MAURITS PRINS VAN VAN NASSAU, ORANJE , IN ZYN LEVEN, WAARDIGHEDEN EN VERDIENSTEN VOORGESTELD ! DOOR M². C. M. VAN DER KEMP. Koninkliski Bibliotheek te stage. EERSTE DEEL. TE ROTTERDAM , BIJ VAN DER MEER & VERBRUGGEN. 1843. al bewi ledig leven geval gesch jns denis klein gesta can meer histo enB gevel bij vers van mai 2001 het GEDRUKT BIJ D. J. MENSING , TE ROTTERDAM. Ger VOORBERICHT. Het heeft mij steeds bevreemd , dat , terwijl [men van al de overige Prinsen van Oranje , die in ons land het bewind gehad hebben , ledige uitvoerige en in zeker opzicht vol- levensbeschrijvingen bezit , de eer eener zoodanige • levensbeschrijving nog niet aan Prins MAURITS is te beurt gevallen , niettegenstaande er over geenen dier Prinsen meer geschreven en getwist is dan juist over hem , en het tijdperk zijns levens een der allerbelangrijkste punten in de geschiedenis onzes Vaderlands uitmaakt. Wel bestaat er een zeer klein werkje van WINSEMIUS onder den titel van Vita , res gestae et mors MAURITII , van MAURITS overlijden , te Franeker in 1625 , het jaar uitgekomen : doch hetzelve is niet meer dan eene uitbundige lofrede en heeft geene bijzondere historische waarde. Belangrijker is het werk , getiteld Leven en Bedrijf van MAURITS , ten jare 1651 te Amsterdam uitgegeven : doch hetzelve geeft niet meer , wel minder , dan men bij BOR , VAN METEREN , AITZEMA en andere historieschrijvers van dien en lateren tijd aantreft. Het dichtwerkje van NOMSZ, getiteld MAURITS van Nassau , Prins van Oranje , (Amst. 1789) , moge eenige dichterlijke waarde bezitten , maar heeft met betrekking tot de historische waarheid niets Ten jare 1836 is er te Parijs in voor, veel tegen zich. het III Deel van de Souvenirs , Mémoires et Lettres du General LAMARQUE uitgekomen eene beschrijving van MAU- VOORBERICHT. VI RITS krijgsleven : doch hetzelve geschrift heeft geene andere opmerkenswaardige bijzonderheid , dan dat er de eigennamen van personen en plaatsen op de jammerlijkste wijze in verminkt worden. Daarenboven wordt in alle die werken meer bijzonder MAURITS krijgsbedrijf, dan wel zijne staatkundige loopbaan beschreven , die toch het voornaamste onderwerp der steeds gevoerd wordende twisten uitmaakt : en hetgeen MAURIT'S ten dezen gedaan heeft , pl I was tot nog toe niet te kennen , dan uit de hier en daar verspreide historische berichten , welke dan , waar of valsch , door de partijzucht gretig werden aangegrepen , breed uitgemeten , eigendunke- lijk opgesierd en tot een zeker geheel gebracht , en waardoor alzoo een denkbeeldige MAURITS werd gevormd , die of een Christen bij uitnemendheid of een domoor in het godsdienstige en een vertrapper van Nederlands rechten en vrijheden zou geweest zijn . Ten aanzien toch van geen ander tijdvak onzer historie is de partijzucht zoo werkzaam geweest en is zij het nog ter verduistering der eenvoudige waarheid. Doch al hetgeen er in dit opzicht over MAURITS geschreven en getwist is , vindt men meestal ter loops en bij gelegenheid van andere onderwerpen en daardoor zeer oppervlakkig behandeld. Eene bijzondere melding echter ter uitzondering verdienen 1. DA COSTA , Inlichtingen omtrent het karakter van Prins MAURITS (Rott. 1824) , en A. STOLKER , Prins MAURITS (Rott. geenszins de vijand 1827) : doch ook deze en hunne verdiensten hebben , zijn der Remonstranten dergelijke stukjes , die evenwel onvoldoende , om zich op de juiste hoogte te stellen ter richtige beoordeeling van al hetgeen voor en tegen MAURITS verbreid is. Ten einde nu iets bij te dragen ter wegneming of vermindering der twisten ten dezen , heb ik het dienstig geoordeeld eene zoo veel mogelijk volledige en naauwkeurige beschrijving van zijn leven in het licht te geven. mij daartoe bediend zoo van onze Ik heb algemeen bekende ge- schiedschrijvers , oudere en nieuwere , als vooral van de nog A VII VOORBERICHT . ongedrukte Registers , houdende de Resolutien van de Staten Generaal en van den Raad van State , en van hetgeen mij verder op 's Rijks Archief en elders onder de oogen kwam ; in het bijzonder ook van de Verhooren van OLDENBARNEVELD , waarover men zie een artikel door mij ge- plaatst in den Alg. Konst- en Letterbode , 1840 , bl . 413 . Ik ben in mijn onderzoek met de meeste zorgvuldigheid te werk gegaan en geloof niet , dat men in de door mij nageziene Registers lichtelijk iets vinden zal , dat ter juistere beoordeeling van MAURITS gedrag en bedrijf dienstig is en door mij zoude zijn over het hoofd gezien en onvermeld gelaten. Het is mij een genoegen bij deze gelegenheid opent- lijk te kunnen bedanken den Heer Commies-Chartermeester van 's Rijks Archief 3. A. DE ZWAAN CZ. voor de bereidvaardigheid , waarmede hij mij het gebruik van het Archief gemakkelijk en aangenaam gemaakt heeft. Mijne genegenheid voor de nagedachtenis van Prins MAURITS wil ik geenszins ontveinzen. Daarom voorzie ik, dat de tegenwoordige wijze van redeneren mij van partijdigheid beschuldigen zal. Doch ik houd het met den historieschrijver VAN REYD , als hij schrijft in de Voorrede van zijne Hist . der Ned . Oorl.; » Vele Scribenten zoeken den roem » van onpartijdigheid , en nochtans is de pen kwalijk alzoo » te matigen , dat niet de genegenheid ergens blijke. Daarom » verklaar ik vrijmoedig , met raad en daad steeds de partij » van de religie en vrijheid , maar met de pen de waarheid » gevolgd te hebben , verzwijgende noch der vijanden deug» den noch der vrienden gebreken ." Of meent men , dat het beroep op het gezag van zulk eenen ouden schrijver voor den tegenwoordigen tijd minder geldende is , zoo maak ik de woorden van den geleerden VAN KAMPEN de mijne , als hij schrijft in het Voorbericht van zijne Gesch . van de Fransche Heersch. in Europa : » Het is mij niet onbe» kend , dat men van eenen geschiedschrijver vergt , dat » hij noch vaderland , noch godsdienst , noch partij moet VIII VOORBERICHT . » kennen. Dan dit strijdt evenzeer tegen de ondervinding » van alle tijden , als tegen den aard der zake. Zoo min >> als ARCHIMEDES zich boven de aarde verheffen kon , om » een rustpunt te vinden , » mocht , van waar hij haar bewegen evenmin kan de geschiedschrijver zich van zijne » beschouwings- en denkwijze , » van zijne individualiteit , dat is van zijn eigen Ik , ontdoen , om de zaken anders » te zien en voor te stellen , dan zij hem voorkomen , ten » zij hij eene dorre kroniek wil schrijven. Hij mag , hij » moet dus partij kiezen , mits zorg dragende , dat hij dit » niet voorbarig , maar na rijp , bedaard overleg , na de » behoorlijke en onzijdige nasporingen doe , en dat de voor» keur voor deze of gene zaak hem niets ten haren na» deele , of ten voordeele harer tegenstanders opzettelijk doe » verzwijgen. » dacht. Dit doende wordt hij eerst partijdig en ver- En hiervoor Lepen wij ons gewacht te hebben .” Ik weet , dat mijne verdediging van de eer van Prins MAURITS aan de toongevers onder onze Hervormde Geestelijkheid van den tegenwoordigen synodalen stempel niet welgevallig zal zijn : doch hun oordeel over mijn persoon , mijn doen en mijn schrijven is mij onverschillig. Dit werk zal uit vier deelen bestaan. Het tweede deel, reeds ter perse , zal loopen tot aan den handel over het Twaalfjarig Bestand : het derde tot aan de bemoeiïng van MAURITS in de Remonstrantsche en daaraan verwante twisten : het vierde zal MAURITS leven besluiten . De Uitgevers hopen , zoo God wil , het geheele werk nog dit jaar het licht te doen zien . DE SCHRYVER . 's GRAVENHAGE , Juny 1843 . INHOUD. MAURITS GEBOORTE EN OPVOEDING. 1567-1584. Huwelijk van WILLEM I met ANNA van Saxen . Bl . 1 , 145. - Geboorte van MAURITS . Bl. 1 , 145. Zijne opvoeding. Bl . 2. — Zijne vriendschap met Graaf WILLEM LODEWYK van Nassau. Bl . 146. - Zijne houding bij den --- Der aanslag tegen het leven van zijnen vader . Bl . 3. Staten verzoek om hem naar Leiden te zenden. Bl . 3 , Zijn 147. - Zijn komst en verblijf te Leiden . Bl . 4. titel van Graaf van Vianden . Bl . 147. ― Hij verlaat Leiden . Bl. 5. MAURITS AAN HET HOOFD VAN DEN RAAD VAN STATE . 1584-1585. MAURITS een punt van vereeniging na den dood zijns vaders. Bl. 6. - Beraadslaging der Staten over 's lands regering. Bl . 7. -- MAURITS recht op de Graaflijkheid . Bl. 7. ། Hij wordt gesteld aan het hoofd van den Raad van State. Bl . 8 , 152. Hij aanvaardt die betrekking. Bl. 9 , 153. Beraadslagin over eenen vasten regeringsg vorm. Bl . 9 , 155. — MAURITS vertoog aan de Staten van den 24ten September 1584. Bl . 9 , 156. - Bedingen ten zijnen 160. behoeve in de handeling met Frankrijk. Bl . 10 , Zijne medewerking . Bl . met Engeland. Bl . 10. - 10 , 161. Verdrag MAURITS toestemming in de verpanding van Vlissingen aan Engeland. Bl . 11 , 163. X INHOUD. Zijne medewerking in de vervolging tegen den Admiraal TRESLONG . Bl . 11. -- Gering gezag van den Raad van State. Bl. 11 , 165. - De Raad wordt ontslagen . Bl. 12 , 166 . MAURITS ONDER HET BESTUUR VAN LEYCESTER . 1585-1588 . MAURITS begiftigd met het Markiesaat van Bergen op Zijne benoeming tot Stadhouder Zoom. Bl. 13 , 167. van Holland en Zeeland. Bl . 13 , 169. Zijne commissie . Bl. 13 , 171. — Zijne instructie . - 14 , 173. - Inbreuk Het souveop het gezag der Staten Generaal. Bl . 14 . rein gezag bij de Staten Generaal , aan wie ook het recht Verschil van om Stadhouders aan te stellen . Bl . 175. MAURITS Commissie met die van WILLEM I. Bl . 178 . MAURITS rechten en plichten volgens zijne commissie en instructie . Bl . 180. Zijne huldiging. Bl . 15 , 184. --Zijn titel. Bl . 15. — LEYCESTER onvergenoegd over MAU- RITS aanstelling en titel. Bl. 15 , 185. -MAURITS Regent van het Prinsdom Oranje. Bl . 15 , 186. LEYCESTER'S Beraadslaging om LEYCESTER te maken Gouverneur Generaal . Bl . 16 , 188. - aankomst en ontvangst. Bl. 16. Zijne huldiging. Handeling met hem ten dezen. Bl . 190. Bl. 17 , 202. Zijn gezag boven de Staten . Bl. 17 , 205. - Ongenoegen der Koningin , en antwoord der Staten. Bl . 18 , 205.- Beoordeeling van dit antwoord ten aan- zien van het staatsrecht . Bl. 19 , 206. - Gewijzigde betrekking der Stadhouders en van MAURITS tot de Staten . Bl. 20. — MAURITS ontvangt van LEYCESTER eene nieuwe commissie als Stadhouder. Bl . 21 , 208. Hare wettigBeschouwing van het toenmalige staatsheid. Bl . 211. recht. Bl . 21. ―― Inbreuken der Staten Generaal op dit staatsrecht. Bl . 23 , 213. - Over het regerings -reglement van Leeuwaarden.. Bl . 213. -- Erkenningen en inbreuken van dat staatsrecht door de Staten van Holland en Zeeland. Bl. 23. - Inbreuken der Staten van Holland op het gezag INHOUD. XI van MAURITS . Bl . 25. -- MAURITS onderdanig aan LEYCESLEYCESTER , TER . Bl . 25 . Hij neemt Axel in . Bl . 26. Leycester , naar Engeland vertrekkende , wil MAURITS medenemen. Bl. 27 , 217. -Hij stelt de regering in handen van den Raad van State . Bl. 27. Zijne kabinetsacte. Bl. 28. — De Staten van Holland vermeerderen MAURITS aanzien . Bl. 28 , 218. - Inbreuken dier Staten op het gezag van LEYCESTER en van den Raad . Bl . 29. - MAURITS mede- werking beoordeeld . Bl. 31. gegeven. Bl . 31 , 221 . De acte van autoriteit hem Verkeerd gevoelen van sommi- gen over de macht , hem daarbij toegekend . Bl. 224 . Verwarring in het staatsrecht door die acte. Bl . 32 , 225. — Nieuwe instructie voor MAURITS . Bl. 32 , 226. - Nieuwe eed voor het krijgsvolk. Bl . 32 , 227. — SONOY'S weigering om zich aan deze nieuwe orde van zaken te onder- werpen. Bl. 33. — MAURITS vergeefsche komst voor Medemblik , en onderhandeling met SONOY. Bl . 34. - De Staten van Holland kennen zich de souverainiteit toe. Bl. 36 . Hun schijnijver voor MAURITS gezag. Bl . 37. Hun ver- toog aan den Engelschen Raadsheer WILCKES over hunne souverainiteit . Bl . 39. - H. DE GROOT , Over de oudheid der Bat. Republiek. Bl . 229. — Over de leer daarin voorOngenoegen en onvermogen van gedragen. Bl. 230. den Raad van State. Bl . 40 , 231 . LEYCESTER'S terugkomst uit Engeland . Bl . 41.- MAURITS tocht in Braband. Bl. 42. Verzoening der Staten met LEYCESTER. Bl. 43. Verzoening van MAURITS met hem . Bl. 232. - LEYCESTER hiermede voldaan Bl . 44 . De Staten van Holland maken nieuwe moeilijkheden . MAURITS goede gezindheid omtrent LEYCESTER . Bl . 45. Vertoog der Staten van Holland van den 30sten Augustus 1587. Bl. 46. - LEYCESTER'S antwoord. Bl. 48 , Bl. 45. 233 . - Hij zoekt MAURITS en OLDENBARNEVELD naar Engeland te doen vervoeren. Bl . 49 . Hij neemt voor , zich tot de gemeente te wenden. Bl . 49. Zijn vertoog van XII INHOUD. Bl. 50 , 237. -- Antwoorden den 6den September 1587. hem hierop gegeven . Bl . 51 . van Holland. Bl . 53 , 239. Antwoorden der Staten. Hij beklaagt zich aan den Aanslag te Leiden ten gunste van LEYCESTER . Bl . 55 , 243. De Hij Staten van Vriesland tegen LEYCESTER. Bl . 56. Raad van State over HOHENLO . Bl . 55 , 243. vertrekt naar Engeland. Bl . 57. — Hij voorziet in 's lands regering . Bl . 57. WILLUGBY als Gouverneur Generaal van den Engelschen Besluit der Staten Generaal van den 5den February 1588. Bl . 58. -- Onwil van den Raad van State. Bl . 249. Tegenstand van SONOY onderstand erkend . Bl. 246. te Medemblik. dezen. Bl . 59. Bl. 60 , 252. Raad van State. Bl. 60 , MAURITS bemoeiïngen ten Hij bekreunt zich niet om den 253. -- SONOY verneemt LEY- CESTERS afstand en verdraagt zich met MAURITS. Bl . 62 . Nadere behandeling van SONOY door de Staten en MAURITS. Bl . 63. - SONOY beoordeeld . Bl . 64 , 256. OLDENBARNEVELD'S gedrag tegen soNOY. Bl. 65. — LEYCESTER'S afstand wordt openbaar . Bl . 66 , 257. - LEYCESTER beoordeeld. Bl . 259. MAURITS WAARDIGHEDEN EN BEDRYVEN GEDURENDE 1588-1594. Nieuwe voorziening in den regeringsvorm. Bl. 67 . Onzekerheid van het staatsrecht nopens de souverainiteit . Bl . 68. 260. - Instructie van den Raad van State. Bl. 69 , Moeilijkheden over deze instructie. Bl. 261. • Onzekerheid van het gezag der Provinciale Gouverneurs. Eed voor de Gouverneurs en het krijgsvolk. Bl. 70. Bl. 71 , 267. - Moeilijkheden over dien eed . Bl. 268. De Gouverneurs bleven dienaren der Staten Generaal . Bl. 71, 270. De nieuwe eed door MAURITS als Gouverneur van Holland en Zeeland niet afgelegd . Bl. 72 , 270.- MAURITS Capitein Generaal in Braband en Vlaanderen . Bl. 72 , XIII INHOUD . 274. - MAURITS Admiraal Generaal , en de voordeelen hieraan verbonden . Bl. 72 , 275. Aanleiding tot zijne raadpleging met de Geestelijkheid - Pogingen tot over oorlog of vrede met Spanje. Bl. 73. vrede in 1574 en 1575. Bl. 74 . - Dergelijke poging in 1579. Bl. 75. Voorslag daartoe gedaan door LEYCESTER — in 1587. Bl . 76. Antwoorden daarop van Vriesland , Gelderland , de Hollandsche Hoven van Justitie. Bl . 77.Antwoord der Staten van Holland. Bl. 78. Nieuwe voorslag van wege de Koningin van Engeland. Bl . 79 . Raadpleging van MAURITS met de Geestelijkheid . Bl. 80 , Bedoeling van Beweegreden daartoe . Bl. 81. .283 . MAURITS. Bl. 83. FRANÇOIS FRANKEN en OLDENBARNEVELD niet afkeerig van vrede . Bl. 84. - OLDENBARNE· Hij veinst VELD's ongodsdienstigheid . Bl . 84 , 285. ijver voor de belangen der Gereformeerde Kerk. Bl. 85. MAURITS hartelijke ijver ten dezen . Bl . 87 , 286. Hij bevordert het kerkelijk gezantschap naar Engeland. Bl . 87.— De Onoverwinnelijke Vloot . Bl . 88 , 287. MAURITS ontzet Bergen op Zoom . Bl . 89. - Hij laat zich als Markies van Vere en Vlissingen inhuldigen. Bl . 90, 289. Hollands inbreuken op het staatsrecht. Bl. 90 . Provincien en in Holland en Bl. 91 , 290. - Hij wordt herstel. tot MAURITS pogingen begiftigd met Monster. Bl . 92 , 293. - Men verhoogt Oneenigheden tusschen de zijn aanzien in naam , niet inderdaad. Bl . 92 , 295. — Hij bevordert de belangen van Koning HENDRIK IV. Bl. 93. — Zijne bemoeiïng in den kerkelijken twist te Medemblik over TACO SIBRANDS . Bl . 94. - Hij tracht het muitende garnizoen van Geertruidenberg tot reden te brengen . Bl . 96.Miskenning van het gezag van den Raad van State . Geertruidenberg gaat aan PARMA over. Bl. 297. Bl. 97. Bl. 97 , 305. Kwade vermoedens tegen OLDENBARNEVELD. MAURITS versterkt Heusden. Bl . 99. - Ook den Tielerwaard. Bl. 100. XIV INHOUD. In 1590 wordt hij Gouverneur van Overijssel. Bl . 101 , In 1591 van En van Utrecht. Bl. 102 , 311. - 307. Gelderland. Bl. 102 , 311.- OLDENBARNEVELD'S medewerking tot deze benoemingen . Bl . 103 , 317. - MAURITS verbond met Graaf WILLEM LODEWYK. Bl . 104 , 320 . OLDENBARNEVELD'S invloed . Bl . 104. MAURITS vermeestert Breda . Bl . 104 , 320 . - En eenige schansen . Bl. 106 , 324 . Politieke kerkelijke Ordonnantie van 1591. Bl . 106 , 325. - MAURITS medewerking . Bl . 108. Hij vermeestert Zutphen . Bl. 108 , 326. Deventer . Bl. 109 , 326. Delfzijl en eenige schansen in Groningerland . Bl . 110 ,. Hij komt voor Steenwijk Bl. 110. ― Ontzet KnodVermeestert senburg tegenover Nijmegen. Bl . 111 , 328. 327. Hulst. Bl. 112 , 329.- Nijmegen . Bl . 113 , 329. — Hij keert naar Holland terug . Bl. 113. Bl. 114. Zijn krijgsroem . Zijne krijgskundige bekwaamheden . Bl. 115 . Karakter van Zijn ongenoegen met HOHENLO . Bl. 117. Zijn twist met zijne zuster MARIA HOHENLO . Bl. 331. over het beheer der goederen van den Prins van Oranje. Bl. 120. In 1592 vermaant hij de Provincien tot onderstand. Bl. 122. Bl. 123. Zijn aanslag op Maastricht mislukt. Hij ontvangt van de Staten een geschenk. Steenwijk. Bl. 124. Zijne onverschrokkenheid . Bl. 124 , 361. - Hij vermeestert de stad. Bl. 128 , 361. Verschil tusschen de Provincien , wat verder te doen. Bl. 129 , 362. - Vertrek Bl. 124 , 359. Hij belegert der Engelsche troepen uit het leger. Bl. 130 , 363 . MAURITS belegert Coeverden . Bl . 130 , 364. -- Zijn verschil met de Staten over de krijgsvoering. Bl . 130 , 365. -— Hij slaat den aanval des vijands af. Bl. 131 , 371 . Hij vermeestert de stad. Bl. 132 , 372.- Groote krijgsraad Bl. 132, 372. MAURITS vervolgt den vijand. Bl . 132 . ― Hij kant zich tegen de Jezuiten te Emmerik. Bl. 132 , 378. Hij spoort de Provincien aan tot onderstand. Bl. 134. INHOUD. XV In 1593 beschermt hij de Mennonieten te Middelburg. Bl . 134 , 379. — Hij wordt Opperhoutvester van Holland. Bl. 136 , 380. — Hij belegert Geertruidenberg. Bl . 136. — Hij bemachtigt de stad . Bl . 138 , 383. Doet MANSVELD Mist een aanslag op Brugge. den wijk nemen . Bl . 138. Bl. 138. Op 's Hertogenbosch en Maastricht. Bl . 139. — Hij ontzet Coeverden . Bl . 139 , 389. Bemachtigt Groningen. Bl . 140 , 394. Keert zegevierend naar ' s Hage Onderstandstroepen naar Frankrijk terug . Bl . 142. gezonden. Bl. 143 , 407. — MAURITS wil den vijand buiten 's lands afbreuk doen , doch vindt geene ondersteuning bij de Staten. Bl . 144 , 415. VERBETERINGEN. Bl. 197 , r. 16 , en Zeeland . Lees : in Zeeland. Bl. 246 (1 ) Dus lees ik denkelijk moet het zijn MAULDE. Voeg bij : of MANSAERT. Immers onder degenen , die zich in de lijkstaatsie van Prins MAURITS ten jare 1625 bevonden , was ook Jonker LOUIS DE MAULDE gezegd MANSAERT. MAURITS PRINS VAN VAN NASSAU , ORANJE , ENZ . ENZ . ENZ . MAURITS EN OPVOEDING . GEBOORTE 1567-1584. WILLEM van Nassau , Prins van Oranje , Stadhouder van Holland , Zeeland en Utrecht , was ten jare 1558 weduwenaar geworden van ANNA van Egmond , uit welke hem één zoon , de naderhand zoo ongelukkige PHILIPS WILLEM , en ééne dochter geboren waren. Op den 25sten Augus- tus 1561 hertrouwde hij met ANNA van Saxen , dochter van den beroemden Keurvorst MAURITS , na wiens dood zij bij haren grootvader PHILIPS , Landgraaf van Hessen , was opgevoed. Hoe ongelukkig dit huwelijk ook voor de echtgenooten geweest zij door het slecht en overspelig gedrag der Prinsesse , zoodat het na een tiental jaren door echtscheiding ontbonden en in Juny 1575 door een derde huwelijk van Prins WILLEM vervangen werd (1) , was het evenwel in den raad Gods bestemd om onzen held MAURITS te verwekken , die , na ' s vaders dood , het door dezen begonnen werk ter verlossing van Nederland uit Spaanschen en Roomschen boei krachtdadig voortzetten en ijverig handhaven zou. Van de vijf kinderen , uit dit huwelijk geboren , drie dochters en twee zonen , schijnt onze MAURITS de jongste geweest te zijn . Hij zag het levenslicht te Dillenburg in het Graafschap van Nassau op den 13den November 1567 , weinige maanden nadat zijn vader aldaar de woede van ALVA in Nederland ontvlucht was (2) . Dubbel dierbaar werd aan Prins WILLEM deze zoon , nadat de oudste , PHILIPS WILLEM , door ALVA was opgelicht en naar Spanje gevoerd. I DEEL . De jonge MAURITS werd 1 MAURITS GEBOORTE 2 EN OPVOEDING. dan ook , toen zijn vader zich geheel aan de zaak van het bedrukte Nederland gewijd had , te Dillenburg achtergelaten onder het opzicht van zijnen oom Graaf JAN van Nassau , aan wiens hartelijke toegenegenheid en zorg Prins WILLEM zijne kinderen had aanbevolen . Daar genoot hij met zijne neven , de zonen van Graaf JAN , dezelfde vaderlijke opvoeding en leiding ; en werd er tusschen hem en Graaf WILLEM LODEWYK die eenstemmigheid van gevoelens en gezindheden gevormd , die naauwe band van vriendschap gelegd , welke steeds tot den dood toe onafgebroken bestaan heeft (3) . Ten volle beantwoordde hij aan de moeiten en kosten , die men voor zijne opleiding besteedde . uitnemend verstand , groote vlijt , goed Zijn gedrag deden al spoedig verwachten , dat hij eenmaal een waardig opvolger zijns vaders in de verlossing en bescherming van Nederland worden zou. Reeds in het midden van 1574 deden de Staten van Holland en Zeeland hiertoe een voorstel ; doch hetwelk wegens de al te jeugdige jaren van MAURITS door zijnen vader werd afgeslagen . In 1575 werd hij door zijne leermeesters zeer geprezen en geschikt geoordeeld om op de beroemde School van Heidelberg gezonden te worden , ofschoon zijn vader hem hiertoe nog te jong oordeelde . Doch deze liet dit aan het goeddunken zijns broeders over , die er ten volgenden jare toe besloot , als wanneer er MAURITS met vier zonen van Graaf JAN en vier zonen van den Graaf VAN DEN BERG werd henen gezonden . leermeesters hij Welke aldaar gehad heeft , is onzeker , behalven dat hij bij eenen D' . EHEM ten huize was . Doch zijn ver- blijf aldaar was van korten duur , wegens de vervolgingen , welke ten volgenden jare na den dood van Keurvorst FREDERIK III tegen de Gereformeerden door de Lutherschen werden aangericht , deelde . en waarin ook D' . EHEM persoonlijk Zoo hierom , als ook wegens eene ernstige onge- steldheid , daar hij aan een gezwel in den rug leed , dat bekommering wekte , werd hij in het midden van 1577 MAURITS GEBOORTE EN OPVOEDING . 3 te huis ontboden , waar hij geheel hersteld , en zijne opvoeding te Breda voortgezet werd (4) . De eerste proeve van een verrezien boven zijnen ouderdom , gelijk HOOFT zich uitdrukt , gaf de vijftienjarige jongeling op den 18den Maart 1582 bij gelegenheid van den aanslag tegen het leven van zijnen vader , toen hij eene bedaardheid en tegenwoordigheid van geest aan den dag legde , die men naauwelijks nog had mogen verwachten . Hij liet terstond onder zijn opzicht het lijk van den dadelijk afgemaakten moordenaar vlijtig onderzoeken , om alzoo achter den persoon des daders , en het geheele plan van den aanslag te geraken (5) . Deze aanslag , bijna gelukt , deed den Prins en de Staten bedacht zijn op de opvolging in ' s Lands bestuur . Ten gevolge van de gevaarlijkheid zijner wonde den dood voor oogen hebbende , had hij den Staten verzocht om tot belooning zijner getrouwe diensten , in zijne plaats den jongen MAURITS voor aanbevolen te willen houden : en dezen hadden hem zulks toegezegd (6) . Trouwens der Sta- ten en ' s volks oog was eenparig op MAURITS ter vervanging zijns vaders gevestigd , en men begreep hem als een kind van Staat te moeten aanmerken (7) . Reeds op den 22sten Juny 1582 werd bij de Staten van Holland in beraad gelegd , om , daar MAURITS was een zeer aankomende personage , daaraf deze landen in toekomende tijden zouden mogen worden gediend , wel en hij dus in scientie en geleerdheid wel zou dienen opgetrokken te worden , hem ten gezamentlijke kosten van Holland , Zeeland en Utrecht naar de Hoogeschool van Leiden te zenden ( 8) , ten einde ook daarmede te ontgaan , dat hij in Frankrijk noch elders getrokken wierde , daartoe wel gearbeid zou worden tot nadeel dezer landen . En nadat dit voorstel en de genegenheid der Staten daartoe , aan Prins WILLEM waren medegedeeld , en deze op den 15den July verklaard had hetzelve aangenaam te vinden en er zich mede te vereenigen , be1* MAURITS 4 GEBOORTE sloten de Staten , om , EN OPVOEDING. daar het onderhoud van MAURITS jaarlijks f 12000 bedragen zou , daarvan f 7000 ten hunnen laste te nemen , en aan den Prins over te laten te bewerken , dat de overige f 5000 door Zeeland en Utrecht opgebracht wierden (9) . Alzoo kwam MAURITS te Leiden , voorzien met eenen hartelijken , Academie en Professoren alleszins vereerenden , Latijnschen aanbevelingsbrief zijns vaders , die daarbij verklaarde zijnen zoon daarom juist naar de Leidsche Academie te zenden , omdat hij aldaar het beste kon voorzien worden met die kundigheden , welke hem noodig waren , om eenmaal het gantsche land ten dienste te staan (10) . en voornamelijk Holland Dat de Hoogleeraren aan dat vertrouwen met alle vermogen hebben zoeken te beantwoorden , mag men gerustelijk aannemen , ofschoon het onzeker is , welke meer bepaaldelijk deel hadden aan de vorming van den jeugdigen Vorst . uit eenen eigenhandigen Alleenlijk blijkt het brief van MAURITS aan JUSTUS LIPSIUS , dat deze tót zijne meest geliefde onderwijzers behoord heeft ; terwijl men voorts uit zijne bijzondere genegenheid voor de wiskundige wetenschappen en uit de behoefte om als Vorst en Staatsman eenige rechtskennis te bezitten , niet zonder grond mag gissen , dat HUGO DONELLUS , een der vermaardste rechtsgeleerden zijner eeuw en in groote achting bij WILLEM I , alsmede RUDOLPHUS SNELLIUS , die sedert het laatst van 1578 de wiskundige wetenschappen het met grooten lof onderwees , mede getal zijner leermeesters geweest zijn ( 11 ) . onder Andere bijzonderheden nopens zijne oefeningen te Leiden zijn ons onbekend : maar dat hij daar geenszins bij de Staten van Holland vergeten was of in het duistere school , gelijk sommigen willen ( 12) , blijkt zoo uit hunne overige bemoeiïngen ten zijnen voordeele , als ook uit hunne aan- schrijving aan zijnen Hofmeester in Augustus 1583 , toen PARMA zich ter zee begon toe te rusten , waarbij zij hem MAURITS gelasteden GEBOORTE EN OPVOEDING. 5 om zijnen kweekeling niet aan het strand te Katwijk of daaromtrent te laten komen , ten einde geen gevaar te loopen van door den vijand opgelicht te worden : wilde MAURITS ter jacht ' s lands begeven (13) . gaan , hij moest zich binnen MAURITS bleef maar twee jaren te Leiden , daar hij onverwachts in het midden van July 1584 ten gevolge van den droevigen moord zijns vaders , uit de school op het hooge staatstooneel geroepen werd . Intusschen schijnt hij er meer verteerd te hebben , dan de hem toegelegde onderstand bedroeg , daar hij op het einde van dat jaar aan de Staten van Holland verzocht , om in zijne schulden ten bedrage van bijna f 8000 , gedurende zijne hofhouding te Leiden tot den laatsten Augustus gemaakt , te willen voorzien : maar waaraan door de Staten slechts gedeeltelijk voldaan werd , daar zij besloten hem nog voor twee maanden van het derde door hem ingetreden Academiejaar zijn gewoon tractement toe te leggen , en daarenboven zijne schulden aan de leveranciers te Leiden te voldoen , maar zijne verdere schulden wegens de stalling en de tractementen van de Officieren van zijn huis , voor zijne eigene rekening te laten (14) . MAURITS , de Academie voor goed vaarwel zeggende , nam zijn afscheid met eenen Latijnschen brief van den 19den September 1584 , waarbij hij aan Rector en Senaat verklaarde , door der Staten verlangen , dat hij bij hen te Delft zoude blijven , verhinderd te zijn , om mondeling zijnen schuldigen dank te komen betuigen , maar zulks nu schriftelijk te doen wegens alle de weldaden en de toegenegenheid , die hij op de Academie had mogen ondervinden : verzoekende de voortduring dier genegenheid , en wederkeerig dezelve belovende. Deze brief werd 'dadelijk door Rector en Senaat op eene alleszins gepaste en hartelijke wijze beantwoord (15) . MAURITS AAN HET HOOFD VAN DEN RAAD VAN STATE . 1584-1585. 's Lands vader , WILLEM I , was dan op den 10den July 1584 onder het verraderlijke lood des vijands onverwachts. komen te vallen . Vooraf berekend , ware het te vreezen geweest , dat met hem die ijverige , krachtvolle geest , die aan het gantsche lichaam der Republiek leven en eenheid bijzette , zoude geweken zijn. Doch God de Heere had hierin voorzien , daar Hij juist onzen MAURITS , die nog geene bezat , persoonlijke verdiensten of bijzondere geschiktheid en nog slechts goede verwachtingen van zich deed koesteren , tot een punt van vereeniging stelde , in wiens verheffing tot het bestuur , althands bij voorraad , allen zich vereenigden. Niemand was er in het gantsche land , die met hem in aanzien van geboorte gelijk stond ; niemand misschien ook , die hem in de toenmalige omstandigheden de hoogste plaats in ' s lands bestuur benijdde . Zijn oudere broeder PHILIPS WILLEM zat in Spanje gevangen : zijn jongere HENDRIK FREDERIK was slechts een kind van een half jaar : MAURITS was het dus alleen , in wien naar aller wensch en oordeel vader WILLEM'S nagedachtenis kon en behoorde vereerd te worden. Al dadelijk op denzelfden dag van den gepleegden moord , schreven de Staten van Holland aan den Graaf van Hohenlo , die als Luitenant Generaal onder Prins WILLEM aan het hoofd der krijgsmacht stond , dat zij vast vertrouwden , dat hij zijnen dienst , zoo tot eere en avancement van de posteriteit van Zijne Vorstelijke Genade h. m . als tot be- scherming van den lande van Holland en Zeeland , en voorstand van hunne rechtvaardige zaak tegens alle hunne vijanden , zoude voortzetten . En op den volgenden dag be- MAURITS AAN HET HOOFD VAN DEN RAAD VAN STATE. sloten de Staten Generaal brieven te doen depecheren Graaf MAURITS van 7 Nassau en schrijven aan alle Colo- nellen en Capiteinen van Antwerpen , en elders van de Geunieerde Provincien , ten einde zij zouden toezien , courage nemen en volstandig blijven bij de Generaliteit (16) . Op den 13den July kwamen de Edelen , de groote en kleine Steden van Holland in grooten getale te samen , en handelden dagelijks met elkander op het punt der provisionele regering , op het maken van den staat van oorop het bevestigen van de Unie tusschen Holland en log , Zeeland en de Unie van Utrecht , op het benoemen van personen die als Raden in de regering zouden worden gesteld , op het maken van den staat der hofhouding van Prins WILLEM en in 't bijzonder van het Sterfhuis van onzen MAURITS , opdat de eere van het Hof en van de Staten zoude mogen wezen geconserveerd tot goed contentement van de gemeente (17) . Verschil van gevoelen over de groote hoofdzaak schijnt veel oponthoud gegeven te hebben . Sommigen toch wil- den 's Lands Graaflijkheid aan den jongen MAUrits hebben opgedragen. zich . Dit gevoelen had in rechten veel voor Men had toch die opdracht reeds gedaan aan Prins WILLEM met bezegelde brieven , en onder de voorwaarden bepaald , dat na zijn overlijden één zijner wettige zonen , ter keuze der Staten , zijn opvolger zijn zou . Blijkbaar was deze voorwaarde gesteld ter uitsluiting van PHILIPS WILLEM en ten voordeele van MAURITS . Aan de volkomenheid van dit verdrag had nog slechts de uitvoering , de inhuldiging namelijk , ontbroken , die door den onverwachten moord van den Prins was vóórgekomen geworden. Men mocht dus vragen , of dit verdrag nog kon gerekend worden te bestaan , en of het Huis van Nassau , de zonen van Prins WILLEM , eenig recht hadden om op de keuze der Staten aan te dringen (18) . Doch wat er van dit recht zij , hetwelk zeer zeker noch MAUrits noch 8 MAURITS AAN HET HOOFD iemand der zijnen heeft doen gelden ; van der Staten zijde bestond er eenige verplichting , om of aan dat verdrag thands gevolg te geven en dien ten gevolge MAURITS te huldigen , of op nieuw met MAURITS ten zelfden einde te handelen . Van dit laatste was OLDENBARNEVELD , toen nog Pensionaris van Rotterdam , een sterk voorstander (19 ) . Dan deze voorslag kon bij de meerderheid geenen ingang vinden , zoo omdat men nog geen vertrouwen stelde op den jongen onvermogenden MAURITS , als omdat men hoop voedde op de veel vermogende ondersteuning en bescherming van Frankrijk , in wiens armen men zich werpen wilde. Onder dit verschil , en dewijl er toch eene régering zijn moest , besloot men bij voorraad eene orde vast te stellen , welke de verschillende gevoelens vereenigen zou. Dit voornemen kreeg zijn beslag op den 18den Augustus 1584 , toen Holland , Zeeland , de Staten van Braband, Vlaanderen , Utrecht, Mechelen en Vriesland verklaarden , dat zij , niettegenstaande Prins WILLEM's dood , met elkanderen en de overige Vereenigde Nederlanden , volgens de Unie van Utrecht, zouden blijven vereenigd , en dat zij de regering bij vooropdroegen aan onzen MAURITS en eenen Raad van raad State volgens instructie , en onder den titel van : MAURI- TIUS Grave van Nassau enz . en de Raad van State , bij provisie gecommitteerd tot den gouvernemente en regering van de landen van Braband , Vlaanderen , Holland , Zeeland , Utrecht , Mechelen en Vriesland (20) . Bij de in- structie van dit Regeringscollegie ontving MAURITS niets meer dan eenen blooten titel , en dezen nog zeer dubbelzinnig , daar hij wel aan het hoofd van den Raad werd genoemd , doch er ook tevens van onderscheiden , zoo zeer dat de Raad nog uit deszelfs midden eenen President moest kiezen , en de betrekking van MAURITS tot dien President on Ook aan den Raad werd niets bepaald gelaten werd . meer dan een bloot beheer ter zake des oorlogs en wat VAN DEN RAAD VAN STATE. 9 daartoe behoort , overgelaten , onder toezicht van en verant- A woordelijkheid aan de Staten (21 ) . Hoe dit zij , na drie dagen beraad nam MAURITS op den 29sten Augustus den hem opgedragenen last aan (22) . Welke overleggingen hem in dit beraad hebben bezig gehouden , is onbekend . Meer dan mogelijk evenwel , dat hij de hem aangeboden betrekking in de weegschaal gelegd heeft tegenover zijn recht of uitzicht op de Graaflijk– heid van Holland en Zeeland , en dat hij zich niet heeft willen overijlen in het aanvaarden eener betrekking , welke hem die hoogere uitzichten zoude hebben kunnen benemen. In deze gezindheid vinden wij geene de minste onbehoorlijke eerzucht . Als Vorst , geboren om te regeren , mocht en moest hij zijne waardigheid , waarin hij door God geplaatst was , door alle wettige middelen zoeken te bewaren ; en onwettige middelen heeft hij niet gebezigd (23) . Intusschen verloor men het daarstellen eener definitive regering geenszins uit het oog. In Holland bleef er nog eene sterke partij voor de verheffing van MAURITS : maar eene andere partij en vooral ook de overige Provinciën begeerden de souverainiteit aan Frankrijk te hebben opgedragen , terwijl sommigen naar Engeland overhelden (24) . Dit gaf MAURITS aanleiding om zelf voor den dag te komen en zijne eigene belangen voor te dragen . Op den 24sten September 1584 zond hij aan de Staten van Holland een allermerkwaardigst vertoog , waarin hij hen wees op de verdiensten en diensten zijns vaders , den Lande bewezen , op de handelingen met denzelven ten jare 1580 en 1583 over de opdracht der Graaflijkheid aangegaan , op zijn eigen voornemen om de voetstappen zijns vaders te volgen , en op der Staten verplichting om in hunne voorgenomen handeling met Frankrijk op zijne belangen te letten en daarvoor te zorgen (25) . Wij zien niet , dat er of in den inhoud of in den toon van dien brief iets met reden is af te keuren . Op eene deftige en waardige wijze MAURITS AAN HET 10 HOOFD doet MAURITS er zich als eenen godsdienstigen vaderlander in kennen , al is het ook dat wij het stuk voor geen opstel van zijne eigene hand houden . Hij spreekt , ja , voor zijn belang , maar laat de beslissing geheel en al aan de Staten over (26) . Dit vertoog echter baatte niet , en er werd tot den handel met Frankrijk door de Staten Generaal besloten. Bij de artikelen , waarop men de souverainiteit den Koning aanbood , werd ten behoeve van MAURITS niet veel bedongen ; slechts het gouvernement van Holland en Zeeland , en de nakoming van ' s Lands verbindtenissen jegens het Huis van Nassau ter afdoening die ten voordeele des Lands MAURITS kant van deszelfs schulden , gemaakt waren (27) . Van zien wij in dezen handel meer medewer- king dan dadelijke tegenwerking (28) . Deze handel mislukt zijnde , wendde men zich tot hetzelfde einde aan Engelands Koningin ELISABETH . Ook deze weigerde het aanbod der souverainiteit , en kon slechts tot het verleenen eener tijdelijke bescherming worden overgehaald . Den 10den Augustus daartoe een verdrag , waarbij 1585 trof men zij zich verplichtte tot het leveren van krijgsvolk met eenen Gouverneur Generaal van harentwege die tevens met nog twee harer onderdanen zitting zoude hebben · in den Raad van State. aan het hoofd , Omtrent MAURITS werd geen uitdrukkelijk beding gemaakt (29) . De Gezanten hadden slechts in last om op de daartoe gedane vraag te verklaren , dat hij voor Gouverneur van Holland en Zeeland gehouden wierd (30) . Ook tegen dezen handel zien wij niet , dat MAURITS zich eenigermate verzet of verklaard heeft (31) . Onder de voorwaarden des verdrags was ook deze , dat aan de Koningin , tot zekerheid van haar verschot , de steden Vlissingen , Rammekens en de Briel moesten worden ingeruimd. Daar nu de eerstgenoemde stad tot het eigendom van MAURITS , als Markies van Vere en Vlissingen , VAN DEN RAAD VAN STATE. behoorde , werd er zijne toestemming toe gevorderd . 11 Hij gaf die gereedelijk tegen eene behoorlijke acte van schadeloostelling , welke hij van de Staten Generaal ontving (32) . Op den 12den October schreef hij daaromtrent eenen allezins verplichtenden brief aan den Engelschen Gezant DAVIDSON , waarbij hij zijne onderdanige dienstwilligheid aan de Koningin ten behoeve dezer landen betuigde en wederkeerig om hare hooge gunst voor de belangen van hem en zijn Huis verzocht (33) . Gedurende dit tijdvak zijn er geene staatkundige daden bekend , die men MAURITS persoonlijk kan toeschrijven . Daar hij buiten den Raad van State niets vermocht , en deze Raad alles ook op naam van MAURITS , als deszelfs hoofd , verrichtte , zoo kan men zijne instemming en goedkeuring aan sommige handelingen des Raads juist daaruit niet afleiden , dat zij zijnen naam aan het hoofd droegen . Ver-- · keerdelijk dus wordt hem , op dien grond alleen , de vervolging van den Admiraal TRESLONG in 1585 geweten. En dit is zeker , dat toen TRESLONG naderhand in 1592 door het Hof van Holland zuiver en onschuldig verklaard werd , MAURITS in overeenstemming met de gunstige ge- zindheid der Staten van Holland , hem tot zijnen Stedehouder in het Houtvesterschap heeft aangesteld , om hem alzoo het geleden ongelijk te vergoeden ( 34) . Vermocht MAURITS niets buiten den Raad , hoe gering wordt dan zijn aanzien en macht bij de opmerking , dat ook de Raad zelf niet veel vermocht. Wegens het voornemen om de souverainiteit aan Frankrijk over te dragen , was de regering slechts voor drie maanden vastgesteld en werd zij alzoo voorts verlengd : en hoezeer dit bij geheime acte bepaald was , opdat de kortheid des tijds de achtbaarheid der regering bij het volk niet zoude verzwakken (35) , sprak het echter van zelf , dat dit allen lust en ijver bij de Raadsheeren zelven , vooral in de toenmalige kommervolle dagen , uitdooven moest. Daarenboven vonden zij zich bij 12 MAURITS AAN HET HOOFD VAN DEN RAAD VAN STATE.· hunne instructie te zeer beperkt , in vele opzichten ten gevolge van de onzekerheid des staatsrechts miskend en dikwerf niet gehoorzaamd ; zoodat het groote moeite kostte om den Raad , of zelfs maar een schaduw van dien , nog bijeen te houden tot de overkomst van den Engelschen Gouverneur Generaal , den Graaf van Leycester , op het einde van 1585 (36) , als wanneer een nieuw tijdperk voor het land en MAURITS in het bijzonder aanving , en de Raad kort daarna behoorlijk ontslagen werd (37) . MAURITS ONDER BESTUUR HET VAN LEYCESTER. 1585-1588. Uit al het vorige is het gebleken , hoe dat de Staten van Holland en Zeeland het voornemen hadden , om bij den overgang van ' s Lands regering in vreemde handen , MAURITS te verheffen tot Gouverneur hunner Provincien . Toen dan het verdrag met Engeland getroffen was , besloot. men dat plan ten uitvoer te brengen , terwijl hem ook de Staten Generaal inmiddels met het Markiesaat van Bergen op Zoom begiftigden (38) . Door de Staten van Zeeland schijnt het aan die van Holland te zijn voorgeslagen , maar bij deze laatsten niet zoo gaaf te zijn doorgegaan ´ vooral door de tegenkanting van Amsterdam en Gouda , hoezeer het eindelijk op den 1sten November 1585 door de krachtige voorspraak van OLDENBARNEVELD , Pensionaris van Rotterdam , gelukte (39) . Op dien dag werd aan MAURITS zijne commissie ter hand gesteld en door hem met dankzegging aangenomen , onder belofte , dat hij zich daarin zoo zou gedragen en de voetstappen zijns vaders volgen , als ten meesten nutte en welvaren des lands zou mogen strekken. Bij die commissie werd hij uit aanmerking van de diensten zijns vaders en in het vertrouwen , dat hij met gelijke genegenheid en mede tot voorstand van de ware Christelijke Religie zoude te werk gaan , aangesteld in de plaats zijns vaders tot Gouverneur , Capitein Generaal en Admiraal van Holland , Zeeland en Westvriesland met hetgeen er toe behoorde , ten einde de rechten van ' t land en van de ingezetenen voor te staan en te bevorderen , het gebruik der Christelijke Religie te beschermen en de justitie te doen bedienen , wordende hij in zaken van justitie verbonden aan het advies van het Hof , en in 14 MAURITS ONDER HET BESTUUR zaken van oorlog en politie aan het advies van Gecommitteerde Raden uit de Staten ; voorts de noodige regeringsveranderingen te maken en goede wacht te water en te lande te houden in sterkten en steden (40) . Tevens werd er ook eene instructie voor hem ontworpen , doch , zoo het schijnt , niet eindelijk vastgesteld (41 ) . Laat ons een oogenblik bij deze commissie stil staan . De Staten van Holland en Zeeland namen zich daarbij een recht aan , hetwelk steeds aan de Staten Generaal was toegekend (42) . Deze inbreuk was van belang , daar het niet onverschillig konde gerekend worden , of MAURITS , als Gouverneur van Holland en Zeeland , al dan niet ambtenaar der Staten Generaal zou zijn . Doch wat behoefde hij zich deze onregelmatigheid aan te trekken , nu het de Staten Generaal zelven niet deden en alzoo de verkorting hunner rechten voor goed schenen aan te zien ? En wat de commissie zelve betreft , ofschoon zij genoegzaam woordelijk met de commissien der vroegere Stadhouders overeenkwam , waren er echter eenige verschillen in , noodzakelijk gewor- den door de gezagsaanmatiging , waarvoor men niet opentlijk wilde uitkomen , weshalve zulks eene onzekerheid in het staatsrecht veroorzaakte (43) . Uit de vroegere commissien was het duidelijk , dat de Stadhouder den Graaf , den Souverein des lands , vertegenwoordigde , en als alleen verantwoordelijk aan den Graaf, alle overige ambtenaren en col-legien onder zich had . Bijzonderlijk waren dus ook de Staten , als vertegenwoordigende het volk , aan hem onder- worpen en moesten zijne bevelen gehoorzamen : hij was door den Souverein over de Provincie gesteld . Dit staats- recht werd nog in acht genomen bij het beginsel om de commissien der Stadhouders door de Staten Generaal te doen verleenen , dewijl er alzoo , even als vroeger , een Stadhouder over de Provincie gesteld werd. Maar hetzelve werd reeds grootelijks verzwakt door het beginsel , thands door de Staten van Holland aangenomen , dat zij zelven VAN LEVCESTER. 15 zich eenen Gouverneur mochten benoemen en aanstellen , die derhalve aan hen ondergeschikt , van hen afhankelijk zou zijn , hen als ' s lands Souverein zou moeten erkennen . Met dit al werd er noch dit noch eenig ander beginsel van staatsrecht uitdrukkelijk in gehuldigd , en moeilijk zoo niet onmogelijk is het na te gaan , welke beginselen bij deze commissie van MAURITS gevolgd zijn (44). Voorts 1 werden er de bijzondere rechten en verplichtingen van MAURITS zeer onbestemd in gelaten (45). Op den 14den November werd hij plechtig in zijn ambt gesteld. Na eerst in de vergadering der Staten van Hol- land eed gedaan te hebben , werd hij door dezelve Staten geleid naar het Hof van Holland , waar hij op nieuw eed deed als naar gewoonte en zitting nam (46) . Ten zelfden dage werd ook de titel , dien hij voeren zoude , vastgesteld : MAURITS , geboren Prins van Oranje , Grave van Nassau , Catzenellebogen , Vianden , Diest etc. Markies van Vere en Vlissingen , Heere van St. Vith , Daesburg , der Stad Grave en Landen van Kuik etc. Gouverneur, Capitein Generaal en Admiraal over Holland , Zeeland en Vriesland (47) . De Graaf van Leycester nog in Engeland zijnde en dit een en ander vernemende , zou , naar men verhaalt , er zeer over verstoord zijn geweest , Nederland doen zou , vragende wat hij in als een ander het Stadhouderschap van Holland en Zeeland had , en het vreemd vindende , dat men aan MAURITS den titel van Prins had toegekend , terwijl hij zelf slechts dien van Graaf voerde. Dan hij zou zich hebben laten ter neêr zetten door de aanmerking , dat de bijzondere Stadhouders steeds onder den algemeenen gestaan hadden en dit dus ook met MAURITS het geval zijn zoude , en dat , wat den titel van Prins betreft , deze aan MAURITS toekwam zoowel naar Duitsche wijze , als om zijne regering van het Prinsdom Oranje , gedurende zijns ouderen broeders gevangenschap (48) . MAURITS ONDER HET 16 BESTUUR Alzoo meenden de " Staten van Holland zich behoorlijk tegen de mogelijke aanmatigingen van den verwacht worDeze denden Gouverneur Generaal voorzien te hebben. kwam den 19den December te Vlissingen aan , waar hij door MAURITS , WILLEM LODEWYK , Heeren plechtig werd verwellekomd . HOHENLO en andere Van daar trok hij over Dordrecht naar den Haag , waar hij op den 7den January 1586 aankwam . Hier werd hij zoo door de Staten van Holland , als door de Staten Generaal begroet. Laatstgenoemden zeiden hem , met allen eerbied de handen van Z. Exc. te kussen , 1 en H. Maj. en Z. Exc. te presenteren en aan te bieden alle eer , behoorlijke autoriteit , gehoorzaamheid en getrouwheid , en hun goed en bloed te zullen consacreren tot devotie en dienst van H. Maj. en Z. Exc . (49). Inmiddels raadpleegde men ter Staten Generaal over het opdragen van meerdere macht aan LEYCESTER boven het verdrag , met Engeland gemaakt . Generaliteit Volgens eenen brief der aan de Provincien geschreven den 30sten No- vember 1585 , had men het voornemen hem in den krijgshandel en hetgeen daaraan kleeft , over te geven de overste macht en autoriteit , en de Provincien , Steden en Leden met de Gouverneurs en Regeerders van dien te verbinden en onderwerpen tot volkomen gehoorzaamheid van hetgeen bij Z. Exc. en Raden zou worden geordonneerd en gestatueerd, opdat de behoorlijke autoriteit, den Landen zoo noodig, mocht worden gerestaureerd (50) . Hierop werd na eenige beraadslaging (51) eindelijk op den 10den January ter Staten Generaal het besluit genomen om aan LEYCESTER op te dragen de opperste macht in krijgszaken , en in zaken van politie en justitie dezelfde macht als vroeger de Gouverneurs Generaal gehad hadden (52) . Dan dit besluit was hem niet naar den zin : hij oordeelde zich in de macht , die men hem aanbood , te zeer • beperkt ; en het kostte moeite hem tot de aan- 17 VAN LEYCESTER. vaarding te bewegen (53) : hetgeen echter ten laatste geschiedde bij een accoord , met hem op den 1sten February gesloten (54) . Ten zelfden dage werd hem zijne commissie als Gouverneur Generaal ter hand gesteld ; waarna hij en de Staten Generaal op den 4den February elkander over en weder eed deden ; in welke plechtigheid onze MAURITS op verzoek der Staten eene hoofdrol ver- vulde (55) . Gouverneur Generaal werd aan LEYCESTER eene uitgestrekte macht toegekend. Bij deze waardigheid van Wel is waar , voegde men hem eenen Raad van State op in• structie toe , doch hij zelf werd aan die instructie of aan de adviezen van dien Raad niet gebonden (56) . waar , Wel is was hij slechts Gouverneur Generaal en geen Sou- verein : maar terwijl de voorgaande Gouverneurs Generaal aan niemand dan aan hunnen Souverein onderworpen geweest waren , en alle overige machten in den Staat , provinciale Gouverneurs ,. Staten en Staten Generaal , onder zich gehad hadden , zoo werden thands wel die allen aan hem onderdanig gemaakt , doch werd er met geen enkel woord van zijne eigene onderworpenheid aan eenigen Souverein , behalven aan de Engelsche Koningin , gesproken , of eenig persoon of lichaam opgenoemd , waarbij de souverainiteit berusten zou ; zoodat hij dus van niemand hoegenaamd , behalven van de Koningin , eenige bevelen behoevende af te wachten of aan te nemen , geheel naar eigen oordeel in het beleid van alle de deelen des bestuurs werken kon (57) . Wel is waar , bedongen de Staten 't zij Generaal 't zij Provinciaal de vrijheid om zoo dikwijls te vergaderen , als zij zelven zouden goedvinden ; maar hiermede bedongen zij zich geenszins eenige souverainiteit of oppergezag ; hunne vergaderingen moesten slechts , als van ouds , dienen om te samen te beraadslagen over het toestaan van gelden aan de Regering en om mitsdien kennis te nemen van algemeene en bijzondere aangelegenheden , 2 I 18 MAURITS ONDER HET BESTUUR ten einde daarnaar te bepalen , of, hoeveel en op welke wijze zij de door de Regering verlangde gelden zouden toestaan . Dat zij aan LEYCESTER al dat gezag overgaven , zonder prejudicie van de rechten , vrijheden , preeminen- tien, privilegien , tractaten , contracten , statuten , ordonnantien , decreten en costumen van de Provincien in 't generaal en van elke Provincie , Steden en Leden in ' t particulier , dewelke , dezen niettegenstaande , blijven zullen in heur vollen vigeur ; ook dit kende hun geene souvereine rechten toe , terwijl hetzelve integendeel hen juist als onderdanen , die zich dit een en ander voorbehielden , kenmerkte . Wel is waar , was dit voorbehoud al zeer groot en uitgestrekt : want wat konde men al niet onder die menigvuldige en onbepaalde uitdrukkingen bevatten ? maar het beroep daarop kon nimmer dan op de ootmoedige wijze van onderdanen geschieden en behoorde ter beslissing gelaten te worden aan het geweten van LEYCESTER , die derzelver eerbiediging bezworen had (58) . Dan kort daarop geschiedde er op deze onderlinge betrekking van LEYCESTER en de Staten Generaal eene nadere verklaring. De Koningin van Engeland namelijk gaf haar ongenoegen te kennen , dat , terwijl zij zelve de souverainiteit en altoosdurende bescherming dezer landen geweigerd had , men haren dienaar en vasal het absoluut Gouvernement derzelven had opgedragen. En hierop antwoordeden de Staten Generaal onder anderen , dat H. Maj . door deze opdracht aan LEYCESTER niet verder verbonden werd dan tot den inhoud der verdragen met haar gemaakt ; dat het gezag van LEYCESTER slechts was dat van de vroegere Gouverneurs Generaal en niet dat van een Souverein ; dat door het woord absoluut hij slechts werd onderscheiden van hen , die alleenlijk provisioneel gesteld en aan instructien gebonden waren ; dat zijn last en commissie weder- roepelijk was ; en dat de geheele souverainiteit der landen bleef aan derzelver Staten , en het gouvernement of de 19 VAN LEYCESTER. administratie derzelve aan LEYCESTER volgens de commissie der voorgaande Gouverneurs (59) . Opmerkelijk is deze verklaring , omdat men er zekere , ten deele wel waarachtige , maar toch onbepaald gestelde beginselen in aantreft , die in de toepassing op het aan LEYCESTER overgegeven gezag inbreuk konden maken . De souverainiteit , zeide men , bleef aan de Staten ; maar men bepaalde niet , wie men hier door de Staten verstond , de Staten Generaal of die der bijzondere Provincien ; eene onzekerheid , opmerkelijk om de pogingen , reeds door de Staten van Holland voor hunne vermeende provinciale souverainiteit in 't werk gesteld . Hoezeer dat beginsel waar was ten opzichte van de Staten Generaal , kon het echter , zoo onbepaald gesteld , in de toepassing op LEYCESTER'S gezag feilen. Immers feilde het , indien zij zich daardoor ten opzichte van LEYCESTER wilden gelijk stellen met Keizer KAREL , die als Souverein het recht van gebieden over zijnen Gouverneur Generaal bezeten had ; terwijl zij daarentegen zich bij eede aan LEYCESTER hadden onderworpen en onderdanig gemaakt , gelijk vroeger de Staten Generaal aan den Gouverneur Generaal onderdanig geweest waren • (60) . Hunne souverainiteit was toch geene andere dan die van een minderjarigen of krankzinnigen Vorst , welke , eenen voogd hebbende , zelf niets te gebieden heeft , maar onder het gezag van zijnen voogd staat , als ware hij een onderdaan . LEYCESTER , ja , was slechts Gouverneur Generaal , en deze waardigheid onderstelde eenen Souverein ; maar een Souverein , die over hem te gebieden had , bestond er niet en hij had alzoo in die waardigheid hetzelfde gezag , hetwelk de vroegere Ruwaards of Voogden des lands bezeten hadden , die op geene bevelen van den hun ondergeschikten Souverein zelven behoefden te letten . Aan het woord absoluut gaf men eene flaauwe beteekenis , niet geheel overeenkomende met de uitdrukkingen , absolute opperste autoriteit , volkomen macht en absoluut geweld , hoogste ove2* MAURITS 20 · HET ONDER BESTUUR righeid , die men in de besluiten der Staten van Holland en der Staten Generaal , alsmede in het accoord , met LEYCESTER aangegaan , aantreft (61 ) . Eindelijk , men noemde zijnen last en commissie wederroepelijk , zonder te bepalen , door wien die wederroeping gedaan kon worden ; hoewel het naar alle beginselen van rechten blijkbaar is , dat de Staten hiertoe geen het minste recht bezaten , maar dat hetzelve alleen berustte bij de Koningin , onder wier gezag hij staan bleef ( 62) . Hoe bedenkelijk dan ook de inhoud van dit antwoord zijn moge , zeker is het , dat men LEYCESTERS macht niet naar hetzelve , maar naar het accoord , met hem aangegaan , naar zijne commissie en naar de vroegere verklaringen der Staten afmeten moet (63) . Dan hierdoor kwam er ook eene groote verandering in het gezag der Provinciale Stadhouders , bijzonder van MAUin hunne betrekking tot de Staten Generaal en RITS , Provinciaal. Zij kwamen nu onmiddellijk onder het gezag van LEYCESTER ; en de Staten , die , uitgezonderd hunnen ouden invloed , rechten en privilegien , alle souverein gezag en macht verloren hadden , hadden niets meer over hunne Stadhouders te zeggen (64) . Derzelver instructien dus , en ook die van MAURITS , waren hierdoor van rechtswege vervallen ; en hoezeer zulks van hunne commissien twijfelachtig moge zijn , als waaromtrent men in de opdracht , het accoord en de commissie van LEYCESTER niets aantreft ; zeer zeker waren ook deze vervallen , voor zoo ver zij de bijzondere verplichtingen der Stadhouders aan het gezag en de macht der Staten verbonden. MAURITS dus en de ove- rige Stadhouders kwamen in dezelfde betrekking tot LEYCESTER , als de vroegere Stadhouders tot den' Gouverneur Generaal gestaan hadden . Evenwel ook dit laatste moet met eene zekere wijziging verstaan worden , omdat , gelijk wij reeds zagen , LEYCESTER'S gezag , hoezeer onder den titel van Gouverneur Generaal , eigentlijk dat van een Ruwaard of Voogd 21 VAN LEYCESTER. was , en dus de Provinciale Stadhouders voor zijne ver- tegenwoordigers of plaatsvervangers konden gehouden worden : terwijl vroeger de Provinciale Stadhouders , ofschoon onder de bevelen van den Gouverneur Generaal staande , echter onmiddellijk den Souverein vertegenwoordigden , van wien zij rechten ontleenden , onafhankelijk van den Gouverneur Generaal . Uit deze wijziging vloeide dan ook LEYCESTER'S recht voort , om aan de reeds bestaande Provinciale Stadhouders nieuwe commissien te geven , niettegenstaande de vroegere Gouverneurs Generaal onder Kei- zer KAREL dit recht niet gehad hadden . Van dit recht maakte hij gebruik zoo ten opzichte der overige Stadhouders als ten opzichte van MAURITS , wien hij eene nieuwe commissie gaf op den 1sten Maart 1586 (65) . Het recht hiertoe is hem nimmer betwist , maar wel uitdrukkelijk erkend geworden . En alzoo verviel als van zelve MAURITS vroegere commissie , die hij van de Staten van Holland en Zeeland ontvangen had (66) . Ziedaar dan nu weder het staatsrecht der Vereenigde Nederlanden voor het vervolg vastgesteld . De Staten Generaal hadden slechts den blooten titel van Souverein , zonder eenige macht als zoodanig. LEYCESTER had , onder den titel van Gouverneur Generaal , al de macht van een Ruwaard , die , zonder den titel van Souverein te voeren , al de macht van een Souverein bezat (67) . de MAURITS en overige Provinciale Stadhouders waren , onder dezen titel , loutere ambtenaren van LEYCESTER , van hem afhankelijk , aan hem onderdanig. Ook de Hoven van justitie stonden onmiddellijk onder LEYCESTER . En de Collegien der Staten Generaal en Provinciaal representeerden slechts de onderdanen , en bezaten dus niets anders dan hunnen ouden invloed ten gevolge van hunne rechten , privilegien , onderdanen verkregen hadden en vrijheden , die zij als slechts als onderdanen mochten voorstaan en handhaven. En wanneer wij nu den loop der zaken tot Decem- 22 MAURITS . ONDER HET BESTUUR ber 1586 , toen LEYCESTER Voor een half jaar naar Engeland vertrok , nagaan , dan vinden wij dat staatsrecht over het algemeen erkend en bevestigd. macht berustte bij LEYCESTER . ten , placaten , ordonnantien , De wetgevende Dit getuigen alle de wetdie hij gemaakt heeft . Hij maakte die of op eigen goeddunken , of bij advies van den Raad van State , of ook soms met toestemming der Staten , indien het hem geliefde hen daaromtrent te raadplegen . Hij deed zulks onder den titel van Gouverneur Generaal , maar , als ware hij zelf Souverein , met de bijvoeging : want wij hetzelve tot vordering van den lande alzoo bevonden hebben te behooren : woorden , die een souverein gezag te kennen geven. Hij gelastte daarbij de Provinciale Stadhouders , Hoven , Staten , Gedeputeerde Raden , en alle andere Justicieren , Officieren , Dienaren enz . wien het mocht aangaan , die bevelen ten uitvoer te leggen. En dit zijn recht is hem nimmer betwist , integendeel door hen ´allen erkend geworden (68) . De Provinciale Stadhouders , in het bijzonder MAURITS , en de Hoven van justitie , toonden bij verschillende gelegenheden , dat zij onmiddellijk onder de orders van LEY- CESTER stonden en geene Staten boven zich erkenden . Zoo vindt men verscheidene placaten van MAURITS en het Hof van Holland en Zeeland , uitgevaardigd of op uitdrukkelijk bevel van LEVCESTER , of volgens de macht , die zij van hem ontvangen hadden , en waarbij het van wege de hooge Overheid onmogelijk worden , maar op de Staten kan betrokken alleen ziet op de macht , die LEYCESTER uitoefende als verbeeldende den persoon der hooge Overheid (69) . Voor het overige zien wij MAURITS , wat de zaken van politie aanging , bijna nergens anders in werkzaam , dan in het beslissen der geschillen , die er in Holland en Zeeland tusschen de Staten en Steden oprezen en door de partijen aan zijn oordeel verbleven werden (70) . Dan van de zijde der Staten 't zij Generaal , ' t zij 23 VAN LEYCESTER. Provinciaal werden reeds in dit jaar pogingen aangewend , om dit staatsrecht om te keeren , en de macht terug te krijgen , welke zij aan LEYCESTER hadden afgestaan . De Staten Generaal betwisteden hem alle macht boven het gezag , dat de oude Gouverneurs Generaal bezeten had- den , en beweerden , dat zij zelven het recht bezaten de Met dit al souvereine macht uit te oefenen (71) . betoonden zij zich in de uitwendige formen nog onderdanig aan LEYCESTER . hun iets Hij ontbood hen bij zich , als hij te zeggen had ; en zij vervoegden zich bij hem met hunne eerbiedige verzoeken (72) . Even zoo , ja nog sterker was het met de Staten van Holland en Zeeland. Zij toch hadden zelfs den titel van Souverein niet ; en wij vinden ook niet , dat zij zich dien in dit tijdvak hebben aangematigd (73) . In de commissie en instructie , waarbij OLDENBARNEVELD op den 7den Maart 1586 tot 's Lands Advocaat werd aangesteld , en waarin anders die titel was te pas gekomen , vinden wij slechts van de eer , de autoriteit en gerechtigheid van ' s Lands Staten gesproken (74) . Hun schrijven van den 8sten Juny aan de leden van den Raad van State , die daar van wege Holland zitting hadden , waarbij zij hen verzoeken te willen zorgen , dat er in hunne afwezigheid niets in den Raad worde besloten tot Hollands nadeel , is verzoe- kender wijze en kenmerkt wel hunnen invloed als van onderdanen , maar geen gezag van souverainiteit (75) . Aller- onderdanigst en op dezelfde wijze , waarop onderdanen zich tot hunnen Souverein wenden , is het antwoord dier Staten aan LEYCESTER op zijn voorstel van den 23sten July (76) . Denzelfden toon ' en betuigingen van onderdanigheid vinden wij in hunne volgende vertoogen aan LEYCESTER , waarbij zij wel over zijn bestuur klagen , doch zich geene souverainiteit toeschrijven (77) . En hoe anders kan men op- vatten hunne onderdanige gelukwensching aan LEYCESTER in November , toen hij uit het leger was teruggekeerd en ( 24 MAURITS ONDER HET BESTUUR zij hem met een geschenk vereerden , en toen zij tevens hunne opwachting bij MAURITS maakten (78) ? Hoe deze toonen , uitdrukkingen en handelingen anders te verklaren , dan uit de erkentenis van onderdanigheid der Provinciale Staten aan den Gouverneur Generaal en de bijzondere Stadhouders (79) ? Met dit al echter veroorloofden zich de Staten van Holland zulke daden , als welke , vooral in verband gebracht met het wederrechtelijke , hetwelk zij reeds vóór LEYCESTER's komst verricht hadden , duidelijk toonden , waar zij heen wilden . LEYCESTER'S wettige macht moest ingekort worden , het zij door de bovenmatige verheffing van de souverainiteit der Staten Generaal , waartoe ook zij hadden medegewerkt , het door het eigendunkelijk plegen van daden , die niet alleen strijdig waren met LEYCESTER'S en MAURITS gezag , zij maar ook met de erkende souverainiteit der Staten Generaal en hunne eigene onderdanigheid . Zoo verleenden zij , tegen LEYCESTER's uitgedrukten wil , aan eenige ingezetenen van Utrecht , die uit de Vereenigde Provincien gebannen waren , inwoning en bescherming in Holland (80) . Zoo weigerden zij te voldoen aan LEYCESTER'S bevel , die hunnen Advocaat OLDENBARNEVELD voor eenige dagen naar Utrecht ontboden had (81) . Zoo veroorloofden zij zich handelingen van justitie tegen zekeren PARET en REINGOUD , gunstelingen van LEYCESTER , niettegenstaande de uitdrukkelijke bevelen van dezen , wien toch alleen het beleid der justitie toekwam (82) . Zoo sterkten zij het Noorderquartier in des- zelfs tegenstand tegen den Commissaris over de geestelijke goederen aldaar , niettegenstaande deze daartoe door LEYCESTER was aangesteld , en door SONOY , LEYCESTER'S Gouverneur aldaar , werd gehandhaafd (83) . Alle deze handelingen mogen in de omstandigheden des tijds en in het -recht van noodzaak hare verschooning vinden ; zij waren desniettemin wederrechtelijk en schendingen van het bestaande en erkende staatsrecht. VAN LEYCESTER . En nu meene 25 men niet , dat de Staten van Holland daarmede slechts ten doel hadden , het vastgestelde staatsrecht te handhaven tegen LEYCESTER'S wederrechtelijke pogingen. Want behalven dat er van schending , door LEY-- CESTER gepleegd , geen spoor hoegenaamd voorhanden is , zoo hadden zij zich dan tot MAURITS , hunnen Gouverneur , moeten wenden , van hem de handhaying begeeren , en niet eigendunkelijk daden verrichten , waartoe zij als onderdanen geen gezag hoegenaamd bezaten . Wel mochten zij schijnen Voor MAURITS rechten , als hunnen Gouverneur , zeer bezorgd te zijn , toen zij zich aan LEYCESTER beklaagden , dat door de commissien , aan SONOY en anderen als Gouverneurs over eenige gedeelten van Holland gegeven , MAUrits commissie werd ingekort en benadeeld ; wel mochten zij mauRITS verheffing ook als Stadhouder van Utrecht verlangen en tegen alle recht en rede begeeren (84) ; het was niet MAURITS , maar hunne eigene verheffing door middel van MAURITS , dien zij als hunnen ondergeschikten ambtenaar beschouwden , welke zij bedoelden : aan den dag legden , hetgeen zij duidelijk toen zij LEYCESTER in Mei 1586- hij zijne placaten , niet als van ouds , aan Stadhouder , President en Raden Provinciaal van Holland zou zenden , maar aan de Gecommitteerde Raden der Staverzochten , dat ten , zoo als hij zulks deed in de Provincien Zeeland , Utrecht en Vriesland (85) . Dit verzoek toch strekte tot eene nieuwigheid en krenking van het gezag van MAURITS en het Hof, die boven de Staten of hunne Gecommitteerde Raden stonden , en met wie deze thands wenschten te worden gelijk gesteld . Het blijkt niet , dat MAURITS in dit alles , hoezeer ten zijnen voordeele , zoo het scheen , persoonlijk deel heeft genomen. aangelegd , nog eenig Hij gedroeg zich als een stil , getrouw onderdaan van LEYCESTER , zoodat men zelfs van geene , staatkundige handelingen , door hem ten dezen jare 1586 verricht , melding vindt. Alleenlijk verhaalt men , 26 dat MAURITS hij bij ONDER HET BESTUUR LEYCESTER was verdacht gemaakt , alsof hij hem geenen eerbied genoeg toonde en eene verzoening met Spanje zocht : maar dat hij LEYCESTER over die redenen van achterdocht openhartig aangesproken hebbende , dezen door wederkeerig met alle vriendelijkheid en voldoening bejegend werd (86) .. In het midden dezes jaars deed hij zijne eerste schrede op de militaire loopbaan. De Hertog van Parma belegerde Nuis , en om dezen daarvan af te trekken , zond LEYCESTER onzen MAURITS , vergezeld van den Engelschen Gouverneur van Vlissingen SIDNEY , met een leger van omtrent 3000 man naar Axel in Vlaanderen , om zoo mogelijk deze stad te bemachtigen. Vier vendelen soldaten des vijands lagen er in bezetting. Heimelijk des nachts op den 16den July vertrok MAURITS met zijn leger van ter Neuze naar Axel, verkende in persoon de ligging der plaats en overrompelde haar , eer men nog wist , dat hij daaromtrent was . Klein was de tegenstand van den verbaasden vijand , die zich door de vlucht redde en ook de omliggende schansen aan MauRITS Overliet . Deze , wel begrijpende , dat de vijand hem de stad weder zoude zoeken afhandig te maken , bevestigde haar terstond door de dijken door te steken en het land rondsom in het water te stellen . Had PARMA van Nuis willen opbreken , hij had misschien Axel wel weder kunnen terug bekomen . Doch aan die schande zich niet willende blootstellen , schreef hij aan LA MOTTE , Gouverneur van Grevelingen , om , zonder deze plaats onbezet te laten , zoo veel volks , als hem mogelijk was , uit alle garnizoenen te lichten , ten einde Axel terstond wederom te belegeren . MAURITS maatregelen echter hadden dit be- leg voorgekomen , en hij bleef in het be der stad (87) . Na deze gelukkig geslaagde onderneming schijnt hij zich steeds in het leger bij LEYCESTER te hebben opgehouden , zonder iets bijzonders te verrichten . In Augustus nam LEYCESTER hem mede , om PARMA van Rijnberk af te VAN LEYCESTER. 27 trekken , terwijl hij zich in September met LEYCESTER in het leger bij Doesburg bevond (88) .. Op het einde des jaars werd LEYCESTER door de Koningin naar Engeland geroepen , ten einde aan de beraadslagingen des Parlements deel te nemen . Daar zijne afwe- zigheid eenen geruimen tijd zoude duren , moest er in de regering tusschentijds voorzien worden (89) . Duidelijk was het uit de tot nog toe gevoerde geschillen , dat het den Staten om LEYCESTER'S macht te doen was , en dat men , om hieraan beteren schijn te geven , MAURITS macht en aanzien boven mate verhief. LEYCESTER doorgrondde zulks : en wel bevroedende , dat men die pogingen gedurende zijne afwezigheid verdubbelen zoude , zoo hij ze niet be- lemmerde , wilde hij gaarne MAURITS naar Engeland medenemen . Doch licht te begrijpen is het , dat men hem zijn verlangen niet wilde gunnen ; en daar hij niet doordreef , bleef MAURITS in het land (90) . Onderwijl had LEYCESTER met de Staten Generaal over de regering tusschentijds beraadslaagd , en dien ten gevolge bij placaat van den 24sten November 1586 , voor den tijd zijns afwezens het Gouvernement Generaal opgedragen aan den Raad van State , met volle macht en gezag in zaken zoo van oorlog als van politie , even als aan hem zelven toekwam , onder bepaling evenwel , dat de stukken , die door hem gewoonlijk werden geteekend , zouden geteekend worden door onzen MAURITS en een der twee Engelsche Raden ; dat de Raad zou blijven binnen de palen van zijne instructie ; dat het leggen en veranderen van garnizoenen , het geven van patenten enz . zou gedaan worden door den Raad in den naam van LEYCESTER ; dat het beleid van den oorlog te waterou : blijven bij den Admiraal en de collegien der Adn.aliteit ; en het beleid van den oorlog te land aan eenige bekwame hoofden , die daartoe zitting zouden mogen hebben in den Raad ; en dit alles gedurende zijn afwezen en ter tijd toe dat door de Staten Generaal 28 MAURITS anders zou ONDER HET BESTUUR worden geordonneerd (91 ) . bleef dus het staatsrecht Bij dit placaat genoeg hetzelfde , daar slechts de persoon van LEYCESTER door den Raad van State vervangen werd. Dan LEYCESTER , hiermede zijn gezag niet genoeg gewaarborgd vindende , liet tevens eene geheime Kabinetsacte van denzelfden dag achter , waarbij hij de zoo uitgestrekte macht van den Raad van State eenigzins beperkte en verscheidene punten van het grootste belang ter zijner eigene kennis en beschikking voorbehield (92 ) . hierdoor De Raad zag zich de handen gebonden : hetgeen aanleiding gaf tot groote ongelegenheden , en de wettigheid dier acte betwisten deed (93) . Ongelukkig was het , dat al aanstonds na LEYCESTER'S vertrek , het gedrag der Engelsche troepen hier te lande het wantrouwen tegen hem grootelijks vermeerderde. liepen het land van wendsel halen . Zij Utrecht en Holland af onder voor- van hunne soldij in den Haag te willen gaan De Engelsche Oversten STANLEY en YORCK gaven de stad Deventer en de schans op de Veluwe , aan hunne Dit een bewaring toevertrouwd , aan den vijand over. en ander , gevoegd bij de bestaande oneenigheden , scheen eene spoedige voorziening in den nood te vereischen , en kwam dus juist te pas voor diegenen , die , zonder andere reden dan eigene eer- en heerschzucht , LEYCESTER's macht wilden besnoeid hebben. De Staten van Holland gingen hierin op eene alleszins eigendunkelijke wijze te werk en sleepten door hunnen grooten invloed ook niet zelden de Staten Generaal mede . Het middel om LEYCESTER's macht te verkleinen , was de vermeerdering van MAURITS aanzien en gezag. Reeds op den 16den January Commissie verdediging RITS om te vrijheid , eenige ontwerpen , zijn 1587 benoemden zij eene punten , dienende en gaven vendel lansiers tot zij eens zoo ' s lands aan MAU- groot te . 29 VAN LEYCESTER. maken , als hem door LEYCESTER was toegestaan (94) . Weinige dagen daarna dienden die van Dordrecht eene acte in , waarbij zij verklaarden zeer raadzaam en noodig te vinden dat aan MAURITS zulk een gezag werd opgedragen , als zijn vader en hij zelf wel verdiend hadden , mits het niet kwame te strijden tegen het tractaat met Engeland gemaakt , noch tegen het gezag van LEYCESTER. is het , Duister hoe men dezen strijd geheel vermijden kon en maatregelen voorstellen , die niet altoos eenige inbreuk zouden maken op de macht , waarmede de Raad van State thands bekleed was. Hoe het zij , de maatregelen , die men beraamde , werden aan MAURITS , HOHENLO en den President van het Hof , den Heer VAN DER MYLE , medegedeeld en door hen goedgekeurd met belofte er de goede En hierop werd den 30sten hand aan te zullen houden. ་ January bij de Edelen en Gedeputeerden der Steden staatsgewijze en eendrachtig alsnog verklaard , dat die maatregelen bij alle wegen en middelen zouden worden in het werk gesteld en ten uitvoer gebracht , en dat ten eerste van wege de Staten Generaal de gezanten van dezen Staat in Engeland daarvan zouden worden verwittigd , om alle misverstand bij hoeden (95) . de Koningin en LEXCESTER te ver- De maatregelen , die men tegen LEYCESTER en den Raad in het werk stelde , waren van verschillenden aard . Dan eens beriep men zich op het gezag van den afwezigen LEYCESTER tegen den Raad , dan op de souverainiteit der Staten Generaal , dan weder op die van Holland. Alles , hoe tegenstrijdig ook , werd aangegrepen en gebruikt om het bestaande staatsrecht om te keeren . Het placaat van den Raad van State van den 9den February tegen STANLEY en YORCK wilden de Staten van Holland niet afkondigen , omdat het op den naam van den Raad , en niet op dien van LEYCESTER of van de Staten Generaal gesteld was (96) . Met uitdrukkelijke toestemming en medewerking van Hol- MAURITS 30 ONDER HET BESTUUR land doen de Staten Generaal in January` dezes jaars den gewezen Advocaat des lands PAULUS BUIS (97) , die reeds maanden lang te Utrecht gevangen zat , op eene heimelijke wijze uit de gevangenis ontslaan , en doen zulks , als re- presenterende de hooge Overheid en wezende voorstanders van de privilegien , rechten , vrijdommen , tractaten en unien van de landen. De onwettigheid dezer handeling schenen zij zelven te gevoelen , toen zij , die souvereine Heeren , zich eenige dagen daarna , op den 26sten January , als ondergeschikten begaven in de vergadering van den Raad van State (98) , zich daar in het breede verantwoordeden , en hunne miskenning van den Raad goed maakten op grond van de bovengenoemde Kabinetsacte van den 24sten November (99) , waarbij aangaande de gevangenis van BUIS de hand des Raads gesloten was : terwijl de onwettigheid van dien gantschen handel ook door de Regering van Utrecht in eenen brief aan de Staten Generaal , alsmede door den Engelschen Raadsheer WILCKES zeer goed betoogd werd (100) . Dan de Staten van Holland gingen nog verder , zonder zelfs op de beweerde souverainiteit der Staten Generaal te letten. Den 30sten January besloten zij allen Raden van Hol- land aan te schrijven , dat er geene granen uit het land mochten worden gevoerd , al ware het schoon , dat tot den uitvoer brieven van LEYCESTER of van den Raad van State mochten verleend zijn .. En den volgenden dag onttrokken zij aan den Raad en namen op zich en hunnen Stadhouder , de macht om binnen Holland de garnizoenen te veranderen en daartoe paspoorten af te geven (101) . Ten gevolge dezer besluiten namen zij verscheidene Capiteinen in dienst en deden hen in hunnen naam eed doen ; zij lieten binnen hunne Provincie den trom slaan op den naam van den Gouverneur en de Staten van Holland en wierven ongeveer 2000 mannen ; zij veranderden de garnizoenen van Muiden en Gorcum en Woerden ; zij gaven het Gouvernement van Gorcum aan Graaf PHILIPS van Nassau , broeder 31 VAN LEYCESTER. van Graaf WILLEM LODEWYK ; en toen de Raad van State ter voldoening aan het verzoek der Koningin van Engeland eenige duizenden lasten rogge had doen aankoopen en naar Engeland inschepen , gaven zij tegenbevel en lieten de reeds ingescheepte rogge weder ontladen ( 102) . Ten gevolge van alle die miskenningen was er ook zoo weinig genegenheid om lid van den Raad van State te wezen , dat , toen op den 4den February de commissien der leden moesten vernieuwd worden , allen hun ontslag verzochten en althands niet langer dan een maand in dienst wilden blijven (103) . Buiten kijf waren alle deze maatregelen streeksche inbreuk op het van State , eene recht- wettige gezag van den Raad gelijk zulks door den Engelschen Raadsheer WILCKES verweten werd (104) . MAURITS , wel is waar , zien wij daartoe ijverig medewerken : maar hij mag verschooning vinden en in den vermeenden nood des lands , en in zijne jonge jaren , waardoor hij de sluwe streken der staatkunde nog niet geheel doorzien kon , en in de verblinding , waarin hij door de Staten gebracht werd , als of anderszins zijne rechten op het spel stonden , en in zijne natuurlijke afhankelijkheid van en zijne verplichtingen aan de Staten , waardoor hij gedrongen werd hun te wille te zijn , wel verzekerd zijnde , dat zij anderszins wel zonder hem zouden voortvaren . Het sprak van zelf, dat de verwarring , uit dit een en ander ontstaan , door eene zekere orde diende vervangen te worden ; en het was daartoe , dat de Staten van Holland met die van Zeeland de kroon op hun werk zetteden door hun besluit van den 6den February , gewoonlijk de acte van autoriteit genoemd , waarbij zij , op grond dat LEYCESTER zoude gehouden geweest zijn aan MAURITS vroegere commissie , van hen ontvangen , geheele uitwerking te geven , bepalen , dat laatstgenoemde metterdaad gebruiken zou de autoriteit , hem bij die commissie opgedragen ; dat de Graaf van Hohenlo zoude voortvaren in zijnen staat als Luitenant 32 MAURITS ONDER Generaal over Holland HET BESTUUR en Zeeland ; dat alle Oversten , Colonellen , Superintendenten en Capiteinen , binnen Holland en Zeeland , ook bijzonder in het Noorderquartier commissie zouden ontvangen van MAURITS , en hem en den Staten der beide Provincien eed van getrouwheid en gehoorzaamheid doen , op straffe van cassatie voor de onwilligen ; terwijl het beleid van den oorlog binnen de beide Provincien , het verleggen en veranderen der garnizoenen en wat dies meer is , zou staan ter beschikking van MAURITS of HOHENLO met advies der Staten , LEYCESTER zoodat al wat of de Raad van State dienaangaande binnen die Provincien zouden willen gedaan hebben , zou dezen door hen moeten worden opgedragen aan MAURITS , om door met advies der Staten te werk gesteld te wor- den ( 105) . Bij dit besluit werd dus door de Staten van Holland en Zeeland aan het bestaande staatsrecht gants en al de bodem ingeslagen , zonder op de rechten van Staten Ge- neraal , LEYCESTER en Raad van State te letten : en groot was de verwarring , die hierdoor in het land geboren werd (106) . De gemelde acte van autoriteit , ofschoon de dagteekening van den 6den February voerende , kreeg eerst op den 18den February haar volle beslag , als wanneer zij herzien en door de Staten van Zeeland geteekend werd ( 107) . Ten zelfden dage werd er ook eene instructie voor MAURITS , als Gouverneur van Holland en Zeeland , vastgesteld , doch die onbekend is en nimmer in werking schijnt gebracht te wezen ( 108) . Twee dagen daarna stelde men eenen nieuwen eed voor de krijgsoversten binnen Holland vast , waarbij men getrouwheid en gehoorzaamheid aan zoo vele personen en Collegien vergde , dat het in oogenblikken van verdeeldheid moeilijk zou wezen te weten , aan wiens bevelen , men zich houden moest (109) . En op den 4den Maart werd besloten de verpachtingen der ge- VAN LEYCESTER . 33 meene middelen niet meer , zoo als tot nog toe geschied was , te laten 2 doen op naam van LEYCESTER , maar ' op ' dien van MAURITS (110) . Allerwege scheen men zich in Holland aan die maatregelen te onderwerpen ; op SONOY echter , die door LEYCESTER tot Gouverneur van het Noorderquartier was aangesteld (111 ) , stuiteden zij af. Buiten twijfel was er iets verkeerds in , dat , daar MAURITS Gouverneur van gantscht Holland was , hij echter niets had te zeggen over het Noorderquartier , waarover SONOY onmiddellijk onder LEYCESTER en gants onafhankelijk van MAURITS het bevel voerde. Dien ten gevolge had dan ook LEYCESTER op de klachte der Staten van Holland desaangaande in November 1586 geantwoord , dat hij zich zou gedragen naar hetgeen de Staten ordonneren zouden hetwelk klaarblijkelijk geenen anderen zin kon hebben , dan dat de Staten hem hun believen zouden mededeelen en hij dan zijne orders dien overeenkomstig geven zou. Dan de Staten meenden , dat zij daardoor gerechtigd waren om zelven hunne orders ten dezen te werk te stellen , en ontboden dus SONOY in January 1587 bij zich , hem aanmanende commissie van MAURITS te ontvangen en hem eed te doen. Hij echter weigerde zulks om den eed aan LEYCESTER gedaan , bui— ten wiens last hij geenen nieuwen eed doen mocht ; maar betuigde niettemin zijne bereidwilligheid om , onverminderd den door hem gedanen eed , MAURITS in alles te eerbiedigen en te gehoorzamen , gelijk hij altijd gedaan had . Onzes inziens was het gelijk ten dezen aan soNOY's zijde , daar de vraag omtrent de wettigheid zijner commissie eigentlijk de wettige macht van LEYCESTER betrof , en het aan hem niet stond , dat verschil zonder en tegen LEY- CESTER uit te maken . Reeds een half jaar lang was hij , met kennis van MAURITS en de Staten , in het volle bezit en de uitoefening zijner commissie geweest , en dus behoorde hij niet persoonlijk in dat bezit gemoeid te wor3 I 34 MAURITS ONDER HET BESTUUR den , tot dat hij daarvan door LEYCESTER , die nog als Gouverneur Generaal erkend werd , ontslagen zou zijn. Het bleef dan vooreerst bij deze vernam het verraad weigering : want men van STANLEY en YORCK , en SONOY kreeg alzoo last om terstond naar Noordholland terug te keeren , en zoo aldaar als in de steden van Gelderland en Overijssel, die ook door zijn volk bezet waren , orde te stellen tot verzekerdheid . Maar terwijl hij aan dezen last voldeed en in Overijssel was , zochten de Staten en MAURITS van deze afwezigheid gebruik te maken om het garnizoen van Medemblik door een ander te doen vervangen , ten einde alzoo SONOY van zijne kracht te berooven. Listig en onbehoorlijk was deze aanslag , daar toch een man , als SONOY , aan wien het vaderland zulk eene dure verplichting had , die hetzelve altijd getrouwelijk gediend en nimmer eenige blijken van ontrouw gegeven had , op eene meer waardige en oprechte behandeling aanspraak mocht maken. De aanslag mislukte , door dat de Lui- tenant , die bij afwezen van SONOY binnen Medemblik het bevel voerde , eenige verandering buiten last zijns Oversten weigerde toe te laten . Billijk was deze laatste , toen hij , teruggekeerd zijnde , het gebeurde vernam , over dien aanslag verstoord en drukte zijne gevoelens uit in eenen brief van den 19den Maart 1587 , waarin hij op eene waardige , beleefde en onderdanige wijze zijn ongenoegen te kennen gaf, en herhaalde , dat de eed , door hem aan LEYCESTER gedaan , hem verbood de nieuwe aangeboden commissie van MAURITS aan te nemen en den nieuwen gevorderden eed af te leggen , zonder alvorens door LEYCESTER van den · vroegeren eed ontslagen te zijn ( 112) . Dan nu meenden de Staten en MAURITS aan hunne eer verplicht te zijn op den begonnen weg voort te gaan en eenig geweld te beproeven . Onverwachts verschijnt MAURITS met eenige Gedeputeerden der Staten voor Medemblik. Wat stond nu SONOY te doen? Hij kende het genomen besluit om de VAN LEYCESTER. 35 krijgsoversten , die den nieuwen eed weigeren zouden , van den dienst te kwam verlaten . Hij begreep dus , dat MAURITS om dat besluit jegens hem uit te voeren , en oor- deelde , zich dit niet te moeten laten welgevallen , zoo lang hij de middelen had om zich in zijn ambt , waarin hij door LEYCESTER gesteld was , staande te houden. Er schoot hem derhalve in dien oogenblik , die eenen spoedigen en korten raad vorderde , niets anders over , dan om MAURITS te verzoeken buiten Medemblik te blijven , en hem de poorten voor het hoofd toe te sluiten. Deze werd dus genoodzaakt onverrichter zake en zelfs met eenige schande terug te keeren . Nu besloot men op nieuw den weg van onderhan- deling in te slaan . stukken (113 ) , Men leze de over en weder gewisselde en men zie , hoe onnoozel de Staten en MAURITS hunne listige aanslagen zochten te vergoelijken en SONOY om den tuin te leiden ; en daarentegen , hoe mannelijk , openhartig , waardig en beleefd SONOY's antwoorden • waren , wien de conscientie verbood , buiten LEYCESTER'S last , eenen nieuwen eed te doen , die voorts , zoo ver hem zijn eed toestond , toonde den Staten en MAURITS te wille te zijn , en die er op stond , dat men toch LEYCESTER'S antwoord wilde afwachten , aan wien hij om naderen last verzocht had. Alle middelen nu , om SONOY tot andere gedachten te brengen , te vergeefs beproefd hebbende , en geen dadelijk geweld durvende te gebruiken , besloot men van hem af te houden , gelijk hem door de Staten en MAURITS bij hunne brieven van den 14den en den 15den April te kennen gegeven werd . Veel mag hiertoe hebben bijgedragen een tot gematigdheid aanmanende brief van Graaf wILLEM LODEWYK aan MAURITS , welke allerbelangrijkst is (114) . MAURITS was in dit alles verre buiten de palen zijner macht getreden en had aan het wettige gezag van LEYCESTER te kort gedaan : doch algemeen wordt het toegestemd , dat geen persoonlijke haat tegen LEYCESTER bij hem huisvestte , maar dat het OLDENBARNEVELD was , die hem , nog een 3* 36 MAURITS ONDER HET BESTUUR jongeling , daartoe aanzette , hem verblindde en zich van hem bediende om LEYCESTER te weeren en van zijn gezag te berooven. Duidelijk was , vooral de zaak van achteren beschouwd , OLDENBARNEVELD'S einddoel , om door de verheffing en versterking van MAURITS tegen LEYCESTER , de provinciale souverainiteit der Staten van Holland op te richten , en na LEYCESTER's verwijdering , ook MAURITS onder hun gezag te brengen (115) . Volgens de acte van autoriteit , aan MAURITS gegeven , scheen het dat de Staten van Holland zich geen bestuur hoegenaamd wilden aanmatigen , maar alle bestuur aan MAURITS en HOHENLO Overlieten , onder voorwaarde slechts van hun voorafgaand advies. Dan op den 6den Maart keerden zij de zaak om en maakten een placaat tegen de doortochten en overlasten van krijgsvolk , waarbij zij , ofschoon zich nog geen Souverein noemende , evenwel zeggen hetzelve te verordenen bij advies van MAURITS en HOHENLO , en voorts zoodanige uitdrukkingen gebruiken , die den Souverein kenmerken (116) . Hiermede was dus , op den titel na , de geheele souverainiteit in de handen der Staten van Holland overgegaan . Rechtens toch mochten de placaten niet dan op naam van LEYCESTER gegeven worden : bij hem was de geheele wetgevende macht , en de provinciale Staten hadden er geen deel in , dan slechts om hun advies te geven. Te recht werd zulks van wege de Regering van Utrecht beweerd. Dan hierop antwoordeden de Staten van Holland opden 7den Maart 1587 : >> Het placaat mocht niet op den naam van Z. Exc. (LEYCESTER) uitgegeven worden , als niet zijnde generaal en te willen disputeren , of de Staten van Holland , (dewelke de hooge Overigheid en ' t Graafschap van wedersprekelijk representeren) , zulke Holland on- of gelijke placaten vermogen te maken , is den geheelen staat van den lande in controversie te willen stellen , zulks dat wij onnoodig achten eenig discours daarvan alhier te maken , en is het- VAN LEYCESTER . zelve absurd , 37 nademaal de Gouverneurs van Holland ook bij tijde van de hebben gemaakt , en Prinsen placaten Burgemeester en Schepenen van steden maken tot defensie van hunne steden zelfs keuren en ordonnantien ." Ziedaar sedert LEYCESTER'S komst de van Holland , dat berustte. maar eerste verklaring der Staten bij hen de souverainiteit van Holland Wel hadden zij zulks ook vroeger verklaard (117) , zich sedert de verandering des staatsrechts door LEYCESTER'S komst , daarvan onthouden , integendeel medegewerkt tot de uitdrukkelijke verklaringen der Staten GeneMochten raal , dat bij dezen de souverainiteit huisvestte. dus al alle die wederrechtelijke handelingen , welke de Staten van Holland na LEYCESTER'S vertrek onderstaan hadden , met het recht van noodzaak kunnen verdedigd worden ; thands daarentegen werd een geheel verkeerd valsch beginsel van staatsrecht aangenomen , hetwelk alzoo niet verdedigd kon worden en duidelijk toont , hunne geheime bedoelingen in handelingen gestrekt hadden . alle die en waartoe wederrechtelijke Blijkbaar valsch was hunne redenering , dat , daar de Gouverneurs van Holland ook bij tijde der Prinsen placaten hadden gemaakt , (die dit toch slechts gedaan hadden op gezag van den Vorst en op zijnen naam , ) zij , Staten van Holland , ook placaten mochten maken (118) . Hadden zij , ook overeenkomstig de acte van autoriteit , het maken der placaten aan MAURITS bij hun advies overgelaten , de redenering zou dan minder verkeerd . geweest zijn. Uit deze beweerde provinciale souverainiteit en de handelingen dien overeenkomstig volgde dan ook van zelf het voornemen der Hollandsche Staten , om MAURITS , die als Stadhouder van LEYCESTER , even als al de vroegere Stadhouders (119) , steeds boven hen gestaan had , tot hunnen ambtenaar , hun ondergeschikt , te vernederen . En dan mogen wij hieruit opmaken , wat men moet denken van hunne gewaande belangstelling en zorg voor de handhaving MAURITS ONDER 38 HET BESTUUR van MAURITS eer en gezag , als zij op den 7den Maart dezes jaars aan de Regering van Utrecht schreven : niet onthouden , » Wij willen UEd . dat de loffelijke officien bij Mijnen Heere den Prinse van Oranje h. 1. g. der Vereenigde Nederlanden in ' t generaal en bijzonder den lande van Holland met Westvriesland en Zeeland in 't particulier bewezen , zoowel in 't bevorderen en bewegen van de twee geweldige heirtochten , zoo in den jare 1568 als in den jare 1572 ge- daan , en al ' t geen daarna tot Z. Exc. overlijden toe gevolgd is , ons houdt en altijd houden zal verbonden aan den Huize van Nassau , van achtende dat alle menschen zoo grooten als kleinen state ons voor ondankbaren met recht ingevalle wij houden zouden , Z. Exc. van Nassau in zijne autoriteit , hem bij ons en de Staten van Zeeland nopende het Gouvernement en het Capiteinschap Generaal van den voorz . lande van Holland , Zeeland en Westvriesland en het Admiraalschap van de zee vóór de aankomst van Z. Exc. (LEYCESTER) gedefereerd en bij Z. Exc. geadvoueerd , niet handhielden , maar hetzelve bij parti- culiere Oversten of Capiteinen lieten occuperen tot nadeel van der landen gerechtigheden , tot vordering van scheuringen en oneenigheden en vermindering van de autoriteit van Z. voorz . Exc . van Nassau , en dat wij daarom jegens alle particuliere Oversten en lande en steden dende , Capiteinen , in den voorz . van zijn Gouvernement garnizoen hou→ denzelven voorgenomen begeerende dat UEd . noch in hebben te maintineren : regard van dezelve noch in regard van andere zaken niet willen gelooven eenige rapporten , die tot ons of Z. voorz. Exc. van Nassau nadeel zouden mogen worden uitgegeven ; maar zich altijd verzekerd willen houden , dat Z. voorz . Exc. van Nassau en wij niet anders hebben in bedenken , als beneffens de conservatie van den lande , de eere en respect van H. Maj . en de behoorlijke autoriteit en obedientie van Z. Exc. met zulken verstande , dat , gelijk generalijk de autoriteit van 39 VAN LEYCESTER . Z. Exc. dient gehandhaafd , wij ook verstaan dat de autoriteit van Z. Exc. van Nassau en andere Gouverneurs van Provincien jegens de particuliere Oversten en Capiteinen in hunne Gouvernementen gemaintineerd moet worden ( 120) ." Waarlijk , hunne bezorgdheid voor MAURITS gezag tegen die bijzondere Oversten , welke onmiddellijk onder LEYCESTER stonden , had geene andere bedoeling , dan om hunne eigene souverainiteit op te richten , waaronder dan MAURITS staan zou. ook Het hoogste woord aangaande de provinciale souverainiteit er nu eenmaal uitgekomen , diende thands wel zoo mogelijk gerechtvaardigd te worden . Dit deden de Staten • van Holland in April dezes jaars bij een wijdluftig vertoog aan den Engelschen Raadsheer WILCKES , maar welk vertoog , betrekkelijk dit punt , zich zelf schaamt en een samenweefsel is van onwaarachtige en valsche stellingen , die toen gretig aan den man wilden (121 ) . toch wordt als iets onwedersprekelijks , In hetzelve tegen alle histo- rische trouw en waarheid aan , staande gehouden , dat aan de Graven en Gravinnen , die sedert 800 jaren Holland en Zeeland geregeerd hadden , de heerschappij en souverainiteit dezer landen door het Collegie der Edelen en Steden , als representerende de Staten van den lande , wettelijk is opgedragen geweest ; dat alzoo de Prinsen , die ooit wettelijk hebben geregeerd , niet alleen hunne regering met delatie , consent en believen van de landzaten hebben begonnen , maar ook zulks vervolgd , dat alle de leden van het lichaam , waarvan zij tot hoofden gesteld waren , zijn gebleven ongevioleerd , onverkort en onverminderd ; dat de landzaten gedeeld zijnde in tweederlei staten , de Edelen en de Steden , door de Steden moeten verstaan worden de Vroedschapscollegien , wezende personen , die alleen zijn in eed van de stad en niet van de Prinsen ; en dat bij deze Staten , gerepresenteerd wordende bij het Staten-Collegie of de afgevaardigden uit de Edelen en Steden , de HET BESTUUR MAURITS ONDER 40 souverainiteit is in alle zaken (122) . Waarlijk , zoo men al ten dezen aan geene opzettelijke kwade trouw in den steller van dat vertoog FRANÇOIS FRANKEN , Pensionaris van Gouda , gantsche en in het Staten-Collegie denken mag , kan men er toch niet van tusschen , om er een onbegrijpelijk groot gebrek aan historie-kennis in te ontwaren. Thands zou niet licht iemand meer met zulk eene voorstelling voor den dag durven komen (123) . De bewering van Holland en Zeeland aangaande de provinciale souverainiteit smaakte ook wel in de overige Prodie , welke meer Leycestersgezind wa- vincien , zelfs in ren en waarin men dus vermoeden mocht , gezag aan de Staten Generaal werd toegekend. dat meer De oor- zaak was , dat tegen die beide Provincien de overige niet genoeg opgewassen waren om ze in den band der Unie te bedwingen ; zoodat , als Holland en Zeeland zich minder afhankelijk van de Staten Generaal maakten , ook de ove-. rige minder afhankelijk van Holland en Zeeland wilden zijn en dus insgelijks buiten den band der Unie treden moesten. Wel zochten zij zich te vereenigen en eene bijzondere vergadering buiten de Staten Generaal te beleggen , om over de opdracht der souverainiteit aan de • Koningin van Engeland te handelen ; doch Holland en Zeeland hielden zulks tegen ( 124) . Van hier , dat men ten dezen tijde geene verklaring der Staten Generaal tegen die bewering der integendeel dat goedgekeurd kon er de en provinciale souverainiteit men haar , aangenomen Raad van ofschoon (125) . aantreft , duisterlijk , vindt Nog veel minder State iets tegen uitrichten . Daar dezelve bij LEYCESTER'S tegenwoordigheid slechts een raadgevend Collegie was en LEYCESTER zich niet altijd naar den gegeven raad gedroeg , zoo waren vele leden niet zeer naijverig betrekkelijk zijn gezag en ook door omstandig- heden te zeer gehecht aan de Provincien , waaruit zij verkozen waren . Daarenboven slechts voor één jaar benoemd 41 VAN LEYCESTER . geweest zijnde , was hun diensttijd in het begin van February verstreken : en toen besloten de Staten Generaal , slechts voor drie maanden of dezelfde of nieuwe leden te benoemen met weglating van diegenen , welke meer op de hand van LEYCESTER waren en wier recht van zitting in Wat kon er dus van den Raad men betwistte (126) . zulk eenen Raad van State ter handhaving van het waarachtige staatsrecht verwacht worden (127) ? Dan in het begin van July 1587 keerde LEYCESTER hier te lande terug. Hierdoor behoorde dus alles tot den vori- gen stand van zaken te worden teruggebracht , ware hij nimmer afwezig geweest : de macht , even als door hem gedurende zijne afwezigheid aan den Raad van State opgedragen , kwam weder in zijne banden , en de aanleiding , die men tot de gepleegde nieuwigheden uit die zoogenaamde kabinetsacte genomen had , verviel thands als van zelve. Dan , gelijk wij zagen , de Staten , bijzonder die van Holland en Zeeland , hadden door hunne beweerde provinciale souverainiteit een nieuw beginsel aangenomen , hetwelk ook voornamelijk bij LEYCESTER'S tegenwoordigheid werken moest , en waardoor die geheele onvoorwaardelijke terugkeer tot de vorige orde van zaken bijna onmogelijk geworden was . Volgens dat beginsel waren de Sta- ten , ieder in hunne eigene Provincien , de Souverein en hadden onder zich hunne Stadhouders : maar ter bezorging van sommige punten zij van algemeen belang hadden zich gezamentlijk door de Unie van Utrecht begeven in een verbond , vertegenwoordigd door de Staten Generaal , en voor die punten was LEYCESTER Gouverneur Generaal , ondergeschikt aan de Staten Generaal. Dit begin- sel was zoo lijnrecht strijdig met het vastgestelde staatsrecht , dat er aan geen vergelijk was te denken , maar Laat ons het eene voor het andere moest onderdoen . kortelijk zien , zaakt wierden. welke botsingen hierdoor voorts veroor- MAURITS 42 ONDER HET BESTUUR Vooraf echter moeten wij melding maken van MAURITS krijgstocht in het begin van July dezes jaars. De Staten Generaal namelijk hadden op aandrang van die van Holland een besluit genomen tot verwoesting en afbranding gereedschappen , gewassen enz . van alle dorpen , huizen , in Braband en daaromtrent zoo dergenen die onder sauvegarde waren , als die onder den vijand lagen. Dit aller- ijsselijkst besluit , hetwelk de barbaarschheid der toenmalige oorlogswijze kenmerkt , werd ter uitvoering opgedragen aan MAURITS en HOHENLO : en de eerste verklaarde in de vergadering der Staten , dat hij alle vlijt zou aanwenden om dat besluit te bewerkstelligen (128) . Opmerkelijk is de brief der Staten van Holland op den 24sten Juny dien ten gevolge geschreven aan den Leidschen Burgemeester PIETER ADRIAANSZ . VAN DER WERFF , waarbij hem zijne benoeming tot Gedeputeerde te velde voor dien tocht werd bekend gemaakt , en waarin onder anderen gewaagd wordt van de groote eer , zijnen eersten tocht die MAURITS behalen zou , ingeval op en exploit de voorz. dienst gedaan en uitgerecht mocht worden ; terwijl er wordt bijgevoegd , dat dat exploit niet boven de tien of twaalf dagen duren zou (129) . Het schijnt dus , dat , daar men dezen tocht den eersten van MAURITS noemt , men dien des vorigen jaars naar Axel , als minder onder het beleid van MAURITS dan van SIDNEY bewerkstelligd , heeft aangemerkt. Hoe dit zij , getrouw aan den last , viel MAURITS met HOHENLO terwijl PARMA Sluis belegerde , aan de zijde van ' s Hertogenbosch in Braband , brandende en plunderende wel tusschen de 30 en 40 dorpen en gehuchten in de Langstraat, Peel en elders , innemende het Huis te Loon , Boxtel , Eindhoven , Helmond , dezelve beschietende , beroovende en verwoestende en alzoo eenen grooten schrik alom te weeg brengende. PARMA echter liet zich van Sluis niet aftrekken , maar zond een sterk leger naar Braband , hetwelk MAURITS , die zijnen last verricht had , tot den terugtocht bewoog (130) . VAN LEYCESTER. : 43 LEYCESTER , teruggekeerd , vond niet dadelijk van wege de Staten die ondersteuning en medewerking , ter verdediging des lands noodig had . welke hij Dit deed hem ern- stig bedacht zijn om het land weder te verlaten . Even als bij eene gelijke houding van WILLEM I , baarde zulks de grootste bekommering bij de Staten Generaal , die hem bij een alleronderdanigst vertoog van dat voornemen zochten af te brengen (131 ) . Hetzelve toont , dat die souvereine Heeren niet konden ontkennen , dat hun Gouverneur Generaal boven hen stond . Maar LEYCESTER vorderde ook te recht eene volkomene voldoening voor alle die aantijgingen , waarmede men zijn bestuur bij de Koningin en bij het algemeen had zoeken zwart te maken . Ook deze voldoening gaven de Staten Generaal den 15den Augustus (132) . bij eene acte van Daarin wel doen zij het voor- komen , als of LEYCESTER slechts door hunne al te scherpe remonstrantien , en niet door hunne daden en eigendunkelijke veranderingen in het staatsrecht beleedigd was ; maar , na hun recht tot het indienen dier remonstrantien betoogd te hebben , verzoeken zij verschooning , voor daarin de palen van behoorlijk respect zoo ver zij mochten zijn te buiten gegaan , zich grondende op de droevige tijdsomstandigheden , welke zelfs de standvastigste Keizers of Monarchen der wereld hadden kunnen ontstellen en verbijsteren ; zij verzoeken hem voorts , om volgens zijne groote wijsheid de zaken te laten doorgaan en alle gerezene misverstanden aan de eene en de andere zijde in eene eeuwige vergetelheid te begraven ; verklarende tevens nooit den wil of intentie gehad te hebben om iets te doen tot nadeel of vermindering van zijne eer en autoriteit hem opgedragen ; protesterende heiliglijk voor God en de wereld , dat zij hem eene ware en oprechte liefde toedragen , hem willen eeren , respecteren en gehoorzamen , als dat behoort volgens zijne autori- teit als Gouverneur Generaal ; hebbende zij een vast vertrouwen op zijne deugd , wijsheid , goedheid en ervarenheid , 44 MAURITS ONDER HET BESTUUR hem belovende te assisteren in het beleid der zaken met al hetgeen hun mogelijk wezen zal zij verzoeken hem slechts een goed vertrouwen te willen hebben op , en goede correspondentie houden met hen , tien of twaalf personen , maar als zijnde niet de Ridderschap , en Raadslieden of Vroedschappen Edelen van alle de steden der Vereenigde Provincien , welke Staten gerepresenteerd worden door hunne Gedeputeerden ter vergadering der Staten Generaal . Deze acte is opmerkelijk . Want hoezeer er geen betoog over de souverainiteit en de onderlinge verhouding der verschillende staatsmachten in voorkomt , zoo berust zij echter duidelijk op de juiste beginselen des staatsrechts , zoo als het bij de opdracht van het Gouvernement Generaal aan LEYCESTER was vastgesteld . Die souvereine Heeren , de Staten Generaal , (en onder hen worden uit- drukkelijk Holland , Zeeland en Vriesland genoemd) , laten zelfs zich niets voorstaan op den blooten titel van Souverein , maar erkennen hunne onderdanigheid aan den Gou- • verneur Generaal ; zij schrijven zich geene macht hoege- naamd toe , maar verlangen slechts goede onderlinge correspondentie en het recht om de belangen des lands aan LEYCESTER Voor te dragen ; zelfs wordt er van de rechten der bijzondere Staten met geen enkel woord in gesproken : het is alsof de ingezetenen , hetzij gezamentlijk hetzij gedeeltelijk , geene andere vertegenwoordigers hebben dan het Collegie der Staten Generaal . Op denzelfden dag schreven zij ook eenen allerootmoedigsten brief van gelijken zin aan de Koningin (133) . alstoen En insgelijks schijnt zich MAURITS met LEYCESTER verzoend te hebben ( 134) . Beide de Koningin en LEYCESTER hielden zich met dit een en ander volkomen voldaan : de Staten Generaal , zeer verblijd zijnde , schreven het over aan de provinciale Staten ; en LEYCESTER , ten blijke van } zijnen goeden wil , gaf een strooiën en verspreiden van alle placaat uit , waarbij het lasterlijke gezegden en • geschriften tegen de Koningin , de 00 VAN LEYCESTER . Engelsche natie , de Staten Generaal 45 en Provinciaal , de Regeringen van steden en plaatsen verboden werd (135) . Hiermede scheen dus alles , ook in Holland en Zeeland , op den ouden voet teruggebracht ; LEYCESTER stond weder aan het hoofd van het gantsche bewind : de provinciale Stadhouders , bijzonder ook MAURITS , waren weder zijne ondergeschikte ambtenaren , dienende op de commissien van hem ontvangen ; zij stonden dus ook boven de Staten , gelijk LEYCESTER ze ook in het zoo even gemelde placaat vóór de Staten had opgenoemd ; en de Staten 't zij Generaal 't zij Provinciaal hadden volstrekt geene macht meer , maar vertegenwoordigden slechts de ingezetenen des lands. De acte van autoriteit , aan MAURITS na LEYCESTER'S vertrek door de Staten van Holland en Zeeland gegeven , was dus ook van zelve vervallen met al hetgeen er sedert opgebouwd was . En echter , niettegenstaande dit alles , bleven de Staten van Holland op hun vroeger aanbeeld voortslaan en deden den jongen MAURITS daarin medewerken . Dit toonden zij al aanstonds , toen zij niet wilden , dat MAURITS volgens LEYCESTER'S last den door dezen benoemden Gouverneur van Zevenbergen aldaar zou invoeren : zij kenden toch , zeiden zij , maar éénen Gouverneur , namelijk MAURITS (136) . Op allerlei wijzen werd aan LEYCESTER de voet dwars gezet en MAURITS steeds gebruikt om hem tegen te werken . Deze was hem echter niet persoonlijk vijandig . Al dadelijk na LEYCESTER's terugkomst was hij tot de orde en binnen de palen zijner commissie , van LEYCESTER ontvangen , ruggekeerd. Ook scheen zich deze van MAURITS goede ge- zindheid verzekerd te houden . Immers kort na zijne te- rugkomst werd ter Hollandsche Statenvergadering verslag gedaan van eene verklaring van LEYCESTER , dat er eenigen in de Staten van Holland waren , die hem geen goed , hart toedroegen , ja dat hij ook wel wist , dat Z. Exc. van Nassau met Graaf WILLEM van Nassau , 46 MAURITS ONDER HET BESTUUR HOHENLO , MEURS en anderen eene * ligue tegen hem gemaakt hadden , doch dat het den jongen Nassau niet was te wijten (137) . Heere MAURITS van Ook had MAURITS van zijne goede gezindheid een blijk gegeven , door alles aan te wenden om HOHENLO met LEYCESTER te verzoenen , ofschoon te vergeefs (138) . Eindelijk brak het geschil weder opentlijk uit door een vertoog der Staten van Holland van den 30sten Augustus (139) . Daarin verklaren zij onder anderen , dat de Ridderschap , Edelen en Steden van Holland en Westoriesland altijd verstaan hebben en alsnog verstaan , dat bij gebreke van eenen Prins der voorz. landen , de souverainiteit derzelven aan hen wederkeert , en dat overzulks na het verlaten van den Koning van Spanje alle acten van souverainiteit bij de geëxerceerd , Staten van dezelve landen wettelijk zijn in voege dat zij in die qualiteit ook met verscheidene Prinsen en Potentaten en namelijk met H. Maj . van Engeland , benevens de andere Provincien , hebben getracteerd en aan LEYCESTER de autoriteit als Gouverneur en Capitein Generaal van de Vereenigde Nederlanden geconfereerd ; zij verklaren wijders , dat er op den naam van LEYCESTER veel gedaan is , hetwelk niet toekomt aan den Gouverneur Generaal , maar aan den Souverein zelven ; dat de Staten , de Gouverneur , Officiers en Justitiers van deze landen nooit bij eede verplicht of verbonden zijn geweest aan de Gouverneurs Generaal (140) ; maar dat zij desniettemin zich met hunnen Gouverneur , Officieren en Justitieren aan LEYCESTER verbonden houden , om hem in het wettig gebruik van de geconfereerde autoriteit als Gouverneur en Capitein Generaal te gehoorzamen en die autoriteit te helpen maintineren , zoo lang LEYCESTER haar wettig gebruiken zou ; zonder nochtans zich daarmede nopens de souverainiteit der landen eenigzins te willen prejudicieren ; en dat dienvolgende ter dispositie van de Staten Generaal en van de Staten der Provincien in het particulier (boven de autoriteit VAN LEYCESTER . 47 hun in deze landen van alle oude tijden en namelijk van Keizer KAREL gecompeteerd hebbende) , zal blijven de dispositie van de zaken , die Keizer KAREL aan de Hertogin MARGARETA , de Koningin MARIA , den Hertog van Savoye en andere Gouverneurs Generaal van de Nederlanden niet heeft bevolen , maar aan zich zelven gereserveerd , uitgenomen hetgeen bij het tractaat met de Koningin veranderd is , alzoo de Staten zich daaraan verbonden houden : zij willen , dat alle zaken , die bij tijde van Keizer KAREL ter dispositie van de Gouverneurs Generaal gestaan hebben , staan zullen ter dispositie van LEYCESTER en den Raad van State , behoudens dat in het doen van de depechen derzelve gevolgd zal worden de instructie daarop gemaakt en nog te maken ; en willen tevens , dat hetgeen op den naam van Keizer KAREL placht gedecreteerd en uitgegeven te worden , zal geschieden op den naam , zegel , contrazegel en cachet van de Staten Generaal , ingeval die depechen de Provincien in 't gemeen aangaan , en op den naam , zegel , contrazegel en cachet van de Staten van Holland en . Westvriesland, ingeval zij dezelve Provincie in ' t particulier aangaan ; voorts verlangen zij , dat alle Gouverneurs van de particuliere Provincien , generale en particuliere Oversten en andere Offi- ciers en krijgsvolk bij eede verplicht en verbonden zullen worden aan de Vereenigde Landen in ' t generaal , aan LEYCESTER als Gouverneur Generaal , en aan de Provincien , Steden en Leden van dien , waarin zij zullen gebruikt worden , in ' t particulier gehouw en getrouw te wezen ; en dat voorts alle dezelven aan LEYCESTER als Gouverneur Generaal , en de Oversten , Ritmeesteren , Capiteinen , Officiers en soldaten aan de Gouverneurs der Provincien , waarin zij gebruikt zullen worden , hunne Luitenanten en de Oversten , Capiteinen en Bevelhebberen , over hen gesteld en te stellen , den eed zullen doen van gehoorzaamheid ; eindelijk kennen zij aan LEYCESTER toe de absolute macht in 't stuk van oorlog te water en te lande , maar willen niet , dat MAURITS 48 ONDER BESTUUR HET hij meer krijgsvolk zal aannemen dan uit den Engelschen onderstand en de contributien der landen kan betaald worden ; en verzoeken hem de zaken van den oorlog te water te doen beleiden door MAURITS als Admiraal , en het verleggen der garnizoenen te doen bewerkstelligen door de Gouverneurs der respective Provincien . Zoo stelselmatig als thands hadden de Staten van Holland hun vermeend staatsrecht nog niet voorgedragen . Uit het vroeger betoogde blijkt , op welke valsche gronden hetzelve berustte . Het had tot beginsel eene verdeeling der souverainiteitsrechten tusschen de Staten Generaal en Provinciaal en Gouverneur Generaal en Gouverneurs der afzonderlijke Provincien : maar die verdeeling was uit den aard der zaak zoo onbestemd en onzeker , dat er niet alleen het bestuur van LEYCESTER door verlamd , maar hij ook , als bekleed met de macht van Ruwaard , ten eenen male afhankelijk moest worden van de onderdanen , over Geen wonder dus , dat LEYwie hij te gebieden had. CESTER zich over dat vertoog ten uiterste ergerde ( 141 ) . Zijn antwoord was dan ook weigerend. Hij verklaarde over de autoriteit der Staten niet te willen disputeren ; maar terwijl hij nooit meerder autoriteit gepretendeerd had , dan hem door de Staten Generaal was opgedragen , ook te begeeren , de palen possessie dat die autoriteit hem geheel bleve volgens van het Engelsche tractaat , en de waarin de Staten hem gesteld hadden , of limiten zonder daarin te willen gedogen eenige derogatie , diminutie of restrictie ; ook geene verandering te willen toelaten in de intitulatie of het zegel , dat hij gewoonlijk gebruikte , als doende zulks met deliberatie of berading en expres con- sent der Staten Generaal , en zoo als zijne laatste voorgangers in het Gouvernement Generaal gebruikt hadden : ook verklaarde hij zich tegen den voorgestelden eed van het krijgsvolk , als wezende een nieuw en dangereus ding ten aanzien der menigte van eeden , die voortbrengen 49 VAN LEYCESTER . confusie en verachting : terwijl hij ook het wegnemen en veranderen garnizoenen der behield ( 142) . aan zijn eigen goeddunken Hoe gematigd dit antwoord ook ware en overeenkomstig met het vastgestelde staatsrecht , sprak het echter van zelf , dat de Staten van Holland er naar hunne aangenomen beginselen geen genoegen mede nemen konden . Volgens hen , nam zich LEYCESTER daarbij meerder gezag aan , dan hem door de Staten Generaal was opgedragen , en dat onder deksel van voorgaande possessie : doch zij besloten slechts de zwarigheden , in dat antwoord bevonden , aan te teekenen op hunne acte van consent in de aangevraagde gelden ( 143). De botsing tusschen LEYCESTER en de Staten van Holland verergerde nu gaande weg. tijde Of de eerste ten dezen het plan gehad hebbe , om MAURITS , OLDENBARNE- VELD en eenige andere leden der Staten beimelijk op te. lichten en naar Engeland te vervoeren , is wel niet bewezen , maar toch gants niet onmogelijk , daar OLDENBARNEVELD de ziel , MAURITS het voornaamste werktuig was van al den tegenstand , dien hij ondervond , en die door hunne verwijdering alle kracht verliezen zou. Althands een bericht van dusdanigen aanslag werd onverwachts in den nacht aan OLDENBARNEVELD gebracht , die terstond MAURITS deed waarschuwen ; en beide door onmiddellijk naar elders te vertrekken en op hunne hoede te wezen , verijdelden het gantsche voornemen (144) . Intusschen besloot LEYCESTER zich aan den eigentlijken Souverein des lands , zoo hij zeide, te vervoegen , dat is , aan de Gemeente , waarvan de leden der Staten-vergadering niet dan afgezondene lasthebbers waren (145) . dezelfde bewering , welke vroeger Hij volgde daarin door den Engelschen Raadsheer WILCKES was gevoerd geworden (146) , en verstond alzoo door de Gemeente , niet het gemeene volk of den gemeenen man (147) , maar buiten kijf de lichamen of corporatien der Edelen , stedelijke Vroedschappen , Schut4 I 50 MAURITS ONDER HET BESTUUR terijen , Gilden , welke of onmiddellijk of bij trappen hunne gemachtigden ter Staten-vergadering afzonden (148) . En zulks te recht. Want hoezeer die gemachtigden gewoonlijk zich de Staten noemden en genoemd werden , waren zij toch slechts representerende de Staten en aan dezer last gebonden , zoodat zij zich geene rechten mochten toekennen of eenige daden uitoefenen , dan voor zoo ver zij daartoe behoorlijk door de eigentlijke Staten zelven gemachtigd waren. Daar zij nu dikwijls op grond eener algemeene volmacht voor zaken van minder belang , eigendunkelijk ook in zaken van meerder belang zonder eenigen last te werk gingen of althands konden gaan , en dan door verkeerde verslaggevingen als anderszins de goedkeuring hunner afzenders verkrijgen , zoo handelde LEYCESTER Ook wijsselijk door zich ter handhaving van zijn gezag tegen de StatenCollegien , ommiddellijk tot de eigentlijke Staten zelven te wenden. Dit deed hij dan in een vertoog van den 6den September , hetwelk hij aan de Staten Generaal , aan die der Provincien , aan de stedelijke Regeringen en Corporatien en aan de Hoven van Justitie toezond Te recht beklaagde hij zich daarin over het (149) . Hollandsche vertoog van den 30sten Augustus , als bevattende nieuwigheden aangaande de souverainiteit of opperste macht van den lande tot limitatie en verkleining zijner autoriteit , geheel en al strijdig met de acte , waarbij hem het Gouvernement Generaal was opgedragen , en met de brieven van voldoening , welke men hem na zijne wederkomst gegeven had . En in den begeleidenden brief beklaagt hij zich te- vens , dat , terwijl hij sedert zijne terugkomst alle naarstig• heid gedaan had om van de Staten Generaal behoorlijke resolutie te erlangen in hetgeen het Gouvernement en de behoudenis des lands betrof , waarin hem die Staten beloofd hadden zich te zullen bevlijtigen , nochtans zekere Gedeputeerden van Holland na veel vergadering der uitstels , zonder zich in de Staten Generaal te presenteren of hunne 51 VAN LEYCESTER. resolutie in te brengen , hem waren komen voordragen punten en artikelen , verre verscheiden van de voorgaande beloftenis en van den schuldigen plicht , waarin zij ten aanzien van het algemeen verbond gehouden waren (150) . verschillende antwoorden Op dit vertoog werden hem gegeven , waarvan wij kortelijk tot verstand van het toenmalige staatsrecht gewagen moeten . De Hoven van justitie wilden zich eerst buiten alle antwoord houden , dewijl het vertoog slechts liep over zaken , die de Staten betroffen en waarover geene rechterlijke ambtenaren iets te zeggen hadden : doch eindelijk besloten zij tot een antwoord , waarin zij zich wel van den gantschen twist over het staatsrecht onthielden , maar voor het overige de Hollandsche Staten gants niet vleiden en LEYCESTER zeer aan de hand gingen : alleenlijk verklaarden zij dien twist met droefheid te hebben verstaan , en door hunne afgevaardigden de Staten daaromtrent reeds te hebben vermaand en nog verder te willen trachten hen behoorlijk te onderrichten (151 ) . De Staten van Gelderland antwoordeden zeer onderdanig , en verklaarden , dat naar hun gevoelen alle ingezetenen der Vereenigde Provincien , van welken stand ook , aan LEXCESTER zonder onderscheid , allen eerbied en gehoorzaamheid moesten bewijzen en hem de ingewilligde en beloofde contributien in handen stellen , opdat hij met toedoen van den Raad van State daarop zoude beschikken , als de nood en welvaart des Even onderdanig en van ge- lands vereischen zou (152) . lijken inhoud was het antwoord der Staten van Utrecht , die zelfs verklaarden het gezag van LEYCESTER , zoo noodig , te willen vermeerderen (153) . schillend , (154) . antwoorden Dordrecht , In Holland dacht men ver- of men staatsgewijs dan wel afzonderlijk zou Dit laatste verkoos onder anderen welke stad in haar antwoord te kennen gaf, LEYCESTER Volkomen gelijk te geven , en al hetgeen ter vermindering zijner macht geschied was , ook voorna- melijk het Hollandsche vertoog van den 30sten Augustus 4* 52 MAURITS ONDER af te keuren , doch tegen al aard hunner HET BESTUUR hetwelk zij zich , om den Republiek , waarin men bij meerderheid be- sloot , niet had kunnen verzetten (155) . gelijktijdigen brief aan Regering dier len ( 156) . de Staten van Dan in eenen Holland gaf de stad nadere ontwikkeling van haar gevoe- Alleropmerkelijkst en zeer scherp is deze brief , waarin de gantsche houding der Staten tegen LEYCESTER wordt afgekeurd . Wat is het noodig , vraagt die Rege- ring , om tot walgens toe van de autoriteit der Staten en hun recht tot de souverainiteit te spreken , daar LEYCESTER verklaard heeft daarover geenszins te willen twisten , maar slechts de handhaving van zijn gezag te begeeren zonder eenige vermindering ? Voorts verklaart zij zich tegen den door de Staten voorgestelden nieuwen eed voor het krijgsvolk , en verlangt zij , dạt men zal blijven bij den eed , in de instructie voor den Raad van State vastgesteld , volgens welken het krijgsvolk moest zweren getrouwheid aan den lande (dat is , aan de Staten Generaal) en gehoorzaamheid aan LEYCESTER als Gouverneur Generaal ( 157) . Evenwel eenigzins toegevende , zoo het schijnt , aan der Staten verlangen , dat ook aan de bijzondere Staten en de provinciale Gouverneurs eed gedaan zou worden , verklaart zij zich verder tegen de ongerijmdheid , om dien eed ook tot de steden in het, bijzonder uit te strekken. >> Nademaal (vraagt zij ) dat den Staten van de Provincien , die ten deele bestaan uit de steden van dien , nu competeert de souverainiteit van den lande , is het niet genoeg , dat het krijgsvolk zweert den Staten en Gouverneur Generaal van den lande en den Gouverneurs der Provincien gehouw en getrouw te zijn , --- zonder daarin ook te trekken de steden in 't particulier , ten ware dat men wilde sustineren , dat ook elke stad het recht van de souverainiteit binnen de muren en poorten der stad ware competerende ? Of heeft men ooit gezien , dat bij tijde van Keizer KAREL het krijgsvolk eed gedaan 53 VAN LEYCESTER . heeft aan de particuliere steden of aan de Stadhouders van de Provincien of hunnen Luitenant ? Welken Stadhouder het krijgsvolk van de Provincie schuldig is ge- weest te gehoorzamen , niet ten opzien van eenigen eed , dien zij zouden gedaan hebben aan dezelve Stadhouders , maar uit kracht van den eed , dien zij aan den Souverein hadden gedaan , en ten respecte van de commissie der Stadhouders , waarbij het krijgsvolk en allen anderen wel scherpelijk bij den Souverein belast wordt , de Stad- houders voor zulks te respecteren en hunne geboden en bevelen van ' s Keizers of des Souvereins wege na te komen en te gehoorzamen : derwelker Stadhouders autoriteit binnen hunne . Provincien wij niet gelooven ooit zoo absoluut geweest te zijn , dat de Gouverneurs Generaal over alle de Provincien niet zouden hebben mogen eenige verandering doen van de garnizoenen binnen de Provincien , zonder consent of aveu van de Stadhouders . temin deze questie is anderen van de aan Niet- noodeloos , aangezien dat het ver- garnizoenen Z. Exc. (LEYCESTER) de krijgszaken aangaat en absolute macht en autoriteit in krijgszaken gegeven is , zonder eenige exceptie , limitatie of restrictie ." Wij zien dus , dat , hoe onbestemd de stad Dordrecht ook spreken mocht nopens de souverainiteit , zij echter blijkbaar genoeg de ware beginselen van het staatsrecht , door LEYCESTER verdedigd , voorstond. Maar gants anders was het antwoord , hetwelk door het Hollandsche Staten-Collegie werd overgeleverd . Hetzelve bestond in drie verschillende stukken , allen van den 16den October , namelijk het antwoord zelf , eene nadere verdediging van hun vertoog van den 30sten Augustus , en eene korte vertooning van het aloude recht van de Ridderschap , Edelen. en Steden van Holland en Westvriesland (158) Het eerste stuk is zeer onderdanig gesteld , als betamende een Collegie , representerende de onderdanen en sprekende tot den over hen gestelden Gouverneur Generaal . Daarin wordt met 54 MAURITS ONDER HET BESTUUR geen woord hoegenaamd van de souverainiteit zelve gesproken , maar slechts geklaagd over de verkorting van MAURITS gezag tegen het oude gebruik en de privilegien des lands , en verder aangedrongen op eene volledige onderscheiding der verschillende ambten van den Gouverneur Generaal , van de Staten Generaal , van die der Provincien en van de provinciale Gouverneurs. Met recht kan men hiertegen aanmerken , dat ja het gezag van MAURITS verminderd was , omdat hij vóór LEYCESTER'S komst geenen Gouverneur Generaal naar de oogen behoefde te zien ; maar tevens dat dat oude gebruik en recht niet meer in wezen was , sedert aan LEYCESTER eene macht was opgedragen boven de provinciale Gouverneurs , die hem moesten gehoorzamen en zijne orders opvolgen (159) . Het tweede stuk , als zijnde eene nadere verdediging van het vertoog van den 30sten Augustus , ging , als van zelf spreekt , veel verder , of liever , het liet zich bestemder uit over de souverainiteit des lands en het gezag van LEYCESTER ; maar speelde tevens met het woord Staten en zocht hetgeen van de Staten Generaal waar was , ook op de Staten van iedere Provincie in het bijzonder over te brengen , zonder te willen begrijpen , dat aan de provinciale Staten geen macht of titel hoegenaamd van souverainiteit toekwam , en dat de Staten Generaal , door de aanneming van LEYCESTER , er slechts den blooten titel van behouden hadden , zoodat dus LEYCESTER , als Gouverneur Generaal , geenen Souverein , met macht bekleed, boven zich hebbende , mitsdien op de gantsche uitoefening der souverainiteitsrechten aanspraak maken mocht. Het derde stuk was uit den aard der zaak het sterkste , maar kwam , voor zoo ver het de souverainiteit betrof , bijna woordelijk overeen met het vertoog , hetwelk men in April dezes jaars aan den Engelschen Raadsheer WILCKES had overhandigd (160) , met uitlating slechts van enkele iets meer stootende , hoezeer opmerkelijke uitdrukkingen (161 ) . VAN LEYCESTER . Dan het bleef niet 55 slechts bij woorden en vertoogen ; metterdaad hadden zich de Staten en de hunnen reeds zoo veel gezag aangematigd en zoo veel invloed gekregen , dat aan LEYCESTER niet meer dan een ijdele titel en schaduw van macht gelaten was . Hij gevoelde dit zelf, toen hij zich aan den Raad van State beklaagde vernomen te hebben , dat de Graaf van Hohenlo patenten uitgaf zonder zijn voorweten , en dat dezelve eenig krijgsvolk had verzameld om de Engelschen uit sommige plaatsen te verjagen . Hij wilde mitsdien , dat de Raad aan alle Colonellen , Capiteinen , Officieren en krijgsvolk bevelen zou HOHENlo te verlaten , van alle bijzondere verbonden af te zien en zich . te houden aan den eed , dien zij hem als Gouverneur Generaal gedaan hadden , op straffe van meineedigheid , daar hij anderszins gedrongen zou zijn volgens zijne autoriteit zelf daarin te voorzien ; protesterende van alle verder kwaad , dat daaruit zou mogen volgen : want hij zag , zeide hij , dat zijne overgroote patientie nergens anders toe diende dan om de boozen in hunne boosheid te sterken en het land in de uiterste ellenden te brengen (162) . Wij zien dus , hoe LEYCESTER zelf zich genoodzaakt zag zich te werpen in de armen van den Raad van State , welke echter niet meer was dan een adviserend Collegie , zonder eenige machtsoefening . Maar ook de Staten van Holland stoorden zich volstrekt niet meer aan LEYCESTER'S gezag . In October dezes jaars ontdekten zij eenen aanslag van eenige inwoners van Leiden , om aldaar het gezag van LEYCESTER te herstellen door de verandering der stedelijke regering , die zeer Staten -gezind was. Terstond beschouwden de Staten dezen aanslag als eene misdaad van gekwetste majesteit . Eenigen der hoofd- beleiders , terwijl de overigen gevlucht waren , werden gevat en bij vonnisse van het Gerecht van Leiden , ten overstaan van MAURITS als Stadhouder en eenige Gecommitteerden uit de Staten van Holland , met den zwaarde gerecht waarop 56 MAURITS ONDER HET BESTUUR MAURITS bij advies van de Staten brieven van vergiffenis uitgaf voor alle de overigen , eenigen nochtans uitgezon- derd , welke aan dien aanslag medeplichtig geweest waren . En dit deed men , niettegenstaande aan LEYCESTER buiten kijf het beleid der justitie toekwam ; niettegenstaande hij en de Raad van State den voortgang dier rechtsoefening verboden hadden ; niettegenstaande MAURITS stond onder LEYCESTER en dus geen het minste recht had om in eene zoo erge misdaad van gekwetste majesteit , als waarover de beschuldiging liep , buiten LEYCESTER pardon te verleenen. Dan wat dit laatste betreft , de Staten rekenden , dat , daar MAURITS reeds vóór LEYCESTER's komst Stadhouder geworden was op commissie en instructie , en LEYCESTER geen het minste recht gehad had om MAURITS gezag te verminderen , mitsdien deze overeenkomstig het recht , hem bij die instructie zoo uitdrukkelijk gegeven , dat pardon verleenen mocht (163) . MAURITS medewerking ten dezen kunnen wij geenszins goedkeuren ; maar er zijn toch gegronde redenen om te denken , dat hij meer werktuig dan hoofddader geweest is. Ook kon men waarlijk van den jongen Vorst , die door OLDENBARNEVELD en de Staten zoo gevleid en in de hoogte getild werd , zonder hunne listige eindoogmerken te doorzien , in de toenmalige omstandigheden , waarin hij zich voor LEYCESTER moest hoeden , geene andere handelwijs verwachten. geene Aan LEYCESTER toch had hij groote verplichting ; wel daarentegen aan OLDEN- BARNEVELD en de Staten : wat wonder dus , dat hij , als Stadhouder niet langer mogende stil zitten , maar zich daadwerkelijk in dien strijd voor de eene of andere partij moetende verklaren , opentlijk de zijde der Staten koos en door zijn gezag hunne maatregelen tegen LEYCESTER begunstigde (164) ? Ook de Staten van Vriesland gingen met blijkbare me- dewerking althands goedkeuring van die van Holland , op eene dergelijke revolutionaire wijze te werk. De President van VAN LEYCESTER . 57 藤 het Hof aldaar meende , (en dit niet ten onrechte) , fdat , daar het gantsche staatsrecht des lands door de aanneming van LEYCESTER als Gouverneur Generaal hersteld was op den voet als ten tijde van Keizer KAREL , hij mitsdien ook op de toenmalige rechten van den President van het Hof mocht aanspraak maken en dezelve uitoefenen , zoodat dus 's lands Staten , even als toenmaals , onder hem stonden . Dan dit wilden dezen niet dulden. Zijne gehechtheid aan LEYCESTER , Staten van zijne beschrijving der Vriesland op last van LEYCESTER volgens eene andere dan de gewone wijze , zijn verzoek en aanhouden , dat LEYCESTER zelf in Vriesland wilde komen om de aangenomen orde van zaken te herstellen , deden de Staten , als waren zij Souverein , besluiten om den President af te zetten en LEYCESTER te verzoeken buiten hunne Provincie te blijven (165) . Alle deze tegenkantingen maakten LEYCESTER eindelijk wars van de regering en veroorzaakten zijne terugroeping naar Engeland , waarhenen hij in het midden van December vertrok. Vooraf echter gaf hij nog bij eene missive van den 6den December aan de Staten Generaal eene zeer gematigde en deftige verdediging van zijn bestuur , waarin hij , verklarende niet te willen ophalen , hoe het met de zaken in zijne afwezigheid was toegegaan , ten einde anderen niet afkeerig te maken om hun hierna dienst te doen , zegt , dat , na zijne terugkomst , niettegenstaande de reconciliatie , te Middelburg gepretendeerd en te Dordrecht verbroken , hem in den Haag de autoriteit met de eene hand was gegeven en met de andere door zekere instructien gelimiteerd , of, om beter te zeggen , geheellijk benomen , als of gijl. (zegt hij) uit éénen mond koud en heet bliest , en in uwe handen water en vuur droegt (166) . Had LEYCESTER bij zijn vorig vertrek al zijn gezag van Gouverneur Generaal der Vereenigde Nederlanden in handen van den Raad van State gesteld om het bij zijne terugkomst zelf weder in handen te kunnen nemen ; nu echter , 58 ONDER HET MAURITS daar hij wel voorzien kon maar door de Koningin niet BESTUUR terug te zullen komen ontslagen worden , stelde hij gedurende zijn afwezen ' s lands regering op den voet van het Engelsche verdrag , zoo als zij dien ten gevolge bestond vóór zijne aanvaarding van het Gouvernement Generaal. Dit schreef hij aan de Staten Generaal bij eenen brief van den 26sten November : » Alzoo ik bevinde uit het tractaat met H. Maj . gemaakt , dat de Luitenant , bij haar gecommitteerd , met den Raad van State zullen hebben de bediening van de grootste en importantste zaken van den staat en van den oorlog , heb ik goedgevonden , dat deze autoriteit gedurende mijn afwezen blijven zal bij den voorz. Raad van State volgens de termen van het voorz . tractaat ; en zullen de depêches geteekend worden van de zullen principale hoofden , die daar presideren en dit totdat daarin anders voorzien zal zijn bij H. Maj. En om de Engelsche forcen te regeren , heeft H. Maj . gecommitteerd en gecontinueerd den Baron VAN WILLUGBY." (167) . Dien ten gevolge is WILLUGBY op den 16den January 1588 (168) door de Staten Generaal beëedigd geworden . En den 5den February (169) werd bij gemelde Staten besloten , dat , mits het vertrek van LEYCESTER , de generale regering alleenlijk in hetgeen de gemeene unie , de bewaring en verdediging des lands en de onderhouding van het Engelsche tractaat aanging , van wege en uit naam van de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden zou wezen bij den Raad van State , dewelke met den Gouverneur Generaal van de Engelsche hulptroepen en de twee Engelsche Raden , mede zou gebruiken de macht en het gezag , bij het gezegde tractaat hun toegekend , en naar inhoud van dat tractaat (170) . Hoe duister de ware zin van dit besluit ook zijn mocht , was het echter duidelijk , dat men eene verandering in de regering bedoelde. Waren de Staten Generaal , bij LEY- VAN LEYCESTER . 59 CESTER'S tegenwoordigheid , als een minderjarige Souverein geweest , zelven geene macht bezittende , maar door eenen voogd , den Gouverneur Generaal , moetende geregeerd worden , nu daarentegen , nu die voogd afwezig was , wilden zij meerderjarig worden en bij hunnen titel van Souverein tevens de macht zelve der souverainiteit in handen krij- hoezeer • LEYCESTER , heen gaande , de waarneming gen , der voogdij had opgedragen aan den Raad van State en WILLUGBY . Daar nu bij dit besluit op de onderwerping van den Raad van State aan de Staten Generaal gedoeld werd , zoo wilde de Raad zich geenszins naar hetzelve schikken ; en daar ook de Staten in hun voornemen voortvoeren , gaf dit aanleiding tot de grootste verwarring (171 ) . Deze verwarring liet zich voornamelijk in de zaak van den Overste SONOY bemerken , die men , om LEYCESTER'S tegenwoordigheid , had . nu een half jaar lang in rust gelaten Maar na LEYCESTER'S vertrek werd hij in het laatst van December 1587 door den Raad van State uitgenoodigd om in den Haag te komen en zijn geschil met de Staten en MAURITS te regelen . Hij echter op zijn stuk staande , door vroegere ervaring geleerd , en voorziende de gevolgen zijner weigering , ging zich terstond tot krachtigen tegen- stand gereed maken en de stad Medemblik versterken , ten einde eene belegering te kunnen uithouden : doch zond tevens eenen gemachtigde , die met den Raad van State en MAURITS , dels was het hoewel te vergeefs , onderhandelde . Inmid- garnizoen van Medemblik , dat langen tijd door de Staten van Holland onbetaald gelaten was , ook tegen SONOY en de verdere Officieren opgestaan , uit vreeze dat deze tot een vergelijk met de Staten zouden komen zonder op de betaling der soldij te letten . De soldaten hielden hunne Oversten op het kasteel gevangen , stelden eenen eigenen krijgsraad aan , en beletteden alle afzonderlijke onderhandeling.. Van dezen toestand zochten de Staten gebruik te maken om het garnizoen op hunne zijde MAURITS 60 ONDER HET BESTUUR te krijgen en van SONOY af te trekken . Ten dien einde benoemden zij eenige Commissarissen , waaronder OLDENBARNEVELD , om met MAURITS naar Noordholland te trekken en daartoe te arbeiden . Te Alkmaar gekomen , zocht MAURITS door eenen brief van den 16den February 1588 met de soldaten van Medemblik in onderhandeling te treden . Zij werden er bij vermaand om daartoe eeni- gen uit hun midden naar Hoorn te zenden , en verder om goede wacht te houden tegen hunne kwaadwilligen , die zonder twijfel alle listen zouden aanwenden , om hen te bedriegen en met de goede stad van Medemblik in verderf te storten (172). Onder den naam van kwaadwilligen werd hier buiten twijfel op soNoy en zijne Officieren gedoeld , hoewel er van hen met geen woord hoegenaamd in dien brief gewaagd werd , zekerlijk omdat men het te gevaarlijk keurde het gemeene krijgsvolk zoo Dan deze Oversten op te hitsen. ronduit tegen hunne onwaardige list van MAURITS had het welverdiende gevolg , weigerden gemachtigden te dat de soldaten niet alleen zenden , maar zich ook met sONOY verzoenden , en een onderling verbond met hem aangingen om elkander met alle vermogen bij te staan (173) . Nu scheen de eer van MAURITS en van de Staten van Holland daarbij gemoeid te wezen : zonder schande konden zij niet terug trekken , maar moesten voortvaren. Men besloot dan de stad door belegering te dwingen , en MAURITS liet eenig krijgsvolk en geschut aanrukken . Dan dit deed hij buiten weten en voorkennis van den Raad van State ; die zich daarover bij eenen brief van den 22sten February hooglijk aan hem beklaagde , doch door MAUrits op den 25sten February beantwoord werd op eene wijze , die duidelijk toonde , dat hij zich naauwelijks om den Raad van State bekreunde (174) . De belegering ging dus voort : maar de Raad , wetende de misnoegdheid der Koningin en beducht voor het verlies van den Engelschen onder- 61 VAN LEYCESTER. stand , zocht nog , doch te vergeefs , door den weg van onderhandeling SONOY tot inschikkelijkheid en het krijgsvolk van Medemblik te bewegen ( 175) . Het misnoegen der Koningin bleek uit eenen bijzonderen brief , dien zij daartoe aan MAURITS schreef ; maar nu leze .men dezes zal antwoord er zijne van den 15den Maart verregaande verbittering ontwaren , die zich menig honend (176) , en tegen SONOY men in woord tegen MAURITS had laten ontvallen en daarmede zijn opzet geopenbaard , om zich , wat het ook kostte , staande te houden . En wie zal zulke woorden aan een man als SONOY ten ergste duiden , wanneer men ziet , trouwheid aan den gedanen eed , hoe hij om zijne gewaarvan hij nog niet ontslagen was , door MAURITS en de Staten was getergd geworden en nog voortdurend getergd werd , waartoe ten blijke mogen verstrekken de voor SONOY lasterlijke brieven . van den 12den en den 21sten Maart , welke zij aan het krijgsvolk van Medemblik toezonden , hem op te zetten (177) . om hetzelve tegen Er bestond hier eene botsing van wederzijde , waarin men , naar alle regelen van billijkheid , slechts vragen moet , wie dezelve had veroorzaakt , wie er de eerste schuld van was. En deze was ongetwijfeld Staten , gelschen grond niet bij gelijk SONOY , maar bij MAURITS en de dan ook de gemelde brief aan den En- Raad aanvoert , van State geenen enkelen voldoenden om die schuld op SONOY te schuiven.. Want al is het zoo , dat LEYCESTER (wiens naam in dien brief geheel verzwegen wordt) , minder voegzaam gehandeld had door aan SONOY zoodanige commissie , onafhankelijk van MAURITS gezag , te geven ; al is het zoo , dat maurits hoogheid als Gouverneur van Holland hierdoor gekrenkt en verkort was , en dat hij te dier zake van onrecht klagen kon : nochtans is het ook waar , dat SONOY die commissie bezat , daarop had eed gedaan en zich in het bezit van zijn gouvernement bevond , zoo dat hem geen eigendunkelijk BESTUUR HET ONDER MAURITS 6242 aangematigd gezag kon worden ten laste gelegd en MAURITS zijne klachte slechts tegen LEYCESTER had moeten richten en op de vernietiging van SONOY's commissie en op diens ontslag van den gedanen eed aandringen , maar niet vergen , dat SONOY zelf zijne commissie vernietigen , zich zelven van zijnen eed ontslaan zou , veel min hem bij zijne gemoedelijke weigering door geweld van wapenen daartoe zoeken te dwingen. MAURITS echter mag in dit alles eeni- ge verschooning vinden door de ophitsing van den reeds zoo invloedrijken OLDENBARNEVELD , die zelf erkent een voornaam werktuig geweest te zijn van het gemelde schrijven van MAURITS aan den Raad van Engeland (178) . Ter rechtvaardiging van SONOY tegen de bittere aantijgingen , hem gedaan , leze men zijne schoone , mannelijke en deftige verdediging , namens hem aan de Koningin van Engeland overgegeven en door hare instemming en goedkeuring bekroond (179) . Zoo stonden de zaken , toen eindelijk bij brief van den 17sten Maart de Koningin aan sONOY kennis gaf van LEYCESTER'S afstand , en hem dien ten gevolge tot inschikkelijkheid ten opzichte van MAURITS en de Staten vermaande (180) . heven Hiermede was het groote bezwaar opge- door de medewerking der Engelsche Raadsheeren hier te lande werden er nieuwe onderhandelingen geopend ; en deze hadden het gelukkige gevolg , dat SONOY en MAURITS eindelijk verdroegen bij acte1 van den 20sten April , waarbij bepaald werd , dat SONOY vooreerst zou blijven bij den last , dien hij tot nog toe gehad had , maar dat hij geene verandering in zijn Gouvernement zou maken noch ook meerder volk aannemen dan met bewilliging van MAURITS en van den Gouverneur Generaal van den Engelschen onderstand ; en dat er verder door den Raad van State in zijne commissie zou worden voorzien of hem anders een eerlijk afscheid gegeven met redelijke voldoening zijner gedane diensten (181) . Vervolgens werd er ook met het gar- nizoen van Medemblik eene schikking gemaakt , en is MAU- 63 VAN LEYCESTER. RITS op den 29sten April in de stad gekomen en met veel blijdschap ontvangen , terwijl hij bij een schoon placaat van dit alles den volke kennis gaf , het gebeurde over en weêr in vergetelheid deed stellen en tot rust en eenigheid aanmaande (182). Hoezeer het anders de grenzen dezer afdeeling niet toelaten , zullen wij er echter den geheelen afloop van den twist met SONOY bijvoegen. Reeds in Mei beklaagde hij zich , dat er in zijne belangen volgens het verdrag niet alleen niet voorzien werd , maar dat hij zelfs ten doel stond aan allerlei hoon en onaangenaamheid , die hem ongestraft , ja met oogluiking der regering werd aangedaan . leedigingen gingen zoo verre , Deze be- dat MAURITS genoodzaakt werd bij opene brieven hem met vrouw en kinderen en goederen in bescherming te nemen (183) . Men ziet hier al aanstonds , dat MAURITS hem niet ongenegen was. Maar van waar dan die zoo onwaardige handelwijze ? Zij kwam van OLDENBARNEVELD en de Staten van Holland , welke verklaarden , dat , wat ook de Raad van State mocht doen om aan SONOY nieuwe commissie te geven , zij het echter niet zouden toelaten . Zij vreesden , dat een man , zoo gehecht en getrouw aan zijnen afgelegden eed , eenmaal gevaarlijk kon worden aan de zijde van MAURITS , indien hij nu aan dezen den eed dede ! Hij moest dus ten éénen male worden verwijderd , al was het ook dat men daartoe met ter zijde stelling van het gemaakte verdrag het gezag . van den Raad van State miskennen zou ! SONOY , dit ziende , liet daarom het eerste lid yan het verdrag , de vernieuwing zijner commissie , varen , en verzocht overeenkomstig het tweede lid , dat men hem een eerlijk afscheid en redelijke voldoening zou geven . Dan ook dit konde hij niet bekomen : men wilde hem , als ware bij een schandvlek des lands , ten diepste vernederen . Wat ook de Koningin van Engeland , aan wie hij zich verantwoordde , sprak in zijn voordeel ; hoe sterk zijne belangen ook door MAURITS MAURITS ONDER HET 64 BESTUUR zelven aan de Staten werden aanbevolen , als dat hij het redelijk vond , dat aan SONOY op zijn request behoorlijk contentement gedaan wierde , verzoekende derhalve vriendelijk , dat de Staten zijn verzoek in zoo goede recommandatie wilden hebben , als zij tot voldoening van de beloften , aan SONOY gedaan , zouden bevinden noodig en behoorlijk te wezen ( 184) ; de Staten van Holland hielden zich voor alle aanzoeken dienaangaande doof tot den 18den Maart 1593 toe , als wanneer zij eindelijk op het ernstig schrijven der Koningin en door de tusschenkomst en aanbeveling van den Raad van State , hem bij behoorlijke acte een jaarlijksch pensioen voor hem en zijne dochter verzekerden , waaraan getrouwelijk voldaan is (185) . Daarop heeft hij zich eerst in Oostvriesland en vervolgens op de grenzen van Groningen metterwoon neder gezet , alwaar hij op den 2den Juny 1597 in den ouderdom van 68 jaren overleden is ; zijnde zijne begraafnis vereerd geworden met de tegenwoordigheid van Graaf WILLEM LODEWYK , Gouverneur van Vriesland en Groningen , met wien hij in zijn leven steeds goede vriendschap onderhouden had , gelijk wij daarvan reeds een voorbeeld hebben aangetroffen (186). Zoodanig was het lot van een man , aan wien om zijne trouwe diensten het Vaderland zulk eene dure verplichting had. Het verbond der Edelen in 1566 had hij mede on- derteekend : dien ten gevolge was hij in het volgende jaar uit het land vertrokken en door ALVA gebannen : door Prins WILLEM , die hem veel vertrouwde , was hij in verscheidene gezantschappen ten dienste van het verdrukte Vaderland gebezigd , en in 1572 met het Gouvernement van Noordholland bekleed geworden , hetwelk hij 15 jaren lang had waargenomen , zonder dat men hem in ernst en met reden van eenige de minste verraderlijke ontrouw heeft kunnen verdenken ; ten dienste der Generaliteit had hij zich in verscheidene tochten en belegeringen in Vriesland , Overijssel en elders laten gebruiken , en was steeds in groote achting 65 VAN LEYCESTER . geweest bij alle Heeren , Gouverneurs en Krijgsoversten , tot dat hij , van LEYCESTER nieuwe commissie en instructie ontvangen en hem eed gedaan hebbende , daardoor in de ongunst der Staten van Holland , in die van MAURITS en HoHENLO is geraakt , waar echter , zoo als BOR ( 187) getuigt , veel partijschap onder gemengd en gebruikt is geweest (188) . Dan de schuld hiervan moet , gelijk wij reeds zagen , niet bijzonderlijk aan MAURITS geweten worden. Verblind door de toegenegenheid der Staten , die zich van hem tot hunne eigene oogmerken bedienden , had hij zich wel tegen SONOY gesteld , doch ook , na het getroffen verdrag , hem , zoo veel hij kon , de hand boven het hoofd gehouden . Bij wien was dan de schuld ? Hooren we BOR (189 ) : » Eeni- gen waren dat M'. JOHAN VAN OLDENBARNEVELD verwonderd , de Advocaat van Holland scheen SONOY's partij zoo zeer te zijn , nademaal SONOY en hij maagschap aan den anderen rekenden , zoo ik uit eenige brieven gezien heb ; het want het is kennelijk , beleid der dat dezelve Heer Advocaat zaken tegen SONOY meest gehad heeft. Maar die de wereld doorzien en in de historien geverseerd heeft , weet wel , dat het alzoo in de wereld toegaat , dat men het zelden maken kan , dat het allen man te passe zij ; dat het ook des werelds beloop is , dat degenen , die men nu verheven ziet en tot op den hoogsten trap gekomen te zijn , zeer lichtelijk ter neer gestooten worden en vallen ; en 't is kunst , zegt men , een verheven spreekwoord , staat te blijven ; en men altijd in zegt voor een dat het hoog klimmen periculeus is en het laag blijven veilig ; en zijn zoo onvoorzichtig , dat wij wij menschen ook veeltijds ons in voorspoed lichtelijk vergrijpen en in tegenspoed niet zoo geduldig zijn , het als wel behoort ; en dat wij , willende ons tegen onze hoogeren stellen , en ons verlatende op degenen , die wij meenen onze zaken te kunnen remediëren , ons bedrogen vinden , daarvan men vele exempelen zoude kunnen bij5 I 66 MAURITS ONDER HET BESTUUR VAN LEYCESTER. brengen ." Hoe vinden wij dit alles in het gevolgde lot van OLDENBARNEVELD zelven bevestigd ! Van onzen uitstap terugkeerende , herinneren wij ons reeds met een enkel woord gewaagd te hebben van LEYCESTER'S afstand van het hoog bewind. De acte hiervan voerde de dagteekening van den 17den December 1587 uit Londen (190) , maar was ten gevolge van verscheidene beletselen eerst op den 1sten April 1588 ter Staten Generaal overgeleverd geworden (191 ) . Bij dezelve ontsloeg hij zich van den gantschen last van het Gouvernement Generaal , verklaarde hij van nu voortaan op te houden van alle oefening en executie van de autoriteit en commissie , hem door de Staten Generaal gegeven , in wat manier het wezen mocht , en droeg hij aan gemelde Staten op daarin verder bij advies van H. Maj . te voorzien , alzoo zij zouden dienstig en behoorlijk vinden tot welstand en bescherming der landen (192) . MAURITS WAARDIGHEDEN GEDURENDE EN BEDRIJVEN 1588-1594 . De afstand van LEYCESTER maakte eene nieuwe voorziening in den regeringsvorm noodzakelijk. bij een placaat Deze geschiedde van den 12den April 1588 (193 ) . De Staten Generaal geven daarbij een verhaal van hetgeen met de Koningin en LEYCESTER verhandeld was en waardoor aan laatstgenoemde het Gouvernement Generaal was opgedragen geweest , zoodat dus , zeggen zij , alle de Gouverneurs van de Provincien , steden en leden derzelve , mitsgaders ook alle de Officieren , Justitieren en volk van oorlog aan LEYCESTER als Gouverneur en Capitein Generaal der Nederlanden , mitsgaders aan dezelve landen in ' t generaal en particulier bij eede zijn verplicht geweest. En vervolgens na de vermelding van LEYCESTER'S afstand en de verkregen commissie van WILLUGBY , verklaren zij de generale regering der landen in de zaken , de gemeene bescherming en unie derzelve aangaande , mitsgaders de onderhouding van het Engelsche tractaat , gesteld te hebben ter bediening en administratie van den Raad van State , om bij WILLUGBY als Gouverneur Generaal van de En- gelsche troepen , de Gouverneurs der bijzondere Provincien en de twee Engelsche Raadsheeren , mitsgaders de Nederlandsche Raden beleid en bediend te worden. Dien ten gevolge ontbieden zij alle Gouverneurs en Capiteinen van de Provincien , steden en leden derzelve , alle Admiralen en Vice-Admiralen , alle Oversten , Colonellen , Ritmeesteren , Capiteinen , soldaten te water en te lande , en voorts alle Presidenten , Raden , Officieren , Thesauriers , Ontvangers , Bailluwen , Schouten , Maarschalken , Drossaten , Grietmannen , Magistraten , Edelen , Vasallen , Burgeren > en andere in5* 68 MAURITS WAARDIGHEDEN EN gezetenen en onderdanen dezer landen , van wat staat of conditie zij zijn , en alle anderen , des noods zijnde , dat zij en elk van hen kwijt , vrij en ontslagen zijn van hunnen eed aan LEYCESTER , blijvende nochtans in volle kracht, wezen en verbindtenis den eed , bij hen respectief gedaan , voor zoo veel zij daarmede zijn verbonden tot getrouwheid aan de Vereenigde Provincien , Staten , steden en leden derzelver en tot gehoorzaamheid van de Overheden , bij de Staten Generaal over hen gesteld of nog te stellen . Eindelijk verbieden zij een iegelijk , om op den naam van de Koningin of LEYCESTER Voortaan eenige oneenigheid onder de ingezetenen te zaaiën , op straffe dat tegens hen zonder respect van personen en zonder eenige oogluiking bij de Staten Generaal , mitsgaders bij de Staten der Provincien , of ordinaire Officieren , Justitieren en Magistraten sommierlijk en zonder figuur van proces zal worden geprocedeerd tot de straffen . Het placaat eindigt met den gewonen last om het alom te publiceren en dienvolgende te procederen : want wij hetzelve tot behoudenis en welstand van den lande zulks hebben bevonden te behooren. Opmerkelijk is dit placaat , vooral wanneer wij bedenken , dat het eigentlijk uit den boezem der Staten van Holland is voortgekomen (194) . Immers vinden wij er aan de eene zijde die nog kort te voren zoo sterk gedreven provinciale souverainiteit niet in gehuldigd , hoezeer men zulks toch , om allen twijfel daaromtrent weg te nemen , had mogen verwachten. Maar ook aan den anderen kant treffen wij er geene uitdrukkelijke verklaring van de souverainiteit der Staten Generaal in aan , hoezeer het dan toch zulke be- ginselen bevat , welke de souverainiteit van dat Collegie onderstellen. Want waartoe anders zulk een placaat der Staten Generaal met bevel om het alom te publiceren ,. dan omdat het aan iedere afzonderlijke Provincie niet toestond op hare eigene regering te voorzien ? Waartoe an- ders dat veel beduidende slot , hetwelk den Souverein ken- BEDRIJVEN merkt ? GEDURENDE 1588-1594. 69 Waartoe anders de gehoorzaamheid opgelegd aan de Overheden , bij de Staten Generaal gesteld of nog te stellen , waaronder toch het beginsel te gronde lag , dat alle Overheden in de Provincien en Steden aan de Staten Generaal verplicht zijn ? Waarom aan de Staten Generaal eene rechtsmacht toegeschreven boven de Staten der bijzondere Provincien ? Voor het overige verklaarde dat placaat , dat ' s lands regering was vastgesteld op denzelfden voet , als bij besluit van den 5den February slechts bij voorraad was aangenomen . Het gezegde kan evenzeer op de instructie voor den Raad van State worden toegepast , die ook ten zelfden dage door Met geen de Staten Generaal werd vastgesteld (195) . woord hoegenaamd toch vindt men er over de souverainiteit in gesproken , maar slechts verschillende machten en personen opgenoemd , aan ieder van welke een hoogste zeggen schijnt te worden toegekend in de zaken , aan ieder respectivelijk aanbevolen , zonder dat deze zaken behoorlijk bepaald zijn , of ieders gezag met eene volkomene bestemdheid is afgemeten. De Raad zelf was alles behalven een oppermachtig Collegie : slechts beschikking gesteld , hoe over de onbepaald zaken , aan zijne ook , had hij eenig zeggen , hetwelk hij evenwel niet zelf ten uitvoer mocht leggen, maar waartoe hij de bevoegde aangestelde bewindsDaarenboven was dit zijn gezag lieden gebruiken moest . geheel afhankelijk gemaakt niet alleen van de bestaande privilegien , rechten , vrijheden enz. , waarvan niemand den geheelen omvang kende en naauwelijks kennen konde , maar ook nog van het goedvinden der Staten Generaal en Provinciaal , welke in diezelfde zaken , aan den Raad toekomende , naar eigen oordeel zouden mogen te werk gaan zonder dat de Raad er iets tegen doen mocht . En tusschen de Staten Generaal en Provinciaal werd de regeling der zaken in het midden gelaten : men hield zich , als of er over de macht , aan ieder dezer Collegien toekomende , geen MAURITS WAARDIGHEDEN EN 70 twijfel was of ontstaan kon : de behoorlijke onderscheiding van het gezag der Staten Generaal en die der Provincien , waarop de Staten van Holland onder LEYCESTER Zoo zeer hadden aangedrongen , werd nu geheel uit het oog verloren : elk in hun regard , elk zooveel hun aangaat , toonde wel , niet dat men zulk waarin zij eene onderscheiding vasthield , maar bestond : de Staten van Holland wilden haar gaarne onbepaald gelaten hebben , ten einde naar gelegenheid der omstandigheden door hunnen invloed daaromtrent zoo te werk te gaan , als zij in hun eigen belang Ook de eed van getrouwheid noodig zouden oordeelen. en gehoorzaamheid , welke voor de provinciale Gouverneurs , Veldoversten en het krijgsvolk werd voorgeschreven , moest aan zulk een aantal machten en personen worden gedaan , dat men , ingeval van verschil wat bracht , ieders gezag mede- onmogelijk weten kon , aan wiens bevelen men zich te houden hadde. Alleenlijk zien wij , dat aan de Staten Generaal , als steeds het eerst wordende opgenoemd , ook de hoogste waardigheid schijnt te worden toegekend , zoodat men bij onverhoopte verschillen , zoo al niet van rechtswege , dan toch vredeswille aan dezelven het hoogste zeggen diende toe te kennen . Hoe het zij , deze instructie bevatte in zich de zaden van verwarring en verdeeldheid , die niet dan door onderlinge welwillendheid en inschikkelijkheid konden worden voorgekomen (196) . Het spreekt van zelf, dat dit een en ander ook eene groote onzekerheid gaf aan de ware betrekkking van MAURITS , als Stadhouder van Holland en Zeeland , tot de Staten Generaal , den Raad van State en de Staten der beide genoemde Provincien . Bij het besluit van den 12den April en de nieuwe instructie voor den Raad van State was niets anders bepaald , dan dat ook de Gouverneurs der Provincien zitting en stem zouden hebben in den Raad van State , en dat alle Gouverneurs , Admiralen , Oversten , Ritmeesteren , Generaals , Capiteinen en al het volk van BEDRIJVEN GEDURENDE 71 1588-1594. oorlog te water en te lande zouden beloven en zweren , den Staten van de Vereenigde Nederlanden , die bij de unie en handhouding van de Gereformeerde religie zouden blijven , alsmede den Staten van de Provincien en Magi- straten der steden , waar zij gebruikt en tot wier last of repartitie zij betaald zouden worden , gehouw en getrouw te wezen , ze getrouwelijk te dienen , den Staten Generaal en ook den Staten van de particuliere Provincien , elk in zijn regard , te obedieren : dat insgelijks de Gouverneurs der Provincien en de Generaals zouden beloven te gehoorzamen den Raad van State ; en dat de Oversten , Ritmeesteren , Capiteinen en alle ander volk van oorlog bovendien beloven en zweren zouden de bevelen van de Gouverneurs der Provincien , waarin zij zouden gebruikt worden , en het volk van oorlog te water de bevelen van den Admiraal en voorts alle andere hoofden te gehoorzamen naar behooren. De ingewikkeldheid dezer bepaling werd niet zeer verduidelijkt door het eedsformulier , dat op den 1sten Juny ter Staten Generaal voor de Gouverneurs der Provincien werd vastgesteld. Volgens hetzelve moesten zij zweren getrouwheid aan de Staten Generaal en de Staten hunner respectieve Provincien , en gehoorzaamheid aan de bevelen van de Staten Generaal , van den Raad van State en van de Staten hunner respectieve Provincien (197) . Alleenlijk volgt hieruit , dat zij aan de drie genoemde Staatslichamen ondergeschikt gemaakt wierden , zonder bepaling wat te doen in geval van verschil over elkanders bevoegdheid (198) ; hoezeer toch , worden daar de opgenoemd , Staten Generaal hier en de Gouverneurs het eerst geene nieuwe commissien ontvingen , maar op de oude , van of namens de Staten Generaal ontvangen , bleven voortdienen (199) , de meening schijnt geweest te zijn , dat aan dit Collegie het hoogste gezag door de Gouverneurs moest worden toegekend , en dezelve niet ophielden dienaren der Staten Generaal te zijn (200) . 72 MAURITS WAARDIGHEDEN Onzeker is het , EN of deze eed alstoen of vervolgens door Graaf WILLEM LODEWYK , als Stadhouder van Vriesland en Groningen , en Graaf ADOLF als Stadhouder van Gelderland, Utrecht en Overijssel , is afgelegd : zeker is het , dat MAURITS , als Stadhouder van Holland en Zeeland , dien eed nimmer gedaan heeft , ofschoon hij er ten volgenden jare door den Raad van State dringend toe werd aangemaand . Hij maakte alstoen verscheidene bedenkingen , en verklaarde eindelijk zich te onderwerpen aan het goedvinden der Staten Generaal , die nochtans geen besluit namen , denkelijk uit hoofde van den invloed der Staten van Holland, welke hunnen Stadhouder wel aan zich , doch zoo min mogelijk aan de Staten Generaal en Raad van State ondergeschikt wenschten (201 ) . In het opperbevel over het leger van den Staat werd ook eene nieuwe voorziening geëischt. Daar de Gouverneurs tevens Capiteinen Generaal waren binnen hunne Provincien , zoo volgde men het oude recht en gebruik om het opperbevel over het geheele leger des Staats toe te kennen aan den Gouverneur , binnen wiens Provincie het leger zich bevond of het tooneel des oorlogs was (202) . Doch het opperbevel over het volk van oorlog in Braband en Vlaanderen was door LEYCESTER'S vertrek opengevallen en moest op nieuw vervuld worden . Natuurlijk was het , dat MAURITS hiertoe boven allen in aanmerking kwam , gelijk hij dan ook op den 19den July en den 6den September 1588 door de Staten Generaal verkozen werd tot Capitein Generaal over al het volk van oorlog in die beide genoemde landen (203) . Wat het opperbevel over de zeemacht betreft , zoo zagen wij vroeger , hoe de Staten van Holland en Zeeland onzen MAURITS in 1585 uitdrukkelijk tot hunnen Admiraal benoemd hadden. Het schijnt , dat vervolgens LEYCESTER hem tot Admiraal Generaal of van de Unie heeft verheven en hem daartoe eene afzonderlijke commissie gegeven : al· thands wij vinden MAURITS als zoodanig erkend (204) . BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. 73 Daar men nu oordeelde , dat met LEYCESTER'S afstand ook deze commissie vervallen was , zoo diende er op nieuw in voorzien te worden. Dien ten gevolge gaven de Staten sten AugusGeneraal hem eene nieuwe commissie op den 31st tus 1588 , welke hij den 3den September beëedigde . Hij kreeg daarbij het oppertoezicht over alle zaken , het stuk der Admiraliteit en den oorlog te water eenigzins rakende : hij werd geplaatst aan het hoofd der Admiraliteits-Collegien in Holland , Zeeland en Vriesland : en de voordeelen , daaraan verbonden , waren , dat hem aanzienlijke deelen uit de buiten en prijzen werden toegekend (205) . Onderwijl was onze MAURITS ijverig bezig , om zijnen heldenarm ten dienste des lands te gebruiken . Het was echter , als of hij , ten gevolge van LEYCESTER'S afstand eene vrijere werking gekregen hebbende , zijnen werkkring niet had willen beginnen , zonder den mond Gods gevraagd te hebben , wat hij doen moest . In het begin van April dezes jaars namelijk riep hij eenige Hollandsche predikanten te samen , om hun oordeel te weten over het punt van oorlog of vrede , terwijl hij dat oordeel ook van de Zeeuwsche geestelijkheid innam . De aanleiding tot deze raadple- ging moeten wij wat hooger ophalen. Het behoeft geen betoog , dat onze opstand tegen Spanje voornamelijk ter verdediging van den Gereformeerden godsdienst heeft plaats gehad : immers de schending der privi-' legien , waarover men insgelijks en met recht geklaagd heeft , was juist het gevolg geweest van het aannemen der nieuwe godsdienstbegrippen , die de Koning van Spanje , als een getrouw handhaver der Roomsche Kerk , meende met alle geweld tegen de volharding der Gereformeerden te moeten uitroeien. Toen echter de zaken des Konings hier te lande J voornamelijk ten gevolge van het wreede bestuur van den Hertog VAN ALVA waren achteruitgegaan , begreep zijn opvolger DE REQUESENS eenen zachteren weg te moeten inslaan en beproeven , of hij de in opstand zijnde gewesten 74 MAURITS WAARDIGHEDEN EN door onderhandeling onder ' s Konings gezag zou kunnen terugbrengen. Daartoe dan had hij reeds in den zomer van 1574 door middel van ST. ALDEGONDE eene onderhan- deling aangevangen. Doch daar de Koning op het punt van godsdienst niets wilde toegeven , had ALDEGONDE in last te zorgen , dat 's Konings gezag bewaard bleef en er van godsdienst niet gerept werd. Dit had ten gevolge , dat de Staten van Holland en Zeeland een ootmoedig verzoekschrift , aan den Koning gericht , overgaven , waarin zij volstrekt niet spraken van den godsdienst , maar slechts aandrongen op het vertrek van het uitheemsche krijgsvolk en op de vergadering der Staten Generaal , als bij wier advies de Koning de rust des lands herstellen en regeren zou (206) . De hierdoor gestaakte onderhandeling werd in het begin van 1575 te Breda hervat tusschen Commissarissen van wederzijde gekozen . Reeds had Prins WILLEM de Staten van Holland en Zeeland vermaand , dat , alzoo peis en vrede eene gave en weldaad van God den Heere is , die een iegelijk van wat qualiteit en conditie hij is , behoort in alle manieren te wenschen en te begeeren , bijzonder aanschouw nemende op de verdrieten , katijvigheden en miserien , die alle oorlogen met zich trekken , mitsdien een iegelijk zich daartoe behoort te bewegen en alle middelen daartoe voor te wenden , wel verstaande nochtans , dat de peis en de vrede zulks zij , dat daaruit niet kome te volgen eenige meerdere last , verdriet of katijvigheid dan de oorlog zelf is medebrengende , en dezelve vrede en peis niet zij tegens de eere Gods , vrijheid , liberteit , privilegien en oude herkomen van de landen , en voorts dat dezelve vrede zulks zij bevestigd en verzekerd , dat daardoor mag wederkeeren de oude welvaart , hantering en trafiek van dezelve landen , wezende in alle deze dingen de hoogheid , autoriteit en dienst van Z. Maj. gantschelijk gelegen (207) . handeling , in Maart begonnen , Dan de onder- werd in July , zonder eenig gevolg dan vermeerderde bitterheid , afgebroken , door BEDRIJVEN GEDURENDE 75 1588-1594 . dat men van de zijde des Konings , die geene ketters , veelmin de openbare oefening van den Gereformeerden godsdienst in zijne landen gedogen wilde , niets meer ten dezen wilde toestaan , dan 1 dat de Gereformeerden , die niet in den schoot der Roomsche Kerk wilden terugkeeren , binnen eenen korten tijd het land zouden ruimen en zich naar elders begeven ; terwijl van de andere zijde dit voorstel te recht als ongoddelijk en ondoenlijk verworpen werd , daar toch (gelijk men antwoordde) hier te lande geene andere religie wordt geëxerceerd dan de Catholieke en Apostolische religie , met den heiligen Euangelio en goede leering corresponderende , waarin een iegelijk is getroost en gerust , hebbende niet verworpen dan die manifeste groote abuizen en misbruiken , vooral God almachtig onbehaaglijk , om alzoo te geven God dat Godes is , en den Koning dat des Konings is ; gelijk het ook geenszins practicabel is , zoo groote menigte van menschen , rijk en arm , jong en oud , de Gereformeerde Euangelische religie niet zonder de verlichting en verwekking van den H. Geest en Gods gratie aangenomen hebbende , uit de landen te vertrekken en heur lieve Vaderland te verlaten (208) . Vier jaren daarna werd er door middel des Keizers eene nieuwe vredehandeling te Keulen geopend , maar nu met alle de door de Pacificatie van Gend vereenigde Provincien , waarin Holland en Zeeland mede begrepen waren. Doch al weder was het punt van godsdienst de groote steen des aanstoots. Van den kant der Staten vorderde men ten dezen de bevestiging van den stand der zaken , zoo als die op dat oogenblik was , en verder de handhaving der Gendsche Pacificatie : van den kant des Konings , de terugbrenging der zaken tot den stand ten tijde dier Pacificatie en der Brusselsche Unie van 1577. Van de eene of de andere zijde wilde men niets terugnemen of toegeven de Keizerlijke Commissarissen zagen geen middel tot vereeniging , en de gantsche handel liep te niet (209) . 76 MAURITS WAARDIGHEDEN EN Dan in den jare 1587 had de Hertog van Parma , als Gouverneur Generaal der Spaansche Nederlanden“, namens den Koning , een voorstel van vredehandeling aan Koningin ELISABETH laten doen. Zijn oogmerk was , de Koningin af te scheiden van de Vereenigde Nederlanden , aan welke zij door het verdrag van onderstand verbonden was. De moeilijkheid , waarin LEXCESTER en dien ten gevolge de Koningin in hare betrekking tot ons land , alstoen gewikkeld was ; het gegronde ongenoegen , dat haar de hatelijke aantijgingen onzer Staten tegen LEYCESTER en de Engelsche hulptroepen hier te lande , gegeven hadden ; de weigering der Staten om met alle kracht en macht hunnen Gouverneur Generaal tegen hunne eigene vijanden te ondersteunen en handen in een te slaan ; dit alles maakte , dat zij tot het gedane voorstel van vredehandel wel eenige ooren had , het zij dat zij weżentlijk den vrede wenschte , het zij dat zij de Staten alzoo tot meerdere krachtinspanning ter voortzetting des oorlogs dringen wilde. Evenwel getrouw aan het verdrag , besloot zij tot geenen vredehande buiten kennis en medewerking der Staten , aan welke zij daartoe door LEÝCESTER in het begin van September een schriftelijk voorstel liet doen (210) . Nu re- gende het dadelijk allerlei lasteringen tegen laatstgenoemde , als dat hij trachtte naar de souvereine regering , ten einde het land door middel van eenen vrede met den Hertog van Parma, weder aan den Koning van Spanje te brengen ; lasteringen , waarvan volgens LEYCESTER'S klachte OLDENBARNEVELD voornamelijk de uitstrooiër was , hoezeer dan ook de Staten als Staten verklaarden ze nimmer uit den mond van dezen of iemand anders gehoord te hebben (211 ) . standers Men ziet hieruit , hoe ook LEYCESTER'S tegenzich opentlijk voordeden als tegenstanders van eenen vrede met Spanje. En welk was nu het antwoord der verschillende hooge Machten , ook zelfs van dezulken , die LEYCESTER niet on1 BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. genegen waren ? 77 De Staten van Vriesland verklaarden en protesteerden voor God , dat , gelijk zij nooit een ander doelwit gehad hadden als den waren dienst Gods en de welvaart der Republiek , zij ook altoos een schrik en afkeer hadden van vrede te maken met vijanden van den vrede , die er opentlijk voor uitkwamen , dat zij nooit andere religie dan de Roomsche lijden zouden (212) . In denzelfden zin was het antwoord der Staten van Gelderland. sche Zij hadden den Koning van Spanje en de Room- Kerk met alle valsche godsdiensten en afgoderijen verworpen , en verwachteden slechts van Gods genade in Christelijk geduld eenen oprechten goddelijken vrede , waardoor hunne conscientien tot lof en grootmaking van Gods eeuwigen naam vrijgemaakt , en hun lijf en leven voor het geweld en de listige practijken des vijands bewaard zouden mogen worden , wel wetende dat van den Koning van Spanje nimmermeer eenige andere vrede te verwachten was dan met lastering van Gods heiligen naam , en met gevaar eener eeuwige slavernij , al wierde zulke Spaansche vrede met honderd eeden bevestigd : zij wenschten het land van alle afgoderij zien , en bijgeloof , ter eere Gods gereinigd te wel wetende , dat , zoo lang de valsche godsdienst geduld en toegelaten wierd , zij met in- en uitwendigen krijg en bloedvergieten door Gods rechtmatigen toorn zouden gestraft worden en nimmer tot eenen bestendigen vrede kunnen komen (213) . De Staten van Utrecht antwoordeden eenvoudig , dat zij metterdaad begeerden te toonen , dat hun niets meer tegen het hart was dan vrede te maken met hem , die noch wil noch macht had dien te houden (214) . Alleropmerkelijkst was het antwoord der Hoven van Justitie en der Kamer van Hollandsche Rekening . Het wordt wel voor wijsheid gerekend , zeggen zij , dat een zwakke Staat om vrede denkt , wanneer hij het tegen zijnen overmachtigen vijand niet kan volhouden : dan dit heeft een MAURITS WAARDIGHEDEN EN 78 ander aanzien , wanneer er quaestie is niet van een wereldsch rijk , maar van Gods Kerk en Gods eer , gelijk hier , wijl het alsdan redelijk is , dat men alle middelen ter hand nemende , die de goedertierenheid Gods gelieft te verleenen , de uitkomst aan Gods almacht en wijsheid aanbevele en met godzalig geduld lijde en verdrage allen kommer en ellende , die God almachtig gelieft toe te schikken . dringen zij Dit voorts aan met voorbeelden zoo uit de heilige Schrift als van den toenmaligen tijd ; verklarende verder , dat zij gaarne vrede zouden maken , behoud van Gods eere , indien dezelve met Zijn Woord en de verkondiging van dien te bekomen was ; maar dat zij geen anderen vrede mogelijk ziende dan verbonden met den geheelen onder- gang der Christelijke religie , berooving van lichaam en goederen , het daarom Christelijker en wijzer keuren , met de macht en middelen , die God verleent , den vijand te wederstaan met een vast vertrouwen op Gods barmhartigheid en hulp . Spanje niet Eindelijk betoogen zij , dat de Koning van gezind is eenigen vrede te maken ten nadeele van de Roomsche Kerk ; dat men ook op zijn woord niet zou kunnen vertrouwen om het in het Concilie van Constants vastgestelde beginsel , dat men aan ketters geen geloof behoort te houden ; en dat zelfs in alle verzekeringen , die de Koning zou mogen geven , geene genoegzame zekerheid voor ons land zoude gelegen zijn (215) . Maar in de Staten van Holland was er eenig verschil . LEYCESTER had zijn vertoog aan de verschillende steden afzonderlijk toegezonden en verlangde dus van dezelve een Doch verre ' het meeste gedeelte afzonderlijk antwoord. der steden wilde staatsgewijs geantwoord hebben , hoewel Dordrecht en Gouda ieder afzonderlijk antwoordeden . De eerstgenoemde stad verklaarde zich sterk tegen den vrede op dezelfde gronden , als in de boven medegedeelde antwoorden staan uitgedrukt (216) . tegendeel (217) . Alleen Gouda wilde het Het was misschien ten gevolge van dit BEDRIJVEN GEDURENDE verschil , 79 1588-1594. dat het antwoord der Hollandsche Staten zelven zich niet zoo sterk tegen den vredehandel uitliet . Alleen- lijk vertrouwden zij , dat de Koningin zonder de medewerking der Staten Generaal niet zou handelen ; zij zouden hun advies ter Staten Generaal inbrengen , en hetzelve zou strekken tot conservatie van de ware Christelijke religie , eenzamentlijk de privilegien , vrijheden en gerechtigheden van den lande. Evenwel , de geheele inhoud van het ant- woord toonde', dat men met vertrouwen op Gods hulp en bijstand den oorlog wilde hebben voortgezet , dien men ten jare 1572 onder Prins WILLEM tegen de Spanjaarden en hunne aanhangers begonnen had voor de conservatie van den lande en bijzonder tot handhouding van de ware Christelijke religie eenzamentlijk der landen en steden privilegien , vrijheden en gerechtigheden (218) . Uit deze en nog meerdere verklaringen blijkt het , hoe men zich hier te lande algemeen uit bezorgdheid voor den Gereformeerden godsdienst tegen eenen vrede met Spanje verklaarde. Na LEYCESTER'S vertrek zond de Koningin alhier eenen Ambassadeur met name HERBERT , van vredehandel te doen (219) . om hetzelfde voorstel In de beraadslaging hier- over was er verschil van gevoelen niet slechts tusschen de Provincien onderling , Holland , maar ook tusschen de leden van op welke Provincie het voornamelijk aankwam. Er waren namelijk drie gevoelens : sommigen sloegen alle onderhandeling volstrekt af : anderen , doch slechts weinigen , begeerden haar : anderen weder wilden een gezant- schap aan de Koningin , om haar , zoo mogelijk , van den vredehandel af te brengen , of haar anders te verzoeken opening van de middelen van verzekering voor de vrijheid van godsdienst en voor de vrijheid en gerechtigheid des lands. Na lange beraadslaging werd eindelijk dit laatste gevoelen bij MAURITS en de Edelen en Steden van Holland 驴 aangenomen 4 (220) , en Hollands invloed maakte , dat het ook in een besluit der Staten Generaal overging op MAURITS WAARDIGHEDEN EN 80 26 December 1587. Dien ten gevolge werden er twee gezanten benoemd en met lastbrieven voorzien , die dui- delijk der Staten bezorgdheid voor het behoud en de verzekerdheid van den waren Christelijken godsdienst aan den dag leggen (221 ) . Gereformeerden Die gezanten kwa- men in het begin des volgenden jaars in Engeland juist op het oogenblik dat de Engelsche Commissarissen tot den vredehandel vertrekken zouden . Alstoen vernamen zij , welke punten de Koningin ten behoeve van onzen Staat zou zoeken te bedingen , te weten , algemeene kwijtschelding en vergeting van al hetgeen over en weer gebeurd was ; wegzending van het vreemde krijgsvolk , en het stellen van inboorlingen tot de regering des lands ; het doen blijven van de uitoefening der Christelijke Gereformeerde religie ter plaatse waar zij was ; en de tusschenkomst der Koningin en des Konings van Denemarken ter verzekering dier punten (222) . Inmiddels bleef er de Koningin op aan- houden , dat ook van onze zijde Commissarissen tot den vredehandel benoemd wierden : hetgeen weder in onze Statenvergaderingen tot veel verschil van gevoelen aanleiding gaf (223) . Het was in dezen stand der zaak , dat , gelijk wij boven zeiden , MAURITS het advies innam der Zeeuwsche geestelijkheid . Hollandsche Hij vroeg haar namelijk en met betrekking tot het door de Koningin voorgestelde beding van vrijheid van conscientie en religie , of men met God zoodanigen vrede zou mogen aangaan , waarmede de openbare oefening van de Gereformeerde Christelijke religie , gelijk zij toenmaals alhier was , zou worden uitgesloten . Ontkennend was het hartig antwoord der Hollandsche predikanten , van den 7den April 1588 , uit welk antwoord wij tevens leeren , hoe MAURITS hun verklaard had liever te willen sterven dan te moeten aanzien de uit- roeiïng van den openbaren godsdienst in deze landen tot groote oneer en lastering van Gods naam , den val en ver- BEDRIJVEN GEDURENDE strooiing van zoo vele schoone zoo 1588-1594. 81 kerken , het verloop van vele duizenden arme geloovigen , en eene schrikkelijke ellende en bloedstorting , die daaruit volgen zou Dan hiermede niet voldaan , liet (224) . de vergaderde hij aan predikanten op den volgenden dag nog drie vragen voorstellen , te weten , of het geraden zou zijn eenen vrede met den Koning van Spanje aan te gaan , al konde men de instandhouding der Gereformeerde Kerk bedingen ; of het punt der religie , zoo als het door de Koningin werd voorgesteld , zou mogen worden aangenomen , en of het niet geraden zou zijn de uitsluiting der overige religien te bedingen (225) . Het antwoord was weder , zoo als men het van ijverige behartigers der Gereformeerde Kerk verwachten mocht , hoezeer de predikanten de vraag nopens de raadzaamheid om in den vredehandel te treden , ook al konde men de verzekerdste voorwaarden voor de Kerk bedingen , aan het oordeel van MAURITS en de Staten overlieten , als zijnde er zwarigheden aan beide zijden , welke slechts de staatkunde kon oplossen . De adviezen der Zeeuwsche predikanten , aan wie MAURITS die antwoorden der Hollandsche had toegezonden , waren van gelijken zin (226) . Maar welke was nu de beweegreden tot deze raadpleging ? len , Hierover is verschil van gevoelen. Sommigen wil- dat het een bedrijf van MAURITS alleen geweest is , ten einde de predikanten met de eer dier raadpleging te streelen en door hen bij de gemeenten te grooter afkeer te verwekken van eenen vrede , dien hij zelf wraakte en vreesde (227) . Hiertegen - willen anderen , dat het eigentlijk een bedrijf van de Staten en OLDENBARNEVELD was , die daarbij het gewichtig oogmerk schijnen gehad te hebben om de gantsche natie te doen medewerken tegen den vredehandel , dien zij zelven wraakten en vreesden ; dat zij , anders niet gezind om aan de kerkelijken veel invloed in regeringszaken te geven , geen beter middel ter bereiking van hun oogmerk wisten ; maar dat zij evenwel 6 . 82 MAURITS WAARDIGHEDEN EN hunne achtbaarheid ten dezen niet hebben willen blootstellen , en mitsdien MAURITS gebruikten , om achter hem te schuilen en door zijn middel de kerkelijken te raadplegen (228) . Dan tegen dit laatste gevoelen pleiten verschillende redenen. Dat er toen ten tijde bij de natie zulk eene vredesgezindheid was , die eene voorziening daartegen noodzakelijk maakte , kan niet worden bewezen , veeleer het tegendeel. En zekerlijk behoefden de reeds ijverige kerkelijken niet door het middel eener raadpleging gestreeld te worden , ten einde hen nog meer aan te zetten om de gemeenten tot volharding in den oorlog aan te sporen . Daarenboven schijnen de Staten en in het bijzonder OLDENBARNEVELD niet zoo bezorgd geweest te zijn voor hunne achtbaarheid , gelijk verondersteld wordt , daar zij zich niet schaamden om op den 6den April eenigen uit hun midden en daaronder OLDENBARNEVELD zelven te benoemen , ten einde zich in die vergadering der predikanten te begeven en aldaar voor te dragen , wat er met H. Maj . van Engeland was gehandeld en wat daartegen in deze landen was voorgevallen (229) . Immers welk eene vernedering van die anders zoo hooghartige en zich souverein wanende Heeren , dat zij hunne gedragingen omtrent LEYCESTER gingen verantwoorden in eene vergadering van bij hen zoo gehate kerkelijken , die , als mengden zij zich in zaken van regering , nog slechts weinige maanden geleden , door OLDENBARNEVELD op de allerschamperste wijze bejegend waren (230) . Het kan niet anders , of deze vernedering , waartoe OLDENBARNEVELD en zijne Staten zich hebben genoodzaakt gezien , moet hun veel moeite gekost hebben , en doet al dadelijk het vermoeden geboren worden , dat hun die geheele raadpleging der kerkelijken tegen de borst geweest is ; hetgeen versterkt wordt door het eenigzins stuursche antwoord , hetwelk de Staten op den 9den April aan de predikanten , die verlof verzochten om te vertrekken , gaven , te weten , dat niet zij , maar Z. Exc. die vergadering beschreven had en het BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594 . 83 dus slechts in de discretie van MAURITS , en niet van hen , stond de predikanten weder te doen vertrekken (231) . Uit dit alles schijnt men dus te mogen afleiden , dat , hoezeer deze raadpleging der kerkelijken met medeweten en toestemming der Staten heeft plaats gehad , zij echter zeer tegen hunnen zin geweest is , en dat zij alleen door MAURITS ernstig verlangen , zekerlijk wel door vele hooge Staatsleden ondersteund , is doorgedreven , waartegen de Staten , hoe ongaarne ook , zich niet gemeend hebben te moeten verzetten . Dan welke was nu daarmede MAURITS bedoeling ? Wanneer men billijk oordeelt , zal men niet staande houden , dat hij den vrede wraakte en vreesde , ten einde aan zijne oorlogszucht te kunnen bot vieren , en dat hij daarom steun zocht bij de kerkelijken , wier gevoelen hem toch reeds genoeg bekend was ; maar integendeel dat hij in de gemoedelijke overtuiging verkeerde , dat de vredehandel zou strekken tot verderf van Kerk en Vaderland ; dat hij die overtuiging ook aan anderen , welke voor den vrede ijverden , wenschte in te boezemen , en daarom de voorlichting der kerkelijken verlangde , ten einde in zijne overtuiging bevestigd te worden. zeer slechts Er waren er toch in de Staten , hoe- weinig in getal , die den vredehandel heftig dreven (232) , en die dus , gesterkt door de doordrijvende gezindheid van Koningin ELISABETH , misschien wel den boventoon verkrijgen konden . Ware hier geene vrees voor geweest , MAURITS zou wel denkelijk tot zulk eenen buitengewonen en eenig opzien barenden maatregel om de kerkelijken te raadplegen , ook volgt uit het gezegde , niet gekomen zijn. Maar dan dat die weinige voorstanders des vredes grooten invloed in de Statenvergaderingen moeten gehad hebben. Wie zij geweest zijn , wordt niet uit- drukkelijk gemeld ; doch er zijn redenen , om er FRANÇOIS FRANKEN , Pensionaris van Gouda , en OLDENBARNEVELD onder te tellen. Althands , gelijk wij gezien hebben , tijdens LEYCESTER'S voorstel , had Gouda de zonderlingheid om zich 6* 84 alleen MAURITS WAARDIGHEDEN EN voor den vrede te verklaren ; en het is niet te denken , dat zij haar gevoelen in dien tusschentijd veranderd heeft. De Pensionaris FRANKEN nu had zeer veel invloed en was bijzonder bevriend met OLDENBARNEVELD ; weshalve men mag aannemen , dat ook deze laatste , ofschoon men van zijne gezindheid ten dezen tijde nog niets vindt aangeteekend , geweest is (233) . niet afkeerig van den vredehandel Dit vermoeden vindt versterking in de weigering van den Heer VAN DER MYLE , om zitting te nemen in den Raad van State , ten ware de Staten hem eene schriftelijke verklaring gaven , dat men hem niet zoude vergen om zich tegen zijn geweten te laten gebruiken in de zaken van den vredehandel , uitdrukkelijk verklarende , dat , zoo zulks mocht gebeuren , hij zich dan met Gods hulp in andere landen wilde begeven en dadelijk van zijnen dienst ontslagen zijn. Zulk eene volledige acte ontving hij van de Staten op den 23sten April 1588 : en hoe zonderling dezelve ook in den eersten opslag moge voorkomen , verdwijnt echter alle bevreemding bij de opmerking , dat van DER MYLE , uit hoofde zijner betrekking tot OLDENBARNEVELD door het onderlinge huwelijk hunner kinderen , zeer goed met dezes inzichten bekend was en daarom eene verzekering voor zich noodig keurde (234) . De zaak alzoo beschouwd , is het niet te ontkennen , dat er alle vrees voor gevaar was. De Gereformeerde godsdienst was de hoofdzuil van onzen Staat , gelijk door allen ten dien tijde , welke partij ook toegedaan , erkend werd. Aan deszelfs ondergang was het verderf van den Staat verbonden . Maar hoe dacht OLDENBARNEVELD Over stuk van godsdienst ? Zelf heeft hij opentlijk zijne onverschilligheid betuigd door te schrijven , dat hij steeds het de spreuk zijns grootvaders beoefend heeft , nil scire tutissima fides (235) . En zijn vriend UITENBOGAART , die hem toch waarlijk niet boven de waarheid bezwaren zal , heeft het , als uit OLDENBARNEVELD's eigen mond , bericht , BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. 85 dat deze sedert 1570 , toen hij te Heidelberg belijdenis des geloofs gedaan had , tot in 1591 toe , toen hij door UITENBOGAART tot beteren zin is gebracht , in Holland nimmer ten Avondmaal geweest was , en zulks uit afkeer tegen der predikanten handelingen (236) . Wat goeds nu te zeggen van het karakter van eenen man , die gedurende meer dan twintig jaren zich van des Heeren tafel onthoudt , niet om eenige gewetensoorzaak of ergernis door predikanten in leer of leven gegeven , maar om niets beduidende redenen ? en het was dus niet ten onrechte , dat men zulk eenen man ook toen reeds afkeerig van den godsdienst en vijandig aan de brave leeraren hield , te meer daar , al waren ook zijne redenen daarvoor eenigzins geldig te achten , zij in allen konden bestaan , gevalle nog niet ten zijnen opzichte toen hij pas wederom in het Vaderland gekeerd was en nog geene ondervinding van der kerkedienaren onmatigen ijver konde verkregen hebben (237) . Zulk een man was OLDENBARNEVELD , en van dienzelfden ongodsdienstigen stempel waren ook vele leden der Staten en andere Overheidspersonen. Dit blijkt uit de klachte van eenige predikanten , bij gelegenheid eener samenkomst met eenige leden der Staten en Gerechtshoven in Mei 1587 gehouden , om de grieven der geestelijkheid tegen der Staten bestuur nopens Kerk en godsdienst te vernemen (238) . En hoe dan van zulke mannen eene ijverige behartiging van de ware belangen der Gereformeerde Kerk te verwachten ? Ja , welk gevaar was er niet uit hunne bemoeiïngen omtrent de Kerk te vreezen , vooral wanneer zij door loutere betuigingen van hartelijke gehechtheid aan Kerk en Vaderland , vertrouwen voor zich zochten in te boezemen ? Maar ook zoodanig was OLDENBARNEVELD . Bij het aan- vaarden zijner bediening als Advocaat van den Lande in Maart 1586 , had hij te kennen gegeven niets anders dan de vordering van Gods eer en het welvaren en den dienst des lands voor oogen te willen hebben , en tevens zijn MAURITS 86 WAARDIGHEDEN EN ontslag bedongen in geval van handeling om het land aan den Spanjaard te brengen (239) . En toen men hem ten volgenden jare niet meer zoo gemakkelijk van de hand wilde gaan en hij uit spijt daarvan op den 20sten April zijn ontslag verzocht , maar ook gebeden werd zijnen dienst voort te zetten , bedong hij zich , benevens vrijdom van zijne instructie , alweder dat ontslag , ingeval er gehandeld zou worden van vrede of van overdracht dezer landen zonder vooruitbeding van godsdienst en ' s lands privile- gien (240) . Ook is het opmerkelijk dat hij juist weder op den 15den April 1588 verklaarde zijn ontslag te willen nemen (241 ) . Redenen hiervoor vindt men niet vermeld : maar men mag veilig aannemen , dat hij gewoonlijk zijn ontslag verzocht , wanneer hij zich op eene ernstige wijze zag tegengewerkt , daar hij wel gevoelde , dat ook zelfs zijne tegenstanders zijnen dienst niet gaarne ontbeerden , en dus liever zouden toegeven dan hem laten vertrekken. Hoedanig ook zijne vroegere betuigingen tegen het maken van vrede met den Spanjaard mogen geweest zijn , betuigingen , die men aan zijnen tegenstand tegen LEYCESTER mag toeschrijven ; niet onvermoedelijk is het , dat , nu LEYCESTER verwijderd was , hij van toon begon te veranderen en zijne neiging voor den vrede aan den dag te leggen , zoodat hem de tegenstand van zoo velen , die hem tot nu toe van de hand gingen , wrevelig maakte en van ontslagneming deed spreken . Wanneer wij nu zulk eenen Staatsman , die door zijnen invloed in zeker opzicht aan het hoofd des Staats stond , in 1588 tot den vredehandel zien neigen , en meenen , dat er met den Koning van Spanje wel een vrede zoude kunnen worden aangegaan , waarbij de belangen der Gereformeerde Kerk genoegzaam gewaarborgd werden , dan mogen wij niet ontkennen , dat er bij de ware en getrouwe voorstanders van Kerk en Vaderland alle reden moest bestaan van groote bezorgdheid . Die bezorgdheid zien wij thands heerlijk in MAURITS GEDURENDE 1588-1594. BEDRIJVEN uitblinken. 87 Thands meer dan twintig jaren bereikt , en door LEYCESTER'S afstand meerdere zelfstandigheid bekomen hebbende , was hij alleszins als Stadhouder bevoegd , om zijn oordeel tegen dat van OLDENBARNEVELD te doen gelden. Van persoonlijken afkeer of vijandige tegenwerking , uit mistrouwen tegen de oprechtheid van OLDENBARNE- VELD'S bedoelingen gesproten , kan hij nog geenszins beschuldigd worden . Maar hij , die beloofd had de voet- stappen zijns Vaders te zullen volgen , en den eed had gedaan van handhaving der Gereformeerde Kerk , kon in zijn juist oordeel niet doorzien , hoe een Spaansche vredehandel met deze verplichtingen bestaanbaar ware : en daar hij nu een tegenovergesteld gevoelen bij verscheidene machtige Staatsleden veld zag winnen , zoo vroeg hij het advies van de Dienaren des Goddelijken Woords , ten einde uit Gods Woord en als door Gods mond onderricht te worden , of hij in zijn oordeel al dan niet dwaalde. Wij zien hem dus hier op eene alleszins gepaste en waardige wijze voor Kerk en Vaderland ijveren : en toen hij uit hunne adviezen de versterking zijner gemoedelijke overtuiging bekomen had , heeft hij ook die overtuiging voor zijn advies in de Staten ingebracht (242) , en , gelijk wij verder zien zullen , er zich volstandig naar geregeld. Van dien goeden zin gaf hij kort daarna nog een bewijs. De geestelijken waren allerwege zeer bekommerd , dat de en besloten op aandrang van waartoe inzonderheid de naderhand zoo vredehandel gelukken zou , die van Utrecht , beruchte UITENBOGAART medewerkte , om uit naam der Kerken een gezantschap naar Koningin ELISABETH af te vaardigen , ten einde haar de belangen der Gereformeerde Kerk ten dezen voor te houden. Dan bij die van Holland haperde het , niet omdat zij de zaak zelve niet goedvonden , maar omdat zij het zonder der Staten toestemming niet durfden wagen , zich verzekerd hielden van derzelver , dat is , van OLDENBARNEVELD's , weigering , ja vreesden , dat 88 WAARDIGHEDEN EN MAURITS zij zich daardoor eenen grooteren onwil van dien kant op den hals zouden halen. Dien ten gevolge aarzelden ook de geestelijken van Zeeland , uit hoofde van de naauwe vereeniging dier Provincie met Holland. Ook zij vreesden de toestemming der Zeeuwsche Staten niet te zullen verkrijgen. Dan juist bevond zich MAURITS in Walcheren : en van zijne welwillendheid hielden de Zeeuwsche Kerken zich zoo verzekerd , dat zij besloten zijne toestemming te verzoeken. En in deze hunne verwachting vonden zij zich niet bedrogen . Hij verklaarde hun dadelijk het kerkelijk gezantschap goed en noodig te vinden en de zaak aan de Staten van Zeeland te zullen aanbevelen . Dezer toestemming volgde , vermoedelijk wel op MAURITS aandrang : en alzoo vertrok het gezantschap uit naam der Kerken van alle de Provincien , uitgenomen van Holland. In Enge- land werden de gezanten met alle welwillendheid ontvangen , zoo door LEYCESTER en de Raadslieden der Koningin , als door de Koningin zelve. Zelfs verklaarden de Engel- sche Raadsheeren , op een bedenken der gezanten zelven nopens hunne onbevoegdheid om zich in regeringszaken te mengen , dat de kerkelijken wel degelijk politieke zaken mochten verhandelen , voor ZOO ver namelijk de Kerk hier te lande in de politie bestond , opdat zij ernstig gade geslagen en behouden mocht blijven (243 ) . En de Ko- ningin verzekerde hun , dat hare eere vorderde den vredehandel met Spanje af te breken. Men had namelijk de tijding ontvangen van de uitrusting der zoogenaamde Onoverwinnelijke Vloot , waarmede de Koning van Spanje Engeland zocht te bemachtigen en zich eenen toegang tot ons land te banen . Uit de gantsche houding van den Spanjaard bleek het , dat hij met den vredehandel geen ander oogmerk had , dan om Engeland in eenen zorgeloozen slaap te wiegen. leert ons , De vloot verscheen : de geschiedenis welk einde God haar besteld had (244) : de vredehandel werd afgebroken , en het voor land en Kerk BEDRIJVEN GEDURENDE dreigende gevaar was afgewend , ja , had veerkracht van onze plaats gemaakt zijde ter (245) . 89 1588-1594. voor meerdere tegenkanting des Hoe gelukkig ! vijands Wij zagen hier reeds in MAURITS eene andere richting des geestes dan in OLDENBARNEVELD . De eerste ging opentlijk en rond te werk ; niet zoo de laatste , die zijne ongodsdienstigheid met goeden schijn bedekte . Ware de vredehandel voort- gezet geweest , zoo zou nu reeds denkelijk de botsing tusschen beide hebben uitgebroken . Doch God verhoedde het , door de aanleiding daartoe weg te nemen : en OLDENBARNEVELD en de zijnen zagen zich door de omstandigheden gedrongen MAURITS in zijnen ijver tegen Spanje te volgen. Reeds ten dezen jare vertoonde onze krijgsheld , wat men voortaan van zijne krijgskundige bekwaamheden verwachten mocht. Op den 23sten September namelijk sloeg de Hertog van Parma het beleg voor Bergen op Zoom. MAURITS werkzame geest droeg het zijne bij , om de stad te behouden. Ofschoon hij zich niet voortdurend in de belegerde vesting bevond , maar zich op het eiland Tholen ophield , kwam hij echter gedurende de belegering tot drie malen toe in de stad , om op alles orde te stellen . Dit was gants noodig om de oneenigheid onder de bezetting , die uit verschillende natien bestond. Het behoorde niet tot held , de minste verdiensten van onzen onvolprezen dat hij ondergeschiktheid en samenwerking heeft kunnen brengen in de vreemdsoortigste bestanddeelen zijner krijgsmacht , waarin ijverzucht en weêrstrevigheid dikwijls best beraamde plannen dreigden te doen mislukken de en die uitstekende gave legde hij reeds toen aan den dag (246) . De eensgezindheid van de bezetting en hare hoofden herstelde hij en bracht daardoor te wege , dat de dappere samenwerking der belegerden heir deed aftrekken (247) . eindelijk PARMA Ook toonde hij met zijn hier reeds , dat hij zich geene eigene levensgevaren , als de nood zijne tegenwoordigheid vorderde , ontzag : en het was hierom dat • 90 MAURITS WAARDIGHEDEN EN de Staten van Holland hoognoodig keurden hem door hunne Gecommitteerden ernstig te bidden , verzoeken en vermanen , dat hij zich op geene gevaarlijke plaatsen wilde onthouden of begeven , maar in eene goede verzekerde stad vertrekken , er bijvoegende , hoe hooglijk zij zijnen persoon hadden in recommandatie en den lande daaraan gelegen was (248) . Op het einde des jaars schijnt MAURITS de schans op het eiland Voren , behoorende tot den Bommelerwaard , waar vrees voor verraad was , niet zonder geweld bemachtigd te hebben (249) . Op den 20sten November dezes jaars 1588 , heeft mauRITS zich als Markies van Vere en Vlissingen , in eerstgenoemde stad doen huldigen. Te Vlissingen is dit eerst in Augustus 1590 geschied , daar de onrust , waarin die stad verkeerde , zulks voor dien tijd belette , hoewel toch middelerwijl ook aldaar MAURITS als Markies erkend werd (250) . Prins WILLEM had in 1581 dit Marquisaat voor zich aangekocht ; en daar hij bij zijne huwelijks-voorwaarden met ANNA van Saxen beloofd had , voor zijne zonen , uit dit huwelijk geboren wordende , den staat van Markies te zullen bezorgen , en hij vervolgens bij een ontwerp van testament , door zijnen onverwachten dood onvolmaakt gebleven , aan onzen MAURITS dit Marquisaat had toegedacht , zoo had deze zich terstond in het bezit van hetzelve gesteld , gelijk hij er ook altijd zonder iemands tegenspraak tot zijnen dood toe in gebleven is (251) . Onderwijl gingen de Staten van Holland voort hunne meerderheid en overwicht boven de andere Provincien te misbruiken ter vermeerdering en uitbreiding van hun eigen gezag. Hiertoe moest vooral en in de eerste plaats het gezag van den Raad van State worden verminderd , 't zij door dadelijke miskenning , 't zij door tegenoverstelling en verheffing van het gezag der Staten Generaal , aan welke weder hun eigen vermeend gezag en dat van hunnen Gouverneur overgesteld werd. Het is niet te ontkennen , dat ook MAURITS , die door de Staten van Holland in hun BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. 91 eigen belang zoo zeer werd in de hoogte getild , zich niet altijd vrij hield van diezelfde wederrechtelijkheid ten aan- zien van den Raad van State (252) . Reeds op den 2den July 1588 verklaarden de Staten van Holland , dat de brieven van commissie en alle anderen , die vroeger bij de Souvereinen van den lande en Graven van Holland waren uitgegeven , mitsgaders alle andere brieven van octroyen , privilegien en gratien , voortaan op den naam en bij de Staten zouden worden verleend en uitgegeven. Dit besluit werd naderhand op den 8sten Sep- tember , denkelijk ten gevolge van een verschil met MAURITS , bevestigd en uitgebreid , met bepaling dat in het doen van benoemingen voor hooge ambtsbedieningen de Staten zouden voordragen twee of drie personen , waaruit MAURITS eene keuze zou doen , terwijl dan de gekozen persoon door en op naam der Staten zou worden aangesteld (253) . MAURITS heeft zich hieraan onderworpen , hoezeer het eenen overgang in den rechtsvorm daarstelde . Wat ook behoefde hij er zich tegen te kanten , daar Staten Generaal en Raad van State zich er niet aan schenen te laten gelegen liggen ? Het land was inmiddels zeer verdeeld . Er bestonden schrikkelijke oneenigheden niet slechts tusschen de Provincien , maar ook tusschen de leden van Holland onderling. Inzonderheid was het het oude Westvriesland, hetwelk beweerde , ten gevolge van de afzwering van Koning PHILIPS , eene op zich zelve staande Provincie geworden te zijn , even als Holland en Zeeland. Hiertegen verzetteden zich de overige leden van Holland , die zich beriepen op het oorlogsrecht , waardoor Westvriesland onder Holland gebracht was. MAURITS deed het zijne ter herstelling der eendracht. Gaarne had hij daartoe de bevestiging en onderhouding der Unie tusschen Holland en Zeeland , in 1576 opgerecht , gezien , en beschreef hij tot dien einde de Staten van Holland in Augustus 1588 , doch zonder vrucht , dewijl er uit den aard der zaak eene nadere bepaling en omschrijving 92 MAURITS WAARDIGHEDEN EN van het gezag van MAURITS als Stadhouder over die beide 4 Provincien aan verbonden was en men het hierover niet eens worden kon (254) . In het begin des volgenden jaars deed hij eene nieuwe poging bij eenen allermerkwaardigsten en schoonen brief van den 16den January 1589 aan de Staten van Holland , waarbij hij , optellende de zegeningen Gods over ons land , hen aanmaande tot onderlinge eendracht , tot ijver en volharding tegen den vijand , tot het stellen van de noodige orders ter uitoefening zijner hooge bedieningen (255) . Hetzelfde deed hij nogmaals bij eene mondelinge voordracht omstreeks het einde dezes jaars (256) . Zijne bemoeiïngen ten dezen werden met eene goede uitWestvriesland liet hare beweringen werking bekroond . varen en schikte zich tot eenigheid met Holland (257) . En de Staten , ofschoon slechts bij de meeste stemmen , besloten , dat , daar de welstand van den lande ten hoogste vereischte , dat de Unie en verbindtenis , onder de Edelen en Steden tot beleid en handhouding van de gemeene zaak opgericht , getrouwelijk wierde onderhouden , om tegen het geweld der vijanden met gemeen advies , raad en bijstand naar behooren te voorzien , mitsdien aan de Edelen en Steden terstond een authentiek afschrift dier Unie zou worden toegezonden , opdat zij daaruit zouden mogen verstaan , waartoe zij in het handhouden en beleiden der gemeene zaak en defensie des lands verplicht en verbonden waren ; terwijl men tevens goedvond ter voorkoming van alle oorzaken van verschil deze Unie onveranderd te laten . Doch van eene behoorlijke bepaling en omschrijving van " MAURITS gezag kwam niets. Wel schenen de Staten van Holland hem zeer te willen begunstigen ; dan behalven dat zij hem in Mei 1588 met de Heerlijkheid van Monster begiftigden , waar hij zich op den 1sten Juny des volgenden jaars liet inhuldigen (258) , was het overigens , wat zijn gezag betreft , meer in naam dan in de daad , of zoo dat hij er geene bestendige rekening op maken kon . Op den BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. 93 8sten Maart 1589 besloten zij bij de Staten Generaal aan te houden , dat hij tot Capitein Generaal over der Staten leger wierde aangesteld , en onder hem de Graaf van Hohenlo tot Luitenant Generaal , den Graaf van Meurs tot Generaal over de cavallerie , en Graaf WILLEM van Nassau tot Generaal over de infanterie (259 ) . Het blijkt niet , dat aan dit besluit ooit eenig gevolg gegeven is , hoewel het zeker is , dat MAURITS steeds het opperbevel over het leger van den Staat heeft gevoerd , maar zonder bepaalde commissie daarvan te hebben (260) . Op den 7den Augustus 1589 besloten zij , om , daar eenige steden niet verschenen waren , de beraadslaging op de onderhouding der Unie tusschen Holland en Zeeland, in 1576 opgericht , alsmede die op de opdracht van het noodige gezag aan MAURITS uit te stellen tot betere gelegenheid (261 ) . Dan hiervan is sedert niets gekomen. Alleen werd er vastgesteld , dat men , aan MAURITS schrijvende , hem niet meer den titel van Hoog en Welgeboren Graaf, maar dien van Hooggeboren Vorst en Vorstelijke Genade of Excellentie zou toekennen (262) . In den boven vermelden brief van den 16den January maakte MAURITS met blijdschap gewag van den goeden stand der zaken des Konings van Navarre, naderhand HENDRIK IV van Frankrijk , die toen aan het hoofd der Hugenoten stond en de vermoedelijke opvolger van Koning HENDRIK III. was . Deze laatstgenoemde was wel hartelijk Roomschgezind , maar niet ijverig genoeg tegen de Hervormden naar den zin der zoogenoemde Heilige Ligue , aan wier hoofd de Koning van Spanje stond . Hierdoor ontstonden er in dat Rijk schrikkelijke beroerten , die den Koning van Navarre niet weinig sterkten en ook den Hertog van Parma noopten , om namens den Koning van Spanje zijne wapenen , die hij tot nog toe alleen tegen Nederland gebruikt had , ་ voor een groot gedeelte tegen Frankrijk te wenden. Kort hierna werd HENDRIK III door de Ligue uit Parijs gejaagd en zag hij zich genood- 94 MAURITS WAARDIGHEDEN EN zaakt zich met den Koning van Navarre te vereenigen. .* Het kon dus niet anders , of, toen laatstgemelde Koning in het midden van 1589 eenen gezant herwaarts zond om geldelijken onderstand te vragen , onze MAURITS , welke den voortgang van den Gereformeerden godsdienst behartigde , zich tot het inwilligen van dit verzoek alleszins genegen toonde. Er rezen wel bij onze Staten vele bedenkingen tegen deze aanvraag ; maar de gunstige en zeer hartelijke aanbeveling van onzen MAURITS , die uit den voorspoed des Konings van Navarre het groote heil voor onze landen betoogde , bewoog de Staten om den verzochten onderstand toe te staan. En deze zaak dreef hij zoo sterk , dat , toen inmiddels HENDRIK III vermoord en alzoo HENDRIK IV op ' den troon van Frankrijk gekomen was , en deze daarop eenen Commissaris zond om de bewilligde gelden over te nemen , hij alweder bij eenen brief van den 21sten Sep- tember dezes jaars den President VAN DER MYLE en OLDENBARNEVELD vermaande en bad de zaak in goede achting en bedenken te willen nemen en daartoe alle zorg en geloof voor de Staten Generaal te besteden , opdat die Commissaris zoo spoedig en met zoodanige vergenoeging mocht worden geholpen , dat de Koning daardoor reden mocht hebben in de goede vriendschap , landen betoond , te volharden . ook de beste gevolgen (263) . tot nog toe aan deze Deze aanbeveling had dan De loop der historie leert , dat er van dien tijd af steeds de beste verstandhouding en vriendschap tusschen MAURITS en HENDRIK IV bestaan heeft . 1 Ten deze jare werd MAURITS ook gemoeid met een kerkelijk geschil , hetwelk te Medemblik gaande was . De Regering dier stad namelijk had ten dezen jare , met miskenning van het recht des kerkeraads , tot predikant in de Gereformeerde Kerk beroepen eenen TACO SIBRANDS , welke te voren leeraar bij de St. Jacobsgezinde gemeente te Utrecht (eene van de Gereformeerde Kerk verschillende secte) geweest was , en zich bij de ontbinding dier gemeente in 1586 niet met de Gere- BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. formeerde Kerk had willen vereenigen . 95 Sedert dien tijd had hij als eenvoudig burger te Alkmaar gewoond en schijnt zich in leer en leven zuiver getoond te hebben , zoodat hij zich van de Classe van Alkmaar een getuigschrift daarvan had weten te verwerven . Dan dit getuigschrift was hem niet gegeven dan op uitdrukkelijk beding , dat hij zich niet onwettelijk in den kerkedienst mengen zou . En desniettegenstaande liet hij zich door de Regering der stad tot predikant beroepen. Hierdoor ontstond groote onrust in de gemeente , en het was natuurlijk , dat zich de kerkbesturen het geschonden recht der Kerk aantrokken . Doch bij de Regering der stad konden zij geen recht erlangen . Te gelegener tijd dus kwam MAURITS in October dezes jaars in het Noorderquartier , om de boven vermelde politieke verschillen aangaande Westvriesland uit den weg te ruimen : en van deze gelegenheid maakten dan nu ook de kerkelijken gebruik om MAURITS tusschenkomst in het belang der Kerk te verzoeken. Hieraan voldeed hij hij hoorde zoo hen als de Re- gering der stad , terwijl SIBRANDS , ofschoon mede geroepen , niet verscheen : en na het hooren der partijen , nam hij de zaak in bedenken , zullende doen en ordonneren , hetgeen tot rust , vrede en welvaart der Kerk dienen zou : terwijl hij eenige dagen daarna deze uitspraak deed , dat hij goed en als het beste en gevoeglijkste middel raadzaam had gevonden , om SIBRANDS als predikant te Medemblik te laten , en hem te belasten zich in alle stukken van leer , tucht en kerkorde te houden in overeenstemming met de overige kerkedienaars in deze landen . Het is naauwelijks te ontken- nen , dat MAURITS zich hier voordeed als eenen voorzichtigen voedsterheer en voorstander der Gereformeerde Kerk des lands . Duidelijk genoeg toonde hij het recht der Kerk ten dezen tegen SIBRANDS te erkennen , maar tevens te begrijpen , dat in die zaak en in die omstandigheden het belang der Kerk zelve vorderde dat recht niet al te sterk te trekken , maar het vredeswille te laten glippen , mits maar voor het MAURITS WAARDIGHEDEN EN 96 vervolg gezorgd werd . Het schijnt dan ook , dat men van wederzijde met die uitspraak genoegen nam : dan daar SIBRANDS zich aan den daarbij uitgedrukten last niet hield , brak de twist op nieuw uit in 1592 en duurde dezelve tot 1598 , zonder dat er MAURITS op nieuw mede gemoeid is ´ (264) . Veel hadden de Staten van Holland en MAURITS ten dezen tijde te doen met het muitende garnizoen van Geertruidenberg. Deze muiterij was reeds in het voorgaande jaar begonnen : het krijgsvolk eischte volledige afbetaling der soldij , en wilde , ofschoon geen Engelsch garnizoen zijnde , naar niemand hooren , dan naar den Engelschen Luitenant Generaal WILLUGBY , en de stad slechts ten behoeve der Koningin bewaren . De onredelijkheid dezer vor- dering werd zoo door de Koningin , als door WILLUGBY opentlijk erkend : dan daar de laatste verklaarde het garnizoen wel tot rede te zullen brengen , hadden MAURITS en de Staten hem volmacht gegeven om ten dien einde met hetzelve te onderhandelen en de stad onder der Staten gehoorzaamheid terug te brengen . Die onderhandeling ge- lukte ook in zoo verre , dat WILLUGBY een verdrag met het garnizoen trof, waarbij hetzelve zijnen zwager WINGFELD tot Gouverneur der stad aannam en erkende. Dan het stellen der • stad in handen der Staten bleef achter , het zij dit aan de kwade trouw van WILLUGBY (gelijk de Staten schijnen gedacht te hebben) , het zij aan de door de Staten veroorzaakte omstandigheden , (zoo als WILLUGBY beweerde) , moet worden toegeschreven. Dien ten gevolge dreigde OLDENBARNEVELD namens de Staten geweld , en het garnizoen wederkeerig dreigde in dat geval de stad aan den vijand te zullen overgeven. En inderdaad vernam men , dat het met den vijand reeds aan het onderhandelen Men besloot dus dadelijk geweld te gebruiken : was. MAURITS vergaderde een leger , en begon eene ernstige belegering. Doch dit geschiedde buiten weten van den Raad van State , dien men om WILLUGBY en de Engelsche Raads- BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. heeren wantrouwde (265) . ningin , haar Raad 97 Billijk waren hierover de Ko- en WILLUGBY uiterst onvergenoegd : en zekerlijk kon de wettigheid van dien maatregel naar het toenmalige staatsrecht niet betoogd worden. Ook gaf God er geenen zegen op : na eene krachtige belegering van eenige dagen , en nadat de stad eenen gantschen dag lang hevig beschoten was , werd MAURITS Zoo door het ongunstige weder van storm en regen , als door de aannadering van PARMA met een sterk leger tot ontzet der stad , genoodzaakt het beleg op te breken , dewijl hij zijne beste en dapperste soldaten niet wilde om eene verraderlijke stad in gevaar brengen , en hoopte dat er nog vele getrouwen onder de bezetting zijn zouden , welke tot hem zouden overkomen . Het gevolg hiervan was , dat de stad zich op den 11den April 1589 aan PARMA overgaf (266) . Wij zien hier MAURITS ééne lijn trekken met OLDENBARNEVELD en de Staten . Buiten twijfel was zijne handelwijze ten opzichte van het muitende krijgsvolk alleszins prijzenswaardig ; doch wij twijfelen , of zij wel ten opzichte van WILLUGBY en den Raad van State , anders dan door den of vermeenden of waarachtigen nood , die deugd maakt , kan worden gerechtvaardigd (267) . merkelijk , aan Het is evenwel op- dat WILLUGBY ten dezen geene schuld weet MAURITS , maar aan OLDENBARNEVELD . Hij gaf na- melijk eenige maanden daarna een boekje ter zijner verdediging uit tegen het placaat van den 17den April , hetwelk de Staten Generaal tegen de Bergverkoopers , zoo men ze noemde , hadden uitgevaardigd , en waarin hij niet onduidelijk belast werd . In dat boekje legde hij al de schuld op OLDENBARNEVELD en verweet hem , dat zijne gedragingen wel overeenkwamen met het loopende gerucht , dat hij aan RICHARDOT , President van den Raad van State te Brussel , geschreven en beloofd had , de zaken der Vereenigde Nederlanden zoo te zullen regeren , dat dezelve landen weder vallen zouden in de handen des Konings van 7 I 98 MAURITS WAARDIGHEDEN EN Spanje. Daartoe , zegt WILLUGBY , putte OLDENBARNEVELD de schatten der Provincien , die zoo veel ten achteren waren , uit , doende heimelijk een veldleger oprichten , om eene stad , die in het verbond der Generaliteit was , te bespringen en de beste krijgslieden des lands op den vleeschbank te brengen : het was door zijn raad en advies , dat het krijgsvolk , bij de komst des vijands voor Geertruidenberg , de schansen verlaten had zonder ze te slechten : hij was het , die aan MAURITS belet had met het garnizoen te verdragen , toen de Schout en de predikanten der stad om barmhartigheid en genade baden en redelijke voorwaarden aanboden. OLDENBARNEVELD , zegt hij , hád dit aanbod niet willen aannemen , omdat hij den vijand wilde dienst doen en zich wreken op de stad Dordrecht , tegen welke hij haat en vijandschap koesterde om hare genegenheid tot " de Engelschen en hare afkeuring van vele handelingen der Staten : ja , hij had den Koning van Spanje eenen werkelijken dienst bewezen , door het opentlijk een groot abuis en eene schadelijke dwaling te noemen , dat de Vereenigde Provincien niet machtig genoeg waren om zelven het hoofd op te houden en zich tegen den vijand te beschermen , terwijl zij daarentegen sterk , rijk en machtig genoeg waren en geenen onderstand van de Koningin of van eenige andere Mogendheid behoefden (268) . Aan de waarachtigheid dezer aangetegene verraderij van OLDENBARNEVELD werd van deze zijde , zoo het schijnt , geen het minste geloof geslagen ; en zekerlijk mogen wij niet stellen , dat hij zulke boosaardige bedoelingen gehad heeft ; hoezeer het evenmin te ontkennen valt , dat velen zijner handelingen vreemd waren en het bestaande staatsrecht aantasteden. Hoe verre de vermoedens van het Engelsche bewind gegaan zijn , weten wij niet (269) : maar dit is zeker , dat hetzelve zich beklaagde over den grooten invloed van OLDENBARNEVELD , die hier te lande alles regeerde , wien niemand durfde tegenspreken , en die sedert eenigen tijd nog hovaardiger was geworden dan te voren (270) . 99 BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. De ijverige MAURITS hield op alles wat ter verdediging des lands strekte , een wakend oog. Den 1sten July vertrok hij in haast naar Zeeland , stelde er orde op alle zaken , en versterkte ook het garnizoen van Oostende en de vestingwerken dier stad , dewijl men meende , dat de vijand , die eenig volk naar Vlaanderen had gezonden , daar het oog op had. Van daar keerde hij naar Holland terug (271) . Intusschen werd Heusden door den vijand belegerd . MAURITS , die zich in de nabijheid ophield , stelde in het midden van Augustus middelen in het werk om meer volks in de stad te brengen . Na eene eerste teleurstelling , be- sloot hij zulks op nieuw langs eenen anderen weg te beproeven. En ofschoon dit voornemen alweder mislukte , gaf hij echter eene nieuwe proeve van zijne onverschrokkenheid. Hij stelde zich aan het hoofd van den tocht en be- geleidde het bracht had. volk , tot dat hij hetzelve in veiligheid geDe dringende vermaning , hem van wege de Staten gedaan , om zich toch niet te wagen , kon hem terug houden. Wat hem ook werd voorgehouden , niet dat de Staten het niet wel zouden nemen , indien hij zich in persoon bij zulks zulk eenen gevaarlijken tocht voegde , dat was praeter decorum en tot vermindering van zijn gezag , hij lachte er slechts om en volgde zijnen zin (272) . Heusden genoeg versterkt achtende , legde hij , weinige dagen daarna , in beraad om de schans tegenover Hemert , door den vijand bezet , te vermeesteren en alzoo den Bommelerwaard te bevrijden . Het was een gevaarlijke aanslag , door sommigen aangeraden , door anderen afgekeurd . ging er echter mede voort op den 20sten Augustus , Men en MAURITS stelde zich alweder aan het hoofd der manschappen , niettegenstaande de Gedeputeerden der Staten van Holland hem op nieuw in ' t lange gebeden hadden niet mede te willen gaan , en het afscheid geweest was , dat hij in persoon de rivier niet zou overtrekken . Doch op de plaats zelve gekomen , bevond men den aanslag gants on7* 100 MAURITS WAARDIGHEDEN EN raadzaam en men keerde dus dadelijk onverrichter zake terug (273) . Onderwijl bedreigde de vijand den Tielerwaard. Om dit tegen te gaan en verder alle noodige maatregelen te nemen , besloot MAURITS verscheidene schansen daar ter plaatse aan te leggen en in persoon naar Bommel te gaan . Tegen dit laatste echter verzetteden zich de Gecommitteerden der Staten ; zin deed. maar te vergeefs , daar MAURITS zijnen Hierover waren zij niet weinig verstoord . Ter- stond schreven zij aan de Staten , dat MAURITS huns oordeels niet alleen zijn gezag te kort deed , maar ook zijnen persoon te veel waagde en bij gevolg wel meer : zij klaagden , dat zij te zwak in getal waren , en dat het belang der zaak wel vereischte , dat de Staten of nog eenigen uit hun midden er bij kwamen om alles te samen te overleggen en MAURITS met meerder gezag te gelasten zich niet zoo bloot te stellen : zij klaagden ook daar geheel zonder geld te zitten , er bijvoegende de klachten van MAURITS en de andere krijgsoversten , dat zij bij gebrek van volk en geld niets konden uitrichten en zij slechts twaalf honderd man bijeen hadden (274) . of dertien Men ziet hieruit aan den eenen kant alweder MAURITS persoonlijke onverschrokkenheid in het te gemoet gaan van gevaren , gelijk ook het gevoel zijner waardigheid als krijgsoverste , die in het veld niet aan den leiband der Staten of hunner Gecommitteerden wilde loopen ; en aan den anderen kant de meening dier Gecommitteerden , dat ook in het veld MAURITS hunne be- 1 velen te volgen had en niet naar eigen oordeel mocht te werk gaan. Onmogelijk is het te beslissen , of MAURITS zich te veel in onnoodig gevaar begaf ; maar zeker is het , dat zijne kloekmoedigheid bekroond werd . Er kwam oproer in het leger des vijands : de Spanjaards weigerden dienst te doen , en noodzaakten den Graaf VAN MANSVELD , bunnen bevelhebber , onverrichter zake . af te trekken . Met recht roemt BOR Gods groote genade , die in de toenmalige 101 BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. sobere gesteldheid des lands 's vijands aanslag zoo wonderbaarlijk belet heeft . Ware MAURITS minder ijverig en werkzaam geweest , hadden dien ten gevolge zelfs de oproerige soldaten kans gezien om gemakkelijk in den Tielerwaard te vallen ; naar alle waarschijnlijkheid zouden zij het niet nagelaten hebben . Met dit al was hij de man niet om roekeloos land en volk in gevaar te brengen . Hiervan gaf hij een blijk , toen op het einde van October de Staten Generaal een besluit namen , dat het veldleger niet zou scheiden , maar gebruikt worden in Twente , ten einde de onwillige dorpen te dwingen tot het opbrengen der contributien . MAU- RITS toch verzette zich hier sterk tegen , om het gevaar voor de grenzen , die alzoo ontbloot wierden , en om het krijgsvolk zelf , dat te veel verstrooid zou worden , terwijl hij er eindelijk zijne toestemming slechts onder deze voorwaarde aan wilde geven , dat de tocht niet meer dan zes of acht dagen duren zou . De tocht werd daarop opgehouden , en schijnt , niet zonder ongenoegen geheel nagelaten te zijn (275) .. Belangrijk voor MAURITS was het jaar 1590 , omdat hij daarin met de Gouvernementen van Overijssel en Utrecht bekleed werd en met dat van Gelderland bekleed stond te worden. In het midden van October 1589 toch waren door den dood van Graaf ADOLF van Nieuwenaar en Meurs de drie genoemde Gouvernementen , waarvan hij Stadhouder was , komen open te vallen. Dien ten gevolge schreef de Raad van State op den 21sten December eenen brief aan de Staten dier Provincien met vermaning om ingevolge het verdrag met Engeland twee of drie geschikte personen voor te dragen , waaruit de Raad éénen tot Stadhouder benoemen zou (276) . In Overijssel evenwel , waar men reeds spoedig in het opperbevel over het krijgsvolk schijnt voorzien te heb- ben ( 277) , wilde men aan die uitnoodiging van den Raad niet voldoen , op grond dat die Provincie in het verdrag met Engeland niet begrepen was (278) . Zij verzocht dus , dat op hare verkiezing een Gouverneur door de Staten Ge- 102 MAURITS WAARDIGHEDEN EN neraal zou worden aangesteld. Hoe het geschil is behan- deld geworden , is onbekend (279) : alleen weet men , dat , nadat door OLDENBARNEVELD'S invloed de keuze der Staten van Overijssel zich op onzen MAURITS als Stadhouder had gevestigd , de Staten Generaal met toestemming van Holland , op den 8sten February 1590 die keuze hebben bekrachtigd en hunne commissie hiertoe aan MAURITS hebben aangeboden , die haar na veel beraad heeft aangenomen en op den 16den February bezworen (280) . In Utrecht ging men op eene andere wijze te werk. Het blijkt niet , dat de brief en het beweerde recht van den Raad van State in eenige aanmerking genomen werd . Op den 6den February 1590 kwamen de Staten dier Provincie overeen om MAURITS tot hunnen Stadhouder te benoemen . Zij vaardigden daarop eenigen uit hun midden om hem de aanbieding te doen ; en nadat deze afgevaardigden met hem op den 31sten Maart zijne instructie geregeld hadden , gaven zij hem eene provisionele commissie , die zij beloofden te zullen doen vervangen door eene formele instructie der Staten zelven van de Provincie , alsmede door eene , gegeven van de Staten Generaal. kreeg hij Beide laatstgenoemde commissien ver- op den 2den en 3den April , gelijk zij ook op dezelfde dagen door hem beëedigd werden (281) . In Gelderland daarentegen volgde men den meer wettigen weg en zulks op uitdrukkelijk verlangen van MAURITS. Men was het langen tijd oneens " zoo over den persoon , dien men tot Gouverneur verkiezen zou , als over den vorm der verkiezing. Sommigen toch stelden zich partij voor den Graaf van Cuilenburg , hoewel de meesten onzen MAURITS begeerden. Ook was men niet zeer genegen om aan het verlangen van den Raad van State te voldoen en het tractaat met Engeland na te leven (282) . er Inmiddels moest in het opperbevel over het krijgsvolk in Gelderland voorzien worden , en de Raad van State gaf daartoe eene commissie aan MAURITS op den 5den Mei 1590 (283) . BEDRIJVEN GEDURENDE Eerst 1588-1594 . 103 in Juny daaraanvolgende verkozen de Staten der Provincie , met voorbijgang van het Engelsche tractaat , onzen MAURITS tot hunnen Gouverneur en Capitein Generaal , en stelden eene instructie voor hem vast , geteekend den 10den July 1590 (284) . Dan MAURITS , het aanzoek ontvangende , weigerde daaraan te voldoen , zoo men het Engelsche tractaat niet opvolgde , gelijk hij den Staten terug schreef op den 13den Augustus (285) . Nu wendde zich de Provincie in het laatst van October tot den Raad van State met verzoek om ontslag van de formaliteiten des tractaats . Doch de zaak wilde aldaar niet vlotten , werd herhaalde malen in overweging gelegd , en eindelijk op den 20sten December ter kennis van de Staten Generaal gebracht (286) . Onbekend is het , wat hierover ter dezer vergadering verhandeld en besloten is : genoeg , dat de Staten van Gelderland dien ten gevolge aan het verlangen van MAURITS en den Raad voldeden , en op het einde van April 1591 , benevens MAURITS , JOHAN Graaf van Oostvriesland voor- droegen , uit welke voordracht eerstgenoemde tot Gouverneur door den Raad verkozen werd. Deze verkiezing werd door de Staten Generaal goedgekeurd (287) . Op hun bevel ont- ving MAURITS zijne commissie , op hunnen naam gesteld , uit handen van den Raad van State en beëedigde haar bij den Raad op den 20sten Mei daaraanvolgende (288) ; terwijl hij in Augustus daarna te Arnhem door de Staten van Gelderland met eed en wedereed gehuldigd werd (289) . Hoogst bevreemdend is het , dat MAURITS alzoo , genoegop denzelfden tijd , op drie verschillende wijzen tot Stadhouder van drie Provincien werd aangesteld : het ge- zaam tuigt of van verregaande onkunde in het bestaande staatsrecht , of van heimelijke bedoelingen ter omkeering van hetzelve. Bij het stilzwijgen over al het verhandelde ten dezen laat zich niets met zekerheid bepalen : maar dit is zeker , dat OLDENBARNEVELD de hoofdbeleider geweest is van MAURITS verkiezing in de drie Provincien , en dat hij 104 MAURITS WAARDIGHEDEN EN USES daarbij tevens zijnen eigenen invloed in de zaken der Unie vermeerderd heeft (290) . Met dit al willen wij hem hierom geene eigenbaatzuchtige oogmerken toeschrijven . Al hetgeen hij ten dezen deed strekte opentlijk ten voordeele en ter ver heffing van MAURITS aanzien en gezag : en het is mogelijk , dat de tegenstand , dien zijne pogingen vooral in Utrecht en Overijssel ondervonden , hem en allen die het met hem eens waren , heeft gedrongen , om over de wettige vormen heen te zien en hun doelwit , op welke wijze dan ook , te bereiken . Alzoo was onze MAURITS op drieëntwintigjarigen ouderdom Stadhouder over vijf Provincien en tevens Admiraal Generaal der Unie en Capitein Generaal over het leger in Braband en Vlaanderen (291 ) . Groot was derhalve zijn aanzien en gezag , gepaard aan groote bekwaamheden : groot de invloed , dien hij op de algemeene aangelegenheden des lands kon uitoefenen , en die versterkt werd door zijne eensgezindheid en vriendschap met Graaf WILLEM LODEWYK van Nassau , Stadhouder van Vriesland en kort daarna ook van Groningen , met wien hij insgelijks ten dezen tijde een verdrag van onderlingen bijstand sloot ( 292) . echter van zelf , dat , Het sprak daar het een tijd van oorlog was , MAURITS werkzaamheden zich het meest en bijna uitsluitend tot de krijgszaken bepaalden . De overige landszaken , waarin hij niet veel meer dan van advies en aanbeveling A dienen kon , moest hij wel gewoonlijk toevertrouwen en overlaten aan de bezorging en de wijsheid der daartoe gestelde personen en Collegien , in het bijzonder van 's lands Staten , vooral daar deze geleid en voorgelicht werden door eenen man als OLDENBARNEVELD , wiens groote bekwaamheid buiten tegenspraak , wiens goede trouw en vaderlandsliefde buiten verdenking was , en buiten wiens advies er ten dezen tijde niets werd uitgericht (293) . MAURITS eerste oorlogsfeit ten jare 1590 was zeer schit2 terend en voordeelig , namelijk de vermeestering van het kasteel en de stad van Breda door middel van een turf- BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594 . 105 schip. Reeds ten vorigen jare in September , of al vroeger 4 had zich daartoe een turfschipper , die gewoon was brandstof op het kasteel te bezorgen , aan MAURITS aangeboden : doch deze had er eerst groote zwarigheid in gevonden , de zaak lang bij zich zelven overdacht , er vervolgens met andere vertrouwden , ook met OLDENBARNEVELD , over be-. en er eindelijk in het laatst van February toe ་ besloten , in het vaste vertrouwen , dat God hem de over- raadslaagd , winning geven zou ( 294) . Het voornemen was , om in een turfschip , dat in het kasteel werd toegelaten , eenige soldaten te verbergen , die het kasteel zouden overrompelen en te gelijker tijd door MAURITS met een leger gevolgd en En in zijn uitgedrukte vertrouwen ondersteund worden. is MAURITS niet gelukte beschaamd geworden . De aanslag toch volkomen in den nacht tusschen den 3den en 4den Maart : het kasteel werd door de manschappen van het turfschip overrompeld , en door MAURITS en HOHENLO , die weinige uren daarna aankwamen , geheel vermeesterd : waarop de bezetting der stad , door schrik bevangen , zich op de vlucht begaf , en de stad zich dien ten gevolge bij verdrag in MAURITS handen stelde (295) . Geen enkele van onze manschappen had daarbij het leven verloren , dan één soldaat , die bij ongeluk verdronk (296) : Alom in het land was men zeer verheugd over deze zoo gelukkig geslaagde onderneming . MAURITS werd van wege de Staten Gene- raal plechtig geluk gewenscht : overal werden er dankzeggingen en lofzangen in de kerken gedaan , de klokken geluid , vreugdevuren en pektonnen gebrand , en alle teekenen van blijdschap getoond (297) . MAURITS lof was verdiend. Wel straalde in deze gantsche onderneming geene persoonlijke dapperheid van zijne zijde door ; maar blijkbaar was zijne bekwaamheid om van de omstandigheden gebruik te maken , naar dezelven eene krijgslist uit te denken , daartoe alle de vereischte maatregelen te nemen , en ook in persoon mede te werken tot den goeden uitslag eener onderne- 106 MAURITS WAARDIGHEDEN EN ming , aan bekwame mannen , door hem uitgekozen , toevertrouwd (298). Na Breda en het kasteel behoorlijk versterkt te hebben tegen de pogingen des vijands , die er weêr dadelijk meester van zocht te worden , toog MAURITS met een leger van ongeveer 4000 man naar de Betuwe bij Nijmegen , ten einde den vijand van Breda af te trekken ; hetwelk hem ook gelukte. Dan zijn voornemen om onverwacht NijmeIn de Betuwe gen en Grave te bemachtigen , mislukte. wierp hij verscheidene schansen op , waardoor hij dat land tegen de invallen des vijands beveiligde , en den vijandelij– ken bevelhebber KAREL VAN MANSVELD in toom hield . Al wederom lieten de Staten van Holland hem herhaaldelijk vermanen toch acht te slaan op zijn persoon en zich buiten gevaar te houden : maar hoe zij hem meer vermaanden , schrijft BOR , hoe hij daar weiniger op achtte ; want hij was zeer courageus en laboreus (299) . Gelukkig was het , dat de Hertog van Parma ten dezen tijde in last kreeg met het grootste deel zijns legers naar Frankrijk te trekken , ten gevolge waarvan hij aan mansVELD beval het opene veld te verlaten en zijne troepen in vaste plaatsen te leggen. Hierdoor kreeg MAURITS de han- den ruim en maakte er aanstonds gebruik van door het platte land tot Duitschland toe af te loopen en in September en October achtervolgens met een klein leger vooreerst vijf schansen in de nabijheid van Bommel , Heusden en Breda te bemachtigen en vervolgens nog Steenbergen en de schans bij Rozendaal te veroveren (300) . Staatkundige handelingen van MAURITS ten jare zijn ons niet bekend . Wij moeten maken van de alstoen gemaakte , geworden politieke kerkenorde . 1591 echter eenig gewag naderhand zoo berucht Van den beginne van het Gemeenebest af waren de Staten , bijzonder die van Holland, steeds zeer naijverig geweest op het gezag , hetwelk de geestelijkheid zich in de Kerk toekende : zij hadden dan ook BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594 . 107 nimmer eene formele goedkeuring aan de synodale kerkenorden willen geven. Die der Haagsche Synode van 1586 was door de Staten van Holland ten gevolge van den ernstigen wil van LEYCESTER slechts bij voorraad goedgekeurd , en zulks nog met eenige wijzigingen . Reeds ten jare 1587 hadden de predikanten in eene vertrouwelijke bijeenkomst met eenige gemachtigden der Staten daarover geklaagd , dan hadden alstoen goede woorden ontvangen , te weten , zij met dit al in het rustig bezit dier kerkenorde waren , dat dezelve overeenkwam met de vroegere kerken- dat orden , die door de Staten genoeg waren goedgekeurd , en dat men op hare volledige vaststelling niet te zeer moest aandringen , dewijl zij dan in de Vroedschappen moest komen , waar velen niet gezind waren haar aan te nemen (301 ) . ken niet Dan het bleek wel dat de vrees der kerkelij- ongegrond was. Het was toch voornamelijk OLDENBARNEVELD , van wiens ongodsdienstigen zin wij reeds gesproken hebben , welke de geheele goedkeuring en be- krachtiging der kerkenorde had tegengestaan , de vrijheid der Kerk en hare eensgezinde samenwerking over al de Provincien met leede oogen aanzag en met alle macht eene provinciale kerkenorde voor Holland zocht te bewerken , waardoor die eenheid en samenwerking verbroken , en de Kerk in Holland onder de Staten dier Provincie , dat is , onder hem gebracht zou worden. Door zijne bemoeiïn- gen (302) bracht hij zoo veel te weeg , dat er in het begin van 1591 eene Commissie van acht politieken , waaronder hij zelf, die steeds het hoogste woord voerde , en acht kerkelijken , waaronder de naderhand zoo beruchte ARMINIUS en UITENBOGAART , benoemd werd , welke , na eenig ver- schil over de bevoegdheid der Staten ten dezen , en na de verklaring der benoemde kerkelijken , dat zij slechts voor hunne eigene personen en niet uit naam der Kerken handelden , de zoogenaamde politieke kerkenorde samenstelde , waarmede OLDENBARNEVELD bij vervolg van tijd zoo veel 108 1 MAURITS WAARDIGHEDEN EN kwaad gedaan heeft . 1 Het ergerlijke dier orde zat in den grooten invloed , die er niet slechts aan de hooge Overheid , maar ook aan de bijzondere plaatselijke Regeringen op de 'verkiezing en beproeving der predikanten , ouderlingen en diakenen in gegeven werd (303) . Met dit al vond zij den bijval der Staten en der Hoven van Justitie , om wier advies men verzocht had ; en het schijnt dat deze eenstemmigheid ook onzen MAURITS tot goedkeuring gestemd heeft . Althands de aanhef luidt , dat zij met deliberatie van MAURITS gemaakt is ; en toen eenige steden zich uit meerderen haat tegen de Kerk er tegen verklaarden , werden zij verzocht zich met het advies van MAURITS en de Hoven te vereenigen. Of nu dat advies onvoorwaardelijk geweest is dan niet , daarvan zwijgt de historie : en in deze onzekerheid mag men van de bekende gezindheid van MAURITS ten gunste der Kerk vermoeden , dat hij het eens geweest is met de stad Amsterdam , om deze kerkenorde niet in te voeren dan na alvorens door eene provinciale Synode aangenomen te zijn , gelijk dan ook het besluit van de meerderheid der Staten uitviel (304) . Hoedanig dan ook zijn advies moge geweest zijn , zeker is het , dat hij zich nimmer een sterken voorstander dier kerkenorde betoond heeft , of haar ook met geweld aan de Kerk heeft willen opdringen , gelijk wij dit naderhand van OLDENBARNEVELD bevinden zullen (305) . Doch de kwaadwilligheid der oneens zijnde steden , die der Kerk nog meer afbreuk wenschten gedaan te hebben , bracht in de hand Gods dit goede te weeg , dat die kerkenorde bij de Staten niet werd vastgesteld en voor dien tijd rusten bleef. In het krijgskundige viel er dit jaar meer te doen . Het goede geluk des vorigen jaars maakte de onzen stouter en deed hen besluiten om meer aanvallender wijze te werk te gaan . De eerste toeleg was op Zutphen. Op den 21sten Mei 1591 trok MAURITS te velde , op zijn uitdruk→ kelijk en dringend verlangen vergezeld door den geheelen Raad van State , op wiens verlangen weder de Staten Ge- BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. 109 neraal éénen uit elke Provincie er bijvoegden (306) . MAURITS nam den tocht zoodanig , dat de vijand in het onzekere bleef, waar het op gemunt was. Den 25sten kwam hij met zijn leger , sterk ongeveer 10,000 man (307) , voor de stad , maakte terstond alles ter bestorming gereed , deed reeds den 30sten tot driemaal toe uit alle de batterijen van 31 stukken geschuts losbranden , en veroorzaakte daardoor zulk eenen schrik , dat de bezetting , aan wie maar een uur tijds tot beraad gegeven was , zich bij verdrag overgaf (308) . 1 Nog denzelfden avond • zond hij zijne voorhoede naar Deventer , en trok er den volgenden dag met zijn leger mede henen. Alles werd terstond tot beschieting en be- storming in gereedheid gebracht , en dit met zulke vlijt en werkzaamheid van MAURITS zelven , dat hij herhaaldelijk van wege de Staten vermaand werd zich toch niet zoo Den 9den Juny r opende hij in gevaar te willen stellen . het vuur , liet eene bres schieten en terstond storm loopen : hetwelk van dit gevolg was , dat , hoezeer de moe- dige bezetting den eersten aanval afsloeg , zij echter de stad den volgenden dag bij verdrag overgaf (309) . Alzoo waren binnen den tijd van veertien dagen twee goed versterkte steden veroverd geworden. blijdschap. Groot was de De Vereenigde Nederlanden werden daardoor in betere verzekerdheid gebracht , de platte landen in den omtrek dier steden bevrijd van beloopingen des vijands en van zijne brandschattingen. Op MAURITS uitgedrukt ver- langen schreven de Staten Generaal eenen algemeenen bededag uit tegen den 26sten Juny , om God voor die weldaad te danken , Hem om de voortduring Zijner gunst over deze landen te bidden , opdat zij ten éénen male van den vijand en dien bloedigen krijg mochten ontslagen , en Zijn Goddelijk Woord hoe langer zoo meer bekend , aangenomen en eindelijk de gantsche wereld door verbreid worden (310) . t Van hier rukte MAURITS met zijn leger naar Groningen. Het is niet te bepalen , of hij zelf het voor zeer 110 MAURITS raadzaam hield zoo WAARDIGHEDEN EN verre heen te trekken : dan hij had het bij schriftelijke acte aan de Vriezen moeten beloven , die anders van ken (311 ) . voor Deventer zouden zijn teruggetrok- Doch Groningen was door den vijand te goed versterkt , dan dat zij in korten tijd zoude kunnen vermeesterd worden : en dewijl MAURITS bericht ontving , dat PARMA , die in het land was teruggekeerd , stond te velde te trekken , besloot hij op den 26sten Juny Groningen te verlaten , en trok hij naar Delfzijl , hetwelk hij op den 2den July tot de overgaaf dwong (312) . Van hier toog hij naar de westelijke grenzen der Provincie en vermeesterde nog achtervolgens drie schansen , die zich , na beschoten te zijn , op den 7den, 11den en 13den July overgaven. MAURITS had de gewoonte de overwonnelingen steeds op eene eerlijke wijze te behandelen . Dit ondervond Graaf HERMAN VAN DEN BERG , die Deventer verdedigd had en aan zijne beide oogen was gekwetst geworden : dit ondervonden ook de bezettingen van Delfzijl en van de overige schansen , die hij innam . Te Delfzijl liet hij een paar zijner soldaten ophangen , omdat zij , tegen het verdrag aan , een hoed en ponjaard van vijandlijke soldaten gestolen hadden (313) . Hierop trok hij belegeren. terug met oogmerk om Steenwijk te Reeds op den 15den July bevond hij zich voor de stad : maar terwijl hij zich tot het legeren gereed maakte , vernam hij , dat PARMA met een leger van ruim 7000 man in de Betuwe was gevallen en de sterkte Knodsenburg tegenover Nijmegen , door MAURITS in het voorgaande jaar gesticht , belegerde. Van het uiterste belang was het deze sterkte te behouden en PARMA het hoofd te bieden ; weshalve MAURITS te rade werd terstond van Steenwijk op te breken en daarheen te trekken (314) . Dit was geenszins ten genoegen van Graaf WILLEM LODEWYK en de Staten van Vriesland , welke dien ten gevolge hunne troepen van MAURITS leger afscheideden , ten einde daarmede Vriesland te beschermen. MAURITS dan , het zekere BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. 111. voor het onzekere nemende , verliet den 17den July Steenwijk en trok met zijn leger van ruim 6500 man over Hasselt , Zwol , het Rouveensche moeras , krijgsvolk getrokken was , waarover vóór hem nooit zoodat het voor ongelooflijk werd gehouden , vervolgens over Deventer naar Arnhem , waar hij den 20sten aankwam (315) . Wel was het volk door de groote hitte en de slechte wegen zeer afgemat , maar het bleef toch in het trekken naar den vijand geheel willig en vol moed (316) . Trouwens het kon niet anders , of onder geleide van zulk eenen persoonlijk onverschrokkenen en kundigen veldheer , als MAURITS was , moest wel de lust en moed bij een ieder worden aangewakkerd . Den 22sten July trok hij met zijn leger over den Rhijn in de Betuwe , tot groote verbazing van PARMA , die , zijnen tegenstander nog verre weg wanende , niet eens had gezorgd voor middelen tot eenen veiligen aftocht in geval van nood. Juist had de vijand het beschieten van Knod- senburg begonnen. Dapper werd dit door de kleine be- zetting beantwoord : en toen MAURITS daarop een deel van het vijandlijke leger in 1 eene hinderlaag gelokt en gants verslagen had , ontzonk aan PARMA de moed , en trok hij op den 26sten July zijn leger over de Waal terug op eene wijze , die voor het grootste meesterstuk van beleid , door PARMA immer bedreven , geprezen werd , en zonder dat MAURITS , die zulk een overhaasten aftocht niet verwacht had , zulks had kunnen beletten. Alzoo aan zijnen jeug- digen tegenstander het veld latende , bleef PARMA met zijn leger nog bij en om Nijmegen liggen tot den 5den Augustus , als wanneer hij over de grenzen terug trok (317) . De drang des gevaars had het Collegie der Staten Generaal op den 23sten July doen besluiten zich naar Arnhem te begeven , om bij de hand te zijn . Hier beraadslaagde zich MAURITS met OLDENBARNEVELD en de overige Heeren , wat voorts te doen , Nijmegen aan te tasten , of het leger in garnizoenen te verdeelen in allen schijn , als of men den 112 MAURITS WAARDIGHEDEN veldtocht van dit jaar eindigen wilde. EN Dit laatste behield de overhand , terwijl men zich inmiddels beraadde en in stilte alle noodige toébereidselen maakte tot eenen aanslag op Hulst in Vlaanderen (318) . Hiertoe stelde zich MAURITS weder aan het hoofd van 4000 man en kwam den 21sten September onverwachts voor Hulst , zonder dat of die stad of de vijand in ' t algemeen daar eenig vermoeden van gehad had. Men vond echter de stad beter versterkt , dan de Gedeputeerden te velde , die den aanslag aan MAURITS schijnen te hebben aangeraden , zich hadden voorgesteld , zoodat zij zich deswegens bij hem verschoonden , bericht en verklaarden geweest . dat het hun anders was Niettemin , schrijft BOR , was Z. Exc. zeer courageus en had goeden moed om met Gods hulp ! meester van de stad te worden. MAURITS komst voor Hulst had een ongemeenen schrik verwekt . Het gantsche omliggende land tot bij de poorten van Gend werd door zijne ruiterij afgeloopen en uitgeplunderd , zoodat er groote buit behaald werd en men allerwege brandschatting opbracht. Dadelijk liet MAURITS het geschut voor de stad brengen : maar de kleine bezetting had geenen moed deszelfs werking af te wachten en gaf zich drie dagen daarna bij verdrag over (319) . Ter betooning van de strenge krijgstucht , die hij onder zijn volk oefende , liet MAURITS eenen had , zijner soldaten , die eene vrouw bestolen voor het oog der bezetting doodschieten (320) . De Staten van Zeeland hadden gaarne gezien , dat hij in die streken gebleven was en zijne overwinningen aldaar had voortgezet. Doch dit was geenszins zijn voornemen , noch ook de begeerte der Staten Generaal , die vreesden , dat het leger in moeilijkheden zou komen , indien de vijand , welke zich versterkte , op Hulst zou komen aanrukken , als wel te voorzien was (321 ) . Daarenboven had MAURITS nog een ander plan in 't hoofd ; en ten einde hetzelve niet te verijdelen , maar den vijand weder onverwachts te verschalken , BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594 . 113 bracht hij op den 2den October zijn leger uit Vlaanderen terug in Zeeland en verdeelde het in de garnizoenen , Zijn oogmerk was op Nijmegen . Wel verlangden de Staten van Holland , dat hij Geertruidenberg of 's Hertogenbosch zou aantasten ; maar het vroegere besluit hield stand , als hebbende uit hoofde van het ongenoegen der burgerij de meeste kans van goeden uitslag. Onvoorziens dan brak hij weder met zijn leger op en kwam den 14den October voor Nijmegen , waar ook Graaf WILLEM met zijne Vriezen zich bij hem vervoegde. Terstond liet hij de stad opeischen , doch werd met minachting afgewezen en kreeg ten antwoord , dat hij een jonge vrijer was , en de stad eene vrijster , die hij kwam vrijen , maar die hij zoo gemakkelijk niet zoude bekomen , of hij moest er meer moeite om doen . En hieraan voldeed hij ook , daar , gelijk BOR schrijft , hij in persoon en zijn volk onvermoeid waren. Alles gereed zijnde , liet hij de stad op nieuw opeischen , en toen de bezetting na eene eerste weigering merkte , dat het hem ernstig was , gaf zij hem op den 21sten October de stad bij verdrag over (322) . Opmerkelijk is het , hoe MAURITS bij dit verdrag toonde het punt van den godsdienst aan het goeddunken der Staten Generaal te stellen. De stad namelijk had verzocht vrije openbare oefening zoo wel van den Roomschen als van den Gereformeerden godsdienst. Doch MAURITS verklaarde te verstaan , dat daarin achtervolgd zou worden de voet , bij de Staten Generaal genomen , en dat er dus binnen de stad geene andere oefening dan die der Gereformeerden geschieden zou (323) . Den 25sten October werd er een groote krijgsraad ge- houden , om te bepalen , wat verder met het leger te doen. Velen wilden het goede geluk aanstonds hebben voortgezet : dan MAURITS en de meeste stemmen vonden dit ongeraden , daar het leger door ziekte te zeer verzwakt was : en men besloot dus de winterquartieren te gaan betrekken (324) . MAURITS keerde nu naar Holland terug en werd , als 8 I MAURITS WAARDIGHEDEN 114 EN te begrijpen is , met de uitbundigste teekenen van eerbied en vreugde ontvangen. Men merkte hem niet slechts aan als ' s lands beschermer , maar als den uitbreider der gemeene grenzen . den , Het bemachtigen van zulke treffelijke ste- als hem dit jaar in handen gevallen waren , maakte de Staten genoegzaam meester van de stroomen en beveiligde een voornaam gedeelte van den handel en scheepvaart der ingezetenen (325) . Grooten roem verwierf ook zijne en zijn krijgsbeleid zoo wel bij den vijand als dapperheid bij vrienden en vreemde Mogendheden . heer VERDUGO , De Spaansche veld- die thands in Grave het bevel voerde , schreef in een briefje , dat hij MAURITS verlangen vernomen had om met hem te vechten , en dat hij , VERDUGO , daartoe de bekwaamheid hebbende , het ook niet zou weigeren : want , schrijft hij , al viel het ongeluk schoon aan mijne zijde , ik zoude evenwel niet kunnen missen de eere te gewinnen overwonnen te wezen van zoodanig een personage (326) . Inzonderheid , als VAN REYD waren er drie stukken niet min te (327) meldt , prijzen dan te ver- wonderen in MAURITS : Vooreerst , dat hij met zulke snelheid het geschut heeft kunnen planten en de aanschansing maken , als nooit te voren gebeurd was , gelijk de oudste en ervarenste Capiteinen erkenden : ten tweede , dat hij zijn leger met ruiterij , bagage en wagens over het Rouveensche moeras bracht in een halven dag , ' t welk bij een ieder ongelooflijk scheen , gelijk er ook nooit een leger over getrokken was : ten derde , dat hij in minder dan vijf maanden alle deze werken heeft kunnen uitrichten , zoo dikwijls een koninklijk geschut verrukken , planten en er weder mede opbreken , en zoo spoedig van de eene Provincie in de andere trekken , ofschoon zij wijd van elkander gelegen waren , als eerstelijk uit Overijssel van Zutphen en Deventer naar de Ommelanden voor Groningen en Delfzijl ; wederom van Groningen naar Overrijssel voor Steenwijk; en van daar schier met een vlucht naar Gelderland voor BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. 115 Nijmegen , en toen over zee in Vlaanderen voor Hulst , en in den laten herfst , als het reeds vroor , nog eens voor Nij-. megen , alles wat hij aangevangen had , tot een goed einde 1 brengende. Eenigen , vervolgt VAN REYD , mogen deze werken de blinde fortuin toemeten ; maar dewelke hebben aangezien Graaf MAURITS en ook Graaf WILLEMS grooten arbeid , onverdrootzaamheid , gestadige zorg , opzicht , wakkerheid , dagelijksche raadslagen , en dat zij met dit al geene gewichtige zaken , die zij zelven doen konden , op anderen lieten berusten , en intusschen , als menige veld- oversten doen , hun gemak zochten , zullen anders daarvan oordeelen. Men begon onzen MAURITS na deze overwinningen alom in Duitschland en Frankrijk den titel van Prins te geven. Zekerlijk , het was voor hem eene gelukkige omstandigheid , dat tot het uitvoeren der ontwerpen , welke in zijn schrander brein gevormd werden , hij nog mannen om zich heen vond , op wier trouw en kloek- moedigheid hij zich kon verlaten ; zoodat uit zijn eigen geslacht op één tijdstip niet minder dan tien krijgshelden onder zijne vanen waren , die zijne meerderheid in rang en bekwaamheid erkenden , maar hem niets toegaven in dapperheid . In zijnen neef , schoonbroeder en boezemvriend WILLEM LODEWYK , Stadhouder van Vriesland en Gronin- gen , had hij niet alleen een dapper oorlogsman , maar ook een kundig bevelhebber , wiens inzichten omtrent de noodzakelijkheid , om veel gebrekkigs in de toenmalige inrichting van het krijgswezen te verbeteren , volkomen met de zijnen overeenstemden (328) . Doch met dit al bleef MAURITS de ziel van het gantsche krijgswezen . En inderdaad groot was zijne bekwaamheid. Van den tijd af, dat hem het opperbeleid des oorlogs was toevertrouwd , had hij zich zoo zeer bevlijtigd in de oefening der krijgskunde , dat hij boven verwachting. er schier dagelijks in vorderde Voortvarend en wakker in het voort- zetten zijner zaken , wist hij den vijand dikwijls eene kans 8* 116 MAURITS WAARDIGHEDEN EN af te zien en diens aanslagen te verijdelen (329) . de geringste dingen ontslipten zijne opmerking niet . Zelfs Hij hield de vestingen in behoorlijken staat van tegenweer , en bezorgde , dat alom goede wacht wierd gehouden . Zon- derling bedreven toonde hij zich in het uitkippen der bekwaamste legerplaatsen en in het versterken van`zijn leger met schansen en redouten tegen den vijand (330) . Het was zijn krijgsgebruik de zaken zeker en dienvolgens langzaam te nemen (331) . Het stormtuig hield hij in bele- geringen altijd bij de hand. Hij had de gewoonte , na drie voleën uit het geschut , eene stad op te eischen ; bij eene tweede sommatie vergunde hij den belegerden minder gunstige voorwaarden ; en na eene derde liet hij hun geene andere uitkomst dan zich op genade over te geven (332) . Het krijgsvolk , tot hiertoe zeer onbedreven in veldslagen en 't aantasten van sterkten , leerde hij uit eigene oefening op eene nieuwe wijze te paard rijden , de gelederen bewaren , spijs met zich voeren en aan loopgraven , en borstweringen arbeiden . Reeds in 1589 bracht hij eenige ver- andering bij het voetvolk (333) . Eerst meesmuilde men over alle die nieuwigheden , doch naderhand deed men hem recht wedervaren (334) . In één woord , door de aller- voorbeeldigste vlijt heeft hij zich de krijgskunst op zulk eene wijs eigen gemaakt , dat hij er een geheel nieuw practicaal systema vàn vormde , waardoor hij van iedere beweging tot in 't minste detail meester was , en van de bijzondere en gecombineerde uitwerksels , die hij zich voorstelde , in ' t groot even als in ' t klein mathematisch zeker was : hetgeen hem boven alle bevelhebbers van zijnen tijd verre verhief en zijn leger welhaast tot de algemeene leerschool van oorlog voor geheel Europa maakte , waarin Vorsten eene geringe Officiersplaats kwamen verzoeken en waaruit al de groote Veldheeren van de 17de eeuw onmiddellijk of middellijk voortgekomen zijn of hunne kunst en kennis geput hebben (335) . Ten dezen tijde openbaarde zich al meer en meer een BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594 . 117 groot ongenoegen tusschen MAURITS en den Graaf van Hohenlo , die den titel van Luitenant Generaal onder MAURITS voerde , gelijk hij zulks reeds vroeger onder wILLEM I geweest was. Wat de eigentlijke reden der tweespalt geweest zij , laat zich wel gissen , maar niet bepalen. HOHENLO bezat geene deugden dan persoonlijken moed en getrouwheid aan het land : maar hij had geen oorlogsbeleid hoegenaamd , verstond de kunst niet om een leger aan te voe9 en was van een allerliederlijkst gedrag (336) . Aan dezen man had men terstond na Prins WILLEM's dood het opperbeleid over de krijgszaken toevertrouwd en hem als Luitenant Generaal aan den jongen , nog gants onervarenen MAURITS toegevoegd , om dezen met raad en daad te Doch MAURITS schijnt al spoedig begrepen te dienen. hebben zulk eenen raadgever niet te behoeven . Reeds in 1586 had hij zijnen aanslag op Axel , waarvan wij boven HOHENLO verborgen gehouden ; en hoewel spraken , voor hij dit deed ter begeerte van SIDNEY , zou hij hem toch waarschijnlijk niet alzoo miskend hebben , indien hij hem achting en eerbied had waardig gekeurd (337) . Na LEYCESTER'S, vertrek , toen MAURITS meer op zich zelven kwam * te staan , heeft hij zijnen voormaligen , doch ongeschikten leermeester zekerlijk nog meerder doen gevoelen , hoe zeer hij hem beneden zich achtte en zijnen raad en medewerking niet verlangde . Dit schijnt tot hooge woorden aanleiding gegeven te hebben , vooral in 1589 , toen HOHENLO in April , na eene afwezigheid van negen maanden , was teruggekomen (338) . tweespalt ernstige Althands in Engeland baarde die bekommering (339) . Het is licht te begrijpen , dat aan HOHENLO de miskenningen , hem door MAURITS aangedaan , vooral daar zijne werkzaamheid als Luitenant Generaal geheel van MAURITS believen afhing , hebben verdroten en hij dus naar meerdere zelfstandigheid verlangd heeft. Hiertoe dan wendde hij zich in het laatst van January 1590 tot de Staten van Holland met het 118 MAURITS WAARDIGHEDEN EN verzoek om eene verklaring , in wat betrekking hij voortaan het land dienen zoude . De vraag was van moeilijken aard , daar men hem niet ter zijde kon zetten noch hem eene mindere waardigheid dan die van Luitenant Generaal geven , terwijl men hem als zoodanig gezag kon toekennen , zonder tevens ook geen bepaald op het gezag van MAURITS inbreuk te maken ; hetgeen evenmin geraden was. Men gaf hem dus een antwoord , waarbij de vraag onbeantwoord bleef, terwijl men verklaarde niet raadzaam te vinden nader te komen in dispuut of particularisatie van de distinctien van den last en autoriteit van Z. Exc. als ་ Gouverneur Generaal , en Z. Gen. als Luitenant Generaal · over Holland en Zeeland om alle verdere zwarigheden te verhoeden . Dit antwoord was vooraf aan MAURITS medegedeeld , en , als te begrijpen is , door hem goedgekeurd (340) . Hierdoor bleven de zaken op den ouden voet : de verwijdering hield aan , zonder dat men beslissen kan , of de schuld hiervan in te weinige toegevendheid van MAURITS , dan wel in te groote hooghartigheid van HOHENLO gezocht moet worden. Verschil van inzicht nopens de krijgsver- richtingen kan hier zijn bijgekomen , in dien zin namelijk , dat MAURITS meer het belang en de bescherming van alle de Vereenigde Nederlanden op het oog had , dan HOHENLO , die zich slechts bijzonder tot het belang van Holland en Zeeland , zijne betaalsheeren , bepaalde . Daarbij zullen slecht uitgevoerde krijgsverrichtingen van HOHENLO geen goed bij MAURITS gedaan hebben . Bij de inneming van Breda ten jare 1590 voerde hij de voorhoede des legers aan , maar onder het oog van MAURITS : doch de daarop gevolgde aanslag op Grave , welken MAURITS hem had opgedragen , ´ was hem ten eenen male mislukt , door dat hij zich van den vijand in eene hinderlaag had doen slepen , waaruit hij zich , gekwetst zijnde , niet dan met de vlucht binnen Tiel had kunnen redden (341 ) . Er is wel geen blijk , dat MAURITS hem deze mislukking verweten heeft ; maar BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594 . 119 zij zal toch de reeds bestaande verwijdering tusschen hen alles behalven verminderd hebben. Dezelve werd eindelijk nog bevorderd door HOHENLO's voorgenomen huwelijk met MAURITS oudste halve zuster MARIA van Nassau , die met haren broeder in twist was over de beheering der goederen van den gevangenen Prins PHILIPS WILLEM van Oranje, en wier recht tegen MAURITS , HOHENLO verklaarde met alle hem mogelijke middelen te willen verdedigen (342) . Inmiddels had hij in het begin van 1591 van de Staten van Holland met bewilliging van MAURITS verlof gekregen om zich voor een paar maanden naar Duitschland te begeven (343) . Doch hij bleef langer uit dan bepaald was. Het kan zijn , dat hem dit ten kwade geduid werd , even als of hij zijnen dienst aan het land wilde onttrekken , en dat hij daarom op den 24sten Juny aan OLDENBARNEVELD eenen brief schreef, waarin hij hem de redenen van zijn lang uitblijven meldde , alsmede zijne spijt , dat hij alzoo MAURITS in den veldtocht niet had kunnen volgen , met zijne betuiging , dat , indien hij de opening van den veldtocht geweten had , noch zijne zwakheid , noch de zaken van zijn Graafschap hem zouden verhinderd hebben , om MAURITS , als wiens dienaar hij zich bekende , op den dienst te wachten ; verzoekende hij eindelijk OLDENBARNEVELD , om hem te verontschuldigen bij een ieder , die zijn lang uitblijven in 't ergste wilde uitleggen (344) . Eerst in het midden van September kwam hij in het land terug (345) en ver– voegde zich dadelijk bij MAURITS in het leger voor Hulst. Dan door dezen werd hij zeer koel ontvangen , en behandeld , als of hij er niets mede te maken had . MAU- RITS hield krijgsraad , zonder er HOHENLO bij te roepen , en maakte meer werks van Graaf PHILIPS van Nassau , als of deze zijn Luitenant Generaal ware , dan van HO- HENLO , op wiens klachte hij niets anders antwoordde dan zelf commissie te hebben als Gouverneur Generaal en geenen Luitenant Generaal te kennen (346) . HOHENLO , hier- 120 MAURITS WAARDIGHEDEN EN over niet zonder reden verstoord , klaagde wel zijnen nood aan eenen van MAURITS Raden , en bedreigde met zijn afscheid (347) : maar wat kon hij meer dan klagen , daar zijn werkkring , vooral in het leger te velde , ten eenen male van MAURITS believen afhing en aan dezen in dit opzicht geene wet konde gesteld worden ? Wij zullen hierna zien , dat deze oneenigheid steeds heeft voortgeduurd. Zoo straks gewaagden wij met een enkel woord van den twist tusschen MAURITS en zijne oudste halve zuster MARIA nopens het beheer der goederen van den gevangenen PHILIPS WILLEM van Oranje. tus Op den 14den Augus- 1585 had zij op haar verzoek dat beheer ontvangen van de Saten Generaal (348) . MAURITS had zich hier niet tegen verzet : doch , toen ten jare 1591 , nadat ten vorigen jare Breda en Steenbergen , insgelijks heerlijkheden aan PHILIPS WILLEM volgens zijns vaders uitersten wil toebehoorende , bemachtigd waren , MARIA zich op grond dier acte ook in derzelver beheer gesteld had , werd MAURITS wakker , beweerde , dat hem als oudsten broeder dat beheer toekwam en wendde zich tot de Staten Generaal op den 14den Maart 1591 met verzoek om daarin ten zijnen behoeve te willen voorzien (349) . De Staten waren hier- mede zeer bekommerd , wendden alle moeite aan , om de partijen te vereenigen , en toen zulks niet baatte , beslisten zij eindelijk op den 10den April, dat Prinses MARIA volgens de acte van den 14den Augustus 1585 zou hebben en behouden het beheer van het Graafschap Buren en van de goederen , uit het Huis van Buren afkomstig , terwijl MAURITS zou hebben het beheer der goederen , die den Prins van Oranje uit zijns vaders nalatenschap toekwamen (350) . De Prinses in deze beschik- king niet willende berusten en er tegen protesterende , zoo bleven de zaken , gelijk zij stonden , tot den 24sten Maart 1592 , als wanneer zij zelve ter vergadering der Staten Generaal een vertoog indiende , waarbij zij verklaarde haar geschil bij wege van justitie te zullen laten afhandelen , en inmid- BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594 . 121 dels verzocht om in het bezit der goederen van Breda enz . te mogen blijven (351 ) . Dan de Staten bleven bij hunne gedane beslissing : en dit bewoog de Prinses om eindelijk den weg van rechten in te slaan en MAURITS voor den Hoogen Raad te dagvaarden (352) . Deze gaf hiervan in persoon kennis aan de Staten Generaal en scheen te begeeren , dat aan den Hoogen Raad ten dezen de hand zoude besloten slechts gesloten worden : dan aan den Raad de gantsche de Staten gelegenheid der zaak over te schrijven , ten einde denzelven de billijkheid der beslissing van den 10den April 1591 te doen bevroeden ; terwijl zij intusschen , ofschoon vruchteloos , voortgingen middelen tot minnelijke schikking te beproeven (353) . Inmiddels was , uit hoofde van MAURITS afwezigheid in het veld , de zaak voor den Hoogen Raad geschorst geworden tot het begin van December 1592 toe , als wanneer MAURITS op nieuw aan de Staten Generaal vroeg , hoe hij zich in dit geding zoude gedragen , nademaal hij zich uit krachte van hun besluit van den 10den April 1591 in het beheer der goederen gesteld had . De Staten besloten den Raad op nieuw bericht van de gelegenheid der zaak te geven , en nieuwe middelen tot vereeniging te beproeven : tot dat MAURITS eindelijk op den 18den December te kennen gaf het recht te willen laten voortgaan en de uitspraak van den Hoogen Raad te zullen afwachten. Alzoo had het proces zijnen voortgang : MAURITS wierp eene exceptie van onbevoegdheid op , bewerende dat het geschil leengoederen in Braband betrof en dus de Hooge Raad in Holland daarover geene kennis mocht nemen , en behaalde daarmede de over- 1 winning (354) . worden Het geschil zelf was dus niet beslist ge- en daar er ten dien tijde nog geen Raad of Leen- hof van Braband was opgericht , zoo schoot der Prinsesse niets anders over , dan om zich op nieuw tot de Staten Generaal te wenden , gelijk zij deed op den 7den Mei 1594 , mondelijk en schriftelijk verzoekende intrekking van de 122 MAURITS WAARDIGHEDEN EN beslissing van den 10den April 1591 , of anderszins de benoeming van eenige leden uit den Hoogen en den Prowaarvoor zij haar recht zou mogen ver- vincialen Raad , volgen (355) . Dit gaf weder aanleiding tot nieuwe moei- lijkheden en het voorslaan van allerhande middelen van verzoening , die nochtans vruchteloos bleven , tot dat einStaten Generaal delijk op het einde des jaars 1594 de bepaalden , dat , zoo de partijen hun verschil niet bij submissie door den Hoogen Raad wilden laten afhandelen , zij , Staten Generaal , zelven eenige Raden uit de Hoven van Justitie der verschillende Provincien , waar de goederen in geschil gelegen waren , zouden benoemen , die de zaak ten einde toe beslissen zouden (356) . Ten gevolge van dit besluit begon men een einde aan de zaak te zien . Nadat de Prinses op den 7den February 1595 met den Graaf van Hohenlo gehuwd was (357) , hebben in Mei daaraanvolgende beide partijen zich bereid verklaard om hunne geschillen aan den Hoogen Raad te onderwerpen (358) . Hoe de zaak aldaar is behandeld , wanneer en op welke wijze beslist geworden , is onbekend . Het schijnt echter , dat het beheer der goederen van Buren aan de Prinsesse , en van die van Breda aan MAURITS zijn toegekend . Na dezen uitstap op onzen weg terugkeerende , beschouwen wij de handelingen van MAURITS in 1592. Hetzelve jaar getuigde weder van zijne onvermoeide werkzaamheid en ijver , waarin hij zich echter door den onderlingen naijver en den bekrompen geest van sommige Provincien niet genoeg ondersteund zag. keren en Ten einde dezelven aan te wak- tot eenen gereeden en ruimen onderstand te bewegen , besloot hij ze in February in persoon te bezoeken , terwijl hij daartoe de vergaderingen der Staten beschrijven deed . Maar heimelijk had hij tevens eenen aanslag tegen den vijand op het oog , waarvan niemand af wist en dien hij als ter loops wilde uitvoeren . bruary vertrok hij naar Utrecht , Den 7den Fe- en na van de Staten BEDRIJVEN GEDURENDE 123 1588-1594 . aldaar goede beloften bekomen te hebben , bezocht hij den 11den de Staten van Overijssel te Deventer , en den 12den die van Gelderland te Nijmegen , waar hij langen tijd werd opgehouden door en Gelderland. de geschillen tusschen die van Bommel Eerst den 8sten Maart vertrok hij van daar en kwam den volgenden dag te Breda , menigte waar hij eene krijgsvolk had doen te samen komen , in allen schijn als of het daar in bezetting zoude blijven . Evenwel werden er verschillende gissingen gemaakt : sommigen meenden , dat het op Geertruidenberg , anderen dat het op Hoogstraten gemunt was : doch niemand wist het rechte. Onverwachts , den 14den Maart , trok hij met een wel uitgezocht leger , sterk omtrent 4000 man , door Braband naar Maastricht , ten einde deze stad zoo mogelijk te overvallen en te bemachtigen. De aanslag was zeer wel aangelegd , en MAURITS twijfelde niet aan eenen goeden uitslag : dan hoe stil ook aangelegd , was er nochtans de bezetting van verwittigd geworden en hield zij zich op hare hoede ; terwijl daarenboven de groote regen en de donkerheid des nachts den aanval , die volgens het plan op twee verschillende zijden der stad te gelijk moest worden gedaan , deden missen , en MAURITS het uit dien hoofde raadzaam vond onverrichter zake terug te keeren. Op zijnen terugtocht echter nam hij Bergheik en Kempen in en deed die plaatsen versterken. Na zijn leger in de garnizoenen verdeeld te hebben , zette hij zijne vorige reis in de Provincien voort en ging naar Zeeland , om ook de Staten aldaar , die in het toestaan der consenten zeer moeilijk waren , aan te wakkeren en tot mildheid te bewegen (359) . Het talmen der Provincien in het vaardig bewilligen der noodige krijgslasten maakte , dat MAURITS eerst laat te velde De Staten van Holland hadden gaarne gekon trekken . zien , dat hij met het beleg van Geertruidenberg zoude beginnen : dan daar de Staten Generaal en de Raad van State het aantasten van Steenwijk besloten hadden , weigerde hij 124 MAURITS WAARDIGHEDEN EN op eigene hand dat besluit te veranderen en alzoo ongenoegen te geven aan de andere Provincien , aan wie het beleg van Steenwijk beloofd was (360) . Nadat hij de noodige voorbereidselen gemaakt had en door de Staten Generaal , als tot aanmoediging , met een treffelijk geschenk was vereerd geworden (361) , vertrok hij den 19den Mei naar Utrecht en kwam den 28sten voor Steenwijk met een leger van tusschen de acht en negen duizend man (362) . bij hem. Hier vervoegde zich Graaf WILLEM LODEWYK HOHENLO was op verzoek der Staten in Holland gebleven om aldaar het oog op den vijand te houden : hetgeen zeker aan MAURITS niet onaangenaam zal geweest zijn (363) . In de eerste dagen kon er van wege de ge- weldige stortregens weinig worden uitgericht. Opmerkelijk is het , dat MAURITS al zijne voorname belegeringen bij regenachtig weder heeft moeten volvoeren (364) . De stad was meer versterkt dan men eerst gedacht, had : ook gedroeg zich de bezetting zeer dapper en moedig : en MAURITS zag weldra , dat hem de bemachtiging niet zoo -gemakkelijk zou zijn , ofschoon hij er zich toch verzekerd van hield. Ook hier toonde hij weder zijne groote on- vertsaagdheid : dagelijks werd hij vooral door de Gedeputeerden van Holland vermaand zich niet zoo in gevaar te begeven : dan , schrijft BOR , hij wachtte zich des te minder. Even onverschrokken gedroeg zich WILLEM LODEWYK . Deze werd op den laatsten Mei door een vervlogen kogel uit de stad in den rug getroffen , doch zonder bloedrijzing : en ook daarna MAURITS , nadat hij op het einde van Juny bijna door een kanonskogel was getroffen geworden , werd in het begin der volgende maand door een matten kogel in zijnen linker kinnebak geschoten tot op de tanden toe , waardoor hem eene vleeschwonde veroorzaakt werd , die hem alleen aan de spraak hinderde , doch niet belette naar ouder gewoonte werkzaam te zijn , en ook welhaast genas (365) . Over de wijze om tegen de stąd te werken , bestond BEDRIJVEN GEDURENDE 125 1588-1594 . er tusschen den Artillerist en den Ingenieur een verschil van gevoelen , hetwelk tot op den huidigen dag in bijna elke belegering van eenig belang is opgemerkt. De vraag ontstond , of men dadelijk het geschut zou laten werken tot het maken eener bres , dan wel , of men eerst de loopgraven en sappen tot aan de contrescharp zou voortzetten. MAURITS was van het eerste , WILLEM LODEWYK van het tweede gevoelen : en het eerste hield stand. Dan toen men de stad reeds hevig beschoten had , en het volk tot den storm gereed stond , ontdekte men eerst , dat de stad zoodanig versterkt was , dat het schieten weinig schade had veroorzaakt en de storm niets baten zou. Men moest dus van plan veranderen tot geen gering verdriet van MAURITS , die aan de eene zijde wel begreep den schimp en schande om na zulk schieten niet te stormen , maar ook aan de andere zijde zijn volk aan geen vermoedelijk gevaar wilde blootstellen . Deze laatste overweging hield bij hem de overhand in weerwil van alle opspraak , waaraan hij voorzag zoo binnen als buiten ' s lands ten doel te zullen staan , vooral bij hen , die de belegering van Steenwijk hadden afgekeurd . HOHENLO scheen in die moeilijkheid voor MAURITS te groeiën . Dikwijls en opentlijk zeide hij : 't Is kwade raad geweest , ' dat men het leger voor Steenwijk heeft gebracht : ik heb de plaats vóór tien jaren gekend , en weet dat zij vast is ; en naderhand is zij viermaal sterker gemaakt , men zal met spot moeten aftrekken. De Koning van Frankrijk en zijne legerhoofden spraken er even zoo over . Zelfs in MAURITS leger , dat zeer genegen was tot den storm , waren eenigen bedroefd , eenigen toornig , vreezende , dat , gelijk ALVA Haarlem , en PARMA Maastricht , na het beschieten , niet met storm hadden kunnen veroveren , maar eene lange verdrietige belegering moeten volhouden , alzoo ook zij den geheelen zomer , en misschien nog te vergeefs , voor Steenwijk zou.den doorbrengen . Men kan denken , hoe de moed der 126 MAURITS WAARDIGHEDEN EN belegerden aanwies. Doch die WILLEM verflaauwde niet. van MAURITS en Graaf Terstond stelden zij het volk aan de loopgraven , om alzoo aan den wal te komen en Elk soldaat moest op zijne dien dan door te steken . beurt schop en kruiwagen in de hand nemen. Aan onze beide krijgshelden komt de eer toe het eerst het verderfelijke vooroordeel overwonnen te hebben , dat alle arbeid , welke niet dadelijk met de behandeling der wapenen verbonden was , met name het graven en arbeiden aan schanswerken , voor den soldaat vernederend geacht werd (366) . Hiermede brachten zij weder het oude gebruik der Romeinen en Grieken in zwang , die niet alleen tot afbreuk des vijands en verovering van anders onoverwinnelijke steden hunne soldaten lieten arbeiden , maar alzoo ook krankheden , muiterijen , dronkenschap en andere verkeerdheden , uit ledigheid ontstaande , plachten voor te komen en te verhoeden . Ook de belegerden van Steenwijk verwonderden zich over die zonderlingheid en verweten met schampere woorden de arbeiders , dat zij van krijgslieden tot boeren en gravers gemaakt waren en in plaats van spiessen schoppen gebruikten (367) . Nadat men nu dicht genoeg aan den wal gegraven , een paar mijnen aangelegd en een paar hooge houten torens gemaakt had om te beter in de stad te kunnen schieten , besloot men op den 3den July de mijnen te laten springen en dadelijk daarop te stormen. Ernstig werden de soldaten vooraf vermaand zich in goede orde bijeen te houden , niet te plunderen , voor en aleer de overwinning volkomen en zeker was , geene oude lieden noch kinderen te mishandelen , geene vrouwen noch jonge dochters te schenden. Doch de mijnen deden geene uitwerking genoeg om den bepaalden storm te wagen , die dus alweder moest worden uitgesteld . MAURITS. Dit verwekte nieuwe opspraak tegen Alle Vriesche soldaten , ja vele Capiteinen wa- ren wegens dat uitstel boven mate ongeduldig : volgens hen ware men van de overwinning zeker geweest , indien. BEDRIJVEN GEDURENDE men voortgevaren hadde . 1588-1594 . 127 Ook meenden de Gedeputeerden te velde , dat , zoo men de vesting van eene andere zijde had aangetast , de verovering gereedelijk zoude gevolgd Doch toen men haar naderhand van binnen bezag , zijn. erkenden allen als uit éénen mond , dat MAURITS wijzer Men ziet hieruit , in welk gevaar eens veldoverstens eer en goede naam dikwijls staat door geweest was dan zij . de lichtvaardige oordeelvellingen van den gemeenen man (368) . De overste der bezetting nu wel merkende , dat hij het niet lang meer zou kunnen uithouden , verzocht onderhandeling. Reeds eenige dagen vroeger had hij dit beproefd , doch zich alstoen aan de eischen van MAURITS niet willen onderwerpen. Thands na al de aangewende moeite om zich met geweld van de stad meester te maken , waren beide MAURITS en WILLEM LODEWYK afkeeriger van een verdrag , wel verzekerd haar toch in korte dagen te zullen winnen , en haar liever met geweld willende bemachtigen om der achting wille voor het Nederlandsche leger , alsmede tot afschrik van de vijandelijke bezettingen in andere plaatsen , terwijl bijna de gantsche burgerij uit Steenwijk ver– trokken was en dus de bestorming niet behoefde nagelaten te worden uit barmhartigheid of medelijden . Dan daar de Raad van State en de Gedeputeerden te velde van een an- der begrip waren , gaf MAURITS toe en deed dezelfde eischen als vroeger . Nu kwam er weder eenig verschil . De vijand antwoordde uit de hoogte , scheen zich aan die voorwaarden niet te willen onderwerpen en werd in die weigerende houding eenigermate ondersteund door de Gedeputeerden te velde , die verlangden , dat MAURITS zijne eischen verminderen zou . Doch deze , in overeenstemming met Graaf WILLEM , was hiertoe niet te bewegen . Beide ver- klaarden , dat het eene groote schande en verachtering van andere zaken zijn zoude , indien men , de overwinning in handen hebbende , zich zoo kleinmoedig tegen den vijand stelde zulke eerlijke voorwaarden , als in het voorleden 128 MAURITS WAARDIGHEDEN EN jaar aan die van Zutphen en Deventer gegeven waren , wilden zij voor die van Steenwijk niet onderteekenen , vooral daar toch in drie dagen de stad te bemachtigen ware . Deze vaste houding deed den vijand ten eenenmale den moed verliezen ; reeds op den 4den July werd het verdrag getroffen , en den volgenden dag de stad overgegeven met afleg- . ging van geweer en vaandels , doch met behoud van bagage en rappier (369 ) . MAURITS toonde alle achting voor de dappere bezetting. Hij voegde zich zelf bij de poort , toen zij de stad verliet ; ten einde te zorgen , dat zij niet mishandeld of gehoond wierde. Hij gaf den Overste en verderen Capiteinen de hand en prees hunne dapperheid . Hij toonde , zegt VAN REYD , een zoo ernsthaftig gelaat en aangename stemmigheid , dat de vijand zoo wel de werken en trouwigheid prijzen , zen en de manieren als ook zich over het vorstelijke wevan den jongen Heer verwonderen moest. Ook uit den mond van den Overste der bezetting Dezelve wenschte , verwierf hij een loffelijk getuigenis. dat zijn Koning van zulk eenen veldheer gediend ware , verklarende zonder schroom , dat de Koning van zijne eigene dienaars verraden werd , en dat , wanneer PARMA aan zijne zijde zulke naarstigheid doen wilde , als Prins MAURITS voor de Staten deed , hij den grooten Turk verjagen konde. Te opmerkelijker was dit getuigenis , omdat het gedaan werd in de tegenwoordigheid van eenen gezant van den Bisschop van Luik , die , als der Spaansche zijde gunstig , het buiten twijfel aan PARMA verhalen zou ; weshalve velen zich over de vrijheid 1 van spreken , welke die Overste zich toen verstoutte , zeer verwonderden . Aan eenen overlooper , die door den krijgs- raad deswege ter dood was veroordeeld , schonk MAURITS het leven , uit hoofde van een paar stoute bedrijven , waardoor hij zich gedurende het beleg had beroemd gemaakt. Dus eindigde dit merkwaardige beleg , hetwelk vijf weken en drie dagen geduurd had. Een ieder verwonderde zich over de groote werken , die er van MAURITS zijde tegen de stad BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. 129 in zulk eenen korten tijd gemaakt waren . Van het begin des oorlogs af was er niets dergelijks , noch aan de zijde der Staten. noch aan die der Spaanschen , gezien . De meeste eer daarvan kwam den Ingenieurs toe. Ook verklaarde de Overste der bezetting , dat men hem slechts met schoppen overwonnen en als een vos uit de aarde gegraven had , maar dat men hem met geen geschut uit de vesting gejaagd zoude hebben (370) . Nu rees er verschil , wat verder te doen. MAURITS , gerugsteund door Graaf WILLEM en al de veldoversten , ook door alle de overige Provincien , voornamelijk door Vriesland , wilde voort en Coeverden aantasten . Doch de Staten van Holland verlangden daarentegen , dat men zich voor het tegenwoordige met de verovering van Steenwijk vergenoegen zoude . Allerlei zwarigheden werden er voorde wonde van MAURITS , welke hem gebood rust te nemen ; zijn reeds verkregen roem , die anderszins vergewend duisterd kon worden ; de vermeende aanslagen des vijands aan andere oorden ; het gevaar van het nieuwe voornemen ; de groote kosten ; en meerdere bedenkingen werden er in het midden gebracht om MAURITS van zijn plan af te brengen (371 ) . Deze bedenkingen waren vervat in eenen brief der Staten Generaal van den 6den July , die evenwel alles aan het betere oordeel van MAURITS overlieten , en in eenen brief der Staten van Holland van den 11den July , die zelfs weigerden hem den verzochten en benoodigden toevoer van wagenen toe te zenden ( 372) . Dit verwekte groot misnoegen tusschen de Provincien , vooral tusschen Holland en Vriesland : doch waarvan misschien meer ophef gemaakt is dan overeenkomstig met de waarheid (373) . Eindelijk op den 12den July werd besloten , aan het voornemen op Coeverden toe te geven , doch onder zeer beperkende voorschriften , waarmede MAURITS en WILLEM LODEWYK geen genoegen nemen wilden (374) . Hoe dit zij , tot de be- legering der genoemde vesting werd besloten . Dan nu ontstond er eene nieuwe zwarigheid . I De Ko9 130 MAURITS WAARDIGHEDEN EN ningin van Engeland wilde hare troepen , die tot ouderstand der Staten in MAURITS leger waren , naar Frankrijk verzonden hebben ten dienste van Koning HENDRIK . Reeds vóór of tijdens het begin van het beleg van Steenwijk was daartoe de vordering gedaan : en niet dan met moeite had men hare naleving alstoen nog voorgekomen (375) . Maar nu Steenwijk veroverd was , drong de Engelsche gezant op nieuw zoo sterk aan , dat MAURITS zich wel genoodzaakt zag de gevorderde troepen uit het leger te verzenden , verklarende evenwel , dat hij desniettemin met het Nederlandsche krijgsvolk , ja met de Vriezen alleen het beleg wilde beproeven. Door dit een en ander was een groot oponthoud ontstaan , zoodat het leger eerst op den 23sten July van Steenwijk opbrak (376) en den 26sten voor Coeverden kwam . Hier liet MAURITS Graaf WILLEM met een deel des legers , en trok met het overige deel naar Ootmarsum om hetzelve in te nemen . Negen schoten waren genoeg , om de kleine bezetting te ontmoedigen , die terstond op den 30sten July de plaats bij verdrag overgaf : en nadat MAURITS was voortgetogen naar Oldenzaal om de gelegenheid dier plaats te bezichtigen , en er schrik onder den vijand verspreid had , kwam hij op den 31sten July in het leger voor Coeverden terug (377) . Hier werden de reeds begonnen verschansingen en werken tegen de stad met ijver voortgezet , terwijl de vijand zich daartegen dapper verdedigde , en de plaats sterk bevestigd had . Onderwijl kreeg men tijding , dat er tot ontzet van Coeverden een vijandlijk leger van omtrent 5000 man naar den Rhijn in aantocht was (378) . Dien ten gevolge verzochten de Staten Generaal dringend , dat MAURITS eenige ruiterij naar den Rhijnkant wilde zenden , om den vijand het overkomen te beletten. Doch MAURITS was er niet toe te bewegen : hij beweerde geene ruiters te kunnen missen , en dat , indien dezelven soms geslagen wierden , het geheele 9 leger in groot gevaar zou komen : hij rekende het onnoodig den vijand aldaar te gaan opzoeken , en was getroost dien BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594 . 131 bij Coeverden te verwachten , waar hij zijn leger zoo tegen de bezetting der stad als tegen den aankomenden vijand goed versterkt had . deputeerden Van dit gevoelen , waarin hij de Ge- te velde op zijne hand had , was hij niet af te brengen , wat ook de Raad van State hem op bevel der Staten Generaal anders vermaande (379) . MAURITS intusschen de noodige maatregelen genomen heb- bende , wachtte den vijand af , die op den 4den September ziju leger nabij het onze nedersloeg (380) . Hier bleef hij stil liggen tot in den nacht van den 7den September , toen hij onverhoeds voor den dag sprong en onze verschansingen aanviel. Reeds had hij eenige voordeelen behaald , toen MAURITS en WILLEM LODEWYK met de noodige troepen ter plaatse des aanvals komende , hem dapper terug sloegen . Met groot geweld werd de aanval herhaald , doch op nieuw afgeslagen en de vijand op de vlucht gejaagd (381 ) . Beide , MAURITS en WILLEM LODEWYK toonden zich , als BOR (382) zegt , wonderlijk courageus en kweten zich zeer naarstig : de laatste werd weder in den buik gewond. Nu wilden allen den vluchtenden vijand nazetten . Dan MAURITS hield dit tegen. Hij wist , dat vele overwinningen door een ontijdig vervolgen en najagen dikwijls te niet gaan . Ook wilde hij het vaste leger niet verlaten , zoolang de hoofdzaak , de vermeestering van Coeverden , niet was afgeloopen . VAN REYD ( 383) merkt aan , dat dit de eerste maal in vijftien jaren na de Gendsche Pacificatie was , dat der Staten krijgsvolk , wijd van dijken en wateren , op het harde veld , des Konings macht onder de oogen gezien en eer verworven hebben , tegen alle vermoeden des vijands , die gedurende den tocht dikwijls vroeg , of MAURITS nog vast lag , tegen de meening der naburige Rijken en der Staten Generaal zelfs , die , hunne eigene macht niet recht kennende , dit beleg zeer hadden afgeraden , en nu metterdaad bevonden , dat noch de oude Spaansche soldaten zoo zeer te vreezen , noch de Nederlandsche te yerachten waren. 9* 132 MAURITS WAARDIGHEDEN EN De lust tot eenen nieuwen aanval scheen thands den vijand vergaan te zijn : doch op den 10den September poogde hij MAURITS naar buiten te lokken . Deze echter hield het oog op hem en bleef binnen zijne verschansingen : weshalve de vijand , na vele uren gewacht te hebben , weder Hierdoor werd de bezetting der vesting ontmoeaftrok. digd . Reeds een en andermaal had zij MAURITS vermaning tot overgaaf met moedige woorden afgewezen , maar nu , ten einde raad , stelde zij op den 12den September de vesting bij verdrag in zijne handen. Aan de bloedverwantschap van Graaf FREDERIK VAN DEN BERG , den opperbevelhebber der plaats , met MAURITS (daar zij broeders en zusterskinderen waren) , had de bezetting het te danken , dat haar werd toegestaan met alle krijgsmanseer de loffelijk verdedigde vesting te verlaten (384) . De vermeestering dezer sterkte was voor MAURITS te roemrijker , omdat de Spaansche Veldoverste verklaard had , dat zulks onmogelijk was , vragende , wie of wat MAURITS Zoo koen en vermetel gemaakt had om Coeverden te durven aantasten ; en zeggende : Indien Coeverden niet houdt, zoo weet ik niet , wat voortaan houden zal (385) . Na deze vermeestering werd er groote krijgsraad gehouden over de vraag , wat verder te doen . Eindelijk werd besloten den vijand , die aan het terugtrekken was , met het leger te volgen en hem in den overgang over den Rhijn te bemoeilijken (386) . De overtocht des vijands echter geschiedde zonder hinder in het midden van October : en MAURITS , hem tot nabij Wesel gevolgd zijnde , scheidde daarop zijn leger en liet het de winterquartieren (387) betrekken . Inmiddels had MAURITS een duidelijk bewijs gegeven van zijnen tegenstand tegen de Jesuiten. Deze hadden zich in het Hertogdom Cleef, bijzonder te Emmerik , genesteld , ten einde door heimelijke verstandhouding hun gif in Nederland te verspreiden , hetgeen hun in Holland reeds zeer goed gelukte. MAURITS nu in October met zijn leger in die streken gelegerd zijnde , ontbood , terwijl BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. 133 hij eens in de nabijheid van Emmerik aan het jagen was , de Regering der stad bij zich , en beklaagde zich , dat zij de prediking van Gods Woord , die daar veertig jaren lang geoefend geweest was , niet alleen had verboden , maar ook de predikanten weggejaagd en de Jesuiten weder ingevoerd , hoezeer dezelven gezworene vijanden van Nederland waren en de goede nabuurschap tusschen de beide Staten verstoorden. De Magistraat beriep zich op den last der Raden van het Hertogdom , die thands , bij de krankzinnigheid van den Hertog en zijnen zoon , het land regeerden. Dien ten gevolge kwamen de Raden den volgenden dag bij MAURITS en wilden zich verontschuldigen op de verordeningen , daaromtrent reeds door de Hertogen zelven gemaakt iedere zij oordeelden , dat krachtens den godsdienstvrede Souverein de macht bezat , om zoodanigen gods- dienst te doen oefenen , als hij goedvond ; en dat er voor de Nederlanden geen gevaar was in de toelating der Jesuiten , aan welke toch niets anders dan het onderwijs der jeugd wierd toevertrouwd . MAURITS wilde zich met dit antwoord niet laten afschepen . Hij hervatte , dat hij den Hertog van Cleef in regering of godsdienstoefening geenen regel wilde voorschrijven , maar dat hij de Jesuiten tof zijne naburen niet wilde hebben : zij toch waren verspieders van den Koning van Spanje en zochten daarom hunnen stoel zoo na mogelijk aan deze grenzen te zetten : zij hadden zijnen vader vermoord , en daarom zou hij al zijn leven hun vijand blijven : immers de moordenaar zijns va`ders had bekend , door eenen Jesuit van Trier en anderen daartoe te zijn aangehitst , ofschoon een geleerde geestelijke van de Roomsche Kerk het hem had afgeraden. Doch het schijnt , dat de Regering des lands en der stad aan MAURITS begeerte niet heeft willen voldoen , en dat deze daarop heeft last gegeven eenig geweld te bezigen . Al- thands eenigen tijd daarna benam de Commandant van 's Gravenweert aan die van Emmerik hunne koeiën en 134 MAURITS WAARDIGHEDEN EN weigerde ze weder te geven , vóór en aleer de Jesuiten van daar zouden vertrokken zijn . Dit middel had eene goede uitwerking en MAURITS kreeg zijnen zin (388) . Hartelijk en vurig was MAURITS lust en ijver om den vijand alle mogelijke afbreuk te doen . Wij mogen ver- moeden , dat hij na de vermeestering van Coeverden de overwinning had willen hebben voortgezet , maar dat alleen de schaarschheid der geldmiddelen hem zulks belet hebben . Gelijk hij dus in het begin dezes jaars 1592 eene reis door de Provincien van zijn gouvernement gedaan had om de Staten tot milde opbrengst der gelden aan te sporen , zoo schreef hij hun ten gelijken einde eenen brief op het einde dezes jaars , waarbij hij hun den moedwil des vijands en de reeds verkregen zegeningen Gods voorstelde , en dien ten gevolge ernstig vermaande tot ijver in het spoedig bewilligen en opbrengen der noodige middelen , om den vijand zoo te water als te land te wederstaan (389) . Het is te vermoeden , dat deze brief den ijver bij velen zal hebben aangewakkerd. Van den jare 1593 zijn ons geene politieke handelingen van MAURITS bekend , dan zijn gunstig voorschrijven aan de Regering van Middelburg ten behoeve der DoopsgezinReeds ten jare 1577 waren* zij wegens het weigeren van den plechtigen burgereed door de genoemde Re- den. gering gekweld geworden , maar hadden zij van Prins WILLEM eene gunstige acte ontvangen , volgens welke zij met hun jawoord mochten volstaan , doch , bij verbreking van dit hun woord , even als meineedigen zouden gestraft worden (390) . gemoeid : Ten volgenden jare werden zij op nieuw en dit had een vernieuwd ernstig en hartig schrijven van den Prins in hun voordeel ten gevolge (391 ) . Dit schrijven schijnt goed gedaan te hebben : wel werkte men tegen hen in 1586 en noegzame vrucht (392) . de 1589 , doch zonder ge- Dan ten jare 1593 vernieuwde Regering van Middelburg hare vroegere pogingen . Welke redenen haar daartoe bewogen , is ons onbekend . BEDRIJVEN GEDURENDE 135 1588-1594. Het schijnt wel , dat hiertoe een onverstandige godsdienstijver gewerkt heeft tegen menschen , die in de wezentlijke punten des zaligmakenden geloofs met de Gereformeerde Kerk des lands instemden , maar slechts verschilden over den kinderdoop , den eed en het dragen der wapenen ; die voorts leefden als brave , gehoorzame , rustige burgers , en geenszins weigerden hun plechtig woord voor eenen eed te doen gelden , en tot het verplichte dragen der wapenen anderen in hunne plaats te stellen . niet , Ook leert de historie waarin thands de maatregelen der Regering tegen hen bestaan heeft. Denkelijk was het weder , even als vroeger , het sluiten hunner winkels en het verbod van ད nering. Dan zij wendeden zich bij verzoekschrift aan MAURITS als Stadhouder van Zeeland en hadden het genoegen met zijn voorschrijven bij hunne vrijheid gehandhaafd te worden . Bij eenen brief van den 4den Maart 1593 verzocht hij de Regering der stad ernstig , dat de Mennoniten zouden gelaten worden bij die vrijheden , welke hun vroeger bij besluiten der Staten van Holland en Zee· land en bij acten van Prins WILLEM waren toegekend , en zulks totdat bij de Staten Generaal daarin anders zou voorzien zijn , dewijl deze zaak alle de Provincien te samen aanging (393) . Deze brief doet MAURITS alleszins eere aan en toont zijnen afkeer van allen conscientiedwang tegen rustige burgers , wier godsdienstige overtuiging niet streed met de verplichte gehoorzaamheid aan de wetten des Staats (394) . Opmerkelijk ook is het , dat hij de re- geling dezer godsdienstige aangelegenheid aan de Staten Generaal , en niet aan die der afzonderlijke Provincien , veel min aan de stedelijke Regeringen toekende (395) . Wat de krijgsverrichtingen betreft , was dit jaar weder zeer gunstig. Den wintertijd , voor de groote Heeren , die de loopbaan der wapenen volgden , meestal een tijd van vermakelijkheden en uitspanning na de vermoeinissen van den afgeloopen veldtocht , maar voor MAURITS gewoonlijk een 136 MAURITS WAARDIGHEDEN EN tijd van geestinspanning en voorbereiding tot volgende on-1 dernemingen , had ook thands onze held zich ten nutte gemaakt om de noodige maatregelen te beramen en gereed te maken tot de belegering van Geertruidenberg , waartoe men besloten had (396) . Om hierin goed te slagen moest hij vroeg beginnen en met de verschansing zijns legers gereed zijn , vóór dat de vijand , die hier dichter bij de hand was , tot ontzet kon zijn aangekomen . Als tot aanmoediging beschonken hem de Staten van Holland in January 1593 met het Opperhoutvesterschap van Holland en Westvriesland (397) . In het laatst van Maart kwam MAURITS met zijn leger van 5000 man voor de stad (398) . versterkt , De stad , zeer goed werd aan alle kanten bezet , aan de waterzijde met eene talrijke rei van schepen. Het leger werd dade- lijk beschanst , ofschoon dit wegens de regens en den waterachtigen grond groote moeite kostte. Waren de wer- ken voor Steenwijk groot geweest , zij werden door die van voor Geertruidenberg overtroffen. De omvang van het leger was zoo groot , dat uit hoofde van de menigte weiden , die er binnen lagen , de boeren er hun vee in zon- den en er zich ook met hunne goederen in bergden , terwijl zij van wege de ongemeen goede krijgstucht geene de minste schade leden of er voor te vreezen hadden , en er alzoo groote overvloed van alle nooddruft was. Men hield het voor het merkwaardigste beleg , dat sedert honderd jaren had plaats gehad , gelijk het ook bij uitnemendheid het Romeinsche beleg genoemd werd. Aan MAURITS genie en onvermoeide werkzaamheid komt er de lof van toe. Van alle zijden dan ook kwam men om het te bezichtigen (399) . Al dadelijk behaalde MAURITS een groot voordeel door de vermeestering op den 5den April van het fort Steelhoven , hetwelk de stad dekte , maar zich , zoo haast hij het opeischte , bij verdrag overgaf. De vijand zat intusschen niet stil , maar verzamelde on der den Graaf VAN MANSVELD een leger van omtrent 12000 BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594 . 137 man (400) en kwam daarmede op het einde van Mei voor de stad , om haar te ontzetten . Dan hij vond MAURITS leger zoo goed verzekerd , dat het hem onmogelijk was er iets met vrucht tegen te ondernemen . Onderwijl was er weder eene sterke tweespalt tusschen MAURITS en HOHENLO , die thands mede in het leger was en over een goed deel het bevel voerde , ontstaan. HOHENLO namelijk had in zijn quartier eene sterke schans tot wering van den tot ontzet aankomenden vijand doen aanleggen . MAURITS echter was van oordeel , dat deze schans te na aan de stad was gelegd , en begeerde , dat HOHENLO er eene nieuwe , wat verder verwijderd , zou aanleggen , ten einde den vijand zoo ver mogelijk van de Opperbevelhebbers stad af te houden . weigerde de Aan dezen last des hooghartige HOHENLO te gehoorzamen , zoodat MAURITS , zijn gezag gebruikende , er zelf de orders toe geven moest. Hierover volgden harde woorden. HOHENLO liet zich uit op eene wijze , hij het volk tot ongehoorzaamheid wilde aanzetten . als of Gij, Capiteins , zeide hij , gij zijt hier geleverd en geslagen ; gij moogt het werk wel laten en mij volgen naar de oude schans. Waartegen weder MAURITS overluid zeide : Ik verklaar u, dat ik den eersten , die aftrekt , dadelijk zal doen ophangen. Men ziet hieruit , hoe weinig deze legerhoofden het met elkander vinden konden , en dat MAURITS wel reden had om HOHENLO liever niet dan al bij zich in het leger te zien. Aan MAURITS orders ten dezen werd dan ook gehoorzaamd , de nieuwe schans volmaakt en tot het einde des belegs toe verdedigd (401) . Den 4den Juny deed MAURITS de stad opeischen , maar kreeg ten antwoord dat , zoo hij met handteekening wilde betuigen , dat er van MANSVELD geen ontzet te wachten was , men zich op de overgaaf wilde beraden . MAURITS , die alle vertrouwen op de sterkte zijns legers had , bood der bezetting aan , om door een of twee afgevaardigden zijn leger te doen bezichtigen , opdat men zelf zou kunnen WAARDIGHEDEN 138 MAURITS oordeelen. Dan de belegerden weigerden verder gesprek , EN zich verlatende op de hulp van MANSVELD , die wel veel vertooning maakte , doch behoudens eenige schermutselingen niets uitrichtte. Eindelijk naderde de dag der vermeestering van de stad . Op den 24sten Juny werd stormenderhand een ravelijn veroverd , waardoor de belegerden zoo ontmoedigd werden , dat zij terstond spraak begeerden . MAURITS stond hun den uittocht toe met pak en zak , doch zonder wapenen en vaandels , ofschoon hij hun bij den uittocht , die den volgenden dag geschiedde , de wapenen zonder de vaandels teruggaf. Alzoo werd alweder MAURITS moed en ijver door den Heere bekroond (402) . MANSVELD mitsdien onverrichter zake moetende aftrekken, toog den 26sten Juny naar Crevecoeur , een fort bij ' s Hertogenbosch , om zoo mogelijk hetzelve te vermeesteren . MAU- · RITS hiervan verwittigd , begaf zich insgelijks met zijn leger derwaarts henen , kwam den 1sten July binnen de schans , deed dezelve versterken , beschoot toen het leger van MANSVELD , hetwelk zich nog niet verschanst had , en noodzaakte dezen af te deinzen en zijn leger te doen uiteen gaan , zonder iets hoegenaamd te hebben uitgericht (403) . Op den 24sten November miste MAURITS een heimelijke aanslag op Brugge (404) . Onverwachts trok hij een leger van 4000 man in Zeeland bijeen , stak daarmede in eenen duisteren nacht over naar Vlaanderen , en toog voort naar Brugge. afgeraden. De Staten van Zeeland hadden hem dezen tocht De stad , zeiden zij , was te groot voor zulk een klein leger , en zou , schoon ingenomen , moeilijk tegen den vijand te behouden zijn , omdat zij te diep in het land lag. Doch MAURITS , in hope op eene heerlijke overwinning , zag een groot voordeel in de verwarring , waarin ʼs vijands zaken door het verlies dier stad zouden geraken , en waardoor de vijand zoo veel te doen zou krijgen , dat alle overige zwarigheden van deze zijde wel zouden zijn te BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. boven te komen. 139 Dus ging hij voort , in gezelschap van Graaf WILLEM , die daartoe mede was overgekomen . Hij had zijne maatregelen zoodanig genomen , dat hij aan den goeden uitslag niet twijfelde : dan onvoorziene omstandigheden deden dien mislukken . Een onverwachte springvloed namelijk had het land op verscheidene plaatsen zoo diep onder gezet , dat men meermalen ten halven lijve door het water moest baden , en de geleider van het leger , anderszins met die streken uitnemend bekend , het spoor geheel bijster geraakte , zoodat , toen de morgenstond aanbrak , men nog twee uren van de stad verwijderd was. Dit oponthoud deed den aanslag ontdekken , en MAURITS met zijn leger onverrichter zake terug keeren . Van de koude en nattigheid , die hij , zoo wel als de minste soldaat , had moeten uitstaan , kreeg hij eene zware ziekte , waarvan hij in February des volgenden jaars nog niet geheel hersteld was (405) . Even zoo misten hem ook in February en Maart 1594 twee heimelijke aanslagen op 's Hertogenbosch en Maastricht. De eerstgenoemde mislukte door de waakzaamheid van den schildwacht , die op de brug der stad geraas vernemende , terstond alarm maakte , zoodat MAURITS besloot af te trekken : de andere , door de kleinmoedigheid van den aan- voerder der troep , die zich van de stad zou meester maken en terstond daarop door MAURITS , die met zijn leger in aantocht was , ondersteund zou worden (406) . Nadat nu de Staten hun leger door eene nieuwe lichting van Duitsche troepen versterkt hadden , en MAURITS aan dezelven in het begin van April eenen veiligen overtocht over den Rhijn bezorgd had , werd besloten om - Coeverden , hetwelk de vijand in November des voorgaanden jaars had beginnen te belegeren , te ontzetten (407) . Het vijandelijk leger onder VERDUGO was over de 8000 man sterk (408) , sterk was. ofschoon de spraak ging , dat het eens zoo MAURITS had dien ten gevolge ook een groot uitgezocht leger verzameld , hetwelk men in alles op 12000 140 MAURITS WAARDIGHEDEN man kon berekenen . EN Terwijl nu HOHENLO in Holland ge- laten werd om van dien kant op den vijand te passen (409) , bracht MAURITS in het laatst van April zijn leger te Zwol bijeen (410) , en begaf hij zich in de eerste dagen van Mei op weg naar Coeverden . In de zekere verwachting , dat VERDUGO hem te gemoet zou trekken om hem slag te leveren , waartoe echter MAURITS niet zeer gezind was , had deze zijn leger in bekwame slagorde doen oprukken , ten einde tegen alle ontmoeting bestand te zijn (411 ) . Dan VERDUGO had geenen moed MAURITS af te wachten : want toen deze den 6den Mei te Ommen gekomen was , trok hij , na zich met zijnen krijgsraad beraden te hebben , den volgenden nacht in stilte af , nadat hij 31 weken lang Coeverden belegerd gehouden had (412) . Nu werd besloten Groningen aan te tasten. De Staten Generaal hadden het aan MAURITS en den krijgsraad overgelaten , of men dit , dan wel iets anders zoude voorne- men (413 ) . MAURITS gebruikte weder vele voorzichtigheid. Er waren er in de Staten van Vriesland , die 't zij ter goeder ' t zij ter kwader trouw rieden , dat mauRITS zonder geschut naar Groningen zou trekken , omdat zijne enkele verschijning genoeg zoude zijn om hem de stad door de muitende burgers in handen te doen stellen . Maar MAURITS , die als een doorzichtig veldheer zijnen vijand niet te gering achtte , verklaarde , dat hij dergelijke redeneringen meer had gehoord , doch daarop niet dacht te bouwen , en dat hij niet van meening was voor zulk eene wel versterkte stad te komen zonder de noodige middelen , om haar met geweld te kunnen dwingen . zoo Al- deed hij zijnen zin en kwam den 22sten Mei voor Groningen (414) . Al spoedig bleek het , dat hij goede voorzichtigheid gebruikt had , daar de stad zich dapper MAURITS had er met groote moeilijkheden verweerde . te kampen , in het bijzonder ook door de traagheid der Vriesche Staten in het leveren der toegezegde benoodigd- BEDRIJVEN GEDURENDE heden. 1588-1594 . 141 Aanzienlijk waren de werken , die hij voor Gro- ningen liet aanleggen , maar waarin hem de zware regens veel hinder toebrachten . De stad werd vervolgens hevig beschoten ; en het was eerst op den 15den July , dat een ravelijn door het springen van aangelegde mijnen , die goede uitwerking deden , stormenderhand werd vermeesterd Groot (415) . was weder , als altijd , de onver- schrokkenheid en ijver van MAURITS en WILLEM LODEWYK . Laatstgemelde was den 10den July , toen hij zich in eene kwalijk gemaakte loopgraaf bevond , bijna getroffen geworden. En twee dagen daarna , toen MAURITS eens over de trancheën wilde heen zien , werd zijn rondas , dat hem gelukkig dekte , zoo geweldig getroffen , dat het hem tegen het hoofd stiet en hij bijna achterover viel . Hier- over schreef een der Gedeputeerden te velde aan OLDENBARNEVELD : >> Het is eene groote waarschuwing voor Z. Exc. dat hij zoo dikwijls en niet zonder groote voorzichtigheid , gelijk ik hem ook gezegd heb , in dergelijke dangereuse plaatsen behoort te gaan : dan hij is zoo voortvarende en groot van courage , dat hij hetzelve kwalijk laten kan , van zelfs alle dag omtrent de stad te wezen .” Ondertusschen verzwakte de moed der belegerden , ziende dat Den van werd zij vergeefs op hulp van buiten wachtende waren . 19den July verzochten wapenen ; zij om verdrag en stilstand hetgeen hun werd toegestaan ; en daarop eindelijk den 24sten de stad op zekere voorwaarden aan MAURITS overgeleverd (416) . Onder die voorwaarden verdienen opmerking het beding , dat Graaf WILLEM LODEWYK als Stadhouder der Provincie krachtens de commissie der Staten Generaal , erkend zou worden , alsmede het beding der uitsluitende oefening der Gereformeerde religie , zoo als zij toen in de Vereenigde Provincien openbaarlijk werd uitgeoefend (417) . Na zulk eene heerlijke overwinning nog zoo vroeg in het jaar , had men mogen verwachten , dat men met de MAURITS WAARDIGHEDEN EN 142 krijgsverrichtingen zou hebben voortgegaan . Dan reeds den dag na de verovering der stad bevalen de Staten Generaal , met grooten weerzin LODEWYK , dat het van MAURITS en WILLEM leger zou worden ontbonden (418) . Hieraan werd voldaan , en MAURITS keerde naar ' s Gravenhage terug. gelijk. Hij Zijn tocht was eenen luistervollen zegetocht nam zijnen weg over Vriesland en de steden Dokkum , bezocht Leeuwaarden , Franeker , Harlingen , overal een of twee dagen blijvende en met groote eere Ook in 't bijzonder en vreugde ontvangen wordende. geschiedde dit in de steden van Holland en te Utrecht : terwijl men onder alle die vreugdebedrijven niet vergat Hem de eere te geven , die in die dagen van vromen Hiervan getuigde godsdienstzin nimmer vergeten werd . ook een alstoen geslagen gedenkpenning , met het opschrift in victoria grati (419) . MAURITS zelf betuigde zijne aan God den Heere verschuldigde dankbaarheid in eenen brief van den 24sten July aan de Staten van Holland , waarin hij hun van de verovering van Groningen kennis gevende , er ten slotte bijvoegde : » Wij zijn van harte verblijd geweest van zoo schoone victorie , en dat des te meer , dat dezelve zoo grootelijks tot der landen welstand en onzer vijanden schande en confusie is strekkende : bedankende God den Heere voor Zijne groote genade , die Hij ons daarmede bewezen heeft (420) .” Onder de redenen , waarom men de krijgsbedrijven staakte , behoorde de belofte , die men den Koning van Frankrijk gedaan had , om hem op zijne eerste aanvrage in de maand Augustus voor den tijd van vier maanden met een aanzienlijk getal krijgsvolk te ondersteunen . Hieraan voldoende , ware men onmachtig geweest met het overschot des legers iets uit te voeren , en daarom vreesde men in dien tusschentijd eenige onderneming van belang aan te vangen , die men misschien om der belofte wille weder Reeds in het midden van Juny zoude moeten staken . BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594. 143 dezes jaars had MAURITS , ofschoon , als te denken is , met weerzin , voorbereidselen . gemaakt om , in geval aan de aanvrage des noodig , Konings terstond te kunnen vol- doen (421) . Toen echter de Koning niets van zich hooren liet en men dacht dat de geheele aanvrage achterwege zoude blijven , werd op MAURITS voorslag in September besloten het leger op nieuw bijeen te trekken en zoo mogelijk de landen van Twente en Zutphen van den vijand te bevrijden (422) . Maar naauwelijks was hiertoe alles in gereedheid gebracht , en MAURITS op het punt van te vertrekken , of de Fransche gezant kwam met zijne vordering voor den dag : den 3den October deed hij daartoe zijn voorstel en wilde dat de onderstandstroepen reeds tegen den 20sten dier maand ter plaatse der bestemming in Frankrijk zijn zouden . Het laat zich begrijpen , dat deze aanvrage thands niet welkom was , vooral niet aan MAURITS , die wel gaarne gezien zal hebben , dat men er niet zoo gereedelijk aan voldede. Doch men begreep de vordering niet te mogen afslaan , en desniettemin ook den voorgenomen tocht in Twente te moeten laten geschieden , voor zoo ver MAURITS en de Raad van State dit laatste dienstig zouden Arnhem vinden (423) . Het volk werd dan te bijeen getrokken : MAURITS zelf en de Raad gin- gen er insgelijks henen , met het oogmerk , zoo het schijnt , om , in de hoop , dat het voldoen aan de vordering nog kon worden uitgesteld , Grol aan te tasten . Dan de Fransche gezant hiervan onderricht zijnde en vreezende dat alzoo de zending van den toegestanen onderstand verijdeld zou worden , begaf zich terstond mede naar Arnhem , en drong zoo hevig aan op de dadelijke uitvoering , dat MAURITS en de Raad toegaven , maar ook tevens , ofschoon tegen den zin der Staten , besloten het overschietende leger , slechts tusschen . de vier en vijfduizend man sterk , op te breken (424) . Al- zoo werd het krijgsvolk naar Frankrijk afgezonden ; en Nederland stond genoegzaam geheel voor den vijand open . 144 MAURITS WAARDIGHEDEN EN BEDRIJVEN. Het bleek vervolgens , hoe goed het geweest ware , indien mẹn , naar MAURITS zin , met de zending van den Franschen onderstand vertoefd hadde. Immers toen het krijgsvolk onder groot en dreigend gevaar van wege den vijand , eindelijk behouden in Frankrijk was aangekomen , was Koning HENDRIK nog geenszins gereed en klaagde hij zelfs , dat de Staten met die toezending te zeer gehaast hadden . te doen , De Koning moest nog eerst beraadslagen , wat en deed derhalve ons volk werkeloos in .ver- schillende plaatsen verdeelen . Alzoo , zegt BOR , verloren de Staten hunne schoone gelegenheid en voordeel , dat zij in Twente en daaromtrent hadden kunnen doen , alleen op hoop , dat de Koning den oorlog in Artois , Henegouwen en elders voeren zou (425) . Inmiddels bezon zich MAURITS om den vijand ook buiten 's lands afbreuk te doen . In het begin van October liet hij daartoe een voorstel doen aan de Staten van Holland en Zeeland ; zijn voornemen was op Peru en Nieuw Spanje: dan de Staten wilden er niet aan (426) . Tot een dergelijk voorstel , van wege MAURITS gedaan in het begin van November , om op zijnen naam en commissie , maar ten kosten van een paar Franschen , die des ver- zocht hadden , den vijand den oorlog aan te doen in het Graafschap van Bourgogne , vond hij ook bij de Staten Generaal geene ondersteuning (427) . Alzoo hebben wij MAURITS leven en bedrijf tot het einde van 1594 nagegaan . Het zal wel buiten eenigen twijfel zijn , dat hij tot dien tijd toe reeds meer dan genoeg blijken gegeven had van zijnen ijver , bekwaamheid en heldenmoed tot handhaving van de vrijheid en welvaart van ons dierbaar Vaderland. AANTEEKENINGEN . (1) Zie over dit huwelijk vele belangrijke bijzonderheden bij GROEN VAN PRINSTERER , Archiv. , Ser. I , Tom. I , 31 , 68 , 252 , en 2e Uitgave , p. 49 , 115 , 257 , 386. Tom III , p. 369 , 394 enz . , Tom. V, p. 195 , 226 enz . (2) Verkeerdelijk schrijft VAN CAPPELLE , Fil. Will. , bl . 166 , dat MAURITS op den 14den September geboren is. Deze was juist twintig jaren vroeger de geboortedag van zijnen grooten tegenstander OLDENBARNEVELD. Zie ' t Leven en Sterven van OLDENBARNEVELD , bl . 3. De andere zoon van Prins WILLEM , ook MAURITS genaamd , was geboren te Breda op den 18den December 1564 , maar heeft waarschijnlijk niet lang geleefd : en wordt door STRADA , I , 179 , met onzen MAURITS verward . GROEN VAN PRINSTERER , Arch. I , 212 , 2e Uitgave , p . 340 . Was de eerste op Roomsche wijze gedoopt geworden , er is geen twijfel aan , of de tweede zal den doop wel op Protestantsche wijze ontvangen hebben. GROEN VAN PRINSTERER , Arch. , III , 156. Van de geboortedagen der drie zusters vind ik weinig met zekerheid gemeld. De eerste was geboren omstreeks het begin van November 1562 , maar is spoedig gestorven . GROEN VAN PRINSTERER , Arch. , I , 83 , 2e Uitg. p. 139 , 341 . Wel schrijft BEAUFORT , Leven van WILLEM I , I , 277 , dat EMILIA , naderhand getrouwd met Don EMANUEL van Portugal , geboren is in 1562 : dan daar hare zuster ANNA , naderhand getrouwd met Graaf WILLEM LODEWYK van Nassau , in alle opgaven eerder dan de andere genoemd wordt , en in October 1576 voorkomt als van meer dan kindschen ouderdom , (zie GROEN VAN PRINSTERER , Arch . , V , 430 ) , zoo schijnt 10 I 146 AANTEEKENINGEN 2-4. de opgave van BEAUFORT onjuist te zijn. In eenen brief van ST. ALDEGONDE van Mei 1575 , wordt onze MAURITS Augustus genoemd ; en GROEN VAN PRINSTERER , Arch. , V, 197 , gist daarom , dat hij als achterneef van den Keurvorst van Saxen , AUGUSTUS , ook den naam van dezen zal gedragen hebben. Doch hiervan hebben wij elders geene sporen aangetroffen. (3) Over Graaf WILLEM leest men het volgende bij VAN HEUSDE , Vit. Guil. Lud. Nass . , p. 182 : » Sed egregiam ejus ingenii bonitatem in amore vere fraterno , quo MAURITIUM patruelem prosequi solebat , conspiciamus . De quo an fide digna historicorum testimonia sint , propter consensum cuncE Schola Heidelbergensi protorum dubitatio nulla est. fectus uterque , in Arausionensis castra pervenerant , ibique mutua juncti amicitia , disciplina tali erant usi , qualis futuros belli duces rerumque civilium moderatores unice deceret. In quo credibile est , haud parum in excolendo MAURITIO , utpote natu majorem , operæ GUILIELMUM posuisse , certe id cupienti haud defuisse. Deinde vero ad Reipublicæ gubernacula accedentes ambo , nec disciplinæ vim , neque amicitiæ studia amiserunt : quo praeter voluntatem naturalem illa quoque opinio valuit in ancipite patriæ fortuna alterius auxilio monitisque supersedere alterum nequaquam posse. Singularis ergo concordia in omni re , quam communi suscipiebant consilio , tanta fuit , ut adversarii , inepte eam libertati obfuturam existimantes , omni opera ad dissidendum incitare eos moliti sint. In plurimis belli expeditionibus , quibus conjunctim interfuerunt , nulla unquam exstitit aemulationis aut discordiæ species , ut idem velle , idem sentire , idem ad patriæ gloriam et utilitatem conferre eos appareret. MAURITIUS si quid imprudentius committeret , unde quæ essent nascitura mala , non perspecta haberet , GUILIELMUS aderat His vero amice dissentiens benivoleque meliora docens . GUILIELMI studiis plerumque MAURITIUS obsecundavit , nunquam fastidivit consilia , ac nisi menti suæ prorsus repugnarent , non rejecit." (4) Over het aanzoek der Staten aangaande MAURITS , over zijne zending en verblijf naar Heidelberg , zijn groot verstand en goed gedrag , zijne ziekte en zijne opvoeding te Breda , AANTEEKENINGEN 4-9. 147 zie GROEN VAN PRINSTERER , Arch. , Tom. V , p. 87 , 258 , 310 , 336 , 345 , 430 , 625 , Tom. VI , p. 15 , 81 , 89 , 94 , 100 , 173 , 183 , 330 , VII , p. 159. (5) Zie VAN METEREN , 11 B. , f. 192. BOR , 17 B. , f. 16 . HOOFT , 19 B. , bl . 814. (6) Zoo verhaalt het de Graaf van Hohenlo , bij BOR 23 B. , f. 84ª. (7) Zie IDSINGA , I , 135 . (8) Reeds in Maart 1578 schijnt hiertoe bij Prins WILLEM een vast beraamd plan bestaan te hebben , hetwelk echter in duigen sprong. p. 330. Zie GROEN VAN PRINSTERER , Arch. , Tom. VI , (9) Zie Res. Holl. 22 Juny , 15 , 18 July 1582. In het besluit van den 18den July vindt men MAURITS steeds Hertog genoemd , denkelijk door eene feil des afschrijvers , terwijl de drukker dit op eigen gezag niet durvende verbeteren , In echter op den kant het woord Grave heeft doen drukken. de kennisgeving van den 15den July noemt de Prins zijnen zoon Graaf van Vianden. Over dit Graafschap , in Luxemburg gelegen en aan Prins WILLEM toebehoorende , vindt men eene belangrijke verhandeling van W. J. C. VAN HASSELT , in den Gids van 1840 , nº. 1 , bl . 14. Eene acte van het bovengemelde besluit der Staten , evenwel zonder dagteekening en onderschrift , leest men in Res. Holl. 29 November 1582 , luidende : ! » Alzoo de Staten des lands van Holland om zekere con>> sideratien , Z. Pr . Exc. hadden doen voorhouden en >> verzoeken Grave MAURITIUM van Nassau , Z. Exc. zoon , >> in Holland gezonden te mogen worden in de Universiteit tot » Leiden , niet alleen om tot een eere en ornament van deselve >> Universiteit aldaar naar de gelegenheid van zijne jaren en >> staat in studiis geoefend , maar ook om aldaar opgetrokken >> te worden , ten einde hij daardoor kennisse metter tijd van » de gesteltenis van dezelve landen , luiden , en ingezetenen >> ' aldaar krijgende , met beter affectie en middel tot bevorde>> ring en handhouding der zaken van dezelve landen in toe» komende tijden en te zijner bekwaamheid , die in korte >> jaren voorhanden en apparent was , tot Z. Exc. welgevallen .10* 148 AANTEEKENINGEN 9-10 . >> en behagen , hem zoude mogen gebruiken en daarin volgen >> de voetstappen van zijnen heer en vader ; hebbende de voorn. >> Staten daarbenevens Z. Exc. doen aanbieden zekeren libera>> len onderstand in zijn tractement : en dat Z. Pr. Exc. in der >> voorz . Staten verzoek geconsenteerd hebbende , de staat van >> het onderhoud van den bovengen. Heere Grave bevonden is >> te monteren tot meer dan twaalf of dertien duizend ponden » van 40 gr. het pond , des jaars : Zoo is het , dat de voorn . >> Staten besloten , bewilligd en beloofd hebben , als zij ook >> doen bij dezen , uit liberaliteit tot het voorz. onderhoud te >> fourneren en te verstrekken voor het eerste en voor één jaar » de som van f 7000 gelijke ponden . " Enz. De acte zegt verder , dat die som betaald moest worden in handen van ' s Graven MAURITS Hofmeester den Heer VAN SONSVELT. Op den 22sten July 1583 werd op ' s Prinsen verzoek deze onderstand nog voor een jaar verlengd. (10) Dezen brief levert ons SIEGENBEEK , Gesch. d. Leids . Hooges . , II , 315. S. P. >> Filium meum MAURICIUM , Viri clarissimi ac doctissimi , » Leidam mitto , ut istic majores in bonis literis faciat pro>> gressus , et moribus ad me aliquando , ita Deo bene vo>> lente , redeat ornatior. Quoniam autem vestro partim exemplo » et partim cura diligentiaque vestra illud me consequi posse >> spero , omittere non potui , quin meis ad vos literis illum >> commendarem , a vobisque peterem , ut quantum ad eum >> bene informandum cum bonis literis tum praeclaris moribus >> conferre potestis , tantum velitis impendere , quo íis rebus >> vestra opera instructus , quae sunt necessariae , aliquando reipublicae universae inservire possit magno totiùs reipu>> blicae , praesertim Hollandiae bono et cum aliqua nominis >> dignitate. Etsi autem non ignorabam , quantum in me >> meosque sitis propensi , mei tamen esse officii putavi id a >> vobis efflagitare , quod eratis mihi ultro concessuri . Quod » vero ex me saepius audivistis , id vobis persuasum esse >> cupio , Academiam vosque ipsos mihi esse commendatissi>> mos ; atque id quidem vel ex eo intelligere potestis , quod » istuc hisce de causis filium meum miserim. A Deo peto , AANTEEKENINGEN 10-15. 149 >> Viri clarissimi ac doctissimi , ut vobis universaeque Acade>> miae velit benedicere. Valete. XV Julii. Vlissingae Aº. 1582 . Vobis amicitia singulari addictus (Sign . ) GUILIELMUS a Nassau ." >> Inscriptio erat . Clariss. et Doctissimis Viris Rectori ac caeteris Academiae Leydensis Professoribus." (11) Zie SIEGENBEEK , a . w. 1 , 43. COLLOT D'ESCURY , Holl. Roem , D. V , St. I , bl . 48. AITZEMA, I , 443a. (12) Dus meent en schrijft VAN DER VYNCKT , Troubl. d. P. Bas , III , 25. Res. Holl . 11 Aug. 1583 . WAG . , VIII , 6. (14) Res: Holl . 27 Dec. 1584 , 19 Jan. 1585. In dit besluit der Staten leest men verder , dat de Hofmeester van Z. Gen. zeer ernstelijk zal worden vermaand , den staat van Z. Gen. in alzulke orde te stellen en doen onderhouden , dat dezelve in het jaar het toegevoegde tractement niet exce(13) dere , alzoo de Staten niet verstaan in eenig vorder achterwezen van dien gehouden te wezen , en dat de eere en reputatie van Z. Gen. daaraan is gelegen . Op den 23sten October 1584 verstonden de Staten , dat de rekening van de hofhouding van MAURITS binnen Leiden , in de Duitsche taal zou worden overgezet , om alzoo gehoord en gesloten te worden. (15) Den brief van MAURITS levert ons SIEGENBEEK , a . w . II , 316. >> MAURICIUS Comes Nassoviae , Catmelibocorum , Viandae etc. " >> Gratius equidem aut acceptius , Viri Amplissimi , nihil >> mihi accidere potuisset , quam , rebus meis hic quomodo>> cunque compositis , ilico Lugdunum ad almae Academiae >> Vestrae , tamquam ad matris dulcissimae gremium potuisse >> reverti , et tam ei quam vobis ob accepta benivolentiae >> officia debitas gratias agere. Postea vero quam Amplissimis >> patriae nostrae Ordinibus visum est me hic remorari , quo >> facilius ac promtius illis in praesenti onere , quod pro >> aris et focis susceperunt , mea quantulacunque opera adesse >> possim , ideoque facultas explendi tam justi desiderii mihi 150 AANTEEKENINGEN 15-16. >> sit ademta , facere non potui , quin A. V, candidum ani» mum meum erga vos et almam vestram Academiam hisce >> saltem literis , dum aliter non licet , affirmarem. >> sentia yestra in me beneficia. Scio prae- Expertus sum in dies sin- >> gularem benevolentiam , assiduum studium et amorem in >> me vestrum. Etsi vero et facultates et fortunae meae eo » in loco sint , ut aequam vobis talionem reddere nequeam , » persuasum tamen habeatis volo , memoriam eorum omnium » mihi , quoad spiritum duxero , fore gratissimam , meque et » opera et studio meo , licet tenui , numquam vobis defutu>> rum. Valete , Viri Amplissimi , meque solito posthac amore >> semper complexum tenete. Delphis 19 Septembris anno 1584. A. V. deditissimus (Sign. ) MAURICIUS Comes a Nassau." » Superscriptio erat. Amplissimis ac Doctissimis Viris Domino Rectori et caeteris Almae Lugdunensis Academiae Professoribus apud Batavos ." Terecht roemt COLLOT D'ESCURY , Holl. Roem , D. VI , St. 1. bl. 49 , het goed Latijn zoo van dezen brief als van dien van WILLEM I , boven in Aant. 10 aangehaald : doch wij zouden aarzelen , om op dien grond alleen tot de kunde dier beide Vorsten in het schrijven der Latijnsche taal te besluiten. Hiertoe mogen wij meerdere proeven verlangen , of althands de genoegzame zekerheid wenschen te hebben , dat die brieven , zoo als zij daar liggen , uit het hoofd en de pen der Vorstelijke schrijvers zelve gevloeid zijn. Het antwoord op den brief van MAURITS vinden wij niet opgegeven. (16 ) SIEGENBEEK , a. w. I , 46. Res. St. Gen. 11 July 1584. Een dezer brieven , geschreven aan de Overheden der stad Gend , leest men bij DE JONGE, Verh. en Onuitg. Stukken , II , 102 . >> Edele , erentfeste , zeer lieve en bijzondere , Ik twijfel » niet , of gij zult hebben verstaan den dood van mijn > » Heer Vader , en daarvan groote bedroefenis zult hebben >> ontfaan , alzoo ik ook tot veel meerder occasie ben doende AANTEEKENINGEN » bij mij zelven. 151 16-19. Maar alzoo de leste woorden van Z. Exe. » waren , Mijn God, ontferm U mijner ziele ! Mijn God , ontferm Uwer gemeente (1 ); ik verhope ook , dat de barmhartige » God zal verhoord hebben zijn gebed , en dat Hij deze landen >> zal nemen onder Zijne heilige beschermenis en hoede. Maar >> alzoo een iegelijk moet van zijnent wege hem daartoe em>> ployeren , zoo bid ik u in uwen last , dien gij hebt , u te >> employeren en te helpen mijne Heeren Generale Staten , om >> dezelve landen te conserveren . Ik schrijf u deze jegenwoor» dige bij hunnen advieze , verhopende u korts nader te ver>> wittigen van de orde , die gesteld zal wezen zoo op de zaak » van Frankrijk , als van den leger en andere zaken concen» nerende den dienst van den lande , u verzekerende , dat de >> voorz . Heeren Staten Generaal en ik zijn meer dan ooit >> gedelibereerd en geresolveerd te volvoeren onze regtvaardige >> querele tegens de tyrannie van de Spanjaarden en hare >> adhaerenten tot behoudenis onzer religie. Hiermede - blijft >> den almogenden Heere bevolen. Uit Delft den 12den >> July 1584. (17) Uw goede Vriend , MAURICE de Nassau." BOR , 19 B. , f. 1-3 . Bepalingen over MAURITS trac→ tement en hofhouding leest men in Res. Holl . 4 , 8 , 23 Aug. 1 , 27 Sept. 1584. (18) Dit recht wordt krachtig verdedigd door D. VAN HOGENDORP , Diss. Inaug. de Gulielm . I. (L. B. 1822), p. 240. (19) In zijn verhoor op den 24sten November 1618 , art. 183 , verklaarde OLDENBARNEVELD , dat in den jare 1584 , na het bedroefelijk ombrengen van den Heere Prinse van Oranje , h. 1. m. , hij de Heeren Vroedschappen van Rotterdam beweegd en gedisponeerd had , om in spijt van den Spanjaard de handeling met Z. Pr . Exc. jegenwoordig (MAU(1) De woorden van den Prins , in het Fransch uitgesproken , vindt men eenigzins verschillend opgegeven. In een brief van de Staten Gen. aan de Stad Gend , bij DE JONGE , t. a. p. bl . 100 , luiden zij : Mon Dieu , ayez pitié de mon ame ! Mon Dieu , ayez pitié de ce pauvre peuple. Even zoo luiden zij in Res. St. Gen. 10 July 1584 , ook te vinden bij BOR , Auth. St. , II , 58c. Maar in eenen brief der Staten Gen. aan Koningin ELISABETH van 11 July lezen wij : Mon Dieu , mon Dieu , ayez pitié de moi et du pauvre peuple. 152 AANTEEKENINGEN 19-21 . RITS) te voltrekken , en dat hij meende daartoe resolutie en procuratie bij geschrifte en onder stads zegel gehad te hebben. (20) Reeds kort hierna vinden wij MAURITS en den Raad genoemd als gecommitteerd tot het Gouvernement van alle ' de Vereenigde Provincien . Zie Res. Holl. 12 September 25 , 31 October 1584. En in het eedsformulier vastgesteld op den 1sten December 1584 vinden wij onder de overige Provincien ook Gelderland en Overijssel genoemd ; terwijl reeds op den 15den October te voren de Raad aan die van Gelderland een bevel had toegezonden om PETRUS DATHENUS te vatten. + KLUIT , II , 8. Dan beide die Provincien hadden zich nog niet aan den Raad onderworpen. In het Depechenboek Stat. Gen. 1585 vindt men een vertoog van den Raad aan de Staten Generaal van den 9den April 1585 , waarbij deze vermaand worden te arbeiden , dat Gelderland en Overijssel zich mede begeven onder de regering. Op den kant leest men deze appostil der Staten Generaal : >>> Die van Overijssel zullen hiertoe verzocht worden , Gelderland hen hebben gesubmitteerd." (21 ) alzoo die van Men leest de instructie van dezen Raad , wat haren voornamen inhoud betreft , bij BOR , 19 B. , f. 5—7 , en in haar geheel in Res. Holl. 30 Augustus 1584 , Boek , V, 28. VAN SLINGELANDT , Gr. Plac. Staatk. Geschr. , I , 268. Verkeerdelijk schrijft VAN DER VYNCKT , II , 106 , dat men den jongen MAURITS hiermede alle de gouvernementen en waardigheden zijns vaders heeft opgedragen . Te recht zegt VAN SLINGELANDT , t. a. p. bl . 232 , dat deze instructie aan MAURITS , buiten den titel , geen het minste voorrecht of eenige macht gaf boven de andere Raden , zelfs niet omtrent het presideren of iets dergelijks , en niet één punt of artikel behelst , dat tot zijne executie een Eminent Hoofd vereischt of onderstelt. Niet onjuist wordt dan ook door BROES , F. van Marnix , II , 2 , 164 aangemerkt , dat bij WILLEM'S dood de Staten-aristocratie zich haastede om de opene plaats voor zich in te nemen , en MAURITS , den veelbelovenden , al zeventienjarigen jongman , daarvan te verwijderen , en zulks door zijne verheffing zelve , hem zulken AANTEEKENINGEN 21-23 . 153 rang opdragende , als , bij luister van eer , aan iedere zijde naauwst mogelijk beperkt was. Het is dus zeer te betwijfelen , of STYL , Opk. en bloei , bl. 204 wel reden heeft , om deze aanstelling van eenen Raad van State te prijzen , haar noemende het beste dat men alstoen beraamde , en dat daarmede de zaak van den rechten kant begonnen werd . Het gevolg heeft wel getoond , dat deze Raad met den besten wil ter wereld niet veel goeds vermocht. Dat MAURITS zelf van den Raad afhankelijk was , schijnt ook te volgen uit Res . Raad. v. St. 16 Maart 1585 , waar men leest : >> Op ' t verzoek van Z. Gen. Graaf MAURITS etc. door den Secretaris MILANDER , is den voorz. Secretaris MILANDER ter antwoorde gegeven , dat Z. Gen. nog voor een dag twee of drie om naar de vloot te varen , zoude gelieven te vertoeven , nadien de Luitenant Admiraal MAR- TEN DROOGE , de Admiraal van Zierikzee en JOOS DE MOOR om herwaarts te komen , beschreven zijn , alzoo de reis van Z. Gen. naar de vloot na eenigen tijd meer profijts zal kunnen doen." (22) Op den 22sten Augustus werd er eene Commissie uit de Staten Generaal benoemd om aan MAURITS de aanbieding te doen. Deze Commissie berichtte op den 25sten Au- gustus , dat zij zulks gedaan had en dat MAURITS verzocht had drie dagen van beraad om te onderzoeken , wat last hij aanvaarden zou . Op den 29sten Augustus berichtte zij , dat MAURITS den staat van Eersten Raad in de Regering had aangenomen en de Staten bedankte voor de bewezene eere . Zie Res. St. Gen. (23) KLUIT , Hist. d. Holl. St. , II . 7 en BILDERDYK , Gesch. , VII , 88 willen , dat MAURITS de eene tegen de andere betrekking gewogen heeft en dienvolgens van zijn uitzicht op de Graaflijkheid heeft afgezien : doch dit laatste behoeven om MAURITS eer te handhaven , niet toe te geven. wij , KLUIT beroept zich ten dezen op het oordeel van VAN WYN , Nalez. op Wag. , I , 331 : dan deze spreekt niet van den tegenwoordigen tijd , maar van het plan , dat er tijdens den handel over het Twaalfjarig Bestand bestond , om MAURITS aan het hoofd van eenen nieuwen Regeringsvorm te plaat- AANTEEKENINGEN 154 sen. 23. Wel moge BILDERDYK aanmerken , dat het in den toenmaligen stand der zaken in ' t geheel geene begeerlijke zaak was Graaf van Holland te zijn , of eigentlijker gezegd , daar den naam van te dragen : maar voor eenen fieren jeugdigen Vorst was zulks misschien begeerlijker , dan de niets beteekenende waardigheid , welke hij nu ontving. Daarenboven de keuze tusschen het een en het ander is hem niet gelaten ; en dus door de eene betrekking , die slechts provisioneel was , aan te nemen , behoefde hij de andere , welke definitief zou geweest zijn , niet uit het oog te verliezen , gelijk het ook niet blijkt , dat hij dit gedaan heeft. Volgens WISELIUS , Staatk. Verl. , bl . 257 zouden de Staten hun besluit tot MAURITS verheffing , op het voorstel van dezen of genen warmen vriend van het Huis van Nassau , zonder nadenken en bij overijling genomen hebben , en zou het denzulken , die MAURITS kenden , gelijk hij was , en die doorzichts genoeg bezaten om den wezentlijken staat der zaken te doorgronden , niet moeilijk hebben gevallen vooruit te berekenen , dat deze jonge Vorst , niettegenstaande zijn zeer beperkt gezag in den aanvang , en al legde hij ook slechts middelmatige verdiensten aan den dag , eenmaal voor de vrijheid der Staten gevaarlijk zou worden. ling ! Belachlijk voorwaar is deze eigendunkelijke voorstelEven als of men MAURITS geheel had behooren ter zijde te zetten , of dat men hem naar zijnen stand eene betrekking had kunnen opdragen , die minder beteekende ! Indien WISELIUS bedacht had , dat het vermoedelijk OLDENBARNEVELD is geweest , die de verheffing van MAURITS heeft helpen doordrijven , zou hij wel denkelijk zijne aanmerking Daarentegen schrijft BROES , F. van hebben teruggehouden . Marnix, II , 2 , 239 de schuld , dat MAURITS alstoen de Graaflijkheid van Holland niet verkregen heeft , toe aan de pleegvaderlijke gezindheid van OLDENBARNEVELD omtrent MAU-RITS. Doch men verwarre OLDENBARNEVELD den Pensionaris van Rotterdam niet met OLDENBARNEVELD den Advocaat van Holland. Dat OLDENBARNEVELD in zijne eerstgenoemde be- nog op de laatste geene rekening maken kon , bij zijnen opentlijk betoonden ijver voor de trekking , en toen hij AANTEEKENINGEN verheffing van Vader 23-24. 155 WILLEM's zoon , slechts halfgunstige bedoelingen gehad heeft , behoeft men niet aan te nemen. 1 Mij komt het voor , dat hij alstoen voor den jongen MAURITS alles heeft gedaan wat in zijn vermogen was , en dat hij het niet verder heeft kunnen brengen. (24) Hollands genegenheid voor MAURITS blijkt duidelijk uit het voorstel der Staten van Braband aan die van Holland , op den 8sten September 1584 , strekkende om den Koning van Frankrijk tot Souverein aan te nemen . Daarin leest 1 men : » Wij willen niet ontkennen , maar bekennen zeer gaarne en vrijmoedig de groote weldaden , die alle de Nederlanden en bijzonder Holland en Zeeland , van Z. Vorst. Gen. h. m. hebben ontvangen , en dat zijne kinderen daarover gerecompenseerd en vergolden behooren te worden , en willen overzulks wel rondelijk verklaren , dat , zoo verre in de macht van den Huize van Nassau ware deze landen te beschermen , en dat de Grave MAURITIUS en de Prinsen en Prinsessen , kinderen van Z. V. Gen. daarmede zouden kunnen worden gebeneficeerd , niet alleen gaarne zouden zien , dat zij waren in vredelijke possessie van den lande van Holland en Zeeland , maar dat zij ook hadden de heerschappij van de andere landen , daaraan zij ook naar al hun vermogen de hand zouden mogen houden. Maar nademaal Z. V. Gen. in zijn leven ' t beleid hebbende van 's lands zaken en wezende de landen in anderen staat dan zij nu zijn , daaraf zijn oordeel heeft gegeven , die pretenderen zoude het Huis van Nassau , en Z. V. Gen. achtergelaten kinderen Prinsen en Prinsessen te verheffen , te recompenseren en groot te maken , zoude in effecte doen tegen den wil en meening van Z. V. Gen. ( 1). En desniettemin zoo zal altijd zijn in de macht van den Koning van Frankrijk het Huis van Nassau en de weduwe en kinderen van Z. V. Gen. zulks met eenig Hertogdom of Graafschap te voorzien , dat zij zullen hebben meer redenen van satisfactie , dan te behouden eene onzekere hoop van de landen tegen den Koning (1) Dit schijnt te strijden tegen het verhaal van den Graaf van Hohenlo Zie bov. Aant. 6. 156 AANTEEKENINGEN 24-25 . van Spanje te beschermen zonder de hulp van Frånkrijk : en dat erger is , mits retracterende hetgeen alreeds met de Maj. van Frankrijk is begost te handelen , hebbende Z. Maj . ook voor vijand en met den Koning van Spanje gevoegd : en maintenerende de Nederlanden , zullen dezelve altijd middel genoeg hebben niet alleen om heerlijke recompense te doen in landen en luiden , ook in gereeden gelde , daarin die van Braband met allen mogelijken ijver zich zullen mede employeren ." Zie ook BOR , 19 B , f. 15 , die zegt , dat Holland met het handelen met Frankrijk draalde wegens de handeling met Prins WILLEM aangegaan. De Stad Gouda was zoo wel tegen de verheffing van MAU- RITS als tegen de erkenning van Frankrijk , en wilde liever met Engeland gehandeld hebben , en zulks loutere bescherming , niet op de souverainiteit. nog wel op Res. Holl. 6 October 1584 , 1 en 11 Mei 1585 . (25) Dezen brief leest men bij BOR , 19 B , f. 28 : De eere en menigvuldige vriendschappen , >> Mijne Heeren ! >> die ons sedert de beklaaglijke aflijvigheid van onzen heer >> en vader h. 1. g. bij UE. met alle goedhartigheid bewezen » en metterdaad in verscheidene voorvallende zaken , zoowel >> onzen persoon als den geheelen sterfhuize van den hoogged . >> onzen heer en vader aangaande , is betoond , heeft niet alleenlijk ons , maar ook allen anderen menschen , wie dat zij zijn , klaarlijk doen blijken , hoe groot leedwezen , be>> droefdheid en hartzeer deze jammerlijke dood UE . heeft >> veroorzaakt , overmits de zonderlinge en oprechte liefde , >> die UE. den hoogged . onzen heer en vader in zijn leven >> hebt gedragen , zonder dat alzulke zware ongemak en ver>> driet , ons en onzen Huize overgekomen , denzelven UE. >> goeden wille en genegenheid heeft verflaauwd of eenigzins >> veranderd. Des wij niet nalaten willen UE. wel hartelijk >> en ten hoogste te bedanken , hopende dat ons God almach» tig die genade zal geven al hetzelve in toekomende tijden » tegens UE. dankbaarlijk te mogen verschulden , en dat ons >> eenig voornemen en alle onze actien alleenlijk aangelegd >> zullen worden eerst tot verbreiding en grootmaking Zijns >> heiligen Goddelijken Naams , en daarņa tot nut , oorbaar en AANTEEKENINGEN 25. 157 » welvaren van dezen lande , en inzonderheid van UE. , ons * >> insgelijks vastelijk vertrouwende , dat gijl . alzulke weder >> oprechte en getrouwe goedhartigheid aan ons en de onzen >> zult continueren. >> En hoewel wij geheel onnoodig achten eenig verzoek of >> aanmaning daarom aan UE . te doen , wel wetende , met >> wat ijver en zonderlinge zorgvuldigheid al hetgeen ons en >> den onzen aangaat , bij UE . wordt behartigd , ons daarbij >> genoeg verzekerende , dat bij dezelve UE . in alle occurrentien » en voorvallende zaken op al hetgeen ons en onzen geheelen >> Huize van Nassau eenigzins zal mogen raken , voorders ook >> alle goede inzicht zal worden genomen ; verstaan hebbende >> nochtans deze treffelijke en aanzienlijke en solemnele ver>> gadering van de Staten ' s Lands en Graaflijkheids van Hol» land jegenwoordelijk alhier te geschieden om te resolveren >> op hetgeen UE . onlangs bij den Heere VAN PRUNEAUX >> uit den naam en van wege de Kon . Maj . van Frankrijk >> is voorgedragen , en wel wetende , dat bij UE. daarop met >> alzulken ernst , als de gewichtigheid der zaken is vereischen» de , gelet zijnde , zulks daarin bij dezelve UE. door hare >> voorzienige wijsheid zal worden geresolveerd , als tot den >> meesten dienst en welvaren van den lande zal behooren : >> zoo hebben wij Ul. Mijne Heeren ! desniettemin hiermede >> wel willen indachtig maken van de handeling tusschen Ul. >> en die van Zeeland over eenige jaren met den hooggem. >> onzen heer en vader uit Ul. eigen wille en beweeglijkheid >> aangegaan , hebbende eerstelijk Z. V. Gen. h. 1. g. in han>> den gegeven zekere acte in dato den 29sten Maart des jaars » 1580 , bij dewelke UE. uitdrukkelijk verklaren Z. V. Gen. >> de eere te doen van dezelve aan te nemen voor Ul. Graaf >> en Heer en dat op zulke conditien , als zouden mogen ge>> tracteerd worden bij degenen , die bij Z. V. Gen. en UE. >> daartoe zouden specialijk worden gecommitteerd (1 ) . En al >> is het bij alzoo , dat door de ongelegenheid des tijds en >> eenige andere oorzaken UE. niet onbekend , deze handeling >> tot de volkomene gewenschte inauguratie niet is volbracht ge- (1) Zie hierover GROEN VAN PRINSTERER , Archiv. , Tom. VII , pag. 308. AANTEEKENINGEN 158 25. » weest , zoo is nochtans sedert den bovengenoemden jare 80 >> zoo ver daarin gehandeld , dat na verscheidene communi>> catien , ook nadien bij UE . eigene brieven Ul. resolutie in >> deze zake aan alle de Geuniëerde Provincien is verwittigd ge>> weest , UE. in December 11. met de geheele vergadering der >> Staten van Holland hebben Z. V. Gen. h. l . g. gepresenteerd » de brieven van acceptatie , die UE. van den persoon van » Z. V. Gen. gedaan hadden , gedateerd den 26sten Maart >> anno 1583 , behoorlijk bezegeld met de zegelen van de » Ridderschap , Edelen en van alle de Steden van dezen lande » van Holland , hebbende daarenboven Z. V. Gen. nog gepre» senteerd de artikelen , bij Ul. gemaakt , gesteld en gearres» teerd , dewelke hebben bevestigd en geteekend geweest bij >> de Magistraten en Vroedschappen van alle de Steden , uit» >> genomen twee of drie , in der voege , dat , indien het God >> almachtig beliefd hadde Z. V. Gen. alsnog bij den leven te >> laten , gijl. (zoo als wij wel zijn verzekerd) gantschelijk >> waart geresolveerd eerstdaags zonder langer uitstel de zaak » te voltrekken en tot de bovengenoemde inauguratie te >> procederen. » Al hetwelk , Mijne Heeren ! wij UE. wel hebben willen >> voorhouden , niet om te beletten en te verhinderen alzulke >> resolutien als gijl. tegenwoordelijk tot vordering en wel » varen van den lande en om hetzelve uit dezen hoogdrin» genden nood met Godes hulp te brengen , voorhanden hebt ; >>> of ook dat wij daarbij zouden achten , dat de groote , >> menigvuldige , merkelijke diensten met allen mogelijken ijver , » zorgvuldigheid en trouwhartigheid bij den hooggem. onzen >> heer en vader zonder aanschouw van eenigen arbeid , kos>> ten , moeiten , dangier of perikelen den lande bewezen , >> bij iemand in vergeten zouden mogen worden gesteld ; » maar alleenlijk om UE. vriendelijk te verzoeken , dat de>> zelve continueren hare trouwhartige genegenheid en goede >> affectie tot ons en onzen Huize in de tegenwoordige re>> solutie op de handeling met den Koning en de Kroon van » Frankrijk, al hetgeen voorzeid is , nader overleggen en >> hetzelve ook Z. Maj . laten voorhouden , ten einde op alles >> alzulke regard worde genomen , als Z. Maj . en UE. naar AANTEEKENINGEN 25-26. 159 >> alle ' rede en billijkheid zullen bevinden te behooren , en >> dat wij en de onzen metterdaad worden ontlast van de >> groote zware lasten en schulden , in dewelke , zoo als UE. >> en allen anderen genoeg is bekend , onze heer en vader >> is gevallen door de excessive kosten , bij Z. V. Gen. ge>> had en gesupporteerd tot dienst van deze landen , en om >> dezelve uit de tyrannij , in dewelke dezelve alreede waren >> gesteld , te eximeren en met Gods hulp eeuwelijk daarvan >> te bevrijden ; en dat wij en de onzen voorts in al het>> geen bij UE. zelven billijk en behoorlijk bevonden zal >> worden , eenigzins mogen genieten de vruchten van den >> zwaren arbeid en moeiten van den hooggem. onzen heer >> en vader , en daarbij des te meer metterdaad speuren , >> dat Z. V. Gen. getrouwe diensten UE. aangenaam zijn >> geweest. >> Van onzent wege hoewel wij overmits onze jonkheid en >> onervarenheid alsnog ons niet gequalificeerd of bekwaam >> genoeg vinden noch kennen , om UE. en den lande alzulken >> dienst te kunnen of te mogen doen , als de tegenwoordige >>> gesteltenis van de zaken deszelfs wel is vereischende , zoo >> willen wij nochtans vastelijk hopen , dat God de Heere ons >> die gratie en genade zal geven in al hetgeen ons bij Ul. >> zal worden betrouwd en bevolen , zulks ons te kwijten , >> dat UE. alle goed genoegen daarover zult hebben , willende >> ons diensvolgens tot alle tijden zeer willig en bereid hou» den , om naar de mate der gaven en middelen , die de al>> mogende Heere believen zal ons te verleenen , UE . en den >> lande allen goeden getrouwen dienst te bewijzen , en met >> UE. tot conservatie van de waarachtige Christelijke Re>> ligie , beschermenis en verzekerdheid van den lande en van >> alle de vrome inwoneren deszelfs ons tot het uiterste vrij→ » moedelijk altijd te gebruiken. Gedaan tot Delft op den » 24sten dag Septembris des jaars 1584. MAURITS Graaf van Nassau." (26) WAGENAAR , VIII , 39 doet het voorkomen , als of in dat vertoog uitdrukkelijk te lezen stond , dat men den handel met Frankrijk niet te haastig behoorde door te drijven. Met dit al willen wij gaarne erkennen , dat dit de strek- 160 AANTEEKENINGEN 26-27. -king van het vertoog was , en MAURITS daarbij niet ondui→ delijk begeerd heeft , dat men het Graafschap van Holland niet aan Frankrijk zou afstaan , maar voor hem behouden. Doch ook alzoo verdient het geenszins de allerhatelijkste en smadelijke voorstelling van WISELIUS , Staatk. Verl. , bl. 274, schrijvende , dat de vurige en eerzuchtige MAURITS › niet voldaan was met de betrekking , die hij reeds bekleedde , maar wenschte dat ' s lands Staten voor hem uit eigene beweging zouden verrichten , wat men weleer , door nood gedrongen , voor zijnen vader bij de opdracht der Graaflijkheid gedaan had ; dat hiertoe zijn vertoog strekte , hetwelk zelfs vervat was in bewoordingen , die anders met zijne fiere inborst weinig schenen te strooken ; en dat hij15 daarbij niet onduidelijk voor zich zelven iets dergelijks , als de Graaflijkheid verlangde , om let wel ! zich te redden uit de schulden , waarmede zijn Huis was belast geraakt. Indien dat de zin van MAURITS verzoek geweest ware , zouden wij gaarne WISELIUS toestemmen , wanneer hij volgen laat : eene zonderlinge drangreden voorwaar , om naar deoppermogend heid te staan ! Maar de eerzucht van MAURITS , hoe men die ook overdrijven moge , heeft hem niet tot zulk eene uitzinnigheid vervoerd : en wij gelooven , dat ieder onbevooroordeelde het met ons eens zal zijn , dat MAURITS bij dit vertoog juist zoo gehandeld en gesproken heeft als hij doen moest. Wij vinden van dit vertoog wel gewaagd in de Res. Holl. 25 September 1584 , doch er geen besluit op ge159 nomen. (27) . Deze artikelen zijn te lezen bij BOR , 19 B. , f. 55. Bij art. 6 was slechts bepaald , dat de Koning de toenmalige particuliere Gouverneurs in hun gouvernement zou continueren en van nieuws committeren , en zulks op de instructien gegeven bij Keizer KAREL V aan de Gouverneurs van zijnen tijd. Maar de Gezanten naar Frankrijk hadden ook eene instructie van wege de Staten Generaal , waarbij hun uitdrukkelijk belast werd , om , indien de Koning hunde namen van de Gouverneurs zoude afvragen , te zeggen , dat ADOLF van Nieuwenaar Gouverneur van Gelderland , Zutphen en Overijssel was ; MAURITS van Holland en Zeeland, AANTEEKENINGEN VILLERS van 27-28 . 161 Utrecht, en WILLEM LODEWYK van Vriesland ; en dat het Hertogdom van Braband naar ouder gewoonte openbleef voor den Gouverneur Generaal. Deze instructie is te lezen in het Depechenboek der Stat. Gen. op ' s Rijks Archief , en was onbekend aan WAGENAAR , VIII , 63 , die verkeerdelijk de toekenning van ' t gouvernement van Holland en Zeeland aan MAURITS in het onzekere stelt. Dit vaste voornemen der Staten van Holland kan ook blijken uit Res. Holl. 3 November 1584 , waar men leest : >> Op het verzoek van den Gouverneur en Hofmeester van Z. " Gen. den Graaf van Nassau , ten einde die van de Rekenkamer zouden mogen worden geordonneerd Z. Gen. te laten volgen de levering van de konijnen , die Z. Pr. Exc. h. g. Z. Gen. heer vader , in ་ zijn leven voortijds heeft gehad , gelijk ook alle anderen , in gouvernemente geweest zijnde , gehad hebben ; is geappostilleerd : De Staten van Holland ordonneren die van de Kamer van de Rekening , den Hooggeb. Heere Grave MAURITS van Nassau etc. als Stadhouder van Holland te laten volgen alzulke levering van konijnen , als Z. V. Gen. h. g. en voorgaande Stadhouders van Holland gevolgd heeft." Ofschoon nu wel de woorden , als Stadhouder van Holland , welke in de gedrukte Holl. Resol. met cursive letters gelezen worden , onecht schijnen te wezen , toont echter het geheele beloop van het besluit , dat men MAURITS tot opvolger zijns vaders in het Stadhouderschap bestemde : gelijk men dan ook vier dagen later eene Commissie benoemde , om met Zeeland en Utrecht te communiceren aangaande het gouvernement van MAURITS over de drie Provincien , ten einde zulks daarin voorzien mocht worden , als naar behooren. Res. Holl. 7 November 1584. 1 (28) Res. St. Gen. 17 September 1584. » Op het aangeven van Z. Gen. en de Heeren van den Rade , goedvindende dat men iemand zal zenden naar Gelderland in de vergadering van den Landdag aldaar jegenwoordelijk gehouden , om dezelve met vertooningen te bewilligen te consenteren in het aannemen van den Koning van Frankrijk voor Heere van deze landen , zijn gecommitteerd de Heeren DE LA MOUILLERIE en VAN DEN WARCK.” 11 I. 162 AANTEEKENINGEN 12 November. 28-30. » De Heeren VAN SONSFELT , VAN DER YAA , NIEUWENBURCH en BRUININCK zijn binnengestaan en verzocht van wege Z. Gen. dat er uit de Staten ettelijken zouden worden gedeputeerd om hen te communiceren ' t gene in den art. van het tractaat van Frankrijk aangaande den Sterfhuize van Z. Exc. h. g. wordt gestipuleerd , ' t welk zij onder eed zouden beloven secreet te houden , en zouden meteenen denzelven Gedeputeerden sommige zaken proponeren van wege Z. Gen. en den Sterfhuize voorz. die zij verhopen den Staten niet zullen wezen onaangenaam . Waarop is geresolveerd heur verzoek na te komen en daartoe gedeputeerd de Kanselaar van Gelderland en één uit Holland.” 13 November. >>> De Heeren Kanselaar en Doctor SILLE van hun gebesogneerde met den Hooggeb. Heere Graaf MAURITS van Nassau etc. aangaande de artikelen in de conditien van den tractate met den Ko- hebben rapport gedaan ning van Frankrijk begrepen , rakende den Sterfhuize van Z. Exc. , te weten het 6de , 16de , en 17de. WAGENAAR , VIII , 50 , ofschoon erkennende , dat MAURITS den handel met Frankrijk niet opentlijk heeft afgekeurd of er zich tegen verzet , wil echter , dat het te vermoeden is , dat hij heimelijk door die van Gouda , welke stad nooit van dien handel gehouden had , heeft gewerkt , en dat dit vermoeden rijst bij de gedachte , dat die stad vermoedelijk door haren Pensionaris FRANÇOIS FRANKEN in die stemming gebracht is , en dat deze FRANKEN naderhand in 1608 bleek een groot vriend van MAURITS te wezen , en dus vermoe→ delijk zulks reeds in 1584 geweest is. Wij zien dus , dat WAGENAAR hier op MAURITS eene kladde zoekt te werpen , die enkel door bloote vermoedens aaneen hangt , vermoe dens , wier ongegrondheid reeds is aangetoond door VAN WYN, Bijv. op Wag. , St. 8 , bl. 32. De stemming van Gouda was gants niet voor MAURITS. Zie boven aanteekening 24 aan het einde. (29) . Men leest dit verdrag bij BOR , 20 B. , f. 68 . (30). Zie Res. Holl . 5 Juny 1585. Volgens VAN REYDT , V, 81 werd er bedongen , dat de Gouverneurs der Provincien , die de Gouverneur Generaal vinden zou , in hunnen staat zouden AANTEEKENINGEN blijven . Uitdrukkelijk wordt $163 30-32 . dit in het verdrag niet gele- zen , ofschoon het er toch de geest van schijnt te wezen. (31). Res. St. Gen. 28 Mei 1585. >> Zijn gecompareerd de Heeren Raadsheer NIEUWBORCH en BRUININK en hebben vertoond, dat Z. Gen. Graaf MAURITS hebbende verstaan , dat Mijne Heeren Staten Gen. waren handelende met de Maj . van Engeland , hen als Gecommitteerden tot de administratie van den Sterfhuize van wijlen h. 1. m. Z. Exc. had gelast te verzoeken te verstaan , of ook de voorz. Heeren Staten hadden gedachtig geweest in de artikelen zijns persoons , Mevrouwe de Prinsesse en den Sterfhuize van Nas- sau ; en ingevalle ja , dat hun zoude worden geaccordeerd copie ; daarin Mijne Heeren Staten hebben geconsenteerd .” (32) Res. St. Gen. 2 October 1585. >> Gelezen de acten van indemniteit van Z. Exc. Graaf MAURITS en de steden , die H. Maj . in verzekering zullen worden gegeven , en de Provincien , daarin dezelve steden gelegen zijn , is de voorz. acte goedgevonden , en voorts dat dezelve zal worden gecommuniceerd Z. Exc. en gearresteerd zijnde , gezonden aan de respective Provincien om particulierlijk geadvoueerd te 7 worden : --- en zijn gecommitteerd , om de voorz. acte te communiceren Z. Exc.; de Heeren MENIN , BARNEVELD , COOMAN en BAERSE." Post prandium. » De Heere MENIN , BARNEVELD , COOMAN en BAERSE hebben rapport gedaan , van dat zij Z. Gen. hadden gepresenteerd de voorz. beraamde acte van indemniteit , en hem daartoe gepresenteerd , zoo hij nader con- tentement begeerde van de Provincien van Holland en Zeeland , dat dezelve particulierlijk Z. Exc. zouden geven contentement (1); dat Z. Exc . de Heeren Staten bedankte van de eere , die H. Ed. hem aanboden , en verzocht hem daarop te beraden met die van zijnen Rade." 3 October. » Zijn binnen gestaan de Heeren VAN DER AA , (1) Het zoude mij niet verwonderen , zoo hierop doelde het zeer duistere besluit der Staten van Holland van den 6 October 1585 , te lezen in Res . Holl. , waarvan men eene verklaring vindt in Bijv. op Wag , & St. , bl . 49. 11 * 164 AANTEEKENINGEN 32-36 . BRUININK en STEELANT , en hebben van wege Z. Excovertoond , dat dezelve Z. Exc . , met die van zijnen Rade gezien hebbende de acte van indemniteit bij de Heeren Gen. Staten geconcipieerd en denzelven doen communiceren , ver- zoekt daarop te treden met dezelve Heeren Staten in nadere communicatie , verzoekende , dat tot dien einde } hen zal R gelieven eenige Gedeputeerden bij hem te zenden tegen morgen vroeg ten zeven uren : en zijn hiertoe gecommitteerd de Heeren MENIN , BARNEVELD , COOMAN en BAERSE . ” 5 October. » De Heeren Gedeputeerden geweest hebbende bij Z. Gen. en die van zijnen Rade , om met dezelven te communiceren op de acte van indemniteit , Z. Exc . in handen gesteld aangaande de overlevering van de stad van Vlissingen in handen van H. Maj . van Engeland , hebben gedaan rapport van hetgeen de voorz. Z. Exc. en die van zijnen Rade hen hadden voorgeslagen en geresolveerd ; verklarende dat Z. Gen. de Heeren Staten Generaal bedankte van heure goede genegenheid en affectie , en dat hij goedvond de voorz. geconcipieerde acte onder zekere verandering daarin gesteld. En bij de Heeren Staten Generaal op de. voorz. acte en verandering gedelibereerd zijnde , is dezelve anderwerf goedgevonden , en geordonneerd dezelve te de pecheren , behoudelijk dat die van Holland en Zeeland verzoeken contre-indemniteit : dies verklaren die van Utrecht hierop last te verwachten." 11 October. >> Gelezen de acte van indemniteit voor Z. Exc. aangaande de overlevering van de stede van Vlissingen in handen van H. Maj . tot hare verzekerdheid , en is dezelve gearresteerd ." (33) De inhoud van dien brief is te lezen bij v. ME- TEREN , 13 B. , f. 228. DE LA PISE , p. 607. (34). Over de zaak van TRESLONG leze men BOR , 20 B. , f. 12-31 . TE WATER , Verb. d. Edel. , II , 229–239. COLLOT D'ESCURY , Holl. Roem, II , Aant. 116. WAGENAAR , VIII , 84. BILDERDYK , VII , 94. (35). Zie Res. St. Gen. en Res. Raad v . St. 24 Augustus , waar de acte zelve te lezen is . Zie ook BOR , 19 B. , f. 7. (36). Hoe wankelbaar , zegt KLUIT , II , 9 , en licht opge- AANTEEKENINGEN 36. 165 slagen alles ware blijkt daaruit , dat de Raad op den 13den September 1584 nog geen zegel had en om dat der Staten Generaal verzocht , die het toestonden , mits zij het ook gebruiken mochten. Ook verklaarden de leden van den Raad en bijzonder die uit Holland zwarigheid te vinden in het doen van den eed , bij den lastbrief vastgesteld , en zoo daarom , als om de inobedientie, die in vele respecten bewezen werd, hunne diensten niet te kunnen voortzetten . Res. Holl. 19 September , 5 October 1584. Ten gevolge hiervan ont- vingen zij bij formele acte van de Staten Generaal volkomen volmacht om te handelen in zulker maniere , als zij in goeder conscientie naar hunne beste wetenschap en vermogen en zoo na den voet der instructie als zij tot dienst en behoudenis van den lande zouden bevinden doenlijk te wezen , zonder anderszins daaraan verbonden te zijn. Ook Holland heeft deze acte , evenwel onder zekere bepalingen , aangenomen. Res. Holl. van den 6den , 10den , 23sten October 1584. er + weinig opgewektheid Nochtans was om langer in den Raad te zitten. Twee leden uit Holland verklaarden en protesteerden in October , dat zij ter expiratie van drie maanden niet langer in dienst begeerden te continueren : en toen de Staten in November, besloten den Raad nog voor drie maanden te verlengen , voegden zij er bij , dat de Gecommitteerden van wege die van Holland daarin mede gedurende dien tijd zouden continueren en daartoe met alle behoorlijke middelen worden geinduceerd , en zoo verre dezelven of eenigen van hen daartoe niet zouden begeeren te verstaan , dat alzulken daartoe geconstringeerd Res. Holl. 10 October , zullen worden als naar behooren. 23 November 1584. Nog op den 4den December hadden de leden geen eed gedaan noch commissie ontvangen , zeggende , dat hunne instructie niet practicabel was. Op den 26sten Fe- bruary 1585 besloten de Staten Generaal , dat die van den Raad nog drie maanden , beginnende met den 1sten Maart , zouden blijven dienen , wel verstaande , dat zij binnen een maand ontvangen zouden hunne commissie en eed doen van de instructie te achtervolgen , behoudelijk , zoo ver zij eenige zwarigheid vonden in dezelve instructie , dat zij goedtijds daaraf de Heeren Staten zouden adverteren , om daarin voor- 166 AANTEEKENINGEN zien te worden naar behooren. 36-37. Op den 11ded July schijnen zij evenwel nog geen eed gedaan noch commissie ontvangen te hebben. Op den 22sten July werd van wege MAURITS en den Raad verzocht , dat den Staten zoude believen de rege ring weder aan zich te nemen en hen daarvan te ontslaan : doch ten verzoeke der Staten Generaal op den 27sten July , hebben die van den Raad op den 29sten July in de continuatie hunner diensten toegestemd , maar slechts tot den laatsten Augustus toe , als wanneer zij zich dadelijk en van zelfs voor ontslagen zouden houden , en onder bepaling van niet zoo stipt aan de instructie verbonden te willen zijn. Deze verklaring is door de Staten Generaal aangenomen en goedgekeurd op den 5den Augustus. Op den 10den October hebben die van den Raad zich weder sterk beklaagd en hun ontslag verzocht : doch op de weigering der Staten Generaal verklaarden zij , dat , in zoo verre de Staten hun binnen drie of vier dagen middelen van geld wilden in handen stellen , zij willig waren zich te laten gebruiken ; maar ingevalle niet , dat zij dadelijk daaruit zouden scheiden , alzoo anderszins Prins noch Potentaat hen daartoe kan gedwingen. Op den 25sten October kwam MAURITS zelf met den Raad in de Staten Generaal verklarende , dat zij wegens gebrek aan geld terstond hunne diensten wilden nederleggen . De Staten Generaal wierpen de schuld geheel op Holland , maar bewogen den Raad om ten minste nog eenen geheelen dag aan te blijven. Men zie op alle deze dagen de Res . St. Gen. en Voorts BOR , 20 B. , f. 86. (37) Res. St. Gen. 9 January 1586. » Is binnen gestaan de Heeren MEETKERKEN , BORCHGRAVE , VALCKE , ROSSEL , en hebben in ' t lange vertoond , dat zij nu eenigen tijd de regering met Z. Exc. Graaf MAURITS hadden bediend volgende de commissie , die hen bij de Heeren Staten heeft verscheidelijk en bij acten van continuatie gegeven geweest ; dat zij hen daarin hadden gekweten naar hun beste vermogen ; dat het aan hen niet heeft gehouden dat alle zaken niet beter immers naar heure wenschen zijn uitgevoerd , maar eensdeels aan de middelen en ook aan de instructie op de regering gemaakt , daarover zij te meermalen hun AANTEEKENINGEN beklag hebben gedaan : en alzoo 37-38 . 167 mits de aankomste van Z. Exc. zij niet wisten , of de Heeren Staten verstonden , dat zij nog langer de regering zouden houden en represen→ teren , verzochten daarop nader te verstaan de meening van de Heeren Staten , en ingevalle neen , verklaren dat zij gewillig en bereid waren daaraf te desisteren ; bedankende de Heeren Staten van de eere , die zij H. Ed . hadden aangedaan." Enz. 6 February. » Is geordonneerd te schrijven brieven aan die van den Raad van State , hen bedankende voor de groote zorg , moeite en arbeid , bij hen gehad en gedragen binnen den tijd van heure administratie ; en alzoo Z. Exc. het Gouvernement heeft aangenomen en nieuwe Raden gecommitteerd , zal hen worden geordonneerd niet meer te besogneren in 's lands zaken en binnen 10 of 12 dagen " over te leveren behoorlijken staat van allen heuren ontvang en uitgeven zoo wel aan de oostzijde als westzijde van de Maas , opdat de Heeren Staten op hun achterwezen mogen disponeren naar behooren." (38) Res. St. Gen. 18 October 1585. >> Op het verzoek van Z. Exc. Graaf MAURITS aangaande het Marquisaatschap van Bergen op Zoom , is hem zijn verzoek geaccordeerd , behoudelijk dat aangaande de verzochte confiscatie Z. Gen. daaraf eerst zal doen specificatie met de natuur van dezelve.' >> Gearresteerd de donatie van Bergen op 21 October. Zoom aan Z. Exc. » De Gen. Staten der Vereen . Ned. Provincien allen den>> genen , die deze jegenwoordige zullen zien of hooren lezen , >> salut. Alzoo bij ' t afsterven van den Hooggeb. Heere » den Prins van Oranje loff. ged. het Marquisaat van Bergen » op Zoom wederom vervallen was aan het Hertogdom van » Braband , en de Staten van Braband dienvolgende bij hare » brieven , die ons zijn getoond , den Luiden van den Rade >> en Rekenkamer van Bergen gesommeerd en belast hadden >> haarl. naar Antwerpen te transporteren en te vernieuwen >> hunnen eed van administratie , om voorts te doen ' t geen » de voorz. Staten van Braband zouden goedvinden : en nu » ter tijd door het afwijken der stad van Antwerpen van - 168 AANTEEKENINGEN 38 . » de Geun. Ned. Provincien de bovengen. Staten van Braband › geheellijk onder de subjectie van den vijand zijn gekomen » en overzulks geen wijder gebied over ' t bovengen. Mar>>> quisaat van Bergen meer kunnen noch behooren te hebben , >>> en dat ons daarom toestaat op de zaken van ' t bovengen . » Marquisaat te disponeren , en daarin en in al ' t geen daar>> van is dependerende , te doen en te voorzien naar be>> hooren Doen te weten , dat wij in goede aandachtig>> heid gesteld hebbende de zonderlinge getrouwigheid en >> goede werkelijke diensten bij den Hooggeb. Graaf en Heer >> Heere MAURITS Graaf van Nassau , Catzenellebogen etc. , » nagelaten zoon van Z. Exc. sedert de aflijvigheid van zij> » nen Heer en Vader dezen Geun. Nederlanden bewezen ven » metterdaad betoond , en in dewelke Z. Gen. begeert te >>> volharden : hebbende ook ten andere aanschouw genomen >> op de kleine middelen , die Z. Gen. voor alsnog heeft om » zijne patrimoniale goederen te mogen genieten , overmits >> het meeste deel van dezelven bij den vijand nog ter tijd >>>worden geoccupeerd : en wij daarom begeerende , Z. Gen. , » zoo veel mogelijk wordt , alle goede bevordering en bijstand >> te doen , en ook om eenigzins Z. Gen. goede diensten te >> bekennen : zoo hebben wij Z. Gen. gegund , geaccorderd >>>en gegeven , gunnen , accorderen en geven mits dezen het » voorz. Marquisaat van Bergen op den Zoom met de eilan>> den , polders en alle andere zijne toebehoorten , om ' t zelve >> Marquisaat met alle de vruchten en inkomen van dien bij >> Z. Gen. bezeten , genoten , gebruikt en geprofiteerd te wor» den gedurende deze oorloge als Z. Gen. vrij eigen goed , >>> en in aller voegen en manieren , gelijk de Markiezen van » Bergen ' t zelve altijd bezeten , genoten , gebruikt en gepro» fiteerd hebben ' tot den afwijken toe van den lesten Mar>> kies. Ordonnerende den Drossaard , Schout , Burgemeeste>>> ren en andere Magistraten der stad en lande van Bergen >> en voorts alle andere Officieren , ingezetenen en onderzaten » Z. Gen. te ontvangen en voor Heer en Markies te beken» nen. Bevelende ook allen en een iegelijk anderen , van wat > staat of conditie dezelve zij , dat zij Z. Gen. van deze onze >> bovengen. accoorde en gifte rustelijk en vredelijk laten AANTEEKENINGEN bogenieten en gebruiken 39. 169 in aller voegen en manieren als voorz. is , zonder wederzeggen. Aldus gedaan onder on- > zen zegel in ' s Gravenhage den 21sten dag Octobris 1585 . 99 >>>>Ter ordonnantie van de voorz . Staten , (get.) AERSSENS .' if ( 39) Op den 19den Augustus 1585 werd door de Staten van Holland eene Commissie benoemd om met de Gedeputeerden van Zeeland te treden in communicatie aangaande de orde , die gesteld zou mogen worden op de regering en defensie van den lande. Res. Holl. 17 September. » Gehoord zijnde uit het rapport van den Heer Dr. SILLE , dat de Staten van Zeeland aan hunne ་ Gedeputeerden geschreven hadden alsnog aan te houden bij de Staten van Holland , dat de unie en verbond tusschen Holland en Zeeland vernieuwd , bevestigd en ook vermeerderd mocht worden ; dat mede de Grave MAURITS als Gouverneur van Holland en Zeeland zou mogen worden gemaakt , ten einde de instructie van de regering te beter geëffectueerd mag worden , naar breeder inhouden van het ; schrijvens van die van Zeeland voorn .: is geordonneerd te bschrijven aan de Edelen en Steden van Holland hunne Gedeputeerden eerstdaags daarop te schikken met volkomen last achtervolgende de brieven van beschrijving ." J6 October. » Op het rapport bij de Edelen en Steden , elk in den haren genomen , aangaande het Gouvernement over Holland en Zeeland , of hetzelve volgens het aanhouden • van die van Zeeland eerstdaags op Z. Exc. Grave MAURITS van Nassau zal mogen worden gedefereerd , in aanziening mede van den tractate met H. Maj .: is bij de Edelen en Steden daarin geconsenteerd en noodig bevonden , dat hetzelve eerstdaags zal worden geëffectueerd , en zulks zekere instructie gemaakt zal worden , daarop tot introductie zal mogen worden geprocedeerd. Die van Amsterdam en Gouda hebben verzocht , dat alvorens de voorz. instructie in den haren zoude worden gecommuniceerd , om ter naaster vergadering daarop rapport ingebracht te worden : en zijn gecommitteerd een van Dordrecht , Delft , Amsterdam en een uit den Noorderquartiere , om nevens de Gedeputeerden uit Zeeland de voorz . instructie te concipiëren .' 170 AANTEEKENINGEN 1 39. Volgens HOOFT , 23 B. , bl. 1039 had er over deze zaak veel zeggens en wederzeggens plaats. Amsterdam begeerde slechts eenige weinige veranderingen in de ontworpen instructie : maar Gouda verstond , dat men wel behoorde ernstelijk in communicatie te leggen , of het niet raadzaam ware iemand anders , overmits de jonkheid van MAURITS , tot hoofd van de regering en van den gouvernemente van den lande te stellen , om in alles met advies van den Raad te commanderen : en toen dit niet gelukte , en de Vroedschap der stad verwittigd werd van het sterk aanhouden van Zeeland , besloot men den afgevaardigden ter dagvaart te schrijven , dat men MAURITS geenen verderen titel zou geven , dan hij tot nog toe gehad had. Het was eerst in het midden van December , dat deze stad zich in dit punt met de overigen vereenigde , behoudens verscheidene uitzonderingen in de ontworpen instructie. Zie VAN WYN , Bijv. op Wag. , St. 8 , bl. 32 , 51. Uit BOR, 20 B. , f. 85 leert men , dat OLDENBARNEVELD een eerste voorstander van MAURITS verheffing geweest is. WISELIUS , Staatk. Verl. , bl. 273 ontkent dit zonder grond en meent verkeerdelijk , dat OLDENBARNEVELD toen reeds Advocaat van Holland was. Men houdt het er algemeen voor , dat de Pensionaris van Rotterdam ten dezen door persoonlijk vijandige bedoelingen tegen LEYCESTER is gedreven geweest , om dezes macht door MAURITS verheffing te verkorten. VAN SLINGELANDT , Staatk. Geschr. , I , 155 zegt stellig , dat MAURITS is aangesteld om LEYCESTER te weeren : en WISELIUS , Staatk. Verl. , bl. 344 wil , dat die aanstelling gedaan was , ten einde daarin eenen dam op te richten tegen den storm des indrangs Shelleyt en des willekeurs , die vast dreigende aanrukte : en ook n sta BROES , F. van Marnix , II , 2 , 174 prijst ten dezen hooglijk het beleid der Staten , maar noemt het tevens eenen loozen vond , en , daar dezelve het hooge misnoegen van LEYCESTER opwekte , eene tweede dwaling , waardoor de eerste , LEYCESTER'S verheffing , nog verergerd werd. Zoo ook leert BILDERDYK , VIII , 102 , dat men door MAURITS tot Gouverneur van Holland en Zeeland te verheffen wel verstandig handelde , maar niet ter goeder trouw jegens LEYCESTER. Wij voor AANTEEKENINGEN 39-40, 171 ons meenen , dat men hier niet aan persoonlijk vijandige bedoelingen denken mag. OLDENBARNEVELD stond ten dezen eenen veiligsheidsmaatregel voor , dien hij tegen elken anderen Gouverneur Generaal insgelijks zoude voorgestaan hebben ; en deze maatregel was geen ander , dan dien de Staten van Holland en Zeeland vroeger onder WILLEM I steeds tegen de toenmalige Gouverneurs Generaal Don JAN , MATTHIAS , ANJOU gebezigd hadden. Altijd hadden zich Holland en Zeeland minder afhankelijk van den Gouverneur Generaal , meer gesloten aan Prins WILLEM gehouden . Hierbij oordeelde men zich steeds wel bevonden te hebben en de vijandige aanslagen der Gouverneurs Generaal te hebben weten af te keeren . LEYCESTER , dien men verwachtte , was in zijne gezindheid nog niet bekend , en het mocht dus raadzaam gerekend te worden zich reeds vooraf door eenen gelijken maatregel tegen hem , indien hij kwaad wilde , te voorzien. (40) Men leest die commissie in de Res. Holl. 1 November 1585 , en eenigzins verschillend , doch , zoo het ons voorkomt , minder juist bij BOR , 20 B. , f. 85 en Gr. Pl. Boek III , 105. >> De Staten van Holland en Zeeland doen te weten , >> dat , aanmerkende de goede , getrouwe , notabele en aan- >> gename diensten , die uit zonderlinge affectie bij h. m. » den Doorl. Vorst WILLEM Prins van Oranje , Grave van » Nassau etc. als Stadhouder , Gouverneur en Capitein Ge» > neraal der voorz. landen in vele en menigvuldige zware >> lasten en perikelen tot Godes eer , bevrijding en welvaren » derzelver landen zijn bewezen ; en daarom de Staten voorn. >> vastelijk betrouwende , dat bij den Hoog en 4 Welgeb. » Heere Grave MAURITS van Nassau , Catzenellenbogen , Diest, » Vianden , Markies van Vere en Vlissingen etc. volgende » de exempelen en voetstappen van zijnen heer vader voorn. >> den voorz . landen uit gelijke affectie en mede tot voor>> stand van de ware Christelijke Religie insgelijks goede >> diensten zullen mogen bewezen worden : hebben met goede >> kennis van zaken en deliberatie van rade den voorn. >> Grave MAURITS van Nassau etc. in de plaatse van zijnen >> vader den Prinse van Oranje voorn. onthouden , gecom- 172 AANTEEKENINGEN ⠀40 . >> mitteerd , gesteld en geordonneerd , onthouden , commit» teren , stellen en ordonneren bij dezen tegenwoordigen als >> Gouverneur , Capitein Generaal en Admiraal van de voorz. >> Graafschappen van Holland , Zeeland en Westoriesland , » Voorne en den Briel , wezende gelegen en behoorende aan » den voorn. Graafschappe van Holland en Zeeland : gevende » den voorn. Grave van Nassau volkomen macht , autoriteit >> en speciaal bevel den voorz. staat als Gouverneur , Capi>> tein Generaal en Admiraal voortaan te houden , exerceren >> en bedienen , daarin voor te staan , te vorderen en bewa>> ren de overigheid , gerechtigheden , privilegien en ' t wel» varen van de voorz. landen en ingezetenen van dien , >> mitsgaders ' t gebruik van de voorz. Christelijke Religie , >> dezelven te conserveren en beschermen van allen overlast » en foulen , disordre , oneenigheid , af breuk en schade , voorts >> in de voorz. landen te doen gebruiken en administreren >> recht en justitie , de provisien van justitie behoorlijk >> te doen verleenen allen dengenen , die zulks verzoeken >> zullen , en dezelve te doen executeren , alles aangaande » $de zaken van justitie , met advies van den President en » Raden in Holland , Zeeland en Westvriesland voorn.Jen >>> aangaande de zaken van den oorlog en politie van de voorz. >> landen met advies en ten overstaan van de Edelen en >> Raden uit de voorz. landen van Holland , Zeeland en >> Westvriesland , bij Z. Exc. te voegen ; de Burgemeeste>> ren , Schepenen en Wetten te veranderen naar behooren >> en daar hetzelve van noode wezen zal , te doen houden >> goede opzicht en wacht in de steden en sterkten aldaar , >> ook te water en te lande , en voorts in ' t generaal en >> particulier alles te doen , dat een goed en getrouw Gou>> verneur , Capitein Generaal en Admiraal voorn. vermag >> en behoort te doen , volgens de instructie , die hem ver>> der zal gegeven worden : waarop de voorn. Heere Grave » MAURITS van Nassau gehouden wordt te doen den behoorlijken eed aan handen van de Staten van Holland en » Zeeland voorn. Lasten en bevelen daarom den President >> en die van den Rade voorz. , die van de : Kamer van >> Rekening en alle andere Justitieren en Officieren der AANTEEKENINGEN >> voorz. landen van Holland , 173 40-41 . Zeeland en Westvriesland , >> Briele en Voorne , dat zij den voorn. Heere Grave MAUཆོ ། »> < RITS van Nassau houden en respecteren als Gouverneur , >> Capitein Generaal en Admiraal voorn. , denzelven bewijzen >> alle eer en reverentie en in al het gunt het beleid en » gebruik van den voorz . staat aangaan mag en ' t gunt >> daaraan kleeft , hem te obediëren en te doen alle adres >> en assistentie. Gegeven in den Hage onder de zegelen >> van de Staten van Holland en Zeeland voorn. hierop ge>> tdrukt , en van hunnent wege geteekend en bevestigd den 9 >> 1sten November 1585. Ter ordonnantie van de Staten "2 » van Holland , bij mij onderteekend. C. DE RECHTERE ." (41)··|De instructie leest men bij BOR , t. a. p. >> In den eersten zal de voorz. Gouverneur , Capitein Ge» neraal en Admiraal gehouden zijn voor te staan , te vor>> deren en bewaren de overigheid , gerechtigheden , privi» legien en ' t welvaren van de voorz . landen , leden , steden >> en ingezetenen van dien , mitsgaders ' t gebruik van de >>> ware Christelijke religie , dezelven te conserveren en be>> schermen tegens allen overlast , disordre , oneenigheid , >> afbreuk en schade , en zulks ook te vorderen , (zoo veel >> sin hem is) , dat de Provincie van Utrecht mede kome >> onder het Gouvernement van Z. Exc. alzoo er van oude » tijden af maar één Stadhouder of Gouverneur is geweest >> over Holland , Zeeland en Utrecht , waardoor dezelve Pro>>>>vincien te beter in vrede en- eenigheid werden onderhouden. >>> En zal de voorz . Gouverneur , Capitein Generaal en >> Admiraal binnen de voorz . landen doen administreren >>> recht en justitie allen dengenen die des verzoeken zullen , >> expedieren en verleenen de provisien van justitie en doen >> executeren alle ordonnantien , appointementen en senten» tien bij advieze van den President en Raden van Holland , » Zeeland en Vriesland voorn . >>>Item zal de voorz. Gouverneur met de Gedeputeerde >> Raden van Holland , Zeeland en Vriesland , die neffens » Z. Exc. zullen worden gevoegd , vernieuwen en veran>> deren de Burgemeesters , Schepenen en Wetten naar be>> hooren en daar hetzelve van noode wezen zal , en con- AANTEEKENINGEN 174 41 . >> fereren goeden en getrouwen Patriotten , daartoe gequa>> lificeerd en bekwaam zijnde , alle ambten , officien , >> staten en beneficien , van ouds gestaan hebbende ter >> gifte of collatie van de Gouverneurs of Stadhouders van >> de voorz. landen : maar zullen geenerhande resignatien >> van staten , ambten , officien of beneficien toegelaten >> worden , dan bij consent en bewilliging van de Staten >> van de voorz . landen. 护 >> Item zal de voorz . Gouverneur met de Gedeputeerde » Raden voorn . mogen verleenen bij provisie en tot anders >> zal wezen geordonneerd , alle brieven van gratien , remis>> sien , pardonnen , abolitien , legitimatien , atterminatie , con>> sent om te mogen testeren en dergelijken , zulks die bij » den Secreten Raad te Brussel plegen verleend te worden , » en dat na voorgaande advies van den Officier en Magi>> straat van de stad of plaatse , daar het feit of delict is » geschied , en mits dat de impetrant van de voorz. brieven » van gratie gehouden wordt dezelven te interineren naar >> behooren: wel verstaande nochtans , dat van gequalifi>> ceerde doodslagen en andere enorme delicten , gecommit» teerd met geleider lage of opzetten wil, geen remis of >> pardon zal worden verleend of gegeven . >> Item zal de voorz. Gouverneur met de Gedeputeerde >> Raden voorzien op de noodige garnizoenen , verzekerd>> heid en bescherming van de voorz. landen , steden , sterk>> ten , havenen , wateren en stroomen van dien , en voorts. >> alles doen , dat een goed Gouverneur , Capitein Generaal >>> en Admiraal van de voorz . landen van Holland en Zee» land vermag en schuldig is te doen : wel verstaande >> nochtans , dat hij gehouden wordt behoorlijk te respecte>> ren den Gouverneur Generaal van de Nederlandsche Pro>> vincien , die bij de Kon. Maj . van Engeland alhier zal >> worden geschikt , en de bevelen en ordonnantien van >> wege denzelven Gouverneur Generaal en Raad van State >> van de voorz. Nederlandsche Provincien , conform hunnen » last en instructie geëmaneerd , trouwelijk na te komen >> en doen effectueren binnen de limiten van zijn voorz. >>>> Gouvernement van Holland en Zeeland. AANTEEKENINGEN 41-42. 175 » En reserveren de voorz. Staten van Holland en Zee» land aan hen de macht en faculteit , om deze instructie » te mogen altereren , amplieren , vermeerderen of vermin» deren , naar dat de nood of de dienst van den lande >> voorschr. vereischen zal." Deze instructie was te gelijker tijd met de commissie ontworpen en door Amsterdam en Gouda op den 6den October 1585 overgenomen , om in de Vroedschappen overwogen te worden. De aanmerkingen van Amsterdam daartegen leest men * in Res. Holl. 1 November 1585 , die van Gouda bij VAN WYN , Bijv . op Wag. , 8 St , bl. 52. Men schijnt het over sommige punten niet eens te hebben kunnen worden , zoodat er op den 26sten November eene nieuwe Commissie benoemd werd tot het ontwerpen der instructie. Res. Holl. Hieromtrent echter leest men niets verder dan dat er op den 18den February 1587 , op nieuw eene instructie voor MAURITS gearresteerd werd , die nochtans niet wordt opgegeven , en ook niet dezelfde kan zijn als de boven door ons medegedeelde , gelijk reeds te recht is aangeOnzeker is het, merkt door VAN WYN , t. a. p . bl. 54. of de hier medegedeelde eindelijk is gearresteerd , hoezeer er de historieschrijvers als zoodanig van spreken : terwijl voorts deze vraag niet veel belang heeft , zoo uit hoofde van den kort daarop veranderden regeringsvorm , als omdat die instructie eenkomt. bijna woordelijk met de commissie over- (42) . Het aanstellen van Gouverneurs over de Provincien was zeker eene daad van souverein gezag : en het komt mij niet twijfelachtig voor , of volgens de woorden der Unie van Utrecht , waarbij de Provincien zich verbonden om ten eeuwigen dage bij malkanderen te blijven in alle forme en maniere , als of zij maar ééne Provincie waren , onverminderd eens iegelijks privilegien , vrijheden , rechten enz. was het souverein gezag , dat is , de uitoefening der souvereine macht , (al wierd ook de souverainiteit des Konings van Spanje nog erkend) , bij de Staten Generaal , als het Collegie , hetwelk die ééne Provincie vertegenwoordigde. Van hier dat bij de begraafnis van Prins WILLEM de Staten Generaal , als zijnde 176 AANTEEKENINGEN 42. nu ter tijd de hoogste Overigheid , die niemand boven zich kenden en aan niemand eed gedaan hadden , op hunnen voorrang boven alle andere Collegien stonden , hoezeer de Staten van Holland dien voorrang voor zich begeerden , niet op grond van souverainiteit , maar van een beweerd precedent in Vlaanderen voorgevallen , doch waaromtrent zij kort daarop bij monde van OLDENBARNEVELD verklaarden verkeerdelijk te zijn onderricht , en alzoo van hunne vordering af te zien. BOR , Auth. St. , II , 58 (1) . Van hier ook , dat het al aanstonds na het sluiten der Unie van Utrecht de meening schijnt geweest te zijn , dat de benoeming van Gouverneurs aan de Staten Generaal toekwam. En dien ten gevolge zien wij , op den 20sten November 1581 Graaf WILLEM VAN DEN BERG bij commissie der Staten Generaal aangesteld tot Stadhouder van Gelderland , en op den 6den July 1584 op dezelfde wijze vervangen door Graaf ADOLF van Nieuwenaar en Meurs. KLUIT , II , 138 , III , 114. Zoo had zelfs reeds vóór de Unie , in November 1577 , de Graaf van Renneberg zijnen lastbrief als Stadhouder van Overijssel ontvangen van de Staten Generaal en werd mede op dezelfde wijze in Augustus 1584 opgevolgd door den reeds vermelden Graaf ADOLF. KLUIT , III , 116. Als Stadhouder van Vriesland heeft ook WILLEM I zijne commissie gehad van de Staten Generaal , en is op den 10den November 1584 op gelijke wijze vervangen door Graaf WILLEM LODEWYK van Nassau. KLUIT , III , 120. En ofschoon de commissien den 11den Octo- (1) Over dit geval zie men eene belangrijke ontwikkeling in Oldenb. eer verd. , bl . 44-85 , alwaar de geleerde Schrijver , die de provinciale souverainiteit verdedigt , wil , dat de Staten van Holland aan de Staten Generaal slechts de préséance d'honneur , niet de droit ten dezen hebben toegekend . Dan het geheele geval leert ons , dat de Staten van Holland , die de préséance de droit der Staten Generaal niet betwisteden , de préséance d'honneur voor zich zelven , maar te vergeefs , begeerd hebben. Op den 16den December 1589 werd er eene Commissie benoemd om de Staten Generaal te representeren bij de begraving van den Graaf van Meurs. Zij kreeg uitdrukkelijk in last te zorgen , dat zij in de orde en pompe de eerste zullen hebben te volgen nà des Graven bloedverwanten. Res. St. Gen. AANTEEKENINGEN 177 42. ber: 1384 en den 10den · September 1585 gegeven aan den Heere VAN VILLERS en Graaf ADOLF als bij opvolging Stadhouders van Utrecht , te lezen bij VAN DE WATER , Placaatb. v. Utrecht, I 156 , gesteld zijn op naam van de Staten dier Provincie zonder eenige melding der Staten Generaal , leeren wij evenwel uit KLUIT , III , 106 , dat ook ten hunnen behoeve de Staten Generaal om eene commissie in behoorlijken vorm door de Staten dier Provincie zijn verzocht geweest ; terwijl ook in het Depechen boek St. Gen. de commissie der Staten Generaal geteekend op den 10den November 1584 voor VILLERS gevonden wordt . Het kan zijn , dat Hollands poging om Utrecht steeds onder het Stadhouderschap van Holland tea houden volgens eene acte van unie door Keizer KAREL gemaakt , gevoegd bij Hollands bewering van provinciale souverainiteit , de Staten van Utrecht tot het geven dier bijzondere commissien bewogen heeft. Res . St. Gen. 11 Oct. 1584. >> * Ontvangen brieven van de Staten van Utrecht , verzoekende , dat de Heeren Staten zouden gelieven de aanneming van den Heere VILLERS , bij hen als Gouverneur bij provisie aangenomen over de stad , steden en landen van Utrecht , te aggreëren , en voor zoo veel als nood is , hem daarop te doen expediëren brieven van commissie in behoorlijke form. >> Op het verzoek van de Staten van Utrecht bij heure brieven gedaan , hebben die van Holland verzocht den Gedeputeerde van Utrecht met het voorgestelde van zijne principalen aangaande den voorz . gouvernemente op te houden , tot dat zij heure opinie zullen hebben ingebracht op de handeling met den Koning van Frankrijk , geresolveerd te worden naar behooren ." om daarna daarop 10 November. » Op het verzoek van de Gedeputeerden van Utrecht van te hebben voor Gouverneur van den lande van Utrecht den Heere VAN VILLERS Volgende de commissie , die het landschap hem alreede hebben gegeven , is daarin geaccordeerd , en geordonneerd commissie : behoudelijk dat die van hebben verdragen opinie te zeggen." 3 December. I daaraf te maken Holland hierin hen >> Op de justificatie van het 6de art. van 12 178 AANTEEKENINGEN 42-44. de handeling met Z. Maj . van Frankrijk beroerende de particuliere Gouverneurs van de Provincien , vermeldende het Gouvernement van Utrecht bij provisie , hebben die van Utrecht het woord bij provisie doen royeren , mits zij verstonden en sustineerden den Heere VAN VILLERS wel en behoorlijk absolutelijk gecommitteerd te zijn bij de Staten Generaal tot heuren verzoek : hebbende die van Holland verzocht acte , dat zij met het royeren van het voorschr. woord provisie , noch bij de commissie des voorz . Heeren VAN VILLERS en de voorschr. justificatie of instructie op de voorz. artikelen niet zullen worden geprejudiceerd in het recht en anderszins , daarbij zij sustineren , dat die van Holland , Zeeland en Utrecht van alle oude tijden hebben gestaan onder één Gouvernement : en is hen dezelve acte geaccordeerd." Wij zien uit dit alles , dat , even als de overige Provincien , zoo ook Utrecht het recht der Staten Generaal ten dezen erkende : en vragen dus , op welk gezag de schrijver van Oldenb. eer verd. , bl . 37 , zoo maar stoutweg schrij- ven durft , dat alle die benoemingen van wege de Staten Generaal gedaan zijn bij bloot erreur. Vgl . KLUIT , III , 124, (43) De commissie , die Prins WILLEM van Koning PHILIPS gehad had , leest men bij DUVAL , Verh. over het recht verstand der Unie van Utrecht , enz . Bijl. A. De overeenkomst van die van MAURITS met deze en met de vroegere , is reeds opgemerkt door KLUIT , II , 48 , 57. VAN SLINGEL. , I , 75 , 76. (44) WAG. , VIII , 108 , VAN SLINGEL . , I , 120 , Kluit , II , 58 , oordeelen , dat MAURITS als Stadhouder door deze commissie geraakt was onder de Staten , verantwoordelijk aan de Staten , en mitsdien ambtenaar van de Staten . De gevolgtrekking gaat niet op , daar men ook wel iemand boven zich kan aanstellen en zich het recht benemen hem weder af te stellen . Waarbij komt , dat de commissie zelve , vooral vergeleken met de vroegere commissien , zulks medebrengt. Het tant qu'il nous plaira , niet in de commissie van Prins WILLEM voorkomende , en zoo duidelijk den Souverein in Koning PHILIPS kenteekenende , leest men niet in AANTEEKENINGEN MAURITS andere Commissie tijdsbepaling en vindt men vervangen . In 44. 179 ook niet door plaats der eenige woorden van de eerstgenoemde commissie de y garder nos droits , hauteur et seigneurie , de faire dresser et conduire le bien desdits pays et de nos sujets en iceux , leest men in die van MAURITS , daarin voor te staan , te vorderen en bewaren de overigheid , gerechtigheden en privilegien en ' t welvaren van de voorz. landen en ingezetenen van dien : waarin het woord overigheid , als te zamen gevoegd met gerechtigheden en privilegien , onmogelijk beteekenen kan de souverainiteit , maar slechts de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van vreemde Vorsten. Ook wordt MAURITS uitdrukkelijk aangesteld in de plaatse zijns vaders en tot Gouverneur van de Graafschappen van Holland en Zeeland : waaruit volgt , dat men zich nog den ouden regeringsvorm met eenen Graaf als Souverein voorstelde , van wien MAURITS zich als Stadhouder en Plaatsbekleeder beschouwen moest ; terwijl weder aan den anderen kant het assembler les Etats quand besoin sera pour la garde , tuition et defense d'icelles (terres), voorkomende in WILLEM's commissie , geheel verzwegen is in die van MAURITS , opdat alzoo de ondergeschiktheid der Staten aan hunnen Gouverneur niet zou erkend worden noch hunne vergaderingen van zijn believen afhangen : gelijk dan ook de last en het bevel aux Prélats , Nobles , Vassaux et autres representans les Etats , om den aangestelden Gouverneur te eerbiedigen en gehoorzamen , voorkomende in WILLEM'S commissie, geheel achterwege is gelaten in die van MAURITS , noch door eenige verklaring van eigene onderdanigheid vervangen. Ook is het opmerkelijk , dat in deze laatste Prins WILLEM uitdrukkelijk Stadhouder Gouverneur enz. betiteld wordt en MAURITS slechts den titel van Gouverneur enz. ontving : doch verkeerdelijk zou men met VAN SLINGEL . , I , 125 , daaruit tot eene andere betrekking redeneren , dewijl KLUIT , II , 47 , aantoont , dat de Staten van Holland zelven naderhand MAURITS meermalen Stadhouder genoemd hebben. Die woorden werden vroeger en later zonder onderscheid gebruikt of ook bijeen gevoegd , dewijl hij , die Stadhouder des Souvereins was , juist daardoor was Gouverneur over 12* 180 AANTEEKENINGEN 44-45. de ingezetenen , en omgekeerd. MAURITS kreeg volgens zijne commissie den titel van Gouverneur , Capitein Generaal en Admiraal , terwijl WILLEM I slechts dien van Gouverneur en Luitenant Generaal had gevoerd : dan de beteekenis was dezelfde ; dewijl de benaming van Gouverneur ziet op het beleid der zaken van justitie en politie ; die van Luitenant Generaal op dat der zaken van oorlog , het zij te land het zij ter zee : maar daar er vroeger meermalen tusschen de Staten van Holland en het afgezworen bewind verschil was gerezen over het beleid der zaken ter den aangestelden zee , en de Staten Admiraal Generaal niet hadden willen er- kennen , bewerende dat die waardigheid van zelve aan hunnen Stadhouder toekwam , zoo schijnen zij thands bij de aanstelling van MAURITS alle verschil daaromtrent te hebben willen wegnemen en uit dien hoofde den titel van Luite- nant Generaal gesplitst te hebben in Capitein Generaal en Admiraal , om met de eerste benaming het hoofd der landmacht , duiden. met de tweede , het hoofd der zeemacht aan te Te recht dus schrijven v. SLINGEL . , I , 123 , en KLUIT , III , 95 , dat de vorige Stadhouders nimmer den titel van Admiraal gevoerd hebben , maar verkeerdelijk trekken zij er het gevolg uit , dat zij er het ambt niet van zouden bezeten hebben , gelijk te recht is aangetoond door IDSINGA , Verkeerdelijk ook meent KLUIT , III' , Staatsr. , II , 115. 148 , dat Luitenant Generaal den eigentlijken titel van Stadhouder te kennen gaf , dewijl het uit de eigen commissie van WILLEM I , die daarin Lieutenant et Capitaine General de notre armée genoemd wordt , ook toen hij nog geen Stadhouder van eenige Provincie was , duidelijk blijkt , dat het slechts een militaire titel was. (45) Daar er over de macht van MAURITS verschillend geoordeeld wordt , zoo willen wij zijne rechten en verplichtingen, uit zijne commissie en instructie voortvloeiende , eens in bijzonderheden nagaan . MAURITS werd er bij verplicht de ware Christelijke Religie voor te staan en te handhaven . Hoe dubbelzinnig deze uitdrukking ook zij , die bij vervolg van tijd aanleiding gegeven heeft , om er slechts in het algemeen een godsdienst , AANTEEKENINGEN 45. 181 gezuiverd van de misbruiken des Pausdoms , door te verstaan , (zie DE GROOT , Verantw. , H. 2 , ) kan men er echter naauwelijks van tusschen , om haar van de toen in al de Vereen . Provincien aangenomen godsdienstleer , opengelegd in de Nederl. Geloofsbelijdenis en den Heidelb. Catechismus , op te vatten. Zie TE WATER , Reform . van Zeel. , bl . 417-430. Dezen godsdienst werd dus MAURITS verplicht te handhaven . Maar Gouda wilde in de instructie hebben bijgevoegd , dat Z. Exc. tusschen de ingezetenen van den lande alle goede orde en eenigheid zal onderhouden in ' t stuk van religie , zonder nochtans iemand te onderzoeken of te bedwingen in zijne conscientie. De Staten namen dit voorstel niet aan , misschien wel omdat het de kerkorde betrof en men vreesde , dat MAURITS er aanleiding uit nemen zou om zich aan de Geestelijkheid aan te te staan. sluiten en de Synodale kerkorde voor MAURITS moest de vereeniging van Utrecht onder zijn gouvernement bevorderen. Dit punt was eerst op den 14den November 1585 in de instructie ingelascht . De Staten van Holland noemden de afscheiding van het gouvernement van Utrecht , ten vorigen jare geschied , eene nieuwigheid en besloten om , des noods , het gezag van den Gouverneur Generaal te gebruiken tot hereeniging der drie Provincien . Wij zien hier reeds het overmeesterend gezag , dat Holland , eigene onafhankelijkheid bewerende , zich over de andere Provincien zocht te verkrijgen. MAURITS was verplicht tot de handhaving der justitie bij advies van het Hof van Holland en Zeeland. Dit Hof was onder den Koning het hoogste rechterlijk Collegie in de Provincie geweest , en aan deszelfs hoofd had van ouds de Stadhouder gestaan . In dit opzicht was er dus gelijkheid tusschen MAURITS en de vorige Stadhouders . Maar vier jaren te voren was er ter vervanging van den Hoogen Raad van Mechelen , welke over alle de provinciale Hoven gesteld was geweest , een Hooge Raad voor Holland en Zeeland opgericht en van denzelven wordt met geen woord gerept noch in de commissie noch in de instructie van MAURITS. VAN SLINGEL . , I , 129. Daar nu deze Hooge Raad , ofschoon zelf St. 182 AANTEEKENINGEN 45 . een provinciaal Collegie , boven het Hof gesteld was , (zie WAG. , VII , 450 , ) zoo is het de vraag , of MAURITs zich boven of onder denzelven bestond. Deze vraag eischt eene verschillende beslissing , naar mate men of de Stadhouderlijke waardigheid in zich zelve , of de woorden van MAURITS commissie en instructie beschouwt. MAURITS ontving zoo bij de commissie als bij de instructie de macht , om de stedelijke regeringen te vernieuwen en te veranderen naar behooren en daar hetzelve van noode wezen zal. Gouda wilde in plaats der woorden naar behooren enz. gesteld hebben , naar gewoonte , conform de privilegien , ge— bruiken en oude herkomen in de steden respectief geobserveerd. Zekerlijk , deze uitdrukking zou bepaalder geweest zijn , en alle verschil , dat er in het vervolg over dit punt heeft plaats gehad , afgesneden hebben : dan de Staten namen dit voorstel niet aan. Men vraagt , of MAURITS hiermede het recht kreeg om ook buitenstijds de regeringen te veranderen. De twijfel ontstaat daaruit , dat dit recht uitdrukkelijk en ondubbelzinnig bij instructie aan WILLEM I was toegekend : weshalve het bezigen van minder stellige uit- drukkingen in die van MAURITS eenen anderen zin schijnt aan te duiden. Doch de reden van beslissing is deze , dat men alsdan aan de woorden van MAURITS commissie en instructie eene en dat er aan beperkende verklaring zou moeten geven , geene verandering der regeringen , vooral wanneer zij van de vernieuwing wordt onderscheiden , te denken valt , zonder af- en aanstelling buitenstijds . Vreemd is het , dat DE GROOT , Verantw. , bl. 100 , die meent , dat MAURITS het recht om de regeringen tusschentijds te veranderen , niet gehad heeft , aanvoert daartoe als woorden der instructie hij zal vernieuwen en veranderen de Burgemeesters , Schepenen en Wetten en andere ambten naar behooren , zulks van ouds , volgens het gebruik en de privilegien van de landen en steden gedaan is geweest en dezelve confereren goeden en getrouwen patriotten daartoe gequalificeerd en bekwaam zijnde. Dan deze woorden , zoo zij echt zijn , hebben misschien gestaan in de instructie van February 1587 , waarvan nader. Tegen het gevoelen van v. SLINGEL . , I , 131 , die insgelijks AANTEEKENINGEN 45. 183 eene beperkende uitlegging aanneemt , leze men de bedenkingen van KLUIT , III , 152 en de beslissing van BILDERD. , VIII , 67.. MAURITS kreeg het recht , om alle ambten , officien , staten en beneficien , van ouds gestaan hebbende ter gifte of collatie der Gouverneurs of Stadhouders van Holland en Zeeland , te begeven , zonder eenige resignatien te mogen toestaan dan met bewilliging der Staten . Volgens v. SLINGEL. , I , 132 kan men niet zeggen , welke die ambten zijn , die hier bedoeld worden. Dit is zeker , dat de hooge ambten hier worden buiten gesloten , hoezeer er niet bepaald wordt , De instructie van aan wier begeving dezelve toekwamen. Prins WILLEM was hieromtrent duidelijk . Gesch. , III , 498. WAG. , Amst. Gouda wilde er de clausule van de Staten , toelatende de resignatien zonder bewilliging , uit weggelaten hebben. MAURITS kreeg het recht , om bij provisie en tot nader order te verleenen alle brieven van gratie , remissie enz. zulks die bij den Secreten Raad te Brussel plachten verleend te worden. Hierin was zijn gezag hooger dan dat van WILLEM I , die volgens zijne instructie slechts in geringere gevallen gratie verleenen mocht. Dan MAURITS kreeg dat recht ook slechts bij provisie en tot nader order. IDSINGA , II , 321. VAN SLINGEL . , I , 134. KLUIT , III , 38 , 158. Aan MAURITS werd opgelegd behoorlijk te respecteren den Gouverneur Generaal van de Nederl. Provincien , die door de Koningin van Engeland gezonden zou worden. Vreemde uitdrukking , die eene geheele verwarring van denkbeelden of beginselen medebrengt ; dewijl zij alleen voegde voor het geval , dat de Koningin de haar aangeboden souverainiteit zekerlijk aanvaarden zou. Daarom verlangde Gouda te recht , dat men dit punt der instruc- tie zou veranderen in den Gouverneur die bij de voorz. Staten Generaal van de Nederl. Provincien zal worden aangenomen. VAN WYN , Bijv. op Wag. , 8 St , bl 52 wil de reden dezer voorgestelde verandering daarin gezocht hebben , dat men zelfs door min voorzichtige woorden aan de Koningin geene aanleiding moest geven tot het denkbeeld 184 AANTEEKENINGEN 45-47 . van oppergezag over deze landen : dan met dit gevoelen schijnt te strijden het sterke verlangen , dat men aan den dag legde om de Koningin Souverein dezer landen te zien. Hoe dit zij , de voorgestelde verandering werd om onbekende redenen niet aangenomen . Eindelijk valt op te merken , dat de Staten zich het recht voorbehielden om de instructie te veranderen , te vermeerderen of te verminderen naar hun welbelieven . Niet geheel ten onrechte trekt BILDERDYK , VII , 102 hieruit dit gevolg , dat MAURITS gezag volstrekt precair was , dewijl deszelfs werking geheel van het believen der Staten afhing : en meer vergoelijkend dan wel juist is het oordeel van KLUIT , III , 192 , dat men , namelijk , niet moet denken , · dat de instructie naauwer palen stelde aan de macht , reeds bij de commissie gegeven , maar dat zij alleen diende om deze en gene zaken langs meer zekere en vaste orde te regelen. Immers al het boven aangemerkte leert ons , wat er van die zekere en vaste orde zij , en dat de Schrijver der Staatk. Part. , bl. 107 te recht leert , dat MAURITS instructie in zeer onbepaalde termen gesteld was. (46) BOR , 20 B. , f. 85 , die verhaalt , dat er alstoen op het Hof » eene gewichtige zaak door twee van de oudste en ervarenste Advocaten bepleit wordende , men zegt voor eene kluchte gebeurd te zijn , dat een van de hellebardiers van Z. Exc. , hoorende den eenen Advocaat de zaak bepleiten , zeide , die Advocaat heeft gelijk : maar als hij daarna den anderen mede hoorde spreken en ter contrarie sustineren , zoo meende hij , dat dezelve ook gelijk had , en zeide , zij hebben beide gelijk : want zijn verstand ZOO verre niet strekte , dat hij goed onderscheid maken konde : en alzoo werd er bij eenigen zeer mede geboert en gelachen , vermits hem ' t zelve zoo ernstig afging." In de Res. St. Gen. wordt er over de benoeming en installatie van MAURITS als Stadhouder niets gevonden , dan op den 14den November. >> Nihil actum , mits die van Holland en Zeeland hebben moeten 2 vaceren in de installatie van Graaf MAURITS in het gouvernement van Holland en Zeeland." (47) Door Vriesland werd in dezen titel verstaan West- AANTEEKENINGEN 47-48 . 185 vriesland , gelijk men ten volgenden jare te kennen gaf, toen men in Engeland meende , dat er de Provincie Vriesland mede bedoeld werd. BOR , 22 B. , f. 71. (48) Zie REYD , bl . 81. Hooft , bl. 1041. WAG . , VIII , 111 , KLUIT , II , 128. Indien er van dit verhaal , waarvan men niets vindt bij BOR , iets waar is , dan schijnt , gelijk ook HOOFT er uit besluit , aan LEYCESTER vóór zijn vertrek uit Engeland , de meening der Staten Generaal om hem het Gouvernement Generaal op te dragen , niet onbekend geweest te zijn . Met dit al moet hij niet zoo erg verstoord zijn geweest , dat hij , gelijk men verhaalt , den handel met hem bijkans had afgesneden ; daar het dan vreemd is , dat hij zich met zulke niets afdoende antwoorden heeft laten te vreden stellen. Inderdaad hij had reden om onvergenoegd te zijn. Wel is waar had Holland steeds onder eenen bijzonderen Stadhouder gestaan , en was het Stadhouderschap van Braband , als van de voornaamste van alle de Provin- cien , vóór den oorlog steeds aan den Gouverneur Generaal gebleven : doch daar nu door den oorlog Braband zoo goed als verloren was , scheen het behoorlijk , dat Holland in deszelfs plaats kwam om aan den Gouverneur Generaal overgelaten te worden , daar deze anders buiten een bijzonder gouvernement zijn zoude. En wat den titel van geboren Prins van Oranje betreft , hoezeer eenigermate te verdedigen (BILD. , VIII , 101 ), bleek het echter genoegzaam , dat dezelve ter vermindering van het aanzien van LEYCESTER werd aangenomen , daar niet gevoerd had . MAURITS vroeger dien Verkeerdelijk verhalen sommigen , dat hij den titel kreeg van Prins van Oranje. STYL , Opk. en bloei , bl. 215. BOSSCHA , Neerl. Held. , I , 280. Toen het gerucht hieromtrent , als of MAURITS laatstgemelden titel zou hebben aangenomen , ten volgenden jare in Engeland verspreid werd , werd het te recht van onze zijde tegengesproken. BOR , 22 B. , f. 64. Aangaande de regering van het Prinsdom , door WILLEM I aan MAURITS gedurende PHILIPS WILLEM's gevangenschap opgedragen , leest men de volgende acte in het Depechenboek Stat. Gen.: 186 AANTEEKENINGEN 48 . >> Déclaration des États Gén. au profit de Monseigneur le Comte MAURICE de Nassau etc. touchant la Principauté d'Oranges." >> Messieurs les États Gén. ayant visité et examiné l'at- >> testation ici insérée , ont résolu et trouvé bon de mettre >> ladite attestation ès mains de Monseign' . le Comte MAU>> RICE etc. et d'adviser et requérir sa Seigne. de faire >> instance vers le Magistrat de cette ville , de vouloir faire >> ajourner ceux qui ont soussigné ladite attestation , afin >> qu'à sa requisition ils reconnoissent en droit leurs signa>> tures et attestent solennellement de la vérité du con>> tenu de ladite attestation , et d'en faire expédier un ou >> plusieurs instruments en forme due , desquels sa Seigne. >> s'en puisse après servir pour entreprendre la régence et >> administration selon la volonté de Monseign' . le Prince » de très-haute et trés-illustre mémoire , et suivant ce qui >> est contenu en ladite attestation , de quoi aussi mesdits » Seign™s. les États Gén. un ou plusieurs tous (1 ) >> en regard du bien public et de Monsieur son frère ainé , Seigne.. et en tant que >> requièrent très-instamment sa Seign >> besoin est , l'autorisent. S'ensuit la dite attestation. >> Nous soussignés , présentement tous assemblés en cette >> ville de Delft , attestons et certifions tous par ensemble » et un chacun de nous à l'instance et requisition de >> Messeigneurs les États Gén. de ces Provinces Unies , et >> nommément de Messieurs les États de Hollande et de » Zeelande , que feu Monseigneur le Prince d'Orange Comte >> de Nassau etc. a requis par lettres quelques uns d'entre >> nous de le venir trouver à Pâques dernières en cette ville » de Delft , et aux autres , étant de son Conseil ordinaire , >> commandé d'assister , pour servir à son Exc. de notre >> avis et conseil et d'être témoins en ce qu'il nous commu>> niqueroit et ordonneroit touchant sa dernière volonté et >> l'ordre qu'il étoit délibéré de mettre aux affaires de sa (1) Twee of drie woorden onleesbaar. AANTEEKENINGEN 48. 187 >> Maison , pour couper chemin à tous débats et différens naitre entre ses enfans. Et nous >> qui pourroient (1) >> ayant par diverses fois fait assembler à cette cause quinze durant , enfin lundi en la seconde semaine àprês » Pâques , étant le 9º du mois d'Avril de la présente année , >> nous appela après le diner en sa garde-robe : là où étant >> par commandement de son Exc. lecture faite de tous les jours >> points qui par nous avoient été conçus , sur le premier >> qui concerneroit la Principauté d'Orange , déclara bien ex>> pressément et avec fort mure délibération son intention >> et absolute volonté être et avoir toujours été de laisser >> ladite Principauté d'Orange après sa mort à Monseigneur >> le Comte PHILIPPE GUILLAUME , son fils ainé , Comte de » Buren etc. mais considérant la détention de sondit fils » entre les mains des Espagnols , par laquelle lui est violen>> tement ôtée toute liberté de pouvoir entendre aux affaires >> concernantes ladite Principauté , comme il seroit bien requis » pour le repos et bien de ses sujets , qu'il entendoit et >> vouloit que tant que sondit fils ainé seroit détenu en >> Espagne et ne seroit mis en pleine et pure liberté en >> ces pays , son frère Monseigneur le Comte MAURICE de >> Nassau auroit l'entière , libre et absolute régence et ad>> ministration de ladite Principauté en la même sorte et >> avec tel pouvoir qu'auroit mondit Seigneur le Comte de » Buren même , s'il étoit de retour de pardeça , et ce sans >> être tenu de lui en rendre aucun compte de la régence >> et administration susdit , mais que ledit Sieur Comte de » Buren à son retour reprendroit ladite Principauté des >> mains de sondit frère en tel état comme elle se trouveroit >> alors . En témoin de ce nous avons signé la présente >> de notre nom. Fait en la ville de Delft ce 18 jour de » Juilliet 1584. ( Signé) ELBERTUS LEONINUS , ADRIANUS VAN >> DER MYLE , P. BUYS , HUG. DONNEAU , PHIL. VAN DER AA , >> P. LOZELEUR /BRUNYNCK , PAUL [KRUBBE ] . >> En témoin de tout ce que dessus ont lesdits Sieurs >> États fait signer ces présentes , par leur Greffier. (1) Onleesbaar. Fait 188 AANTEEKENINGEN 48-51 . >> en l'assemblée des États Gen. à Delft ce 26 Juilliet 1584 . >> Par ordonnance desdits Sieurs États Gen. (Signé) M. DE >>> HENNIN ." (49) BOR , 21 B. , f. 4 . (50) BOR , 20 B. , f. 86. De gantsche brief is overwaar- dig gelezen te worden , daar er de schier wanhopige toestand des lands met levendige kleuren in geteekend wordt. (51 ) Wat er in de Staten van Holland besloten werd , leest men in de Res. Holl. 23 , 24 Dec. 1585 , 8 January 1586. BOR , 21 B. , f. 5. nuary 1586 leest men : In de Res. >> Gedelibereerd op de autoriteit , St. Gen. 9 Ja- die men Z. Exc . den Grave van Leycester over de Geun. Provincien zal defereren. >> Die van Gelderland verklaren te vreden te wezen , dat Z. voorz. Exc. volkomen autoriteit zal worden gedefereerd over alle de Geun . Provincien zoo wel in ' t feit van oorloge en des daaraf dependeert , als ook in politieke zaken , zulks als de voorgaande Gouverneurs Generaal van de Nederlanden hebben voortijden gehad , welverstaande dat de collatien van de officien in de respective Provincien in ' t feit van de justitie en politie ter dispositie van den Gouverneur Generaal van de Nederlanden van oude tijden gestaan hebbende , zullen worden gedaan bij Z. Exc. op de nominatie van de respective Provincien , daartoe telker reize twee of drie personen zullen worden genomineerd , en dit voorbehoudens het onderhouden van den tractate met H. Maj . en zonderling het 20ste artikel van denzelven belangende de religien en privilegien. » Die van Vlaanderen verklaren , dat zij te vreden zijn , dat Z. Exc. over deze Geun. Provincien zal worden gegeven al zulke volkomen autoriteit , als de voorgaande Gouverneurs over deze Nederlanden voortijden gehad hebben. >> Die van Holland verklaren , dat zij te vreden zijn , dat Z. Exc. boven den titel en commissie , derzelve bij H. Maj . gegeven , bij de Staten Generaal gegeven zal worden commissie als Gouverneur en Capitein Generaal van de nader Geun. Provincien ; dat Z. Exc. zal hebben en gebruiken in de voorz. qualiteit alzulke autoriteit als in het tractaat met AANTEEKENINGEN 51 . 189 H. Maj. is begrepen , te vreden zijnde dat Z. Exc . in 't feit van de oorloge te water en te lande met al ' t geen daaraf dependeert , zal gebruiken volkomen en absolute autoriteit over al het volk van oorloge , en dat overzulks alle de particuliere Gouverneurs van de Provincien en Steden , Oversten , Admiralen en alle andere bevelhebberen en soldaten , mitsgaders de Provincien , Steden en Leden derzelve Z. Exc. zullen volkomen obedientie praesteren in de voorz. zaken : dat voorts in materie van politie en justitie Z. voorz. Exc. zal gebruiken alzulke autoriteit , als de Gouverneurs van de Nederlanden bij tijde van Keizer KAREL hebben gehad , behoudelijk dat de officien bij voorgaande nominatie zullen worden geconfereerd volgende de opinie van die van Gelderland , en dat het voorz. tractaat met H. Maj . gemaakt , bij Z. Exc . in alles zal worden geobserveerd en onderhouden : dat mede de Staten Generaal neffens Z. Exc. zullen stellen eenen Raad van State , die met de twee Raden , bij H. Maj . in denzelven Raad gecommitteerd of alsnog te committeren , Z. Exc. zullen assisteren tot beter directie van de zaken van den lande. >> Die van Zeeland conformeren hen met de opinie van die van Holland , daarbij voegende , dat de Staten zoo generaal als particulier zullen mogen vergaderen zoo dikwijls als zij tot ' s lands welvaren zullen bevinden te behooren ; en dat de tractaten zoo generale als particuliere , inzonderheid de Unie van Utrecht zullen blijven in heur vigeur , alles zonder prejudicie van ' t gene de voorz . Gedeputeerden suo loco verstaan te verklaren aangaande de domanien , geestelijke , geannoteerde en geconfisqueerde goederen. >> Die van Utrecht conformeren hen met de opinie van die van Zeeland , daarbij voegende , dat om alle disputen te verhoeden , dat men uitdrukkelijk zal bespreken , dat de Heeren Staten verstaan te blijven bij de nader Unie tot Utrecht besloten . >> Die van Vriesland verklaren zeer redelijk en billijk te bevinden , dat Z. Exc. met behoorlijke macht en autoriteit en behoorlijke worde voorzien middelen van wege de en voor zoo Geun. Provincien veel zij hen tot dezen bij 190 AANTEEKENINGEN 51-53 . heure principalen door verschrijving van Mijne Heeren Gen. Staten bevinden gemachtigd , verklaren , dat men Z. Exc. zal overgeven de overste macht en autoriteit van den krijgshandel met ' t gene daaraan kleeft zoo wel te water als te lande , te paard en te voet , en dienvolgende de Provincien , Steden en Leden van dien met de Gouverneurs en Regeerders derzelve te verbinden tot 1 volkomen obedientie en gehoorzaamheid van hetgene bij Z. Exc. zal worden geordonneerd , en daarbeneffens Z. Exc. de politieke zaken , in den tractate van de Maj . van Engeland begrepen , mede laten dirigeren tot de eere Godes , tot meeste nut , oorbaar en welvaren van den lande , en dit alles volgende den voorz. tractate , stellende de administratie van de andere politieke zaken tot advies en welbehagen van heure meesters en principalen , en onverminderd de nadere Unie en andere tractaten , privilegien en gerechtigheden van den lande." (52) Men leest dit besluit bij BOR , 21 B. , f. 5 . (53) Het verhandelde ter Staten Generaal ten dezen vindt men bij BOR , Auth. Stukk. , II , 60-62. In het Depechenb. Stat. Gen. 1586 leest men het volgende , nog onuitgegeven verbaal , waaruit wij eenige belangrijke punten willen mededeelen. >> Communicatie gehouden tusschen Z. Exc. geassisteerd met den Heer Ambassadeur DAVISSON en Mijnheer VAN SIDNEY , Gouverneur der stad Vlissingen en de Heeren Kanselier van Gelderland , MENIN , MAELSON , VOSBERGEN , Mr. FLORIS THIN en Doctor ARENSMA , Gedeputeerden van Mijne Heeren de Gen. Staten op den 17den January 1586. » Nadat Z. Exc. door den voorz. Heer Ambassadeur Mijne Heeren de Gen. Staten had doen bedanken van de groote eer en affectie , Z. Exc. gedaan en bewezen door het defereren van de autoriteit en digniteit van Gouverneur Generaal over de Geun. Provincien , naar breeder inhouden der acten , Z. Exc. daarvan geleverd , waartoe Z. Exc. (hoewel zulks niet verdiend heeft nochte bastant , zoo hij zeide , AANTEEKENINGEN tot uitvoering van zulken 53. 191 ambt en last) , nochtans zich gaarne ten dienste van den lande wilde laten gebruiken met goeder harte in alle vlijtigheid ; zoo heeft Z. Exc. doen verklaren zekere punten geremarqueerd te hebben in de voorz. acten zoo wel belangende de autoriteit als contributien , die wat scabereus schenen te + wezen en wat zwarigheids te hebben en wel behoefden geliquideerd en geklaard te worden : nemende mitsdien de voorz . Heer Ambassadeur eerst de acte van delatie van de autoriteit in handen ; en dezelve gelezen hebbende tot de clausule : En zal Z. Exc. hebben en gebruiken over dezelve Provincien en elke van die alzulke autoriteit , etc. zeide de voorn . Ambassadeur daarin wat zwarigheid bevonden te zijn meer in de orde en form dan in de substantie , naardien dat deze macht en autoriteit Z. Exc. niet wordt nu eerst gedefereerd of gegeven bij de Heeren Staten, Generaal, maar dat dezelve Z. Exc. was competerende uit de kracht van den tractate bij H. Maj . en de Heeren Staten geaggreëerd en de commissie van H. Maj . daarop gevolgd. Waarop de Gedeputeerden zeiden , dat zij ' t zelve ook zulks verstonden , en dat die acte of commissie , die men Z. Exc. verstond te geven onder ' t zegel naar behoo" daarnaar zoude worden gedresseerd of gerecht. » En komende Enz. >> En voorts lezende tot het woord politie en justitie , zeide de voorz. Heer Ambassadeur , dat het woord politie generaler was dan het woord justitie , ' t welk maar eene specie of partij van de politie was ; vragende wat men verstond dat de autoriteit en last zoude wezen van Z. Exc. in 't stuk van de politie. Daarop geantwoord is geweest , dat Z. Exc. met den Raad van State zoude mogen maken placaten en ordonnantien , creëren den Magistraat en Wethouderen daar zulks van noode of gebruikelijk was , en voorts alles doen , ordonneren en gebieden , wes Z. Exc. verstond te strekken tot dienst en welvaren van den lande , behoudelijk dat ' t zelve niet zoude strekken tegen de privilegien en gerechtigheden van den lande ; en dat om dier oorzake wille daarbij gevoegd was het woord wettelijk om des wille , dat de Gouverneurs Generaal voormaals vele 1 192 AANTEEKENINGEN 53. zaken hadden geattenteerd en uitgericht tegens de privilegien, Waarop de statuten en gerechtigheden van den lande. Ambassadeur repliqueerde , dat de meening en intentie van Z. Exc. was wettelijk te regeren en gouverneren , maar dat men ook zien moest , dat ' t geen bij Z. Exc. wettelijk wordt gedaan of bevolen , niet wierd geduid of gezegd onwettelijk te zijn of jegens de privilegien of gerechtigheden. Is daarop gezegd geweest , dat de Raden van State Z. Exc. wel zouden weten te onderrichten , of wettelijk of tegens de rechten en privilegien van den lande was of niet , en dat , die privilegien pretenderen , daaraf moeten doceren . » Vraagde ook Enz. >> En vervolgende de clausule , dat de giften en collatien van de principaalste officien zouden worden gedaan bij Z. Exc. ter denominatie etc. werd van wege Z. Exc. gevraagd , of 't zelve zulks ook was geweest bij de tijden van de andere Gouverneurs Generaal : en bijzonder scheen hem Z. Exc . wat te belgen , dat de Staten Generaal hem zouden bijvoegen eenen Raad van State , ter denominatie van de Pro- vincien , van alzulke personen , als heurlieden goeddunken zouden , zonder Z. Exc . eenigzins daarin te kennen ; makende daarop een lang discours , en zeggende , dat , nademaal de Staten Generaal hem vertrouwden de gantsche regering en 't welvaren van den lande en hem de electie en collatie toestonden van de officien , daar nergens na zoo • veel aan gelegen was , dat hij ook wel behoort te weten en wat zeggens daarin te hebben , met wat luiden en personen hij zoude gouverneren en zijn ambt volbrengen ; dat aan zijne diligentie en vlijtigheid niet zoude ontbreken ; maar dat er geen Prins of Heer zoo suffisant was onder de zonne , die zulken last alleen zoude kunnen dragen en uitvoeren. >> Waarop gezegd werd , dat de Staten Generaal Z. Exc. alles toevertrouwden en aan zijne goedheid en vromigheid niet twijfelden , maar dit eene zaak was van groote consideratie en gevolg ; dat bij de aflijvigheid van Z. Exc . de toekomstige Gouverneurs ' t zelve zouden mogen trekken in consequentie , en dat alsdan hierna meerder zwarigheid AANTEEKENINGEN 53. 193 mocht vallen : dat dit maar wordt gedaan voor ééne reis , en dat de Raad eenmaal geëstablisseerd en gesteld zijnde , Z. Exc. alsdan de vrije electie en dispositie zoude houden , om in de plaats van de aflijvigen of anderszins vacerende plaatsen te committeren uit de genomineerden van de Provincien alzulke personen , als Z. Exc. believen en best dunken zoude : en dat deze Raad maar zoude worden gesteld voor den tijd van één jaar , waartusschen Z. Exc. de landen en luiden beter zoude leeren kennen , gelijk ' t zelve breeder zal worden gecaveerd bij de instructie voor Z. Exc. en den Raad van State , die onder handen en nu bijna al gemaakt was. >> Ten welken van wege Z. Exc. gezegd werd , dat de instructie maar zoude dienen , om de macht en autoriteit van Z. Exc. te restringeren , en dat het punt van de consequentie namaals of in toekomende tijden niet veel te beduiden had : maar alzoo de reputatie van H. Maj . en de eer van Z. Exc. nu alhier geëngageerd en ten hoogste daaraan gelegen was , wat Raad Z. Exc. te zijner aankomste en intree in ' t mandement en beleid van de oorloge en des gemeenen lands zaken zoude worden bijgevoegd , dat men daarom vooral goede zorg behoort te dragen , dat Z. Exc. mochten worden bijgevoegd goede , getrouwe en bekwame personen tot zulke zwaarwichtige zaken . En Z. Exc . daarop het woord aannemende , zeide , dat men de Raden van State behoort te stellen uit den Adel van den lande of andere geleerde luiden en wel ervaren in ' s lands zaken ; daarbij voegende , dat H. Maj . wel had verstaan , dat al bij 't leven van Z. Exc . h. ged. hierin gebrek was gevallen : en hem keerende tot den Heer MENIN , zeide : gedenkt ' t u nog , wat de Groot-Tresorier van Engeland tot u hiervan zeide , als dat het meest koopluiden waren , die in den Raad en regering van den lande waren. Waarop bij den voorz . Ge- deputeerde geantwoord zijnde , dat deze landen , bijzonder Holland en Zeeland , meest bij den koophandel , negotiatie en navigatie waren bestaande , en dat er vele vrome koopluiden waren in ' s lands zaken zeer wel ervaren , en die hen van den eerste aan hadden laten gebruiken ten dienste I 13 194 AANTEEKENINGEN 53 . van den lande , en dat Z. Exc. dat vertrouwen wel behoorde te hebben van Mijne Heeren de Staten , dat zij hem goede en getrouwe luiden tot Raden van State bijvoegen zouden , daarvan het land zoude worden gediend ; zeide Z. Exc. dat hij wel verstond , dat er wel goede , getrouwe koopluiden in deze landen waren , die men wel mocht gebruiken , maar dat zij nochtans altijd waren geneigd en geinclineerd tot heuren eigen profijt , en dat overzulks in alle de steden , daar hij gepasseerd had , namelijk tot Dordrecht , Rotterdam en Delft , hij was geadverteerd en verzocht , ja bij de koopluiden zelven , dat hij wilde de orde stellen , dat er geene tot Raden van State werden gecommitteerd , koopluiden tot doordien dat zij , wetende al wat er omging en of men den uitvoer van eetwaren en anders toelaten of verbieden zoude , zij en de heuren altijd middelen hadden , om den zeggende anderen koopluiden een voordeel af te zien : ook dat H. Maj . hem vooral had belast , dat hij goede zorg zoude dragen , dat hij goeden raad bij zich had. >> En mitsdien. Enz. >> En komende aan de woorden : en bovendien zullen de Staten zoo in ' t generaal als in ' t particulier vergaderen als 't hen goeddunken zal , was in de marge van dien geannoteerd ; mits dat hetzelve niet geschiede buiten weten van Z. Exc.: vragende de voorz. Heer Ambassadeur , of van ouds bij tijden van de Gouverneurs Generaal de Staten Generaal en Particulier mochten vergaderen als ' t hen beliefde. Daarop gezegd werd , dat de Staten Generaal en Particulier waren geprivilegieerd en gerechtigd om zulks te mogen doen , maar dat de Gouverneurs Generaal daar heel tegens hadden geweest en altijd gepoogd gehad ' t zelve te beletten : en zoo ver als de Staten Generaal hadden mogen bijeen komen in den jare 66 , dat zij wel zulke orde daarin zouden hebben dat de navolgende troubles wel verhoed zouden worden hebben , en dat zoodanige vergadering altijd geschiedt om te voorderen den dienst en welvaren van den lande ; gesteld , maar dat wel redelijk is , dat ' t zelve geschiede bij weten van den Gouverneur Generaal. Enz. >> Zondag den 19den January 1586. Zijn de Heeren - AANTEEKENINGEN 195 53. andermaal in conferentie geweest met Z. Exc. den Graaf van Leycester , -- alwaar Z. Exc. aangediend zijnde dat den Heeren Staten Generaal was rapport gedaan van de voorgaande communicatie , en dat overzulks eenige punten of zwarigheden waren geredresseerd naar de meening of intentie van Z. Exc . in de acte van de delatie van de autoriteit ; en dezelve acte aldaar gelezen zijnde , heeft de Heer Ambassadeur daarop gezegd , dat hij niet konde vermerken iets bijzonders daarin veranderd , maar alleen eenige woorden getransporteerd te zijn , en dat het niet de pijne waard was zoo lang daarover doende geweest te zijn . Enz. - » En nadat Z. Exc. een weinig met de zijnen had gesproken , zoo heeft de Heer Ambassadeur van wege Z. Exc. verklaard , dat Z. Exc. de Heeren Staten Generaal ten hoogste was bedankende van de groote eer , affectie en 't goed vertrouwen , ' t welk zij hem waren toedragende en bewijzende en hoewel hij hem zelven bevoelde niet volko- menlijk gequalificeerd tot de uitvoering van zulken zwaren ambt en last , als hem bij de Heeren Staten was gedefereerd en opgelegd , nochtans , naardien Z. Exc. wel had kunnen vermerken , dat de confusien , disordren en inconvenienten , den Provincien overgekomen , veelal geprocedeerd waren door gebrek van behoorlijke autoriteit , dat daarom Z. Exc. gedreven zijnde door eenen ijver tot verbreiding van Gods eer en Zijns heiligen Evangeliums , en om deze bedrukte landen , zoo veel in hem was , te helpen , de voorschr. presentatie van de Heeren Staten Generaal was accepterende , belovende lijf, goed , bloed , zinnen en verstand , en alles wat hem op deze wereld lief en waard was , niet te sparen , om dezen landen dienst te doen , en dat op het vertrouwen , dat de Gen. Staten in alle vromigheid met hem komen handelen en getrouwelijk presteren en voldoen ' t geen zij hem waren aanbiedende : verklarende per courtoisie daarbeneffens dat , indien uit zijne regering en administratie de vrucht en 't effect zulks niet volgden , als de landen gaarne zagen en wenschten , dat Mijne Heeren de Staten Generaal henl. zelfs een groot deel van dien zouden hebben te imputeren , dat zij niet hadden verkoren een suffisant personage tot 'de uit13* 196 AANTEEKENINGEN voering en verrichting van 53. zoo zwaarwichtige zaken : en daarbij gevoegd hebbende , dat hij niet twijfelde , of Mijne Heeren de Staten Generaal zouden hen accommoderen en te wille zijn in de punten of zwarigheden van Z. Exc. gemoveerd en voorgedragen , - tot afhandeling en liquidatie derwelker Z. Exc. verklaarde gecommitteerd te hebben de Heeren Milord NORTH , Sir PHILIPS SIDNEY , den Heer Ambassadeur en nog eenen' Doctor aldaar present , - zoo hebben de voorschr. Gedeputeerden dat maal afscheid genomen. >>> Den 20sten January 1586.- En komende tot het punt van het stellen of committeren van de Raden neffens Z. Exc . is daar weder een lang discours en debat op gevallen ; zeggende de Heer SIDNEY , dat men Z. Exc. daarmede behoorde te laten beworden , gelijk de Gouverneurs Generaal van ouds hadden gedaan , naardien Z. Exc. niet geringer was van qualiteit , immers zeer weinig ; dat hij hem ook wat geoefend had in de historien en daaruit verstaan , dat , zoo wanneer de staat van de Republiek van Rome in ' t uiterste perikel of danger gekomen was , ( zulks de Nederlanden jegenwoordig zijn naar ons eigen zeggen en bekentenis , ) noodshalve moest worden geprocedeerd tot creatie van eenen Dictator ; dat dezelve volkomen macht en dispositie heeft gehad over al ' t gene ' t welvaren van den lande was concernerende , zonder eenige instructie , limitatie of restrictie ; begeerende ook te weten , of men nog meer limitatien of restrictien zoude willen maken op de gedefereerde macht en autoriteit van Z. Exc. - Waarop geantwoord is , - dat op alle handelingen met de Kon . Maj . van Engeland , de Gedeputeerden altijd in mandatis hebben gehad niet te wijken van dit punt belangende het stellen van den Raad van State , en dat overzulks de Provincien al hadden geprocedeerd tot nominatie van degenen , die zij daartoe begeerden te gebruiken ; maar dat de Gedeputeerden van de Provincien wel te vreden waren aan heure principalen hiervan te schrijven en haar— luider meening hierop te verstaan. Enz. >> Waarna vraagde de Heere SIDNEY , nademaal Z. Exc. bij de Staten Generaal was gedefereerd de opperste en absolute macht in ' t stuk van de oorloge , of Z. Exc . ´zoude AANTEEKENINGEN 197 53. mogen revoceren alle commissien van Gouverneurs , Colonels , Capiteinen en Bevelhebberen , of dezelven continueren of anderen aannemen naar zijn welbehagen. Daarop gezegd is , dat de Gouverneurs of Stadhouders van de Provincien altijd hare commissie hadden verkregen van den Prins van den lande en niet van den Gouverneur Generaal , en alzoo de Heeren Graaf MAURITS van Nassau etc. en andere Gouverneurs heure commissien hadden verkregen van de Staten van de Provincien respectief (1 ) , bij dewelke nu de souverainiteit van den lande was , dat men daarom verstond , dat de Gouverneurs of Stadhouders van de Provincien zouden blijven gecontinueerd ; en dat Mijnheer Graaf MAURITS van Nassau etc. als Gouverneur van Holland en Zeeland , ook was Admiraal van denzelven lande , die zijnen Luitenant had den Heer van Warmond in Holland , en den Heer JUSTINUS van Nassau en Zeeland. Daar de Heer SIDNEY weder op repliqueerde , dat de vraag niet was van de Gouverneurs van de Provincien , maar van de Gouverneurs van de steden en quartieren en bijzonder op de frontieren. Waarop gezegd is geweest , dat in Holland en Zeeland en ook in de andere Provincien , uitgezonderd Vlaanderen , geene Gouverneurs van steden zijn ; dat er wel ook Gouverneurs van steden in Holland geweest zijn in de voorleden oorloge , maar dat bij Z. Exc. en de Staten van den lande niet goedgevonden is geweest particuliere Gouverneurs over de steden te stellen , en dat zulks alle de Gouverneurs van de steden afgeschaft zijn : dan indien Z. Exc . bij tijde van nood of belegering goedvond in eenige steden Gouverneurs te stellen , ' t zelve zoude staan ter goeder discretie en dispositie van Z. Exc. En werd ook daarbij gezegd , dat de Staten Generaal hadden geconcipieerd zekere instructie voor den Raad van State , neffens Z. Exc. te stellen , waaruit Z. Exc. zoude kunnen verstaan , wat de Ten welken gelast zoude wezen van de voorz . Raden. zegd werd , dat alle instructien niet anders zijn dan limitatien van de commissie , en dat Z. Exc. gedefereerd zijnde het Gouvernement Generaal der Nederlandsche Provincien , hij (1) Dit is waar van MAURITS , niet van de overige Gouverneurs. 198 AANTEEKENINGEN zulke instructien niet behoefde. dat alle voorgaande 53. Daarop gezegd is geweest , Gouverneurs , ja zelve de Koningin Douairiere van Hongarije , zuster van den Keizer KAREL h. ged. , en de Raad van State neffens H. Maj . gesteld , - instructie hadden ontvangen , waarnaar zij hen hadden te reguleren in ' t beleid van de zaken van state (1 ). Mits welken de Generaal NORITS de instructie in handen nemende , heeft vreemd gevonden , dat daarin stond , dat Z. Exc. zoude wezen één van den Raad en zulks gecompareerd bij de andere Raden. Daarop gezegd is , dat alle de voorgaande Gouverneurs Generaal altijd zijn geweest van den Raad van State en ' t hoofd van dien : niettemin zoo verre zij verstonden , dat de naam van Z. Exc. daaruit gelaten of in de plaatse van dien gesteld zoude worden , dat Z. Exc. zal wezen het hoofd van denzelven Rade , dat de Staten Generaal ' t zelve wel mochten lijden. Enz. >> Den 21sten January 1586. - Heeft de Heer Ambassadeur van wege Z. Exc. gezegd gehad , dat Z. Exc. de Heeren Staten Generaal ten hoogste was bedankende van de groote eere bij dezelven Z. Exc. gedaan door de delatie van den Gouvernemente Generaal en van de absolute autoriteit in krijgszaken en ook in de politie en justitie , waardoor Z. Exc. hem hield grootelijks verbonden ten dienste van denzelven lande , waartoe hij hem zelven en alle zijne middelen gaarne wilde laten gebruiken ; maar dat Z. Exc.. de zaken alhier bevond in zulken gestalt , dat hij ' t voorschr. Gouvernement niet zoude kunnen aannemen noch uitvoeren met eere van H. Maj . noch van hem zelven ; dat hij daarom zeer wel te vreden was met het Luitenantschap Generaal van H. Maj. en met de autoriteit hem gegeven bij den tractate tus-schen H. Maj . en de Geun . Provincien gemaakt ; dat Z. Exc. ook van ure tot ure kwade tijding was verwachtende van (1) Deze bewijsgrond klemt niet. De voorgaande Gouverneurs hadden hunne instructien ontvangen van den Souverein , die hunne macht naar welgevallen steeds vermeerderen of verminderen mocht. LEYCESTERS macht zou berusten op eene overeenkomst met de onderdanen , en was dus niet vatbaar om willekeurig vermeerderd of verminderd te worden. AANTEEKENINGEN 53. 199 't verlies van de eene of andere stad of plaats , 't welk redunderen zoude tot zijne disreputatie , indien hij ' t Gouvernement Generaal aangenomen had , en mitsdien de Heeren Staten Generaal was bedankende van dezelve eer hem aangeboden ; verzoekende dat de Heeren Generale Staten zouden gelieven orde te stellen op heure zaken , dat zij niet komen in voorder verloop en verlies ; dat Z. Exc. desniettemin zal continueren in dezelve goede genegenheid en affectie ten dienste en welvaren van den lande en hem met goeder harte laten gebruiken achtervolgende den last en commissie van H. Maj . Waarop de Gedeputeerden gezegd hebben , dat zij van wege Z. Exc. zulk antwoord niet verwacht hadden , biddende H. Ed . te willen gedenken , wat er tot nog toe met Z. Exc. gepasseerd en gehandeld was , en daarom wilden verdacht zijn , dat bij Z. Exc. niet worde genomen zoodanige resolutie , die de eer en reputatie van Z. Exc. mochte nadeelig zijn ; dat de Gedeputeer- den wel verwonderd waren van deze voorgedragen resolutie en verandering van Z. Exc. , nademaal Z. Exc. opentlijk verklaard had het aangeboden Gouvernement Generaal aangenomen te hebben. >> Waarop bij den Heer Ambassadeur gezegd zijnde , dat Z. Exc. de voorz. presentatie niet simpelijk en absolutelijk had geaccepteerd , maar onder zekere conditien , is hem geantwoord geweest , dat Z. Exc. geene conditie altoos daarbij gevoegd heeft , maar alleenlijk begeerd , dat men hem zoude geven contentement op de resterende punten of difficulteiten , daartoe men willig was te verstaan , zoo veel als mogelijk en doenlijk was. Waarop bij de voorschr. Gecommitteerden van Z. Exc. een weinig gepauseerd en gedelibereerd zijnde , heeft Monsieur SIDNEY ' t concept van de instructie in handen genomen en gezegd , dat Z. Exc . daarbij genoeg geredigeerd was in ordinem en niet meer preeminentie of autoriteit had dan de andere Raden van State , alzoo dezelve instructie overal sprak in plurali , zij zullen doen , zij zullen resolveren etc. vragende ook , wat men doen zoude , of de Raad presiderende de depêchen niet wilde parapheren , of dat de Tresorier en Raden de ordonnantien van betalingen 200 AANTEEKENINGEN 53. niet wilden onderteekenen , zulks als de instructie was luidende. >> Teń welken gezegd is , dat men verstond , dat Z. Exc. was het hoofd van den Raad van State , en dat alle de Raden van State , Tresorier , Ontvangers en anderen schuldig waren Z. Exc . te gehoorzamen en zijne bevelen naar te komen. Waarop bij Milord NORTH gevraagd zijnde , of Z. Exc. de materien , in deliberatie van den Raad gelegd , zoude concluderen naar de meerderheid van stemmen of opinien dan niet , is daarop geantwoord , dat de voorz. instructie den eersten maal zulks was geconcipieerd , maar dat de Gen. Staten namaals goedgevonden hadden , dat Z. Exc. , gehoord de opinien en adviezen van de Raden present zijnde , zoude uit alle dezelve resolveren en concluderen , zoo Z. Exc. zoude verstaan te dienen en strekken ten meesten dienste , profijt en welvaren van den voorz . lande. En nadat bij den Heer SIDNEY weder was vermaand van de Gouverneurs van de steden , en daarop als ' s daags te voren , ZOO gediend van antwoord zulks hebben de voorz. Heeren de voorz. instructie behouden , om in de marge van dien te annoteren de zwarigheden , die zij daarin mochten vinden , en den Gedeputeerden van de Staten Generaal dezelven te vertoonen. Waarmede zij uit de kamer vertrokken zijn , blijvende aldaar de Heer Ambassadeur DAVISSON , en zeggende tot de voorz . Gedeputeerden , dat hij van den eerste aan tot nog toe altijd gearbeid had , om de zaken te voorderen en brengen tot zulke punten als die tegenwoordelijk zijn ; - dat hij niet nalaten zoude alsnog alle uiterste devoir te doen , ten einde Z. Exc. voortvare en de zaak aanneme ; waarin hij Mijne Heeren de Staten wel wilde gewaarschuwd hebben , dat zij hen toch ZOO wilden comporteren tegens Z. Exc. , dat dezelve niet worde gedegouteerd door eenige longeurs en zeldzame proceduren ; dat er velen in Engeland waren , die wel gaarne zagen , dat Z. Exc. door misverstand en kwaad contentement veroorzaakt werd , om ons te abandonneren en weder naar huis te keeren ; dat Z. Exc. ook wel verscheidentlijk was geadverteerd vóór zijne overkomst in deze Nederlanden , dat AANTEEKENINGEN 53. 201 de Staten Generaal met vele schoone woorden en beloften zouden pogen Z. Exc. in ' t Nederland te trekken , en als hij overgekomen zoude zijn , dat zij weinig daarvan zouden presteren , maar zelven zouden willen de meesters blijven , zulks men had gezien bij tijde van den Aartshertog MATTHIAS en den Hertog VAN ALENÇON , ja van Mijnheer den Prins van Oranje zelven : begeerende daarom andermaal , dat Mijne Heeren de Staten Generaal hen daarin wilden kwijten naar behooren en alles doen wes tot de eere van Z. Exc. was dienende , opdat H. Maj . daarvan mocht hebben te beter contentement. Daarop geantwoord is , dat de Heeren Staten Generaal niet nalaten zullen aan hare zijde alles te doen wes hen mogelijk wezen zal om Z. Exc. te geven op alles behooriijk contentement. Enz. >> Donderdags (den 23sten January) hebben de voorz. Gedeputeerden hen gevonden binnen Leiden bij Z. Exc. en Z. Exc. aangediend zijnde , dat de Heeren Staten Generaal zeer droevig waren , dat Z. Exc. geen goed genoegen had gehad op de punten , in de laatste communicatie geventileerd , bijzonderlijk op het punt van de instructie voor den Raad van State , en dat de Gedeputeerden aldaar gekomen waren om Z. Exc. te geven contentement : verklarende dat men verstond , dat Z. Exc. niet zoude gehouden zijn aan dezelve instructie , maar dat dezelve diende voor den Raad van State , en dat de Staten te vreden waren , dat Z. Exc. dezelve instructie bij die van zijnen Raad zoude doen revideren en redresseren , zoo ten meesten dienste en profijt van den lande was vereischende ; dat ook Z. Exc . niet zoude gehouden wezen te procederen , resolveren of concluderen bij pluraliteit van stemmen , maar dat Z. Exc. , de adviezen van alle de Raden gehoord , daaruit zoude mogen concluderen , zoo hem best en oorbaarlijkst dochte voor de gemeené zake ; heeft Z. Exc. de Heeren Staten Generaal zeer doen bedanken van de eere , die zij hem deden , en van ' t goed vertrouwen , ' t welk zij op hem hadden , en dat hij ook willig en bereid was om hem te laten gebruiken ten dienste van den lande en ' t gouvernement aan te nemen , als hij zag , dat er apparentie ware om 202 AANTEEKENINGEN 53-55. de zaken met eere van H. Maj . te mogen uitrichten , maar dat hij weinig apparentie daartoe zag bij faute van middelen . Enz. >> Waarop Z. Exc. gezegd is geweest , dat men Z. Exc. voor den tijd van drie maanden zoude fourneren , Enz. Waarmede Z. Exc. scheen wat beter te vreden te zijn . >> Waarna in ' t lange en breed geventileerd zijnde het punt van het committeren en stellen van den Raad van State , heeft Z. Exc. verklaard , dat hij daartoe begeerde te committeren luiden van qualiteit en van verstande , daar hij hem op vertrouwde , en H. Maj . en de Staten van de Provincien respectief goed contentement en genoegen aan hebben zouden. Enz. >> Des anderen daags , wezende den 24sten January 1586 , heeft Z. Exc. op het toezeggen en ' t goed vertrouwen van als dat zij suffisante middelen zullen inwilligen , waaruit de maandelijke contributie van f 200000 zal kunnen worden , gefourneerd , en dat nu ter tijd de gemeene middelen zullen worden gezuiverd , en dat midde Staten Generaal , delertijd zonder fout aan baren gelde zullen worden opgebracht de f 200000 ter maand over de vier contribuerende Provincien , en dat de Provincien , Leden en Steden van dien hen zullen onderwerpen de executie van Z. Exc. en de goede hand daaraan houden , dat de onwilligen of in gebreke zijnden daartoe zullen worden geconstringeerd bij arreste en aanhouden van heure burgeren , schepen en goederen , daarvan Z. Exc. beloofd is te leveren behoorlijke acte , verklaard aan te nemen de regering en Gouvernement Generaal van de Nederl. Geunieerde Provincien." Enz. (54) (55) Zie dit accoord bij BOR , 21 B. , f. 6a. Zie die commissie bij BOR , t. a . p . Wat de be- ëediging betreft leze men Res. St. Gen. 30 January 1586. >> Uit elke Provincie is één gecommitteerd om te verzoeken Z. Exc. Graaf MAURITS Z. Exc. den Grave van Leycester den eed te willen afnemen als Gouverneur Generaal. » De voorz. Heeren Gedeputeerden hebben gedaan rapport , dat Z. Exc. Graaf MAURITS de Heeren Staten bedankte van de eere , die zij hem bewijzen , en dat Z. Exc. den last van den eed te stipuleren heeft aangenomen." AANTEEKENINGEN 3 February 1586. 55. 203 >> Is goedgevonden , dat Z. Exc. Graaf MAURITS zal worden aangezocht hem gereed te willen houden , om op morgen Z. Exc. den eed af te nemen als Gouverneur Generaal , en zijn gecommitteerd een van Holland , Zeeland en Utrecht om het voorz. aanzoek te doen." 4 February. >> De voorz. Heeren Staten zijn ten tien uren te samen erschenen in de audientie van den Provin- cialen Raad van Holland , en hebben aldaar gecommitteerd de Heeren Kanselaar van Gelderland , CARON , BREDERODE , VOSBERGEN en DUVENVOORDE , om Z. Exc. aan te zeggen , dat alle zaken gereed waren , en te verzoeken aldaar te willen compareren om te ontvangen het Gouvernement van den lande en te doen den eed daartoe staande . Welken volgende Z. Exc. gecompareerd wezende , heeft de Heere MENIN , Pensionaris van Dordrecht , daartoe te voren verzocht en gecommitteerd , gedaan aan de omstanders zeker vertoon , en met vele goede exempelen bewezen uit de Heilige Schrift en historien en van onze tijden , dat de almogende God de zijnen in den nood niet heeft noch zal verlaten , gelijk ook alsnu bleek , dat God H. Maj . had verwekt deze landen te assisteren en alhier te zenden Z. Exc. , wezende de vijand in zijne hoogste victorie , hebbende veroverd de stad van Antwerpen , Z. Exc . den Prins van Oranje h. 1. m. moorddadelijk omgebracht , zijnde de landen zonder hoofd , vol divisien en zonder genoegzame middelen om den vijand te mogen wederstaan : concluderende daaruit tot dankzegging , en vermanende eenen iegelijk , elk naar zijne qualiteit , Z. Exc. te bewijzen en doen allen schuldigen dienst en onderdanigheid , dewelke de Heere Staten Z. Exc. hadden toegezeid naar de autoriteit , die dezelve Heeren Staten Z. Exc. hadden geconfereerd , gelijk zij ' t zelve nader zouden verstaan uit de lecture van de commissie van Z. Exc. en de eeden respective bij Z. Exc. en Heeren Staten te doen. En is daarna Z. Exc. gevraagd , of hem zoude believen de commissie te hooren lezen : daarop geantwoord hebbende ja , heeft de Griffier AERSSEN dezelve zoo luide gelezen , dat die heeft mogen gehoord worden bij de voorz. omstanders , en daarna de eeden in Duitsche 204 tale. AANTEEKENINGEN Is voorts Z. Exc. bij 55. Graaf MAURITS gevraagd , of het Z. Exc. gelieven zoude op de voorz . commissie te doen den eed : en daartoe willig zijnde , is de voorz. eed insgelijks luide gelezen Latine : en heeft de voorz . Graaf MAURITS daarna denzelven eed Z. Exc. afgenomen , pronun– cerende dezelve Z. Exc. Ita nos juvet Deus omnipotens. Daarna hebben de Heeren Staten den voorz. AERSSEN gelast te lezen den eed bij hare E. aan Z. Exc. te doen : ' t welk gedaan zijnde , heeft Z. Exc. gevraagd , of de Heeren Staten willig waren denzelven eed te doen : en verklaard hebbende ja , heeft Z. Exc. dien afgestaafd. Doctor Daarna is voorgekomen CLERCQ en heeft vertoond de goede genegenheid van H. Maj . en bewijzende dat dezelve was gesproten uit de voorgaande Graven van Holland , dat H. Maj . niet was te houden als vreemde , maar als geboortige in deze landen ; daarna die goede genegenheid van Z. Exc. en van den gantschen Adel en Engelsche Natie al 't samen willig en bereid lijf en goed tot den dienst dezer landen te employeren , bewijzende de practijken der vijanden tot geenen anderen fine te strekken dan om deze landen te brengen in divisie en tot kleinachting van heure Overigheid , gelijk hij tot nog toe gedaan had ; daardoor deze landen gekomen waren in zulken verloop en schade : verzoekende daarom alle staten en conditien van menschen hen daarvoor te willen mijden en hoeden , en Z. Exc. te willen dragen alle behoorlijke eer en respect ; concluderende en verzekerende , dat , bij zoo ver de Provincien , Steden en Leden blijven vereenigd en vast verbonden , dat de vijand met alle zijne macht , listigheden en practijken dezelve niet zal kunnen beschadigen , en ter contrarie hen scheurende , dat er noch remedie noch hope is dezelve te mogen conserveren. Daarna hebben de Heeren Staten bij orde Z. Exc . de handen gekust en geluk geboden , en daarna geconvoyeerd tot in zijne kamer , alwaar Z. Exc. dezelven heeft ter maaltijd genood en gehouden." De wederzijdsche eeden leest men bij BOR , 21 B. , f. 8d. Onder de vroegere Gouverneurs Generaal zijn zulke eeden niet afgelegd. Waaruit alsmede volgt , dat de betrekking AANTEEKENINGEN van LEYCESTER , zelfde was. hoezeer onder 55-59. 205 denzelfden titel , niet de- (56) Zie BOR , 21 B. , f. 7. Toen op den 11den February 1587 de leden van dien Raad door de Gecommitteerden der Staten Generaal in A tegenwoordigheid van LEYCESTER waren beëedigd geworden , zeide laatstgemelde tot hen : Ziet , gijl. hebt alsnu eed gedaan ; dat gij dien volgt en onderhoudt : van mijnentwege , ik zal dien volgen en onderhouden : vermanende voorts de Heeren Staten , alzoo alsnog vele zaken aan hen blijven hangende , dat in hen geen retardement kome , opdat de dienst van den lande niet worde verachterd. Res. St. Gen. (57) Daar Utrecht zich bezwaard vond in den vrijen keur , dien LEYCESTER begeerde van een persoon uit elke Provincie in den Raad van State , verklaarden de Staten van Holland, dat zij liever den gantschen keur van den geheelen Raad aan LEYCESTER wilden overlaten , wijl hij hier gekomen was om te regeren en niet om geregeerd te worden , om te gebieden en niet om geboden te worden , om wetten te stellen en niet om ze te ontvangen. Toen Utrecht zelve in September 1587 deze woorden aan de Staten van Holland voorwierp , werden dezelve door dezen in hun antwoord onaangeroerd gelaten. BOR , 23 B. , f. 49b , 62b , 24 B. , f. 42c. KLUit , II , 393. (58) Op dezelfde wijze sprak ook de Regering Utrecht op den 23sten October 1587. BOR , 23 B. , f. 61a, (59) BOR , 21 B. , f. 14. Op den 7den February 1586 schreef de Lord Tresorier w. BURGHLEY aan LEYCESTER : >> To be playn with your Lordschip, in a few words , I and other your Lordschip ' s poore frends, find her Majestie so discontented with your acceptation of the government there, before you had advertised, and had her Majestie's opinion, that although I, for my own part, judge this action both honorable and profitable, yet her Majestie will not endure to heare any speeche in defence therof. Nevertheles I hope a small tyme shall alter this hard conceit in her Majestie, wherunto I have allready and shall not desist to oppose myself with good and sound reasons to move her Majestie to alter her hard opinion ." and her times , II , 282. Zie TH . WRIGHT , Queen Elisabeth En op den 29sten Maart 1586 schreef 206 AANTEEKENINGEN 59-63. de Heer WALTER RALEIGH aan LEYCESTER : » The Queen is in very good termes with you, and , thanks be to God ! well pacified, and you are againe her sweet Robyn." Eod. p. 291 . (60) Te recht wordt dan ook in een nameloos stukje van 1588 tegen de Staten gezegd : » Wat reden hebben zij de souverainiteit zich aan te meten? want door de verlating des Konings van Spanje geen andere Heer in zijne plaatse gekomen zijnde , is wel de beleiding en het gebruik der souvereine macht gekomen aan degenen , die het volk van den lande staatsgewijze zijn representerende : maar aangezien dat zij , luid des tractaats met Engeland , diezelve beleiding en 't zelve gebruik aan H. Maj . durende haar secours , of aan haren Gouverneur Generaal , dat is , Z. Exc. met den Raad van State , hebben overgegeven , en ondertusschen over die punten eens souvereinen gebieds , hiervorens aangetogen , geene dispositie altoos behouden hebben , dan alleenlijk dat zonder hun advies geen uitheemsch krijgsvolk gelicht , geene impositien verhoogd , geene munt veranderd , noch in geene handeling met den Koning van Spanje of dezes lands vijanden mag getreden worden , zoo is het niet anders dan eene zotte opgeblazen ijdelheid zich aan te meten hetgeen zij voor eenen zekeren tijd hebben overgegeven." BOR , 24 B. , f. 42d. KLUIT , II , 434. (61) KLUIT , II , 90. (62) KLUIT , II , 42 , 374. (63) Het verschil van beginselen , waartoe reeds kort hierna de verschillende beschouwing des staatsrechts ten dezen aanleiding gaf, vindt men duidelijk in de Res. Raad v. St. 8 Mei 1586. >> Les Députés des États Gén. à savoir le Sr. JAN D'Arnhem Gueldres , les Pensionaires de Dordrecht et Enchuisen , de MENIN en MAELSON d'Hollande , le Bourguemaître de Siricsee , CROMSTRYEN de Seelande et Mr. FLOIRE TIN , Avocat d'Utrecht, sont comparus au Conseil d'État en présence de S. Exc. pour communiquer sur le différent qui etoit sur les confiscations et biens ecclésiastiques ès Provinces Unies , ensemble sur les restans de Brabant : et fut remontré de la part de S. Exc. par le Chancelier de Gueldres auxdits Dé- AANTEEKENINGEN 63 . 207 putés , comme les États Gén. avoient choisi S. Exc. pour Général et absolu desdites Provinces Unies , et Gouvern r les frais de la guerre les brantschats et imaccordé posten de Gueldres , Flandres et Brabrant , et de la part Utrecht et Frise 200000 florins de Hollande , Seelande , par mois , sans expresser aucune autre chose pour le traite ment de S. Exc. et autres frais ordinaires , de sorte qu'en vertu de l'autorité et puissance absolue donnée à S. Exc. , lui devoient compéter lesdites confiscations , biens ecclésiastiques et restans , même considéré que à S. Exc. a été accordé semblable autorité , comme les autres Gouverneurs Gén. du temps passé avoient exercé , auxquels indubitablement avoit compété le droit et disposition desdites confiscations et autres émoluments extraordinaires , et que S. Exc. etoit tant plus fondé pour ce que les États Gén. n'avoient fait aucune réserve ou exception ès actes d'autorité et contributions , y ajoutant que , combien que la souverainité n'étoit à S. Exc. que toutefois les Députés des États Gén. n'étoient fondés èsdites confiscations , biens ecclésiastiques cédé pour ce que S. Exc. étoit accepté en vertu du particulier procure de chacune Province , et que la Généralité et restans , n'avoit jamais eu la disposition des confiscations ou biens ecclésiastiques , étant attribuées à chacune Province en particulier devant l'arrivement de S. Exc. de sorte que par l'absolu Gouvernement donné à S. Exc . l'on doit entendre tout être cédé et transféré que spécialement n'est reservé , même attendu que les domanies sont généralement comprises és actes susdits , la signification desquelles est si ample , ut etiam confiscationes et omnia alia jura dominicalia contineat : et quant auxdits restans , que les États ne pouvoient rien prétendre , vû qu'ils sont extra limites territorii et generalium et particularium Ordinum , et que les brantschats et impositions de Brabant étoient cédés sur le nom des villes et forts de Brabant comme associés , sans que les États Gén . en particulier en pouvoient prétendre quelque droit. Sur quoi de la part desdits Etats fut répondu , que depuis la souverainité n'etoit cédé à S. Exc. , le tout devroit demeurer à la Généralité que n'etoit expressément cédé et attribué à 208 S. AANTEEKENINGEN Exc. et 63-65 . ce tant plus que le Sieur SIDNEY et autres (comme ils disoient) avoient proposé les confiscations , biens ecclésiastiques et autres pour les avoir pour S. Exc. et qu'on l'auroit refusé , y ajoutant que depuis que S. Exc. ne se soumettoit aux charges des dettes du temps passé , ains laissoit le tout sur les épaules desdits États , qu'il étoit raisonnable qu'on laisseroit lesdites confiscations , biens ecclésiastiques et restans à eux sans l'attribuer à ceux de Brabant , qui ne tâchoient autre chose que d'attribuer le tout à eux-mêmes en particulier , alléguant plusieurs malversations et faussetés desdits de Brabant , signament iceux , qui sont députés pour exécuter les brantschats en Brabant et d'autres sauvegardes ; alléguant en outre qu'ils n'étoient autorisés de ceder quelque chose. Et après fut repliqué de la part de S. Exc. que le texte desdits actes étoit clair , et que la pleine puissance et autorité , donnée à S. Exc. sans reserve , comprenoit lesdites confiscations , biens ecclésiastiques et restans , et combien qu'on pouvoit avoir parlé avant l'expédition desdits actes des confiscations et restans , que toutefois rien étoit mis par écrit et que pourtant ce que ne se trouvoit par écrit , deberet haberi pro omisso , quia admodum multa in praefationibus dicuntur quae in contractu omittuntur : et que depuis que lesdits Députés ne sont autorisés de céder quelque chose , que conséquemment ils n'étoient fondés de 4 demander ou prétendre quelque chose ; et que S. Exc. à cette occasion étoit intentionnée de communiquer avec chacune Province en particulier , requérant lesdits Députés d'y vouloir tenir la bonne main et faire bon office vers leurs principaux ; avec plusieurs autres raisons et remontrances servantes à la justification de la prétension de S. Exc." (64) KLUIT , II , 126 . (65) De overige Stadhouders waren Graaf WILLEM LODEWYK van Nassau , Stadhouder van Vriesland, en Graaf ADOLF van Nieuwenaar , ijssel en Utrecht. Stadhouder van Gelderland , Over- De commissie van dezen laatstén , getee- kend 1 Juny 1586 , is nog te lezen in het Depechenboek St. Gen. 1586. Die van MAURITS luidt als volgt : » ROBERT Grave van Leycester , Baanderheer van Denbigh , AANTEEKENINGEN 65. 209 >> etc. , Luitenant van H. Maj . van Engeland , Gouverneur en >> Capitein Generaal dezer Vereen. Nederl. Provincien , allen >> dengenen , die deze jegenwoordige zullen zien , salut. » Alzoo zekeren tijd vóór onze aankomste in deze Neder» landen , de Staten van Holland en Zeeland in goede con>> sideratie gelegd hebbende de goede , getrouwe en menig>> vuldige diensten , • die uit zonderlinge affectie bij goeder >> memorie den Doorl. Hooggeb. Vorst WILLEM Prins van » Oranje , Grave van Nassau etc. , als Stadhouder , Gouver>> neur en Capitein Generaal , den voorz. landen in vele en » menigvuldige zware lasten en perikelen tot Godes eere , >> bevrijding en welvaren derzelver landen waren bewezen ; >> en daarom de Staten voorn. vastelijk betrouwd hebbende , >> dat bij den Welgeb. onzen vriendelijken lieven neve Heere >> MAURITS , geboren Prinse van Oranje , Grave van Nassau >> etc. , Markies van der Vere en Vlissingen , volgende de >> voetstappen van zijnen heer en vader , den voorz. landen >> mettertijd zoo tot voorstand van de ware Christelijke re>> ligie , als van hare vrijheid , rechten , privilegien en ge- >> rechtigheden tot handhouding van de gemeene welvaart » der voorz. landen insgelijks alle goede onderstand en be>> vordering zoude mogen bewezen en gedaan worden ; hadden >> met goede kennis van zaken en deliberatie van rade den >> voorn. Grave MAURITS in de plaatse van zijnen heer vader >> den Prinse van Oranje voorn. gecòmmitteerd en gesteld >> als Gouverneur en Capitein Generaal van de voorz. Graaf>> schappen van Holland , Zeeland en Vriesland met de >> landen van Voorne en den Briel en de appendentien , onder » de voorz . Graafschappen van Holland en Zeeland en den >> gouvernemente van dien behoorende en gestaan hebbende : >> doen te weten , dat wij al ' t zelve , als ons zeer lief en >> aangenaam zijnde , geapprobeerd en geconfirmeerd hebben , >> approberen en confirmeren bij dezen ; en begeerende uit >> krachte en ( 1 ) autoriteit ons bij de Generale Staten der >> Vereen. Provincien als Generaal Gouverneur derzelver ons >> gegeven en opgedragen , den Welgem. onzen lieven neef (1) Denkelijk te lezen van de. I 14 AANTEEKENINGEN 210 65. >> Graaf MAURITS van Nassau , zoo in aanziening zijns stands >> en goede qualiteit , als van zijnen zonderlingen ijver en >> genegenheid tot vordering van Gods eer en glorie , mits>> gaders ook tot dienst en welvaren van de bovengenoemde >> landen , zonderling ook ter goeder gedenkenis zijner heer >> en vader , voor zoo veel in ons is , te vorderen en grati>> ficeren , hebben denzelven onzen zeer lieven neef van nieuws >> onthouden , gecommitteerd en gesteld , onthouden van nieuws , >> committeren en stellen bij dezen , Gouverneur en Capitein >> Generaal van de voorz. Graafschappen van Holland en » Zeeland te lande en te water , gevende hem volkomen >> macht , autoriteit en speciaal bevel den voorz . staat als >> Gouverneur en Capitein Generaal voortaan te houden , te » exerceren en te bedienen , daarin voor te staan , te vor» deren en te bewaren de hoogheid , gerechtigheden , privile>> gien en ' t welvaren van de voorz. landen en ingezetenen >> van dien , mitsgaders ' t gebruik van de Christelijk religie , >> dezelve te conserveren en te beschermen van alle overlast >> en foulen , desorder , oneenigheid , afbreek en schade ; >> voorts in de voorz. landen te doen gebruiken en admi>> nistreren recht en justitie , de provisien van justitie be» hoorlijk te doen verleenen allen dengenen , die zulks ver» zoeken zullen , en dezelve te doen executeren ; alles aan» gaande de zaken van justitie met advies van den President >> en Raden in Holland , Zeeland en Vriesland voorn.; en >> aangaande de zaken van oorloge , met advies en ten over» staan van ons en den Rade van State of van den Rade der >> krijgszaken neffens en ons wezende , tot dien einde t' allen » tijde en in alles goede correspondentie met ons houdende , » te doen houden goede opzicht , order en wacht in de » steden en sterkten van den voorz . Graafschappen en landen » van Holland en Zeeland en anderen daaronder behoorende >> of begrepen zijnde , ook te water en te lande , de bur>> gemeesteren , schepenen en wetten te veranderen naar be>> hooren en daar ' t zelve van noode wezen zal , mitsgaders » ook in de andere zaken van de politie , en voorts alles te >> doen dat een goed en getrouw Gouverneur en Capitein >> Generaal der voorz . landen vermag en behoort te doen , AANTEEKENINGEN 211 65-66 . » volgende de instructie , die hem voorder zal gegeven wor» den ; alles op den eed bij den voorn . Heere Grave vóór >> onze aankomste aan handen van de Gecommitteerden van » de Staten van Holland en >> onze handen gedaan . Zeeland , en daarna ook aan Ontbieden daarom , lasten en beve- >> len insgelijks den President en die van den Rade voorz . » die van de Kamer van Rekening en alle andere Justitieren >> en Officieren der voorz. landen van Holland , Zeeland , • » Vriesland , Voorne en Brielle , dat zij den voorz . Heere >> Grave MAURITS van Nassau houden en respecteren als » Gouverneur en Capitein Generaal der voorz. landen en >> Graafschappen , denzelven bewijzen alle eer en reverentie , >>> en in al 't gunt het beleid en gebruik van den voorn. >> staat aangaan mag en 't gunt daaraan kleeft , hem te » obediëren en te doen alle bevordering en assistentie zon» der zwarigheid. Des zal Z. L. deze doen toonen aan >> die van de Kamer der Tresorie , dewelken wij ontbieden » hiervan kennis te houden en deze doen enregistreren. >> Des te oorkonde hebben wij deze met onzen name ge>> teekend en met onzen zegel in rooden wassche daaronder >> aan doen hangen. Gegeven in ' s Gravenhage den eersten » dag in Maart in den jare onzes Heeren 1586. R. LEYBij mijnen genadigen Heere den Grave. CHR. » CESTER. » HUYGENS." . (66) De Staten van Holland in hun vertoog van den 11den November 1586 , waarin zij zoo vele klachten tegen LEYCESTER'S bestuur voortbrachten , erkenden uitdrukkelijk de wettigheid van MAURITS aanstelling , door LEYCESTER gedaan, en begeerden zelfs tegen alle recht en reden , dat hij als Gouverneur Generaal , ondanks den wil der Staten van Utrecht , verheffen zou. MAURITS ook tot Stadhouder dier Provincie BOR , 21 B. , f. 59 , 61 , 62 , 23 B. , f. 61a. KLUIT , II , 176 , 179. En toen ten jare 1596 in Vriesland door eene zekere partij de commissie , waarop hun Stadhou der van wege de Generaliteit diende , betwist werd , en men beweerde , dat de Staten van Vriesland hetzelfde recht hadden om aan hunnen Stadhouder eene commissie te geven , als zulks door de Staten van Holland in 1585 omtrent 14* 212 AANTEEKENINGEN 66-69. MAURITS gedaan was , werd er door de afgevaardigden der Staten Generaal , ofschoon met flaauwe woorden om de gelegenheid des tijds , betoogd , dat die commissie der Staten van Holland door die van LEYCESTER , als gegeven uit naam der Staten Generaal vernietigd was , en dat MAURITS op laatstgenoemde commissie voortdiende. BOR , 33 B. , f. 62 , 82. Hieruit zien wij , in hoe verre het slechts waar is , wat VAN SLINGELANDT IV, 101 schrijft , namelijk dat niet gevonden wordt , dat MAURITS , als Gouverneur of Stadhouder van Holland en Zeeland commissie van de Staten Generaal heeft ontvangen : hij had slechts commissie van LEYCESTER , maar volgens de macht , die aan dezen van wege de Generaliteit toekwam. Wel beklaagde zich OLDENBARNEVELD in zijne Remonstrantie ten jare 1618 , dat hij bij de aanvaarding zijner bediening in Maart 1586 als Advocaat der Staten van Holland , alle voorgaande orde vond veranderd , den Grave van Leycester alle autoriteit gedefereerd , en Prins MAURITS en Graaf WILLEM LODEWYK commissien van hunne Gouvernementen nemende van den voorn . Grave ; dan met geen woord hoegenaamd toonde hij aan , dat er ten dezen iets onwettigs of onordentlijks verricht was. (67) GROEN VAN PR. , Archiv. , VI , 348 leert : >> Le Gouverneur en souveraineté est peut-être la meilleure définition du Ruward." (68) (69) Vgl. het uitvoerig betoog van KLUIT , II , 99—124. Zie Gr. Pl. Boek , I , 475 , 1322 , 1399 , II , 362 , III , 445 , VIII , 430. Zoo ook een placaat van Graaf WILLEM LODEWYK , bij BOR , 21 B. , f. 22 , en van Graaf ADOLF van Nieuwenaar, als Stadhouder van Utrecht , in het Utr. Pl. Boek , I , 187. En OLDENBARNEVELD zelf verklaart in zijne Remonstrantie van 1618 , dat de Collegien van den Hoogen en den Provincialen Raad en de Luiden van de Rekening zoo tegen de Staten van Holland gezind waren , dat zij bij monde en geschrifte in twijfel stelden , of die Staten ook zoo veel autoriteit hadden behouden , dat zij hunne quotisatien en contributien mochten executeren. Immers ten zij er bijzondere privilegien waren , hadden de Staten daartoe geen het minste recht. AANTEEKENINGEN (70) KLUIT , II , 133. (71) In het Register der 70-71 . 213 Staten Generaal ontbreken de Resolutien tusschen den 23sten February en den 11den April 1586. Het eerst , dat wij hen daarin hunne souverainiteit zien beweren , is op den 17den April , toen zij klaagden over de pogingen van LEYCESTER en van den Raad van State , om het stuk der munt geheel aan zich te trekken ; terwijl de Staten Generaal beweerden , dat het hun toekwam , als hebbende zij aan zich de souverainiteit behouden. Op den 30sten Juny 1586 liet LEYCESTER aan de Staten Generaal weten , dat hij niet verstond , dat zij eenige brieven vermochten te schrijven aan vreemde Vorsten , Heeren en Steden , zonder hem alvorens dezelven mede te deelen. Res. St. Gen. Over de verschillen nopens het zegel zie men BOR , 21 B. , f. 32 , 22 B. , f. 97a , 23 B. , f. 22d. Op den 7den Juny 1586 namelijk hadden de Staten Generaal besloten , dat , aangezien de souverainiteit bij hen was gebleven , en dat zij LEYCESTER hadden gecommitteerd tot Gouverneur Generaal met zulke macht en autoriteit als alle voorgaande Gouverneurs van den lande wettelijk hebben gehad , en dat die Gouverneurs altijd hadden gevoerd het wapen van den Heer van den lande , mitsdien ook LEYCESTER gebruiken zoude het wapen en zegel van de Staten Generaal in alle commissien en depeches in de politie en justitie , die van wege de Vereen . Provincien zouden moeten gezegeld worden. Hiertegen stelde zich LEY- CESTER , aan wien men eindelijk toegaf. Op den 19den November 1586 maakten de Staten Generaal een regeringsreglement voor Leeuwaarden , waarin zij zeggen , door die stad zeer ernstig verzocht te zijn , dat wij , beneffens wie is de souverainiteit en hooge overigheid van den lande , daarin willen voorzien : en verder : zoo hebben wij Staten Generaal , representerende de souverainiteit en hoogste overheid van de Geun.. * Provincien , geordonneerd , enz. KLUIT , II , 143. Hieromtrent leest men in de oude Registers het volgende : Res. Raad v. St. , 3 Juny 1586. » Le Sieur Comte GUILLAUME LOUIS de Nassau a exhibé certaines articles , servantes pour bien effectuer sa charge du gouvernement de 214 AANTEEKENINGEN 71. Frise , requérant d'icelles avoir interprétation et la bonne volonté de S. Exc. Surquoi est résolu que le Conseiller BARDESIUS , puisqu'icelui naguères a été audit Frise , et que les affaires par delà lui sont connues , sur lesdits articles mettra quelques appostilles par écrit , pour en après être visitées et corrigées par S. Exc. et Messieurs du Conseil . Ledit Sieur Comte remontra en outre , comment qu'en Frise selon l'ancienne coûtume les magistrats des villes toujours un fois par an sont changés , et que par cela entre les députés de Frise et les Conseil Provincial est émue aucune querelle , à savoir que ceux dudit Conseil Provincial prétendent que selon leur ancien privilège cela se devroit faire par eux et le Gouverneur , et lesdits députés de Frise soutiennent du contraire , disant ledit Sieur Comte que S. Exc. soit servie de faire donner respectivement aux dits Collèges leurs commissions et les prendré en serment , selon lesquelles chacun se auroit à régler . Dont la résolution est mise en délibération ." Res. St. Gen. , 19 November 1586. >> Op de requeste van de medeburgemeesters en gemeentsmannen , als te samen procuratie en volmacht hebbende van den geheelen Magistraat en de gezworen gemeente , representerende de geheele burgerij der stad Leeuwaarden in Vriesland , is geresolveerd , dat denzelven hun verzoek wordt geaccordeerd , met conditie , dat die van Holland , Zeeland en Utrecht hiermede hen niet verstaan te prejudicieren in heure policien.” 20 November. >> Zijn binnengestaan de Heeren LEONINUS en BARDESIUS , Raden van State , en hebben vertoond , dat Z. Exc. was aangegeven , dat eenigen van Leeuwaarden solliciteerden om orde gesteld te hebben op de verandering van den Magistraat der voorz. stad ; dat Z. Exc . verzocht , dat daarop niet zoude worden geinnoveerd tot zijne wederkomste van Engeland. " 22 November. >> Is gelezen de octroy geresolveerd voor de steden van Vriesland den 19den November 11. aangaande 't verzetten van de Wetten aldaar , en goedgevonden op de voorgaande conditien en restrictien." Eod. » Zijn binnengestaan de Heeren BARDESIUS en DORRI , en hebben voorgedragen , dat Z. Exc. verzoekt , dat de Heeren Staten zouden willen schrijven aan de stad Leeuwaar- AANTEEKENINGEN 71-72. 215 den , ten einde die van den Magistraat derzelver stad zouden willen surcheren met het vernieuwen van den Magistraat aldaar tot de wederkomst van Z. Exc." 26 November. » Is geordonneerd te schrijven brieven aan de stad Leeuwaarden , daarbij dezelve wordt geadverteerd , dat Graaf WILLEM van Nassau hem grootelijks beklaagt over het octroy bij de Heeren Staten hen verleend aangaande 't veranderen van den Magistraat der voorz. stad , zeggende 't zelve gedaan te zijn tegen zijne autoriteit ; en voorts verzocht te willen letten op het expedient , ' t welk hen wordt voorgeslagen , dat Z. Gen. met de ordinaris Gedeputeerde Staten van Vriesland den Magistraat zal stellen uit de voorgaande denominatie van de Staten (1), om beters wil , en alle twisten te schouwen." 13 January 1587. » Ontvangen eenen brief van Burge- meesters , Schepenen en Raad der stad Leeuwaarden , geschreven den 27sten December stilo veteri , bedankende de Heeren Staten over de octroy hen verleend aangaande ' t verzetten van den Magistraat aldaar." In zijn verhoor op den 24sten November 1618 , art. 141 , en op den 15den Maart 1619 , art . 166 , verklaarde OLDENBARNEVELD , dat hij in ' t verleenen van dit octroy van contrarie advies was geweest , als houdende ' t zelve niet te wezen het werk der Staten • Generaal ; maar nadien de Gecommitteerden van Vriesland ter Staten Generaal zelven instantie deden tot het verleenen van ' t octroy en voor eene principale of fundamentele reden allegeerden , dat de Graaf van Leycester, te dier tijd absoluut Gouverneur bij commissie der Staten Generaal (2), zulke octroyen mocht verleenen , en des te meer de Staten Generaal als zijne committenten , dat daarom ' t octroy bij gemeene bewilliging was geconsenteerd (3). (72) Zie bijv. BOR , 21 B. , f. 72 , 73 , 74. (73) Slechts in een geschil over het recht van de munt (1) Deze woorden van de Staten schijnen uitgeschrapt. (2) Absoluut Gouverneur , Gouverneur en souveraineté , Ruwaard. Zie aant. 67. (3) Wat een redenering ! Integendeel , mocht LEYGESTER dat octroy verleenen , dan waren er de Staten Generaal niet toe gerechtigd. 216 AANTEEKENINGEN 73-87. in Noordholland , verklaarden de Staten van Zeeland in de vergadering der Generaliteit op den 21sten Mei 1586 , dat de souverainiteit van Zeeland vervallen was in den boezem van de Staten van Zeeland. (74) (75) Res. St. Gen. BOR , 21 B. , f. 16. BOR , 21 B. , f. 30 . (76) BOR , 21 B. , f. 37. (77) (78) BOR , 21 B. , f. 45 , 49 , 50 , 59. BOR , 21 B. , f. 54 . (79) (80) KLUIT , II , 95 . V. SLINGEL . , I , 85. BOR , 21 B. , f. 41 . (81 ) (82) BOR , 21 B. , f. 51 . BOR , 21 B. , f. 55 , 69. (83) BOR , 21 B. , f. 57. (84) BOR , 21 B. , f. 59 , 61. KLUIT , II , 179. Res. St. Gen. , 30 Mei 1586. >> Op de zwarigheid (85) gemoveerd op de directie van de placaten , die in de Provincien voortaan zullen gepubliceerd worden , is geresolveerd dat Z. Exc. en Raad van State zal worden aangezeid en verzocht , dat zij de placaten , die zij voortaan zullen begeeren in de Provincien gepubliceerd te worden , doen dirigeren in heure brieven en clausule van committimús , in de placaten staande , aan den Stadhouder en Staten van de Provincien of heure Gedeputeerden , en niet aan de Provinciale Raden , gelijk voortijden wel geschied is." Res. Raad v. St. , 30 Mei 1586. >> Fut exhibé l'acte ci-dessous mise par Messieurs les États Généraux , et ord'être enregistrée comme s'ensuit : Op de zwarigheid" (Enz. zoo als hierboven staat) . Zie ook Res. Holl. , 15-24 Mei 1586 , bl. 229. donné (86) (87) V. REYD , bl . 81b. BOR , 21 B. , f. 43. V. METER. , 13 B. , f. 234. WAG. , VIII , 134. BOSSCHA , Neerl. Heldend. , I , 280. MAURITS heeft zelf alstoen een plan ontworpen ter versterking van Axel. Dit plan , met zijne eigene hand onderteekend , is nog in wezen , gelijk ons leert COLLOT D'ESCURY , Holl. Roem. , VI D , 1 St. , bl . 46 . • (88) BOR , 21 B. , f. 51a , 57a. AANTEEKENINGEN (89) Op den 9den November LEIGH, aan LEYCESTER : there 88-90, 217 1586 schreef Lord BUR- >> For the Government of the country in your Lordship's absence , we here cannot gyve advyse, but considering your Lordship's great experience there, whatsoever your Lordship shall declare to be mete, I will assent therto and by my advyse to her Majestie furder it as reason is . Some spoke of naming Count MORRICE to be Governor , alone in your absence , and as to have the rule under your Lordship ; some wish that the Count MORRICE should be joyned with the Lord GRAYE. The Quene's Majestie wold that it was in the States' direction agayn, as it was before they remitted it to your Lordship , with the direction of Lord GRAY , als Lieutenant of her army ; but surely I feare greatly the success here of, for the generall evill opinion conceaved, both by the people and the men of warr, agaynst the particular persons representing the States, except there might be a new election bij the severall Provinces of new and more upright persons to representent the States." WRIGHT , Queen Elisabeth , II , 325. (90) In de Res. St. Gen. , 12 November 1586 leest men alleenlijk , dat , toen de Staten Generaal aan LEYCESTER hunne meening over de regering tusschentijds mededeelden , hij zeide daaruit wel te kunnen merken , dat zij niet goedvonden , dat Z. Exc. van Nassau met hem naar Engeland zoude vertrekken. En in de Res. Holl. 26 November 9 December , bl. 407 leest men : >> Aangaande het punt , daarop advies en resolutie verzocht is , of Z. Exc. van Nassau Z. Exc. (LEYCESTER) zal mogen vergezelschappen in Engeland , is geresolveerd , dat , niettegenstaande Z. Exc. van Nassau , den Huize van Nassau en dezen landen de voorz. reize tot groote eer en voordeel is strekkende , nochtans ten aanzien de jegenwoordige staat , gelegenheid en gesteltenis van den lande , en bijzonder dat de vijand hem sterk ter zee heeft begeven , en dat alle zaken van den lande in groote confusie staan , niet geraden is , dat gedurende het afwezen van Z. Exc. toegelaten of geconsenteerd zal worden , dat Z. Exc . van Nassau uit deze landen 218 AANTEEKENINGEN 90-94. zal vertrekken , opdat in alle occurrentien de landen en de ingezetenen van Holland mogen hebben een hoofd , bij wiens autoriteit de staat van den lande ten dienste van H. Kon. Maj . en Z. Exc . mag worden geconserveerd." Deze uitkomst wordt omstandig aan OLDENBARNEVELD's raad en invloed toegeschreven in Lev . v . Oldenb. , bl . 15. Dat LEYCESTER met zijn verzoek eenige booze bedoelingen tegen den persoon van MAURITS gehad heeft , is eene loutere gants ongegronde gissing , en zelfs ongelooflijk . is dus het zeggen van STYL , Opk. , bl . Onverdiend 229 , die het voorstel van LEYCESTER listig noemt , waarmede hij de Hollanders dacht te verkloeken , en die wil , dat de voorzichtigheid van OLDENBARNEVELD den jongen Stadhouder bewaarde voor een lot , dat misschien weinig beter zou geweest zijn , dan 't geen zijnen broeder in Spanje te beurt gevallen was. Met dit al willen wij des Advocaats voorzichtigheid , indien hij maar geene verdere bedoelingen tegen LEYCESTER'S gezag gehad had , niet misprijzen , hoezeer het niet te ontkennen valt , dat de ware reden , waarom het verzoek werd afgeslagen , voor LEYCESTER allerhatelijkst was. Dan deze hield zich bedaard , eenvoudig antwoordende , wel verstaan te hebben , hoe het gepasseerd was. Vgl. v. REYD , bl. 91a. (91 ) Men leest dit placaat bij BOR , 21 B. , f. 75. Pl. Boek IV, 83. (92) Gr. BOR , 21 B. , f. 76. (93) Men aarzelde niet te verklaren , dat het altijd in deze landen is geobserveerd geweest , dat een Gouverneur , wezende buiten zijne Provincie , niet te gebieden heeft. BOR , 22 B. , f. 51d , 99d. KLUIT , II , 223. Op den 4den Maart 1587 verboden de Staten Generaal den Raad , zich aan die acte of eenige andere , die uit Engeland mocht worden overgezonden , zonder hunne toestemming te houden. Res. St. Gen. (94) Zie Res. Holl. 16 January 1587. Dit was een gevolg van hetgeen men leest in Res. St. Gen. , 15 January 1587. >> Is binnen gestaan de Heer BARDESIUS , Raad van State , en heeft aangegeven , dat Z. Exc . Graaf MAURITS aan die van den Rade van State groote instantie AANTEEKENINGEN 94-98. 219 dede , ten einde Z. Exc. zoude toegelaten worden de vane ruiteren van honderd paarden , hem geaccordeerd , te mogen maken van tweehonderd paarden , verklarende dat hij tot dien einde beschrijving had gedaan tot Camerijk en elders aan goede ervarene soldaten , zulks dat Z. Exc. verhoopte , 't zelve hem geaccordeerd wezende , te wege te brengen eene zoo goede compagnie ruiteren en zoo wel gemonteerd als de Heeren Staten tot nog toe in dienste hebben gehad. En hoewel die van den Rade van State zeer genegen waren Z. Exc. zijn voorz . verzoek te accorderen in regarde van de gedane diensten van wijlen hoogl. mem. Mijn Heere den Prinse , dat H. Ed. ' t zelve nochtans niet begeerden te doen zonder voorweten en consent van de Heeren Staten , met welker advies de compagnie alleenlijk was gesteld op honderd hoofden ; verzoekende daarom dat de Heeren Staten daarin zouden bewilligen." (95) Men vindt hierop geen eindbesluit. Res. Holl. , 22 , 28 , 30 January 1587. (96) BOR , 22 B. , f. 22 , 53b. Op den den February vertoonde de Raad van State het ontwerp van dit placaat aan de Staten Generaal en verzocht , dat de Staten hetzelve zouden willen visiteren en adviseren , op wiens autoriteit hetzelve zou worden gepubliceerd , mits het placaat raakte den persoon van LEYCESTER en de eer van de Engelsche natie , waarom de Raad oordeelde , dat het op den naam van LEYCESTER niet behoorde uit te gaan. Dan op den 7den February besloten de Staten Generaal , dat het op den naam van LEYCESTER zou gesteld worden. Met dit al kwam het alleen op den naam van den Raad van State uit. Weshalven de Staten Generaal op den 14den February besloten aan den Raad de redenen hiervan af te vragen. St. Gen. Meer vindt men niet. Res. (97) In Mei 1580 beschreef Graaf JAN van Nassau dezen BUIS als een zeer stijfkoppig man en die liever met een GROEN V. glas wijn dan met staatszaken omging. Archiv. , VII , 356. Vgl. v. REYD , bl. 80a. PR. , (98) Zoo lezen wij ook in Res. St. Gen. , 31 January 1587. » De Heeren Staten Generaal zijn verzocht te compareren in den Raad van State , alwaar die van den Rade hebben ge- 220 98-101 . AANTEEKENINGEN daan de navolgende geinsereerde propositie." leest men op den 1sten February. de Iets diergelijks En nochtans verklaarden Staten Generaal op den 9den February in een zeker schrijven , dat LEYCESTER en de Raad van State hunne autoriteit gebruikten slechts uit naam en door last van de Staten Generaal en mitsdien tegen het verlangen van deze niet handelen mochten . Res. St. Gen. (99) BOR heeft 24 December : en zoo leest men ook in Res. St. Gen. , 26 January 1587. KLUIT dit naschrijvende , zegt van deze acte niets te weten. Duidelijk is het , dat men 24 November moet lezen en er de gemelde Kabinetsacte door verstaan , welke uitdrukkelijk het ontslag van gevangenen verbood. (100) BOR , 22 B. , f. 26—28 , 48b , c . KLUIT , II , 144–157. (101 ) Res. Holl. , 31 January 1587. » Alzoo Z. Exc. van Nassau noodig bevonden heeft die van den Rade van State te insinueren , dat zijl . voor eenige dagen geene kennis willen nemen op de verandering van de garnizoenen binnen den lande van Holland , gemerkt Z. Exc. met de Staten van Holland daarin van meening waren te voorzien ter hunner meeste verzekerdheid om alle confusie en onverstand te verhoeden , hebben de Staten hetzelve mede goedgevonden , en zulks gecommitteerd een van de Edelen , den Advocaat , P. VAN DER MEER , VRANCK en MAELSON , om hetzelve die van den Raad van State aan te dienen." De Raad van State stond dit toe , onder voorwaarde dat het geschieden zou met wetenschap , en consent van den Raad , en dat de Staten niets zouden doen in hunne proceduren BOR , tot achterdeel van de autoriteit van LEYCESTER. .22 B. , f. 47b , 52a. 1 De Staten van Zeeland handelden even als die van Holland. In Res . Zeel. , 23 January 1587 lezen wij » Alzoo op de requisitie gedaan bij de Staten van Zeeland om Z. Exc. Graaf MAURITS te hebben tot Colonel over ' t regiment van Zeeland , met bekwamen Lui- tenant bij hem te stellen met advies van de voorschr. Staten , geresolveerd is bij den Raad van State , zulks als de acte dienaangaande van den 5den dezer is medebrengende : nadien bij de voorschr . Staten nader hierop is gelet , heb- AANTEEKENINGEN 101-105. 221 ben de voorschr. Staten geresolveerd , niettegenstaande de voorgem. X acte van den 5den dezer , dat men aan den Raad van State mitsgaders aan de Gedeputeerden van Zeeland op de Gen. Staten zal schrijven , dat de Staten van Zeeland verstaan , dat het regiment en garnizoen van Zeeland mitsgaders al het krijgsvolk , dat in der tijd binnen Zeeland zou mogen komen , zullen staan onder ' t gebied van Z. Exc. Graaf MAURITS voorschr. als Capitein Generaal over Zeeland , onder alzulken Luitenant als Z. voorschr. Exc. met advies van de Staten van Zeeland daartoe zal believen te stellen ." > MAURITS heeft daarop den Graaf van Solms tot zijnen Luitenant gekozen , die dan ook op den 25sten Mei eed gedaan heeft. Res . Zeel. Volgens Res. Holl. , 26 February , zou dezelve alstoen reeds eed gedaan hebben. ( 102) BOR , 22 B. , f. 29 . ( 103) BOR , 22 B. , f. 28d. Res. St. Gen. , 6 , 9 Fe- bruary 1587. ( 104 ) BOR , 22 B. , f. 46d . (105) Men leest die acte bij BOR , 22 B. , f. 30. Gr. Pl. Boek , IV , 85. >> De Staten van Holland met Westvriesland en de Gede>> puteerden van de Staten van Zeeland , wel en rijpelijk >> # gelet hebbende op den tegenwoordigen staat van den lande >> en op hetgeen de conservatie van dien nopende het be>> leid en de administratie van het gouvernement particulier >> der voorz. landen dient gedaan , hebben na voorgaande de>>> liberatie en communicatie geresolveerd , nademaal van alle >> >> » >> oude tijden en namelijk bij tijde van Keizer KAREL tot last en dispositie van den Gouverneur en Capitein Generaal van Holland , Zeeland en Vriesland heeft gestaan te bezorgen , dat alle steden en sterkten van Holland , Zeeland en Vriesland >> in goede verzekerdheid en defensie zouden worden gehou» den , en dat bij de artikelen en instructie , gemaakt op de >> handeling van de Kon . Maj . van Engeland aan te gaan op >> de delatie van de souverainiteit dezer landen , expresselijk >>>is geresolveerd , dat ter dispositie van de Gouverneurs * >> der respective Provincien met de Staten derzelven of >> hunne Gecommitteerden zal blijven de bezetting der ste- 222 AANTEEKENINGEN 105 . » den en sterkten derzelven met goede getrouwe garnizoe» nen ; en dat bij de Staten van Holland met Westvriesland > » en Zeeland Z. Exc. van Nassau (vóór de aankomst van » Z. Exc. van LEYCESTER in deze landen) is gedefereerd het >> Gouvernement en Capiteinschap Generaal over Holland, » Zeeland en Vriesland volgens de commissie en instructie » daarvan gemaakt ; en ook Z. Exc. van LEYCESTER gehouden >> is de voorz. commissie volkomen effect te laten sorteren : » dat daarom Z. voorschr . Exc. van Nassau metterdaad zal >> gebruiken de autoriteit hem bij de voorz. commissie van de Staten gedefereerd en in conformiteit van dezelve mits>> gaders de instructie daarop gemaakt : item dat de Welgeb. » Grave van Hohenlo zijnen staat zal continueren als Lui>> tenant. Generaal over Holland , Zeeland en Vriesland : dat >> Z. voorz. Exc. van Nassau de zaken en het beleid van » den oorlog te lande in Holland en Zeeland en namelijk » de bezetting van alle steden en sterkten derzelve landen » bij advies van de Staten voorn . of hunne Gecommitteerden » zal hebben ..... (1 ) dat alle Oversten , Colonellen , Su» perintendenten en Capiteinen , die in de steden en sterkten » van Holland , Zeeland en Vriesland in garnizoen of be>> zetting alrede gelegd zijn en verder gelegd zullen worden , » en namelijk mede de Colonellen en Oversten gesteld en » nog te stellen in Noordholland en Zeeland , van Z. voorn. > >> Exc. commissie ontvangen en den Staten van Holland en » Zeeland mitsgaders Z. Exc. eed van getrouwheid en ge» hoorzaamheid doen zullen , en dat hetzelve ernstelijk alom » in Holland en Zeeland zal worden geëffectueerd en alle >> onwilligen in hetzelve te doen , gecasseerd : dat het ver>> leggen , vermeerderen , verminderen of veranderen van de >> garnizoenen van de steden en sterkten van Holland, Zee» land en Vriesland (uitgezonderd de steden en sterkten de » Kon. Maj. van Engeland tot assurantie en verzekerdheid >> ingeruimd) gedaan zal worden ter ordonnantie van Z. >> voorz. Exc. van Nassau of Z. Gen. als Luitenant Gene>> raal , met advies van de Staten voorn. of hunne Gecom(1) Wat en waarom uitgelaten , is mij onbekend. AANTEEKENINGEN >> mitteerden , en dat in de 223 105. platte landen van Holland , » Zeeland en Vriesland geen volk van oorlog te voet of te >> paard eenige inlegering of doortochten zal mogen doen >> zonder patent van Z. voorn. Exc. of Z. Gen. als Luitenant >> gegeven bij advies van de voorn. Staten of hunne Ge>> committeerden ; zulks dat van nu voortaan al hetgeen » Z. Exc. van LEYCESTER als Gouverneur Generaal der » Vereenigde Nederlanden of de Raad van State in regard >> van de bezettingen van de steden en sterkten van » Holland , Zeeland en Vriesland , >> zoenen , of doortochten in inlegeringen verandering van garniHolland , Zee- » land en Vriesland zouden verstaan te moeten geschieden , >> geaddresseerd zal moeten worden aan Z. voorn. Exc. van » Nassau om bij denzelven bij advies van de Staten of >> 1 hunne Gecommitteerde Raden hetzelve geëffectueerd te » worden . En tot beleid van het voorz. gouvernement >> en defensie van de voorz. landen en frontieren derzelve » zullen onder het voorz. Capiteinschap Generaal van Z. Exc. >> metterdaad gesteld worden 80 vendelen knechten of zoo >> veel meer als daartoe van noode wezen zullen . Hebben >>> voorts de Staten van Holland met Westvriesland en de >> Gedeputeerden van de Staten van Zeeland verzocht » verzoeken bij dezen Z. voorz. Exc. en Z. Gen. en den >> voorz . last , elk in hun regard , ten meesten dienste , >> defensie en verzekering der voorz. landen aan te nemen En zullen de >>> te achtervolgen en doen achtervolgen. >> voorz . Staten in ' t generaal en particulier , mitsgaders » alle quartieren , steden en ingezetenen van dien Z. Exc. >> en Gen. daartoe alle hulp en assistentie doen , des noods >> en vermaand zijnde. Aldus eindelijk bij de Staten van » Holland en Gedeputeerden van de Staten van Zeeland >> conform hunnen last , geresolveerd en t' oorkonde dezes >> van wege de Staten van Zeeland bij hunne Gedeputeer>> den doen onderteekenen den 6den February 1587. Ter >> ordonnantie van de Staten van Holland C. DE RECHTERE . >> (De Gedeputeerden van Zeeland. ) W. ROELSIUS , ADRIAAN 99 » KOPER en CASPAR VAN VOSBERGEN.' Vreemd is het , wat wij met zoo veel uitvoerigheid lezen 224 AANTEEKENINGEN 105. bij v. METEREN , 14 B. , f. 248 , dat de Staten Generaal terstond na het verraad van STANLEY en YORCK op den 6den February eene samenkomst in den Haag hebben bescheiden en eene goede resolutie genomen van den moed niet verloren diëren , te geven , en dat met een mannelijk zij , om alles te reme gemoed uit krachte van de souverainiteit , die hun competeerde , Prins MAURITS hebben gemaakt bij provisie , gesteld en verklaard , boven zijn Admiraalschap Generaal en Gouverneurschap van Holland , Zeeland en Vriesland , nu Gouverneur Generaal in de absentie van LEYCESTER , en den Graaf van Hohenlo , om MAURITS jonkheid , zijnen Luitenant , met last en instructie voor te staan de preeminentien , rechten , en welstand der landen , steden en inwoners , privilegien mede de exercitie van de Geref. religie , en te trachten om te veroveren en reduceren de Provincie van Utrecht onder zijn Gouvernement van Holland ; voorts justitie te administreren bij advieze van Presidenten en Raden en mede alom te mogen de Wetten en Magistraten verzetten naar ouder gewoonte , en voorts te doen al wat de Gouverneur Generaal vermocht te doen , alles bij provisie mits den tegenwoordigen nood , enz. Ofschoon minder uitvoerig , lezen wij hetzelfde ook bij VAN REYDT , 6 B. , bl. 98 , Lev. en Bedr. van Maurits , bl. 3 , DE LA PISE , Hist. d. Princ. d'Or. , p . 610. Dan van dit alles is ons niet alleen elders niets voorgekomen , maar het gantsche beloop der historie , versterkt door de authentieke stukken , welke ons BOR mededeelt , leert het tegendeel , namelijk dat de Staten van Holland en Zeeland eigenmachtig en eigendunkelijk , zonder voorgaande kennis der Staten Generaal , de boven medegedeelde acte van autoriteit aan MAURITS verleend hebben. Die acte toch spreekt met geen woord hoegenaamd van de Staten Generaal : en zekerlijk zouden die van Holland en Zeeland ter versterking hunner handelwijze daarvan gesproken hebben , indien zij tot dezelve door eenig besluit der Staten Generaal gemachtigd geweest waren : en in een antwoord aan de Regering van Utrecht van den 26sten Maart dezes jaars zeggen zij eenvoudig , dat zij hunne resolutie AANTEEKENINGEN 105-106 . 225 dezen aangaande aan "de Staten Generaal hebben gecommu→ zonder van eenig besluit , goed- of afkeuring niceerd (1 ), der Staten Generaal te gewagen : en zouden zij hiervan wel gezwegen hebben , indien de Staten Generaal hunnen MAURITS tot Gouverneur Generaal gedurende LEYCESTER'S afwezigheid gesteld hadden? Ja , toen in 1596 de Staten van Vriesland eene bijzondere commissie namens de Provincie . aan hunnen Stadhouder geven wilden , zich op het voor- beeld van Holland en de bovengenoemde acte van autoriteit grondende , werd het geven dezer acte door de afge- vaardigden der Staten Generaal vergoelijkt , die zeiden , dat zulks over een particulier different nopens zaken , het gouvernement van Holland particulierlijk en het geven der patenten binnen dezelve Provincie aangaande , ontstaan was , en dat men dat liever met stilzwijgen had voorbij te gaan , dan te verwekken dat diende te slapen. BOR , 33 B. , f. 82b. Zekerlijk zou noch de redenering van Vriesland noch het daarop gegeven antwoord iets beteekend hebben , indien MAURITS deze of eene dergelijke acte van autoriteit van de Staten Generaal had ontvangen. Om deze redenen meenen wij dus gerechtigd te zijn het verhaal van VAN METEREN en van de overigen tegen te spreken , hoezeer wij niet wil▸ len ontveinzen , dat de uitvoerigheid der voordracht ons doet vermoeden , dat VAN METEREN inderdaad eene zoodanige acte onder het oog heeft gehad , zijnde denkelijk niets anders dan een louter ontwerp , hetwelk nimmer is aangenomen of vastgesteld . (106) De verwarring ontsproot voornamelijk daaruit , dat men , zonder uitdrukkelijk te vernietigen hetgeen door LEYCESTER onwettig zoude gedaan zijn , eigendunkelijke verordeningen maakte , die hiermede in strijd waren. Van de commissien , die MAURITS en andere Oversten van LEYCESTER ontvangen en waarnaar zij tot nog toe gehandeld hadden , werd gezwegen : en evenwel , als hadden zij geene waarde of kracht hoegenaamd , werd aan MAURITS opgelegd naar (1 ) Wij hebben hiervan in het Regist. St. Gen. niets aangeteekend gevonden. I 15 226 AANTEEKENINGEN 106-108 . zijne vroegere , door LEYCESTER vernietigde , en nu een jaar lang voor vernietigd gehoudene commissie der Staten van Holland te werk te gaan , en werden alle Oversten belast nieuwe commissien van MAURITS aan te nemen , in weerwil zij reeds door LEYCESTER van commissien voorzien waren. Alle onmiddellijk gezag werd aan LEYCESTER en den Raad binnen Holland en Zeeland ontzegd , en de uitvoering hunner bevelen afhankelijk gemaakt van den goeden wil van MAURITS en de Staten (1 ) . En dit alles niet slechts gedu- rende LEYCESTER's afwezigheid , maar onbepaaldelijk voortaan. WAGENAAR , VIII , 205 moge deze inrichting bestempelen met den naam van eenen beteren voet , waarop ' s lands regering gebracht werd ; te recht merkt KLUIT , II , 231 aan , dat dit te algemeen gezegd is , alzoo het alleen of ' t meeste Holland raakte ; en dat iets afzonderlijk te doen , waardoor in de eene of andere Provincie de algemeene orders des Opper-Gouverneurs of zijns Staatsraads eenigermate belemmerd of tegengewerkt konden worden , wel veel verwarring in de regering , maar geen beteren voet op die regering veroorzaken kon , en nog meer wanneer de kleinheid der andere Provincien , in vergelijking met Holland , haar meer ondergeschikt maakte , of wanneer zij zelven in diergelijke maatregelen niet wilden treden. (107) (108) Res. Holl. 18 February 1587. In Res. Holl. leest men : >>> Geresumeerd zijnde , de instructie geconcipieerd van wege de Staten van Holland en Zeeland voor Z. Exc . van Nassau als Gouverneur , Capitein Generaal en Admiraal van Holland , Zeeland en Vriesland , is dezelve instructie van wege die van Holland gehouden voor gearresteerd." Op den kant staat wel : fat insertio der instructie : dan deze wordt niet medegedeeld. Denkelijk heeft Zeeland zwarigheid gemaakt in de aanneming en is het stuk mitsdien een louter ontwerp gebleven , zonder in werking gebracht te zijn : waarom dan ook na (1) Dat dit eene vermindering van LEYGESTER's gezag was " is te recht beweerd door de Regering van Utrecht op den 23sten October 1587. BOR, 23 B. , f, 61a. AANTEEKENINGEN 108-109. 227 MAURITS dood , bij de aanstelling van FREDERIK HENDRIK , de Staten van Holland zelven er van spreken als van eene concept-instructie. ten de KLUIT , II , afgevaardigden der Staten 50. Met dit al zoch- van Holland op den 30sten Maart dezes jaars SONOY's verplichting omtrent MAURITS als Stadhouder te betoogen uit dezes instructie , welke zij zeiden dat was de instructie van oude herkomen voor den Stadhouder en Raden van Holland gemaakt. BOR , 22 B. , f. 33d. Naar het oordeel van KLUIT , III , 163 is MAURITS instructie geheel achter de bank geraakt door de instructie , welke de Raden nevens MAURITS in 1590 ontvingen. (109) Men leest dien eed in Res. Holl. 18 February 1587 en BOR , 22 B. , f. 30c. >> Wij beloven en zweren den Staten Generaal van de >> Vereen. Nederlanden , die bij de Unie en handhouding van >> de ware Christelijke religie zullen blijven , en namelijk >> den Staten van Holland , Zeeland ; en Westvriesland ge>> houw en getrouw te wezen , dezelven vromelijk en ge>> trouwelijk te dienen tot voorstand van de voorz. Vereen. » Nederlanden en namelijk de landen van Holland , Zeeland >> en Westvriesland , de quartieren , steden en leden van >> dien tegens alle hunne vijanden : den Welgeboren Heere >> MAURITS , geboren Prinse van Oranje , Grave van Nassau , >> Markies van Vere , Vlissingen enz . als Gouverneur en • >> Capitein Generaal over Holland , Zeeland en Westories» land , den Welgeboren Grave PHILIPS , Grave van Hohenlo >> enz. als Luitenant Generaal over de voorz . landen : den >> Staten van Holland , Zeeland en Westvriesland of hunnen >> Gecommitteerden gehoorzaam te wezen in hetgene zijl. >> ons tot vordering van den dienst en de defensie van » de voorz. landen bevelen zullen , en ook de platte landen >> van de voorz . Provincien van Holland , Zeeland en West» vriesland van alle inlegeringen en foulen van het volk >> van oorlog te helpen beschermen , en voorts in alles >> onzen voorgaanden gedanen eed en de ordonnantie en >> artikelen van den oorlog te achtervolgen." Te recht leert BILDERDYK , Gesch. d. Vad. , VII , 136 , dat deze eed zoo ingewikkeld als maar mogelijk 15* was , 228 AANTEEKENINGEN en dat bij dat gedeelte , waarbij de 109. bescherming van het platte land tegen alle inlegering van volk van oorlog beloofd werd , duidelijk - de bestemming tegen LEYCESTER en den Raad van State werd aangewezen . Ook was het zeer duister , of de eed , aan LEYCESTER gedaan , daarbij gehandhaafd werd of niet. Door den voorgaanden gedanen eed kon men , ja , den eed aan LEYCESTER verstaan , maar toch ook dezen zelfden eed , die nu werd voorgeschreven , en die altijd vooraf gedaan zou zijn , als deszelfs achtervolging geëischt zou worden. In dezen laatsten zin schijnt die uitdrukking door SONOY te zijn opgevat , daar hij het doen van dezen eed ook daarom weigerde , omdat er volstrekt geene, melding in voorkwam van LEYCESTER als Gouverneur Generaal. BOR , 22 B. , f. 33c , 24 B. , f. 48c. KLUIT, II , 229. De Staten van weg , Holland namen wel deze dubbelzinnigheid door aan die uitdrukking den eerstgenoemden zin te hechten en zelfs ten gevalle van SONOY het eedsformulier aan het einde aldus te. veranderen : en voorts in alles onzen voorgaanden eed gedaan aan Z. Exc . van LEYCESTER , als Gouverneur en Capitein Generaal over de Vereen. Nederlanden en de ordonnantie en artikelen van 1 den oorlog te achtervolgen. Maar alzoo mogen wij weder vragen hoe die twee eeden met elkander overeen te brengen . Wel mochten de Staten van Holland verklaren , dat zij aan elkander ondergeschikt en geenszins strijdig waren , ( BOR , 22 B. , f. 33c, 34c , 42a) ; dan het vergen zelf van dezen nieuwen eed was reeds in strijd met den eed aan LEYCESTER gedaan en met de gehoorzaamheid dien ten gevolge aan den Raad van State verschuldigd. Wel mochten dezelfde Staten aan SONOY , welke niettegenstaande die verandering bleef weigeren , verklaren gantschelijk gezind te zijn LEYCESTER te handhaven in het Gouvernement Generaal , en te oordeelen , dat LEYCESTER te gebieden had over hunnen Stadhouder MAURITS , en dat deze wederkeerig verplicht was hem te gehoorzamen ; ja dat zij niets anders begeerden dan aan LEYCESTER allen dienst te bewijzen en hem als Gouverneur en Capitein Generaal in het gebruiken van 1 de wettelijke autoriteit te gehoorzamen en te handhouden naar behooren AANTEEKENINGEN 109-123 . 229 (BOR , 22 B. , f. 33d, 36a) ; wij kunnen alle deze schoone betuigingen niet anders houden dan als in strijd met de daden , en oordeelen het te recht door SONOY aangemerkt , dat MAURITS en de Staten hunne bezwaren aan LEYCESTER hadden behooren voor te stellen , om met behoorlijke orde en met believen van wederzijde de zaak af te handelen. BOR , 22 B. , f. 34a . In dit gantsche werk evenwel schijnen die van Dordrecht en Gorcum eenige zwarigheid gevonden te hebben : doch men gaf hun goede onderrichting en daarin berusteden zij. Res . Holl. , 24 Maart 1587. KLUIT , II , 230. (110) Res. Holl. , 4 Maart 1587. >> Is geresolveerd , dat de gemeene middelen verpacht zullen worden op den naam van Z. Exc. en de Staten van Holland , zonder den naam van Z. Exc. te exprimeren ." Buiten twijfel wordt hier door Z. Exc. onze MAURITS bedoeld , ofschoon men er niet rond voor durfde uitkomen. (111) Men leest zijne commissie bij KLUIT , II , 506. (112) Men leest dien brief bij BOR , 22 B. , f. 31c. (113) BOR , 22 B. , f. 32b35. (114) BOR , 22 B. , f. 36d. (115) (116) Vgl . KLUIT , II , 56 , 225 , 232 , III , 374. BOR , 22 B. , f. 37d. (117) In Res. Holl. , 14 December 1584 vindt men een octroybrief , beginnende : De Ridderschap , Edelen en gemeene Steden des Graafschaps en der landen van Holland , represen terende de Staten en jegenwoordige Overigheid derzelver landen. (118) KLUIT , II , 267. (119) (120) KLUIT , II , 299. BOR , 22 B. , f. 43a. (121) Zoo spreekt KLUIT , II , 289 , die er bijvoegt , dat door dit vertoog H. DE GROOT zich in zijne jeugd heeft laten verleiden , om zijn werkje , Over de oudheid der Ba- taafsche Republiek , te schrijven , hetwelk hij bij rijper jaren en onderzoek zelf misprezen heeft . (122) BOR , 22 B. , f. 49. (123) De Schrijver der Staatk. Partijen in Noord-Ned. , bl. 115 zegt hieromtrent : » Ofschoon het gemeld vertoog met recht kan worden aangemerkt als eene staatkundige 230 AANTEEKENINGEN geloofsbelijdenis van rainiteit voorstonden , gelooft , diegenen , 123-125. die de Provinciale souve- gaat men echter te ver , dat de stellers van hetzelve de zoo men daarin vermelde beginselen als de eenige ware en goede erkenden. Het geheele vertoog was meer een staatkundig programma tegen de volksgezinde beginselen , die door de partij van LEICESTER listig werden voorgewend , dan wel het uitvloeisel van de innerlijke overtuiging der Staatslieden , die het deden opstellen ; waarvan de meesten de noodzakelijkheid van een eenhoofdig gezag , of ten minste van een algemeen bestuur ook in de binnenlandsche aangelegenheden erkenden , doch niet zoodanig als het door den willekeur en het onverstand van een LEICESTER werd uitgeoefend . " Wij zien, hoe de Schrijver den onwaarachtigen en als zoodanig door hem erkenden inhoud van dat vertoog , tracht te vergoelijken en er eenen zin aan te geven , die tegen de woorden aanloopt . Dat onder anderen OLDENBARNEVELD steeds de daarbij uitgedrukte gevoelens heeft aangekleefd , bewijzen zoo zijne handelingen in 't algemeen , als zijne aanprijzing van het bovengemelde werkje van DE GROOT aan de Staten van Holland in April 1618. Zie CARLET , II , 253. Reeds lang vóór LEY- CESTER'S tijd was dat verkeerde gevoelen hier " te lande gekoesterd. Bij BARUETH , Hist. van het Stadh. , bl. 24 , lezen wij , dat Koningin ELISABETH in 1575 aan onze gezanten antwoordde , geen geloof te slaan aan het voorgeven van dezulken , welke den eenvoudigen trachteden diets te maken , dat den Voorvaderen van Koning PHILIPS de eigendom dezer landen niet bij erfopvolging , maar bij de verkiezing des volks zoude zijn opgekomen. aan CAMBDENI , Annales ad annum 1575. (124) Hij haalt hierbij BOR , 22 B. , f. 38c. (125) BOR , 22 B. , f. 98d. Hier wordt gedoeld op de missive der Staten Generaal van den 4den February 1587 en op de nadere verklaring van den 17den Juny. De Staten van Utrecht echter verklaarden op den 6den September beide deze stukken te verwerpen . BOR , 23 B. , f. 37. Ook verklaarden die van Vriesland daar geenen last toe gegeven te hebben. derland , AANTEEKENINGEN 125-128 . BOR , Zoo ook die van Gel- welke 22 B. , f. 76. hunnen gemachtigde ter Staten 231 Generaal terugriepen , omdat hij tot het schrijven van dien brief zonder last had medegewerkt. BOR , 22 B. , f. 77. (126) (127) BOR , 22 B. , f. 28d. Met dit al was de Raad van State niet zeer te vreden over hetgeen er gedaan werd. In de Res. St. Gen. 16 Maart 1587 leest men , dat de Staten Generaal zich dien dag begaven in de vergadering van den Raad en verzochten , dat die van den Raad van State zouden willen verklaren opentlijk en rondelijk de miscontentementen , die H. Ed. hebben over de actien van de Heeren Staten zoo in ' t generaal als in ' t particulier , mits H. Ed. waren onderricht , dat eenige Heeren van den Rade daarop verscheidelijk hadden gesproken zoo wel in den Raad als daarbuiten , te vreden zijnde denzelven Heeren van den Rade van alles te geven redenen van contentement en satisfactie , en dat de Heeren Staten zoo in ' t generaal als particulier niet anders hebben gedaan , dan gelijk zij van alle tijden vermocht hebben , om te conserveren den staat van den lande. Het afscheid is geweest , dat die van den Raad zich zullen bedenken en den Heeren Staten van alles rondelijk berichting doen volgende H. Ed. verzoek. Op den 30sten April 1587 leest men : » De Heeren Staten verstaan hebbende , dat de Heeren van den Raad van State waren klachtig gevallen aan den Ambassadeur dat hen bij de Provincien was onttrokken de van de penningen tegen de autoriteit van Z. geresolveerd en goedgevonden den voorz. Heer van H. Maj . administratie Exc. hebben Ambassadeur van de gelegenheid der zaken volkomentlijk te doen informeren ; daartoe zijn gecommitteerd uit elke van de contribuerende Provincien een." Bij de onderstelling van de volkomen souverainiteit der Staten Generaal en van de onderdanigheid van LEYCESTER en den Raad als hunne dienaren , werd hier al eene wonderlijk vreemde houding aangenomen. De Heeren Souvereinen begaven zich onderdaniglijk bij húnne dienaren , om zich over hunne regeringsmaatregelen te verantwoorden ! (128) Res. Holl. , 24 Juny , 2 , 9 July 1587. KLUIT II , 324. 232 AANTEEKENINGEN 129-138 . (129) Men leest dien brief bij KLUIT , III , 441. (130) BOR , 22 B. , f. 94d. BOSSCHA , I , 280. WAG. VIII , 226 en Bijv. De schrijver van het Lev. en Bedr. van Maurits , bl . 4 stelt het voor , als tocht niet is tegenwoordig geweest. of MAURITS- bij dezen (131 ) (132) Men leest dat vertoog bij BOR , 23 B. , f. 15 . Deze acte leze men bij BOR , 23 B. , f. 17. (133) Deze brief is te lezen bij BOR , 23 B. , f. 17d. (134) Het schijnt toch omtrent dezen tijd , wat wij verhaald vinden in het Rapport van onze Gezanten naar Engeland , gedaan ter Staten Generaal op den 8sten November 1589 , te lezen in het Dep. boek St. Gen. Op den 25sten+ October namelijk had hun de Groot-Admiraal van Engeland CHARLES HOWARD verklaard , dat hij door affectie tot der landen dienst tweemaal was overgegaan en devoir had gedaan bij gelegenheid om die twee groote Heeren (LEYCESTER en MAURITS), tusschen dewelke hij wel merkte geschil te wezen , de een herwaarts , de ander derwaarts reizende en malkanderen presentie vermijdende , te vereenigen ; en eens de voorz. Heeren in ééne kamer bij malkanderen vindende , had hun gebeden eene eer te mogen gewinnen dezelven te veraccorderen , en zoo veel gedaan te hebben , dat zij malkanderen vriendelijk omhelsden , de een zoon , de ander vader malkanderen noemende. (135) (136) BOR , 23 B. , f. 18 . BOR , 23 B. , f. 21a. (137) BOR , 23 B. , f. 16b. ( 138) Reeds van den beginne af had er eene merkbare verwijdering tusschen HOHENLO en LEYCESTER bestaan , die van lieverlede door verscheidene voorvallen , waarin zich de een door den anderen miskend achtte , verergerd en eindelijk door het verlies van Sluis in volslagen vijandschap was overgegaan. Wij kunnen in dit alles aan LEYCESTER geen ongelijk geven. Vgl. BOR , 21 B. , f. 14c, 77. 23 B. , f. 6. Hoe het zij , de twist was zoo hoog geloopen , dat de Raad van State en de Staten Generaal op den 27sten July besloten , MAURITS te verzoeken al het mogelijke te doen , dat het geschil wierde bijgelegd , gelijk dan ook deze nog dienzelfden AANTEEKENINGEN 138-141 . 233 dag verklaarde er reeds zijn werk van gemaakt te hebben . Res. St. Gen. (139) BOR , 23 B. , f. 18d . KLUIT , II , 328. BOR , 23 B. , f. 22 . (140) gedaan. En toch hadden de Staten aan LEYCESTER den eed Vgl. boven aant. 55 . (141) Res. Raad v. St. 30 Augustus 1587. (Aprèsmidi) . >> Sont comparus les Députés des États de Hollande ; à savoir , le Sieur JAQUES VAN EGMOND , S. de Ken- nenburg , le Conseiller MENIN , Pensionnaire de la ville de Dordrecht , THOMAS THOMASSEN , Bourguemaître de Harlem , HENDRIK AMESON , Bourguemaître de Delft , JACOB ALAERTSEN DE HAES , Bourguemaître de Leyde , CORN . FLORISSEN VAN TEYLINGEN , Bourguemaître d'Amstelredam , BRUIN WOUTERSEN , Échevin de ter Goude , JAN JASPERSEN , Bourguemaître de Rotterdam , Doctor FREDERIC BOYMER , Conseiller d'Alemaer , Doctor DIDERIC HOGERBEETS , du Conseil ou Vroedschap de Horne : lesquels ont congratulé S. Exc . de sa venue en cette Province , et déclaré qu'ils exhiboient par écrit certains articles , lesquels ils avoient été chargés par leurs principaux remontrer à S. Exc . de bouche. Surquoi étant interrogués par S. Exc. si ledit écrit étoit pour affaires d'Hollande en particulier , ou pour ceux qui concernoient les Provinces Unies en général , répondirent ? que l'écrit susdit étoit mis sur le nom des États d'Hollande , ains qu'ils pensoient que les autres Provinces se vouloient joindre avec eux en cette requête , commé aucunes l'avoient déjà fait déclarer. S. Exc. commanda lire ledit écrit : le- quel lu , demanda S. Exc. si lesdits Députés étoient commis `spécialement pour attendre la réponse sur icelui , ou pour besogner à l'assemblée des États Généraux. Et répondirent que aucuns desdits Députés étoient commis à l'assemblée desdits États , et tous en général pour avoir réponse sur ledit écrit ; lequel S. Exc. déclaroit vouloir faire visiter par son Conseil , et sur ce donner briève réponse. Lesdits Députés retirés , fit S. Exc. resumer ledit écrit , et après délivrer à ceux du Conseil d'État pour le considérer et rapporter à S. Exc. en quoi il étoit divers au contraire du contrat fait avec S. Maj . d'Angleterre , de la commission AANTEEKENINGEN 234 141 . de S. Exc . , de l'acte de la délation du gouvernement et autres actes ensuivis." 31 Augustus. » S. Exc. ayant mandé Messeigneurs du Conseil par le Sécrétaire BURCHGRAVE , iceux se sont trouvés lez icelle en sa chambre : . où que S. dite Exc. a fait proD'autant poser par le Conseiller BEALE ce qui s'ensuit. que les Députés des États de Hollande avoient exhibé au nom S. de leurs Exc. icelle S. principaux le jour contenant quelques d'hier certain remonstrances et Exc . (trouvant ledit écrit écrit à requêtes , fort étrange comme tendant au déshonneur et disréputation de la Maj . Reginale d'Angleterre , diminution de l'autorité de S. dite Exc . , dommage et totale ruine des Provinces Unies , à cause que sous couleur de tels débats et doléances , audit écrit déduites , les contributions nécessaires étoient retardées avec confusion de toutes choses), à ouvertement protesté , que si quelque inconvénient ou surprinse de la ville d'Arnhem ou autres survenoit , de vouloir être excusé , et que la faute sera imputée aux États , déclarant en outre de ne se vouloir plus mêler du gouvernement à cause des traverses et difficultés survenant journellement , étant content de remettre le tout à la disposition des États et s'en excuser vers S. Maj . sa Maîtresse , requérant bien instamment d'étre sur ce fait acte. Et en après les Seigneurs du Conseil considérant le poids et importance du fait et qu'y en dépendoit la conservation ou ruine de tant de belles villes , pays et bons sujets , ont prié S. Exc. nonobstant ledit protêt et bonnes raisons à ce mouvantes , de vouloir laisser venir l'affaire en communication avec lesdits Députés pour traiter et voir , si par bons moyens on pourroit les mouvoir au redressement des défauts dudit écrit , en remontrant à eux bien vivement leur tort inféré à S. Exc. et préjudice fait à la cause commune par ledit écrit. A quoi S. Exc. (demeurant toujours ledit protêt en vigueur) a finablement condescendu , commettant les Seigneurs le Maréchal PELHEM , Milord NOORT , Seigneur DE BREDERODE , les Conseillers KILLEGREY , BEALE , LEONINUS , LOOSEN , VALCKE et DOUBLET , pour entrer le même jour après diner en communication AANTEEKENINGEN avec lesdits 141 . Députés touchant ledit écrit , 235 lequel est comptoir du Sécretaire HUYGENS. Auxquels Seigneurs Conseillers a été aussi commandé d'incontinent se trouver à l'assemblée des États Généraux pour avancer les contributions , vivres , munitions de guerre et autres choses nécessaires pour les villes d'Arnhem , Lochem et autres. Ce que a été fait et rapporté à S. Exc . sur le diner." (Après-diner). >> Messeigneurs du Conseil se sont trouvés en présence des Seigneurs PELHEM et Milord NOORT avec les Députés d'Hollande en la chambre du Conseil : où de la part de S. Exc. Monsieur la Chancelier de Gueldres LEONINUS a au long remontré les misérables fortunes des Provinces Unies et que par l'aide de Dieu et sérieuse instance et poursuite de S. Exc. , S. Maj . auroit été émue en notre plus dangereux état de donner si libéralement le secours , et envoyer S. Exc. par deça ; laquelle délaissant son pays , parens , biens , états , repos et plaisirs , avoit continuellement desdits pays . Et travaillé pour le bien et conservation comme icelle S. Exc. pour affaires pregnantes étoit rétourné en Angleterre , est survenu quelque malentendu , à cause de quoi les États Généraux avoient écrit lettres en Angleterre bien àpres et piquantes , et que S. Exc. , le tout non obstant , avoit continué sa bonne affection si avant , qu'elle étoit derechef retourné en ces pays pour le maintiennement de la vraie religion et conservation du pays , ayant proposé certaines plaintes et doléances auxdits États du tort et injure à icelle inféré par lesdites lettres et écrits , mais avec telle modération qu'elle ne vouloit point insister pour avoir satisfaction avec retardement des affaires publiques , ains demandoit que les contributions et autres choses nécessaires à la guerre seroient avancées , et que son particulier se traiteroit avec la commodité qui se présentera ; et que finalement S. Exc. usant de toute bénévolence , s'en avoit laissé contenter avec une honnête lettre par les États écrite à S. Maj. et certain écrit par eux exhibé à S. dite Exe . Aquoi accontenant oblivion de toutes choses passées. quiescant S. Exc. s'en étoit transporté en cette ville de Dordrecht , attendant que les États Généraux , suivant leur ? 236 AANTEEKENINGEN 141 . résolution et promesse faite à Middelburg, se trouveroient incontinent aussi ici avec provision d'argent et autres choses nécessaires à la guerre , étant déjà passés environ quatorze jours que S. Exc. avoit attendu lesdits États en grande dévotion , dont aucuns Députés des Provinces seulement sont arrivés le 28 de ce mois d'Août , et en lieu du fournissement des choses nécessaires ont lesdits Députés d'Hollande exhibé ledit écrit pour renouveller les précédentes malentendus tant au regard du passé que de l'avenir , chose contraire à ladite oblivion et tendante directement à la plus grande dissension , empêchement de la direction de la guerre , et mécontentement de S. Maj . et S. Exc .; étant le contenu dudit écrit fort vague et incertain sans spécifier particularités : les requérant partant de vouloir redresser ledit écrit et donner satisfaction à S. Exc. ou bien spécifier les particularités pour y en repondre : leur déclarant ouvertement le mécontement que S. Exc. recevoit , le protêt et intention d'icelle de vouloir quiter le tout , en cas qu'elle ne seroit maintenue en l'autorité à lui déférée , en laquelle les États Généraux mêmes l'avoient mise. Surquoi lesdits Députés d'Hollande se sont retirés à part , et après qu'ils avoient communiqué entre eux , sont retournés , déclarant d'être marri que S. Exc. se fâchoit dudit écrit , à cause que la coûtume du pays étoit de librement parler à leurs Princes et Gouverneurs , et que le contenu dudit écrit n'étoit loi ains seulement requête , laquelle on pourroit refuser (1) . Surquoi fut dit , que comme les États parlèrent librement , S. Exc. vouloit aussi parler rondement et leur bien ouvertement déclarer qu'en cas que l'autorité ne demeuroit à S. Exc. comme elle avoit été premierement déférée avec la disposition des finances et contributions , que S. Exc. étoit d'intention de le tout quiter et retourner en Angleterre. Et pour accommoder le tout , sont les parties entrées en ultérieure communication , lisant le contenu dudit ecrit et conférant chacun article si avant que , après que l'une partie commencoit mieux entendre l'autre finablement fut (1 ) Zoo onderdanig spreken die souvereine Heeren ! 141-150. AANTEEKENINGEN 237 conclu , que de la part de S. Exc. seront faites quelques notes en conformité de ladite communication , et que les Députés d'Hollande prendroient peine d'accommoder le tout et donner satisfaction à S. Exc. Desquelles notes , comme elles furent signées par S. Exc. et envoyées par les Con- seillers VALCKE et MENIN vers les États d'Hollande , la copie est au comptoir de Sécretaire HUYGENS ." (142) BOR , 23 B. , f. 22d. (143) (144 ) Res. Holl . 4 Sept. 1587 , bl. 243 , KLUIT II , 342. BOR 23 B. , f. 34b . (145) KLUIT II , 343. Volgens Res . Holl. , 6 Sept. 1587 had LEYCESTER dit en meer aan de Hollandsche Gedeputeerden , voor wien de Heer VAN NYVELT , Pensionaris van Delft , het woord gevoerd had , in grammen moede geantwoord , maar ook eindelijk begeerd , dat men zijne propoosten anders niet zoude verstaan , dan als geëxcedeerd zijnde uit den nood . Hieromtrent lezen wij in Res. Raad v. St. 6 Sept. , na de voorstelling van het gedane verzoek dier Gedeputeerden en het antwoord van LEYCESTER » Et ledit Pensionnaire (NYVELT) insistant plus que ne lui convenoit bonnement , S. dite Exc. à brièvement répondu en bonnes paroles , dont ledit Pensionnaire supplie S. Exc. pardonner si quelque chose étoit dit ou fait qui pourroit déplaire à icelle. Et S. dite Exc. pareillement faisant honorable réponse , lui dit qu'il désiroit le même en cas qu'il eut parlé plus chaudement que de coûtume. Et ainsi ont 1 lesdits Députés prins congé et se sont partis de S. dite Exc ." (146) BOR , 22 B. , f. 46d . (147) Zoo wil WAG. VIII , 208. KLUIT II , 280-313. BILD. VII , 140 , 263 . (149) Men leest dat vertoog bij BOR 23 B. , f. 26. De begeleidende brieven aan Delft , Leiden en Rotterdam hielden , (148) aan Burgemeesters , Schepenen , Vroedschappen en Dekens van de Gilden. Die aan Amsterdam en Alkmaar , aan Burgemeesters , Schepenen , Vroedschappen , Burgerhopluiden , en aan Amsterdam , mede aan de Collonellen . Zie KLUIT II , 364. " BOR 23 B. , f. 28. (150) Op den 6den September ontbood LEYCESTER de 238 AANTEEKENINGEN 150-158 . Staten Generaal bij zich in den Raad en deed hun dat vertoog voorlezen . In Res. Raad v. St. leest men , na de vermelding hiervan : >> Surquoi lesdits États ont bienhumblement remercié S. Exc. de la bonne remontrance et du grand soin qu'elle porte à la cause commune , ce qu'ils sont prets de reconnoitre par tous leurs moyens possibles , priant de leur être communiqué copie de la dite remontrance , espérant de donner sur icelle telle réponse , que S. Exc. de ce en aura bon contentement ; prenant ainsi congé de S. dite Exc ." De Staten Generaal bestonden toen slechts uit de Heeren CAPELLE , AERNHEM , MENIN , BOYMER , DOMPTZELAER , KAMMINGA , en toonden waarlijk geene hooge gedachten van hunne gewaande souverainiteit te koesteren. Het vertoog werd hun den volgenden dag overgeleverd . Van eenig antwoord vindt men niet gemeld ; maar uit Res . St. Gen. en Raad v . St. 8 Sept. blijkt , dat LEYCESTER op het ernstig aanhouden der Staten Generaal uit het vertoog de namen van MAURITS en HOHENLO geschrapt heeft. Ondertusschen vinden wij er toch van HOHENLO in gesproken. (151 ) Men leest dit antwoord bij BOR , 23 B. , f. 31c. Opmerkelijk is het verhaal van de bijeenkomst en het onderling gesprek van de afgevaardigden der Hoven met LEYCESTER in den Raad van State , te lezen in Res . Raad v. St. , 10 Sept. 1587. Wij lezen onder anderen van die afgevaardigden : » disant souventes fois par mine de tristesse qu'ils étoient marris de ces malentendus ; qu'ils n'étoient nullement venus pour excuser les procédures des États ; qu'aussi ils ne les trouvoient pas bonnes , mais qu'ils étoient prêts de s'employer humblement au service de S. Exc. et pour assoupir et terminer ces différends." (152) BOR , 23 B. , f. 36c. (153) BOR , 23 B. , f. 37b. (154) (155) KLUIT • , II , 364 . BOR , 23 B. , f. 38. (156) BOR , Bijvoegs. achter 27 B. , f. 31 . (157) Men leest die eedsformulieren boek II , 267. (158) in het Gr. Plac, Zie deze stukken bij BOR , 23 B. , f. 50c- 57d . AANTEEKENINGEN 159-161 . 239 . (159) KLUIT II , 378. (160) (161) Van dit vertoog hebben wij reeds gesproken bl. 39 . Zie KLUIT II , 387 , 541 , bilderd. VII , 153. Deze drie stukken waren door LEYCESTER in handen van den Raad van State gesteld , om ze te onderzoeken. In Res. Raad v. St. leest men : 13 Nov. 1587. >> D'autant que S. Exc. est résolu de partir demain avec le marée vers Berges sur le Zoom et Flessingue , pour y mettre ordre nécessaire , Messieurs du Conseil ont trouvé bon de remontrer encore à S. dite Exc. devant le partement d'icelle , le poids et importance du fait à l'endroit des remontrances et écrits faits par les États d'Hollande , et les différends et malentendus survenus entre icelle et iceux États , et comme S. Exc. a autorisé Messieurs du Conseil pour de ce entrer en communication avec les États d'Hollande , de demander , si icelle ne trouve bon qu'on demande sincèrement aux États tant Généraux que d'Hollande les raisons et causes des différends qu'ils prétendoient sur S. Exc. et si le bon plaisir d'icelle ne soit de déclarer ouvertement à Messieurs du Conseil le même , et s'il n'entendoit que le Sr. Comte MAURICE de Nassau soit présent à ladite communication." (Après -diner). >> Est resolu de partir demain avec la marée tout direct à la Haye , et en passant par Delft , d'y parler avec Messieurs des États d'Hollande y assemblés , leur donnant à entendre que le Conseil d'État est commis de la part de S. Exc. pour entrer en communication avec eux sur les écrits et remontrances exhibées à S. Exc. et que lesdits États y veulent penser et avertir Messieurs du Conseil du temps , quand ils ou aucuns députés de leur part voudront vaquer et entendre à ladite communication : et que cependant lesdits Seigneurs du Conseil commenceront à la Haye d'aviser et résoudre ce qu'ils trouveront le plus convenir de remontrer auxdits États , afin et sur le sujet que dessus , postposant toutes choses particulières pour murement et effectuellement procéder à la communication susdite." 17 Nov. >> Comme Messieurs du Conseil d'État ce soir ont parachevé leur besogne faite sur les trois écrits des 240 AANTEEKENINGEN 161 · États d'Hollande et tout ce qui y dépend , est mis en délibération l'importance et poids de cette matière , comme concernant la grandeur de S. Exc. , de S. Maj . et respect et l'autorité même grandement l'état des Pays-Unis : et suivant ce trouvé bon et très-nécessaire , qu'à ladite communication soit procédé avec toute sincérité et diligence , et . usé de providence ; et que par ce il conviendra que premièrement soit mis par écrit la proposition qui se fera en cet endroit aux États d'Hollande. A quelle fin sont autorisés les Conseillers LEONINUS et VALCKE , et est résolu que pour les raisons susdites tous les Sieurs du Conseil se trouveront à Delft pour faire ladite proposition." ་ De besogne hierover heeft op den 19den November plaats gehad . Vergel. Res . Holl. Res. Raad v. St. 24 Nov. 1587. >>> Comme Messieurs du Conseil ont reçu ce matin diverses lettres de S. Exc. contenantes plusieurs points et articles et entre autres qu'elle désire savoir ce que déjà est besogné à l'endroit de la communication sur les trois écrits des États d'Hol lande et ce qu'y dépend , on a bien près mis en mûre delibération cette matière , et résolu que les Seigneurs BARDESEN et VALCKE se transporteront incontinent autre fois à Delft vers Messieurs les États d'Hollande , et représentéront à iceux , comment ceux du Conseil d'État ont reçu leurs lettres avec les écrits y joints , et que suivant le contenu desdites lettres ils ont visité lesdits écrits et rapporté le tout à S. Exc. avec telles remontrances , par lesquelles S. Exc. a été émue de condescendre à une amiable communication , pour assoupir toutes différences , autorisant lesdits du Conseil d'entrer en la communication susdite , comme icelle encore par ses lettres a rechargé ceux dudit • 1Conseil. Et comme pour leur acquit ils ont Jeudi dernier requis et prié lesdits États de vouloir venir et entrer en ladite communication , ce que aussi depuis , à savoir Samedi dernier , les Seigneurs BARDESEN et TEYLINCK en ont fait itérative instance , sans en avoir jusques ores entendu l'intention desdits États , nonobstant qu'ils avoient promis de ré soudre et envoyer leur reponse , se trouvent en perplexité, AANTEEKENINGEN 161 . 241 ne sachant comment en répondre à S. dite Exc. A raison de quoi ils ont député lesdits Seigneurs BARDESEN et VALCKE , pour derechef se trouver vers lesdits États d'Hollande et les requérir et prier bien instamment de vouloir condes- cendre et sans ultérieur délai procéder à ladite communication pour assoupir les différends et malentendus qui y sont , et eviter l'extrême ruine des pays qui autrement est apparent : déclarant que en cas de refus ou ultérieur délai lesdits du Conseil ne savent comment en répondre à Dieu , S. Maj . S. Exc. et les pauvres sujets qui auront à patir , et qu'ils seront contraints de s'en décharger vers Messieurs les États Généraux , comme n'ayant moyen de continuer leur état et office avec tel fruit , comme l'état du pauvre pays requiert : délaissant États d'Hollande et conséquemment à Messieurs autres d'établir tel es gouvernement et mettre tel ordre , comme ils trouveront pour leur plus grande assurance convenir : déclarant que si le malentendu passe plus outre , qu'ils désirent être excusés des maux et inconvénients qui y pourront advenir." Op den 25sten November deden in de Staten Res. BARDESIUS en VALCKE van Holland hunne propositie , te lezen in Raad v. St. De Staten machtigden daarop eenigen uit hun midden , om met den Raad in gesprek te treden. Dit schreef de Raad aan LEYCESTER op den 26sten November , en den volgenden dag had de bijeenkomst plaats. Hier- omtrent lezen wij : >> Comme suivant les lettres écrites Conseil aux États d'Hollande , par Messieurs du quelques députés de leur assemblée , à savoir le Sieur DE MATTENESSE , l'Avocat de Hollande BARNEVELD , N. PAULI , Pensionnaire de Dordrecht , GERRIT WILLEMSEN , Échevin de Harlem , CORNEILLE LAMBERTSSEN VAN DER WEL , Bourguemaître de Delft , PAUL vos , Pensionnaire de Leyde , Docteur NICASIUS DE SILLE , Pensionnaire d'Amstelredam , Sieur WERENSTEIN , Pensionnaire de Gornichem , et N. Bourguemaître d'Enkhuizen , sont comparus au Conseil , a été proposé par le Chancelier LEONINUS au nom dudit Conseil bien au long le grand danger et péril qui est apparent en cas que le malentendu et 16 I 1 242 AANTEEKENINGEN 161 . les diffidences avec tout ce qui dépend entre S. Exc. et lesdits États ne seroient bientôt assoupis : les requérant et priant pourtant très-instamment de vouloir condescendre à toutes choses raisonnables à ce nécessaires , tant pour conserver la bonne grâce de S. Maj . d'Angleterre et affection de S. Exc. que pour prévenir auxdits dangers et procéder conjunctement avec bonne correspondance à ce que pourra tendre à la conservation du pays et résistance de l'ennemi commun : les remerciant à cette occasion de leur comparition , et requérant de vouloir ouvertement et sincèrement proposer leur doléance et raisons des diffidences qu'ils ont , comme ceux du Conseil feront aussi librement de la part de S. dite Exc. pour , étant le tout découvert , pouvoir tant plus surement remédier à tout et procéder avec fruit et par effet en la communication . Lesdits députés d'Hollande ont répondu aussi bien amplement , à quelle fin ils étoient venus et commis de leurs principaux pour entrer en icelle communication , non pas pour résoudre absolument , mais pour commencer l'affaire et d'en faire rapport , et que leurs principaux ne désirent rien plus que de conserver la bonne grâce de S. Maj . et affection de S. Exc . , bien sachant que sans aide et secours de S. dite Maj . , ils ne se peuvent bonnement soûtenir , et que partant ils désiroient entendre devant toutes choses les doléances de S. Exc . et les raisons des diffidences pour y donner satisfaction : re- " quérant avoir copie de l'autorisation donnée par S. Exc. à Messieurs du Conseil sur cette affaire. Surquoi devant entrer en communication , Messieurs du Conseil ont exhibé ladite autorisation et quant et quant à eux fait lecture et leur donné copie. Laquelle lesdits députés trouvant être dépêchée seulement pour communiquer et rapporter à S. Exc. sans pouvoir conclure , ont déclaré que de leurs principaux ils n'avoient autre charge , sinon de communiquer amiablement avec Messieurs de cette table sans préjudice et sous le bon plaisir de leurs principaux. Quoi ensuivant ladite communication a été commencée et continuée tout ce jour d'hui." Den 28sten November is deze onderhandeling voortgezet , AANTEEKENINGEN 161-164. 243 als wanneer de Staten van Holland er op stonden , dat de Staten Generaal er bij geroepen zouden worden , omdat de verschillen den staat van het gantsche land raakten . De Raad was hiertegen : en de Staten verklaarden eindelijk te vreden te zijn over de verschillen in gesprek te komen. (162) Zie BOR , 23 B. , f. 50b. De Raad van State bracht op den 13den October collegialiter deze klacht in bij de Staten Generaal , die op den 15den October antwoordeden van dit een en ander niet af te weten en het ook niet te gelooven , maar er naar te zullen vernemen . Op den 16den October verscheen HOHENLO zelf in de Staten Generaal en verklaarde met sterke betuigingen , dat alles onwaarachtig was. Res. St. Gen. (163) Vgl . bov. aant. 45 , bl . 183 . (164) Zie BOR , 23 B. , f. 63d -72c. De medeplichtigen hebben zich in hunne verdediging op het voorweten en de goedkeuring van LEYCESTER beroepen. Misschien wel heeft op dezen of dergelijken aanslag gedoeld de brief van LEYCESTER , waarvan men leest in het navolgende : Res. Raad v. St. 4 October 1587. » Rien n'a été besogné ce jour d'hui : seulement sont venues quelques lettres de S. Exc. , contenantes choses de grande importance , sur lesquelles sera par la grâce de Dieu résolu demain.” 5 October. » La lettre qui a été apportée hier de S. Exc . contient choses grandes et de très grande et sérieuse conséquence , et est icelle ès mains du Secret. HUYGENS : sur le contenu de laquelle est après longue délibération résolu que le Conseiller VALCKE ira trouver S. Exc. et l'informer des occasions qui ont mu le Conseil de ne faire ce que S. Exc. a écrit par icelle : dont ledit Sieur VALCKE dressera luimême son instruction." De ontdekking van den Leidschen aanslag schijnt geschied te zijn op den 15den October. 16 October. >> Le Conseiller KILLEGREW revenant de S. Exc. remontre de la part d'icelle avoir entendu , qu'en la ville de Leyde est advenue certaine altération , comme ayant le magistrat illec fait saisir et emprisonner aucuns citoyens et autres demeurants étant du Consistoire , et ce à cause 16* 244 AANTEEKENINGEN 164. qu'ils ont voulu maintenir et favoriser le respect et autorité de S. Maj . et de S. Exc. et qu'ils sont d'intention de procéder outre vigoureusement et en hâte contre lesdits citoyens et inhabitants : de quoi S. Exc. se trouvant fort ébahi et triste , a enchargé ledit Conseiller KILLEGREW d'en faire remontrance en ce Conseil et déclarer que l'intention de S. dite Exc. est que Messieurs du Conseil s'enquêtent et s'informent bien près de l'occasion dudit emprisonnement , et les circonstances du fait ; exhibant à celle fin certain projet de ce qu'on pourroit écrire audit Magistrat . Sur quoi est trouvé bon de faire venir en ce Conseil le Pensionnaire de Leyde , étant ici , pour par lui entendre ce qu'il en est. Lequel dit que le Magistrat de ladite ville pour cet effet a envoyé vers ceux d'Hollande un des Bourguemaîtres duquel il n'a entendu autre chose , sinon que quelques-uns sont mis en prison , sans toutefois savoir l'occasion pourquoi , excepté qu'ils avoient requis un bourgeois nommé SCHOT , ayant été autrefois commissaire , de vouloir tenir la bonne main , afin que ceux de Leyde s'ayent à déclarer , comme ont fait ceux d'Amsterdam , Rotterdam et Delft , et que ledit Magistrat a fait dire aux Capitaines y étant en garnison , qu'ils ne veuillent rien attenter au préjudice de la grandeur et réputation de S. Maj. et autorité de S. Exc. et qu'il ne doûte que le Magistrat ne procédera en cet endroit que de raison et droit. quoi étant sorti ledit Pensionnaire , et Sur- après tenu mûre délibération , est trouvé nécessaire d'être bien près informé de ce fait , et pour cet effet écrire audit Magistrat en conformité dudit projet , et qu'ils usent en cette affaire de modération , advertissant à Messieurs du Conseil la vérité du fait avec les circonstances y dépendantes , et que cependant n'usent aucune précipitation à l'endroit desdits prisonniers." Op den 18den October gaf de Pensionaris van Leiden aan den Raad eenen brief van de Regering dier stad over , houdende een verhaal van het gebeurde ; en werd door den Raad besloten dien brief naar LEYCESTER te zenden. 24 October. » Sur ce que S. Exc. par sa lettre , reçue AANTEEKENINGEN hier , 164. 245 mande de trouver mauvais et fort étrange que ceux de Leyde se prennent à eux la connoissance et judicature du Colonel COSMOS PESCARENGIS y prisonnier , et même que S. Exc. écrit par menaces , que s'ils n'envoyent ledit cosmos vers lui qu'il s'en prendra à tous bourgeois de Leyde ; est résolu que sera écrit à ceux de Leyde , que depuis qu'on leur a écrit encore touchant ledit COSMOS , S. Exc. écrit présentement le même bien instamment , et que partant ils ne laissent de renvoyer ledit COSMOS vers S. Exc. , pour éviter grands inconvénients. Et sera écrit à S. Exc. de ce devoir et quant et quant prié qu'il lui plaise de ne faire procéder contre les bourgeois et habitants de Leyde , en égard aux grands inconvénients qui en pourroient arriver à la cause commune." 26 October. >> Comme Messieurs du Conseil avoient requis les Sieurs DE BREDERODE et LEONINUS de se trouver vers le Sieur Comte MAURICE de Nassau etc. pour le requérir et prier de vouloir en considération du misérable état du pays faire tous bons services pour assoupir le différent entre les Sieurs États Généraux et S. Exc . et intercéder vers ceux de Leyde de procéder avec modération contre les prisonniers illec et surcheoir leur sentence jusques à ce que les informations seront vues : lesdits Sieurs se sont transportés lez vers le Sieur Comte et rapporté d'en avoir à icelui fait ample remontrance ; ce qu'il avoit prins de bonne part, et promis de se vouloir employer en toute diligence tant vers S. Exc. qu' États susdits pour moyenner et assoupir ledit différent , et que déjà le jour d'hier à Leyde S. Seigneurie a intercédé pour lesdits prisonniers , et qu'encore il avoit écrit ce matin à ceux de Leyde pour ledit Sieur DE MAULDE et qu'il feroit très-volontiers ultérieure intercession et instance. Et est outre ce résolu par Messieurs du Conseil d'écrire derechef à ceux du dit Leyde , qu'en cette affaire ils veuillent tellement procéder avec bonne discrétion et modération , afin que par eux l'autorité de S. Exc. ne soit violée et que tous dangers et inconvénients soient evités , et qu'ils fassent advertence à S. Exc. en ce Conseil ce qu'ils sont d'intention de faire en cet endroit , et ce pour les raisons plus ample- 246 AANTEEKENINGEN 164-168 . ment déduites en la minute , étant au comptoir du Secret. LANGE ." Dan op dezen zelfden dag werd het doodvonnis uitgevoerd. 2 November te Alkmaar. reeds » Le Docteur SARAVIA , Professeur en la Theologie à Leyde , se vient justifier de bouche et par écrit de ce que il seroit tenu coupable de ce qu'est passé à Leyde avec le Capitaine MAUSOER ( 1 ) , COSMO et autres. Surquoi est résolu , que ladite rémontrance par trois diverses lettres sera envoyée à Monsieur le Comte MAURICE , les États d'Hollande et le Magistrat de Leyde , afin qu'ils peuvent voir et entendre par là sa justification , et d'autant qu'il dit être d'intention de démontrer encore plus amplement son innocence , qu'ils veulent cependant tenir en état et surchéance ce que puis naguères audit Leyde a été décrété contre lui. " COLLOT D'ESCURY Holl. Roem , II D. Aant. bl. 180 moge oordeelen , dat niemand , die zich in die tijden verplaatst, het voorzitten der gestrengheid ter zake dezer muiterij met reden zal kunnen wraken ; naar ons oordeel heeft te recht TYDEMAN op BILDERD. , VII , 270 deze terechtstelling eenen justitiemoord in den volsten zin genoemd. (165) BOR , 23 B. , f. 46d, 47b, 73a. (166) BOR , 23 B. , f. 97. Hij had echter op den 2den December in den Raad van State door den Raadsheer KILLEGREY doen verklaren , qu'il ne parte point par quelque mécontentement ou rancueur, mais pour le commandement de S. Maj. qui l'a remandé pour les affaires troublées en Angleterre. Res. Raad v. St. (167) BOR , 23 B. , f. 90. Zie Deze brief is eerst den 2den December aan de Staten Generaal overgeleverd door den Ambassadeur HERBERT . Res. St. Gen. (168) Bij BOR , 23 B. , f. 99a, waar men den eed aantreft, leest men 13 January. Maar toen was de eed gearresteerd. WILLUGBY had zijne commissie van LEYCESTER en vertoonde haar op den 6den January in den Raad van State , dewelke haar toezond aan de Staten Generaal. (1) Dus lees ik : denkelijk moet het zijn MAULDE. AANTEEKENINGEN Res. Raad v. St. 12 January 1588. 168 . 247 >>> Le Conseil mandé à Delft et conférant aux États Généraux , iceux déclarent avoir mandé le Conseil pour remontrer deux points : - > et pour le commandement touchant les forces de S. Maj . qu'ils ont visité la commission du Baron DE WILLUGBY donnée par S. Exc. en son privé nom , qu'ils y trouvent difficulté en aucuns points. Et demandent aussi serieusement , si le Con- seil ou aucuns d'icelui ou leurs officiers ne sachent quelque secrete commission ou instruction ou ordonnance ou disposition de S. Exc. qu'on le vouloit déclarer, afin qu'on ne tombât aux Conseil inconvénients mêmes 1 de l'année passée. Le répond : et touchant de quelque ordonnance secrete , déclarent tous et chacun d'eux qu'ils n'en savent nulles : et quant aux difficultés en la commission du Sieur WILLUGBY , que leur avis seroit qu'icelles procèdent plutôt de l'ignorance du Secrétaire qui l'a depêchée , et qu'ils seroient d'avis que ladite commission fut retenue en vigueur et sermenté par ledit WILLUGBY , et que les fautes se pourront ci-après redresser , soit en la attendant de S. Maj . ou autrement. " Res. St. Gen. 12 January. » Mijne Heeren Staten Gene- raal der Vereen . Ned . Provincien , gehoord het voorz. advies van de Heeren van den Raad van State , en ' t zelve wel geëxamineerd en overwogen , hebben de voorz. Heeren van den Rade daaraf bedankt , en na wijdere communicatie en deliberatie den voorz . Heeren verklaard , dat H. Ed . uit krachte van de voorz. commissie van Z.. Exc . van den 13 December 11. niet verstaan noch kunnen den voorz. Baron van WILLUGBY in ' t commandement als Luitenant of Gouverneur over het secours van H. Maj . admitteren , als strijdende dezelve commissie directelijk tegen den teneur van het tractaat met H. Maj . gemaakt : dat H. Ed . niettemin , om deze zaak ten beste te accommoderen en te dirigeren ten dienste van de voorz. H. Maj . en van deze landen en het secours niet geheellijk te ontblooten van behoorlijk gebied en overhoofd , daaruit meerder inconvenienten en zwarigheden zouden komen te ontstaan , goedvinden daarin te nemen en gebruiken eenen middelweg , en mitsdien zijn te vreden , 248 AANTEEKENINGEN 168-170 . zonder prejudicie van het voorz. tractaat met H. Maj . gemaakt , op het schrijven en de advertentien bij Z. Exc. gedaan in zijne voorz. brieven van den 26sten November 11. dat de voorz. Baanderheere VAN WILLUGBY , bij H. Maj . als Luitenant van haar secours zoude zijn gecommitteerd en gecontinueerd , Z. Ed. op dezelve advertentie in ' t voorz. commandement te admitteren . Tot welken einde de Heeren van den Rade van State worden verzocht te concipiëren den eed in conformité van het voorz. tractaat met H. Maj . gemaakt ; denwelken Z. Ed . zal doen aan de Heeren Staten Generaal ; wel verstaande dat Z. Ed. binnen zes weken of ten langste binnen twee maanden daarna aan de Heeren Staten zal exhiberen de commissie , die hij in de voorz. qualiteit zal hebben van H. Maj . , daarmede ' t voorz. tractaat en de autoriteit van H. Maj . worde gemainteneerd . Dies verklaren die van Utrecht op deze zake , als wezende van importantie , niet te mogen doen dan op adveu van heure principalen , mogende niettemin lijden , dat bij provisie gevolgd worde de middelweg alhier beraamd , mits dat zulks niet prejudiciëre den tractate van Engeland noch de commissie van Z. Exc . zoo gegeven." De Raad bij H. Maj . als deze landen hem heeft hierop . een eedsformulier ontworpen , het- welk na eene kleine verandering door de Staten Generaal is goedgekeurd en aan' WILLUGBY • op den 14den January is medegedeeld , die vervolgens op den 16den January verklaard heeft daarmede vergenoegd te zijn en den eed te willen afleggen , zoo als hij toen ook gedaan heeft . Op den 11den Maart heeft hij zijne commissie , van de Koningin ontvangen , ter Staten Generaal overgeleverd . Zie Res. St. Gen. en Raad v. St. (169) Verkeerdelijk schrijft KLUIT II , 413 , den 19den Fe- bruary. (170) BOR . 24 B. , f. 65a. Verkeerdelijk schrijft BOSSCHA , Neerl. Held. , I , 280 , dat MAURITS op den 6den February 1588 , tot Gouverneur Generaal benoemd is . Blijkbaar heeft hij hier bij vergissing het oog op de acte van den 6den February 1587 met hare verkeerde opvatting door van METEREN AANTEEKENINGEN en anderen , waarvan zie bov. 249 170-171 . aant. 105. In de Res. St. Gen. 5 Feb. na de vermelding van het medegedeelde besluit leest men : >> Dies hebben de Gedeputeerden van Gelderland en Utrecht verklaard , dat zij hierop niet zijn gelast , en daarom daarin niet anders kunnen consenteren dan alleenlijk op adveu van heure respective principalen. " (171) Res. St. Gen. 18 Febr. 1588. >> Is goedgevonden geordonneerd , dat de opschriften van de brieven aan den Raad van State zullen voortaan houden , Aan den Raad van State der Geun. Ned. Provincien , zonder meer. Dies en verklaart de Gedeputeerde van Utrecht niet gelast te eenige verandering toe te laten." Daar de diensttijd van den Raad op den zijn den February verstreken geweest was , zoo had dezelve zijn ontslag verzocht en niet dan op dringend aanhouden der Staten kunnen bewogen worden om den dienst nog voor eene maand voort te zetten , doch op den ouden voet en in den naam van LEYCESTER. BOR , 24 B. , f. 65. Van hier dat de missiven van den Raad steeds den naam van LEYCESTER als Gouverneur Generaal aan het hoofd voerden. BOR , 24 B. , f. 31 , 32. Res. Raad v. St. 7 Maart 1588. >> Comme les Sieurs États Généraux ont répondu le 5e de ce mois sur les lettres de Messieurs du Conseil du 4e, par lesquelles ils leur ont insinué l'expiration du temps de la continuation de ce Conseil , et que lesdits Sieurs États requièrent bien instamment par lesdites leurs lettres , que les Sieurs du Conseils veuillent encore continuer au gouvernement sur la résolution par eux prinse le 5 de Février dernier , comme plus amplement contiennent icelles lettres : Messieurs du Conseil , ayant été convoqués ce jour d'hui , ont prins en mûre délibération cette affaire , le trouvant en communication de telle importance , qu'il doit être bien pesé , et ainsi advisé ensemble et chacun à part soi ; qu'ils ne sont qualifiés , pour n'avoir autre autorisation de leurs principaux , de continuer plus en leur service en ce Conseil sur ladite résolution et ce pour diverses émergeantes raisons par eux émues. Ce qu'ils ont résolu de remontrer demain bien vivement auxdits Sieurs États : toutefois que premièrement cette résolution demain sera 250 AANTEEKENINGEN 171 . réïterée en la présence du Conseiller BARDESEN maintenant absent." 8 Maart. >> Etant resumé l'affaire de la continuation du Conseil ensemble la communication et résolution qui a été tenue et prinse le jour d'hier , et ouï les raisons et diffi— cultés par le Conseiller BARDESEN alléguées , bien conformes à celles des autres Sieurs du Conseil ; est autrefois résolu de remontrer aux* Sieurs États , que les Sieurs du Conseil ne pourroient plus servir sur leur résolution du 5º de Février dernier. Et se sont à cet effet trouvés en l'assemblée desle Chancelier LEONINUS a été dits Sieurs États , où par faite la proposition à ce servante , dont s'ensuit le verbal par lui conçu (1) : » Mijne Heeren , Wij hebben ontvangen UE. missive in >> date den 5den dezer , daarbij dezelve ons de eere doen en >> verzoeken te willen continueren de regering op den >> naam van de Generaliteit : daarin wij , niettegenstaande >> onzen goeden wil en trouwhartigheid ten dienst en wel>> varen van de landen uit merkelijke oorzaken ons bekom» merd en bezwaard vinden . Want nademaal wij bij Z. Exc . >> gekozen en aangenomen zijn en aan denzelven ons bij >> eede verplicht hebben als Gouverneur Generaal , gelijk ook » alle particuliere Gouverneurs , Raden , Magistraten , Capi» teinen , Krijgsluiden en Officieren , neffens de Staten van » de landen denzelven alsnog verplicht zijn ; zoo dunkt ons » bezwaarlijk denzelven plicht te verlaten en op eenen an>> deren vorm en manier de regering te continueren , ZOO >> lang Z. Exc. het gouvernement niet verlaten heeft noch >> ook bij de Provincien afgedankt is , noch eenige adverten>> tie van verandering aan H. Maj . gedaan , zonderling in » deze zorgelijke conjuncture en verloop van zaken , daar» door wij beduchten , dat door dusdanige onverzienlijke >> verandering in respecte van Engeland en H. Maj. bij di>> verse rapporten meerder bitterheid gemaakt , en in res» pecte van de Geun . Provincien de jegenwoordige jalousien (1) Reeds op den 22sten February had de Raad eene dergelijke verklaring ter Staten Generaal ingediend. Res. St. Gen. AANTEEKENINGEN 171 . 251 >> en dissensien vermeerderd zullen worden tot blijdschap en >> voordeel van den vijand , achterdeel en meerder scheuring >> van steden en landen . Wij considereren , dat , nademaal » de tijd van de continuatie van onze bediening geëxpireerd >> is , dat wij , zonder reprinse of schande te behalen , mo» gen afgaan en onzen staat verlaten , maar zien niet , hoe wij >> met eere zouden kunnen continueren , verlatende den naam » van Z. Exc . gedurende het gouvernement van den welken >> wij ingesteld en aangenomen zijn geweest , aleer Z. Exc. >> in behoorlijke manier afgedankt en verlaten is , met ver>> andering van eede van alle de Gouverneurs , Raden , Ma>> gistraten en Officiers : 't welk te bezorgen staat dat dezer >> tijd en zonder voorgaande beslichting van de inlandsche >> twisten en beter accoord van de Provincien , perikel zoude >> mogen hebben. Biddende daarom , UE. believen de zake >> grondelijk te overwegen , en zoo verre UE. zulks goed>> vinden de regering te laten continueren bij degenen , die >> van ons daartoe zullen kunnen verstaan , of anderen te >> committeren op den voorgaanden voet , immers ter tijd >> en wijle toe dat Z. Exc. het gouvernement verlate of af>> gedankt zij , of dat daar anders in voorzien zij bij com>> municatie met H. Maj . dewelke , al ware het dat Z. Exc. >> niet begeerde weder te komen of H. Maj . zulks niet oor>> baarlijk dochte , zoude nochtans , zoo te bezorgen staat , >> zulke onverzienlijke verandering als schandaleus kwalijk >> nemen uit hare eigene zinnelijkheid of persuasien van an>> deren ; te meer aangezien dat men van dage te dage ver>> hoopt te verstaan nadere verklaring van H. Maj . op de >> continuatie van den oorlog en orde van regering , die >> noodelijk is bij gemeenen advieze genomen te worden. >>> Waarom en uit oorzake dat de voorz . acte donker en >> dubieus is en bij alle de Geun . Provincien nog niet inge>> willigd , wij wederom ernstelijk en vriendelijk verzoeken >> en bidden , dat UE. believe hierin moderatie te gebrui>> ken in maniere voorz . en middelertijd met meerder gele>> genheid de frontiersteden en landen te voorzien en te >> conforteren en de inlandsche twisten onder malkanderen >> neder te leggen bij bekwame middelen , die met de hulp 252 AANTEEKENINGEN 171-172. >> van God almachtig nog ter tijd gevonden zullen kunnen >> worden , daar ter contrarie bij verandering in deze ge>> steltenis te bevreezen is , dat de jegenwoordige twisten en >> dissensien zullen wassen en vermeerderen en ten leste >> meerder zwarigheid en perikel inbrengen , dan de uit- >> heemsche zware oorlogen , zoo de exempelen van de Grie» ken , van de Romeinen en andere natien ons bewijzen , >> en wij , leider ! bij experientie alreede genoeg geproefd >> hebben : hopende dat UE . hierin doen en voorzien zullen , >> zoo tot meeste eenigheid van de Provincien , bewaarnis » van de frontieren en goede directie van alle zaken behoo>> ren zal." De Staten Generaal bleven met dit al aandringen , dat de Raden hunnen dienst op de acte van den 5den February zouden willen voortzetten . Dit hebben de Raden op den 9den Maart op nieuw in overweging genomen . In Res. Raad v. St. 9 en 12 Maart leest men eenigzins uitvoerig de redenen , die ieder lid opgaf tot weigering : onder anderen wilde men den titel van LEYCESTER niet verlaten , noch ook de gemelde acte , waarbij de geheele vorm van regering veranderd werd , zonder daarover vooraf in het minste met den Raad gesproken te hebben , aannemen. De Raad is daarop uiteen gegaan : doch op ernstig verzoek der Staten zijn nog eenige leden bijeen gebleven , om pro forma de regering aan te houden tot het begin van de volgende maand , toen LEYCESTERS afstand bekend werd . (172) Men leest dien brief bij BOR , 24 B. , f. 32c. >> Eerzame , vrome , manhafte en discrete , lieve , bijzon>> dere ! Ons is van harte aangenaam geweest uit het rap>> port van de Gecommitteerden der stede van Medemblik , >> dezer toonders , te verstaan ul . goede meening en affectie » om in dezer landen en onzen dienst in aller getrouwigheid » te volharden , waaraf wij ul. grootelijks bedanken. En op- >> dat gijl. te beter zien en erkennen moogt , dat wij gant>> schelijk geresolveerd zijn in dezen uwe goede resolutie te» gens uwe en dezer landen vijanden te helpen en assiste>> ren naar ons beste vermogen ; zoo zijn wij beneffens de >> Gecommitteerden van de Heeren Staten van Holland her- AANTEEKENINGEN 172-174. 253 >>> waarts gekomen met verder intentie ul. in alle redelijk» heid en billijkheid te contenteren , alzoo gijl. ' t zelve uit >> het rapport van de voorz. Gedeputeerden breeder zult >> vernemen. En opdat ' t zelve met goede en behoorlijke >> orde mag geschieden , verzoeken wij ul. hiermede , dat gij >>> eenigen van ul. committeert , om haar bij ons en de >> voorschr. Gecommitteerden van de Heeren Staten binnen » de stede van Hoorn te vinden en met ons en dezelven op >> de voorschr. zaak te communiceren en af te handelen . » Ul. daar beneffens wel ernstelijk vermanende , dat gij on>> dertusschen alzulke goede wacht en waak ook opzicht >> op alles wilt hebben , dat uwe kwaadwilligen , die zonder >> twijfel alle listen zullen voorwenden om u te bedriegen , » ul . met hare listige en gedichte persuasien niet verleiden , >> en ul. en die goede stad van Medemblik tot ons verdriet >> en leedwezen in bederfenis brengen. Hiermede - zijt >> Gode bevolen . Tot Alkmaar dezen 16den February 1588. >> Ul. goede vriend MAURICE DE NASSAU." (173) Men leest dit verbond bij BOR , 24 B. , f. 33a. (174) BOR , 24 B. , f. 36. De Raad van State beklaagde zich ook aan de Staten Generaal en deze gaven ten antwoord : n'avoir rien sú , comme étant chose qui ne leur a été communiquée ni leur avis demandé par aucun. Zie Res. Raad v. St. 23 February 1588. En onmiddellijk hierna leest men : >> Messieurs du Conseil ayant entendu que le Commissaire PARASIs étoit ordonné par acte des États d'Hollande ou leurs députés d'aller conduire vers Nordhollande certaines compagnies , mandées par le Seigneur Comte MAURICE , sans que tel respect a été porté audit Conseil que leur appartient en vertu de leur charge , y étant ici présents ; ont fait mander quelques uns desdits États d'Hollande , et comparant de leur part le Bourguemaître de Harlem BERKENRODE , lui a été dit que ayant entendu que lesdits d'Hollande avoient ordonné au Commissaire PARASIS de amener certaines compagnies vers . Nordhollande , sans en toucher mot ou respecter ledit Conseil , y étant présent et continuant en service à l'instance grande des États Généraux , étoit trouvé bien étrange , ayant les Seigneurs dudit Conseil cause de se trouver griévés , 254 AANTEEKENINGEN , 174. aussi qu'on commandoit le Commissaire qui étoit en serment de S. Exc. , usant de mots de commandement , et qu'en raison en semblable cas leur appartenoit seul. Aquoi a répondu ledit Bourguemaître , que lesdits États d'Hollande ne savoient la raison qui avoit ému le Seigneur Comte MAURICE de mander lesdites compagnies , et quant au Commissaire , l'avoient prins pour conduire les compagnies , afin d'éviter le dégât et foules du plat pays , et que la hâte de satisfaire au contenu de la lettre du Seigneur Comte MAURICE étoit bien en partie cause d'avoir usé cette voye comme dessus : n'ayant ledit Bourguemaître fait aucune réponse aux autres raisons lui alléguées des inconvénients qui pourroient survenir par telle procédure contre les amutinés en Medemblik." Welk eene onwaardige handelwijze , om hier bij den Raad den onkundige te spelen en achter MAURITS te schuilen ! En zoo onnoozel werd thands van wege de Staten van Holland geantwoord , terwijl zij weinige dagen daarna tegen WILLUGBY , die hun het recht betwistte om tegen SONOY geweld van wapenen te gebruiken , staande hielden , als absolute Heeren oorlog mochten voeren tegen pi dat zij wien het hun goeddacht : waarop hun te recht door wILLUGBY werd tegengeworpen , dat hun zulks niet toekwam uit hoofde van het Engelsche tractaat , en de macht het zij aan LEYCESTER , het zij thands aan hem , WILLUGBY , gegeven ; dat zij in het bijzonder sONOY niet mochten afstellen , die door LEYCESTER was aangesteld en beëedigd , dewijl zij tegen LEYCESTER of zonder diens toestemming zelfs niet ééne acte mochten maken. BOR , 24 B. , f. 41b . Ten dezen tijde vinden wij nog een voorbeeld , hoe weinig aan de Hol- 1 landsche Staten het gezag van den Raad ter harte ging. In Res. Raad v. St. 28 February 1588 leest men : > » Un des députés du Conseil des États d'Hollande le Sieur BERKENRODE , comparant au Conseil , qui à la réquisition de ceux d'Hollande a été convoqué , propose et exhibe certain acte dépêché par Monsieur le Comte MAURICE , par lequel est commandé au Commissaire FREBUER de casser la compagnie de JAQUES RENCHY à Narden , suivant l'instruction qui lui seroit donnée par ce Conseil ou par les États d'Hollande : et ce ensuivant , ง G AANTEEKENINGEN 174-175. 255 requiert que ladite instruction soit dépêché : dont la résolution est remise jusques à demain à plus pleine assemblée du Conseil." 29 February. » Communiqué et résolu sur ce que hier a été proposé par le Sieur BERKENRODE touchant la cassation de la compagnie du Capitaine J. RENCHY , a ledit BERKENRODE été mandé au Conseil , auquel pour résolution du Conseil a été répondu , que combien qu'on est par le passé bien informé des indues façons de faire dudit RENCHY et partant savent qu'il mérite bien d'être cassé , qu'ainsi on pense bien , que ledit Sieur Comte de NASSAU ne désire faire faire ladite cassation que bien pour bonnes raisons ; mais d'autant que le Conseil de rien n'est informé , qu'aussi on ne sait les circonstances de l'état de la garnison à Narden , laquelle peut-être se pourroit mutiner par cette cassation , ou que ladite compagnie cassée , la ville ne demeureroit assez pourvue , que partant ils n'en sauroient résoudre , disant que si ceux du Conseil fussent les commissaires dudit Sieur Comte , qu'alors il leur conviendroit de faire ce qu'il lui plairoit , mais puisqu'ils tiennent la qualité du Conseil d'État , qu'ils ne le peuvent faire. Et comme ledit BERKENRODE insistoit encore , et derechef sur ce résolu , lui a été encore répondu comme auparavant. Le Sieur VALCKE est autorisé de communiquer sur ceci avec les États Généraux." Op den 1sten Maart is hierover met de Staten Generaal gehandeld , die goedvonden , dat de Raad zelf van wege de Staten Generaal die cassatie zoude doen , gelijk ook gedaan is. Res. St. Gen. en Res. Raad v. St. (175) Ook zelfs de Raad van State keurde de commissie van SONOY af. Res. Raad v. St. 29 January 1588 . ― » Et étant sur tout tenues diverses communications et ventilations , et lue la commission donnée par S. dite Exc. (LEYCESTER) audit Sieur Comte MAURICE pour le gouvernement général d'Hollande , Zeelande et Westfrise , comme aussi sur l'appostille donnée par S. dite Exc. sur certaines mémoires des dits États d'Hollande ( 1) , Messieurs du Conseil ont déclaré (1) Het appostil , hier bedoeld , is het antwoord door ons vermeld op bl. 33. 256 AANTEEKENINGEN 175-188 . que la posterieure commission donnée par S. dite Exc. audit SONOY ne doit préjudicier à celle donnée auparavant audit Sieur Comte MAURICE , et que pourtant , même en respect de ladite appostille , devroit cesser ladite commission." (176) Men leest dit antwoord bij BOR , 24 B. , f. 47. (177) Zie die brieven bij BOR, 24 B. , f. 45 , 46. OLDENBARNEVELD , zegt in zijne Remonstrantie 1618 (178) bl. 14 een principaal instrument van dien brief geweest te zijn , om te toonen , dat de Overste SONOY in zyne handeling hem t ' onrechte was behelpende met den dekmantel van de religie. (179) Men leest haar bij BOR , 24 B. , f. 48-52 . KLUIT, II. 449 merkt er op aan , dat men na hare lezing zal moeten bekennen , dat er veel voor en tegen te zeggen viel , en het hier vooral waarheid was : Iliacos intra muros peccatur et extra ; dat het alleen aankomt op de vraag , welke de gemoedsgesteldheid waren. en oogmerken (180) BOR , 24 B. , f. 46d. (181) BOR , 24 B. , f. 60 . (182) (183 ) BOR , 24. B. , f. 61 , 62. BOR, 24 B. , f. 94d. (184 ) BOR , 24 B. , f. 97c. (185) BOR , 24 B. , f. 100e. der twistende partijen (186) Zie bov. bl. 35 . (187) BOR , 24 B. , f. 103. (188) Hetgeen wij hier tot lof van SONOY gezegd hebben , schijnt eenige uitzondering te lijden met betrekking tot de door hem ten jare 1575 gehoudene proceduren tegen eene menigte gevangen landloopers en Roomsche burgers in Noordholland , beschuldigd van brand , moord en verraad. Hij had over die lieden Commissarissen gesteld , welke hen op de onmenschelijkste en walgelijkste wijze hebben doen pijnigen en op de alzoo afgeperste , doch naderhand wederroepen verklaringen hebben doen ter dood brengen. Het uitvoerige en tot in kleine bijzonderheden tredende verhaal van den waarheidlievenden BOR , 8 B. , f. 106-118 weêrhoudt ons de waarheid van dit alles stellig te ontkennen ; 1 AANTEEKENINGEN 188-191 . 257 hoewel de onwaarschijnlijkheid van de beschrevene beest achtige onmenschelijkheden , de domme onnoozelheid , waarmede die Commissarissen alle die pijnigingen met de houding der gevangenen aan SONOY verhalen in eenen brief van den 4den September 1575 ; het niet daadwerkelijk tegengaan dier pijnigingen door de andere Overheden , die zich wel over het schenden der privilegien , maar niet over die onmensche- lijkheden beklaagden ; het volkomen stilzwijgen over deze gebeurtenis in vervolg van tijd , als wanneer er niets van tegen den zoo gehaten SONOY is te laste gebracht ; en andere omstandigheden ons eenigermate doen vermoeden , dat BOR zelf is bedrogen geworden en ter goeder trouw veel voor waar en echt 1 heeft aangezien , dat valsch en onecht was. Hoe het zij , hij zelf erkent , dat de Commissarissen door tastelijke leugentaal SONOY hebben geabuseerd , hem vele dingen 6928 vroed makende , die zoo niet waren . BOR , 8 B. , f. 118 . " (189) BOR , 24 B. , f. 96b. (190) Men leest die acte bij BOR , 24 B. , f. 55c. , Gr. Plac. boek , IV, 87. (191) Eerst op den 25sten Maart hadden de Staten Generaal er eenig vermoeden van gekregen door brieven , van de Koningin en LEYCESTER ontvangen. Zie Res. St. Gen. Res. St. Gen. 31 Maart 1588. » De Heeren LOOSEN en CASEMBROOT , Wedergekeerd uit Engeland , hebben gedaan generaal rapport van heurlieder besogne , mitsgaders overgeleid de stukken daartoe dienende , en zijn ook generalijk bedankt. >> De Heeren Staten verstaan hebbende uit het voorz . rapport , dat Z. Exc. de Graaf van Leycester aan de voorz . Heeren Gezanten verklaard had , dat hij het gouvernement van de Geun. Provincien had geresigneerd en daaraf advertentie gedaan aan den Raadsheer KILLEGREY om den Staten Generaal daaraf te insinueren , considererende hoe veel den landen daaraan gelegen is , dat zij bericht worden van hetgeen in der waarheid daaraf is , om de zaken van den lande daarnaar te mogen rechten en de regering van den lande in te stellen , hebben geresolveerd en goedgevonden den voorz. Heere KILLEGREY te I verzoeken , hem in de vergadering te 17 258 AANTEEKENINGEN 191-192. laten vinden op nanoen ten vier uren , en dat Z. Ed. als dan zal afgevraagd worden , wat advertentie hij van Z. Exc . heeft van de voorz. renuntiatie , met hetgeen daaraan kleeft." Eod. die a prandio. » Volgende de resolutie heden geno- men , is gecompareerd de voorz . Heere KILLEGREY , en hebben de Heeren Staten bij monde van den Advocaat van Holland , Z. Ed. doen verhalen ' t geen dezelve Heeren uit het voorz. rapport verstaan hadden , te weten onder anderen , dat Z. Exc. zoude gerenuntieerd hebben het gouvernement dezer landen en dezelve renuntiatie schriftelijk gezonden aan Z. Ed. om den Heeren Staten daaraf te adverteren ; en voorts Z. Ed. verzocht te willen verklaren , wat daaraf was , met vertooning hoe noodig het voor den lande is , dat de Heeren Staten daaraf bericht en verzekerdheid hebben , om heure zaken en resolutien daarnaar te mogen dirigeren. Waarop de voorz. Heere KILLEGREY heeft verklaard en bekend , dat hij zulke acte ontvangen had , maar gediffereerd dezelve over te leggen , overmits de Gedeputeerden van de Provincien van Gelderland , Utrecht en Overijssel vertrokken waren , en dat mitsdien de Generale Staten (dien de voorz . renuntiatie aanging) niet waren vergaderd : verklarende bereid te zijn de voorz. acte over te leveren , zoo haast de voorz . Gedeputeerden zullen wedergekeerd zijn ; dat de voorz. acte was van ouden date , maar dat hij die zoo lang niet had ondergehad ; dat Z. Ed. had opteekening gedaan in presentie van getuigen van den dag , dat hij dezelve had ontvangen ; dat de Heer Ambassadeur HERBERT die eerst had ontvangen tot Vlissingen , en met hem gevoerd naar Engeland ; en dat die van daar wederom in zijne handen was gezonden . Waartegen onderricht wezende , dat de aanwezende Gedeputeerden van Holland , Zeeland en Vriesland , bij continuatie van de beschreven Vergadering van de voorz. Staten Generaal , dezelve Staten Generaal representeerden volgende de oude maniere van doen , heeft de voorz. Heere KILLEGREY geconsenteerd de voorz. acte op morgen over te leggen tot zulker ure als het den Heeren zoude believen : en is gesteld op tien uren." (192) Voor zoo veel ons tot in het licht stelling van het AANTEEKENINGEN 192. 259 toenmalige staatsrecht van noode was , hebben wij ons in den twist tusschen LEYCESTER en de Staten ingelaten en ons meestal ten gunste des eersten verklaard. Dat er nog veel meer voor hem te zeggen is , heeft ons de waarheidlievende , ofschoon nog niet geheel vrijmoedige KLUIT aangetoond in zijne Hist. d. Holl. Staatsreg. , D. II . Met dit al willen wij niet ontkennen , dat er tegen velen zijner maatregelen gegronde aanmerkingen kunnen worden ingebracht , hoezeer men tevens moet bedenken het ne JUPITER quidem omnibus , en dat zijne regering ontzaglijk bemoeilijkt werd door de Staten van Holland , die maar alles in het werk stelden om hem zijn wettig gezag , waarop hij naijverig was , te besnoeiën en te ontnemen . Wel is waar , wordt hem gewoonlijk verregaande zedeloosheid toegeschreven : maar hiervan heeft hij in Nederland geene bewijzen gegeven , waar hij slechts van heerschzucht in het staatkundige , van huichelarij in het godsdienstige is beschuldigd , terwijl men weet , wat men van zoodanige beschuldiging in den mond der Oldenbarneveldsche factie te denken hebbe. Reeds vóór zijne komst alhier was hij zoo in Engeland als hier te lande door blaauwboekjes met de snoodste misdaden beticht geworden : doch hoe weinig geloof die aantijgingen verdienden , toonden onze Staten zelven , door hem des niet te min tot hunnen Gouverneur Generaal aan te nemen. Of hebben zij hiertoe zulk eenen snoodaard verlangd ? De Schrijver van de Staatk. Part. in Noord. Ned. , bl. 109 noemt het een waarlijk sprekend bewijs van vooringenomenheid , dat , terwijl , zoo hij zegt , alle Engelsche geschiedschrijvers omtrent het zedeloos karakter en de onkunde in staatszaken van LEYCESTER Overeenkomen , alleen eenige weinige Hollandsche schrijvers , zoo hij zegt , tegen OLDENBARNEVELD ingenomen , zoo als KLUIT , BILDERDYK en anderen , hem verheffen. Dan als wij zien , hoe die LEYCESTER noemt Schrijver als in éénen adem geveinsd , listig , wraakgierig , trotsch zonder achtbaarheid , altoos vaardig om staatkundige verwikkelingen te vormen en partijen aan te hitsen , ten einde hij door dezelve zijne heerschzuchtige oogmerken zoude kunnen bereiken ; hoe hij LEYCESTERS gehechtheid aan de Hervormde leer gehuicheld 17* 260 AANTEEKENINGEN 192-195.. noemt ; hoe hij zegt , dat OLDENBARNEVELD 200 onbesproken van gedrag , zoo schrander , zoo bedreven in staatszaken was , als LEYCESTER zedeloos , listig en onkundig ; hoe hij aan dezen laatsten een zedeloos en verachtelyk karakter toeschrijft , die geene andere verdiensten bezat dan dat hij de minnaar der Koningin was geweest , om wier naijver niet op te wekken, hij zijne echtgenoote had vergeven : dan vreezen wij , dat deze onbewezen schildering veeleer aan blijkbare vooringenomenheid is toe te schrijven en niets kan afdoen tegen de met bewijzen gestaafde betoogen van KLUIT , BILDERDYK, en anderen . Die wil , leze de oordeelvellingen over LEYCESTER van BOR , 25 B. , f. 17 , V. METER. , f. 273d , v. REYD , 8 B. , bl. 148 , CARLETON , Lettr. II , 253 , Eng. Kerk, II , 61 , 270 (1 ). (193) Men leest dit placaat bij BOR , BROES , 24 B. , f. 55d , Gr. Plac. boek , I. 49. Bij KLUIT , II , 455 vindt men er den voornamen inhoud van . (194) BOR , 24 B. , f. 57. KLUIT , II , 454. Dedel , Diss. Inaug. de Ordin. Gener. Belg. , p . 183 , ( L. B. , 1823) . Om hetzelve te ontwerpen , waren door de Staten Generaal , die toen slechts uit Holland , Zeeland en Vriesland bestonden , op den 9den April gecommitteerd de Heeren OLDENBARNEVELD , VAN DER BEKE en ROORDA. Res. St. Gen. (195) Men leest die instructie bij BOR , 24 B. , f. 65d en Auth. Stukk. , III , 3 , aitzema I , 311. Hiervan echter is eene geheel verschillende uitgave in het Gr . Pl. Boek , IV, 120 , (1) Op den 9den September 1588 (vijf dagen na LEYCESTERS dood) schreef Lord NORTH aan Lord BURGHLEY : » The untimely death of that noble Earle of LESTER is a great and generall loss to the whole land, and cannot but be generally and greatly lamented of the good and best sorte. In his life he advanced the glory of God, and loyally served his soveraigne; he lived and died with honor, in speciall grace and favor of her Majestie and the good subject. We are all like Christians and frends to praise the name of the Lord for this his blessed deliverance out of this wicked and wretched_world, and · to prepare ourselves ready to waite on the will of our Lord God, seeing death is a thing most certaine , and the coming therof a thing most uncertaine." WRIGHT , Queen Elisab . II 393. AANTEEKENINGEN 195-196 . 261 waarin , met bijvoeging van eenige artikelen , alles is weggelaten , wat den Engelschen Gouverneur en zijne beide Raden betreft : weshalve niet onwaarschijnlijk door KLUIT , III , 6 , 11, gegist wordt , dat de laatstgenoemde uitgave het ontwerp is eener instructie , gemaakt na het jaar 1616 of mogelijk wel na 1626 , toen men geheel van Engeland ontslagen raakte. (196 ) Het ging dan ook , vooral om den inhoud dezer instructie , met de instelling van den Raad van State niet zeer spoedig in zijn ter vergadering werk. der Staten Die instructie toch was wel Generaal gearresteerd , maar deze vergadering bestond toenmaals slechts uit de Gedeputeerden van Holland , Zeeland en Vriesland. Eerst op den 25sten April verschenen ook die van Utrecht en Overijssel. De zaak werd op nieuw in beraad gelegd , en terwijl de drie eerstgemelde Provincien op de instelling van den Raad volgens de gemaakte instructie bleven aandringen , verklaarden de beide andere hare meening desaangaande niet te willen openen , dan wanneer de Gedeputeerden van Gelder– land zouden zijn aangekomen. Hierop werd bij de meeste stemmen besloten , dat de reeds tot Raden bij Holland en Zeeland verkozen personen , ( Vriesland had nog geene verkiezing gedaan), commissie daartoe ontvangen zouden van wege de Staten Generaal volgens het vroeger vastgestelde ontwerp. En onmiddellijk hierop lezen wij in Res . St. Gen. >> Dan die van Utrecht verklaren , dat zij niet zijn gemeend iemand in den Raad van State van wege heurl. Provincie te nomineren , ten zij dat de Gen. Staten eerst acte van verklaring zullen gepasseerd hebben , dat zij den genomineerden Raden zullen laten volgen zulke macht en autoriteit , als henl. bij tractaat van Engeland geattribueerd en gegeven wordt ; dat gedaan zijnde , dat zij alsdan te vreden zijn vier of vijf personen te nomineren , gelijk in alle manieren gedaan wordt , als eenige gouvernementen in eenige Provincien komen te vaceren , om bij den Gouverneur van H. Maj . twee daaruit gecommitteerd te worden , die als Raden dienen zullen , mits dat die der Generaliteit eed van En die van Overijssel verklaren als voren , verzoekende copie van de commissie en instructie getrouwigheid zullen doen. 262 AANTEEKENINGEN 196. bij provisie voor de Raden gearresteerd , zoo zij verstaan : waarin bij de andere Provincien bewilligd is ." Den volgenden dag verschenen ook de Gedeputeerden van Gelderland , en verklaarden zich willig tot het instellen van den Raad op de instructie , daarop te maken zoo overeenkomstig mogelijk met de instructie van den vorigen Raad en met het Engelsche tractaat . Hierop werden OLDENBAR- NEVELD en ROELSIUS benoemd om met die Gedeputeerden in gesprek te komen over de instructie , die reeds bij provisie was vastgesteld : terwijl de Gedeputeerden van Utrecht onmiddellijk hierop verklaarden , dat zij , ofschoon hun voorgaand advies niet terugnemende , evenwel mochten lijden , dat de Raad van State bij provisie werd ingesteld. Ook die van Gelderland schijnen in die provisionele instelling geen bezwaar gevonden te hebben. Met dit al bleef er nog moeilijkheid over. Op den 27sten April werd besloten , dat de instructie geheim zou blijven tot na de instelling van den Raad. Dan dit laatste werd opgehouden door de afwezigheid van WILLUGBY en de ongesteldheid van den Engelschen Raadsheer KILLEGREY , buiten wier tegenwoordigheid men niet wilde voortvaren , om , zoo als men zeide , daarmede te voorkomen en te verhoeden alle oorzaken van achterdenken , misverstanden , dissensien en diffidentien. KILLEGREY vond dit uitstel tot na de komst van WILLUGBY goed : ook aan dezen laatsten werd geschreven zijne overkomst te willen verhaasten. Overgekomen , werd hem op den 4den Mei afgevraagd , of hij niet goedvond , dat de installatie den volgenden dag zoude plaats hebben. Doch hij wilde vooraf de instructie zien en zich ook met KILLEGREY beraden op het verder verzoek der Staten , dat de Raad deszelfs werkzaamheden bij provisie zoude beginnen op die punten der instructie , waarin geene zwarigheid was , terwijl men daarna over de verdere punten in gesprek zoude komen : dien eigen avond zou hij den Staten zijn antwoord doen toekomen. Maar dit antwoord bleef achter. Op den 10den Mei zonden de Staten dien ten gevolge hunnen Griffier naar KILLEGREY om antwoord te vernemen. En nu lezen wij in Res. St. Gen. 11 Mei. AANTEEKENINGEN 196. 263 » De Griffier AERSSEN op gisteren gelast geweest hebbende den Raadsheer KILLEGREY te vragen , of Z. Ed . geen antwoord had ontvangen van den Baanderheer van WILLUGBY op de instelling van den Raad van State , heeft gerapporteerd , dat Z. Ed. hem had geantwoord neen , maar dat de voorz. Raadsheer dienniettegenstaande hem had verklaard goed te vinden , dat de Raden van State provisionelijk zouden beginnen te besogneren op de instructie van den Raad , welverstaande , dat bijaldien in eenige punten derzelve zwarigheden worden bevonden , dezelve zwarigheden bij onderlinge communicatie met de Heeren Staten daarna zullen mogen afgeleid worden : dat Z. Ed. daarop alreede met drie , vier ja vijf van de Raden had gesproken , en gearbeid dezelven daartoe te induceren , gemerkt hij wel verstond , dat Z. Ed. als Raad van H. Maj . en de Raden van de Provincien gehouden waren te achtervolgen de instructie , hen bij de Staten te geven , bijaldien dezelve niet contrarieerde het tractaat met H. Maj . gemaakt : dat daarom de Staten zouden zien de voorz. Raden te verwilligen om te besogneren : dat hij bereid was op morgen in den Raad te komen en daartoe te verstaan . dat Waarop gedelibereerd , is geresolveerd , de aanwezende Raden van de Provincien respectief in deze vergadering zullen worden ontboden en na behoorlijke onderrichting van het voorz. rapport verzocht in de regering dienvolgende te treden en bij provisie te besogneren in voorvallende zaken op de punten van de instructie aangaande de regering gemaakt , die geene zwarigheid hebben. Dies verklaren die van Utrecht , gemerkt de generale regering lang stil gestaan heeft , niet zonder perikel van de Provincien en steden , en • daarom noodig is , dat daarin metteneerste worde voorzien om allen verloop in de gemeene landszaken te verhoeden , te consenteren , dat de Raad van State bij provisie ingesteld worde volgende de resolutie van de andere Provincien : dan aangaande de provisionele instructie van den Raad van State , dat zij dezelve niet kunnen approberen , als daartoe niet gelast wezende , voor en aleer dat zijl . het advies van heure principalen daarop zullen verstaan hebben ; tot welken einde zij daaraf verzoeken copie. 264 AANTEEKENINGEN 196. Dezen volgende bij den anderen wezende de Heeren Kanselier LEONINUS , President VAN DER MYLE , VALCK , TEELINK en SIMON • MEYNAERTS in de Kamer van den Raad ten bijzijn van Z. Exc. Graaf MAURITS , zijn aldaar mede verschenen de voorz. Heeren Staten , en heeft de Heer BARNEVELD , voerende het woord , van wege de Staten gedaan ' t voorz. verzoek met presentatie van alle goede handbieding en correspondentie. Waarna hebben de voorz. Heeren Raden verzocht communicatie van de voorz. instructie om dezelve te mogen visiteren , en voorts hen ook gepresenteerd willig en bereid den landen dienst te doen naar hun vermogen ." De bovengemelde Raadsheeren , waarbij ook VAN LOOSEN , verschenen dien ten gevolge op den 14den Mei in de vergadering der Staten Generaal en leverden over het volgende geschrift. >> Mijne Heeren ! Alzoo de zaken van de Geun . Provincien >> door de inlandsche opgerezen geschillen , verandering van >> den gouvernemente en anderszins in groot verloop en con>> fusie gevallen zijn en naar gemeene opinie en verwachting >> genoeg van alle menschen hoog noodig is bij oprichting >> van nieuwe regering en instelling van Rade daarin te >> voorzien ; en dat U. Ed . beliefd heeft volgende de nomi>> natie en belasting van de particuliere Provincien ons >> onderschr. onder anderen daartoe te verzoeken en te >> requireren ; zoo vinden wij ons zeer bekommerd en per>> plex , over de ééne zijde mits den ijver en goede affectie , >> die wij hebben om het Vaderland te dienen en te assiste>> ren , zonder eenigzins daarin naar ons vermogen gebrek» kelijk te zijn , over de andere zijde overmits den pericu>> losen tijd en confusie van alle zaken , bezorgende dat wij » denzelven last niet zullen kunnen volbrengen in zulker >> maniere als de conservatie en welvaren van den lande is >> uiteischende zonderling in deze zorgelijke conjuncture >> en aangezien het noodelijke wederstand van den vijand >> en andere lasten , nog niet wetende wat middelen ons >> daartoe gegeven zullen worden , en daarbeneffens diverse >>>zwarigheden vindende in de artikelen van de instructie >>> ons overgegeven , die breeder consideratie vereischen , en >> daarenboven nog niet weten , of de Generaal van H. Maj . AANTEEKENINGEN 196. 265 >> en de Engelsche Raden , ons bijgevoegd , dezelve in respect >> van den tractate zullen goedvinden en willen aannemen. >> Niettemin aangezien de groote instantie van U. Ed. en op>> dat bij vertrek van regering geene inconvenienten gebeu>> ren , zijn te vreden , zoo veel ons aangaat , bij provisie >> met goede correspondentie van U. Ed. ten dienste van >> den lande ons daarin te laten gebruiken naar gelegenheid >> en vermogen van een iegelijk van ons , zonder precies >> aan de voorz . 1 instructie verbonden of verplicht te zijn , >> tot dat bij experientie de zwarigheden voorvallende zullen >> worden ontdekt , om daarna bij U. Ed . gebeterd en ge>> remedieerd te worden ; in zulken verstande en op ' t vast >>> betrouwen dat U. Ed. ons in den last van de voorz. >> regering zullen mainteneren en assisteren met alzulke » middelen en autoriteit als daartoe noodig zijn , en voorts >> met eenigheid en goede correspondentie van de Geun. >> Provincien , de particuliere . Gouverneurs , Admiraal , Colo» nellen , Capiteinen , krijgsluiden en alle anderen , dien het > >> aangaan zal , doen achtervolgen , onderhouden en volbren>> gen de ordonnantien en resolutien , die in denzelven Raad >> geadviseerd en gesloten zullen worden ; bij faute van » dewelke onze dienst geheel onvruchtbaar zoude wezen ; >> verklarende dat wij in dien gevalle ons ontslagen zullen >>> houden van voorder continuatie in den voorz. dienst. » Waarop U. Ed . zal believen te doen depecheren behoor>> lijke acte daartoe dienende. Actum den 14den Mei stilo » novo 1588. ELBERTUS LEONINUS , ADRIAAN VAN DER MYLE , >> S. VAN LOOSEN , SIMON MEINERTS , JACOB VALCKE , J. >>> TEELINKX ." Hierin hebben de Staten Generaal terstond bewilligd , en de verzochte acte verleend ; en is de Raad den volgenden dag in dienst getreden ; terwijl de Staten nog voorts besloten , dat , bijaldien eenige Provincien , na de beschrijving aan haar te doen , nog langer dan een maand of ten hoogste zes weken zouden ophouden hare Raden te kiezen en te zenden , de Raden daarna komende zouden gehouden wezen te achtervolgen de instructie van de regering , zoo als zij dezelve dan gearresteerd zouden vinden . 266 AANTEEKENINGEN 196. WILLUGBY echter bleef groote zwarigheid maken om in den Raad te komen. 1588 des nanoens . Wij lezen in Res. Raad v. St. 18 Mei » De Heeren Raden VAN LOOSEN en VALCKE hebben ge rapporteerd , dat volgens de huidige resolutie zij bij den Heere Milord WILLUGBY waren geweest , en na behoorlijke congratulatie Z. L. hadden verzocht , dat het hem geliefde in de vergadering van den Raad te komen . Daarop heur Ed. onder anderen in effecte voor antwoord hadden bekomen , dat Z. L. hem bezwaard vond op dezen voet in den Raad te komen , als wel vermoedende dat dezelve op zekere instructie de regering hadden aanvaard : en of wel Z. L. niet toestond (als hem des weinig verstaande) , maar den Heere KILLEGREY , van wege H. Maj . als Raad gecommitde instructie te debatteren , had nochtans (dezelve instructie Z. L. van wege de Heeren Gen. Staten ter hand teerd , gesteld zijnde) die eens overloopen , en vond daarin verscheidene punten , den tractate met H. Maj . gemaakt niet conform zijnde. Waarop of wel Z. L. door de voorz. Heeren Raden VAN LOOSEN en VALCKE (hoewel zij verklaarden daartoe niet gelast te zijn) , eenige particuliere opening was gedaan , op wat voet die van den Rade ter ernstige instantie en requisitie der Heeren Gen. Staten in de regering waren getreden , zonder dat H. Ed . hen in 't minste aan de instructie hadden willen verbinden (als Z. L. in den Raad komende breeder zoude worden verklaard) , heeft de voorz. Heer Milord wILLUGBY nochtans gepersisteerd voor dezen maal in den Raad niet te vermogen te komen , allegerende de voorz. en meer andere redenen : dan zoude Z. L. den Heere KILLEGREY , (die best zoude weten te verklaren waarin het contract , met H. Maj . gemaakt , bij de instructie ware te buiten gegaan) , ontbieden om diesaangaande zijne verklaring te mogen doen . ' t Voorz. rapport gehoord , is goedgevonden den Heeren Gen. Staten de voorz. zwarigheden te kennen te geven en te verzoeken , ten einde H. Ed. willen bevorderen , dat bij den voorz . Heere Milord WILLUGBY die form van regering voor goed worde gevonden , en wijders aan te zeggen , dat die van den Rade gemeend zijn den AANTEEKENINGEN voorz . Heere WILLUGBY 196-197 . grondelijk te 267 ontdekken alle de circumstantien , en op wat voet , conditien en restrictien die van den Rade zijn in de regering getreden." Juist hierop verschenen eenige Heeren van de Staten Generaal , waaronder ook OLDENBARNEVELD , keurden dat besluit goed. in den Raad en (197) Dit eedsformulier was gesteld ten name van den Gouverneur van Holland , maar moest mutatis mutandis tevens dienen voor de Gouverneurs der overige Provincien. Het luidde als volgt : >> Wij beloven en zweren den Staten Generaal van de » Vereen. Nederlanden , die bij de Unie en handhouding van de Gereformeerde religie zullen blijven (1 ), en na» melijk de Ridderschap , Edelen en Regenten van de ste>> den van Holland en Westvriesland , representerende de >> Staten van denzelven lande , gehouw en getrouw te we>> zen ; dat wij de ordonnantien en bevelen van de voorz. >> Heeren Staten Generaal , den Raad van State , tot de >> generale regering van den voorz. lande gecommitteerd >> of nog te committeren , in ' t generaal , en van de Sta>> ten van de voorz. Provincie van Holland in 't parti>> culier zullen nakomen en bij de Oversten , Capiteinen >> en alle anderen , onder onzen gebied staande , zullen >> doen nakomen en achtervolgen naar behooren. Zoo waar- » lijk helpe ons God almachtig ! ” Zie KLUIT , III , 112 , VAN SLINGEL . , I , 140 , DE GROOT , Verantw. , bl. 121 . Ten zelfden dage werd ook gearresteerd de eed voor het krijgsvolk , zoo als wij lezen in Res. St. Gen. 1 Juny 1588. >> Is gelezen en goedgevonden de eed van den volke van oorloge te lande , als hierna volgt van ' t gene zal staan tot last van de Staten van Holland en Westvriesland, mutatis mutandis. Dies zal dezelve gecommuniceerd wor- (1) Op den 7den Juny 1584 was bij de Staten Generaal geresolveerd in alle formen van eede , den Staten Generaal te doen , bij te voegen de clausule van de ware Christelijke Gereformeerde religie voor te staan. Zie Res. St. Gen. 1 268 AANTE ANTEEKENINGEN 197-198. den met den Raad van State , ten einde , zoo ver H. Ed. daarin zwarigheid of eenige difficulteiten bevinden , daarop bij de Heeren Staten nader bericht mogen worden , om daarna gedresseerd te worden , gelijk met gemeenen advieze zal bevonden worden te behooren . >> Wij beloven en zweren den Staten Generaal van de » Vereen. Nederlanden , die bij de Unie en handhouding >> van de Geref. religie zullen blijven , en namelijk de » Ridderschap , Edelen . en Regenten van de steden van » Holland en Westvriesland , representerende de Staten van >> denzelven lande , mitsgaders den Staten van de andere >> Provincien , daarin wij gebruikt zullen worden , en ook >> den Regenten van de steden zoo binnen de Provincie » van Holland en Westvriesland als daarbuiten , daarin wij » in garnizoen gelegd zullen worden , gehouw en getrouw » te wezen ; denzelven onder ' t bevel van den Hooggeb. >> Prinse MAURITS , geboren Prins van Oranje , Graaf van » Nassau etc. als Gouverneur en Capitein Generaal over » Holland en Westvriesland , vromelijk en getrouwelijk te >> dienen , en de voorz . Heeren Staten Generaal en Parti>> culier , Z. voorn. Exc. mitsgaders de Gouverneurs van » de andere Geun. Provincien , daarin wij in garnizoen >> gelegd of gebruikt zullen worden , en andere hoofden >> en bevelhebberen , over ons gesteld en nog te stellen , >> in hare bevelen te respecteren en gehoorzamen naar be» hooren voor den tijd dat wij in de respective Provin>> cien en steden zullen gebruikt worden , en ons voorts >> te reguleren naar de artikelen en ordonnantien op onzen >> dienst gemaakt en nog te maken. >> ons God almachtig ! ” (198) Zoo waarlijk helpe De Raad van State was dan ook met deze eeds- formulieren gants niet te vreden . Res. Raad v. St. 2 Juny 1588. >> Voorgenomen zijnde het formulier van den eed bij de respective Heeren Stadhouders te doen , is geresolveerd den Heeren Gen. Staten te vertoonen de zwarigheden , die bij den Rade in denzelven eed worden bevonden , achtende zeer absurd te wezen , dat de Heeren Stadhouders zullen eed doen denge- AANTEEKENINGEN 198. 269 nigen , over dewelke zij in dezelve qualité hebben te gebieden , ten ware dat de Heeren Gen. Staten verstonden te meenen de Staten van de landen , zoo wanneer die staatsgewijze en op de punten betreffende de regering der landen en het gouvernement van dien waren vergaderd ; mede te verzoeken verklaring , of het geviel , dat genoegzaam op ééner tijd verscheidene bevelen kwamen , als van de Heeren Gen. Staten , Raden van State en de Staten van de Provincien , welk bevel bij de Heeren Stadhouders zal worden nagekomen." Res. St. Gen. 4 Juny 1588. Is gecompareerd de Raadsheer VALCKE en heeft van wege den Raad van State gerapporteerd , dat de Heeren van den Rade hadden gevisiteerd de geconcipieerde ' eeden respectivelijk voor de Gouverneurs van de Provincien , de Engelschen van het secours van H. Maj . en voor de soldaten in dienste van den lande wezende ; dat zij hen lieten dunken , voor zoo veel den eed van de Gouverneurs aanging , dat de diversiteiten van commandementen confusie zullen inbrengen , mitsgaders culier dat het dangereus wezen zal , dat de Staten partivan de Provincien of heure Gedeputeerden zullen gebieden de particuliere Gouverneurs , immers als het da- gelijks zoude geschieden ; dat die van den Rade daarom verzoeken te verstaan de goede meening van de Staten , hoe men hem zal hebben te reguleren , als er in eene zaak of occurrentie verscheidene commandementen zouden komen te occurreren , welk commandement in zulken gevalle geprefereerd en achtervolgd zal moeten worden. Waarop gedelibereerd , is geresolveerd , dat de Staten verstaan , dat de commandementen zullen gedaan en geobedieerd worden per gradus , en dat mitsdien daarin geene confusien zullen komen noch vallen ; en daarom den voorz . Raad verzoeken dezen eed te houden voor gearresteerd : want H. Ed . zelfs weten , wat redenen de Staten hebben om den eed alzoo te stellen en de landen te verzekeren ; dat desniettemin de Heeren van den Rade mogen verzekerd zijn , dat de Staten in 't generaal en particulier hen het commandement over ' t volk van oorloge niet zullen bemoeiën , ten zij de nood en de conservatie van den AANTEEKENINGEN 270 198-201 lande zulks zullen komen te vereischen , zoo dezelve Staten anders niet wenschen , dan dat de zaken met goede orde en correspondentie worden beleid , daartoe zij van heurer zijde 't allen tijde zullen arbeiden en trachten." (199) Dat MAURITS gerekend werd voort te dienen op de commissie , die hij van LEYCESTER had ontvangen en men dezelve als hem van wege de Staten Generaal gegeven beschouwde , zagen wij reeds bov. aant. 66. (200) Zoo begreep het ook Graaf WILLEM LODEWYK bij gelegenheid van zijnen twist met CAREL ROORDA , waarvan wij nader spreken zullen. Hij schreef daaromtrent aan de Staten Generaal bij eenen brief van den 31sten Mei 1593 : » Hoewel ik nu de kennis van zulke atroce lasteringen U. Ed. beneffens dezer Landschap gaarne onderworpen had , als hebbende ter straffe van U. Ed. mijne commissie ontvangen en van dezelven staande , en overtreden mocht hebben , indien ik ze misbruikt zoo heeft toch den Heeren Volmachten van de Goën en Steden van Vriesland , staatsgewijs op eenen landdag vergaderd , als ik dit ongelijk hun vertoonde en bad dat zij neffens U. Ed. mij rechters stellen wilden , geliefd 't Hof van Vriesland hiertoe te autoriseren ; waaraan ik mij genoegen laat , en zoude ongaarne tegens de orde van justitie , die ik te handhaven schuldig ben , handelen of buiten de Provincie recht zoeken." Even zoo verklaarden ook de afgevaardigden der Staten Generaal aan de Staten van Vriesland ten jare 1596 , dat de Stadhouder was een voornaam dienaar van de GeBOR , neraliteit en de eerste persoon in de Provincie. 33 B. , f. 81c. (201 ) Op den 2den Maart 1589 werden er door den Raad van State een paar leden gecommitteerd , om aan MAURITS zijne verplichting tot het doen van den eed voor te houden. Deze berichteden , dat MAURITS zelf in den Raad zou komen , waar wij hem eerst vinden op den 7den Maart , doch zonder dat er over dit punt gehandeld schijnt. Op den 12den April leest men in Res. Raad v. St. » Gedelibereerd op de autoriteit van Mijn Heere Graaf MAURITS van Nassau etc. , is geresolveerd , dat volgende 201 . AANTEEKENINGEN voorgaande resolutie van de 271 Heeren Gen. Staten , hier in den Rade overgeleverd , den voorz. Heer Graaf de eed zal afgenomen worden bij dezen Rade om gehouw en getrouw te wezen den Staten Generaal , den Raad van State en den Provincien respectief van zijn Gouvernement." Den 15den April werd MAURITS verzocht om den 17den in den Raad te willen komen , ten einde eed te doen als Gouverneur en Capitein Generaal van Holland , Zeeland en Westvriesland , ook als Capitein Generaal over Braband en Vlaanderen , en mede als Admiraal van de zee. Den 17den April in den Raad komende , is hem het concept van den eed voorgehouden : hij nam aan hetzelve te visiteren. 20sten April gaf hij nader bescheid . leest men : Op den In Res. Raad v. St. >> NICOLAAS BRUININKS , Raad yan Z. Exc. van Nassau , • verklaart , dat Z. Exc. heeft overzien den eed , instaande dien de Raad hem heeft gecommuniceerd en bij Z. Exc. zoude gedaan worden ; dat Z. Exc. begeert , dat de Raad wilde concipiëren eene minute van commissie , die de Raad zoude willen geven als Stadhouder van Holland , Zeeland en Westvriesland ; en dezelve gezien hebbende , te willen overzien en daarop adviseren. alsdan dezelve Waarop na delibe ratie , is denzelven BRUININKS ter antwoord gegeven , dat de Raad niet verstaan noch verstaan heeft anders dan dat de commissien zoo van Gouverneur of Stadhouder van Holland etc. gegeven , ook van Braband en Vlaanderen , en van Admiraal Generaal , worden voor wel , goed en van waarde geacht , maar alleenlijk dat men verstaat , dat volgende de instructie bij den Råde Z. Exc. ook zal eed doen in de voorz. qualiteiten dezen Rade " te gehoorzamen ; doch zoo Z. Exc. meent de gehoorzaamheid gezworen te hebben in het doen van den eed op de voorz. respective commissien , dat men des te vreden is , mits daarvan gegeven zijnde acte , of zoo niet , dat hij belooft dezelve gehoorzaamheid aan dezen Rade op den voorz. eed bij Z. Exc. alreede gedaan ." Op den 26sten April vindt men in Res. Raad v. St. de verklaring van den Graaf van Solms , ' s Prinsen Luitenant in Zeeland , die insgelijks aan den Raad het doen van den 272 AANTEEKENINGEN eed geweigerd had. Op den 201 . den Mei leest men eerst de benoeming van de Raadsheeren VALCK en DONIA , om het een en ander aan de Staten Generaal te berichten , en daarna : ན ན་ དང་བརྙན་ » De Raadsheeren´ VALCK en DONIA rapporteren den Heeren Staten Generaal vertoond te hebben ' t genes bijo den Rade gehandeld had geweest met den Heere Graaf MAURITS nopende den eed te presteren achtervolgens de instructie van den Raad en de resolutie van de voorz. Heeren Staten , het vertoog ; bij den Raadsheer BRUININKS van wege Z. L. daarop gemaakt , eindelijk en resolveerde dat de voorschr. Heere Graaf hem te doen wat de Heeren Staten bij zoude goedgevonden worden. Hebben mede H. Ed. aangediend de zaak met den Graaf van Solms om het volk van Zeeland te brengen in den nieuwen eed en den Capiteinen andere commissien [te geven] gehandeld , en de zwarigheid bij Z. L. gemaakt op de woorden inhoudende van acht maanden in ' t jaar betaald te zijn ; verzoekende श्र H. Ed. goede meening daarop te verklaren. Waarop , nadat de Advocaat BARNEVELD gezegd had verstaan te hebben van 't geen gepasseerd was met den Heere Graaf MAURITS , en op de vrage gedaan bij den Heer ROORDA , wie genegotieerd had van C de 48 dagen tot 45 te brengen , en bij denzelven BARNEVELD gezegd was , dat eenige Gedeputeerden van de Staten Generaal geweest zijnde in Zeeland , als de vijand voor Bergen was , zulks hadden met die van Zeeland gearresteerd , werd geantwoord dat H. Ed . op de voorschr. twee punten zouden delibereren (1)." (1 ) » In Res. St. Gen. 2 Mei 1589 leest men : » Zijn gecompareerd de Raadsheeren VALCK en DONIA : hebben aangegeven , dat de Raad heeft voorgenomen , achtervolgende heurl. instructie , de Gouverneur van de Provincien en ' t volk van oorlog , in den dienst van 't land wezende , te doen vernieuwen heuren eed , voor zoo veel eenigen 't zelve alsnog niet hadden gedaan : heurl. belast hadden den voorz. Heeren Staten te verklaren 't gene hun bejegend was , namelijk dat Z. Exc. daartoe verzocht wezende als Gouverneur van Holland , Zeeland en Vriesland , als Admiraal Generaal en Capitein Generaal over de Steden van Braband en Vlaanderen alsnog bij de Geun. Provincien AANTEEKENINGEN 12 Mei 1589. Heer BRUININKS , 201 . 273 >> Is binnen ontboden en gecompareerd de wien voorgehouden is geweest 't geen hem andermaal was nopende gezegd aangaande den eed , die bij den Heer Graaf MAURITS was te doen aan den Rade achtervolgens de meening en resolutie van de Heeren Gen. Staten ; niet dat de Raad verstaat eenige vernieuwing van commissien noch ook van den eed , zoo veel aangaat het Gouverneur- en Capiteinschap Generaal over de steden en plaatsen in Braband en Vlaanderen , waarin bij Z. L. contentement was gedaan ; dan zoo veel aangaat den eed als Gouverneur over Holland en Zeeland , ' t welk noodig was te geschieden , alzoo men anderszins niet wel konde onder den nieuwen eed brengen de onderhoorige Officieren aldaar in dienst zijnde op de repartitie van Zeeland , en namelijk den Graaf van Solms , die vele difficulteiten is moverende. Waarop de voorz . BRUININKS voor antwoord gaf, dat hij hiervorens rapport gedaan hebbende van ' t geen hem bij den Raad aangezegd was nopende den eed voorschreven , eenige resolutie bij Z. L. was genomen , waaraf de Secretaris MILANDER belast was zekere acte te concipiëren om den Rade contentement te geven ; dan alzoo dezelve MILAN— DER ziek is geworden , 't zelve oorzaak is , dat 't zelve niet geschied was ; zoude daarom Z. L. daaraf andermaal spreken , en bevorderen , dat de Raad verstaan zoude derzelver resolutie." gebleven , achtervolgende ' t formulier van eed daartoe bij de Heeren Staten gedresseerd , eerst had begeerd hem daarop te beraden , en daarna verklaard willig te zijn te doen al 't geen wes bij de voorz. Heeren Staten zoude worden goedgevonden , zonder den voorz. eed tot nog toe gedaan te hebben : dat van gelijke de Graaf van Solms had verklaard eed gedaan te hebben aan de Staten Generaal , Ştaten van Holland en Zeeland en Z. Exc. als Gouverneur van dezelve Provincien , en dat hij daarmede sustineerde te gestaan : - dat mitsdien de Raad henl. had gelast ' t zelve den Heeren Staten voor te dragen , ten einde H. Ed . hen zouden assisteren , om ' t gene des voorz. is , ten effecte te brengen of immers heure meening te verklaren , wat zij voorder hierin zullen hebben te doen." Op deze voordracht vindt men toen of daarna geen het minste besluit genomen. I 18 274 AANTEEKENINGEN 201-202 . Het schijnt , dat men hierop den eed , door MAURITS te doen , heeft laten berusten. Althands in Res. St. Gen. vinden wij er niet meer van gesproken ; ofschoon er op het aanhouden van den Raad op 24 Juny door de Staten Generaal een besluit werd genomen , dat de Graaf van Solms gehouden zou zijn eed te doen aan den Raad van State om deszelfs bevelen na te komen , die met voorweten van MAU— RITS gegeven zouden worden , terwijl , indien MAURITS zelf in die bevelen zwarigheid vond , het verschil met goede wederzijdsche onderrichting zou uitgemaakt worden. Dien ten gevolge heeft door MAURITS toedoen de Graaf van Solms op den 26sten Juny in den Raad van State den gevorderden eed gedaan en nieuwe commissie genomen . Zie Res. Raad v. St. 25 , 26 Juny 1589. Verkeerdelijk leert dus KLUIT , III , 126 , dat MAURITS , als Gouverneur van Holland, wel degelijk dien eed gedaan heeft. (202) Zoo verhaalt VAN REYD , bl. 234a , dat in 1594 de ་ opeisching der stad Groningen gedaan werd door MAURITS en Graaf WILLEM beide , omdat het leger onder des laatsten gouvernement was en het gebied naar het oude gebruik bij hem alleen stond , en hij nochtans uit beleefdheid en om meerder eendracht wille Prins MAURITS de eere gunde. (203) raal der Res. St. Gen. 19 July 1588. Vereen. >> De Staten Gene- Nederlanden , willende voorzien , dat de steden , forten en platte landen van Braband , nog onder de protectie van de Generaliteit wezende , of die bij sauvegarde en anderszins met dezelve zijn contribuerende tot onderstand van de jegenwoordige oorloge , in goede orde , politie en geregeldheid voortaan gehouden mogen worden , hebben goed⚫ gevonden en geresolveerd , dat Z. Exc. Gouverneur en Capitein Generaal van Holland , Zeeland en Westvriesland als Capitein Generaal over al ' t volk van oorloge , dat in de voorschr. steden , forten en in de platte landen van Braband zoo in garnizoen als te velde onder de bezolding van de Staten gebruikt zal worden , commanderen , gebieden en op de conservatie , defensie en bescherming van dien en straffe van alle ongeregeldheden en misbruiken voorzien zal naar behooren." AANTEEKENINGEN 203-205. 275 Eerst op den 6den September is de commissie hiertoe gearresteerd , als wanneer tevens besloten werd om achter het woord Braband te voegen en Vlaanderen. Reeds op den 3den September te voren had MAURITS den eed deswegens afgelegd. Zie BOR , Auth. Stukk. , III , 3. Ook was er bij den Raad van State op den 6den September geresolveerd , om MAURITS in deze qualiteit toe te leggen f 600 ter maand. Res. Raad v. St. (204) Wij hebben dit wel nergens uitdrukkelijk gevonden : maar te recht schrijft IDSINGA , II , 120 , dat het alleszins vermoedelijk is , dat MAURITS , behalven de commissie tot het Stadhouderschap van Holland en Zeeland , ook die van Admiraal Generaal van de zee , van LEYCESTER zal hebben gehad. Opmerkelijk toch is het , dat de commissie van Stadhouder , door LEYCESTER aan MAURITS gegeven , den titel van Admiraal niet bevat , hoezeer hem die zoo uitdrukkelijk door de Staten gegeven was : en ook uit de voordracht van LEYCESTERS woorden bij BOR , 21 " B. , f. 61a schijnt men tot twee onderscheidene commissien te mogen besluiten. (205) Vgl. v. SLINGEL. , I , 219 , II , 97, 214 , KLUIT, III , 97. BOR , Auth. Stukk. , III , 3 , geeft ons dezen aangaande eenige uittreksels uit de Res. St. Gen. Wat wij buitendien gevonden hebben , willen wij hier mededeelen. Res. Raad v. St. 9 Augustus 1586. >> S. Exc. (LEYCESTER) désirant gratifier le Sieur Comte MAURICE , entend que le 10 denier , procédant des prinses et butins , amenés par les Vrybuiters , seroit pris devant le 15 : néanmoins qu'on parleroit audit Sieur Comte , pour voir s'il s'accorderoit avec l'intention des États sur le pied compris en l'instruction de l'Amirauté que le 5º pour le pays se prendroit devant le 10º." 11 Aug. Sur la remontrance faite par Monsieur le Comte MAURICE de Nassau comme Amiral , de ce qu'il est défraudé en grande partie de sa juste compétence et part des butins de mer , a été résolu , que nonobstant le 23 article de l'instruction de l'Amirauté , S. Exc. pour secourir aux nécessités dudit Sieur Comte , et pour autres bonnes con- sidérations , préfère le droit dudit Sieur Comte au droit qui compete au pays." 18* 276 AANTEEKENINGEN Res. St. Gen. 19 Maart 1587. structie voor Z. 205. >> Is gearresteerd de in- Exc. Graaf MAURITS als Admiraal van de zee , mitsgaders de Gecommitteerden neffens Z. Exc. ter zake van de Admiraliteit : en geresolveerd , dat de commissien aan de Gecommitteerde Raden zullen worden gegeven bij de Heeren Staten Generaal. >> Instructie voor den Hooggeb. Vorst >> en Heere MAURITS geboren Prins van » Oranje , Graaf van Nassau , Markies 1 >> van der Vere en Vlissingen , Gou>> verneur en Capitein Generaal + van » Holland , Zeeland en Vriesland , als » Admiraal van de zee , mitsgaders van » de Gecommitteerden neffens Z. Exc. >> ter zake van de Admiraliteit." >> In den eerste zullen Z. voorz . Exc. en Gecommitteerden » bezorgen , dat der Geun. landen gerechtigheden , vrijheden , >> privilegien , tractaten en contracten worden geconserveerd >> en onderhouden. » Zullen bezorgen , dat de Provincien , quartieren en ste» den in goede eenigheid ruste , vrede en onderlinge vriend>> schap gehouden worden in conformité van de unien en >> verbindtenissen tusschen henl. opgericht , bijzonder het stuk » van de Admiraliteit aangaande. >> Zullen bezorgen , dat de resolutien bij de Staten Generaal >> op ' t stuk van de Admiraliteit genomen in date den laat>> sten January 11. aangaande de generale equippage van >> schepen van oorlog , eenparige betaling van het volk van >> oorlog te water , goede orde , zoo den opheve van de » middelen ter zake van de Admiraliteit geconsenteerd , als སྒྲོན >>>> al hetgeen daarvan dependeert , aangaande , ten meesten >> dienste van de landen worde onderhouden en achtervolgd. >> De Gecommitteerden voornoemd zullen ordinarie alle >> daags vergaderen tot >> zal } adviseren. zulker ure en plaatse , als Z. Exc . » Item. zullen den Geun. Landen loven gehouw en getrouw >>>>te wezen en hen naar haar uiterste vermogen in ' t volbren» gen van haren voorz. last wel en behoorlijk te kwijten. AANTEEKENINGEN 277 205, >> Aldus gedaan en geresolveerd in de vergadering van de >> Heeren Staten Generaal bij provisie met zulken verstande , >> dat de vermeerdering , vermindering en verandering van » de punten , hierin geroerd , gereserveerd worde ter dis» positie van de voorz . Heeren Staten , en dat de commissie >> aan de voorz. Gecommitteerde Raden . neffens Z. Exc. >> van wege de Staten Generaal zal worden gegeven op den » 19den Maart 1587." Op den 23sten Mei 1588 werd ter Staten Generaal bepaald , dat MAURITS , als verlaten zijnde van den eed aan LEYCESTER gedaan , nieuwe commissie en instructie als Admiraal Generaal ontvangen zou. Zie BOR , t. a. p. Res. St. Gen. 4 Juny 1588. >> Is gecompareerd de Raadsheer VALCKE en heeft van wege den Raad van State verklaard , dat den voorz. Raad verdunkt , dat de Admiraal van de zee behoort te doen gelijken eed , voor zoo veel het Admiraalschap aangaat , als de particuliere Gouverneurs van de Provincien . De Staten zullen daarop letten en daarna resolveren , gelijk ten meesten dienste van den lande zal bevonden worden te behooren." 31 Augustus. » Is gelezen en gearresteerd de commissie van Z. Exc. als Admiraal van de zee." L Op den 1sten September werd de eed bepaald , door MAURITS te doen , en werd op den 3den September deze eed afgelegd. Zie BOR , t. a. p. In vervolg van tijd ontstonden er eenige geschillen over MAURITS aandeel in de buiten en prinsen , gelijk blijkt uit zijnen hier volgenden brief aan de Staten Generaal. >>> Edele , enz. Wij hebben gezien zekere punten , bij » U. Ed. aan onzen Secretaris gezonden , aangaande de >> commissien , die wij mochten komen te geven aan de » bevelhebbers van de schepen reizende naar vreemde lan>>> den en naar de Oost- en Westindiën , en de prinsen die bij hen vijandelijk tegen dezer landen gemeene vijanden >> zouden mogen geraken gedaan te worden . En behalven >>, de communicatie , die wij vóór ' t besluit derzelver met U. » Ed . verwachten om zekere punten ons daarin rakende 1 als » Admiraal Generaal , zoo kunnen wij niet gelaten U Ed. 278 AANTEEKENINGEN 205. » te verklaren , hoe wij ons bezwaard en eenigermate be>> droefd vinden , dat daarbij de 10de penning , ons en >>> onzen voorzaten niet alleen van oude tijden , maar den » Admiralen bij alle Koningrijken en Staten over eenige >> gebeurige gerechtigheid toebehoorende , en waarover wij >>> geene andere tractementen of lastgelden zijn genietende , » zulks wordt besneden , dat van de voorz. prinsen vooraf zou>> den moeten getrokken worden de vijf zesde deelen voor de >> gemeene zaak , en van ' t resterende zesde deel alleen de >> voorz. 10de penning. Ons is zeer wel indachtig , dat >> zulks mede voorgenomen is geweest in 't reglement op 't >> stuk van de zeevaart in den jare 1586 gemaakt ; dan >> houden U. Ed. mede ten volle onderricht , dat onze be>> zwaarnissen daarop gehoord , zulks bij speciale acte dero» gatoir , ons gesteld , is ook veranderd en gesteld , dat wij >>> dienaangaande zouden blijven bij den generalen ouden » voet en gerechtigheid. Waarom wij U. Ed . verzoeken en » wel vriendelijk bidden niet te gedoogen , dat zulke nieuwig>> heid t'onzer schade en vermindering van onze behoorlijke >> autoriteit worde voorgenomen of eenigzins toegelaten , >> maar dat ter contrarie tot dezer landen meesten dienst >> dezelve autoriteit onder U. Ed. regering meer en meer >> mag gemainteneerd en gestijfd worden , waaraan ons een » goed gevallen geworden zal , ' t welk wij met onzen dienst » gaarne vlijtelijk willen verschuldigen. Op de Voren den » lesten October 1599. MAURICE DE NASSAU.” Ten gevolge van dezen brief werd op den 13den December geresolveerd met de aanwezende Gedeputeerden van de Collegien ter Admiraliteit te spreken , om van hen te verstaan , wat voor gerechtigheid MAURITS al had genoten en nog genoot , ten einde daarna een besluit te nemen , waarbij noch MAURITS noch het land zou worden verkort. De gen. Gedeputeerden gaven hun advies dienaangaande over op den 21sten December , zonder dat hetzelve vermeld staat : het werd gelezen op den 24sten December : doch werd alleenlijk goedgevonden ook MAURITS instructie dezenaangaande in te zien , waartoe men eene copie dier instructie verzocht aan de Admiraliteit van Rotterdam. MAURITS schijnt intusschen AANTEEKENINGEN 205. 279 eene nieuwe remonstrantie te hebben ingediend : althands zij werd op den 8sten February 1600 ter Staten Generaal gelezen , en den volgenden dag werd besloten eene resolutie daarop nog voor eenige dagen uit te stellen : welk uitstel echter afstel werd. Op den 7den Maart 1601 bracht MAURITS zijn verzoek op nieuw ter tafel. In Res . St. Gen. 9 Maart 1601 leest men : >> Is in ' t lange gecommuniceerd en geadviseerd op de gepretendeerde gerechtigheid van Z. Exc. als Admiraal Generaal in alle buiten en prinsen ter zee , maar uitgesteld eindelijk daarop te resolveren tot de wederkomst van de Gedeputeerden van Utrecht en Overijssel , die absent zijn , ten einde ' t zelve met gemeen advies en eenpariglijk zoude mogen geschieden : wezende voorgeslagen , dat men Z. Exc. zoude mogen toelaten den 10den penning van alle buiten en prinsen , die genomen zullen worden tusschen Capo de St. Vincent en deze landen , uitgenomen van de schepen , geschut en munitiën van oorlog , en van Capo de St. Vincent voorder den 30sten penning , zonder dat Z. Exc. eenige, gerechtigheden zal genieten van ' t gene te lande zal worden genomen: daarop dat men met Z. Exc. door eenige Gedeputeerden zoude mogen komen in communicatie , om de zaken te accommoderen , wel verstaande dat ' t gene dat er besloten zal worden , dat ' t zelve alleenlijk zal wezen voor Z. Exc. persoon en ten regarde deszelfs en hem ten gevalle , daarvan dat men zoude maken eene wel geraisonneerde acte , om het land niet te prejudiciëren." Eerst op den 21sten April werd besloten zoodanige acte te ontwerpen : dan op den 23sten Augustus werd er nader over gedelibereerd , als wanneer de Gedeputeerden van Holland , Zeeland , Utrecht , Overijssel en Groningen er in toestemden , en die van Vriesland eenige dagen uitstel verzochten om er met hunne principalen over te spreken : terwijl men van Gelderland geen gewag vindt. Hiermede rustte de zaak tot den 23sten Maart 1602 , als wanneer een besluit werd genomen , vervat in de volgende acte , gedagteekend op den 1sten April : » De Staten Generaal der Vereen. Nederlanden , gedelibe- 280 AANTEEKENINGEN 205. » reerd hebbende op de propositie van wege Z. Exc. » nopende den 10den penning van de buiten en prinsen ter » zee gedaan , nadat daarop gevisiteerd en geëxamineerd zijn >> verscheidene 'ordonnantien , bij de Keizeren MAXIMILIAAN ea » KAREL in de Nederlanden op de zaken van de Admiraliteit » gemaakt , en eenige andere in de nagebure Koningrijken >> uitgegeven , mitsgaders al ' t geen gedurende dezen oorlog >> alhier te lande daarop is geordonneerd , en namelijk zekere >> acte bij den Graaf van LEYCESTER in den Raad van State >>> in den jare 86 uitgegeven , hebben verstaan en verklaard , >> al is ' t zoo dat niet bevonden wordt , de landen steden en >> ingezetenen van de Vereen . Provincien onder de voorz . Kei» zeren of andere Prinsen der voorz . landen subject geweest » te zijn of aangenomen te hebben de generale ordonnan>> tien en placaten op de zaken van de Admiraliteit gemaakt , » maar wel ter contrarie dat eenige derzelve Provincien hen V » daartegens altijd hebben geopposeerd ; dat van gelijke ' t geen » gedurende dezen oorlog in de zaken van de Admiraliteit >> in . de Vereen . Provincien in ' t generaal of particulier is >> gedaan of geordonneerd , tot der landen , steden en inge>> zetenen belasting noch jegens hare vrij- en gerechtigheden >> niet mag strekken of hen verder obligeren , als zij voor >> de rechten , vrijheden en welstand der voorz . landen oor>> baar bevinden ; dat zij nochtans , begeerende Z. Exc. ook » in dezen te believen , bewilligd en geconsenteerd hebben , >> bewilligen en consenteren mits dezen provisionelijk , en >> alleenlijk voor Z. Exc. persoon en tot anders zal wezen geordonneerd , dat Z. Exc. onder de voorz . verklaring zal » volgen van de prinsen en buiten , benoorden den Tropico >> Cancri en zouder denzelven Tropicum gepasseerd te zijn , D >> veroverd of te veroveren , en voor goede prinse verklaard D >> of te verklaren bij den Rade van de Admiraliteit dezer ) >> landen , (de schepen , geschut en ammunitie van oorlog D >> uitgezonderd) , een gerecht 10de deel , en van ' t gene over >> den voorz . Tropicum Cancri is of veroverd zal worden , >> een gerecht 30ste deel : alles zoo van ' t gene bij de sche>> pen , in dienst der landen wezende , veroverd is of ver» overd zal worden , als van de schepen , den particulieren D T AANTEEKENINGEN 205. 281 >> ingezetenen dezer landen toebehoorende ; zonder dat hier>> onder begrepen of verstaan zullen worden de prinsen , >> die te lande veroverd zijn of veroverd zullen worden. >> En zal hiernaar de vereffening en voldoening aan Z. Exc. >> of zijne Gecommitteerden bij den Rade van de Admiraliteit >> gedaan worden . Aldus gedaan en gearresteerd ter ver>> gadering van de voorz. Heeren Staten Generaal in ' s Gra» venhage den 1sten April 1602." . Op MAURITS verzoek , dat hij dien 10den en 30sten penning ontvangen zou volgens de acte van den 9den Augustus 1586 , werd op den 20sten July 1602 besloten , dat ter oorzake der gerechtigheid van de Generaliteit die 10de en 30ste penning niet verminderd zou worden . Den 13den Augustus 1604 werd ter Staten Generaal gelezen een brief van de Admiraliteit van Middelburg waarbij verzocht werd verklaring der resolutie van den 1sten April 1602 , of namelijk de 10de en 30ste penning moest berekend worDan men den vóór of na aftrek der geleden onkosten . stelde het uit hierop een besluit te nemen : en verder vindt men er niet meer van gewaagd. In Mei 1605 werd er ter Staten Generaal een nieuw geschrift van wege MAURITS ingediend : » Alzoo Z. >>> Admiraliteit Exc. verstaat , zwarigheid dat bij de Collegien van de gemaakt wordt hem te laten >> volgen zijne gerechtigheid van den 10den penning van de >> prinsen op de kusten van Vlaanderen genomen ten opzien >> van zeker placaat van wege de Heeren Staten Generaal >> geëmaneerd in den jare 98 , waarbij de voorz. prinsen >> worden verdeeld zonder eenige mentie te maken van Z. >> Exc. gerechtigheid , tegen der Heeren Staten resolutie in >> date den 1sten Aprilis 1602 , daar nochtans de prinsen , op » de kusten van Vlaanderen genomen , zoo wel prinsen zijn >> als andere , daarvan Z. Exc. altijd in' continuele possessie >> is geweest den 10den penning te genieten ; dat Z. Exc . >> daarom verzoekt als Admiraal Generaal van de zee in >> conformité van de resolutie van de Heeren Staten in de >> voorz. possessie gemaintineerd te mogen worden , en dat >> den Heeren Staten overzulks zal gelieven de respective 282 205-217. AANTEEKENINGEN >> Collegien te ordonneren , dat zij aangaande de gemelde >> gerechtigheid in afrekening en liquidatie treden met Z. Exc. >> Gedeputeerden , dewijl tusschen de voorz. >> Z. Exc. Collegien en Gedeputeerden geen ander different is geweest , » dan aangaande de gerechtigheid van den 10den penning in » de prinsen op de kusten van Vlaanderen genomen." Dit verzoek 9 Mei 1605. werd toegestaan. Res. St. Gen. , 3, 6, Op den 28sten Mei 1616 verzocht MAURITS verklaring der woorden van de acte van den 1sten April 1602 , schepen , geschut en ammunitie van oorlog , dewijl de Admiraliteit van Middelburg hem weigerde den gerechten penning in de koopDe Staten zeiden voor verklaring , dat bij vaardijschepen. die woorden slechts schepen van oorlog en geen koopvaardijschepen verstaan werden. In 1620 verzocht MAURITS , dat er bij het octroyeren der Westindische Compagnie op zijne gerechtigheid als Admiraal Generaal gelet zou worden , even als in het octroy der Oostindische Compagnie gedaan was : en is hierin door de Res. St. Gen. , 25 Maart, Staten Generaal bewilligd. 1 April 1620 . (206) (207) BOR , 7 B. , f. 44. BOR , 8 B. , f. 86d. (208) Zie de over en weer gewisselde geschriften , te le- zen bij BOR , 8 B. , f. 88-98 , waarbij men voege V. D. SPIEGEL , Onuitg. Stukk. , I , 1-17. Men vergelijke ook eenen belangrijken brief van Prins WILLEM aan zijnen broeder JAN van Nassau , geschreven den 28sten September 1574. GROEN V. PR. , Archiv. , V , 72. (209) BOR , 13 B. , f. 105a, d , 110c , 144c , 146c. (210) BOR , 23 B. , f. 23-28. (211 ) KLUIT II , 330. (212) (213) BOR , 23 B. , f. 31a. BOR , 23 B. , f. 36c. (214) (215) BOR , 23 B. , f. 37c. BOR, 23 B. , f. 31c-33d . (216 ) BOR , 23 B. , f. 37d- 39c. (217) Reeds heeft WAG. , VIII , 238 aangemerkt , dat deze AANTEEKENINGEN houding van Gouda vreemd mag 283 217-225. schijnen : dan volgens KLUIT , II , 367 , was die stad wel meer zonderling. (218) BOR , 23 B. , f. 50c-54b. KLUIT II , 381. (219) In Res. St. Gen. 11 Oct. 1587 leest men een zeer belangrijk en uitvoerig verhaal van een voorstel tot vredehandeling op dien dag ter Staten Generaal door den Raadsheer KILLEGREY namens LEYCESTER gedaan. Op den 12den` October leest men eenen brief der Staten Generaal in antwoord op dat voorstel . Op den 13den October de verklaring van LEYCESTER , dat hij den last der Koningin daaromtrent in behoorlijken vorm zou doen voordragen , gelijk hij liet doen op den 20sten October. Men leest zijn voorstel in Res . St. Gen. Vgl. BOR , 23 B. , f. 92b. (220) BOR , 23 B. , f. 92d, (221 ) (222) (223) Men leest die instructien bij BOR , 24 B. , f. 5. " BOR , 24 B. , f. 6. Men leze een paar adviezen voor en tegen den vredehandel bij BOR , 23 B. , f. 94b- 96d. (224 ) Zie dit gewichtige antwoord bij BOR , 24 B. , f. 68. (225) Deze drie vragen luideden als volgt : » Alzoo Z. Exc. en de Staten tot nog toe niet hebben >>> kunnen verstaan , dat met den Koning van Spanje eenige >> vrede mocht worden aangegaan , overmits dezelven van >> gevoelen zijn geweest , dat door het besluit van den vrede >> met den Koning , de Kerke Gods en de welstand dezer >> landen niet mag blijven geconserveerd , zoo begeert Z. Exc. >> advies : >> Eerst , of Z. Exc. met goeder conscientie zoude Mijne >> Heeren den Staten mogen dienen voor advies , contrarie >> zijn voorgaande gevoelen , dat met den Koning van Spanje >> eenige vrede gemaakt mag worden , waarmede de Kerke >> Gods zou mogen blijven in haar geheel en niet vallen in >> eene uiterlijke ruine en desolatie , mitsgaders alle degenen , >> die daarvan lidmaten zijn of dezelve toegedaan : en of het >> overzulks geraden zou zijn met den voorschr. Koning of >> zijne Gedeputeerden te treden diesaangaande in eenige com>> municatie. >> Ten tweede , of in geval in de voorschr. handeling zou 284 AANTEEKENINGEN 225-233 . >> moeten bewilligd worden , met goede conscientie het ar>> tikel bij H. Maj . nopende de religie haren Commissarissen >> alreede belast , en zulks als het ligt , zal mogen aange>> nomen worden. >> Ten derde , of zij zouden verstaan , dat de Gereformeerde religie en degenen , die daarvan professie doen , met zulke >> punten , als zij Dienaars bij hun antwoord hebben ver- >> klaard , in dezen zouden genoegzaam voorzien zijn , terwijl >> in hetzelve antwoord geene mentie >> exclusie van andere religien. >> Aldus gedaan gemaakt wordt van en bij Z. Exc. overgeleverd in de ver- » gadering van de Ministers van Holland. >> den 8sten dag van April 1588." In den Hage op (226) De adviezen van die van Tholen , van Schouwen en Duiveland leest men bij BOR , 24 B. , f. 69e , 70. Zonderling partijdig is het oordeel van 'BROES , Eng. Kerk , II , 61 , die de zeer gematigde omzichtigheid van alle die antwoorden als een bewijs van groote partijdigheid in die predikanten beschouwt , terwijl zij , zegt hij , naar hunne beginselen den aangedragen vrede zoo scherp afkeurden , als immer de Staten doen konden. (227) Zoo spreken BRANDT , Hist. d . Ref. , I , 748 en WAG. , VIII , 284. Ook BROES t. a. p. noemt het een slim beleid van MAURITS . (228) Dit willen KLUIT , II , 468 en BILD. , VII , 164. In dit gevoelen schijnt ook te staan de Schr . van de Staatk. Part. , bl . 118 , als hij zegt , dat deze raadpleging geheel en al door OLDENBARNEVELD bestuurd werd . (229) (230) Res. Holl. 6 Apr. 1588 . BOR , 23 B. , f. 50. (231 ) (232) Res. Holl. 9 Apr. 1588 . BOR , 23 B. , f. 92d. (233) Dit schijnt ook het vermoeden te zijn van KLUIT , II , 367 , die , verhalende , dat Gouda zich voor den vredehandel verklaarde , er (anderszins onnoodig) bijvoegt , dat FRANKEN aldaar Pensionaris was : terwijl hij op bl. 42 had geschreven , dat , naar zijn vermoeden , sedert den dood van Prins WILLEM I de geest der Goudsche en Rotterdamsche AANTEEKENINGEN 285 233-236. Pensionarissen , FRANKEN en OLDENBARNEVELD , vooral in de Vroedschaps-Vergaderingen veel invloed had , en aldaar meer Aristocratie begon te heerschen . (234) Deze schijnt ook de redenering van KLUIT , II , 468 , die na het verhaal betrekkelijk die acte gegeven te hebben , er in eene noot aan toevoegt : » Daar was tusschen den President A. VAN DER MYLE en den Heer VAN OLDENBARDes Advocaats dochter was NEVELD eenige betrekking. getrouwd met VAN DER MYLE's zoon . Deze zonderlinge acte is vatbaar voor staatkundige aanmerkingen." (235 ) Zoo schreef hij in zijne Remonstrantie van 1618. TRIGLAND , K. G. , bl. 1044 merkt er te recht op aan , dat OLDENBARNEVELD even zoo goed mocht gezegd hebben , blind en dom te zijn is het veiligste geloof; hetwelk hetzelfde is , als het ingewikkelde Pausselijk geloof. Reeds had CALVYN , Inst. , 1. 3 , c. 2 , § 5 geschreven : » Si Paulus severe eos damnat qui semper discentes , nunquam ad scientiam veritatis perveniunt , quanto graviorem ignominiam merentur , qui data opera affectant nihil scire." (236) UITENB. , Lev. en Verantw . , bl. 14. >>> Dit was (in 1590) de eerste particuliere aanspraak des Heeren VAN OLDENBARNEVELD , en de ingang tot de kennis met Z. Ed . die mij te voren beschreven was te zijn een zeer hoogdragende man , afkeerig van de religie en vijand van de predikanten. Ik merkte geen van allen noch in deze eerste noch in andere samensprekingen , die ik daarna bij verscheidene occasien met Z. Ed . had . Hij misprees somwijlen sommiger predikanten onrekkelijkheid ; had misnoegen in der Consistorien te veel onderwinds en pogen naar zaken , die hij meende de politie te na te gaan , ook met de autoriteit van het land en der conscientie-vrijheid niet te kunnen bestaan. Zeide mij op zekeren tijd rondelijk , dat hij studerende tot Heidelberg professie van de religie had gedaan (in 1570) : maar dat hij zich in Holland van het Avondmaal had onthouden alleen om de gemelde inzichten . Ik vertoonde Z. Ed . dat die redenen in zoodanige zaak geene plaats hadden , en vermaande hem. Z. Ed. nam het dankelijk aan ; waarop ook volgde eenigen tijd daarna , dat eerst hij zelf , daarna 286 AANTEEKENINGEN 236-242. zijne huisvrouw , ook zijne dochter , die , na , den Heere VAN VEENHUIZEN , - trouwde , en zoo voort de oudere dochter , nu huisvrouw van den Heer VAN DER MYLE , haar successivelijk ten heiligen Avondmaal begaven , nadat hij dezelve te voren in zijn huis door mij had doen onderwijzen , naar ieders capaciteit , in de grondstukken der Christelijke religie. " (237) Dit is het oordeel van DA COSTA , Rechtspl. van Old. , bl. 6. De Schr. van de Staatk. Part. , bl. 109 noemt OLDENBARNEVELD godsdienstig in zeden en wandel en tevens een vriend van verdraagzaamheid. Zedeloos van gedrag en wandel was hij zeker niet : maar dit kan ook van vele vijanden des Evangelies gezegd worden. (238) BOR , 22 B. , f. 88-92. (239) BOR , 21 B. , f. 17. (240) Res. Holl. KLUIT , II , 252. (241) OLDENBARN . , Remonstr. , bl. 6. 20 Apr. 1587. BOR , 22 B. , f. 82. Res. Holl. 15 Apr. 1588. (242) Dit blijkt uit den volgenden brief, door hem geschreven aan den Heer DE RYKE , zijnen gemachtigde als Eersten Edele in Zeeland : men leest dien brief in Res. Zeel. 22 April 1588. >> Monsieur DE RYKE Comme à présent en toutes les >> Provinces se prend la résolution pour le fait de la paix , >> aussi pour raison de mes qualités dont l'une est que je » suis Premier Noble de Zeelande , j'ai prins conseil avec » plusieurs et diverses personnes à raison de la grande >> importance du fait , comment j'aurais à donner mon avis >> en affaire de si grande conséquence tant pour le fait de >>` la religion que la conservation du pays : lequel je vous ai » bien voulu envoyer , afin de le proposer en mon nom à » Messieurs les États de Zeelande et aux Sieurs Députés au et est au premier lieu , que pour mon avis je ne >> serois pas d'opinion , qu'on essaya le danger qu'il y aura » au traité , mais qu'on s'excuse vers S. Maj . Et comme >> Conseil >> j'entend en telles affaires préjudicier aux autres avis , >> aussi si les autres trouvoient bon d'y envoyer , néanmoins » je ne veux aucunement pour mon regard consentir qu'on AANTEEKENINGEN 242-245. 287 >>> traîte chose aucune , que le fait de la religion ne soit >> premièrement vuidé et consenti , à savoir que ces Pro>> vinces Unies ayent l'exercice de la religion libre sans >> autre exercice en ces pays , et néanmoins qu'on procure >> aux autres Provinces qui nous ont été associées , le plus >> grand avantage que se pourra faire : et quant aux autres >> articles , principalement des assurances , qu'on le remette » à la délibération et assemblée des États Généraux . Je >> vous prie de donner cet avis et le faire enregistrer et >> m'advertir de ce qui aura été fait : et sur ce m'étant >>> affectueusement recommandé en vos bonnes graces , je << prie Dieu vous donner etc. De >> 1588. MAURICE DE NASSAU." Haye, (243) la 13 d' Avril BOR , 24 B. , 77c. (244) BOR , 25 B. , 12b. (245) Res St. Gen. 11 Aug. 1588. >> Is gecompareerd de Raadsheer VALCKE , heeft verzocht , dat de Heeren Staten bij den anderen zouden willen blijven ; dat Z. Exc . en Raad van State in deze vergadering tegen de klokke elf uren hadden bescheiden de Staten van Holland , Hoogen en Provincialen Raad , Rekenkamer en Regeerders van den Haag , om te aanhooren alzulke propositie van groote importantie , als Z. voorz. Exc. en Raad voorgenomen hadden te doen , strekkende tot conservatie van de ware Christelijke religie en dienst van den lande : daarin de Heeren Staten hebben bewilligd. >> Zijn gecompareerd de voorz. Heeren Staten van Holland, Collegien van den Hoogen en Provincialen Raad , Rekenkamer , mitsgaders de Regeerders van den Haag , en daarna Z. voorz. Exc. met het Collegie van den Raad van State : hebben Z. Exc. en Raad bij monde van den Heer President VAN DER MYLE geproponeerd en in ' t lange vertoond de gewoonlijke maniere van doen van Z. Exc. hoogl . mem. binnen zijn leven , als er eenige zware nood voor handen was , te weten , dat hij de voorz. Staten in ' t generaal en particulier met de voorz. Collegien vooreerst deed vermanen om God den Heere te bidden Zijne gedreigde welverdiende straffen van den lande te willen weren , en daarna denzelven Staten 288 AANTEEKENINGEN 245-249. verzocht den lande met middelen en penningen mildelijk te willen assisteren , daarmede goedstijds alle devoir en naarstigheid mochte gedaan worden om alles te bezorgen , ' t welk tot wederstand voorz. Exc. des vijands zoude mogen dienen ; en ' t land hem daarmede altijd dat Z. wel hebben bevonden , gelijk gebleken is , dat de vijand tot zijnen vermeten niet heeft kunnen komen en dat God Zijne kerken en gemeenten heeft bewaard : dat Z. Exc. Graaf MAURITS en Raad van State , denzelven voet volgende , de voorz . Collegien alsnu had doen beschrijven , om dezen hoogsten nood , daar de vijand hem te water presenteert en alreede tot op de kusten van deze landen gekomen is met al ' t geweld , 't welk hij met behulp van den Paus en de Sancta Ligua heeft kunnen t' samen brengen , het Koningrijk van Engeland en deze landen t' samentlijk te overvallen , te vernielen en te destrueren , mitsgaders Gods heilig Woord daar uit te roeiën , H. Ed. te vertoonen en vermanen daartegen vooreerst heurlieder recours te willen nemen tot den Heere , en daarna promptelijk te consenteren de som van tweemaal honderd duizend Gulden extraordinarie boven alle voorgaande consenten, om daarmede in aller ijl alle schepen van oorloge in zee te mogen brengen , voorzien van bootsvolk , volk van oorloge , vivres en ammunitien daartoe noodig , om den vijand en zijne aanslagen daarmede te mogen wederstaan : daartoe gebruikende vele goede redenen van inductien en persuasien , gelijk nader bij geschrifte wordt vervat en overgeleverd zal worden." (246) (247) Dit zijn de woorden van BOSSCHA , I , 286 . BOR , 25 B. , f. 20c - 24a. WAG. , VIII , 290. (248) Res. Holl. , 19 Oct. 1588 . (249) Hiervan hebben wij bij geenen historieschrijver iets gevonden. Maar men leest in Res. Raad v. St. 6 Dec. 1588 : >> Is gelezen een brief van de Heeren LOOSEN en VALCKE , inhoudende dat de Heere Grave MAURITS van Nassau en zij voor de schanse Voren gekomen zijn , en de soldaten gea sommeerd om de schans over te leveren ; daarop zij haar geëxcuceerd hebben op den Overste SCHENK , verzoekende eerst daarvan antwoord te hebben : ' t welk de voorz . Heere AANTEEKENINGEN Graaf niet konde aannemen daartegens te procederen. 289 249--252. maar gemeend was metterdaad Zenden over copie van ' t schrijvens aan die van de schanse , bij den Heere Grave voorz . gedaan , en van derzelver rescriptie : verzoeken , dat de Gedeputeerden van Holland toch mochten derwaarts gezonden worden. P Is goedgevonden de brieven den Heeren Staten van Holland te communiceren , als zulks gedaan is : en heeft de Secretaris HUYGENS gerapporteerd , dat die van Holland het progres goed vonden en hadden aan hare Gedeputeerden rencharge gedaan ." 10 Dec. >>> De Raadsheeren LOOSEN en VALCKE , gecommit teerd zijnde geweest , neffens Z. L. Graaf MAURITS , om denzelven met raad en anderszins te assisteren tot de verovering van de schanse van der Voren , hebben in ' t breed een zeer particulierlijk rapport gedaan van alles , dat er gepasseerd is geweest in ' t veroveren van dezelve en daarna tot H. Ed. wederkomst , - zich voorders refererende aan heurlieder brieven ." (250) BOR , 25 B. , f. 40d. 8 St. , bl. 74. (251) VAN WYN , Bijv. op Wag. , GROEN V. PR. , Archiv. , Tom. I , p . 42. Het werk getiteld : Het regt van den Prins van Oranje tot het Marquisaat van Veere en Vlissingen , bl. 30 , 138 , 139. Ten jare 1613 schijnt er verschil tusschen Holland en Zeeland geweest te zijn nopens de verheffing van het Marquisaat : weshalve MAURITS aan die van Zeeland verzocht te , mogen volstaan met eene acte van diligentie , tot dat het verschil zou zijn uitgemaakt. Hierover werd op den 22sten Augustus ter Staten van Zeeland gedelibereerd en met algemeene stemmen , uitgenomen die van den Heer VAN MALDERE als Gecommitteerde van den Eersten Edele , besloten dat verzoek van MAURITS beleefdelijk af te slaan , als strekkende tot nadeel van Zeelands recht , daar zoodoende Holland alle rechten van Zeeland litigieus zou kunnen maken . MAURITS voldeed sedert aan dit besluit en gaf aan VAN MALDERE last , om van zijnentwege en uit zijnen naam het Marquisaat te verheffen van Zeeland en den eed daartoe te doen , gelijk ook geschied is. (252) I Res. Zeel. 15 - Nov. 1613. Res. Raad v. St. 18 Oct. 1588. » Zal geschre19 290 AANTEEKENINGEN . 252-255 . ven worden aan de Gedeputeerden van den Rade , zijnde bij den Heere Graaf MAURITS in Zeeland , dat zij Z. L. willen zeggen , dat de Raad verstaat bij denzelven gegund te worden sauvegarden , ' t welk bij de Heeren Staten expresselijk bij acte geordonneerd is gegeven te worden bij den voorz . Rade ; denzelven Heere Grave daarom aan te zeggen , dat hem gelieve daarop te letten en zulks niet meer bij zijne Secretarissen te laten depecheren , alzoo ' t zelve niet alleenlijk zoude strekken in prejudicie van zijne autoriteit en reputatie , zoo verre dezelve sauvegarden quaestieus zouden vallen , maar ook de personen niet valideren , ten ware Z. L. nader bescheid hadde van de voorn. Heeren Staten ; waaraf dezelve zal gelieven den Raad te verwittigen. Zullen dezelve Gecommitteerden ook spreken nopende de paspoorten , die men verstaat dagelijks gegeven te worden zoo bij Z. L. als die van Zeeland." (253) Zie die besluiten in Res. Holl. 2 Jul. , 8 Sept. 1588. Vgl. KLUIT , III , 32 , 442. 7 Oct., (254) Res. Holl. 7-14 Aug. , 19 Sept. 15 Oct. - 15 Nov. 1588 . (255) Deze brief te lezen in Res. Holl . 22 Febr . 1589 .. Daarbij schrijft MAURITS onder anderen : » Wij » kerd , twijfelen niet , of gijl. houdt u volkomen verze- dat in de laatste vijf voorleden jaren wij (bij de •>> Heeren Staten zoo tot de generale regering der Vereen. » Nederlanden , als tot den gouvernemente van den lande van Holland , Westvriesland en Zeeland beroepen zijnde) niet >> gespaard hebben noch arbeid , noch vlijt , noch bezwaar>> nis , noch onzen eigenen persoon , in het helpen bevorde>> ren van het loffelijk begonnen werk van onzen Heer Va>> der h. g. in deze landen , namelijk om de Nederlanden >> en de ingezetenen derzelve van de wreede tyrannij der >> Spanjaards en hare adhaerenten , vijanden van Gods heilig » Woord en der Nederlanden vrijheden en gerechtigheden >> te verlossen en overzulks in dezelve landen de exercitie » van de ware Christelijke Gereformeerde religie , eenza>> mentlijk der landen vrijheden en gerechtigheden te con>> serveren , waarin wij ook door Godes genade ten uiterste AANTEEKENINGEN >> verhopen te volharden . » vlijt en 255. 291 Dan gemerkt alle onze moeite en arbeid de gewenschte vruchten van dien niet » kunnen uitbrengen , ten zij voor het eerste God de Heere >> almachtig dezelve zegene met Zijnen goddelijken zegen , >> als in den voorleden jare zeer heerlijk (zoo in het ver>> nielen en verstrooiën van de geweldige Spaansche armade , >> in het ophouden van des vijands groot geweld te water » en te lande , in Vlaanderen bij den anderen gebracht ; dat >> hij met groote schade en schande van Bergenop den Zoom >> en het eiland van Tholen heeft moeten wijken , en in >> vele andere zaken tot vordering van den welstand der >> 1 als de naburige rijken ་ gemeene zake zoo in deze landen >> in den voorleden jare gepasseerd , ) is geschied : en ten >> tweede dat bij de Geun. Provincien en namelijk bij de >> Provincien van onzen gouvernemente in goede eenigheid >> en onderlinge correspondentie zoo tusschen de Provincien >> als de steden en leden van dien , alle naarstigheid , vlijt >> en mogelijke middelen gebruikt worden , om ons te assis>> teren in de goede directie van de voorz. gemeene zake : » zoo hebben wij ul . op het allerernstigste wel willen ver>> zoeken en vermanen , ten einde rijpelijk te willen over>> denken , hoe grootelijks de Vereen . Landen in ' t gemeen , » eenzamentlijk de Heeren Edelen en Steden en de ingezete» nen van dien in het particulier daaraan gelegen is , dat >> de voorschr. voorgenomen gemeene zake , (daarvoor in de >> naaste jaren zoo veel vrome mannen hun leven gelaten >> hebben en zoo veel schaden geleden zijn , en daarvoor >> deze landen en de ingezetenen derzelven zoo veel gedaan » hebben , en in de handhouding van dewelke zoo dik- en >> menigmaal de zonderlinge genade en weldaden van God » den Heere almachtig jegens der menschen opinie gespeurd » zijn , ) ten uiterste gehandhoud en van God den Heere >> almachtig eene goede gewenschte en gelukzalige uitkomst >> verwacht worde , tot welke uitkomst naar menschen oor» deel alsnu (zoo ten opzien van de groote schade bij den » Koning van Spanje ter zee geleden , zijnen hoogen ouder>> dom , de resolutie van de Kon. Maj . van Engeland om >> denzelven Koning van Spanje in zijn eigen rijk met ge19* 292 AANTEEKENINGEN 255 . >> weld te doen bezoeken , dat de zaken van den Koning >> van Navarre en de Provincien en steden van de Gerefor» meerde religie in Frankrijk in goede punten staan ; dat >> mede vele Vorsten en Heeren in Duitschland zich beter >> voor de gemeene zake zijn verklarende als te voren is >> geschied , ) beter apparentie is , als gedurende den oorlog >> ooit geweest is. Daarom begeerende , dat gijl. al hetzelve >> en de perikelen , daarin deze landen moedwilliglijk zou>> den worden gesteld , ingevalle Gods genade niet waarge>> nomen en niet met goede eenparige middelen en getrou>> welijk bij alle de leden en steden in de gemeene zake >> gehandeld wordé , overwegende en alle particuliere passien >> en bedenken aan de zijde stellende , getrouwelijk wilt » volharden in de mannelijke resolutie in het aannemen der >> gemeene zake genomen en tot nog toe gecontinueerd , en » overzulks ter naaster vergadering van de Heeren Staten » van Holland op deze onze begeerte uwe Gedeputeerden » medezenden volkomentlijk gelast , om te helpen adviseren Als in den » en resolveren op de navolgende punten. >> eerste , om bij alle middelen te helpen bevorderen , dat >> onder de Geun. Provincien en namelijk die van Holland » en Zeeland en alle de quartieren en steden van dien >>. goede onderlinge eenigheid , vriendschap en correspondentie >> mag gemaakt , onderhouden , en alle oorzaken van mis>> verstanden weggenomen of ten minste provisioneel ge>> schorst mogen worden , om met goede unie de gemeene >> zaak te mogen vorderen en de voorschr . genomen loffe- » lijke resolutie van de Kon. Maj . van Engeland te assiste>> ren . ----- Ten vijfde , om orde te stellen , dat de last ons » opgelegd zoo aangaande den gouvernemente van de voorschr. >> landen van Holland , Zeeland en Westvriesland ; als het » Admiraalschap der Vereen. Nederlanden , bij ons met Godes >> hulp tot der landen dienst en contentement van alle goede » liefhebbers van den Vaderlande ordentelijk mag worden >> uitgevoerd. En alzoo wij ons verzekerd houden , dat » gijl. zijt continuerende in uwe oude en gewoonlijke zorg>> vuldigheid en affectie tot de handhouding der gemeene » zake , en insgelijks om ons in onze vlijt , arbeid , moeite AANTEEKENINGEN >> en trouwhartigheid in het 255-258 . 293 uitvoeren van hetgeen onze >> voorschr. Heer Vader h. g. zoo loffelijk heeft begost , en >> door Godes genade en ul. assistentie vele jaren beleid , zoo » willen wij niet twijfelen , of gijl. zult der gemeene zake , >> den Vaderlande en ons ten beste op de voorschr. punten >> vruchtbaarlijk resolveren." Enz. (256 ) Men leest in Res. Holl. 22 Oct. 1589 : >> Is van wege Z. Exc . zeer ernstelijk en in het lange voorgehouden de zegening Godes , die door goede eendracht over deze landen is bewezen , en zulks groote vermaning gedaan in dezelve eenigheid te willen continueren , en alle oorzaken van disorder en tweedracht te schuwen , daardoor de landen in ruine zouden mogen komen : en hebben de Staten Z. Exc. voor de voorn. vermaning mede ten hoogste bedankt en van de goede affectie en devoir , die dezelve den lande is bewijzende." Vgl . Res. Holl . 15 Oct. - 15 Nov. 1589. (257) BOR , 26 B. , f. 57. (258) Res. Holl. 21 Mei 1588. >> Op de remonstrantie en het verzoek bij den Hooggeb . Heere MAURITS , geboren Prins van Oranje , Graaf van Nassau etc. aan de Staten van Holland gedaan , dat Z. Exc. en zijne broeders en zusters , des Heeren Prinsen van Oranje hl. mem. achtergelaten kinderen , gegund zouden worden de hooge en al zulke verdere Heerlijkheid van Monster en Monster-ambacht , zulks als de Graaflijkheid van Holland dezelve is competerende , en zulks te hebben en te ontvangen tot een onversterfelijk erfleen van de Graaflijkheid van Holland de hooge , midden en lage jurisdictie , heerlijkheid en gerechtigheid van Monster en Monster-ambacht : de Staten van Holland etc. gecommitteerd en last gegeven hebbende haarl. Gecomm. Raden om hetzelve bij eenigen van haarl. te . communiceren met de Heeren Raden van State neffens Z. Exc. van LEYCESTER Gouverneur Generaal , mitsgaders de Luiden van de Rekening in Holland , en met haarl. advies en kennis Z. Exc. van Nassau voor hem en zijne descendenten te gunnen en te accorderen de hooge en alzulke verdere heerlijkheden als de Graaflijkheid van Holland is competerende aan Monster en Monsterambacht , om dezelve van de voorn . Graaflijkheid te ontvan- 294 AANTEEKENINGEN 258 . gen en te houden ten rechten leene ; welverstaande dat , zoo wanneer Z. Exc. of iemand van de descendenten van Z. Pr. Exc. hl. ged . bij lossing en partage aan de Am- bachtsheerlijkheid van Monster en Monster-ambacht voorn . , alstoen verkocht of in pandschap uitgegeven , zal wezen gekomen , alsdan beneffens dezelve Ambachtsheerlijkheid de voorz. hooge en alzulke verdere heerlijkheden , als de Graaflijkheid van Holland jegenwoordelijk daaraan teert , denzelven zullen worden compe- onsterfelijken verlijd ten erfleen , mits dat hetzelve altijd zal erven en besterven op die van den Huize, van Nassau. En voorts dat de Staten voorn . daarop gezien hebbende het advies van die van de Kamer van Rekening voorn . , mitsgaders de brieven van die van den Raad van State , daarbij zijl . hen met het voorn. advies conformeren : hebben de Staten voorn. in aanziening van de jegenwoordige gelegenheid der zaak aangaande de Ambachtsheerlijkheid van Monster en Monster-ambacht , als dat orde op de afdoening en lossing van de pandschap voorn. is gesteld , in respecte van den Huize van Nassau en 1 de hooge verdiensten die Z. Exc. van Nassau tot deze landen en het gemeenebeste is bewijzende , gegund , geaccordeerd en geoctroyeerd , gunnen , consenteren en octroyeren bij dezen Z. Exc. van Nassau voor hem en zijne descendenten , de hooge , midden en lage jurisdicție van de Heerlijkheid van Monster en Monster-ambacht , zulks dezelve de Graaflijkheid is competerende , zonder dat nochtans daaronder zullen zijn begrepen de regalia gerechtigheid van de wildernis , van den Prinse , als de zeevonderij , confiscation , beden , subventien en dergelijke : welke voorn . Heerlijkheid Z. Exc. (na de lossing van den pandschappe voorn . ) en zijnen descendenten verleend zal worden tot een onversterflijk erfleen , zulks dat dezelve altijd zal moeten erven en besterven op die van den Huize van Nassau als voren : ordonnerende daarom de Staten voorn. den Stadhouder van de leenen in Holland , den Registermeester en Griffier van de leenen daaraf behoorlijke brieven van verlij te doen passeren en registreren , en Z. Exc. in de voorz . hooge Heerlijkheid te doen institueren en bevestigen als naar behooren. " хо AANTEEKENINGEN 258-262. 295 Over de inhuldiging , zie BOR , 26 B. , f. 31b. (259) Res. Holl. 8 Maart 1589. >> De Staten aanmer- kende de goede diensten , die binnen de Geun. Landen zullen getrokken worden , zoo ver met goede autoriteit , eenigheid en correspondentie de zaken van den oorlog beleid en gevorderd mogen worden , hebben goedgevonden , dat voor advies van die van Holland en Westvriesland in de vergadering der Staten Generaal ingebracht en daarop zal worden aangehouden , dat Z. Exc. als Capitein Generaal mag worden gesteld en gecommitteerd , en dat zijn tractement daarnaar in redelijkheid mag gemaakt worden en " verhoogd , overmits de groote lasten , Exc. heeft te dragen : dat de Luitenant Generaal , de Graaf van die Z. Graaf van Hohenlo als Meurs , Generaal over de cavallerie , en Graaf WILLEM van Nassau over de infanterie , allen onder behoorlijke tractementen gesteld en gecommitteerd mogen worden." (260) Zie VAN WYN , KLUIT , III , 84. (261) (262) Bijv.op Wag. , 8 St. , bl . 82 , Res. Holl. 7 Augustus 1589. Aan den invloed van OLDENBARNEVELD , dien wij ten dezen tijde altijd in de vergadering der Staten Generaal vinden , mogen wij toeschrijven hetgeen men leest in Res. Raad v. St. 26 September 1589 , doch waaromtrent men niets vindt in Res . St. Gen. >> De Secretaris ZUYLEN ver- klaarde , dat hem de Griffier AERSSENS gezeid had , dat der Heeren Gen. Staten meening was , dat de Raad hier namaals schrijvende aan den Heere Graaf MAURITS , gebruiken zoude den titel van Hooggeboren Vorst in plaatse van Hoog en Welgeboren Graaf, en consequentelijk in plaats van U. L. (1 ) te stellen Uwe Vorstelijke Genade of Excellentie : 't welk den Secretarissen geordonneerd is na te volgen . - Is binnen ... en zijnde den voorz . gestaan de Griffier AERSSENS ..... Griffier afgevraagd aangaande den titel , die nu in ' t schrijven aan Z. Exc. zoude gebruikt zijn : verklaarde , dat , achter- (1) Deze letters beteekenen Uwe Lieve of Liefde. Dit was eigentlijk een titel van gelijken tot gelijken , of van meerderen tot minderen. Zie BILDERD. , over de gesl. d. naamw. , bl. 193. 296 AANTEEKENINGEN 262-264 . volgens ' t gene hij den Secretaris ZUYLEN had gezegd , de Heeren Staten Generaal uit redenen goed hadden gevonden , dat men Z. Exc. den voormelden titel van Hooggeboren Vorst en Exc. zoude geven , hebbende H. Ed. eenige brieven alreede zoo aan denzelven geschreven . En bij den Secretaris HUYGENS gemoveerd zijnde quaestie , hoe men aan andere Stadhouders of Gouverneurs zoude schrijven , en wat de reden mocht zijn zulken titel te schrijven aan Z. Exc. dewijl andere Stadhouders hun zulks zouden mogen denken te toucheren , dewijl aan henl. alleen geschreven is U. L.; antwoordde de voorschr . Griffier , dat hij altoos aan dezelven was schrijvende U. Gen. en indien de Raad de redenen begeerde te weten , waarom de voorz . Heeren Staten zulks hadden goedgevonden , twijfelde niet , H. Ed. zouden den→ zelven satisfactie geven." Dan op den 3den July 1591 werd bij de Staten Generaal besloten , dat men voortaan in 't schrijven aan de Heeren Graven , die in den dienst van den lande zijn , dezelven zal tracteren in dezelve brieven met U. L. in de plaats van U. Gen. in conformité en gelijk die van den Raad van State heure brieven aan dezelve Heeren schrijven. Res. St. Gen. Reeds vroeger hadden de Staten van Holland aan MAURITS den titel van Genadige Vorst en Heere gegeven , gelijk blijkt uit eene missive , te lezen in Res. Holl. 5 September 1589. Ook leest men in Res. Zeel. 3 November 1589 : » Is geresolveerd , dat men Z. Exc. voortaan zal tracteren met den titel als zijn Heer Vader h. g. Doorluchtige Hooggeboren Vorst , Genadige Heer , ་ conform 't schrijven van de Gedeputeerden op de Gen. Staten." Juist is de aanmerking van STYL , Opkomst , bl . 258 , die echter ten onrechte de schranderheid der Staten van Holland ten dezen prijst : » Zij bewierookten hunnen Heilig , maar wachtten zich van hem op het altaar te plaatsen. Hun gedrag , ' t welk in den eersten opslag met zich zelf schijnt te strijden , was echter geschikt om de grootste diensten van hem te verwerven tot eenen prijs , waarvan de bepaling altoos aan de billijkheid van hun eigen oordeel zou staan.” (263) BOR , 26 B. , f. 53d , 54b. (264 ) BOR , 32 B. , f. 70-77. AANTEEKENINGEN 265. 297 (265) In Res. Raad v. St. 11 Maart 1589 leest men , dat MAURITS in persoon een uit den Raad verzocht om hem te helpen in het doen van een geheim exploit , hetwelk hij niet dan aan dien Gecommitteerde kon openbaren ; maar dat de Raad zulks weigerde , op grond dat dezelve het exploit niet kennende , ook geene instructie voor dien Gecommitteerde kon opmaken. Het is mogelijk , dat dit exploit Geertruidenberg betroffen heeft. Doch in Res. Raad v. St. 17 April 1589 leest men : » De Heer Graaf MAURITS is ook verzocht zich voortaan wel dikwijls in den Raad te laten vinden en met denzelven alle goede correspondentie op 't beleid van ' s lands zaken te houden bedektelijk daarmede te ken- nen gevende ' t geen op de zaak van Geertruidenberg gepasseerd is zonder voorweten of advies van den Raad alhier." Over de gedurige miskenning van het gezag des Raads van State was er reeds ten dezen jare veel onderhandeld . In Res. St. Gen. 24 Januarij 1589 leest men eene klachte van den Engelschen Raadsheer THOMAS BODLEY aan de Staten Generaal , onder anderen luidende : >> Et d'autant que S. Maj . >> avoir négotié , entend que V. Sies . après délibéré et résolu sur les points causant >> votre assemblée , et que l'ordre requis soit mis sur >> l'accomplissement et l'exécution de vos résolutions , V. Sies. >> se retournent vers vos respectives Provinces pour en faire >> rapport , et que par expérience il a été trouvé , que le >> Conseil d'État , auquel a été donné la charge du gou» vernement , n'a été suffisamment autorisé de pourvoir , >> manier et résoudre sur toutes occurrences , qui en cette >> conjoncture du temps et en ces guerres intestines tant >> contre l'ennemi que autrement surviennent , et selon que » le service du pays requièrt , S. dite Maj . est d'avis que >> soit fort nécessaire et du tout expédient , que V. Sies, » veuillent enlargir l'autorité et charge dudit Conseil d'État >> tellement qu'il puisse en tous événements disposer et ré >> soudre comme pour le plus grand avantage et service du >> pays se trouvera convenir. Et comme ce que dessus » dépend principalement sur les instructions dudit Conseil , >> les quelles S. dite Maj . entend pour conduire les affaires AANTEEKENINGEN 298 265. >> et gouverner l'État , être par trop restrictives et foibles , » vû l'autorité que à bon droit appartient et en est dû >> audit Conseil tant en respect du traité fait avec icelle , » comme en ce que conviendroit donner et a été donné et » octroié par le passé aux Consaux d'État , même que S. » dite Maj . trouve ledit traité n'être maintenu en tel endroit , >> mais l'autorité amoindrie de beaucoup en regard de ce >> que compète audit Conseil pour gouverner et comman» der selon que ces pays ont toujours été régis et gouver» nés , S. dite Maj . pour ce requiert que V. Sies . fassent >> redresser et altérer lesdites instructions et qu'ils soient en >> tout conformes audit contrat sans être aucunement pré- >> judicié , enfreint ou abrégé." Hierop werd den volgenden dag door de Staten Generaal geantwoord: » Wat aangaat de vergadering , negotiatie , besogne en re» solutien van de Heeren >> geprocedeerd volgende Staten Generaal , daarin wordt de rechten , vrijheden en loffelijke >> gebruiken der voorz. landen , te weten dat de Staten van » de particuliere Provincien hare Gedeputeerden ter verga>> dering van de Staten Generaal zenden met zulken last >> als zijl. goed en tot dienste van den lande noodig bevin>> den : welke last bij de Gedeputeerden naargekomen en >> gevolgd moet worden , gelijk zij ook doen , ten meesten >> dienste van den lande en vordering van de gemeene zake , >> en dat zoo wel in regard van de autoriteit van den Raad >> van State , als anderszins. Beroerende de instructie van » den Raad van State , verklaren de Staten dezelve gemaakt >> te wezen volgende ' t gunt zoo bij de Staten van de Pro>> vincien respectief , elk in den heuren , als namaals bij de >> Generaliteit bevonden is tot der landen dienst en conser>> vatie te strekken , zonder dat de Staten verstaan , dat >> dezelve instructie in ' t minste punt is contrarierende het » tractaat met H. Maj . gemaakt ; en blijvende in terminis van >> 't zelve tractaat , mag niemand hem beklagen van het ver>> anderen der voorgenoemde instructien , alzoo tot conservatie >> van den welstand der landen , rijken en republieken de < « instructien voor degenen , denwelken de regering derzelve AANTEEKENINGEN >> bevolen wordt , veranderd , verminderd >> worden , dat de naar gelegenheid 299 265. der en vermeerderd zaken is ver- >> eischende , gelijk niet alleen in deze landen , maar ook >> in alle andere goede en wel gepoliceerde rijken en repu» blieken altijd is gebruikt geweest." BODLEY evenwel kon , als van zelf spreekt , met dit antwoord geen genoegen nemen , en gaf daarop den den February tot wederantwoord : >> Touchant vos assemblées et procédures etc. je ne me » suis enquêté , mais ai proposé , et comme chose que S. » dite Maj . trouva convenir , que V. Sies. devant votre >> partement trouvissent bon enlargir l'autorité dudit Con>> seil d'État pour le meilleur service du pays. Et quant >> aux instructions , d'autant que même les Conseillers d'État >> y trouvent difficultés si bien que S. dite Maj . et que » j'ai déjà fait quelque déclaration à leurs Sies , de ce >> qu'avois proposé de la part d'icelle , seront délivré les » difficultés , afin que soient vû clairement les fautes com>> mises contre la vraie intention dudit traité et la diminu» tion de la due autorité du Conseil d'État , que devoit être >> maintenue inviolablement sans aucunes additions ou altéra>> tions , (que n'étoient connues du temps qu'étoit fait ledit >> contrat , ) si ne fussent premièrement approuvés par S. >> Maj . sans aveu de laquelle ne se doit interpréter ledit >> traité ; et si icelle trouvoit ou trouve que ladite instruction >> soit conforme audit traité , qu'elle a été faite avec une >> telle concordance des Provinces , et que le changement >> fait étoit nécessaire et pour la conservation et plus grand >> service du pays (dont le contraire est assez apparent , ) >> sans faute S. Maj . seroit très-aise et condescendra en tout >> que tendra à l'avancement de la cause." Verder nog beklaagde hij zich , dat , behalven dat in den Raad van State de beraadslagingen gewoonlijk in het Holhadden en alzoo door de Engelsche Raden landsch plaats niet genoeg verstaan werden (1 ) , de Staten Generaal en par- (1) Uit dien hoofde verlangde de Koningin , dat aan BODLEY tot taalsman toegevoegd zou worden de Secretaris GILPIN ; maar de Staten 300 AANTEEKENINGEN 265. ticulier nog zeer vele besluiten in ' t stuk van oorlog namen , zonder behoorlijke correspondentie met den Raad van State , aan wien evenwel het beleid van dat stuk geheel toekwam. Dan op den 7den February werd hierop weder door de Staten geantwoord , dat de instructie van den Raad aan het Engelsche tractaat niets te kort deed , en het hun , even als anderen Souvereinen , toekwam instructien aan den Raad van State te geven . Op den 22sten February 1589 deed de Raad aan de Staten Generaal een schriftelijk voorstel , waarin wij lezen : >> En opdat dan ' t gunt bij U. Ed . alsnog gedelibereerd >> en geresolveerd zal zijn , tijdelijk en ordentlijk geëxecuteerd >> mag worden , zal het U. Ed . believen den vorm van de » administratie zulks te statueren , als U. Ed . eenigzins uit » de punten van beschrijving en zonderling door heur eigen >> ervarenheid en voorzienigheid zullen bevinden te behooren : >> waarmede alle confusien , retardementen , involutien , tot >> nog toe plaatse houdende , geweerd en de zaken geëxpli>> ceerd mogen worden. 't Welk dien van den Rade be» dunkt (onder correctie) daarin grootelijks te bestaan , dat » een ieder in zijn ambt distinctelijk en klaarlijk wete , » hoe verre zijn last strekt , wat en wie daaronder behoort Generaal vonden dit verzoek duister en begeerde nadere opheldering. Res. Raad v. St. , 12 , 13 January 1589. In Res. Raad v. St. 4 Augustus 1603 , leest men : >> De Secretaris HUYGENS rapporteert door last van den Rade gesproken te hebben met den Heere WINWOOD , en hem gezegd , dat , alzoo hij geen Nederduitsch verstaat , dat de Raad die zaken , die eenigzins important zijn , hem zullen verduitschen , niet achtende van noode ' t zelve te doen van vele zaken particulier van geener importantie , ten ware dat hij 't zelve begeerde : en dat hij daarop geantwoord heeft den Raad te bedanken dezer zorgvuldigheid , dat hij niet zonderling curieus was , om kleine en geen importerende zaken te verstaan , hen wel vertrouwende , dat hetgeen important is en de Engelsche natie of soldaten aangaande , hem ' zal vertaald worden , hoewel hij voorgenomen had naarstigheid te doen , om zelfs het Nederduitsch eenigzins te mogen verstaan ." WINWOOD was op den 29sten July 1603 als lid van den Raad van wege den Koning van Engeland volgens het Engelsche tractaat geintroduceerd. AANTEEKENINGEN 265. 301 >> of niet , waarnaar hij zich heeft te reguleren , zijn ambt >> te voldoen en reden te mogen geven van zijne actien . >> Die van den Rade hebben te dien propooste U. Ed . te >> verscheiden reizen vertoond eenige erreuren en inconve>> nienten , die bij faute van klare of genoegzame explicatie >> en handhouding van den last haarluiden opgeleid , dikmaal >> zijn ontstaan tot nadeel en verachtering van 's lands >> dienst , waarvan noodeloos is hiervan veel te particulari>> seren. Willende U. Ed . alleenlijk bij dezen vertoond en >> in bedenken gesteld hebben , dat , alzoo de instructie >> haarl. bij U. Ed . geprescribeerd , in generale woorden >> haar zonderling is refererende tot onderhoud van het » tractaat met de Koningin van Engeland gemaakt , en hen » te reguleren naar den inhouden derzelver instructie , mits>> gaders dat de artikelen , in het voorz. tractaat begrepen , » den Gouverneur van wege H. Maj . en den Raad concer>> nerende , zeer generaal en indefiniet zijn , zoodat dezelve » lichtelijk te breed of te smal genomen kunnen worden , >> waarin het tractaat ten eenen of ten anderen gelaedeerd >> zoude mogen worden , ' t welk die, van den Rade meenen >> vermijd te moeten worden : dat ook de woorden dispositief >> van dezelve instructie , waarmede de last van den Rade >> wordt gedenoteerd , zulks niet zijn bindende , dat daarop >> een zekere en vaste voet van administratie kan genomen >> worden: behalven dat verscheidene merkelijke artikelen >> en punten van dien geheel buiten usantie en eenige geheel » geënerveerd zijn : of het niet noodig is , dat bij U. Ed. >> verstaan worde tot redres van de voorz . instructie achter>> volgende het leste artikel derzelver , zulks naar gelegenheid » van de zaken bij onderlinge communicatie met die van >> den Rade bevonden zal worden te behooren." Hierop werd den 26sten February inderdaad niets anders geantwoord , dan dat de instructie goed was en geeņe verandering behoefde . Op den 21sten Maart deed BODLEY weder bij verscheidene geschriften aan de Staten Generaal een allerdeftigst voorstel , waarbij hij zich beklaagde over de menigte inbreuken , die er dezerzijds op het Engelsche tractaat gemaakt waren . 302 AANTEEKENINGEN 265. Volgens dat tractaat kwam , als hij te recht aanmerkte , de gantsche regering en het beleid van alle zaken eenig en alleen aan den Gouverneur Generaal van den onderstand te samen met den Raad van State toe , en niet aan de Staten Generaal of Provinciaal. Aan het gezag van den Raad deden de nieuwe instructie en vele eigendunkelijke handelingen van de Staten en particuliere Stadhouders veel te kort. De Koningin had volgens het tractaat een bepaald aandeel in de regering des lands ; het stond niet aan de Staten , om , als op zich zelven staande Souvereinen , de macht van den Raad te beperken ; de instructie mocht niet dan met de medewerking der Koningin gemaakt zijn. Maar de Gouverneur Generaal en de Engelsche Raden werden buiten vele zaken gehouden ; de Raad van State was inderdaad slechts een Collegie van Solliciteurs , de Ontvanger Generaal een louter cijfer. Van deze en meer onbehoorlijkheden verzocht hij herstel ; hij wilde ze niet wijten aan de Staten Generaal , maar (om vrijuit te spreken , als de zaak vereischte), aan de informatien , den Staten gedaan door sommige eergierige en partijzuchtige lieden , die zonder behoorlijk overleg nergens anders naar stonden dan om hun eigen karakter en oogmerken bot te vieren ; hetgeen , naar grootelijks te vreezen was , zou uitloopen op hun eigen ondergang en verderf van den Staat. Doch op deze geschriften vinden wij niet dat geantwoord is. Trouwens zij waren niet door algemeene gezegden en niets afdoende uitvluchten , als men zich tot nog toe veroorloofd had , te beantwoorden. En OLDENBARNEVELD , die met de laatste woorden duidelijk genoeg beoogd werd , zal wel het stilzwijgen beter gekeurd hebben. Op den 14den April deed BODLEY een nieuw aanzoek om antwoord ; doch te vergeefs. Inmiddels werden er ook dadelijke inbreuken op het gezag des Raads of pogingen daartoe te werk gesteld . Men zie daarvan een blijk in Res. St. Gen. 13 Maart 1589 : » Zijn gecompareerd de Raadsheeren LEONINUS en VALCKE , hebben verzocht te verstaan de goede meening van de Heeren Staten , alzoo de Hopman DAVID DE HONT dezer wereld is AANTEEKENINGEN 265. 303 overleden en zijn Luitenant en anderen instantie doen om met zijne compagnie te worden voorzien , wie dat den Hopman stellen en committeren zal , ' t zij dan de Heeren Staten , de Raad van State , of de Provincie , daarop dezelve is gerepartieerd , als de Heer BARNEVELD Van wege die van Holland heeft gesustineerd : en hebben verklaard , hoewel die van den Rade zulks niet ambiëren , dat zij nochtans de Heeren Staten wel hebben willen vermanen en bidden te willen letten op de zorgelijke consequentie , die daarin gelegen is , dat het stellen van de Capiteinen zoude gelaten worden bij de Provincien , bijzonder onder andere redenen , overmits de Gouverneurs respectief van dezelve Provincien het stellen tot hen zullen willen trekken , om daarvan te disponeren naar heurl. goeddunken en affectie , dat daarom de Raad raadzamer zoude achten , dat men hen liet bij de autoriteit , die zij in dezen tot nog toe gehad hebben , stellende niettemin alles in de discretie van de Heeren Staten." De voorgestelde vraag schijnt zoo beslist , dat de Staten Generaal de nominatie zouden doen , en de Raad van State de commissie geven. Zie Res. Raad v. St. 1 Mei 1589. >> Is goedgevonden van den Griffier AERSSENS nader te verstaan de meening van de Heeren Generale Staten , of die van den Rade de Capiteinen zullen nomineren , of alleenlijk aan de Provincien schrijven , ieder het krijgsvolk , daarop zij zijn gesteld , aan te willen nemen . De Griffier verklaart te meenen , dat de namen van de Capiteinen zullen worden genomineerd bij de Heeren Generale Staten." Enz. Op den 28sten Juny heeft de Luitenant van den overledenen DAVID DE HONT Commissie van Capitein ontvangen van den Raad van State en eed gedaan . Res . Raad v. St. Op den 16den April besloten de Staten Generaal tegen de dus genoemde Bergverkoopers (de verraders van Geertruidenberg) een placaat uit te vaarden , en droegen zij de ontwerping van hetzelve op aan OLDENBARNEVELD , omdat hij (gelijk de Res. St. Gen. uitdrukkelijk zeggen) , van al het gebeurde de zekerste kennis had . Den 17den werd het ontwerp aangenomen en gearresteerd , gelijk het te lezen is bij BOR , 26 B. , f. 10. Men besloot tot de publicatie . Doch 304 AANTEEKENINGEN 265.. over de wijze waarop , schijnt men zich in eenige moeilijkheid gevonden te hebben van wege den Raad van a State , P 01 dien men mistrouwde , maar wiens gezag men niet zoo ten eenen male miskennen kon . Men besloot derhalve op den re 1 19den April , de minuut van het placaat aan den Raad van State te communiceren , maar het origineel te zenden aan de Staten van Holland om het terstond te publiceren ; terwijl be 21 den volgenden dag de Griffier belast werd die communicatie aan den Raad te doen en tevens te verklaren , dat , nademaal de Staten gezien hadden , dat er tegen de verraders van Geertruidenberg niets werd gedaan noch eenige straf gedecreteerd , de Staten zelven deze zaak hadden bij der hand genomen , gelijk de Raad uit den inhoud van het placaat nader zou vernemen , met verzoek dat de Raad hetzelve placaat zou gelieven te zenden aan de Provincien om gepubliceerd te worden. Raad Men kan lichtelijk begrijpen , zoodanige miskenning van zijn gezag hoogst 20 dat de euvel opnam en niet wilde den knecht der Staten spelen. Op den 20sten April dan zond dezelve het placaat door den Secretaris aan de Staten Generaal terug , met aanzegging , dat , nademaal het placaat gedresseerd was zonder voorweten en advies van den Raad , en dezelve verstond , dat het reeds hier in den Haag van wege de Staten was gepubliceerd , de Raad mitsdien daarop niets zoude weten te doen of te zeggen , maar dat dezelve , in de goede discretie der Staten stelde om het placaat van hunnent wege naar de respective Provincien te zenden om aldaar te doen publiceren , gelijk zij te rade zouden worden . Dit werd dan ook alzoo door de Staten Generaal goedgevonden . Res. St. Gen. In Res. Raad v. St. 5 Mei 1589 leest men : » Is binnen ontboden geweest de Griffier AERSSENS , en gevraagd uit wat oorzaak in het placaat (nopende de limiten van de sauvegarden en het uitloopen van soldaten) gesteld was de clausule van ontbieden en verzoeken in plaatse van bevelen : zeide , dat hem t' anderen tijde gezeid was , dat er eenige van de Provincien tegens hadden gesproken , als niet verstaande van iemand bevolen te worden . Is nochtans bij den Rade goed€ gevonden geweest den ordinaris en gewoonlijken stijl , in I 0 AANTEEKENINGEN 265-269. 305 placaten gebruikt , na te volgen , en overzulks te stellen ontbieden en bevelen : ' t welk de voorz. Griffier , wederkeerende van de Heeren Gen. Staten , verklaarde H. Ed . de voorschr. quaestie of vrage voorgehouden te hebben , en dat dezelve mede best vonden , dat de woorden ontbieden en bevelen zullen gesteld zijn : en is hem gezeid , dat de Raad zulks ook alreede had geordonneerd (1) . In Res. St. Gen. 23 December 1589 leest men : >> Ontvangen eenen brief van den Raad van State van date den eene ingesloten missive van Z. Exc. burgeren van Geertruidenuitgeweken eenige in faveur van en elders in Holland Dordrecht tot berg, jegenwoordelijk wezende ; mitsgaders de requeste bij henl. aan dezelve 11den November , met Z. Exc . gepresenteerd ; ten einde de Heeren Staten daarop zouden willen letten en hen verstendigen van heurl. goeddunken , wat bij den Raad op der Supplianten verzoek zoude mogen gedaan worden. Is geresolveerd en de Griffier belast den Raad van State en derzelver Secretarissen aan te zeggen , dat de Heeren Staten verstaan , dat zij op de requesten van zaken , daarvan de dispositie toekomt den Heeren Staten en niet den Rade , voortaan zullen appostilleren volgende den stijl , die altijd gebruikt is geweest , fiat sermo Ordinibus ; zonder zulke requesten met brieven over te zenden , of met missiven advies te verzoeken , of (2) partijen aan de Heeren Staten te verzenden." (266) BOR , 24 B. , f. 104–106 , 25 B. , f. 23a , 39d, 40, 26 B. , f. 5-9. (267) Op deze wijze verdedigde MAURITS zijn gedrag bij de Koningin en den Engelschen Raad van State , gelijk men uit de wederzijdsche brieven bij BOR , 26 B. , f. 7 , 8 , zien kan. (268) BOR , 26 B. , f. 39b. (269) Op den 28sten Mei 1589 schreef BODLEY aan den Engelschen Raad van State : » It may please your Lordships (1) In Res. St. Gen. wordt hiervan niets gevonden. Het placaat tegen de Bergverkoopers heeft ook ontbieden en verzoeken. Zie BOR , 26 B. , f. 12b. (2) Misschien in plaats van of te lezen maar. I 20 306 AANTEEKENINGEN 269-272 . to be advertised, that being at Berghen op Zoome, your Lordships letter, written the 13th, came to my handes the 22nd of this moneth, wherunto by reason of my absence from the place of residence of the General States, I have no meanes at this present to make suche answer as is requisite. But I go from hence to the Hague within these two daies, where I will not faile, according to your Lordships' direction, to presse them to deliver in writing the particular proofes of those generall accusations, which they have published in their placcart against my Lord WILLUGHBY. I do accuse myself, that their deputies in England have had expresse charge to deale in those matters; and I knowe they were carefull before their departure, to gather all their informations that might make for their purpose. Howbeit, upon this occasion presented, to deliver my opinion under humble correction, and without any prejudice to your Lordships' censures, all their allegations, which I have heard them hitherto produce, are so slenderly proved, as I thinke, for mine own parte, both her Majestie and my Lord hath been dishonorably dealt withall by them. For all this coun- treydoth knowe, and it hath bene openly and usually spoken in all places, that the only losse of Gertrudenbergh was the willfullness and passion of some fewe, who to colour afterwards their unadvised enterprise, and to prevent that the common people might not call them to account, published that placcart, wherof your Lordships make mention , and which I do not doubt but in conference with the deputies, or by that which their generall assembly shall deliver unto me, your Lordships will easily discover to be but a sinister practice, and full of injust imputations in re spect of any disloyal act wherwith my Lord may be charged; the consideration wherof I leave to your Lordships' wisdom and take my humble leave. From Berghes May 28th 1589. Your Lordships' most humble to command, THO, BODLEY." (270) Zie WRIGHT , Queen Elisab. , IL, 399. BOR , 26 B. , f. 37d. (271) BOR , 26 B. , f. 48a. (272) BOR , 26 B. , f. 480 AANTEEKENINGEN (273) BOR , 26 B. , f. 49a. (274) BOR , 26 B. , f. 49b . 273-277. 307 (275) Res. St. Gen. 25 , 27 , 28 October 1589. In Res. Raad v . St. 27 October leest men , dat , toen de Raad van State , na verklaard te hebben , dat dezelve op MAURITS bedenkingen den tocht had opgehouden , het goeddunken der Staten Generaal verzocht , » die van Gelderland , zeer gemoveerd zijnde , zeiden , vreemd te zijn , dat op het aangeven van eenen Stadhouder van Holland , genomene resolutien zouden opgehouden zijn : dan hebben de Heeren Staten geantwoord bereren." (276) op de zaak te willen letten en deli- KLUIT , III , 446 geeft ons dien brief , zoo als die gericht was aan Gelderland . Maar dewijl er op den 20sten December in den Raad besloten was zoodanigen brief aan de drie Provincien toe te zenden , zoo schijnt dezelfde mutatis mutandis , ook aan de beide andere Provincien geschreven te zijn. (277) Res. St. Gen. 28 November 1589. » Ontvangen eenen brief van de Ridderschap van Overijssel van date den 14den November II. daarbij zij verzoeken , dat tot bewaring en verzekering van de schans van Zwartsluis en van andere vestingen en sterkten van de voorz. Landschap , den Drost van Salland in conformité van de commissie , die dezelve gehad heeft van den Graaf van Meurs goed . mem. zouden wederom willen doen autoriseren en committeren , om uit bevel van de Heeren Staten op de voorz. schans van Zwartsluis en het garnizoen , daarbinnen liggende , goede opzicht te dragen en ' t commandement daarover te hebben , wie ook over de andere garnizoenen , in Overijssel liggende ; alles ter tijd bij de Heeren Staten met heurl. advies wijders daarin gedaan , en de Landschap met een nieuw hoofd of Stadhouder zal wezen voorzien." Den 30sten November is hierop verzocht het advies van den Raad van State : terwijl op den 5den December besloten werd , dat de Staten van Overijssel aan de Staten Generaal communiceren zouden de commissie , die de Drost van Salland had gehad van den Graaf van Meurs , en dat eerst 20* 308 AANTEEKENINGEN 277-278 . daarna een besluit op het verzoek genomen zou worden . Meer vindt men niet vermeld. (278) KLUIT , II , 114 noemt deze bewering van de Staten van Overijssel onverklaarbaar , dewijl het historisch zeker is , dat zij in Mei 1586 met LEYCESTER geaccordeerd waren , en LEYCESTER dien ten gevolge in een placaat vermeldt , dat die van Overijssel zich met het tractaat van Engeland hadden geconformeerd en onder zijn gouvernement begeven. Dan uit de Res. St. Gen. en Raad v. St. blijkt het , dat die van Overijssel thands tegen hunne vroegere gedragingen ten dezen opkwamen en zich daartoe bedienden van eene bewering , welke vroeger door de Staten Generaal tegen hen gebruikt was met betrekking tot de geldigheid van hun accoord met LEYCESTER. In Res. Raad v. St. 9 Mei 1586 leest men : >> Sur la remontrance des Députés du pays d'Overijssel , représentant les États dudit pays , S. Exc. a déclaré d'accepter le gouvernement général dudit pays d'Overijssel comme membre des Provinces-Unies , ensuivant le contrat fait par lesdites Provinces avec S. Maj . d'Angleterre , ensemble des commissions et contrats avec les susdites Provinces depuis ensuivis , outre ce en conformité des remontrances exhibées par ceux d'Overijssel , excepté que pour raisons déclarées auxdits Députés , S. Exc. reserve à lui point et article par eux posé en ladite requête de n'admettre garnison aux principales villes dudit pays sans le consentement des bourgeois et habitans des villes principales , sans s'y obliger , jusques à ce que par commun avis sur ce finalement sera accordé , promettant S. Exc. aux nobles et villes d'Overijssel les maintenir en leurs privilèges , franchises , us et costumes , ensemble les défendre et maintenir contre toutes hostiles invasions et oppressions selon l'extrême devoir et comme à bon et loyal Gouverneur appartient.” In Res. Raad. v. St. 10 Mei vindt men hierover eene klacht der Staten Generaal en eene eenigzins ontwikkelde verdediging van LEYCESTER. Uit Res. St. Gen. 8 , 9 , 10 , 17 Mei blijkt het , dat de Staten Generaal aan LEYCESTER en die van Overijssel het recht betwisteden om dienaan— AANTEEKENINGEN 278-280. 309 gaande onderling te handelen buiten weten en bewilliging . der Staten Generaal , dewijl die van Overijssel , ofschoon beschreven geweest zijnde tot den handel met de Koningin , niet waren opgekomen en derhalve in het tractaat niet be grepen waren. Op den 3den July echter besloot men ter Gen. Staten-vergadering dit punt te laten berusten. Op den 9den en den 14den July maakte men zwarigheid de Gede- . puteerden van Overijssel ter Staten Generaal toe te laten , dewijl zij geenen last hadden om van de particuliere handeling met LEYCESTER bericht te geven. Op den 7den December weigerden die Gedeputeerden op nieuw de verlangde opening en verklaarden slechts mondeling , dat zij op denzelfden voet als de overige Provincien met LEYCESTER gehandeld hadden , behoudens dat er in de hoofdsteden geen garnizoen gelegd wierde dan met toestemming dier steden. Meer is hierover niet te vinden . (279) Van dit geschil wordt in Res. St. Gen. en Raad v. St. niets hoegenaamd gevonden . Vgl. KLUIT , III , 118 . (280) Res. Holl. 8 February 1590. >> De Staten verstaan hebbende , dat die van Overijssel Z. Exc. verzocht hebben te willen aannemen het gouvernement der voorz. landen op zekere conditien , dezelve overgeleverd , en dat de Heeren Raden van State sustineren , dat bij de voorn. van Overijssel daartoe , achtervolgens den tractate met H. Maj . gemaakt , drie personagien behooren te nomineren ; daartegens dezelve van Overijssel sustineren , dat zijl. tot electie mogen procederen , alzoo zijl. onder ' t voorn. tractaat niet zijn begrepen ; verzoekende overzulks aan. de Staten Generaal dat op hare electie bij dezelven brieven van commissie op Z. Exc. verleend zouden mogen worden : hebben verstaan en verklaard , dat bij dezelve Staten Generaal brieven van commissie op Z. Exc. daartoe zullen mogen worden verleend ." Res. Raad v. St. 8 February 1590. » Die van Overijssel binnenstaande - insinueren den Raad , dat zij Z. Exc. van Nassau etc. verzocht hadden om het Stadhouderschap van Overijssel te accepteren , 't. welk Z. Exc. na veel aanhoudens had geaccepteerd ." Res. St. Gen. 8 February 1590. >> De Gecommitteerden 310 AANTEEKENINGEN 280 . der Landschap van Overijssel vertoonen , dat heure principalen met eendrachtige resolutie goedgevonden hebben Z. Exc. te doen defereren het gouvernement der voorz. Provincie , yacerende bij den dood van den Welgeb. Graaf VAN MEURS g. m. en dat Z. Exc. van hen ontvangen hebbende contentement op eenige zwarigheden , ' t zelve ook heeft geaccepteerd : verzoekende mitsdien , dat de Heeren Staten zouden gelieven Z. Exc. te doen depecheren commissie in forma daartoe dienende. Is geresolveerd en geconsenteerd , dat men de verzochte commissie op den naam van de Heeren Staten Generaal op Z. Exc. zal depecheren en Z. Exc . gebuurlijk presenteren. Dies verklaren die van Vriesland hierin te consenteren , ZOO ver ' t zelve niet directe zoude strijden tegen de gerechtigheden van Vriesland.” 15 February. >> Is geresolveerd , dat de commissie van het gouvernement van Overijssel Z. Exc. zal worden gepresenteerd van wege de Staten bij een van elke Provincie neffens die van Overijssel. En hebben die van Vriesland verklaard daarin te accorderen , voor zoo veel dezelve de Provincie van Vriesland niet prejudicieert." Eod. die a prandio. » Geresumeerd de resolutie nopende het overleveren van de commissie van ' t gouvernement van Overijssel , en goedgevonden , dat twee of drie uit deze vergadering zullen wezen gecommitteerd , en Z. Exc . die voorz. commissie zullen presenteren , en dat Z. Exc . zal worden gebeden en verzocht hem op morgen of overmorgen te vinden in deze vergadering en te doen den behoorlijken eed : en zijn gecommitteerd · een van Holland , een van Zeeland neffens die van Overijssel." 16 February . » Z. Exc. comparerende in deze vergadering , heeft gedaan den eed op de commissie van ' t gouvernement van den lande van Overijssel." De commissie , aan MAURITS gegeven , is nimmer ge- drukt , maar nog aanwezig in de Archiven van ' s Konings Huis. Welk formulier •van eed ten dezen gevolgd is , wordt niet gemeld : denkelijk het formulier vastgesteld in 1588 en door ons vermeld in aant. 197. Ook leest men niets van eene afzonderlijke huldiging of wedereed in Overijssel AANTEEKENINGEN 280-286 . 311 gedaan. Hoe dit zij , te recht wordt door V. SLINGEL. , IV, 100 aangemerkt , hoe uit dit alles zonneklaar volgt , dat de Stadhouders van de Provincien geoordeeld werden te staan onder de Generaliteit zelfs buiten relatie tot het tractaat met Engeland. Vgl. KLUIT , III , 125. Ook zien wij , dat noch de Staten van Overijssel , hoezeer ook voor hunne beweerde rechten ijverende , eenig vermoeden hadden , dat hun , als Souvereinen , het stellen van een Gouverneur over hunne Provincie toekwam , noch ook dat de Staten van Holland en in het bijzonder OLDENBARNEVELD 9 dien wij in deze dagen gedurig ter vergadering der Staten Generaal hebben gevonden , het gewaande beginsel der provinciale souverainiteit ten laten gelden. behoeve van Overijssel hebben (281 ) Men leest de instructie voor MAURITS als Gouverneur van Utrecht bij BOR , 27 B. , f. 16a , v. D. WATER , Utr. Pl. Boek , I , 163 : en de drie commissien hem als zoodanig gegeven , bij v. D. WATER , I , 746 , KLUIT , III , 452. Ook den eed , door MAURITS afgelegd , leest men bij v. D. WATER en KLUIT t. a. p. Dezelve is geheel overeenkomstig met het formulier in 1588 voor de Gouverneurs vastgesteld , en door ons opgegeven in aant. 197. Alleropmerkelijkst zijn de aanmerkingen van KLUIT , III , 109-114 , 456–458 , waaruit men kan afleiden , hoe tegenstrijdige beginselen van staatsrecht men ten dezen in werking bracht . (282) BOR , 27 B. , f. 14d. (283) (284) V. SLINGEL . , IV , 114. BOR , 27 B. , Bijv . f. 33a. (285 ) KLUIT , III , 448. (286) Res. Raad. VAN MEYNERSWYK , instaande geeft v. St. 25 October 1590. » De Heer Gedeputeerde van die van Gelderland , aan , dat die van Gelderland in den zomer 11. hebben vergaderd geweest op de verkiezing van Z. Exc. tot Gouverneur of Stadhouder van Gelderland , maar dat hetzelve niet is geschied in conformiteit van het tractaat met H. Maj. van Engeland gemaakt , namelijk met denominatie van drie Heeren of personen om alsdan etc. 't Welk hij zegt niet gebeurd te zijn door ignorantie of verachting 312 AANTEEKENINGEN 286. van ' t zelve tractaat , maar met goed advies en voorraad • om te eviteren , dat door de diversiteit der opinien zoo der steden als anderszins , die in deze gelegenheid apparentelijk wel hebben mogen rijzen , hierin geene zwarigheid zoude gemaakt worden : begeerende en verzoekende daarom , dat den Rade geliefde die van Gelderland hierop in dezen te dispenseren. De resolutie is uitgesteld tot op morgen , mits de absentie van de Heeren LEONINUS en TEELINCK (1).” 17 November. >> De Heer LEONINUS volgens zekere acte van commissie bij den Raad van Gelderland op hem gedepecheerd in date den 24sten September 11. die hij exhibeert , proponeert ' t gene belangende de presentatie van den persoon van Z. Exc. bij die van Gelderland gedaan tot Stadhouder Daarop gezien zekere andere acte van van Gelderland. Z. Exc. verklaart , in date den 13den Augustus 11. daarbij Z. Exc. dat hij gaarne zoude zien , dat volgens het trac- taat tusschen de Kon. Maj . van Engeland en de Heeren Gen. Staten gemaakt , de nominatie van dien gedaan en den Rade van State der voorz. Landen gepresenteerd , of anderszins tot onderhoud en voldoening van ' t voorz. tractaat daarin geprocedeerd en gehandeld wierd. Ook in consideratie gelegd 't geen bij den Heer van MEYNERSWYK van wege die van Gelderland in dezen Raad van State is geproponeerd den 25sten October 11. en op alles rijpelijk gelet en hierin de zake lang gedebatteerd , is geresolveerd , dat deze zaak zal den Heeren Gen. Staten voorgedragen worden om derzelver goede meening daarop te verstaan." 19 November. >> Geresumeerd andermaal bij den Rade op 't aanhouden van den Heere Kanselaar de zaak van Gel- derland nopende de verklaring gedaan bij denzelven van de presentatie van den persoon van Z. Exc. tot Stadhouder aldaar , en gehoord ' t geen dezelve Heer Kanselaar boven zijne voorgaande propositie , geerde , op gisteren (2) gedaan , alle- is na lange communicatie en deliberatie geresol- (1) Op den volgenden dag wordt hierover niets gevonden . (2) Lees , eergisteren. Den 18den November was Zondag , en daarop geen vergadering. AANTEEKENINGEN 313 286. veerd , dat volgende de resolutie alsdan genomen , de zaak voorgehouden zal worden den Heeren Staten Generaal." 3 December. >> Is andermaal bij den Heere Kanselaar voorgehouden en daarop geresumeerd geweest de zaak van Gelderland nopende de presentatie bij denzelven gedaan van Z. Exc. om te wezen Stadhouder aldaar : en na lange communicatie , en dat daarop in ' t lange wederom was gedebatteerd , is andermaal geresolveerd , dat de zaak met alle de " voorvallende en geallegeerde zwarigheden , difficulteiten en redenen , hierin geallegeerd , den Heeren Staten Generaal zal zijn voorgehouden , om H. Ed . goeddunken te verstaan en daarna wijders daarin gedaan te worden naar behooren." Res. St. Gen. 20 December 1590. >> De Raden van State vertoonen : Alzoo die van Gelderland in deze zware krijgsloopen na ' t overlijden des Welgeb. Heeren ADOLF Graaf tot Nieuwenaar , Meurs etc. langen tijd onvoorzien zijn gebleven van eenen Stadhouder , zijn de Ridderschappen en Stedegezanten eindelijk bedacht geweest in de maand Juny 11. eenen landdag te houden en aldaar den Doorl. Hooggeb. Heere Heere MAURITS Graaf van Nassau voor eenen Stadhouder te nomineren en te verzoeken. - En alzoo Z. Exc. op de voorz. nominatie zwarigheid gemaakt heeft in ' t aannemen van 't voorz. gouvernement zonder voorweten en believen van de Overigheid van de Geun. Provincien , dat daarvan geadverteerd zijn geworden de Ridderschap en Steden des voorz. Vorstendoms , die ten laatste met gemeen accoord hebben geconsenteerd en den Kanselaar van Gelderland doen belasten te bidden , dat de hooge Overig" heid ( 1 ) hierin bij bekwame middelen zoude willen disponeren , opdat de Landschap niet onvoorzien zoude blijven : daarop dan eindelijk voorziening gebeden en verwacht wordt : verzoekende daarom dat de Heeren Staten zouden gelieven daarop te delibereren en adviseren ten meesten dienste van den lande , om alle inconvenienten tijdelijk te mogen voorkomen." (1 ) Opmerkelijk dat hier de Staten Generaal erkend worden als de hooge Overheid des lands. 314 AANTEEKENINGEN 287 . (287) Res. Raad v. St. 24 April 1591. >> De Heeren VAN MEYNERSWYK en JOHAN GYGINK , Burgemeester van Doesburg , binnenstaande , verklaren , hoe dat zij bij die van de Ridderschap en Steden des Vorstendoms Gelre en Graafschaps Zutphen , op den laatsten landdag vergaderd geweest zijnde , waren gecommitteerd , om neffens den Heer Kanselier aan den Rade te doen gebuurlijke gebiedenis en voorders H. Ed . te vertoonen , dat Ridderschap en Steden voorz. bemerkende hoe dangereus in dezen jegenwoordigen tijd het was , dat hare Provincie door het afsterven van den Heere Grave van Nieuwenaar etc. loff. mem. langer zonder Stadhouder zoude blijven voorzien , al in Julio 11. op eenen landsdag alstoen tot Tiel gehouden , waren geresolveerd Z. Exc. tot haren Stadhouder te doen verzoeken : 't welk zij ook naderhand dezen Rade hadden te kennen gegeven met verzoek daarin te consenteren : dan dat die van den Rade , overmits zeker artikel , zijnde in den tractate met H. Maj . van Engeland gemaakt , daarin zwarigheid maakten , overmits 't zelve artikel medebracht , dat in de plaats van den overleden Stadhouder twee of drie personagien van qualiteit zouden worden genomineerd , daaruit dan een zou worden geëligeerd , Ridderschap en Steden daarom op den laatstgehouden landsdag , nu tot Arnhem gehouden , ' t zelve resumerende , neffens Z. Exc . hadden genomineerd den Welgeb. Heere JOHAN Grave van Oostvriesland , als wezende een heer van qualiteit , de religie toegedaan en bekwaam : verzoekende dat de Heeren Raden alsnu wilden procederen tot verkiezing van een Stadhouder over den Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen. En hebben de voorz. Heeren VAN MEYNERSWYK en GYGINK den Rade gecommuniceerd ' t extract van heurl. instructie. Is H. L. aangezeid , dat zij dubbel daarvan aan den Rade zouden overleveren onder hare signature , en zal de Raad daarop dan resolveren." 27 April. » Geresumeerd en in deliberatie geleid het geproponeerde van de Heeren VAN MEYNERSWYK en den Burgemeester GYGINK , ten einde uit de twee Heeren , namelijk Z. Exc. en den Heere Grave JOHAN van Oostvriesland , bij den Landschappe tot Stadhouders genomineerd , een bij AANTEEKENINGEN 287-288 . 315 den Rade mocht worden geëligeerd : en daarop gelezen het extract van de instructie op den naam van de voorz. Heeren van MEYNERSWYK en GYGINK bij den Landschap doen depecheren , bij een van de Secretarissen van den Rade jegens de originele instructie gecollationneerd ; wordt verstaan , dat de Raad zal mogen procederen tot electie van een Stadhouder over het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen : en 't zelve doende , hebben om verscheidene redenen , breeder in 't lange mondeling verhaald , daartoe geëligeerd en verkoren Z. Exc. van Nassau. 29 April. >> De Gedeputeerden van Gelderland binnen ontboden , is denzelven aangezegd de resolutie op gisteren (1) genomen aangaande het kiezen van Z. Exc. van Nassau tot de Stadhouderschap van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen : et fiat voor dezelve Gedeputeerden acte van de electie ." Res. St. Gen. 10 Mei 1591. » De Gedeputeerden van Gelderland vertoonen , dat de Heeren Raden van State uit de personen H. Ed. van wege de Landschap van Gelderland gepresenteerd , tot Gouverneur van dezelye Provincie verkozen hebben Z. Exc. , verzoekende dat de Heeren Staten zouden gelieven dezelve Z. Exc. daartoe te doen depecheren commissie in forma. Gezien het tractaat met H. Maj . ge- maakt , is na voorgaande deliberatie geresolveerd , dat men die van den Rade van State zal enchargeren de voorschr . commissie te depecheren op den naam van de voorz . Heeren Staten in conformité van ' t voorz. tractaat met H. Maj . gemaakt." (288) De commissie is te lezen bij BOR , 27 B. , Bijv. f. 32d : zij luidt als volgt : » De Staten Generaal der Vereen. Nederlanden allen den» genen , die deze zullen zien , salut ! Alzoo mits het over- lijden van den Heere Graaf van Nieuwenaar , Meurs etc. » goed. ged. gekomen zijnde te vaceren de staat van Gou>> verneur of Stadhouder des Vorstendoms Gelre en Graaf- (1) Lees , eergisteren. geen vergadering. Den 28sten April was Zondag , en daarop 316 AANTEEKENINGEN 288 . >> schaps Zutphen , de Ridderschap en Steden deszelfs Vor>> stendoms en Graafschaps noodig geacht hebben , dat in >> denzelven staat wederom bij een Heer van qualiteit voor>> zien worde , en aan ons overzulks onder anderen daartoe gedenomineerd hadden den Hooggeb. Vorst MAURITS , ge>> boren Prins van Oranje , Graaf van Nassau , Markies van >> der Vere en Vlissingen etc. zoo is ' t dat wij bij delibe>> ratie van den Raad van State der voorz. Vereen. Landen , >> inzonderheid ten aanzien van Z. Exc. loffelijke qualitei>> ten , dezelve Z. Exc. hebben verkozen en overzulks ge>> autoriseerd en gecommitteerd , verkiezen , autoriseren en >> committeren bij dezen tot Gouverneur of Stadhouder en >> Capitein Generaal van den voorz. Vorstendom van Gel» derland en Graafschap Zutphen , gevende dezelve Z. Exc. >> volkomen macht en autoriteit den voorz. staat voortaan >> te houden , te exerceren en te volbrengen , en dat doende >> voor te staan , te vorderen en te bewaren de hoogheden , >> gerechtigheden , privilegien en het welvaren van denzel» ven lande , mitsgaders ' t gebruik van de ware Christelijke >> Gereformeerde religie in den voorz. lande te doen ge>> bruiken , en administreren recht en justitie : ook aldaar >> te doen houden goede opzicht , orde en wacht • in de » steden en sterkten van dezelve landen ' t zij ook te water >> of te lande : en voorts alles anders te doen , dat een goed >> en getrouw Gouverneur of Stadhouder en Capitein Gene>> raal der voorz . landen vermag en behoort te doen , vol>> gende de instructie , die hem voorder zal gegeven wor>> den : alles op den eed bij Z. Exc. in handen van den >> ' Raad van State voorz. te doen. Ontbieden daarom , las>> ten en bevelen der Cancelier en ཨ་ Raden des Vorstendoms >> en Graafschaps voorz. die van de Kamer van de rekening >> en alle andere Justitieren en Officieren , mitsgaders alle >> Magistraten van de steden derzelver landen , Z. voorz . >> Exc. te houden en respecteren als Gouverneur of Stad>> houder en Capitein Generaal des voorz. Vorstendoms van » Gelre en Graafschaps Zutphen en denzelven te bewijzen >> alle eer en reverentie , denzelven in al ' t gene het beleid >> en gebruik van den voorz . staat aangaan mag en voorts AANTEEKENINGEN 317 288-290. >> daaraan dependeert , te obedieren en voorts denzelven te » doen alle bevordering en assistentie. Des zal deze jegen>> woordige alvoren geregistreerd worden >> van den voorz. Raad van State. in de Secretarie Gegeven in ' s Graven- » hage den 16den dag Mei 1591. S. MEYNERTSZ , Vt . Bij » Mijne Heeren de Staten Generaal der Vereen. Nederlan» den . Ter relatie van den Raad van State derzelver , CHR. >> HUYGENS. " Volgens hetgeen op den rug dezer commissie te lezen staat , heeft MAURITS op den 20sten Mei den behoorlijken eed in handen van den Raad van State afgelegd. Waarschijnlijk is het , dat hiertoe het formulier van 1588 , door ons in aant. 197 vermeld , gebruikt is. (289) Dit doen van eed en wedereed was ook geschied in November 1581 bij de aanstelling van Graaf WILLEM VAN DEN BERG tot Stadhouder , alsmede , gelijk schijnt , in July 1584 bij de aanstelling van den Graaf van Meurs. KLUIT, I , 221 , II , 138 , III , 114. Welke eed door den Stadhouder afgelegd zij , vindt men niet gemeld : maar den wedereed der Staten , bij de inhuldiging VAN DEN BERG afgelegd , vindt men bij KLUIT , van Graaf I, 426 : en denkelijk is het , dat men ditzelfde formulier ook bij die van MAURITS heeft willen gebruiken . Immers men vindt , dat men de wederzijdsche eeden vooraf aan MAURITS te lezen gaf, en dat hij in dien der Staten eene kleine verandering maakte , welke alleszins past op dat oude formulier. Terwijl men toch te voren den Stadhouder zwoer getrouwheid en gehoorzaamheid in alle billijke zaken , wilde MAURITS deze laatste woorden vervangen hebben door tegens den Koning van Spanje en alle zijne adhaerenten , en zulks op grond , dat men verzekerd mocht zijn , dat hij geene andere dan billijke zaken zoude bevelen en voornemen : aan welk verlangen van MAURITS voldaan werd. KLUIT , I , 426 , II , 139. (290) In zijn Zie Lev. van Oldenb. , bl . 19 , KLUIT , III , 105 , 107 . verhoor op den 15den November 1618 verklaarde OLDENBARNEVELD , » dat in den jare 1589 na ' t overlijden van den Welgeb. Grave van Nieuwenaar 1. g. de gouver- 318 AANTEEKENINGEN 290. nementen van Gelderland , Utrecht en Overijssel vacant geworden zijnde , hij met kennis van Z. Exc. en goedbevinden van hoogged . Heeren Staten van Holland en Westvriesland (1 ) aan zijne vrienden en bekenden in de voorz . respective Provincien aangehouden heeft , ten einde de voorz. gouvernementen geconfereerd zouden worden aan Z. Exe. tot gemeene diensten van de voorz. drie Provincien beneffens Holland en Westvriesland , en dat daarop hem zwa righeden gemoveerd zijnde bij de twee Provincien als Gelderland en Overijssel , dat zulks te voren nooit was gedaan , en bij die van Utrecht , dat , hoewel ' t zelve te voren bij tijde van vrede was gepractiseerd , nochtans in den oorloge zwarigheid had , en dat overzulks hare twee leste Gouverneurs , als de Heer VILLERS en de Graaf van Nieuwenaar, geen Gouverneurs van Holland waren geweest en mees tentijd hare residentie binnen Utrecht hadden gehouden : en dat bij hem daarop aan de Gedeputeerden van dezelve Provincien bij kennis en believen als voren vertoond was , dat , nademaal dier tijd de steden Nijmegen , Zutphen , De- (1) Res. Holl. 21 October 1589. >> De Edelen en Gedeputeerden van de Steden hebben noodig bevonden haarl. jegenwoordige verga->› dering te doen transporteren binnen den Haag op het believen van Z. Exc. en dat om bij de hand te zijn , overmits het overlijden van den Graaf van Meurs en ten einde op het Gouvernement van Utrecht gelet en voorzien mag worden naar behooren.' 22 Maart 1590. >> De Staten van Holland en Westvriesland verstaan hebbende , dat de Gedeputeerden der stad Utrecht op haarl. aankomst zijn , om met Z. Exc. te handelen op de delatie van den gouvernemente der stede en lande van Utrecht, hebben , overmits het scheiden van de vergadering van de Staten , verklaard en geresolveerd , dat Z. Exc. met de voorn. Gecommitteerden diesaangaande in communicatie zal mogen treden : en zoo ver Z. Exc. op de handeling van dien eenige zaken of zwarigheden zouden voorvallen mogen , daaraan den lande van Holland en Westvriesland zoude zijn gelegen , dat Z. Exc . dezelve zal mogen communiceren met de Gecommitteerde Raden van de Staten , om bij haar daarin voorzien te mogen worden , ten ware zij hen daarin zouden vinden bezwaard ; in welken geval bij haarl. de Edelen en naaste Steden be44723249 schreven zullen mogen worden. ” AANTEEKENINGEN 290-291 . 319 venter en Steenwijk in handen van de Spanjaards waren en daardoor alle de dorpen van de voorz . drie Provincien en een groot deel van de dorpen van Holland onder haar geweld en contributie hadden , dat zij wilden overleggen , dat , om henl. van dezelve zwarigheid bij ' t veroveren van de voorz . steden te verlossen , noodig waren de macht en middelen van Holland en Westvriesland , die daartoe met meerder apparentie gebruikt zouden kunnen worden , indien de voorz. drie gouvernementen aan Z. Exc. wierden geconfereerd ; belovende daartoe te doen alle mogelijke officien ; zoo is bij henl. eindelijk daarin bewilligd onder beloften , die hij op hare instantie bij kennis en believen als (boven deed , van henl. en Gedeputeerden van hare steden bij Z. Exc. , hoogged. Heeren Staten van Holland en Westoriesland en andere Collegien , daarbij hij onvermetelijk dier tijd goed crediet had , alle mogelijke addres te doen , gelijk hij henl. toezeide. Daarop in den jare 1590 de voorz. gouvernementen successivelijk geconfereerd zijnde aan Z. Prins. Exc. en in den jare 1591 en 1592 , gevolgd is de verovering van de steden van Zutphen , Deventer , Nijmegen , Steenwijk en Coeverden , successivelijk van dien tijd af de Gedeputeerden van de voorz . drie Provincien en steden van dien in alle occurrerende zwarigheden henl. aan hem hebben geaddresseerd , dien hij ook alle mogelijke addres en assistentie heeft gedaan , zoo veel zijne beroeping en dienst van hoogged. Heeren Staten van Holland en Westvriesland heeft toegelaten ; hebbende de Heeren van Utrecht boven de voorz. beloften hem dikwijls tot hare zaken verzocht , als wezende een geboren landzaat van dezelve Provincie en ook een vasal van dien." (291) Verkeerdelijk bericht ORLERS , Geslachtboom der Gra- ven van Nassau , (Leid . 1616) , bl . 120 , dat MAURITS , na LEYCESTERS vertrek , eerst bij provisie en daarna in February 1590 absolutelijk gesteld en verkoren is , in plaats van den Graaf van Leycester , tot Gouverneur en Capitein Generaal van de Vereen. Provincien , met volkomen last en macht om alles te doen en uit te rechten , wat naar ouder gewoonte den Gouverneurs Generaal belast en bevolen was . 320 AANTEEKENINGEN 292 +295 . (292) Res. Raad v. St. 18 Mei 1590. » Zijn ( gelezene brieven van Z. Exc. van Nassau en den Heere Grave WIL LEM LODEWYK van Nassau , en zekere acte inhoudende mutuele assistentie (1), breeder in de acte : is goedgevonden , dat dezelve acte bij den Rade volgens 't verzoek van Z. Exc. voorzeid zal worden geaggreëerd , mits dat alvorens daarop zal verstaan worden het advies van de Heeren Ge nerale Staten : en is de Secretaris ZUYLEN gecommitteerd ' t gunt voorz . den Heeren Generalen Staten voor te dragen , die gerapporteerd heeft , dat de Heeren Staten ' t zelve zouden leggen in deliberatie. De Griffier AERSSENS binnen staande verklaart , dat de Heeren Gen. Staten op de voorz. zake ** gelet hebbende , goedvinden dat de acte i bij den Rade worde geaggreëerd , en zouden mede goedvinden , dewijl deze zaak behoort heel secreet te blijven , dat de depeche bij de eigene hand van een van de Secretarissen zoude worden gedaan is daarop geresolveerd , dat de aggreaties op den Tout. Is rug van de acte zal worden gesteld ." Reeds op den 15den Mei hadden de Staten Generaal van die overeenkomst kennis gekregen door een brief van MAURITS ; waarop zij besloten te antwoorden , een goed genoegen te hebben aan hetgeen ' t welk Z. Exc. met Z. voorz. Gen. heeft goedgevonden op de onderlinge assistentie de cen den ander te doen met het volk van oorloge staande onder derzelver ge→ bied, wezende noodig volgende de Unie en tractaten onder de Provincien onderling gemaakt , en dat zij overzulks verstaan , dat hetzelve geachtervolgd zal worden. Zie Res. St. Gen. (293) BOR , 28 B. , f. 39b , 41c. (294) BOR , 27 B. , f. 22b . (295) COLLOT D'ESCURY , Holl. Roem , II , aant. bl. 151 , oordeelt , dat dit verdrag , voor zoo ver de grootte van het rantsoen betreft , niet van onbillijkheid is vrij te pleiten.. Men moet echter weten , dat ten verzoeke van de Regering der stad en op de ernstige tusschenkomst van MAURITS , die daartoe zijnen Hofmeester en Secretaris medezond , de Staten Generaal op den 24sten Maart 1590 de stad werkelijk (1) Zie over deze acte aant. 299. AANTEEKENINGEN 295-297. 321 ontlast hebben , haar toestaande om een goed gedeelte van het beloofde rantsoen te betalen uit de generale middelen , die aldaar in trein gebracht werden op denzelfden voet als in Holland en Zeeland. Hetzelfde deed MAURITS nog eens bij eenen brief van den 6den Juny , waarbij hij den Staten Generaal de onmogelijkheid voor Breda betoogde , om het overige des tweeden en den derden termijn te betalen : hij verzocht hen dus acht te nemen op de groote weldaad , die God almachtig de Geun. Provincien in ' t veroveren van de stad van Breda beliefd heeft te bewijzen , en zoo hooglijk, dat wij 't verlies derzelve om zoo eene kleine somme gelds zouden beklagen , ul. verzekerende , dat niet alleen wij , maar het geheele Huis van Nassau tot alle tijden zeer willig en wel bereid zullen worden bevonden , om met dankbaarheid en alle goede diensten tegens de landen en U. Ed. particulierlijk te verschulden de weldaad , die den ingezetenen van Breda bij U. Ed. in dezen zal worden betoond. } Op den 20sten Juny is er door de Staten Generaal op eene zekere wijs in voorzien. Zie Res. } St. Gen. (296) (297) WAG. , VIII , 341. BossCHA , I , 289. BOR , 27 B. , f. 24c. Den 6den Maart 1590 werd ter Staten Generaal op het rapport en voorstel van OLDENBARNEVELD geresolveerd , dat men Z. Exc. van wege deze vergadering zal congratuleren van het gelukkig succes van den aanslag bij hem beleid op de stad van Breda , en dezelve be danken van den goeden dienst , dien hij den lande daarin gedaan heeft, bezonderlijk dat Z. Exc. den voorz. aanslag met zulke wijsheid en voorzichtigheid heeft geëxploiteerd , dat de voorz. stad is veroverd niet alleenlijk zonder schade of verlies van onzen krijgsvolk , maar ook zonder brand , bloedstorting en berooving van de burgeren en inwoners van dezelve ; hetwelk hem wezen zal eene eeuwige eere , strekkende tot vermeerdering van zijne reputatie en auctoriteit , als een feit , daarvan gedurende de oorloge dergelijke niet is geschied ; den Almogende biddende , dat , gelijk Hij dezen aanslag heeft laten gelukken en succederen , dat Hij ook de voordere entreprinsen van Z. Exc. wil zegenen en prospereren , en voorts aanschrijven , enz. Res. St. Gen. 21 I 322 AANTEEKENINGEN (298) 298 299. Vreemd is het oordeel van BILDERD. , VII , 179 , dat namelijk deze daad van MAURITS waarlijk zoo ontzaglijk veel niet om 't lijf had , om opzien te verwekken. Dat evenwel van wege de manschap in het turfschip veel moed vereischt werd , en de aanslag door eene gunstige , juist toen plaats hebbende , omstandigheid gelukte , blijkt zonneklaar uit een belangrijk historisch bericht , te vinden in de Vad. Letterroef. , October 1838 . (299) BOR , 28 B. , f. 3. WAG. , VIII , 345. BOSSCHA , I , 290. Op den 5den Mei ontvingen de Staten Generaal den volgenden brief van MAURITS : >> Eerwaarde , erentfeste , hooggeleerde , wijze , voorzienige >> en zeer discrete Heeren , bijzondere goede Vrienden ! Alzoo » vóór ons vertrek de resolutie genomen is , dat men , om >> de Betuwe en de Veluwe te bevrijden , eerst voor Nij- » megen schansen , daarna zich van de schans voor Zutphen >>> meester maken en eene nieuwe voor Deventer opwerpen >>> zoude : waartoe de Welgeboren onze beminde Neef en >> Broeder Graaf WILLEM LODEWYK van Nassau , Gouverneur >> in Vriesland en Ommelanden , terugstellende den particu>> lieren gevaar zijns gouvernements en de groote zwarig» heden , dewelke bij de Staten aldaar van wege des vijands >> onlangs gedanen en apparenten nieuwen inval gemoveerd >> worden , beloofd en toegezegd heeft ons met een goed >> getal krijgsknechten van Z. L. regiment voor Deventer en » Zutphen bij te staan , mits dat wij , de voorn. werken >> met de hulpe Gods gelukkelijk volbracht zijnde , met het . >> geheele leger , geschut en andere noodige zaken Z. L. en >> de Staten van Vriesland wederom binnen hare Provincien >> te hulp komen zouden ; zoo mogen wij U. Ed. niet ver>> bergen , dat de welgemelde onze Neef en Broeder , alsnog >> dezelve resolutie naar te komen willig zijnde , van ons >> nadere verzekering nopende de reciproque hulp begeerd >> heeft , zonder dewelke Z. L. zegt de Staten van Vries» land geenszins te zullen kunnen persuaderen om krijgs>> volk uit hare Provincie te laten volgen. Waarop wij Z. L. » onder onze hand en zegel eene acte toegesteld hebben (1 ), (1) Zie van die acte bov. aant. 292 . AANTEEKENINGEN 299-300. 323 » om den voorn. Staten van Vriesland te mogen vertoonen » en daarmede hunl . contentement te geven. En alzoo wij >> onze jegenwoordige middelen en macht van krijgsvolk » overleggende , vermits de kleinheid derzelve beducht zijn , » dat de vijand , de uiterste naarstigheid met zijn nog bij >> zich hebbende krijgsvolk doende , een sterker leger , als wij » hebben , lichten en alle onze concepten omstooten of door » de minste diversie , die hij zoude mogen voornemen , ver» oorzaken kan , dat wij ons nog meer zouden moeten ver» zwakken ; zoo hebben wij U. Ed. wel vriendelijk en >> ernstelijk willen verzoeken , dat dezelve gelieven ook de >> andere resolutie , van 3000 mannen extraordinair voor den >> tijd van drie maanden te bestellen , dadelijk naar te komen en daarmede , zoo veel menschelijk en mogelijk is , te >> haasten , ten einde wij ' t zelve nieuwe krijgsvolk binnen >> zes of acht weken ten langste in ' t veld gebruiken mogen : » 't welk doende wij U. Ed. verzekeren kunnen , dat niet >> alleen al ' t gene boven verhaald is , met der hulpe Gods » ten dienste van den lande geëffectueerd , maar ook groote >> steden , als Nijmegen , Groningen , Zutphen of Deventer , » zullen kunnen bedwongen en tot gehoorzaamheid gebracht >> worden ; waartoe zeer schoone occasien zich presenteren , >>> en verzuimenis van dewelke wij nimmermeer tegens onzen Begeerende » vaderlande zouden verantwoorden kunnen. >> daarom anderwerf , aangezien de kosten van deze nieuwe >> werving nergens na met de groote diensten en profijten , · » die daaruit volgen zullen , te vergelijken zijn , dat U. Ed . >> niet laten willen eerstdaags daarmede voorts te varen en >>> geenen tijd te verzuimen en ons ten spoedigste te adver>> teren , wat U. Ed. desaangaande gedaan zullen hebben : >> want wij anderszins beneffens de verzuimenis voorn. ook >> onzen Neve geen contentement geven noch van het secours » uit Vriesland verzekerd kunnen zijn . En hiermede bidden » wij God U. Ed. te gesparen in voorspoed. » 2den Mei 1590. MAURICE DE NASSAU, (300) I , 291. Uit Tiel den BOR , 28 B. , f. 8c. WAG. , VIII , 346. BossCHA , Brief van MAURITS aan de Staten Generaal. » Waarde , edele , wijze , hooggeleerde en discrete Hee21 * 324 AANTEEKENINGEN 300A A >> ren , bijzondere goede Vrienden ! Maandag ' s avonds , » nadat wij de schans van Elshout veroverd hadden , zijn >> wij alhier tot Boekhoven met het leger gekomen en den C » volgenden Dingsdag en Woensdag zoo bij dage als bij >> nachte aan de trencheën en batterijen met zulke naar» stigheid doen arbeiden , dat wij de schans van Crevecoeur » dezen morgen begost hebbende te beschieten , na de derde » volée bij appointement veroverd hebben , en dat bij zulke » conditien , dat de compagnie van Graaf KAREL VAN MANS>> VELD , dewelke langen tijd daarin had gelegen , met wa» penen en bagage zonder vendel , en de andere twee com>>> pagnien , die van Hemert uitgetrokken en daarin gekomen >> waren , zonder wapenen en zonder vendelen uitgetrokken , >>>> en ons de voorn. schans in bewaarnis gegeven hebben : >> ' t welk de Gouverneur van Hedel verstaan hebbende , >>> is achtervolgende zijne belofte van gisteren , 暴 met zijn >> vendel , wapenen en bagage ook uitgetrokken : alzoo dat >> wij in éénen dag , God zij lof ! twee sterkten veroverd >> en den vijand onttrokken hebben : waaraf wij U. Ed. >> wel hebben willen adverteren. En hiermede bidden wij » God , Enz. In ' t leger tot Boekhoven den 4den October » 1590. M. D. N." Brief als voren. » Waarde Enz. Nadien wij Zondag 11. na den middag >>> met den leger alhier voor het fort van ter Heide aan» gekomen zijn , zoo hebben wij , niettegenstaande de groote » moeilijkheid der wegen en den grooten wederstand des » vijands , zoo veel te wege gebracht , dat wij op huiden >> ' t voorz. fort met elf stukken hebben doen beschieten , >>> en nadat omtrent bij de honderd schoten daarop zijn >> gedaan geweest , in onzen geweld hebben bekomen met >> samen de vendelen , wapenen en bagage dergener , die >> 't zelve bewaarden. Waaraf wij den Almogende des te >> meer danken , dat dit alreede het vijfde fort is , waar>> door drie steden van importantie uit heure benaauwd>> heid zijn verlost geweest. In de voorz. schans zijn ge>> vonden geweest drie gantsche en eene halve kartouwen >>>>met twee metalen mortieren en vijftig tonnen pulvers. 300-305. AANTEEKENINGEN 325 >>>En ons hiermede dienstelijk aan U. Ed . gebiedende , bid» den God , Enz. In ' t leger ter Heide , den 10den Octo>> ber 1590. M. D. N." Brief als voren. >> Waarde Enz. Maandag 11. zijn wij voor deze stad » gekomen en hebben het beleid van de belegering derzel» ver zulks benaarstigd , dat wij den naastvolgenden Dings» dag ' s avonds het geschut hebben doen planten , in mee» ning dezelve dezen morgen te beginnen te beschieten en >> met de hulpe Gods te veroveren : maar de vijand ge>> zien hebbende onze diligentie , heeft te onzer eerste be>> geerte begonst te parlementeren , en is , zonder eenig schot >> te verwachten , uitgetrokken ; ' t * welk wij hem met wa» penen , vendel en bagage vergund hebben , om te meer » tijds te willen winnen , uitgenomen de overloopers zoo >>> van bootsvolk als van andere soldaten , en ook alle die » van Geertruidenberg , die daar zullen mogen onder wezen . >>> Wij hebben groote occasie den almogenden God te danken » voor zoo veel genade , die Hij den lande verleend heeft : » waaraf wij U. Ed . wel hebben willen` adverteren. En >> hiermede zijt Gode bevolen. In 't leger voor Steen» bergen den 17den October 1590 . • (301 ) BOR , 22 B. , f. 91c. M. D. n.” (302) Op den 29sten January 1590 was er ter Staten Generaal , die toen slechts uit OLDENBARNEVELD en nog vijf andere leden bestond , geresolveerd , dat men alle de ministers of kerkedienaars van de Vereen. Provincien zal brengen in den burgerlijken eed van de steden en vlekken , daar dezelven haar ambt bedienen : en zijn gecommitteerd één uit Holland en Zeeland , om tot dien einde te concipiëren een formulier van eed, om daarna gearresteerd te worden. Zie Res. St. Gen. Meer hebben wij hier niet van gevonden. (303) Men leest die kerkenorde in haar geheel in Res. Holl. , 23 April 7 Mei 1591 , fol. 31 , en bij BOR , 28 B. , f. 22. Eene korte opgave vindt men bij UITENB. , K. H. , bl. 279 , TRIGL. , K. G. , bl. 704 . (304) (305) Res. Holl. , f. 42 , 54 , 73. Opmerkelijk , dat , toen in 1615 en 1616 de Staten 326 AANTEEKENINGEN 305-309. van Holland die kerkorde weder zochten in te voeren , zij wel roemden van hare overeenkomst met de meening van Prins WILLEM I , van hare aanneming door de Edelen en meeste Steden in der tijd , en van hare goedkeuring door den Hoogen en den Provincialen Raad , maar tevens een diep stilzwijgen van MAURITS advies bewaarden. Res. Holl. , 22 December 1615 , 30 September w 22 October 1616. (306) Res. St. Gen. 20 Mei 1591 . (307) In eenen brief der Staten Generaal aan den gewezen Franschen gezant SALDAIGNE van 21 Mei 1591 , te vinden in Dep. boek St. Gen. , leest men , dat het leger bestond ten minste uit 8000 man te voet en 1800 te paard . BOR schrijft , 9000 man te voet en 1600 te paard. 8000 knechten en 2000 paarden. (308) I, 293. WAGENAAR heeft , BOR , 28 B. , f. 26. WAG. , VIII , 354. BossCHA , Brief van MAURITS aan de Staten Generaal. » Edele Enz. Wij hebben niet willen nalaten U. Ed. >> hiermede te adverteren , hoe dat het Gode beliefd heeft >> naar het devoir en naarstigheid , bij ons aangewend , de » stad Zutphen op huiden in onze handen te stellen , waar>> voor Zijne Almogendheid grootelijks is te danken. Daar » zijn zeven vendelen voetvolk in geweest , maar zeer wei>> nig provisie van vivres en ammunitie. De Graaf van Ever» stein (1 ) werd eergisteren in het bezichtigen der voorschr. geschoten , waaraf Z. L. terstond is # gestorven. >> stede >> Wij zenden U. Ed. copie van het accoord , dat wij met » henl . gemaakt hebben , en bidden hiermede den Almo» gende -- U. Ed. te gesparen in voorspoed. In het leger » voor Zutphen , den 30sten Mei 1591. (309) M. D. N. Brief als voren. » Edele Enz. Wij hebben niet willen nalaten U. Ed . >> te adverteren , dat het God beliefd heeft ons dezen dag » de stad Deventer onder handen te stellen , nadat wij >> dezelve gisteren den geheelen dag hadden beschoten en » de bresse doen bezichtigen , op alzulke conditien als wij >> met die van Zutphen aangegaan hadden. Waaraf wij ´´ (1 ) Denkelijk door eene fout des afschrijvers voor Valkenstein. AANTEEKENINGEN >>> den 309-312 . 327 almogenden God van harte danken , U. Ed . ver- >> zoekende hetzelve van gelijke bij de gemeente te laten >> geschieden. En hiermede zijt Gode bevolen . In 't » leger voor Deventer , den 10den Juny 1591. U. Ed. dienst>> willige Vriend M. D. N. Op het ontvangen dezes besloten de Staten Generaal , dat men Z. Exc. van de voorschr. advertentie , mitsgaders van zijn goed devoir en naarstigheid in het voorz. exploit gedaan , zal bedanken , en verzoeken daarin te willen continueren voor den meesten dienst en verzekerdheid van den lande : dat de Heeren Staten niet laten zullen Z. Exc. te assisteren met alle mogelijke middelen om de victorie te vervolgen , en dat zijne reputatie toenemen zal , gelijk dezelve nader zoude verstaan uit den Heere Advocaat BARNĒVELD , die · dezenaangaande belast is met credentie. Res. St. Gen. 11 Juny 1591 . Zie voorts BOR , 28 B. , f. SCHA , I , 294. 27 , WAG . , VIII . 356 , BOS- Een verhaal van het beleg van Deventer, geschreven door Mr. w. H. COST JORDENS , leest men in den Overijsselschen Almanak voor Oudheid en Letteren 1840. (310) BOR , 28 B. , f. 28d. (311) BOR , 28 B. , f. 26 , 27b. Op den 5den Juny hadden de Staten Generaal MAURITS en WILLEM LODEWYK , als hebbende de gouvernementen respectief der Geun . Provincien , geautoriseerd , om met de Raden van State , de Gedeputeerden van de Provincien en de Krijgsoversten , in 't leger wezende , zoodanige exploiten voor te nemen , als zij ten dienste van het land zouden oordeelen te behooren. Res. St. Gen. (312) Brief van MAURITS aan de Staten Generaal . >>> Edele Enz. Gisteren na den noen , nadat wij het ge- >> schut voor Delfzijl aan land gebracht hadden , hebben wij >> het fort aldaar doen opeischen : waarop het garnizoen , » vreezende (zoo ' t schijnt) het geweld , en niet willende » het uiterste verwachten , hebben geresolveerd in communicatie met ons te komen , en is zoo verre met henl. >> gehandeld , dat zij dezen morgen met hare bagagien , wa>> penen en vendels uittrokken , leverende in onze handen 328 AANTEEKENINGEN 312-318. >> het voorz. fort , wel voorzien met vivres , ammunitie en » geschut , en zeer wel opgebouwd , vast en bekwamelijk » gelegen. Waaraf wij niet hebben willen nalaten U. Ed. » te adverteren , zoo wij ook van alle voordere occurren>> tien doen zullen . Hiermede Enz. In 't leger voor Delfzijl ´´» den 2den July 1591. UEd. dienstwillige Vriend , M. D. N.” (313) BOR , 28 B. , f. 30d- 32c. V. REYD , bl.170-172. WAG. , VIII , 356. BossCHA , I , 295 . (314) VAN REYD , bl. 173 berispt de karigheid der Staten , die , indien zij ten vorigen jare 10 of 12000 gulden meer Knodsenburg hadden willen te koste leggen , het tegen den vijand beter bestand zouden gemaakt en het opbreken des legers van voor Steenwijk voorgekomen hebben. Dan aan de gegrondheid dezer aanmerking wordt door BOR , 28 B., f. 32c betwist. Uit den aard der zaak is het thands onmogelijk dit geschil te beoordeelen . (315) Brief van MAURITS aan de Staten Generaal. » Edele Enz. Wij hadden wel verhoopt tot volkomen >> effect van onze entreprise in Vriesland te komen. Maar >>> alzoo ons ' t zelve door den inval des vijands in de Betuwe >> belet is geworden , hebben wij achtervolgende U. Ed . ad>> vies voor 't noodigste aangezien ons met het leger we» ´derom herwaarts te begeven : ' t welk wij met zulke de>> ligentie gedaan hebben , dat wij gisteren omtrent den noen >> alhier tot Arnhem zijn aangekomen , en het leger dezen Tot nog toe hebben wij anders niet van den » vijand kunnen vernemen , dan dat hij met den meesten >> hoop • van zijn volk het fort van Knodsenburg belegerd >> heeft , dat hij elf stukken geschut daarvoor heeft doen » morgen. >> planten , maar heeft nog niet begost te schieten . Wij >> verhopen met de hulpe Gods alzulke orde te stellen , dat >> hem de weg van zijne aanslagen zal afgesneden worden.. zijt Gode bevolen. Tot Arnhem den >> En hiermede » 20sten July 1591. M. D. N." (316) BOR , 28 B. , f. 32d. (317) BOR , 28 B. , f. 33. V. REYD, bl. 173. WAG., VIII, 357. BOSSCHA , I 1 , 297. (318) BOR , 28 B. , f. 34b, d , 35b. AANTEEKENINGEN (319) 329 319-322 . Brief van MAURITS aan de Staten Generaal. » Edele Enz. Nadat wij den voorleden nacht de appro- >> ches tamelijk na onder de stad van Hulst hadden doen » maken en de batterij doen gereed maken , ook ' t geschut » omtrent den middag aan land doen trekken , hebben wij >>> dezelve bij eenen trompetter doen opeischen : ' t welk zoo » goeden voortgang heeft genomen , dat die van den Ma>> gistraat en garnizoen derzelver stede heure Gedeputeerden >> bij ons geschikt en dezelve stad in onze handen geleverd >>> hebben. En wat de conditien van dien en andere onder>>> handelingen in dezen quartiere aangaat , daarvan zullen wij U. Ed. eerstdaags particulierlijker adverteren. Alleen- lijk zoude ons raadzaam dunken , alzoo ' t krijgsvolk , dat >> wij van nieuws ontboden hebben , in deze quartieren niet » nut is , dat U. Ed. geliefte ware , ' t zelve terstond we- » derom terug te ontbieden een iegelijk in zijn garnizoen. >> En ons hiermede vriendelijk aan U. Ed. gebiedende , bid» den God - U. Ed. te houden in zijne heilige bewaring. » In ' t leger voor Hulst den 24sten September 1591. M. D. N." (320) BOR , 28 B. , f. 33b. V. REYD , bl . 174. WAG. , VIII , 358. BOSSCHA , I , 299. (321 ) (322) Res. St. Gen. 27 September 1591. BOR, 28 B. , f. 36. V. REYD , bl. 174. V. METEREN 16 B. , f. 297. DE GROOT , Jaarb. , bl. 170. Lev. en Bedr. van Maurits , bl. 94. WAG. , VIII , 359. BossCHA , I , 299. Brief van MAURITS aan de Staten Generaal. » Edele Enz. Nadien wij den voorleden nacht ' t geschut >> voor de stad van Nijmegen hadden doen planten , in mee>> ning dezelve met den dage te beschieten , zoo hebben die >> van den Magistraat , eer wij onze batterij begonst hebben , » heure Gedeputeerden aan ons gezonden , met dewelken wij >> overkomen zijn , dat zij hun onder UEd. gehoorzaamheid >> zullen stellen , en dat nog dezen dag het garnizoen daaruit >> zal vertrekken met hare vendels , wapenen en bagagien. >> De capitulatie , met den Magistraat en burgeren gemaakt , >> zal UEd . hierna toegesteld worden. >> wel hebben willen adverteren , Waarvan wij UEd. opdat dezelven God al- » machtig daaraf zijne behoorlijke eer en dank doen geven. AANTEEKENINGEN 330 322-326. >> En hiermede bidden wij denzelven God UEd. te houden >> in zijne bewaring. In ' t leger voor Nijmegen , den 21sten » October 1591. UEd. dienstwillige Vriend , M. D. N. Res. St. Gen. , 23 October 1591. >> Gelezen eenen brief, van den Raad van State ontvangen , geschreven in ' t leger voor Nijmegen , den 21sten dezes , inhoudende eenige nadere particulariteiten van de verovering der stad Nijmegen , en dat ten aanzien van de groote genade des Heeren , den Heeren Staten zoude gelieve te ordonneren eenen algemeenen bede- en vastendag , om God den almachtigen daarover te loven en danken. Is geresolveerd daarop te antwoorden , dat de Heeren Staten Generaal de Heeren van den Rade over deze advertentie bedanken en metteneerste van H. Ed . verwachten zullen de punten van de capitulatie : en aangaande het ordonneren van den biddag , dat de Heeren Staten mede van dezelve meening zijn , dat men metteneerste eenen al- gemeenen biddag behoort uit te schrijven , om God over Zijne groote genade en wonderwerken te doen danken , loven en prijzen , ook bidden , dat Hij dezelve over deze landen langs zoo meer wil continueren : dan ten aanzien dat , met de komste van de voorz. zekere tijdingen , generaal in alle de steden vermaningen en dankzeggingen zijn geschied , dat H. Ed. daarom en om eenige andere goede redenen en consideratien beter en stichtelijk geacht hebben denzelven biddag voor weinig dagen uit te stellen daarover de Heeren Staten begeeren , dat zij ' t zelve mede voor goed willen aanzien." Op den 1sten November Vrijdag werd besloten dien bededag te houden op Woensdag na drie weken. (323) BOR , 28 B. , f. 38a. (324) BOR , 28 B. , f. 39a , die tevens schrijft , dat men tot geene verdere ondernemingen besloot , uit hoofde OLDENBARNEVELD , buiten wiens advies thands niets verricht werd , * zeer ziek was . Doch wij hebben dezen dagelijks in de vergadering der Staten Generaal gevonden tot den 2den November toe , als waarna hij tot den 9den November toe afwezig is gebleven. (325) WAG. , VIII , 360. (326) BOR , 28 B. , f. 390 . AANTEEKENINGEN 327-336, 331 (327) BOR , 28 B. , bl . 175a. (328) (329) BOSSCHA , I , 274. WAG., VIII , 341. (330) VAN METEREN , 23 B. , f. 439c. (331 ) DE GROOT , Jaarb. , bl . 486 . (332) BOSSCHA , 1 , 334. VAN WYN , Bijv. op Wag. , 8 St. , bl . 84. BOSSCHA , I , 275 . (333) 1. (334) • (335) (336) wel eens BILDERD. , VII , 178. VAN REYD , bl . 26 zegt van leeuwen hart en een schoon hem : >> Hij had heerlijk aanzien van persoon , maar met allen geen ervaring noch lust en ijver om te leeren , noch ook van nature eenige zorg of voorzichtigheid : was den wijn en vrouwen zoo toegedaan , dat hij ter liefde van dien somwijlen de uren vergat , die hij zelfs tot eenigen aanslag bestemd had." Bl. 80 : » HoHENLO had in verscheidene slachten , stormen en aanslagen een groot gemoed en een leeuwen hart , hoewel dikwijls met ongelukkigen uitgang , vertoond ; was door 't lange omgaan met het krijgsvolk bij Oversten , Capiteinen en gemeene soldaten zeer liefgetal , maar anderszins van een onordentlijk leven , daarenboven trotsig , haastig van hoofde en roeke- loos , in betrachting van welke manieren bijkans ieder man de schuld op hem leide en oordeelde , dat hij , bij leven des Prinsen (WILLEM I ) een tijd lang de tweede , na zijnen dood de eerste persoon in de Vereen. Provincien geweest zijnde , nu voortaan niemand boven hem koste verdragen , en met zijne trotsigheid de misverstanden veroorzaakte. " Bl . 390 : » Zijne natuur was niet om te zorgen , zat liever bij den wijn als in den Raad , en was lustiger om tegen den vijand te vechten , als ' t hoofd te breken , hoe hij anderen met vordering zoude doen vechten. • De meeste eer had hij behaald , toen de Prins van Oranje (WILLEM I) stuurman was van zijne grootmoedigheid en zijn onvertsaagd harte." Bl . 393 : » Hij deed ongelooflijken arbeid met jagen en overal te loopen , maar door dronkenheid werd te veel verzuimd : half gelezene brieven stak hij en vergat ze in de boksen : liet somwijlen te paarde blazen , en als hij daarentusschen dronken 332 AANTEEKENINGEN en slaperig werd , 336-348 . moest men weder afzadelen : doorstak in toorn menigen soldaat , als hij iets oneffens zag , en als men met justitie eenen misdadige straffen zoude , was hij patroon van denzelven ." En volgens GROEN V. PR. , Archiv . , VII , 370 , wordt HOHENLO bedoeld in de volgende woorden van eenen brief , geschreven op den 1sten October 1580 , toen HOHENLO op den 16den Juny bevorens eenen volkomen nederlaag van den Overste SCHENCK had geleden : » Non puto te ignorare in quanta damna et pericula levitas ac securitas ebriosi istius juvenis (a gravioribus verbis libenter abstiVictoria aliquoties potiri neo) partes nostras adduxerit. potuit , sed turpem fugam honestæ victoriæ prætulit. Quinimo non potest sub tali duce Dei esse benedictio , qui porcis regendis vita et moribus magis est idoneus quam bonis piisque Deze man , geboren in 1550 , wordt door defendendis ." KLUIT , II , 74 , op het jaar achtbare Graaf van Hohenlo ! (337) (338) 1586 , genoemd : de oude en Zie boven bl . 26. HOOFT , bl . 1090. V. REYD , bl. 80a, BOR , 24 B. , f. 107 , 26 B. , f. 19 . (339) Op den 10den October 1589 sprak het Engelsche Bewind met onze gezanten over die differenten tusschen MAURITS R en HOHENLO . De Engelsche Ministers zeiden , dat die differenten dienden ter neder gelegd , en dat daarom gepeist zoude worden , als wezende een punt ten hoogste noodig , zoo wij toch met een zeer geweldig vijand te doen hadden. Zie het Rapport dier gezanten , gedaan tér Staten Generaal op den 8sten November St. Gen. 1589 , in het Dep. boek (340 ) (341) KLUIT , III , 179 . BOR , 28 B. , f. 3. (342) BOR , 28 B. , f. 56. (343) (344 ) Res. Holl. , 8 , 11 January 1591 . BOR , 28 B. , f. 29c. (345) (346 ) Res. St. Gen. , 13 September 1591 . BOR , 28 B. , f. 56a. (347) BOR , 28 B. , f. 35c. (348) De acte hiervan is te vinden in het Dep. boek St. Gen. 1585. -348. AANTEEKENINGEN 348. -333 delen : doorstal: >> Autorisatie , daarbij Juffrouw MARIA <» > VAN NASSAU geadmitteerd wordt tot zag , en als , was hij patr .. Archir., nde woorde tober 1580, # » de regering en administratie van den >> Graafschappe en goeden van Buren en >> andere heerlijkheden .' » De Staten Generaal der Geunieerde Nederlandsche Pro- a volkomen >> vincien allen dengenen , die deze zullen zien of hooren 1: » Non pat vitas ac semi » lezen , salut ! Wij hebben ontvangen de supplicatie ons » overgegeven bij Juffrouw MARIA VAN NASSAU , oudste na- is libenter a » gelaten dochter van wijlen Mijnheer den Prins van Oranje aliquoties » hoogl. ged. , inhoudende , hoe dat zij zekere maanden na prætulit. Q de Pacificatie van Gend in den jare 1577 uit Duitschland io , qui pors » in Holland bij Z. Exc. gearriveerd zijnde , dezelve Z. Exc. >> korts daarna beliefd had heur te zeggen en te bevelen , uam bonis pus 550 , wordt & Demd : de o >>> intendentie en regering van den Graafschappe van Buren V. REYP. >> en alle andere landen en goederen , den Grave van Buren " >>>heuren broeder en heur toekomende , en bij de aflij- 19. rak het Enge >> hen beide gedevolveerd ( 1 ) : hebbende Z. Exc. ook dien- fferenten st isters zeiden, » volgende dien van zijnen Rade , zijnen Secretarissen en >> allen anderen , dien ' t nood was , belast en bevolen alle - en dat da punt ten le » voorvallende zaken , de bovengenoemde Graafschap , heer- lig vijand e edaan ter >> aangaande , met heur Remonstrante te communiceren en in het Dep >> te presenteren alle >> dat zij beneffens Z. Exc. zoude aanvaarden de super- >> vigheid van haarlieder Vrouwe Moeder hoog . ged . op » lijkheid en landen , dependentien en appendentien van die » haar goed believen daarop te verstaan , en heur voorts expeditien , opene en beslotene brie- >> ven en generalijk alle acten , hoedanig die zouden mogen » wezen , om dezelve bij heur insgelijks geteekend te wor» den , zonder dat Z. Exc. sedert den voorgenoemden tijd >> in de politieke zaken van de landen en goederen voorz. >> alleen iets heeft willen disponeren , maar ter contrarie et Dep, bok (1) Men vindt dit eenigermate bevestigd door een brief van Prins WILLEM van den 18den Juny 1577 , volgens welken hij begeerde zijne dochter bij zich te hebben pour certains affaires que j'ai à communiquer avec elle , et le désir que j'ai de la voir une fois , ne sachant en quel état nos affaires pourront tomber. GROEN V. PR., Archiv. , VI, 100. 334 AANTEEKENINGEN 348 » veeltijds , overmits zijne andere continuele occupatien in >> des gemeenen lands dienst , alle de voorvallende zaken >> van de landen en goeden voorz. aan haar Remonstrante >> alleen gerenvoyeerd : hebbende alzoo zij Remonstrante » tot den overlijden van heuren Heer en Vader daarin >> gecontinueerd en op alles voorzien , zoo als tot de goede >> regering van de landen en goeden voorgen. nuttelijk en >> oorbaarlijk is bevonden geweest , zoo zij ook sedert het >> beklagelijk afsterven voorgen . om de zaken van den Huize » van Buren niet desert te laten , in gelijk devoir tot nu >> toe had volhard en ' t goed beleid en regering van dezelve » landen met allen mogelijken ernst bevlijtigd . En hoewel >> zij Remonstrante zoo ten aanzien van heure qualiteit , » als 't recht heur in de voorz. goederen competerende , » niet konste noch ook behoorde gedurende de onbehoor» lijke en tyrannelijke detentie van heuren broeder in Spanje >> in de bovengen. administratie en regering verhinderd of >> eenigzins geturbeerd te worden ; beduchtende nochtans , >> dat , cesserende nu de autoriteit en macht , die zij eertijds >> van heuren Heer Vader h. m. daartoe heeft gehad , >> heure actien en bevelen in dezen in toekomende tijden >> bij eenigen mochten of sinisterlijk geinterpreteerd of gevilipendeerd worden , zonder dezelve naar te komen , tot >> groote verachting zoo van de justitie , politie en anders>> zins de regering van de heerlijkheden , landen en goe» den bovengen.; en daarom zeer noodig geacht hebbende » bij tijde conservatie van heur broeders en en gerechtigheden te voorzien , had de daarin tot » heure goederen >> Juffrouw Remonstrante verzocht , dat wij haar bij be» hoorlijke brieven zouden willen autoriseren en committeren » tot de regering en administratie van den Graafschappe >> en goederen van den Huize van Buren , en voorts alle en >> een iegelijke der andere heerlijkheden , landen en goede>> ren , hoedanig die mogen zijn , in de Geunieerde Provin>> cien gelegen , den Grave van Buren heuren broeder en >> heur toekomende en van heurl. Vrouwe Moeders zijde op >> hen beide gedevolveerd , in aller voege en maniere als de» zelve goeden bij heur gedurende ' t leven van den hoogged. AANTEEKENINGEN 348-349 . 335 >>> heuren Heer en Vader , als voorz . is , met denzelven tot >>I zijn overlijden zijn geregeerd en geadministreerd geweest ; >> ratificerende ook al ' t geen daarin sedert de aflijvigheid » Voorn. bij haar gehandeld , gebesogneerd en geordonneerd >> is geweest ; consenterende heur insgelijks alzulke personen » als zij nut en bekwaam daartoe zal vinden , tot heuren >> Rade te mogen nemen. En wij al ' t geen des voorz. is , » gelegd hebbende in goeder en wijder deliberatie , ons gants >> genegen vindende ter bede der voorz. Juffrouwe Remon>> strante , hebben derzelver 't zelve heur verzoek geaccor» deerd en dienvolgende , voor zoo veel noodig zij , de >> voorz. Remonstrante geautoriseerd en gecommitteerd , auto>> riseren en committeren mits dezen tot de regering en >> administratie Huize van van den Graafschappe en goederen van den Buren en voorts van alle en iegelijke de >> andere heerlijkheden , landen en goederen , hoedanig die » mogen zijn , in de Geun. Provincien gelegen , den Graaf » van Buren heuren broeder en heur toekomende en van >> heure Vrouwe Moeders zijde op hen beide gedevolveerd , >> in aller voege en maniere en gelijk dezelve den vorigen >> Heeren heeft gecompeteerd , tot conservatie van goede >> justitie en van een iegelijk privilegien en gerechtigheden ; >> ratificerende insgelijks , voor zoo veel in ons is , al ' t geen >>> des tot nog toe in conformiteit van 't geen des voorz. is , >> sedert de aflijvigheid van wijlen Z. Exc. h. ged . bij haar >> daarin is gedaan , gehandeld , gebesogneerd en geordonneerd ; >> der voorz. Juffrouwe Remonstrante insgelijks consenterende >> tot heuren Rade te mogen assumeren en nemen alzulke >> personen , als zij nut en bekwaam daartoe zal vinden . Aldus » gedaan in 's Gravenhage , den 14den Augustus 1585. >> ordonnantie van de voorz . Heeren Staten . AERSSEN. Ter (349) Volgens Res. St. Gen. 14 Maart 1591 deed MAURITS in persoon het volgende voorstel : » Aan Mijne Ed. Heeren de Staten >> Generaal der Vereen. Nederlanden." » Mijne Heeren ! De groote zorgvuldigheid , die ik met >> al mijn verstand en macht naar de mate der gaven , bij mij van God almachtig ontvangen , tot nog toe con- 336 AANTEEKENINGEN 349. >> tinuelijk zeer gaarne tot dezer landen dienst blijve dra>> 'gende , sedert dat ik in mijne jonge jaren met de amb>> ten , mij opgelegd , ben belast gebleven , heeft mij ter >> zijde doen stellen de bekommering van alle andere zaken , >> daarmede ik in den voortgang en vordernis van des ge>> meenen lands dienst had mogen verachterd worden , ja >>> mede de zaken mij en den Huize van Nassau ten hoogste > in ' t particulier betreffende , op vast betrouwen dat alle » e >> dezelven werden geregeerd en geadministreerd , gelijk dat >> naar rechten behoort. Dezelve meening heb ik mede >> gehad , nadat door Godes genade en mijn beleid het kas>> teel en de stad Breda uit ' t geweld en de macht van >> den algemeenen vijand onder dezer landen vereeniging >> wederom , nu een jaar geleden , is gebracht , en daarna >> dezelve stad bij vernietiging van den forte , bij den vijand >> ter Heide gelegd , genoeg is ontlegerd , en mede de stad. » Steenbergen veroverd geweest , niettegenstaande de voorz . >>>> heerlijkheden , steden en inkomsten , den Heere Prinse van » Oranje , mijnen vriendelijken lieven broeder , toebehoo>> rende , bij den vijand tot de laatste ure zijn onthouden >> en in confiscatie ontvangen en gebruikt , met meening >> van dezelven aan de domeinen van den Koning van Spanje >> te appliceren en te incorporeren , als ik des ben geinfor-. >> meerd en verzekerd : hebbende , zoo voorz. is , altijd vas>>> telijk gemeend en verzekerd gehouden , dat zoo wel de >> goederen van den gemeenen sterfhuize van wijlen Mijnen » Heere den Prinse van Oranje hoogl. ged. mijnen Heer en >> Vader , als van mijnen voorz. Heer broeder werden ge>> regeerd en geadministreerd , als dat naar rechten en de >> costume dezer landen , bij personen daartoe gequalificeerd , >> behoort ; en voornamelijk dat de heerlijkheden en goede>> ren van den voorz. gemeenen sterfhuize worden gere>> geerd bij curateur of curateurs , bij den Hove van Holland >> daartoe gecommitteerd en geautoriseerd , onder wier ju>> risdictie ' t voorschr. sterfhuis gevallen is , en de goede>> ren en heerlijkheden , mijnen voorz. broeder toekomende , » zoo wel 7 van mijns Heeren Vaders als zijns Vrouw Moe» ders zijde bij mijne vriendelijke lieve zuster , de Jonk- AANTEEKENINGEN1 349 . >> vrouwe van Oranje , op volkomen en wettige 337 speciale >> acte en autorisatie , H. L. bij U. Ed . daartoe verleend. >> Maar daarna met mijne jonge jaren de zorgvuldigheid >> mijner eigene zaken een weinig wassende , bevinde nu » niet alleenlijk , dat U. Ed. acte van autorisatie , mijne » voorz. lieve zuster verleend , is gegeven geweest , mij >> ongehoord , maar dat H. L. onder de autoriteit en >> het deksel derzelve ook , zoo ' t schijnt , geinduceerd en » gepersuadeerd is geweest heur te onderwinden der heer» lijkheden en goederen , mijnen voorz . broeder den Prinse 1 >> van Oranje toebehoorende , en op hem bij het afsterven » van onzen voorn. Heer Vader in Braband en elders ge» devolveerd , en niet gekomen van den Huize van Buren ; » daar nochtans naar recht en de geobserveerde wetten en >> costumen dezer landen klaar en notoir is , niet alleenlijk " » dat voogdijen , curatelen of ambten van administratien >>> lasten én ambten zijn , die alleenlijk manspersonen toestaan , >> maar dat ook vrouwepersonen , hoe groot van naam of » goed van eere en conversatie dezelven mogen wezen , >>> naar rechte verboden is gelijke ambten aan te nemen , >> en dat zij ook niet gequalificeerd gehouden worden om >> bekwame beschermers of bewaarders van andere personen » te wezen of andere publieke en civile zaken te adminis>> treren , maar zelfs adjunctie en verkiezing van mansper>> sonen tot heure voogden van noode hebben , om eenige >> zaken wettelijk en zoo als dat behoort te passeren , al >> waren ' t ook eigene moeders of grootmoeders , dewelken >> alleen , met exclusie van alle andere vrouwepersonen , toe>> gelaten is de voogdij of administratie van de goederen >> van heure kinderen , zoo wanneer dezelve kinderen gants >> onvoorzien zijn zoo wel van testamentelijke als legitime >> of wettelijke mansvoogden , en dat bij voorschr . moeders >> of grootmoeders gerenuntieerd is beneficio Vellejani , en >> beloofd niet te convoleren ten tweeden huwelijke , niette» genstaande verstaan zou mogen worden , dat de successie >> van de persoon en goederen , (in de curatele of admi>> nistratie derwelker zoude moeten voorzien worden) op » eene vrouw zoude mogen vallen en succederen. Want te 22 I 338 AANTEEKENINGEN » zeer klaar en ook naar rechte 349. notoir is , dat hope van >> successie in materie van voogdij en administratie niet » altereert , en dikwijls elders is de successie en elders de », voogdij , gelijk eene zuster van eenen vollen bedde heeft » de successie van heuren broeder , daaraf zij nochtans niet » bekwaam noch gequalificeerd gehouden wordt de voogdij >> te hebben ; en generalijk eene vrouw mag geene voogdij >> pretenderen van dengenen , daaraf zij anderszins erfgenaam >> is : en hier voormaals in libertinen of vrijgelatene perso- » nen , zoo verre daar patrona was en patroni filius , de > » voogdij stond den zoon , en de erfenis kwam zijne moeder >> of patronae toe : en ingevalle twee of meer eenige slaven >> in vrijheid stelden , waren altemaal der libertinen voogden , >> maar zoo ver eene vrouw onder de manumissores was , >> waren de manspersonen alleen tot de voogdij en adminis>> tratie bekwaam gekend En hoewel de costume der ge>> meene geschreven rechten in materie van successie kan », veranderen , 't zelve nochtans kan noch behoort naar >> rechte niet verstrekt te worden tot voogdijen of curatelen >> en administratien van goederen van illustre personagien. >> ! en van groote Heeren , waarin alzoo de gemeene Magistra>> ten niet vermogen te voorzien , maar met zeer groote solem>> niteiten en kennis van zaken extra ordinem behoort geproce» deerd te worden . Alzoo wordt ook bevonden , dat volgende >> dezer landen veroude costume de kennis en commissie van » zulke en dergelijke voogdijen en administratien onder de gerechtigheden of regalia van den Prinse van den lande >> gerekend worden , mits dat voor hem en de gemeene » welvaart zijner landen daaraan te zeer veel gelegen is , >> dat alzulke goederen , daaronder gemeenlijk steden , kas» telen , landen en luiden begrepen zijn , wel behoorlijk en > naar rechte gehandeld en geregeerd worden. Alzoo ook » » de Prinse van den lande gewoonlijk en naar de rechten en >> privilegien derzelver landen schuldig en gehouden is daarin >> te volgen de orde , bij recht en costume van dezelve lan>> den geobserveerd. Welken aangemerkt , en dat U. Ed . >> in deze Vereen . Nederlanden den voorz. Prinse van den » lande gerechtiglijk representeren , en dat ik mijner en mijns AANTEEKENINGEN 349-350. 339 » Huis eere en autoriteits halve in eene zake van zoo grooten >> inzien en consequentie mij zelven grootelijks bezwaard » vinde , en ook in subsidium bij mijnen Heer broeder voor » toekomende tijden zoude mogen worden geculpeerd , en > overzulks deze zake niet kan noch vermag alzoo voorbij » te laten gaan of in ruste stellen , ten ware ik ten minste van U. Ed. die ik altijd gehouden hebbe voor mijne en > onzes Huis van Nassau gewisse voorstanders en protecteurs , >> onderricht en verzekerd ware van U. Ed. goede meening >> en resolutie ; bidde derhalve vriendelijk , dat U. Ed. op >> ' t gene voorz. is , believen rijpelijk te letten en klaarlijk >> te interpreteren , in wat voege en maniere U. Ed . verstaan » de acte van regering en administratie , mijne vriendelijke » lieve zuster (mij ongehoord) bij U. Ed . gegeven , en voor>> ders in dezelve regering en administratie van de heerlijk>> heden , kasteelen , steden en goederen , mijnen Heere broe» der den Prinse van Oranje toebehoorende , en gedurende » zijne absentie en gevangenis onder ' t geweld van den vijand >> en voorders niet , te voorzien en te ordonneren , als U. Ed. >> naar der zaken gelegenheid en gewichtigheid tot bewaar>> nis en stijvenis van eens ieders goed recht en tot dezer >> landen welstand zullen bevinden te behooren . MAURICE >> DE NASSAU." (350) Ziehier kortelijk het inmiddels ter Staten Generaal verhandelde. Op den 14den Maart namiddag besloot men , door eene Commissie de remonstrantie van MAURITS mede te deelen aan de Prinses te Delft , en haar tot eenigheid te bewegen. Deze Commissie deed haar rapport op den 18den Maart. Op den 29sten Maart kwam MAURITS zelf ter vergadering , bracht terug de stukken , die de Prinses tegen zijne remonstrantie had ingediend , en verklaarde daar niet tegen te willen schrijven , maar kort recht te verzoeken. Des middags werden de Raden der Prinses ontboden en werd hun medegedeeld het verlangen der Staten naar een middel tot accommodatie , en anderszins een termijn stellende om nog andere stukken tot versterking harer bewering in te dienen. Hieraan voldeden de Raden op den 3den April : de overgeleverde stukken werden terstond aan MAURITS mede22* to 340 AANTEEKENINGEN gedeeld. 350.4 Op den 5den April liet deze antwoorden , dat hij er niets meer op wilde schrijven , maar kort recht verzocht , uit hoofde zijn vertrek daarop wachtte. Den volgenden dag ontvingen de Staten eenen brief van de Prinses , die verzocht , dat het geschil bij wege van Justitie zoude mogen worden gedecideerd : dan de Staten antwoordeden op den 8sten April , dat zij zelven de beslissing doen zouden . Hiermede zijn de Staten met den Raad van State bezig geweest op den 9den en 10den April , en is des namiddags de volgende acte gearresteerd : >> Gezien bij de Staten Generaal der Vereen. Nederl. >> Provincien de remonstrantie van den Hooggeb. Vorst en » Heere MAURITS geboren Prins van Oranje , Graaf van Nas» sau , Markies van der Vere etc. en de antwoorde daar>> tegens overgegeven bij de Hooggeb. Juffrouwe van Oranje >> etc. mitsgaders de stukken , munimenten , adviezen van >> rechtsgeleerden , en instructien van rechten ten beide zijden >> geëxhibeerd en overgeleid , hebben na rijpe deliberatie en >> met advies van den Raad van State verklaard en verklaren » bij dezen , dat de acte van autorisatie , bij de voorschr. >> Staten van den 14den Augustus in den jare 1585 op ' t ver» zoek van H. voorz. Gen. verleend , breeder in de voorschr. >> remonstrantie en antwoorde geroerd , alleenlijk te verstaan >> is van de administratie en regering van den Graafschappe Buren en andere heerlijkheden en goederen in de » Vereen. Provincien gelegen , den Heere Prinse van Oranje , >> jegenwoordig in Spanje gevangen , van de zijde en Huize » van loff. ged . Vrouwe ANNA VAN EGMOND Gravinne van » Buren , des voorz. Heeren Prinse en H. Gen. Vrouwe >> Moeder , aangekomen , en dat overzulks H. Gen. dezelve >> administratie en regering zal behouden en continueren. En alzoo nopende de administratie van de heerlijkheden >> en goederen des voorz. Heeren Prinse van Oranje , aan>> gekomen van de zijde hoogl. ged . den Prinse van Oranje » zijnen Heer en Vader , als Breda , Steenbergen , Oosterhout >> en dergelijken , alsnog niet is voorzien , 't welk nochtans >>> noodig is en naar recht behoort te geschieden ; zoo hebben • » de Staten voorz. tot de administratie en regering van de- AANTEEKENINGEN 350-351 . 341 » zelven gecommitteerd en geautoriseerd , committeren en ন'া' bing Be >> autoriseren bij dezen Z. voorz. Exc. , wel verstaande dat bij den Rentmeester Generaal , bij Z. Exc. over den ont>> vang van dezelve heerlijkheden en goederen te commit» teren , jaarlijks , en van gelijke bij den Rentmeester Ge> » neraal , bij H. Gen. tot den ontvang van de goederen van den voorschr. Heere Prinse gecommitteerd , van de » voorgaande administratie , en bij denzelven of anderen bij » H. Gen. te committeren , van den toekomenden ontvang >> mede jaarlijks behoorlijke rekening en bewijs zal worden >> gedaan voor twee Gecommitteerden van de voorz. Staten , >> twee van Z. Exc. en twee van H. Gen. en dat het re>> liqua van dien tot profijte van den voorz. Heere Prinse >> geëmployeerd zal worden , daar en zulks als de Staten >> voorn . ordonneren zullen : behoudelijk dat de bewaarnis >>> en verzekering der voorschr . heerlijkheden , steden , kas» teelen en sterkten , zoo wel gekomen van den Huize van » Nassau , • als van den Huize van Buren , gemaakt en nog >> te maken , * PI mitsgaders de souvereine zaken of regalia in » dezelve zullen blijven ter dispositie van de voorz . Staten » Generaal , Raden van State , de Staten en Gouverneurs >> van de particuliere Provincien respectief, legen zijn daarin die ge- en dit alles bij provisie en tot dat anders >> zal wezen geordonneerd , en onverminderd eens iegelijks » gerechtigheid . Aldus gedaan in de vergadering van de >> voorz. Heeren Staten in ' s Gravenhage den 10den April 1591." (351) Op den 13den April 1591 ontvingen de Staten eenen brief van de Prinses , inhoudende haar protest , welken men op den 18den April besloot in archivis te leggen. Verder vindt men van deze zaak in Res. St. Gen. niets meer tot den 24sten Maart 1592 toe. Alleenlijk leest men in Res. Holl. 1592 , dat de Staten ( zoo het schijnt) in January verstonden , dat er om de partijen door submissie : middelen moesten worden aangewend te vereenigen ' t zij door accoord 't zij ook wordt aldaar uitdrukkelijk gezegd , dat de Graaf van Hohenlo deze zaak met H. Gen. was sustinerende. De remonstrantie van den 24sten Maart luidde als volgt:: 342 AANTEEKENINGEN 351 . » Aan de Edele Mog. Heeren Staten Generaal der Vereen , Ned . Provincien . » Vertoont met reverentie Jonkvrouwe MARIA VAN NASSAU , >> geboren Prinsesse van Oranje , Gravinne van Buren etc. , » voor haar zelve en als conjuncte persoon van haren ge» liefden broeder den Heere Prinse van Oranje , Grave tot » Buren etc. , gevangen in Spanje , hoedat U. Ed . en een » iegelijk , zich verstaande de rechten en leenrechten van » Braband , kennelijk is , dat , mits het afsterven van » Vrouwe ANNA VAN EGMOND , Gravinne van Buren etc. » h. 1. m. der Remonstrantes Vrouw Moeder , de eigendom >> van de heerlijkheid en goederen van Breda en alle andere >> Brabandsche leengoederen , gekomen van den Huize van » Nassau , gesuccedeerd en gedevolveerd is op haar Remon>> strantes geliefden broeder den Prins van Oranje en de >> Remonstrante , als kinderen van denzelfden eersten huwe» lijk , blijvende alleenlijk de erftocht in dezelve goeden » aan Heere WILLEM Prins van Oranje , Graaf van Nassau >> etc. der Remonstrante Heer Vader : welke erftocht mits » zijn zeer jammerlijk overlijden geëxpireerd en met de >> proprieteit geconsolideerd zijnde , heeft de Remonstrante >> terstond daarna voor haar zelve en in de qualiteit als » voren , de possessie van de voorz . Brabandsche leengoede» ren metterdaad aanvaard , dezelve regerende , administre>> rende en daarvan ontvangende zulke vruchten en inkomen , >> als de gelegenheid des tijds heeft toegelaten , continue>> rende alzoo genoeg de administratie , die de voorgen . heur » Heer Vader al bij zijn leven in effect haar had overge>> geven van haar Remonstrantes Heer broeder en hare goe» deren , daarin heur Heer Vader geen erftocht was com» peterende , die al bij zijn leven de Remonstrante bekwaam >> erkennende om te regeren , de requesten en poursuivanten , pom zaken of officien vervolgende , bij appostilen en anders » placht te verschikken aan heur Remonstrante , om daarvan >> naar heure dispositie te disponeren. En zoo haast de steden » Breda en Steenbergen door Godes genade wederom zijn ge>> reunieerd geweest met U. Ed. heeft zij Remonstrante mede AANTEEKENINGEN 351 . 343 >> reëele possessie genomen van de voorz. steden , de Officieren >> en Magistraten aldaar naar ouder gewoonte gesteld en van >> harent wege den eed doen afnemen naar behooren : la>> tende niettemin haren geliefden broeder den Heere Graaf >> MAURITS van Nassau als Gouverneur van den lande ge>> worden met de discipline en gouvernemente militair , en >> met hetgeen voorts tot verzekerdheid en goede be>>> waring dezelver stad , kasteel en sterkten tegens het geweld >> en listigheid van den vijand is gerequireerd : alles ten >>> welweten van U. Ed . in conformité van de autorisatie » van U. Ed . in den jare 85 gegeven in solemnele ver>> gadering en ten overstaan van de Overigheid , die toe>> stond te voorzien op de regering en administratie van » de voorz. Brabandsche goederen ; mitsgaders met goede >> kennisse van den voorschr . haren geliefden Heer broeder >> Grave MAURITS , dewelke overzulks , ZOO wanneer aan >> Z, L. eenig vervolg van officien , politieke zaken en >> diergelijken nopende de voorz. goederen werd gedaan , >> de poursuivanten ook aan haar administrante heeft ge>> zonden. Behalven dat dezelve hare possessie en regering >> van dezelve goeden nog bij zekere andere acte ' s Hoves » van Holland , gegeven in den jare 87 , ook is geappro>> beerd en geconfirmeerd , ja zelfs op het eigen verzoek » ZOO van den voorz. haren geliefden broeder den Heere » Graaf MAURITS , als van de andere leden van den sterf>> huize van Z. Exc. h. m. Dezen al niettegenstaande zoo >> heeft de voorgen . heur geliefde Heer broeder Graaf MAU>> RITS , als schijnt , te rade gevonden aan U. Ed . te in>> sisteren , om te hebben de administratie van de voorz. >> goederen , zonder eenige wettige redenen , en tot verwon>> dering van een iegelijk , en ook niettegenstaande Z. Exc . » h. m . bij zijne leste dispositie Z. L. niet voorder had » nagelaten dan de administratie van het Principauté van >> Oranje gedurende de gevangenis van der Remonstrantes . >> geliefden Heer broeder voorn. En hoewel zij Remon>> strante daarop alleen sommierlijk en bij form van re>> monstrantie U. Ed. alstoen heeft vertoond der zaken ge» legenheid , ten einde U. Ed. in prejudicie van haar en # 344 AANTEEKENINGEN 351 . >> haars voorz, geliefden broeders des Heeren Prinse van Oranje gerechtigheid niet zouden iets ordonneren , met >> verzoek , indien de voorz. Heer Graaf MAURITS zoude >> persisteren , dat de zaak in justitie voor competente Raden » gehandeld en beleid zoude mogen worden , om hare ge>> rechtigheid aldaar ten volle te mogen deduceren en ve» rifiëren , 't welk onmogelijk was voor U. Ed. te doen » overmits de kortheid des tijds , haar Remonstrante als>> toen vergund ; zoo heeft het U. Ed . nochtans beliefd , >> terstond daarna , namelijk den 5den Aprilis ( 1 ) >> geven zekere acte , daarbij . , uit te haar voorschr. geliefde broe- » der Graaf MAURITS tot de regering van de voorz. goeden >> wordt gecommitteerd bij provisie , onverminderd een ieder >> zijn goed recht en tot andere ordonnantie. Waarbij de >> Remonstrante heur vindende grootelijks bezwaard , daar>> tegens alstoen heeft geprotesteerd , en heuren geliefden >> Heer broeder Graaf MAURITS tot verscheidene reizen bij >> missiven en anderszins zeer vriendelijk verzocht en doen >> verzoeken , ten einde Z. L. haar de verkleining en het >> verdriet niet zoude willen aandoen en benemen haar de >> regering van de voorz . goederen , maar dat Z. L. zoude >> willen overwegen de peremtoire redenen , die de Remon>> strante is hebbende om vóór Z. L. gepraefereerd en >> daarin gecontinueerd te blijven ; dat ook Z. L. zoude >> willen gedenken , dat zij Remonstrante zulks aan hem >> f niet verdiend had , overmits de weldaden en goedgun>> stigheid , die zij tegens heur geliefde broeders en zusters >> altijd betoond had , surcerende zoo liefelijk de notabele >> en deugdelijke actien en pretensien , die de Remonstran» tes Heer broeder en haar voren af uit de vaderlijke >> goederen op den gemeenen sterfhuize zijn competerende >> boven de helft van de conquesten en acquesten van de » Niervaart en andere , die staande huwelijk van heur Re>> monstrantes Heer Vader en Vrouwe Moeder zijn gecon>> questeerd geweest. En bovendien zoo konde immers Z. L. >> wel weten , dat hij naar de voorz. administratie niet be- (1) Lees : den 10den Aprilis. AANTEEKENINGEN 351 . 345 >> hoorde te trachten , overmits Z. L. , zoo voor zich zelven » als vervangende zijne geliefde zuster de Juffrouw AEMILIA , >> notoirlijk in .verscheidene actien en pretensien , (eenige » van dien ook Breda en andere leengoederen van gelijke >> natuur betreffende) directelijk contrarie is staande tegens » der Remonstrantes geliefden broeder en haar Remon>>>> strante , kinderen van den eerste bedde , zulks dat >> geenszins de administratien zouden behooren gesepareerd " >> noch anderen geprefereerd te worden . Dan schijnt , dat >> des ook al niettegenstaande Z. L. belieft te persisteren >> bij de voorschr. U. Ed . provisionele verklaring van den >> 10den Aprilis , presenterende niettemin te rechte te staan , >>> indien de Remonstrante heur daarbij mochte bezwaard >> vinden. En alzoo zij dan haar in dezen grootelijks houdt >> bezwaard en verkort , en heur genoeg alleen vindende , >> tot conservatie van haar en haars voorz. gevangen broe>> ders gerechtigheden geen ander middel weet dan , in >> conformiteit van de antwoorde en presentatie van den » voorz. Heer Graaf MAURITS , haar toevlucht te nemen tot » den ordinarisen weg van justitie , die voor niemand is >> besloten , maar den minsten van de wereld moet open >> staan ; zoo verhoopt zij aldaar van heur goed recht met >> volkomen redenen , allegatien en bewijs alzoo te doceren , >> dat zij Remonstrante in de possessie en administratie van » de voorz. goederen zal mogen continueren. Dan nademaal » U. Ed. hierin niet absolutelijk maar alleen provisionelijk >> en solemnelijk hebben gedisponeerd , en dat de Remon>> strante dier vaste hope is , dat U. Ed . een ander niet zoude >> willen beneficeren met heure gerechtigheden , dat ook de >> Remonstrante heur in dezen zoo grootelijks vindt verkort , >> dat zij op de voorz . verklaring niet zoude mogen acquies>>> ceren , maar genoodzaakt wordt af te weren het groot pre» judicie , dat zij namaals daaruit te verwachten zoude hebben , >> zoo , ten opzien dat men alreede laat verluiden van nog >> voorder te contenderen , als ook overmits dat de Remon-" >> strante is wezende de naaste mage van heuren voorz . geliefden << broeder den Prins van Oranje en meest daarbij geinteres>> seerd , en dat daarom gedurende zijne absentie een ander 346 AANTEEKENINGEN 351. · » de voorz . administratie niet zoude mogen gegeven worden >> dan tot zeer groot en nadeel , schande en blamatie van de >> Remonstrante , in allen schijn of zij zoo vele jaren de » voorz . administratie behouden hebbende , dezelve alsnu >> verbeurd had door kwade regering , 't welk zij aan U. Ed. >> noch aan iemand der wereld meent gemeriteerd te hebben , >> en daarom wel vastelijk vertrouwt , dat U. Ed . haar des te >> meer zullen mainten eren in heure gerechtigheid , te vreden » zijnde t' allen tijde van heur bewind en van de voorz. >> administratie voor U.. Ed. en een iegelijk behoorlijk te ver>> antwoorden ; zoo heeft zij Remonstrante goedgevonden , >> vóór en aleer eenige provisie van justitie te verzoeken , >> heur eerst aan U. Ed . te addresseren en 't gene voorz . is , >> hiermede te remonstreren , zoo om het behoorlijk respect , >> ' t welk zij tot U. Ed. is dragende , als ook op hope , of >> U. Ed. zouden gelieven beweegd te zijn bij bekwaam en » liefelijk middel haar in heur possessie en administratie van » de voorn. goederen te verrichten en zonder eenige verhin>> dering te continueren laten , liever dan dat tusschen broe>> der en zuster van zulken Huize de zake met proces zoude >> moeten beslicht worden : verhopende de Remonstrante aan » U. Ed . (die zij a's gewisse voorstanders en protecteurs van » de Huizen van Nassau en van Buren is houdende) ten >> minste zoo veel faveurs te vinden , dat dezelven genegen >> zullen zijn haar bij provisie te stellen in zulken staat , >> vreedzame possessie en administratie , als zij had vóór » date van de voorz. acte van den 10den Aprilis voorleden : » en dat U. Ed. gelieven zullen de voorz. redenen en dit heur » verzoek favorabelijk in te zien en ook te considereren , hoe » matelijk zij heur altijd gedragen heeft , als tot nog toe » aan U. Ed . geen instantie gedaan hebbende om vergolden te >> worden van heure kostelijke baggen en juwelen bij de >> honderd duizend guldens waardig zijnde , die Z. Exc . h. m. >> heur heeft afgenomen en in den meesten nood tot dienst » en bevordering der gemeene zaken dezer Geun. Provincien » heeft geëmployeerd ; waardoor zij Remonstrante ook wel >> beters is verwachtende , dan dat heur verkregen recht haar >> alzoo metterdaad benomen en zij met zulker voege gede- AANTEEKENINGEN 351-352 . 347 >>> possedeerd en uit de voorz . regering zoude gesteld wor» den. MARIA VAN NASSAU." (352 ) Op den 25sten en 27sten Maart 1592 werd er op de voorgaande remonstrantie ter Staten Generaal gedelibereerd en is de acte van den 10den April 1591 bekrachtigd geworden. Op den 6den April werd ter vergadering gelezen de volgende brief der Prinses : » Edele , erentfeste , wijze en zeer discrete Heeren ! Ik » twijfel niet , U. Ed . hebben alsnu overzien mijne remon>> strantie , die ik U. Ed . over drie dagen gepresenteerd heb: >> en hoewel ik nu vastelijk vertrouw , dat U. Ed. zullen >> beweegd worden dienvolgende mij ten weinigste zoo veel >> faveurs te doen , dat ik bij provisie mag gesteld worden >> in zulken staat en vreedzame possessie , als ik had vóór >> date van de provisionele verklaring , die de Hooggeb. » mijn vriendelijke lieve broeder de Heer Graaf MAURITS op >> zijn verzoek verkregen heeft ; zoo heb ik nochtans na >> langdurige en rijpe deliberatie goed en noodig gevonden >> mij ook te voorzien met provisie van maintenue , om in >> mijne deugdelijke possessie gemainteneerd te mogen worden : >> biddende zeer dienstelijk dat U. Ed. ' t zelve mij niet kwa>> lijk willen afnemen : want ik zulks niet ben doende door >> eenig wantrouwen , dat iemand zou mogen denken dat ik » van U. Ed . hebbe , al of dezelven op mijn verzoek niet >> naar recht , equiteit en favorabel zouden disponeren , maar » alleenlijk (dewijl U. Ed. voor den eerste te zeer met ge>> wichtige en des gemeenen lands zaken geoccupeerd mogen » zijn) , om te impetreren en mij te verzekeren van de re>> medie van justitie , die mij door verloop van den tijd >> zoude mogen vruchteloos gemaakt worden : en opdat U. Ed. » 't zelve te meer aan mij mogen speuren , en dat ik >> geenszins trachte om met proces of bij wege van justitie >> in mijne gerechtigheid liever gemainteneerd te worden dan » met U. Ed. autoriteit door liefelijke en bekwame midde>> len ; zoo zal ik alle rechtsvordering altijd dilayeren , zoo >> lang het eenigzins mogelijk zal zijn , op hope dat U. Ed. » zoo equitabelijk op mijn verzoek zullen disponeren , dat >> het niet noodig zal wezen daarom eenige rechtelijke pro- 348 AANTEEKENINGEN 352-353 . >> ceduren ten uiteinde te vervolgen , U. Ed. opentlijk ver>> klarende , dat de conservatie niet alleen van onze gerech>> tigheden , maar ook van mijne eer en reputatie mij zoo >> hoog zijn dringende om deze zaak te behartigen : daarbij >> gevoegd , dat men lichtelijk kan overleggen , hoe verdrie >> telijk ik heb moeten aanzien ' t geen mij en mijnen >> dienaars wedervaren is , tenderende ten einde om mij >> gantschelijk uit de voorz . possessie en administratie te stellen , niet anders dan of ik dezelve door kwade rege>> ring of anderszins verbeurd had ; en als ik stilzwijgens >> ' t zelve zoude laten passeren , zoo zoude des ontwijfelijk >> strekken tot mijne groote schande en disreputatie , die >> consequentelijk ook zoude raken de digniteit van den » Doorl. mijn zeer vriendelijken geliefden Heer broeder * den » Prins van Oranje , denwelken en mij de smerte van zijne >> langdurige gevangenis bezwaarlijk genoeg dagelijks voor >> oogen komende. Waarom ik geenszins aan U. Ed. verhope gemeriteerd te hebben , dat » staan , dat de voorz. dezelven zouden ver- provisionele verklaring zoo verre >> tegens mij zoude militeren , dat mijn verkregen recht >> daardoor benomen en dat ik alzoo dadelijk en schande>> lijk zoude >> die ik zoo gesteld worden uit de voorz. administratie , vele jaren vreedzamelijk behouden hebbe , » > nadien ik altijd te vreden zij geweest , U. Ed. en Z. Exc . >> als Generaal en krijgsoverste te laten alzulke autoriteit >> en te dragen >> wezen zal. alle respect , dat mij eenigzins mogelijk Hiermede , Edele , erentfeste , wijze en zeer >> discrete Heeren , mij zeer vriendelijk aan U. Ed . goede >> gratie recommanderende , bidde den almogenden God >> U. Ed. te verleenen voorspoedige regering. Geschreven tot » Delft den 26sten Maart 1592. U. Ed . goedwillige Vriendin » om dienst te doen , MARIA VAN NASSAU." Op dezen brief begrepen de Staten nieuwe pogingen tot minnelijke schikking in ' t werk te moeten stellen , waartoe zij ook de hulp van Graaf WILLEM , die juist in den Haag was , inriepen. Hiermede hielden zij zich bezig den 7den 8sten 9den, 13den, 15den, 18den April en den 6den Mei . (353) Res. St. Gen. 11 Mei 1592. » Compareert Z. Exc. , AANTEEKENINGEN 353. 349 vertoont , dat hem bij eenen huissier van den Hove van Holland een brief verhandreikt is , daarin besloten was zeker mandament of provisie bij Mijffrouw van Oranje , zijne zuster , van den Hoogen Rade geïmpetreerd , inhoudende zeker dagement van zijnen persoon , daarvan de dag op morgen dienen zoude , om te aanhooren alzulke conclusie , als , de voorz. Juffrouw zijne zuster tegen hem van meening is te nemen verzoekende , aangezien hij heeft aangevaard de administratie van de goeden van Breda en anderen , daarom quaestie is , vermogens en uit kracht van de acte van resolutie met voorgaande kennis Juffrouw zuster gehoord , van zaken , zijne voorz . bij de Heeren Staten Generaal dienaangaande genomen , dat H. Ed. willen gelieven te verklaren , of bij , de voorz . provisie nakomende , voor den voorz. Hove zal hebben te compareren en aldaar de voorz . acte en L resolutie te sustineren , en in dezen te bedenken , of het eerlijk en dienstelijk wezen zal voor den lande , dat men voor den voorz. Hove de autoriteit van de Heeren Staten Generaal zal later debatteren. Is hierop communicative ge- adviseerd , doch niet finalijk geresolveerd ." Des namiddags werd besloten hierover te schrijven aan den Hoogen Raad. Den 18den Mei werd er gehandeld om de zaak te beslissen door autoriteit van den lande. Den 23sten Mei deed de Graaf van Hohenlo dezen aangaande een mondeling vertoog. Den 25sten deed MAURITS verklaren be- reid te zijn tot de hem van wege de Staten Generaal voorgestelde benoeming van scheidsmannen. Den volgenden dag verzocht de Graaf van Hohenlo namens de Prinses te mogen weten , hoe , indien MAURITS geschil maakte over de goederen van Buren , zulks zoude moeten beslist worden , aangezien Buren aan het Rijk was onderhoorig , blijkende zulks uit een brief , gedateerd Friburg in Brisgau , den 24sten Juny 1498 , waarbij Koning MAXIMILIAAN Buren en Leerdam tot een Graafschap van het Rijk had verheven. De Staten Generaal gayen hem des namiddags ten antwoord , dat zij op de zaak in quaestie geresolveerd hadden , gelijk zij in goeder conscientie zonder prejudicie van der partijen gerechtigheid hadden bevonden te behooren . Tevens besloot men van dit 350 AANTEEKENINGEN 353-355 . een en ander op nieuw kennis te geven aan den Hoogen Raad. (354) Op den 1sten December 1592 verzocht MAURITS het advies der Staten , hoe zich te houden voor den Hoogen Raad. Des namiddags werd besloten aan dien Raad bericht der zaak te geven. Den volgenden dag rapporteerde de Griffier zulks gedaan te hebben. Op den 10den December hernieuwde MAURITS zijn verzoek . Men besloot weder bij hem aan te houden op eenig middel van accoord : hetwelk op den 12den December gerapporteerd werd gedaan te zijn : doch op den 18den December liet MAURITS weten het proces zijnen gang te willen laten gaan. Zie Res. St. Gen. en Secr. Res. St. Gen. Op het jaar 1593 vindt men niets vermeld : denkelijk heeft alstoen de uitspraak van den Hoogen Raad plaats gehad. BOR , 28 B. , f. 56b. " (355) Hare remonstrantie luidde als volgt : >> Aan mijne Heeren de Staten Generaal der Geun. Ned. Provincien. >> Vertoont met reverentie Juffrouwe MARIA van Nassau , >> geboren Prinsesse van Oranje , Gravinne tot Buren etc. » voor haar zelve en als conjunctissima persona van haren >>> geliefden vollen broeder den Heere Prins van Oranje Graaf » tot Buren etc. gevangen in Spanje , hoe dat zij Remon>>> strante met haren voorz . Heer broeder van éénen en het >> eerste bed heurs Heer Vaders loff. mem. gekomen zijnde , >>> naar de Brabandsche leenrechten de een den anderen suc» cederen in de leenen , door de aflijvigheid van vader en » moeder op heur gedevolveerd , uitsluitende alle andere >> broederen en zusteren van de nabedden komende : gelijk >> mede in den lande van Braband eene klare costume is >> in des Hertogen Leenhof , dat , het eerste bed gebroken des eerststervenden leengoederen , die van den » zijnde , » Hertoge ontvangen worden , terstond metterdaad ipso jure » devolveren in proprieteit op de kinderen van den eersten » bedde , zoodat de langstlevende vader of moeder alleen >> tochters blijven in heure goederen , zonder van de pro>> prieteit te mogen disponeren. Ook is notoir costume in » denzelven Leenhof van Braband , dat na des langstlevenden AANTEEKENINGEN 355. 351 » aflijvigheid die van den eersten bedde onder heur alleen >> behouden en deelen de leengoederen , zoodat de oudste » zoon behoudt de twee deelen van alle baten , profijten » en inkomsten derzelve leenen , en de dochters of jonger >> zonen van denzelven bedde genieten het rechte derde deel >> van dien , zonder dat die van den nabedde daartoe mogen » komen , gelijk ' t zelve genoegzaam blijkt bij de stukken certificaten van de Leenmannen in Braband hierbij » gevoegd , en des nood zijnde , nog nader zoude kunnen >> bewezen worden. Volgende welke notoire costumen van » Braband , zoo had Z. Exc. loff. mem. der Remonstrante » en >> Heer Vader , ten andere huwelijke gaande , bij huwelijk>> sche voorwaarden expresselijk gereserveerd den kinderen >> van zijnen eersten bedde der voorz . Brabandsche leen>> goederen , als op heur in proprieteit gedevolveerd zijnde , >>> uitsluitende daarvan de kinderen van den nabedde : waar» van ook bij extract hierbij gevoegd is blijkende : en zulks >> confirmerende bij zijne leenen , verkoopende de heerlijkheid >> Rumpst en eenige andere heerlijkheden , Brabandsche leen• >> goederen wezende , had moeten toezeggen te zullen ver>> werven consent en ratificatie van de kinderen van den >> eersten bedde , wien de proprieteit als boven was toebe>> hoorende , daaraf ook bij een ander extract gedoceerd >> wordt. Heeft ook Z. Exc. loff. mem. tot diverse reizen >> in zijn leven solemnelijk laten delibereren , wat hij de >> Remonstrante , haar ten huwelijk begevende , zoude heb>> ben mogen eigentlijk verzekeren van deze leengoederen , >> en is zulks altijd genomen geweest op een gerechte derde >> part navolgens de voorz. costumen : daarop ook geloof>> waardige getuigen nog in leven zijnde gehoord zouden. >> mogen worden. Van gelijke willende Z. Exc. 1. m. dis» poneren vóór zijn dood , hadde voorgenomen alleen de >> regering van het Vorstendom Oranje te laten aan der Re>> monstrante geliefden broeder den Heer Graaf MAURITS , >>> geboren Prins van Oranje etc. ( 1) maar niet van eenige » Brabandsche leengoederen , wel wetende dat dezelve be- (1) Vgl. bov. aant. 48. 352 AANTEEKENINGEN 355. » hooren gevoegd te worden bij de regering , die de Remon>> strante - had en competeerde van heure en heurs Heer » broeders goederen. Waaruit dan genoeg blijkt , dat de >> Remonstrante in de voorz . leengoederen tot een derde deel >> gerechtigd zijnde , zoo lang in gemeenschap derzelver goe>> deren geacht moet worden te wezen , totdat God almachtig >> de genade geven zal , dat zij heuren geliefden gevangen » Heer broeder den Prins van Oranje zal mogen zien en met >>> hem eene vriendelijke en broederlijke afdeeling zal mogen >> doen en had zij Remonstrante , zoo om te bewaren heure >> eigene gerechtigheid , in de voorz . leengoederen heur al >> tegenwoordig competerende , als ten opzien van de voorz. >> gemeenschap , en dat zij de naaste is tot de successie van de » voorz. leengoederen en overzulks meest geinteresseerde >> voor haar zelve en in qualité als voren , na het overlijden >> van• heur Heer Vader h. ged . aanvaard de possessie en re>> gering van de voorz . Brabandsche leengoederen , dezelve » regerende en administrerende en daaraf ontvangende zulke >> vruchten en inkomen , als de gelegenheid des tijds heeft >> toegelaten. En nadat de Steden Breda en Steenbergen door » Gods genade wederom waren gereduceerd aan deze Provin>> cien , heeft zij mede aldaar reëele possessie genomen , van de >> voorz. steden , de Officieren en Magistraat aldaar naar » ouder gewoonte gesteld en van harentwege den eed doen. >> afnemen naar behooren , alles om redenen voorz. en in >> conformiteit van de autorisatie van U. Ed . van den jare 85 , >> mitsgaders met goede kennis van heuren geliefden Heer >> broeder Graaf MAURITS , die verscheidene personen aan haar >> heeft verzonden , die aan hem eenig vervolg van officien » of om andere politieke zaken waren doende. Behalven » dat ook de possessie der Remonstrante is geconfirmeerd >> geweest bij zekere acte's Hoves van Holland gegeven in >> den jare 87 ook op het eigen verzoek van haren voorz. >> geliefden broeder den Heere Graaf MAURITS. En hoewel >> dan niemand vermochte noch behoord hadde de Remon» strante te benemen het bewind , toezicht en regering van » de voorz. goederen , haren gevangen geliefden Heer broe» der en haar 2 toebehoorende , nademaal zij ook daartoe aan AANTEEKENINGEN 355. » > niemand ter wereld eenige oorzaak gegeven * had , 353 zoo is » ' t nochtans , dat eenigen , mogelijk onrust zoekende , heu>> ren geliefden broeder den Heere Graaf MAURITS Voorz. >> gepersuadeerd hebben tot schade van de Remonstrante , » dat Z. L. verzocht heeft de administratie van de voorz. » goederen : en heeft zoo verre geinsisteerd , dat U. Ed . heb>> ben uitgegeven zekere acte van den 10den Aprilis 91 , + » daarbij dezelve Heere Graaf MAURITS provisionelijk wordt >> gecommitteerd tot de voorz . administratie , niettegenstaande >> de Remonstrante instantelijk bad , dat de zaak had mogen » gehandeld worden voor eenige Raden van justitie , om heure >> gerechtigheid volkomelijk te mogen justificeren en bewij» zen , waaraf U. Ed. datmaal overmits de kortheid des tijds En hoewel een ieder >>> niet onderricht konden worden. » wel konde en behoorde te gedenken , dat U. Ed. meening » > niet is geweest de Remonstrante te verkorten en te be» hemen ' t gene heur met goeden rechte en redenen is com>> peterende , inzonderheid aanmerkende de clausulen van » de voorz. acte , alleen uitgegeven zijnde bij provisie tot » andere ordonnantie , en onverkort een ieder zijns rechts ; >> dat ook op een slecht te kennen geven zonder volkomen >> kennisse en rijpe examinatie van de zake , geen zoodanig >>> decreet kan noch mag bestendig wezen : zoo heeft het >> nochtans Z. Exc . Graaf MAURITS etc. beliefd te trachten >> tegens notoir beschreven rechten hem zelven dadelijk en >> zonder speciale genoegzame autorisatie te stellen in de >> possessie vel quasi van de voorz . Brabandsche leengoede>> ren , waarin zij Remonstrante vreedzamelijk zoo veel had » gecontinueerd , benemende haar ook hare eigene portie » van de voorz. leengoederen zoo wel als de regering en >> toezicht van de andere deelen , directelijk tegens form >> van justitie : want de Remonstrante heur daartegens beEn nadat de voorz . Heer Graaf >> hoorlijk opposeerde. » MAURITS daarin beliefde dadelijk te continueren , en dat » zij bij vriendelijke en liefelijke middel en verzoek niet » konde gewinnen , dat Z. L. wilde desisteren ; dat ook >>>> daarbeneffens de zake quaéstieus van de administratie dezer » Brabandsche leengoederen Z. L. bij arbiters of vriendelijk 23 I 355 . AANTEEKENINGEN 3.54 >> compromis te doen beslichten niet goedvond noch begeerde >> te doen , dan mits dat zij mede in compromis zoude stel>> len de goederen , haar van hare Vrouwe Moeder aange» komen , 't welk tegen reden was : want zij Remonstrante >> heure eigene liquide zaken niet behoorde quaestieus te » maken , en staat toch een ieder tegens heur de ordinaris >> weg van justitie open. En behalven dien zoo vermocht » ook de Remonstrante zulke compromis niet aan te nemen , » omdat de administratie van dezelve heure moederlijke >> goederen haar was gelaten al bij ' t leven van haar Heer » en Vader 1. g. die daarin wijsselijk en voorzichtelijk had >> voorzien en haar in de toezicht en administratie derzelver >> goederen zelfs had ingesteld . >> ten leste genoodzaakt Zoo is dån de Remonstrante geweest heur recht >> voor den Hoogen Raad in Holland , te vorderen en eisch in cas van >> maintenue gedaan hebbende , is van wege heur geliefden >> broeder den Heer Graaf MAURITS geëxcipieerd geworden , >> als dat de kennis en judicature van dezen niet toestond » dien van den voorz . Rade , zoo deze quaestie concerneerde >> leengoederen in Braband gelegen , sustinerende ook , dat » de zaak aan arbiters . gesteld ware , die daarvan kennis >> zouden mogen nemen naar vermogen der pretense acte » van den 18den Mei 1592 ( 1 ) . En want de Remonstrante >> alzulke exceptie ongefundeerd te zijn haar liet bedunken , >> vermits partijen in Braband voor den Leenhof niet kun>> nen procederen , en dat in deze Geun. Landen geen ge- qualificeerde betere rechters zijn als de Hooge Raad voorz. , >> bijzonder zoo dezelve heur Heer broeder hier in Holland >> het beginsel van haar te turberen genomen heeft en nog >> dagelijks hier te lande is continuerende zonder ophouden ; >> daarbij denkende dat men haar ook geene justitie zoude >> weigeren zonder aanwijzing , waar heur te addresseren , >> en dat de voorz. acte van U. Ed . van te procederen voor Denkelijk door (1) Deze acte vindt men niet in Res. St. Gen. verzuim van den afschrijver want op den 25sten Mei 1592 vindt men van die acte gewaagd . Ook leest men in de morgenzitting van den 18den Mei , dat de resolutie is uitgesteld tot na den middag, AANTEEKENINGEN 355. 355 » de arbiteren geen effect gehad heeft ; zoo heeft zij zoo ver >> geprocedeerd , dat die van den Hoogen Raad , haar de zake >> ontslaande , bij sententie verklaard hebben , dat zij de >> exceptie , bij den voorz. Heer Graaf MAURITS gepropo>> neerd , admitteren en hem van de instantie ontslaan en >> absolveren. En daarom de Remonstrante niet wetende , >> aan wien haar alsnu te addresseren , \ betrouwende niette>> min , dat U. Ed . niet zullen toelaten , dat iemand hier te >> lande zoude mogen beklagen hem recht geweigerd te zijn , >> en dat zij verhoopt hare zaak zoo te bewijzen , dat be» vonden zal • worden , dat zij groffelijk verongelijkt zoude >> worden , even verre zij , omdat zij is een vrouwepersoon , >> daarom hare eigene of ook haars vollen broeders goede>> ren , tot hare successie staande , in gardenoble niet zoude >> mogen administreren en daarin geprefereerd worden voor >> een halven broeder , bijzonder in deze landen , daar notoir >> is , dat , naar costume derzelver , geheele landen en lui» den bij vrouwepersonen geregeerd mogen worden niet >> alleen in politieke , maar ook in krijgs- of militaire >> zaken , al ware 't schoon dat zij tot geen successie ge>> rechtigd waren ; te meer dan ook naar rechte , daar de >> successie en de eigendom tot eene portie in consideratie >> komen : dat ook daarbeneffens de Remonstrante vastelijk >> betrouwt , dat U. Ed. haar den weg van justitie zullen la>> ten genieten en haar in heur gerechtigheid niet verkorten , >> daartoe bij U. Ed. ook maar provisionele dispositie gedaan » is , zonder volkomen instructie van de zake en zonder >> van de voorgemelde costumen en rechten van Braband >> wel geinformeerd te zijn. Zoo verzoekt zij Remonstrante , » dat U. Ed . , als nu beter onderricht wezende , 1 de voorz. >> provisionele acte , heuren geliefden broeder den Heer » Graaf MAURITS ten fine voorz. verleend , believen te re>> voceren , opdat zij Remonstrante daardoor niet voorder >> geledeerd worde in heure gerechtigheid en in de adminis>> tratien , daarin zij allen anderen gepraefereerd behoort te >> worden : verhopende dat U. Ed. , in consideratie nemende » de voorz. redenen en de volkomen gerechtigheid van de >> remonstrantie , te meer geneigd zullen zijn heuren gelief23* 356 AANTEEKENINGEN 355-356 . >> den Heer broeder te induceren , zich te willen laten ge>> noegen met het bewind en toezicht der krijgszaken over » de voorz . steden van Breda en Steenbergen en ' t geen >> daaraf dependeert : presenterende de Remonstrante (om in >> alles te voldoen en eenmaal met liefelijke en vriendelijke » middelen deze differenten te vernieten en om alle voordere >> onlust en zwarigheid , die daaruit zoude mogen ontstaan , » te verhoeden, ) dat zij den voorz . heuren geliefden Heer >> broeder zal dragen zulke respect , dat bij zijne kennis en >> voorweten de Magistraten veranderd , de Officieren gesteld >> en alle zaken van eenige importantie met goede corres>> pondentie en zijn advies zullen gedirigeerd en verricht >> worden , de rekeningen gehoord en gesloten ten overstaan » van zijne Gecommitteerden en het reliqua geëmployeerd . >> daar en zoo dat zal behooren. Of bij refus van dezen » bidt de Remonstrante , dat U. Ed. believen te committeren » die van den Hoogen en Provincialen Raden of een compe>> tent getal derzelven , voor dewelke zij heure actie zal mogen >> institueren en heur recht vervolgen tegens den voorschr. » Heer Graaf MAURITS , zoo zij te rade zal bevinden ; ordon>> nerende partijen van 14 dagen tot 14 dagen , tot volle in» structie van den processe , termijnen peremtoir te houden » en de sententie te gehoorzamen en voldoen naar zijn form >> en inhouden. ' t Welk doende etc. MARIA VAN NASSAU." (356) Ziehier weder kortelijk het voorgevallene Res. St. Gen. uit de Op den 6den Juny 1594 werd de Heer BRIENEN gecommitteerd , om de nadere meening der Prinses te verstaan. Dezelve deed daarvan rapport op den 16den en den 20sten Juny : en werd besloten dit rapport aan MAURITS mede te deelen. Op den 11den en den 29sten Augustus werd op het request der Prinses gedelibereerd , maar niets geresolveerd. Op den 30sten en 31sten Augustus drong de Graaf van Hohenlo namens de Prinses aan op resolutie en liet eene nadere remonstrantie indienen , welke op den 10den September in handen van MAURITS gesteld werd . Hierop bracht MAURITS zelf den 21sten September een tegenvertoog in , waaruit bleek dat de partijen het eens waren over den rechter , maar nog verschilden over de wijze van procederen. Hierover werd AANTEEKENINGEN 356. 357 weder gehandeld met HOHENLO en de Prinses : welke laatste op den . 24sten September liet weten , dat zij te vreden was den Hoogen Raad tot rechter aan te nemen , behoudens dat naar believen , ten petitoire of ten possessoire zoude mogen ageren , en mits Prins MAURITS zijne eischen ook bij gemelden Hoogen Raad aanlegde , doch bij afzonderlijke actie , zij , en niet bij form van reconventie . Dit werd aan MAURITS op den 1sten October medegedeeld met het ontwerp eener acte , waarbij aan den Hoogen Raad de kennisneming van het geschil zou worden opgedragen . Op den 4den October liet MAURITS eenige veranderingen in die acte voorstellen : welke acte , alzoo veranderd , daarna aan de Prinses werd medegedeeld ; die echter op den 11den October verklaren liet dezelve acte volstrekt niet te kunnen aannemen , en dus verzocht , dat de Staten op het tweede lid harer remonstrantie zouden willen beschikken . Hierover werd op den 10den, 12den en 14den November gedelibereerd. Op den 6den De- zij verklaren te vreden te zijn , dat de administratie der goederen van Breda zou plaats hebben bij beurten , het ééne jaar door MAURITS , het andere jaar door cember liet doch ook deze voorslag wilde niet vlotten , gelijk bleek uit het verhandelde op den 17den en den 23sten December. Ten laatste werd op den 31sten December besloten tot het op- haar maken van twee afzonderlijke acten , welke aan beide partijen ter keuze op den 2den January 1595 werden medegedeeld , inhoudende de eerste acte , dat de Staten Generaal bij bewilliging van partijen verklaren , dat dezelve partijen voor die van den Hoogen Raad in Holland in geschrifte zullen overleveren , elk respectivelijk en distinctelijk, alzulken eisch en conclusie op ' t recht, dat elk van henl. heeft of pretendeert te hebben nopende de administratie van de gerechtigheden en goederen , toebehoorende aan den Prins van Oranje , als zijl. zullen goedvinden , voor dezelve rechters tot volkomen instructie van de voorz. respective processen op dezelve eischen te procederen naar stijl ; en de processen alzoo geinstrueerd zijnde , dat bij die van den Hoogen Raad op de voorz. eischen en conclusien van partijen recht en justitie gedaan zal worden , gelijk zijl. zullen bevinden te behooren. En bij de tweede acte , dienende voor het geval , AANTEEKENINGEN 358 356-358. dat de eerste niet mocht worden aangenomen , verklaarden de Staten tot rechters te committeren twee uit den Raad van D Braband , twee uit den Raad van Gelderland , vier uit den Hoogen en Provincialen Raad over Holland en Zeeland , twee จ uit den Raad van Utrecht , twee uit den Raad van Vriesland } en een Rechtsgeleerde uit de drie Staten van Overijssel , geene van partijen wettelijk suspect wezende. dat de neming of dat rechters (357) Voorts werd bepaald , partijen gehouden zouden zijn , zich over de aander eerste acte te verklaren binnen twee maanden , anders binnen een maand daarna de gedelegeerde van de tweede acte zouden worden beschreven. BOR , 32 B. , f. 8b. (358) Ziehier weder kortelijk het verhandelde. Op den 30sten January 1595 liet de Prinses verzoeken , dat er in die D acten nog iets zoude worden gesteld nopens de wijs van procederen. Men liet haar weten , dat zij vooraf hare keuze tusschen de beide acten doen moest. Op den 27sten April kwam er op nieuw eene remonstrantie van haar in : men liet haar >> afvragen , of dezelve hare keuze inhield ; en zoo ja , besloot men insgelijks aan MAURITS te verzoeken zijne keus te willen doen. Op den 12den Mei beraamde men eene acte van delegatie van rechters . Op den 16den Mei besloot men die acte aan beide partijen mede te deelen . Hiervan werd rapport gedaan op den 18den..en den 27sten Mei : terwijl eindelijk op den 29sten Mei bericht werd , dat de beide partijen in de hier d volgende acte hadden ingestemd , die ook dẹn volgenden dag door MAURITS en HOHENLO met dankzegging is aangenomen. >> Alzoo de quaestien , differenten en geschillen , ontstaan >> tusschen den Hooggeb. Heere Heere MAURITS geboren » Prins van Oranje , Graaf van Nassau , Markies van der » Vere etc. en den Welgeb. Heere Heere PHILIPS Graaf van » Hohenlo , CO e Vrijheer van Langenberg , in den naam en van » wege de Hooggeb. Vrouwe Vrouwe MARIA geboren Prin>> ses van Oranje , Gravinne van Nassau , Buren etc. zijne >> gemale , bij de te voren voorgeslagen middelen niet hebben >> kunnen vereenigd worden , en mitsdien dienstelijk bevon>> den is tot de kennisse en judicature van dien eenige >> rechters bij bewilliging van partijen te stellen en te dele- F AANTEEKENINGEN 358-361 . 359 >>> geren : zoo is ' t dat de Staten Generaal van de Vereen. » Nederlanden gesteld en gedelegeerd hebben , stellen en de >> legeren mits dezen het Collegie van den Hoogen Raad in » Holland als rechters over de voorz . quaestien en geschil>> len : voor dewelken de voorz . contendenten respectivelijk » distinctelijk al zulke actie , eisch . en conclusie zullen >> mogen instellen , doen en nemen , als zijl. zullen te rade >> vinden : waartegens partij respectivelijk zijne defensie zal >> mogen doen : en zal bij dezelve rechters (op den eed bij >> henl . gedaan of nog te doen) op de actien , eischen , defen>> sien en conclusien van partijen recht en justitie gedaan wor>> den , als zij naar recht en costume van de landen , daaronder » de quaestieuse goederen gelegen zijn , zullen bevinden te >> behooren en de sententien , bij dezelve rechters te wijzen , >> zullen door autoriteit van de voorz. Heeren Staten Generaal >> geëxecuteerd worden zonder bij appellatie , reductie , relief » of bij eenig ander middel daarvan te mogen beroepen : en >> dit alles zonder eenige prejudicie van den Heere Prinse » van Oranje , zijne successeurs , noch van zijne Graafschap>> pen , landen en preeminentien derzelven." Vervolgens hebben wij betreffende deze zaak niets meer gevonden in de Res. St. Gen. Op den 28sten November 1596 vinden wij MAURITS genoemd administrateur der goe- deren van Breda , en liet hij in deze qualiteit een verzoek doen aan de Staten Generaal. (359) BOR , 29 B. , f. 9 , 10 . (360) VAN REYD , bl . 175b. (361 ) Res. St. Gen. 13 Mei 1592. en geresolveerd , dat >> Is goedgevonden men Z. Exc. in recognitie van de continuele zorg , moeite en arbeid , die hij dagelijks draagt den dienst van den lande , en de groote die God almachtig geliefd heeft den lande in en doet voor victorien , 't voorgaande jaar door de goede directie van Z. Exc . te verleenen , zal vereeren met een stuk zilvers verguld ter waarde van f 4000 , en daarbeneffens met de obligatie van f 30000 der Generaliteit toekomende , verleden bij den Heer VAN BALIGNY , Gouverneur van Kamerijk , op den persoon van Z. Exc ." 360 AANTEEKENINGEN 361-363 . Ten zelden dage is ook aan Graaf WILLEM eene vereering toegekend. (362) Volgens BOR , 29 B. , f. 19b was het leger groot omtrent 6000 man voetvolk en 2000 paarden : volgens V. REYD , bl. 176a was het groot 8000 man voetvolk en 1500 paarden. Dit verschil is misschien door de komst der Vriesche troepen en door andere bestellingen veroorzaakt. (363) Res. St. Gen. 18 Mei 1592, >> Is goedgevonden , ten aanzien dat naar alle apparentien de vijand in de quar- Gelderland of Vlaanderen iets zal bestaan voor te nemen , wezende Z. Exc. met het leger verre van dezelve quartieren geëngageerd , om denzelven daardoor of anderszins te diverteren ; daarover mitsdien geheel noo- tieren van Braband , dig is , dat bij der hand gehouden worde een hoofd van gebiede en commandement , om in zulken gevalle op alles orde te mogen stellen voor de meeste verzekerdheid en den dienst van den lande ; dat men Z. Exc. zal verzoeken tot dien einde alhier te willen laten den Welgeb. Grave van Hohenlo , voorzien met behoorlijke autoriteit daartoe dienende en van noode ; en den Graaf van Hohenlo dezen last te willen aanvaarden ; ten welken gecommitteerd zijn de Heeren BARNEVELD en CROMSTRIën. >> Compareert Z. Exc. verklaart , dat hij geresolveerd is op morgen vroeg met Godes hulp te vertrekken , om hem metteneerste te velde te begeven ; verzoekende te verstaan , of de Heeren Staten hem iets voorder zullen begeeren op te leggen en te gebieden , dat hij erbiedig is hem in alles te employeren in dienst van H. Ed. en den lande. En is Z. Exc. daarvoor bedankt , en aangezeid , dat de Heeren Staten hem wenschen goede reize , geluk en voorspoed in zijne voorhebbende exploiten , hen verzekerende , dat hij dezelve zal beleiden met de beste en verzekerdste middelen en wegen naar zijne gewoonlijke discretie en voorzichtigheid. Is Z. Exc. voorder ook aangezeid de voorz. resolutie , en dienvolgende verzocht den voorz. Graaf van Hohenlo alhier te willen laten , om op de occurrentien te letten en te mogen commanderen over het volk van oorloge , in dit quartier blijvende , gedurende Z. Exc. absentie. Dewelke hetzelve goedvindende , daarin heeft geaccordeerd." AANTEEKENINGEN 364-369 . (364) BOSSCHA , I , 316 . (365) BOR , 29 B. , f. 19c , 21b. 361 Verkeerdelijk schrijft BOSSCHA , I , 307 , dat MAURITS tweemaal is gewond geworden. - In eenen brief van den 25sten Juny , uit het leger geschreven , waarin van MAURITS stoutmoedigheid gesproken wordt , leest men ; » Ik zorg , (dat God wil verhoeden ! ) dat deze stoutigheid en naarstigheid wel ten kwaadste eens mocht lukken : want op gisteren kwam een kogel , van onzen kant naar de stad geschoten , geen drie voet van Z. Exc. in de trencheën , daar Z. Exc . was , alzoo dat het zand op SO zijn lijf viel. Het ware te wenschen , dat Z. Exc. hem wat beter wachtede ." In Res. Raad v. St. 3 July 1592 leest men : >> Z. Ex. wezende in de trencheën , durende den heeten aanloop op de stad , wordt gekwetst in de slinker kaak , en vertrekt alzoo naar zijne tent , daar de wonde buiten perikel gevonden wordt." Op den 4den July schreef de Raad van State aan de Staten Generaal : » Z. Exc . is , God lof ! in zeer goeden doen , en is de kwetsuur geenszins gevaarlijk , als niet latende om dezelve kwetsuur wel te eten en te drinken met het gewoonlijk gezelschap , en te besogneren als vóór dezelve kwetsuur." (366 ) BOSSCHA , I , 303. (367) V. REYD , bl . 178b. V. REYD , bl. 183a. BOSSCHA , I , 305. Brief van MAURITS aan de Staten Generaal. >> Edele Enz. Aan Vrijdage 11. den 3den dezer maand (368) (369) >> ' s morgens omtrent ten zes uren hadden wij orders ge• >> steld , dat de Capiteinen en soldaten op diverse plaatsen >> aan de wallen en de bressen haar zouden presenteren en >> haar gelaten , als of zij eenen generalen storm op de stad >> van Steenwijk wilden geven ; en hadden tot dien einde >> twee mijnen , die wij hadden onder de wallen doen gra>> ven , laten springen : waaruit gevolgd is , dat na veel >> schieten zoo met grof als klein geschut , en allerhande » defensie zoo van binnen als van buiten , onze soldaten » haar in een van de bolwerken gelogeerd hebbende , dien» zelven avond omtrent zes uren de Gouverneur eenen >> trommelslager tot ons gezonden en begeerd heeft in een 362 AANTEEKENINGEN 369-373 . >> redelijk accoord met ons te treden : 't welk wij hem om » merkelijke redenen ' s anderen daags geconsenteerd hebben , >> op conditie dat hij en alle Capiteinen , Officieren en sol>> daten zoo te voet als te paard , daarbinnen in garnizoen >> geweest hebbende , hare vendelen en wapenen , uitgenomen >> rappier en ponjaard , binnen de voorschr . stad zouden >> laten en haar uit de voorschr. stede over den Rhijn zou>> den begeven met belofte den Koning van Spanje binnen >> zes maanden op deze zijde van den Rhijn niet te dienen : >> waarmede zijl. , na eenige capitulatie met ons daarop ge» houden , lestelijk te vreden geweest zijn en zijn alzoo >> van daag met hare bagage en convoy , dat wij daartoe >> hebben geordonneerd , naar Coeverden vertrokken. De stad >> is sterk en vast bevonden , en daarom wij veel moeite >> hebben moeten doen : maar wij verhopen , dewijl God >> onzen arbeid zoo ver gezegend heeft , dat de landen geene >> geringe vrucht daaraf zullen genieten . Waaraf wij U. Ed. >> wel hebben willen adverteren en dezelven hiermede - in >> de protectie des Almogenden bevelen. Voor Steenwijk >> den 5den July 1592. MAURICE DE NASSAU (1) .” (370) VAN REYD , bl. 183 , 184. (371 ) Deze zwarigheden begonnen. Men had toen eenig volk in Braband en aanslag op Bergen op Zoom waren reeds op den 4den July tijding ontvangen , dat de vijand Vlaanderen vergaderde om eenen te doen . Res. St. Gen. (372) BOR , 29 B. , f. 21d , 23b. (373) VAN REYD , bl . 184 meet die oneenigheid breed uit : doch BOR , 29 B. , f. 22c wederspreekt hem , hoezeer hem niet met name noemende. Met dit al erkent BOR , dat er groot verschil van gevoelen was en vergoelijkt hij de tegenkanting der Staten van Holland , op grond dat zij , als het meeste dragende in de belastingen , ook het meeste belang hadden om op alle zwarigheden in de krijgsverrichtingen en anderszins te letten en daartegen te voorzien . BossCHA , I , 307 maakt de opmerking , dat men zou mogen twijfelen , of onder (1 ) MAURITS schreef dus niets van zijne wonde , twee dagen vroeger bekomen. AANTEEKENINGEN 373-375. 363 de overgroote bezorgdheid voor ' s Prinsen leven , niet bij sommigen eenige andere bedoeling verscholen lag. Het is onmogelijk hieromtrent iets te beslissen . ( 374) BOR , 29 B. , f. 23d. In Res. Raad v. St. 14 July 1592 leest men , dat MAURITS en WILLEM LODEWYK over dien brief van Holland en de weigering van het verzochte wel verwonderd waren. En op den 16den July , belangende de resolutie der Staten Generaal , leest men , dat die twee Heeren genoeg betoonden , dat het hun niet zeer wel beviel , dat hun de orde van den oorlog zoo naauw werd voorgeschreven. (375 ) Brief van MAURITS aan de Staten Generaal . » Edele Enz. De Heer BODLEY heeft ons alhier komende >> te kennen gegeven , dat hij expressen last van de Koningin » van Engeland had ons aan te zeggen , dat H. Maj . mee>> ning was nog 14 compagnien voetvolk en ééne compagnie >> ruiteren uit deze landen naar Frankrijk te doen trekken , >> alzoo ons de Ridder VERE insgelijks verklaard heeft ex>> pressen last te hebben ' t zelve te achtervolgen . ' t Welk >> wij bij deze gelegenheid niet alleen vreemd , maar ook >> gevaarlijk gevonden hebben. En al is ' t dat wij niet >> twijfelen , of U. Ed . zullen gelijke vermaning van H. Maj . >> ontvangen hebben , zoo hebben wij nochtans noodig geacht » U. Ed. ' t zelve te kennen te geven en wel vriendelijk te >> verzoeken het gevolg dezer zaak te willen inzien en op » middelen en wegen gedenken , waarbij H. Maj . bij .tijds >> anders gepersuadeerd en tot andere resolutie beweegd mag >> worden. Want ingevalle ' t zelve niet zoude mogen ge>> schieden , stellen wij U. Ed . te gedenken , hoe onmogelijk >>> het wezen zoude iets vorders te velde te tenteren of uit >> te richten , aangezien het getal van degenen , die wij >> jegenwoordelijk alhier te velde bij ons hebben , in hem >> zelfs klein is en van dage te dage zoo door ongeluk van » oorloge in de approchen dezer stede , als ook van eenig >> ander ongemak en verloop dagelijks zulks gezwakt wordt , >> dat wij niet gezien kunnen , al is ' t dat ons God zoo veel » geluk gave , dat wij deze stad (zoo wij verhopen) verover» den , bij wat middelen wij iets vorders zouden mogen ten>> teren. En niet twijfelende , of U. Ed . zullen hierin een be- 364 AANTEEKENINGEN 375-378 . VI » hoorlijk inzien hebben , bidden wij den Almogende U. m » Ed. in langdurige gezondheid en zijne protectie te houden. >> In ' t leger voor Steenwijk den 5den Juny 1592. M. d. n.” (376) Res, Raad v. St. 23 July 1592. >> De leger trekt op onder ' t beleid en bevel van Z. Exc. van voor Zwol St naar of voor Coeverden , ») om ' t zelve te belegeren ; daartoe }) God Zijnen zegen wil geven ! " (377) Brief van MAURITS aan de Staten Generaal . » Edele Enz. Den 27sten dezer zijn wij hier voor Oot» marsum getrokken en hebben dezelve stad , nadat wij met >> drie stukken begonnen hadden haar te beschieten , na de >> negende scheut veroverd : alwaar de Heer VAN FAMARS in >> het exerceren van zijnen staat geschoten en op de plaats >> tot onzen en aller personen van qualiteit van dezen leger >> groot verdriet en leedwezen gebleven is. Want de landen en >> U. Ed. aan hem eenen getrouwen , wel gequalificeerden en >> zeer bekwamen en ervaren dienaar in zaken van oorloge >> verloren hebben . 't Welk ons des te meer oorzake heeft >> gegeven U. Ed . hiermede wel vriendelijk te verzoeken , des >> voorschr. Heeren VAN FAMARS nagelaten huisvrouw en kin>> deren , in aanziening van zijne langdurige en getrouwe >> diensten , in zonderling goede en favorabele recommandatie >> te willen houden , en alzulke ordę te doen stellen , dat >> de voorschr. Weduwe niet alleen van hare schulden , >> daarmede hem de voorz . Heere VAN FAMARS ter cause » van U. Ed. dienst bezwaard had , verlost , maar ook op 't >> onderhoud van haar en hare kinderen zulks voorzien worde , » dat zij voortaan middel mochte hebben haar naar gelegen» heid van hare qualiteit te onderhouden , opdat daardoor an» deren , bijzonderlijk degenigen die den voorschr. overledene » zullen navolgen , verwekt worden haarl . met gelijke vro>> migheid en reputatie in de voorz. officie te kwijten . En >> beneffens dat U. Ed . en der landen dienst daarmede ge>> vorderd worden , zal ons zeer aangename vriendschap >> daaraan geschieden. Hiermede - zijt Gode bevolen. In » ' t leger voor Coeverden , den 31sten July 1592. M. D. N." (378) In Res. St. Gen. , 3 Augustus 1592 staat slechts 1000 man voetvolk en 300 ruiters. Maar op den 8sten Augustus ont- AANTEEKENINGEN 378-379 . 365 ving MAURITS de tijding , dat de vijand met omtrent 3000 man uit Braband over den Rhijn aankwam . Res. Raad v. St. .DT (379) Brief van den Raad van State te Zwol aan de Staten Generaal , geschr. den 27sten Augustus 1592. » Edele Enz. Wij hebben U. Ed . schrijvens van den 24sten >>> dezer gisteren avond ontvangen . 1. Waarop voor antwoord » zal dienen , dat wij tot verscheidene reizen aan Z. Exc . >> hebben geschreven , vermaand en op ' t ernstelijkst ver>> zocht zoo bij brieven als ook nu lestelijk bij monde>> linge verklaring van den Heer JEAN PAULI (1 ), ---- dat D. N >> dezelve wilde gelieven de zaken en exploiten van oorloge >> te dirigeren achtervolgende U. Ed . resolutie van den 12den » July 11. die wij zeer gaarne gezien hadden , dat naarge- Hende >> komen ware geweest , zonder nochtans eenig alzulk be>> scheid daarop ontvangen te hebben , als wij waren ver- niet weten , wat oorzaak Z. Exc. >> wachtende : hoewel wij – wel >> en Gen. mag moveren tot persisteren bij • >> mens : dan presumeren , dat zij in goede » verden te veroveren , eer de vijand met >> suffisant om iets zonders uit te richten , hunne voornehope zijn Coeeenig geweld , zoude kunnen >> overkomen. CRO Wij hebben goedgevonden andermaal te in>> sisteren op ons voorgaande begeeren , overzendende tot >> dien fine copie van U. Ed . schrijvens , met ernstelijk ver>> zoek de redenen , daarin en bij ons te voren menigmaal ter >> gereïtereerd , te willen inzien en dienvolgens , indien 't >> eenigzins kan geschieden zonder merkelijken hinder of >> nadeel van den leger zich daarnaar te reguleren , ons >> metten allereerste en met diligentie te antwoorden van Brow iter Mede riender evoles i Mas echtsM W ( 1 ) Men liet hem door dezen Heer verzoeken , het regiment van STOLBERG , pas uit Duitschland te 's Heerenberg aangekomen , te versterken met nog een regiment Engelschen en zoo vele ruiteren als uit het leger konden gemist worden , om zich in de quartieren van Anholt , 's Heerenberg , Lochem , Boekholt te onthouden , ten einde den vijand den toegang in het Graafschap Zutphen en den overtocht over den Yssel in de Veluwe te beletten : ook wilde men , dat ter betere voldoening aan de resolutie der Staten Generaal van den 12den July , MAURITS zich aan het hoofd van dit volk zou stellen , en Graaf WILLEM met het beleg van Coeverden belast laten, 366 AANTEEKENINGEN 379. >> derzelver resolutie , om U. Ed . daarvan te mogen adver>> teren en alle zaken tot de meeste verzekerdheid en den >> dienst van den lande te dirigeren. Enz. >> Z. L. van Hohenlo is op eergisteren hier geweest en >> heeft ons de gesteltenis van de steden en plaatsen in >> de quartieren , daar dezelve geweest is , verklaard , mits>> gaders van des Oversten STOLBERGS krijgsvolk en wat men >> best met dezelven zoude mogen doen . Waarop wij Z. Exc. >> goeddunken hebben verzocht , hoewel dezelve alreeds be» geerd heeft , dat , vernemende dat de vijand gereed zoude >> zijn over den Rhijn te komen , dat het geheele regiment >> van Z. Gen. en de andere ruiteren naar den leger zou>> den gaan. Middelertijd hebben wij goedgevonden de com>> pagnie van den voorn . Graaf te leggen binnen Lochum , >> en die van den Graaf PHILIPS gezonden met patent en >> bescheid naar Anholt , • om den vijand allen hinder en >>> afbreuk op de passage te doen , verwachtende Z. Exc. >> nadere beliefte. Enz. >> Van nieuwe tijdingen zijn ons gisteren uit den leger >> gekomen , dat de bruggen afgeschoten waren ; waarna de heeft verlaten. >> vijand zijn ravelijn en halve manen gaan zeer wel voort. >> ' De werken Z. Exc. deed >> de plaats opeischen met een trompet , die bij een ser>> geant van binnen geantwoord was , dat men zoude willen >> ophouden van werken en schieten ; dat hij zulks Graaf >> FREDERIK zoude aanzeggen : dewelke daarop komende >> op de ramparts , vraagde tegen den voorn . trompetter , >> wat hij begeerde ; die hem antwoordde , bij Z. Exc. alhier » gezonden te zijn om ' t Huis van derzelver wege op te >> eischen : dewelke Graaf daarop zeide , dat het nog twee >> of drie maanden tijd genoeg was : maar desniettemin is >> de moed niet minder." Enz. Brief van de Gedeputeerden te velde aan den Raad van State. >> Mijne Heeren ! Z. Exc,• heeft ons huiden bij zich geroe>> pen en voor doen lezen zekeren brief van U. Ed. inhou>> dende , dat U. Ed . de brieven van Z. Gen. den Graaf » van Hohenlo en den Ridder VERE opgehouden hadden en >> daarbij nog verzocht zes compagnien ruiteren van hier , AANTEEKENINGEN 379. 367 >> met goede meening , en raad , dat men den vijand aan den >> Rhijn weeren zoude : waarop vele redenen heen en weêr » gevallen zijn . En om niet te hasarderen , maar zoo veel >> menschelijk is , zeker te spelen , hebben Z. Exc. en Ge>> deputeerden voor ' t best en zekerste gevonden , des Ge- » neraliteits kracht niet te scheiden maar bijeen te brengen , » de steden , welke de vijand zoude mogen aantasten , met >> redelijk garnizoen bezet blijvende : gevende te bedenken , >> wat ongelukken de Generaliteit uit zulke scheiding tot >> meermalen overkomen waren , dewelke wel genoeg behoo>> ren te wezen tot een voorschrift om zulks te schouwen . » Aangaande de bezetting van de steden , dunkt Z. Exc . en >> Gedeputeerden geene zwarigheid te wezen , gemerkt de >> vijand geen geschut bij zich heeft om met geweld zulks >> te bestaan : doch indien U. Ed . noodig vinden eenige plaat>> sen beter te voorzien , mochten daartoe gebruiken het reIs hierom onze >> giment van den Heer VAN STOLBERG. >> zeer dienstelijke begeerte , dat U. Ed. willen de voorz . brie» ven voort laten gaan , en het beste doen , dat zij effect >> mogen sorteren . Het staat zeer te hopen , dat men hier >> binnen weinige dagen meester zal zijn : de halve maan » heeft de vijand zeer bloedelijk verlaten ; de gracht is ge>> heel gedroogd ; de kat gaat dapper voort ; de galerij is >> meer dan twee derde parten gemaakt. -- Hieruit staat te » gissen , wat zij >> en dit doen zullen , kasteel veroverd met ernst aangetast zijnde zijnde , 't welk de bruid is , >> waarom gedanst wordt : gevende wij U. Ed. te bedenken , >> of des vijands geheele voornemen aan deze zijde van den » Rhijn daarmede niet vernietigd zal wezen : ons voorts >> refererende tot het schrijven van Z. Exc. Hiermede » zijt Gode bevolen . In allerij uit het Geuzen leger voor JOHAN PAULI , » Coeverden , den 28sten Augustus 1592. "" >> GERARD DE RENESSE , CAREL ROORDA .' Brief van MAURITS aan de Staten Generaal. >> Edele Enz. Achtervolgende ' t gene U. Ed. ons hebben >> geschreven , dat wij drie of vier compagnien ruiteren naar >> Anholt zouden zenden , om op ' t passeren des vijands >> over den Rhijn te letten , door hem daarin en elders , 368 AANTEEKENINGEN >> daar hem de 379. occasie zoude presenteren , te beletten en >> afbreuk te doen , zouden wij ons met U. Ed. goede intentie >> zeer gaarne conformeren. Maar aangemerkt de vijand in >> zijn voornemen niet zal mogen verhinderd worden , ten » zij met meerder of ten minste zoo groote macht als de » zijne , en dat wij om de groote gardie van dit leger en >> dagelijksche convoyen de ruiteren van hier niet kunnen >> missen ; dat ook de vijand over den Rhijn gekomen we >> zende , ten langste in drie dagen alhier kan wezen , als >> hebbende niet meer dan twaalf mijlen te reizen , en den >> onzen 't zelve niet mogelijk zoude wezen , ter oorzake >> van de groote omwegen , die zij zouden moeten nemen >> om bij den vijand niet verrast te worden , hebben wij » voor 't raadzaamst aangezien de voorz. ruiteren alhier bij >> ons te doen blijven en de anderen te ontbieden , zoo haast » de vijand aan den Rhijn zal gekomen wezen , dat zij haar >> terstond herwaarts begeven , opdat wij des te geruster >> mogen wezen den vijand zijn voorgenomen secours te be>> letten. Van tijding weten wij U. Ed . van hier niet bij>> zonders te schrijven , dan dat de vijand , zoo wij ver>> staan , nog omtrent de Maas gelogeerd is , en dat die >> van Coeverden haar ravelijn en al ' t geen zij tot nog >> toe buiten de sterkte gehouden hebben , verlaten heb- » ben. Wij hebben hun het water uit de grachten geheel >> benomen en op die zijde eene galerij doen graven om Ook hebben wij het leger » te beginnen te. sapperen. >> zulks rondsom doen beschansen en begraven , dat wij ver>> hopen , al kwam de vijand nog · eens zoo sterk , dat hij >> ons niet zal mogen beschadigen . Waaraf wij U. Ed . wel >>> hebben willen adverteren. - Coeverden den 27sten Augus< » tus 1592. M. D. N. » Na date dezes worden wij veradverteerd zoo van Arn» hem , Wesel als van andere plaatsen , dat de vijand met >> omtrent 4000 mannen te voet en te paard tot Kempen , » Huls en Crefeld aangekomen was en geresolveerd hem » van daar naar Herck en aldaar voorts over den Rhijn te >> begeven. En alzoo de vesting van Coeverden algereeds » zoo ver gebracht is , dat hij dezelve zal moeten verliezen AANTEEKENINGEN 369 379. >> of hem avontureren om ze te ontzetten , zoo hebben wij >> tot meerder verzekering van dit leger en dienst van den » lande voor ' t raadzaamst aangezien al het volk zoo te voet >> als te paard bij malkanderen te houden , opdat door al» zulke separatie alzoowel wij hier , als de anderen in geen >> gevaar komen om beschadigd te worden ; ' t welk lichtelijk » zoude geschieden , wanneer de vijand ons den weg zoude afsnijden , zulks dat wij niet >> komen kunnen . M. D. N." zouden bij malkanderen Hoe weinig de Staten Generaal in hunnen schik waren met de weigering van MAURITS om aan hunne bevelen ten dezen te voldoen , blijkt uit den volgenden brief van den Raad van State , aan hen geschreven : » Edele Enz. U. Ed . missive van den 31 Augustus 1. 1 . >> is ons den 2den dezer loopende maand September behan» digd waarop deze dienen zal voor antwoord , dat , bij » zoo verre U, Ed. onze brieven van den 27ste en 30sten Au>> gustus hadden ontvangen , daaruit genoegzaam zouden >> verstaan hebben onze meening anders niet geweest te zijn , >> dan dat de zaken en exploiten van den oorlog zouden ge» dirigeerd worden volgens U. Ed . resolutie van den 12den July » en derzelver missive in dato den 24sten Augustus 1. 1. ge» lijk dat ook genoegzaam is te vernemen bij ' t gene wij op » verscheidene reizen dienthalve hebben geschreven aan Z. >> Exc. en wes ons van dezelve mitsgaders van de Gede- >> puteerden van de Provincien , in ' t leger wezende , daarop >> is beantwoord en wedervaren ; behalven dat wij verstaan » Z. Exc. zelfs aan U. Ed . geschreven te hebben de redenen , >> hem moverende den leger niet te zwakken , maar eer te >> sterken , met al het volk , dat dezelve heeft kunnen be>> komen in der voege dat U. Ed . , de zaken ten beste afne- » mende , zullen mogen verstaan , bij ons geen weinig devoir >> gedaan en regard genomen te wezen , ten fine dat U. Ed. >> voorz. resolutie ten effect had mogen gebracht worden , >> als op dewelke bij ons ook zoo dikwijls is geïnsisteerd » geweest. - Wij hebben U. Ed. mede veradverteerd , dat » Z. Exc. goedgevonden heeft de compagnien , van beneden » aankomende onder het beleid van den Welgeb. Heer Graaf 24 I 370 AANTEEKENINGEN 379-380. >>> PHILIPS van Nassau , naar den Waard voor Doesburg te >> doen verzamelen en aldaar te blijven , om in val van nood » in 't Graafschap Zutphen of elders daaromtrent des te ge>> reeder gebruikt te mogen worden : en als huiden heeft >> ons dezelve Exc. ontboden , dat de voorz . Heer Graaf PHI» LIPS van Nassau met tien compagnien van dezelve troepen » straks in den leger zoude komen , te meer zoo de vijand , » over den Rhijn gepasseerd zijnde en zich naar Oldenzaal » begevende , van intentie schijnt te wezen Coeverden eeniger» mate te ontzetten , hoewel U. Ed . voorz . missive van den >> lesten Augustus expresselijk medebrengt , dat alle dezelve >> troepen naar ' s Gravenweert zouden hebben te marcheren , >> en Z. L. preciselijk belast ter zelver plaatse te blijven , Doch zoo wij >>> verwachtende nader of tweede bevel . >> verhopen , dat U. Ed . om redenen voorz . het advies van goed zullen vinden , hebben wij niet kunnen >> laten achtervolgens den teneur van dien , den voorz. Wel- » Z. Exc. >> geb. Graaf zulks aan te schrijven om de begeerte van >> Z. Exc. in dezen achtervolgd te worden , zoo daar pericu» lum in mora schijnt te wezen , en de voorvallende nood vereischt voorbedachte resolutien te modereren >> dikwijls >> naar de occurrerende gelegenheid van zaken , gelijk ook >> anderszins contrarieteiten van bevel den lande schadelijk » zouden vallen , als U. Ed . dat zelfs beter kunnen weten en Tot Zwol den » de experientie genoegzaam is leerende. » 3den September 1592." (380 ) Brief van MAURITS aan den Raad van State. » Messieurs , je vous ai écrit dès. hier au soir que l'ennemi >>> étoit venu avec toutes ses forces à Emlichen , et espère » que vous aurez reçu mes lettres . Depuis il s'est approché » devant jusques à un quartier de lieue de ce camp. Et » d'autant que selon toutes apparences il tâchera de secourir >> cette forteresse qui déjà est réduite à telle nécessité et » extrémité , comme vous savez , et qu'à ce faire il mandera >> autant de forces qu'il pourra , tant de ce quartier que de » Braband et autres Provinces delà le Rhin; et que pourtant » il est très-nécessaire que le même soit fait de ce côté , je » vous ai bien voulu prier encore une autre fois , que vous AANTEEKENINGEN » ne veuilliez » PHILIPPE omettre mander de Nassau, 380-381 . à mon # 371 Cousin le Comte qu'il n'omette aucun devoir οὐ » diligence de me venir trouver en ce camp avec toutes les >> troupes qu'il a chez lui , y joint sa compagnie de caval>> lerie et celle du Capitaine DONCO , et qu'il prenne son » chemin tout droit par la Drente , en quoi sous correction » ne se doit faire difficulté. Car entretemps que toutes >>> les forces de l'ennemi sont à la tête de cette armée , il » n'y aura que • craindre aucun danger ès autres Provinces , » de tant plus que , partant l'ennemi d'ici , je ne faudrai de » donner ordre , que les nôtres soient aussitôt ès frontières » que ledit ennemi. >>> Cousin je puis Et si outre lesdites troupes de mondit être secouru de quelques autres tant » de Hollande que de Zelande , je vous prie en tenir la >>> bonne main et en écrire sur ce fait bien sérieusement et >> en diligence à Messieurs les États Généraux , afin que ce >> point soit avancé autant que possible , et que et moi et » cette armée avec l'artillerie qu'il y a , ne demeurent enga» gés. -Du camp devant Coeverden le 5 Septembre 1592. » Votre très-affectionné ami à vous faire service. M. D. N." (381 ) Brief van MAURITS aan de Staten Generaal. >> Edele Enz. Op huiden morgen omtrent ten vier uren » heeft de vijand hem met al zijn geweld voor ons leger >> vertoond , hebbende al zijn volk zoo te voet als te paard >> in maniere van een camisade doen approcheren . En na» dien hij naar onze trencheën tot drie reizen wel courageu» selijk had doen chargeren , zulks dat ook al eenigen van » de zijnen hun alreede over dezelve trencheën geavanceerd » hadden , is hij bij onze soldaten zoo dapperlijk wederstaan , >> dat hij wederom heeft moeten aftrekken met verlies van » een groot getal van de zijnen , onder dewelken ook zijn » eenige hoofden , maar zijn tot nog toe niet kunnen bekend Waaraf wij den Almogende grootelijks moeten » worden . » loven : want naardien den vijand zijn voornemen op deze » wijze mislukt is , willen wij verhopen , dat de sterkte van » Coeverden niet lang zal wederstaan. - In ' t leger voor » Coeverden , den 7den September 1592. M. D. N. » U. Ed. zullen geadverteerd zijn , dat van onze zijde 24* 372 AANTEEKENINGEN 381-386 . >> geene schade geleden is ; dan dat onze Neef Graaf WILLEM » LODEWYK met een roer onder door den buik geschoten » is , maar , naar dat de Chirurgijns verklaren , is zijn leven. >> geheel zonder perikel." (382 ) BOR , 29 B. , f. 30b. (383 ) V. REYD , bl . 190a . (384) Brief van MAURITS aan den Raad van State. » Messieurs , Hier après que l'ennemi s'étoit montré avec >> toute son . armée devant ce camp jusques environ le diner » qu'il commençoit à faire sa retraite , Monsieur le Comte >> FREDERIC VAN DEN BERG se déclara qu'il étoit d'intention » d'entrer avec moi en traité pour me mettre ès mains la >> forteresse de Coeverden , et à celle fin m'envoyer les ar>> ticles dont je vous envoye copie ci-jointe. Et ores que » j'aurois réduit ladite place en assez petit état , ce néan>> moins voyant que je l'avois en tête et l'ennemi au dos , » je leur ai permis de sortir sur les conditions que je >> vous envoye aussi. Je loue Dieu qu'il Lui a plû si >> avant bénir les travaux au recouvrement de ladite place : >> et n'ayant pour le présent autre chose de vous mander , » je prie Dieu vous avoir en sa sainte garde. Devant Coe» verden le 12º de Septembre 1592. M. D. N.” (385) Zie over deze geheele belegering BOR, 29 B. , f. 24c—31d , VAN REYD , bl . 185b - 192b . WAG . , VIII , 367 , BOSSCHA , I , 308. (386) Brief van MAURITS aan den Raad van State. >> Messieurs , J'ai vu ce que vous m'avez écrit le 20 de >> ce mois sur le point que Messieurs les États Généraux et >> vous trouvez bon que les chariots et chevaux limoniers qui >> dorénavant ne seroient nécessaires , soient licenciés , afin >> que le pays soit soulevé des dépens inutiles . Sur quoi » je vous ai bien voulu avertir , que je ne puis entrevoir , >> qu'entretemps que l'ennemi demeure en ces quartiers , >> cela se puisse effectuer. Car s'il ne se retire entièrement , >> comme le bruit est , il est nécessaire que et les chevaux >> et les chariots soient retenus , pour le moins jusqu'à ce » que notre place soit remise en sa due défense , ce que , » j'espère , sera en dedans dix jours au plus haut : et au >> contraire s'il se retire et que Messieurs les États et vous AANTEEKENINGEN » trouvez que l'armée demeure en 386. 373 campagne , poursuivant » la victoire , qu'il a plû à Dieu de donner au pays , je ne >> vois point aussi , comme se puisse licencier aucun cheval » ou chariot , ains plutôt qu'il sera nécessaire plus grande >> provision de l'un et de l'autre. Sur quoi je vous prie de >> vouloir aviser et m'avertir ce que vous trouverez le plus >>> convenir pour le service du pays. Depuis cette écrite je >> reçus les vôtres de hier , par lesquelles vous me mandez » que j'entre en communication avec les Députés des Pro>> vinces , ce qui se pourroit entreprendre dorénavant avec >> cette armée : ce que j'ai fait et ai trouvé que tous sont >> d'avis que rien ne se pourra résoudre jusques à ce que >> nous soyons assurés de ce que l'ennemi voudra entrepren» dre ; et d'autant que cela se verra en bien peu de jours , » je suis d'avis , sous votre correction , que nous attendons >> jusqu'à ce que nous soyons assurés de sa retraite. Et » sur ce je prie Dieu vous avoir en sa sainte protection . » De ce camp le 21 Septembre 1592. M. d. n.” Den 26sten September werd er in het leger eene groote vergadering gehouden , waarin tegenwoordig waren MAURITS , WILLEM LODEWYK en HOHENLO , de Raden van State , de Gecommitteerden der Staten Generaal namelijk BRIENEN , OLDENBARNEVELD , (die BOR , 29 B. , 32b verkeerdelijk zegt dat wegens ziekte niet komen kon ) en VAN DER BEKEN , de Gecommitteerden te velde en de Gedeputeerden van Gelderland en Overijssel , te samen 26 personen. In Res . Raad v. St. leest men : » Na verklaring in ' t breede bij den President gedaan van de manier en oorzaak van de tegenwoordige samenkomst om te delibereren en resolveren van de voordere dispositie en employ van den leger , is daarvan communicative lange gesproken en zijn er verscheidene opinien gevallen . Z. Exc. en de Heeren (1 ) voor best vindende , dat het volk voor eenen tijd in garnizoen zoude gelegd worden om hun te refraicheren , en zeer haast weder bij den anderen zullen (1) Door deze Heeren worden zeker wILLEN LODEWYK en HOHENLO verstaan. 374 AANTEEKENINGEN 386 . kunnen gebruikt zijn om voordere diensten te doen , den vijand eens gescheiden zijnde. Anderen dachten beter te zijn den leger nog bij den ander te houden. 't Welk de Heeren · Gecommitteerden van de Heeren Staten Generaal apart in deliberatie leggende , verklaarden , dat , alzoo het eene zaak van importantie was , waarop rijpelijk behoort gelet te worden , voor best zoude zijn , wat nader op de zaak te willen denken tegens morgen , wanneer een ieder zijn goeddunken zoude mogen inbrengen , om alsdan te samen tę resolveren , zulks men tot meesten dienste van den lande zal bevinden te behooren , alsmede van de noodige mid- delen , en de onnoodige onkosten af te snijden ." 27 September 1592. » Geresumeerd de communicatie gis+ teren gehouden en uitgesteld om op heden in deliberatie geleid en geresolveerd te worden nopende het gebruik van den leger : en zijnde vooreerst gehoord der Heeren Raden van State advies met de consideratien ter cause van eenige diversiteit in de opinien voorgekomen in ' t delibereren met Z. Exc. en de Heeren Graven WILLEM van Nassau en HOHENLO ; en daarna verstaan het goeddunken van de Heeren Gecommitteerden van de Heeren Staten Generaal en de Gedeputeerden van de Provincien in ' t leger geweest zijnde , met anderen , concurrerende genoegzaam met het voorz. advies : is eindelijk en eenpaarlijk geresolveerd , dat het voorz. leger geenszins zal voor alsnog van den anderen scheiden noch in garnizoen geleid anderen zal blijven worden , maar dat het volk bij den en marcheren den rechten weg naar Deventer, Zutphen , Doesburg en zoo voorts naar den Rhijnstroom , om alsdan voorder gebruikt te zijn , naar dat de gelegenheid der zaken en de · voorvallende occasien zullen vereischen en zich presenteren ; waardoor men den vijand niet alleen een voordeel zoude mogen afzien en ( liggende verstrooid en wijd van den anderen) eenige afbreuk doen , maar ook den pas te verhinderen en hem te beletten van zoo haast in Frankrijk niet te kunnen trekken , noch in deze quartieren eenig exploit te doen. En opdat het leger ter plaatse daar hetzelve aan den Rhijn zal mogen geleid worden , te beter mochte zijn geaccommodeerd , zal aldaar AANTEEKENINGEN 386-387 . 375 eene scheepsbrug over de rivier gemaakt worden om het land aan beide de zijden van dezelve te mogen gebruiken . En ten einde dat de compagnien , die lang te velde gelegen hebben en door ziekte en anderszins gezwakt zijn , zich wat mogen ververschen , zal men dezelve naar de garnizoenen zenden en andere sterkere in hare plaatsen uittrekken en te velde brengen , ' t welk in den tocht mag geschieden , zonder daardoor gehinderd of geretardeerd te zijn . Hebbende mede de Heeren Gecommitteerden voorz . verklaard , dat bijaldien bij Z. Exc. en de Heeren Graven of anderen meerdere en pregnantere redenen zullen voortgebracht en vertoond worden , waarom dat het beter ware eene andere resolutie te nemen , H. Ed . dezelve zeer gaarne zullen verstaan en daartoe cederen , ' t welk den landen allerdienstelijkst zoude mogen gevonden worden. Doch zoo voorder geene redenen zijn bijgebracht , is men gebleven bij de voorz. resolutie : en zal op morgen bij den voorz. Rade mitsgaders de Heeren Gecommitteerden voorz . gedisponeerd worden op het afsnijden van de onnoodige kosten , en eene lijst te concipiëren en maken van de behoeften en noodelijkheden tot den voorgenomen dienst gerequireerd , die gedragen zullen worden bij de respective Provincien bij repartitie : item dat het geschut , zoo veel men van noode achten zal tot de exploiten , die daar voorvallen , zullen mogen varen den Yssel op naar ' s Gravenweert met de attelage , en de scheepsbrug metteneerste van Dordrecht ontboden zal worden. Zijnde voorts alle de Gedeputeerden van de steden verzocht een ieder bij zich de discoursen en resolutien , deze zaak aangaande gevallen en genomen , secreet te willen houden , zonder daarvan voor alsnog in geenen respecte rapport of relaas te doen bij iemand van hare principalen , 't zij aan de Collegien van de Burgemeesteren , Schepenen , Raden of anderszins." (387) Brief van MAURITS aan den Raad van State. >> Messieurs , Pour les avertissements que j'avois reçus que >> l'ennemi avoit levé son camp à Epen et marchoit vers le >> Rhin pour passer le Rhinberck , j'allois hier avec ce camp >> jusques auprès d'Emmerick en un village nommé Dorni + ´» où étant arrivé , me vinrent nouvelles que ledit ennemi 376 AANTEEKENINGEN 387. » marchoit droit vers le Rhin et que déjà y étoient venus >> quarante à cheval pour apprêter les pontons au passage : >> que ensuivant je fis marcher la même nuit toute la ca>> vallerie et infanterie , et me vins rendre , nonobstant les >> mauvais chemins , ce matin devant Wesel , où je me tins >> couvert en embuscade , et envoyé pour prendre langue et >> savoir des desseins de l'ennemi : et part tout ce que m'a » été rapporté de divers endroits , je n'ai pu apprendre autre >> chose de que l'ennemi étoit entré au pays de Munster » et avoit ravagé grand nombre de bestial , avec lequel il >> est retourné à Epen en son vieux retranchement : ce qui » a été cause , que ce soir je me suis retiré jusques au » village de Biselich , où je séjournerai encore demain , pour >> faire reposer cette armée , laquelle , pour avoir cheminé >> nuit et jour , est fort harassée. Et pour ce que la saison » s'écoule et que l'inclémence du temps et pluie continue , >> je vous prie de vouloir penser ce que dorénavant nous >> puissions prendre à la main qui soit au service du pays , » et de m'avertir de ce que vous trouverez le plus con» venable. A tant je prie Dieu vous maintenir , Messieurs , » en sa sainte protection . De Biselich ce 15 Octobre 1592. >> Votre très affectionné ami a vous faire service. M. d. n." Res. Raad v. St. 18 October 1592. >> Z. Exc. is gekomen binnen Arnhem uit den leger , met denwelken Z. Exc. nu is wedergekeerd , en denzelven gebracht van voor Wesel tot voor Emmerik ; en is de Raad Z. Exc. gaan bewellekommen . " 19 October. >> Z. Exc. met den Heere Graaf wILLEM van Nassau in den Raad gekomen zijnde met ook de Gedeputeerden der Provincien van Gelderland , Holland , Utrecht en Overijssel , worden voorgelezen de twee brieven van de Heeren Generale Staten , de eene van den 10den en de andere van den 11den dezer maand October , waarbij dezelven schrijven in effecte , dat H. Ed. het voorder employ van den leger , 't zij om 't zelve langer te velde te houden of te verdeelen in de garnizoenen , laten ter goeder discretie van Z. Exc. Waarop daarover rijpelijk gediscoureerd en gelet , hebben eerst Z. Exc. en Gen. van Nassau om diverse argumenten voorgewend goedgevonden , dat de AANTEEKENINGEN 387. 377 leger zoude gescheiden en in de garnizoenen verdeeld worden. De Raad heeft insgelijks zulks goedgevonden , overmits het saisoen nu verre is verstreken ; dat ook niet zonderlings zoude kunnen aangegrepen en uitgericht worden , doordien allerhande middelen van wagens en anderszins niet aan de hand zijn , en ook wederom nieuwe middelen tot de extraordinaire onkosten voor den leger zouden moeten bevorderd en ingewilligd worden , 't welk ook al voor langen tijd zoude aanloopen : doch dat men in ' t passeren eene ravage of executie zoude door de ruiterij mogen doen in 't Overquartier van Gelder , en voorts ook de plaatsen van Batenburg , Heumen en Middeler zouden mogen geoccupeerd en bezet gehouden worden ; ' t welk zoude grootelijks dienen tot bevrijding zoo van de Betuwe , Veluwe etc. De Gedeputeerden zouden goedvinden , dat de leger nog voor eenigen tijd te velde gehouden worde , ' t welk zij verzoeken , en dat het Huis te Weert veroverd worde , om om de Munsterschen daarover te lokken tot eenige pennigen op te brengen , en ook metëenen de Vrouwe van Anholt heur Huis van Breevoort aan de Generaliteit over te doen geven ; waardoor zij zeggen , dat Ootmarsum grootelijks zoude verschoond zijn , dat de vijand daarop geen geweld zoude kunnen brengen ; verklarende dat hun zulks zoude zeer goed en noodelijk dienen , zoo Z. Exc. Z. Gen. en de Raad geene betere redenen allegeren. JAN PAULI , Gedeputeerde van de Staten van Holland , verklaart alleen , dat , zoo er middelen om iets aan te vangen , aan de hand waren en de soldaten daartoe gedisponeerd waren , dat hij wel zoude goedvinden , dat de leger nog te velde eenigen tijd continueerde , maar nadat noch ' t een noch ' t ander is , dat hij hem remitteert tot het goed advies van Z. Exc. Z. Gen. en den Raad van State. deputeerde: der voorz. Provincien De andere Ge- wederom gedelibereerd hebbende , verklaren alsnog te persisteren bij heure voorz. verklaring en advies , ten ware men om beter redenen achtte de zaken anders te vereischen : schijnende dat zij hun daarmede ook refereren tot het goed advies van Z. Exc 、 Z. Gen. en den Raad. Enz. 378 AANTEEKENINGEN 387-392 . » Den Staten Generaal toe te schrijven , dat de résolutie op het scheiden en verdeelen van den leger is genomen." Zie ook v. REYD , bl. 192b, BOR , 29 B. , f. 32b. (388) Zie v. REYD , bl . 193a, BOR , 29 B. , f. 32d. Hieromtrent leest men in Res. Raad v. St. 9 February 1593. » Z. Exc. communiceert den Raad zekeren brief van den Capitein GERRIT DE JONGH , in effecte inhoudende , dat de Jesuiten niet alleen uit Emmerik niet zijn vertrokken , maar meer en meer hare hoofden zijn opstekende en meerder autoriteit als te vorens aannemende ; hebbende den drukker alreede bevolen geene boeken te drukken , ten ware die bij haar waren gevisiteerd ; en dat zij opentlijk weder in de schole meenden te doceren. Is goedgevonden den brief te schikken aan de Raden in Gelderland , dat zij haar op der zaken gelegenheid willen informeren , en den Raad zulks overschrijven , mitsgaders daarop een weinig dienen van haar advies." 8 Maart 1593. >> Op de requeste van JOHAN BOGAERT cum suis , burgers van Emmerik , overgeleverd , om te hebben restitutie of vergoeding van ossen en beesten , heurl. bij den Capitein GERRIT DE JONGH over eenigen tijd doen halen , zal aan de Heeren Raden van Gelderland worden geschreven , om haar op de gelegenheid van dien volkomentlijk te doen informeren , en den Raad daarvan alle gelegenheid over te schrijven ; dat zij mede den Raad willen bericht overschrijven op de laatste brieven nopende de Jesuiten binnen Emmerik." (389) Men leest dien hartigen brief bij BOR , 29 B. , f. 46. (390) (391 ) Zie die acte bij BRANDT , Hist. d. Ref. , I , 587 . BRANDT , I , 609. (392) Res. Raad v . St. 3 Mei 1586. » Op de requeste van de Dienaars des Godd. Woords in ' t eiland van Schouwen, verzoekende te mogen zich vinden in de predicatie van de Mennoniters of andere Wederdoopers , en dezelve , bij middel van den reinen Woorde Godes te onderwijzen en hare dwalingen af te keeren , zoo veel mogelijk is : Z. Exc. (1) gehoord hebbende ' t rapport van deze requeste , (1) LEYGESTER. AANTEEKENINGEN 392-397 . en daarop na rijpe deliberatie gelet , 379 heeft geconsenteerd en consenteert bij dezen den Dienaars des Woords in 't eiland van Schouwen zich te mogen vinden in de vergaderingen en predicatien der Mennoniters of andere Wederdoopers , en bij woorde of geschrifte van henlieden af te eischen de redenen heurs geloofs en religie , met henlieden in vriendelijke conferentie en samenspreking te komen en uit den Woorde Gods hunne dwalingen te straffen en overwinnen , tot verbreiding der eere Gods en stichting van het goed gemeente des voorz. eilands van Schouwen ; ordonnerende den Officier en Magistraat deszelfs eilands zulks toe te laten en gedoogen , en zoo ver het nood zij , daartoe te assisteren." Volgens Res. Zeel. werd op den 26sten July 1589 , door de Staten van Zeeland op verzoek der predicanten aldaar een besluit genomen , om zekere bepalingen te maken , waaraan de Wederdoopers zouden gehouden zijn , niet rakende de religie , maar politiek zijnde. (393) Men leest dien brief bij BRANDT , 1 , 780 . (394) Van dezelfde gezindheid ten gunste der Mennoniten was ook Graaf WILLEM LODEWYK. Zie J. A. C. VAN HEUSDE , Vit. Guil. Lud. Nass. , p. 180. (395) Ditzelfde beginsel hebben wij in MAURITS reeds opgemerkt , in het verdrag door hem ten jare 1591 met Nymegen gemaakt. Zie bov. bl. 113. (396) BOSSCHA , I , 313. (397) Res. Holl. 1593 , bl. 18. » Is geresolveerd , dat voor Z. Exc. zal worden gedepecheerd acte van commissie als Groot- en Opperhoutvester van Holland en Westvriesland , zulks hierna volgt : 1 >> De Ridderschap , Edelen en Steden van Holland en » Westvriesland representerende de Staten van denzelven >> lande , doen te weten : Alzoo wij tot dienste van den >> lande van Holland en Westvriesland en om het stuk van >> de houtvesterij en wildernis van denzelven lande met den >> aankleve en preeminentien van dien onder goede autoriteit >> en orde te redresseren en conserveren , noodig bevonden >> hebben den staat als Groot- en Opperhoutvester of Jager>> meester van den voorschr . lande , zulks als van oude tijden 380 AANTEEKENINGEN 397 . » gebruikelijk is geweest , te doen bedienen : zoo is ' t , dat >> wij na rijpe deliberatie onthouden , geordonneerd en ge>> committeerd hebben , onthouden , ordonneren en commit>> teren bij dezen in den staat als Groot- en Opperhoutves>> ter of Jagermeester van denzelven lande , den Hooggeboren >> Prinse MAURITS , geboren Prins van Oranje , Graaf van » Nassau , Markies van der Vere en Vlissingen etc. Gou>> verneur en Capitein Generaal der voorschr . landen : ge>> vende den Hooggem. Heere Prinse volkomen macht en >> speciale autoriteit denzelven staat van Groot- en Opper>> houtvester of Jagermeester voortaan te houden , exerceren >> en bedienen , de hoogheden , gerechtigheden en preëmi» nentien van de bosschen , wildernissen , wild er al ' t geen >> daartoe is behoorende , te bewaren en doen bewaren , en >> tot dien einde te verkiezen en te stellen een gequalificeerd >> Luitenant Generaal met last om goede opzicht te hebben , >> dat de bosschen , duinen en het wild , daarin zijnde , >> wel en behoorlijk onderhouden en gade geslagen worden , >> zonder te gedoogen , dat bij iemand , niet daartoe geau>> toriseerd zijnde of speciaal bevel hebbende , eenig wild >> geschoten of gevangen of eenige geboomten afgehouwen >> worden ; voorts te bezorgen , dat de ordonnantien en pla>> caten , op het stuk van de wildernis en de jacht gemaakt » en gepubliceerd of nog te maken en te publiceren , worden >> achtervolgd en onderhouden , zonder die te laten infrin>> geren , maar jegens de transgresseurs van dien , naar in>> houd van dezelven , zonder faveur of dissimulatie te proce>> deren , en ten dien einde voor hem of zijnen Luitenant >> Generaal ter gewoonlijker plaatse , daar het recht van de >> houtvesterij gehouden wordt , te doen dagvaarden de delin>> quenten en tegens dezelven te procederen naar behooren , >> en voorts al te doen , dat een goed en getrouw Groot- en >> Opperhoutvester of Jagermeester van den voorschr. lande >> mag , behoort en toestaat te doen , volgende de instruc→ >> tien en ordonnantien daarvan zijnde , alles tot de gagien , >> rechten , prerogativen , preeminentien , vrijheden , profijten >> en gebruikelijke emolumenten daartoe staande en behoo-, >> rende , en op den eed bij Z. voorschr. Exc. aan ons D AANTEEKENINGEN >> gedaan. 397-398 . 381 Ontbieden daarom en bevelen de Presidenten en >> Luiden van den Hoogen en Provincialen Rade , de Luiden >> van de Rekening en alle andere Justitieren , Officieren en >> Onderzaten van den voorschr. lande , dien deze aangaan >> mag , dat zij Z. voorschr. Exc. van den voorschr. staat >> van Groot- en Opperhoutvester of Jagermeester van den >> voorschr. lande , en van de gagien , rechten , eeren , prero» » gativen , preeminentien , vrijheden , profijten en emolumen>> ten voorschr. doen en laten genieten volkomelijk en >> vredelijk zonder eenige contradictie of empechement ter >> contrarie. Gegeven in den Hage onder onzen zegel hieraan >> gehangen , den 15den January 1593." Volgens V. SLINGEL . , Staatk. Geschr. I , 145 , is MAURITS hiertoe aangesteld bij afstand van FRANÇOIS DE VIRY. Hier- van schijnt iets te blijken uit Holl. Res . 30 July 1594 ; » De Gecomm. Raden verstaan hebbende , dat de Luitenant Houtvester Jr. WILLEM VAN TRESLONG heden morgen was in zoo kranken schijn , dat niet dan de dood was te verwachten , hebben noodig gevonden Z. Exc . daaraf te adverteren en Z. Exc. te verzoeken , dat , gemerkt dezelve staat aan Z. Exc. zal worden vervolgd , en nochtans niet geconfereerd zal mogen worden dan onder zekere conditien in aanziening van het gunt met FRANÇOIS DE VIRY is gehandeld , Z. Exc . gelieve diesaangaande niet te disponeren dan met kennis van de Heeren Staten , ten einde op alles voorzien mag worden naar behooren." Men moet wel opmerken , dat dit ambt geen gedeelte van het Stadhouderschap heeft uitgemaakt. KLUIT , III, 191. (398) Res. Raad v. St. , 26 Maart 1593. » Z. Exc. comparerende in den Rade ten bijwezen van de Gedeputeerden van de Provincien , verklaarde van meening te zijn de stad van Geertruidenberg te attenteren bij surprise , waartoe hij de zaak geprepareerd had . Dan alzoo alle entreprisen onzeker zijn , stelde in ' t goeddunken en resolutie van Raad en Gedeputeerden , of ' t zelve faillerende , het niet geraden ware de voorz . stad met geweld aan te grij- den pen , dewijl hij verstond , dat zij van pulver en andere noodelijkheden kwalijk voorzien waren en niet over de 600 382 AANTEEKENINGEN 398-402 . mannen in garnizoen , en dat alsnog geene andere diensten bij de hand kunnen genomen worden , die bij dit exploit zouden mogen worden verachterd , dewijl de fourage te velde en andere noodelijkheden tot provisie van den leger niet te bekomen zijn , en dat men op dit exploit daartoe alles door de commoditeit van de gelegenheid zal kunnen gebrengen en ter plaatse brengen. Al ' t welk in deliberatie gelegd zijnde , is de propositie van Z. Exc. met de consideratien en redenen , daarbij gevoegd , eenzamentlijk goedgevonden en geresolveerd , dat ' t zelve alzoo zal voortgaan en ter executie gesteld zijn. En opdat de Heere Zijnen zegen daartoe gelieve te geven en deze landen bewaren tegens des vijands geweld tot voordering van alle gemeene zaken , zullen brieven aan alle de Provincien geschreven worden om eenen bededag te houden den 14den Aprilis naastkomende nieuwen stijl , of den 4den naar d' ouden stijl , ' t welk wezen zal op Woensdag en 14 dagen toekomende." (399) De beschrijving van dit beleg zie men bij v. REYD , bl. 202b, BOSSCHA , I , 315. In Res. Raad v. St. , 28 Mei 1593 , leest men : » Te schrijven aan den Ingenieur KEMP, dat hij den Rade met ten allereerste overzendt een perfect portret van de gelegenheid en situatie des legers , op de behoorlijke mate gemaakt." (400) V. REYD , bl . 203b, zegt , 14000 man. Bor , 30 B. , f. 19b, heeft 9 of 10,000 man te voet en 2500 paarden. In eenen brief der Staten Generaal aan den Koning van Frankrijk van den 28sten Juny 1593 (te vinden in het Dep. boek St. Gen.) leest men 10,000 man voetvolk en 2000 paarden. (401) Zie v. REYD , bl. 203b. Opmerkelijk is het , dat BOR , die anders meermalen V. REYD of met naam of zonder naam en en soms wel met scherpheid tegenspreekt , van dit voorval een diep stilzwijgen bewaart. Een dergelijk ongunstig bericht omtrent HOHENLO geeft ook v. REYD , bl . 209b, maar het wordt door BOR , 30 B. " f. 35d slechts flaauwelijk aangestipt. Vgl . ook onze aant. 336. (402) V. REYD , bl . 202a- 205a . BOR, 30 B. , f. 16d—21b. WAG , VIII , 375-377 . BossCHA , I , 313-318. Res. Raad v. St. 25 Juny 1593. » Dezen dag vóór den AANTEEKENINGEN 383 402-406 . negen uren zijn de tijdingen aangekomen , door het schrijven van den Fiscaal van dezen Rade , van het overgaan 2 der stad Geertruidenberg bij compositie , nadat ons volk eerst had overvallen het ravelijn : en zullen dezen voornoen mogen uittrekken met hare paarden , bagage en zijdgeweer. Deo soli laus et gloria ! " Res. Zeel. 11 September 1593. » Ter vereering en gratuiteit van Z. Exc. ten opzichte van de victorie van Geertruidenberg, die hem God geliefd heeft te verleenen door De B zijne naarstige voorzichtigheid en zorgvuldigheid , wordt Z. Exc. bij de Staten van Zeeland toegelegd bij dezen de som van f 2000 , om daarmede zijn buffet en zilver service te helpen vermeerderen en versieren : ten welken fine men zal vernemen , wat Z. Exc. aangenaam zoude e zea a zijn te doen maken . Is daarna verstaan , dat Z. Exc. de voorschr. som begeert te employeren om daarmede te helpen maken een derden schotel of gericht in zijne argen- terie ter tafel dienende , en is overzulks gelast hieraf te .,2 maken ordonnantie op den Tresorier." (403 ) V. REYD , bl. 205b. BOR , 30 B. , f. 21c . BosSCHA , I , 319 . (404) Res. Raad v. St. 18 November 1593. >> Z. Exc. e . be neemt oorlof voor zekere zes of zeven dagen , om te zien met Gods hulp uit te richten zekeren aanslag tot ' s lands dienst ; ' t welk God gunne ! " St. (405) V. REYD , bl. 216a. BOR , 30 B. , f. 64d . Nog in February 1594 sukkelde MAURITS aan de derdedaagsche koorts. Boa, am of Dien ten gevolge werd op verzoek van de Prinsesse We-* duwe van Oranje en van eenige Raden van MAURITS op den 2den February door de Staten Generaal besloten hem preekt. nder eenen lijfmedicus toe te voegen , die hem overal vergezellen zou. Res. St. Gen. 2 , 5 , 11 February. is het, V. RET (406) V. REYD , bl. 226b. BOR , 31 B. , f. 5d. 5. Res. Raad v. St. 1 April 1594. » De Heeren VAN HELL en MEYNERTSZ zijn gecommitteerd , om den Heeren Staten f. 166-20 Generaal voor te dragen , dat de Raad met Z. Exc. in ag voor rijpe communicatie waar geweest nopende de foute bij de Capiteins en andere Officiers , geweest zijnde in de schepen , 384 AANTEEKENINGEN 406 407. die Maastricht zouden innemen ; dat Z. Exc . dezelven niet geheel wilde excuseren , ook niet te veel bezwaren , verklarende genoegzaam , dat par faute de coeur en door vreeze 't zelve terug was gebleven ; doch dat Z. Exc. goedgevonden had , dat men zulks H. Ed . zoude communiceren , om derzelver goede geliefte daarop te verstaan." (407) V. REYD , bl. 227b. BOR , 31 B. , f. 7a. Reeds op den 27sten January had men hierover ter Staten Generaal in het bijzijn van MAURITS en den Raad van State beginnen te spreken. Res. St. Gen. Res. St. Gen. 4 April 1594. » In deliberatie gelegd , of men het ontzet van Coeverden zal bij der hand nemen of niet. Z. Exc. verklaart , dat hij zulks goedvindt , blijvende de zaken in terminis , zoo die nu zijn. Dan aangezien het nog wel drie weken zal komen aan te loopen , aleer de nieuwe aangekomen Duitsche knechten en ruiteren , ook de Engelsche , gewapend en gemonsterd zullen zijn , dat men ondertusschen zal mogen zien , wat de vijand zal aanrichten , en hoe hij hem voor Coeverden zal houden , versterken of niet , om daarna op alles te resolveren naar behooren. Daarmede dat Graaf WILLEM hem heeft geconformeerd , behalven dat Z. L. daartoe gevoegd heeft , dat men de Gedeputeerden , die Z. Exc . uit den Raad van State toegevoegd zijn of vorder nog zullen mogen worden , zoude mogen autoriseren , om met Z. Exc. en de andere Heeren en Krijgsoversten in alles te doen en voor te nemen , ook na het ontzet van Coeverden , gelijk naar de occasien en gelegenheden voor den meesten dienst van den lande zal bevonden worden te behooren , verzoekende dat de Heeren Staten zouden gelieven daarop te resolveren. Die van den Raad van State adviseren , dat zij hen bezwaard F vinden voor dezen tijd op ' t geproponeerde finalijk haarl. advies te F verklaren , maar beter achten daarmede op te houden , totdat D W het nieuwe aangenomen krijgsvolk zal wezen aangekomen , en bij de monstering geweten , hoe sterk ' t zelve zal zijn , en het leger daarnaar geformeerd zal mogen worden ; ook in wat gesteltenis de vijand alsdan zal wezen , daarvan Z. Exc. en de Gedeputeerden , neffens dezelve wezende , den Heeren d d AANTEEKENINGEN 407-409. 385 Staten Generaal en den Raad van State in diligentie zullen hebben te adverteren , om hen bij Z. Exc. te transporteren , of dezelve met de Gedeputeerden , bij hem wezende , en " diegenen , die voorder nog zullen mogen gevoegd worden , te autoriseren om op alles te resolveren , gelijk zij zullen voor den meesten dienst van den lande bevinden te behooren : doch verstaande , dat men ondertusschen alle preparatien zal maken , als of het voorz. ontzet zoude voorgenomen worden. De Heeren Staten resolveren voor de conservatie van de eere en reputatie van 't land , dat men het ontzet van Coeverden behoort bij der hand te nemen en tot dien einde van alsnu alle preparatien daartoe te maken en de behoeften beginnen te bezorgen , om ' t zelve t' zijner tijd naar de occasien , gelegenheden en occurrentien zoo zekerlijk te effectueren , als eenigzins doenlijk , ter discretie van ཏ ི ཝཱ Z. Exc. en Gedeputeerden neffens dezelve gecommitteerd of nog te committeren ; wel verstaande , dat de Heeren Staten hiermede niet begeeren te abdiceren derzelver autoriteit , om hierin te veranderen en anderszins te disponeren , zoo ver de gelegenheid zulks zoude vereischen voor . den dienst van ' t land ." Deze laatste beperking doelt denkelijk op het slot van Graaf WILLEMS advies. Men ziet er uit , hoe de Staten Generaal al het gezag van MAURITS en den Raad van State van hun eigen goed believen deden afhangen. (408) Dus BOR. VAN REYD heeft tusschen de 6 en 7000 man. (409) Res. Raad v. St. 26 April 1594. >> De Graaf van Hohenlo instaande verklaart , dat hij sedert het vertrek van Z. Exc. nu eenigen tijd hier geweest zijnde , is onlangs verzocht door den Advocaat van Holland van wege de Staten van Holland , te gaan op de frontieren en dezelve te visiteren : 't welk hij zegt volbracht te hebben ; begeerende nu voorts te verstaan , wat Z. L. zal voortaan doen , terwijl Z. Exc . absent in den leger is. Z. L. wordt bedankt der goede correspondentie , en voorts hem gezegd , dat men daarop zoude communiceren met de Heeren Gen. Staten , daartoe de Heeren PAULI en FOOCK zijn gedeputeerd met last , zoo verre de Staten vragen het advies van den Raad , I 25 386 AANTEEKENINGEN te antwoorden , dat , alzoo de 409. Raad niet is geïnformeerd geweest noch van zijn verblijven alhier , noch van de reize , die Z. L. gedaan heeft , noch geenszins van zijne gelegenheid , dat de Raad daarop niet zoude weten te resolveren." Het schijnt wel , dat HOHENLO buiten de gantsche raadpleging nopens den veldtocht is gelaten , misschien wel daarom naar elders gezonden , en dat hij ook thands met eene eenigzins vernederende onverschilligheid werd behandeld , even als kwam hij in geene aanmerking. Immers in Res. St. Gen. 27 April leest men : >> Geadviseerd op 't verzoek als gisteren bij den Heere Grave van Hohenlo in den Raad gedaan , is geresolveerd , dat de Raad Z. L. voor antwoord zullen verklaren van heurent wege na voorgaande communicatie met de Heeren Staten Generaal de ware gelegenheid van de zake , als te weten , dat Z. Exc. van hier vertrokken is om te bejegenen en met de beste verzekerdheid het nieuwe Duitsche aangenomen krijgsvolk in 't land te brengen ; dat er ook bij de voorz . Heeren Staten eene lijst gemaakt is van de ruiteren en knechten , die men in ' t leger te velde zoude brengen , met zulker meening en resolutie , zoo Z. Exc. in de quartieren van Gelderland en Overijssel wezende , iets zoude voornemen of hem te velde begeven , dat men altijd een gros in deze quartieren bij den anderen zoude houden en iemand daarover ordonneren om op alles te letten , wes de bescherming van dezelve quartieren zoude aangaan , zoo verre de vijand iets zoude bestaan voor te nemen dat de meening van de voorz. Heeren Staten en Raad van State nog is , dat deze resolutie zal nagekomen worden , ten ware dat de Raad , alsnu vertrekkende naar Zwol , bij Z. Exc. komende zoude verstaan , mits andere occurentien , (dewijl de zaken van der oorloge vele verandering subject zijn en uit der ooge beleid moeten worden), dat in dezelve resolutie verandering zoude moeten geschie den ; in welken gevalle dat die van den Rade den voorz. Heere Grave daarvan zullen adverteren , verzoekende Z. L. ondertusschen in deze quartieren te zullen blijven.” 1 Met dit antwoord liet HOHENLO zich vergenoegen , maar wilde nu weten , of hij zich op de grenzen moest begeven , AANTEEKENINGEN 409. 387 dan wel in den Haag het besluit van MAURITS en den Raad van State afwachten. De Staten vonden goed , dat hij naar Gorcum of Bommel zoude vertrekken , maar liet het in zijne keus om dit terstond te doen , dan wel eerst het vermelde besluit af te wachten. Res. St. Gen. 28 April 1594 . Van MAURITS en den Raad kwam echter dezen aangaande geen bericht. Dit deed HOHENLO een nieuw aanzoek doen. Res. St. Gen. 7 Mei. >> De Heer van OLDENBARNEVELD rapporteert , dat de Heere Graaf van Hohenlo hem had verklaard , dat Z. L. bij last van de Heeren Staten Generaal en Raad van State alhier was gebleven , tot dat nadere resolutie van Z. Exc . en den voorz . Raad zoude zijn gekomen , waarnaar hij hem te reguleren zoude hebben : dan zoo Z. L. van geene resolutie sedert had vernomen en dat ten aanzien van de jegenwoordige inundatie van Bommelerwaard en andere consideratien in ' t zelve quartier geen inval des vijands was te bezorgen , dat hem voor den dienst van den lande daarom beter zoude dunken , dat hij hem voor een tijd onthield in 't land van ter Tholen , zoo Z. L. aldaar den vijand zoo veel nader wezende , deszelfs voornemen zoude mogen verstaan ; derhalve dat Z. L. verzocht hierop de meening van de Heeren Staten te verstaan om hem daarnaar te reguleren. Is geresolveerd , dat men den voorz. Heere Grave voor antwoord zal doen aanzeggen , dat Z. L. hier gelaten is als hoofd om te commanderen naar de gelegenheid en occurrentien des vijands over het volk in deze quartieren geordonneerd en gedestineerd bij den anderen te trekken uit Braband , Gelderland , Vlaanderen , Holland en Zeeland, zoo het verstand van de Heeren Staten is , dat de eerste persoon na Z. Exc. zoo lang in deze quartieren zal behooren te blijven , als het leger in de quartieren van Vriesland , verre van hier gelegen , zal moeten gebruikt worden , om op alle voorvallende zaken naar behooren te letten ; dat derhalve de Heeren Staten begeeren en verzoeken , dat Z. L. niet dan ten beste gelieve te duiden , dat hij hiertoe geëmployeerd wordt , zoo het de Heeren Staten daarvoor houden , dat er niemand met meerder eere , autoriteit en respect zoude mogen resideren en commanderen , als Z. L. en 25* 388 AANTEEKENINGEN 409-411 . overzulks hem de voorgaande resolutie te laten gevallen ; den voorz. Heere Grave niettemin vrijstellende hem te begeven en te mogen houden in zulke quartier en plaats , als het Z. L. voor den meesten dienst van den lande zal goeddunken." (410) Reeds op den 5den April was hij daartoe met Graaf WIL- LEM uit den Haag vertrokken . Res. Raad v . St. 4 April 1594 . (411) De Raad van State was op den 28sten April mede naar Zwol vertrokken en aldaar op den 30sten April des avonds aangekomen . In Res. Raad v. St. 2 Mei leest men : » Z. Exc. met den Heer Graaf WILLEM van Nassau , Gouverneur van Vriesland , in den Raad gekomen , is in deliberatie gelegd , wat nu met den leger , hier bij de hand zijnde , zal gedaan worden : en eindelijk met conforme stemmen ge1 resolveerd , dat , nademaal volgens der Gen. Staten resolutie al het krijgsvolk met alle preparatien alhier tot Zwol zijn gekomen om , zoo de gelegenheid der zaken zulks gevoeglijk toeliete , Coeverden daarmede zien te ontzetten , en dat men niet verneemt , dat sedert de zaak of apparentie is verminderd of verergerd , uitgezonderd door de omtrent 2000 soldaten , die nu lestelijk over den Rhijn gekomen zijn tot versterking van ' s vijands leger voor Coeverden , daarop men toch te voren ten tijde der resolutie van de Gen. Staten verdacht was , dat het ontzet van Coeverden in Gods name zal bij de hand genomen worden , en dat alzoo op morgen alle onze macht voor ' t eerste zich zal begeven tot aan den Berkelbrug voor Zwol , en zoo voorts van dage te dage makende zoo kleine dagreizen , dat altijd op den middag het geheele leger zich zal te neder stellen , en alzoo niet te zeer vermoeid zijnde , tegen alle geweld of listigheid van den vijand zich te mogen verzekeren : hebbende voorts Z. Exc. en de Heer Graaf WILLEM op ' t vermaan van den Rade verklaard en wel verzekerd , dat zij de forcen en de reputatie van den lande niet zullen onvoorzienlijk noch buiten propooste eenigzins avonturen , maar voorzichtelijk en op ' t zekerste gaande en alles met Gods hulp beleidende , voorts doen al ' t geen naar de voorvallende gelegenheid en occasie zal dienlijk zijn . Hiervan de Gen. Staten te adverteren en voorts van alle gelegenheid der zaken en preparatien , zoo men die bevonden heeft." AANTEEKENINGEN 389 412-413 . (412 ) V. REYD , bl. 231a. BOR , 31 B. , f. 17b. Res. Raad v. St. 7 Mei 1594. » Korts na den noen komt tijding met schrijvens van Z. Exc. adverterende , dat de vijand met alle zijne macht van voor Coeverden is vertrokken den weg naar den Rhijn , en dat drie compagnien zijn gegaan naar den weg naar Groningen. Hiervan de Gen. Staten geadverteerd , en dat van ' t gene men meerder verstaan zal , hun zal adverteren , om daarna voorts te zien , wat dient gedaan te worden. Z. Exc. gecongratuleerd van dit goed succes." Brief van MAURITS aan de Staten Generaal. » Edele Enz. » men gekomen Gisteren omtrent den noen alhier tot Omwezende en naar ' s vijands >> onderzoek gedaan hebbende , is ons >> verklaard geworden , dat hij met alle » Hardenberg getrokken was , om ons >> en den pas naar Coeverden te beletten . >> zekerlijk mochten bericht worden , bij gelegenheid diverse personen zijne macht naar den aldaar te verwachten En opdat wij daaraf hadden wij gisteren » avond eenige soldaten naar den Hardenberg gezonden , de>> welke dezen morgen wederom gekomen wezende , verklaar- >> den omtrent den middag op diverse plaatsen omtrent Coe» verden groote vuren gezien te hebben , en dat eenige >> huisluiden , dewelke zij in ' t aankomen van den dage in >> ' t moeras te gemoet gekomen waren , haarluiden verklaard >> hadden , dat de vijand ' t Huis van Gramsbergen en de >> schansen van Veenbrugge verlaten had. Nu omtrent den » noen komen onze soldaten van Coeverden met brieven van » Capitein JANSSEN , dewelke wij U. Ed . hiermede ´overzen» den , om daaruit ' s vijands geheel vertrek te vernemen. >> Wij hopen , dewijl het God geliefd heeft deze onze be>> ginselen zulks te zegenen , dat Hij voorts zijne genade >> daartoe zal verleenen . Waaraf wij niet hebben willen na>> laten U. Ed. te adverteren . En hiermede - zijt Gode be>> volen. In ' t leger tot Ommen den 7den Mei 1594. M. D. N. ” (413) Brief van MAURITS aan den Raad van State. >> Edele Enz. Wij hebben uit U. L. schrijvens gezien , >> dat U. L. voorgenomen hebben aan de Heeren Gen. >> Staten te schrijven en advies te verzoeken op ' t gene >> men voortaan met het volk van oorlog , alhier verzameld 390 >> wezende , AANTEEKENINGEN zal mogen beginnen , 413 . begeerende nochtans te >> voren onze intentie dienaangaande te weten . Waarop wij >>> niet hebben willen nalaten U. L. te adverteren , dat onzes >> erachtens niet onraadzaam zoude wezen straks naar Gro» ningen te marcheren , aangezien de ingezetenen derzelver >> stede door dit succes van Coeverden geheel kleinmoedig >> wezende , lichtelijk tot een goed accoord zullen mogen be» weegd worden , waartoe , zoo wij door onzen Neef Graaf >> WILLEM LODEWYK van Nassau onderricht worden , zeer >> groote apparentie zal wezen. En ingeval U. L. 't zelve >> raadzaam vinden , zouden wij tot vordering der zaken >> noodig vinden , dat U. L. t' samentlijk tegens Dingsdag mor» gen alhier wilden compareren om met ons en den welge>> dachten onzen Neve te adviseren en te resolveren op de » middelen en preparatien , die daartoe zullen noodig wezen : >> want te beduchten is , dat de resolutie van de Heeren » Staten veel tijds zal consumeren , waardoor goede occasien >> apparentelijk zullen verzuimd worden , en dit leger tot » groot nadeel van den lande alhier liggen blijven . Enz. » Tot Ommen den 8sten Mei 1594. M. D. N." Res. Raad v . St. 9 Mei 1594 . Alzoo Z. Exc. schrijft , dat hij goed zoude vinden , dat de leger zoude trekken voor Groningen, en overzulks wel zoude goedvinden , dat de Raad bij dezelve kwame in den leger , is daarop gedelibereerd en geresolveerd , dat , alzoo de resolutie , in den Haag genomen , alleenlijk is geweest op het secours van Coeverden , dat daarom de Raad zonder voorder autorisatie of resolutie van de Staten Generaal denzelven tocht op hun niet zoude kunnen nemen ; doch dat men de Heeren VAN DE HELLE en TEELINCK naar den Haag geschikt heeft , om met de Heeren Gen. Staten te communiceren op alle zaken gelegenheid en van dezelven resolutie te verwachten ; dat zij middelertijd wel zullen wederom zijn , terwijl de leger nog zal moeten staan over het revictuaillement van Coeverden , en zoo er tijd overschoot , dat Z. Exc. wil letten , of men niet op eenige van de zwakste plaatsen zoude iets goeds mogen uitrichten zonder zich te engageren , waardoor de andere sterkere plaatsen vreeze zoude aangejaagd worden. En zijn de AANTEEKENINGEN 413. 391 voorz. Heeren HELLE en TEELINCK vertrokken naar de Gen. Staten met brief inhoudende ' t gene voorz." (1). 12 Mei. » Alzoo de Gen. Staten schrijven , dat , Coeverden wel voorzien , de vlekke wel gefortificeerd en de quartieren beneden wel verzekerd zijnde , de leger zoude mogen geëm- ployeerd worden voorts naar of tegen Groningen , en dat de Raad daarop voorder van de Gen. Staten geene voordere resolutie zoude hebben te verwachten ; is goedgevonden denzelven brief bij copie Z. Exc. te communiceren , daarbij voegende , dat men nochtans daarop niet zoude delibereren , tot dat de Gedeputeerden van den Rade uit den Haag wedergekeerd zijn : ' t welk ' t avond of immers morgen zal zijn ." 13 Mei. » De Heer HELLE wedergekeerd van den Haag , brengt brieven van de Gen. Staten , inhoudende , dat men de jegenwoordige occasie om tegen Groningen met den leger te gaan , zoude waarnemen , doch wel verzekerd en bezet laten de steden van Overijssel en Gelderland tegen ' t geen de vijand , om ons van de voorgenomen entreprise te diverteren , zal apparentelijk willen aanvangen : en geresolveerd dat dezelve brief bij copie zal gecommuniceerd worden aan Z. Exc. in den leger tot Ommen , om daarop te letten en voorts den Raad te adverteren , of de Raad daar bij dezelve , of wel Z. Exc. alhier zal komen." 14 Mei. >> De Raad is vertrokken naar den . leger van Zwol naar Ommen bij Z. Exc. >> In ' t leger gekomen zijnde , is aldaar in nader deliberatie gelegd het schrijvens van de Heeren Gen. Staten van den 9den en 11den dezer belangende, het voorder gebruik van den leger , 't welk dezelve Gen. Staten bij heur voorz . schrijvens verstaan , dat zoude mogen nu met goede occasie geschieden op en tegen Groningen. Waarop gecommuniceerd zijnde in ' t lange , zijn voorgeslagen drie aanslagen , of den vijand , nu op het ontzet van Coeverden aan ons geweld plaatse gemaakt hebbende , te vervolgen , om alzoo (1 ) Op den 10den Mei heeft ook MAURITS zijn advies om Groningen aan te tasten , aan de Staten Generaal overgeschreven , met verzoek om dadelijk antwoord. Res. St. Gen. 13 Mei 1594. 392 AANTEEKENINGEN 413 . denzelven met haast en met schande uit den lande te doen vertrekken , of de steden van Oldenzeel en andere kleine vestingen in de Twente aan te grijpen , of wel voor Groningen met den leger te trekken. Waarop diverselijk gedis- coureerd zijnde , eerst dat het vervolgen van den vijand kostelijk zoude vallen , als daartoe vele wagens en provisien zouden van noode zijn , en ook onzeker of de vijand zoude willen vertrekken en niet zoude geraadzaam vinden zijn beste geweld in zijne vestingen daaromtrent te brengen : en belangende Oldenzeel en andere vestingen daaromtrent aan te tasten , dat dezelve , zoo voorz . is , of bij den vijand bezet zijnde of ook gesecoureerd of gefavoriseerd wordende met zulken vliegenden leger , als de vijand daaromtrent zoude houden , men zoo veel zwarigheids zoude mogen hebben - één derzelve te ontweldigen , als eene degelijke stad , ja Groningen zelve : bovendien dat in allen gevalle dezelve vestingen zonder Groningen ingenomen hebbende , de vijand met grooter macht over den Rhijn ter gelegenheid ko- mende , dezelve vestingen weder zoude mogen met geweld veroveren , en alzoo alle arbeid en krijgsmoeiten te vergeefs zouden gedaan zijn ; en dat men considereert , dat Groningen veroverd zijnde , de vijand de rest der vestingen voorz. of zal verlaten of geen middel voorwenden om dezelve te ontzetten : zoo is eindelijk geresolveerd voor al het beste , dat de leger nu voorts zal in 't werk gebracht worden tot verovering van Groningen , des God almachtig wil geluk geven en dat Z. Exc . en andere Heeren krijgsoversten met denzelven leger Donderdag toekomende zullen van Ommen optrekken , om met Gods hulp den 23sten Mei , wezende Maandag , voor Groningen te komen : en opdat de vijand bij diversie denzelven heerlijken aanslag niet kome te disturberen , is ook geresolveerd , dat Z. Exc. eene troep of klein gros van omtrent 1200 soldaten zal schikken uit den leger in 't Graafschap van Zutphen , om omtrent Doesburg of elders bekwamelijk met eenen Commandeur gereed gehouden te worden tegen alle aanslagen , die de vijand op eenige steden of plaatsen daaromtrent zoude meenen voor te nemen , om uit ' t zelve getal binnen zulke stede terstond AANTEEKENINGEN 413-415. 393 zoo veel soldaten geschikt te worden , als tot verzekerdheid derzelve zal noodig zijn." (414) Brief van MAURITS aan de Staten Generaal . >> Edele Enz. Wij hebben niet mogen nalaten U. Ed. bij » dezen te adverteren , dat wij gisteren met het leger alhier >> tot Haren aangekomen zijn , en op heden de quartieren >> hebben doen slaan tusschen Helpen en de stad van Gro» ningen. Zullen ook niet nalaten U. Ed . voortaan te ver- >> wittigen van het succes , dat de Heere gelieven zal ons >> wijders te verleenen . In ' t leger voor Groningen den » 23sten Mei 1594. M. D. N. (415) Res. Raad v. St. 15 July 1594. » Alzoo dezen dag de mijnen onder het ravelijn werden gevuld en gesloten , om die in den avond of den voornacht te doen aansteken , hebben de Heeren hen mede op den avond omtrent de trancheën laten vinden , en zijn die mijnen tusschen de tien en elf uren aangesteken , die zeer wel hare operatie hebben gedaan , zoodat zij eene groote partij van het krijgsvolk van den vijand heeft versmacht : daarop voorts geweldelijk met grof en klein geschut is geschoten : en is door de Schotten , (daartoe verordineerd als aldaar de wacht hebbende) , een aanval op het ravelijn gedaan , die hen daarin zoo hebben gekweten , dat zij meester van het ravelijn zijn geworden. Den Heere zij lof , prijs en dankzegging ! " Brief van MAURITS aan de Staten Generaal. >> Edele Enz. Nadat wij zoo ver met onze approchen >> binnen de gracht van Groningen waren gekomen , dat de >> twee mijnen , die wij hadden onder het ravelijn doen >> graven , allesdings gereed waren , is de eene bij den vij>> and bij zijne contremine ontdekt geworden ; waardoor wij >> veroorzaakt geweest zijn , de andere gisteren avond na >> bezetter wacht te doen springen : tot welken einde wij >>> omtrent 300 mannen van 't Schotsche regiment geor>> donneerd hebben , om ' t zelve ravelijn terstond , nadat » de mijn gesprongen zoude wezen , te overvallen : dewelke » haar zoo wel hebben gekweten , dat zij hetzelve met zeer >> klein verlies ingenomen en den vijand t'eenemaal daar>> uit gejaagd hebben. Van den vijand zijn over de 40 394 AANTEEKENINGEN 415-416 . >> dood gevonden , zonder degenen , die nog onder de mijn >> begraven liggen en in de gracht verdronken zijn . En >> aangezien de dienst der landen is vereischende , dat de vijand dienvolgende zonder aflaten aangetast en zoo veel >> doenlijk gekrenkt en getravailleerd worde , vinden wij >> hoog noodig , dat het kruid en de kogels , waaraf wij >> U. Ed . in onze voorgaande brieven geschreven hebben , » >> eerstdaags gevorderd en overgezonden worden : en hebben >> daarom bij dezen U. Ed . anderwerf wel vriendelijk willen >> verzoeken alzulke orde te willen stellen , dat >> spoedigste daarmede voorzien mogen worden , wij ten opdat bij >>> gebrek van dien den vijand geen tijd gelaten worde om >> te respireren. En hiermede zijt Gode bevolen . In 't » leger voor Groningen den 16den July 1594. M. D. N." (416) V. REYD , bl . 232b-240 . BOR , 31 B. , f. 24c-27a, 41d- 45b. WAG. , VIII , 386. BossCHA , I , 319-323. Brief van MAURITS aan de Staten Generaal . >> Edele Enz. Al is ' t dat de Raden van State alhier » wezende , U. Ed . genoegzaam zullen veradverteerd heb>> ben , bij wat maniere wij de stad van Groningen na » vele gedane moeite en arbeid door Gods hulp veroverd » hebben , en U. Ed. daarbeneffens ook overgezonden heb>> ben de artikelen en conditien , waarmede zij haar in >> U. Ed. verbindtenis wederom begeven hebben , zoo heb>> ben wij nochtans niet willen nalaten U. Ed. daarenboven >> te laten weten , dat de Overste Luitenant LAUCKEMA dezen » morgen met omtrent 460 soldaten , zoo gezond als kran>> ken en gekwetsten , daaruit naar den Rhijn is getrokken , >> met belofte om op deze zijde des Rhijns in drie maan» den niet te dienen. Wij hadden de vendelen voorbehou- » den ; maar de Gecommitteerden van den Magistraat der >> voorz. stede hebben ons met zoo groote instantie daar>> voor gebeden , dat wij ze hun niet hebben willen afslaan. >> In haarl. plaats zijn daarbinnen getrokken zes vendels >> van dit leger , te weten vier Hollandsche ―― met nog >> twee van het regiment van Vriesland . En alzoo dit leger >> voortaan tot groote kosten en ondienst van den lande >> is liggende , en daarom wel dient geresolveerd te wor- AANTEEKENINGEN 395 416-418 . » den , wat men voortaan, daarmede beginnen zal , zoo ver» zoeken wij U. Ed . vriendelijk eenigen van U. Ed . ver>> gadering herwaarts te willen zenden , of ten minste ons >> schriftelijk van U. Ed . goede intentie te adverteren , opdat >> wij ons des te beter daarnaar mogen reguleren. En hier>> mede zijt Gode bevolen . In ' t leger voor Groningen >> den 24sten July 1594. (417) M. d. n.” Vgl . bladz. 113 , 135 . (418) Res. Raad v. St. 31 July 1594. (Binnen Groningen.) » Leveren de Heeren ALEMAN , FOECK en DE BIE over eenen brief van de Heeren Staten Generaal (1) daarbij H. M. E. overschrijven hare resolutie , wat , na het veroveren van de stad Groningen , met het krijgsvolk en leger zal worden gedaan ; en namelijk dat H. M. E. overwogen hebbende , dat de vijand hem in deze quartieren te velde houdende , middel hadde alle de resterende plaatsen zoo sterk met volk te bezetten , dat die niet dan met groote kosten en geweld zouden zijn te veroveren ; daar beneffens dat de soldaten zeer geharasseerd , verarmd en verminderd zijn ; het langdurig continueert ; regenachtig weder , ' t welk als nog dat ook niet zou kunnen voorgenomen worden als te harden , en mitsdien met meerder kosten ; daaren- jegens dat de consenten van de Provincien voor het meerendeel zijn geconsumeerd ; behalven de perikelen , die daar meerder zouden vallen en anderzins ; H. M. E. raadzamer voor den dienst van den lande hebben geacht , dat het leger worde gescheiden en het volk in de garnizoenen gelegd om te ververschen , alzoo de vijand daardoor gediverteerd en daarna des te bekwamer ietwes voorder naar de occasie en gelegenheid , het saisoen en weder zulks toelatende , zal mogen voorgenomen worden , als wel jegenwoordelijk : dat H. M. E. daarom verzoeken , dat de Raad hen daarnaar willen reguleren , en , om ' t land van alle onnoodige kosten te ontlasten , terstond te leger , wagens casseren alle de Officiers van 't en trekpaarden , mitsgaders het geschut , (1) Deze brief, of althands het besluit der Staten Generaal , was reeds van den 25sten July. Res. St. Gen. 396 AANTEEKENINGEN 418 . ammunitien en toebehoorten in de arsenalen en magazijnen te zenden ; dat de Raad met de nieuwe aangenomen ruiteren en knechten afrekenen en dezelven betalen , en daarna de ruiteren afdanken en de Duitsche voetknechten reduceren tot tien vendelen , elk van 150 koppen , om die in den dienst te behouden , mits dat zij hen met leeningen onderhouden en zullen laten betalen , gelijk de andere compagnien in den dienst van den lande wezende ; dat mede de nieuwe Engelsche compagnien zouden worden gereduceerd tot 7 of ་ 8 compagnien van 150 hoofden , nadat de oude compagnien naar haar garnizoen vertrokken zullen zijn , als breeder in denzelven brief. En is goedgevonden , dat Z. Exc . en Gen. zullen worden verzocht ten vier uren in den Raad te komen , om hierop te resolveren." >> Des nanoens. Den brief van de Heeren Staten Generaal weder gelezen en geresumeerd zijnde , is daarop lang en in 't breede gediscoureerd : en of wel bij Z. Exc . en Gen. en de Heeren Raden werd verstaan , dat het te vroeg in ' t jaar is alreede uit het veld te scheiden , ook regard genomen , dat de vijand nog te velde is , die ook genoegzaam allen den winter in ' t veld heeft gelegen ; dat men ook zonderling de victorie , die God almachtig zoo genadiglijk beliefd heeft te verleenen , behoort te vervolgen en de goede occasie behoort waar te nemen , inzonderheid nu dat de vreeze onder den vijand was , inzonderheid dat men boven de opinie van de Heeren Staten Lingen zoude mogen attaqueren , alwaar men te water zoude kunnen aankomen , ja ten ongelijk weiniger onkosten , dewijl men het geschut , de ammunitien en andere materialen zoo na had , en daarom vooreerst wel goed werd gevonden , dat men nog eenigen naar de Heeren Staten Generaal in aller haast zoude mogen schikken , om H. M. E. dat alles te remonstreren , om te zien of H. M. E. van opinie zouden mogen veranderen ; en dat men desniettemin alles vast zoude mogen gereed maken en te schepe waarover een dag zes of acht wilden verloopen : nochtans in 't laatste overslagen zijnde , wat middelen van penningen voorhanden mochten zijn van de gedragen consenten , en namelijk van de 200000 L laatst extraordinaris doen , AANTEEKENINGEN 418-420. 397 verzocht , en bevindende , dat die genoegzaam allen zijn geconsumeerd , is eindelijk goedgevonden en geresolveerd , dat men conform ' t schrijven van de Heeren Staten Generaal het leger zal scheiden en zoo na doenlijk alles effectueren , dat H. M. E. zijn schrijvende." (419) V. REYD , bl . 241a. BOR, 31 B. , f. 45c . Bosscha , I , 323. Deze laatste Schrijver zegt ook , dat een algemeene dankdag eene gemeenschappelijke hulde van nationale dankbaarheid toebracht aan het Opperwezen. Dan het blijkt uit de Res. Gen. dat er eerst op den 22sten September een biddag tegen den 26sten October is uitgeschreven. (420) Zie dezen brief in Res. Holl . 28 July 1594. Het eerste gedeelte van denzelven is eensluidende met het eerste deel van MAURITS brief aan de Staten Generaal , door ons St. gegeven in aant . 416 . Op den 18den Augustus schreven hem de Staten van Zeeland den volgenden brief , te lezen in Res. Zeel. , 1594 , bl. 269. >> Doorluchtigste Enz. Wij kunnen God almachtig nim- » mermeer ten volle bedanken van zijne goddelijke hand en >> zegen , daarmede Hem gelieft van jare te jare U. Exc. >> te begelukkigen en begenadigen in al zijn voornemen >> tegens den vijand , en daarbeneffens ook U. Exc. niet >> genoeg loven en prijzen van dat haar geen arbeid verdriet >> om tot 's lands dienst haar te employeren tot rust en >> welvaren van de ingezetenen van dien , daardoor de god>> delijke dienst zonderling zal toenemen tot zijne eere en >> der onderzaten zielen zaligheid in de ware Christelijke >> Gereformeerde religie. Hebben derhalve onze Gedeputeer>> den , brengers dezes , gelast U. Exc. t' harer aankomste >> alhier te groeten , bewelkommen en danken over de heerlijke >> exploiten van ' t ontzet van Coeverden en ' t innemen van » Groningen. En want wij uit het schrijvens van U. Exc. >> van den 12den dezer - komen te verstaan de occasie , die >> haar alsnu presenteert , om herwaarts over wat goeds te >> kunnen doen , ' t welk U. Exc . zoude schijnen te smaken ; >> zoo hebben wij goedgevonden de voorschr . onze Gedepu>> teerden mede te lasten , om met U. Exc. dienaangaande >> voorder te communiceren en haar van dezer zijde te ver- 398 AANTEEKENINGEN >> zekeren , 420 421 . dat het aan die van Zeeland niet zal ontbreken >> alles te doen , dat eenigzins mogelijk zal zijn tot vordering >> van de zaken , mits dat de andere Provincien niet faille>> ren van gelijke in dezen te doen , als bondgenooten toe>> staat , te meer de occasie van de presentie van den >> Koning van Frankrijk in Picardie zonderling dient waar>> genomen te worden : in al ' t welk zal U. Exc. gelieven . >> den voorschr. onzen Gedeputeerden te geven volkomen >> credentie en geloof als ons zelven. De STATEN." Res. St. Gen. , 2 September 1594. > » Is geadviseerd op de extraordinaris groote onkosten , die Z. Exc. gehad en dit tegenwoordige jaar ten dienste van de Generaliteit gedragen heeft in 't beleiden en dirigeren van de entreprisen op de steden van 's Hertogenbosch en Maastricht , ' t bejegenen van de Duitsche ruiteren en knechten , het ontzet van Coeverden en beleg van Groningen : en geresolveerd Z. voorschr. Exc. daarvoor toe te leggen de som van f 28000 op denzelven voet als in 't voorgaande jaar gelijke som is betaald geweest ; en dat men hierenboven tot last van de Generaliteit dezelve Z. Exc. zal vereeren en accommoderen met eene nieuwe tent met de toebehooren , niet minder in de noodelijke commoditeiten , als diegene , die Z. Exc. lest versleten heeft." (421 ) Brief van MAURITS aan de Staten Generaal. » Edele Enz. Alzoo bij U. Ed. geresolveerd is den Com- >> mies van Frankrijk jegens de maand van Augustus naast>> komende met zeker getal ruiteren en knechten op Z. Maj. >> begeerte ter assistentie te zenden voor den tijd van vier >> maanden ; zoo hebben wij , om dezelve resolutie , zoo veel >> aan ons is , te vorderen , beraming gedaan , wat compag> nien en van wat quartier men Z. Maj . zoude mogen zen» >> den , en hebben , consideratie en inzicht nemende op der >> landen jegenwoordigen staat en gelegenheid ' t raadzaamste >> gevonden zes compagnien van de repartitie van Holland, >> drie van die van Zeeland en drie van die van Utrecht >> met nog tien compagnien van de nieuwe Duitschen daartoe » te ordonneren. - En opdat de voorz. compagnien bij tijds >> gereed , behoorlijk gewapend en in orde gehouden worden , >> zoo verzoeken wij U. Ed . hiermede vriendelijk ' t zelve AANTEEKENINGEN 421-422. 399 » de voorschr . respective Provincien aan te schrijven en de >> goede hand daaraan te houden , dat zij dezelve , en elk de » zijnen , jegens dat Z. Maj . dezelve zal begeeren , zonder zwa>> righeid volgen laten . En want U. Ed . kennelijk is , dat der >> landen reputatie daaraan is gelegen , dat Z. Maj . hierin de >> gedane beloften gehouden worden , willen wij ons gantsche>> lijk daarmede tot U. Ed . goede discretie gedragen. - · In >> ' t leger voor Groningen den 16den Juny 1594. (422) Res. Raad v. St. 7 September 1594. M. D. N." (Te ' s Gra- venhage). » Is met Z. Exc. gecommuniceerd ' t gene hier is aangegeven , dat men eenige coursen zoude mogen doen in Vlaanderen , terwijl men de soldaten nog daartoe kan gebruiken , om alzoo de contributien te doen beter valideren. Daarop Z. Exc . verklaart , dat hij ' t zelve wel zoude goedvinden , maar dat men alvorens behoort te weten , of men voortaan , durende het saisoen , niet nog iets vruchtbaars zoude mogen aanvangen en uitrichten. En is geresolveerd , dat men met de Staten Generaal daarop zal communiceren op ' t bestendigste en secreetste , en zal • men daarom last geven de Gen. Staten te doen vergaderen , daartoe de Griffier AERSSENS is ontboden en hem 't zelve belast." 13 September. » De Heeren VAN DER HELLE en PAULI rapporteren Z. Exc. gesproken te hebben nopende wat men nog zoude mogen bij der hand nemen , en dat Z. Exc . zulks noodig achtte hoe eer hoe beter : edoch zoude Z. Exc. jegens morgen bedenken , of beter ware eerst met eenige Gecommitteerden in communicatie te treden , of met de Heeren Staten Generaal volkomentlijk." 14 September. » De Heeren HELLE en PAULI geven aan , dat Z. Exc . begeert , dat men met de Staten Generaal zoude communiceren , wat voorders nog dezen nazomer zoude mogen aan de hand genomen worden tegen den vijand. Daarop dezelve Heeren HELLE en PAULI zijn gedeputeerd : die wedergekeerd verklaren , de Staten Generaal heur ter antwoord gegeven te hebben , dat men zoude zien op den staat van de consenten , hoeveel en wat van iedere Provincie nog zoude staan te ontvangen ; en dat toch al evenwel bij den Raad of deszelfs Gedeputeerden zoude met 400 AANTEEKENINGEN 422 . Exc. in communicatie getreden worden op wat men zoude mogen aanvangen . En worden gedeputeerd de voorz. Z. HELLE , PAULI en DE BIE ." Namiddag. >> De Heeren HELLE , PAULI en DE BIE doen rapport van ' t gene zij met Z. Exc. , daarbij mede was de Advocaat van Holland , belangende ' t gene men zoude nog vruchtbaarlijk mogen voornemen , gecommuniceerd hebben , en dat de zake in Godes naam zoude mogen aangevangen worden in ' t Zutphensche quartier : dan zal voor alles moeten verdacht worden op de middelen daartoe noodig . En overzulks is vooreerst geresolveerd , dat de contribuerende Provincien zullen verzocht worden heure resterende van heur contingent in de 300 en in de tweemaal 200000 guldens terstond op te brengen. Daartoe zal geschreven worden , aan die van Zeeland , en aan die van Holland zal gesproken worden , en aan die van Vriesland is de Heer WITTE gecommitteerd om heur daartoe te induceren met beweeglijke redenen , en inzonderheid dat de zaken omtrent heure quartieren en tot heure verschooning zullen aangevangen worden. Van gelijke is de Heer HELLE gecommitteerd naar Gelderland en Zutphen, om insgelijks alle zaken aldaar te gaan bevorderen." Res. St. Gen. 24 September 1594. >> Compareren de Ra- den van State , vertoonen de schoone occasien , die haar presenteren , om nog dit loopende saisoen van den jare ietwes vruchtbaarlijks en voorderlijks ten dienste van den lande en tot afbreuk des vijands bij der hand te nemen en te mogen exploiteren , bijaldien het den Heeren Staten zoude believen zulks goed te vinden en hun te evertueren , dat bij de Provincien wierden opgebracht en bezorgd de middelen en behoeften extraordinaris daartoe noodig , om Z. Exc . en den Raad daarin te assisteren : daartoe H. Ed. ernstige instantie gedaan hebben , met verklaring voor advies , dat zij hierop met Z. Exc . gecommuniceerd hebbende , geheellijk geraden en dienlijk vinden , dat men met de beraamde exploiten op 't spoedigste voortvare , om langer geen tijd te verliezen. Op welke propositie gelet wezende , is goedgevonden , dat men vooreerst zoude examineren de consenten van de Provincien , en hoena dezelve Provincien heure quote in de AANTEEKENINGEN 422. 401 geconsenteerde 700000 guldens extraordinaris voor het loopende jaar 94 hebben opgebracht en betaald , mitsgaders of men hiertoe zal gedoogen geëmployeerd te worden niet alleen ' t gene wes zoude mogen resteren aan de geconsenteerde f300000 tot de nieuwe gelichte Duitsche ruiteren en knechten mitsgaders de Engelschen , maar ook de f 200000 geaccordeerd tot de assistentie van den Koning van Frankrijk.” Hierop volgen de adviezen der Gedeputeerden , die allen tot het voorstel genegen waren , ofschoon sommigen eene nadere toestemming hunner Provincien verlangden. Het uitvoerigste was het advies van Holland : was toen President der Staten Generaal . OLDENBARNEVELD » Die van Holland verklaren , dat zij niet lievers zouden gezien hebben , dan dat die f 200000 , den Koning van Frankrijk geaccordeerd , hadden mogen geëmployeerd worden ten effecte , daartoe dezelve bij de Provincien zijn geconsenteerd geweest , ten aanzien dat zij altijd geacht hebben naar menschen oordeel , dat aan de oorloge van Frankrijk op Henegouwen en Artois de verlossing van den krijg gelegen is : maar considererende , dat men , eenen ruimen tijd gewacht hebbende de sommatie van Z. Maj . om het geaccordeerde secours te presteren , hiervan niet heeft vernomen ,、 wezende de wind alsnu veranderd , dat zij goedvinden , dat Z. Exc. en de Raad alsnog eenige exploiten bij der hand nemen , die zij voor de verzekerdste zullen achten met de conservatie van de eere en reputatie van den lande , te vrede zijnde , dat daartoe zullen worden geëmployeerd de penningen , die alsnog aan de consenten van de voorz. f 700000 mogen resteren , zoo verre de andere Provinciep van gelijke doen ." Na de opgave van alle de adviezen leest men : » De voorz. opening gedaan wezende , is den Raad van State aangezegd , dat men geene eindelijke resolutie op de verzochte middelen tot de uitvoering van de voorgenomen exploiten van oorloge heeft kunnen geformeren ; doch dat evenwel goed en raadzaam gevonden wordt , dat de Raad van State op de voorschr. exploiten met Z. Exc. zullen communiceren en adviseren , hoe men dezelve zekerlijk met de conservatie van de eere en reputatie van ' t land zoude mogen aanlegI 26 402 AANTEEKENINGEN 422. gen , en dat H. Ed. daarbeneffens hen ook zullen bedenken , • of men op de voorz . opening van de consenten eenige exploiten bij der hand zoude mogen nemen , om daarop na den middag nader te adviseren en resolveren." Eod. die post prandium. » Compareren wederom de Hee- ren Raden van State , verklarende alsnog noodelijk te achten (om redenen bij H. Ed . vóór den middag voorgedragen) dat men eenige exploiten van oorloge bij der hand neme ; maar dat zij zulks niet kunnen effectueren , ten zij dat de Provincien beloven de penningen , daartoe noodig , te fourneren en tot dien einde gedoogen te employeren het consent , gedragen tot het secours des Konings van Frankrijk." Nu volgen weder kortelijk de adviezen , hoofdzakelijk met de vorige overeenkomende. Dat van Holland luidde : >> Die van Holland vinden goed , dat men het volk , tot de voorgestelde exploiten te employeren , bij den anderen zal doen vergaderen , te vreden zijnde dat men daartoe praeparatorie en bij provisie zal employeren de resterende penningen van de Provincien , geconsenteerd bij dezelve tot assistentie des Konings van Frankrijk ; wel verstaande , zoo F ver Z. Maj . daarentusschen de Provincien zoude sommeren . te presteren haarl. beloofde secours , dat men zulks glimpelijk zoude kunnen excuseren en uitstaan ( 1 ) , en dat om redenen vóór den middag verklaard ." Na de opgave van alle de adviezen , leest men : >> De Heeren Raden van State de voorschr. resumtie van de opinien gehoord hebbende , verklaren te vreden te zijn het krijgsvolk te doen vergaderen en de exploiten voor te nemen , mits bij de.Heeren Staten belovende (2) , dat H. Ed. Z. Exc. noch den Raad daarin niet zullen verlaten . >> Is geresolveerd en den Raad aangezegd , dat men goedvindt , dat H. Ed . het volk van oorloge zullen doen vergaderen , ook de noodige behoeften bezorgen , en met Z. Exc. adviseren en resolveren , wat exploiten voor de allerzekerste en dienlijkste men zal mogen voornemen ; (1 ) Misschien , uitstellen. (2) Misschien , beloofd wordende. dat de Heeren AANTEEKENINGEN 403 422 . Staten hen daarmede conformeren , zonder dat zij Z. Exc. of den Raad daarin zullen verlaten : zijnde hierbenevens mede raadzaam gevonden , dat die van den Rade de Heeren Staten van Zeeland en Vriesland bezenden , ten einde zij mede heure quote in de f 200000 , geaccordeerd tot de assistentie des Konings van Frankrijk , hiertoe laten employeren , dewijl dezelve elders zonder gemeen consent niet heeft mogen gediverteerd worden." Res. Raad v. St. 26 September 1594. » De Heeren VAN DER HELLE en WITTE rapporteren , dat zij op gisteren met Z. Exc. hebben in communicatie geweest nopende ' t exploit , dat men nog zoude mogen bij der hand nemen , en dat Z. Exc. daarom was ontsloten , om alle de ruiterij en het krijgsvolk uit Vriesland jegens den 8sten der toekomende maand October naar den nieuwen stijl (1) , en dat Z. Exc. geresolveerd was een dag vier of vijf te voren daar te zijn en met het naastgelegen krijgsvolk de plaatse , die Z. Exc. verhopen zoude aan te grijpen , te berennen : dat Z. Exc . noodig achtte een kanon acht of tien te meer mede te nemen " altijds tot Doesburg toe , om , of het nood ware , die mede te employeren , immers altijds de fame en het geruchte van dat die daar waren gebracht , daar te laten gaan . Z. Exe. had aangenomen alle die beschrijving te doen , ook den Wagenmeester DE WAELL last van wagens , en SAPERETH van trekpaarden zoude geven ; verzoekende Z. Exc. dat orde worde gesteld , dat bier en brood op Doesburg tijdelijk mochte worden besteld. Zal de Heer PAULI verzocht worden hierop de voorziening te willen doen." 29 September. boden , >> De Commies MOYAEL- in den Raad ont- doet rapport , dat hij laatst in Zeeland geschikt zijnde , om te vorderen het restant van die van Zeeland , gants geen bescheid noch schriftelijk noch mondeling had bekomen , dan eenen brief van de Gecommitteerde Raden van Zeeland aan derzelver Gedeputeerden , ter vergadering van de Heeren Staten Generaal zijnde , zonder dat hij van den inhoud van den brief wiste . (1 ) Hier denkelijk in te voegen : naar Doesburg te zenden. 26* 404 AANTEEKENINGEN 422 . >> Den Heer DOUBLETH in den Raad ontboden zijnde , is hem aangezegd , dewijl weder een tocht voorhanden is , en dat men overzulks daartoe eene zeer merkelijke som van penningen zal van doen hebben , dat noodig zal zijn , dat hij met ernst doe vorderen de restanten van die extraordinarise consenten ; dat den Heere GILPIN daartoe in Zeeland last was medegegeven , en de Heer AERNSMA om die oorzaak naar Vriesland vertrok ; dat het goed ware dat er een Commies nog derwaart wierde geschikt , om met H. L. te liquideren nopende hare quote in de extraord. consenten , en te toonen dat het ernst ware : hem DOUBLETH voorts aanzeggende , dat hij die van Holland ook zoude hierom aanspreken. Hij DOUBLETH rapporteert korts daarna die van Holland aangesproken te hebben , en dat dezelven beloofd hadden haar restant te zullen furneren ; als hij mede hadde gesproken den Heere HERMANS , die hem beloofd had jegens den namiddag te zullen doen hebben extrait van het schrijvens van die van Zeeland , daarbij zij willen sustineren haar contingent in de extraord. consenten ten volle betaald te hebben ." Res. St. Gen. 1 October 1594. » Compareren de Heeren Raden van State , verzoeken , dat den Heeren Staten zoude gelieven iemand uit H. Ed . vergadering te committeren , om benevens diegenen , die uit den Raad zullen worden gecommitteerd , Z. Exc. te assisteren in ' t voorgenomen exploit van oorlog en andere voorvallende zaken , die gedurende 't zelve exploit zullen mogen occurreren. Is geresolveerd en den Raad aangezegd , aangezien de directie van de oorloge Z. Exc. en den Raad bevolen is , dat men raadzaam vindt , dat de geheele Raad met Z. Exc. zal hebben te vertrekken , om , in loco wezende , op alles naar bevind der zaken rijpelijk en wel te delibereren , of men het voorgenomen exploit zal effectueren of verlaten , gelijk H. Ed . voor den meesten dienst van 't land zullen bevinden te behooren : wel verstaande , dat men verdacht zal moeten zijn té presteren het secours den Koning van Frankrijk beloofd , bijaldien Z. Maj. 't zelve zoude komen te verzoeken en zulks met eere glimpelijk niet zoude kunnen geëxcuseerd worden." De onderstand , aan den Koning van Frankrijk beloofd , AANTEEKENINGEN 422-423 . . 405 moest bestaan , behalven in de boven vermelde somme gelds , ook in 3000 voetknechten en 500 ruiteren , gedurende den tijd van vier maanden , te zenden op de eerste aanvrage binnen drie weken. Res. St. Gen. 3 January , 6 , 9 April , 2 , 21 , 23 , 24 Juny , 2 Augustus 1594 . (423) Res. St. Gen. 3 October 1594. >> Is geadviseerd op de propositie vóór den middag in de vergadering bij den Heer VAN BUZANVAL , Ambassadeur etc. bij monde gedaan en schriftelijk overgegeven , daartoe strekkende , dat de Heeren Staten haarl. secours Z. M. beloofd , dadelijk zouden presteren ter plaatse en op den tijd , in de propositie daarvan , schriftelijk overgegeven , begrepen : en geresolveerd , dat men Z. Maj . de gedane belofte van secours dadelijk zal presteren en ' t zelve toezenden , mitsgaders voorder in de voorgenomen oorloge op Henegouwen en Artois van wege de landen seconderen zoo veel eenigzins mogelijk , om redenen te voren in ' t accorderen van 't voorz . secours ten effecte voorz. genoegzaam overlegd , niet alleen voor den dienst van Z. Maj . maar ook zonderling voor het welvaren en de verzekerdheid van den staat dezer landen ; en tot dien einde stellen ter discretie van Z. Exc. en den Raad te adviseren en resolveren op den tijd en plaatse , daar het voorz . secours zoo zekerlijk als eenigzins doenelijk , zoude, mogen worden gebracht , mitsgaders met den Hertog van Bouillon te houden correspondentie op den weg , dien men zal nemen , en waar dat dezelve Hertog het voorz . secours zal hebben te rescontreren : dies dat regard genomen worde , dat de tijd zoo worde gematigd , dat er middel zij de resolutie te effectueren ; en des niet te min ondertusschen gezien , wat dienst met het samengeroepen volk van oorloge den lande nog zal kunnen geschieden en gedaan worden." 4 October. Compareert Z. Exc . en verklaart , dat hij gereed is om op morgen te vertrekken , begeerende te weten , wie dat de Heeren Staten gecommitteerd hebben om hem te assisteren , en of H. Ed . verstaan , niettegenstaande de Koning van Frankrijk de landen gesommeerd heeft te presteren het secours , Z. Maj . beloofd , dat men evenwel het voorgenomen exploit zal bij der hand nemen en effectueren . 406 AANTEEKENINGEN 423 . Is Z. Exc. geantwoord , dat uit de vergadering der Heeren Staten niemand zal worden gecommitteerd , maar dat de geheele Raad van State Z. Exc. zullen volgen , om ter plaatse naar bevind der zaken met dezelve Z. Exc. te adviseren , wat er voor den meesten dienst en de conservatie van de reputatie van den lande zal dienen gedaan of gelaten . En daarna nader op ' t voorz. geproponeerde van Z. Exc. geadviseerd wezende , is geresolveerd en den Griffier belast den Raad aan te zeggen , dat de Heeren Staten alsnog inhaererende haarl . voorgaande resolutie , H. Ed . verzoeken samen op morgen of ten langste overmorgen te vertrekken en zulken devoir te doen , dat zij ten bestemden tijd hen benevens Z. Exe. mogen vinden ter plaatse van het rendez-vous van het volk van oorloge , om aldaar naar de occasien en voorvallende zaken met Z. Exc. te adviseren en resolveren op ' t voornemen of verlaten van ' t voorgenomen exploit en anderszins , gelijk zij te samen voor den meesten dienst en de conservatie van de eere en reputatie van ' t land bevinden te behooren : doch dat zij in allen gevalle de zaken daarnaar zullen dirigeren , dat het secours , Z. Maj . beloofd , mag worden dadelijk gepresteerd , "2 matie daarvan gedaan." achtervolgende de som- Res. Raad v. St. 5 October 1594. >> Zijn in den Raad verschenen de Heeren Gen. Staten in effecte verklarende , dewijl de Kon . Maj. van Frankrijk had geschreven om het beloofde secours , en daarom eenen Edelman expresselijk afgevaardigd , en dat Z. voorz . Maj . begeerde , dat 't zelve krijgsvolk op zekeren dag zoude zijn in den lande van Luxemburg , H. M. Ed. gantschelijk waren geresolveerd daarin volgens hare gedane gelofte de begeerte van Z. voorz. Maj . na te komen : hadden overzulks gedisponeerd op de Officiers , die de beleiding van denzelfden tocht zouden heb- ben en daarin gebruikt worden : ook geadviseerd , wat ieder van de Officiers voor tractement zoude toegelegd worden. Daarop H. M. Ed. met den Rade in communicatie tredende , is bij onderlinge raming goedgevonden , dat den Heere Grave PHILIPS van Nassau , die H. M. Ed . verstonden dat over al het krijgsvolk zoude commanderen , gedurende dezen AANTEEKENINGEN tocht toegelegd zal worden , Enz. 423-424. 407 En wordt den Rade dat voor resolutie aangediend , dat zij ginder in loco zijnde , met Z. Exc. daarop zouden willen adviseren , dat het volk W de rep zoo zeker als eenigzins mogelijk mocht worden overgebracht , en insgelijks met Z. Exc. te resolveren op ' t gene wat vorders met het krijgsvolk zoude mogen worden voorgenomen , ndw dat de reputatie van ' t land en Z. Exc. mag blijven geconserveerd en het krijgsvolk in geen hasard of perikel gesteld ." altijds aa ! baar achting genomen , Mor Volgens en jeg Z. Ex an Toe BOR , 31 B. , f. 52d—54c , v. REYD , bl. 244 en anderen zou het besluit der Staten Generaal om den Koning van Frankrijk te ondersteunen , buiten weten en in afzijn van MAURITS zijn genomen , en zouden zij den onderstand zelfs boven de aanvrage uit eigene beweging vermeerderd opin ec & hebben. Doch van dit alles blijkt niets uit de Res. St. Gen. en Raad v. St. Alleen vindt men in laatstgenoemde nd bew klaagde , zaketi naar Frankrijk als het krijgsvolk aldaar zijnde , en ook na derzelver wederkomst , nopende de betaling , afrekening en Resol. op den a. te He de n den! den October 1595 , dat de Raad zich be- dat de Heeren Gen. Staten haar dien tocht zoo anderszins eigentlijk hebben onderwonden , zonder dat de Raad daarover eenigzins is geroepen geweest. (424) De Raad van State , op den 8sten October te Arn- hem aangekomen , trad nog denzelfden dag met MAURITS in chreven beraadslaging. Omtrent den Franschen tocht lezen wij in Res. Raad v. St. » Z. Exc. verklaart mede , dat de Heeren Staten Generaal dezelve Z. Exc. hadden te kennen gegeven , dat de Zeresse Zw zerd Raad collegialiter alhier zoude komen om met Z. Exc. en den Heere Stadhouder te adviseren zoo op het employ van 't krijgsvolk , als op den weg , dat het secours op ' t zekerste naar Frankrijk zoude mogen marcheren. Zijn daarop verscheidene difficulteiten voorgewend , die men bij missive the tree aan de Heeren Gen. Staten vooreerst zal overschrijven." 9 October. >> Zijn de Heeren Raden bij Z. Exc: ontboden , den B saden ended alwaar de Heere VAN BUZANVAL , Ambassadeur van de Kon . Maj . van Frankrijk present zijnde , zeer was insisterende , dat volgens de resolutie van de Heeren Staten Generaal het 408 AANTEEKENINGEN 424. schikken van het secours , Z. voorz . Kon. Maj . beloofd , mochte worden geavanceerd ; gebruikende de voorz. Heere Ambassadeur alzulke extraordinaire heftige woorden , die al wat te zeer buiten reden gingen , schijnende of hij den Raad wilde culperen en beschuldigen , als of zij degenen waren die het schikken van 't zelve secours zouden willen beletten of verachteren. ' t Welk bij den Raad apart in deliberatie gelegd zijnde , is geresolveerd en denzelven Heere Ambassadeur ter antwoord gegeven , dat den Raad niet weinig vervreemt alzulke propoosten van Z. L. te verstaan , zoo zij , nog eerst alhier gekomen zijnde , nog nooit van Z. L. om dezelve zake waren begroet of aangesproken geweest ; dat den Raad van de Heeren Gen. Staten was aangezegd , dat H. M. Ed. verstonden , dat het secours volgens de gelofte , Z. voorz. Maj . gedaan , zoude worden gezonden , en den Raad had gelast met Z. Exc. te adviseren , hoe merr 't zelve krijgsvolk zekerlijk zoude mogen overschikken ; dat de Raad derhalve ook gemeend ware die resolutie van de Heeren Gen. Staten te voltrekken en met Z. Exc. en den Heere Grave PHILIPS van Nassau etc. (1) daarop zoude adviseren en vorders alle preparamenten , daartoe noodig , doen gereed maken. >> Is geresolveerd aan de Heeren Gen. Staten in ' t lange over te schrijven de difficulteiten , die zoo gisteren als op huiden zijn verhaald op het overschikken van 't voorz. secours , met wijdere verklaring , dat de Raad neffens Z. Exc. alles zoude prepareren en H. M. Ed . wijder advies niettemin verwachten : daarin mede verhalende , zoo de Raad beducht , dat het krijgsvolk wel eenig ongeluk mochte overkomen , dat de Raad daarvan wil geëxcuseerd zijn." Res. St. Gen. 11 October 1594. >> Ontvangen eenen brief van den Raad van State geschreven binnen Arnhem den 9den dezes , inhoudende de zwarigheden , die men bevindt in de pas van het secours naar Frankrijk te zenden. Is geresolveerd , dat men den Raad voor de gedane advertentie zal bedanken , en voor antwoord vermanen , niet- (1) Graaf WILLEM LODEWYK , Stadhouder van Vriesland , was toen nog niet aangekomen , maar werd binnen een paar dagen verwacht , AANTEEKENINGEN 424. 409 tegenstaande de voorz. gemoveerde zwarigheden , het zenden van 't voorz. secours aan de hand te nemen en te 3.4 doen effectueren met de beste verzekerdheid , die H. Ed . aldaar met Z. Exc. zullen weten te adviseren , zoo de pas IN anderszins den Heeren Staten onbekend is , aangezien dat daaraan niet alleen de dienst van den Koning , maar ook van deze landen grootelijks gelegen is : dat men mede goedvindt , dat H. Ed . den Grave PHILIPS tot dezen tocht ern- stelijk zullen vermanen , zijn devoir met de eere en reputatie van ' t land recommanderen en Z.. L. toezeggen , dat de Zi Heeren Staten hem in alles zullen seconderen en het krijgsvolk van geld en nooddruft verzorgen. - Wat belangt het * employ van 't resterende volk , dat men niet verstaat , dat het volk , bij den anderen geroepen en onderhouden tot zeer groote kosten van ' t land , zal ledig gelaten worden tot verderf en verwoesting van ' t zelve land , maar dat het geheele leger binnen den tijd , dat de pas eigentlijk wordt geraamd , zal worden geëmployeerd , daar de occasien en gelegenheid zal mogen lijden en ons dienelijk wezen , zelfs op aan de pas van Frankrijk , als omtrent Berk of elders , om hem te verzekeren van de eene of de andere plaats in tu naar de gelegenheid , en ten minste de schepen van den vijand daaromtrent te doen delogeren , ondertusschen dat de Vriesche en andere compagnien zullen mogen aankomen ; nsL stellende de reste tot H. Ed . discretie , wat naar der ooge de opportuniteit en tijd zal mogen vereischen , achtervolgende voorgaande resolutie." Res. Raad v. St. 12 October. » De Heere Graaf WILLEM enAre te ve dane LODEWYK van Nassau proponeert , dat de twee compagnien van Vriesland , die mede trekken zouden naar Frankrijk daartoe gants niet op verdacht waren , of in ' t minste haar daartoe hadden bereid gemaakt. Liet Z. L. hem daarom bedunken , dat men van dezelven weinig diensten zouden trekken , en ook de landen geene eer zouden hebben. 't Welk in deliberatie gelegd zijnde , wordt verstaan , dewijl as teen de compagnien , die naar Frankrijk zullen trekken , bij de Heeren Gen. Staten zijn genomineerd en gespecificeerd , dat daarin geene verandering kan worden gedaan . • ངཤོག་ 410 AANTEEKENINGEN 424. » Is daarna in deliberatie gelegd , of men met het resterende krijgsvolk iets vorderlijks tot ' s lands dienst zoude mogen bij der hand nemen , en na lange communicatien , en overwogen zijnde de zwarigheden , die bij Z. Exc. en den voorz. Heere Grave zijn geallegeerd (1) , en namelijk het verloopen saisoen , dat het overblijvende krijgsvolk over de vijfdehalf duizend man te voet niet sterk zal blijven , daaronder nog vele kranken wezende ; dat alle nachten ten minste 2000 man in de trencheën en anderszins voor Grol (met negen vendelen bezet zijnde) , op de wacht zouden moeten zijn ; dat de vijand boven de ruiteren , die hij hier in deze quartieren heeft , nog lichtelijk en in korte dagen uit Grave, Overquartier , Maastricht en andere plaatsen daaromtrent over den Rhijn kan brengen , en consequentelijk met de forcen , die hij nog van dezer zijde daarbij zoude kunnen gebrengen , lichtelijk Grol zoude kunnen ontzetten etc. Is eindelijk geresolveerd , dat om het krijgsvolk en voornamelijk de autoriteit publiek en van Z. Exc. ook den staat van den lande in geen hasard en perikel te stellen , voor het geraadzaamst wordt geacht , dat men voor dezen tijd niet vorders zal attenteren , nemaar het krijgsvolk weder te doen trekken naar hare quartieren , ten ware Z. Exc. en de voorz. Heere Grave nog nader haar bedenkende tusschen dit en den avond , of nog geraden ware , dat men iets anders als Grol zoude mogen aangrijpen." Des nanoens. >>> De Heer VAN BUZANVAL doet den Raad aanzeggen , hoe dat Z. L. den Raad doet bedanken van het devoir bij den Rade gedaan tot avancement van den tocht naar Frankrijk , verzoekende dat de Raad de vordere bevordering willen doen , dat dezelve tocht ten spoedigste en zekerste wilde doen (2) : latende voorts oorlof nemen van den Rade , verzoekende of dezelven Z. L. iets beliefden te bevelen. Men doet hem voor antwoord wedergeven , dat de (1) MAURITS had zijne zwarigheden reeds vóór zijn vertrek aan de Staten Generaal te kennen gegeven , gelijk hij aan den Raad verklaarde. Zie den brief des Raads van State aan de Staten Generaal van den 9den October 1594 , in het Brievenboek. (2) Voor wilde doen schijnt men te moeten lezen , mochte geschieden. AANTEEKENINGEN 民族 424. 411 Raad daarin alle goede naarstigheid zal doen , en dat men Z. L. goede reize toewenscht. 12 L. EsA » Zijn daarna de Heeren Raden ( de Heeren VAN MATTHENES en PAULI uitgezonderd) gegaan bij Z. Exc. en dezelve Z. Exc. en den Heere Grave WILLEM LODEWYK afgevraagd zijnde , of Z. Exc. en L. hen nog nader hadden bedacht , ཏྠ ༽ dat men met den krijgsvolk nog iets vorderlijks zoude mogen uitrechten; en daarop bij Z. Exc. en L. verklaard zijnde , dat Z. Exc. met de Overstens en Colonels dezen namiddag had gecommuniceerd en nog meerder en meerder zwarigheid bevonden om ietwes in deze gelegenheid vorders bij der hand te nemen : is bij de huidige resolutie gebleven , te meer dat Z. Exc. verklaard heeft niet alleen raadzaam , maar gants noodig te achten , dat het krijgsvolk , ' t welk naar Frankrijk wordt geschikt , met de resterende ruiteren worde gecon- voyeerd , immers dat dezelve ruiteren , gedurende dat de en E anderen in ' t marcheren zijn , langs de Maze tot Maastricht -Jai en tot in ' t land van Limburg worden geschikt om aldaar een dag of twee te blijven , tot dat het secours in sauveté zoude zijn , zoo Z. Exc. voorzeker hield , dat zij anders zouden worden geslagen. Is goedgevonden van deze en van Z. Ex de vorige resolutie van het scheiden des legers de Heeren Gen. Staten per post en in aller diligentie te verstendigen , om H. M. Ed . resolutie en goed believen van het convoy der ruiteren te mogen verstaan. >> Omtrent negen uren in den avond ontvangen die van den Rade eene missive van de voorz. Heeren Gen. Staten , wezende des to antwoord op het schrijvens Zondag's nachts aan H. M. Ed. order afgevaardigd daarbij dezelve Heeren Staten den Raad alsnog recommanderen de bevordering van den tocht naar Frankrijk, met1 en dat middelertijd het krijgsvolk omtrent den Rhijn mocht worden geëmployeerd . - Is goedgevonden denzelven brief trekant nog dezen avond Z. Exc. door den Secretaris te doen communiceren en te verzoeken , dat Z. Exc. den Raad als morgen tijdelijk eene ure wil prefereren (1 ), om daarop met Z. Exc. en den Heere Stadhouder in nadere conferentie te mogen al rate (1) Denkelijk te lezen prefigeren. 412 komen. AANTEEKENINGEN 424. De Secretaris rapporteert den brief Z. Exc. en L. (nog bij den anderen zijnde) overgeleverd te hebben , en dat Z. Exc . den Raad had voor eene ure bescheiden t' acht uren. Is goedgevonden de Heeren Gen. Staten van de receptie des briefs bij postdatum te verstendigen , en dat men als voren daarop morgen met Z. Exc. en L. zal communiceren en H. M. Ed. wat nader geresolveerd wordt , overschrijven." 13 October. » Zijn die van den Rade gegaan bij Z. Exc . om te verstaan , of Z. Exc. en L. op den brief van de Heeren Gen. Staten van geene andere deliberatie waren : en nadien Z. Exc. daarop verklaarde , dezen nacht zekere advertentie hadde ( 1 ) ontvangen , dat er te Marche en famine in den lande van Luxemburg waren aangekomen 4000 Zwitsers , dat ook de Graaf VAN BARLAIMONT omtrent Maastricht was met acht cornetten paarden , en dat omtrent Eindhoven waren twee regimenten ; en daarom hoog noodig , dat het krijgsvolk , naar Frankrijk te marcheren , met al de ruiterij werde geconvoyeerd , Z. Exc. en L. geenszins geraden vonden met het andere krijgsvolk iets vorders te attenteren ; is gepersisteerd met de resolutie op gisteren genomen. >> Is geresolveerd den Heeren Gen. Staten van de eindelijke resolutie , op huiden genomen , te adverteren , en dat de Raad tot vermijding van wijdere kosten de orde had gesteld , dat nog van daag het meerendeel van de wagens en de trekpaarden zullen worden afgedankt , en voorts alle de schepen met geschut , ammunitien , vivres en andere behoeften weder gezonden , daar die geladen zijn , Enz. Res. St. Gen. 14 October 1594. >> Ontvangen eenen brief van den Raad van State van den 12den dezes , - adverterende dat niet geraden gevonden is , dat men met het resterende krijgsvolk ietwes meer bij der hand zoude nemen , maar geraadzaamst geacht ' t zelve krijgsvolk weder te doen trekken naar heurl. quartieren . Is geresolveerd te antwoorden , - dat men den Raad niet kan bergen , dat de Heeren Staten zeer ongaarne verstaan hebben , dat het volk aldaar in dit schooné weder ledig zoude gelegen hebben en nog (1) Lees te hebben. AANTEEKENINGEN 424. 413 doen , zonder iets uit te richten , dewijl H. Ed. weten , wat resolutie dat alhier vóór haarl. vertrek genomen is geweest , A tre daarop bij den voorz. brief van den 12den werd geinsisteerd ; dat de Heeren Staten derhalve alsnog verzoeken en begeeren , dat men dienvolgende het krijgsvolk tot zeer groote kosten en last bij den anderen geroepen en derwaarts geschikt niet om de landen te verderven , maar om dienst te doen , dade- LE 2: lijk willen employeren naar de occasien en gelegenheid." Hierop antwoordde de Raad van State den 19den October onder anderen het volgende : 14 >> Dat U. Ed. schrijven zeer ongaarne te verstaan , dat >> het volk alhier in dit schoone weder ledig heeft gelegen >> en nog zoude doen , zonder iets uit te richten , dewijl wij >>> zouden weten wat resolutie aldaar vóór ons vertrek was » genomen , en daarop bij U. M. Ed . missive alsnog wordt >> geinsisteerd , met verzoek en ernstig begeeren , dat men >> dienvolgende het krijgsvolk - wilde employeren ; willen » wij U. M. Ed . daarop voor antwoord wel voegen , dat >> wij geene zonderlinge kennis hebben van eenige zekere re» solutie , die aldaar vóór ons vertrek genomen zoude mogen >> zijn van het. employ van het krijgsvolk , maar wel dat » Z. Exc. en wij wel gaarne gezien hadden , dat vóór ons » vertrek met gemeenen advieze aldaar iets zekerlijks hadde >> geresolveerd geweest , overmits vele en verscheidene diffi- Linkte » culteiten , die Z. Exc. daar nog zijnde , zoo wel U. M. Ed . >> als ons heeft gemoveerd , dat niet mogelijk , schikkende >> zoo vele goede compagnien van ruiteren en soldaten naar » Frankrijk , dat met het resterende krijgsvolk ietwes voor» derlijks zoude bet 모든 eDema rte de >> dewijl de kunnen worden uitgericht , dag om hetzelve voornamelijk secours naar Frankrijk te » schikken , aldaar bij U. M. Ed . , als Z. Exc. ons ver>> klaard heeft , zulks is geraamd geweest , en wij ons be>> zwaard gevonden hebben denzelven te veranderen ; zulks Hers A en DE >> dat bij Z. Exc. en bij den Heere Graaf wi.LEM LODEWYK >> van Nassau geenszins » krijgsvolk gedurende geraden wordt gevonden ' t zelve denzelven tijd mede te employeren >> en die gantschelijk te matteren. Boven dezen hebben wij » U. M. Ed . van de andere zwarigheden , ons alhier voor- 414 AANTEEKENINGEN >> gevallen , 424-426 . bij ons schrijvens van den 9den, 12den en 13den >> dezer verstendigd , en inzonderheid dat niet mogelijk het >> secours naar Frankrijk te schikken , zonder die in ' t uiter>> ste gevaar en perikel te stellen , ten ware dan dezelve » door alle andere cavallerie werden geconvoyeerd en ge>> custodieerd , daarop wij bij onzen brief van den 12den dezer >> verzocht hebben te verstaan U. M. Ed . goede geliefte , >> en dat zulks moetende geschieden , niet mogelijk was met >> het andere krijgsvolk , zonder de reputatie en het crediet » van ' t land en van Z. Exc. in hasard en perikel te stel>> len , ietwes voorderlijks uit te richten . Welk zoo ons bij » U. M. Ed . zonderling vóór ons vertrek was gerecomman>> deerd , verhopen dat wij in dezen niet anders hebben >> gedaan als volgens den last ons gegeven , en als wij tot >> 's lands meesten dienst noodig hebben geacht." Res. St. Gen. 15 October. >> Ontvangen eenen brief den Raad van State , gedateerd binnen Arnhem , den 13den dezes , bij denwelken geadverteerd wordt het scheiden van het krijgsvolk , niettegenstaande het schrijven van de Heeren Staten van den 11den dezes ." Res. Raad v. St. 20 October. » De Heeren HELLE en DE BIE rapporteren mede Z. Exc. aangediend te hebben , dewijl nu de Commies met de penningen was aangekomen , en dat het krijgsvolk in ' t marcheren was , of Z. Exc. noodig achtte , dat de Raad alhier ook langer verblijven zoude ; en daarop van Z. Exc. voor antwoord bekomen te hebben , dat Z. Exc. wilde wachten , dat het volk te dege in ' t marcheren was , en dan gemeend was naar Holland te trekken." Den 22sten is de Raad naar den Haag terug gekeerd en aldaar den 24sten aangekomen . (425) BOR , 31 bl. 245b, 256b. B. , f. 57a, 32 B. , f. 4b. V. REYD , (426) Men zie Res. Holl. 1594 , bl . 431 , 433, 447 , 449, Res. Zeel. 1594 , bl . 280 , 281 , 284. Op den 8sten October namelijk had MAURITS door twee zijner Raden aan de Gecommitteerde Raden van Holland opening laten doen van een exploit van oorlog over zee tot afbreuk van den Koning van Spanje ; waartoe hij drie schepen met geschut en AANTEEKENINGEN the 13 426. 415 ammunitie voor den tijd van één jaar bij leening ten gebruike verzocht. Hiervan een punt van beschrijving voor de Staten gemaakt zijnde , besloten dezen den 27sten October , dat de voorn. Raden daaromtrent zouden gehoord worden . Op den 29sten openden dezelven hunnen last in ' t lange bij monde. >> Op welke opening en propositie (zoo spreken. de Holl. Res . ) gevallen zijnde verscheidene communicatien # en discoursen ten opzichte van de eere , dienst en commoditeiten , mitsgaders de schade , ondiensten en andere difficulteiten , die daaruit voor den lande , Z. Exc. en ingeze- tenen zouden mogen procederen , is goedgevonden geweest , dat den voorz . Heeren Gecommitteerden in volle vergade- ring verklaard zoude worden , dat de Heeren Staten zeer gaarne Z. Exc . in alles , wat met zijnen en ' s lands dienst tot des vijands afbreuk kan gedaan worden , zouden believen : maar alzoo het geproponeerde verstaan wordt te wezen van groot bedenken , deliberatie daarop rijpelijk dient geresolveerd , dat en met goede 1 daarom goedgevonden was eenigen uit de voorz. vergadering te deputeren , die HE met de Heeren Gecommitteerden van Z. Exc. op alles nader zouden communiceren , opdat derzelver rapport gehoord , en dat nader op alles gelet en geresolveerd mocht worden als naar De communicatie gehouden , en van alles in behooren. - diz ache en daary dat Z.Ex beren 1 Cekeeda de volle vergadering rapport gedaan zijnde , is om vele redenen en consideratien verstaan , dat alsnog niet geraden is het voorgeslagen exploit bij der hand te nemen ." - Hetzelfde verzoek had MAURITS op den 13den October laten doen aan de Staten van Zeeland , waaruit blijkt , dat zijn exploit doelde op Peru en Nieuw-Spanje. Hierover beraadslaagden die Staten , daartoe verschreven op den 1sten November. De meeste stemmen begrepen , dat het verzoek had behooren gedaan te worden aan de Staten Generaal , of althands aan de Gedeputeerden van de Staten van Holland en Zeeland gezamentlijk . Zierikzee alleen begreep , dat het exploit den SikenOcto aandeli en doen lande nadeelig zou zijn . an den goedgekeurd op het believen der Staten van Holland , werd van Amsterdam , Eindc'ijk , dewijl de Admiraliteiten Rotterdam en Hoorn het exploit hadden algemeen goedgevonden eenigen te deputeren om met de 416 AANTEEKENINGEN 426-427 . Staten van Holland daarover te beraadslagen . dezen aangaande niet gevonden. Meer wordt (427) Res. St. Gen. 2 November 1594. >> Compareren de Raden van Z. Exc. BRUININKS en HESSELS , vertoonen zekere middelen , die Z. Exc. voorgedragen zijn bij eenen Edelman genaamd VAUFIN , alhier gezonden bij den Koning van Frankrijk met brieven van den Baron VAN HAUSSONVILLE en den Agent CALVART , gedateerd binnen Parijs respective den 7den en 10den dezes , om den vijand op heure kosten Oorloge aan te doen in de Graafschap van Bourgondie , doch op Z. Exc.'s naam en commissie , daardoor dezelve Z. Exc. zoude mogen geraken tot de restitutie van zijne goederen in de voorz . Graafschap gelegen , alles naar breeder inhouden van de voorz. twee brieven , begrijpende mede de redenen , waarom Z. Maj . hem niet vindt geraden de voorz. oorloge op zijnen naam en door zijne autoriteit te laten aannemen : doch dat Z. voorz. Exc. considererende dat hij is in den eed en dienst van den lande , daarin niet heeft begeeren te doen , dan met voorgaande kennis en Voorweten van de Heeren Staten , en derzelver goede meevoorz . ning en intentie dezen aangaande te verstaan . De brieven gelezen . en op 't voorgeven van wege Z., Exc . gedelibereerd wezende , is geresolveerd en geantwoord , dat de Heeren Staten mogen lijden , dat Z. Exc. de verzochte commissien geve en de oorloge bij den voorz. Baron VAN HAUSSONVILLE en Heere VAN TRAMBLECOURT op de voorz. Graafschap van Bourgondie op zijnen naam consentere en aggreëere gevoerd te worden , behoudelijk dat ' t zelve geschiede zonder prejudicie van de Provincien in ' t generaal en van elke derzelver in ' t particulier , ook zonder deze landen te obligeren aan eenige kosten of contributien , en dat Z. Exc. van gelijke expresselijk zal stipuleren geene kosten te zullen dragen in zijn particulier." EINDE VAN HET EERSTE DEEL. dt en 20 20 LE Te en Ive