Uploaded by jaelcruden05

Mod 2 Recht AA2

advertisement
1
RICHTING: Economie
A. Algemeen
1
Onderwijstype
IMEAO ( LEERJAAR 2 AA/BAD)
2
Vak
Recht (Nieuw structuur)
3
Schooljaar
2022/2023
B. Naam: Module 2
Hoofdstuk 2 Stichting en Vereniging, 4. Verzekeringen en 6. Belastingrecht en Arbeidsrecht,
C. Activiteitenschema module 2:
Week
1
2
Activiteit
H.2 Stichtingen en Vereniging
H.4 Verzekeringen
Vervolg H.4 Verzekeringen.
7
H.6 Introductie belastingrecht en het onderscheid tussen directe – en indirecte belastingen, algemeen
en Inkomstenbelasting.
Vervolg Belastingen. (Vermogens belasting, Huurwaarde belasting, Dividend belasting en
Omzetbelsting.
Vervolg H.6 Belastingen (Loonbelasting).
H.6 Inleiding arbeidsrecht, arbeidsrecht en het BW-gedeelte hiervan.
Vervolg H.6 Behandeling van de verschillende bijzondere wetten.Arbeidsgeschillenwet en de
Personeelswet.
Feedback (herhalen, evalueren en eventueel begeleiden)
8
Feedback (herhalen, evalueren en eventueel begeleiden)
3
4
5
6
HOOFDSTUK 2
INLEIDING TOT HET HANDELSRECHT
DE VERENIGING
1. De definite
2. Kenmerk
3. Doel
4. Oprichting
5. Inhoud oprichtingsakte
6. Rechtspersoonlijkheid
7. Inschrijving
8. Publicatie
STICHTINGEN
1. De definite
2. Kenmerk
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
2
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Doel
Oprichting
Inhoud oprichtingsakte
Rechtspersoonlijkheid
Inschrijving
Publicatie
9. Geef de overeenkomsten tussen een stichting en een vereniging aan.
10. Geef de verschillen tussen een stichting en een vereniging aan.
HOOFDSTUK 4
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.



VERZEKERING
Hoe wordt verzekering ook wel genoemd?
Definitie verzekering
Wie is de verzekeraar?
Wie is de verzekerde?
Waarom sluiten partijen een verzekeringsovereenkomst?
Noem de onderwerpen op, die kunnen dienen voor een verzekeringsovereenkomst.
Wat wordt bedoelt met “gevaar”?
Wanneer is de verzekeraar niet verplicht uitkering te doen?
Wat is een polis?
Wat staat er in een polis?
Wat wil zeggen;
“De overeenkomst behoort tot de “CONSENSUELE” overeenkomst”.
“Het verzekerd belang moet op geld waardeerbaar zijn”.
“De verzekeraar mag het verzekerd belang herverzekeren”.
12. Noem op en werk de verplichtingen uit van de verzekerde en de verzekeraar.
13. HET PROCESUEEL KARAKTER VAN DE POLIS
“De verzekeringsovereenkomst een vromvrije overeenkomst” wat wil dat zeggen?
14. Wat kunnen de gevolgen zijn als de polis verliest?
15. Noem op en werk de bijzondere bedingem uit.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
Hoe kunnen we verzekeringen onderscheiden?
Wanneer is er sprake van schadeverzekering?
Wat is/zijn de kenmerk(en) van schade verzekering?
Wat is/zijn de vereiste(n) van schade verzekering?
Bespreek kansovereenkomst.
Bespreek indemniteits-beginsel.
Bij brand verzekering van roerende goederen moeten we onderscheiden:
a. Handelswaar
b. Inboedels
22. Wanneer is er sprake van handelswaar?
23. Wanneer is er sprake van inboedel?
24. Wanneer is er sprake van subrogatie?
25. Wanneer is er sprake van onderverzekering?
26. Wanneer is er sprake van oververzekering?
27. Hoe wordt uitkering berekend?
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
3
VERZEKERING WETTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID MOTORRIJTUIGEN (WAM)
28. Waarvoor staat W.A.M.?
29. Doel
30. Oprichting
31. Wanneer is er sprake wel en wanneer er is er sprake geen van dekking door de verzekeraar?
32. In welke gevallen wordt de veroorzaakte schade niet gedekt door de verzekeraar?
33. Wanneer is er sprake van een motorrijtuig?
34. Welke actoren zijn allemaal betrokken bij DE W.A.M.?
35. Wat is het doel van het WAARBORGFONDS MOTORVERKEER?
36. Werk de bijzondere bepalingen van W.A.M. uit.
37. Noem de VERBONDS- EN STRAFBEPALING op van W.A.M.
38. Wanneer is er sprake van SOMMENVERZEKERING?
39. Noem de verschillende vormen van sommenverzekering op.
40. Noem de verschillen op tussen de schade verzekering en de sommenverzekering.
HOOFDSTUK 6
INLEIDING TOT HET BELASTINGRECHT
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Definitie belastingen?
Doel
Onderscheid de vormen van belasting
Wat houdt het draagkrachtbeginsel in?
Hoe kunnen we belasting indelen?
Werk uit:
 Directe belasting in juridische zin uit.
 Directe belasting in economische zin uit.
 Indirecte belasting in juridische zin uit.
 Indirecte belasting in economische zin uit.
7. Wat verstaat men onder een subjectieve belastingplicht?
 Wanneer begint de subjectieve belastingplicht?
 Wanneer eindigt de subjectieve belastingplicht?
8. Wat verstaat men onder een objectieve belastingplicht?
 Wanneer begint de objectieve belastingplicht?
 Wanneer eindigt de objectieve belastingplicht?
9. Wie is een belastingplichtige?
10. Wie is een belastingschuldige?
11. Wat doet de Inspectuer bij de belastingen?
12. Wat doet de Ontvanger bij de belastingen?
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
Inkomstenbelasting (IB)
Wanneer was de wet inwerking getreden?
Geef van IB aan: Definitie, doel en vorm.
Wat houdt het bronnenfictiestelsel in?
Wat houdt het reëele stelsel in?
Waarom werd het bronnenfictiestelsel vervangen met het reëele stelsel?
Noem op en werk uit de heffings methodiek.
Wat betekent Self Assessment?
Wat betekent “ De bronnen van inkomen zijn limitatief opgesomd?
Welke inkomensbron(nen) kent de wet.
Omschrijf de begrippen: Onzuiver inkomen. Verrekenbare verliezen en Zuiver inkomen.
Welke posten wordt door de wetgever niet gezien als bron van inkomen?
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
4
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
Hoe wordt de sanctie geregeld bij IB?
Wat verstaat men onder navorderingsaanslag bij IB?
In welke gevallen is navordeingsaanslag mogelijk bij IB?
Hoe wordet het bezwaarschrift geregeld bij IB?
Hoe wordt het beroepschrift geregeld bij IB?
Welke actoren worden vrijgesteld van IB?
Wat verstaat men onder dubbel belasting?
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Vermogensbelasting (VB)
Geef van VB aan: Definitie, doel en vorm.
Wat betekent vermogen?
Hoe wordt heffing geregeld bij VB?
Hoe worden de navorderingseisen en navorderingsvoorwaarden geregeld bij IB?
In welke gevallen is navordeingsaanslag mogelijk bij VB?
Hoe wordet het bezwaarschrift geregeld bij VB?
Wanner ie er geen sprake van navorderingsaanslag bij VB?
1.
2.
3.
4.
5.
Huurwaardebelasting (HwB)
Wanneer was de wet inwerking getreden?
Geef van HwB aan: Definitie, doel en vorm.
Welke objecten worden vrijgesteld van HwB?
Wat is de laagste bedrag van HwB?
Hoe wordt HwB berekend?**
1.
Dividend belasting (DB)
Wanneer was de wet inwerking getreden?
Geef van DB aan: Definitie, doel en vorm.
Waarop wordt DB geheven?
Hoe is de heffingsaanslag geregeld bij DB?
Hoe wordt het bezwaarschrift geregeld bij DB?
Omzetbelasting (OB)
Geef van OB aan: Definitie, doel en vorm.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
Loonbelasting (LB)
Geef van LB aan: Definitie, doel en vorm.
Geef gemotiveerd aan of IB en LB wel of niet hetzelde zijn?
Van wie wordt LB ingehouden?
Wie is verplicht LB in te houden?
Wie is een werknemer volgens LB?
Welke persoonlijke gegevens zouden moeten staan in een werkverklaring?
Noem de verplichtingen van de inhoudsplictige op.
Wat verstaat men onder loon?
Geef gemotiveerd aan welke vormen van loon de wet kent?
Welke inkomen behoren niet tot het loonbegrip?
Hoe wordt het dienstjubilieum loon geregeld in de wetgeving?
Wat wordt verstaan onder bijzondere beloning?
1.
2.
3.
4.
5.
ARBEIDSRECHT ALLES KENNEN, VRAGEN ZULLEN MONDELING IN DE KLAS WORDEN
GEGEVEN.
LEERSTOF KOMT WEL VOOR IN DEEL 2, U BENT NIET VERPLICHT ONDERSTAANDE
LEERSTUKKEN UIT TE PRINTEN.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
5
HOOFDSTUK 2 INLEIDING TOT HET HANDELSRECHT
2.0. DE VERENIGING
De definite van ene vereniging leert ons, dat deze een samenwerkingsvorm, is van diverse personen, met een
gemeenschappelijk doel, waarbij niet essentieel is, het maken van winst.
Niet alle verenigingen zijn van rechtswege rechtspersoon, in feite slechts die verenigingen die voor de wet van 1855
zijn opgericht en tot dan zelfstandig rechtshandelingen hebben verricht. De toneelvereniging Thalia is een voorbeeld
hiervan. Na 1855 zijn slechts verenigingen rechtspersoon, die bij wet alszodanig erkend zijn.
HOE WORDT EEN VERENIGING ZEDELIJK ERKEND?
Door goedkeuring van de statuten en na publikatie in het Advertentieblad van de Republiek Suriname.
Zedelijke erkende lichamen (rechtssubjecten) mogen alle rechtshandelingen verrichten.
PROCEDURE
De procedure die er gevolgd dient te worden voor verkrijgen van rechtspersoonlijkheid bij vereniging is:
a. het voorleggen van de statuten via het Ministerie van Justitie aan de President. In deze statuten staan:
Naam, zetel, duur e.a. artikelen, zoals het financieel beleid, bestuur, algemene ledenvergadering (A.L.V.),
liquidatie, enz. Kortom (materieel) inhoudelijke zaken van de vereniging.
b. het voldoen aan leges- en andere rechten, handtekeningen van het bestuur op de exemplaren van de statuten en het
overleggen van de notulen van de vergadering waarin de statuten door de A.L.V. zijn goedgekeurd met
handtekening van de secretaris, kortom de formaliteiten die men moet plegen, dus de formele vereisten.
De goedkeuring van de statuten houdt in:
1. Nagaan of de statuten niet in strijd zijn met geschreven of ongeschreven recht in het algemeen.
2. Nagaan of de statuten niet in strijd zijn met artikel 1665 van het B.W. (betreffende zedelijke lichamen)
3. De achtergronden van de machthebbers nagaan, b.v. wie de oprichters zijn, of ze handelingsbekwaam zijn, of ze
de bedoeling hebben hun macht verkeerd te gebruiken etc.
Indien de stauten worden afgekeurd, heeft men twee mogelijkheden:
Men kan de statuten herzien,
Men kan in beroep gaan bij de burgelijke rechter.
Kenmerken voor de vereniging zijn:
a. het doel mag niet uitsluitend zijn: winst;
b. aanwezigheid van de leden met stemrecht;
c. gen persoonlijke of hoofdelijke aanspraklijkheid van de leden;
d. een orgaan van de vereniging moet namens de vereniging naar buiten optreden (meestal het dagelijks bestuur);
e. de vereniging kan ten aanzien van de leden rechten bedingen;
f. de vereniging kan voor de leden verplichtingen aangaan, mits hierin uitdrukkelijk is voorzien in de statuten.
2.1. STICHTINGEN
D wettelijke bepalingen van de stichting vinden wij in de wet van 1968, G.B. no. 74 en de wijzigingen in G.B. 1970
no 76.
Een stichting is een rechtspersoon, die geen leden telt, met een afgezonderd vermogen ter bereiking van een ideëel
doel.
De stichting kan tot stand komen bij uiterste wil, openbaar testament of notariële akte. De stichting heeft geen leden
en dus geen stemrecht in de zin van het recht avn een A.L.V. De bestuursleden hebben binnen het bestuur wel
stemrecht. Voor het bestuur van de stichting is anders dan bij een vereniging geen bepaalde vorm voorgeschreven.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
6
Zo zou een stichting b.v. kunnen bestaan uit één bestuurslid. Publikatie van de stichting geschiedt in het
Advertentieblad van de Republiek Suriname (AB) en wordt geregistreerd in het Openbaar Stichtingenregister, dat
onder toezicht staat van de Kamer van Koophandel en Fabrieken.
In de notariele akte van de stichting dienen de volgende hoofdzaken te worden opgenomen:
a. het doel (mag niet in strijd zijn met de wet, de openbare orde of goede zeden),
b. het bestuur (niet aan een bepaalde vorm gebonden),
c. de continuiteit (voortzetten van de stichting),
d. de liquidatie (vereffening),
e. aan wie het bedrag (vermogen) van de stichting toekomt na liquidatie.
NOOT:
Bij decreet C-689-1983 No 1 is bepaald dat er geen notariele akte vereist is als de Staat de oprichter of medeoprichter is van:
a. een Naamloze Vennootschap
b. een Cooperatieve Vereniging
c. een Stichting.
Evenmin is voor de wijziging van de statuten van de onder a t/m c genoemde organisatievormen een notariële akte
vereist.
HOOFDSTUK 4 VERZEKERING
4.4.0. ALGEMEEN
Assurantie of verzekering is een overeenkomst waarbij de verzekeraar (b.v. Self Reliance) zich jegens de verzekerde
(b.v. de heer Tjander) verbindt tegen ontvangst van een premie(geldelijke vergoeding) hem schadeloos te stellen
wegens een verlies, schade of gemis van verwacht voordeel dat de verzekerde door een ONZEKER voorval zou
kunnen lijden.
De aanleiding tot het sluiten van de overeenkomst is het FINANCIEEL BELANG dat een der partijen heeft bij het al
dan niet plaats-grijpen van een onzeker voorval. Indien de verzekerde geen financieel belang heeft in het verzekerd
voorwerp, is de verzekeraar niet gebonden de schade te vergoeden.
Als onderwerp van een verzekeringsovereenkomst kunnen dienen:
1. gevaren van brand (brandschade)
2. gevaren, waaraan voortbrengselen van de landbouw op het veld onderhevig zijn (schade op nog te
oogsten produkten)
3. gevaren die zich op zee kunnen voordoen
4. gevaren van het vervoer te land en langs de kusten, rivieren en binnenwateren.
5. het leven van een of meer personen.
Met “gevaar” wordt hier bedoeld het risico of eventueel verwacht nadeel voor de verzekerde.
De verzekeraar is niet verplicht uitkering te doen:
1. als de verzekerde een verkeerde opgave doet,
2. indien de verzekerde een bekende omstandigheid verzwijgt of een onwaarachtige opgave doet,
ook al is de verzekerde te goeder trouw.
In elk van deze gevallen is de overeenkomst nietig indien de verzekeraar als hij hiervan op de hoogte was, de
verzekering onder die omstandigheden niet zou hebben gelaten.
De verzekeringsovereenkomst, polis, met uitzondering van de levensverzekering moet bevatten:
1. de dag waarop de verzekering is gesloten.
2. de naam van degene die de verzekering voor eigen rekening of de naam van een derde voor wiens rekening
de verzekering wordt gesloten.
3. een duidelijke omschrijving van het verzekerd voorwerp.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
7
4.
5.
6.
7.
8.
het bedrag waarvoor verzekerd wordt.
de gevaren welke de verzekeraar voor zijn rekening neemt.
het tijdstip waarop voor rekening van de verzekeraar het gevaar begint te lopen en eindigt.
de premie (vergoeding aan de verzekeraar) van de verzekering.
alle omstandigheden die van wezenlijk belang voor de verzekeraar kunnen zijn en alle andere tussen
partijen gemaakte bedingen.
De overeenkomst behoort tot de “CONSENSUELE” overeenkomst d.w.z. dat ze al bestaat zelfs voordat de polis is
ondertekend. De verplichtingen voor partijen beginnen dus te lopen zodra er wilsovereenstemming is bereikt.
Het verzekerd bedrag moet op geld waardeerbaar zijn. De verzekeraar mag het verzekerd belang herverzekeren
d.w.z. dat hij het belang bij een andere mag verzekeren. Het verlies of de schade die door de verzekerde zelf of door
zijn schuld is veroorzaakt, wordt niet gedekt door de verzekeraar.
4.4.1. VERPLICHTINGEN VAN PARTIJEN
DE VERZEKERDE
1. Mededingingsplicht. De verzekerde behoort de juiste opgave te doen over het te verzekeren voorwerp. De
overeenkomst kan nietig worden verklaard, indien de verzekerde zaken verzwijgt die voor de verzekerde de
belangrijkste punten zijn om het besluit te nemen de verzekeringsovereenkomst te sluiten. Ook al heeft de
verzkerde te goeder trouw deze zaken verzwegen dan nog is de overeenkomst ongeldig.
2. Premie betaling. Indien een huis dat verzekerd is verkocht wordt terwijl de verzekering loopt, dan is de
koper die het belang heeft overgenomen tot betaling van de premie verplicht. In dit geval hebben we te
doen met en verplichting die onder bijzondere titel overgaat.
3. Waken tegen risico verzwaring. De verzekerde moet de overeenkomst te goeder trouw naleven en dient
daarbij al datgene te doen en in acht te nemen wat een goede zorg van het verzekerde object kan
waarborgen.
4. Meldingsplicht. De verzekerde moet direct nadat het onzeker voorval heeft plaatsgevonden mededeling
doen aan de verzekeraar.
DE VERZEKERAAR
1. Deze moet de polis afgeven.
2. hij moet bij schadeverzekering een rgeling treffen of de schade vergoeden en bij sommenverzekering de
verschuldigde sommen uitbetalen.
HET PROCESUEEL KARAKTER VAN DE POLIS
De verzekeringsovereenkomst een vromvrije overeenkosmt d.w.z. dat slechts wilsovereenstemming vereist is voor
het bestaan van de overeenkomst. De akte is hier geen bestaansvoorwaarde.
Indien men derhalve zijn pois verliest of nog niet erover beschikt, kan men toch zijn rechten doen gelden.
ENKELE BIJZONDERE BEDINGEN
1. Eigen risico. Het is een praktisch gebruik dat veelal in de overeenkomst (vooral bij de schadeverzekering) het
beding wordt opgenomen dat schade claims tot een gering bedrag niet zullen worden uitbetaald.
2. Primier risque. Bij een zodanige verzekering speelt de werkelijke waarde van het verzekerd object geen rol. Elke
schade tot het maximum van het bedrag dat in de polis is genoemd, wordt vergoed. (deze clausule zullen we veelal
aantreffen bij W.A. verzekering en in braak verzekeringen).
4.4.2. ONDERSCHEIDING DER VERZEKERING
a. Schadeverzekering
b. Sommen verzekering
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
8
4.4.2.1. SCHADEVERZEKERING
Schadeverzekering is een overeenkomst waarbij de ene partij (de verzekeraar) zich verbindt de andere partij (de
verzekerde) tegen genot van premie schadeloos te stellen wanneer deze schade of verlies lijdt door een bepaalde
gebeurtenis.
Kenmerkend is dus de vergoeding van eventueel te lijden schade. De verzekeringsovereenkomsten onder a t/m d op
pag .. rangschikken wij onder SCHADEVERZEKERINGEN.
De vereisten van de schadeverzekeringen zijn:
1. Deze moet een kans pvereenkomst zijn d.w.z. een wederkerige overeenkomst waarbij partijen van te
voren weten dat de prestaties volkomen ongelijkwaardig kunnen zijn. Is de schade al geleden of staat het
vast dat er nimmer schade zal worden geleden, dan is de verzekering nietig.
2. Er mag slecht “schade” worden vergoed (indemniteits-beginsel).
a. als de verzekerde geen belang heeft bij het verzekerd object is de verzekeraar niet tot betalinggehouden.
b. nietig is ook dubbele verzekering waarbij hetzelfde object op dezelfde wijze elders is verzekerd.
Het indemniteitsbeginsel is niet doorkruist als het voorwerp tegen de “herbouwwaarde” is verzekerd. In dit geval
geschiedt dit om continuiteit te waarborgen.
Voorbeeld:
Cornelis heeft een pand ter waarde van SDR 100.000,= (aanschaffingswaarde) verzekerd voor de herbouwwaarde
(vermoedelijke vervagindwaarde) van SRD 200.000,=. Dit pand is verhuurd van Jacobus.
Het pad wordt door brand verwoest. Het blijkt dat de bouwkosten inderdaad SRD 200.000,= zullen bedragen. Ind it
geval mag de verzekeraar aan Cornelis volgens de wet uitkeren ¾ van SRD 200.000,=
Indien Cornelis evenwel het pand na herbouw zou verkopen mag de verzekeraar het bedrag boven de geleden schade
niet uitkeren daar Cornelis er anders financieel voordeel uit zou halen.
Bij brand verzekering van roerende goederen moeten we onderscheiden:
a. Handelswaar
b. Inboedels
Bij handelswaar zal de waarde worden bepaald naar het onderscheid van ONVERKOCHTE goederen, grondstoffen
en VERKOCHTE doch niet GELEVERDE goederen. De waarde van onverkochte goedren zal worden vastgesteld
aan de hand van de inkoop fractuurwaarde en bijkomende kosten, terwijl de waarde van de verkochte doch niet
geleverde goederen zal worden vastgesteld aan de hand van de verkoop fractuurwaarde.
Bij inboedelverzekering wordt het systeem van nieuwwaardeverzekering gevolgd. De nieuwwaarde is het bedrag dat
nodig is om de goederen te vervangen naar soort en kwaliteit gelijkwaardige goederen. Ook dit is niet in strijd met
het indemniteitsbeginsel.
Voorbeeld: De heer Jacobus heeft zijn inboedel op 3 jan. 1975 voor de nieuwwaarde van Sf 7500,= verzekerd. De
aanschaffingswaarde was Sf 5000,=. In 1980 wordt zijn inboedel door brand geteisterd. Het bedrag nodig voor
vervanging bedraagt Sf 7000,=. De uitkering zal derhalve Sf 7000,= bedragen. De gevolgde procedure is juist omdat
Jacobus niet van plan was zijn oude inboedel te vervangen.
De gebruikerswaarde van zijn inboedel is zowel na de brand als voor de brand voor hem dezelfde gebleven.
Bij schadeverzekeringen neemt de brandverzekering een voorname plaats in. In de brandpolis wordt aangegeven
waar de ligging en de bestemming van de gebouwen en plaatsen waar de verzekerde roerende goederen zich
bevinden, zijn opgeslagen of geborgen.
SUBROGATIE of in de plaatsstelling. Als de verzekeraar de schade heeft vergoed, verkrijgt hij het recht om deze
vergoeding terug te vorderen van een derde die de schade heeft veroorzaakt. Bij de sommenverzekering geldt
subrogatie niet omdat daar de schade niet essentieel is.
Subrogatie kan alleen worden toegepast als degene die zich op subrogatie beroept, verplicht was de schade te
vergoeden. Voorbeeld:
A heeft zijn auto verzekerd bij Self Reliance. B veroorzaakt bij een aanrijding schade aan de auto van A tot een
bedrag van SRD 3000,=. Self Reliance zal aan A op grond van de verzekeringsovereenkomst de schade moeten
vergoeden.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
9
Self Reliance is daarentegen gesubrogeerd in het recht van A en kan het bedrag van SRD 3000,= op B verhalen.
ONDER- EN OVERVERZEKERING
Indien de verzekerde som lager ligt dan de werkelijke waarde voor de brand spreken we van onderverzekering. Het
bedrag dat wordt uitbetaald wordt dan als volgt berekend:
Verzekerde waarde
_______________
SCHADE X
Werkelijke waarde
Voorbeeld: Waarde pand SRD 100.000,= doch verzekerd voor SRD 75.000,=. Schade SRD 40.000,=
Uit te betalen: 75.000 X 40.000 = SRD 30.000, =
100.000
Als in het voorgaand voorbeeld het pand was verzekerd voor SRD 125.000,= dus hoger dan de werkelijke waarde,
zouden we spreken van oververzekering. Bij de uitkering zou evenwel geen rekening worden gehouden met de
overwaarde die verzekerd is. De uitkering zou dan bedragen SRD 40.000,= (volle bedrag van de schade).
VERZEKERING WETTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID MOTORRIJTUIGEN (WAM)
Een bijzondere schadeverzekering si de WAM verzekering (zoals deze dagelijks spraakgebruik wordt aangeduid).
De wet van augustus 1979 die per januari 1981 in werking is getreden, heeft tot doel:
De eigenaar of houder van een motorrijtuig die aan het verkeer deelneemt te verplichten het motorrijtuig dat hij
onder zijn berusting heeft te verzekeren tegen de privaatrechtelijke aansprakelijkheid die het motorrijtuig kan doen
ontstaan voor de bstuurder.
De verzekeraar dekt de schade die door het verzekerd motorrijtuig aan een benadeelde is toegebracht. De schade die
de eigenaar houder of bestuurder lijdt wordt door deze verzekering niet gedekt.
In de volgende gevallen wordt de veroorzaakte schade niet gedkt door de verzekeraar:
a. als de bestuurder door diefstal het motorrijtuig onder zich heeft;
b. als de bestuurder door geweldpleging het motorrijtuig onder zich heeft;
c. als de bestuurder weet dat het motorrijtuig onder de a en b vermelde omstandigheden is bemachtigd en
zonder geldige redenen het motorrijtuig gebruikt.
Enkele bijzonderheden over het verzekerd motorrijtuig.
a. het motorrijtuig of voertuig moet bestemd zijn om op de grond te worden voortbewogen uitsluitend of
mede door een mechanische kracht (geen voertuig dat via een spoor zich voortbeweegt).
b. het motorrijtuig moet aan het verkeer deelnemen (met verkeer wordt hier bedoeld “verkeer over een weg voor het
publiek toegankelijk”). Ook een veerboot wordt wordt onder omstandigheden als een weg
beschouwd.
BETROKKENEN BIJ DE W.A.M.
1. VERZEKERDE: deze is de persoon die aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade die door de
verzekering is gedekt.
2. VERZEKERAAR: de onderneming die alszodanig is toegelaten door de verzekeringskamer. Deze
onderneming dekt de schade die de verzekerde heeft veroorzaakt aan derden.
3. BENAADEELDE: een ieder die schade heeft geleden die volgens de W.A. moet worden vergoed.
4. VERZEKERINGSKAMER: deze is een toezichthoudend overheidsorgaan op het verzekeringswezen.
Voorlopig bestaat er nog geen verzekeringskamer. Er is wel een Overheidsfunctionaris aangesteld die de naam
van gevolmachtigde draagt om de werkzaamheden van de KAMER te verrichten.
5. CENTRAAL REGISTER VERZEKERINGSDEKKING MOTORRIJTUIGEN: dit register ressorteert
onder de Ontvanger der Invoerrechten en Accijnzen.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
10
In dit register worden de afschriften van de nummerbewijzen die door de Procureur-Generaal zijn
afgegeven, tezamen met de verklaring die door verzekeraar is afgegeven, aangetekend. De verzekeraar is verplicht
binnen 8 dagen na de afsluiting of wijziging van een verzekeringsovereenkomst opgave te doen aan de beheerder
van dit register. Het register is openbaar dat wil zeggen dat elke belanghebbende tegen vergoeding van de beheerder
van het register over de gewenste gegevens kan beschikken.
6. HET WAARBORGFONDS MOTORVERKEER: dit fonds is een publiekrechtelijk rechtspersoon. Het fonds
heeft tot doel de schade te vergoeden als:
a. niet kan worden vastgesteld wie de aansprakelijke persoon is voorzover de benadeelde al het mogelijke
heeft gedaan om tot die vaststelling te komen en hij daarin niet is geslaagd;
b. degene die verplciht was tot verzekering dit heeft nagelaten;
c. de verzekeraar onvermogens is;
d. de schade is veroorzaakt door handelen of nalaten van een persoon die door diefstal of geweldpleging het
motorrijtuig heeft bemachtigd.
Degene die zich beroept op schadevergoeding door het fonds moet kunnen aantonen, dat hij de aansprakelijke
persoon tot betaling heeft aangemaand en dat de benadeelde niet verwacht dat de aansprakelijke persoon de schade
zal vergoeden.
ENKELE BIJZONDERE BEPALINGEN
1. Zodra de verplcihtingen tot het sluiten van de verzekering op een andere overgaat, moeten de
documenten aan de verzekeraar worden teruggeven.
2. De bestuurder die bij een ongeval is betrokken, is verplicht het bewijs van verzekering ter inzage te
geven aan degene die eveneens bij het ongeval is betrokken.
VERBONDS- EN STRAFBEPALING
1. Indien de eigenaar, houder of bestuurder van een motorrijtuig aan het verkeer deelneemt of doet
deelnemen of toelaat dat het motorrijtuig aan het verkeer deelneemt zonder dat de verzekeringsdekking
is gewaarbord, wordt de betrokkene gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of een geldboete
van ten hoogte SRD 3000,=.
2. Bovendien kan de overtreder als bijkomende straf de verplichting opgelegd krijgen ten hoogste
SRD 3000,= te storten in het waarborgfonds.
4.4.2.2. SOMMENVERZEKERING
Deze is een overeenkomst waarbij de ene partij (de verzekeraar) zich jegens de andere partij (verzekeringsnemer)
verbindt tegen genot van een premie een bepaalde som uit te keren aan de belanghebbende (begunstigde indien een
bepaalde onzekere gebeurtenis heeft plaatsgevonden). De sommenverzekering verschilt daarin van de schade
overeenkomst, doordat bij de schadeverzekering men zich dekt tegen bepaalde schaden, terwijl de
sommenverzekering men een belang verzorgt. De uitkering is bij de sommenverzekering onafhankelijk van de
schade.
Enkele vormen van de sommenverzekering zijn:
a. Levens- en lijfrenteverzekering.
b. Ziekte- en ongevallenverzekering.
We moeten erop letten dat indien de afhankelijkheid van een onzeker voorval, bij de sommenverzekering ontbreekt,
we te doen hebben met een spaarcontract.
HOOFDSTUK 6
6.0. INLEIDING TOT HET BELASTINGRECHT
6.0.1. ALGEMEEN
Dit onderdeel is bedoeld als een bijdrage aan het vakkenpakket “Recht” en dient tevens om de student vertrouwd te
maken met die fiscale begrippen, waarmee hij/zij steeds hetzij als student of in privé of in de uitoefening van de
dagelijkse werkzaamheden te maken zal krijgen.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
11
Het begrip “Belastingen” is gebaseerd op een definitie, die in de volgende woorden kan worden samengevat t.w. :
het geheel van regels, waaraan de overheid door middel van dwang de bevoegdheid ontleent om een bijdrage te
heffen van het inkomen en het vermogen van het individu, zonder dat daartegenover een direkt aanwijsbare
tegenprestatie staat.
De belastingheffing is gebaseerd op het beginsel van draagkracht d.w.z. dat degene, die een hoger inkomen geniet
en/of meer vermogen bezit procentueel een grotere bijdrage moet leveren in de staatsuitgaven.
6.0.1. INDELING VAN DE BELASTINGEN
De belastingen kunnen we indelen in twee hoofdgroepen, waarvan elk weer in onderdelen wordt verdeeld n.l. de
directe belastingen en de indirecte belastingen. Een verdere verdeling van de directe belastingen is de directe
belastingen in juridische – en economische zin.
Directe belastingen in juridische zin zijn die belastingen, die door de wet als zodanig zijn aangeduid en niet zonder
wetswijziging of wet aanvulling mogen worden uitgebreid; hetzelfde geldt voor de indirecte belastingen.
Directe belastingen in economische zin wil zeggen, dat de drager van de belasting ook de betaler is, zodat
afwenteling op derden niet mogelijk is.
Van indirecte belastingen in juridische zin is sprake wanneer zich een belastbaar feit voordoet, terwijl in
economische zin de drager niet de betaler is, doch de belasting wordt afgewenteld op derden bijv. invoerrechten en
accijnzen. Na deze summiere uiteenzetting zullen de directe belastingen specifiek worden behandeld.
Subjectieve - en objectieve belastingplicht
Voordat door de overheid tot belastingheffing kan worden overgegaan moet worden vastgesteld of er sprake is van
een belastingplicht, die wordt verdeeld in subjectieve en objectieve belastingplicht.
Binnenlandse en buitenlandse belastingplicht.
Eveneens dient nagegaan te worden of een belastingplichtige in Suriname woont of buiten Suriname is gevestigd.
Bij binnenlandse belastingplichtigen wijkt de berekening van het inkomen af van die van de buitenlandse
belastingplichtigen. Alle inkomstenbestanddelen waar ook ter wereld genoten worden belast bij de binnenlandse
belastingplichtigen, terwijl bij de buitenlandse belastingplichtigen alleen de in de wet genoemde
inkomstenbestanddelen belastbaar zijn.
De subjectieve belastingplicht ontstaat bij de geboorte hier te lande en indien men elders geboren is bij de vestiging
hier te lande.
De objectieve belastingplicht ontstaat indien de belastingplichtige binnenlandse bronnen van inkomen heeft en uit de
opbrengst van die bronnen belasting kan worden geheven.
De subjectieve belastingplicht eindigt bij overlijden of bij het vertrek naar het buitenland met de bedoeling zich
blijvend buiten Suriname te vestigen.
De objectieve belastingplicht eindigt ook bij overlijden of zodra men geen belastbaar inkomen meer geniet en/of
belastbare vermogensbestanddelen bezit.
6.0.2. INKOMSTENBELASTING
Deze methode is ingesteld in het jaar 1922 bij G.B. van 4 mei 1921 no. 112, en heeft ten doel gehad een belasting te
heffen op het inkomen van natuurlijke personen en rechtspersonen. De belastingheffing op grond van de Wet op de
Inkomstenbelasting was gebaseerd op het bronnenfictiestelsel, welk stelsel in beginsel ervan uitging dat alle
bronnen, die bij de aanvang van het belastingjaar bestonden het gehele jaar zouden blijven bestaan, terwijl bronnen
die in de loop van het belastingjaar ontstonden niet in aanmerking werden genomen.
Deze methode leidde tot allerlei manipulaties, daar er belastingplichtigen waren die ervoor zorgden bij de aanvang
van het belastingjaar geen bron(nen) van inkomen te hebben en derhalve buiten de werkingsfeer van de heffing
bleven; deze handeling was niet in strijd met de wet en derhalve niet strafbaar (geen ontduiking maar ontgaan van
belasting).
Het draagkracht-principe waarop de heffing van de inkomstenbelasting is gebaseerd, kwam niet tot zijn recht. Dit
bronnenfictiestelsel werd met ingang van het belastingjaar 1950 vervangen door het reëele stelsel,waarbij de
mogelijkheid voor belastingplichtigen niet langer bestond buiten de heffing van inkomstenbelasting te blijven.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
12
Self Assessment heffingsmethodiek
Bij de belastingheffing kan gebruik worden gemaakt van twee heffingstechnieken. De eerste is heffing bij wege van
een aanslag. Volgens deze techniek doet de belastingplichtige aangifte van zijn inkomen bij de
belastingadministratie, die dan de grootte van de verschuldigde belasting vaststelt. Deze werkwijze is tot 1995
gevolgd. De andere heffingstechniek die vanaf 1995 wordt toegepast is die van betaling op aangifte en is bekend als
“Self Assessment” de belastingplichtige berekent zelf het bedrag dat hij (zij) over het lopend jaar aan belasting
verschuldigd is. Hij (zij) doet hiervan aangifte en betaalt meteen.
6.0.2.1. BRONNEN VAN INKOMEN
De inkomsten moet vloeien uit een bron, zonder dat er sprake behoeft te zijn van een regelmatig
terugkerend inkomensbestanddeel b.v. een jubileumgratificatie en in de bedrijfsuitoefening de overdrachts- of
stakings- of liquidatiewinst, daar deze bate slechts eenmaal wordt genoten.
De heffing is steeds gebaseerd geweest op de bronnentheorie met dien verstande dat tot en met het belastingjaar
1949 het bronnenfictiestelsel gold. Het bronnenfictiestelsel ging uit van de bestaande bronnen bij de aanvang van het
belastingjaar, terwijl het reëel stelsel slechts rekening houdt met het genoten inkomen uit de bronnen gedurende het
gehele jaar of gedeelte(n) daarvan.
De bronnen van inkomen zijn limitatief opgesomd d.w.z. dat er geen andere bronnen van inkomen bestaan dan die
welke in de belastingwetgeving zijn genoemd t.w.: opbrengst van onroerende goederen, opbrengst van roerend
kapitaal, opbrengst van onderneming en arbeid, opbrengst van periodieke uitkeringen van het leven afhankelijk en
het bestanddeel bedoeld in artikel 18 bis derde lid van de wet op de inkomstenbelasting.
De inkomsten uit een bron worden in het jaar, waarvoor zij worden genoten: een uitzondering op deze regel vormt
het dividend, dat belast wordt in het jaar waarin het is vastgesteld. Deze bepaling heeft haar belang verloren, daar in
decreet C-21a is bepaald, dat alle inkomstenbestanddelen worden belast in het jaar waarin ze zijn genoten. De
nadere toelichting van deze bronnen van inkomen zal om praktische redenen aan de orde komen bij de behandeling
van de in dit boekwerk vervatte leerstof.
6.0.2.2. ONZUIVER, ZUIVER INKOMEN EN KOSTEN TOT VERWERVING
De bronnen van inkomen worden ter berekening van het zuiver bedrag verminderd met de kosten tot verwerving,
inning en behoud van de opbrengst; deze uitgaven zijn niet limitatief opgesomd, omdat aan ieder beroep andere
kosten verbonden zijn.
De uitgaven moeten zakelijk zijn en in een rechtstreeks verband staan met de opbrengst; indien het verband
zijdelings is, wordt de uitgave niet tot de kosten van verwerving, inning en behoud van de opbrengst gerekend.
Kosten tot verwerving van de bron zijn uiteraard niet aftrekbaar.
Onzuiver inkomen : de totale zuivere opbrengst van de bronnen van inkomen vormt het onzuiver inkomen; dit
begrip behoeft geen nadere toelichting.
Zuiver inkomen : Ter berekening van het zuiver inkomen worden op het onzuiver inkomen in mindering gebracht:
verrekenbare verliezen, “de aftrekposten genoemd in artikel 18 van de wet op de inkomsten belasting”. De
aangegeven volgorde is imperatief voorgeschreven d.w.z. dat van deze volgorde niet mag worden afgeweken.
Verrekenbare verliezen : zijn die verliezen, die geleden zijn in de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig
uitgeoefend beroep en die verdeeld worden in aanloopverliezen (geleden in de eerste drie boekjaren vanaf de
aanvang van het bedrijf) en de verliezen van de zeven voorafgaande boek- of kalenderjaren.
De verliescompensatie wordt onderscheiden in horizontale en verticale verliescompensatie n.l. de compensatie van
de bronnen onderling in hetzelfde jaar en de compensatie van aanloopverliezen (ongelimiteerd) en de verliezen van
de zeven voorafgaande boek- of kalenderjaren.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
13
ARTIKEL 18
1. Ter berekening van het zuiver inkomen worden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 31, op het
onzuiver inkomen in mindering gebracht:
a. door belastingplichtige betaalde lijfrenten, pensioenen en andere periodieke uitkeringen, bedoeld
in artikel 8;
b. door belastingplichtige betaalde premies voor lijfrenten- kapitaalverzekeringen waarop een
lijfrenteclausule is geplaatst daaronder begrepen pensioenen of andere periodieke uitkeringen
bedoeld in artikel 8, die tot doel hebben te voorzien in een redelijke verzorging van
belastingplichtigen, zijn echtgenoot en minderjarige eigen- of pleegkinderen bij ouderdom,
overlijden of invaliditeit, tot een maximum van 10% van het onzuiver inkomen;
c. premies ingevolge de Wet Algemeen Oudedagsvoorzieningsfonds; door belastingplichtige
noodzakelijk verrichte uitkeringen en verstrekkingen tot levensonderhoud aan behoeftige, niet bij
belastingplichtige inwonende bloed- en aanverwanten in de eerste graad, pleegkinderen daaronder
begrepen, voor zover de uitkeringen en verstrekkingen van 10% van het onzuiver inkomen te
boven gaan en tot geen hoger bedrag dan in overeenstemming is met de behoefte van degene, die
de uitkering of verstrekking geniet, en met het inkomen van belastingplichtige;
d. door belastingplichtige betaalde noodzakelijke studiekosten tot opleiding voor een beroep van zijn
eigen, aangehuwde of pleegkinderen, voor zover de kosten 10% van het onzuiver inkomen te
boven gaat, met dien verstande dat geen aftrek wordt verleend voor kost, inwoning, kleding en
zakgeld van inwonende kinderen;
e. door belastingplichtige betaalde noodzakelijke kosten in verband met ziekte, bevalling, ongeval
invaliditeit of overlijden van belastingplichtige, zijn echtgenoot en minderjarige eigen of
pleegkinderen, voor zover de kosten 10% van het onzuiver inkomen te boven gaan;
f. door belastingplichtige betaalde rente terzake van een schuld van hypotheek, welke schuld tot een
maximum van Srd. 3500,= (Drie duizend en vijfhonderd Surinaamse Dollar) in aanmerking wordt
genomen, gegeven op een voor eigen bewoning of voor eigen huishoudelijke doeleinden in
gebruik zijnde of daartoe bestemde eigen woning;
g. door belastingplichtige betaalde uitgaven voor buitenschilderwerk aan een voor eigen bewoning of
voor eigen huishoudelijke doeleinden in gebruik zijnde of daartoe bestemde eigen woning, zulks
ten hoogste een maal in de drie (3) jaren.
2. Terzake van ieder inwonend minderjarig eigen of pleegkind van 18 jaar en ouder, dat wegens voortdurende
lichaams- of zielsgebreken niet in staat is in zijn eigen levensonderhoud te voorzien, wordt een bedrag van
Srd. 10,= (Tien Surinaamse Dollars) op het onzuiver inkomen in mindering gebracht, voor zover voor dat
kind terzake van die voortdurende lichaams- of zielsgebreken geen uitkering wordt genoten hoe ook
genaamd.
3. Voor de belastingplichtige die loon uit dienstbetrekking geniet worden de aftrekbare kosten, bedoeld in het
eerste lid van artikel 10 gesteld op 4 (vier) procent van het loon met een maximum van SRD 45,= (Vijf en
veertig Surinaamse Dollars) per jaar, zulks voor zover terzake van die kosten geen onbelastbare
onkostenvergoeding wordt genoten.
4. Met betrekking tot de in het eerste lid genoemde aftrekposten vindt artikel 13 tweede lid, overeenkomstige
toepassing.
6.0.2.3. SANCTIE
Voor het niet of niet tijdig doen van de vereiste aangifte, wordt degene die volgens de wet tot aangifte verplicht is,
gestraft met een geldboete van ten hoogste Vijfhonderd Surinaamse Dollars.
6.0.2.4. NAVORDERING
Een navorderingsaanslag is mogelijk, indien:
1. Een aanslag te laag is vastgesteld,
2. Een aanslag ten onrechte achterwege is gebleven,
3. Een aanslag ten onrechte tot een te hoog bedrag is verminderd.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
14
Ambtelijke abuizen mogen nooit door een navorderingsaanslag worden gecorrigeerd. De Inspecteur moet bij het
opleggen van een navorderingsaanslag nagaan of hij van de navolgende rechtsmiddelen gebruik kan maken:
a. een nieuw feit, n.l. een feit, dat bij het opleggen van de aanslag bij de Inspecteur niet bekend was of bekend
had kunnen zijn;
b. aangifteplicht, waaruit het zuiver inkomen bekend zou zijn;
c. de termijn van 5 jaar welke begint nadat het belastingjaar is verstreken.
Navorderingsboete: de boete bij navordering bedraagt 25%, 50% of 100% (afhankelijk van de ernst van het
gepleegde verzuim) van het verschil tussen de navorderingsaanslag en de primitieve aanslag.
6.0.2.5. DIVERSE PROCEDURES
Bezwaar/Beroep tegen de primitieve aanslag
Een bezwaarschrift tegen de aanslag inkomstenbelasting moet binnen zestig dagen na dagtekening van het
aanslagbiljet bij de Inspecteur worden ingediend.
Een beroepschrift tegen de uitspraak op het bezwaarschrift moet binnen zestig dagen na dagtekening van die
uitspraak ingediend zijn bij de Raad van Beroep voor de Inkomstenbelasting. Deze bepalingen gelden eveneens voor
navorderingsaanslagen inkomstenbelasting.
Vrijstelling
Deze bepalingen gelden voor consuls en consulaire ambtenaren van vreemde mogendheden en van vreemde
nationaliteit, die in Suriname geen, bedrijf of zelfstandig beroep uitoefenen, waaruit zij geldelijk voordeel genieten;
is zulks wel het geval dat zijn zij slechts voor het inkomen uit het bedrijf of zelfstandig beroep belastbaar. Deze
voorwaarde is wederkerig.
Aftrek voorkoming van dubbele belasting
Indien een dubbele belastingplichtige elders voor een of meer bestandsdelen van het inkomen wordt aangeslagen,
kan op grond van de algemene fiscale wet of op grond van bijzondere regelingen aftrek ter voorkoming van dubbele
belasting worden gevraagd op grond van het beginsel, dat eenzelfde object niet tweemaal mag worden getroffen.
6.0.3. VERMOGENSBELASTING
Deze belasting beoogt een heffing te doen plaatsvinden, indien de belastingplichtige een belastbaar vermogen bezit.
Het begrip vermogen is enigszins te vergelijken met het begrip “kapitaal” in de boekhouding van een bedrijf, mar
gaat zelfs verder, daar onder vermogen mede wordt verstaan privé vermogen van de belastingplichtige. Indien het
“kapitaal” in het bedrijf van een belastingplichtige het enig vermogensbestanddeel is, moet dit kapitaal aan bepaalde
regels van de wet op de vermogensbelasting worden getoetst alvorens als heffingsgrondslag te kunnen dienen. Bij de
heffing wordt rekening gehouden met de burgerlijke staat van de belastingplichtige; bijzondere bepalingen met
betrekking tot het aanmerken van een belastingplichtige als gehuwd zoals bij de inkomstenbelasting komen bij de
vermogensbelasting niet ter sprake. Evenals bij de inkomstenbelasting is aftrek ter voorkoming van dubbele
belasting mogelijk en wel op grond van dezelfde bepalingen (algemene fiscale wet of bijzondere regelingen).
NAVORDERINGSEISEN EN NAVORDERINGSVOORWAARDEN
De navorderingseisen en de voorwaarden wijken slechts in twee opzichten af van die voor de inkomstenbelasting
n.l. de duur van de termijn binnen welke mag worden nagevorderd en de boete bij navordering t.w. vanaf het begin
van het belastingjaar mogen er geen drie jaren verstreken zijn en de boete bedraagt vier maal het verschil tussen de
navorderingsaanslag en de primitieve aanslag. Worden meer jaren tegelijk nagevorderd, dan wordt de
navorderingsverhoging slechts op een jaar toegepast en wel op het belasting waar met het verschil.
Bezwaar en beroep primitieve aanslag.
Een bezwaarschrift tegen de aanslag vermogensbelasting moet binnen twee maanden na dagtekening van het
aanslagbiljet bij de Inspecteur worden ingediend. Een beroepschrift tegen de uitspraak op het bezwaarschrift moet
binnen twee maanden na dagtekening van de uitspraak bij de Raad van Beroep voor de Inkomstenbelasting worden
ingediend.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
15
Een bezwaarschrift tegen een navorderingsaanslag is niet mogelijk; tegen een navorderingsaanslag
vermogensbelasting moet de belastingplichtige rechtsreeks in beroep gaan.
6.0.4. HUURWAARDEBELASTING
De belasting wordt vanaf het jaar 1911 geheven van gebouwen en daarbij behorende erven. De huurbelasting is
verschuldigd door de zakelijk gerechtigde b.v. eigenaar vruchtgebruiker. Aan de heffing van huurwaardebelasting is
geen terugwerkende kracht toegekend, daar niet opgelegde aanslagen over reeds verstreken belastingjaren niet
mogen worden nagevorderd. Het voorgaande is gegrond op het feit dat de vaststelling van de aanslag huurwaarde
plaatsvindt door de overheid en niet voortvloeit uit een aangifte. De huurwaardebelasting noemt enkele objecten die
onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld zijn van belasting:
- gebouwen die eigendom zijn van de overheid en voor publieke dienst worden gebruikt;
- gebouwen of percelen die uitsluitend worden gebezigd voor begraafplaatsen of crematoria;
- gebouwen bestemd voor openbare eredienst;
- inrichtingen van onderwijs, kunst, wetenschap en weldadigheid;
- de gebouwen op de landbouw- en mijnbouwondernemingen bestemd voor de uitoefening van die
bedrijven, voor de geestelijke en lichamelijke verzorging en voor de bewoning van werknemers;
- gebouwen die eigendom zijn van vreemde mogendheden en die bestemd zijn voor bewoning van de
beroepsconsulaire ambtenaren en voor de vestiging van het consulaat.
De belasting wordt tenminste vastgesteld op Srd. 2000,= per jaar.
Bezwaar tegen de aanslag van de huurwaardebelasting moet binnen dertig dagen na dagtekening van de
kennisgeving bij de voorzitter van de huurwaardecommissie worden ingediend.
6.4.5. DIVIDENDBELASTING
De dividendbelasting is een direkte belasting, die wordt geheven naar de opbrengst van aandelen, obligaties en
winstbewijzen. De dividendbelasting bedraagt 25% van de opbrengst; neemt de vennootschap de belasting voor haar
rekening, dan wordt de opbrengst met 100 of 75 vermenigvuldigd.
De niet of niet tot het juiste bedrag ingehouden of afgedragen dividendbelasting kan worden nageheven, zolang
sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de belasting had moeten worden ingehouden geen vijf jaren verstreken
zijn.
De verhoging bij naheffing bedraagt honderd percent (100 %); indien er geen sprake is van opzet of grove schuld
bedraagt de verhoging tien percent (10%) met een minimum van Srd. 5,=.
Naheffingsaanslagen moeten binnen een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet worden voldaan. Bezwaren
tegen welke vorm van betaling dan ook kunnen binnen twee maanden na betaling of de dagtekening van het
aanslagbiljet of de dagtekening van de nota worden ingediend bij de Inspecteur. Bezwaren tegen de uitspraak van de
Inspecteur kunnen binnen twee maanden na ontvangst van die uitspraak worden ingediend bij de Raad van Beroep
voor de Inkomstenbelasting. Degene, die een onjuiste of onvolledige aangifte doet en een onjuiste of onvolledige
nota uitreikt; degene die inlichtingen of gegevens verstrekt; degene die verplicht is boeken en/of andere bescheiden
te verstrekken, valse of vervalste boeken of andere bescheiden ter inzage verstrekt, wordt gestraft met een hechtenis
van maximaal twee maanden en een geldboete van maximaal tienduizend Surinaamse Dollar of met één van beide
straffen, indien tengevolge van deze handelingen te weinig belasting zou zijn geheven. Indien één der
voorgenoemde feiten opzettelijk is gepleegd, wordt een gevangenisstraf van maximaal twee jaren en een geldboete
van maximaal vijfentwintig duizend Surinaamse Dollar opgelegd. De geldboete bedraagt uiteindelijk niet meer dan
het verschil tussen de werkelijke belastingschuld en de ingehouden belasting en kan vervangen worden door een
gevangenisstraf van twee jaren. Voldoet de belastingschuldige vóór de aanslag is opgelegd, aan de door de wet
gestelde eisen met betrekking tot de aangifte, dan wordt er geen strafvervolging ingesteld.
6.0.6. LOONBELASTING
Loonbelasting is één van de voorheffingen op de inkomstenbelasting. Dit betekent dat indien iemand volgens de
bepalingen van de wet op de inkomstenbelasting voor aanslag in aanmerking komt, de ingehouden loonbelasting
met de aanslag inkomstenbelasting wordt verrekend. De heffing van de loonbelasting geschiedt evenals bij de
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
16
inkomstenbelasting op het zuiver inkomen. Het tarief bij de loonbelasting is derhalve hetzelfde als bij de
inkomstenbelasting n.l. progressief. De belastinggrens is
Srd. 300,=. paar jaar. Voor zover de werknemer een jaarinkomen heeft van Srd. 3000,= of meer wordt de
ingehouden loonbelasting geacht gelijk te zijn aan de verschuldigde inkomstenbelasting (voorheffing is eindheffing).
Indien de werknemer een jaarinkomen heeft van Srd. 3000,= of meer doch daarnaast meer dan Srd. 15,= andere
inkomsten geniet, zal hij wel een aangiftebiljet voor de inkomstenbelasting moeten invullen en indienen.
VAN WIE MOET LOONBELASTING WORDEN INGEHOUDEN?
Deze belasting wordt van elke werknemer ingehouden. De loonbelasting verstaat onder werknemer allen
die in dienstbetrekking werkzaam zijn. Onder dit begrip valt derhalve ook de directeur van een
rechtspersoonlijkheidbezittende organisatie. De loonbelasting kent ook het begrip FICTIEVE
DIENSTBETREKKING. Hier onder vallen b.v. commissarissen van N.V.’s, artiesten, aannemers van werk en
thuiswerkers. Ook pensioengenieters in bepaalde gevallen worden als werknemers beschouwd. Ter berekening van
de verschuldigde belasting moet de werknemer een werknemersverklaring invullen. Deze is een formulier dat hij
van de werkgever ontvangt, waarop alle relevante persoonlijke gegevens vermeld staan, zoals geslacht, burgerlijke
staat en gegevens die van belang zijn voor kinderaftrek.
Voorzover er geen wijziging intreedt, geldt de ingevulde werknemersverklaring voor de gehele diensttijd van de
werknemer. Bij wijziging in de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, moet hij een nieuwe
werknemersverklaring indienen. Indien de werknemer verzuimt de werknemersverklaring in te dienen zal de
werkgever de loonbelasting inhouden volgens het HOOGSTE TARIEF.
VERPLICHT TOT INHOUDING
De loonbelasting wordt ingehouden door de werkgever die als INHOUDINGSPLICHTIGE wordt aangeduid.
Voorbeelden van inhoudingsplichtigen zijn: de overheid die van de ambtenaar belasting moet inhouden, de eigenaar
van een bedrijf of degene die belast is met de leiding van een rechtspersoonlijkheidbezittende organisatie. Ook
degenen die pensioenen uitbetalen zijn inhoudingsplichtigen.
Personen die een fictieve dienstbetrekking hebben zoals commissarissen, artiesten en aannemers van werk en
thuiswerkers hebben respectievelijk als inhoudingsplichtige: de N.V., degene voor wie zij optreden en de
opdrachtgever.
De inhoudingsplichtige moet onder andere:
1. een werknemersverklaring aan de werknemer ter invulling uitreiken;
2. voor elke werknemer een loonstaat aanleggen, waarop onder andere de gegevens van de
werknemersverklaring zijn vermeld, alsmede het uitbetaald loon per tijdvak en de daarop verrichtte
inhoudingen en afdrachten;
3. een verzamelloonstaat die in alfabetische volgorde is bijgehouden en waarin de totale bedragen per
werknemer zijn vermeld, in de maand januari bij de Inspecteur der belastingen indienen tezamen met
loonbelastingkaarten;
4. uiterlijk de 7e werkdag na afloop van elke kalendermaand, de ingehouden loonbelasting en premie voor
ALGEMENE OUDERDOMSVOORZIENING afdragen aan de ONTVANGER DER DIRECTE
BELASTINGEN;
5. de werknemersverklaring tenminste vijf (5) jaren nadat deze verklaring door een nieuwe is vervangen of
nadat de loonbetaling aan de werknemer is gedaan, bewaren.
HET LOON WAAROP DE BELASTING WORDT INGEHOUDEN
Onder loon verstaat de wet: al hetgeen, onder welke naam en in welke vorm ook, uit een dienstbetrekking of een
vroegere dienstbetrekking wordt genoten.
We onderscheiden de volgende loonvormen: geld, vrij wonen, vrije kleding, vrij gas, water en licht, vrij kost en
inwoning, vrij reizen, vrije geneeskundige behandeling, vrij auto gebruik enz. alle overige op geld waardeerbare
voordelen uit dienstbetrekking. Het loon dat in natura (dus niet in geld) wordt genoten wordt voor de berekening van
het totale loon gesteld op de waarde die het economisch verkeer eraan toekent. Bij de invoering van de loonbelasting
per 1 jan. 1982 zijn door de minister van Financiën enkele waarderingsregels vastgesteld onder andere voor: vrije
genot van woning, vrije gebruik van auto, vrije kost en inwoning.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
17
UITZONDERING OP HET LOONBEGRIP
Niet tot het loon behoren onder andere:
- aanspraken die berusten op een pensioenregeling,
- aanspraken ingevolge de Surinaamse Ongevallenregeling,
- aanspraken die naar aard en strekking overeenkomen met aanspraken ingevolge de Surinaamse
Ongevallenregeling,
- uitkeringen en verstrekkingen ingevolge een aanspraak die tot het loon behoort,
- vakantie-uitkeringen tot, per jaar, het bedrag van het loon over een maand doch ten hoogste Srd. 1000,=.
- aanspraken op en uitkeringen van kinderbijslag tot de in de Algemene Kinderbijslagregeling 1973
genoemde bedragen. Deze zijn thans vastgesteld op SRD 3,= per kind met een maximum van vier kinderen.
- Kostenvergoeding, indien de inhoudingsplichtige overtuigd kan aantonen dat en in hoeverre deze
betrekking hebben op noodzakelijke, rechtsreeks uit het vervullen der dienstbetrekking voortvloeiende
kosten,
- Bedragen welke worden ingehouden wegens verplichte bijdragen ingevolge een pensioenregeling (geen
voorzieningsfonds),
- De waarde van het vervoer betreffende het in de regel dagelijks reizen van de werknemer tussen zijn
woning of verblijfplaats en de plaats van zijn werkzaamheden, voor zover het vervoer door of vanwege de
inhoudingsplichtige, plaatsvindt.
- Aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit tengevolge van een ongeval.
- Aanspraken op en uitkeringen van kortverband toelagen, uitzendpremies en andere dergelijke beloningen
terzake van het vervullen van een door een betrekkelijk gering aantal jaren aangegaan dienstverband, indien
het dienstverband is aangegaan vóór 1 april 1982 en voor zover het zich niet uitstrekt tot na 31 december
1984,
- Niet onder de twee voorafgaande vallende aanspraken op uitkeringen bij het beëindigen van de
dienstbetrekking en in geval van overlijden,
- Aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of derven loon.
- Aanspraken op de hierna omschreven jubileumuitkeringen,
- Uitkeringen en verstrekkingen ineens ter gelegenheid van een dienstjubileum van de werknemer voorzover
de waarde daarvan niet overtreft bij een dienstverband van tenminste:
 10 jaar, een kwart van het loon over een maand;
 15 jaar, de helft van het loon over een maand;
 25 jaar, het loon over een maand;
 30 jaar, anderhalf maal het loon over een maand;
 35 jaar, tweemaal het loon over een maand;
 40 jaar, driemaal het loon over een maand.
Met dien verstande, dat in dezelfde dienstbetrekking door de werknemer niet meer dan eenmaal de bij een bepaalde
diensttijd geldende vrijstelling kan worden genoten.
Het is dus niet toegestaan zowel bij het 10-jarig als bij het 12 ½ jarig dienstjubileum een jubileumuitkering ter
grootte van ¼ maal het loon over een maand buiten de heffing te laten. Wel mag bij 12 ½ jarig dienstverband van de
vrijstelling gebruik gemaakt worden indien bij het 10-jarig jubileum niets is verstrekt.
Is een inhoudingsplichtige gewoon om bijv. alleen bij een 12 ½ jarig en 25-jarig dienstjubileum van de werknemer
een gratificatie te verstrekken, dan mag hij belastingvrije uitkeringen doen ten bedrage van respectievelijk een kwart
van het maandloon en van het loon over een maand.
-
-
uitkeringen en verstrekkingen tot dekking van op de werknemer drukkende kosten terzake van bevalling,
ziekte en invaliditeit van de werknemer, zijn echtgenote, zijn eigen en aangehuwde kinderen en
pleegkinderen en zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie of in de tweede graad van de zijlinie,
uitkeringen en verstrekkingen terzake van overlijden van e werknemer, zijn echtgenote of zijn eigen en
aangehuwde kinderen en pleegkinderen, voorzover deze niet overtreffen driemaal het loon over een maand,
verstrekkingen in de vorm van door de inhoudingsplichtige ten behoeve van de werknemer verzorgde
opleidingen,
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
18
-
uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking
geleden schade aan of verlies van zijn goederen.
BIJZONDERE BELONING
Loon dat de werknemer ontvangt dat meer dan een nominale loontijdvak bestrijkt noemt het decreet op de
loonbelasting BIJZONDERE BELONING. Voorbeelden hiervan zijn: tantièmes (vergoeding aan commissaris),
gratificatie (bonus), doch ook overwerkvergoeding.
Het decreet geeft nadere regels aan die kunnen worden gehanteerd bij de berekening van de bijzondere beloning.
GEHUWDEN
Ten aanzien van gehuwden die beiden binnenlands belastingplichtig zijn, zegt de wet op de Inkomstenbelasting dat
indien zij niet duurzaam gescheiden zijn, de aftrekposten ter vaststelling van het zuiver inkomen toebedeeld worden
aan de echtgenoot met het hoogste onzuiver inkomen.
Bij huwelijk, ontbinding van het huwelijk dan wel scheiding van tafel en bed in de loop van het belastingjaar of
belastingtijdvak worden de echtlieden aangemerkt als zijnde ongehuwd.
6.0.7. OMZETBELASTING
De omzetbelasting heeft het karakter van een algemeen verbruikersbelasting. Zij wordt geheven bij ondernemers,
maar drukt op het gebruik en verbruik van goederen en diensten door de consument.
6.1 INLEIDING TOT HET ARBEIDSRECHT
Een regering die ernaar streeft welzijn en welvaart voor de totale bevolking te brengen zal die maatregelen treffen
om haar doelstelling te bevorderen. Die maatregelen zullen meestal sociaal-economisch gericht zijn. Dit geheel van
maatregelen vinden we terug in de sociale wetgeving die we als volgt onderscheiden:
a. sociale wetgeving in ENGE zin
b. sociale wetgeving in RUIME zin.
De sociale wetgeving in Enge zin omvat de arbeidswetgeving die voorschriften inhoudt met betrekking tot de arbeid.
De arbeidswetgeving heeft dus betrekking op degenen die een arbeidsovereenkomst aangaan.
De sociale wetgeving in RUIME zin daarentegen heeft betrekking op de gehele burgerij.
Deze wetgeving omvat alle wettelijke regelingen die er bestaan op sociaal gebied waarbij de gehele bevolking
gebaat is. Voorbeelden in dit verband zijn o.a. de Algemene Oudedagsvoorziening A.O.V., de Algemene
Kinderbijslagregeling AKB en regelingen ten behoeve van On- en Minvermogenden.
6.1.1 ARBEIDSWETGEVING
A. Werknemers kunnen aan het arbeidsproces deelnemen via de overheidssector dan wel via de particuliere sector.
De werknemers binnen de overheidssector noemt men landsdienaren. Deze worden verdeeld in ambtenaren en
arbeidscontractanten. In het beginsel is de arbeidswetgeving niet van toepassing op landsdienaren. Ambtenaren zijn
personen die in dienst van de overheid zijn aangesteld en via een resolutie of beschikking belast zijn met de
uitvoering van een deel van de overheidstaak.
De belangrijkste regelingen die op ambtenaren van toepassing zijn, zijn de volgende:
1. De Personeelswet; deze regelt de rechtspositie van de ambtenaren z.a. de aanstelling, rechten en plichten,
beëindiging van het dienstverband etc.
2. De Kinderbijslagregeling.
3. De Staatsziekenfondsregeling (S.Z.F.).
4. De Pensioenwet (oudedagsvoorziening).
B. De werknemers in de particuliere sector nemen deel aan het arbeidsproces op basis van hetzij een individuele
arbeidsovereenkomst, hetzij een collectieve arbeidsovereenkomst. Op de werknemers in de particuliere sector is in
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
19
principe de arbeidswetgeving van toepassing. De arbeidswetgeving wordt beheerst door dwingend recht, omdat de
wetgever beoogt de economische zwakkere te beschermen tegen de economisch sterkere.
Tot de arbeidswetgeving worden o.m. gerekend:
a. het arbeidsovereenkomstrecht
(B.W.)
b. de vakantiewet
Deze wetten bevatten in hoofdzaak bepalingen die beogen de
c. de arbeidswet
werknemer te beschermen tegen de werkgever.
d. de ongevallenwet
e. de veiligheidswet
f. de wet op de C.A.O.
g. de arbeidsgeschillenwet
Deze regelingen beogen de goede betrekkingen tussen
werkgever en werknemer te bevorderen.
Arbeidsreglement
Deze bevat regels die door de individuele ondernemingen zijn vastgesteld voor eigen werknemers. Deze regels
zullen evenwel nooit in strijd zijn met de beginselen van de arbeidswetgeving.
Begripsomschrijving
Werknemer of arbeider is een ieder die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht.
Dienstbetrekking is de verhouding tussen werknemer en werkgever waaruit op grond van de arbeidsovereenkomst
rechten en plichten voortvloeien. Werkgever is hij die zich verbindt gedurende zekere tijd loon als tegenprestatie te
betalen voor verrichte arbeid.
6.1.1.1 ARBEIDSGESCHILLENWET
a. Doelstelling
Deze wet geeft de bevoegdheid één of meer Bemiddelingsraden in het leven te roepen. Tevens wordt de
taak en de bevoegdheden van deze raad daarin vastgesteld.
b. Taak en functie van de Bemiddelingsraad.
De Bemiddelingsraad heeft een repressieve taak d.w.z. arbeidsgeschillen op vreedzame wijze op te lossen
en een preventieve taak d.w.z. het voorkomen van zodanige geschillen.
De preventieve taak wordt uitgevoerd als op verzoek van werkgevers en werknemers, de Raad bijstand verleent bij
het sluiten van arbeidsovereenkomsten die de goede verhouding tussen partijen kunnen bevorderen en storing in de
arbeidsrust kunnen voorkomen. De repressieve taak van de Raad wordt uitgevoerd in de functie van:
1. Bemiddelaar
2. Scheidsgerecht
Het verschil tussen de twee genoemde functies is als volgt:
Het Scheidsgerecht neemt bindende beslissingen, terwijl de Bemiddelingsraad slechts bemiddelingsvoorstellen doet
die niet bindend zijn.
De partijen die door de Bemiddelaar worden opgeroepen zijn verplicht te verschijnen doch behoeven niet de
gewenste inlichtingen te verstrekken;
De partijen die voor het Scheidsgerecht zijn opgeroepen kunnen worden verplicht de gevraagde inlichtingen al of
niet onder ede te verstrekken. De Bemiddelingsraad treedt eerst dan als Scheidsgerecht op als partijen zich
verbonden hebben een geschil aan de Raad voor te leggen in de hoedanigheid van Scheidsgerecht.
6.1.1.2. VAKANTIEWET
Doelstelling: deze wet beoogt aan de werknemer een minimum vakantie te garanderen. Aanspraken van de
werknemer:
1. de werknemer die aan onafgebroken kalenderjaar heeft gewerkt bij dezelfde werkgever heeft recht op 12
werkdagen vakantie over dat jaar.
2. indien de arbeidsverhouding geen vol kalenderjaar heeft geduurd, heeft de werknemer recht op zoveel
dagen als het aantal maanden waarop hij in dat jaar heeft gewerkt.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
20
3.
4.
5.
voor elk volgend kalenderjaar dat de werknemer heeft gewerkt, wordt het aantal vakantiedagen met 2
werkdagen verhoogd tot een maximum van 18 werkdagen.
Vakantie wordt genoten met behoud van loon.
gedurende de vakantie periode ontvangt de werknemer een vakantietoelage gelijk aan 50% boven het loon
dat hij zou hebben verdiend indien hij had gewerkt.
Wijze waarop van de afspraak gebruik kan worden gemaakt:
1. de werknemer die recht heeft op 6 werkdagen vakantie moet deze dagen aaneengesloten opnemen in het
volgend kalenderjaar.
2. indien de werknemer aanspraak maakt op meer dan 6 werkdagen, dan moet hij tenminste de 6 werkdagen
aaneengesloten opnemen, terwijl hij de overige dagen als snipperdagen kan opnemen.
6.1.1.3. ARBEIDSWET
a. Doelstelling
deze wet beoogt maximale arbeidstijden voor de werknemer vast te stellen en tevens een begrenzing aan te geven
van de leeftijden en groepen van de werknemers die arbeid mogen verrichten.
b. Maximale werktijden
1. de normale werktijd bedraagt 48 uur per week of 8 uur per dag. De werknemer die incidenteel en niet uitsluitend
bewakingsdiensten verricht mag niet langer dan 60 uur per week of 10 uur per dag arbeid verrichten. Indien de
werknemer uitsluitend bewakingsdiensten verricht bedraagt de werktijd 72 uur per week of 12 uur per dag.
2. de direkteur van Arbeid (ATM) is bevoegd aan een onderneming toestemming te verlenen tot het verrichten van
overwerk met dien verstande dat de totale arbeid 64 uur per week niet mag overschrijden.
In bijzondere gevallen waarbij het totaal van 64 uur niet voldoende zal zijn kan de Minister van Arbeid vergunning
verlenen om totaal 72 uur per week arbeid te verrichten met de beperking dat het aantal uren per kalenderjaar
maximaal 2900 per werknemer mag bedragen.
c. Overwerkvergoeding
Hierbij zijn twee gevallen te onderscheiden:
1. de werknemer verricht arbeid op een gewone werkdag langer dan de normale vastgestelde werktijd.
Betrokkene moet voor dit overwerk 150% van zijn normale loon ontvangen. Bij een uurloon van Srd. 100,=
moet hij voor overwerk dus Srd. 150,= per uur ontvangen.
2. het werk wordt op zondag of een daarmee gelijkgestelde dag gedurende de normale tijd verricht, dus geen
overwerk, dan ontvangt de werknemer 200% van zijn loon plus een extra vrije dag.
Met zondag gelijkgestelde dagen
1. Nieuwsjaardag. 2. Goede Vrijdag. 3. Tweede Paasdag. 4. Holidag. 5. Onafhankelijkheidsdag. 6. Dag van de
Arbeid. 7. Dag der Vrijheden. 8. Eerste en Tweede Kerstdag. 9. Idul Fitre. 10. Dag der Bevrijding en Vernieuwing
en....
Jeugdige personen en kinderen
Kinderen zijn zij die nog geen 14 jaar oud zijn. Jeugdige personen zijn zij die reeds 14 jaar oud zijn doch jonger dan
18 jaar zijn. Kinderarbeid is verboden behalve:
a. als de arbeid wordt verricht in het gezin of op school, werkplaats dan wel de inrichting waarin ze
worden opgevoed en het werk een opvoedkundig karakter draagt of
b. als het werk wordt verricht in de landbouw, tuinbouw, veehouderij ten behoeve van het gezin.
6.1.1.4. ONGEVALLENWET
Doelstelling:
Deze regeling heeft ten doel de werknemer of diens nabestaanden schadeloos te stellen tegen de geldelijke gevolgen
van ongevallen en beroepsziekten hem in verband met zijn dienstbetrekking overkomen.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
21
Begrippen
1. onderneming in de zin van deze regeling is die onderneming waarin een uitkeringsplichtig bedrijf wordt
uitgeoefend.
2. uitkeringsplichtig bedrijf is elk bedrijf voorzover het niet bij de wet van uitkeringsplicht is vrijgesteld.
Geen schadeloosstelling is verschuldigd, indien het ongeval aan opzet van de werknemer te wijten is.
Uitkeringsplichtige- en niet uitkeringsplichtige bedrijven
1. Alle bedrijven zijn in principe uitkeringsplichtig.
2. De landbouw, veehouderij, tuinbouw en bosbouwbedrijven vormen een uitzondering.
3. Indien in de onder sub 2 vermelde bedrijven mede werkzaamheden worden verricht die in een
uitkeringsplichtig bedrijf worden verricht, wordt dat bedrijf ten aanzien van die werkzaamheden, als
uitkeringsplichtig beschouwd.
6.1.1.5. VEILIGHEIDSWET
Doelstelling:
Deze wet beoogt regels te doen vaststellen voor de beveiliging bij de arbeid.
Enkele bestaande veiligheidsvoorschriften.
1. Veiligheidsvoorschriften ter beperking van ongevallen (G.B. 1972 no. 95)
2. Veiligheidsvoorschriften ter bevordering van de zindelijkheid (G.B. 1948 no. 104)
3. Veiligheidsvoorschriften betreffende het verlenen van E.H.B.O. (G.B. 1948 no. 183)
Enkele veiligheidsmaatregelen
1. In iedere onderneming moeten voldoende doelmatig ingerichte was gelegenheden zijn.
2. Indien door de aard van de arbeid niet kan worden volstaan met het wassen van hoofd, handen en voeten
alleen, moet in de onderneming waar meer dan 5 personen werken, voldoende doelmatig ingerichte
badgelegenheid beschikbaar zijn.
3. In een onderneming waar 50 of meer personen tegelijk aanwezig plegen te zijn, moet tenminste 1 persoon
die het E.H.B.O.-diploma bezit, met het verlenen van E.H.B.O. belast zijn.
N.B.: Er is een wet in voorbereiding waarin de veiligheids- en ongevallen wet zijn samengetrokken. Men beoogt
hiermee uniformiteit te bereiken met het Caraïbisch Gebied. Een bijzonderheid hierbij is dat in de bedrijven
veiligheids units zullen worden geïnstalleerd, terwijl men bij het veiligheidsaspect ook milieubescherming betrekt.
6.1.1.6. ARBEIDSOVEREENKOMST
a. Algemeen
Deze overeenkomst behoort tot de groep: overeenkomsten tot het verrichten van arbeid. Andere tot die groep
behorende overeenkomsten zijn:
1. overeenkomsten tot het verrichten van enkele diensten
2. overeenkomst tot aanneming van werk.
Schematisch onderscheiden we de volgende kenmerken:
I
Arbeidsovereenkomst
II
Aanneming van werk
1. loondienst
2. zekere tijd
3. gezagsverhouding
4. arbeid
1. Aanneem som of bepaalde
prijs
2. aflevering van een bepaald
werk
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
III
Overeenkomsten tot het
verrichten van enkele
diensten.
Alle overeenkomsten die
niet onder 1 of 2 kunnen
worden gerangschikt vallen
hieronder v.b. diensten van
advocaat, dokter etc.
22
Definitie: Arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij de werknemer zich verplicht in dienst van
de andere partij, de werkgever arbeid gedurende zekere tijd tegen loon te verrichten.
Het arbeidsovereenkomstenrecht is evenals de totale arbeidswetgeving in principe niet van toepassing op het
overheidspersoneel. Voor dat personeel geldt de Personeelswet voor zover die de toepasselijkheid daarvan op
bepaalde groepen niet heeft uitgesloten.
Verplichtingen van partijen
a. Werknemer: deze is verplicht naar beste vermogen te verrichten en al datgene te doen wat een goede werknemer
onder gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
b. Werkgever: deze is verplicht naar het beginsel van de goede trouw al datgene te doen en na te laten wat een goede
werkgever onder gelijke omstandigheden behoort te doen.
Enkele concrete verplichtingen zijn:
1. het loon op tijd betalen
2. geneeskundige behandeling en verpleging gedurende minimaal 6 weken aan de werknemer te verschaffen
voor zover betrokkene Srd. 5,= of minder per dag verdient.
Proeftijd
Bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst kunnen beide partijen een proeftijd van 2 maanden in acht nemen. Een
langere proeftijd dan 2 maanden of verlenging van de proeftijd van 2 maanden wordt als nietig beschouwd d.w.z. dat
dit voor het recht niet geldig is.
De proeftijd heeft tot doel zowel de werkgever als de werknemer de gelegenheid te geven elkaar wederzijds te doen
verkennen, waardoor men eventueel de dienstbetrekking zonder opzeggingstermijn kan verbreken.
Opzeggingstermijn is de tijd die men in acht moet nemen om een zakelijke relatie te verbreken (in casu een
arbeidsverhouding te beëindigen).
Minderjarigen zijn bekwaam arbeidsovereenkomsten aan te gaan, indien zij daartoe hetzij schriftelijk hetzij
mondeling door hun wettelijke vertegenwoordigers zijn gemachtigd.
Indien toestemming aan de 18 jarige schriftelijk geschiedt, moet deze aan de werkgever ter hand worden gesteld.
Indien de minderjarige zonder toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger de arbeidsovereenkomst is
aangegaan en de wettelijke vertegenwoordiger binnen zes weken daartegen niet heeft verzet, wordt de minderjarige
geacht machtiging te hebben gehad de arbeidsovereenkomst aan te gaan (presumptie of wettelijk vermoeden).
Enkele geoorloofde bestanddelen van het loon:
Voor niet bij de werkgever inwonende werknemer kan het loon bestaan uit:
1. geld;
2. voedsel, voedings- en verplichtingsmiddelen te gebruiken ter plaatse waar ze worden verstrekt;
3. werkkleding;
4. bepaalde voortbrengselen van het bedrijf.
Enkele bepalingen betreffende het ontslag van de werknemer:
1. Beëindiging van de dienstbetrekking kan o.a. alsvolgt geschieden:
a. door de dood van de werknemer;
b. opzegging wegens dringende redenen;
c. door wederzijdse goedvinden zonder inachtneming van de opzeggingstermijn;
d. opzegging met in achtneming van de voorgeschreven opzeggingstermijn.
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
23
De algemene regel bij opzegging is dat de termijn die daarbij in acht genomen dient te worden, tenminste gelijk
moet zijn aan de periode die ligt tussen twee betalingen uit. De onderliggende gedachte is om de wederpartij
voldoende tijd te gunnen om de nodige voorzieningen te treffen de ontstane leemte te ondervangen. In gevallen
waarin de dienstbetrekking tien (10) jaar en langer heeft geduurd is de opzeggingstermijn alsvolgt:
Voor de werkgever:
a. ten hoogste 10 jaar elk dienstjaar – 1 week
b. langer dan 10 jaar doch ten hoogste 15 jaar – 4 maanden
c. langer dan 15 jaar – 6 maanden.
Voor de werknemer:
a. ten hoogste 10 jaar elk 2 dienstjaren – 1 week
b. langer dan 10 jaar doch ten hoogste 15 jaar – 2 maanden
c. langer dan 15 jaar – 3 maanden
Ontslag tijdens ziekte is verboden.
2. Schadeloosstelling bij ontslag
De partij die de dienstbetrekking verbreekt zonder de opzeggingstermijn in acht te nemen handelt
onrechtmatig. Men handelt onrechtmatig als:
a. er schadeloosstelling aan de wederpartij wordt uitgekeerd gelijk aan het loon van de opzeggingstermijn die
men in acht behoorde te nemen;
b. het ontslag geschiedt wegens dringende redenen.
3. Enkele dringende redenen kunnen zijn voor:
- de werkgever: zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer welke tengevolge
hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten
voortduren. V.B.: diefstal, mishandeling, misbruik van vertrouwen.
- de werknemer: zodanige omstandigheden welke tengevolge hebben dat van de werknemer redelijkerwijs
niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren. V.B.: mishandeling, grove belediging,
werken onder omstandigheden die gevaar opleveren voor de gezondheid en voor het leven.
Ingevolge recente wetswijziging si het de werkgever verboden de dienstbetrekking van een werknemer te
beëindigen zonder ontslag vergunning verleend door of namens de minister van Arbeid.
Dit verbod geldt evenwel niet bij het beëindigen van dienstbetrekkingen in de navolgende gevallen:
a. met wederzijds goedvinden;
b. van rechtswege als bedoeld in de wet;
c. tijdens de bedongen proeftijd;
d. wegens een dringende reden als bedoeld in de wet.
Noot: indien ontslag wordt verleend op grond van lid d is de werkgever verplicht dit binnen vier werk dagen
schriftelijk te melden aan de minister onder opgave van de ontslagredenen.
4. Het getuigschrift
De werkgever is verplicht de werknemer op diens verzoek een getuigschrift uit te reiken. Inhoud van het
getuigschrift:
a. duidelijke omschrijving van de aard der verrichte werkzaamheden
b. tijdsduur der dienstbetrekking
c. op verzoek van de werknemer kan worden vermeld op welke wijze de werknemer zijn arbeid heeft verricht.
6.1.1.7 Collectieve arbeidsovereenkomst (cao)
a. Definitie: Deze is een overeenkomst tussen één of meer werkgevers of één of meer rechtspersoonlijkheid
bezittende werkgeversverenigingen enerzijds en één of meer rechtspersoonlijkheidbezittende
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
24
werknemersorganisaties anderzijds waarbij voornamelijk of uitsluitend arbeidsvoorwaarden worden geregeld die in
acht moeten worden genomen bij het aangaan van arbeidsovereenkomsten.
De onderliggende gedachte is dat via het instituut van de cao de arbeidsvrede binnen een bedrijf/onderneming of
bedrijfstak gedurende zekere tijd wordt gewaarborgd.
b. Kenmerken:
1. de werknemer als partij kan zijn: natuurlijk persoon of rechtspersoon.
2. de werknemer als partij moet in georganiseerd verband als rechtspersoon optreden.
3. arbeidsvoorwaarden zullen gelden voor een collectiviteit van werknemers.
4. looptijd maximaal drie jaar.
5. de werking is afhankelijk van de deponering van een gewaarmerkt exemplaar op het Ministerie van Arbeid.
c. Structuur van de vakbeweging in Suriname.
In Suriname zijn de werknemers veelal ondernemingsgewijs in vakorganisaties georganiseerd. De diverse
vakorganisaties zijn op hun beurt aangesloten bij overkoepelende organisaties, die we met vakcentrales aanduiden.
1. Het A.V.V.S. de Moederband.
2. De Progressieve Werknemersorganisatie (P.W.O.).
3. De Progressieve Vakcentrale C-47.
4. De Centrale van Landsdienarenorganisatie (C.L.O.).
5. De Confederatie van Organisaties van Landsdienaren (C.O.L.).
De C.L.O. en C.O.L. opereren binnen de overheidssector, terwijl de overige vakcentrales in hoofdzaak actief zijn in
de particuliere sector.
Noem enkele vakorganisaties op en geef aan bij welke vakcentrale deze zijn aangesloten?
Noot: De belangen van de werkgevers worden in georganiseerd verband onder meer behartigd door:
1. Vereniging Surinaams Bedrijfsleven (V.S.B.).
2. De associatie van Surinaamse Fabrieken (ASFA).
Recht leerjaar 2, module 2.
Docent: Mw Koebeer
IMEAO I- 2022/2023
Download