaat
uit de volgende proeven:
Team proeven
• Surfboat Open (voor heren en dames).
• Surfboat Reserve Grade (voor heren en dames gemengd).
• Surfboat onder 19 jaar (voor heren en dames gemengd).
191
Bijlagen
BIJLAGE 5 - ENKELE BEGRIPPEN IN VERBAND MET WARMTEREGELING
Warmteregeling of thermoregulatie is het vermogen van een organisme om zijn lichaamstemperatuur binnen
bepaalde grenzen te houden, zelfs wanneer de omgevingstemperatuur zeer verschillend is.
De mens heeft een warmbloedig lichaam. De meeste lichaamswarmte wordt gegenereerd door
verbrandingsprocessen in diepe organen zoals de lever, de hersenen en het hart en in de samentrekking van
skeletspieren [*].
Er zijn vijf systemen van warmteverlies/winst:
1. Convectie.
2. Geleiding of conductie.
3. Straling of radiatie.
4. Verdamping of evaporatie door zweten.
5. En in mindere mate door respiratie, urinatie en defecatie.
evaporatie
Radiatie
inwendige
warmte
conductie
convectie
warmteproductie
warmteverlies
Als de huidtemperatuur hoger is dan de omgevingstemperatuur, kan het lichaam warmte verliezen
door straling en geleiding. Maar, als de omgevingstemperatuur hoger is dan die van de huid, bouwt het
lichaam warmte op door straling en geleiding. In dergelijke omstandigheden is de enige manier waarop
het lichaam zich kan ontdoen van warmte de verdamping. Dus, als de omgevingstemperatuur hoger is dan
de huidtemperatuur, zal alles wat de verdamping voorkomt (zoals een warme vochtige omgeving) ervoor
zorgen dat de kerntemperatuur stijgt.
De hersenen creëren veel warmte door de talloze reacties die optreden. Zelfs het proces van denken doet
warmte ontstaan. Het hoofd heeft een complex systeem van bloedvaten die de hersenen behoedt voor
oververhitting doordat zij bloed naar de dunne huid van het hoofd jaagt, waardoor warmte verloren gaat.
Het evenwicht tussen warmteproductie en -verlies bepaalt de lichaamstemperatuur.
[*] +X\WRQ%' ,DOO.) 8H[WERRNRI1HGLFDO4K\VLRORJ\ WKHGLWLRQ 4KLODGHOSKLD)OVHYLHU7DXQGHUVS
192
REDDING
%
(HZDUPWHUHJHOLQJLQNRXGZDWHU
Wanneer een lichaam ondergedompeld wordt in koud water, zorgen een aantal thermoregulatorische
reacties voor een beperking van het warmteverlies enerzijds en voor een verhoging van de warmteproductie
anderzijds.
,HWZDUPWHYHUOLHVEHSHUNHQ
Om het warmteverlies te beperken, zullen de hersenen prikkels sturen met een perifere vasoconstrictie en
‘kippenvel’ tot gevolg.
De vasoconstrictie
De vasoconstrictie (dit is het vernauwen van de bloedvaten) zal een verandering in de warmteregulatie
teweegbrengen; de isolatiecapaciteit van de huid zal hierdoor veranderen en de huid zal beter isoleren. De
huid zelf neemt redelijk snel de temperatuur van de omgeving aan, terwijl de dieper gelegen delen warmer
blijven.
Aangezien er weinig isolerende vetlagen zijn op het schedeldak ondergaan de bloedvaten rond het hoofd
in veel mindere mate een actieve vasoconstrictie, uiteraard om te verhinderen dat de hersenen al te vlug
onderkoelen. De afkoeling van de hersenen moet immers worden beperkt, aangezien deze van zeer groot
belang zijn voor het adequaat vervullen van de lichaamsfuncties.
In de hoofdhuid zijn er weinig zenuwen die de vasoconstrictie veroorzaken van de bloedvaten rond de
schedel. De zenuwen blijken ook traag te reageren op koude prikkels. Het hoofd voelt bovendien niet koud
aan, in tegenstelling tot andere lichaamsdelen onder dezelfde voorwaarden. Het is immers zo dat er slechts
weinig koude receptoren in de hoofdhuid aanwezig zijn; om die reden merkt een drenkeling niet zo snel dat
het nodig is het hoofd extra te beschermen.
Het hoofd kan dus beschouwd worden als een lichaamszone met een groot warmteverlies. Volgens sommige
auteurs verliest een ondergedompelde drenkeling via het hoofd, de nek en de hals de helft van de door
het lichaam geproduceerde warmte; de andere helft verliest
hij langs de overige delen van zijn lichaam. Het is bijgevolg
zeer belangrijk drijf- en zwemtechnieken te propageren die het
hoofd, de hals en de nek tegen extreme afkoeling beschermen.
Technieken die de onderdompeling van het hoofd impliceren
zijn dus niet bruikbaar in koud water.
Deze laatste technieken, waaronder de bekende ‘paddenstoel’YORWZLM]H HQ GH GURZQSURRřQJVWHFKQLHNHQ KHEEHQ
hoofdzakelijk tot doel drenkelingen drijvend te houden, zonder
belang te hechten aan het ‘boven water’ houden van het hoofd.
Bij deze technieken moeten de drenkelingen eerst hun longen
maximaal met lucht vullen
en nadien zo veel mogelijk
lichaamsdelen (en dus ook
het gezicht) onderdompelen.
Deze
technieken
zijn
ontstaan in zwembaden
waar het water warmer is
en waar het probleem van de
hypothermie zich niet stelt.
(HłSDGGHQVWRHOŃYORWZLM]HHQGURZQSURRřQJVWHFKQLHNHQ]LMQGXVYHURXGHUG
en mogen niet meer aangeleerd worden als goede overlevingstechnieken.
193
Bijlagen
Onderdompeling van het gezicht na een diepe inspiratie leidt niet alleen tot een aanzienlijk warmteverlies,
maar ook tot een verlaging van de hartslag (bradycardie), met soms hersenhypoxie (een tekort aan zuurstof
in de hersenen) en vaak bewustzijnsverlies tot gevolg. Bovendien zal het vertoeven in koud water meestal
hyperventilatie (overvloedig in- en uitademen) uitlokken, zodat het inhouden van de adem (en dus de
WRHSDVVLQJYDQGHGURZQSURRřQJVWHFKQLHN RQPRJHOLMNZRUGW
Bij onderdompeling in koud water is het voor de drenkeling van levensbelang een optimaal drijfvermogen
te combineren met een maximaal warmtebehoud. Dit is niet mogelijk bij toepassing van vlottechnieken
waarbij het hoofd ondergedompeld wordt, aangezien deze de kerntemperatuur snel doen dalen tot aan de
grens van de hypothermie. Er treedt dan een gevoel van misselijkheid op, met hoofdpijn, spierkrampen en
wat men in het Engels “spiritual failure” noemt. “Spiritual failure” duidt op het verlies van de wil om verder
te leven (een vorm van apathie) en houdt vermoedelijk verband met een tekort aan suikers in het bloed
(hypoglycemie) als gevolg van de overdreven en langdurige warmteproductie. “Spiritual failure” is ook een
oorzaak van overlijden wanneer te veel warmte is verloren gegaan. Wij herhalen dus dat het bewaren van
de lichaamswarmte prioritair moet zijn bij iedere overlevingstechniek.
De vasoconstrictie is maximaal bij een watertemperatuur onder de 20°C. Wanneer de watertemperatuur
minder dan 12°C bedraagt, schiet na verloop van tijd de vasoconstrictie vaak tekort.
Deze verminderde vasoconstrictie wordt “koude vasodilatatie” of “hunting” genoemd, en wordt veroorzaakt
door de verlamming van de bloedvaten door de koude. In feite is dit een geleidelijk in werking tredend
verdedigingsmechanisme van het lichaam tegen het afsterven (necrose) van de weefsels die weinig bebloed
werden. Er zijn nog geen middelen of methoden gevonden om de bloedvaten tegen deze “koude verlamming”
te beschermen. Vaak voorkomende symptomen zijn rode huid met plekken en jeuk op de aangetaste zones.
Kippenvel
De hersenprikkels veroorzaken bovendien het zogenaamde “kippenvel”, het verschijnsel waarbij door
samentrekking van de haarspieren de haren rechtop komen te staan. Algemeen wordt aangenomen dat deze
ODDWVWHUHŚH[YDQZHLQLJEHODQJLVELMGHPHQV&LMYDFKWGLHUHQGDDUHQWHJHQKRXGHQGHYDFKWKDUHQRSGH]H
ZLM]HZDUPHOXFKWYDVWHQLVGH]HUHŚH[GXVYDQJURWHEHWHNHQLVELMGHSURWHFWLHWHJHQNRXGH
(HZDUPWHSURGXFWLHYHUKRJHQ
De warmteproductie zal toenemen door zowel een verhoging van de activiteiten in de organen (verhoogd
metabolisme), als door een tonusverhoging in de spieren. Dit laatste zal eerst leiden tot rillen, nadien tot
beven en klappertanden. Deze reacties kunnen de warmteproductie verhogen. Door spierarbeid gaan de
bloedvaten weer uitzetten, wat weer voor een snellere afkoeling kan zorgen.
B.
Factoren die de temperatuur beïnvloeden
Wij bespreken hier een aantal factoren die de huid- en kerntemperatuur beïnvloeden; wij maken een
onderscheid tussen “aan het individu gebonden factoren” en “ aan het milieu gebonden factoren”.
Aan het individu gebonden factoren
De hoeveelheid vetweefsel
De onderhuidse vethoeveelheid is een belangrijke, zo niet de belangrijkste beschermende factor tegen een
koude omgeving. Bij onderdompeling in koud water wordt immers de doorbloeding van de huid en de
onderhuidse vetlaag snel bemoeilijkt door vasoconstrictie. Wanneer de onderhuidse vasoconstrictie sterk
uitgesproken is, zal een grotere hoeveelheid onderhuids vet beter isoleren dan een kleine vethoeveelheid.
Dikkere personen kunnen dus gemiddeld langer overleven in ijskoud water dan magere personen. Behalve
isoleren zal het vet ook passief bijdragen tot een beter drijfvermogen: dikkere personen hebben een kleiner
soortelijk gewicht en drijven dus beter.
194
REDDING
De absolute lichaamsoppervlakte
Grotere personen hebben een grotere absolute lichaamsoppervlakte, met andere woorden: er wordt een
grotere contactlaag blootgesteld aan het koude water, met een groter warmteverlies tot gevolg. Men moet
echter rekening houden met de relatieve lichaamsoppervlakte.
De relatieve lichaamsoppervlakte
Kleinere personen hebben een grotere relatieve lichaamsoppervlakte (dit is de absolute lichaamsoppervlakte
gedeeld door de lichaamsmassa), waardoor ze relatief gezien
sneller afkoelen. Vroeger ging men er van uit dat zij in koud
water sneller afkoelden en hierdoor meer overlevingskansen
hadden. Een studie [*] bij 61 personen heeft aangetoond dat
kinderen geen beter resultaat hebben dan volwassenen.
61 slachtoffers (leeftijdscategorie: 0,5-60 jaar, gemiddelde
29 jaar) werden onderzocht waarvan 40 mannen en 26
kinderen (<16 jaar). De gemiddelde watertemperatuur
was 17°C (bereik: 0-33°C). De gemiddelde onderdompeling
voor de 43 overlevenden (70%) was 10 minuten (bereik:
1-38 min). 26 personen (43%) overleefden de situatie met
milde neurologische invaliditeit en hadden een gemiddelde
onderdompeling ondergaan van 5 minuten (bereik: 1-21 min). Bij de personen die de onderdompeling niet
overleefden was de gemiddelde onderdompelingstijd 16 min (bereik: 2-75 min). De leeftijd van de patiënt, de
ZDWHUWHPSHUDWXXUHQUHFWDOHWHPSHUDWXXUZDUHQJHHQVLJQLřFDQWHYRRUVSHOOHUVYDQRYHUOHYHQ
Het geslacht
Aangezien vrouwen meestal meer onderhuids vet hebben dan mannen, zullen zij minder gemakkelijk afkoelen.
Vrouwen hebben echter meestal ook een grotere relatieve lichaamsoppervlakte, zodat ze sneller afkoelen.
De leeftijd
Oudere personen hebben meestal meer vet dan kinderen. Kinderen hebben daarenboven een grotere relatieve
lichaamsoppervlakte waardoor ze sneller afkoelen dan oudere personen.
De adaptatie
Diverse auteurs beweren dat een mens een zekere graad van koude gewenning kan ontwikkelen wanneer
hij regelmatig in koude temperaturen vertoeft. Zo werd vastgesteld dat kanaalzwemmers tot 20 uur
konden zwemmen in water van 15°C, een temperatuur waarbij schipbreukelingen slechts 4 tot 6 uren
konden overleven. Het adaptatieproces wordt gekenmerkt door een verhoging van het metabolisme (de
energieproductie), waardoor het warmteverlies wordt gecompenseerd.
De lichaamszones
Men heeft vastgesteld dat de afkoeling van sommige lichaamsdelen groter is dan van andere. Wij zagen
reeds dat het hoofd, de nek en de hals dergelijke zones waren. Dit geldt ook voor de oksels, de schouders
(voor en achter) en de lieszone. Met dit gegeven zou men moeten rekening houden bij het ontwerpen van
bijvoorbeeld zwem-, surf- en de reddingsvesten.
[*] 4 7XRPLQHQD ' &DLOOLHE 6 /RUSHODD 7 6DXWDQHQF 7 6DQWDD /8 3ONNRODG -PSDFW RI DJH VXEPHUVLRQ WLPH DQG ZDWHU
WHPSHUDWXUHRQRXWFRPHLQQHDUGURZQLQJ6HVXVFLWDWLRQSS
195
Bijlagen
Aan het milieu gebonden factoren
De watertemperatuur
Algemeen kan men stellen dat een persoon die zwemt in water met een temperatuur van 28 tot 35°C meer
warmte produceert dan verliest. In water van 24 tot 28°C zal hij zich meestal ‘comfortabel’ voelen. Bij een
watertemperatuur van 21 tot 24°C kan hij zijn lichaamstemperatuur soms nog op peil houden of zelfs
verhogen. In water met een lagere temperatuur dan 21°C zal de warmteproductie de afgaven gewoonlijk niet
compenseren en zal de zwemmer afkoelen.
Men beschouwt een watertemperatuur van 35 tot 36.5°C als een thermisch neutrale temperatuur. Hierin kan
iedere drenkeling zeer lang overleven. Spijtig genoeg is er op onze aardbol slechts weinig water met een
dergelijke hoge temperatuur.
Wanneer de watertemperatuur minder dan 30°C bedraagt, zullen de meeste drijvende drenkelingen, en
vooral de magere personen, na een tijd hypothermisch worden. Bij een watertemperatuur van 24°C zal
wie drijft in badpak met ondergedompeld hoofd snel afkoelen; na 15 tot 20 minuten zal hij reeds beven en
na 40 tot 60 minuten zal hij daarenboven spierkrampen vertonen. Als door lichte (wrik)bewegingen het
hoofd boven water wordt gehouden, kan hij in water van 24°C een tiental uren vertoeven voordat dezelfde
symptomen optreden. Dit werd reeds in 1964 vastgesteld.
De viscositeit (vloeibaarheidsgraad van het water)
Naarmate het water kouder wordt, wordt de vloeibaarheidsgraad ervan kleiner (het water wordt ‘minder
vloeibaar’). Wanneer een inspanning geleverd moet worden in koud water, ondervindt de zwemmer een
grotere weerstand van het water zelf.
De golving en de stroming
Naarmate er meer golving en stroming in het water zijn, zal een drijvende drenkeling sneller afkoelen,
aangezien het water naast het lichaam stroomt en de warmte wegneemt. Ook een zwemmende drenkeling
zal hierdoor worden gehinderd, doordat hij steeds over de golven heen moet zwemmen en de stroming hem
van zijn koers zal doen afwijken.
Beschermende kleding en/of wetsuits
Kleding speelt een belangrijke rol in de bescherming van het lichaam
tegen afkoeling, vooral wanneer de drenkeling ter plaatse blijft drijven.
Het al dan niet aanhouden van kleding is afhankelijk van twee factoren,
namelijk de isolerende eigenschap van het kledingstuk enerzijds en het
gewicht ervan anderzijds.
Goed isolerende kleding voldoet aan twee vereisten: ze moet goed rond
het lichaam aansluiten, zonder evenwel de bewegingsvrijheid al te sterk
te belemmeren en ze moet dicht ‘geweven’ zijn. Onder deze voorwaarden
kan kleding de isolatiecapaciteit aanzienlijk verhogen. In ieder geval zal
bij passieve onderdompeling de afkoeling dankzij de kleding een tijd
worden uitgesteld, maar de hypothermie zal niet totaal voorkomen
worden. Te zware kleding (bv. een jas of laarzen) gebruikt men beter als
drijfmiddel dan als isolatiemiddel. Jas of laarzen kunnen immers door een
eenvoudige techniek omgevormd worden tot uitstekende drijfmiddelen
(hierop komen wij later terug).
196
REDDING
In een noodsituatie is het aan te raden zo veel mogelijk kledingstukken aan te houden en zo weinig mogelijk
te bewegen. Verder beschikt men best over een vlotmiddel waaraan men zich vastklampt en zorgt men
ervoor dat hoofd (en liefst ook de schouders) boven water blijft. Wanneer men daarenboven nog de armen
tegen de borst kan drukken om de okselzone te beschermen en de knieën kan optrekken om de liesstreek te
EHVFKHUPHQGDQ]DOPHQKHWZDUPWH YHUOLHVWRWHHQPLQLPXPEHSHUNHQHQGHRYHUOHYLQJVWLMGDDQ]LHQOLMN
verlengen. Ten slotte kan de ingehouden urine in de urineblaas als een bijkomende warmtebron fungeren.
Het aanhouden van hinderlijke kleding tijdens het zwemmen wordt meestal afgeraden. Er werd in dit
verband vastgesteld dat een geklede drenkeling 35% méér afkoelt tijdens het zwemmen dan tijdens het
ter plaatse drijven. Hoe sneller een drenkeling zwemt, des te sneller zal het opgewarmde water uit de
kleding wegvloeien en de drenkeling afkoelen. We mogen dus besluiten dat zwemmen in koud water, ook
wanneer men gekleed is, het warmteverlies drastisch zal versnellen: enerzijds door de stroming van het
water langsheen het lichaam, anderzijds door de opening van de huidbloedvaten (vasodilatatie) die gepaard
gaat met de spierwerking.
Kleding zal ook bij het zwemmen de bewegingen beperken en de zwemmer vermoeien. De meesten zijn
bovendien niet gewend aan gekleed zwemmen; men zou dit moeten aanleren in de zwembaden. In ieder
geval mag men een vlotmiddel, zoals bijvoorbeeld een reddingsboei of -gordel, nooit uitdoen om sneller te
kunnen zwemmen.
Een drenkeling moet er zich rekenschap van geven dat de keuze tussen ter plaatse drijven en hulp afwachten
enerzijds en naar de kust zwemmen anderzijds afhankelijk is van diverse factoren zoals:
• De watertemperatuur.
• De af te leggen afstand en dus ook de eigen zwemcapaciteit.
• Het al dan niet beschikken over vlotmiddelen. Een
belangrijke stelregel: laat nooit uw vlotmiddel in de steek,
neem het desnoods mee.
• Het al dan niet gekleed zijn.
Vanzelfsprekend is het een drenkeling niet aangeraden naar
de oever te zwemmen wanneer hij zich in water bevindt met
een temperatuur lager dan 21°C, isolerende kleding draagt, een
vlotmiddel heeft, het hoofd uit het water kan houden en weet
dat de af te leggen afstand voor hem te groot is. Mocht hij
toch trachten te zwemmen, dan moet hij er zich rekenschap
van geven dat hierdoor het warmteverlies groter zal zijn dan de warmteproductie en dat hij spoedig in een
hypothermische toestand zal geraken.
Insmeren met vet verhoogt de isolatiecapaciteit van de huid
Kanaalzwemmers wrijven zich voorafgaandelijk in met vet. Omdat deze isolatieverhogende factor niet van
toepassing is bij de gewone drenkeling, gaan wij er niet dieper op in.
(H ZDWHUWHPSHUDWXXU LQ KHW ]ZHPEDG LV DOWLMG ODJHU GDQ GH OLFKDDPVWHPSHUDWXXU (LW UHVXOWHHUW
LQ ZDUPWHYHUOLHV 8LMGHQV KHW ]ZHPPHQ ZRUGW ZDUPWH JHSURGXFHHUG GRRU VSLHUDUEHLG >RODQJ GH
JHSURGXFHHUGHZDUPWHGHDIJHVWDQHZDUPWHFRPSHQVHHUW]XOOHQHU]LFKTXDOLFKDDPVWHPSHUDWXXUJHHQ
problemen voordoen.
197
Bijlagen
Temperatuur
Symptomen
36,0°C
Koudegewaarwording
• vasoconstrictie van de huid
• toename zuurstofopname
• kippenvel
35,0°C
Milde hypothermie
• rillen
• zwakke hartslag
• mentale verwarring
• loomheid en desoriëntatie
• verzwakt motorisch vermogen
34,0°C
Maximaal rillen
• verminderde gevoeligheid apathie
• zuurstofopname neemt af misselijkheid
33,0°C
Hart aritmie
• vertraagde hartslag
• rillen kan ophouden en plaatsmaken voor spierstijfheid
32,0°C
Matige hypothermie
• verminderde reactie op koudeprikkels
• verminderde ademhaling
• motorisch gedrag is zeer inadequaat
• drenkeling heeft grijze en bleke kleur
30,0°C
Bewusteloosheid en coma
6HŚH[HQKRXGHQRS
• KXLGUHŚH[HQ SLMQUHŚH[
• SXSLOUHŚH[
29,0°C
Circulatiestoornissen
• SHHVUHŚH[
28,5°C
28,0°C
Ernstige hypothermie
• KDUWřEULOODWLH
26,0°C
24,0°C
198
22,0°C
Diepe hypothermie
20,0°C
Dood
BIJLAGE 6 - VLAGSIGNALEN
REDDING
199
Bijlagen
BIJLAGE 7 - HANDSIGNALEN
Handsignalen werden ontwikkeld door reddersorganisaties om een effectieve communicatie tussen de redders
te hebben waar andere communicatieapparatuur niet beschikbaar is. Het vermogen om te communiceren,
vooral in een levensbedreigende situatie wordt beschouwd als een belangrijke vaardigheid [*]. Deze signalen
zit ook in de basisopleiding van verschillende watersporten, zoals surfen, zeilen, enz.
Reddingssignalen
Signaal
Actie
Met een arm boven het hoofd
wuiven.
Betekenis
Ik heb hulp nodig, stuur
bijkomende redders.
Beide armen gekruist boven het
hoofd.
Ernstige noodkreet. Een zwemmer
is vermist en onder water.
Raak het voorhoofd met de
vingers.
Geen bijkomende hulp nodig.
Een arm die boven het hoofd
draait terwijl de andere arm
horizontaal wordt gehouden.
Zoek daar het slachtoffer.
[*] -070LIHVDYLQJ4RVLWLRQ7WDWHPHQWŁ047,DQGVLJQDOVIRUOLIHJXDUGV%SULOwww.ilsf.org
200
REDDING
Signalen om van richting te veranderen
Signaal
Actie
Twee handen boven het hoofd.
Betekenis
Zwem verder van de oever.
Een hand boven het hoofd.
Zwem naar de oever.
Een hand gericht naar links.
Ga naar links.
Een hand gericht naar rechts.
Ga naar rechts.
201
Bijlagen
BIJLAGE 8 - DE ZELFREDDING
Met de zelfredding bedoelt men het zichzelf in moeilijke omstandigheden kunnen redden in het water,
zonder de hulp van derden of in afwachting van hulp van derden. De zelfredding bestaat uit het toepassen
van technieken waardoor de eigen overlevingskansen aanzienlijk vergroten.
Het leren “overleven” is een onderdeel van het redden [*]. Het heeft tot doel geoefende zwemmers te vormen
die meer kans hebben om te overleven in gevaarsituaties in en rond het water. Het primair doel blijft dus
de strijd tegen de verdrinkingsdood want elke verdrinking is er één te veel.
De zelfreddingstechnieken komen neer op een optimaal gebruik van bepaalde vaardigheden en technieken
om zo goed mogelijk te drijven, terwijl men toch nog de lichaamswarmte maximaal behoudt.
De term “survival swimming” geeft een verkeerd beeld van de optimale overlevingstechniek. Men zou beter
spreken over “overleven in water”. Het is niet zozeer het zwemmen, maar eerder het economisch vlotten,
waarbij rekening wordt gehouden met afkoeling en uitputting, dat belangrijk is. Afhankelijk van de duur
van een verblijf in water met een bepaalde temperatuur zal de lichaamstemperatuur sterk dalen en dit kan
dodelijk zijn.
Wanneer men in het water raakt, moet men de nuttige kleding aanhouden (betere isolatie) en zo snel
mogelijk proberen uit het water te komen. Wanneer dit niet mogelijk is, treft men, in afwachting van hulp,
ter plaatse maatregelen ter voorkoming van warmte- en energieverlies, die de kans op overleven vergroten.
Het is de bedoeling om in dit deel levensechte technieken voor te stellen om het overleven in water te
EHKHHUVHQ&LMGHEHVFKULMYLQJYDQGHYHUVFKLOOHQGHWHFKQLHNHQZLOOHQZLMRQVQLHWEHSHUNHQWRWžžQVSHFLřHNH
situatie. De verschillende vaardigheden dienen immers in verschillende noodsituaties aangewend te worden.
Belangrijk is dat men leert kiezen uit diverse methodes. Initiatief nemen en benutten van beschikbaar
materiaal zijn erg belangrijk. Een juiste kijk op de situatie is noodzakelijk om de beste oplossing te vinden.
Uiteindelijk zijn er bij overleven in het water slechts twee mogelijkheden: succes of mislukking.
;DWHUWUDSSHQHQZULNNHQ
Watertrappen met de voeten
Watertrappen is een essentiële vaardigheid, zowel in het overlevingszwemmen als in het reddend zwemmen.
Het is onmisbaar bij elke handeling in het water waarbij de zwemactiviteit moet worden onderbroken,
zoals bij het overschouwen van de toestand, het wachten op hulp, het helpen van een andere zwemmer,
het uitdoen en opblazen van kleding. Door rustig water te trappen kunnen we in een noodsituatie het
energiegebruik verminderen en de afkoeling afremmen. Meestal gebruikt men de schoolslag-beenbeweging
die veel doeltreffender is dan de crawl-beenbeweging. Men kan simultaan (zoals bij schoolslag) of alternatief
(zoals bij waterpolo) watertrappen. Het watertrappen kan ook ondersteund worden door een wrikkende
beweging van de handen.
Wrikken met de handen
Een goede zwemmer kan met een rustige wrikbeweging van de handen het hoofd boven water houden. Als
hij dan de benen optrekt om de lieszone af te schermen kan hij het warmteverlies sterk beperken. Wanneer
men de bovenarmen tegen de romp houdt en enkel met de onderarmen wrikt, beschermt men ook de
okselzone.
[*] -070LIHVDYLQJ4RVLWLRQ7WDWHPHQW&DVLFDTXDWLFVXUYLYDO7NLOOwww.ilsf.org.
202
3YHUOHYLQJVYORWSRVLWLHV]RQGHUKXOSPLGGHOHQ
REDDING
De overlevingsvlotpositie (overlevingstechniek zonder voorwaartse verplaatsing) behoort tot één van
de onontbeerlijke technieken van de overleving in het water. Het beheersen ervan geeft de drenkeling
de kans krachten te sparen, bewegingen tot een minimum te herleiden en zo zijn energie te gebruiken
om lichaamsafkoeling tegen te gaan. Belangrijk hierbij is overbodige bewegingen te vermijden, rustig en
ontspannen te ademen en het lichaam zo veel mogelijk ondergedompeld te houden (drijfvermogen stijgt).
Het drijfvermogen, dat afhankelijk is van de gestalte, de lichaamscompositie en de vetmassa, is individueel
erg verschillend. Iedereen moet dus voor zichzelf uitmaken hoe hij maximaal gebruik kan maken van de
draagkracht van het water en van eventuele hulpmiddelen, zonder daarbij veel energie te verliezen.
Het drijven is een essentiële vaardigheid om te kunnen overleven in het water. Normaal gezien drijven de
meeste personen met volle longen. Het gebruik van het drijfvermogen van vooral de longen moet op voorhand
goed ingeoefend worden. Iemand die verticaal in het water hangt, kan door een correcte wisselwerking van
in- en uitademing uren drijven zonder één vinger te bewegen.
Het drijven kan gebeuren op verschillende manieren:
Bewegingsloos vlotten op de rug
De zwemmer ligt in ruglig, met de armen zij-opwaarts gespreid en gestrekt en de benen zijwaarts gespreid.
Hierdoor komt het zwaartepunt onder het perspunt te liggen zodat de zwemmer in evenwicht ligt. Deze
techniek is toepasbaar door personen met een goed vlotvermogen. De ademhaling kan op een ontspannen
manier gebeuren.
De verticale drijfhouding met gezicht uit het water
De zwemmer ligt gestrekt in het water. Het hoofd wordt achterover gestrekt zodat mond en neus boven
water komen. Om het maximale drijfvermogen in deze houding te bewaren, moet men snel in- en uitademen
terwijl het gezicht even buiten water is.
Ruggelings vlotten met lichte wrikbewegingen
De zwemmer ligt op zijn rug met de armen naast het lichaam. Met beide handen voert hij een wrikbeweging
uit ter hoogte van de dijen; met beide benen doet hij een lichte crawlbeweging. Deze houding garandeert
een goed evenwicht, en is zelfs vol te houden door zwemmers met een gering vlotvermogen. De ademhaling
kan ook hier op een ontspannen manier gebeuren.
203
Bijlagen
Kwaldrijven
Kwaldrijven is een voorlingse vlotpositie, waarbij het gezicht en het hoofd bijna constant ondergedompeld
zijn. De zwemmer ligt voorlings in het water, de benen opgetrokken onder het lichaam en de armen rond
de knieën geslagen. Het hoofd hangt neerwaarts en bevindt zich onder het wateroppervlak. Om te ademen
worden de armen neerwaarts geduwd en wordt het hoofd omhoog gebracht, zodanig dat mond en neus
net boven het wateroppervlak komen. Deze manier van vlotten is zeer economisch omdat het lichaam zich
grotendeels onder het wateroppervlak bevindt, wat het drijfvermogen bevordert. Deze techniek is echter
afgeraden om lange tijd te overleven aangezien het hoofd voortdurend is ondergedompeld en er hierdoor
veel warmte verloren gaat.
(URZQSURRřQJVWHFKQLHN
(HŅGURZQSURRřQJVWHFKQLHNņLVLQIHLWHHHQYDULDQWHRSKHWNZDOGULMYHQ(HSHUVRRQOLJWYRRURYHUJHERJHQLQ
het water met het hoofd onder water, de armen zij-opwaarts gestrekt en de benen naar beneden hangend.
De kruin van het hoofd en de schouders zijn zichtbaar aan de oppervlakte. Om te ademen volstaat het
om het hoofd te heffen terwijl de armen neerwaarts worden gedrukt. Het gezicht komt hierdoor uit het
water zodat men kan inademen. Nadien wordt de ontspannen drijfhouding terug aangenomen. Om dezelfde
redenen als hierboven beschreven is ook deze techniek als overlevingstechniek eigenlijk ongeschikt.
Overlevingsvlotposities met hulpmiddelen
Kleding als hulpmiddel
Kleding kan omgevormd worden tot een luchtzak en als zodanig een hulpmiddel zijn bij het drijven. Het al
dan niet aanhouden en dus gebruiken van kleding zal afhangen van de watertemperatuur, de af te leggen
DIVWDQG GH JHRHIHQGKHLG YDQ GH ]ZHPPHU GH VSHFLřFLWHLW YDQ GH NOHGLQJ HQ] (H ]ZHPPHU PRHW HHQ
onderscheid kunnen maken tussen nuttige en gevaarlijke kledingstukken.
Zware of wijdmazige kleding, zoals een jas, een wollen trui of laarzen zullen veel water opslorpen, de
bewegingen van de zwemmer beperken en deze nog meer vermoeien. Als men niet over een vlotmiddel
beschikt en men zwemmend moet overleven, trekt men dergelijke kleding best zo snel mogelijk uit. Als er
wel vlotmiddelen beschikbaar zijn, kunnen deze kleren nuttig zijn om de temperatuur van de drenkeling op
peil te houden.
204
REDDING
0LFKWHRIřMQPD]LJHNOHGLQJVWXNNHQEOLMYHQRRNZDQQHHU]HQDW]LMQHHQWLMGMHRQGRRUODDWEDDU]HKRXGHQ
zodoende een luchtlaag tegen het lichaam (isolatie) en kunnen ook aangewend worden als luchtzak.
Vooraleer de zwemmer zich begint te ontkleden, moet hij rustig overdenken welke kleding hij zal uittrekken
en welke hij zal aanhouden. Bij het uittrekken van kleding uit katoen of nylon moet hij oppassen, want deze
stoffen kleven tegen het gezicht.
In geval van nood kan men van kleding luchtzakken maken, die als goede vlotters dienst doen. Het feit
dat verscheidene soorten natte kleren lucht kunnen bevatten en vasthouden, heeft in het verleden reeds
onschatbare diensten bewezen bij ongevallen in het water.
Lucht kan geruime tijd in de kleding worden vastgehouden op voorwaarde dat men de kleren niet te
diep onder water trekt of er de lucht niet uit duwt door erop te gaan liggen. Linnen, katoenen en de
meeste synthetische kleding is erg geschikt als drijfmateriaal. Dit wil niet zeggen dat andere kledingstukken
automatisch moeten weggeworpen worden, integendeel: een zware laars kan een uitstekend vlotmiddel zijn
waarmee men uren kan drijven.
Uitdoen van kleding
Kleding in het water uitdoen is moeilijk en moet regelmatig geoefend worden.
a) Uitdoen van T-shirt, polo, hemd of jas
Kleding met sluiting vooraan wordt zoals een jas uitgedaan, namelijk in ruglig of al watertrappend: alle
knopen of de ritssluiting losmaken, het hemd van de schouders laten afglijden en van de armen laten
zakken. Men kan ook het hemd oprollen tot onder de schouders, het achteraan vastnemen, zich onder water
laten zakken en het hemd over het hoofd trekken.
Kleding die vooraan (half) gesloten is, wordt over het hoofd uitgetrokken. Ook hier kan men het kledingstuk
oprollen tot onder de schouders, het achteraan vastnemen, zich onder water laten zakken en het hemd over
het hoofd trekken. Of men kan de armen kruisen, het hemd onderaan vastnemen, het over het hoofd trekken
en vervolgens de armen uit de mouwen trekken.
Ten slotte kunnen kledingstukken ook van het lichaam afgerukt worden. In dat geval zullen ze niet meer als
‘vlotters’ kunnen worden gebruikt.
b) Uitdoen van een broek
1e manier: ruglig, losknopen van de broek, ritssluiting openen, crawl-beenslag uitvoeren en de broek naar
beneden afschuiven over de enkels.
2e manier: losknopen, onder water gaan en de broek met de handen afduwen tot over de enkels.
c) Uitdoen van een jurk
1e manier: watertrappen en de jurk optrekken tot aan de heupen, de armen kruisen en de jurk gekruist
onderaan vastnemen en over het hoofd trekken.
2e manier: ritssluiting openen, de armen uit de jurk halen, de jurk naar beneden duwen met de handen.
d) Uitdoen van een rok
1e manier: ruglig, losknopen, ritssluiting openen, benen crawl, handen wrikken, onder water gaan en de rok
afduwen.
2e manier: watertrappen, losknopen, ritssluiting openen, onder water gaan en de rok met de handen afduwen
tot over de enkels.
e) Uitdoen van schoenen
Schoenen worden één voor één uitgedaan. Dit kan door ze met de andere voet uit te duwen of de voeten
op te trekken en de schoenen met de handen uit te trekken. Plastiek bottines zijn wanneer je ze omdraait
een ideaal drijfmiddel.
205
Bijlagen
Opblazen van kleding in het water
De kleren worden over het algemeen het best gevuld door gebruik te maken van de volgende vier technieken:
• Het kledingstuk door de lucht zwaaien.
• Lucht in de opening kloppen.
• Lucht in de opening blazen.
• Lucht doorheen de stofwand blazen.
a) Een broek vullen met lucht
Eerst de broek uitdoen en de pijpen zo laag mogelijk tegen de enkels toeknopen, alsook de ritssluiting en de
heupband sluiten. Nadien kan men:
• De broek door de lucht zwaaien: de broek vastnemen met beide handen en deze achter het hoofd
brengen. Met een krachtige beweging de broek door de lucht zwaaien. Deze zwaaibeweging eindigt met
de onderdompeling van de broeksband vlak voor het lichaam.
• Lucht in de broekopening kloppen: de opening (heupband) met de ene hand onder het water houden.
Met de andere hand lucht en water in de opening slaan. Als er voldoende lucht is in de broek de opening
met de handen sluiten.
• Lucht in de opening blazen: de heupband met de beide handen vastnemen en onder water houden.
Zich laten zakken en uitademen in de opening, zodat de longinhoud in de broek geblazen wordt. Dit
verschillende malen herhalen tot de broek goed vol is.
• Lucht doorheen de stofwand blazen: nadat de broek op een van de drie eerder beschreven manieren is
opgeblazen, kan ze bijgevuld worden door lucht doorheen de stofwand te blazen.
b) Een hemd vullen met lucht
• Het hemd door de lucht zwaaien: het hemd uitdoen, een knoop leggen in de mouwen, het hemd over de
schouder leggen en vastknopen aan de boord. Het hemd omdraaien zodat het als een slabbetje vóór het
lichaam hangt. Op de rug gaan liggen, de onderzijde vastnemen en deze door de lucht zwaaien.
• Lucht in het hemd kloppen: het hemd onderaan vasthouden en met de andere hand lucht en water
onder het hemd kloppen.
• Lucht in het hemd blazen: als de kraagband los is, kan men deze over de kin trekken en lucht in het
hemd blazen.
• Lucht doorheen de stofwand blazen.
c) Een jas vullen met lucht
• De jas door de lucht zwaaien: de armen in de mouwen houden en de jas van achteren over de rug en
het hoofd trekken. Nadien de jas onderaan vastnemen en lucht vangen zoals bij een hemd. De uiteinden
onder water houden om de lucht te vangen.
206
REDDING
d) Een rok vullen met lucht
• De rok door de lucht zwaaien: de rok gewoon aanhouden, op de rug liggen en de rok vastgrijpen aan de
onderkant, de rok door de lucht zwaaien.
• Lucht in de rokopening kloppen: de rok gewoon aanhouden en onderaan vasthouden. Met de andere
hand lucht en water onder de rok kloppen.
e) Schoenen en laarzen vullen met lucht
• De schoenen en/of laarzen worden gewoonweg omgekeerd op het water gelegd.
Drijven met kleding
a) Drijven met een broek
De opgezwollen broek (echte luchtworsten) biedt zeer vele mogelijkheden tot drijven. Men kan de heupband
gewoon vasthouden en ruggelings drijven. De heupband kan tussen de enkels of de knieën geklemd
worden, terwijl de zwemmer op zijn rug blijft drijven. De broek kan ook gebruikt worden om de romp
te ondersteunen. Men kan verticaal drijven en de broek vóór zich vasthouden of zelfs één arm tussen de
opgeblazen broekspijpen leggen en de heupband dichtsnoeren met de hand. Ook kan men voorlangs op de
broek liggen door onder elke arm een pijp te leggen. Men kan ook de pijpen aan elkaar binden, het hoofd er
doorheen steken en de heupband dichthouden met één hand: een echte reddingsboei.
b) Drijven met andere kledingstukken
Met overige kledingstukken, zoals een hemd of een rok gebruikt men steeds dezelfde drijfmanier. Deze
kledingstukken zijn aan de romp bevestigd en de bevestiging bepaalt de drijftechniek.
c) Drijven met schoenen en/of laarzen
Men ligt meestal op de rug met de schoenen/laarzen vóór de romp. Ook kan men laarzen onder de oksels
houden.
207
Bijlagen
Andere drijvende voorwerpen als hulpmiddel
Alles wat drijft en wat men kan vastnemen, is bruikbaar; niet enkel gespecialiseerd reddingsmateriaal
]RDOV]ZHPYHVWHQUHGGLQJVERHLHQYORWWHQHQ])HQRPJHNHHUGHHPPHUKRXWHQSODQNHQOHJHŚHVVHQOHJH
spuitbussen, autobanden, dozen, kussenslopen, stukken kurk, plastieken vuilniszakken, ballen, ballons, enz.
zijn allen uitstekende drijvende voorwerpen. Een eenvoudig laken dat met lucht wordt gevuld, kan gedurende
uren een uitstekend vlotmiddel zijn voor meer dan tien personen. Een noodle is zeker een even effectief
drijfmiddel als een reddingsgordel.
3YHUOHYLQJV]ZHPZLM]HQ
Overlevingszwemwijzen zijn technieken waarbij de zwemmer zich verplaatst in het water, op een voor hem
zo comfortabel mogelijke manier. Een goede zwemstijl is een hoofdvereiste om de veiligheid in het water te
optimaliseren; het aanleren van de juiste zwemtechnieken is dus noodzakelijk. Bij het overlevingszwemmen
ligt het accent vooral op het economisch bewegen, zonder daarbij te vergeten dat snelheid op bepaalde
ogenblikken van groot belang kan zijn. Het trainen van uithouding en snelheid is onontbeerlijk om in elke
situatie fysiek paraat te zijn.
Uithoudingszwemmen
Uithoudingszwemmen of zo economisch mogelijk zwemmen wordt toegepast bij het zwemmen over lange
afstanden, tegen de stroom in of in alle andere situaties waar het slachtoffer een lange tijd ter plaatse moet
zwemmen. Normaal gezien is de schoolslag de meest gebruikte slag, maar andere zwemslagen zoals de zijslag
of de rugslag kunnen ook. Verschillende combinaties van arm- en beenbewegingen kunnen afgewisseld
worden om meer spiergroepen aan te spreken en aldus kramp en vermoeidheid tegen te gaan.
Het aanleren van ‘gehandicapte zwemstijlen’, waarbij bepaalde ledematen niet gebruikt worden, is van
belang om in geval van verwondingen de gekwetste ledematen te kunnen sparen. Het is ook belangrijk dat
men regelmatig het zwemmen met kleding oefent, eerst met één, nadien met twee of meer kledingstukken.
Het zwemmen met laarzen en een dikke winterjas is ook een nuttige ervaring.
Schoolslag is in feite (na vlinderslag) de minst economische zwemslag, het is de enige zwemstijl waar armen
en benen onder water tegen de zwemrichting in worden verplaatst. Het is ook niet voor niets de minst
snelle slag. De enige reden waarom schoolslag beschouwt wordt als de beste slag om te overleven is omdat
het nog steeds de meest aangeleerde en dus gekende zwemslag is. Mocht men crawl als eerste zwemslag
aanleren (op een correcte wijze) dan was deze discussie al lang van de baan. Wie technisch goed zwemt,
beperkt de weerstand en maximaliseert de stuwing. Op die manier bespaar je energie en verhoog je de
overlevingskansen. Dankzij een zeer goed watergevoel zal een drenkeling die technisch goed heeft leren
]ZHPPHQRRNLQPRHLOLMNHRPVWDQGLJKHGHQDXWRPDWLVFKGHPHHVWHš
FL QWH]ZHPEHZHJLQJHQXLWYRHUHQ
208
BIJLAGE 9 - BIJZONDERE ONGEVALLEN
REDDING
A.
Nachtelijke ongevallen
Er gebeuren zelden verdrinkingen tijdens de nacht. Bij nachtongevallen moeten redder en omstaanders alles
doen om het wateroppervlak te verlichten. Dit kan door:
• Zaklampen te gebruiken.
• Met autolampen het water te beschijnen.
• Vensters en deuren van naburige huizen te openen.
• Straatverlichting en alle mogelijke andere lichtbronnen gebruiken.
Als de drenkeling gezonken is, moet men hem zoeken in de onmiddellijke nabijheid van het ongeval of van de
plaats waar hij het laatst werd opgemerkt. Lokaliseer het slachtoffer aan de hand van lawaai, waterringen
of luchtbellen. De redder die te water gaat, moet dubbel voorzichtig en aandachtig zijn. Alle richtlijnen
beschreven bij de redding overdag gelden ook voor een nachtelijke redding.
&
3QJHYDOPHWHHQDXWRWHZDWHU [*]
Tal van factoren spelen een rol in een auto-te-water-ongeval. Een voertuig dat onder normale omstandigheden
in het water rijdt, zal meestal onmiddellijk na de duik terug naar de oppervlakte stijgen en gedurende een
korte tijd horizontaal blijven drijven. De drijftijd is afhankelijk van:
• De soort wagen (open of gesloten, groot of klein, bus,
camionette, enz.).
• De wijze van te water geraken (op de vier wielen, op het
dak, op de kant).
• De aard van de beschadigingen (deuken, gebroken ruiten,
toestand van het koetswerk).
• De aard en de plaats van de lading.
• De plaats van de motor.
Na de drijfperiode helt de wagen naar voor of naar achter
naargelang de locatie van de motor. In die positie zinkt het
naar de bodem. De meeste auto’s hebben hun motor voorin. De
aanwezige lucht ontsnapt vooraan of achteraan, afhankelijk van
de wijze waarop de wagen zinkt.
De basisrichtlijn is: de auto zo snel mogelijk verlaten. Niet wachten
tot het volgelopen is. De overlevingskansen verminderen hoe
dieper het voertuig zinkt.
[*]
Dit hoofdstuk werd opgemaakt door Rik Voorhelst, expert auto te water. 2015.
209
Bijlagen
Na de duik in het water:
• Veiligheidsgordels losmaken of doorsnijden (weg van de persoon). Eventuele kinderen naar voor halen.
• Voorste zijramen openen en zo snel mogelijk ontsnappen. Het verlaten van het voertuig gebeurt steeds
rugwaarts, met de beide handen de dakrand vastgrijpen, hoofd eerst met het gezicht naar boven de
wagen verlaten.
• Indien de ramen niet kunnen geopend worden, deze breken met een reddinghamertje of een zwaar
puntig voorwerp. Ogen hierbij beschermen. Resterend glas verwijderen met de elleboog beschermd door
kledij of dergelijk en dan de wagen verlaten zoals hierboven beschreven.
•
•
•
•
•
•
•
210
Indien de ramen niet kunnen geopend of gebroken worden, de voorste zijdeuren openen. Het lichaam
wordt een kwart naar binnen gedraaid, de voeten zoeken een stevige steun. Het slot wordt ontgrendeld
en door een krachtig druk met de schouders wordt de deur open geduwd. Zwakke personen of kinderen
zullen dat niet kunnen door de tegendruk van het water.
Let wel op dat met open deuren het voertuig meestal in minder dan 15 sec. volloopt.
Wanneer de ontsnapping langs deuren en vensters niet mogelijk is, moet gewacht worden tot de wagen
volgelopen is, daarbij ademend in de kleiner wordende luchtbel. De deuren kunnen dan gemakkelijker
geopend worden omdat de druk binnen en buiten gelijk is.
;DQQHHUHUPHHUGHUHLQ]LWWHQGHQ]LMQJDDWGHEHVWH]ZHPPHURIPHHVWřWWHSHUVRRQDOVHHUVWHQDDU
buiten door raam of deur. Eens buiten kan hij met één hand als steun op het koetswerk, met de andere
hand, anderen naar buiten trekken. Niet zwemmers, hulpbehoevenden of kleine kinderen kunnen tijdelijk
op het dak gezet worden, die nadien één per één in veiligheid worden gebracht.
Als getuige van een ongeval met een auto te water moet gespecialiseerde hulp ingeroepen worden,
maar die zal dikwijls te laat aankomen. Daadwerkelijke hulp kan dan alleen geboden worden door zelf
te water te gaan in functie van de moed en de fysische en technische kwaliteiten van de hulpverlener.
Bovengenoemde richtlijnen kunnen hierbij ook behulpzaam zijn.
Een drijvend voertuig kan eventueel naar de oever getrokken of geduwd worden.
Het elektrisch systeem is tegenwoordig zo goed geïsoleerd dat het in de meeste gevallen blijft functioneren,
zelfs als de wagen een tijdje onder water is. Daardoor kunnen ramen elektrisch geopend worden.
C.
IJsongevallen
Lichtzinnigheid en overmoed zijn meestal de oorzaken
van ijsongevallen. Al te vaak willen personen een net
toegevroren waterplas testen op zijn draagvermogen, maar
vallen ze er doorheen. Het is dus noodzakelijk dat iedereen
en vooral kinderen, duidelijk gemaakt wordt waarmee men
rekening moet houden alvorens zich op het ijs te wagen.
Het is bovendien nuttig te weten dat niet alle ijs hetzelfde
is. De ijsvorming hangt immers nauw samen met de aard en
de diepte van het water, de bodem en de waterweerstand.
REDDING
De ijsvorming
De dikte van het ijs is een belangrijke factor voor de veiligheid van de schaatser. De dikte is niet altijd
afhankelijk van de vorstperiode. Dit is wel het geval bij stilstaand water, waarin de ijsvorming op een andere
manier gebeurt dan in stromend water.
Bij stilstaand water (of weinig stromend water) vindt de ijsvorming aan de oppervlakte plaats. De bovenste
waterlaag komt in contact met de koude luchttemperatuur en koelt af, zodat de dichtheid en het gewicht
van de waterdeeltjes vergroten. Bij een temperatuur van + 4°C heeft het water zijn grootste dichtheid en
gewicht. Als de bovenste waterlagen nog verder afkoelen, vindt er ijsvorming plaats.
Bij stromend water worden de waterdeeltjes voortdurend gemengd ten gevolge van stroming en turbulenties,
zodat het water in zijn geheel afkoelt. Eerst worden ijsnaaldjes gevormd, die geleidelijk vergroten tot
ijskristallen, ijsstukken en ijsbrokken en die ten slotte een ijsveld vormen dat de stroom doet dichtvriezen.
Dit alles gebeurt over een bepaalde afstand en duurt een aantal dagen.
Bij stromend water slijt het ijs onderaan af en dit vooral in het midden, waar de stroming het sterkst is. Bij
stilstaand water zal de bodemwarmte het ijs aan de oever verzwakken.
Bij een modderige en met planten begroeide bodem zullen zowel de ijsvorming als de ijssterkte minder
uitgesproken zijn. Omwille van de moerasgassen en luchtbellen is het ijs poreus; het zal bovendien minder
aaneensluiten ten gevolge van de waterplanten die er doorheen steken.
Ook dient rekening gehouden te worden met een wisselende waterstand. Als het waterpeil stijgt, zal het
ijsdek opbollen terwijl bij zakkend water het ijs zal doorbuigen. In beide gevallen zal het ijs verzwakt zijn en
kan het bij geringe druk breken.
Op plaatsen waar warm of verontreinigd water geloosd wordt, of waar watervogels leven, is het ijs dun
en verzwakt, dus onbetrouwbaar. Ook ijs dat zich onder een sneeuwlaag bevindt, is gevaarlijk omdat
de zwakke plekken niet gezien worden; bovendien remt sneeuw de ijsvorming door het ijs van de koude
luchttemperatuur af te schermen.
Of ijs veilig is om op te wandelen of te schaatsen is niet alleen afhankelijk van de dikte, maar ook van de
sterkte. Bij een hevige vorst verloopt het vriesproces sneller en is ijs doorgaans minder sterk, door aanwezige
luchtbellen. Bij een trager proces bevat ijs minder luchtbellen en is het sterker.
De sterkte van het ijs is dus niet alleen afhankelijk van de dikte, maar ook van de structuur. De kleur van
het ijs vertelt je meer over de structuur. Hoe meer opgeloste stoffen in het ijs, hoe witter de kleur. Dit is ten
nadele van de stevigheid van het ijs.
211
Bijlagen
)HQZDNHQHHQELMW
Men maakt een onderscheid tussen een wak en een bijt.
Een wak is een natuurlijke opening in het ijs en heeft zwakke randen (wak = zwak). De open plek kan
ontstaan door wind, stroming, afvalwater of opengehouden worden door vogels.
Een bijt is een kunstmatige opening met sterke randen. Meestal door mensen gehakt ten behoeve van
watervogels of visvangst.
Preventie
De preventie bestaat erin het ijs pas te betreden als het dik genoeg is. Het ijs dient 10cm dik te zijn om
meerdere personen te kunnen dragen. Het is dus noodzakelijk de dikte te kennen.
Tip [*]: Om zelf een schatting te maken van de ijsdikte pas je de volgende regel toe.
Elke nacht dat het vijf graden vriest, zorgt voor ongeveer 1 cm ijsdikte.
Bijvoorbeeld: het vriest vijf dagen: -2, -4, -5, -3, -3.
De ijsdikte is -17/5 = 3,4 cm.
Algemeen mag je stellen dat het buitenijs veilig is vanaf 8–10 cm dikte.
(H]HOIUHGGLQJ
Wie door het ijs zakt, moet vermijden dat hij onder het ijs verdwijnt. Bevindt men zich in een wak, dan kan
men het dunne ijs in de richting van de oever stukslaan (met de vuist of de elleboog). Dikwijls heeft men
nog steun op de bodem. Mocht men in een bijt zijn gevallen, dan moet men steunen op de harde randen
om zich uit het water te hijsen.
De redding van derden
De redder die een zichtbare drenkeling te hulp komt, zorgt er eerst en vooral voor dat derden die zich nog
op het ijs bevinden, van het ijs afgaan. De redder moet hulpmiddelen inzetten met een zo groot mogelijk
draagvlak. Gewoonlijk zijn deze niet direct beschikbaar. Daarom kan de redder:
• De eigen kleren aan elkaar vastknopen (bv. sjaal, das, broeksriem en dergelijke) en naar de drenkeling
reiken.
• Een ketting van mensen vormen tot bij het slachtoffer (plat op de buik, de voeten van de voorganger
vastgrijpen). Al liggend wordt het lichaamsgewicht over een groter oppervlak verdeeld en bestaat er
minder kans dat het ijs verder barst.
• Indien hij alleen is en slechts beschikt over een touw, kan hij het
touw aan de wal vastbinden en zich in buiklig naar de drenkeling
schuiven (benen en armen zoveel mogelijk gespreid). Zodra hij bij
het gat komt, moet hij zich op de rug draaien met de benen naar de
drenkeling toe, de voeten onder de oksels van het slachtoffer steken
en zich aan het touw naar de oever trekken.
[*] ;HVVHOVHQ(H&UXLQŁ/21- /RQLQNOLMN2HGHUODQGV1HWHRURORJLVFK-QVWLWXXW 212
REDDING
Soms moet een drenkeling onder het ijs worden gezocht. Tot een bepaalde lichaamstemperatuur zal de
koude (hypothermie) meestal de overlevingskansen van het slachtoffer doen stijgen. Door de aanwezige
lucht in de longen en de opwaartse druk van het water wordt het slachtoffer soms tegen het ijs geduwd en
vormt het vanaf de oppervlakte gezien een vlek. De redder kan:
• Liggend op de buik (bij voorkeur op een ladder en de benen vastgehouden door een helper) een arm
onder het ijs steken.
• Als de drenkeling zich wat verder van de ijsopening bevindt, zo mogelijk het gat vergroten door het ijs
stuk te slaan (bv. met een steen).
D.
Bootongevallen
Bootongevallen kunnen zeer divers zijn, afhankelijk van onder meer het boottype, van de plaats waar men
vaart of van de weersomstandigheden. Wie met een boot wil varen, moet vooral aandacht hebben voor de
veiligheid: de boot nooit overladen, voldoende reddingsmateriaal meenemen en ervoor zorgen dat iedereen
een goede en stabiele plaats in de boot heeft. Men trekt steeds een reddingsvest aan. Op zee vaart men best
loodrecht op de golven in.
Bij een ongeval met een boot, blijft men bij het vaartuig; men mag zeker nooit wegzwemmen van een
drijvende boot als de walkant ver is:
• Een drijvende boot is steeds beter zichtbaar dan een drenkeling.
• Vaak wordt de afstand naar de oever onderschat.
• Tevens biedt een drijvende boot een bijkomend vlotmiddel.
Tijdens de reddingsoperatie moet de redder steeds de drijvende boot in het oog houden om er eventueel
drenkelingen naartoe te brengen, die zich dan aan de boot kunnen vastklampen en zich zodoende boven
water kunnen houden.
E.
Ongevallen met meerdere slachtoffers
Massa-ongevallen kunnen tal van oorzaken hebben, zoals het instorten van bruggen of steigers, het kapseizen
en zinken van schepen of het te water raken van een autobus. Wij kunnen onmogelijk al deze situaties
beschrijven en beperken ons tot het gemeenschappelijk aspect: meerdere personen die tegelijkertijd in
verdrinkingsgevaar komen. De uitgebroken paniek en het wanhopig gedrag, waarbij de slachtoffers alles en
iedereen trachten vast te grijpen, zullen een groot gevaar betekenen voor de zwemmers onder hen en voor
de redders.
Voor wie in een massa-ongeval betrokken raakt, is het belangrijk kalm te blijven en zich niet te laten
meeslepen door de paniekerige stemming van de massa. Men verlaat zo snel mogelijk de groep, eventueel
door middel van een eendenduik of onder water zwemmend.
Ook de redder zal uiterst voorzichtig moeten te werk gaan. Hij mag nooit zwemmen in de groep drenkelingen,
maar moet steeds de dichtstbijzijnde proberen te redden. Een boot zal zeker van pas komen, maar deze mag
niet overladen worden.
De redder mag zich niet in het water begeven als het niet noodzakelijk is, maar hij werpt vlottende
voorwerpen naar de slachtoffers, zodat ze zich drijvende kunnen houden tot het ogenblik van evacuatie.
De redder moet steeds voor ogen houden dat het beter is één drenkeling te redden dan te trachten alle
slachtoffers te helpen en zelf te verdrinken.
213
Bijlagen
F.
Zelfdoding
Uit nationale statistieken blijkt dat zelfdoding aan ongeveer de helft van het totaal aantal verdrinkingen ten
grondslag ligt. Het redden van iemand die door verdrinking zelfdoding wil plegen, komt eerder zelden voor
omdat pogingen meestal plaatsvinden op afgelegen plaatsen.
Wanneer de redder uitzonderlijk toch iemand die zelfdoding wil plegen uit het water moet halen, dan moet
hij goed voor ogen houden dat dit een erg moeilijke en gevaarlijke redding is. Het slachtoffer bevindt zich
in een bijzondere gemoedsgesteldheid en zal vaak hevig reageren. Wanneer de drenkeling gebruik heeft
gemaakt van zware voorwerpen om sneller te zinken (bv. gewichten in de zakken of een touw met een zware
steen), dan kan de redder eerst proberen hem daarvan te ontdoen (bv. door middel van een mes).
214
REDDING
215
Colofon
216
Titel
Redding
Versie
2016
Uitgever
Sport Vlaanderen - Vlaamse Trainersschool
Auteur
Vlaamse Reddingsfederatie vzw (RedFed)
Met medewerking van docenten (Hoger en Duiker-) Redder en leden van de
denkcel Redden
Samenstelling
Harald Vervaecke
Met input van: Ruben Behaeghel, Flor Bosmans, Willem De Craene, Bart
Dejonghe, Gino Denert, Pascal Lievens, Karel Logghe, Alain Melis, Wim Nuyens,
Ivo Roelandt, Annemie Snoeck, Machteld Van De Woestyne, Luc Van den
Broeck. Danny Vanparys, Juan Verbruggen en Rik Voorhelst
ISBN
9789072833297
D/2016/0436/004
Download