Uploaded by Thom Gierman

Week 42 Bestuurskunde voorbereiding

advertisement
Week 42 Bestuurskunde voorbereiding
Voorbereidingsvragen:
1. Leg in eigen woorden uit wat de contingentietheorie en institutionele theorie (voor het
begrijpen van de ontwikkeling van publieke organisaties) inhoudt.
Eerst begrijpen wat een organisatie is. Een organisatie is een samenwerkingsverband tussen mensen
dat wordt aangegaan om doelen te bereiken.
*De contingentietheorie stelt dat de beste organisatievorm afhankelijk is van de omgeving waarin de
organisatie opereert. Dit betekent dat publieke managers bezig moeten zijn met aansluiten van
organisatie-kenmerken op omgevingskenmerken. De contingentietheorie zegt dat er niet 1 juiste
organisatievorm is, maar dat deze afhangt van de omgevingskenmerken.
*De institutionele theorie analyseert ook de wisselwerking tussen omgeving en organisatie. Maar
deze theorie bestudeert niet wat de beste manier is voor organisaties om zich aan te passen. In
plaats daarvan kijk je hoe organisaties zich daadwerkelijk aanpassen aan de omgeving. Een bepaalde
aanpassing moet dus legitiem zijn: een manier van organiseren die geaccepteerd wordt door de
omgeving. Hierin word onderscheid gemaakt tussen logic of consequenses en de logic of
appropriatness. Logic of consequences verwijst naar de effecten van de keuze: is dit de beste
strategie bij deze marktomstandigheden, werkt het? Logic of appropriatness kijkt juist naar de
passendheid van de keuze: accepteren anderen deze keuze. Het wordt gedaan omdat het gewoon zo
hoort. Dit is belangrijker bij de overheden dan bij bedrijven.
Deze theorie laat ook zien dat organisaties in de loop van de tijd op elkaar gaan lijken: isoformisme.
Een organisatie gaat steeds meer op organisaties lijken die in dezelfde omgeving werken. Komt
vooral door logic of appropriatness. 3 soorten isomorfisme:
- dwingend: druk op organisatie vanuit andere actoren waar de organisatie afhankelijk van is. Bijv
scholen met examen. Moeten allemaal zelfde stof behandelen dus gaan scholen steeds meer op
elkaar lijken
-imitatie: komt voort uit standaard reacties op onzekerheid. Wanneer doelen van de organisatie
ambigue zijn maar de eisen van de omgeving onduidelijk. Dan kunnen organisaties andere
organisaties als voorbeeld nemen. Bijv universiteiten die bij andere unis online cursussen hebben
gezien doen zij het ook maar.
-normatief: de eisen die vanuit professionaliseringsdruk komen zorgen ervoor dat organisaties meer
op elkaar gaan lijken. Proffesionalisering zorgt voor twee manieren tot isomorfisme> ten eerste
omdat mensen dezelfde opleiding doen. Artsen hebben altijd geneeskunde gestudeerd. Hierdoor
kunnen ze hetzelfde en gaan de ziekenhuizen dus op elkaar lijken. De tweede manier is via het
selecteren van personeel. De criteria waaraan personeel moet voldoen zijn vaak hetzelfde waardoor
organisaties op elkaar gaan lijken.
2. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de bureaucratische, professionele en
projectmatige organisatievorm?
*bureaucratie: drie typen van gezag waarmee het openbaar bestuur bestuurd kan worden:
1: rationale autoriteit: gezag gebaseerd op wetgeving en regels.
2.traditionele autoriteit: gebaseerd op tradities, zoals bij een absolute monarchie
3. charismatische autoriteit: gezag gebaseerd op persoonlijke kwaliteiten
De bureaucratische organisatievorm gaat uit van rationaal-legale autoriteit. Structuur kenmerkt zich
door: een hiërarchische opbouw, een vergaande splitsing van taken en werving op basis van
deskundigheid. Kijk voor 7 diepgaande kenmerken p 157 openbaar bestuur.
Formalisatie: hoe formeler een publieke organisatie, hoe meer regels, procedures, instructies en
communicatie zijn opgeschreven. Voor de bureaucratie was de formalisatie 1 van de kernprincipes.
Daardoor wordt het eerlijk, voorspelbaar en controleerbaar. De bottom line (winst maken) is minder
belangrijk en de top line is belangrijk: de eisen van de politici en het daarbij behorende beleid moet
goed worden uitgevoerd.
Administratieve lasten: de kosten om te voldoen aan informatie en verantwoordingsverplichtingen
die voortkomen uit wet en regelgeving. Dus verzamelen, bewerken en beschikbaar stellen van
informatie. Bijvoorbeeld administratieve dingen die zorgmedewerkers doen.
We spreken van red tape of bureaucratisme als de formele regels onnodige administratieve lasten
opleveren. Wel genuanceerd benaderen. Wanneer is iets onnodig, verschilt natuurlijk per persoon.
Soms zijn dingen nou eenmaal nodig, hoe frustrerend ook.
*professionele:
Professionals verrichten ingewikkeld werk dat gespecialiseerde kennis en vaardigheden vereist.
Professionals hebben een specialistische opleiding gedaan. Denk aan advocaten, psychiaters en
wetenschappers. Kenmerkend voor de professionele organisatie zijn de langdurige scholing en de
intensieve training van de mensen die er werkzaam zijn. De relatieve zelfstandigheid van de prof in
vergelijking met de bureaucraat berust op het feit dat het werk zelf te ingewikkeld is om door
managers gecontroleerd of door de staf gestandaardiseerd kunnen worden. Wel wat
overeenkomsten: ook vergaande splitsing van taken, hiërarchische opbouw en positiebekleding op
basis van deskundigheid.
*projectmatige
Prof en bureaucr. Organisaties functioneren niet goed wanneer ze worden geconfronteerd met
problemen waarvoor geen bestaande oplossingen voorhanden zijn. Ook ondervinden zij
moeilijkheden bij de aanpassing aan wisselende omstandigheden. Kenmerkend voor een
projectmatige organisatievorm is dat de structuur ad hoc en flexibel is. Er is weinig formalisatie en
hiërarchie. Met deze vorm beogen organisaties voor een in de tijd begrensde en scherp omschreven
taak een structuur op maat te leveren. Dit vitale onderdelen zijn projectteams onder leiding van
projectmanager. Om de afstemming tussen de groepen te waarborgen is er een stuurgroep, die de
leiding heeft over de diverse deelprojecten die in deze organisatie worden uitgevoerd. Cultuur
benadrukt betrokkenheid en toewijding; er moet namelijk in korte tijd en binnen strikte
randvoorwaarden een belangrijke taak worden vervuld.
3. Presenteer hedendaagse voorbeelden uit de publieke sector van management via
technische beheersing en van management via sociale beheersing.
- management via technische beheersing betekent dat medewerkers versterkt kunnen worden door
verbetering van formele aspecten van organisaties, via bijv. duidelijke structuren, regels en planning.
Twee scholen die zich bezig hielden met de vraag hoe je zorgt voor betrokken en gemotiveerde
medewerkers als je niet meer het volledig overzicht hebt.
* scientific management: wil de arbeidsproductiviteit verbeteren. Is de productie van 1 arbeider per
tijdseenheid. De opzet van een productieproces moest worden overgelaten aan managers en niet
aan de domme arbeiders. Critici vonden dat er te weinig aandacht was voor de verschillende
behoeften van medewerkers. Denk aan autonomie en verbondenheid. Hier had scientific
management geen oog voor wat de arbeidsproductiviteit juist naar beneden kon halen.
* administrative management: managementprincipes die zorgen voor succesvol management.
Richtten zich meer op managementprincipes en minder op het zo efficiënt uitvoeren van specifieke
taken. En meer oog voor de menselijke kant van organisaties. Vijf essentiële functies algemeen
management:
Plannen: vooruitzien
Organiseren: taken verdelen
Beheersen: mensen motiveren en ondersteunen
Coordineren: de activiteiten harmoniseren via onder andere communicatie
Controleren: feedback organiseren om te evalueren of de activiteiten goed verlopen.
Voorbeeld van technische beheersing is de politie waarbij 1 politiekorps was met 1 doel en 1 missie
onder leiding van duidelijk zichtbare koprsleiding. De sociale kant van de medewerkers kreeg minder
aandacht.
-
Sociale beheersing: hoe prestaties van medewerkers kunnen worden versterkt door
verbetering van informele aspecten van organisaties, via bijv. meer sociale steun,
identificatie met de organisatie en vrijheid voor medewerkers. Andere had te weinig
aandacht voor de sociale en psychologische dimensies van het functioneren in organisaties.
Twee scholen die ingaan op dit gebied:
 Human relations:
Meer gericht op sociale en psychologische dimensies van het functioneren in organisaties en hun
invloed op de productiviteit van organisaties. Voorloper van human resource. Het management kan
de arbeidsmotivatie bevorderen door echte belangstelling te tonen voor wat zich op de lagere
niveaus in de organisatie afspeelt.
 Revisionisme:
Bekeek zowel scientific management als human relations. Tweede is te soft en eerste heeft een
onjuist mensbeeld. Theorie x: managers denken dat medewerkers lui en passief zijn en gaan daarin
ook door in hun regels. Niet te laat komen en aanwezigheid etc. hierdoor komt er ook druk op de
medewerkers waardoor de productiviteit uiteindelijk echt naar beneden gaat. Dit is een selffulfilling
prophecie. Als je medewerkers zo behandelt zullen ze zich zo gaan gedragen. Theorie Y is dat
medewerkers werken graag, hebben ambitie en zijn geïnteresseerd in vernieuwing. Hierdoor geeft
manager ruimte voor inspraak, autonomie en kiest voor aanmoediging. Hij beloont medewerkers
i.p.v. te straffen. Dit helpt tot betere resultaten en meer tevredenheid bij werknemers.
Dus sociale beheersing heeft te maken met het effectief motiveren van medewerkers.
Voorbeeld bijv werken voor nederland, hierdoor hopen ze mensen met een hoog psm aan te
spreken wat weer bijdraagt aan een betere arbeidsproductiviteit.
4. Leg uit wat Public Service Motivation inhoudt, en waarin ze verschilt van andere vorm van
motivatie.
Drie soorten motivatie:

Extrinsieke motivatie is de reden voor handelen gelegen in beloningen of straffen die buiten
de activiteit liggen. Prijzen of geld/cijfers.


Intrinsieke motivatie is de tegenhanger van extrinsiek. Als je intrinsieke motivatie hoog is ,
dan voer je de activiteiten uit omwille van de activiteit zelf omdat je dat leuk vindt. Kind dat
speelt omdat hij het leuk vind om te spelen, krijgt er niks voor.
PSM (motivatie voor de publieke zaak) is de drang van mensen om zinvolle publieke
diensten uit te voeren. Zij doen dit dus niet voor het geld maar omdat ze iets publieks willen
bijdragen. Positief effect op het organiseren want mensen zullen dan sneller dingen uit
zichzelf doen.
5. Presenteer voorbeelden van politiek-bestuurlijk, ambtelijk en maatschappelijk leiderschap
van personen die momenteel actief zijn in de aanpak van de Corona crisis.
Leiderschap is is het proces om mensen te beinvloeden om iets te denken of te doen wat ze anders
niet of minder hadden gedaan. Management gaat over het omgaan met de complexiteit in het hier
en nu. Leiderschap gaat over het omgaan met verandering en haar implicaties voor de toekomst.
Management is operationeel: het gaat om ontwikkelen van een structuur van regels, straffen en
beloningen die ervoor zorgen dat de organisatie goed kan blijven werken. Leiderschap is strategisch:
het gaat om het bepalen van de richting van de organisatie.
Publiek leiderschap gaat over het beinvloeden van de manier waarop de samenleving als geheel met
sociale vraagstukken omgaat en welke mix van sturingsvormen – overheid, markt en zelforganisatiedaarbij tot stand moet komen.
Bespreekvragen: kijk schema pagina 197 voor alle types leiderschap
Hier zijn enkele voorbeelden van politiek-bestuurlijk, ambtelijk en maatschappelijk leiderschap van
personen die actief zijn in de aanpak van de COVID-19-crisis in Nederland, gebaseerd op informatie
tot mijn laatste kennisupdate in september 2021:
Politiek-bestuurlijk leiderschap:
Mark Rutte: Als minister-president van Nederland speelde Mark Rutte een cruciale rol in de
coördinatie van de Nederlandse reactie op COVID-19. Hij was verantwoordelijk voor het nemen van
beslissingen met betrekking tot lockdowns, sociale beperkingen en vaccinatiestrategieën.
Ambtelijk leiderschap:
Jaap van Dissel: Als directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft Jaap van Dissel belangrijke informatie en advies geleverd
aan de Nederlandse regering en het publiek over de epidemiologische situatie en de te nemen
maatregelen.
Maatschappelijk leiderschap:
André Rouvoet: Hij was de voorzitter van GGD GHOR Nederland, de koepelorganisatie van de
Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD's) en Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de
Regio (GHOR). Deze organisaties speelden een cruciale rol in het testen, traceren en vaccineren
tegen COVID-19.
1. In hoeverre heeft de USBO een stabiele omgeving? En wat betekent dat voor de fit van de
kenmerken tussen de organisatie en haar omgeving?\
De usbo heeft geen stabiele omgeving omdat studenten in de loop van de jaren veranderen en elke
student wel iets anders nodig heeft. De organisatie moet daar dus flexibel mee kunnen omgaan.
2. In bureaucratische organisaties, zoals ministeries, wordt vaak gewerkt in projecten en door
vele professionele (hoogopgeleide) medewerkers. Geef aan tot welke spanningen dat kan
leiden.
In een bureaucratische organisatie is gezag verbonden met status en positie. In een professionele
organisatie met kennis en kunde. De beste prof is niet automatisch de beste manager. Dat kan in een
bureaucratische organisatie spanning opleveren. Een ander probleem is te weinig clientgerichtheid.
Dankzij de vrijheid van profs kunnen zij zich het veroorloven de behoeften van hun clienten te
negeren. Ten slotte stuiten pogingen tot vernieuwing van werkwijze binnen professionele
organisaties vaak op verzet, zeker als zij ingaan tegen routines die door jarenlange training en
opleiding zijn verkregen.
3. Welke invloed hebben management via technische en via sociale beheersing op de motivatie
van medewerkers?
Technische beheersing dat er een selfforfilling prophesie kan ontstaan doordat managers inspelen
op het feit dat mensen niet gemotiveerd zijn. Door de mensen niet sociaal te ondersteunen en te
prikkelen zullen ze minder werkplezier hebben er daardoor zal de arbeidsproductiviteit ook naar
beneden gaan.
Bij sociale beheersing voelen medewerkers zich meer gehoord en zullen ze dus ook gemotiveerder
raken omdat ze ook gemotiveerd worden door hun werkgevers en ze vaak meer werken omdat ze
het leuk vinden en iets willen beteken ipv dat ze het alleen voor het geld doen.
4. Waarom is vanuit de principaal-agent theorie ambtelijk leiderschap 'problematisch'?
Wanneer de ene partij( principaal ) een andere partij (agent) vraagt om acties uit te voeren. De
agent weet vaak meer over de zaak dan de manager of principaal waardoor er dus sprake is van
informatieassymetrie. Het risico is dus dat de medewerkers gedrag vertonen dat niet in lijn is met
organisatiedoelstellingen. Oplossingen:
-
Transactioneel leiderschap: stimuleert de leidinggevende de medewerker via beloningen en
straffen. Bijv ontslaan als er bepaalde doelen niet gehaald worden.
Transformationeel leiderschap: de werknemer probeert de werkgever te veranderen
(transformeren) zodat zij de organisatiebelangen boven hun eigen belangen plaatsen.
Ambtenaren moeten niet alleen rekening houden met hun principaal maar ook met bijvoorbeeld
cliënten of media. Hierdoor kunnen ze niet alleen luisteren naar wat bijv een manager te zeggen
heeft. Hierdoor werkt een agent-principaal principe niet bij ambtelijk leiderschap omdat de
werknemers ook met andere actoren te maken hebben.
Download