Aureus Summary Marketing BK Terms & conditions Summaries This summary is written at the discretion of the author. When uploading the summaries, we try to guarantee the quality as much as possible. However, Aureus cannot accept responsibility for the user. This overview serves as a supplement/aid and not as a replacement for the compulsory course material. All in all, Aureus is glad to collect summaries and place them on the website. Only using this summary as a preparation for your exam will not ensure you will pass your exam. Aureus is not responsible for the grades of the exams. If you have any questions or suggestions about the summaries, please contact us by sending an email to info@aureus.nl or walk by at room HG-8A32! Announcements Aureus Wrote your own summary? Did you write summaries for courses of this year and do you want to sell them to Aureus? Please, send an email to summaries@aureus.nl and is the summary is according to our quality standards, we will buy your summary for €30. Participating in events? Aureus organizes activities for all students that are relevant to four pillars: social, career, academic and skills. For all our events check www.aureus.nl/events, become a member and sign up! Tutoring Did you read the book, followed the lectures, learned the summary by heart but are still insecure whether you will pass the exam? Aureus also offers tutoring classes; look at www.aureus.nl/tutoring for the courses we organize this period! Organize events yourself? Do you want to boost your CV and have a nice year organizing events together with fellow students? Become one of our committee members. Visit www.aureus.nl/join and apply now! Table of Contents : Marketing Hoofdstuk 1 Digitaal Koopgedrag .................................................................................. 4 1.1 De digitale aankoopbeslissing........................................................................................... 4 1.2 Zoekfucnties en consideration sets in de digitale context ................................................. 5 1.3 De invloed van ‘order glitches’ op digitaal koopgedrag ..................................................... 6 1.4 Multichannel consumentengedrag ................................................................................... 7 Hoofdstuk 2 Digitaal sociaal gedrag .............................................................................. 9 2.1 De Big-Five en waarom mensen op sociale media zitten ................................................... 9 2.2 Waarom worden consumenten lid van een sociale product- of merkpagina?.................. 10 2.3 COBRA-motivaties voor het gebruik van sociale brandpages .......................................... 11 Hoofdstuk 3 Digitaal zoekgedrag ..................................................................................12 3.1 Cognitieve zoekstrategieën van consumenten: hoe zoeken ze eigenlijk? ........................ 12 3.2 De rol van emoties in digitaal zoekgedrag....................................................................... 14 3.3 Online blijven zoeken naar de beste deal: de ‘Sacrifice Gap’ ........................................... 15 Hoofdstuk 4 Digitaal deelgedrag ..................................................................................16 4.1 De user-generated contenttypologie van delen .............................................................. 16 4.3 Ratings en reviews delen: de invloed van de ‘crowd’ ...................................................... 18 Hoofdstuk 5 De Digitale Omgeving Analyseren .............................................................19 5.1 De externe analyse (macro-niveau) .............................................................................. 20 5.2 Analyse van de prestatieomgeving (meso-niveau) ......................................................... 21 5.3 De interne analyse (micro-niveau) ................................................................................. 24 Hoofdstuk 6 Strategieën voor het digitale kanaal .........................................................27 6.1 Generieke strategieën en groeistrategieën voor het digitale kanaal ............................... 27 6.2 Multichannel marketingstrategie ................................................................................... 29 6.3 Sociale mediastrategie ................................................................................................... 30 6.4 Big data en digitale strategie .......................................................................................... 32 Hoofdstuk 7 Strategische digitale waarde creëren ........................................................33 7.1 Strategische businessmodellen en verdienmodellen voor het digitale kanaal ................. 33 7.2 Digitale strategische waard proporties en positionering ................................................. 34 7.3 Waardecreatie in de supply chain ................................................................................... 37 7.4 Waarde creëren met outsourcen van activiteiten ........................................................... 38 Hoofdstuk 8 8.1 Product in de digitale omgeving; consumer needs & wants .......................38 Digitale producten .......................................................................................................... 38 2 8.2 Digitale content als product............................................................................................ 40 8.3 Digitale productontwikkeling, adoptie en diffusie .......................................................... 40 Hoofdstuk 9 Prijs in de digitale omgeving: costs to the consumer .................................41 9.1 Internet en de toename van prijstransparantie .............................................................. 41 9.2 Digitale strategische differentiatie met prijs ................................................................... 41 Hoofdstuk 10 Plaats en de digitale omgeving: convenience to the consumer ..............43 10.2 e-fulfilment .................................................................................................................... 45 10.3 Shipping van digitale orders ........................................................................................... 46 Referenties .......................................................................................................................47 3 Deel 1 Digitaal consumentengedrag Hoofdstuk 1 Digitaal Koopgedrag 1.1 De digitale aankoopbeslissing 1.1.1 Het lineaire vijf-fasen model van besluitvorming: fysiek versus digitaal Fase 1 - Probleemherkenning: § een consument start vanuit een staat waarin een behoefte, noodzaak of tekort wordt herkend. Fase 2 – Informatie zoeken: § consument gaat op zoek naar informatie om de behoefte te vervullen. Interne bronnen en externe bronnen vormen de basis voor de volgende fase. Fase 3 – Evaluatie van alternatieven: § de ontwikkeling en vergelijking van de evaluatiecriteria van de mogelijke aankoop. Fase 4 – Keuze en aankoop: § heeft betrekking op de actie/activiteit van de aankoop. Bijv. locatie, de wijze van de aankoop en de daadwerkelijke beslissing om te kopen. Fase 5 – Post-aankoopgedrag: § de mate van tevredenheid of ontevredenheid over een product/dienst/merk. Probleemherkenning: - activeert alle volgende activiteiten. Wordt veroorzaakt door in- of externe factoren. - E-profiling: verzamelen van klantdata. o One-to-one marketing: persoonlijke communicatie o One-to-many - Big Data: databases met consumenteninformatie. - Organisaties zijn nu in staat om aankoopgedrag van consumenten te managen. - Click-stream analyse Informatie zoeken: - Intermediatie: informatie wordt niet aangeboden door de daadwerkelijke aanbieder, maar door een tussenpartij. o Disintermediatie: daadwerkelijke aanbieder gaat informatie aanbieden. - Push-technologieën: informatie wordt automatisch naar de juiste doelgroep verstuurd. - Information overload: te veel informatie. - Re-intermediatie: het verdwijnen of ontstaan van een nieuwe schakel. Alternatieve evalueren: - Traditionele informatiebronnen voor de evaluatiefase: o Ervaringen uit het verleden o Marketingcommunicatie 4 o Consumentenorganisaties o Mond-tot-mondreclame (WOM) Keuze en aankoop: - Waar koopt de consument? - Hoe koopt de consument? Post-aankoopgedrag: - Ontwikkeling van duurzame relaties met klanten steeds belangrijker. - High-touch persoonlijke interactie (face-to-face) - High-tech interactie (face-to-screen) - Mass customization: persoonlijke customization wordt mogelijk gemaakt door flexibele technologie. 1.1.2 Digitale aankoopstadia in een retailomgeving Return logistics: het terugsturen van het product naar de aanbieder. Digitale aankoopproces = dynamischer. Query: Click-through: Shopping basket: Productimpressies Interssante producten Meest interessante producten Conversieratio’s: § Look-to-click rate. Hoeveel productimpressie omgezet worden naar click-throughs § Click-to-basket rate. Hoeveel click-throughs omgezet worden naar plaatsing in winkelmandje. § Basket-to-buy. Hoeveel producten in het winkelmandje omgezet worden in aankopen. § Look-to-buy rate. Welk percentage productimpressies uiteindelijk aangekocht worden. § De conversion rate. Hoeveel click-throughs omgezet worden in aankopen. 1.2 Zoekfucnties en consideration sets in de digitale context Kotler’s vijf stadia van het besluitvormingsproces die vooraf gaan aan een aankoop en die iedere consument doorloopt: § Total set. Alle merken in een bepaalde categorie. § Awareness set. Merken waar een consument zich bewust van is § Consideration set. De relevante opties. § Choice set. Opties waaruit je je uiteindelijke keuze gaat maken. Kenmerken die een rol spelen bij het vormen van een consideration set: § Omvang. Zoekfilters zorgen ervoor dat de omvang kleiner wordt. Lagere relevantie voor alternatieven die niet geselecteerd zijn en selectiviteit van de zoekfunctie. 5 § § § Dynamiek. Door gebruik van zoekfuncties wordt de dynamiek kleiner: ze geven al een zeer representatief beeld over de producten die aansluiten op jouw wensen. Variëteit. Consideration sets zijn homogener door de criteria die toegepast worden: alles lijkt op elkaar. Voorkeurspreiding. Deze neemt af, omdat de variëteit ook is afgenomen. Geheugen gebaseerde consideration sets: geheugen gebaseerd. Stimulus gebaseerde consideration sets: filters en zoekfuncties spelen een rol. 1.3 De invloed van ‘order glitches’ op digitaal koopgedrag Order glitches: het mislukken van het, binnen een vooraf beloofde termijn, afleveren van producten, ook wel aangeduid als het falen van fulfilment diensten. 1.1.3 Het operationeel falen als onderdeel van het aankoopproces en toekomstig aankoopgedrag van consumenten. Het behouden van klanten met sublieme fulfilment Customer Lifetime Value: de toekomstige waarde van een klant voor de organisatie. Retentie: effectief sturen op klantenbehoud. Twee belangrijke factoren die klanttevredenheid en retentie stimuleren: - Product of service performance: de prestaties van het product/de dienst. - Order fulfilment performance: de prestaties van een organisatie bij de afhandeling. Aandacht voor de relatie tussen ineffectieve order fulfilment (glitches) is erg belangrijk. Webpresence: het aantrekken van potentiële klanten Last-mile: het afleverproces Dropshipping: externe partij verwerkt bestellingen en het voorraadbeheer 1.1.4 Hoe verandert het gedrag van klanten na een order glitch? Economisch opzicht: order glitch verlaagt orderfrequentie en de ordergrootte. Gedragseffecten: § Orderfrequentie en ordergrootte: niveau van tevredenheid wordt bijgesteld als nieuwe ervaringen daar aanleiding toe geven. o Post-hoc-orderfrequentie: minder kopen bij de aanbieder à neemt af o Post-hoc-ordergrootte: waarde van de order neemt af. § Angst: o Opportunisme: het doen van aankopen zonder je te laten leiden door principes, ervaringen of kennis. § Opportunistische kosten treden op wanneer één partij meer voordeel heeft bij een transactie dan een andere. Hoe langer je op je bestelling moet wachten, hoe hoger de totale transactiekosten. 6 1.4 Multichannel consumentengedrag Multichannel shoppen (MCS): aankooppatroon waarbij consumenten gebruik maken van meerdere kanalen zoals internet, catalogus, mobiel en brick-and-mortar winkels, om aankopen te doen. § Brick-and-mortar: fysieke winkels directe kanalen § Brick-and-click: fysiek & online winkelen hybride kanalen § Pure play: online winkels remote kanalen Brick-and-mortar à brick-and-click Pure play à brick-and-click (coolblue) 1.4.1 Kanaalgebruik van consumenten Advocay: consumenten laten zich positief uit over hun ervaringen. Consumenten kiezen kanalen meestal om de volgende redenen: § Economisch. Hierbij gaat het om het verkrijgen van een goede deal, prijsverwachtingen etc. § Zelfbevestiging. Hierbij gaat het om het tonen van expertise aan anderen t.a.v. kanaalselectie- en gebruik. Consumenten willen demonstreren dat ze heel goed weten hoe en waarom een bepaald kanaal wordt gebruikt. § Symbolisch. Hierbij gaat het om het gevoel van tevredenheid dat tijdens het winkelen in een bepaald kanaal ontstaat. § Sociaal en experience. Heeft betrekking op het deel uitmaken van een sociaal netwerk en/of stimulerende omgeving. § Routine. Betreft regelmaat en vertrouwdheid t.a.v. het aankoop- of gebruiksproces en het vermijden van risico’s. Klantenwaarden: § Utilitaire waarden. Hebben betrekking op de wil van consumenten om efficiënt hun doelen te bereiken met minimale investeringen. § Hedonistische waarden. Hebben betrekking op de vreugdevolle aspecten die ervaren worden tijdens het winkelproces. Customer journey: de reis die een consument aflegt alvorens een aankoop te doen. Ervaringen: § Frequenties van multichannel aankopen § Frequentie van multichannel informatie zoeken § Frequentie van multichannel prijsvergelijken 7 Waardehiërarchie van MCS: § Pragmatisme. Pragmatische consumenten vertonen multichannel-gedrag om o.a. tijd, geld en moeite te besparen. § Fun. Multichannel shoppers verwachten een vreugdevol gevoel bij het verwezenlijken van in principe nuttige activiteiten. Ze ontlenen plezier aan het gebruik van meerdere kanalen. § Veiligheid. Geeft aan dat shoppers verwachten hun informatiesymmetrie te kunnen verminderen. Gevoel van onzekerheid neemt af en empowerment neemt toe. § Vrijheid. Shoppers kunnen aankopen doen zonder enige beperking en met volledige persoonlijke controle. Location based gemak: bijv. het bestellen van een item online en dit ophalen/retourneren in een fysieke winkel in de buurt. 1.4.2 Een multichannel klanttypologie § § § Uninvolved shoppers. Heeft geen uitgesproken voorkeur voor een specifiek kanaal. Voelen zich niet sterk betrokken bij het aankoop/gebruiksproces. Store-focused consumers. Voorkeur voor brick-and-mortar. Fysieke ervaring is belangrijk. Multichannel enthusiasts. Houden van het gebruik van alle kanalen. Benutten de opties maximaal. Customer life cycle: de duur dat een consument klant is bij een organisatie. 1.4.3 Mobiel als extra digitaal transactiekanaal M-commerce: elke transactie, waarbij de overdracht van eigendom of rechten van goederen/diensten, is of wordt geïnitieerd en/of afgerond d.m.v. mobiele toegang tot computer-gemedieerde netwerken m.b.v. een mobiele telefoon. Vier typen M-commerce: § Mobiele aankooptransacties. Hierbij gaat het om het doen van aankopen via een mobiel apparaat, waarbij een financiële transactie plaatsvindt en goederen of diensten, digitaal of niet, aan consumenten geleverd worden door bedrijven. ‘ § Mobiele contenttransacties. Hierbij wordt M-commerce gebruikt voor het surfen en zoeken naar informatie. § Mobiele locatie gebaseerde transacties. Hierbij draait het om diensten die bijv. tijd/locatie gevoelig zijn. § Mobiele entertainment-transacties. Betreft transacties zoals het luisteren naar muziek via een mobiel apparaat. M-commerce heeft altijd betrekking op transacties, alleen transacties zijn niet altijd per se aankopen. 8 Typen consumenten: § Pc-internetgebruikers. Gebruiken hoofdzakelijk een PC/laptop bij het doen van zoekopdrachten en aankopen. § Duale kanaalgebruikers. Gebruiken zowel mobiele telefoon als PC. Complementariteit is voor hen belangrijk. Maken ook gebruik van locatie gebaseerde diensten. § Passieve digitale gebruikers. Gebruik internet routinematige, maar niet om een specifieke behoefte te bevredigen. Vertonen weinig multichannelgedrag. § Mobiele internetgebruikers. Gebruiken hoofdzakelijk de smartphone. Hoofdstuk 2 Digitaal sociaal gedrag Sociaal netwerk: web based service die individuen de mogelijkheid geeft om 1) een profiel aan te maken in een vastgesteld framework; 2) een lijst aan te maken van gebruikers waar ze contact mee hebben; 3) door de eigen contacten te navigeren en zelfs inzicht te krijgen in de contactlijst van anderen uit de eigen contactenlijst. 2.1 De Big-Five en waarom mensen op sociale media zitten 2.1.1 Persoonlijkheid en het gebruik van Twitter en Facebook Reciprociteitsprincipe: jij volgt mij, dan volg ik jou 2.1.2 Big-Five in sociaal mediagebruik Big-Five persoonlijkheidskenmerken: Neuroticisme - De mate van emotionele controle - Laag: veel controle over emoties/stabiel - Geassocieerd met internetgebruik voor sociale doelen. Openheid - Hoog: brede interesses, exploratieve mensen. - Openheid à zoeken naar relevante informatie: information seeking Nauwkeurigheid - Sterke arbeidsethos, ordelijkheid en degelijkheid erg belangrijk. - Hoog: neigen het gebruik van sociale media te vermijden. 9 Altruïsme - De mate van onbaatzuchtigheid en vriendelijkheid voor de omgeving. - Hoog: aardig, sympathiek en warm in omgang. Meer digitale contacten Extraversie - Heeft betrekking op avontuurlijkheid, sociaal gedrag, spraakzaamheid etc. - Hoog: hoog gebruik van instant messaging 2.2 Waarom worden consumenten lid van een sociale product- of merkpagina? Customer Relationship Marketing (CRM): gericht op wederzijds bevredigende lange termijn relaties met klanten op te bouwen, waarbij het maximaliseren van klantenloyaliteit belangrijk is. Marketingnetwerk: het stimuleren van consumenten om interactief te communiceren met de website van de organisatie (brandpage), of door hen uit te nodigen deel te nemen aan een email distributielijst. Dat laatste is bedoeld om klanten te voorzien van regelmatige product-, dienst- of merk- en bedrijfsupdates. 2.2.1 Lid worden van een merk- of productnetwerk WOM: mond-tot-mond reclame. - Meer effect op de acceptatie van innovaties dan alle vormen van massamedia. eWOM: electronic Word of Mouth. Drie activiteiten die gebruikers uitvoeren op sociale netwerken: - Het creëren van nieuwe content - Het consumeren van content van anderen - Het uitnodigen van anderen om ook deel te nemen in het netwerk Sociale introducties: introducties, doorgaans productverwijzingen, die afkomstig zijn van vrienden i.p.v. advertenties of iemand buiten het netwerk van de gebruiker. Bi-directioneel: communicatie gaat twee kanten op. Uni-directionele links en communicatie: een gebruiker kan informatie ontvangen en versturen naar het volledige vriendennetwerk. 10 2.2.2 Het HOE-model (Hierarchy of Effects) in sociale media HOE-model: § Bewustzijn. Individu kent het merk niet. § Kennis. Individu weet dat het merk bestaat. § Waardering. Wat vindt het individu van het merk. § Voorkeur. § Overtuiging. § Aankoop. Bewustzijn: wanneer de eerste informatie wordt ontvangen Factoren dei ervoor zorgen dat consumenten lid worden: § Betrouwbaarheid van de bron (source expertise) Invloed hangt af van de expertise en geloofwaardigheid van de bron. Berichten van betrouwbare bronnen worden eerder aangenomen. § Nabijheid van de bron (source closeness) De relatiesterkte tussen de zender en ontvanger bepaalt mede de invloed van de boodschap. - Als de ontvanger niet in staat is om te communiceren met de bron, dan is de nabijheid van de bron belangrijk. § Betrouwbaarheid van het netwerk (netwerk credibility) Aantal leden/likes geeft een utilitair of informatie waarde signaal af. ‘Hoe meer, hoe beter’. § Nabijheid van het netwerk (netwerk closeness) De mate van overlap tussen het vriendennetwerk en het productnetwerk. Hoe meer vrienden lid zijn, hoe beter. 2.3 COBRA-motivaties voor het gebruik van sociale brandpages COBRA: COnsumer BRand Activities: merk gerelateerde activiteiten van consumenten. 11 2.3.1 Gedrag in sociale netwerken COBRA geeft inzicht over activiteiten van consumenten m.b.t. merk gerelateerde content op sociale netwerken. - C2C (eWOM) - C2B (UGC) Sociale media gebruikers: - Inactieven - Toeschouwers - Participanten - Verzamelaars Critici Ontwikkelaars Motivaties die COBRA beïnvloeden: - Entertainment. - Sociale interactie. - Persoonlijke identiteit. - Informatie Beloning Empowerment Typen Consumenten: § Restrained-users. ‘Bescheiden’ sociale media gebruik. § Entertainment-seekers. Gebruikt transparante sociale media het meest. § Highly-connected. Gebruiken voornamelijk wikipedia, instagram, maar ook sociale netwerken. Hoofdstuk 3 Digitaal zoekgedrag SEO: zoekmachine optimalisatie SEA: adverteren in zoekmachines 3.1 Cognitieve zoekstrategieën van consumenten: hoe zoeken ze eigenlijk? 3.1.1 De vier stappen van het digitale zoekproces Moves - Enkele gedragshandelingen: klikken, typen van een query (zoekopdracht) - Op zichzelf staande acties è Belangrijk om te begrijpen voor marketeers: vormen de basis van verschillende cognitieve zoekstrategieën. Tactieken - Groepen gedragingen: algemene zoekopdrachten verfijnen etc. Patronen - Geïnternaliseerde, automatische en onbewuste interacties tijdens het zoeken. - Zoekstijlen die mensen keer op keer vertonen. Strategieën - Vormen van aanpak voor het zoeken naar bepaalde informatie. (p.110) 12 Moves zijn in te delen in verschillende stappen: - Startgedrag: het initiëren van de zoekopdracht - Zoektermen formuleren - Bekijken en beoordelen - Ondersteuning - Beëindigen 3.1.2 De 13 cognitieve digitale zoekstrategieën van consumenten Veilige spelersstrategie: veiligheid staat voorop - Conservatieve strategie: methodes benutten die vertrouwd voelen. - Bekende zoekdomeinen en beproefde zoektermen. Algemene zoektermstrategie: starten op favoriete zoekmachine - Brede strategie: zoektermen zijn relevant voor de zoekopdracht, maar dermate breed dat er vele zoekresultaten worden gegenereerd. Zoekmachineverfijningsstrategie: Zoekmachine wordt gekozen op basis van de gezochte informatie. - Eigenschappen van de zoekmachine spelen een rol. - Zoekopdrachten verfijnen voordat je zoektermen opgeeft. Zoekmachinespelerstrategie: Gebruik van meerdere zoekmachines voor dezelfde zoekopdracht. - Verscheidenheid aan resultaten Directe domeinstrategie: rechtstreeks naar een webpagina gaan die dienst doet als portaal naar de gezochte informatie. - Startpagina’s bijv. Parallelle spelerstrategie: bewust meerdere browservensters openen om verschillende zoekopdrachten tegelijk uit te voeren. a. Dezelfde zoekmachine gebruiken, maar verschillende zoektermen b. Dezelfde zoektermen, maar verschillende zoekmachines c. Eén browservenster met algemene zoektermen om een brede zoekopdracht uit te voeren, een ander venster om een bekend adres te openen, gerelateerd aan je zoekopdracht. d. Een venster gebruiken voor een zoekopdracht in een zoekmachine, ander venster om direct naar een site te gaan. URL-afhankelijke strategie: uitsluitend gebruik maken van hyperlinks. - Van site naar site surfen d.m.v. hyperlinks. To-the-point-strategie: direct favoriete zoekmachine - Gebruik van specifieke zoektermen à direct gewenste informatie vinden 13 Bekend adresstrategie: rechtstreeks naar een bij jou bekende site gaan. Sequentiële spelerstrategie: combinatie van veilige speler en to-the-point strategie. - Switchen tussen beide strategieën. - Direct gebruik van algemene zoektermen. Deductie strategie: start zelfde als algemene zoektermstrategie. - Zoektermen zijn erg verschillend. Virtuele toeriststrategie: laten leiden door een lineair voor-gedefinieerd pad op een specifieke website. - Je conformeert je aan de flow doctrine (flow die de site je laat volgen) Parallelle hub-and-spoke strategie: openen van een URL in een nieuw tabblad. 3.2 De rol van emoties in digitaal zoekgedrag 3.2.1 Zoekmachines maken het koopproces eenvoudiger - Informatiedichtheid van internet is zeer hoog o Ook een complicerende factor: niet mogelijk om alle informatie te verwerken - Filtermogelijkheden zijn hulpmogelijkheden 3.2.2 De rollen van emoties in het zoekproces Emoties bepalen hoe we informatie verwerken en keuzes maken. Affectieve computing: de kenmerken van emoties in zoekprocessen en het effect van emoties op zoekgedrag. - Computergebruik dat betrekking heeft op, voortvloeit uit, of invloed heeft op emoties Van nature brengt zoeken naar informatie onzekerheid, verwarring en angst met zich mee à beïnvloeden zoekgedrag. Somatische marker hypothese: Er is een neurobiologisch mechanisme in mensen actief waarmee emoties het besluitvormingsproces sturen of voor bias zorgen Emoties spelen een rol voor, na en tijdens het zoekproces. - Emoties na de zoekopdracht zijn de uitkomst en vormen de post motivationele emotionele staat. Vier invloeden: Ervaren moeite die gestopt is in het zoekproces - Trade-offs: hebben betrekking op de verhouding tussen de nauwkeurigheid van de informatie en de inspanning die geleverd is om de informatie te vinden. 14 Waargenomen succes bij de zoekopdracht - zoekproces succesvol: positieve emoties en vice versa. - Meer inspanning = hogere kosten (tijd) - De mate van inspanning is gerelateerd aan gevoelens, zowel positief als negatief. Emotionele staat voor het digitale zoekproces - Pré-motivationele emotionele staat - Initiële emotionele toestand (voor de zoekopdracht) heeft effect op de manier waarop mensen informatie zoeken en verwerken. - De emotionele toestand voor de zoekopdracht beïnvloedt de affectieve toestand na de zoekopdracht. Ervaren emoties tijdens het digitale zoekproces - Emotionele reacties worden opgewekt tijdens het zoekproces en hebben invloed op de verwerking van informatie en de uiteindelijke keuze. 3.3 Online blijven zoeken naar de beste deal: de ‘Sacrifice Gap’ 3.3.1 Zoekintenties naar productinformatie Intentie om verder te zoeken: de neiging van consumenten om te streven naar een betere deal en dus op zoek te gaan naar een product dat beter is dan een aanvaardbare optie die beschikbaar is en dus voorlopig gekozen is op de huidige site. Sacrifice Gap: het verschil tussen de maximale wensen die vervuld kunnen worden door een product en het aanbod aangeboden op de huidige website. - Klein verschil: kleine Sacrifice Gap en vice versa. Factoren die de intentie om verder te zoeken beïnvloeden Productkennis - Negatief effect op de tolerantie voor een Sacrifice Gap - Als je veel weet accepteer je geen kloof tussen je wensen en het aanbod - Hoe meer kennis, hoe minder tolerant Betrokkenheid - Negatief effect op de tolerantie - Consumenten zijn intensiever betrokken bij duurdere producten - Hoe groter de betrokkenheid, hoe groter de bereidheid om verder te zoeken, hoge lager de tolerantie Controle - Negatief effect op de tolerantie - Het idee van consumenten dat ze voldoende relevante informatie hebben - Extra controle leidt tot afname van tolerantie: consumenten zoeken langer door 15 3.3.2 De Sacrifice Gap: tolerantie en reductive Satisficers: mensen met de natuurlijke neiging om bevredigende producten te accepteren, ook als deze niet 100% aan hun wensen voldoen. - Relatief grotere Sacrifice Gap Maximizers: zijn uiterst kritisch en dichten het liefst de hele Sacrifice Gap. Kleine kloof: geringe differentiatie van consumentwensen Reductie van de Sacrifice Gap: de mate waarin een consument verwacht dat zijn maximale wensen vervuld kunnen worden door een product aangeboden op de huidige website. - maximale wensen: de hoeveelheid voordelen die een consument wenst. Reductie 0: wanneer consumenten verwachten dat een product op de huidige website totaal niet overeenkomt met het gewenste product. - Geen match tussen wensen en aanbod Reductie maximaal: wanneer het product op de huidige website perfect aansluit op de wensen. - Wensen en aanbod matchen volledig Hoofdstuk 4 4.1 Digitaal deelgedrag De user-generated contenttypologie van delen UGC – User Generated Content: content gecreërd door consumenten Prosumptie: wanneer consumptie en productie van digitale informatie samen vallen 4.1.1 UGC wat is dat eigenlijk? Consument-empowerment: consumenten oefenen invloed uit op de marketingactiviteiten van organisaties. Crowd-sourcing-initiatieven: consumenten delen ideeën rechtstreeks met organisaties. UGC: originele bijdrage die zijn gemaakt door consumenten, worden geuit in verschillende vormen en worden op grote schaal worden gedeeld met anderen 4.1.2 UGC-typen Het doel: - Sommige consumenten willen originele content creëren om aandacht te vestigen op een specifiek product, om hun (on)tevredenheid te uiten: productpromotie/demotie 16 - Anderen voelen zich betrokken en willen het bestaande product verbeteren: product innovatie De richting: - Waarin de kennis stroomt: sommige vormen richten zich primair op andere consumenten: C2C kennisstromen - Andere richten zich op kennis over dragen aan de organisatie: C2B kennisstromen Vier typen Informeren – C2C Informeren heeft betrekking op een proces dat consumenten motiveert om content te creëren, zoals een review of een video, die zowel lof als kritiek kan bevatten. Het gaat dus om promotiegerichte activiteiten van consumenten waarbij de doelgroep bestaat uit andere consumenten Co-communiceren – C2B Dit is het proces waarbij consumenten eigen marketingcontent of uitingen over producten, diensten of merken ontwikkelen (promotiegerichte activiteiten) en dit direct delen met de organisatie met als doel de hoeveelheid communicatie van en met de organisatie te verhogen. Co-creëren – C2B Dit is het proces waarbij consumenten hun eigen innovatieve producten ontwerpen (innovatiegerichte consumentenactiviteit) en die delen met de organisatie (C2B-kennisstroom) met als doel het aanbod van de organisatie te verbeteren of uit te breiden. Pionieren – C2C Pionieren is het proces waarbij consumenten nieuwe producten of diensten ontwikkelen of bestaande verbeteren en direct delen met andere gebruikers. Lead users: personen die bepaalde behoeften hebben voordat de rest van de markt deze heeft en daarnaast beschikken over de nodige vaardigheden, inzichten en visie om hun eigen nieuwe oplossingen te creëren en deze vervolgens te delen met de markt. 4.2 eWOM: waarom delen consumenten online hun mening? Kenmerken eWOM: - Gericht op meerdere individuen: groter bereik - Voor onbepaalde tijd beschikbaar voor andere consumenten - Redelijk anoniem 4.2.1 Mond-tot-mondcommunicatie via internet: eWOM eWOM-communicatie: de digitale uiting van klanten over een product, die zichtbaar is voor een veelheid van mensen. Asynchroon kanaal: de informatie wordt niet direct verwerkt. 17 4.2.2 De vijf motivatietypen van eWOM Focus gerelateerd nut - Wanneer een consument toevoegt aan de community (review op beoordelingssite) - Bevatten reviews die van belang kunnen zijn voor andere consumenten - Toegevoegde waarde doel voor de verspreider Submotivaties: a. Anderen helpen/zorgen voor anderen b. De organisatie helpen c. Sociale voordelen d. Het uitoefenen van macht Consumptie nut - Het ervaren van waarde door het consumeren van de bijdrage van anderen - Vindt plaats wanneer individuen reviews van anderen lezen o Aanleiding om zelf een review te schrijven: consumptie wordt participatie - Lurking: het passief consumeren van informatie van derden (alleen lezen bijv.) Nut van goedkeuring - De mate van bevrediging die mensen ontlenen uit het feit dat hun mening op prijs wordt gesteld (waardering) - Informele goedkeuring: wanneer een andere consument publiekelijk de bijdrage prijst of een privé bericht stuurt naar de plaatser - Formele goedkeuring: als reviews gereviewd kunnen worden Submotivaties: a. Zeflontplooiing b. Financiële beloning Moderatorgerelateerd nut – (Tros Radar) - Wanneer een derde partij het klagen makkelijker maakt voor consumenten Submotivaties: a. Gemak b. Probleemoplossende ondersteuning Homeostasenut - Heeft betrekking op de behoeften van mensen aan balans in hun leven - Balans tussen positieve en negatieve ervaringen 4.3 Ratings en reviews delen: de invloed van de ‘crowd’ 4.3.1 De relevantie van online ratings en reviews Online ratings: een digitale numerieke weergave of gecodeerde assesment op een standaard schaal over het functioneren van een product of dienst Online reviews: contextspecifieke verklaringen of sentimenten van gevoelens, ervaringen en emoties van consumenten, positief of negatief, over een product via een digitaal kanaal gegeven. Vier situaties die consumenten triggeren om reviews te publiceren: 18 - Positieve ervaringen Negatieve ervaringen Ervaringen met een falend product Ervaringen met herstel van een falend product 4.3.2 De crowd manipuleert reviews en ratings Positieve ervaringen - Leiden in principe tot positieve reviews Need for uniqueness: een psychologische staat waarin mensen het idee hebben dat ze niet anders zijn dan anderen en daardoor extra gemotiveerd zijn om dit te compenseren om zo de uniekheid te herstellen. Negatieve ervaringen - Krijgen de meeste aandacht van marketeers - Over het algemeen zijn mensen eerder geneigd om negatieve ervaringen te delen, vooral wanneer de algemene consensus positief is. Ervaringen met een falend product - Consument ervaart een normatief conflict: een situatie waarin een individu voelt dat persoonlijke ervaringen inhoudelijk strijdig zijn met die van de groep. Ervaringen met herstel door de aanbieder - Vloeien voort uit acties van aanbieders naar aanleiding van een falend product. - Aanbieders hebben dus wel enige invloed op de ervaring van consumenten. - Doel: ervaring alsnog verbeteren. - Recovery paradox: klanttevredenheid valt hoger uit na initieel falen dan wanneer het product meteen perfect was. Product ervaringselasticiteit: de procentuele verandering van de rating als gevolg van een 1 procent verandering van de ervaring met het product of merk. Hoofdstuk 5 De Digitale Omgeving Analyseren Macroniveau: de volledige wereld Mesoniveau: omgeving op prestatie- of bedrijfstakniveau, is vaak sterk competitief en bestaat o.a. uit concurrenten Microniveau: de directe en internet omgeving van de organisatie 19 5.1 De externe analyse (macro-niveau) Externe analyse (omgevingsanalyse): de manier waarop organisaties de zakelijke omgeving onderzoeken en monitoren. - Stelt organisaties in staat om proactief in te spelen op externe ontwikkelingen die impact hebben op de kernstrategie van de organisaties. - Eerste stap van een logisch opgebouwde reeks van analyses, faciliteren strategische aanpassingen binnen een veranderende omgeving Data-gedreven proces: draait om het analyseren van omgevingsdata en niet om het bepalen van organisatiedoelstellingen 5.1.1 Externe analyse met DESTEP Digitale scanningsystemen op basis van DESTEP: MasterScan Ontworpen om informatie te verzamelen uit de zelf gedefinieerde digitale bronnen door de inhoud van websites te vergelijken met resultaten van eerdere bezoeken. CI Spider Gebaseerd op intelligent agent technology. Genereert een eigen structuur voor de gevonden documenten. Bedoeld voor het zoeken naar relevante informatie op ad hoc basis. IFS (Information Foraging System) Werkt met een autonome menselijke zoekmethode op basis van heuristische modellen. Het systeem maakt gebruik van voorkennis. (zie boek voor volledige uitleg, p175) DESTEP Demografische factoren - Statistische gegevens die betrekking hebben op de algemene bevolking Economische - Alle economische ontwikkelingen die de bedrijfsvoering direct of indirect beïnvloeden - Bijv. conjunctuur, consumenten vertrouwen, wisselkoersen etc. Sociaal-culturele - Hebben betrekking op de cultuur, gewoonten, normen en waarden. - Bijv. individualisering, godsdienst, arbeidsmoraal, aandacht voor gezondheid & milieu Technologische - De ontwikkelingen die de manier beïnvloeden waarop organisaties apparatuur en materialen gebruiken Ecologische - Ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving die de bedrijfsvoering van een organisatie kunnen beïnvloeden - Bijv. duurzame energiebronnen, klimaatverandering, natuurrampen, milieuvervuiling 20 Politiek-juridische - Ontwikkelingen in de wet- en regelgeving die effect kunnen hebben op de bedrijfsvoering - Bijv. (de)regulering, cookiewetgeving, privacy etc. 5.1.2 Turbulentie in de externe omgeving van de organisatie managen Externe omgevingsturbulentie: dynamische, onvoorspelbare en fluctuerende omgeving; een omgeving waarin de componenten worden gekenmerkt door verandering, waardoor de stabiele status wordt verlaten Turbulentie bestaat dus uit drie dimensies: Dynamiek Beschrijft de mate waarin relevante externe factoren gelijk blijven of continu veranderen De mate van de dynamiek (instabiliteit) wordt beïnvloed door de snelheid van de externe veranderingen (frequentie) en de intensiteit Complexiteit Complexere naarmate: 1) meer factoren een rol spelen 2) deze geconcentreerder zijn 3) er sterke onderlinge afhankelijkheid bestaat Voorspelbaarheid De mate van onzekerheid en heeft betrekking op de relatie tussen oorzaak en gevolg Entropie: de kwantitatieve uitdrukking of meetmethode voor het meten van chaos in de externe omgeving van een organisatie - Externe omgeving alle orde verloren à totale chaos = maximale entropie 5.2 Analyse van de prestatieomgeving (meso-niveau) 5.2.1 Het 5-krachtenmodel van Porter voor de digitale context Structurele aantrekkingskracht wordt bepaald door 5onderliggende krachten van concurrentie: 1. De intensiteit van de rivaliteit tussen bestaande concurrenten 2. Toetredingsdrempels voor nieuwe concurrenten 3. Dreiging van vervangende producten of diensten (substituten) 4. Onderhandelingspositie van leveranciers 5. Onderhandelingspositie van consumenten Informatie: alles dat kan worden gedigitaliseerd en van informatieve waarde is voor de organisatie, waardoor de prestatieomgeving beter te managen is. 21 - Gecodeerde informatie Niet-gecodeerde informatie 5-krachten model: Concurrentie Deze kracht helpt bij het bepalen van head-tohead communicatie. Rivaliteit is slechts één van de krachten die de aantrekkelijkheid van een bedrijfstak bepaald. - Rivaliteit toegenomen door informatietransparantie. - Iedereen kan via het digitale kanaal producten aanbieden. Nieuwe toetreders Toetredingsdrempels: wanneer het moeilijk of economisch niet haalbaar is om de positie van de gevestigde organisaties te repliceren en/of te bedreigen. - Intrinsieke, fysieke, juridische belemmeringen - Economies of scale + de benodigde investeringen Substituten Afhankelijk van de prijs-prestatieratio van de verschillende typen producten waartoe consumenten zich kunnen wenden om aan dezelfde behoeften te voldoen. Afnemers/consumenten Beïnvloedt de toe-eigening van waarde die door de bedrijfstak wordt gecreëerd. Omvang en de concentratie van consumenten bepalen de macht van consumenten. Sell-side bedreigingen: kunnen ontstaan vanuit macht en kennis van consumenten en de macht van intermediairs. Leveranciers Leveranciersmacht: omvang en de concentratie van de leveranciers t.o.v. concurrenten in de bedrijfstak en de mate van differentiatie van de geleverde diensten. Buy-side bedreigingen: vloeien voort uit de macht van toeleveranciers, inclusief intermediairs, die zich de positie van toeleverancier als ware toe-eigenen. Het ontstaan en verdwijnen van schakels: Disintermediatie: het elimineren van de rol van traditionele intermediairs. Re-intermediatie: nieuwe intermediairs die waarde toevoegen aan producten, diensten of merken 22 5.2.2 Concurrentieanalyse: digitaal scannen van de competitieve omgeving Concurrentieanalyse: het verzamelen, verwerken en opslaan van digitale informatie die op alle niveaus beschikbaar worden gesteld aan medewerkers, om de toekomst te vormen en bescherming te bieden tegen huidige bedreigingen; terwijl men het legaal en met respect voor regels van ethiek heeft verkregen, waarbij het gaat om overdracht van kennis uit de omgeving naar de organisatie binnen vastgestelde regels. - Volgt de activiteiten van directe en indirecte concurrenten op gebieden als algemene bedrijfsactiviteiten, business development, strategie etc. Bronnen: - Websites van concurrenten - Nieuwsportals en blogs - Sociale media - Zoekmachines - Vergelijkingssites Informatie ≠ einddoel: moet worden omgezet naar kennis en insights. Drie typen digitale informatie: - Witte: open source informatie, publiekelijk toegankelijk - Grijze: in het private domein van de organisatie - Zwarte: illegaal verkregen informatie van een organisatie Informatie-extractie: het selecteren van relevante informatie uit digitale bronnen. HTML-wrapper: software die een bepaalde paragraaf of deel van een HTML-pagina filtert op basis van HTML-codes, opmaak of structurele informatie en doorgaans gebruik maakt van machine learning-technieken om te begrijpen hoe de organisatie de gewenste informatie wil ontvangen Digitale concurrentieanalysemodel Opzet helpt organisaties: - Eigen concurrentiepositie te begrijpen - Inzicht te krijgen in historische, huidige en toekomstige strategieën - Een gefundeerde basis te leggen voor het ontwikkelen van toekomstige strategieën - Een prognose te maken van toekomstige rendementen voor toekomstige investeringen Elke stap heeft een specifieke rol binnen het geheel en draagt bij aan vervolmaking van de digitale concurrentieanalyse. De vijf houdingen van concurrentieanalyse en de mate van expertise 23 Krijger - Offensieve houding - Informatie wordt actief en openlijk gevolgd en verwerkt - Doel: nieuwe mogelijkheden ontdekken Aanvaller - Proactieve houding - Nadruk op continu volgen v. concurrenten - Minder opvallend dan krijgers - Gebruiken bronnen die minder makkelijk toegankelijk zijn Actievelingen - Constante zoektocht naar informatie over concurrenten - Gebruiken eenvoudig te raadplegen bronnen: zoekmachines, vergelijkingssites etc. - Organisaties hebben meestal geen gestructureerd informatiesysteem Reactieven - Zoeken alleen informatie wanneer concurrenten vijandelijk worden - Geen gestructureerde informatiesystemen Slapers - Managementteam heeft geen interesse in concurrenten: niet bang voor hen 5.3 De interne analyse (micro-niveau) Goede interne analyse: resources en capabilities in kaart brengen Resources: tastbare en ontastbare assets die gebruikt kunnen worden om waarde te creëren. Capabilities: de capaciteiten van organisaties om resources effectief in te zetten en daarmee waarde te creëren voor klanten. 5.3.1 Interne vaardigheden en externe druk als basis voor digitale activiteiten Digitale strategiemix: - effectieve screening die organisaties in staat stelt externe krachten en prikkels voor het ontwikkelen van digitale activiteiten te koppelen aan de interne vaardigheden van de organisatie Multichannelmarketing: meerdere kanalen inzetten om maximale waarde te creëren Digital Business Indicator Assessment workshop - workshop over digitale mogelijkheden - doel: inzicht verkrijgen in de mogelijkheden om digitale activiteiten te ontplooien 24 Externe krachten: factoren buiten de organisatie of business unit die van invloed zijn op beslissingen van de organisatie om digitale activiteiten te ontplooien. De markt spoort de organisatie aan om deze te ontplooien, omdat er behoefte aan is. Interne vaardigheden: factoren die de mate van betrokkenheid bij digitale activiteiten bepalen, op basis van kennis en kunde die onder controle van het management vallen. De digitale strategiemix Marktbepalende strategie - Veel interne digitale vaardigheden - Markt schreeuwt niet om nieuwe digitale initiatieven - Organisatie in staat om de markt een digitale oriëntatierichting op te duwen o Voordelen moeten aan consumenten verkocht worden Marktgedreven strategie - Sprake van druk vanuit de markt en van hoge mate van vaardigheden - Markt vraagt om digitale activiteiten, organisatie kan deze bieden. - Kansen en bedreigingen moeten constant gemonitord worden. Status Quo - Weinig interne vaardigheden - Vanuit markt bestaat weinig behoefte aan digitale activiteiten Vaardigheden opbouwen - Weinig interne vaardigheden - Hoge marktdruk om digitale activiteiten te ontplooien Het 5-fasenmodel van digitale evolutie Kan worden gebruikt om te bepalen in hoeverre een organisatie in staat is digitale technologie in te zetten om marktwaarde te creëren. Vijf fasen in de ontwikkeling van organisaties en hun digitale activiteiten + valkuilen 25 Fase 1: digitale aanwezigheid - Organisatie moet digitale aanwezigheid proberen te realiseren - Nadruk op genereren van digitale transactie en het ontwikkelen van de noodzakelijke competenties o In-house technologische expertise Fase 2: informatievaardigheden - Ontwikkeling van een goedgevuld web-platform dat klanten en prospects in staat stelt snel en makkelijk te bestellen. - Implementatie van een gedegen support-apparaat - Strikte controle op kosten - Kennis over fysieke kanaal kan digitaal toegepast worden - Snelle expansiestrategie Fase 3: waarde-integratie en marktontwikkeling - Functionele website belangrijk - Creëren van waarde door creativiteit en klanttevredenheid belangrijk. Fase 4: verhoging van integratie Fase 5: waarde maximalisatie - Aandacht op consolidatie - Ervaring, leerproces en opgedane kennis tijdens de digitale evolutie - Verhogen van kwaliteit en dienstverlening om klantloyaliteit te verhogen belangrijk. 5.3.2 De digitale portfoliomatrix (belangrijk) Kerninvesteringen: maken kernactiviteiten efficiënter - Liggen dicht tegen huidige activiteiten aan Transformatieve investeringen: veranderen de activiteiten van een organisatie - Liggen verder af van de huidige activiteiten Portfolioanalyse: helpt organisaties individuele digitale initiatieven te evalueren Welke mogelijkheden zijn haalbaar en voegen de meeste waarde toe. BGC-matrix: § Cash-cows: activiteiten met een groot aandeel op een zwak groeiende markt § Stars: activiteiten met een groot aandeel op een snel groeiende markt § Question marks: activiteiten met een klein aandeel in een sterk groeiende markt § Dogs: activiteiten met een klein aandeel in een zwak groeiende markt Criteria voor levensvatbaarheid: - Potentiële marktwaarde - Tijd totdat een positieve cash flow is bereikt - Personeelsvereisten - Financieringsvereisten Criteria voor de fit: - Afstemming met kernvaardigheden - Afstemming met andere initiatieven - Fit met organisatiestructuur 26 - Fit met de cultuur en normen en waarden Gemakt waarmee technische implementatie kan worden gerealiseerd Digitale portfoliomatrix Invest - Fit met vaardigheden hoog, geldt ook voor levensvatbaarheid - Interessant voor de organisatie - Tijd en middelen beschikbaar stellen Redesign - Fit: hoog, levensvatbaarheid: laag - Organisatie beschikt over de vaardigheden, maar moet beter nadenken over de manier waarop het initiatief levensvatbaar gemaakt kan worden Sell/spin out - Levensvatbaarheid: hoog, fit:laag - Initiatief wordt overgedragen aan een ander - Organisatie beschikt niet over de vaardigheden. Kill - Fit: laag, levensvatbaarheid: laag - Initiatief niet interessant Hoofdstuk 6 Strategieën voor het digitale kanaal Marketingstrategie-implementatie: de iteratieve communicatie, interpretatie, adoptie en bekrachtiging van een marketingstrategie of strategisch initiatief. 6.1 Generieke strategieën en groeistrategieën voor het digitale kanaal IT-gedreven strategieën: technologie wordt ingezet om het aanbod te customizen, nauwkeuriger te segmenteren en de cruciale loop van informatie die de dialoog mogelijk maakt te faciliteren. 6.1.1 Porter’s generieke strategieën voor het digitale kanaal - Zijn inherent verbonden met de prestaties van de organisatie Porter: kies 1 generieke strategie Kostenleiderschap - Bedienen van brede markten op basis van een lage kostenstrategie: coast leaders. - Vanzelfsprekend voor organisaties actief in het digitale domein - Laat ruimte om met de prijs te spelen - Interessant bij prijsgevoelige digitale klanten - Dynamic pricing: continu aanpassen van prijzen 27 Differentiatie - Organisaties willen anders zijn en streven naar uniekheid, maar richten zich op brede markten - Differentiatie op basis van vele elementen: moeten gebaseerd zijn op elementen die moeilijk te imiteren zijn Geïntegreerde strategie: combinatie van kostenleiderschap en differentiatie. - Positioneert de organisatie als een innovatieve mass customizer: creëert unieke waarde bij lage prijzen Focus - Richten zich op smalle marktsegmenten en benadrukken ofwel lage kosten of wel uniqueness. - Richten zich op specifieke klantgroepen, productlijnen of geografische gebieden: hierbinnen voeren ze of lagekosten- of differentiatiestrategie - Noodzaak: concurrentievoordeel behalen 6.1.2 De groeistrategieën van Ansoff voor het digitale kanaal - Gebruikt voor strategische keuzes t.a.v. digitale marktontwikkeling en productontwikkeling Marktpenetratie - Doel inzet digitale kanaal: meer bestaande producten verkopen binnen een bestaande markt - Klanten van concurrenten ‘stelen’ - Onderscheid tussen marktverbreding en marktverdieping - Marktverdieping: promotiemiddelen inzetten om bestaande klanten verleiden meer te kopen - Marktverbreding: promotiemiddelen inzetten om nieuwe klanten te werven Doelen en methoden om digitale kanaal te gebruiken voor marktpenetratie: 1. Groei van marktaandeel: efficiëntere websites 2. Verbeteren van klantloyaliteit: waarde aan klanten leveren verhogen 3. Verhogen van de waarde van klanten voor de organisatie: winstgevendheid van klanten maximaliseren Marktontwikkeling - Doel inzet digitale kanaal: verkoop in nieuwe markten Doelen en methoden: 1. Geografische marktontwikkeling 2. Nieuwe marktsegmenten of andere klanttypen Productontwikkeling - Doel inzet digitale kanaal: aanbod aanpassen Methoden: 1. Extra waarde creëren 2. Digitale producten ontwikkelen 3. Nieuwe betaalmethoden 28 4. Uitbreiding van het aanbod Diversificatie - Doel inzet digitale kanaal: aanbieden van nieuwe producten in nieuwe markten - High risk strategy, kan niet volledig gefaciliteerd worden door het digitale kanaal Methoden: 1. Diversificatie in gerelateerde markten 2. Diversificatie in ongerelateerde markten 3. Upstream integratie met toeleveranciers: data uitwisseling met leveranciers; meer controle over de supply chain 4. Downstream integratie met intermediairs Minimale strategische beslissingen: kunnen wel leiden tot groei en betere concurrentiepositie, maar hebben weinig impact op de organisatie en de markt Maximale strategische beslissingen: veel impact op de organisatie en de markt. 6.2 Multichannel marketingstrategie Multichannelmarketing: alle activiteiten die uitgevoerd worden voor de verkoop, distributie en communicatie in verschillende kanalen (fysiek, digitaal, catalogus) 6.2.1 Multichannel retailing als strategie Multichannel retailing: alle activiteiten die uitgevoerd worden bij de verkoop van goederen of diensten aan consumenten via meer dan één kanaal. Toegang tot nieuwe markten - Afzetmarkt voor fysieke retailers wordt beperkt door het lokale bereik van fysieke winkels: vergroten door niet-fysieke kanalen. - Segmentatie op basis van kanaalspecifiek aankoopgedrag een betere manier om kanaalsegmentatie toe te passen Verhoogde klanttevredenheid en loyaliteit - Door inzetten van meerdere kanalen kunnen organisaties beter voldoen aan de behoeften van hun klanten Het creëren van strategisch voordeel - Groeit door vermogen om resources te ontwikkelen die niet gemakkelijk nagedaan kunnen worden 6.2.2 Multichannelverkoopkanaalstrategieën Verkoopkanalen: verzameling van onderling afhankelijke organisaties in een kanaal die betrokken zijn bij het proces van het beschikbaar stellen van een product of dienst aan consumenten - Stimuleren de vraag ook Direct verkoopkanaal: - Producent verkoopt direct aan de eindconsument Indirect verkoopkanaal: - Onafhankelijke spelers vervullen de verkoopfunctie 29 First-tier-structuur: één partner tussen de producent en eindconsument Second-tier-structuur: twee tussenschakels Third-tier-structuur: drie tussenschakels Directe verkoopkanaalstrategie - Producent oefent alle kanaalfuncties uit - Internet: promotie, aantrekken van klanten en fullfilment Indirecte verkoopkanaalstrategie - Geen contact tussen de producent en eindconsument Duale verkoopkanaalstrategie - Zowel gebruik van intermediairs als van het directe kanaal Hybride verkoopkanaalstrategie - Kanaalfuncties worden verdeeld tussen producent en intermediair - Digitale mogelijkheden: maken het mogelijk activiteiten te integreren - Verkopen worden gerealiseerd door de producent - Intermediairs richten zich op fulfilment door het managen van voorraad, distributie etc - Er wordt direct gekocht van de producent, maar de intermediair leidt de afhandeling in goede banen Drie factoren die een strategie bepalen: Internationalisering - Markt moeilijk te betreden - Gebrek aan resources - Onvoldoende kennis Marktstructuur Kanaalrelaties met partners 6.3 Sociale mediastrategie Web 2.0: platform waarbij inhoud en applicaties niet langer worden gecreëerd en gepubliceerd door individuen, maar continu worden aangepast door alle gebruikers op basis van participatie en samenwerking. Sociale media: groep van op internet gebaseerde toepassingen die voortbouwen op de ideologische en technologische grondslagen van Web 2.0 en die creatie en uitwisseling van UGC mogelijk maken. 6.3.1 De strategische sociale mediamix Rijkheid van sociale aanwezigheid: het akoestische, visuele en fysieke contact dat kan worden bereikt tussen communicatiepartners. Hoe rijker, hoe meer sociale invloed. Zelfpresentatie: het kunnen vormen en controleren van het beeld dat anderen van jou hebben. De levensduur van informatie: levensduur in termen van beschikbaarheid, het verschijnen op het scherm en de interesse in een onderwerp 30 De diepgang van informatie: de rijkdom van de inhoud, i.c.m. het aantal en de diversiteit van perspectieven. Microblogs voor awareness Bijvoorbeeld Twitter, Instagram en Pinterest. Deze sociale media zijn sterk gestructureerd en worden gebruikt om relatief oppervlakkige informatie met een relatief korte levensduur te delen. Deze vorm van sociale media faciliteert snelle en korte uitwisselingen. Ze kunnen het beste ingezet worden voor het realiseren van brand awareness en brand recalling. Blogs voor brandbuilding Blogs tonen meestal één of een beperkt aantal verschillende perspectieven. De diepgang van de informatie is hierdoor beperkt. Wel heeft de informatie een relatief lange levensduur. De publicaties op de blog zijn vaak langere tijd zichtbaar en vindbaar. Blogs kunnen gebruikt worden om een merk op te bouwen of te versterken. Er is weinig sprake van conversatie en variatie. Daarnaast wordt deze vorm van sociale media gebruikt voor Brand Building en om productkennis over te brengen naar de consumenten. Communities voor relaties Online communities brengen consumenten en organisaties bij elkaar voor interactie en gesprekken met betrekking tot verschillende onderwerpen binnen een overkoepelend onderwerp. Ze trekken doorgaans verschillende type mensen en de gesprekken zijn vaak diepgaand en regelmatig langdurig. De inhoud kent een grote verscheidenheid aan perspectieven en faciliteert lange termijn betrokkenheid, hierdoor is de levensduur lang. Deze vorm van sociale media is ook geschikt voor het opbouwen en het managen van relaties - Relaties tussen klanten onderling en tussen de organisatie en de klant Sociale netwerken voor het volgen van attitudes Sociale netwerken zijn een strategische optie om contact te leggen en te communiceren met consumenten. Ze kenmerken zich door een aanzienlijke diepte van informatie en omvatten inhoud van zowel de organisatie als de volgers. De levensduur van de informatie is over het algemeen vrij kort, omdat de sociale media regelmatig geüpdatet worden. De sociale netwerken zijn vooral nuttig voor het beïnvloeden en bijhouden van overtuigingen en houdingen van consumenten ten opzichte van een product, dienst, merk of organisatie Brandbuilding: nieuws over het merk Brandawareness: mensen bekend maken met het merk/ bewust maken van Segmenteren: markt opdelen in groep Targeting: bepalen wie te benaderen Keuze medium: afstemmen op doelgroep 31 6.3.2 Strategische sociale mediafunctionaliteit 6.4 Big data en digitale strategie 6.4.1 De anatomie van big data in het digitale kanaal Big data: omvangrijke, snel veranderende en sterk gevarieerde informatieactiva die kosteneffectieve en innovatieve vormen van informatieverwerking vereist die resulteert in verbeterde strategische inzichten en strategische besluitvorming van de organisatie en dus deel uitmaakt van de kern van de digitale marketingstrategie. - Heterogeen - Ongestructureerd - Veelheid van formats - Continue vernieuwing Typen big data: Klantdata: gedragsdata, data over attitudes, transactionele data. - Wat bekijken ze, waar kopen ze, etc. Operationele data: bedrijfsmatige data, over kwaliteit van marketingprocessen in relatie tot marketing operations etc. - Voorraadniveaus, aantal leveringen, snelheid Financiële data: financiële systemen - Omzet, winst etc. 6.4.2 De invloed van big data op marketingstrategie Context intelligence - Context: achtergrond waarin een gebeurtenis plaatsvindt - Biedt diepere situationele awareness - Kan worden ingezet als de data niet complex en ongestructureerd is Artificial intelligence - Intelligentie van machines/software - Vermindert de kans op information overload Data integration - Data uit verschillende bronnen combineren Business intelligence - Data wordt omgezet naar informatie, welke moet leiden tot inzet en moet aanzetten tot adequate actie - Kan worden toegepast als de data complex en gestructureerd is 32 Hoofdstuk 7 Strategische digitale waarde creëren Waarde: de perceptie van wat klanten willen hebben in een bepaalde gebruikssituatie, m.b.v. een product of dienst, om een gewenst doel te bereiken 7.1 Strategische businessmodellen en verdienmodellen voor het digitale kanaal 7.1.1 Digitale businessmodellen en verdienmodellen onderscheiden Businessmodellen: conceptuele weergave van de organisatorische infrastructuur die wordt ingezet om waarde te creëren voor klanten. Content-georiënteerde businessmodellen - Richten zich op het verzamelen, selecteren, samenvoegen etc. van digitale content. - Waardepositie: aanbeden van zeer handige en gebruiksvriendelijke digitale content - Bedrijven vaak afhankelijk van indirecte, transactie-onafhankelijke inkomsten - Premium content: directe inkomsten Commercegeoriënteerde businessmodellen - Richten zich op transactieaspecten; onderhandelen, betalen etc. met digitale kanaal - Bieden kostenefficiënte transacties voor kopers/verkopers van goederen en diensten - Gebruiken digitale processen om traditionele transactiefuncties te vervangen/ondersteunen Contextgeoriënteerde businessmodellen - Richten zich op het (her)structureren van bestaande digitale informatie - Doel: transparantie vergroten, complexiteit verminderen en internet gebruikers helpen bij de overvloed aan informatie - Afhankelijk van indirecte, transactie-onafhankelijke inkomsten Connectiegeoriënteerde businessmodellen - Richten zich op het faciliteren van een netwerkinfrastructuur die gebruikers in staat stelt deel te nemen in een digitaal netwerk - Fysiek inter-connectieniveau: fysieke communicatie tussen eindgebruiker en internet wordt vormgegeven - Virtueel intra-connectieniveau: providers bieden digitale communicatiediensten aan Verdienmodellen § § § § § § ACLV: gemiddelde Customer Lifetime Value ARPU: gemiddelde inkomsten per gebruiker voor alle actieve gebruikers van het product ARPPU: gemiddelde inkomsten per gebruiker voor alle gebruikers die aankopen doen CPM: kosten voor het 1000x vertonen van een advertentie aan een gebruiker CPC: kosten per klik voor een advertentie CPS: kosten per sale 33 § § CPL: kosten per lead MRR: hoeveelheid maandelijkse inkomsten die waarschijnlijk in de toekomst doorgaan. Voorspelbaar en stabiel dankzij een abonnementsvorm en historische klantretentie 7.1.2 De drie elementen van businessmodellen Technologie Technologieën die het product, incl. levering en het management, mogelijk maken - Product: het product zelf - Procestechnologieën: noodzakelijk technologie om het product te leveren. Of het ontwikkelen, ontwerpen etc. hiervan - Kerntechnologie: wordt gebruik om het product te maken - Infrastructurele technologieën: maken verbindingen mogelijk Marktaanbod Heeft betrekking op het aanbod richting consument: interactie tussen aanbieder en gebruiker - Artefacts: kunnen noodzakelijk zijn om toegang mogelijk te maken. (iPhone voor iTunes) - Toegang: access-based businessmodellen. De aanbieder blijft eigenaar van de sociaaltechnische capaciteiten die een rol spelen bij waardecreatie. - Activiteiten: mogelijkheden voor differentiatie en het realiseren van extra winst - Waarde: de voordelen die een consument ontleent aan het aanbod van de organisatie Netwerkarchitectuur Heeft betrekking op het mogelijk maken van het aanbod - Vaardigheden: kennis en expertise van de organisatie - Transacties: de moeite die de organisatie steekt in het mogelijk maken van transacties - Marktstandaarden: bepalen of een organisatie mogelijkheden zien en willen/kunnen benutten - Relaties: beïnvloeden de vorming en doorontwikkeling van businessmodellen 7.2 Digitale strategische waard proporties en positionering Tracy en Wiersema, waardepropositiemodel: - Operational excellence, kostenleiderschap: organisaties blinken uit in efficiency; producten tegen lage kosten leveren - Product leadership: het in de markt zetten van producten die zich onderscheiden door uniciteit en kwaliteit - Customer intimacy, klantpartnerschap: opbouwen van warme banden met de klant door het gebruik van klantdata 34 7.2.1 De 5-waardenpropositie typologie voor het digitale kanaal Complete customer solutions - Gebaseerd op het aanbieden van een breed scala aan waarden - Geeft klanten het gevoel dat een organisatie hun persoonlijk behoeften/problemen begrijpt Leadership of uniqueness - Organisaties bieden schaarse waarden aan - Vloeit voort uit innovaties etc. - Hoge prijzen: hoge marges Participation excellence - Klanten participeren actief bij de vorming van de waardepropositie van de organisaties - Klantparticipatie Efficiency - Het bieden van waarde die transactie- interactie- en andere kosten verlagen - Besparing van tijd en geld - Kosten worden ook verlaagd door reductie van informatieasymmetrie: o Het verschijnsel dat optreedt wanneer een van de partijen bij een transactie meer kennis heeft dan de ander en instaat is om hiervan te profiteren Free value excellence - Het aanbieden van waarde waarvoor niets in rekening wordt gebracht - Alleen wenselijk als cashflow op een andere manier gerealiseerd wordt: o Inkomsten kunnen gegenereerd worden door andere klantgroepen o Klanten laten betalen voor premium-waarden o Inkomsten genereren uit advertenties en affiliates 7.2.2 Transformeren naar nieuwe waardeproposities: hoe doe je dat? Hoe kunnen organisaties naar nieuwe waardeproposities transformeren?: - Focus op digitale waardeproposities - Focus op het operationele model van de propositie - Combineer beide door waardepropositie én levering tegelijkertijd aan te passen Drie niveaus waarop het operationele model kan worden aangepast: - Creëren - Benutten - Integreren Pad 1 en 2: richten zich op het aanpassen van de waardepropositie of het operationele model Pad 3: richt zich op het simultaan aanpassen van beide Pad kiezen welke het beste aansluit op de strategische doelstellingen, concurrentiekracht in de markt en de verwachtingen van klanten. 35 Horizontale as: gerelateerd aan transformatie van waardeproposities: Versterken - Doel: via digitale kanaal de customer experience van producten te versterken - Nieuwe vormen van digitale interactie en informatie Uitbreiden - Het bedenken van nieuwe manieren om winst/omzet te genereren - bijv. digitaal geleverde diensten, informatie of inhoud Herdefiniëren - volledige waardepropositie omgooien en maximaal profiteren van digitale mogelijkheden - Reactie van nieuwe toetreders in de markt Verticale as: verschillende niveaus van het hervormen van het operationele model Creëren - Eerst basisstructuren creëren om klanten te betrekken via digitale kanalen Benutten - Het benutten en profiteren van informatie en relaties over verschillende kanalen, business units en ketenpartners heen - Dit maakt digitale en fysieke aspecten integreren, die de meeste waarde creëren, mogelijk Integreren - Volledige hervorming van het operationele model, optimaliseren alle elementen van de waardeketen rondom customer engagement 7.2.3 Digitale positionering: mens versus machine Internetpositionering: het proces dat doorlopen wordt om een identiteit te creëren voor een product/dienst/merk, in het mentale systeem van een internetgebruiker/zoekmachine door inzet van digitale functionaliteit Mens-gebaseerde positionering Richten zich op het maximaliseren van de populariteit en de reputatie: positief consumentenimago Machine-gebaseerde positionering Richten zich op zoekmachinerelevantie en zichtbaarheid: spotlight en klanten aantrekken: positief imago in de ogen van zoekmachines Verbeteringen mogelijk door het vergroten van: Machine: - Zichtbaarheid: doorklikken, hoe meer zijingangen hoe zichtbaarder een winkel is. - Zoekmachinerelevantie: zoekmachine optimalisatie: pagerank/trustrank Mens: - Populariteit: de mate waarin een merk etc. bekendheid geniet bij en gewaardeerd wordt door mensen. - Reputatie: mening van anderen; beïnvloedt door ratings en reviews 36 7.3 Waardecreatie in de supply chain Het zweepslageffect (Forrester bullwhip effect): probleem dat kan ontstaan door de fluctuerende vraag van orders binnen een bevoorradingsketen, omdat deze het voorspellen van het aantal te produceren producten bemoeilijkt, waardoor de productievoorraad van een tekort naar een overschot kan gaan in een korte tijd. 7.3.1 e-SCM: strategische waarde creëren met de supply chain e-supply chain: fysieke weergave van digitale business met als doel het bereiken van een basisniveau van operationele prestaties in de fysieke sfeer SCM: het managen van upstream en downstream relaties in de bedrijfskolom met als doel het leveren van waarde aan klanten tegen lagere kosten voor de supply chain als geheel. e-SCM: de impact die internet heeft op de integratie van de belangrijkste bedrijfsprocessen in de keten, vanaf de eindgebruiker naar de originele leveranciers die in producten, diensten of informatie voorzien die waarde toevoegen voor klanten en andere stakeholders 7.3.2 Supply chain-integratie in het digitale informatie tijdperk Solistische visionairs: gebruiken informatie wel strategisch, maar niet voor het inzetten voor de hele keten Waarde ontwikkelaars: gebruiken digitale informatie strategisch en willen de hele supply chain inzetten om waarde te creëren Transactie optimaliseerders: gebruiken informatie slechts voor operationele doeleinden, niet om de hele supply chain structureel te optimaliseren Efficiency vechters: zetten de supply chain integraal in met als doel efficiëntievoordelen te realiseren en daarom alleen informatie operationeel gebruiken 37 7.4 Waarde creëren met outsourcen van activiteiten Outsourcing: toewijzen van activiteiten van een interne organisatiebron naar een bron buiten de organisatie. Vijf outsource regels: - Focus op outcomes, niet op transacties - Focus op het wat, niet op het hoe - Definieer en meet de gewenste outcomes - Implementeer een prijsmodel met incentives die de service-kosten tradeoff maximaliseren - Ontwikkel een managementcultuur gebaseerd op insight in plaats van oversight De outsource hiërarchie Transactie-gebaseerde relatie - Geen intensieve samenwerking - Wederzijds voordeel niet het doel Erkenning-gebaseerde relatie - Organisaties kennen elkaar beter - Geen sprake van het creëren van wederzijdse waarde door het ontwikkelen van waardeproposities Prestatie-gebaseerde relatie - Het draait om resultaten - Incentives ingezet om wederzijdse voordeel te waarborgen Onvoorwaardelijke relatie - Hybride vorm: mix tussen prestatie en investering-gebaseerde outsource relatie Investering-gebaseerde relatie - Gelijkwaardigheid in meerdere opzichten - De organisatie en de uitvoerde moeten beide investeren in activiteiten die waarde toevoegen voor de eindgebruiker 7.4.2 Outsource-strategieën en risico’s Hoofdstuk 8 wants 8.1 Product in de digitale omgeving; consumer needs & Digitale producten 8.1.1 De digitale producttypologie en productniveaus Digitale producten: bit based objecten die gedistribueerd worden via een digitaal kanaal 38 Productniveaus in relatie tot de digitale omgeving Kernproduct - De basisbehoefte Embodied product - Fysieke/digitale product of de basiskenmerken van het product - Voldoet aan de behoefte van de consument en is het eigenlijk product Augmented product - Aanvullende diensten en voordelen van het product (garantie, reparatieservice) Een product digitaal veranderen: - Kan de organisatie extra informatie of transactiediensten leveren aan het bestaande klantenbestand? - Kan de organisatie inspelen op nieuwe klantgroepen door de bestaande proposities en informatieactiva opnieuw vorm te geven m.b.v. het internet? - Kan de organisatie (nieuwe) klanten aantrekken om nieuwe inkomstenbronnen zoals advertenties of verkoop van aanvullende producten te realiseren? - Wordt de organisatie ‘aangevallen’ door concurrenten die dezelfde waarde aanbieden? § § Search goods: producten waarbij de consument het gevoel heeft dat hij de kwaliteit kan inschatten op basis van digitale informatie. Experience goods: consument kan de kwaliteit alleen goed inschatten door directe ervaring of gebruik De digitale producttypologie Testbaarheid: kun je het product makkelijk uitproberen; free trial of proefperiode Granulariteit: de mate waarin een product is op te splitsen in losse producten die evt apart aangeschaft kunnen worden Tools en utilities - Helpen gebruikers om specifieke doelen/taken uit te voeren - Bijv. softwareprogramma’s Content gebaseerde producten - Ontlenen hun waarde aan de inhoud - Bijv. elektronische kranten/tijdschriften, muziek, videos - Worden gebruikt om informatie te consumeren Digitale diensten - Verschaffen toegang tot nuttige hulpmiddelen - Bijv. server verbindingen en digitale tools die helpen bij het vervullen van specifieke taken - Bijv. skype Netwerk externaliteit: de vraag stijgt naarmate anderen meer consumeren of kopen 39 8.1.2 (Un)bundling van producten en diensten: de invloed van internet Bundling: het combineren van t wee of meer producten of diensten die verkocht worden door één vastgestelde prijs. - Focus: bundling t.a.v. de prijs of het product o Product bundling: verschillende producten worden gecombineerd en als één geheel aangeboden. o Prijs bundling: twee producten worden aangeboden voor één prijs Pure bundling: alleen de bundel wordt verkocht Mixed bundling: zowel de bundel als de losse onderdelen worden aangeboden 8.2 Digitale content als product 8.2.1 Digitale content en marketing Digitale content: informatie die via digitale kanalen wordt geleverd aan een eindgebruiker Digitale contentmarketing: managementproces dat verantwoordelijk is voor het winstgevend identificeren, anticiperen en tevredenstellen van behoeften van klanten in de context van digitale content die m.b.v. digitale kanalen worden gedistribueerd Belangrijkste kenmerken van digitale content: - Waarde is contextueel - Reproduceerbaar en vermenigvuldigbaar - Interactief - Herverpakbaar - Ondeelbaar - Levering en technologie Bederfelijkheid Homogeen Tastbaar 8.2.2 Mobiele contentproducten ontwikkelen Mobiele contentproducten: op inhoudgebaseerde producten die toegankelijk zijn of geleverd worden via een mobiel apparaat (tablet, smartphone), gebaseerd op een internetverbinding en gericht zijn op interactie met content, en transactie van content tussen aanbieder en gebruiker. Twee typen mobiele contentproducten: Actieve mobiele contextproducten - Passen zich automatisch aan als de context verandert: +/- maatwerkervaring Passieve mobiele contextproducten - Presenteren statische content of zijn gebaseerd op opslag van contextuele gegevens voor later gebruik 8.3 Digitale productontwikkeling, adoptie en diffusie Diffusie: hoe snel verspreidt een nieuw product zich binnen de markt? 8.3.1 Productontwikkeling en de rol van digitaliseren Productontwikkeling: formele blauwdruk, roadmap, template of gedachte voor het opstarten en managen vaneen nieuw product- of dienstontwikkelingsproces van idee tot marktintroductie en verder. 40 8.3.2 Digitale adoptie en diffusie van nieuwe producten en diensten Adoptie: het individuele proces van acceptatie, aankoop en gebruik van een nieuw product TAM- model – Technology Acceptance Model Verklaart het gebruik van nieuwe producten op basis van: - Waargenomen bruikbaardheid PU - Waargenomen gebruiksgemak PEOU - Gebruiksintentie BI - Enjoyment PEV Hoofdstuk 9 Prijs in de digitale omgeving: costs to the consumer Drie principes die aan digitale prijsstelling ten grondslag liggen: - Segmentatie moet de evolutie van de markt op een realistische manier weergeve - In de digitale context moet de geprijsde eenheid soms veranderen - De wagen kan voor het paard gespannen worden ipv andersom 9.1 Internet en de toename van prijstransparantie 9.1.1 De invloed van digitalisering op prijs Prijs: meeteenheid in geld waardoor klanten een oordeel kunnen fellen over de waarde van het aanbod, en heeft daarna sterke inloed op merkkeuze tussen concurrerende alternatieven 9.1.2 Digitale prijstransparantie managen Drie vormen van markttransparantie: Producttransparantie - De beschikbaarheid van informatie over de productkenmerken Aanbiederstransparantie - De beschikbaarheid van informatie over aanbieders; identieit, verzendkosten; klanttevredenheidsscores etc. Prijstransparantie - De prijzen en het transactieproces 9.2 Digitale strategische differentiatie met prijs 9.2.2 Het SBIFT-model voor prijsdifferentiatie in de digitale omgeving Scope – omvang Heeft betrekking op de granulariteit van het aanbod. Aan het ene uiterste van het spectrum gaat het om een compleet pakket van producten/diensten dat geprijsd is als één object. Klanten betalen voor een complete bundel van goederen/diensten, ongeacht of ze overal gebruik van maken. Aan de andere kant van het spectrum wordt elk attribuut van het aanbod individueel geprijsd en worden ze vaak afzonderlijk verkocht. 41 Scope: is het aanbod een geheel of kan het modulair worden opgebouwd. Base – prijsbasis Beschrijft welke informatie de basis vormt voor de prijsstelling. - Informatie over de kosten van het ontwikkelen, produceren, distribueren en verkopen van goederen en diensten. o Kostprijsstrategie à niet in digitale context gebruiken § Wel een makkelijke methode voor aanbieders en kopers zullen de prijs als redelijk ervaren. o Concurrentie strategie: prijzen afstemmen op concurrenten. o Het benutten van informatie over de klantwaarde. De prijs wordt vastgesteld op basis van de door de consument ervaren waarde. Influence – invloed Beschrijft de invloed die de aanbieder en/of koper heeft op de prijsbepaling. De onderhandelingsmogelijkheden tussen de aanbieder en de koper dus. Prijslijst: de verkoper bepaalt de prijs volledig zelf. - Prijzen worden d.m.v. een prijslijst (listprice constructie) gecommuniceerd. Consumenten hebben alleen de keuze om de prijs te betalen of niet. Onderhandeling: machtsbalans tussen koper en aanbieder gelijk. - Prijzen komen tot stand door onderhandeling. - Listprice vaak wel uitgangspunt, maar koper heeft voldoende macht om te onderhandelen. - Vaak B2B, soms B2C. Resultaat gebaseerde prijs: hangt af van de waargenomen resultaten die voortvloeien uit het gebruik van het product of de dienst. Pay-what-you-want (pay-as-you-wish): prijzen worden bepaald door de koper - De organisatie kan een prijs adviseren die geaccepteerd kan worden of niet. - Consument beslist in hoeverre het aanbod de moeite waard is. Veilingsysteem (autcion): koper en verkoper weten op voorhand niet wat de prijs gaat worden. - Hangt af van de biedingen; kan zowel extreem hoog als laag uitvallen. - Invloed aanbieder: accepteren of weigeren van het hoogste bod. - Reserve price: is het hoogste bod lager dan deze minimum prijs, dan wordt het niet verkocht. - Forward auctions (B2C): product wordt aangekocht tegen het hoogste bod binnen een bepaalde periode. - Reverse autctions (B2B): product wordt aangekocht van de aanbieder die de laagste prijs voorstelt in een bepaalde periode. Exogene prijzen: omstandigheden buiten de invloed van de aanbieder en consumenten bepalen het prijsniveau. Veel voorkomend bij langlopende contracten van complexe producten en diensten. Formula – prijsformule Heeft betrekking op het koppelen van de prijs aan het volume. - Vaste prijs los van volume: consument betaald een vaste prijs, los van de gebruikte hoeveelheid. o Laag risico-alternatief voor aanbieders die geen/weinig kosten maken wanneer het volume toeneemt. 42 - Vaste prijs + prijs per eenheid: prijs bestaat uit de vaste vergoeding plus een component die afhankelijk is van het daadwerkelijke verbruik. Gegarandeerde verkoophoeveelheid + prijs per eenheid: aanbieder heeft ‘garantie’ voor de afname van een bepaald volume. Hiernaast zal de koper extra moeten betalen voor alles boven het vastgestelde volume. Prijs per eenheid met plafond: de koper betaalt de prijs per eenheid tot een bepaald niveau. Vaste prijs per eenheid. Temporal rights – rechten Beschrijft hoe lang klanten een product of dienst mogen gebruiken. Perpetual use: oneindig gebruik na aanschaf. (in praktijk is deze periode eindig). Leasing: combinatie van een in tijd beperkte en eeuwigdurende component. Optie om gebruik te maken van een aanbod voor een bepaalde periode wordt gebruikt. Huren: huren voor een vaste periode Pay per use: betalen per gebruik. Hoofdstuk 10 the consumer 10.1.1 Plaats en de digitale omgeving: convenience to Distributie en kanaalmanagement Distributiekanaal: set van onafhankelijke organisaties die betrokken is bij het beschikbaar maken van een product of dienst voor consumptie 43 Elke cel in de matrix maakat het mogelijk een effect van digitalisering op een distributiefunctie te identificeren 10.1.2 Digitale kanaalconflicten Digitaal kanaalconflict: conflict dat optreedt wanneer binnen een digitale omgeving producenten, leveranciers of dienstverleners destructief met elkaar concurreren of met intermediairs door dezelfde markten aan te spreken ICCM-model – Internet Channel Conflict Model § § § § § Integratiestijl: hoge mate van bezorgdheid voor de eigen positie als voor de positie van de intermediairs Vermijdingsstijl: de mate van in- en externe bezorgdheid over posities is laag Dominerende stijl: hoge bezorgheid over eigen positie, lage bezorgdheid over positie van de intermediair Bereidwillige stijl: bezorgdheid voor positie intermediair groter dan voor de eigen positie Compromis stijl: evenveel aandacht voor beide posities Kanaalconflictstrategieën Supportstrategie - Ingezet door organisaties die het belang van de intermediair hoger aanslaan dan het eigen belang - Passieve digitale kanaalstrategie - Websites om intermediairs te ondersteunen Differentiatiestrategie - Organisatie hecht zowel waarde aan eigenbelang als aan de relatie met intermediairs - Organisaties zoeken naar manieren om zich te onderscheiden van de intermediairs Vermijdingsstrategie - Geen/weinig bezorgdheid - Organisaties passen directe verkoop toe aan eindconsumenten via een eigen digitale omgeving - Tegelijkertijd proberen ze de bezorgheid van interemediairs te verlichten Absorpatiestrategieg - Omgekeerde van de supportstrategie - Organisaties die geen rekening houden met intermediairs en het eigen belang laten prevaleren - Aggressieve strategie en pushen intermediairs hun beslissingen te accepteren Compromitterende strategie - Give and take principe - Producent levert direct aan consumenten, maar streeft ook naar duurzame relaties met intermediairs op basis van wederzijdsvoordeel. 44 10.2 e-fulfilment Vijf typen e-fulfilment Integrated fulfilment - Integreren van e-fulfilment binnen bestaande distributiecentra die ook aan traditionele winkels leveren Dedicated fulfilment - Bouwen van specifieke distrbutiecentra voor e-fulfilment - Uitsluitend bedoeld voor het verwerken van orders die via het digitale kanaal worden ontvangen Store fulfilment - Winkel vormt uitgangspunt, geen distributiecentra - Orderpicken van online bestellingen is een kwestie van het pakken van de producten uit de reguliere winkeldisplays Third party fulfilment - Fulfilment-activiteiten worden uitbesteed aan derden: virtuele opslagcapaciteit - Dropshipping Build-to-order fulfilment - Overschrijdt de grenzen van de eigen organisatie - Vereist een goed netwerk aan partners dat in staat is snel te reageren op flexibele orders van klanten Fulfilment flow-processen: § § § Informatieflow: orderbevestigingen, digitale facturen, support etc. Financiële flow: betaalstroom, inkomend, refund, cash-backs etc. Flow van goederen/diensten: leveren van goederen aan consumenten, returns, etc. 45 10.2.2 Voorraad, opslag en dropshipping Dropshipping: situatie waarin een digitale retailer bestellingen van klanten aanneemt, vervolgens de orderinformatie via internet doorstuurt aan een leverancier via speciale software en de leverancier de order verwerkt. 10.3 Shipping van digitale orders 10.3.1 Shipping fee-beleid en -strategie Shipping-strategieën § Combined: geen aparte shipping fees in rekening gebracht. Onderdeel van de totale productprijs § Partitioned: prijs van een product wordt los bepaald en gecommuniceerd van de verzendkosten. Bij afrekenen pas duidelijk welke verzendkosten gerekend worden § Free-shipping: aanbieder neemt shipping kosten voor haar rekening o Value contigent free-shipping: geen verzendkosten vanaf een bepaald bedrag § Dynamic shipping fee: organisatie personaliseert de kosten voor verzending 10.3.2 Return logistics en shipping Return logistics: proces van goederen, om verschillende redenen, terug sturen vanaf de typische eindbestemming naar de orgnisatie om daardoor van het product af te komen en een vervangend product te ontvangen of geld terug te krijgen. Processen van return logistics: 46 Referenties Lancee, E. (2016). Digitale marketingstrategie (3de editie). Den Haag, Nederland: Lancée Enterprises. 47