1) The Theological Objection: ● Dit standpunt suggereert dat alleen mensen het vermogen hebben om te denken omdat denken onderdeel is van de onsterfelijke ziel die door God aan de mens is gegeven. En dat machines deze ziel niet hebben en dus niet kunnen denken. ● Turing weerlegt dit door te stellen dat de discussie over de aanwezigheid van een ziel buiten het bereik van de wetenschap valt. Hij richt zich op het gedrag van machines, niet op metafysische kwesties zoals de ziel. 2) The ‘Heads in the Sand’ Objection: ● Dit standpunt beweert dat we gewoon niet kunnen accepteren dat machines kunnen denken omdat het onze menselijke exceptionaliteit in gevaar brengt en dat de gevolgen van deze machines mogelijk ‘verschrikkelijk’ kunnen zijn. dus dat we gewoon maar moeten hopen dat machines niet kunnen denken. ● Turing benadrukt dat het vermogen om te denken een empirische vraag is en moet worden getest in plaats van afgedaan met emotionele argumenten. Dus hij vindt dit argument het überhaupt niet echt waard om te weerleggen. 3) The Mathematical Objection: ● Dit argument beweert dat er beperkingen zijn aan wat een wiskundige formule kan bereiken, en daarom kunnen machines nooit menselijke intelligentie bereiken ● Turing weerlegt dit door te zeggen dat mensen ook vaak genoeg verkeerde antwoorden geven en dus beperkingen hebben en Turing beargumenteert dat degene Turing betoogt dat zelfs als het zenuwstelsel continu is, het nog steeds kan worden gemodelleerd door een discrete machine zoals een Turing-machine. 4) The Argument form Consciousness: ● Dit argument stelt dat machines geen bewustzijn kunnen hebben en daarom nooit echt intelligent kunnen zijn. ● Turing weerlegt dit door te benadrukken dat zijn focus ligt op intelligent gedrag en de mogelijkheid om een machine te maken die menselijke intelligentie simuleert, zonder per se te begrijpen of te verklaren wat bewustzijn precies is. 5) Arguments form Various Disabilities: ● Dit argument stelt dat machines een aantal dingen sowieso niet kunnen, zoals verliefd worden, vriendschappelijk zijn, of humor hebben, etc, en dat machines daarom niet kunnen worden beschouwd als intelligent. ● Volgens Turing worden deze uitspraken vaak niet onderbouwd, en zijn ze, ten onrechte, gebaseerd op het principe van inductie (mensen hebben machines gezien die dit niet kunnen, dus zullen alle machines het wel niet kunnen). 6) Lady Lovelace’s Objection: ● Ada Lovelace beweerde dat computers alleen kunnen doen wat we ze expliciet opdragen via programmering. Ze kunnen geen "origineler" of "creatief" denken onafhankelijk van de instructies die ze krijgen. Een computer zou ons op die manier dus nooit echt kunnen verrassen. ● Turing erkent dat computers alleen kunnen opereren volgens de instructies die aan hen zijn gegeven. Echter, hij argumenteert dat de schijnbare "creativiteit" of "originaliteit" van menselijk denken kan worden gesimuleerd door complexe programma's en algoritmen. 7) Argument from Continuity in the Nervous System: ● Dit argument beweert dat de menselijke hersenen een continu systeem zijn, terwijl machines discrete machines zijn, dus ze kunnen niet hetzelfde denkvermogen hebben. ● Turing is het hier mee eens, maar denkt dat de ondervrager in de Turing Test hier geen voordeel uit kan halen en zegt dat zelfs als het zenuwstelsel continu is, het nog steeds kan worden gemodelleerd door een discrete machine zoals een Turing-machine. 8) The Argument from Informality of Behavior: ● Dit argument zegt dat menselijk gedrag en denken te ongestructureerd en informeel is om door machines te worden gereproduceerd. ● Turing suggereert dat machines, mits ze correct geprogrammeerd zijn, zeker in staat kunnen zijn om complex en informeel menselijk gedrag te simuleren. En zijn uiteindelijke weerlegging is dat we er eigenlijk überhaupt niet zeker van zijn dat er geen regels bestaan die het menselijke gedrag bepalen. 9) The Argument from Extrasensory Perception: ● Dit argument stelt dat sommige mensen misschien in staat zijn tot buitenzintuiglijke waarneming, wat machines niet kunnen doen. ● Turing benadrukt dat we ons moeten concentreren op wat meetbaar en observeerbaar is, en dat het niet productief is om met onbewezen bovennatuurlijke claims te argumenteren.