Uploaded by Fady Fayed

MDIW4P

advertisement
Artikel 17 – Brock, K., Ouden, E. den, Langerak, F. & Podoynitsyna, K. (2020). Front End Transfers of
Digital Innovations in a Hybrid Agile-Stage-Gate® Setting. Journal of Product Innovation
Management, 37(6), 506-527.
Samenvatting
Dit artikel is een onderzoek naar de toepassing van agile-methoden in het innovatieproces van
productontwikkeling. Het onderzoek richt zich specifiek op de integratie van agile-methoden in het
Stage-Gate-model, een veelgebruikte methode voor het beheren van het innovatieproces. Het doel
van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de voordelen, uitdagingen en best practices van het
combineren van agile en Stage-Gate.
Het onderzoek is gebaseerd op een uitgebreide literatuurstudie en interviews met experts op het
gebied van innovatie en productontwikkeling. De resultaten laten zien dat het combineren van agile
en Stage-Gate verschillende voordelen kan bieden, zoals een kortere time-to-market, meer
flexibiliteit en betere klantbetrokkenheid. Het kan ook helpen bij het verminderen van risico's en het
verbeteren van de kwaliteit van het eindproduct.
Echter, er zijn ook uitdagingen verbonden aan het combineren van agile en Stage-Gate. Deze
uitdagingen hebben voornamelijk te maken met de verschillende culturen, processen en mindset die
inherent zijn aan beide benaderingen. Het vereist een zorgvuldige afstemming en integratie van de
twee methoden om succesvol te zijn.
Op basis van de bevindingen van het onderzoek worden verschillende best practices voorgesteld
voor het combineren van agile en Stage-Gate. Deze omvatten het creëren van een flexibele en
adaptieve organisatiecultuur, het gebruik van cross-functionele teams, het implementeren van
iteratieve en incrementele ontwikkelingscycli, en het bevorderen van open communicatie en
samenwerking tussen teams.
Al met al biedt dit artikel waardevolle inzichten in de integratie van agile en Stage-Gate in het
innovatieproces van productontwikkeling. Het benadrukt de voordelen, uitdagingen en best practices
van deze benadering en biedt praktische aanbevelingen voor organisaties die geïnteresseerd zijn in
het implementeren van agile-methoden in hun innovatieprocessen.
Theoretisch model
Het theoretische model dat in de tekst wordt besproken, is ontwikkeld om de facilitators en
belemmeringen van front-end transfers van digitale innovaties binnen een hybride Agile-Stage-Gate
setting te begrijpen. Het model is gebaseerd op een grondige analyse van de verzamelde gegevens
en bestaat uit drie overkoepelende dimensies: transfer management, transfer scope en
synchronisatie.
Transfer management verwijst naar de manier waarop het management van een organisatie de
overdracht van innovaties van de front-end naar de ontwikkelingsfase faciliteert. Het omvat aspecten
zoals de frequentie en kwaliteit van de communicatie tussen onderzoek en ontwikkeling, de mate
van kennisdeling en de betrokkenheid van het management bij het front-end proces.
Transfer scope heeft betrekking op de reikwijdte van de overdracht van innovaties. Het gaat hierbij
om de mate waarin de resultaten van de front-end activiteiten worden overgedragen naar de
ontwikkelingsfase. Dit omvat aspecten zoals de duidelijkheid van de doelstellingen en specificaties
van de innovatie, de mate van betrokkenheid van verschillende afdelingen en de afstemming van
verwachtingen tussen onderzoek en ontwikkeling.
Synchronisatie verwijst naar de mate waarin de activiteiten en processen van de front-end en
ontwikkelingsfase op elkaar zijn afgestemd. Het gaat hierbij om aspecten zoals de timing van de
overdracht, de mate van flexibiliteit in het proces en de afstemming van de werkwijzen en methoden
tussen onderzoek en ontwikkeling.
Het model visualiseert de onderlinge relaties tussen deze dimensies en laat zien hoe ze van invloed
zijn op de front-end transfers van digitale innovaties binnen een hybride setting. Het biedt inzicht in
de belangrijkste factoren die het succes van deze transfers beïnvloeden en kan organisaties helpen
bij het identificeren van verbeterpunten en het optimaliseren van hun processen.
Het theoretische model is ontwikkeld op basis van een grondige analyse van de verzamelde gegevens
en is gevalideerd door experts op het gebied van smart cities. Het biedt een gestructureerd kader
voor het begrijpen en verbeteren van front-end transfers van digitale innovaties binnen een hybride
Agile-Stage-Gate setting.
Belangrijkste bevindingen
De bevindingen van het onderzoek zijn als volgt:
1. Front-end transfers zijn vaak onsuccesvol: Uit het onderzoek blijkt dat front-end transfers, waarbij
innovaties van het onderzoeksteam worden overgedragen aan het ontwikkelingsteam, vaak
onsuccesvol zijn. Hoewel er een gestructureerd proces is voor deze overdracht, ontbreekt het aan
kennis over waarom deze transfers vaak niet slagen.
2. Analyse van gepubliceerde materialen: Naast interviews met betrokkenen, is er ook gekeken naar
gepubliceerde materialen zoals persberichten, aanbestedingen en whitepapers. Deze informatie
heeft bijgedragen aan het begrijpen van de context en het verifiëren van de bevindingen.
3. Data-analyse: Om de kwalitatieve gegevens te interpreteren, is er gebruik gemaakt van een
iteratief proces waarbij de data en de opkomende theoretische argumenten voortdurend werden
vergeleken. Dit proces van codering en categorisatie heeft geholpen bij het identificeren van
patronen en het ontwikkelen van een overkoepelend model.
4. Gebrek aan waardering voor front-end resultaten: Zowel het onderzoeksteam als het
ontwikkelingsteam waren gefrustreerd door het gebrek aan waardering voor front-end resultaten.
Hoewel het werken aan digitale innovaties in een Agile manier en het delen van resultaten
waardevol werd geacht, werden formele transfers vaak als een formaliteit gezien en werden andere
front-end resultaten niet gewaardeerd.
5. Complexiteit van smart cities: Het ontwikkelen van digitale innovaties voor smart cities bleek zeer
complex te zijn. Verschillende steden hebben verschillende behoeften en vereisen
maatwerkoplossingen. Dit maakt het moeilijk om KPI's te definiëren en te gebruiken om de
voortgang en waarde van front-end transfers te beoordelen.
Artikel 19 – Pardo, C., Ivens, B. S., & Pagani, M. (2020). Are products striking back? The rise of
smart products in business markets. Industrial Marketing Management, 90, 205-220.
Samenvatting
Dit artikel, getiteld "Are products striking back? The rise of smart products in business markets",
onderzoekt de opkomst van slimme producten in de zakelijke markt en de veranderingen die dit met
zich meebrengt voor marketingmanagers. Het artikel begint met het benadrukken van de
verschuiving van de focus op fysieke producten naar dienstverlening in de zakelijke wereld.
Tegelijkertijd speelt technologie, met name het Internet of Things (IoT), een grote rol in deze
verschuiving, waarbij fysieke producten worden uitgerust met sensoren en slimme functionaliteiten.
Het onderzoek richt zich op hoe zakelijke producten slimme producten worden en hoe de fysieke
kenmerken van producten (zichtbaarheid van slimheid, extra functies) en productecosystemen
(verbondenheid van het product, mate van autonomie) veranderen. Op basis hiervan stellen de
auteurs een typologie van slimme producten voor, gebaseerd op twee dimensies: productkenmerken
en ecosysteemkenmerken. Ze onderscheiden vier categorieën van slimme producten: Meer
Efficiënte Producten (MEPs), Augmented Products (APs), Producten als een Node (PN) en Producten
als een Hub (PH). In elke categorie krijgt het product een bepaalde mate van digitale verbetering,
integratie en transformatie.
Het artikel bespreekt ook de implicaties van dit onderzoek, zowel op theoretisch als op
managementniveau. Het benadrukt het belang voor marketingmanagers om de veranderingen in
productkenmerken en ecosysteemkenmerken te begrijpen en hierop in te spelen. Daarnaast
benadrukt het artikel het belang van het ontwikkelen van nieuwe strategieën en benaderingen om
de waarde van slimme producten te communiceren en te benutten.
Kortom, dit artikel biedt een gedetailleerde analyse van de opkomst van slimme producten in de
zakelijke markt en de implicaties hiervan voor marketingmanagers. Het biedt inzicht in de
veranderingen in productkenmerken en ecosysteemkenmerken en benadrukt het belang van het
ontwikkelen van nieuwe strategieën om de waarde van slimme producten te maximaliseren.
Theoretisch model
Het theoretische model dat in dit onderzoek wordt gepresenteerd, heeft tot doel om te begrijpen
hoe een product verandert in een slim product in een B2B-context. Het model bestaat uit twee
dimensies: productkenmerken en het ecosysteem van verbonden entiteiten.
De dimensie productkenmerken beschrijft in hoeverre de transformatie naar een slim product
resulteert in fysieke veranderingen en extra functies voor het product. Dit kan variëren van kleine
aanpassingen tot volledige transformaties. Het model identificeert vier categorieën van slimme
producten:
1. Meer Efficiënte Producten (MEPs): Dit zijn producten die voornamelijk gericht zijn op het
verbeteren van de efficiëntie en prestaties van bestaande producten. Ze kunnen bijvoorbeeld
sensoren bevatten die gegevens verzamelen om het gebruik en de prestaties van het product te
optimaliseren.
2. Augmented Products (APs): Deze categorie omvat producten die extra functies en mogelijkheden
bieden door middel van digitale technologieën. Ze kunnen bijvoorbeeld verbonden zijn met andere
apparaten of systemen om gegevens uit te wisselen en nieuwe functionaliteiten mogelijk te maken.
3. Producten als een Node (PN): Dit zijn producten die fungeren als knooppunten in een netwerk van
verbonden entiteiten. Ze kunnen bijvoorbeeld dienen als interfaces tussen verschillende systemen of
als verzamelpunten voor gegevensuitwisseling.
4. Producten als een Hub (PH): Deze categorie omvat producten die fungeren als centrale hubs in een
ecosysteem van verbonden entiteiten. Ze kunnen bijvoorbeeld dienen als platforms voor het
beheren en coördineren van verschillende apparaten en systemen.
De tweede dimensie van het model richt zich op het ecosysteem van verbonden entiteiten rondom
het slimme product. Dit omvat de verschillende actoren, zoals gebruikers, leveranciers, partners en
andere apparaten of systemen, die betrokken zijn bij het gebruik en de interactie met het slimme
product.
Het model benadrukt het belang van het begrijpen van de waardepropositie van slimme producten
en hoe deze wordt beïnvloed door de fysieke kenmerken van het product en het ecosysteem waarin
het opereert. Het biedt een raamwerk voor het analyseren en begrijpen van de transformatie van
een product naar een slim product in een B2B-context.
Dit theoretische model heeft zowel theoretische als praktische implicaties. Het draagt bij aan het
begrip van slimme producten in een B2B-context en biedt inzichten voor het ontwikkelen van nieuwe
businessmodellen en waardeproposities. Het kan ook dienen als basis voor verder onderzoek naar
slimme producten en hun impact op bedrijven en industrieën.
Belangrijkste bevindingen
De bevindingen van het onderzoek zijn als volgt:
1. Veranderingen in status en omgeving: Uit de analyse van de 12 cases blijkt dat smart producten in
zakelijke markten kunnen variëren op verschillende dimensies. Een van deze dimensies is de mate
van intelligentie. In tien van de twaalf gevallen is het smart business product een verrijkt product,
wat betekent dat het product naast zijn intelligentie ook andere functionaliteiten heeft. In twee
gevallen is dit echter niet het geval. Bijvoorbeeld, in het geval van cobots en veldsensoren, voegen ze
een slimme laag toe aan een dom systeem. De zichtbaarheid van intelligentie varieert ook, waarbij
sommige smart producten duidelijk laten zien dat ze slim zijn, terwijl andere minder zichtbaar zijn.
2. Veranderingen in interacties: Het toevoegen van intelligentie aan producten leidt tot
veranderingen in interacties. Deze veranderingen kunnen plaatsvinden tussen het product en de
gebruiker, tussen de leverancier en de klant, tussen machines en producten, en tussen verschillende
actoren. Bijvoorbeeld, smart producten kunnen zorgen voor meer continue en routinematige
interacties tussen verschillende partijen. Ze kunnen ook zorgen voor meer geautomatiseerde
interacties tussen machines en producten. Deze veranderingen in interacties hebben invloed op de
manier waarop bedrijven hun producten ontwerpen en op de manier waarop klanten met deze
producten omgaan.
3. Uitdagingen van intelligentie toevoegen: Het toevoegen van intelligentie aan producten brengt
ook uitdagingen met zich mee. Deze uitdagingen kunnen betrekking hebben op technische aspecten,
zoals het ontwikkelen van betrouwbare sensoren en het beheren van grote hoeveelheden data. Ze
kunnen ook betrekking hebben op organisatorische aspecten, zoals het trainen van medewerkers om
met slimme producten om te gaan en het aanpassen van bedrijfsprocessen aan de nieuwe
mogelijkheden die intelligentie biedt. Daarnaast kunnen er ethische en privacy-gerelateerde
uitdagingen zijn, zoals het waarborgen van de privacy van klantgegevens en het voorkomen van
misbruik van slimme producten.
Deze bevindingen laten zien dat het toevoegen van intelligentie aan producten een complex proces is
dat verschillende veranderingen met zich meebrengt. Het heeft invloed op de status van het product,
de interacties die plaatsvinden en de uitdagingen waarmee bedrijven worden geconfronteerd. Het
begrijpen van deze veranderingen is essentieel voor bedrijven die slimme producten willen
ontwikkelen en op de markt willen brengen.
Artikel 20 – Ulaga, W., & Reinartz, W. J. (2011). Hybrid offerings: how manufacturing firms combine
goods and services successfully. Journal of Marketing, 75(6), 5–23.
Samenvatting
Dit artikel, geschreven door Wolfgang Ulaga en Werner J. Reinartz, onderzoekt de resources en
capabilities die fabrikanten nodig hebben om succesvolle service-gedreven groeistrategieën te
ontwikkelen in business-to-business markten. Het artikel richt zich specifiek op hybride
aanbiedingen, die een combinatie zijn van goederen en diensten en meer klantvoordelen bieden dan
wanneer de goederen en diensten afzonderlijk beschikbaar zouden zijn.
Het onderzoek is gebaseerd op een kwalitatieve studie, waarbij diepte-interviews zijn gehouden met
senior managers van 22 productiebedrijven. Deze managers werden geselecteerd via het
alumninetwerk van twee Europese business schools. De interviews werden opgenomen en
vervolgens verbatim getranscribeerd.
De onderzoekers pasten grounded theory coding toe om de belangrijkste resources en capabilities te
identificeren die door de managers werden genoemd. Ze vergeleken hun resultaten en ontwikkelden
gezamenlijk een voorlopig coderingsplan. Dit plan omvatte een lijst van geïdentificeerde resources en
capabilities, inclusief labels en definities voor elk construct.
Uit de analyse van de interviews kwamen verschillende belangrijke resources en capabilities naar
voren. Enkele voorbeelden hiervan zijn technische expertise, klantgerichtheid, flexibiliteit,
samenwerkingsvermogen en het vermogen om waarde toe te voegen aan de klant. Deze resources
en capabilities werden als essentieel beschouwd voor het succesvol ontwikkelen van servicegedreven groeistrategieën.
Het artikel benadrukt het belang van het ontwikkelen van deze resources en capabilities voor
fabrikanten die willen groeien door middel van hybride aanbiedingen. Het biedt waardevolle
inzichten voor managers die betrokken zijn bij het ontwerpen en implementeren van servicegedreven groeistrategieën in business-to-business markten.
Theoretisch model
Het theoretische model dat in de tekst wordt besproken, richt zich op het ontwerpen en leveren van
succesvolle hybride diensten. Een hybride dienst wordt gedefinieerd als een combinatie van één of
meer goederen en één of meer diensten, waardoor meer klantvoordelen worden gecreëerd dan
wanneer het goed en de dienst afzonderlijk beschikbaar zouden zijn.
Het model bouwt voort op bestaande literatuur over dienstverlening en richt zich specifiek op
hybride diensten. Het model identificeert verschillende antecedenten en consequenties van het
ontwerpen en leveren van succesvolle hybride diensten.
De antecedenten van succesvolle hybride diensten omvatten onder andere de beschikbaarheid van
resources en capaciteiten, de mate van klantgerichtheid, de mate van samenwerking tussen
verschillende afdelingen binnen een organisatie, en de mate van technologische innovatie. Deze
antecedenten hebben invloed op het ontwerp en de levering van hybride diensten.
De consequenties van succesvolle hybride diensten omvatten onder andere klanttevredenheid,
klantloyaliteit, winstgevendheid en concurrentievoordeel. Succesvolle hybride diensten kunnen
leiden tot een hogere klanttevredenheid en klantloyaliteit, wat op zijn beurt kan leiden tot hogere
winstgevendheid en concurrentievoordeel voor een organisatie.
Het model benadrukt het belang van het ontwerpen en leveren van hybride diensten die waarde
toevoegen voor klanten en die aansluiten bij de behoeften en wensen van klanten. Het model
suggereert dat organisaties die succesvolle hybride diensten kunnen ontwerpen en leveren, een
concurrentievoordeel kunnen behalen en beter kunnen voldoen aan de behoeften van hun klanten.
Kortom, het theoretische model richt zich op het begrijpen van de processen, antecedenten en
consequenties van het ontwerpen en leveren van succesvolle hybride diensten. Het model benadrukt
het belang van het creëren van waarde voor klanten en het behalen van concurrentievoordeel door
middel van hybride diensten.
Belangrijkste bevindingen
De belangrijkste bevindingen van de studie zijn als volgt:
1. Identificatie van unieke resources en capabilities: De onderzoekers hebben interviews afgenomen
met managers om de belangrijkste resources en capabilities van hun bedrijven te identificeren. Deze
werden vervolgens gecodeerd en geanalyseerd. Het doel was om de specifieke resources en
capabilities te identificeren die de bedrijven onderscheiden van hun concurrenten.
2. Grounded theory coding: Om de unieke resources en capabilities te identificeren, hebben de
onderzoekers gebruik gemaakt van grounded theory coding. Dit houdt in dat de onderzoekers open,
axiale en selectieve coding hebben toegepast op de interviewtranscripties. Hierbij werden de
belangrijkste resources en capabilities geïdentificeerd en gelabeld met in vivo of beschrijvende
codes.
3. Vergelijking en discussie: Na het coderen van de transcripties hebben de onderzoekers de
resultaten vergeleken en eventuele verschillen in de codering besproken. Ze hebben gezamenlijk een
voorlopig coderingsplan ontwikkeld waarin de geïdentificeerde resources en capabilities werden
opgesomd, gelabeld en gedefinieerd.
4. Belang van resources en capabilities: De studie benadrukt het belang van unieke resources en
capabilities voor het succes van een bedrijf. Deze resources en capabilities stellen bedrijven in staat
om zich te onderscheiden van hun concurrenten en waarde te creëren voor hun klanten.
Kortom, de studie heeft aangetoond dat het identificeren en ontwikkelen van unieke resources en
capabilities essentieel is voor het succes van een bedrijf. Deze bevindingen kunnen managers helpen
bij het identificeren van hun eigen unieke resources en capabilities en het ontwikkelen van
strategieën om deze te benutten.
Download