Uploaded by Darkhus

3eBa 1415 LB

advertisement
 Examenbundel 3e Ba Levensbeschouwing Examenvragen 2013-­‐2014 Blz. 75
Examenvragen 2012-­‐2013 Blz. 79
Examenvragen 2010-­‐2011 Blz. 80
Examenvragen 2009-­‐2010 Blz. 81
Examenvragen algemeen Blz. 82
Samenvattingen Blz. 85
74 Examenvragen 2013-­‐2014 Examenbundel 3e Ba 1) Welke zaken zijn geassocieerd? a) Cognitieve interesse en zingevende interesse b) Cognitieve interesse en manipulatieve interesse c) Manipulatieve en zingevende interesse d) Ze staan alledrie naast elkaar 2) “Het invoeren van de schoolplicht heeft bij sommige ouders protest teweeg gebracht. Ze vinden dat ze zelf het recht mogen hebben om te beslissen hoe lang hun kinderen naar school moeten gaan, want dit kan nadelen met zich meebrengen.” Een liberale filosoof antwoordt: a) Men begeoogt geen neutrality of effects b) Men begeoogt geen neutrality of education c) Men begeoogt geen neutrality of justification d) Men begeoogt geen neutrality of aim 3) Wat is niet juist? a) 1/3de van de christenen is katholiek b) ... c) … d) … 4) Rangschik de volgende gebeurtenissen chronologisch. a) Verdrag nicea – ontstaan orthodoxe Kerk -­‐ reformatie – 2de vaticaans concillie b) Luther -­‐ ... c) … d) … 5) Wat is juist? a) Koran is gerangschikt op basis van grootte van de hoofdstukken behalve het eerste i.p.v. chronologisch b) … c) … d) … 6) Wat is fout? a) Radicaliserening van de europese steden is voornamelijk door invloed van soeffisme b) In Saoedi-­‐Arabië is de staatsgoedsdienst het wahabisme c) In Iran is de meerderheid sjiitisch d) … 7) Twee christenen voeren een debat. De ene zegt dat je elke dag moet bidden, de andere zegt da je dat ook minder kunt doen. Ze besluiten dat ze hierover geen ruzie moeten maken en dat het belangrijkste is da ze gewoon geloven dat Jezus als zoon van God op aarde is gekomen. Bij wie sluit dit aan? a) Erasmus b) Locke c) Anquino d) Spinoza 8) Wat is juist? a) In België kunnen enkel erkende religies scholen stichten b) In België is het verplicht om in het officieel onderwijs alle levensbeschouwelijke vakken aan te bieden c) Het is niet mogelijk om in het officieel onderwijs een vrijstelling aan te vragen 75 Examenbundel 3e Ba d) … 9) Hoe noemt men in het Jodendom de gebeurtenis die bij jongens op dertienjarige leeftijd plaatsvindt? a) Jom Kipoer b) Bar mitswa c) Loofhuttenfeest d) Besnijdenis 10) Wat is fout in verband met de besnijdenis? a) Het staat expliciet in de koran vermeld dat jongens dit moeten doen b) In het Jodendom wordt het explicieter vermeld dat dit bij jongens moet gebeuren dan dat het vermeld is bij de Moslims voor meisjes c) … d) … 11) Wat is juist in verband met hulpzorg en levensbeschouwing? (gastles) a) Je zegt een moslimvrouw best dat haar levensbeschouwing niet thuishoort in de hulpverlening b) Een moslimvrouw mag je niet tot haar moslim zijn herleiden c) … d) … 12) Wat is juist? a) Het paasfeest betekent voor de joden de uittocht uit Egypte b) … c) … d) … 13) Wat is fout? a) De christenen vieren op Pasen de kruistocht van Jezus b) … c) … d) … 14) Wat is juist in verband met de val van Antwerpen? a) A'pen WAS calvinistisch en werd katholiek door Spanjaarden b) A'pen WAS calvinistisch en valt in handen van Katholiek Karel V c) A'pen WAS katholiek en wordt calvinistisch door in handen te vallen van Willem van Oranje-­‐Nassauw d) A'pen was katholiek en wordt calvinistisch door ... 15) Wat is fout? a) Intelligent design en creationisme overschrijden het NOMA principe b) De nieuwe atheïsten (o.a. Dawkins) zijn sterke aanhangers van NOMA principe c) … d) … 16) Wat is juist in verband met het NOMA principe en mirakels? a) Onmogelijk b) Kan, maar zeer zelden c) Enkel in domein godsdienst d) Enkel in domein wetenschap 17) Anglicaanse kerk wordt vaak verward voor een protestante kerk. Waarom is dat fout? a) Omdat Hendrik VII, zelf een katholiek, geen fan was van de protestanten b) Omdat het protestantisme toen nog niet bestond c) Omdat zijn dochter, Anne Boleyn, die twee pas nadien had verzoend 76 Examenbundel 3e Ba d) … 18) Wat moet volgens Mill bestraft worden door de wet? a) Mensen die pleiten tegen islamitische politieke partijen b) Koran op brandstapel gooien in de weet dat er daardoor rellen ontstaan in Afghanistan c) Mensen aanzetten om cartoonist te vermoorden d) … 19) Wat is er fout? a) In het officieel onderwijs volgt het merendeel katholieke levensbeschouwing b) … c) … d) … 20) Volgens de Moslims is Mohammed a) Een mens b) De zoon van god c) De ultieme openbaring van Allah d) Zowel goddelijk als menselijk 21) Wat is fout? a) Protestanten moedigen meer dan katholieken het volk aan om De Bijbel te lezen b) Protestanten zijn meer gericht op zelf heil bekomen dan katholieken c) Minder sacramenten in protestantisme d) … 22) Welk rijtje bevat allemaal levensbeschouwingen die in België erkend zijn? a) Islam -­‐ Christendom -­‐ Hindoeïsme b) Protestanten -­‐ Anglicanen -­‐ Vrijzinnig humanisme c) Sikhisme – Islam -­‐ … d) …
23)Welk rijtje staat in de juiste volgorde op basis van hoeveelheid mensen die het aanhangen? a) Jodendom – Islam -­‐ … b) Islam – Christendom -­‐ … c) Christendom – Hindoeisme – Boeddhisme – Jodendom d) … 24) Wat is juist? a) Het vrijzinnig humanisme is niet ontstaan als een strekking uit het atheïsme eb) Voltaire was een atheïst c) Diederot en d’Holbach waren aanhangers van het deïsme in de tijd van de Verlichting d) … 25) Wat is niet juist? a) Het boeddhisme is een polytheïstische strekking b) De kasten zijn een traditie in het hindoeïsme c) De Bhagavad Gita is een belangrijk verhaal in de hindoe traditie d) Zen meditatie is een traditie binnen het boeddhisme 26) Wat is niet juist? a) Theravada, Mahayana en Vayrajana zijn strekkingen binnen het hindoeïsme 77 Examenbundel 3e Ba b) … c) … d) … 27) Wat is niet correct? a) Het Schmalkaldische verbond werd gesloten tussen Karel V en de katholieken om te strijden tegen de protestanten b) Cuius regio, eius religio werd zowel bevestig in de Vrede van Augsburg (1555) als de Vrede van Westfalen (1648) c) … d) … 28) Wat is correct in verband met de ajkenazische Joden? a) Ze hebben mee geholpen in het veroveren van het Iberisch schiereiland in 711 b) Ze leefden in diaspora in Midden-­‐ en Oost-­‐Europa c) … d) … 29) “Wij voelen dat zelfs als alle mogelijke wetenschappelijke vragen beantwoord zijn, onze levensproblemen nog helemaal niet aangeroerd zijn.” We moeten deze uitspraak van Wittgenstein interpreteren als: a) De wetenschap is iets zinloos b) De wetenschap staat gewoon nog niet ver genoeg c) Dit is een zingevende kwestie waarbij de wetenschap niet aan te pas komt d) … 30) “Ik beschouw mezelf niet als een atheïst. Toch stuur ik mijn kinderen niet naar de Kerk of wil ik ze niet laten dopen. Als het niet goed gaat, trek ik mezelf soms wel terug voor een gebed.” Dit is een voorbeeld van: a) Semantisch atheïsme b) Religieus atheïsme c) believing without belonging d) … Nog een viertal vragen over gastcolleges. Open vraag: Wat bedoelt Edel Maex met "to react" en "to respond" en wat is de link met stressreductie? (gastles) 78 Examenvragen 2012-­‐2013 Examenbundel 3e Ba Levensbeschouwing: A) situeer ‘Verdrijvingsedict 1492’ B1) bespreek het gevecht met de demonen ( Evagrius van Pontus ) B2) de 3 kenmerken van de recitatives in Medina B3) bespreek de 3 methoden om culturen te vergelijken B4) Leg het kastesysteem uit en situeer dit historisch B5) In de encyclopedie worden de artikelen ATHEES en ATHEÏSME en daarin gaat Claude Yvon in discussie met Pierre Bayle. Beide hebben een andere visie over atheïsme, leg uit. C2) leg uit waarom de biologische evolutie achterloopt op de culturele evolutie en wat men met ‘littekens van het verleden’ bedoeld. Maak ook gebruik van het woord ‘memen’ op een betekenisvolle manier. C5) Ilse Cornu bespreekt in haar tekst 4 grondmotieven. Leg het grondmotief uit dat in het Hooglied en de scheppingsverhalen beschreven is (ivm lichamelijkheid/relatie/seksualiteit) Communicatie: 1) Geef bij elk van de fasen van Prochaska en Diclemente 2 typische uitspraken 2a) Geef 5 redenen om aandacht te geven aan emoties en leg kort uit 2b) Wanneer geef je best geen aandacht aan emoties 3) casus van Kelly 15j die met haar moeder op consultatie komt. Geef telkens 3 elementen waarop je als arts zou letten bij deze consultatie. Zowel voor communicatietechnieken als voor basisattitude als voor gesprekskader. 79 Examenbundel 3e Ba Examenvragen 2010-­‐2011 1) A-­‐module: bespreek kritisch het NOMA-­‐principe van Gould 2) B4 (India): bespreek de historische achtergrond en de betekenis van het kastesysteem 3) C6 (lichamelijkheid): bespreek het principe van 'de vertrouwde, getemde dood' volgens P Ariès 4) C2 (Wetenschap): Bespreek de verschillen in opvatting over evolutie door de creationisten, de verdedigers van Intelligent Design en Darwin. 5) B2 (Islam): Wat is het probleem met de interpretatie van de Koran en wat is het standpunt van Amina Wadud? 6) B1 (jodendom en christendom): Bespreek het jodendom ivm orthopraxie en orthodoxie. 7) Oosterse levensbeschouwingen: China en Japan. 8) Wia was Confucius en bespreek zijn leer. 80 Examenbundel 3e Ba Examenvragen 2009-­‐2010 A-­‐module: 1. Actief en passief pluralisme 2. Bespreek kritsch het NOMA-­‐principe van Stephen Jay Gould B-­‐Module: 1. In de joods christelijke visie heeft God het eerste EN het laatste woord.leg uit 2. geef de kenmerken van de Koranrecitatie van Medina 3. Bespreek de 10 lagen van de geest in het Shingon-­‐boeddhisme van Kukai 4. India: bespreek 2 goden van het hindoeïsme 5. Leg het verband en het verschil uit tussen het humanisme van Pico della Mirandola en dat van Jean-­‐Paul Sartre. 6. Boeddhisme is geen religie, geloof, identiteit, maar een praktijk over het omgaan met lijden. Leg uit. C-­‐Module: 1. Bespreek het verschil tussen de evolutieleer volgens ID en de evolutieleer volgens Darwin 2. bespreek hoe de moderne kunstenaars zich hebben laten beïnvloeden door Maria Magdalena, dit in kader van Nole me tangere? 3. Leg het verband en het verschil uit tussen barmhartigheid en rechtvaardigheid 81 Examenbundel 3e Ba Examenvragen Algemeen Vragen voor Levensbeschouwing. Vraag Module wetenschap. Geef 2 van de 4 verhoudingen tussen wetenschap en geloof (religie) en leg uit. De dato 1/10/2008 B4:bespreek het verschil tussen cultuur-­‐ en verlichtingshumanisme C3: bespreek het verzet van de Kikuyu tegen het stopzetten door de protestantse missionarissen van de besnijdenis 1/9/2008 module A: welke invloed heeft de Verlichting op onze Westerse tolerantie gehad; module B3 (oosterse): bespreek de 4 karakteristieken van de bevrijding van het boeddhisme; module C1 (civil society...): wat is het toepassingsgebied van de sharia en contrasteer met de christelijke natuurwet (of zoiets); *kutvak* 1/9/2008 Les van Prof. dr. Clemens: theorie over verdraagzaamheid en religie. De exacte vraag herinner ik mij niet meer [module C5]. 1/17/2007 Bespreek de klassieke secularisatietheorie. Welke punten van kritiek kan U hierop geven [module C5]? 1/17/2007 Wat is een mulla [module B2]?
1/17/2007
Wat wordt bedoeld met het Asjkenazische Jodendom [module B2]? 1/17/2007 Bespreek de 5 pijlers van de Koran (inleidende module). 1/17/2007 Module B1: vergelijk het Vaticaan en de universele Katholieke kerk -­‐ de koran als heilige schrift vergelijken met de bijbel 1/16/2007 module A: wat bedoelt men als men zegt dat vrijzinnigheid eerder een kennistheoretisch standpunt is dan een religie van normen en waarden? module B2 (monotheistische religies): 1)wat is de reconquista? 2) leg uit: asjkenazische joden module C4 (levensbeschouwing en het individu): 1) wat bedoelt Arts met de persoonlijke ervaring? 2) leg uit dat ethnocentrisme niet met geloven of niet-­‐geloven te maken heeft 1/16/2007 module A -­‐Verklaar: Vrijzinnigheid is slechts een kennistheoretisch standpunt en geen volledige levensbeschouwing avondstudenten -­‐Basiskenmerken Islam( 5 pijlers) module B1(avond) 82 Examenbundel 3e Ba -­‐ Wat zijn apocriefe geschriften? -­‐ Belgisch vs canoniek recht module B1 (dag) -­‐ Waarin verschillen het Vaticaan en de universele kerk -­‐ Waarom wordt de Islam beschouwd als de godsdienst van het schrift module B2( monotheistische godsdiensten) -­‐ Wie zijn de asjkenazische joden? -­‐ Reconquista uitleggen module C1 -­‐Is de economische factor belangrijk bij het oprichten van een levensbeschouwlijk schoolnet? -­‐ Onderliggende redenen die ervoor zorgden dat de Islam geen duidelijke scheiding kent tussen geloof en wereldse zaken. module C3 ( antropologische bouwstenen) -­‐ cultuurevolutionisme is niet helemaal juist/fout -­‐ leg uit waarom -­‐ begrippen sefer en namus uitleggen( volkse islam) module C5(avond) -­‐ Secularisatietheorie -­‐ Welke verantwoordelijkheid draagt de godsdienst in het geweld sinds de reformatie module C? -­‐ leg het verschil uit tussen cultuurevolutie en biologische evolutie Module A Het Jodendom is meer orthopraxie dan orthodoxie. Leg uit. Module B2 (Monotheïstische religies) Bespreek enkele verschillen tussen soennieten en sji'ieten . Module C1 (Levensbesch visies op staat, recht en civil society) Bespreek de traditionele christelijke (pre-­‐reformatie) visie op de verhouding tussen kerk en staat. Module A § Welke invloed heeft de Verlichting op onze Westerse tolerantie gehad. § Wat bedoelt men als men zegt dat vrijzinnigheid eerder een kennistheoretisch standpunt is dan een religie van normen en waarden (een volledige levensbeschouwing)? 83 Examenbundel 3e Ba Module B1 § Het Jodendom is meer orthopraxie dan orthodoxie. Leg uit. § Uitleggen waarom de Islam meer een godsdienst is van het geschreven woord dan het Christendom § Vergelijk het Vaticaan en de universele Katholieke kerk. § De koran als heilige schrift vergelijken met de bijbel. § Waarom wordt de Islam beschouwd als de godsdienst van het schrift. Module C2 § Geef enkele wetenschappelijke argumenten tegen het Intelligent Design. § Wat zijn de belangrijkste verschillen en gelijkenissen tussen de biologische en culturele evolutie? § Geef 2 van de 4 verhoudingen tussen wetenschap en geloof (religie) en leg uit. § Leg het verschil uit tussen cultuurevolutie en biologische evolutie . 84 Examenbundel 3e Ba Samenvattingen Hoofdstuk 1 : Actief pluralisme: what’s in a name? Inleiding Levensbeschouwelijke diversiteit is in de hedendaagse samenleving een feit. à ontzuiling, individualisering, secularisering, immigratie à praktiserende gelovigen en de kerkelijke betrokkenheid zijn sterk afgenomen ↓ resulteert in levensbeschouwelijke onverschilligheid en toenemende mate van levensbeschouwelijke ongeletterdheid MAAR : à levensbeschouwing is niet uit onze samenleving verdwenen (publieke discussies) à toenemende diversiteit (globalisering en immigratie) Een zicht op de levensbeschouwelijke diversiteit In België : à 6 erkende erediensten (katholieke, protestantse, anglicaanse, joodse, islamitische en orthodoxe) à vrijzinnig humanisme (grondwettelijk erkend en op gelijke voet) Nieuwe religieuze en/of charismatische bewegingen en allerlei liturgische experimenten hebben een toenemende aantrekkingskracht. Actief pluralisme: een eerste omschrijving De samenleving, politiek en de levensbeschouwingen zijn genoodzaakt zich te positioneren. à verdraagzaamheid à tolerantie => kernbegrippen à pluralisme à godsdienstvrijheid à actief pluralisme Zelf geen levensbeschouwing maar een houding ten aanzien van levensbeschouwingen. Het veronderstelt niet alleen het bestaan en de formele erkenning van verschillende levensbeschouwingen. Het insisteert ook op een inhoudelijke dialoog binnen en tussen levensbeschouwingen en op een houding die levensbeschouwingen als fenomeen, als overtuiging en als praktijk –zowel individueel maar ook voor het samenleven-­‐ ernstig wil nemen. Dit betekent tevens 85 Examenbundel 3e Ba dat actief pluralisme inhoudelijke positionering aanmoedigt. Om verdraagzaam met elkaar te leven hoeven mensen niet noodzakelijk te streven naar een vorm van neutraliteit, vrijblijvendheid, niet-­‐inmenging, relativisme of cynisme. Het samenleven is gebaat met goede inhoudelijke reflectie en communicatie, waarbij mensen de verschillende levensbeschouwelijke bronnen kunnen expliciteren en zo met elkaar confronteren in plaats van ze dood te zwijgen of te ridiculiseren. = het creëren van een open maatschappelijke of sociale ruimte waarin we ook levensbeschouwelijke thema’s kunnen aanspreken en waarin ieder individu zijn diepste drijfveren en identificaties mag uitspreken Religieuze intolerantie in Europa Het jodendom in Europa Tal van joodse gemeenschappen leven in diaspora. à tot 13de eeuw : goede contacten tussen joden, moslims en christenen à 13de-­‐15de eeuw : pesterijen en vervolgingen (laten dopen uit angst) à verdrijvingsedict (Spanje): zich laten dopen of het lans verlaten à velen verhuisden naar Oost-­‐Europa à tsaristisch geïnspireerde pogroms en razzia’s (vluchten naar West-­‐Europa en VS) à Holocaust (vluchten weer naar Israël, Midden Oosten) De islam in Europa à 8ste eeuw: islamitische bloeiperiode op Iberisch schiereiland à periodes van verdraagzaamheid en intolerantie wisselen elkaar af à 12de eeuw: veroverd door fanatieke moslimgroeperingen joden en christenen moeten zich bekeren tot de islam of land verlaten à moslimheerschappij kent interne moeilijkheden en machtswissels à 13de eeuw: christenvorsten veroveren Iberisch schiereiland à verdrijvingsedict: veel moslims laten zich dopen à politieke macht streeft naar religieuze eenheid à tweede helft 20ste eeuw: islam is opnieuw aanwezig in Europa als gevolg van actieve immigratiepolitiek (goedkope arbeidskrachten) à 21ste eeuw: her en der spanningen ° extreem rechtse partijen ° anti-­‐immigratiepartijen ° etnocentrisme, islamofobie en racisme ð hoe kunnen ze ‘integreren’ in ‘seculiere’ West-­‐Europa Ketters (zuiveren) in Europa 86 Examenbundel 3e Ba à 12 -­‐13 eeuw : verschillende kruistochten moesten ketterij doen verdwijnen
= inquisitie (waken over geloofseenheid) Protestantisme 16de eeuw : reformatie onder leiding van Maarten Luther à reageert op aflatenhandel à sticht eigen kerk à verzetten tegen de beperkingen op godsdienstig gebied die hun van rijkswege
werd opgelegd en tegen de vervolgingen 16de eeuw : reformatie onder leiding van Johannes Calvijn à de bijbel als enige bron van openbaring en gezag, afwijzing van het pausdom en de kerkelijke hiërarchie, het geloof in de rechtvaardiging door het geloof alleen en het belang van de goddelijke genade. Goede werken zijn noodzakelijk als vruchten van het geloof en als uiting van dankbaarheid voor de genade van God. Slechts 2 sacramenten blijven over (doopsel en laatste avondmaal) Luther en Calvijn verschillen in hun opvattingen: à Luther: zoekt steun bij vorsten en zijn kerk is zeer afhankelijk van de staat à Calvijn: democratische kerk, recht om in opstand te komen tegen de vorst indien deze niet regeert volgens Gods geboden Godsdienstoorlogen en godsdienstvrede Succes van de reformatie : protestanten werden vervolgd. à daad van verzoening (hugenoot trouwt met koninklijke katholieke) à 16de eeuw : Edict van Nantes : godsdienstvrede ° vrijheid van religie ° recht om in het openbaar kerkdiensten te houden ° toegang tot alle ambten ° speciale rechters om hun belangen te behartigen à 17de eeuw: une foi, une loi, un roi => bekeren tot het katholieke geloof à Vrede van Augsburg : elke rijksvorst mocht beslissen welke godsdienst in zijn machtsgebied werd opgelegd de
de
87 Examenbundel 3e Ba Vorm van extern pluralisme! à er wordt getolereerd dat verschillende grondgebieden een verschillende godsdienst kunnen hebben, maar intern wordt slechts uniformiteit toegestaan à Calvinisme wint aan terrein : gewapend verzet tegen de katholieke Spaanse heerschappij (Nederlanden) à Nederlandse Opstand (80 jarige oorlog): verhouding tussen religie en staatsgezag staat centraal vb: Beleg van Antwerpen ° 16de eeuw door calvinistische opstandelingen bestuurd ° katholicisme officieel verboden ° belegering eindigt met de val van Antwerpen à 17de eeuw : 30 jarige oorlog allerlei protestantse en katholieke vorsten trekken tegen elkaar ten strijde à Vrede van Westfalen: officiële gereformeerde staatskerk wordt opgericht Eerste stap in de richting van individuele godsdienstvrijheid maar Europa blijft voornamelijk uit mono-­‐religieuze politieke ruimtes bestaan. De weg naar godsdienstvrijheid als individueel recht Het resultaat van de verschillende godsdienstoorlogen was telkens religieuze intolerantie zowel op het niveau van de politieke overheden als op het niveau van de levensbeschouwingen zelf. Eerste fase van het ontstaan van religieuze tolerantie: à na godsdienstoorlogen blijft men vasthouden aan het principe dat de politieke gemeenschap best samenvalt met de religieuze eenheid à ‘godsdienstvrijheid’ wordt enkel toegekend aan de vorsten en hun grondgebied à men schuwt nog steeds levensbeschouwelijk pluralisme binnen één en hetzelfde politieke territorium Tweede fase op weg naar religieuze intolerantie: à godsdienstvrijheid als individueel recht staat centraal 88 Examenbundel 3e Ba à godsdienstvrijheid wordt losgekoppeld van grondgebieden en hun heersers à Locke: zowel ineffectief als immoreel om mensen een levensbeschouwing dwangmatig op te leggen. Je kan enkel aansporen, vermanen en raad geven Religieus en seculier fanatisme Men zou uit de geschiedenis kunnen afleiden dat religieuze intolerantie zich enkel manifesteerde in de katholieke godsdienst. à 16de eeuw : in gebieden waar het protestantisme de meerderheid had, eerst intolerant opgetreden tegen christenen Franse revolutie wordt gevolgd door periode van religieuze intolerantie à land kon niet zonder levensbeschouwelijke eenheid à christendom wordt verboden en een burgerlijke staatsreligie wordt opgelegd à spanning tussen 2 groepen : atheïsten en deïsten ° atheïsten : Cultus van de Rede + heftige dechristianiseringcampagne ° deïsten : Cultus van de Rede vervangen door Culte de L’Être suprême à Concordaat: katholieke vrijheid van erediensten Intolerantie en fanatisme komen niet enkel voor bij religies en godsdiensten. Het gevaar van intolerantie en fanatisme bestaat vooral waar mensen overtuigd zijn van het eigen gelijk en vooral wanneer die mensen ook andere in hun waarheid willen laten delen. EXTRA: VS à immigratiestaat à weinig zekerheid over diepste alliantie(=verbondenheid) van de verschillende mensen à bevolking is tegenstander of medestander à wantrouw tegenover katholieken (zij zullen eerder luisteren naar Rome dan naar Washington) à hoe kunnen ze dan samenleven? Oplossing: zweer trouw aan de Amerikaanse vlag (= diepste trouw = eerste religie) à partiële mono-­‐levensbeschouwelijke oplossing EXTRA: Ierland à alles zelfde (taal, cultuur, religie) 89 Examenbundel 3e Ba à MAAR diepste trouw : Dublin of Londen à conflicten! Van passief naar actief pluralisme Passief pluralisme Godsdienstvrijheid: à autonome individuen worden gedacht zelf te kunnen uitmaken volgens welke opvattingen van het goede leven ze willen leven à NIET: mensen kunnen hun levensbeschouwing rationeel kiezen WEL: mensen kunnen zich aangesproken voelen door een levensbeschouwing mensen kunnen kritisch reflecteren over de levensbeschouwingen ð gewetensvrijheid is meer adequate term Erkenning van de autonomie van de mens resulteert in levensbeschouwelijk pluralisme. Het vereist van de levensbeschouwingen tolerantie. Van overheidswegen vereist het respect voor de autonomie en de gewetensvrijheid dat ze zich houdt aan een vorm van niet-­‐inmenging in de levensbeschouwelijke overtuigingen van de burgers. Het recht op godsdienstvrijheid gaat dan ook hand in hand met de erkenning van het recht op vrije meningsuiting. De individualisering of de privatisering van de levensbeschouwing is dus het middel geweest waarmee men in de moderne tijd godsdienstoorlogen en religieuze intolerantie wilde vermijden. ð vorm van passief pluralisme ° thema’s worden naar de uithoeken van de privé-­‐sfeer verdreven (voor gevaar dat een twist uit de hand zou lopen) ° gevaar van onverschilligheid: tolereert levensbeschouwelijke verschillen maar schuwt de inhoudelijke en publieke confrontatie Actief pluralisme Actief pluralisme deelt de morele gevoeligheid van het passief pluralisme: onaanvaardbaar de anderen uit te sluiten omwille van ideeën. Actief pluralisme neemt geen vrede met de inhoudelijke drooglegging van de levensbeschouwelijke discussies à dialoog, kritische reflectie en herbronning à moedigt inhoudelijke en duidelijke positionering aan à eigen overtuiging en opinies van anderen respecteren à vereist een neutrale overheid 90 Examenbundel 3e Ba De omslag van passief naar actief pluralisme heeft te maken met de interpretatie van de privatisering van de levensbeschouwing. à de keuze die mensen voor of tegen een bepaalde levensbeschouwing maken is een kwestie van persoonlijke gewetensvrijheid à NIET: dat de levensbeschouwing zelf een privé-­‐zaak is waarover we met niemand in gesprek kunnen gaan of waarop we verder niet kunnen worden aangesproken Actief pluralisme: gradueel en contextueel in te vullen Het actief pluralisme insisteert op het creëren van een open ruimte waarin levensbeschouwelijke thema’s of de plaats van levensbeschouwingen in een samenleving benaderd en besproken kunnen worden. Levensbeschouwingen zelf kunnen aan het woord gelaten worden en het belang van ideeën niet onderschat wordt. Het actief pluralisme als houding schrijft geen inhoudelijke standpunten voor (geen pasklare antwoorden). De invulling van actief pluralisme is per definitie gradueel. à overheid: ° Franse laïcité benadering: levensbeschouwing in privé-­‐sfeer ° België: verschillende erkende levensbeschouwingen krijgen subsidies à middenveld: zelf bepalen of ze zich al dan niet met levensbeschouwingen wensen in te laten en of ze zich aan één levensbeschouwing wensen te binden Lange tijd was het middenveld in Vlaanderen verzuild. Dit was een vorm van extern passief pluralisme. Iedereen leefde en stierf binnen een zuil. Ondertussen zijn we de weg van intern pluralisme ingeslagen. Iedereen die in een thema geïnteresseerd is en zich wil engageren is welkom, los van de levensbeschouwing die men erop nahoudt. De UA als actief pluralistische universiteit Verschillende levensbeschouwingen kunnen zich thuis voelen op de UA.
Levensbeschouwelijke discussies en reflecties mogen aan bod komen. Zaken moeten bespreekbaar gemaakt worden en reflectie en open debat moet worden aangemoedigd. 91 Examenbundel 3e Ba Hoofdstuk 2 : Wetenschap, levensbeschouwing en zingeving Cognitieve en manipulatieve interesse Praktisch belang van kennis De mens is een mängelwesen: een biologisch onvolgroeid, gemankeerd wezen dat veel minder dan andere dieren gedetermineerd is door instincten. → vroeg geboren → langer weerloos en hulpeloos → zwakheid : neurologisch niet af (weinig hardware) maar ook kracht: indrukken en impressies van buiten in ontwikkeling (veel software) → cultuurwezen → kennisabsorptie
Mensen zijn instinctarme wezens en hebben daarom meer dan andere dieren nood aan informatie over zichzelf en de leefwereld om te kunnen overleven. Cultuur en socialisatie spelen hierbij een belangrijke rol. Informatie die van cognitieve aard is speelt hierbij een belangrijke rol. Door middel van zintuigen kunnen mensen informatie uit de buitenwereld opnemen, onthouden, systematisch verwerken en ordenen en dit op een cumulatieve bewuste manier. Dankzij de taal kunnen de mensen die informatie ook beter onthouden en aan anderen meedelen. Informatie kan zich zo verspreiden en over generaties worden doorgegeven. Zo ontstaan cultuur, kennis en wetenschap. De manipulatieve interesse heeft betrekking op de leefwereld controleren, inrichten en manipuleren, hun gedrag aan de werkelijkheid aanpassen, voorspellingen maken en handelingen plannen. ⇨ evolutionair voordeel Mensen zijn altijd bezig om de wereld als geheel te begrijpen. ‘We know more than we can tell’ Bewuste kennis zijn vaardigheden die we bewust aanleren. (know-­‐that). Onbewuste kennis zijn vaardigheden die we ontwikkelen als ze geïnterioriseerd zijn . (know-­‐how) Belang van wetenschap De cognitieve en manipulatieve interesses zijn erg met elkaar vervlochten. Of onze opvattingen wetenschappelijk juist zijn en of ze in theorieën gegoten kunnen worden (cognitief), dit is veelal ondergeschikt aan de vraag of onze opvattingen ‘werken’ (manipulatief). 92 Examenbundel 3e Ba Kennis waar de mens van oudsher op uit is, is niet van meet af wetenschappelijke kennis geweest. Oorspronkelijke vormen van kennis: magische denken, mythen en de religie. In het uitoefenen van controle op de werkelijkheid stonden dikwijls riten en magische handelingen centraal. Dit is terug te vinden in alle culturen. Lange tijd was het mythologische denken de belangrijkste vorm om de wereld te ordenen en te verklaren. Een eerste aanzet tot verwetenschappelijking van het denken gebeurde in de 6de eeuw voor Christus. De natuurfilosofie stelde de dramatische, mythologische voorstellingen in vraag. Pas in de 16de-­‐17de eeuw kwam er een succesvolle doorbraak doordat het mathematische denken systematisch op de natuurkunde wordt toegepast, de experimentele methode ingang vindt en er zich een nieuw verklaringsmodel ontwikkelt dat elke verwijzing naar finale oorzaken verwerpt. De wetenschappelijke benadering is erg bepalend voor het hedendaagse wereldbeeld. We dragen vrij onderzoek hoog in het vaandel. Kennis is macht, kennis oriënteert, kennis maakt vrij, kennis vermijdt ongelukken en biedt een vorm van veiligheid. Alles moet in principe onderzocht worden en de mensen willen hun leven niet laten beïnvloeden door dingen die niet stroken met hun beste inzichten. (vb waarzegster)
Morele waarde van kennis Mensen hechten belang aan ‘intellectuele integriteit’. Kennis en morele verantwoordelijkheid liggen dikwijls heel dicht bij elkaar. (vb oude boot niet onderzoeken en hij zinkt → u bent verantwoordelijk) In de discussie tussen gelovigen en niet gelovigen gaat de discussie meestal niet over de waarde van de wetenschappelijke kennis (want deze is algemeen aanvaard). Het gaat wel over de vraag of mensen er ook goed aan doen dingen aan te nemen waar ze nauwelijks of geen wetenschappelijke evidentie voor hebben. Kennis om kennis Mens is een nieuwsgierig wezen. → roddel en sensatiezucht → welgemeende filosofische en wetenschappelijke interesse Alles is wetenschap, maar wetenschap is niet alles Wetenschap en leefwereld 93 Examenbundel 3e Ba We kunnen een onderscheid maken tussen de wetenschappelijke wereld en de leefwereld. → wetenschappelijke wereld: laboratoria, experimentele settings en wetenschappelijke surveys → leefwereld: dagelijkse leven waarin we betekenissen en (on)zin ontdekken In het bestaan van deze 2 perspectieven hoeft geen tegenspraak te liggen. Mensen zijn in staat om met verschillende perspectieven om te gaan. Wetenschap en betekenis Wetenschap bestaat bij gratie van herleiding. (vb vallend voorwerp = massa en zwaartekracht) De werkelijkheid waarin mensen leven, met al hun emoties, overwegingen, dromen en illusies, bezit haar eigen realiteit en betekenis. Wetenschap heeft dus niet altijd het laatste woord. Onze leefwereldlijke ervaring is veel ruimer dan de wetenschappelijke benadering kan bevatten en objectiveren. Erklären en Verstehen Veel wetenschappelijke activiteit is erop gericht fenomenen te beschrijven, te verklaren en te voorspellen. Dit alles staat onverschillig ten aanzien van wat voor ons betekenisvol is. Natuurwetenschappen verklaren (erklären) terwijl geesteswetenschappen trachten te begrijpen (verstehen). Natuurwetenschappelijke studieobjecten hebben geen gezichtspunt op de wereld. Dit ligt anders bij de menswetenschappen. De mens is zowel de onderzoeker als de onderzochte. Dit veronderstelt een andere vorm van objectiviteit. Het eigene van de geesteswetenschappen is dat ze plaats maken voor interpretatie en Einfühlung. Je kunt het object niet begrijpen zonder aandacht te hebben voor de betekenis die de individuen of groepen in hun leefwereld ervaren. Het studieobject staat nooit los van de specifieke culturele betekenis en de sociale context waarin het verschijnt. Soms schiet dit ook tekort. Waardevolle zaken in ons leven blijken cognitief ondoordringbaar en maken ons sprakeloos. (vb verlies van een geliefde) Dit betekent niet dat er geen reductionistische en naturalistische verklaringen voor die ervaringen zijn, alleen blijken die verklaringen weinig betekenis te hebben voor de persoon die deze ervaringen heeft. Zo kunnen levensbeschouwingen en religies beschouwd worden als aanvulling en existentiële verrijking van het wetenschappelijke, verklarende perspectief, eerder dan als de eeuwig onverzoenbare opponent ervan. Zingevende interesse Mensen stellen zich vragen die verder reiken dan levensbeschouwingen en wetenschap kan verklaren. De existentiële en diepe vragen en ervaringen hebben te maken met zingeving, hoop, ethiek en spiritualiteit. (Schopenhauer: mens is een metafysisch dier : het kan niet anders dan zich een bijzonder soort vraag te stellen 94 Examenbundel 3e Ba die het strik empirisch-­‐rationele overstijgen.) Zingeving heeft veeleer met een houding en met ervaring te maken dan met een weten in de strikte zin van het woord. Zinvragen behoren dus niet tot het domein van de wetenschap. Vb. waarom moest mijn kind sterven? (1) (2) (1) vraag naar oorzaak (causaal) (2) vraag naar betekenis, zingeving (welke houding moet ik nu aannemen?) Levensbeschouwing: verschillende betekenissen Levensbeschouwing: godsdienstige betekenis Levensbeschouwing is dan een geheel van overtuigingen en praktijken waarmee mensen zich positief of negatief verhouden ten aanzien van wat hen overstijgt. Het verwijst meestal naar het bestaan van een bovennatuur, het transcendente. Religie is dan een geheel aan taaluitingen, gevoelens, gedragingen en tekens die betrekking hebben op een bovennatuurlijk wezen of op bovennatuurlijke wezens. Bovennatuurlijk wil dan zeggen: wat noch tot de krachten van de natuur, noch tot de bevoegdheden van de mens behoort, maar deze domeinen te boven gaat. → mono-­‐ of polytheïstisch → geestelijke krachten of natuur zelf Het religieuze is meestal een bredere categorie dan het godsdienstige. Onder religie wordt een vorm van bewustzijn begrepen dat we als mens deel uitmaken van een grotere samenhang, een totaliteit waarmee we ons verbonden kunnen voelen. Het atheïsme verwerpt het theïstische godsbeeld, of ruimer elk idee van god en bovennatuur. Het is een filosofische overtuiging met betrekking tot het niet-­‐bestaan van een bovennatuur en de erkenning van de menselijke eindigheid, niet over een positief ingevulde levensbeschouwing. In Vlaanderen werd met het atheïsme vaak verwezen naar het vrijzinnig humanisme. Ze laten zich inspireren door inzichten van de wetenschappen. Het legt vooral de nadruk op het vrij onderzoek en tevens staan de menselijke autonomie en de menselijke waardigheid centraal. De mens wordt beschouwd als een: → zelf-­‐wetgever: dingen kunnen niet van boven-­‐ of buitenaf worden opgelegd → enige zingever: enige wezen waaraan zin, betekenis en waarden kunnen verschijnen 95 Examenbundel 3e Ba Als we onder humanisme algemeen het geloof in de menselijke rede en de menselijke waardigheid verstaan, kunnen veel gelovigen zich humanist noemen. Levensbeschouwing: politieke, ideologische, morele betekenis Levensbeschouwing kan ook verwijzen naar ideologieën. (vb nationalisme, marxisme) Het denkkader kan als een levensbeschouwing functioneren waarin zij zin en oriëntatie kunnen vinden. Levensbeschouwing: impliciet mens-­‐, wereld-­‐ en godsbeeld Levensbeschouwing is het a priori van waaruit mensen de wereld kunnen benaderen en waarbinnen de wereld aan hen kan verschijnen.Levensbeschouwing gaat over van waaruit mensen denken. Ze bepalen hoe God, mens en wereld in beeld komen en hoe we ons tot die God, mens en wereld verhouden. Het is een referentiekader waarbinnen ons handelen, denken en spreken zich afspeelt. Het wordt doorgegeven via onze cultuur en socialisering. Het actief pluralisme wil aan de slag met levensbeschouwing als geheel van impliciete vooronderstellingen van waaruit mensen leven, handelen, spreken en denken. Het zoeken naar en het eventueel expliciteren van de vooronderstellingen van waaruit mensen leven, komt niet alleen de persoon in kwestie ten goede maar ook zodat mensen met verschillende a priori’s zinvol met elkaar in dialoog en gesprek willen treden. ⇨ kan mensen voor fanatisme behoede Wereldbeeld Het kan zinvol zijn om een onderscheid te maken tussen levensbeschouwing en wereldbeeld. → wereldbeeld: geheel van overtuigingen die mensen erop nahoudt over hoe de wereld in elkaar zit en tot stand is gekomen. Hierover bestaat een consensus. ° cognitieve en manipulatieve interesse Toch kunnen mensen met hetzelfde wereldbeeld er een andere levensbeschouwing op nahouden. Een rationeel wereldbeeld kan onderdeel uitmaken van een levensbeschouwing maar het is op zich geen levensbeschouwing. → levensbeschouwing: de onuitgesproken horizon waartegen een wereldbeeld kan verschijnen. ° zingevende interesse: proberen ervaringen van zin en zinloosheid te kaderen en een plaats te geven. 96 Examenbundel 3e Ba Zingeving en wetenschap De wetenschap kan de zinvraag niet beantwoorden. De mening over de rol van de wetenschappelijke kennis inzake de zingevingvraagstukken lopen sterk uiteen. We zijn er ons van bewust dar de wetenschap heel wat onbesproken laat. ⇨ ‘waarover men niet kan spreken, moet men zwijgen’ ° de wetenschappelijke manier van spreken is slechts 1 taalspel ° de betekenis van woorden, dingen en handelingen hangt af van de context waarin ze verschijnen (vb water) het (on)gelijk van Wittgenstein? Als de stelling geldt, moet men concluderen dat de vraag ‘Bestaat God?’ geen legitieme vraag is omdat het een wetenschappelijke vraag is die niet thuishoort in het religieuze taalspel. Voorstanders beweren dat wetenschap en godsdienst geen concurrenten zijn van elkaar want zij staan naast elkaar, ieder op zichzelf, zonder aanrakingspunten, zonder oog voor elkaar te hebben. Wetenschap en religie zijn 2 perspectieven op de werkelijkheid die elk hun eigen kracht en beperkingen hebben, waardoor hun reikwijdte wordt ingekaderd. → wetenschap: vragen tot het wat en hoe → religie: zingeving en moraal Er kan nog over het bestaan van God geargumenteerd worden. Atheïsten bouwen heel sterk op de bevindingen van de wetenschap om hun atheïsme te verantwoorden. Aanhangers van het creationisme en intelligent design gaan erg ver in de vermenging van geloof en wetenschap. Het bestaan van God moet de toets van het rationeel, wetenschappelijk denken kunnen doorstaan. Appendix: Zin ervaren, niet creëren Zingeving is moeilijk te manipuleren. Zin is iets dat we al dan niet ervaren en we kunnen die ervaring proberen te duiden met taal en beelden, maar we kunnen ze nooit creëren of reproduceren. Zin en geluk hebben we niet in onze macht. Wat ons in het verlangen naar zin raakt, ligt buiten ons als individu, maar niet noodzakelijk buiten onze leefwereld. Paradoxale situatie: iedereen ‘wil’ gelukkig zijn, maar eigenlijk kunnen we niet gelukkig ‘willen’ zijn. ⇨wie alle behoeften bevredigd heeft, is niet noodzakelijk gelukkig, en omgekeerd is een gelukkig mens niet noodzakelijk iemand die aan al zijn preferenties kan 97 Examenbundel 3e Ba tegemoet komen vb experience machine : mensen zijn niet geïnteresseerd in de ervaring op zich. We staan ook op de authenticiteit en het waarheidsgehalte van onze ervaringen Hoofdstuk 3 : Dimensies van levensbeschouwingen In de meeste religies vinden we 7 dimensies terug: à rituelen àdoctrines à mythen à emoties à morele waarden à sociale structuur à kunstvormen Mythe en rite Wat is een mythe? De mythe is een verhaal over een oertijd, een onbepaald verleden, waarin de goden en soortgelijken, handelingen stelden die een verklaring of interpretatie leveren van de situatie van de mens, van zijn gebruiken en instellingen, zijn driften en mogelijkheden en van de wereld waarin hij te leven heeft. De werkelijkheid is voor de mythische mens afhankelijk van de wil der goden en dit is niet alleen in haar oorsprong, maar op elk verder ogenblik. De mythe is verankerd in de samenleving, verbonden met rituelen en riten die het individuele en het groepsleven ordenen en structureren. De mythe is zelflegitimerend. De mythe vindt haar oorspong in hetzelfde onbepaalde verleden als de dingen waarover zij handelt. De oorsprong van de mythe is dus mythisch. Mythen zeggen wat er gezegd en gedaan moet worden in een cultuur, en omdat ze zelf behoren tot datgene wat er gezegd moet worden, legitimeren ze zichzelf. De mythe als schaduw van de rede Hoe groter de logos uitdeint, hoe meer ook de mythos aanzwelt. De logos is zeker een emancipatie uit de mythe, maar niet als zou de logos de mythos eens en voor altijd achter zich kunnen laten. De mythe begeleidt het denken als een schaduw. Deze schaduw wordt enerzijds ervaren als bedreigend, anderzijds als constitutief voor de logos. De bedreiging van de mythe: Barthes 98 Examenbundel 3e Ba Voor Roland Barthes doortrekt de bedreiging van de anonieme narrativiteit ook nu nog de menselijke werkelijkheid. De mythe verbergt de culturele mogelijkheid tot groei en verandering. Alles moet dus blijven wat het is. De constitutieve waarde van de mythe: Bettelheim Bettelheim benadert de mythe positiever en verheldert ontwikkelingspsychologisch de constitutieve waarde van de mythe of het verhaal voor het individu. Het vervult een belangrijke rol in de psychische gewaarwording van het kind. Wat is een ritueel? Wat een ritueel is moet niet gezocht worden in wat men doet maar in hoe men het doet. Onze intenties bepalen niet om wat voor soort handeling het gaat. De identiteit van rituele handelingen ligt vast onafhankelijk van onze intenties. Rituelen worden niet gedefinieerd door de bedoeling van de uitvoerders. Zij verkrijgen integendeel hun rituele identiteit doordat zijn normale relaties tussen intentie en handeling transformeren – een proces dat ritualization genoemd wordt. Net als een natuurlijke soort wordt het ritueel beschouwd als iets waarvan betekenis, aard of structuur vastligt onafhankelijk van onze bedoelingen. Er wordt echter niet gesteld dat intenties afwezig zijn in rituelen. Intenties hoeven niet aanwezig te zijn en als ze er zijn, dan bepalen zij de identiteit van het ritueel niet. Één soort intentie is echter altijd aanwezig: de intentie een ritueel te voeren. Rituelen hebben geen intrinsieke betekenis. Aan rituelen wordt soms een betekenis gegeven. Het gaat dan om een interpretatie die onze normale handelingen niet behoeven. à eerste gevolg De antropologie heeft het ritueel vaak opgevat met behulp van linguïstische Modellen. Het ritueel zou een vorm van communicatie zijn. Onjuiste visie! Communicatie is geen wezenlijk kenmerk. à tweede gevolg De belangrijkste vraag die men kan stellen niet ‘ Heeft het gewerkt? ‘ maar wel ‘ Have we done it right? ‘. De alomverspreide gedachte dat een ritueel zonder uitdrukkelijke intenties haast verwerpelijk is, berust op een modern, westers vooroordeel. Dit vooroordeel is vernietigend voor het ritueel als ritueel, want het ritueel wordt door dit soort opvattingen gedegradeerd tot een toevallig 99 Examenbundel 3e Ba communicatiemiddel. De autonomie en de polyinterpretabiliteit van het ritueel worden hierdoor miskend. De erkenning van het ritueel als onafhankelijk van onze intenties vormt de basis voor hun polyinterpretabiliteit en aldus ook voor de tolerantie tegenover diegenen die in het ritueel meer, minder of iets geheel anders zien dan wij. ð rituelen zijn niet maakbaar: slechts in beperkte mate corrigeerbaar De verhouding ritueel-­‐mythe Myth-­‐ritual theory : beide fenomenen gaan noodzakelijk samen. à zwakkere versie: aanvankelijk samen maar later eigen ontwikkelingslijnen à gangbare versie: voorrang aan de mythe of de doctrine. Het ritueel wordt dan louter gezien als een expressie of ‘performance’ van wat in de mythe geloofd wordt. Tegenstander: Ritueel is de sleutel tot de mythe of de leer. Doctrine of convictionele inhoud De meeste religies, en ruimer levensbeschouwingen, hebben een doctrine, een geloofsinhoud of een kern van gedeelde opvattingen. à religieuze mensen handelen vanuit een geloof à het geloof wordt niet begrepen zonder oog te hebben voor het religieuze leven waarin het ingebed is Niet religieuze levensbeschouwingen zijn soms individueel en het resultaat van een persoonlijke zoektocht. à kan samengesteld zijn uit elementen van gedeelde of collectieve levensbeschouwingen Zowel religieuze als niet religieuze krijgt vaak te maken met het verwijt dat hun geloofsinhoud een ideologische structuur heeft. (=indekken tegen elke vorm van kritiek) In religies is er vaak een geloofsbelijdenis dat echter naast een specificatie van de geloofsinhoud, ook een rituele functie heeft. 100 Examenbundel 3e Ba Voor de meeste religies doordringen natuur en bovennatuur elkaar. De natuur wordt gezien als een goddelijke schepping, de mens als een wezen met een bovennatuurlijke bestemming. Vanaf de moderne tijd wordt het steeds moeilijker om de interpenetratie van natuur en bovennatuur te denken. De wetenschap is in staat de natuur volledig immanent te begrijpen. Hierdoor wordt de bovennatuur begrepen als een subliem toevoegsel. Als de natuur geen bovennatuurlijke gerichtheid heeft en de bovennatuur niet intervenieert in de natuur, dan stelt zich spoedig de vraag wet het ene met het andere te maken heeft. God wordt enigszins overbodig. Aanvankelijk wilden filosofen in de Verlichting vooral de religie zuiveren van alle irrationele elementen = natural religion (aanhangers zijn deïsten). Heeft het begrip openbaring dan nog een plaats? De geloofsinhoud wordt in de openbaringsreligies ontleend aan een openbaring. Tevens wordt de geloofsinhoud ontleend aan de traditie. Emotionele en/of spirituele dimensie Drie tekstfragmenten Regel voor Monniken van Benedictus (6de eeuw): eenvoudige en ongecompliceerde religieuze beleving. Men vindt er wereldaanvaarding. Zijn spiritualiteit omvat het gehele menselijke leven: innerlijk (gebed en contemplatie) en uiterlijk (liturgie, handenarbeid en naastenliefde). Hadewijch (13de eeuw): De liefde tot God wordt in het model van de erotische liefde gedacht. De omgang met God is vertrouwelijk en intimistisch. De hele verhouding tot Christus verandert en daarmee ook het beeld van Christus. De verhouding transformeert in een intiemere relatie. Gaandeweg doet er zich een belangrijke verschuiving voor. De affectief-­‐mystieke beleving schuwt de uitwendigheid die in een ascetische-­‐rituele beleving nog belangrijk was en disciplineert louter de innerlijkheid. De innerlijke verlangens en gemoedsbewegingen vormen het object van de mystieke disciplinering. Geestelijke oefeningen van Ignatius van Loyola (16de eeuw): De wil van God komt men op het spoor door aandachtig de stroom van de eigen gemoedsbewegingen te volgen en te onderzoeken. Ignatius is gepreoccupeerd met zijn eigen plannen, gevoelens en gedachten. De expressie van de emotie lokt opnieuw een emotie uit. De spiritualiteit stelt zich steeds onafhankelijker op ten aanzien van de theologie en ook daardoor wordt een sentimentalisering in de hand gewerkt. Het sublieme als substituut voor de religieuze ervaring 101 Examenbundel 3e Ba Men introduceert een onderscheidt tussen het schone en het sublieme. Het schone is het lieflijke, het bekoorlijke, het decoratieve. De schoonheid is overzichtelijk en geometrisch harmonisch. Het sublieme is de overweldigende grootsheid, angstwekkende kracht, gruwelijke pracht. In het sublieme ervaart men heteronomie en onbegrensdheid. De intellectuele elite neemt vanaf de 18de eeuw steeds meer afstand van het kerkelijke leven en van de religieuze cultuur. Het sublieme is een uitgelezen notie om emoties in onder te brengen. Ethische dimensies Religies bevatten meestal een ethische of morele dimensie die oproept tot naastenliefde. De morele geboden en verboden worden vaak echter op dezelfde voet behandeld met amorele voorschiften. De intellectuele behoefte ontstaat om de onafhankelijkheid van de moraal ten opzichte van de religie te beargumenteren. Los daarvan wordt de motivationele kracht van de religie voor de moraal vaak onderkend. Sociale dimensies Levensbeschouwingen zijn afhankelijk van begrippen en symbolen. Een privé-­‐religie of een privé-­‐levensbeschouwing schijnt onmogelijk te zijn. Het historische doorgeven van een collectieve levensbeschouwelijke erfenis wordt traditie genoemd. Materiële en artistieke dimensie Het concept ‘heilige plaats’ wordt maar goed begrepen wanneer men aandacht heeft voor de beweging die de heilige plaats op gang brengt. à er gaat van heilige plaatsen een magnetische kracht uit à er is een collectieve drang om er op uit te trekken in de richting van een heilige plaats à het magnetisme heeft te maken met de fysische, materiële hoedanigheden van de plek in kwestie à heilige plaatsen zijn blijvende getuigen van de aanwezigheid van heilige of godgewijde mensen à opzoeken van fysische nabijheid van contiguïteit à reis naar de heilige plaats loopt langs een pad dat zelf heilig is à gaandeweg groeit het aantal reisgenoten met wie men zich verbonden kan weten à een onvertogen woord op een heilige plaats is altijd blasfemisch 102 Examenbundel 3e Ba à Is de idee zelf van een god met geologische voorkeuren wel in overeenstemming te brengen met een rationeel uitgezuiverd godsbeeld? à het heilige is niet het bovennatuurlijke maar datgene wat toegang verleent tot het bovennatuurlijke (= sluis) Enerzijds is men van mening dat heilige plaatsen tot een bijgelovig en middeleeuws verleden behoren, maar anderzijds kan men er niet aan voorbij toe te geven dat de hedendaagse toerist veelvuldig metamorfoseert in een oude pelgrim. De ambivalente houding van de verschillende religieuze tradities tegenover heilige plaatsen kan misschien nog het best als volgt verwoord worden. Op particuliere heilige plaatsen wordt het geloof gevierd dat God overal gekend aanbeden en gediend kan worden. Dat geloof kan daar beter gevierd worden dan elders. Hoofdstuk 4 : Kroniek van de westerse levensbeschouwing 1250 Mozes en de openbaring op de berg Sinaï In het oude Egypte deed zich een korte periode voor van monotheïsme. In elk geval moet de monolatrie (de aanbindding van één God) onderscheiden worden van monotheïsme (de erkenning van slechts één God). Afgodendiensten kunnen 2 vormen aannemen: beelden maken van een valse God of valse beelden maken van een ware God. 499 Dood van Socrates In de Oudheid had filosofie een andere betekenis dan nu. Filosofen leefden soms samen in scholen waar een levenswijze gevolgd werd die paste bij de desbetreffende stroming. Filosofie was leven vanuit het denken en denken vanuit het leven. Filosofie stond toen veel dichter bij wat nu levensbeschouwing genoemd wordt. Vandaag is de filosofie veeleer een academische discipline, een reflexief studievak dat zich met de verheldering van fundamentele begrippen bezighoudt. Hun sympathie voor deze of gene filosoof wijst op een intellectuele voorkeur en niet op een keuze voor een specifieke levenswijze. Socrates had heel wat van zijn leven besteed aan de redelijke zoektocht naar waarheid en aan het betrachten van de rechtvaardigheid. Hij bleef onvermoeibaar zoeken en vragen naar het wezen van het goede. Hij werd veroordeeld wegend jeugdbederf en vergrijpen tegen de staatsgodsdienst. 103 Examenbundel 3e Ba Naar eigen zeggen kan de rechtvaardige zich echter verwachten aan smaad en erger. De onrechtvaardige is in de wereld succesvoller, maar werelds succes is niet de maatstaf waarmee de rechtvaardige geluk afmeet. De rechtvaardige en de onrechtvaardige verstaan onder ‘geluk’ en ‘deugd’ iets totaal anders. Het type rationaliteit dat met de Griekse filosofen opstaat, heeft de westerse cultuur ten diepste getekend zowel in haar wetenschappelijke als in haar filosofische ambities. De westerse cultuurgeschiedenis is voor een belangrijk deel het resultaat van de wijze waarop de stromen die uit beide bronnen zijn ontstaan elkaar aantrekken en afstoten, zich met elkaar vermengen en verknopen. 0 Christus De berichtgeving over het leven van Jezus kwam na zijn dood tot stand en is vooral getekend door het oogmerk zijn leer te verkondigen. Zijn geboorte, dood en verrijzenis zijn belangrijk. In de islam is Jezus een profeet die de komst van Mohammed aankondigt. Binnen het jodendom wordt niet erkend dat Jezus de Messias was. 71 Het evangelie van Marcus, geboorte van het christendom Marcus gelooft in Christus als de zoon van God. Hij tracht in Rome een boek te schrijven dat handelt over een opstandige jood die op een lasterlijke manier stierf na veroordeling door een Romeinse landvoogd omdat hij zich profileerde als Koning der Joden. In 66 hadden de joden de Romeinen verdreven uit Jeruzalem. Maar in 70 wordt Jeruzalem terug ingenomen door Titus. 100 Natuur, heidense religie en kerstening Germaanse stammen hebben eerbied voor het woud. In de Oudheid werden aanvankelijk weinig heiligdommen gebouwd, omdat menselijke maaksels aangezien werden als een heiligschennis van de met de natuurkrachten verbonden godheden. Het christendom bleef dubbelzinnig in zijn houding ten aanzien van dit heidendom. Enerzijds werden tempels gesloopt en heilige eiken demonstratief door missionarissen omgehakt. Anderzijds werden heidense elementen vaak geïncorporeerd. (vb In Plouaret is de altaarsteen een oude menhir) 313 Edict van Milaan (= Constantijnse vrede) Het edict legaliseerde het christendom waartoe Constantijn zich reeds had bekeerd. Hij maakte Byzantium de hoofdstad, dat daarmee Constantinopel werd. In 394 104 Examenbundel 3e Ba verbood Theodosius de heidense rituelen en werd het christendom staatsgodsdienst. 498 Doop van Clovis Clovis was getrouwd met een Bourgondische prinses. Zij was al bekeerd tot het katholieke christendom. Zij was één van de drijfveren tot de bekering van Clovis. Bij de doop weerhield Clovis zich er niet van bij de bisschop te eisen dat hij hoofd van de Frankische kerk zou worden. Als drukkingmiddel gebruikte hij de dreiging zich anders tot het arianisme te laten dopen. 525 Stichting van de abdij van Monte Cassino 529 Sluiting van platoonse Academie in Athene door keizer Justinianus De belangrijkste instelling van het Griekse heidense denken sluit haar deuren . Bijna gelijktijdig wordt de abdij van Monte Cassino gesticht. De christelijke kloosters zullen van dan af een steeds groeiende rol vervullen in de conservering en de verspreiding van de christelijke en Grieks-­‐Romeinse erfenis. De abdijen van de benedictijnerorde behoorden tot de schaarse plaatsen van cultuur en geleerdheid in de Middeleeuwen. 622 Vlucht van Mohammed van Mekka naar Medina Toen Mohammed zijn hopeloze situatie in Mekka inzag besloot hij te emigreren naar Medina (stad des profeten). Mohammed wist de te Medina heersende stamveten op te lossen. In medina was hij niet alleen profeet, maar ook politieke leider van de gemeenschap. In Medina had Mohammed voornamelijk te maken met 3 groepen die hij met een groot politiek inzicht in een geordende samenleving wist bijeen te krijgen. 711 Islam op het Iberische schiereiland De berberse bevelhebber stak de straat van Gibraltar over. De islamisering slaagde alleen in het zuiden en het zuidwesten. 160 000 joden verlieten het Iberische schiereiland, evenals de laatste moren die niet bereid waren tot bekering. 909 Stichting van Cluny Een abdij werd gesticht in de vallei van de Grosne die onafhankelijk zou zijn van alle burgerlijke e kerkelijk gezag en slechts verantwoording verschuldigd was aan Rome. 105 Examenbundel 3e Ba De monniken legden zich vooral toe op het Opus Dei dat in Cluny zo sterk uitgroeide dat men haast de hele dag in de kerk doorbracht. De ‘revolutionaire ontheffing’ van de kloostergeloften voerden tot het verdwijnen van de orde. 1054 Oosters schisma Het Oosters schisma is de scheuring binnen de christelijke Kerk tussen de oosters-­‐
orthodoxe Kerken en de rooms-­‐katholieke Kerk. Dit is het eindresultaat van een voorafgaande eeuwenlange periode van vervreemding tussen de 2 Kerken. 1215 Stichting van de bedelorden De dominicanen zagen het als hun pastorale taak de rechtgelovigheid in deze stedelijke contexten te bewaken door prediking en door theologiestudie en onderwijs. De franciscanen of minderbroeders rechtten zich op de sociale problematiek en legden zich toe op armenzorg. 1243 Beleg van Montségur, katharenburcht Op de plaats van een eerder bouwwerk verrees een tweede burcht. Om het kasteel leefde een Katharengemeenschap. De burcht zou worden ingenomen en een bestand werd gesloten dat 15 dagen zou duren. In ruil voor de overgave van de kasteelheer zou zijn garnizoen worden gespaard. Alle katharen die zich niet bekeerden tot het katholieke geloof belandden op de enorme brandstapel. 1270 Einde van de kruistochten De kalief Omar maakte zich meester van Jeruzalem. Hij beval de destructie van de kerken van Jeruzalem. De muzelmannen en de byzantijnse christenen sloten een akkoord over de wederopbouw van die kerken. De paus deed een oproep tot een kruistocht. Het volksleger werd volledig vernield. 1348 Pogrom van Brussel Het woord pogrom wordt gebruikt voor gewelddadige aanvallen op bepaalde etnische of religieuze groepen, die vooral worden gekarakteriseerd door de vernietiging van hun omgeving. Vaak gaan pogroms vergezeld met fysiek geweld tegen, en zelfs moord op, een bevolkingsgroep met de bedoeling om die groep te 106 Examenbundel 3e Ba intimideren en zodoende te verdrijven of te dwingen zich te assimileren aan de omgeving. In de strikte zin is een pogrom anti joods volksgericht. Veel West-­‐
Europese joden vluchtten zo naar Polen. Soms vond de overheid de pogroms een goede uitlaatklep voor het volk, omdat de aandacht van de slechte economische toestand afgeleid werd. 1486 De waardigheid van de mens Het humanisme stelt de waardigheid van de mens en de morele capaciteit van de rede centraal. Het middeleeuwse nederige mensbeeld waarbij de mens enkel moest knielen en zich onderwerpen aan God en de kerkelijke orde wordt voorzichtig in vraag gesteld en geleidelijk vervangen door de autonome, zoekende mens die onderzoekt, denkt en zich wil ontwikkelen. De mens staat op, wil zijn plaats in de wereld kennen en het universum bestuderen. 1492 Ontdekking van de nieuwe wereld De ontdekking van de nieuwe wereld door Columbus. Macht, hebzucht en missioneringdrang domineren vaak de omgang met oorspronkelijke bewoners. De ontdekte landstreken geven slechts geleidelijk hun natuurgeheimen prijs aan de westerse wetenschappelijk blik. 1517 Thesen van Luther Luther stelde 95 stellingen op waarin hij allerlei misstanden in de kerk aan de kaak stelde. Hij stuurde aan op een interne reformatie. Toen hij geen reactie kreeg, ging hij over tot verspreiding. De stellingen werden vertaald en gedrukt. Ze zorgden voor opschudding en uiteindelijk voor een revolutie. De aanleiding van Luthers rebelse theologie is te vinden in een persoonlijke geloofscrisis. De biecht en de sacramentele praktijken van de kerk waren niet meer bij machte hem van zijn schuldgevoelens te bevrijden. De lectuur bracht bevrijding: de rechtvaardige zal door het geloof leven. Er is dus geen nood aan aflaten, sacramenten, bemiddelende priesters, relieken en bedevaarten. Alleen het geloof redt. Alleen de bijbel is bron van openbaring en gezag. Andere reformatoren volgden in zijn spoor. Bij Calvijn speelt het vraagstuk van de predestinatie een belangrijke rol. De anglicaanse kerk ontstond door een weigering van een ontbinding van een huwelijk. Binnen de protestantse beweging verkregen de leken meer macht en werden democratische organisatiestructuren gehanteerd.
1541 Jezuïeten naar het verre Oosten 107 Examenbundel 3e Ba Missionarissen kwamen terecht in een verdeeld Japan waar voor het eerst pogingen tot unificatie gedaan werden. Wanneer de christelijke missie enigszins succesvol werd, werd ze genadeloos vervolgd. Alle buitenlanders werd de toegang tot Japan ontzegd. Pas halverwege de 19de eeuw gingen de poorten van Japan open voor het Westen. Missionarissen moesten grote eerbied aan de dag leggen voor de Japanse cultuur en moesten zich inspannen om die cultuur te begrijpen. Zo verwierven omgekeerd de jezuïeten ook het respect van menig oosterling. 1633 Proces tegen Galileo Galilei Copernicus veronderstelde dat de aarde niet het middelpunt van het heelal was, maar rond de zon draaide. Kepler en Galilei hebben het Copernicaanse wereldbeeld op basis van empirisch materiaal onderbouwd. De Kerk veroordeelde de leer en Gililei mocht de theorie niet verder verspreiden. De moderne wetenschap is geboren en is sindsdien uitgegroeid tot een belangrijke en erg bepalende verworvenheid van de westerse geschiedenis. De sleutel van het succes was gelegen in de ontwikkeling van de wetenschappelijke methode, een nieuwe vorm van verklaren en de ontwikkeling van de techniek. De nieuwe methode combineert de mathematische deductieve methode met het experiment dat georganiseerd wordt vanuit een bepaald theoretisch voorwerp. De waarom vragen werden systematisch vervangen door hoe vragen. Dit resulteert in een gemechaniseerd wereldbeeld. 1755 Aardbeving van Lissabon De aardbeving betekende het einde van de theodicee (het vrijspreken van God voor al het kwade in de wereld). Deze wereld is niet ‘de beste van alle mogelijke werelden’. 1775 Anquetil Perron vertaalt hindoeïstische teksten Hij maakte vertaling naar het Frans van heilige teksten van het hindoeïsme. Als schrijver en filosoof bekampte hij onder zijn tijdgenoten wijdverbreide idee dat de Indische beschaving inferieur zou zijn aan de Europese. 1776 Onafhankelijkheidsverklaring VSA Er wordt een levensbeschouwelijk individualisme mee uitgedrukt dat de Amerikaanse samenleving tekent. Zelfontplooiing en de zoektocht naar een eigen geluksweg door het leven gingen impliciet deel uitmaken van de levensbeschouwing van velen. 108 Examenbundel 3e Ba 1783 Was heisst Auflärung? Van I. Kant Verlichting wordt in de openingslijnen gedefinieerd als de emancipatie van de mensen uit de onmondigheid. Onmondig zijn diegenen die hun eigen verstand niet kunnen gebruiken zonder de leiding van iemand anders. Mensen hebben die onmondigheid vooral aan zichzelf te wijten, want ze beschikken over toereikende verstandelijke vermogens. Zij zijn onmondig door een gebrek aan moed en vastbeslotenheid. Verlichting is dus een zaak van moed om de ketenen van traditie, gewoonte, sociale druk van zich af te werpen en zelf te denken. 1789 Franse revolutie In de 18de eeuw ontstond in Frankrijk een rijke burgerstand die qua maatschappelijke status benadeeld was ten aanzien van de adel. Voor de kleine burgerij echter daalde de levensstandaard. Er heerste een kritische geest waarvan de eenvoudige leuzen – vrijheid en gelijkheid – doordrongen tot het volk. Er volgden boeropstanden. De Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen werd afgekondigd. Er werd besloten tot de inbeslagname van alle kerkelijke goederen. Dit moest dienen om de staatsschuld te dekken. Zo werden de goederen vrijgegeven voor verkoop. Dit bracht een omwenteling in de bezitsverhoudingen teweeg. Het koningschap werd afgeschaft. Een nieuwe kalender werd ingevoerd en een Eredienst van de Rede werd ingesteld. Voor critici is de revolutie en typevoorbeeld van de maakbare samenleving. De revolutionairen meenden alle door de traditie gevormde symbolen, instellingen en maatschappelijke structuren te kunnen afschaffen en alles te kunnen heropbouwen volgens verlichte, redelijke principes. De reflectie op de revolutie vormde dan ook de geboorte van het conservatisme als politiek-­‐filosofische theorie. 1859 Publicatie Origin of Species van Charles Darwin Vanuit evolutionair perspectief verschijnt de mens niet langer als het gewilde en bedoelde hoogtepunt van de schepping, maar als een diersoort zoals een andere geleidt door blinde mechanismen zoals genetische variatie en natuurlijke selectie. De evolutietheorie verplaatst de vraagstelling inzake het ontstaan en bestaan van de mens van de waarom vraag naar de hoe vraag. 1962 Tweede Vaticaans Concilie 109 Examenbundel 3e Ba De modernisering moest de kerk aanpassen aan de wereld zoals die na het einde van de tweede wereldoorlog verscheen. Het resultaat was een pastorale heroriëntering. Het respect voor andere godsdiensten nam toe en het exclusivisme werd afgezworen. 1989 Val van de Berlijnse muur Met de val van de Berlijnse muur eindigt niet alleen de koude oorlog en de splitsing van Europa in 2 delen, maar verdwijnt tevens het communisme als ideologisch, politiek en economische systeem. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de kaart van Europa opnieuw grondig hertekend is. Toegepast op het levensbeschouwelijke en op de evolutie van het denken over pluralisme en tolerantie, zien we een gelijkaardige evolutie. Er is een passief pluralisme bij de vrede van Augsburg. Deze geeft godsdienstvrijheid aan de koningen en hun grondgebied, niet aan de individuele burgers. Over globalisering worden 2 posities ingenomen. Enerzijds is er de positie die het einde van de geschiedenis afkondigt, er vanuit gaande dat het neoliberale westerse model definitief het pleit heeft gewonnen en de grote verhalen voorgoed zijn uitverteld. Anderzijds is er de positie die de doorslaggevende rol van de culturele onderstromen in elke samenleving beklemtoont en waarschuwt voor een gevaarlijke ‘clash of civilizations’. Hoofdstuk 5 : Inleiding tot het jodendom Inleiding: Aftasten van een definitie Het concept jood is moeilijk te definiëren. Hot jodendom is voor veel mensen natuurlijk verbonden aan een religieus systeem dat terug gaat op de Hebreeuwse bijben. Maar de joodse identiteit kan daartoe niet herleid worden. Het jood zijn heeft bovendien een geladen betekenis. De joodse identiteit heeft dikwijls een negatieve connotatie en er circuleren heel wat vooroordelen. Jood zijn heeft echter niets te maken met een ras. Wie is Jood?: jood is het kind van een joodse moeder of iemand die zich tot het jodendom bekeert. De klemtoon op de afstemming via de moeder kan te maken hebben met het feit dat het bloed in het jodendom het symbool is van het leven en het kind het bloed van de moeder krijgt. Bekering is vandaag minder belangrijk geworden maar speelt een heel belangrijke rol in de verspreiding van het jodendom. Naast de religieuze verbondenheid is er ook een historische lotsverbondenheid tussen de joden. Ze delen een gemeenschappelijke geschiedenis en gedeelde ervaringen. Dit schept een gevoel van identificatie en samenhorigheid. 110 Examenbundel 3e Ba In de 2de helft van de 20ste eeuw is er nog een belangrijk element voor joodse identificatie bijgekomen, namelijk de band die mensen hebben met de nieuwe staat Israël. Sartre maakt een onderscheid tussen ‘mensen die jood willen zijn’ en ‘diegenen waarvan anderen zeggen dat ze jood zijn’. Er zijn mensen die de joodse identiteit aanvaarden, maar er zijn ook mensen die tegen wil en dank door niet-­‐joden als jood bestempeld worden. Jood is diegene die zichzelf jood noemt, zich zo definieert en bereid is er de gevolgen van te dragen. Het jodendom als orthopraxie Het jodendom behoort tot het type van godsdienst dat meer aandacht schenkt aan het concrete bestaan en de organisatie van het leven hier op aarde. De nadruk ligt dan ook minder op orthodoxie (het aanvaarden van/geloven in de juiste leer), maar eerder op orthopraxie (het stellen van de juiste handelingen). Naast de orthopraxie bevat de joodse leer natuurlijk ook een metafysische dimensie. Krachtlijnen in der Hebreeuwse bijbel De verzameling van teksten wordt in het jodendom Tenach genoemd, naar de beginletters van de grootste samenstellende delen van de joodse kanon: Tora, Nevie’um, Ketoeviem. Het bevat enkele krachtlijnen die als blijvende impuls door het jodendom functioneren: het monotheïsme en de Messiaanse verwachting. à Het monotheïsme is een universeel en abstract monotheïsme. à De Hebreeuwse bijbel spreekt ook over een bepaalde toekomstverwachting: ooit wordt het beter. ‘Vanuit het aardse paradijs is de mens doorheen het dal van de geschiedenis opnieuw op weg naar het paradijs’. Met deze gedachte houdt de idee van de Messias verband. Het is een bevrijder van de angst van de dood. De Messias moet de angst voor de ander wegnemen, de vrede herstellen in deze wereldtijd. De joden leven nog steeds in een Messiaanse verwachting. Het verschil tussen het jodendom en het christendom wordt duidelijk in de verschillende houding ten aanzien van de heilige tempel die in 70 na Christus door de Romeinen werd vernietigd. Voor de christenen is een heropbouw geen prioriteit: 111 Examenbundel 3e Ba voor hen is de tempel een tempel in de hemel. In het jodendom streeft men naar herstel van de tempel op het einde der tijden. De principes van Maimonides Het judaïsme is als religieus systeem niet bijzonder monopolistisch en tolereert uiteenlopende reacties op God, zolang bepaalde fundamentele principes maar in achter worden genomen. Het meeste gezag kregen 13 korte geloofsartikels samengevat door Maimonides. Enkele begrippen uit de joodse mystiek Het Hebreeuwse woord Qabbala wordt vandaag algemeen gebruikt om de joodse mystiek en de esoterische tradities van het jodendom aan te geven. In de talmoedische tijd echter betekende het woord traditie. Het verwees naar de teksten van de Hebreeuwse bijbel zonder enige esoterische of mystieke bijklank. Het woord krijgt zijn esoterische inhoud slechts in de middeleeuwen. De mystiek omschrijft doorgaans een denkrichting of een geestelijke opgang die de mens leidt naar een direct contact of zelf een intiem één-­‐zijn met God. De mystiek groeit uit een verlangen om de beperktheden van tijd en ruimte te doorbreken en de communicatie met het goddelijke te verwezenlijken. Zo beschreven kan mystiek onverenigbaar lijken met het jodendom. Sommige menen dan ook de profetische godsdiensten te moeten plaatsen tegenover de eerder mystieke godsdiensten. De bijbelse scheppingsgedachte lijkt een scherp onderscheid te maken tussen de Schepper en de schepping. Het bestaan van profeten, uitverkoren en gestuurd door God, sluit ogenschijnlijk de mogelijkheid uit voor andere mensen om God te ontmoeten. Bovendien bestaan in het rabbijnse jodendom een strikt geloof in de Ene God, Schepper van de Wereld, die zich openbaarde aan Zijn uitverkoren volk door de gave van de Tora, waarvan de inhoud voor een groot deel uit individuele en collectieve gedragsregels bestaat. Het traditionele jodendom waarborgt zo het heil van het individu, het welzijn van de natie en het verwezenlijken van Gods glorierijke plannen voor de gehele Schepping. De Qabbalah is esoterisch omdat zij diep verborgen materie behandelt die essentieel is voor de mens, de wereld en God. Soms wordt ze zelfs theosofisch: geladen met symbolische en metaforische beschrijvingen van de mysteriën rond het verborgen leven van God in Zijn relatie tot dat van de mens en de hele schepping. Joodse diaspora Ooit leefde de meerderheid van de joden in Europa maar dat is om allerlei historische redenen niet meer het geval. Typisch voor de joodse aanwezigheid in de 112 Examenbundel 3e Ba wereld is de diaspora. Deze verstrooiing begon bij de eerste verwoesting van de Tempel. Het idee van de natie werd dan niet langer direct met een bepaald gebied verbonden. Het Asjkenazische jodendom In het middeleeuws-­‐Hebreeuws werd Duitsland met de naam Asjkenaz aangeduid. Verdrijvingen en vervolgingen konden aan het joodse leven in Duitsland geen einde maken, maar de economische en culturele toestand werd tussen de 9de en de 13de eeuw steeds slechter. De joden die eerst in de steden leefden vluchtten weg naar kleinere plaatsen. (ook Polen) Kenmerkend voor jet Asjkenazische jodendom en zijn cultuur was onder meer het gebruik van het Jiddisj als volkstaal. Het asjkenzasische jodendom was vooral gericht op doorgezette studie van de specifieke joodse teksten. In Oekraïne vond er een opstand plaats die gericht was om het lokale jodendom uit te roeien. Een gevolg hiervan is een geleidelijke westwaartse volksverplaatsing aanvankelijk naar Duitsland en op den duur ook naar nieuwe centra in West-­‐Europa. In de 19de eeuw woont room de helft van alle joden in Polen. In de 2de helft van de 19de eeuw ontstaat er een nieuwe stroom naar West-­‐Europa en ook naar de VS. Het sefardische jodendom Vanaf het einde van de 8ste eeuw werd Sfarad, de gebruikelijke Hebreeuwse naam voor het Iberisch schiereiland. Het zijn de afstammelingen van joden die in Spanje en Portugal leefden voor het verbanningsedict van 1462. Het moslim-­‐tijdperk in Spanje lag aan de basis van de ‘Gouden Eeuw’ van het Spaanse jodendom. De joden deelden algemene stabiliteit, welvaart en culturele bloei van de 10 de tot de 12de eeuw. In minder dan een kwarteeuw zouden bloeiende gemeenten totaal verwoest worden. Overal hadden duizenden de massale doop tot het christendom aanvaard om aan de dood te ontsnappen. Het einde van het Spaanse jodendom was nabij. Honderdduizenden joden trokken weg naar Noord-­‐Afrika, Italië en het Turkse Rijk. De meeste gingen echter naar Portugal. Maar ook in 1497 waren alle joden verplicht zich te laten dopen of te vluchten. Velen onder hun trokken in de 16de en de 17de eeuw naar meer verdraagzame streken (vb de Verenigde Provinciën). Het joodse jaar Het gangbare, werkelijke jaar bestaat in de joodse kalender ook uit dagen, weken, maanden en jaren. Bij hen begint en eindigt de dag echter bij valavond. De week telt 7 dagen die beginnen op zondag. Het jodendom heeft geen specifieke namen voor de weekdagen. Alleen de zaterdag heeft een eigen naam: sabbat. Het is de wekelijkse en heilige rustdag. Het is een dag met werkverbod. Het is een 113 Examenbundel 3e Ba gelegenheid om gezinsactiviteiten in te richten en om intieme familiemomenten in te bouwen. Het joodse jaar is in de eerste plaats een maanjaar. Een maanjaar telt 354 dagen maar aangezien de joodse feesten ook een agrarische dimensie kregen en steeds in hetzelfde jaargetijde moeten vallen, was een zongebonden aanpassing van het maanjaar noodzakelijk. Dit gebeurde door in iedere periode van 19 jaar zeven keer een extra maand in te lassen. In de joodse kalender worden de jaren geteld vanaf de schepping van de eerste mens, op basis van bijbelse becijferingen. (5752-­‐
3760=1992) Het conflict tussen christendom en jodendom Aan het begin van onze tijdrekening ontstaat er een soort van levensbeschouwelijk vacuüm. Men verlangt vooral een metafysische, abstracte en tegelijk ethische godsdienst. Het jodendom is abstract (een enige onzichtbare god) en ethisch (10 geboden), maar het rabbijnse jodendom houdt zich vast aan de orthopraxie inclusief de besnijdenis. Het christendom biedt eigenlijk hetzelfde evenwel zonder de strenge toetredingseisen van het jodendom. Waarom zijn dan niet alle joden christenen geworden? Er is een didactische reden. De overblijvende joden bewijzen de waarheid van de bijbelse geschiedenis. Ze illustreren de verhalen uit de bijbel. Er is ook een morele reden. Het toont wat er gebeurt met mensen die oren hebben maar niet willen horen. Mensen die Christus kennen maar niet willen volgen moeten een ondergeschikte rol vervullen als straf. Het christendom incarneerde het goede, het jodendom het kwade. De joden heeft men bewaard om het manicheïstische zwart-­‐wit denken te handhaven. De joden zijn dan ook beladen met alle zonden van Israël. Joden werden met duivels geassocieerd, ze hadden een bijzondere geur, ze waren verantwoordelijk voor de pest, … De jood is de zondebok van iedereen. Tot slot Het jodendom heeft zijn wortels in het oude Israël, waarbij de grootste invloed is uitgeoefend door de hebreeuwse bijbel, met name de eerste 5 boeken. Er heeft een groei plaatsgevonden, er zijn interpretaties en commentaren geschreven en er is natuurlijk ook onvermijdelijk beïnvloeding van buitenaf. Zowel interne als externe factoren kunnen hierbij een rol spelen. Wat de eerste betreft moet op de joodse filosofie en mystiek gewezen worden die binnen het jodendom een eigen dynamiek hebben ontwikkeld. Als externe factoren hebben onder meer vreemde culturen waarmee het jodendom in aanraking kwam en de vele vervolgingen waaraan het bloot stond het jodendom en het jood-­‐zijn diepgaand beïnvloed. 114 Examenbundel 3e Ba Hoofdstuk 6 : Het vroege christendom in relatie tot het antieke jodendom De diversiteit van het judaïsme ten tijde van Jezus We volgen de historische ontwikkelingen in het judaïsme voor onze tijdrekening. De politieke situatie in het Nabije Oosten is hierbij van belang. Joodse denkers kwamen ook in contact met de Perzische en de Griekse religieuze en filosofische traditie, daarna ook met het Romeinse Imperium. Dit zal gevolgen hebben voor de opvattingen over de geschiedenis, het einde der tijden en het wezen, de historisch-­‐
religieuze rol van de Messias en op het wezen van de mens en op het hiernamaals. De joden hebben vrijwel de hele Oudheid onder de overheersing van één van de opeenvolgende antieke grootmachten geleefd. In 722 VC hadden de Assyriërs het noordelijke rijk Israël veroverd. Het Zuidelijke rijk bleef onafhankelijk. De Babyloniërs hadden in 6de eeuw VC het Zuidelijke rijk Juda veroverd en de Tempel verwoest. Het jaar 586 VC kreeg een symbolische betekenis als het begin van de ‘Babylonische ballingschap’. De Perzen veroverden in de 2de helft van de 6de eeuw het hele Nabije Oosten en stelden daarbij een einde aan de Babylonische overheersing. De Perzische koning Cyrus ‘de Grote’ stelde ook een einde aan de Israëlisch-­‐Joodse ballingschap en liet toe dat de Tempel herbouwd werd. De joden zien de Perzische koning als een instrument om de geschiedenis verder te sturen: om de joden te verlossen en een nieuwe kans te geven. Als instrument Gods en als verlosser krijgt Cyrus de titel van Messias. Cyrus was een niet-­‐jood maar hij kan de titel krijgen van Messias (= gezalfde) 2 elementen zijn belangrijk voor de evolutie van het Messias-­‐begrip. à de soteriologische invulling van het Messias-­‐begrip: De Messias biedt verlossing à een relatief universalisme: De geboden verlossing wordt bereikt doordat God een niet-­‐jood als instrument hanteert maar de verlossing blijft beperkt tot het joodse volk als ‘doelgroep’. ð eerste stap in de richting van het christelijke Messias-­‐begrip Het oorspronkelijke Messias-­‐begrip sloeg op de zalving van priesters, koningen en van profeten die vaak als een spreekbuis van God worden voorgesteld. Ook de visioenen van een Rijk Gods van vrede, voorspoed en rechtvaardigheid voor de joden wordt geduid als een toekomst die bewerkstelligd zal worden door Jahwe via een uitverkoren gezant. De invloed van de Perzische godsdienst 115 Examenbundel 3e Ba Het Mazdeïsme leerde een moreel dualisme: de wereld en de wereldgeschiedenis zijn het strijdtoneel van 2 aan elkaar tegengestelde goddelijke krachten en hun aanhang. Deze tegenstelling deelt de hele kosmos in 2. Zo dient ook de mens een keuze te maken tussen de waarheid of de leugen. Een van de belangrijkste aspecten zijn het geloof in een einde der tijden en in een opstanding der lichamen. Op het einde der tijden zal een kosmische eindstrijd gevoerd worden tussen de krachten van het goede en die van het kwade. De bozen zullen vernietigd worden in een vuur dat de rechtvaardigen juist zuivert. In deze eindtijden zullen ook de lichamen van alle gestorvenen verrijzen zodat wie ook in de loop van de geschiedenis een keuze gemaakt heeft voor het goede of voor het kwade aan dit laatste oordeel onderworpen zal worden. Het vroegste jodendom had een monistische opvatting van de mens (er was geen scheiding van lichaam en ziel). In de onderwereld (Sheol) verblijven schimmen maar deze schimmen hebben geen existentie. Zij zijn de ontkenning van elk aspect van leven. Er is geen enkel gedacht van loon of straf in de onderwereld. Loon en straf worden door God zelf uitgedeeld onmiddellijk door de betrokkene zelf te belonen of te bestraffen. Er is nooit individuele retributie na de dood. De invloed van de Griekse cultuur Deze is vooral zeer sterk geworden door de veroveringen van Alexander de Grote. De Griekse cultuur, kunst, wetenschap en filosofie worden de dominante culturele factoren voor het hele Midden-­‐Oosten. In het Egyptische Alexandrië leefde een belangrijke joodse gemeenschap die in de 3de eeuw zo sterk vergriekst was dat ze niet meer in staat en/of bereid was om de Hebreeuwse Bijbel te lezen en een Griekse vertaling creëerde. Hierin komt het dualisme voor: tussen een sterfelijk, materieel lichaam en een onsterfelijke, immateriële ziel. Men ziet de invloeden van het Mazdeïsme en het Hellenisme vooral terug in de apokriefen. De geesteswereld zoals Jezus en de eerste christenen die kennen: engelen en duivels, visioenen over hemel en hel, einde van de wereld, diverse verlossingsfiguren. Jezus en de apostelen Belangrijke breukdatum van 70 NC, het jaar waarin de Tempel vernietigd werd en het Judaïsme versplinterd geraakte. à Sadduceeën: Vertegenwoordigden de priesters en belichaamden de opvattingen en belangen van de traditionele en religieus-­‐sociale bovenlaag onder de joden, elite van de Tempel. Geen dualisme en geen einde van de wereld. à Farizeeën: Eliten van de synagoge. Bijbel is een centraal gegeven. Voorstanders van Messias, dualisme, einde van de wereld. (Jezus en de apostelen) 116 Examenbundel 3e Ba à Zeloten: militaire interpretatie: Messias is niet goddelijk maar militair die Romeinen laat verdwijnen uit Palestina. à Baptisten: Voorstander einde der tijden door goddelijk figuur. De bijdrage van de mens is bekeren en dopen. à Essenen: Combinatie van Zeloten en Baptisten. Zijn beïnvloedt door de Perzen. Zij leven in afzondering tot de eindstrijd ( Romeinen + duivels ó joden + engelen ) Joods-­‐Christendom: continuïteit De sfeer in Palestina in de eerste eeuw van onze tijdrekening was getekend door spanningen en contestatie van zowel de Romeinse overheid als van de joodse Tempel-­‐elite. Anderzijds kon men figuren als Philo die een consensus met de Griekse cultuur nastreefde en de Saducceeën die een consensus met het Romeinse Imperium nastreefden, zien als stabiliserende tendensen. Maar gemeenschappelijk aan al de contesterende groeperingen was dat hun verwachtingen met betrekking tot een Messias-­‐figuur een reële verandering van de hele kosmos of van de politiek-­‐
militaire positie van het joodse volk of van de religieus-­‐morele ingesteldheid van dat volk inhield. Bij groeperingen die een concrete voorspelling van het einde van de wereld of een zeer dramatische verandering van die wereld aanhangen, ziet men soms het falen van deze voorspelling, het niet ingelost worden van de verwachtingen, niet altijd leidt tot het uiteenvallen van die groepering maar vaak tot een aanpassing van de verwachtingen, een nieuwe interpretatie van de voorspellingen en zelfs tot een hernieuwd prediken van deze aangepaste verwachtingen. De mate van engagement van de leden van de groepering is hiervoor een belangrijke factor. Men weigert te aanvaarden dat het geloof op een vergissing is gebaseerd. Men heft de verwachting op door een aanpassing van de originele verwachtingen. Dit laatste kan gebeuren door de verwachting door te schuiven naar een latere datum. Vb. Jezus is niet echt gestorven, hij is verrezen; en zijn lijden en dood waren van in het begin bedoeld als uitboeting van de zonden van de joden of van alle mensen. De evangeliën bevatten omtrent een heiden-­‐zending door Jezus zelf tegenstrijdige uitspraken. De fractie die overtuigd was van de noodzaak van een heiden-­‐missie, was dan weer intern verdeeld over de vraag of heidenen volledig Jood moesten worden door zich ook te laten besnijden. In de Grieks-­‐Romeinse wereld voelden sommige mensen zich aangetrokken tot bepaalde, maar niet tot alle aspecten van het judaïsme. Het is bij deze heidenen die zich volledig of gedeeltelijk tot het jodendom bekeerd hadden, dat het christendom 117 Examenbundel 3e Ba de eerste verdere contacten legde. De versie van het christendom die de dominante variant zal worden, heft heel wat van de joodse voorschriften op maar er zijn dus ook strekkingen die geen breuk wilden zien tussen de joodse tradities en het christendom. Een aantal groeperingen bleven het christendom als het jodendom zien en men noemde het daarom het joden-­‐christendom. Marcion: radicale afwijzing Marcion wordt vaak in verband gebracht met het gnostische christendom. Dit is een mythe over het ontstaan van de goden en de wereld, over de essentie van de mens en over de manier waarop de mens verlossing kan bereiken uit zijn huidige conditie. De wereld is geschapen door een boosaardige of op zijn minst onwetende god of beter een wezen dat zichzelf als god beschouwt maar die in werkelijkheid slechts
een bastaard is vergeleken met de ware goden. De goddelijke wereld stuurt een boodschapper (Jezus) om kennis, Gnosis, van deze situatie te verspreiden en de mensen de weg te tonen naar de verlossing uit de boosaardige, materiële wereld, om te ontsnappen aan de greep van de slechte god die haar geschapen heeft en beheerst. Marcion zag onoverbrugbare verschillen tussen de God en de godsdienst van het Oude Testament en de God en de godsdienst van het Nieuwe Testament. Jahwe was voor hem de god van de haat, van de oorlog. De God die Jezus predikte was een totaal andere God: van de liefde, van de vrede. Het Oude en het Nieuwe Testament spreken dus over 2 totaal verschillende goden. Het judaïsme en het christendom hebben eigenlijk niets met elkaar te maken: het zijn 2 losse, zelfs tegenstrijdige systemen, 2 stadia in het denken over God en over de mensen, over moraal en over de essentie van godsdienst. ð Vooruitgangsgedachte: men breekt met de religieuze tradities Mainstream christendom: synthese tussen overname en antagonisme De eerste volgelingen van Jezus waren joden, maar reeds in de jaren 50 en 60 zijn er strekkingen die het christendom zien als een nieuwe godsdienst die zich los dient te maken van heel wat aspecten van het judaïsme. In toenemende mate wordt het christendom verspreid door niet-­‐joden ten overstaan van niet-­‐joden. Er wordt bewezen dat het christendom de ware religie is omdat het de oudste is. Het christendom was immers de ware voortzetter van het judaïsme. (‘het christendom komt van God en niets is ouder dan God want Hij is de Schepper van Al.’) 118 Examenbundel 3e Ba Daartegenover kon het christendom stellen dat er door Christus geen sprake meer was van heiden of jood. Het christendom was uitdrukkelijk een religie zonder etnische banden. Maar het christendom bleef de joodse Bijbel, in christelijk perspectief: het Oude Testament gebruiken en wou aantonen dat Jezus de Messias was waarnaar het hele Oude Testament vooruitwijst. De Kerk moest de plaats innemen van de Tempel en de Synagoge. Het christendom was gekomen om het judaïsme te vervangen. Gewelddadige conflicten tussen joden en christenen Tot 64 zijn de vervolgingen waarmee de christenen af te rekenen krijgen het gevolg van vijandelijkheid bij de joden. In 64 krijgen we dan de eerste vervolging die uitgaan van de Romeinse overheid. Na de vele conflicten tussen joden en heidenen in de eerste en de tweede eeuw na Christus bleef het in de derde en de vierde eeuw rustig op dit vlak. Qua vervolgingen waren het de christenen die algemene vervolgingen van staatswege dienden te ondergaan. De conflicten tussen de joden en de christenen zullen echter weer opflakkeren naar het einde van de 4de eeuw wanneer de nu christelijke keizers een intolerante religieuze politiek in de steigers zullen zetten. Er zijn echter geen keizerlijke wettelijke of militair-­‐politionele maatregelen genomen tegen de joden en er zijn ook weinig gevallen bekend van geweldpleging van de christelijke bevolking tegen joden in deze periode. Kort historische overzicht van de verhouding van de katholieke kerk tot de oecumene voor Vaticanum II Inleiding: Tot 20e eeuw: Vaticaan afwijzend tov Protestanten om toenadering tussen christelijke kerken te stimuleren. Benedictus XV: geen deelname aan Faith & Order bijeenkomst (1919), omdat eenheid volgens Rooms-­‐katholieke kerk doelde op de terugkeer naar de ene ware kerk. Wetboek voor kerkelijk recht gepubliceerd è katholieken verboden om publieke contacten te hebben met niet-­‐katholieken (tenzij met goedkeuring vd Heilige Stoel). Pius XI: 1e internationale bijeenkomst Faith & Order in Lausanne (1927). Encycliek Mortalium animos è deelname aan oecumenische beweging verboden door katholieken, dit zou tot onverschilligheid leiden. Bijdrage tot oecumenische relaties tussen de kerken. Wereldraad van Kerken: werd opgericht in 1948. 119 Examenbundel 3e Ba Pius XII: instructie Ecclesia Catholica è streven naar eenheid enkel nuttig voor protestanten. (deze moesten de eenheid met de stoel van Petrus nog ontdekken) Oecumenische beweging werd geleid door Heilige Geest en het is een bron van vreugde voor de kinderen vd ware kerk. Inzet van individuele katholieken voor de eenheid: Mechelse gesprekken tussen Anglicanen en Rooms-­‐katholieken. Er was wel wederzijds respect en openheid. Motto: “united but not absorbed.” Groupe des Dombes = 1e bijeenkomst van Protestantse en Katholieke theologen in trappistenabdij van Les Dombes. Het zelfverstaan v.d. katholieke kerk: Lumen Gentium Lumen Gentium è vervolg aan dogmatische constitutie vd kerk vh 1 e Vaticaanconsilie Handelt over gezag van de paus. Kerkleer besteedt aandacht aan kerk als geheel. Eerst spreken over volk van God als geheel. (godsvolk is subject van de kerk en niet de gewijde bedienaars!) Belangrijke categorieën in dit volk: gewijde bedienaars en leken. Hoofdstuk III: hiërarchie bisschoppen (vergeten tijdens Vaticanum I) – priesters – diakens. Hfdst 1: De katholieke kerk had een oecumenische positie: “mysterie van de kerk” è zelfverstaan vd katholieke kerk geschreven in oecumenische openheid. Definitie van kerk zou voor alle christelijke kerken kunnen gelden. Paragr 1: Christus Paragr x: relatie kerk en drie-­‐ene God Paragr 8: “enige kerk van Christus” è bisschoppen bleven insisteren dat deze kerk van Christus identiek was aan de katholieke kerk (= Rooms-­‐katholieke kerk). Later: kerk van Christus ruimer dan katholieke kerk. Daarom werd est vervangen door subsistit in. Maar hierbuiten zijn meerdere bestanddelen (elementa plura) van heiliging en waarheid te vinden. è eigen gaven vd kerk van Christus: duwen in de richting van katholieke eenheid (unitatem catholicam) hoewel dit niet het einddoel is. Katholiek = verscheidenheid aan pluriforme gaven binnen de ene kerk van Christus. Hfdst 2: hele volk van God is geroepen om de zending van Christus voort te zetten. De verlosser had een 3voudige zending: koning, priester en profeet zijn. Paragr 13: universaliteit en katholiciteit vh éne Godsvolk zijn niet aan elkaar gelijk. Onder druk vd missiebisschoppen moet de kerk de waarden vd volkeren erkennen. De katholiciteit vd kerk bestaat uit de levensgemeenschap (communio) tussen haar constitutieve delen. 120 Examenbundel 3e Ba Relatie tussen de delen: -­‐ samenwerking tussen de volkeren (aantonen dat ze tot verschillende categorieën behoren) -­‐ = kerken hebben een eigen ritus en jurisdictie, maar erkennen toch gezag vd paus! è niet vijand van verscheidenheid, maar oorsprong en waarborg ervan Katholieke eenheid = eenheid in verscheidenheid vh volk van God. Ze hopen dat mensen met een andere godsdienst ooit tot het volk van God zullen behoren. Paragr 14: noodzakelijkheid vd kerk voor het heil. Aandacht gericht op katholieke gelovigen. Ook over geloofsleerlingen of catechumenen. Paragr 15: communio met niet-­‐katholieke christenen. Veranderde houding van kerk tov oecumene. Constitutie over kerk è wat christenen met katholieke kerk bindt. (oa. eerbied voor het Heilig Schrift, ijver voor het geloof, geloof in God de Vader en Christus als Zoon van God en verlosser en het doopsel) Erkenning vh belang vd oecumenische beweging. Concilievaders è defectus = ? onvolkomenheid | = ? afwezigheid | vh gewijde ambt Probleem: gewijzigde ambtsstructuur in deze kerken è niet meer als opvolgers van de apostelen beschouwd = probleem vd apostolische successie.(successie = opvolging) UR3: verschil tss orthodoxe kerken en christelijke gemeenschappen ih Westen. Vaststelling vh defect leidt tot niet-­‐erkenning vd ecclesialiteit vd meeste protestantse kerken en verbod op intercommunie è hinderpaal voor oecumenische dialoog met kerken. Hfdst 3: aantal overtuigingen over hiërarchie in katholieke kerk = problematisch voor andere christelijke kerken. Vernieuwend in reflecties over belang van collegialiteit onder de bisschoppen. De oecumenische visie vd katholieke kerk: Unitatis Redintegratio Decreet “over de katholieke deelneming aan de oecumenische beweging”. (3hfdst) Hfdst I: katholieke beginselen over deelneming aan de oecumenische beweging. (oecumenische beweging is door kerken uit de Reformatie opgestart) Overtuiging dat hiërarchische ordening vd kerk is wezenlijk voor het katholieke zelfverstaan. Benadrukt dat bisschop van Rome deel uitmaakt vh college van bisschoppen. Rol vd primaat vd kath kerk is Christus’ rol niet komen vervangen. Gebrek aan eenheid binnen de ene en enige kerk van God. Twisten en schisma’s tss kath kerken. UR 3: doopsel was heel belangrijk. Er bestaan elementen van de kerk van Christus buiten grenzen vd kath kerk. Vaak in de vorm van heilsmiddelen. “kerk” = afgescheiden kerken uit het oosten en kerken uit reformatie è bisschopsambt bewaard en erkennen sacramenten. 121 Examenbundel 3e Ba “kerkelijke gemeenschappen” = al de rest dat geen kerk is. Ene en enige kerk van Christus leeft voort in de kath kerk, maar eenheid is niet hetzelfde als uniformiteit. Hfdst II: praktijk vd oecumenische beweging. De kath kerk moet zich vernieuwen als geheel en wordt opgeroepen tot hervorming (reformatio) Ook wordt de bekering van individuele gelovigen besproken. (bekering ~ erkennen van eigen falen) Verplicht te bidden voor de eenheid van de kerk. Het conciliedocument beperkt zich tot enkele algemene principes: eucharistieviering is de symbolische viering van de gerealiseerde eenheid. (daarom is intercommunie verboden) Men beseft ook dat er een hiërarchie van waarheden bestaat. Hfdst III: kerken die van de apostolische stoel van Rome gescheiden zijn. èkerken vh oosten en kerken vh westen. Orthodoxe kerken en hun oecumenische relaties met de RKK Historiek van het orthodoxe schisma. 1054: missie naar Constantinopel om oplossing te vinden tss paus Leo IX en patriarch Michael I Cerularius. Leo wou dat Griekse kerken in Italië de Latijnse ritus volgde en de patriarch wou dat ook van de Latijnse kerken in Constantinopel. 1e legde excommunicatiebul tegen patriarch en de patriarch excommunieerde de legaten. Belangrijke momenten: - verdeling Oost en West Romeinse Keizerrijk - Keizerskroning Karel de Grote - Uiteengroeiende culturen - Spanningen rond patriarch Photius Na 1054: kruistochten! Filioque als theologisch twistpunt Doctrinele tegenstellingen die bijdragen tot schisma: hoogste autoriteit bij bisschop die voorgaat Hoofdstuk 8 : Het Christendom als Cultuurkritiek Stelling 1 Door een onderscheid te maken tussen dagelijkse en ultieme werkelijkheid oefenen alle religies een zekere kritiek uit op de cultuur van een samenleving. 122 Examenbundel 3e Ba Alle religies maken een onderscheid tussen een dagelijkse en een ultieme realiteit. Door dit onderscheid wordt de dagelijkse realiteit ‘in vraag’ gesteld en verliest ze een deel van haar vanzelfsprekendheid, van haar werkelijkheidswaarde. De religieuze mens wordt immers uitgenodigd om aandacht te hebben voor een andere, meer ‘ware’ werkelijkheid. Stelling 2 Deze cultuurkritiek neemt in wezen de vorm aan van een sacralisering en desacralisering. De moralisering is daarvan slechts een aspect. Een religie tracht een verbinding tot stand te brengen tussen de ultieme en dagelijkse realiteit opdat die dagelijkse realiteit getransformeerd en geheeld zou kunnen worden. De menselijke wereld moet zo geordend worden dat de relatie met de ultieme werkelijkheid erdoor bevorderd wordt. (vb. de 10 geboden: een verbond vormen) Een voorbeeld van sacralisering is bijvoorbeeld Madeline Mc Can : kinderen zijn heilig. Hoe kan je ze vermoorden (niet ethisch). Zwangere vrouwen mag je bijvoorbeeld ook niet doodschieten. Stelling 3 Het christendom is meer cultuurkritisch ingesteld dan andere religies omdat het een ‘binnenwerelds-­‐aschatologische’ religie is. Het classificeren van de religies wint aan scherpte als we de kosmische dimensie kruisen met de chronologische. Zo krijgen we 4 aspecten à buitenwerelds (= zinloos) mystiek (Islam: openbaring neergedaald) à buitenwerelds (= zinloos) eschatologisch à binnenwerelds (= zinvol) mystiek (Islam: openbaring neergedaald) à binnenwerelds (= zinvol) eschatologisch (Christendom: openbaring is gegroeid) Stelling 4 Wel is er in de loop van de geschiedenis van het christendom een spanning te merken tussen meer binnenwereldse en meer buitenwereldse stromingen. Verlichting was niet mogelijk zonder joodse geschiedenis. à buitenwerelds: spirituele geschiedenis à binnenwerelds: bevrijdingstheorie Stelling 5 123 Examenbundel 3e Ba Het vermogen om in feite cultuurkritisch op te treden wordt beperkt door de zwakte van het interne draagvlak en door de sterkte van externe weerstanden. Daarom treedt deze ‘radicale’ ideologie in feite dikwijls ‘reformistisch’ op. à interne draagvlak: vb de deskundigen (middelen) à externe weerstanden: verschillen van andere religies ó conformisme + de tijd moet rijp zijn Stelling 6 Deze cultuurkritiek geeft aanleiding tot culturele conflicten die soms hevig en zelfs gewelddadig zijn. Dit bleek al van bij de oorsprong. Stelling 7 Tegenwoordig zou het christendom verwikkeld zijn in een conflict met de ‘moderne cultuur’: een conflict tussen een niet-­‐rationele en niet-­‐individualistische cultuur en een rationele en individualistische cultuur. Vb: conflict tussen joods-­‐christelijke cultuur en moderne cultuur Stelling 8 Onder de moderniseringstheorieën verdient die van de culturele differentiëring de meeste aandacht. In onze samenleving hebben verschillende domeinen hun eigen autonome cultuur ontwikkeld waarin geen inbreng van de religieuze cultuur meer nodig is. Dit zou tot een privatisering en daarna ook tot een verzwakking van de religieuze beleving leiden. Moderniseringstheorie: volgens verschillende aspecten à rationalisering à marginalisering à differentiëring: (vb: de economie heeft een eigen logica, de wetenschap heeft een eigen logica) ° religie kan geen macht meer uitoefenen ° dit is in zekere mate correct: kan teruggevonden worden in de geschiedenis TEGEN: à religie in privé leven: zeer belangrijk à interferentie tussen culturele kringen en wetenschappelijke kringen vb. ethiek van stamcellenonderzoek 124 Examenbundel 3e Ba Dit wordt uitgevochten in de publieke ruimte en deze is groot. Religie kan dus deelnemen in het middenveld. à religie eist plaats op in publieke fora = veredelde belangengroep Stelling 9 Het hedendaagse cultuurconflict komt tot uiting in de moeizaamheid van de religieuze socialisatie. De traditionele socialisatoren (ouders, school) moeten nu de competitie aangaan met nieuwe socialisatoren. De invloed van de media en van de jeugdcultuur is toegenomen en deze is in de regel niet religievriendelijk. Cultuurkritiek in socialisatieproces: doorgeven van religieuze verworvenheden MOEILIJK ! omdat à meer storingen van verschillende socialisatoren vb. vroeger: schoolmeester, nu: media à bijkomenden zijn niet religie vriendelijk à jongeren zijn vatbaar voor nieuwe boodschappen à jeugdcultuur is conformistisch Stelling 10 Op moreel niveau krijgt de levensbeschouwelijke socialisatie af te rekenen met het hedonisme en met het (expressieve) individualisme. 2 stromingen: à hedonisme: ‘genot op korte termijn’ à expressief individualisme: eigen individu tot ontplooiing brengen Stelling 11 Op intellectueel niveau krijgt de levensbeschouwelijke socialisatie af te rekenen met het sceptische en soms nihilistische ‘postmodernisme’. Informatie verwerken: MOEILIJK ! want à te veel info : proberen ó opgeven, ‘het is niet de moeite’ Stelling 12 Niettemin vertoont de traditionele religieuze cultuur een zekere persistentie omdat ze een grotere consistentie en reikwijdte vertoont dan haar levensbeschouwelijke rivalen. Hoofdstuk 9 : Van mythe tot wetenschap 125 Examenbundel 3e Ba Aard en methode van de wetenschap Wetenschap steunt op de overtuiging dat achter de verscheidenheid van waargenomen verschijnselen een universele orde schuilgaat en dat de menselijke orde in staat is die orde te doorgronden. Wetenschap: à gebaseerd op zintuiglijke waarnemingen à rationele reflectie op waarnemingsgegeven De methode die de wetenschap hanteert bij het waarnemen van de verschijnselen en het formuleren van theorieën berust op de principes van de objectiviteit en universaliteit: à objectiviteit: interpretatie hangt niet af van de subjectieve overtuigingen of gevoelens, religieuze en morele overtuigingen worden uitgeschakeld, metafysische overtuigingen kunnen niet worden uitgeschakeld à universaliteit: wetenschappelijke theorieën maken aanspraak op absolute en algemene geldigheid. Voorwetenschappelijk tijdperk Het ontstaan van de wetenschap is het proces van de overgang van de mythos naar de logos, d.w.z. van het denken in termen van beelden en verhalen naar het denken volgens de rede. Die overgang werd pas mogelijk nadat het inzicht bestond dat de wereld met behulp van de rede kenbaar is. De wereld vertoont orde en verbanden. à rationeel onderzoeken, de gedachten discipline opleggen à typisch Grieks: wereld is een kosmos (= orde, mooi) ° niet evident (door onzekerheid) ° door grillen vaste patronen onthullen Opkomst wetenschap in Griekenland: Plato : 4de eeuw VC à van mythe naar rationeel denken à beschrijft het ontstaan van de wereld ° zit goed in elkaar, je kan de wereld begrijpen want beantwoordt aan de ‘volstrekt zijnden’ (vb 1+1=2) ° moet maker zijn geweest = schepper 126 Examenbundel 3e Ba ° bestaan van de wereld moet dan betekenen dat de schepper bestaat ( = causaliteitsprincipe !) ° bestaat uit een lichaam (= oerelementen, stabiel en in mathematische verhoudingen) en een ziel ( wereld is in staat te bewegen en gewaar worden => kennis voor nodig ) ° mengsel van mythos (= een verhaal van goden, helden, .. in alle culturen aanwezig, gaat aan de wetenschap vooraf) en logos (= structuur van de wereld, rationele wetenschappelijke manier van denken) ( voor verschillende scheppingsverhalen : zie cursus ) Ontstaan van de wetenschap Thales van Milete Het universele en onveranderlijke principe is water. à het is de originele toestand waaruit de wereld voortkwam, ooit was alles water à het is ook de permanente grondtoestand van de wereld, want alles is nog steeds een vorm van water. Opvatting van grote betekenis want : à zegt iets over de oorsprong van dingen ( wel nog mythische verhalen ) à doet geen beroep op beelden of fabels ( natuurwetenschapper ) à er wordt beweerd dat alles één is ( eerste Griekse filosoof ) Anaximander Het oerprincipe is het onbepaalde: alles komt hieruit voort. ð begrip van de primair tegengestelden (koud en warm, …) Anaximenes Alles komt voort uit lucht. Alle veranderingen die in de stof optreden kunnen herleid worden tot één basisproces: samendrukking ( => vloeistof => vast ) en uitzetting (=> ijle stof => vuur) Herakleitos De werkelijkheid is een synthese van de tegengestelden. De tegengestelden gaan in elkaar over. De wereld is dus een dynamisch proces, alles is in voortdurende verandering. De logos vertegenwoordigt de orde en de samenhang van de wereld. Parminedes 127 Examenbundel 3e Ba Er kan niets veranderen want het niets bestaat niet. Niets kan ontstaan want je kan niet uit het niets komen. Om te bewegen heb je een lege ruimte nodig. Een lege ruimte is niets dus deze bestaat ook niet. Je moet je waarnemen dus wantrouwen. Demokritos Hij heeft de eerste atoomtheorie verder uitgewerkt en bekendheid gegeven. Men kan de leer van Demokritos opvatten als kritiek op Parminedes. Hij benadrukt de veranderlijkheid. ‘Bewegen bestaat want ik zie het’. De materie bestaat uit massieve deeltjes die bewegen in een lege ruimte. De atomen zelf zijn ondeelbaar en veranderlijk. Verdere ontwikkeling van de wetenschap Socrates Hoe leef ik goed. => geen antwoord in de wetenschap. Dit brengt twijfel teweeg. Hij zocht een verband tussen wetenschap en ethiek. Pythagoras Hij zocht een rekenkundige structuur in de kosmos. Je kan alles herleiden tot getallen. (vb muziek = frequenties) Schoonheid heeft te maken met rekenkundige perfectie (vb muziek klinkt vals als de toon niet goed zit). MAAR dit zal leiden tot grote teleurstellingen want √2 is geen geheel getal, je kan dit niet exact weergeven. Hij schakelde over naar de meetkunde. Het volmaakte is harmonisch (vb cirkel=baan van de zon) Copernicus De hemellichamen draaien niet rond de aarde maar rond de zon in cirkels. Ceppler God heeft het heelal perfect gemaakt met mathematische structuur. Maar de hemellichamen draaien niet in cirkels maar in elliptische banen. ( = lelijke figuren want geen symmetrie ) De wetenschap is dus waarachtig. Newton Newton legde uit dat de vormen en bewegingen in het heelal noodzakelijk voortvloeien uit enkele fundamentele bewegingswetten en een universele gravitatiewet. Theorieën bevestigen met experimenten. 128 Examenbundel 3e Ba Maxwell Hij legt het verband tussen elektrische en magnetische verschijnselen. Deze beschrijven de wereld totaal: levend en levenloos. Einstein Hij hield zich bezig met de kwantumfysica en de relativiteitstheorie. (= Griekse schoonheid) Darwin Laat zien dat de evolutie van levende wezens uit 2 bepalende factoren bestaat: spontane variatie en natuurlijke selectie. Actuele discussies Creationisme Sommige christenen nemen het scheppingverhaal van Genesis 1 zeer letterlijk. De Bijbel is het woord van God en God vergist zich niet dus alles is waar. Zo zeggen ze dat de aarde niet ouder kan zijn dan 6000 jaar. Maar dit is in strijd met de wetenschappelijke ondervindingen dat de aarde 14 miljard jaar oud is. Het creationisme steunt op een verkeerde lezing van een mythische tekst. Het wordt geïnterpreteerd als een wetenschappelijke tekst in plaats van als een scheppingsmythe met een religieuze betekenis. Intelligent Design Zij wijzen op de complexiteit van het leven en op de merkwaardige, op elkaar afgestemde waarden van een aantal natuurconstanten. Het leven moet het resultaat zijn van een ontwerp en dus van een intelligente maker = God. Het ID steunt op 2 kenmerken: à onherleidbare complexiteit van levende wezens: vb het oog, intelligentie bezwaren tegen ID: ° intelligentie is een capaciteit van de menselijke geest ° we verklaren niets ° de wereld vertoont niet alleen orde maar ook veel tekorten, defecten en wanorde à finetuning van natuurconstanten: het heelal moet aan strikte voorwaarden voldoen om het ontstaan aan het leven te kunnen geven. 129 Examenbundel 3e Ba ð niet in strijd met waarnemingsgegeven God, de wereld en de mens Wat weet een wetenschapper en wat gelooft een gelovige ? à wetenschapper = waarheid à gelovige : ° betekenis dat we bestaan, werk voortzetten, … ° het is goed maar nog niet goed genoegµ ° zelf scheppingswerk voortzetten ( door solidariteit, … ) ð betekenis religie: goedheid van de dingen ð God is bestemming: totale goedheid Hoofdstuk 10 : De verklarende kracht van het dynamische wereldbeeld Wereldbeeld en levensbeschouwing zij geen synoniem van elkaar maar staan ook niet los van elkaar. Het wereldbeeld is immers de beschrijving die we maken van de werkelijkheid waarin we leven en die we waarnemen. Die werkelijkheid is het kader waarbinnen een levensbeschouwing moet passen. Op zoek naar een verklaringsmodel Men ging reeds vroeg op zoek naar wetmatigheden en verklaringsmodellen voor deze vaststellingen. Met wetmatigheden zijn er zekerheden. Objectieve waarnemingen en het herkennen van wetmatigheden zijn de basisstappen voor wetenschappelijk denken en weten. Een volgende stap naar beter begrijpen ontstaat wanneer men niet alleen de wetmatigheid zelf herkent, maar ook een inzicht krijgt in de onderliggende oorzakelijke mechanismen. à naturalistisch à bovennatuurlijk ° niet materieel ° natuurwetenschap houdt er zich niet mee bezig Bovennatuurlijke verklaringen moeten steeds meer wijken voor wetenschappelijke wetmatigheden. Complexiteit van structuren en gedragingen van materie zijn gestoeld op relatief eenvoudige basisstructuren en basisprincipes. à structuur van materie: 3 elementaire deeltjes à gedragingen: 4 basisnatuurkrachten ð standaardmodel van de elementaire materie 130 Examenbundel 3e Ba Van statisch naar een dynamisch wereldbeeld Tot de 19de eeuw was het overheersende wereldbeeld statisch. Alles was zoals het geschapen was. (23/10/4004 VC) Deze statische visie werd ondersteund door het scheppingsverhaal. Tussen de 15de en de 19de eeuw werden nieuwe technologieën ontwikkeld. De wetenschap zelf werd ook dynamisch. We kwamen op basis van empirische waarnemingen tot nieuwe bevindingen. Zij legden de basis voor de moderne natuurwetenschap. Zij veranderden een statisch wereldbeeld, dat er was en waaraan niet veel veranderd kon worden, in een dynamisch wereldbeeld, dat werd gekenmerkt door voortdurende verandering en nieuwvorming. De ideeën over de dynamiek van het leven werd uitgebreid naar een vergelijkbare dynamiek van de dode materie en naar de ganse kosmos. ð wetenschappelijk scheppingsverhaal Het dynamische wereldbeeld heeft een enorme verklarende kracht. Het is uiteraard een materialistisch wereldbeeld, maar het vormt een consistent geheel met al de natuurwetten die men kent. Dit betekent ook dat alle observaties van de materiële wereld in dit kader begrepen kunnen worden. Indien dergelijke observaties daar niet in passen, dan dient het wereldbeeld verfijnt en aangepast, maar steeds met behoud van de verklaring die het bood voor alle andere observaties. De geschiedenis van het heelal en de aarde Ontstaan van het heelal De sterrenstelsels liggen op grote afstand van elkaar en zijn aan het uitdijen. Zo moet er ooit een moment geweest zijn waarop het nog slechts een dimensieloos punt was, de singulariteit: een oneindige hoeveelheid energie, samengepakt tot een oneindig klein punt onder een oneindige grote dichtheid en een oneindig hoge temperatuur. Er vond dan een enorme explosie plaats: Big Bang of Oerknal. Het heelal was nog klein en gevuld met energie. Er vormden zich snel materiedeeltjes. (E=mc²) Op minder dan 10 seconden was alle materie die nu in het heelal aanwezig is gevormd. Big Bang à waar: ? à wanneer: wel à oorzaak: wel Is er iets buiten het heelal? à niet waarneembaar à behoort niet tot onze werkelijkheid Geschiedenis van de aarde 131 Examenbundel 3e Ba De aarde ontstond ongeveer 5 miljard jaar geleden door een samenklontering van stofdeeltjes en botsingen van daaruit ontstane brokstukken die rond de pas ontstane zon cirkelen, ergens in het melkwegstelsel. De aardkorst bestaat uit losse platen die rusten op een meer vloeibare mantel. Deze platen migreren onder invloed van verschillende krachten: platentectoniek. Biologische evolutie Pre-­‐darwinisme, Darwinisme en neodarwinisme Pre-­‐darwinisme à 18de en 19de eeuw: evolutiegedachte begon vorm te krijgen à nog geen mechanisme bekend dat de evolutie kon verklaren Charles Darwin à mechanisme = natuurlijke selectie ° idee van veranderlijke wereld ° idee van gemeenschappelijke afkomst ° idee van multiplicatie van soorten ° idee van geleidelijke verandering ° idee van natuurlijke selectie Neodarwinisme à ontdekking en ontrafeling van DNA als drager van erfelijke informatie à biologische en moderne evolutietheorie ° binnen populaties bestaan er genetische verschillen ° sommige individuen bezitten combinaties van genen die ervoor zorgen dat hun fitness stijgt ° de frequentie van die genen in de populatie stijgt Het mechanisme van biologische evolutie Genetische variatie: à variatie is aanwezig in het genetisch materiaal van individuen in een populatie à variatie is het gevolg van mutaties en recombinatie tijdens aanmaak van geslachtscellen Natuurlijke selectie: à indien veranderingen in het genetisch materiaal leiden tot een gewijzigd kenmerk dat een voordeel biedt t.o.v. het oorspronkelijk kenmerk, dan zullen individuen die dit gewijzigd 132 Examenbundel 3e Ba kenmerk bezitten, zich sneller en met meer succes kunnen voortplanten en zo raakt het kenmerk verspreid in de populatie. à of een bepaald kenmerk een voordeel is of niet hangt sterk af van de omgeving à co-­‐evolutie: interacties tussen organismen zijn afhankelijk van elkaars kenmerken en natuurlijke selectie bij het ene organisme speelt dus in op de evoluerende kenmerken bij het andere organisme. Genetische drift: à door toevalligheden kan het zijn dat individuen met een neutraal kenmerk juist wel of juist niet aan voortplanting kunnen deelnemen (groot belang in kleine populaties) Complexiteit, toeval en beperkingen Toeval of design: à argument tegen Darwinisme: onbegrip over de mogelijkheid dat louter en alleen door het toevallige proces van mutatie en recombinatie een complexe structuur plotseling vorm zou krijgen = niet-­‐reduceerbare complexiteit à evolutie werkt met kleine opeenvolgende evoluties die een klein selectief voordeel bieden ð door accumulatie: complexer geheel Onvolkomenheden en doelgerichtheid: à de bestaande toestand kan een aantal beperkingen met zich mee brengen waardoor nieuwe kenmerken begrensd zijn in hun mogelijke variatie vb door interne concurrentie met andere kenmerken De stamboom van het leven Macro-­‐evolutie = op langere schaal zijn er grote en zeer verschillende groepen organismen ontstaan Men kan de evolutieve geschiedenis van groepen achterhalen. Vb onderzoeken van missing links. Het is niet zo lang geleden dat groepen zijn beginnen divergeren vanuit een gemeenschappelijke voorouder. 133 Examenbundel 3e Ba Darwiniaanse evolutie gaat niet gepaard met rechtlijnige overgangen maar een voortdurende vertakking van bestaande groepen Enkel bij uitgestorven soorten kan men spreken van een afgebroken of beëindigde evolutie. Ontstaan van het leven à spontaan uit eenvoudige moleculen à proto-­‐cellen à complexer => echte cellen à nog beperkt maar wel al goede hypothesen De lange weg van bacterie tot mens Meest primitieve vormen zijn eenvoudige bacteriën. à 1-­‐celligen à meercelligen à complexer à ORGANISATIE à weefsels à organen Darwinisme en de mens Evolutie van de mens: à meest recente voorouder: 6 miljoen jaar geleden in Afrika à geleidelijk aan: bipedale gang en grotere hersenen De eigenheid van de mens: taal en denkvermogen: à taal: mond en keel zijn anders gebouwd dan andere mensapen à zelfbewustzijn: geen uniek kenmerk De menselijke natuur en cultuur: à cultuur laat variatie toe binnen de grenzen die door de biologie, de evolutieve voorgeschiedenis, zijn afgebakend à fenomeen van natuurlijke selectie ook toepasbaar op cultuur à risico van te vervallen in determinisme: ervan uitgaan dat alles vastligt in de genen à sociaal darwinisme: verkeerde voorstelling ! : het is tegen de natuurlijke evolutie in om te proberen zwakkere groepen te helpen Natuurwetenschap en religie Vaak leeft het beeld dat natuurwetenschap en religie voortdurend in conflict zijn met elkaar. Dit is niet noodzakelijk het geval. Waar de religie actief is op het vlak van de zingeving of de moraliteit, bestrijkt ze duidelijk een ander gebied dan de natuurwetenschap en praten beiden dus over andere dingen. Wanneer de religie zich uitspreekt over de aard van de werkelijkheid en de wijze waarop die tot stand is gekomen, dan ontstaat er wel een confrontatie. 134 Examenbundel 3e Ba Voor een natuurwetenschapper is het meestal wel moeilijker om in het bestaan van een personele god te geloven die een plan heeft met elke individuele mens of de mensheid als geheel, of een god die interfereert in de werkelijkheid al dan niet op aanvraag of na tussenkomst van tussenpersonen. Waarom zijn de fysische constanten zo op elkaar afgestemd? Anthropisch principe: deze waarden kunnen eventueel anders zijn maar in een universum waar dat het geval is bestaan wij eenvoudigweg niet dus dan wordt het ook niet waargenomen. Natuurwetenschap valt buiten religie maar religie kan wel natuurwetenschappelijk onderzocht worden. Het dynamische wereldbeeld en levensbeschouwing Wetenschappelijk scheppingsverhaal: à universaliteit à wetenschappelijke methode à uitsluitende bestaansreden ervan om de samenhang en ontstaan van alles wat bestaat te kennen en te verklaren Het verschaft een wetenschappelijk gefundeerd dynamisch wereldbeeld, maar biedt in principe geen oplossing voor de vele subjectieve vragen die de mens zich stelt aangaande zijn eigen individuele bestaan noch voor de mens die op zoek is naar een gedragsweg voor de ethische, maatschappelijke en socio-­‐economische problemen. Hoofdstuk 11 : Wetenschappen versus religie Inleiding Een wetenschap gaat uit van feitelijke vaststellingen, theorieën en experimenten, die leiden tot een rationele verklaring via wetmatigheden die het ontstaan, bestaan, samenhang en dynamiek van alles wat bestaat trachten te verklaren. Kenmerken: à universaliteit: aanvaard door wetenschappers over de gehele wereld, onafhankelijk van herkomst, ras of bevolkingsgroep à de uitsluitende bestaansreden er van om het ontstaan, de samenhang en het gedrag van alles wat bestaat te kennen en te verklaren: verklaring voor het bestaan maar geen verklaring voor het oplossen van zo vele subjectieve vragen en wensen à de wetenschappelijk methode: onderdelen worden systematisch verbeterd, aangevuld, 135 Examenbundel 3e Ba of vervangen wanneer de vooruitgang van de wetenschappen dit aanwijst. Statisch versus dynamisch wereldbeeld Het statische wereldbeeld Griekse filosofen worstelden met het probleem van de vergankelijkheid van het leven. Ze stelden de zintuiglijke ervaringen gelijk met een illusie en beschouwden alleen wat onveranderlijk en eeuwig is als werkelijkheid. Ze stellen dat de wereld bestaat ui onveranderlijke, universele of ideale blauwdrukken die wij slechts als veranderlijke verschijnselen met onze zintuigen waarnemen. Deze visie heeft een grote invloed gehad op het denken van de mens en ligt waarschijnlijk ook aan de basis van de Joods-­‐Christelijke levensbeschouwing. Zowel het oosterse als het westerse denken werden vanaf de vroegste tijden gekenmerkt door het zoeken naar ideale voorbeelden, onveranderlijke zekerheden en eeuwige waarheden. Deze werden verwerkt in verhalen, legenden en mythen die wanneer zij in een religie verwerkt werden het kenmerk ‘heilig’ verwierven. Een typisch aspect van een statisch wereldbeeld is dat er mede verbonden heilige teksten in de loop van de geschiedenis van de religies steeds weer gelezen en herlezen, besproken, geanalyseerd en becommentarieerd werden maar in principe niet konden of mochten veranderen. Het dynamisch wereldbeeld Het dynamisch wereldbeeld kreeg zijn eerste doorbraak in de 19de eeuw toen evolutiebiologen de basis legden voor wat nu wellicht de grootste intellectuele revolutie werd die de mensheid ooit heeft gekend. Dit veranderde het tot dan algemeen geldende vooral statisch wereldbeeld. Een dynamisch wereldbeeld wordt gekenmerkt door voortdurende verandering en nieuwvorming. Verandering werd onverbrekelijk verbonden met alles wat bestaat. Er bestaat geen enkele andere theorie die nog maar enigszins met die van het dynamische wereldbeeld kan wedijveren. Wel stelt men een conflict vast met de godsdienstige scheppingsverhalen. Er is in het dynamisch wereldbeeld geen plaats voor het bovennatuurlijke. Wetenschap en religie: 2 verschillende werelden Met de stijgende wetenschappelijke kennis ontstond het probleem dat het godsdienstig scheppingsverhaal niet alleen vreemd maar ook onbegrijpelijk en inhoudelijk vaak in strijd met de natuurwetenschappen blijken te zijn. Wetenschap en religie zijn 2 totaal verschillende werelden met elk een eigen ‘waarheid’ en een eigen denken, weten en handelen. 136 Examenbundel 3e Ba Wetenschap versus geloof (of religie) Wetenschap en geloof moeten versmelten tot 1 geheel Pater Jezuiet, wetenschapper en filosoof Pierre Teilhard de Chardin heeft dit proberen te verwezenlijken. Zijn leven en werk: à priester en wetenschapper à wenst de sterk ontwikkelde wetenschappen een plaats te geven in het kader van zijn diepe religieuze overtuiging Zijn theorie: Hij toont zich zeer enthousiast over de verklarende kracht van een dynamisch evolutieve visie. Hij vervangt wel het darwinisme en de er mede gepaard gaande terminologie door een heel stel van zelf uitgevonden mechanismen, nieuwe woorden en begrippen De reacties op het werk: Er is heden ten dage praktisch geen enkele wetenschapper noch theoloog meer die zich nog met zijn ideeën bezighoud. Teilhard en de moderne natuurwetenschap: Hij probeerde zowel natuurwetenschap als religie met elkaar in overeenstemming te brengen. Enkele aspecten die de grenzen van het wetenschappelijke overschrijden: à Ontwikkeling is slechts mogelijk dank zij een soort inwendige kracht of inwendige neiging die de ontwikkeling drijft naar hogere of complexere structuren. Daaraan werd dan meestal ook nog gekoppeld dat deze drijvende kracht een welbepaald doel voor ogen had. Men spreekt in dit verband van een levenskracht of ‘vis vitalis’ en van doelgerichtheid. à Doorheen zijn hele werk is een wetenschappelijk onverantwoord beeld aanwezig dat er een doelbewuste en rechtlijnige evolutie is recht naar de mens toe. Wetenschap moet aan het geloof worden aangepast Een historische benadering à van Darwin tot de eerste wereldoorlog 137 Examenbundel 3e Ba Met het ontstaan van het darwinisme ontstond tegelijk de weerstand ertegen. H. Spencer legde de basis voor het sociaal-­‐darwinisme dat ‘de strijd om het bestaan’ een eigen interpretatie geeft door te stellen dat de maatschappij hiernaar moet handelen door de ‘wet van de sterkste zijn gang te laten gaan’. à van het einde van de 1ste wereldoorlog tot het einde van de jaren 60 De opgang van de natuurwetenschappen en meer bepaald de evolutietheorie veroorzaakte een antireactie bij de zogenaamde jonge-­‐aarde fundamentalisten. In 1918 wordt in de USA de ‘World’s Christian Fundamental Association’ opgericht met de basisstelling: God openbaart zijn tegenwoordigheid door buitengewone daden en ook het openbaar onderwijs moet hiermee rekening houden. Het gevolg was dat in het begin van de jaren 20 in een aantal staten in de USA wetten werden gestemd die het onderwijzen van evolutie verboden. Dit leidde tot het Scopesproces of apenproces doordat een leraar die wet zeer bewust had overtreden. Scopes werd veroordeeld en de anti-­‐evolutiewetten bleven bestaan. Deze toestand duurde tot 1968 toen Susan Epperson de verordening bij het hoog gerechtshof aanvocht. Het verbod van het aanleren van evolutie was sedertdien ongrondwettelijk. Tegelijk hiermede werd gesteld dat het creationisme behoort tot religie en niet tot natuurwetenschappen. à van het einde van de jaren 60 tot het begin van de jaren 90 Het creationisme reageerde maar moest de grondwet respecteren die het creationisme had verbannen tot biologielessen. De tegenzet was het oprichten van creatiewetenschappen die het creationisme een wetenschappelijk allure moesten geven. In 1972 ontstond het eerste instituut voor ‘creation research’. Een tijdschrift leverde een bijdrage tot het verwerpen van de evolutiegedachte of het bevestigen van de letterlijke interpretatie van het Bijbelse scheppingsverhaal. Vanaf de jaren 70 ontstond de ‘gelijke-­‐tijdregel’ voor evolutietheorie en bijbels scheppingsverhaal in de openbare scholen verplicht maakten. Dit leidde tot een Scopes 2 proces en betekende het einde van de creatiewetenschappen. à van het begin van de jaren 90 tot heden Het verbod op het geven van lessen over evolutie zowel als de gelijketijdregel waren ongrondwettelijk verklaard. Het creationisme moest het hierdoor over een andere boeg gooien. Dit leidde tot het Intelligent Design. Dit stelde dat natuurlijke mechanismen niet volstaan om de complexiteit van levende wezens te doen ontstaan. Er moet bijgevolg een ‘intelligent ontwerper’ werkzaam zijn. Op 18 oktober 2004 nam de schoolraad van de stad Dover de beslissing om ID in te voeren in de lessen over biologie als alternatief voor de evolutietheorie van Darwin. Als reactie klaagden een groep ouders de school aan wegens schending het eerste amendement van de grondwet. 138 Examenbundel 3e Ba à wat nu? Creationisme en ID waren lange tijd een hoofdzakelijk USA gebeuren zij het met steeds de nodige echo’s in Europa. Waarom creationisme en ID niet thuis horen in natuurwetenschappelijk onderwijs en onderzoek à voorbeelden in cursus ( enkel punt 6 en 8 uitgebreid gezien in de les ) Het geloof moet aangepast worden een de wetenschap Heilige teksten kunnen hun waarde behouden mits een symbolische interpretering. Religies staan volledig buiten wetenschappen en kunnen geen aanspraak maken om er geldige uitspraken over te doen en omgekeerd staan wetenschappen volledig buiten religie en kunnen zij geen aanspraak maken om er geldige uitspraken over te doen Het zijn 2 totaal verschillende werelden met elk hun eigen denken, weten en handelen. Zij kunnen wel in 1 persoon verenigd zijn. Hoofdstuk 12 : religie en onze hersenen Hoe werken de hersenen en hoe kunnen onze hersenen gestuurd worden? We hebben onze huidige hersenen omdat ze de meest aangepaste versie van hersenen zijn aan de huidige omstandigheden. Dit betekent niet dat het niet verkeerd kan gaan, verkeerd werkende hersenen zijn van essentieel belang om hersenevolutie verder te laten verlopen. Hersenen bestaan uit een enorme hoeveelheid hersenconnecties. Deze verbindingen zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van onze hersenen. Hersencellen communiceren door elektrische prikkels door te geven aan elkaar. De hersenen zijn geen star computersysteem mest veste elektrische leidingen, maar een dynamisch geheel dat zich constant aanpast aan veranderde omgeving. De aanpassing van de hersenen aan veranderde input uit de omgeving wordt neoroplasticiteit genoemd. De afwezigheid van de juiste prikkels kan leiden tot uitvallingsverschijnselen maar ook tot overactiviteit. Verschillende hersencellen verwerken verschillende informatie. Alle hersencellen die ongeveer gelijkaardige informatie verwerken komen gegroepeerd voor in de hersenen. De hersenen zijn zo modulair opgebouwd. Het bewustzijn is dus een som 139 Examenbundel 3e Ba van micro bewustzijnen. Heel veel hersenfuncties die we met onze hersenen genereren zijn het gevolg van netwerkactiviteit. Voor een aantal hersenaandoeningen wordt hersenstimulatie al gebruikt.We kunnen proberen om het gebrek aan informatie op te vangen door zelf informatie aan te bieden. Dit gebeurd door magnetische of elektrische hersenstimulatie. Om de plaats op te sporen waar de informatie verkeerd loopt worden allerhande hersenscanners gebruikt. Deze beeldvormingstechnieken worden steeds krachtiger, verfijnder en complexer waardoor veel gedetailleerdere informatie bekomen kan worden van waar exact nu juist iets veranderd in de hersenen en op welk moment. Deze scan kan ingelezen worden in een neuronavigatiesysteem. Afhankelijk van de stimulatieparameters kan het effect op de onderliggende hersencellen verschillen. ð tot waar kunnen we gaan? Ethiek! Hersenen en religie Hoe kunnen we millenialange geschiedenis van religiositeit verklaren aan de hand van hersenonderzoek? Hersenen ontstaan op een darwinistische manier en werken op een darwinistische manier. Darwin toonde aan dat natuurlijke selectie gecombineerd met seksuele selectie de hersenen uit chaos kon creëren. Religie kan slechts tot ontwikkeling komen in de hersenen indien daar een darwinistische verklaring kan voor gegeven worden. Bestaat er zoiets als een god-­‐gen? Studies uitgevoerd bij identieke tweelingen die gescheiden van elkaar werden opgevoed tonen aan dat individuele verschillen inzake geloof voor de helft genetisch bepaald zijn. à religie als evolutionair voordeel: vroeger leefde de mens in kleine families die elkaar bestreden, de grootste en de sterkste clan overleefde. Indien er door een toevallige mutatie een of andere clan een moreel gen ontwikkelde, kon deze groep groter worden. daar het moreel gen hen niet toeliet met anderen te vechten. Deze grotere groep kon wel de omgevende clans bevechten en overwinnen waardoor het morele gen zich verder kon verspreiden. Op dezelfde manier kan in een latere fase religie ontstaan met een God als externe rechter zodat nog grotere groepen mensen kunnen 140 Examenbundel 3e Ba samenleven. (polytheïsme: goden worden tegen elkaar opgezet ó monotheïsme: verantwoording verschuldigd aan dezelfde God) à religie als bijproduct van een evolutionair voordeel: religie als bijproduct van een orgasme want het orgasme heeft een duidelijk evolutionair voordeel: het stimuleert paargedragen dus de verspreiding van de genen. Zowel het orgasme als het religieus gevoel zijn intense zelf-­‐transcenderende gevoelens. Waar wordt in de hersenen het godsgevoel opgewekt? Als eerste hypothese wordt de temporale of slaapkwab naar voren geschoven. Studies van temporale kwab epilepsie, godsgevoel inducerende magnetische stimulaties, scanner onderzoeken en andere neurologische onderzoeken tonen aan dat de godmodule zich mogelijk in de slaapkwab bevindt. à eerste argument: Ter hoogte van de linker temporale slaapkwab bevindt zich het taal-­‐ centrum, in de rechter temporale slaapkwab het besef van eigen identiteit. Ze communiceren met elkaar via synchronisatie. Bij een desynchronisatie voelt de linker temporale slaapkwab de rcehterzijde aan als een afzonderlijke identiteit, niet meer als een eigen identiteit. Dit wordt vertaald als de aanwezigheid van God. (wordt gezien bij mensen met temporale kwab epilepsie) à tweede argument: Patiënten met een temporale kwab persoonlijkheid worden vergeleken met een controlegroep. Bij de controlegroep veroorzaakte de seksueel getinte en gruwelfoto’s het meeste emotionele effect. Bij patiënten met een temporale kwabsyndroom die lijden aan hypperreligiositeit werd voornamelijk bij de religieuze symbolen emotionele activiteit gemeten. à derde argument: Helm gecreëerd met heel zwakke magnetische velden die gecentreerd zijn ter hoogte van de slaapkwabben. Dit zou bij meer dan 80 % van de mensen een religieus gevoel opwekken. (word kritiek op gegeven) à vierde argument: scanneronderzoek waarbij schizofrene patiënten met godsdienstwaan een spectscan ondergaan. Tijdens de godsdienstwanen wordt een temporale en frontale hyperactiviteit aangetoond. 141 Examenbundel 3e Ba Als tweede hypothese zou de godsmodule eveneens frontaal kunnen gelokaliseerd zijn. à eerste argument: spectscan onderzoek bij mediterende boeddhisten en biddende franciscaanse nonnen OPMERKING: het zelfbewustzijn en het godsbewustzijn zouden vlak naast elkaar liggen in de rechter frontale kwab. + het godsbesef lijkt een cognitieve functie zonder duidelijk emotionele component Kunnen we het godsbesef chirurgisch verwijderen uit de hersenen? Ingrijpen bij epilepsiepatiënten wijst erop dat de epilepsie verdwijnt maar de hyperreligiositeit blijft. à eerste verklaring: godsmodule bevindt zich niet in de temporale kwab maar in het achterste deel van de temporaalkwab die niet aan de ingreep onderworpen wordt. OPMERKING: bij vermindering van deze rechter frontale functies treedt er een duidelijke verandering op in het religieus besef. Indien deze zich rechts frontaal bevindt, kan dit worden nagegaan met een scan. De zone kan tijdelijk onderdrukt worden door middel van transcraniële magnetische
stimulatie. Zo kan het godsbesef enkele seconden worden uitgeschakeld. Er treedt een duidelijke verminderde reactie ten overstaan van religieuze beelden. Dit suggereert dat de rechts frontale zone misschien wel betrokken is bij een religieus gevoel maar niet exclusief. Kunnen we dan vanuit de beperkte neurowetenschappelijke informatie die beschikbaar is toch een werkhypothese formuleren die al deze informatie bundelt, en is God essentieel om God waar te nemen? De rechter en linker frontale kwab genereren waarschijnlijk ons zelfgevoel door innerlijke van externe prikkels te onderscheiden. Een zone er vlak naast gelegen is betrokken bij de perceptie van het andere en het niet-­‐zelf. Een deel van de parietale kwab is betrokken bij gevoel waar het zelf zich bevindt in de ruimte, evenals de begrenzing van het eigen lichaam. Het ernaast gelegen bovenste deel van de temporale kwab herkent biologische beweging, wat essentieel is om zichzelf te verplaatsen in de ruimte. Deze zone is ook betrokken bij het verwerken van waargenomen intentionele acties. Recent zijn een aantal hersencellen teruggevonden in 3 gebieden van de hersenen die de neuroarchitectuur vormen van imitatie. Deze spiegelneuronen komen voor in het onderste deel van de frontale kwab, een deel van de parietale kwab en zijn sterk verbonden met het bovenste deel van de temporale kwab, met andere woorden exact dezelfde gebieden die betrokken zijn bij respectievelijk het zelfbesef, het plaatsen van zichzelf in een lichaam en in de ruimte en het besef van zelf al dan niet 142 Examenbundel 3e Ba de oorzaak te zijn van een handeling. Deze spiegelneuronen laten toe om emoties te imiteren alsof je ze als het ware zelf beleeft waardoor ze beter begrepen kunnen worden. Bovendien zijn deze hersengebieden ook in rust actief wanneer iemand geen enkele taak actief uitvoert maar slechts wakker is. Dit suggereert dat wanneer hersenen in rust zijn de hersenen enkel het zelfbewustzijn actief houden, als een referentiesysteem om externe inkomende stimuli te kunnen interpreteren, via geïnternaliseerde simulatie. Wanneer het bovenste deel van de temporale kwab hyperactief wordt, met een geassocieerde activatie van zijn spiegelneuronen, nemen we de inkomende prikkels waar als veroorzaakt door een ander (God). Een onderdrukking van de parietale regio genereert het gevoel in de omgeving op te gaan en de activatie van de frontale kwab zorgt voor een verhoogde perceptie van gelijkenissen tussen het zelf en het ander of het niet-­‐zelf, waardoor je zelfbesef vermindert. Hierdoor zal de belendende zone waar het bewustzijn van het niet-­‐zelf gegenereerd wordt predominant worden. Al naargelang de religie wordt dit niet-­‐zelf dan ingevuld door God, Jahwe of het zelftranscendente van de niet-­‐theïstische religies. Samengevat kan men dus suggereren dat zelbewustzijn het gevolg kan zijn van een constante activatie van een frontoparietemporaal netwerk. Godsbesef kan dus het resultaat zijn van een klein verschil in de activatie van ons zelfbewustzijnsnetwerk. 143 
Download