Uploaded by ikleesjebericht

Kemp, Maurits van Nassau, prins van Oranje, Vol 1

advertisement
MAURITS
PRINS
VAN
VAN
NASSAU,
ORANJE ,
IN ZYN LEVEN, WAARDIGHEDEN EN VERDIENSTEN
VOORGESTELD
!
DOOR
M².
C.
M.
VAN
DER
KEMP.
Koninkliski
Bibliotheek
te stage.
EERSTE DEEL.
TE ROTTERDAM , BIJ
VAN DER MEER & VERBRUGGEN.
1843.
al
bewi
ledig
leven
geval
gesch
jns
denis
klein
gesta
can
meer
histo
enB
gevel
bij
vers
van
mai
2001
het
GEDRUKT BIJ D. J. MENSING , TE ROTTERDAM.
Ger
VOORBERICHT.
Het heeft mij steeds bevreemd , dat , terwijl [men van
al de overige Prinsen van Oranje , die in ons land het
bewind gehad hebben ,
ledige
uitvoerige en in zeker opzicht vol-
levensbeschrijvingen
bezit ,
de
eer
eener zoodanige
•
levensbeschrijving nog niet aan Prins MAURITS is te beurt
gevallen , niettegenstaande er over geenen dier Prinsen meer
geschreven en getwist is dan juist over hem , en het tijdperk
zijns levens een der allerbelangrijkste punten in de geschiedenis onzes Vaderlands uitmaakt. Wel bestaat er een zeer
klein werkje van WINSEMIUS onder den titel van Vita , res
gestae et mors MAURITII ,
van MAURITS overlijden ,
te Franeker in 1625 , het jaar
uitgekomen : doch hetzelve is niet
meer dan eene uitbundige lofrede en heeft geene bijzondere
historische waarde.
Belangrijker is het werk , getiteld Leven
en Bedrijf van MAURITS , ten jare 1651 te Amsterdam uitgegeven : doch hetzelve geeft niet meer , wel minder , dan men
bij BOR , VAN METEREN , AITZEMA en andere historieschrijvers van dien en lateren
tijd aantreft.
Het dichtwerkje
van NOMSZ, getiteld MAURITS van Nassau , Prins van Oranje ,
(Amst. 1789) , moge eenige dichterlijke waarde bezitten ,
maar heeft met betrekking tot de historische waarheid niets
Ten jare 1836 is er te Parijs in
voor, veel tegen zich.
het III Deel van de Souvenirs , Mémoires et Lettres du
General LAMARQUE uitgekomen eene beschrijving van MAU-
VOORBERICHT.
VI
RITS krijgsleven : doch hetzelve geschrift heeft geene andere
opmerkenswaardige bijzonderheid , dan dat er de eigennamen
van personen en plaatsen op de jammerlijkste wijze in verminkt worden. Daarenboven wordt in alle die werken meer
bijzonder MAURITS krijgsbedrijf, dan wel zijne staatkundige
loopbaan beschreven , die toch het voornaamste onderwerp
der steeds gevoerd wordende twisten uitmaakt : en hetgeen
MAURIT'S ten dezen gedaan heeft ,
pl
I
was tot nog toe niet te
kennen , dan uit de hier en daar verspreide historische berichten ,
welke dan , waar of valsch , door de partijzucht
gretig werden aangegrepen ,
breed uitgemeten , eigendunke-
lijk opgesierd en tot een zeker geheel gebracht , en waardoor alzoo een denkbeeldige MAURITS werd gevormd , die of
een Christen bij uitnemendheid of een domoor in het godsdienstige en een vertrapper van Nederlands rechten en vrijheden zou geweest zijn .
Ten aanzien toch van geen ander
tijdvak onzer historie is de partijzucht zoo werkzaam geweest en is zij het nog ter verduistering der eenvoudige
waarheid.
Doch al hetgeen er in dit opzicht over MAURITS
geschreven en getwist is , vindt men meestal ter loops en
bij gelegenheid van andere onderwerpen en daardoor zeer
oppervlakkig behandeld.
Eene bijzondere melding echter ter
uitzondering verdienen 1. DA COSTA , Inlichtingen omtrent het
karakter van Prins MAURITS (Rott. 1824) , en A. STOLKER ,
Prins MAURITS
(Rott.
geenszins de
vijand
1827) : doch ook deze
en
hunne verdiensten hebben , zijn
der
Remonstranten
dergelijke stukjes ,
die
evenwel onvoldoende ,
om
zich op de juiste hoogte te stellen ter richtige beoordeeling
van al hetgeen voor en tegen MAURITS verbreid is.
Ten einde nu iets bij te dragen ter wegneming of vermindering der twisten ten dezen , heb ik het dienstig geoordeeld eene zoo veel mogelijk volledige en naauwkeurige
beschrijving van zijn leven in het licht te geven.
mij daartoe bediend zoo van
onze
Ik heb
algemeen bekende ge-
schiedschrijvers , oudere en nieuwere , als vooral van de nog
A
VII
VOORBERICHT .
ongedrukte Registers , houdende de Resolutien van de Staten Generaal en van den Raad van State , en van hetgeen
mij verder op 's Rijks Archief en elders onder de oogen
kwam ; in het bijzonder ook van de Verhooren van OLDENBARNEVELD , waarover men zie een artikel
door mij ge-
plaatst in den Alg. Konst- en Letterbode , 1840 , bl . 413 .
Ik ben in mijn onderzoek met de meeste zorgvuldigheid te
werk gegaan en geloof niet , dat men in de door mij nageziene Registers lichtelijk iets vinden zal , dat ter juistere
beoordeeling van MAURITS gedrag en bedrijf dienstig is en
door mij zoude zijn over het hoofd gezien en onvermeld
gelaten.
Het is mij een genoegen bij deze gelegenheid opent-
lijk te kunnen bedanken den Heer Commies-Chartermeester van 's Rijks Archief 3. A. DE ZWAAN CZ. voor de
bereidvaardigheid ,
waarmede hij mij het gebruik van het
Archief gemakkelijk en aangenaam gemaakt heeft.
Mijne genegenheid voor de nagedachtenis van Prins MAURITS wil ik geenszins ontveinzen.
Daarom voorzie ik, dat
de tegenwoordige wijze van redeneren mij van partijdigheid
beschuldigen zal. Doch ik houd het met den historieschrijver VAN REYD , als hij schrijft in de Voorrede van zijne
Hist . der Ned . Oorl.; » Vele Scribenten zoeken den roem
» van onpartijdigheid , en nochtans is de pen kwalijk alzoo
» te matigen , dat niet de genegenheid ergens blijke.
Daarom
» verklaar ik vrijmoedig , met raad en daad steeds de partij
» van de religie en vrijheid , maar met de pen de waarheid
» gevolgd te hebben , verzwijgende noch der vijanden deug» den noch der vrienden gebreken ." Of meent men , dat
het beroep op het gezag van zulk eenen ouden schrijver
voor den tegenwoordigen tijd minder geldende is , zoo maak
ik de woorden van den geleerden VAN KAMPEN de mijne ,
als hij schrijft in het Voorbericht van zijne Gesch . van de
Fransche Heersch. in Europa : » Het is mij niet onbe» kend , dat men van
eenen geschiedschrijver vergt , dat
» hij noch vaderland ,
noch godsdienst , noch partij moet
VIII
VOORBERICHT .
» kennen.
Dan dit strijdt evenzeer tegen de ondervinding
» van alle tijden , als tegen den aard der zake.
Zoo min
>> als ARCHIMEDES zich boven de aarde verheffen kon , om
» een rustpunt te vinden ,
» mocht ,
van waar hij haar bewegen
evenmin kan de geschiedschrijver zich van zijne
» beschouwings- en denkwijze ,
» van zijne individualiteit ,
dat is van zijn eigen Ik ,
ontdoen , om de zaken anders
» te zien en voor te stellen , dan zij hem voorkomen , ten
» zij hij eene dorre kroniek wil schrijven.
Hij mag , hij
» moet dus partij kiezen , mits zorg dragende , dat hij dit
» niet voorbarig , maar na rijp ,
bedaard overleg , na de
» behoorlijke en onzijdige nasporingen doe , en dat de voor» keur voor deze of gene zaak hem niets ten haren na» deele , of ten voordeele harer tegenstanders opzettelijk doe
» verzwijgen.
» dacht.
Dit doende wordt hij eerst partijdig en ver-
En hiervoor Lepen wij ons gewacht te hebben .”
Ik weet , dat mijne verdediging van de eer van Prins MAURITS aan de toongevers onder onze Hervormde Geestelijkheid
van den tegenwoordigen synodalen stempel niet welgevallig
zal zijn : doch hun oordeel over mijn persoon , mijn doen
en mijn schrijven is mij onverschillig.
Dit werk zal uit vier deelen bestaan.
Het tweede deel,
reeds ter perse , zal loopen tot aan den handel over het
Twaalfjarig Bestand : het derde tot aan de bemoeiïng van
MAURITS in de Remonstrantsche en daaraan verwante twisten : het vierde zal MAURITS leven besluiten .
De Uitgevers
hopen , zoo God wil , het geheele werk nog dit jaar het
licht te doen zien .
DE SCHRYVER .
's GRAVENHAGE ,
Juny 1843 .
INHOUD.
MAURITS GEBOORTE EN OPVOEDING.
1567-1584.
Huwelijk van WILLEM I met ANNA van Saxen . Bl . 1 ,
145. - Geboorte van MAURITS . Bl. 1 , 145. Zijne
opvoeding. Bl . 2. — Zijne vriendschap met Graaf WILLEM
LODEWYK van Nassau. Bl . 146. - Zijne houding bij den
--- Der
aanslag tegen het leven van zijnen vader . Bl . 3.
Staten verzoek om hem naar Leiden te zenden. Bl . 3 ,
Zijn
147. - Zijn komst en verblijf te Leiden . Bl . 4. titel van Graaf van Vianden . Bl . 147. ― Hij verlaat Leiden .
Bl. 5.
MAURITS AAN HET HOOFD VAN DEN RAAD VAN STATE .
1584-1585.
MAURITS een punt van vereeniging na den dood zijns
vaders. Bl. 6. - Beraadslaging der Staten over 's lands
regering. Bl . 7. -- MAURITS recht op de Graaflijkheid .
Bl. 7. །
Hij wordt gesteld aan het hoofd van den Raad
van State. Bl . 8 , 152.
Hij aanvaardt die betrekking.
Bl. 9 , 153. Beraadslagin over eenen vasten regeringsg
vorm. Bl . 9 , 155. — MAURITS vertoog aan de Staten van
den 24ten September 1584. Bl . 9 , 156. - Bedingen ten
zijnen
160.
behoeve in de handeling met Frankrijk. Bl . 10 ,
Zijne medewerking . Bl .
met Engeland.
Bl . 10.
-
10 ,
161.
Verdrag
MAURITS toestemming in de
verpanding van Vlissingen aan Engeland. Bl . 11 , 163.
X
INHOUD.
Zijne medewerking in de vervolging tegen den Admiraal
TRESLONG . Bl . 11. -- Gering gezag van den Raad van
State. Bl. 11 , 165. - De Raad wordt ontslagen . Bl. 12 , 166 .
MAURITS ONDER HET BESTUUR VAN LEYCESTER .
1585-1588 .
MAURITS begiftigd met het Markiesaat van Bergen op
Zijne benoeming tot Stadhouder
Zoom. Bl. 13 , 167. van Holland en Zeeland. Bl . 13 , 169. Zijne commissie .
Bl. 13 , 171. — Zijne instructie . - 14 , 173. - Inbreuk
Het souveop het gezag der Staten Generaal. Bl . 14 .
rein gezag bij de Staten Generaal , aan wie ook het recht
Verschil van
om Stadhouders aan te stellen . Bl . 175. MAURITS Commissie met die van WILLEM I. Bl . 178 . MAURITS rechten en plichten volgens zijne commissie en
instructie . Bl . 180.
Zijne huldiging. Bl . 15 , 184. --Zijn titel. Bl . 15. — LEYCESTER onvergenoegd over MAU-
RITS aanstelling en titel. Bl. 15 , 185. -MAURITS Regent
van het Prinsdom Oranje. Bl . 15 , 186.
LEYCESTER'S
Beraadslaging om LEYCESTER te maken Gouverneur Generaal . Bl . 16 , 188. -
aankomst en ontvangst. Bl. 16.
Zijne huldiging.
Handeling met hem ten dezen. Bl . 190.
Bl. 17 , 202.
Zijn gezag boven de Staten . Bl. 17 ,
205. - Ongenoegen der Koningin , en antwoord der Staten.
Bl . 18 , 205.-
Beoordeeling van dit antwoord ten aan-
zien van het staatsrecht . Bl. 19 , 206. - Gewijzigde betrekking der Stadhouders en van MAURITS tot de Staten .
Bl. 20. —
MAURITS ontvangt van LEYCESTER eene nieuwe
commissie als Stadhouder. Bl . 21 , 208.
Hare wettigBeschouwing van het toenmalige staatsheid. Bl . 211. recht. Bl . 21. ――
Inbreuken der Staten Generaal op dit
staatsrecht. Bl . 23 , 213. - Over het regerings -reglement
van Leeuwaarden.. Bl . 213. -- Erkenningen en inbreuken
van dat staatsrecht door de Staten van Holland en Zeeland.
Bl. 23. - Inbreuken der Staten van Holland op het gezag
INHOUD.
XI
van MAURITS . Bl . 25. -- MAURITS onderdanig aan LEYCESLEYCESTER ,
TER . Bl . 25 . Hij neemt Axel in . Bl . 26.
Leycester ,
naar Engeland vertrekkende , wil MAURITS medenemen.
Bl. 27 , 217. -Hij stelt de regering in handen van den
Raad van State . Bl. 27.
Zijne kabinetsacte. Bl. 28. —
De Staten van Holland vermeerderen MAURITS aanzien .
Bl. 28 , 218. - Inbreuken dier Staten op het gezag van
LEYCESTER en van den Raad . Bl . 29. - MAURITS mede-
werking beoordeeld . Bl. 31.
gegeven.
Bl . 31 ,
221 .
De acte van autoriteit hem
Verkeerd gevoelen van sommi-
gen over de macht , hem daarbij toegekend . Bl. 224 .
Verwarring in het staatsrecht door die acte. Bl . 32 , 225. —
Nieuwe instructie voor MAURITS . Bl. 32 , 226. - Nieuwe
eed voor het krijgsvolk. Bl . 32 , 227. — SONOY'S weigering om zich aan deze nieuwe
orde van zaken te onder-
werpen. Bl. 33. — MAURITS vergeefsche komst voor Medemblik , en onderhandeling met SONOY. Bl . 34. - De Staten van Holland kennen zich de souverainiteit toe. Bl. 36 .
Hun schijnijver voor MAURITS gezag. Bl . 37.
Hun ver-
toog aan den Engelschen Raadsheer WILCKES over hunne
souverainiteit . Bl . 39. - H. DE GROOT , Over de oudheid
der Bat. Republiek. Bl . 229. — Over de leer daarin voorOngenoegen en onvermogen van
gedragen. Bl. 230. den Raad van State. Bl . 40 , 231 .
LEYCESTER'S terugkomst uit Engeland . Bl . 41.- MAURITS tocht in Braband. Bl. 42.
Verzoening der Staten
met LEYCESTER. Bl. 43.
Verzoening van MAURITS met
hem . Bl. 232. - LEYCESTER hiermede voldaan Bl . 44 .
De
Staten
van
Holland
maken
nieuwe moeilijkheden .
MAURITS goede gezindheid omtrent LEYCESTER .
Bl . 45.
Vertoog der Staten van Holland van den 30sten
Augustus 1587. Bl. 46. - LEYCESTER'S antwoord. Bl. 48 ,
Bl. 45.
233 . -
Hij zoekt MAURITS en OLDENBARNEVELD naar Engeland te doen vervoeren. Bl . 49 .
Hij neemt voor , zich
tot de gemeente te wenden. Bl . 49.
Zijn vertoog van
XII
INHOUD.
Bl. 50 , 237. -- Antwoorden
den 6den September 1587.
hem hierop gegeven . Bl . 51 .
van Holland. Bl . 53 , 239.
Antwoorden der Staten.
Hij beklaagt zich aan den
Aanslag
te Leiden ten gunste van LEYCESTER . Bl . 55 , 243. De
Hij
Staten van Vriesland tegen LEYCESTER. Bl . 56.
Raad van State over HOHENLO . Bl . 55 , 243.
vertrekt naar Engeland. Bl . 57. — Hij voorziet in 's lands
regering . Bl . 57.
WILLUGBY als Gouverneur Generaal van den Engelschen
Besluit der Staten Generaal van den 5den February 1588. Bl . 58. -- Onwil van
den Raad van State. Bl . 249.
Tegenstand van SONOY
onderstand
erkend . Bl. 246.
te Medemblik.
dezen.
Bl .
59.
Bl. 60 , 252.
Raad van State. Bl. 60 ,
MAURITS
bemoeiïngen
ten
Hij bekreunt zich niet om den
253. -- SONOY verneemt LEY-
CESTERS afstand en verdraagt zich met MAURITS. Bl . 62 . Nadere behandeling van SONOY door de Staten en MAURITS.
Bl . 63. - SONOY beoordeeld . Bl . 64 , 256. OLDENBARNEVELD'S
gedrag tegen soNOY. Bl. 65. — LEYCESTER'S afstand wordt openbaar . Bl . 66 , 257. - LEYCESTER beoordeeld. Bl . 259.
MAURITS WAARDIGHEDEN EN BEDRYVEN GEDURENDE
1588-1594.
Nieuwe voorziening in den regeringsvorm. Bl. 67 .
Onzekerheid van het staatsrecht nopens de souverainiteit .
Bl . 68.
260. -
Instructie van den Raad van State.
Bl. 69 ,
Moeilijkheden over deze instructie. Bl. 261. •
Onzekerheid van het gezag der Provinciale Gouverneurs.
Eed voor de Gouverneurs en het krijgsvolk.
Bl. 70.
Bl. 71 , 267. - Moeilijkheden over dien eed . Bl. 268. De Gouverneurs bleven dienaren der Staten Generaal . Bl. 71,
270.
De nieuwe eed door MAURITS als Gouverneur van
Holland en Zeeland niet afgelegd . Bl. 72 , 270.- MAURITS
Capitein
Generaal in
Braband en
Vlaanderen .
Bl.
72 ,
XIII
INHOUD .
274. -
MAURITS Admiraal Generaal , en de voordeelen
hieraan verbonden . Bl. 72 , 275.
Aanleiding tot zijne raadpleging met de Geestelijkheid
- Pogingen tot
over oorlog of vrede met Spanje. Bl. 73.
vrede in 1574 en 1575. Bl. 74 . - Dergelijke poging in
1579. Bl. 75. Voorslag daartoe gedaan door LEYCESTER
—
in 1587. Bl . 76.
Antwoorden daarop van Vriesland ,
Gelderland , de Hollandsche Hoven van Justitie. Bl . 77.Antwoord der Staten van
Holland.
Bl. 78.
Nieuwe
voorslag van wege de Koningin van Engeland. Bl . 79 .
Raadpleging van MAURITS met de Geestelijkheid . Bl. 80 ,
Bedoeling van
Beweegreden daartoe . Bl. 81.
.283 .
MAURITS. Bl. 83.
FRANÇOIS FRANKEN en OLDENBARNEVELD niet afkeerig van vrede . Bl. 84. - OLDENBARNE·
Hij veinst
VELD's ongodsdienstigheid . Bl . 84 , 285.
ijver voor de belangen der Gereformeerde Kerk. Bl. 85. MAURITS hartelijke ijver ten dezen . Bl . 87 , 286.
Hij
bevordert het kerkelijk gezantschap naar Engeland. Bl . 87.—
De Onoverwinnelijke Vloot . Bl . 88 , 287.
MAURITS ontzet Bergen op Zoom . Bl . 89. - Hij laat
zich als Markies van Vere en Vlissingen inhuldigen. Bl . 90,
289.
Hollands inbreuken op het staatsrecht. Bl. 90 .
Provincien en in Holland en
Bl. 91 , 290. - Hij wordt
herstel.
tot
MAURITS pogingen
begiftigd met Monster. Bl . 92 , 293. - Men verhoogt
Oneenigheden
tusschen de
zijn aanzien in naam , niet inderdaad. Bl . 92 , 295. — Hij
bevordert de belangen van Koning HENDRIK IV. Bl. 93. —
Zijne bemoeiïng in den kerkelijken twist te Medemblik over
TACO SIBRANDS . Bl . 94. - Hij tracht het muitende garnizoen van Geertruidenberg tot reden te brengen . Bl . 96.Miskenning van het gezag van den Raad van State .
Geertruidenberg gaat aan PARMA over.
Bl. 297.
Bl. 97.
Bl. 97 , 305.
Kwade vermoedens tegen OLDENBARNEVELD.
MAURITS versterkt Heusden. Bl . 99. -
Ook den Tielerwaard. Bl. 100.
XIV
INHOUD.
In 1590 wordt hij Gouverneur van Overijssel. Bl . 101 ,
In 1591 van
En van Utrecht. Bl. 102 , 311. -
307.
Gelderland. Bl. 102 , 311.- OLDENBARNEVELD'S medewerking tot deze benoemingen . Bl . 103 , 317. - MAURITS
verbond met Graaf WILLEM LODEWYK. Bl . 104 , 320 . OLDENBARNEVELD'S invloed . Bl . 104. MAURITS vermeestert Breda . Bl . 104 , 320 . -
En eenige schansen .
Bl. 106 , 324 .
Politieke kerkelijke Ordonnantie van 1591. Bl . 106 ,
325. - MAURITS medewerking . Bl . 108.
Hij vermeestert Zutphen . Bl. 108 , 326.
Deventer . Bl. 109 , 326.
Delfzijl en eenige schansen in Groningerland . Bl . 110 ,.
Hij komt voor Steenwijk Bl. 110. ―
Ontzet KnodVermeestert
senburg tegenover Nijmegen. Bl . 111 , 328. 327.
Hulst. Bl. 112 , 329.- Nijmegen . Bl . 113 , 329. — Hij
keert naar Holland terug . Bl. 113. Bl. 114.
Zijn krijgsroem .
Zijne krijgskundige bekwaamheden . Bl. 115 .
Karakter van
Zijn ongenoegen met HOHENLO . Bl. 117. Zijn twist met zijne zuster MARIA
HOHENLO . Bl. 331.
over het beheer der goederen van den Prins van Oranje.
Bl. 120. In 1592 vermaant hij de Provincien tot onderstand. Bl. 122.
Bl. 123.
Zijn aanslag op Maastricht mislukt.
Hij ontvangt van de Staten een
geschenk.
Steenwijk. Bl. 124. Zijne onverschrokkenheid . Bl. 124 , 361. - Hij vermeestert de stad. Bl. 128 , 361.
Verschil tusschen de
Provincien , wat verder te doen. Bl. 129 , 362. - Vertrek
Bl. 124 , 359.
Hij belegert
der Engelsche troepen uit het leger. Bl. 130 , 363 .
MAURITS belegert Coeverden . Bl . 130 , 364. -- Zijn verschil
met de Staten over de krijgsvoering. Bl . 130 , 365. -— Hij
slaat den aanval des vijands af. Bl. 131 , 371 . Hij vermeestert de stad. Bl. 132 , 372.- Groote krijgsraad Bl. 132,
372.
MAURITS vervolgt den vijand. Bl . 132 . ―
Hij
kant zich tegen de Jezuiten te Emmerik. Bl. 132 , 378. Hij spoort de Provincien aan tot onderstand. Bl. 134.
INHOUD.
XV
In 1593 beschermt hij de Mennonieten te Middelburg.
Bl . 134 , 379. — Hij wordt Opperhoutvester van Holland.
Bl. 136 , 380. — Hij belegert Geertruidenberg. Bl . 136. —
Hij bemachtigt de stad . Bl . 138 , 383.
Doet MANSVELD
Mist een aanslag op Brugge.
den wijk nemen . Bl . 138.
Bl. 138.
Op 's Hertogenbosch en Maastricht. Bl . 139. —
Hij
ontzet Coeverden . Bl . 139 , 389.
Bemachtigt Groningen. Bl . 140 , 394.
Keert zegevierend naar ' s Hage
Onderstandstroepen naar Frankrijk
terug . Bl . 142.
gezonden. Bl. 143 , 407. — MAURITS wil den vijand buiten
's lands afbreuk doen , doch vindt geene ondersteuning bij
de Staten. Bl . 144 , 415.
VERBETERINGEN.
Bl. 197 , r. 16 , en Zeeland . Lees : in Zeeland.
Bl. 246 (1 ) Dus lees ik denkelijk moet het zijn MAULDE. Voeg bij :
of MANSAERT. Immers onder degenen , die zich in de lijkstaatsie van Prins MAURITS ten jare 1625 bevonden , was
ook Jonker LOUIS DE MAULDE gezegd MANSAERT.
MAURITS
PRINS
VAN
VAN
NASSAU ,
ORANJE ,
ENZ . ENZ . ENZ .
MAURITS
EN OPVOEDING .
GEBOORTE
1567-1584.
WILLEM van Nassau , Prins van Oranje , Stadhouder
van Holland , Zeeland en Utrecht , was ten jare 1558 weduwenaar geworden van ANNA van Egmond , uit welke hem
één zoon , de naderhand zoo ongelukkige PHILIPS WILLEM ,
en ééne dochter geboren waren.
Op den 25sten Augus-
tus 1561 hertrouwde hij met ANNA van Saxen , dochter
van den beroemden Keurvorst MAURITS , na wiens dood
zij bij haren grootvader PHILIPS , Landgraaf van Hessen ,
was opgevoed.
Hoe ongelukkig dit huwelijk ook voor de
echtgenooten geweest zij door het slecht en overspelig gedrag der Prinsesse , zoodat het na een tiental jaren door
echtscheiding ontbonden en in Juny 1575 door een derde
huwelijk van Prins WILLEM vervangen werd (1) , was het
evenwel in den raad Gods bestemd om onzen held MAURITS
te verwekken , die , na ' s vaders dood , het door dezen begonnen werk ter verlossing van Nederland uit Spaanschen
en Roomschen boei krachtdadig voortzetten en ijverig handhaven zou.
Van de vijf kinderen , uit dit huwelijk geboren , drie dochters en twee zonen , schijnt onze MAURITS de jongste geweest
te
zijn .
Hij
zag het levenslicht te Dillenburg in het
Graafschap van Nassau op den 13den November 1567 , weinige maanden nadat zijn vader aldaar de woede van ALVA
in Nederland ontvlucht was (2) .
Dubbel dierbaar werd aan
Prins WILLEM deze zoon ,
nadat de oudste , PHILIPS WILLEM , door ALVA was opgelicht en naar Spanje gevoerd.
I DEEL .
De jonge MAURITS werd
1
MAURITS GEBOORTE
2
EN OPVOEDING.
dan ook , toen zijn vader zich geheel aan de zaak van het
bedrukte Nederland gewijd had , te Dillenburg achtergelaten onder het opzicht van zijnen oom Graaf JAN van
Nassau , aan wiens hartelijke toegenegenheid en zorg Prins
WILLEM zijne kinderen had aanbevolen . Daar genoot hij
met zijne neven , de zonen van Graaf JAN , dezelfde vaderlijke
opvoeding en leiding ; en werd er tusschen hem en
Graaf WILLEM LODEWYK die eenstemmigheid van gevoelens
en gezindheden gevormd , die naauwe band van vriendschap
gelegd , welke steeds tot den dood toe onafgebroken bestaan
heeft (3) .
Ten volle beantwoordde hij
aan de moeiten
en kosten , die men voor zijne opleiding besteedde .
uitnemend verstand ,
groote vlijt ,
goed
Zijn
gedrag deden al
spoedig verwachten , dat hij eenmaal een waardig opvolger
zijns vaders in de verlossing en bescherming van Nederland
worden zou. Reeds in het midden van 1574 deden de
Staten van Holland en Zeeland hiertoe een voorstel ; doch
hetwelk wegens de al te jeugdige jaren van MAURITS door
zijnen vader werd afgeslagen .
In 1575 werd hij door zijne
leermeesters zeer geprezen en geschikt geoordeeld om op
de beroemde School van Heidelberg gezonden te worden ,
ofschoon zijn vader hem hiertoe nog te jong oordeelde .
Doch deze liet dit aan het goeddunken zijns broeders over ,
die er ten volgenden jare toe besloot , als wanneer er
MAURITS met vier zonen van Graaf JAN en vier zonen van
den Graaf VAN DEN BERG werd henen gezonden .
leermeesters hij
Welke
aldaar gehad heeft , is onzeker , behalven
dat hij bij eenen D' . EHEM ten huize was .
Doch zijn ver-
blijf aldaar was van korten duur , wegens de vervolgingen ,
welke
ten volgenden jare na den dood van Keurvorst
FREDERIK III tegen de Gereformeerden door de Lutherschen
werden aangericht ,
deelde .
en waarin ook D' . EHEM persoonlijk
Zoo hierom , als ook wegens eene ernstige onge-
steldheid , daar hij aan een gezwel in den rug leed , dat
bekommering wekte ,
werd hij in het midden van 1577
MAURITS
GEBOORTE
EN OPVOEDING .
3
te huis ontboden , waar hij geheel hersteld , en zijne opvoeding te Breda voortgezet werd (4) .
De eerste proeve van een verrezien boven zijnen ouderdom , gelijk HOOFT zich uitdrukt , gaf de vijftienjarige jongeling op den 18den Maart 1582 bij gelegenheid van den
aanslag tegen het leven van zijnen vader , toen hij eene
bedaardheid en tegenwoordigheid van geest aan den dag
legde ,
die men naauwelijks
nog had mogen verwachten .
Hij liet terstond onder zijn opzicht het lijk van den dadelijk
afgemaakten moordenaar vlijtig onderzoeken , om alzoo achter den persoon des daders , en het geheele plan van den
aanslag te geraken (5) .
Deze aanslag , bijna gelukt , deed den Prins en de Staten
bedacht zijn op de
opvolging in ' s Lands bestuur .
Ten
gevolge van de gevaarlijkheid zijner wonde den dood voor
oogen hebbende , had hij den Staten verzocht om tot belooning zijner getrouwe diensten , in zijne plaats den jongen MAURITS voor aanbevolen te willen houden : en dezen
hadden
hem
zulks toegezegd
(6) .
Trouwens der
Sta-
ten en ' s volks oog was eenparig op MAURITS ter vervanging zijns vaders gevestigd , en men begreep hem als een
kind van Staat te moeten aanmerken (7) .
Reeds op den
22sten Juny 1582 werd bij de Staten van Holland in beraad gelegd , om , daar MAURITS was een zeer aankomende
personage , daaraf deze landen in toekomende tijden
zouden mogen worden gediend ,
wel
en hij dus in scientie en
geleerdheid wel zou dienen opgetrokken te worden , hem ten
gezamentlijke kosten van Holland , Zeeland en Utrecht
naar de Hoogeschool van Leiden te zenden ( 8) , ten einde
ook daarmede te ontgaan , dat hij in Frankrijk noch elders
getrokken wierde , daartoe wel gearbeid zou worden tot
nadeel dezer landen . En nadat dit voorstel en de genegenheid der Staten daartoe , aan Prins WILLEM waren medegedeeld , en deze op den 15den July verklaard had hetzelve
aangenaam te vinden en er zich mede te vereenigen , be1*
MAURITS
4
GEBOORTE
sloten de Staten , om ,
EN OPVOEDING.
daar het onderhoud van MAURITS
jaarlijks f 12000 bedragen zou , daarvan f 7000 ten hunnen laste te nemen ,
en aan den Prins over te laten te
bewerken , dat de overige f 5000 door Zeeland en Utrecht
opgebracht wierden (9) .
Alzoo kwam MAURITS te Leiden ,
voorzien met eenen
hartelijken , Academie en Professoren alleszins vereerenden ,
Latijnschen aanbevelingsbrief zijns vaders , die daarbij verklaarde zijnen zoon daarom juist naar de Leidsche Academie te zenden , omdat hij aldaar het beste kon voorzien
worden met die kundigheden , welke hem noodig waren ,
om eenmaal het gantsche land
ten dienste te staan (10) .
en voornamelijk Holland
Dat de Hoogleeraren aan dat
vertrouwen met alle vermogen hebben zoeken te beantwoorden ,
mag
men gerustelijk aannemen ,
ofschoon het
onzeker is , welke meer bepaaldelijk deel hadden aan de
vorming van den jeugdigen Vorst .
uit
eenen eigenhandigen
Alleenlijk blijkt het
brief van MAURITS aan JUSTUS
LIPSIUS , dat deze tót zijne meest geliefde onderwijzers behoord heeft ; terwijl men voorts uit zijne bijzondere genegenheid voor de wiskundige wetenschappen en uit de
behoefte om als Vorst en Staatsman eenige rechtskennis
te bezitten , niet zonder grond mag gissen , dat HUGO DONELLUS , een der vermaardste rechtsgeleerden zijner eeuw
en in groote achting bij WILLEM I , alsmede RUDOLPHUS
SNELLIUS , die sedert het laatst van 1578 de wiskundige
wetenschappen
het
met grooten lof onderwees ,
mede
getal zijner leermeesters geweest zijn ( 11 ) .
onder
Andere
bijzonderheden nopens zijne oefeningen te Leiden zijn ons
onbekend : maar
dat hij daar geenszins bij de Staten van
Holland vergeten was of in het duistere school ,
gelijk
sommigen willen ( 12) , blijkt zoo uit hunne overige bemoeiïngen ten zijnen
voordeele , als ook uit hunne aan-
schrijving aan zijnen Hofmeester in Augustus 1583 , toen
PARMA zich ter zee begon toe te rusten , waarbij zij hem
MAURITS
gelasteden
GEBOORTE
EN OPVOEDING.
5
om zijnen kweekeling niet aan het strand te
Katwijk of daaromtrent te laten komen , ten einde geen
gevaar te loopen van door den vijand opgelicht te worden :
wilde MAURITS ter jacht
' s lands begeven (13) .
gaan ,
hij
moest
zich binnen
MAURITS bleef maar twee jaren te Leiden , daar hij
onverwachts in het midden van July 1584 ten gevolge
van den droevigen moord zijns vaders , uit de school op
het hooge staatstooneel geroepen werd . Intusschen schijnt
hij er meer verteerd te hebben ,
dan de hem toegelegde
onderstand bedroeg , daar hij op het einde van dat jaar
aan de Staten van Holland verzocht , om in zijne schulden ten bedrage van bijna f 8000 , gedurende zijne hofhouding te Leiden tot den laatsten Augustus gemaakt , te
willen voorzien : maar waaraan door de Staten slechts gedeeltelijk voldaan werd , daar zij besloten hem nog voor
twee maanden van het derde door hem ingetreden Academiejaar zijn gewoon tractement toe te leggen , en daarenboven zijne schulden aan de leveranciers te Leiden te voldoen , maar zijne verdere schulden wegens de stalling en
de tractementen van de Officieren van zijn huis , voor zijne
eigene rekening te laten (14) .
MAURITS , de Academie voor
goed vaarwel zeggende , nam zijn afscheid met eenen Latijnschen brief van den 19den September 1584 , waarbij hij
aan Rector en Senaat verklaarde , door der Staten verlangen , dat hij bij hen te Delft zoude blijven , verhinderd
te zijn , om mondeling zijnen schuldigen dank te komen
betuigen , maar zulks nu schriftelijk te doen wegens alle
de weldaden en de toegenegenheid , die hij op de Academie had mogen ondervinden : verzoekende de voortduring dier genegenheid , en wederkeerig dezelve belovende.
Deze brief werd 'dadelijk door Rector en Senaat op eene
alleszins gepaste en hartelijke wijze beantwoord (15) .
MAURITS AAN HET HOOFD VAN DEN RAAD VAN STATE .
1584-1585.
's Lands vader , WILLEM I , was dan op den 10den July
1584 onder het verraderlijke lood des vijands onverwachts.
komen te vallen . Vooraf berekend , ware het te vreezen
geweest , dat met hem die ijverige , krachtvolle geest , die
aan het gantsche lichaam der Republiek leven en eenheid
bijzette , zoude geweken zijn. Doch God de Heere had
hierin voorzien , daar Hij juist onzen MAURITS , die nog
geene
bezat ,
persoonlijke verdiensten of bijzondere geschiktheid
en nog slechts goede verwachtingen van zich deed
koesteren , tot
een punt van vereeniging stelde , in wiens
verheffing tot het bestuur , althands bij voorraad , allen zich
vereenigden.
Niemand was er in het gantsche land , die
met hem in aanzien van geboorte gelijk stond ; niemand
misschien ook , die hem in de toenmalige omstandigheden
de hoogste plaats in ' s lands bestuur benijdde . Zijn oudere
broeder PHILIPS WILLEM zat in Spanje gevangen : zijn
jongere HENDRIK FREDERIK was slechts een kind van een
half jaar : MAURITS was het dus alleen , in wien naar
aller wensch en oordeel vader WILLEM'S nagedachtenis kon
en behoorde vereerd te worden.
Al dadelijk op denzelfden dag van den gepleegden moord ,
schreven de Staten van Holland aan den Graaf van Hohenlo , die als Luitenant Generaal onder Prins WILLEM aan
het hoofd der krijgsmacht stond , dat zij vast vertrouwden ,
dat hij zijnen dienst , zoo tot eere en avancement van de
posteriteit van Zijne
Vorstelijke Genade h. m . als tot be-
scherming van den lande van Holland en Zeeland , en voorstand van hunne rechtvaardige zaak tegens alle hunne vijanden , zoude voortzetten . En op den volgenden dag be-
MAURITS AAN HET HOOFD VAN DEN RAAD VAN STATE.
sloten
de
Staten
Generaal
brieven te doen depecheren
Graaf MAURITS
van
7
Nassau
en schrijven aan alle Colo-
nellen en Capiteinen van Antwerpen ,
en elders van de
Geunieerde Provincien , ten einde zij zouden toezien , courage nemen en volstandig blijven bij de Generaliteit (16) .
Op den 13den July kwamen de Edelen , de groote en
kleine Steden van Holland in grooten getale te samen ,
en handelden dagelijks met elkander op het punt der provisionele regering , op het maken van den staat van oorop het bevestigen van de Unie tusschen Holland en
log ,
Zeeland en de Unie van Utrecht , op het benoemen van
personen die als Raden in de regering zouden worden gesteld ,
op het maken van den staat der hofhouding van
Prins WILLEM en in 't bijzonder van
het Sterfhuis van
onzen MAURITS , opdat de eere van het Hof en van de Staten zoude mogen wezen geconserveerd tot goed contentement
van de gemeente (17) .
Verschil van gevoelen over de groote hoofdzaak schijnt
veel oponthoud gegeven te hebben .
Sommigen toch wil-
den 's Lands Graaflijkheid aan den jongen MAUrits hebben opgedragen.
zich .
Dit gevoelen had in rechten veel voor
Men had toch die opdracht reeds gedaan aan Prins
WILLEM met bezegelde brieven , en onder de voorwaarden
bepaald , dat na zijn overlijden één zijner wettige zonen ,
ter keuze der Staten , zijn opvolger zijn zou .
Blijkbaar
was deze voorwaarde gesteld ter uitsluiting van PHILIPS
WILLEM en ten voordeele van MAURITS . Aan de volkomenheid van dit verdrag had nog slechts de uitvoering ,
de inhuldiging namelijk , ontbroken , die door den onverwachten moord van den Prins was vóórgekomen geworden.
Men mocht dus vragen , of dit verdrag nog kon
gerekend worden te bestaan , en of het Huis van Nassau ,
de zonen van Prins WILLEM , eenig recht hadden om op
de keuze der Staten aan te dringen (18) .
Doch wat er
van dit recht zij , hetwelk zeer zeker noch MAUrits noch
8
MAURITS AAN HET HOOFD
iemand der zijnen heeft doen gelden ; van der Staten zijde
bestond er eenige verplichting ,
om of aan dat verdrag
thands gevolg te geven en dien ten gevolge MAURITS te
huldigen , of op nieuw met MAURITS ten zelfden einde
te handelen . Van dit laatste was OLDENBARNEVELD , toen
nog Pensionaris van Rotterdam , een sterk voorstander (19 ) .
Dan deze voorslag kon bij de meerderheid geenen ingang
vinden , zoo omdat men nog geen vertrouwen stelde
op den jongen onvermogenden MAURITS , als omdat men
hoop voedde op de veel vermogende ondersteuning en bescherming van Frankrijk , in wiens armen men zich werpen wilde.
Onder dit verschil , en dewijl er toch eene régering zijn
moest , besloot men bij voorraad eene orde vast te stellen ,
welke de verschillende gevoelens vereenigen zou. Dit voornemen kreeg zijn beslag op den 18den Augustus 1584 , toen
Holland , Zeeland ,
de Staten van Braband, Vlaanderen ,
Utrecht, Mechelen en Vriesland verklaarden , dat zij , niettegenstaande Prins WILLEM's dood , met elkanderen en de
overige Vereenigde Nederlanden , volgens de Unie van Utrecht,
zouden blijven vereenigd , en dat zij de regering bij vooropdroegen aan onzen MAURITS en eenen Raad van
raad
State volgens instructie ,
en onder den titel van : MAURI-
TIUS Grave van Nassau enz . en de Raad van State , bij
provisie gecommitteerd tot den gouvernemente en regering
van de landen van Braband , Vlaanderen , Holland , Zeeland ,
Utrecht , Mechelen en Vriesland (20) .
Bij de in-
structie van dit Regeringscollegie ontving MAURITS niets meer
dan eenen blooten titel , en dezen nog zeer dubbelzinnig ,
daar hij wel aan het hoofd van den Raad werd genoemd ,
doch er ook tevens van onderscheiden , zoo zeer dat de
Raad nog uit deszelfs midden eenen President moest kiezen , en de betrekking van MAURITS tot dien President on
Ook aan den Raad werd niets
bepaald gelaten werd .
meer dan een bloot beheer ter zake des oorlogs en wat
VAN DEN RAAD VAN STATE.
9
daartoe behoort , overgelaten , onder toezicht van en verant- A
woordelijkheid aan de Staten (21 ) . Hoe dit zij , na drie
dagen beraad nam MAURITS op den 29sten Augustus den
hem opgedragenen last aan (22) .
Welke overleggingen hem in dit beraad hebben bezig
gehouden , is onbekend .
Meer dan mogelijk evenwel , dat
hij de hem aangeboden betrekking in de weegschaal gelegd heeft tegenover zijn recht of uitzicht op de Graaflijk–
heid van Holland en Zeeland , en dat hij zich niet heeft
willen overijlen in het aanvaarden eener betrekking , welke
hem die hoogere uitzichten zoude hebben kunnen benemen.
In deze gezindheid vinden wij geene de minste onbehoorlijke eerzucht . Als Vorst , geboren om te regeren , mocht
en moest hij zijne waardigheid , waarin hij door God geplaatst was , door alle wettige middelen zoeken te bewaren ; en onwettige middelen heeft hij niet gebezigd (23) .
Intusschen verloor men het daarstellen eener definitive
regering geenszins uit het oog.
In Holland bleef er nog
eene sterke partij voor de verheffing van MAURITS : maar
eene andere
partij en vooral ook de overige Provinciën
begeerden de souverainiteit aan Frankrijk te hebben opgedragen , terwijl sommigen naar Engeland overhelden (24) .
Dit gaf MAURITS aanleiding om zelf voor den dag te komen en zijne eigene belangen voor te dragen .
Op den
24sten September 1584 zond hij aan de Staten van Holland een allermerkwaardigst vertoog ,
waarin hij hen wees
op de verdiensten en diensten zijns vaders , den Lande bewezen , op de handelingen met denzelven ten jare 1580
en 1583 over de opdracht der Graaflijkheid aangegaan ,
op zijn eigen voornemen om de voetstappen zijns vaders
te volgen ,
en op der Staten verplichting om in hunne
voorgenomen handeling met Frankrijk op zijne belangen
te letten en daarvoor te zorgen (25) . Wij zien niet , dat
er of in den inhoud of in den toon van dien brief iets met
reden is af te keuren .
Op eene deftige en waardige wijze
MAURITS AAN HET
10
HOOFD
doet MAURITS er zich als eenen godsdienstigen vaderlander
in kennen , al is het ook dat wij het stuk voor geen opstel
van zijne eigene hand houden .
Hij spreekt , ja , voor zijn
belang , maar laat de beslissing geheel en al aan de Staten
over (26) .
Dit vertoog echter baatte niet , en er werd tot den
handel met Frankrijk door de Staten Generaal besloten.
Bij de artikelen , waarop men de souverainiteit den Koning
aanbood , werd ten behoeve van MAURITS niet veel bedongen ; slechts het gouvernement van Holland en Zeeland ,
en de nakoming van ' s Lands verbindtenissen jegens het
Huis
van Nassau ter afdoening
die ten voordeele des Lands
MAURITS kant
van deszelfs
schulden ,
gemaakt waren (27) .
Van
zien wij in dezen handel meer medewer-
king dan dadelijke tegenwerking (28) .
Deze handel mislukt zijnde , wendde men zich tot
hetzelfde einde aan Engelands Koningin ELISABETH . Ook
deze weigerde het aanbod der souverainiteit , en kon
slechts tot het verleenen eener tijdelijke bescherming worden
overgehaald .
Den 10den Augustus
daartoe een verdrag , waarbij
1585
trof men
zij zich verplichtte tot het
leveren van krijgsvolk met eenen Gouverneur Generaal van
harentwege
die tevens met nog twee
harer onderdanen zitting zoude hebben · in den Raad van
State.
aan
het hoofd ,
Omtrent MAURITS werd geen uitdrukkelijk beding
gemaakt (29) .
De Gezanten hadden slechts in last om
op de daartoe gedane vraag te verklaren , dat hij voor
Gouverneur van Holland en Zeeland gehouden wierd (30) .
Ook tegen dezen handel zien wij niet , dat MAURITS zich
eenigermate verzet of verklaard heeft (31) .
Onder de voorwaarden des verdrags was ook deze , dat
aan de Koningin , tot zekerheid van haar verschot , de steden Vlissingen , Rammekens en de Briel moesten worden
ingeruimd. Daar nu de eerstgenoemde stad tot het eigendom van MAURITS , als Markies van Vere en Vlissingen ,
VAN DEN RAAD
VAN STATE.
behoorde , werd er zijne toestemming toe gevorderd .
11
Hij
gaf die gereedelijk tegen eene behoorlijke acte van schadeloostelling , welke hij van de Staten Generaal ontving (32) .
Op den 12den October schreef hij daaromtrent eenen allezins
verplichtenden brief aan den Engelschen Gezant DAVIDSON ,
waarbij hij zijne onderdanige dienstwilligheid aan de Koningin ten behoeve dezer landen betuigde en wederkeerig
om hare hooge gunst voor de belangen van hem en zijn
Huis verzocht (33) .
Gedurende dit tijdvak zijn er geene staatkundige daden
bekend ,
die men
MAURITS persoonlijk kan toeschrijven .
Daar hij buiten den Raad van State niets vermocht , en deze
Raad alles ook op naam van MAURITS , als deszelfs hoofd ,
verrichtte , zoo kan men zijne instemming en goedkeuring aan sommige handelingen des Raads juist daaruit niet
afleiden , dat zij zijnen naam aan het hoofd droegen .
Ver-- ·
keerdelijk dus wordt hem , op dien grond alleen , de vervolging van den Admiraal TRESLONG in 1585 geweten.
En dit is zeker , dat toen TRESLONG naderhand in 1592
door het Hof van Holland zuiver en onschuldig verklaard
werd ,
MAURITS in overeenstemming met de gunstige ge-
zindheid der Staten van Holland ,
hem tot zijnen Stedehouder in het Houtvesterschap heeft aangesteld , om hem
alzoo het geleden ongelijk te vergoeden ( 34) .
Vermocht MAURITS niets buiten den Raad , hoe gering
wordt dan zijn aanzien en macht bij de opmerking , dat
ook de Raad zelf niet veel vermocht. Wegens het voornemen om de souverainiteit aan Frankrijk over te dragen ,
was de regering slechts voor drie maanden vastgesteld en
werd zij alzoo voorts verlengd : en hoezeer dit bij geheime
acte bepaald was , opdat de kortheid des tijds de achtbaarheid der regering bij het volk niet zoude verzwakken (35) ,
sprak het echter van zelf , dat dit allen lust en ijver bij de
Raadsheeren zelven , vooral in de toenmalige kommervolle
dagen , uitdooven moest.
Daarenboven vonden zij zich bij
12
MAURITS AAN HET HOOFD VAN DEN RAAD VAN STATE.·
hunne instructie te zeer beperkt ,
in vele opzichten ten
gevolge van de onzekerheid des staatsrechts miskend en
dikwerf niet
gehoorzaamd ;
zoodat
het
groote
moeite
kostte om den Raad , of zelfs maar een schaduw van dien ,
nog bijeen te houden tot de overkomst van den Engelschen
Gouverneur Generaal , den Graaf van Leycester , op het
einde van 1585 (36) , als wanneer een nieuw tijdperk voor
het land en MAURITS in het bijzonder aanving , en de Raad
kort daarna behoorlijk ontslagen werd (37) .
MAURITS ONDER
BESTUUR
HET
VAN
LEYCESTER.
1585-1588.
Uit al het vorige is het gebleken , hoe dat de Staten
van Holland en Zeeland het voornemen hadden , om bij
den overgang van ' s Lands regering in vreemde handen ,
MAURITS te verheffen tot Gouverneur hunner Provincien .
Toen dan het verdrag met Engeland getroffen was , besloot.
men dat plan ten uitvoer te brengen , terwijl hem ook de
Staten Generaal inmiddels met het Markiesaat van Bergen
op Zoom begiftigden (38) .
Door de Staten van Zeeland
schijnt het aan die van Holland te zijn voorgeslagen , maar
bij deze laatsten niet zoo gaaf te zijn doorgegaan ´ vooral
door de tegenkanting van Amsterdam en Gouda , hoezeer
het eindelijk op den 1sten November 1585 door de krachtige voorspraak van OLDENBARNEVELD , Pensionaris van
Rotterdam , gelukte (39) .
Op dien dag werd aan MAURITS
zijne commissie ter hand gesteld en door hem met dankzegging aangenomen ,
onder belofte , dat hij zich daarin
zoo zou gedragen en de voetstappen zijns vaders volgen ,
als ten meesten nutte en welvaren des lands zou mogen
strekken.
Bij die commissie werd hij uit aanmerking van
de diensten zijns vaders en in het vertrouwen , dat hij
met gelijke genegenheid en mede tot voorstand van de
ware Christelijke Religie zoude te werk gaan , aangesteld
in de plaats zijns vaders tot Gouverneur , Capitein Generaal en Admiraal van Holland , Zeeland en Westvriesland
met hetgeen er toe behoorde ,
ten einde de rechten van
' t land en van de ingezetenen voor te staan en te bevorderen ,
het gebruik der Christelijke Religie te beschermen
en de justitie te doen bedienen , wordende hij in zaken
van justitie verbonden aan het advies van het Hof , en in
14
MAURITS ONDER
HET BESTUUR
zaken van oorlog en politie aan het advies van Gecommitteerde Raden uit de Staten ; voorts de noodige regeringsveranderingen te maken en goede wacht te water en te
lande te houden in sterkten en steden (40) . Tevens werd
er ook eene instructie voor hem ontworpen , doch , zoo het
schijnt , niet eindelijk vastgesteld (41 ) .
Laat ons een oogenblik bij deze commissie stil staan .
De
Staten van Holland en Zeeland namen zich daarbij een recht
aan , hetwelk steeds aan de Staten Generaal was toegekend (42) . Deze inbreuk was van belang , daar het niet
onverschillig konde gerekend worden , of MAURITS , als
Gouverneur van Holland en Zeeland , al dan niet ambtenaar
der Staten Generaal zou zijn .
Doch wat behoefde hij zich
deze onregelmatigheid aan te trekken , nu het de Staten
Generaal zelven niet deden en alzoo de verkorting hunner
rechten voor goed schenen aan te zien ? En wat de commissie zelve betreft , ofschoon zij genoegzaam woordelijk
met de commissien der vroegere Stadhouders overeenkwam ,
waren er echter eenige verschillen in , noodzakelijk gewor-
den door de gezagsaanmatiging , waarvoor men niet opentlijk
wilde uitkomen , weshalve zulks eene onzekerheid in het
staatsrecht veroorzaakte (43) .
Uit de vroegere commissien
was het duidelijk , dat de Stadhouder den Graaf , den Souverein des lands , vertegenwoordigde , en als alleen verantwoordelijk aan den Graaf, alle overige ambtenaren en col-legien onder zich had .
Bijzonderlijk waren dus ook de
Staten , als vertegenwoordigende het volk , aan hem onder-
worpen en moesten zijne bevelen gehoorzamen : hij was
door den Souverein over de Provincie gesteld .
Dit staats-
recht werd nog in acht genomen bij het beginsel om de
commissien der Stadhouders door de Staten Generaal te
doen verleenen , dewijl er alzoo , even als vroeger , een
Stadhouder over de Provincie gesteld werd.
Maar hetzelve
werd reeds grootelijks verzwakt door het beginsel , thands
door de Staten van Holland aangenomen , dat zij zelven
VAN LEVCESTER.
15
zich eenen Gouverneur mochten benoemen en aanstellen ,
die
derhalve aan hen ondergeschikt , van hen afhankelijk
zou zijn , hen als ' s lands Souverein zou moeten erkennen .
Met dit al werd er noch dit noch eenig ander beginsel
van staatsrecht uitdrukkelijk in gehuldigd , en moeilijk zoo
niet onmogelijk is het na te gaan , welke beginselen bij
deze commissie van MAURITS gevolgd zijn (44).
Voorts
1
werden
er de
bijzondere rechten
en verplichtingen van
MAURITS zeer onbestemd in gelaten (45).
Op den 14den November werd hij plechtig in zijn ambt
gesteld.
Na eerst in de vergadering der Staten van Hol-
land eed gedaan te hebben , werd hij door dezelve Staten
geleid naar het Hof van Holland , waar hij op nieuw eed
deed als naar gewoonte en zitting nam (46) .
Ten zelfden dage werd ook de titel , dien hij voeren
zoude , vastgesteld :
MAURITS , geboren Prins van Oranje ,
Grave van Nassau , Catzenellebogen , Vianden , Diest etc.
Markies van
Vere en Vlissingen ,
Heere van St. Vith ,
Daesburg , der Stad Grave en Landen van Kuik etc. Gouverneur,
Capitein
Generaal en Admiraal over
Holland ,
Zeeland en Vriesland (47) .
De Graaf van Leycester nog in Engeland zijnde en dit
een en ander vernemende , zou , naar men verhaalt , er
zeer
over verstoord zijn geweest ,
Nederland doen zou ,
vragende wat hij in
als een ander het Stadhouderschap
van Holland en Zeeland had , en het vreemd vindende ,
dat men aan MAURITS den titel van Prins had toegekend ,
terwijl hij zelf slechts dien van Graaf voerde. Dan hij
zou zich hebben laten ter neêr zetten door de aanmerking ,
dat de bijzondere Stadhouders steeds onder den algemeenen gestaan hadden en dit dus ook
met
MAURITS
het
geval zijn zoude , en dat , wat den titel van Prins betreft ,
deze aan MAURITS toekwam zoowel naar Duitsche wijze ,
als om zijne regering van het Prinsdom Oranje , gedurende
zijns ouderen broeders gevangenschap (48) .
MAURITS ONDER HET
16
BESTUUR
Alzoo meenden de " Staten van Holland zich behoorlijk
tegen de mogelijke aanmatigingen van den verwacht worDeze
denden Gouverneur Generaal voorzien te hebben.
kwam den 19den December te Vlissingen aan , waar hij
door
MAURITS ,
WILLEM LODEWYK ,
Heeren plechtig werd verwellekomd .
HOHENLO en andere
Van daar trok hij
over Dordrecht naar den Haag , waar hij op den 7den January 1586 aankwam . Hier werd hij zoo door de Staten van Holland ,
als door de Staten Generaal begroet.
Laatstgenoemden zeiden hem , met allen eerbied de handen
van Z. Exc. te kussen , 1 en H. Maj. en Z. Exc. te presenteren en aan te bieden alle eer , behoorlijke autoriteit ,
gehoorzaamheid en getrouwheid , en hun goed en bloed te
zullen consacreren tot devotie en dienst van H. Maj. en
Z. Exc . (49).
Inmiddels raadpleegde men ter Staten Generaal over het
opdragen van meerdere macht aan LEYCESTER boven het
verdrag , met Engeland gemaakt .
Generaliteit
Volgens eenen brief der
aan de Provincien geschreven den 30sten No-
vember 1585 , had men het voornemen hem in den krijgshandel en hetgeen daaraan kleeft , over te geven de overste
macht en autoriteit , en de Provincien , Steden en Leden
met de Gouverneurs en Regeerders van dien te verbinden en
onderwerpen tot volkomen gehoorzaamheid van hetgeen bij
Z. Exc. en Raden zou worden geordonneerd en gestatueerd,
opdat de behoorlijke autoriteit, den Landen zoo noodig, mocht
worden gerestaureerd (50) .
Hierop werd na eenige beraadslaging (51) eindelijk op
den 10den January ter Staten Generaal het besluit genomen om aan LEYCESTER op te dragen de opperste macht
in krijgszaken , en in zaken van politie en justitie dezelfde
macht als vroeger de Gouverneurs Generaal gehad hadden (52) .
Dan dit besluit was hem niet naar den zin :
hij oordeelde zich in de macht , die men hem aanbood ,
te zeer • beperkt ; en het kostte moeite hem tot de aan-
17
VAN LEYCESTER.
vaarding te bewegen (53) : hetgeen echter ten laatste geschiedde bij een accoord , met hem op den 1sten February
gesloten (54) . Ten zelfden dage werd hem zijne commissie als Gouverneur Generaal ter hand gesteld ; waarna
hij en de Staten Generaal op den 4den February elkander over en weder eed deden ; in welke plechtigheid
onze MAURITS op verzoek der Staten eene hoofdrol ver-
vulde (55) .
Gouverneur Generaal
werd
aan LEYCESTER eene uitgestrekte macht toegekend.
Bij deze waardigheid van
Wel
is waar , voegde men hem eenen Raad van State op in•
structie toe , doch hij zelf werd aan die instructie of aan
de adviezen van dien Raad niet gebonden (56) .
waar ,
Wel is
was hij slechts Gouverneur Generaal en geen Sou-
verein : maar terwijl de voorgaande Gouverneurs Generaal
aan niemand dan aan hunnen Souverein onderworpen geweest waren , en alle overige machten in den Staat , provinciale Gouverneurs ,. Staten en Staten Generaal , onder
zich gehad hadden , zoo werden thands wel die allen aan
hem onderdanig gemaakt , doch werd er met geen enkel
woord van zijne eigene onderworpenheid aan eenigen Souverein , behalven aan de Engelsche Koningin , gesproken ,
of eenig persoon of lichaam opgenoemd , waarbij de souverainiteit berusten zou ; zoodat hij dus van niemand hoegenaamd , behalven van de Koningin , eenige bevelen behoevende af te wachten of aan te nemen , geheel naar
eigen oordeel in het beleid van alle de deelen des bestuurs
werken kon (57) .
Wel is waar , bedongen de Staten 't zij
Generaal 't zij Provinciaal de vrijheid om zoo dikwijls te
vergaderen , als zij zelven zouden goedvinden ; maar hiermede bedongen zij zich geenszins eenige souverainiteit of
oppergezag ; hunne vergaderingen moesten slechts , als van
ouds , dienen om te samen te beraadslagen over het toestaan van gelden aan de Regering en om mitsdien kennis
te nemen van algemeene en bijzondere aangelegenheden ,
2
I
18
MAURITS ONDER
HET
BESTUUR
ten einde daarnaar te bepalen , of, hoeveel en op welke
wijze zij de door de Regering verlangde gelden zouden
toestaan . Dat zij aan LEYCESTER al dat gezag overgaven ,
zonder prejudicie van de rechten ,
vrijheden , preeminen-
tien, privilegien , tractaten , contracten , statuten , ordonnantien , decreten en costumen van de Provincien in 't generaal
en van elke Provincie ,
Steden en Leden in ' t particulier ,
dewelke , dezen niettegenstaande , blijven zullen in heur vollen vigeur ; ook dit kende hun geene souvereine rechten
toe , terwijl hetzelve integendeel hen juist als onderdanen ,
die zich dit een en ander voorbehielden , kenmerkte .
Wel
is waar , was dit voorbehoud al zeer groot en uitgestrekt :
want wat konde men al niet onder die menigvuldige en
onbepaalde uitdrukkingen bevatten ? maar het beroep daarop kon nimmer dan op de ootmoedige wijze van onderdanen geschieden en behoorde ter beslissing gelaten te worden aan het geweten van LEYCESTER , die derzelver eerbiediging bezworen had (58) .
Dan kort daarop geschiedde er op deze onderlinge betrekking van LEYCESTER en de Staten Generaal eene nadere
verklaring.
De Koningin van Engeland namelijk gaf haar
ongenoegen te kennen , dat , terwijl zij zelve de souverainiteit en altoosdurende bescherming dezer landen geweigerd
had , men haren dienaar en vasal het absoluut Gouvernement derzelven had opgedragen.
En hierop antwoordeden
de Staten Generaal onder anderen , dat H. Maj . door deze
opdracht aan LEYCESTER niet verder verbonden werd dan
tot den inhoud der verdragen met haar gemaakt ; dat het
gezag van LEYCESTER slechts was dat van de vroegere
Gouverneurs Generaal en niet dat van een Souverein ; dat
door het woord absoluut hij
slechts werd onderscheiden
van hen , die alleenlijk provisioneel gesteld en aan instructien gebonden waren ; dat
zijn last en commissie weder-
roepelijk was ; en dat de geheele souverainiteit der landen
bleef aan derzelver
Staten , en het gouvernement of de
19
VAN LEYCESTER.
administratie derzelve aan LEYCESTER volgens de commissie
der voorgaande Gouverneurs (59) .
Opmerkelijk is deze verklaring , omdat men er zekere ,
ten deele wel waarachtige , maar toch onbepaald gestelde
beginselen in aantreft , die in de toepassing op het aan
LEYCESTER overgegeven gezag inbreuk konden maken .
De
souverainiteit , zeide men , bleef aan de Staten ; maar men
bepaalde niet , wie men hier door de Staten verstond , de
Staten Generaal of die der bijzondere Provincien ; eene onzekerheid , opmerkelijk om de pogingen , reeds door de Staten
van Holland voor hunne vermeende provinciale souverainiteit in 't werk gesteld .
Hoezeer dat beginsel waar was
ten opzichte van de Staten Generaal , kon het echter , zoo
onbepaald gesteld , in de toepassing op LEYCESTER'S gezag
feilen.
Immers feilde het , indien zij zich daardoor ten
opzichte van LEYCESTER wilden gelijk stellen met Keizer
KAREL , die als Souverein het recht van gebieden over zijnen
Gouverneur Generaal bezeten had ; terwijl zij daarentegen
zich bij eede aan LEYCESTER hadden onderworpen en onderdanig gemaakt , gelijk vroeger de Staten Generaal aan
den Gouverneur Generaal onderdanig geweest waren • (60) .
Hunne souverainiteit was toch geene andere dan die van
een minderjarigen of krankzinnigen Vorst , welke , eenen
voogd hebbende , zelf niets te gebieden heeft , maar onder
het gezag van zijnen voogd staat , als ware hij een onderdaan .
LEYCESTER , ja , was slechts Gouverneur Generaal ,
en deze waardigheid onderstelde eenen Souverein ; maar
een Souverein , die over hem te gebieden had , bestond er
niet
en hij had alzoo in die waardigheid hetzelfde gezag ,
hetwelk de vroegere Ruwaards of Voogden des lands bezeten hadden , die op geene bevelen van den hun ondergeschikten Souverein zelven behoefden te letten .
Aan het
woord absoluut gaf men eene flaauwe beteekenis , niet geheel
overeenkomende met de uitdrukkingen ,
absolute opperste
autoriteit , volkomen macht en absoluut geweld , hoogste ove2*
MAURITS
20 ·
HET
ONDER
BESTUUR
righeid , die men in de besluiten der Staten van Holland
en der Staten Generaal , alsmede in het accoord , met LEYCESTER aangegaan , aantreft (61 ) .
Eindelijk , men noemde
zijnen last en commissie wederroepelijk , zonder te bepalen ,
door wien die wederroeping gedaan kon worden ; hoewel
het naar alle beginselen van rechten blijkbaar is , dat de
Staten hiertoe geen het minste recht bezaten ,
maar dat
hetzelve alleen berustte bij de Koningin , onder wier gezag
hij staan bleef ( 62) .
Hoe bedenkelijk dan ook de inhoud
van dit antwoord zijn moge , zeker is het , dat men LEYCESTERS macht niet naar hetzelve , maar naar het accoord , met hem aangegaan , naar zijne commissie en naar
de vroegere verklaringen der Staten afmeten moet (63) .
Dan hierdoor kwam er ook eene groote verandering in
het gezag der Provinciale Stadhouders , bijzonder van MAUin hunne betrekking tot de Staten Generaal en
RITS ,
Provinciaal.
Zij kwamen nu onmiddellijk onder het gezag
van LEYCESTER ; en de Staten , die , uitgezonderd hunnen
ouden invloed , rechten en privilegien , alle souverein gezag
en macht verloren hadden , hadden niets meer over hunne
Stadhouders te zeggen (64) .
Derzelver instructien dus , en
ook die van MAURITS , waren hierdoor van rechtswege vervallen ; en hoezeer zulks van hunne commissien twijfelachtig
moge zijn , als waaromtrent men in de opdracht , het accoord en de commissie van LEYCESTER niets aantreft ; zeer
zeker waren ook deze vervallen , voor zoo ver zij de bijzondere
verplichtingen der Stadhouders aan het gezag en
de macht der Staten verbonden.
MAURITS dus en de ove-
rige Stadhouders kwamen in dezelfde betrekking tot LEYCESTER , als de vroegere Stadhouders tot den' Gouverneur
Generaal gestaan hadden .
Evenwel ook dit laatste moet met eene zekere wijziging
verstaan
worden ,
omdat ,
gelijk
wij reeds zagen ,
LEYCESTER'S gezag , hoezeer onder den titel van Gouverneur Generaal , eigentlijk dat van een Ruwaard of Voogd
21
VAN LEYCESTER.
was ,
en dus de Provinciale Stadhouders voor zijne ver-
tegenwoordigers of plaatsvervangers konden gehouden worden : terwijl vroeger de Provinciale Stadhouders , ofschoon
onder de bevelen van den Gouverneur Generaal staande ,
echter onmiddellijk
den
Souverein
vertegenwoordigden ,
van wien zij rechten ontleenden , onafhankelijk van den
Gouverneur Generaal .
Uit deze wijziging vloeide dan ook
LEYCESTER'S recht voort , om aan de reeds bestaande Provinciale Stadhouders nieuwe commissien te geven , niettegenstaande
de vroegere Gouverneurs Generaal onder Kei-
zer KAREL dit recht niet gehad hadden .
Van
dit recht maakte hij gebruik zoo ten opzichte der
overige Stadhouders als ten opzichte van MAURITS , wien hij
eene nieuwe commissie gaf op den 1sten Maart 1586 (65) .
Het recht hiertoe is hem nimmer betwist , maar wel uitdrukkelijk erkend geworden .
En
alzoo
verviel als
van
zelve MAURITS vroegere commissie , die hij van de Staten
van Holland en Zeeland ontvangen had (66) .
Ziedaar dan nu weder het staatsrecht der
Vereenigde
Nederlanden voor het vervolg vastgesteld . De Staten Generaal hadden slechts den blooten titel van Souverein ,
zonder eenige macht als zoodanig.
LEYCESTER had , onder
den titel van Gouverneur Generaal , al de macht van een
Ruwaard , die , zonder den titel van Souverein te voeren ,
al de macht van een Souverein bezat (67) .
de
MAURITS en
overige Provinciale Stadhouders waren , onder dezen
titel , loutere ambtenaren van LEYCESTER , van hem afhankelijk , aan hem onderdanig.
Ook de Hoven van justitie
stonden onmiddellijk onder LEYCESTER .
En de Collegien
der Staten Generaal en Provinciaal representeerden slechts
de onderdanen , en bezaten dus niets anders dan hunnen
ouden invloed ten gevolge van hunne rechten , privilegien ,
onderdanen verkregen hadden en
vrijheden , die zij als
slechts als onderdanen mochten voorstaan en handhaven.
En wanneer wij nu den loop der zaken tot Decem-
22
MAURITS . ONDER
HET BESTUUR
ber 1586 , toen LEYCESTER Voor een half jaar naar Engeland vertrok , nagaan ,
dan vinden wij dat staatsrecht
over het algemeen erkend en bevestigd.
macht berustte bij LEYCESTER .
ten , placaten , ordonnantien ,
De wetgevende
Dit getuigen alle de wetdie hij gemaakt heeft .
Hij
maakte die of op eigen goeddunken , of bij advies van
den Raad van State , of ook soms met toestemming der
Staten , indien het hem geliefde hen daaromtrent te raadplegen .
Hij deed zulks onder den titel van Gouverneur
Generaal , maar , als ware hij zelf Souverein , met de bijvoeging : want wij hetzelve tot vordering van den lande
alzoo bevonden hebben te behooren : woorden , die een souverein gezag te kennen geven.
Hij gelastte daarbij de
Provinciale Stadhouders , Hoven , Staten , Gedeputeerde Raden , en alle andere Justicieren , Officieren , Dienaren enz .
wien het mocht aangaan , die bevelen ten uitvoer te leggen. En dit zijn recht is hem nimmer betwist , integendeel door hen ´allen erkend geworden (68) .
De Provinciale Stadhouders , in het bijzonder MAURITS ,
en de Hoven van justitie , toonden bij verschillende gelegenheden ,
dat zij onmiddellijk onder de orders van LEY-
CESTER stonden
en geene
Staten boven zich
erkenden .
Zoo vindt men verscheidene placaten van MAURITS en het
Hof van Holland en Zeeland , uitgevaardigd of op uitdrukkelijk bevel van LEVCESTER , of volgens de macht , die zij
van hem ontvangen hadden , en waarbij het van wege de
hooge
Overheid onmogelijk
worden , maar
op
de Staten kan betrokken
alleen ziet op de macht , die LEYCESTER
uitoefende als verbeeldende den persoon der hooge Overheid (69) .
Voor het overige zien wij MAURITS , wat de
zaken van politie aanging , bijna nergens anders in werkzaam , dan in het beslissen der geschillen , die er in Holland en Zeeland tusschen de Staten en Steden oprezen en
door de partijen aan zijn oordeel verbleven werden (70) .
Dan van de
zijde der
Staten 't
zij Generaal , ' t zij
23
VAN LEYCESTER.
Provinciaal werden reeds in dit jaar pogingen aangewend ,
om dit staatsrecht om te keeren , en de macht terug te
krijgen , welke zij aan LEYCESTER hadden afgestaan . De
Staten Generaal betwisteden hem alle macht boven het
gezag ,
dat de oude Gouverneurs Generaal bezeten had-
den , en beweerden , dat zij zelven het recht bezaten de
Met dit al
souvereine macht uit te oefenen (71) .
betoonden zij zich in de uitwendige formen nog onderdanig aan LEYCESTER .
hun iets
Hij ontbood hen bij zich , als hij
te zeggen had ; en zij vervoegden zich bij hem
met hunne eerbiedige verzoeken (72) .
Even zoo , ja nog sterker was het met de Staten van
Holland en Zeeland.
Zij toch hadden zelfs den titel van
Souverein niet ; en wij vinden ook niet , dat zij zich dien
in dit tijdvak hebben aangematigd (73) .
In de commissie
en instructie , waarbij OLDENBARNEVELD op den 7den Maart
1586 tot 's Lands Advocaat werd aangesteld , en waarin
anders
die titel was te pas gekomen , vinden wij slechts
van de eer , de autoriteit en gerechtigheid van ' s Lands
Staten gesproken (74) .
Hun schrijven van den 8sten Juny
aan de leden van den Raad van State , die daar van
wege Holland zitting hadden ,
waarbij zij
hen verzoeken
te willen zorgen , dat
er in hunne afwezigheid niets in
den Raad worde besloten tot Hollands nadeel , is verzoe-
kender wijze en kenmerkt wel hunnen invloed als van onderdanen , maar geen gezag van souverainiteit (75) .
Aller-
onderdanigst en op dezelfde wijze , waarop onderdanen zich
tot hunnen Souverein wenden , is het antwoord dier Staten
aan LEYCESTER op zijn voorstel van den 23sten July (76) .
Denzelfden toon ' en betuigingen van onderdanigheid vinden
wij in hunne volgende vertoogen aan LEYCESTER , waarbij
zij wel over zijn bestuur klagen , doch zich geene souverainiteit toeschrijven (77) .
En hoe anders kan men op-
vatten hunne onderdanige gelukwensching aan LEYCESTER
in November , toen hij uit het leger was teruggekeerd en
( 24
MAURITS ONDER
HET
BESTUUR
zij hem met een geschenk vereerden ,
en toen zij tevens
hunne opwachting bij MAURITS maakten (78) ?
Hoe deze
toonen , uitdrukkingen en handelingen anders te verklaren ,
dan uit de erkentenis van onderdanigheid der Provinciale
Staten
aan den Gouverneur Generaal en de bijzondere
Stadhouders (79) ?
Met dit al echter veroorloofden zich de Staten van Holland zulke daden , als welke , vooral in verband gebracht met
het wederrechtelijke , hetwelk zij reeds vóór LEYCESTER's komst
verricht hadden , duidelijk toonden , waar zij heen wilden .
LEYCESTER'S wettige macht moest ingekort worden , het zij
door de bovenmatige verheffing van de souverainiteit der
Staten Generaal , waartoe ook zij hadden medegewerkt , het
door het eigendunkelijk plegen van daden , die niet
alleen strijdig waren met LEYCESTER'S en MAURITS gezag ,
zij
maar ook met de erkende souverainiteit der Staten Generaal en hunne eigene onderdanigheid . Zoo verleenden zij ,
tegen LEYCESTER's uitgedrukten wil , aan eenige ingezetenen
van Utrecht , die uit de Vereenigde Provincien gebannen
waren , inwoning en bescherming in Holland (80) .
Zoo
weigerden zij te voldoen aan LEYCESTER'S bevel , die hunnen
Advocaat OLDENBARNEVELD voor eenige dagen naar Utrecht
ontboden had (81) .
Zoo veroorloofden zij zich handelingen
van justitie tegen zekeren PARET en REINGOUD , gunstelingen
van LEYCESTER , niettegenstaande de uitdrukkelijke bevelen
van dezen , wien toch alleen het beleid der justitie toekwam (82) .
Zoo sterkten zij het Noorderquartier in des-
zelfs tegenstand tegen den Commissaris over de geestelijke
goederen aldaar , niettegenstaande deze daartoe door LEYCESTER was aangesteld , en door SONOY , LEYCESTER'S Gouverneur aldaar , werd gehandhaafd (83) . Alle deze handelingen mogen in de omstandigheden des tijds en in het
-recht van noodzaak hare verschooning vinden ; zij waren
desniettemin wederrechtelijk en schendingen van het bestaande en erkende staatsrecht.
VAN LEYCESTER .
En nu meene
25
men niet , dat de Staten van Holland
daarmede slechts ten doel hadden , het vastgestelde staatsrecht te handhaven tegen LEYCESTER'S wederrechtelijke pogingen.
Want behalven dat er van schending , door LEY--
CESTER gepleegd , geen spoor hoegenaamd voorhanden is ,
zoo hadden zij zich dan tot MAURITS , hunnen Gouverneur ,
moeten wenden , van hem de handhaying begeeren , en niet
eigendunkelijk daden verrichten , waartoe zij als onderdanen
geen gezag hoegenaamd bezaten . Wel mochten zij schijnen
Voor MAURITS rechten , als hunnen Gouverneur , zeer bezorgd te zijn , toen zij zich aan LEYCESTER beklaagden , dat
door de commissien , aan SONOY en anderen als Gouverneurs
over eenige gedeelten van Holland gegeven , MAUrits commissie werd ingekort en benadeeld ; wel mochten zij mauRITS verheffing ook als Stadhouder van Utrecht verlangen
en tegen alle recht en rede begeeren (84) ; het was niet
MAURITS , maar hunne eigene verheffing door middel van
MAURITS , dien zij als hunnen ondergeschikten ambtenaar
beschouwden ,
welke zij bedoelden :
aan den dag
legden ,
hetgeen zij duidelijk
toen zij LEYCESTER in Mei 1586-
hij zijne placaten , niet als van ouds , aan
Stadhouder , President en Raden Provinciaal van Holland
zou zenden , maar aan de Gecommitteerde Raden der Staverzochten , dat
ten ,
zoo als
hij zulks deed in de Provincien Zeeland ,
Utrecht en Vriesland (85) .
Dit verzoek toch strekte tot
eene nieuwigheid en krenking van het gezag van MAURITS
en het Hof, die boven de Staten of hunne Gecommitteerde Raden stonden , en met wie deze thands wenschten
te worden gelijk gesteld .
Het blijkt niet , dat MAURITS in dit alles , hoezeer ten
zijnen voordeele , zoo het scheen ,
persoonlijk deel heeft genomen.
aangelegd , nog eenig
Hij gedroeg zich als een
stil , getrouw onderdaan van LEYCESTER , zoodat men zelfs
van geene , staatkundige handelingen , door hem ten dezen
jare 1586 verricht , melding vindt.
Alleenlijk verhaalt men ,
26
dat
MAURITS
hij
bij
ONDER
HET
BESTUUR
LEYCESTER was verdacht gemaakt , alsof hij
hem geenen eerbied genoeg toonde en eene verzoening met
Spanje zocht : maar dat hij LEYCESTER over die redenen
van achterdocht openhartig aangesproken hebbende ,
dezen
door
wederkeerig met alle vriendelijkheid en voldoening
bejegend werd (86) ..
In het midden dezes jaars deed hij zijne eerste schrede
op de militaire loopbaan.
De Hertog van Parma belegerde
Nuis , en om dezen daarvan af te trekken , zond LEYCESTER
onzen MAURITS , vergezeld van den Engelschen Gouverneur
van Vlissingen SIDNEY , met een leger van omtrent 3000
man naar Axel in Vlaanderen , om zoo mogelijk deze stad
te bemachtigen.
Vier vendelen soldaten des vijands lagen
er in bezetting.
Heimelijk des nachts op den 16den July
vertrok MAURITS met zijn leger van ter Neuze naar Axel,
verkende in persoon de ligging der plaats en overrompelde
haar , eer men nog wist , dat hij daaromtrent was .
Klein
was de tegenstand van den verbaasden vijand , die zich door
de vlucht redde en ook de omliggende schansen aan MauRITS Overliet . Deze , wel begrijpende , dat de vijand hem
de stad weder zoude zoeken afhandig te maken , bevestigde
haar terstond door de dijken door te steken en het land
rondsom in het water te stellen . Had PARMA van Nuis
willen opbreken , hij had misschien Axel wel weder kunnen terug bekomen .
Doch
aan die
schande
zich
niet
willende blootstellen , schreef hij aan LA MOTTE , Gouverneur van
Grevelingen ,
om , zonder deze plaats onbezet
te laten , zoo veel volks , als hem mogelijk was , uit alle
garnizoenen te lichten , ten einde Axel terstond wederom
te belegeren .
MAURITS maatregelen echter hadden dit be-
leg voorgekomen , en hij bleef in het be
der stad (87) .
Na deze gelukkig geslaagde onderneming schijnt hij zich
steeds in het leger bij LEYCESTER te hebben opgehouden ,
zonder iets bijzonders te verrichten .
In Augustus nam
LEYCESTER hem
mede , om PARMA van Rijnberk af te
VAN LEYCESTER.
27
trekken , terwijl hij zich in September met
LEYCESTER
in het leger bij Doesburg bevond (88) ..
Op het einde des jaars werd LEYCESTER door de Koningin naar Engeland geroepen , ten einde aan de beraadslagingen des Parlements deel te nemen .
Daar zijne afwe-
zigheid eenen geruimen tijd zoude duren , moest er in de
regering tusschentijds voorzien worden (89) .
Duidelijk was
het uit de tot nog toe gevoerde geschillen , dat het den
Staten om LEYCESTER'S macht te doen was , en dat men ,
om hieraan beteren schijn te geven , MAURITS macht en
aanzien boven mate verhief. LEYCESTER doorgrondde zulks :
en wel
bevroedende ,
dat men die pogingen gedurende
zijne afwezigheid verdubbelen zoude ,
zoo hij ze niet be-
lemmerde , wilde hij gaarne MAURITS naar Engeland medenemen .
Doch licht te begrijpen is het , dat men hem
zijn verlangen niet wilde gunnen ; en daar hij niet doordreef , bleef MAURITS in het land (90) .
Onderwijl had LEYCESTER met de Staten Generaal over
de regering tusschentijds beraadslaagd , en dien ten gevolge
bij placaat van den 24sten November 1586 , voor den tijd
zijns afwezens het Gouvernement Generaal opgedragen aan
den Raad van State , met volle macht en gezag in zaken
zoo van oorlog als van politie , even als aan hem zelven
toekwam , onder bepaling evenwel , dat de stukken , die
door hem gewoonlijk werden geteekend , zouden geteekend
worden door onzen MAURITS en een der twee Engelsche
Raden ; dat de Raad zou blijven binnen de palen van zijne
instructie ; dat het leggen en veranderen van garnizoenen ,
het geven van patenten enz . zou gedaan worden door den
Raad in den naam van LEYCESTER ; dat het beleid van den
oorlog te waterou : blijven bij den Admiraal en de collegien der Adn.aliteit ; en het beleid van den oorlog te
land aan
eenige
bekwame
hoofden ,
die daartoe zitting
zouden mogen hebben in den Raad ; en dit alles gedurende
zijn
afwezen en ter tijd toe dat door de Staten Generaal
28
MAURITS
anders
zou
ONDER HET
BESTUUR
worden geordonneerd (91 ) .
bleef dus het staatsrecht
Bij dit placaat
genoeg hetzelfde ,
daar slechts
de persoon van LEYCESTER door den Raad van State vervangen werd.
Dan LEYCESTER , hiermede zijn gezag niet genoeg gewaarborgd vindende , liet tevens eene geheime Kabinetsacte
van denzelfden dag achter , waarbij hij de zoo uitgestrekte
macht van den Raad van State eenigzins beperkte en verscheidene punten van het grootste belang ter zijner eigene
kennis en beschikking voorbehield (92 ) .
hierdoor
De Raad zag zich
de handen gebonden : hetgeen aanleiding gaf tot
groote ongelegenheden , en de wettigheid dier acte betwisten deed (93) .
Ongelukkig was het , dat al aanstonds na LEYCESTER'S
vertrek , het gedrag der
Engelsche troepen hier te lande
het wantrouwen tegen hem grootelijks vermeerderde.
liepen het land van
wendsel
halen .
Zij
Utrecht en Holland af onder voor-
van hunne soldij in den Haag te willen gaan
De Engelsche Oversten STANLEY en YORCK gaven
de stad Deventer en de schans op de Veluwe , aan hunne
Dit een
bewaring toevertrouwd , aan den vijand over.
en ander , gevoegd bij de bestaande oneenigheden , scheen
eene spoedige voorziening in den nood te vereischen , en
kwam dus juist te pas voor diegenen , die , zonder andere
reden dan eigene eer- en heerschzucht , LEYCESTER's macht
wilden besnoeid hebben.
De Staten van Holland gingen hierin op eene alleszins
eigendunkelijke wijze te
werk en sleepten door hunnen
grooten invloed ook niet zelden de Staten Generaal mede .
Het middel om LEYCESTER's macht te verkleinen , was
de vermeerdering
van MAURITS
aanzien en gezag.
Reeds
op den 16den January
Commissie
verdediging
RITS
om
te
vrijheid ,
eenige
ontwerpen ,
zijn
1587 benoemden zij eene
punten ,
dienende
en gaven
vendel lansiers
tot
zij
eens zoo
' s lands
aan
MAU-
groot
te
.
29
VAN LEYCESTER.
maken ,
als
hem
door LEYCESTER was toegestaan (94) .
Weinige dagen daarna dienden die van Dordrecht eene
acte in , waarbij zij verklaarden zeer raadzaam en noodig
te vinden dat aan MAURITS zulk een gezag werd opgedragen , als zijn vader en hij zelf wel verdiend hadden , mits het
niet kwame te strijden tegen het tractaat met Engeland
gemaakt , noch tegen het gezag van LEYCESTER.
is het ,
Duister
hoe men dezen strijd geheel vermijden kon en
maatregelen voorstellen , die niet altoos eenige inbreuk zouden maken op de macht , waarmede de Raad van State
thands bekleed was. Hoe het zij , de maatregelen , die
men beraamde , werden aan MAURITS , HOHENLO en den
President van het Hof , den Heer VAN DER MYLE , medegedeeld en door hen goedgekeurd met belofte er de goede
En hierop werd den 30sten
hand aan te zullen houden.
་
January bij de Edelen en Gedeputeerden der Steden staatsgewijze en eendrachtig alsnog verklaard , dat die maatregelen bij alle wegen en middelen zouden worden in het
werk gesteld en ten uitvoer gebracht , en dat ten eerste
van wege de Staten Generaal de gezanten van dezen Staat
in Engeland daarvan zouden worden verwittigd , om alle misverstand bij
hoeden (95) .
de Koningin en LEXCESTER te ver-
De maatregelen , die men tegen LEYCESTER en den Raad
in het werk stelde , waren van verschillenden aard .
Dan
eens beriep men zich op het gezag van den afwezigen LEYCESTER
tegen
den Raad , dan
op de souverainiteit der
Staten Generaal , dan weder op die van Holland.
Alles ,
hoe tegenstrijdig ook , werd aangegrepen en gebruikt om
het bestaande staatsrecht om te keeren . Het placaat van
den Raad van State van den 9den February tegen STANLEY
en YORCK wilden de Staten van Holland niet afkondigen ,
omdat het op den naam van den Raad , en niet op dien
van LEYCESTER of van de Staten Generaal gesteld was (96) .
Met uitdrukkelijke toestemming en medewerking van Hol-
MAURITS
30
ONDER HET BESTUUR
land doen de Staten Generaal in January` dezes jaars den
gewezen Advocaat des lands PAULUS BUIS (97) , die reeds
maanden lang te Utrecht gevangen zat , op eene heimelijke
wijze uit de gevangenis ontslaan , en doen zulks ,
als re-
presenterende de hooge Overheid en wezende voorstanders
van de privilegien , rechten , vrijdommen , tractaten en unien
van de landen.
De onwettigheid dezer handeling schenen
zij zelven te gevoelen , toen zij , die souvereine Heeren ,
zich eenige dagen daarna , op den 26sten January , als ondergeschikten begaven in de vergadering
van den
Raad
van State (98) , zich daar in het breede verantwoordeden ,
en hunne miskenning van den Raad goed maakten op grond
van de bovengenoemde Kabinetsacte van den 24sten November
(99) ,
waarbij aangaande de gevangenis
van BUIS de
hand des Raads gesloten was : terwijl de onwettigheid van
dien gantschen handel ook door de Regering van Utrecht
in eenen brief aan de Staten Generaal , alsmede door den
Engelschen Raadsheer WILCKES zeer goed betoogd werd (100) .
Dan de Staten van Holland gingen nog verder , zonder zelfs
op de beweerde souverainiteit der Staten Generaal te letten.
Den 30sten January besloten zij allen Raden van Hol-
land aan te schrijven , dat er geene granen uit het land
mochten worden gevoerd , al ware het schoon , dat tot den
uitvoer brieven van LEYCESTER of van den Raad van State
mochten verleend zijn .. En den volgenden dag onttrokken
zij aan den Raad en namen op zich en hunnen Stadhouder ,
de macht om binnen Holland de garnizoenen te veranderen
en daartoe paspoorten af te geven (101) .
Ten gevolge
dezer besluiten namen zij verscheidene Capiteinen in dienst
en deden hen in hunnen naam eed doen ; zij lieten binnen
hunne Provincie den trom slaan op den naam van den
Gouverneur en de Staten van Holland en wierven ongeveer 2000 mannen ; zij veranderden de garnizoenen van
Muiden en Gorcum en Woerden ; zij gaven het Gouvernement van Gorcum aan Graaf PHILIPS van Nassau , broeder
31
VAN LEYCESTER.
van Graaf WILLEM LODEWYK ; en toen de Raad van State
ter voldoening aan het verzoek der Koningin van Engeland
eenige duizenden lasten rogge had doen aankoopen en naar
Engeland inschepen , gaven zij tegenbevel en lieten de reeds
ingescheepte rogge weder ontladen ( 102) .
Ten gevolge van
alle die miskenningen was er ook zoo weinig genegenheid
om lid van den Raad van State te wezen , dat , toen op
den 4den February de commissien der leden moesten vernieuwd worden , allen hun ontslag verzochten en althands
niet langer dan een maand in dienst wilden blijven (103) .
Buiten kijf waren alle deze maatregelen
streeksche inbreuk op het
van
State ,
eene recht-
wettige gezag van den Raad
gelijk zulks door den Engelschen Raadsheer
WILCKES verweten werd (104) .
MAURITS ,
wel is waar ,
zien wij daartoe ijverig medewerken : maar hij mag verschooning vinden en in den vermeenden nood des lands ,
en in zijne jonge jaren ,
waardoor hij
de sluwe streken
der staatkunde nog niet geheel doorzien kon ,
en in de
verblinding , waarin hij door de Staten gebracht werd ,
als of anderszins zijne rechten op het spel stonden , en in
zijne
natuurlijke afhankelijkheid van en zijne verplichtingen aan de Staten , waardoor hij gedrongen werd hun te
wille te zijn , wel verzekerd zijnde , dat zij anderszins wel
zonder hem zouden voortvaren .
Het sprak van zelf, dat de verwarring , uit dit een en
ander ontstaan , door eene zekere orde diende vervangen
te worden ; en het was daartoe , dat de Staten van Holland
met die van Zeeland de kroon op hun werk zetteden door
hun besluit van den 6den February , gewoonlijk de acte van
autoriteit genoemd ,
waarbij zij , op grond dat LEYCESTER
zoude gehouden geweest zijn aan MAURITS vroegere commissie , van hen ontvangen , geheele uitwerking te geven ,
bepalen , dat laatstgenoemde metterdaad gebruiken zou de
autoriteit , hem bij die commissie opgedragen ; dat de Graaf
van Hohenlo zoude voortvaren in zijnen staat als Luitenant
32
MAURITS ONDER
Generaal over
Holland
HET
BESTUUR
en Zeeland ;
dat alle Oversten ,
Colonellen , Superintendenten en Capiteinen , binnen Holland en Zeeland ,
ook bijzonder in
het Noorderquartier
commissie zouden ontvangen van MAURITS , en hem en den
Staten der beide Provincien eed van getrouwheid en gehoorzaamheid doen , op straffe van cassatie voor de onwilligen ; terwijl het beleid van den oorlog binnen de beide
Provincien , het verleggen en veranderen der garnizoenen
en wat dies meer is , zou staan ter beschikking van MAURITS of HOHENLO met advies der Staten ,
LEYCESTER
zoodat al wat
of de Raad van State dienaangaande binnen
die Provincien zouden willen gedaan hebben ,
zou
dezen
door hen
moeten worden opgedragen aan MAURITS , om door
met
advies
der Staten te werk gesteld te wor-
den ( 105) .
Bij dit besluit werd dus door de Staten van Holland
en Zeeland aan het bestaande staatsrecht gants en al de
bodem ingeslagen ,
zonder op de rechten van Staten Ge-
neraal , LEYCESTER en Raad van State te letten : en groot
was de verwarring , die
hierdoor in het land
geboren
werd (106) .
De gemelde acte van autoriteit , ofschoon de dagteekening van den 6den February voerende , kreeg eerst op den
18den February haar volle beslag , als wanneer zij herzien
en door de Staten van Zeeland geteekend
werd ( 107) .
Ten zelfden dage werd er ook eene instructie voor MAURITS , als Gouverneur van Holland en Zeeland , vastgesteld ,
doch die onbekend is en nimmer in werking schijnt gebracht te wezen ( 108) .
Twee dagen daarna stelde men
eenen nieuwen eed voor de krijgsoversten binnen Holland
vast ,
waarbij
men getrouwheid en gehoorzaamheid
aan
zoo vele personen en Collegien vergde , dat het in oogenblikken van verdeeldheid
moeilijk zou wezen te
weten ,
aan wiens bevelen , men zich houden moest (109) .
En op
den 4den Maart werd besloten de verpachtingen der ge-
VAN LEYCESTER .
33
meene middelen niet meer , zoo als tot nog toe geschied
was , te laten 2 doen op naam van LEYCESTER , maar ' op '
dien van MAURITS (110) .
Allerwege scheen men zich in Holland aan die maatregelen te onderwerpen ; op SONOY echter , die door LEYCESTER tot Gouverneur van het Noorderquartier was aangesteld (111 ) , stuiteden zij af. Buiten twijfel was er iets
verkeerds in , dat , daar MAURITS Gouverneur van gantscht
Holland was , hij
echter niets
had te zeggen over het
Noorderquartier , waarover SONOY onmiddellijk onder LEYCESTER en gants onafhankelijk van MAURITS het bevel voerde.
Dien ten gevolge had dan ook LEYCESTER op de klachte
der Staten
van Holland desaangaande in November 1586
geantwoord , dat hij zich zou gedragen naar hetgeen de
Staten ordonneren zouden hetwelk klaarblijkelijk geenen
anderen zin kon hebben , dan dat de Staten hem hun believen zouden mededeelen en hij dan zijne orders dien
overeenkomstig geven zou. Dan de Staten meenden , dat
zij
daardoor gerechtigd
waren om zelven hunne orders
ten dezen te werk te stellen , en ontboden dus SONOY in
January 1587 bij zich , hem aanmanende commissie van
MAURITS te ontvangen en hem eed te doen.
Hij echter
weigerde zulks om den eed aan LEYCESTER gedaan , bui—
ten wiens last hij geenen nieuwen eed doen mocht ; maar
betuigde niettemin zijne bereidwilligheid om , onverminderd
den door hem gedanen eed , MAURITS in alles te eerbiedigen en te gehoorzamen ,
gelijk
hij
altijd gedaan had .
Onzes inziens was het gelijk ten dezen aan soNOY's zijde ,
daar
de
vraag omtrent de
wettigheid zijner commissie
eigentlijk de wettige macht van LEYCESTER betrof , en het
aan hem
niet stond , dat verschil zonder en tegen LEY-
CESTER uit te maken . Reeds een half jaar lang was hij ,
met kennis van MAURITS en de Staten , in het volle bezit
en de uitoefening zijner commissie geweest , en dus behoorde hij niet persoonlijk in dat bezit gemoeid te wor3
I
34
MAURITS ONDER HET
BESTUUR
den , tot dat hij daarvan door LEYCESTER , die nog als
Gouverneur Generaal erkend werd , ontslagen zou zijn.
Het bleef dan vooreerst bij deze
vernam het verraad
weigering : want men
van STANLEY en YORCK , en SONOY
kreeg alzoo last om terstond naar Noordholland terug te
keeren , en zoo aldaar als in de steden van Gelderland
en Overijssel, die ook door zijn volk bezet waren , orde
te stellen tot verzekerdheid .
Maar terwijl hij aan dezen
last voldeed en in Overijssel was , zochten de Staten en
MAURITS van deze afwezigheid gebruik te maken om het
garnizoen van Medemblik door een ander te doen vervangen , ten einde alzoo SONOY van zijne kracht te berooven.
Listig en onbehoorlijk was deze aanslag , daar toch een
man , als SONOY , aan wien het vaderland zulk eene dure
verplichting had , die hetzelve altijd getrouwelijk gediend
en nimmer eenige blijken van ontrouw gegeven had , op
eene meer waardige en oprechte behandeling aanspraak
mocht maken.
De aanslag mislukte , door dat de Lui-
tenant , die bij afwezen van SONOY binnen Medemblik het
bevel voerde , eenige verandering buiten last zijns Oversten
weigerde toe te laten .
Billijk was deze laatste , toen hij ,
teruggekeerd zijnde , het gebeurde vernam , over dien aanslag verstoord en drukte zijne gevoelens uit in eenen brief
van den 19den Maart 1587 , waarin hij op eene waardige ,
beleefde en onderdanige wijze zijn ongenoegen te kennen
gaf, en herhaalde , dat de eed , door hem aan LEYCESTER
gedaan ,
hem
verbood de nieuwe aangeboden commissie
van MAURITS aan te nemen en den nieuwen gevorderden
eed af te leggen , zonder alvorens door LEYCESTER van den
· vroegeren eed ontslagen te zijn ( 112) . Dan nu
meenden
de Staten
en MAURITS aan
hunne eer verplicht te zijn
op den begonnen weg voort te gaan en eenig geweld te
beproeven .
Onverwachts verschijnt MAURITS met eenige
Gedeputeerden der Staten voor Medemblik. Wat stond nu
SONOY te doen?
Hij kende het genomen besluit om de
VAN LEYCESTER.
35
krijgsoversten , die den nieuwen eed weigeren zouden , van
den dienst te
kwam
verlaten .
Hij
begreep dus , dat MAURITS
om dat besluit jegens hem uit te voeren , en oor-
deelde , zich dit niet te moeten laten welgevallen , zoo lang
hij de middelen had om zich in zijn ambt , waarin hij door
LEYCESTER gesteld was , staande te houden. Er schoot hem
derhalve in dien oogenblik , die eenen spoedigen en korten
raad vorderde , niets anders over , dan om MAURITS te verzoeken buiten Medemblik te blijven , en hem de poorten
voor het hoofd toe te sluiten.
Deze werd dus genoodzaakt
onverrichter zake en zelfs met eenige schande terug te
keeren .
Nu besloot men op nieuw den weg van onderhan-
deling in te slaan .
stukken
(113 ) ,
Men leze de over en weder gewisselde
en men zie ,
hoe onnoozel de Staten en
MAURITS hunne listige aanslagen zochten te vergoelijken en
SONOY om den tuin te leiden ; en daarentegen , hoe mannelijk , openhartig , waardig en beleefd SONOY's antwoorden
• waren , wien de conscientie verbood , buiten LEYCESTER'S
last , eenen nieuwen eed te doen , die voorts , zoo ver hem
zijn eed toestond , toonde den Staten en MAURITS te wille
te zijn , en die er op stond , dat men toch LEYCESTER'S
antwoord wilde afwachten , aan wien hij om naderen last
verzocht had.
Alle middelen nu , om SONOY tot andere
gedachten te brengen , te vergeefs beproefd hebbende , en
geen dadelijk geweld durvende te gebruiken , besloot men
van hem af te houden ,
gelijk hem door de Staten en
MAURITS bij hunne brieven van den 14den en den 15den April
te kennen gegeven werd . Veel mag hiertoe hebben bijgedragen een tot gematigdheid aanmanende brief van Graaf wILLEM LODEWYK aan MAURITS , welke allerbelangrijkst is (114) .
MAURITS was in dit alles verre buiten de palen zijner
macht getreden en had aan het wettige gezag van LEYCESTER
te kort gedaan : doch algemeen wordt het toegestemd , dat
geen persoonlijke haat tegen LEYCESTER bij hem huisvestte ,
maar dat het OLDENBARNEVELD was , die hem , nog een
3*
36
MAURITS ONDER
HET
BESTUUR
jongeling , daartoe aanzette , hem verblindde en zich van hem
bediende om LEYCESTER te weeren en van zijn gezag te berooven.
Duidelijk was , vooral de zaak van achteren beschouwd , OLDENBARNEVELD'S einddoel , om door de verheffing en versterking van MAURITS tegen LEYCESTER , de provinciale souverainiteit der Staten van Holland op te richten ,
en na LEYCESTER's verwijdering , ook MAURITS onder hun
gezag te brengen (115) .
Volgens de acte van autoriteit , aan MAURITS gegeven ,
scheen het dat de Staten van Holland zich geen bestuur
hoegenaamd wilden
aanmatigen , maar
alle bestuur
aan
MAURITS en HOHENLO Overlieten , onder voorwaarde slechts
van hun voorafgaand advies. Dan op den 6den Maart keerden
zij de zaak om en maakten een placaat tegen de doortochten
en
overlasten van krijgsvolk , waarbij zij ,
ofschoon zich
nog geen Souverein noemende , evenwel zeggen hetzelve te
verordenen bij advies van MAURITS en HOHENLO , en voorts
zoodanige uitdrukkingen gebruiken , die den Souverein kenmerken (116) .
Hiermede was dus , op den titel na , de geheele souverainiteit in de handen der Staten van Holland overgegaan .
Rechtens toch mochten de placaten niet dan op naam van LEYCESTER gegeven worden : bij hem was de geheele wetgevende
macht , en de provinciale Staten hadden er geen deel in ,
dan slechts om hun advies te geven. Te recht werd zulks
van wege de Regering van Utrecht beweerd. Dan hierop
antwoordeden de Staten van Holland opden 7den Maart 1587 :
>> Het placaat mocht niet op den naam van Z. Exc. (LEYCESTER)
uitgegeven worden , als niet zijnde generaal
en
te willen disputeren , of de Staten van Holland , (dewelke
de hooge Overigheid en ' t Graafschap van
wedersprekelijk
representeren) ,
zulke
Holland on-
of gelijke
placaten
vermogen te maken , is den geheelen staat van den lande
in controversie te willen stellen , zulks dat wij onnoodig
achten eenig discours
daarvan alhier te maken , en is het-
VAN LEYCESTER .
zelve absurd ,
37
nademaal de Gouverneurs van Holland ook
bij tijde van de
hebben gemaakt , en
Prinsen placaten
Burgemeester en Schepenen van steden maken tot defensie
van hunne steden zelfs keuren en ordonnantien ." Ziedaar
sedert LEYCESTER'S komst de
van Holland , dat
berustte.
maar
eerste verklaring der Staten
bij hen de souverainiteit van Holland
Wel hadden zij zulks ook vroeger verklaard (117) ,
zich
sedert
de
verandering
des
staatsrechts door
LEYCESTER'S komst , daarvan onthouden , integendeel medegewerkt tot de uitdrukkelijke verklaringen der Staten GeneMochten
raal , dat bij dezen de souverainiteit huisvestte.
dus al alle die wederrechtelijke handelingen , welke de Staten van Holland na LEYCESTER'S vertrek onderstaan hadden , met het recht van noodzaak kunnen verdedigd worden ; thands daarentegen
werd
een
geheel verkeerd
valsch beginsel van staatsrecht aangenomen ,
hetwelk alzoo
niet verdedigd kon worden en duidelijk toont ,
hunne geheime bedoelingen in
handelingen gestrekt hadden .
alle die
en
waartoe
wederrechtelijke
Blijkbaar valsch was hunne
redenering , dat , daar de Gouverneurs van Holland ook bij
tijde der Prinsen placaten hadden gemaakt , (die dit toch
slechts gedaan hadden op gezag van den Vorst en op zijnen
naam , ) zij , Staten van Holland , ook placaten mochten maken (118) . Hadden zij , ook overeenkomstig de acte van
autoriteit , het maken der placaten aan MAURITS bij hun advies overgelaten , de redenering zou dan minder verkeerd .
geweest zijn.
Uit deze beweerde provinciale souverainiteit en de handelingen
dien overeenkomstig volgde dan ook van zelf het
voornemen der Hollandsche Staten ,
om MAURITS , die als
Stadhouder van LEYCESTER , even als al de vroegere Stadhouders (119) , steeds boven hen gestaan had , tot hunnen
ambtenaar , hun ondergeschikt , te vernederen .
En dan
mogen wij hieruit opmaken ,
wat men moet denken van
hunne gewaande belangstelling en zorg voor de handhaving
MAURITS ONDER
38
HET
BESTUUR
van MAURITS eer en gezag , als zij op den 7den Maart dezes jaars
aan de Regering van Utrecht schreven :
niet onthouden ,
» Wij willen UEd .
dat de loffelijke officien bij Mijnen Heere
den Prinse van Oranje h. 1. g. der Vereenigde Nederlanden
in ' t generaal en bijzonder den lande van Holland met
Westvriesland en Zeeland in 't particulier bewezen , zoowel
in 't bevorderen en bewegen van de twee geweldige heirtochten ,
zoo in den jare 1568 als in den jare 1572 ge-
daan , en al ' t geen daarna tot Z. Exc. overlijden toe gevolgd is , ons houdt en altijd houden zal verbonden aan
den Huize van Nassau ,
van
achtende dat alle menschen zoo
grooten als kleinen state ons voor ondankbaren met
recht
ingevalle wij
houden zouden ,
Z. Exc. van Nassau
in zijne autoriteit , hem bij ons en de Staten van Zeeland
nopende het Gouvernement en het Capiteinschap Generaal
van den voorz . lande van Holland , Zeeland en Westvriesland en het Admiraalschap van de zee vóór de aankomst van Z. Exc. (LEYCESTER) gedefereerd en bij Z. Exc.
geadvoueerd ,
niet handhielden , maar hetzelve bij parti-
culiere Oversten of Capiteinen lieten occuperen tot nadeel
van der landen gerechtigheden , tot vordering van scheuringen en oneenigheden en vermindering van de autoriteit
van Z. voorz . Exc . van Nassau , en dat wij daarom jegens
alle
particuliere Oversten en
lande en steden
dende ,
Capiteinen , in den voorz .
van zijn Gouvernement garnizoen hou→
denzelven voorgenomen
begeerende dat UEd .
noch in
hebben te
maintineren :
regard van dezelve noch
in regard van andere zaken niet willen gelooven eenige
rapporten ,
die tot
ons
of Z.
voorz. Exc. van Nassau
nadeel zouden mogen worden uitgegeven ; maar zich altijd
verzekerd willen houden , dat Z. voorz . Exc. van Nassau
en wij niet anders
hebben in bedenken , als beneffens de
conservatie van den lande , de eere en respect van H. Maj .
en de behoorlijke autoriteit en obedientie van Z. Exc. met
zulken verstande ,
dat ,
gelijk generalijk de autoriteit van
39
VAN LEYCESTER .
Z. Exc. dient gehandhaafd , wij ook verstaan dat de autoriteit van Z. Exc. van Nassau en andere Gouverneurs van
Provincien jegens de particuliere Oversten en Capiteinen in
hunne Gouvernementen gemaintineerd moet worden ( 120) ."
Waarlijk ,
hunne bezorgdheid voor MAURITS gezag tegen
die bijzondere Oversten , welke onmiddellijk onder LEYCESTER stonden , had geene andere bedoeling , dan om hunne
eigene souverainiteit op te richten , waaronder dan
MAURITS staan zou.
ook
Het hoogste woord aangaande de provinciale souverainiteit er nu eenmaal uitgekomen , diende thands wel zoo
mogelijk gerechtvaardigd te worden . Dit deden de Staten
•
van Holland in April dezes jaars bij een wijdluftig vertoog aan den Engelschen Raadsheer WILCKES , maar welk
vertoog , betrekkelijk dit punt , zich zelf schaamt en een
samenweefsel is van onwaarachtige en valsche stellingen ,
die toen gretig aan den man wilden (121 ) .
toch wordt als iets onwedersprekelijks ,
In hetzelve
tegen alle histo-
rische trouw en waarheid aan , staande gehouden , dat aan
de Graven en Gravinnen , die sedert 800 jaren Holland
en Zeeland geregeerd hadden , de heerschappij en souverainiteit dezer landen door het Collegie der Edelen en Steden ,
als representerende de Staten van den lande , wettelijk is
opgedragen geweest ; dat alzoo de Prinsen , die ooit wettelijk hebben geregeerd , niet alleen hunne regering met
delatie , consent en believen van de landzaten hebben begonnen , maar ook zulks vervolgd , dat alle de leden van
het lichaam ,
waarvan zij tot hoofden gesteld waren , zijn
gebleven ongevioleerd , onverkort en onverminderd ; dat de
landzaten gedeeld
zijnde in tweederlei staten , de Edelen
en de Steden , door de
Steden moeten verstaan worden
de Vroedschapscollegien , wezende personen , die alleen zijn
in eed van de stad en niet van de Prinsen ; en dat bij
deze Staten , gerepresenteerd wordende bij het Staten-Collegie of de afgevaardigden uit de Edelen en Steden , de
HET BESTUUR
MAURITS ONDER
40
souverainiteit is in alle zaken (122) .
Waarlijk , zoo men
al ten dezen aan geene opzettelijke kwade trouw in den
steller van dat vertoog
FRANÇOIS FRANKEN , Pensionaris
van Gouda ,
gantsche
en in het
Staten-Collegie denken
mag , kan men er toch niet van tusschen , om er een
onbegrijpelijk groot gebrek aan historie-kennis in te ontwaren. Thands zou niet licht iemand meer met zulk eene
voorstelling voor den dag durven komen (123) .
De bewering van Holland en Zeeland aangaande de provinciale souverainiteit smaakte ook wel in de overige Prodie , welke meer Leycestersgezind wa-
vincien , zelfs in
ren
en
waarin
men
dus
vermoeden mocht ,
gezag aan de Staten Generaal werd toegekend.
dat
meer
De oor-
zaak was , dat tegen die beide Provincien de overige niet
genoeg opgewassen waren om ze in den band der Unie te
bedwingen ; zoodat , als Holland en Zeeland zich minder
afhankelijk van de Staten Generaal maakten , ook de ove-.
rige minder afhankelijk van
Holland en Zeeland wilden
zijn en dus insgelijks buiten den band der Unie treden
moesten. Wel zochten zij zich te vereenigen en eene
bijzondere vergadering buiten de Staten Generaal te beleggen , om over de opdracht der souverainiteit aan de
•
Koningin van Engeland te handelen ; doch Holland en
Zeeland hielden zulks tegen ( 124) . Van hier , dat men
ten dezen tijde geene verklaring der Staten Generaal tegen die bewering der
integendeel dat
goedgekeurd
kon er de
en
provinciale souverainiteit
men haar ,
aangenomen
Raad van
ofschoon
(125) .
aantreft ,
duisterlijk ,
vindt
Nog veel minder
State iets tegen uitrichten .
Daar
dezelve bij LEYCESTER'S tegenwoordigheid slechts een raadgevend Collegie was en LEYCESTER zich niet altijd naar
den gegeven raad gedroeg , zoo waren vele leden niet zeer
naijverig betrekkelijk zijn gezag
en ook door omstandig-
heden te zeer gehecht aan de Provincien , waaruit zij verkozen waren . Daarenboven slechts voor één jaar benoemd
41
VAN LEYCESTER .
geweest zijnde , was hun diensttijd in het begin van February verstreken : en toen besloten de Staten Generaal ,
slechts voor drie maanden of dezelfde of nieuwe leden te
benoemen met weglating van diegenen , welke meer op de
hand van LEYCESTER waren en wier recht van zitting in
Wat kon er dus van
den Raad men betwistte (126) .
zulk eenen Raad van State ter handhaving van het waarachtige staatsrecht verwacht worden (127) ?
Dan in het begin van July 1587 keerde LEYCESTER hier
te lande terug.
Hierdoor behoorde dus alles tot den vori-
gen stand van zaken te worden teruggebracht ,
ware hij nimmer afwezig geweest : de macht ,
even als
door hem
gedurende zijne afwezigheid aan den Raad van State opgedragen , kwam weder in zijne banden , en de aanleiding ,
die men tot de gepleegde nieuwigheden uit die zoogenaamde kabinetsacte genomen had , verviel thands als van
zelve. Dan , gelijk wij zagen , de Staten , bijzonder die
van Holland en Zeeland , hadden door hunne beweerde
provinciale souverainiteit een nieuw beginsel aangenomen ,
hetwelk ook voornamelijk bij LEYCESTER'S tegenwoordigheid werken moest , en waardoor die geheele onvoorwaardelijke terugkeer tot de vorige orde van zaken bijna onmogelijk geworden was .
Volgens dat beginsel waren de Sta-
ten , ieder in hunne eigene Provincien , de Souverein en
hadden onder zich hunne Stadhouders : maar ter bezorging van sommige punten
zij
van algemeen belang hadden
zich gezamentlijk door de Unie van Utrecht begeven
in een verbond , vertegenwoordigd door de Staten Generaal , en voor die punten was LEYCESTER Gouverneur Generaal , ondergeschikt aan de Staten Generaal.
Dit begin-
sel was zoo lijnrecht strijdig met het vastgestelde staatsrecht , dat er aan geen vergelijk was te denken , maar
Laat ons
het eene voor het andere moest onderdoen .
kortelijk zien ,
zaakt wierden.
welke botsingen
hierdoor voorts
veroor-
MAURITS
42
ONDER
HET
BESTUUR
Vooraf echter moeten wij melding maken van MAURITS
krijgstocht in het begin van July dezes jaars.
De Staten
Generaal namelijk hadden op aandrang van die van Holland een besluit genomen tot verwoesting en afbranding
gereedschappen , gewassen enz .
van alle dorpen , huizen ,
in Braband en daaromtrent zoo dergenen die onder sauvegarde waren , als die onder den vijand lagen.
Dit aller-
ijsselijkst besluit , hetwelk de barbaarschheid der toenmalige
oorlogswijze kenmerkt , werd ter uitvoering opgedragen
aan MAURITS en HOHENLO : en de eerste verklaarde in de
vergadering der Staten , dat hij alle vlijt zou aanwenden
om dat besluit te bewerkstelligen (128) .
Opmerkelijk is de
brief der Staten van Holland op den 24sten Juny dien ten
gevolge geschreven aan den Leidschen Burgemeester PIETER
ADRIAANSZ . VAN DER WERFF , waarbij hem zijne benoeming tot Gedeputeerde te
velde
voor dien tocht werd
bekend gemaakt , en waarin onder anderen gewaagd wordt
van de groote eer ,
zijnen
eersten
tocht
die MAURITS behalen zou , ingeval op
en
exploit de voorz. dienst gedaan
en uitgerecht mocht worden ; terwijl er wordt bijgevoegd ,
dat dat exploit niet boven de tien of twaalf dagen duren
zou
(129) .
Het schijnt dus , dat , daar men dezen tocht
den eersten van MAURITS noemt , men dien des vorigen jaars
naar Axel , als minder onder het beleid van MAURITS dan
van
SIDNEY bewerkstelligd ,
heeft aangemerkt.
Hoe dit
zij , getrouw aan den last , viel MAURITS met HOHENLO
terwijl PARMA Sluis belegerde , aan de zijde van ' s Hertogenbosch in Braband , brandende en plunderende wel tusschen de 30 en 40 dorpen en gehuchten in de Langstraat,
Peel en elders , innemende het Huis te Loon , Boxtel , Eindhoven , Helmond , dezelve beschietende , beroovende en verwoestende en alzoo eenen grooten schrik alom te weeg brengende.
PARMA echter liet zich van Sluis niet aftrekken ,
maar zond een sterk leger naar Braband , hetwelk MAURITS ,
die zijnen last verricht had , tot den terugtocht bewoog (130) .
VAN LEYCESTER.
:
43
LEYCESTER , teruggekeerd , vond niet dadelijk van wege
de Staten die ondersteuning en medewerking ,
ter verdediging des lands noodig had .
welke hij
Dit deed hem ern-
stig bedacht zijn om het land weder te verlaten .
Even
als bij eene gelijke houding van WILLEM I , baarde zulks
de grootste bekommering bij de Staten Generaal , die hem
bij een alleronderdanigst vertoog van dat voornemen zochten af te brengen (131 ) .
Hetzelve toont , dat die souvereine Heeren niet konden ontkennen , dat hun Gouverneur
Generaal boven hen stond . Maar LEYCESTER vorderde ook
te recht eene volkomene voldoening voor alle die aantijgingen , waarmede men zijn bestuur bij de Koningin en
bij het algemeen had zoeken zwart te maken . Ook deze
voldoening gaven de Staten Generaal
den 15den Augustus (132) .
bij
eene acte van
Daarin wel doen zij het voor-
komen , als of LEYCESTER slechts door hunne al te scherpe
remonstrantien , en niet door hunne daden en eigendunkelijke veranderingen in het staatsrecht beleedigd was ; maar ,
na hun recht tot het indienen dier remonstrantien betoogd
te hebben , verzoeken zij verschooning , voor
daarin de palen van behoorlijk respect
zoo ver zij
mochten zijn te
buiten gegaan , zich grondende op de droevige tijdsomstandigheden , welke zelfs de standvastigste Keizers of Monarchen
der wereld hadden kunnen ontstellen en verbijsteren ; zij
verzoeken hem voorts ,
om volgens zijne groote wijsheid
de zaken te laten doorgaan en alle gerezene misverstanden
aan de eene en de andere zijde in eene eeuwige vergetelheid
te begraven ; verklarende tevens nooit den wil of intentie
gehad te hebben om iets te doen tot nadeel of vermindering
van zijne eer en autoriteit hem opgedragen ; protesterende
heiliglijk voor God en de wereld ,
dat zij hem eene ware
en oprechte liefde toedragen , hem willen eeren , respecteren en gehoorzamen ,
als dat behoort volgens zijne autori-
teit als Gouverneur Generaal ; hebbende zij een vast vertrouwen op zijne deugd , wijsheid , goedheid en ervarenheid ,
44
MAURITS
ONDER
HET BESTUUR
hem belovende te assisteren in het beleid der zaken met
al hetgeen hun mogelijk wezen zal
zij verzoeken hem
slechts een goed vertrouwen te willen hebben op , en
goede correspondentie houden
met hen ,
tien of twaalf personen , maar
als zijnde niet
de Ridderschap ,
en Raadslieden of Vroedschappen
Edelen
van alle de steden der
Vereenigde Provincien , welke Staten gerepresenteerd worden door hunne Gedeputeerden ter vergadering der Staten
Generaal .
Deze acte is opmerkelijk .
Want hoezeer er geen
betoog over de souverainiteit en de onderlinge verhouding
der verschillende staatsmachten in voorkomt , zoo berust
zij echter duidelijk op de juiste beginselen des staatsrechts ,
zoo als het bij de opdracht van het Gouvernement Generaal aan LEYCESTER was vastgesteld .
Die souvereine Heeren ,
de Staten
Generaal ,
(en
onder hen
worden uit-
drukkelijk Holland , Zeeland en Vriesland genoemd) , laten
zelfs zich niets voorstaan op den blooten titel van Souverein , maar
erkennen hunne onderdanigheid aan den Gou-
•
verneur Generaal ;
zij schrijven zich geene macht hoege-
naamd toe , maar verlangen slechts goede onderlinge correspondentie en het recht om de belangen des lands aan
LEYCESTER Voor te dragen ; zelfs wordt er van de rechten
der bijzondere Staten met geen enkel woord in gesproken : het is alsof de ingezetenen , hetzij gezamentlijk hetzij
gedeeltelijk , geene andere vertegenwoordigers hebben dan het
Collegie der Staten Generaal .
Op denzelfden dag schreven
zij ook eenen allerootmoedigsten brief van gelijken zin aan
de Koningin (133) .
alstoen
En
insgelijks schijnt zich MAURITS
met LEYCESTER verzoend te hebben ( 134) .
Beide
de Koningin en LEYCESTER hielden zich met dit een en
ander volkomen voldaan : de Staten Generaal , zeer verblijd
zijnde ,
schreven het over aan de provinciale Staten ; en
LEYCESTER ,
ten
blijke van
} zijnen goeden wil , gaf een
strooiën en verspreiden van alle
placaat uit , waarbij het
lasterlijke gezegden en • geschriften tegen de Koningin , de
00
VAN LEYCESTER .
Engelsche natie ,
de Staten Generaal
45
en Provinciaal ,
de
Regeringen van steden en plaatsen verboden werd (135) .
Hiermede scheen dus alles , ook in Holland en Zeeland ,
op den ouden voet teruggebracht ; LEYCESTER stond weder
aan het hoofd van het gantsche bewind : de provinciale
Stadhouders , bijzonder ook MAURITS ,
waren weder zijne
ondergeschikte ambtenaren , dienende op de commissien van
hem
ontvangen ; zij stonden dus ook boven de Staten ,
gelijk LEYCESTER ze ook in het zoo even gemelde placaat
vóór de Staten had opgenoemd ; en de Staten 't zij Generaal 't zij Provinciaal hadden volstrekt geene macht meer ,
maar vertegenwoordigden slechts de ingezetenen des lands.
De acte van autoriteit , aan MAURITS na LEYCESTER'S vertrek
door de Staten van Holland en Zeeland gegeven , was dus
ook van zelve vervallen met al hetgeen er sedert opgebouwd was .
En echter , niettegenstaande dit alles , bleven de Staten
van Holland op hun vroeger aanbeeld voortslaan en deden
den jongen MAURITS daarin medewerken .
Dit toonden zij
al aanstonds , toen zij niet wilden , dat MAURITS volgens
LEYCESTER'S last den door dezen benoemden Gouverneur
van Zevenbergen aldaar zou invoeren : zij kenden toch , zeiden
zij , maar éénen Gouverneur , namelijk MAURITS (136) .
Op
allerlei wijzen werd aan LEYCESTER de voet dwars gezet
en MAURITS steeds gebruikt om hem tegen te werken .
Deze was hem echter niet persoonlijk vijandig .
Al dadelijk
na LEYCESTER's terugkomst was hij tot de orde en binnen
de palen zijner commissie , van LEYCESTER ontvangen ,
ruggekeerd.
Ook scheen zich deze van MAURITS goede ge-
zindheid verzekerd te houden .
Immers kort na zijne te-
rugkomst werd ter Hollandsche Statenvergadering verslag
gedaan van eene verklaring van LEYCESTER , dat er eenigen in de Staten van Holland waren , die hem geen
goed , hart toedroegen , ja dat hij ook wel wist , dat
Z. Exc. van Nassau met Graaf WILLEM van Nassau ,
46
MAURITS
ONDER
HET
BESTUUR
HOHENLO , MEURS en anderen eene * ligue tegen hem gemaakt
hadden ,
doch dat het den jongen
Nassau niet was te wijten (137) .
Heere MAURITS van
Ook had MAURITS van
zijne goede gezindheid een blijk gegeven , door alles aan
te wenden om HOHENLO met LEYCESTER te verzoenen , ofschoon te vergeefs (138) .
Eindelijk
brak
het
geschil
weder
opentlijk
uit door
een vertoog der Staten van Holland van den 30sten Augustus
(139) .
Daarin verklaren zij onder
anderen , dat de
Ridderschap , Edelen en Steden van Holland en Westoriesland altijd verstaan hebben en alsnog verstaan , dat bij gebreke van eenen Prins der voorz. landen , de souverainiteit derzelven aan hen wederkeert , en dat overzulks na het
verlaten van den Koning van Spanje alle acten van souverainiteit bij de
geëxerceerd ,
Staten van dezelve landen wettelijk zijn
in voege dat
zij in die
qualiteit ook met
verscheidene Prinsen en Potentaten en namelijk met H.
Maj . van Engeland , benevens de andere Provincien , hebben
getracteerd en aan LEYCESTER de autoriteit als Gouverneur
en Capitein Generaal van de Vereenigde Nederlanden geconfereerd ; zij verklaren wijders , dat er op den naam van
LEYCESTER veel gedaan is , hetwelk niet toekomt aan den
Gouverneur Generaal , maar aan den Souverein zelven ; dat
de Staten , de Gouverneur , Officiers en Justitiers van deze
landen nooit bij eede verplicht of verbonden zijn geweest
aan de Gouverneurs Generaal (140) ; maar dat zij desniettemin zich met hunnen Gouverneur , Officieren en Justitieren
aan LEYCESTER verbonden houden , om hem in het wettig
gebruik van de geconfereerde autoriteit als Gouverneur en
Capitein Generaal te gehoorzamen en die autoriteit te helpen maintineren , zoo lang LEYCESTER haar wettig gebruiken
zou ; zonder nochtans zich daarmede nopens de souverainiteit
der landen eenigzins te willen prejudicieren ; en dat dienvolgende ter dispositie van de Staten Generaal en van de
Staten der Provincien in het particulier (boven de autoriteit
VAN LEYCESTER .
47
hun in deze landen van alle oude tijden en namelijk van
Keizer KAREL gecompeteerd hebbende) , zal blijven de dispositie van de zaken ,
die Keizer KAREL aan de Hertogin
MARGARETA , de Koningin MARIA , den Hertog van Savoye
en andere Gouverneurs Generaal van de Nederlanden niet
heeft bevolen , maar aan zich zelven gereserveerd , uitgenomen hetgeen bij het tractaat met de Koningin veranderd
is , alzoo de Staten zich daaraan verbonden houden : zij
willen ,
dat alle zaken , die bij tijde van Keizer KAREL ter
dispositie van de Gouverneurs Generaal gestaan hebben ,
staan zullen ter dispositie van LEYCESTER en den Raad van
State , behoudens dat in het doen van de depechen derzelve
gevolgd zal worden de instructie daarop gemaakt en nog
te maken ; en willen tevens , dat hetgeen op den naam van
Keizer KAREL placht gedecreteerd en uitgegeven te worden ,
zal geschieden op den naam , zegel , contrazegel en cachet
van de Staten Generaal , ingeval die depechen de Provincien
in 't gemeen aangaan , en op den naam , zegel , contrazegel
en cachet van de Staten van Holland en . Westvriesland,
ingeval zij dezelve Provincie in ' t particulier aangaan ; voorts
verlangen zij , dat alle Gouverneurs van de particuliere Provincien , generale
en particuliere Oversten en andere Offi-
ciers en krijgsvolk bij eede verplicht en verbonden zullen
worden aan de Vereenigde Landen in ' t generaal , aan
LEYCESTER als Gouverneur Generaal , en aan de Provincien ,
Steden en Leden van dien , waarin zij zullen gebruikt worden , in ' t particulier gehouw en getrouw te wezen ; en
dat voorts alle dezelven aan LEYCESTER als Gouverneur
Generaal , en de Oversten , Ritmeesteren , Capiteinen , Officiers en soldaten aan de Gouverneurs der Provincien , waarin
zij gebruikt zullen worden , hunne Luitenanten en de Oversten , Capiteinen en Bevelhebberen , over hen gesteld en te
stellen , den eed zullen doen van gehoorzaamheid ; eindelijk
kennen zij aan LEYCESTER toe de absolute macht in 't stuk
van oorlog te water en te lande , maar willen niet , dat
MAURITS
48
ONDER
BESTUUR
HET
hij meer krijgsvolk zal aannemen dan uit den Engelschen
onderstand en de contributien der landen kan betaald
worden ; en verzoeken hem de zaken van den oorlog te
water te doen beleiden door MAURITS als Admiraal , en het
verleggen der garnizoenen te doen bewerkstelligen door de
Gouverneurs der respective Provincien .
Zoo stelselmatig als thands hadden de Staten van Holland hun vermeend staatsrecht nog niet voorgedragen .
Uit
het vroeger betoogde blijkt , op welke valsche gronden
hetzelve berustte .
Het had tot beginsel eene verdeeling
der souverainiteitsrechten tusschen de Staten Generaal en
Provinciaal en Gouverneur Generaal en Gouverneurs der
afzonderlijke Provincien : maar die verdeeling was uit den
aard der zaak zoo
onbestemd
en
onzeker ,
dat er
niet
alleen het bestuur van LEYCESTER door verlamd , maar hij
ook , als bekleed met de macht van Ruwaard , ten eenen
male afhankelijk moest worden van de onderdanen , over
Geen wonder dus , dat LEYwie hij te gebieden had.
CESTER
zich over dat vertoog ten uiterste ergerde ( 141 ) .
Zijn antwoord was dan ook weigerend.
Hij verklaarde
over de autoriteit der Staten niet te willen disputeren ;
maar terwijl hij nooit meerder autoriteit gepretendeerd had ,
dan hem door de Staten Generaal was opgedragen , ook
te begeeren ,
de
palen
possessie
dat die autoriteit hem geheel bleve volgens
van het Engelsche tractaat ,
en de
waarin de Staten hem gesteld hadden ,
of limiten
zonder
daarin te willen gedogen eenige derogatie , diminutie of
restrictie ; ook geene verandering te willen toelaten in de
intitulatie of het zegel , dat hij gewoonlijk gebruikte , als
doende
zulks met deliberatie of berading en expres con-
sent der Staten Generaal , en zoo als zijne laatste voorgangers in het Gouvernement Generaal gebruikt hadden :
ook verklaarde hij zich tegen den voorgestelden eed van
het krijgsvolk , als wezende een nieuw en dangereus ding
ten
aanzien
der menigte
van
eeden ,
die voortbrengen
49
VAN LEYCESTER .
confusie en verachting : terwijl hij ook het wegnemen en
veranderen
garnizoenen
der
behield ( 142) .
aan zijn
eigen
goeddunken
Hoe gematigd dit antwoord ook ware en
overeenkomstig met het vastgestelde staatsrecht , sprak het
echter van zelf , dat de Staten van Holland er naar hunne
aangenomen beginselen geen genoegen mede nemen konden .
Volgens hen , nam zich LEYCESTER daarbij meerder
gezag aan , dan hem door de Staten Generaal was opgedragen ,
en dat onder deksel van voorgaande possessie :
doch zij besloten slechts de zwarigheden , in dat antwoord
bevonden , aan te teekenen op hunne acte van consent in
de aangevraagde gelden ( 143).
De botsing tusschen LEYCESTER en de Staten van Holland verergerde nu gaande weg.
tijde
Of de eerste ten dezen
het plan gehad hebbe , om MAURITS , OLDENBARNE-
VELD en eenige
andere leden der Staten beimelijk op te.
lichten en naar Engeland te vervoeren , is wel niet bewezen , maar toch gants niet onmogelijk , daar OLDENBARNEVELD de ziel , MAURITS het voornaamste werktuig was
van al den tegenstand , dien hij ondervond , en die door
hunne verwijdering alle kracht verliezen zou. Althands
een bericht van dusdanigen aanslag werd onverwachts in
den nacht aan OLDENBARNEVELD gebracht , die terstond
MAURITS deed
waarschuwen ;
en beide door onmiddellijk
naar elders te vertrekken en op hunne hoede te wezen ,
verijdelden het gantsche voornemen (144) .
Intusschen besloot LEYCESTER zich aan den eigentlijken
Souverein des lands , zoo hij zeide, te vervoegen , dat is , aan de
Gemeente , waarvan de leden der Staten-vergadering niet dan
afgezondene lasthebbers waren (145) .
dezelfde
bewering ,
welke vroeger
Hij volgde daarin
door den Engelschen
Raadsheer WILCKES was gevoerd geworden (146) , en verstond alzoo door de Gemeente , niet het gemeene volk of
den gemeenen man (147) , maar buiten kijf de lichamen of
corporatien der Edelen , stedelijke Vroedschappen , Schut4
I
50
MAURITS
ONDER
HET
BESTUUR
terijen , Gilden , welke of onmiddellijk of bij trappen hunne
gemachtigden ter Staten-vergadering afzonden (148) . En
zulks te recht. Want hoezeer die gemachtigden gewoonlijk zich de Staten noemden en genoemd werden , waren
zij toch slechts representerende de Staten en aan dezer last
gebonden , zoodat zij zich geene rechten mochten toekennen
of eenige daden uitoefenen , dan voor zoo ver zij daartoe
behoorlijk door de eigentlijke Staten zelven gemachtigd waren. Daar zij nu dikwijls op grond eener algemeene volmacht voor zaken van minder belang , eigendunkelijk ook
in zaken van meerder belang zonder eenigen last te werk
gingen of althands konden gaan , en dan door verkeerde
verslaggevingen als anderszins de goedkeuring hunner afzenders verkrijgen , zoo handelde LEYCESTER Ook wijsselijk
door zich ter handhaving van zijn gezag tegen de StatenCollegien , ommiddellijk tot de eigentlijke Staten zelven
te wenden. Dit deed hij dan in een vertoog van den
6den September , hetwelk hij aan de Staten Generaal , aan
die der Provincien , aan de stedelijke Regeringen en Corporatien en aan de Hoven van Justitie toezond
Te recht beklaagde hij zich daarin over het
(149) .
Hollandsche
vertoog van den 30sten Augustus , als bevattende nieuwigheden aangaande de souverainiteit of opperste macht van
den lande
tot limitatie
en verkleining
zijner autoriteit ,
geheel en al strijdig met de acte , waarbij hem het Gouvernement Generaal was opgedragen , en met de brieven van
voldoening , welke men hem na zijne wederkomst gegeven
had .
En in den begeleidenden brief beklaagt hij zich te-
vens , dat , terwijl hij sedert zijne terugkomst alle naarstig•
heid gedaan had om van de Staten Generaal behoorlijke
resolutie te erlangen in hetgeen het Gouvernement en de
behoudenis des lands betrof , waarin hem die Staten beloofd
hadden zich te zullen bevlijtigen , nochtans zekere Gedeputeerden van Holland na veel
vergadering der
uitstels , zonder zich in de
Staten Generaal te presenteren of hunne
51
VAN LEYCESTER.
resolutie in te brengen , hem waren komen voordragen punten en artikelen , verre verscheiden van de voorgaande beloftenis en van den schuldigen plicht , waarin zij ten aanzien
van het algemeen verbond gehouden waren (150) .
verschillende antwoorden
Op dit vertoog werden hem
gegeven , waarvan wij kortelijk tot verstand van het toenmalige staatsrecht gewagen moeten . De Hoven van justitie
wilden zich eerst buiten alle antwoord houden , dewijl het
vertoog slechts liep over zaken , die de Staten betroffen en
waarover geene rechterlijke ambtenaren iets te zeggen hadden : doch eindelijk besloten zij tot een antwoord , waarin
zij zich wel van den gantschen twist over het staatsrecht
onthielden , maar voor het overige de Hollandsche Staten
gants niet vleiden en LEYCESTER zeer aan de hand gingen :
alleenlijk verklaarden zij dien twist met droefheid te hebben
verstaan , en door hunne afgevaardigden de Staten daaromtrent reeds te hebben vermaand en nog verder te willen
trachten hen behoorlijk te onderrichten (151 ) .
De Staten
van Gelderland antwoordeden zeer onderdanig , en verklaarden , dat naar hun gevoelen alle ingezetenen der Vereenigde
Provincien , van welken stand ook ,
aan LEXCESTER
zonder onderscheid ,
allen eerbied en gehoorzaamheid moesten
bewijzen en hem de ingewilligde en beloofde contributien
in handen stellen , opdat hij met toedoen van den Raad van
State daarop zoude beschikken , als de nood en welvaart des
Even onderdanig en van ge-
lands vereischen zou (152) .
lijken inhoud was het antwoord der Staten van Utrecht ,
die zelfs verklaarden het gezag van LEYCESTER , zoo noodig ,
te willen vermeerderen (153) .
schillend ,
(154) .
antwoorden
Dordrecht ,
In Holland dacht men ver-
of men staatsgewijs dan wel afzonderlijk zou
Dit
laatste
verkoos onder anderen
welke stad in haar antwoord te kennen gaf,
LEYCESTER Volkomen gelijk te geven , en al hetgeen ter
vermindering
zijner
macht
geschied
was ,
ook voorna-
melijk het Hollandsche vertoog van den 30sten Augustus
4*
52
MAURITS ONDER
af te keuren , doch tegen al
aard hunner
HET
BESTUUR
hetwelk zij zich , om den
Republiek , waarin men bij meerderheid be-
sloot , niet had kunnen verzetten (155) .
gelijktijdigen brief aan
Regering dier
len ( 156) .
de
Staten
van
Dan in eenen
Holland gaf de
stad nadere ontwikkeling van haar gevoe-
Alleropmerkelijkst en zeer scherp is deze brief ,
waarin de gantsche houding der Staten tegen LEYCESTER
wordt afgekeurd .
Wat is het noodig , vraagt die Rege-
ring , om tot walgens toe van de autoriteit der Staten en
hun recht tot de souverainiteit te spreken , daar LEYCESTER verklaard heeft daarover geenszins te willen twisten ,
maar slechts de handhaving van zijn gezag te begeeren
zonder eenige vermindering ?
Voorts verklaart
zij
zich
tegen den door de Staten voorgestelden nieuwen eed voor
het krijgsvolk , en verlangt zij , dạt men zal blijven bij
den eed , in de instructie voor den Raad van State vastgesteld , volgens welken het krijgsvolk moest zweren getrouwheid aan den lande (dat is , aan de Staten Generaal)
en gehoorzaamheid aan LEYCESTER als Gouverneur Generaal ( 157) .
Evenwel eenigzins toegevende , zoo het schijnt ,
aan der Staten verlangen , dat ook aan de bijzondere Staten en de provinciale Gouverneurs eed gedaan zou worden ,
verklaart zij
zich verder
tegen de ongerijmdheid ,
om dien eed ook tot de steden in het, bijzonder uit te
strekken.
>> Nademaal (vraagt zij )
dat den
Staten van
de Provincien , die ten deele bestaan uit de steden van
dien ,
nu competeert de souverainiteit van den lande , is
het niet genoeg , dat het krijgsvolk zweert den Staten en
Gouverneur Generaal van den lande en den Gouverneurs
der Provincien gehouw en getrouw te zijn ,
--- zonder
daarin ook te trekken de steden in 't particulier , ten
ware dat
men wilde sustineren , dat ook elke stad het
recht van de souverainiteit binnen de muren en poorten der
stad ware competerende ?
Of heeft men ooit gezien ,
dat bij tijde van Keizer KAREL het krijgsvolk eed gedaan
53
VAN LEYCESTER .
heeft aan de particuliere steden of aan de Stadhouders
van de Provincien of hunnen Luitenant ? Welken Stadhouder het krijgsvolk
van de
Provincie schuldig is ge-
weest te gehoorzamen , niet ten opzien van eenigen eed ,
dien zij zouden gedaan hebben aan dezelve Stadhouders ,
maar uit kracht van den eed , dien zij aan den Souverein hadden gedaan ,
en ten respecte van de commissie
der
Stadhouders , waarbij het krijgsvolk en allen anderen
wel
scherpelijk bij den Souverein belast wordt , de Stad-
houders voor zulks te respecteren en hunne geboden en
bevelen van ' s Keizers of des Souvereins wege na te komen en te gehoorzamen : derwelker Stadhouders autoriteit
binnen hunne . Provincien wij niet gelooven ooit zoo absoluut geweest te zijn , dat de Gouverneurs Generaal
over alle de Provincien niet zouden hebben mogen eenige
verandering doen van de garnizoenen binnen de Provincien , zonder consent of aveu van de Stadhouders .
temin deze questie is
anderen van de
aan
Niet-
noodeloos , aangezien dat het ver-
garnizoenen
Z. Exc. (LEYCESTER)
de krijgszaken aangaat en
absolute
macht en autoriteit
in krijgszaken gegeven is , zonder eenige exceptie , limitatie of restrictie ."
Wij
zien dus , dat , hoe onbestemd
de stad Dordrecht ook spreken mocht nopens de souverainiteit , zij echter blijkbaar genoeg de ware beginselen van
het staatsrecht , door LEYCESTER verdedigd , voorstond.
Maar gants anders was het antwoord , hetwelk door het
Hollandsche Staten-Collegie werd overgeleverd . Hetzelve
bestond in drie verschillende stukken , allen van den 16den October , namelijk het antwoord zelf , eene nadere verdediging
van hun vertoog van den 30sten Augustus , en eene korte vertooning van het
aloude recht van de Ridderschap , Edelen.
en Steden van Holland en Westvriesland (158)
Het eerste
stuk is zeer onderdanig gesteld , als betamende een Collegie ,
representerende de onderdanen en sprekende tot den over
hen gestelden Gouverneur Generaal .
Daarin wordt met
54
MAURITS ONDER HET
BESTUUR
geen woord hoegenaamd van de souverainiteit zelve gesproken , maar slechts geklaagd over de verkorting van MAURITS
gezag tegen het oude gebruik en de privilegien des lands ,
en verder aangedrongen op eene volledige onderscheiding
der verschillende ambten van den Gouverneur Generaal ,
van de Staten Generaal , van die der Provincien en van
de provinciale Gouverneurs.
Met recht kan men hiertegen
aanmerken , dat ja het gezag van MAURITS verminderd was ,
omdat hij vóór LEYCESTER'S komst geenen Gouverneur Generaal naar de oogen behoefde te zien ; maar tevens dat
dat oude gebruik en recht niet meer in wezen was , sedert
aan LEYCESTER eene macht was opgedragen boven de provinciale Gouverneurs ,
die hem moesten gehoorzamen en
zijne orders opvolgen (159) . Het tweede stuk , als zijnde
eene nadere verdediging van het vertoog van den 30sten Augustus , ging , als van zelf spreekt , veel verder , of liever ,
het liet zich bestemder uit over de souverainiteit des lands
en het gezag van LEYCESTER ; maar speelde tevens met
het woord Staten en zocht hetgeen van de Staten Generaal waar was , ook op de Staten van iedere Provincie in
het bijzonder over te brengen , zonder te willen begrijpen ,
dat aan de provinciale Staten geen macht of titel hoegenaamd van souverainiteit toekwam , en dat de Staten Generaal , door de aanneming van LEYCESTER , er slechts den
blooten titel van behouden hadden , zoodat dus LEYCESTER ,
als Gouverneur Generaal ,
geenen Souverein , met macht
bekleed, boven zich hebbende , mitsdien op de gantsche uitoefening der souverainiteitsrechten aanspraak maken mocht.
Het derde stuk was uit den aard der zaak het sterkste ,
maar kwam , voor zoo ver het de souverainiteit betrof ,
bijna woordelijk overeen met het vertoog , hetwelk men
in April dezes jaars aan den Engelschen Raadsheer WILCKES had overhandigd
(160) ,
met uitlating
slechts van
enkele iets meer stootende , hoezeer opmerkelijke uitdrukkingen (161 ) .
VAN LEYCESTER .
Dan het bleef niet
55
slechts bij woorden en vertoogen ;
metterdaad hadden zich de
Staten en de
hunnen reeds
zoo veel gezag aangematigd en zoo veel invloed gekregen ,
dat aan LEYCESTER niet meer dan een ijdele titel en schaduw van macht gelaten was .
Hij gevoelde dit zelf, toen
hij zich aan den Raad van State beklaagde vernomen te
hebben , dat de Graaf van Hohenlo patenten uitgaf zonder
zijn voorweten , en dat dezelve eenig krijgsvolk had verzameld om de Engelschen uit sommige plaatsen te verjagen .
Hij wilde mitsdien , dat de Raad aan alle Colonellen , Capiteinen , Officieren en krijgsvolk bevelen zou HOHENlo te
verlaten ,
van alle bijzondere verbonden af te zien en zich
.
te houden aan den eed , dien zij hem als Gouverneur Generaal gedaan hadden , op straffe van meineedigheid , daar
hij anderszins gedrongen zou zijn volgens zijne autoriteit
zelf daarin te voorzien ; protesterende van alle verder kwaad ,
dat daaruit zou mogen volgen : want hij zag , zeide hij ,
dat zijne overgroote patientie
nergens anders toe diende
dan om de boozen in hunne boosheid te sterken en het
land in de uiterste ellenden te brengen (162) .
Wij zien
dus , hoe LEYCESTER zelf zich genoodzaakt zag zich te werpen in de armen van den Raad van State , welke echter
niet meer was dan een adviserend Collegie , zonder eenige
machtsoefening .
Maar ook de Staten van Holland stoorden zich volstrekt
niet meer aan LEYCESTER'S gezag .
In October dezes jaars
ontdekten zij eenen aanslag van eenige inwoners van Leiden ,
om aldaar het gezag van LEYCESTER te herstellen door de
verandering der stedelijke regering , die zeer Staten -gezind
was.
Terstond beschouwden de Staten dezen aanslag als
eene misdaad van gekwetste majesteit .
Eenigen der hoofd-
beleiders , terwijl de overigen gevlucht waren , werden gevat
en bij vonnisse van het Gerecht van Leiden , ten overstaan
van MAURITS als Stadhouder en eenige Gecommitteerden uit
de Staten van Holland , met den zwaarde gerecht
waarop
56
MAURITS ONDER HET BESTUUR
MAURITS bij advies van de Staten brieven van vergiffenis
uitgaf voor alle de
overigen , eenigen nochtans uitgezon-
derd , welke aan dien aanslag medeplichtig geweest waren .
En dit deed men , niettegenstaande aan LEYCESTER buiten
kijf het beleid der justitie toekwam ; niettegenstaande hij
en de Raad van State den voortgang dier rechtsoefening
verboden hadden ;
niettegenstaande MAURITS stond onder
LEYCESTER en dus geen het minste recht had om in eene
zoo erge misdaad van gekwetste majesteit , als waarover de
beschuldiging liep , buiten LEYCESTER pardon te verleenen.
Dan wat dit laatste betreft , de Staten rekenden , dat , daar
MAURITS reeds vóór LEYCESTER's komst Stadhouder geworden was op commissie en instructie , en LEYCESTER geen
het minste recht gehad had om MAURITS gezag te verminderen , mitsdien deze overeenkomstig het recht , hem bij die
instructie zoo uitdrukkelijk gegeven , dat pardon verleenen
mocht (163) .
MAURITS medewerking ten dezen kunnen
wij geenszins goedkeuren ; maar er zijn toch gegronde redenen om te denken , dat hij meer werktuig dan hoofddader geweest is.
Ook kon men waarlijk van den jongen
Vorst , die door OLDENBARNEVELD en de Staten zoo gevleid
en in de hoogte getild werd , zonder hunne listige eindoogmerken te doorzien , in de toenmalige omstandigheden ,
waarin hij zich voor LEYCESTER moest hoeden , geene andere handelwijs verwachten.
geene
Aan LEYCESTER toch had hij
groote verplichting ; wel daarentegen aan OLDEN-
BARNEVELD en de Staten : wat wonder dus , dat hij , als
Stadhouder niet langer mogende stil zitten , maar zich
daadwerkelijk in dien strijd voor de eene of andere partij
moetende verklaren , opentlijk de zijde der Staten koos en
door zijn gezag hunne maatregelen tegen LEYCESTER begunstigde (164) ?
Ook de Staten van Vriesland gingen met blijkbare me-
dewerking althands goedkeuring van die van Holland , op
eene dergelijke revolutionaire wijze te werk. De President van
VAN LEYCESTER .
57
藤
het
Hof
aldaar meende , (en dit niet ten onrechte) , fdat ,
daar het gantsche staatsrecht des lands door de aanneming
van LEYCESTER als Gouverneur Generaal hersteld was op
den voet als ten tijde van Keizer KAREL , hij mitsdien ook
op de toenmalige rechten van den President van het Hof
mocht aanspraak maken en dezelve uitoefenen , zoodat dus
's lands Staten , even als toenmaals , onder hem stonden .
Dan dit wilden dezen niet dulden.
Zijne gehechtheid aan
LEYCESTER ,
Staten van
zijne beschrijving der
Vriesland
op last van LEYCESTER volgens eene andere dan de gewone
wijze , zijn verzoek en aanhouden , dat LEYCESTER zelf in
Vriesland wilde komen om de aangenomen orde van zaken te herstellen , deden de Staten , als waren zij Souverein , besluiten om den President af te zetten en LEYCESTER
te verzoeken buiten hunne Provincie te blijven (165) .
Alle deze tegenkantingen maakten LEYCESTER eindelijk
wars van de regering en veroorzaakten zijne terugroeping
naar Engeland , waarhenen hij in het midden van December vertrok. Vooraf echter gaf hij nog bij eene missive
van den 6den December aan de Staten Generaal eene zeer
gematigde en deftige verdediging van zijn bestuur , waarin
hij , verklarende niet te willen ophalen , hoe het met de
zaken in zijne afwezigheid was toegegaan , ten einde anderen niet afkeerig te maken om hun hierna dienst te doen ,
zegt , dat , na zijne terugkomst , niettegenstaande de reconciliatie , te Middelburg gepretendeerd en te Dordrecht verbroken , hem in den Haag de autoriteit met de eene hand
was gegeven en met de andere door zekere instructien
gelimiteerd , of, om beter te zeggen , geheellijk benomen ,
als of gijl. (zegt hij) uit éénen mond koud en heet bliest ,
en in uwe handen water en vuur droegt (166) .
Had LEYCESTER bij zijn vorig vertrek al zijn gezag van
Gouverneur Generaal der Vereenigde Nederlanden in handen
van den Raad van State gesteld om het bij zijne terugkomst zelf weder in handen te kunnen nemen ; nu echter ,
58
ONDER HET
MAURITS
daar hij wel voorzien kon
maar
door de Koningin
niet
BESTUUR
terug te zullen komen
ontslagen
worden ,
stelde
hij
gedurende zijn afwezen ' s lands regering op den voet van
het Engelsche verdrag , zoo als zij dien ten gevolge bestond vóór zijne aanvaarding van het Gouvernement Generaal. Dit schreef hij aan de Staten Generaal bij eenen
brief van den 26sten November : » Alzoo ik bevinde uit
het tractaat met H.
Maj .
gemaakt ,
dat de
Luitenant ,
bij haar gecommitteerd , met den Raad van State zullen
hebben de bediening van de grootste en importantste
zaken van den staat en van den oorlog , heb ik goedgevonden , dat deze autoriteit gedurende mijn afwezen blijven zal bij den voorz. Raad van State volgens de termen
van het voorz . tractaat ; en zullen de depêches geteekend
worden van de
zullen
principale hoofden , die daar
presideren
en dit totdat daarin anders voorzien zal zijn bij
H. Maj.
En om de Engelsche forcen te regeren , heeft
H. Maj . gecommitteerd en gecontinueerd den Baron VAN
WILLUGBY." (167) .
Dien ten gevolge is WILLUGBY op den 16den January
1588
(168) door de Staten Generaal beëedigd geworden .
En den 5den February (169) werd bij gemelde Staten besloten , dat , mits het vertrek van LEYCESTER , de generale
regering alleenlijk in hetgeen de gemeene unie , de bewaring en verdediging des lands en de onderhouding van het
Engelsche tractaat aanging , van wege en uit naam van
de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden zou wezen
bij
den Raad van State , dewelke met den Gouverneur
Generaal van de Engelsche hulptroepen en de twee Engelsche Raden , mede zou gebruiken de macht en het gezag ,
bij het gezegde tractaat hun toegekend , en naar inhoud
van dat tractaat (170) .
Hoe duister de ware zin van dit besluit ook zijn mocht ,
was het echter duidelijk , dat men eene verandering in de
regering bedoelde.
Waren de Staten Generaal , bij LEY-
VAN LEYCESTER .
59
CESTER'S tegenwoordigheid , als een minderjarige Souverein
geweest ,
zelven geene macht bezittende , maar door eenen
voogd , den Gouverneur Generaal , moetende geregeerd worden , nu daarentegen ,
nu die voogd afwezig was , wilden
zij meerderjarig worden en bij hunnen titel van Souverein
tevens de macht zelve der
souverainiteit in handen krij-
hoezeer • LEYCESTER , heen gaande , de waarneming
gen ,
der voogdij had opgedragen aan den Raad van State en
WILLUGBY .
Daar nu bij dit besluit op de onderwerping
van den Raad van State aan de Staten Generaal gedoeld
werd , zoo wilde
de
Raad zich geenszins
naar
hetzelve
schikken ; en daar ook de Staten in hun voornemen voortvoeren , gaf dit aanleiding tot de grootste verwarring (171 ) .
Deze verwarring liet zich
voornamelijk in de zaak van
den Overste SONOY bemerken , die men , om LEYCESTER'S
tegenwoordigheid ,
had .
nu een half jaar lang in rust gelaten
Maar na LEYCESTER'S vertrek werd hij in het laatst
van December 1587 door den Raad van State uitgenoodigd
om
in den Haag te komen en zijn geschil met de Staten
en MAURITS te regelen .
Hij echter op zijn stuk staande ,
door vroegere ervaring geleerd , en voorziende de gevolgen
zijner weigering ,
ging zich terstond tot krachtigen tegen-
stand gereed maken en de stad Medemblik versterken , ten
einde
eene
belegering te
kunnen uithouden :
doch zond
tevens eenen gemachtigde , die met den Raad van State
en MAURITS ,
dels was het
hoewel te vergeefs , onderhandelde .
Inmid-
garnizoen van Medemblik , dat langen tijd
door de Staten van
Holland onbetaald gelaten was , ook
tegen SONOY en de verdere Officieren opgestaan , uit vreeze
dat
deze tot een vergelijk met de Staten zouden komen
zonder op de betaling
der
soldij te letten .
De soldaten
hielden hunne Oversten op het kasteel gevangen , stelden
eenen eigenen krijgsraad aan , en beletteden alle afzonderlijke
onderhandeling..
Van
dezen
toestand zochten
de
Staten gebruik te maken om het garnizoen op hunne zijde
MAURITS
60
ONDER
HET BESTUUR
te krijgen en van SONOY af te trekken .
Ten dien einde
benoemden zij eenige Commissarissen , waaronder OLDENBARNEVELD , om met MAURITS naar Noordholland te trekken en daartoe te arbeiden .
Te Alkmaar gekomen , zocht
MAURITS door eenen brief van den 16den February 1588
met de soldaten van Medemblik in onderhandeling te
treden .
Zij werden er bij vermaand om daartoe eeni-
gen uit hun midden naar Hoorn te zenden , en verder
om goede wacht te houden tegen hunne kwaadwilligen , die zonder twijfel alle listen
zouden aanwenden ,
om hen te bedriegen en met de goede stad van Medemblik in verderf te storten (172).
Onder den naam van
kwaadwilligen werd hier buiten twijfel op soNoy en zijne
Officieren gedoeld , hoewel er van hen met geen woord
hoegenaamd in dien brief gewaagd werd , zekerlijk omdat
men het te gevaarlijk keurde het gemeene krijgsvolk zoo
Dan deze
Oversten op te hitsen.
ronduit tegen hunne
onwaardige list van MAURITS had het welverdiende gevolg ,
weigerden gemachtigden te
dat de soldaten niet alleen
zenden ,
maar
zich ook met sONOY verzoenden , en een
onderling verbond met hem aangingen om elkander met
alle vermogen bij te staan (173) .
Nu scheen de eer van MAURITS en van de Staten van
Holland daarbij gemoeid te wezen : zonder schande konden
zij niet terug trekken , maar moesten voortvaren. Men
besloot dan de stad door belegering te dwingen , en MAURITS liet eenig krijgsvolk en geschut aanrukken .
Dan dit
deed hij buiten weten en voorkennis van den Raad van
State ; die zich daarover bij eenen brief van den 22sten February hooglijk aan hem beklaagde , doch door MAUrits op
den 25sten February beantwoord werd op eene wijze , die
duidelijk toonde , dat hij zich naauwelijks om den Raad
van State bekreunde (174) .
De belegering ging dus voort :
maar de Raad , wetende de misnoegdheid der Koningin
en beducht
voor het verlies van den Engelschen onder-
61
VAN LEYCESTER.
stand ,
zocht nog , doch te vergeefs , door den weg van
onderhandeling SONOY
tot inschikkelijkheid
en het
krijgsvolk van Medemblik
te bewegen ( 175) .
Het misnoegen
der Koningin bleek uit eenen bijzonderen brief , dien
zij daartoe aan MAURITS schreef ; maar nu leze .men
dezes
zal
antwoord
er
zijne
van den 15den Maart
verregaande
verbittering
ontwaren , die zich menig honend
(176) , en
tegen
SONOY
men
in
woord tegen MAURITS
had laten ontvallen en daarmede zijn opzet geopenbaard ,
om zich , wat het ook kostte , staande te houden . En
wie zal zulke woorden aan een man als SONOY ten
ergste duiden , wanneer men ziet ,
trouwheid aan den gedanen eed ,
hoe hij om zijne gewaarvan hij nog niet
ontslagen was , door MAURITS en de Staten was getergd
geworden en nog voortdurend getergd werd , waartoe ten
blijke mogen verstrekken de voor SONOY lasterlijke brieven
.
van den 12den en den 21sten Maart , welke zij aan het
krijgsvolk
van
Medemblik toezonden ,
hem op te zetten (177) .
om hetzelve tegen
Er bestond hier eene botsing
van wederzijde , waarin men , naar alle regelen van billijkheid , slechts vragen moet , wie dezelve had veroorzaakt , wie er de eerste schuld van was. En deze was
ongetwijfeld
Staten ,
gelschen
grond
niet bij
gelijk
SONOY ,
maar bij
MAURITS en
de
dan ook de gemelde brief aan den En-
Raad
aanvoert ,
van
State
geenen
enkelen
voldoenden
om die schuld op SONOY te schuiven..
Want al is het zoo , dat LEYCESTER (wiens naam in dien
brief geheel verzwegen wordt) , minder voegzaam gehandeld
had door aan SONOY zoodanige commissie , onafhankelijk
van MAURITS gezag , te geven ; al is het zoo , dat maurits
hoogheid als Gouverneur van Holland hierdoor
gekrenkt
en verkort was , en dat hij te dier zake van onrecht klagen
kon : nochtans is het ook waar , dat SONOY die commissie
bezat , daarop had eed gedaan en zich in het bezit van zijn
gouvernement bevond , zoo dat
hem geen eigendunkelijk
BESTUUR
HET
ONDER
MAURITS
6242
aangematigd gezag kon worden ten laste gelegd en MAURITS
zijne klachte slechts tegen LEYCESTER had moeten richten
en op de vernietiging van SONOY's commissie en op diens
ontslag van den gedanen eed aandringen , maar niet vergen , dat SONOY zelf zijne commissie vernietigen , zich zelven van zijnen eed ontslaan zou , veel min hem bij zijne
gemoedelijke weigering door geweld van wapenen daartoe
zoeken te dwingen.
MAURITS echter mag in dit alles eeni-
ge verschooning vinden door de ophitsing van den reeds
zoo invloedrijken
OLDENBARNEVELD ,
die zelf erkent
een
voornaam werktuig geweest te zijn van het gemelde schrijven van MAURITS aan den Raad van Engeland (178) .
Ter
rechtvaardiging van SONOY tegen de bittere aantijgingen ,
hem gedaan , leze men zijne schoone , mannelijke en deftige
verdediging , namens hem aan de Koningin van Engeland
overgegeven en door hare instemming en goedkeuring bekroond (179) .
Zoo stonden de zaken , toen eindelijk bij
brief van den 17sten Maart de Koningin aan sONOY kennis
gaf van LEYCESTER'S afstand , en hem dien ten gevolge tot
inschikkelijkheid ten opzichte van MAURITS en de Staten vermaande (180) .
heven
Hiermede was het groote bezwaar opge-
door de medewerking der Engelsche Raadsheeren
hier te lande werden er nieuwe onderhandelingen geopend ;
en deze hadden het gelukkige gevolg , dat SONOY en MAURITS eindelijk verdroegen bij
acte1 van den 20sten April ,
waarbij bepaald werd , dat SONOY vooreerst zou blijven bij
den last , dien hij tot nog toe gehad had , maar dat hij
geene verandering in zijn Gouvernement
zou maken noch
ook meerder volk aannemen dan met bewilliging van MAURITS en van den Gouverneur Generaal van den Engelschen
onderstand ; en dat er verder door den Raad van State in
zijne commissie zou worden voorzien of hem anders een
eerlijk afscheid gegeven met redelijke voldoening zijner gedane diensten (181) .
Vervolgens werd er ook met het gar-
nizoen van Medemblik eene schikking gemaakt , en is MAU-
63
VAN LEYCESTER.
RITS op den 29sten April in de stad gekomen en met veel
blijdschap ontvangen , terwijl hij bij een schoon placaat van
dit alles den volke kennis gaf , het gebeurde over en weêr
in vergetelheid deed stellen en tot rust en eenigheid aanmaande (182).
Hoezeer het anders de grenzen dezer afdeeling niet toelaten , zullen wij er echter den geheelen afloop van den
twist met SONOY bijvoegen.
Reeds in Mei beklaagde hij
zich , dat er in zijne belangen volgens het verdrag niet alleen niet voorzien werd , maar dat hij zelfs ten doel stond
aan allerlei hoon en onaangenaamheid , die hem ongestraft ,
ja met oogluiking der regering werd aangedaan .
leedigingen gingen zoo verre ,
Deze be-
dat MAURITS genoodzaakt
werd bij opene brieven hem met vrouw en kinderen en
goederen in bescherming te nemen (183) . Men ziet hier
al aanstonds , dat MAURITS hem niet ongenegen was.
Maar van waar dan die zoo onwaardige handelwijze ?
Zij
kwam van OLDENBARNEVELD en de Staten van Holland ,
welke verklaarden , dat , wat ook de Raad van State mocht
doen om aan SONOY nieuwe commissie te geven , zij het
echter niet zouden toelaten .
Zij vreesden , dat een man ,
zoo gehecht en getrouw aan zijnen afgelegden eed , eenmaal
gevaarlijk kon worden aan de zijde van MAURITS , indien
hij nu aan dezen den eed dede !
Hij moest dus ten éénen
male worden verwijderd , al was het ook dat men daartoe
met ter zijde stelling van het gemaakte verdrag het gezag .
van den Raad van State miskennen zou ! SONOY , dit ziende , liet daarom het eerste lid yan het verdrag , de vernieuwing zijner commissie , varen , en verzocht overeenkomstig het tweede lid , dat men hem een eerlijk afscheid en
redelijke voldoening zou geven .
Dan ook dit konde hij niet
bekomen : men wilde hem , als ware bij een schandvlek
des lands , ten diepste vernederen . Wat ook de Koningin
van Engeland , aan wie hij zich verantwoordde , sprak in
zijn voordeel ; hoe sterk zijne belangen ook door MAURITS
MAURITS ONDER HET
64
BESTUUR
zelven aan de Staten werden aanbevolen , als dat hij het
redelijk
vond ,
dat aan SONOY op zijn request behoorlijk
contentement gedaan wierde , verzoekende derhalve vriendelijk , dat de Staten zijn verzoek in zoo goede recommandatie
wilden hebben , als zij tot voldoening van de beloften , aan
SONOY gedaan , zouden bevinden noodig en behoorlijk te wezen ( 184) ; de Staten van Holland hielden zich voor alle
aanzoeken dienaangaande doof tot den 18den Maart 1593
toe , als wanneer zij eindelijk op het ernstig schrijven der
Koningin en door de tusschenkomst en aanbeveling van
den Raad van State , hem bij behoorlijke acte een jaarlijksch
pensioen voor hem en zijne dochter verzekerden , waaraan
getrouwelijk voldaan is (185) .
Daarop heeft hij zich eerst
in Oostvriesland en vervolgens op de grenzen van Groningen
metterwoon neder gezet , alwaar hij op den 2den Juny 1597
in den ouderdom van 68 jaren overleden is ; zijnde zijne
begraafnis vereerd geworden met de tegenwoordigheid van
Graaf WILLEM LODEWYK , Gouverneur
van Vriesland en
Groningen , met wien hij in zijn leven steeds goede vriendschap onderhouden had , gelijk wij daarvan reeds een voorbeeld hebben aangetroffen (186).
Zoodanig was het lot van een man , aan wien om zijne
trouwe diensten het Vaderland zulk eene dure verplichting
had.
Het verbond der Edelen in 1566 had hij mede on-
derteekend : dien ten gevolge was hij in het volgende jaar
uit het land vertrokken en door ALVA gebannen : door
Prins WILLEM , die hem veel vertrouwde , was hij in verscheidene gezantschappen ten dienste van het verdrukte Vaderland gebezigd , en in 1572 met het Gouvernement van
Noordholland bekleed geworden , hetwelk hij 15 jaren lang
had waargenomen , zonder dat men hem in ernst en met
reden van eenige de minste verraderlijke ontrouw heeft kunnen verdenken ; ten dienste der Generaliteit had hij zich in
verscheidene tochten en belegeringen in Vriesland , Overijssel
en elders laten gebruiken , en was steeds in groote achting
65
VAN LEYCESTER .
geweest bij alle Heeren , Gouverneurs en Krijgsoversten , tot
dat hij , van LEYCESTER nieuwe commissie en instructie ontvangen en hem eed gedaan hebbende , daardoor in de ongunst der Staten van Holland , in die van MAURITS en HoHENLO is geraakt , waar echter , zoo als BOR ( 187) getuigt ,
veel partijschap onder gemengd en gebruikt is geweest (188) .
Dan de schuld hiervan moet , gelijk wij reeds zagen ,
niet bijzonderlijk aan MAURITS geweten worden.
Verblind
door de toegenegenheid der Staten , die zich van hem tot
hunne eigene oogmerken bedienden , had hij zich wel tegen
SONOY gesteld , doch ook , na het getroffen verdrag , hem ,
zoo veel hij kon , de hand boven het hoofd gehouden .
Bij
wien was dan de schuld ?
Hooren we BOR (189 ) : » Eeni-
gen
waren
dat
M'.
JOHAN VAN OLDENBARNEVELD
verwonderd ,
de Advocaat van Holland
scheen SONOY's
partij
zoo zeer te zijn , nademaal SONOY en hij maagschap aan
den anderen rekenden , zoo ik uit eenige brieven gezien
heb ;
het
want het is kennelijk ,
beleid
der
dat dezelve Heer Advocaat
zaken tegen SONOY
meest gehad heeft.
Maar die de wereld doorzien en in de historien geverseerd heeft , weet wel , dat het alzoo in de wereld toegaat , dat men het zelden maken kan , dat het allen man
te passe zij ; dat het ook des werelds beloop is , dat degenen , die men nu verheven ziet en tot op den hoogsten
trap
gekomen te zijn ,
zeer lichtelijk ter neer gestooten
worden en vallen ; en 't is kunst , zegt men ,
een
verheven
spreekwoord ,
staat
te blijven ;
en men
altijd in
zegt voor een
dat het hoog klimmen periculeus is en het
laag
blijven veilig ;
en
zijn
zoo
onvoorzichtig ,
dat wij
wij
menschen ook veeltijds
ons in
voorspoed
lichtelijk
vergrijpen en in tegenspoed niet zoo geduldig zijn ,
het
als
wel behoort ; en dat wij , willende ons tegen onze
hoogeren stellen ,
en ons verlatende op degenen , die wij
meenen onze zaken te kunnen remediëren , ons bedrogen
vinden , daarvan men vele exempelen zoude kunnen bij5
I
66
MAURITS ONDER HET BESTUUR VAN LEYCESTER.
brengen ."
Hoe vinden wij dit alles in het gevolgde lot
van OLDENBARNEVELD zelven bevestigd !
Van onzen uitstap terugkeerende ,
herinneren wij ons
reeds met een enkel woord gewaagd te hebben van LEYCESTER'S afstand van het hoog bewind.
De acte hiervan
voerde de dagteekening van den 17den December 1587 uit
Londen (190) ,
maar
was ten
gevolge van verscheidene
beletselen eerst op den 1sten April 1588 ter Staten Generaal overgeleverd geworden
(191 ) .
Bij dezelve ontsloeg
hij zich van den gantschen last van het Gouvernement
Generaal , verklaarde hij van nu voortaan op te houden
van alle oefening en executie van de autoriteit en commissie , hem door de Staten Generaal gegeven , in wat
manier het wezen mocht , en droeg hij aan gemelde Staten op daarin verder bij advies van H. Maj . te voorzien ,
alzoo zij zouden dienstig en behoorlijk vinden tot welstand
en bescherming der landen (192) .
MAURITS
WAARDIGHEDEN
GEDURENDE
EN
BEDRIJVEN
1588-1594 .
De afstand van LEYCESTER maakte eene nieuwe voorziening in den regeringsvorm noodzakelijk.
bij
een placaat
Deze geschiedde
van den 12den April 1588 (193 ) .
De
Staten Generaal geven daarbij een verhaal van hetgeen met
de Koningin en LEYCESTER verhandeld was en waardoor
aan laatstgenoemde het Gouvernement Generaal was opgedragen geweest , zoodat dus , zeggen zij , alle de Gouverneurs van de Provincien , steden en leden derzelve ,
mitsgaders ook alle de Officieren , Justitieren en volk van
oorlog aan LEYCESTER als Gouverneur en Capitein Generaal der Nederlanden , mitsgaders aan dezelve landen in
' t generaal en particulier bij eede zijn verplicht geweest.
En vervolgens na de vermelding van LEYCESTER'S afstand
en de verkregen commissie van WILLUGBY , verklaren zij
de generale regering der landen in de zaken , de gemeene
bescherming
en unie
derzelve aangaande , mitsgaders de
onderhouding van het Engelsche tractaat , gesteld te hebben ter bediening en administratie van den Raad van State ,
om
bij WILLUGBY als Gouverneur Generaal van de En-
gelsche troepen , de Gouverneurs der bijzondere Provincien
en de twee Engelsche Raadsheeren , mitsgaders de Nederlandsche Raden beleid en bediend te worden. Dien ten
gevolge ontbieden zij alle Gouverneurs en Capiteinen van
de Provincien , steden en leden derzelve , alle Admiralen en
Vice-Admiralen ,
alle Oversten , Colonellen , Ritmeesteren ,
Capiteinen , soldaten te water en te lande , en voorts alle Presidenten , Raden , Officieren , Thesauriers , Ontvangers , Bailluwen , Schouten , Maarschalken , Drossaten , Grietmannen ,
Magistraten , Edelen ,
Vasallen ,
Burgeren
>
en andere in5*
68
MAURITS WAARDIGHEDEN
EN
gezetenen en onderdanen dezer landen , van wat staat of
conditie zij zijn , en alle anderen , des noods zijnde , dat
zij en elk van hen kwijt , vrij en ontslagen zijn van hunnen eed aan LEYCESTER , blijvende nochtans in volle kracht,
wezen en verbindtenis den eed , bij hen respectief gedaan ,
voor zoo veel zij daarmede zijn verbonden tot getrouwheid aan de Vereenigde Provincien , Staten , steden en
leden derzelver en tot gehoorzaamheid van de Overheden ,
bij de Staten Generaal over hen gesteld of nog te stellen .
Eindelijk verbieden zij een iegelijk , om op den naam van
de Koningin of LEYCESTER Voortaan eenige oneenigheid
onder de ingezetenen te zaaiën , op straffe dat tegens hen
zonder respect van personen en zonder eenige oogluiking
bij de Staten Generaal , mitsgaders bij de Staten der Provincien , of ordinaire Officieren , Justitieren en Magistraten
sommierlijk en zonder figuur van proces zal worden geprocedeerd tot de straffen .
Het placaat eindigt met den
gewonen last om het alom te publiceren en dienvolgende
te procederen : want wij hetzelve tot behoudenis en welstand
van den lande zulks hebben bevonden te behooren.
Opmerkelijk is dit placaat , vooral wanneer wij bedenken ,
dat het eigentlijk uit den boezem der Staten van Holland
is voortgekomen (194) .
Immers vinden wij er aan de eene
zijde die nog kort te voren zoo sterk gedreven provinciale
souverainiteit niet in gehuldigd , hoezeer men zulks toch ,
om allen twijfel daaromtrent weg te nemen , had mogen
verwachten. Maar ook aan den anderen kant treffen wij
er geene uitdrukkelijke verklaring van de souverainiteit der
Staten Generaal
in aan ,
hoezeer het dan toch zulke be-
ginselen bevat , welke de souverainiteit van dat Collegie
onderstellen. Want waartoe anders zulk een placaat der
Staten Generaal met bevel om het alom te
publiceren ,.
dan omdat het aan iedere afzonderlijke Provincie niet toestond op hare eigene regering te voorzien ?
Waartoe an-
ders dat veel beduidende slot , hetwelk den Souverein ken-
BEDRIJVEN
merkt ?
GEDURENDE
1588-1594.
69
Waartoe anders de gehoorzaamheid opgelegd aan
de Overheden , bij de Staten Generaal gesteld of nog te
stellen , waaronder toch het beginsel te gronde lag , dat
alle Overheden in de Provincien en Steden aan de Staten
Generaal verplicht zijn ?
Waarom aan de Staten Generaal
eene rechtsmacht toegeschreven boven de Staten der bijzondere Provincien ? Voor het overige verklaarde dat placaat ,
dat ' s lands regering was vastgesteld op denzelfden voet ,
als bij besluit van den 5den February slechts bij voorraad
was aangenomen .
Het gezegde kan evenzeer op de instructie voor den Raad
van State worden toegepast , die ook ten zelfden dage door
Met geen
de Staten Generaal werd vastgesteld (195) .
woord hoegenaamd toch vindt men er over de souverainiteit in gesproken ,
maar slechts verschillende machten en
personen opgenoemd ,
aan ieder van welke een hoogste
zeggen schijnt te worden toegekend in de zaken , aan ieder
respectivelijk aanbevolen , zonder dat deze zaken behoorlijk
bepaald zijn , of ieders gezag met eene volkomene bestemdheid is afgemeten.
De Raad zelf was alles behalven een
oppermachtig Collegie : slechts
beschikking gesteld ,
hoe
over de
onbepaald
zaken , aan zijne
ook ,
had hij
eenig
zeggen , hetwelk hij evenwel niet zelf ten uitvoer mocht
leggen, maar waartoe hij de bevoegde aangestelde bewindsDaarenboven was dit zijn gezag
lieden gebruiken moest .
geheel afhankelijk gemaakt niet alleen van de bestaande
privilegien , rechten , vrijheden enz. , waarvan niemand den
geheelen omvang kende en naauwelijks kennen konde , maar
ook nog van het goedvinden der Staten Generaal en Provinciaal , welke in diezelfde zaken , aan den Raad toekomende , naar eigen oordeel zouden mogen te werk gaan
zonder dat de Raad er iets tegen doen mocht .
En tusschen
de Staten Generaal en Provinciaal werd de regeling der
zaken in het midden gelaten :
men hield zich , als of er
over de macht , aan ieder dezer Collegien toekomende , geen
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
70
twijfel was of ontstaan kon : de behoorlijke onderscheiding
van het gezag der Staten Generaal en die der Provincien ,
waarop de Staten van Holland onder LEYCESTER Zoo zeer
hadden aangedrongen , werd nu geheel uit het oog verloren : elk in hun regard , elk zooveel hun aangaat , toonde
wel ,
niet
dat men zulk
waarin zij
eene onderscheiding vasthield , maar
bestond : de Staten van Holland wilden
haar gaarne onbepaald gelaten hebben , ten einde naar gelegenheid der omstandigheden door hunnen invloed daaromtrent zoo te werk te gaan , als zij in hun eigen belang
Ook de eed van getrouwheid
noodig zouden oordeelen.
en gehoorzaamheid , welke voor de provinciale Gouverneurs ,
Veldoversten en het krijgsvolk werd voorgeschreven , moest
aan zulk een aantal machten en personen worden gedaan ,
dat men , ingeval van verschil wat
bracht ,
ieders
gezag mede-
onmogelijk weten kon , aan wiens bevelen men
zich te houden hadde.
Alleenlijk
zien wij , dat aan de
Staten Generaal , als steeds het eerst wordende opgenoemd ,
ook de hoogste waardigheid schijnt te worden toegekend ,
zoodat men bij onverhoopte verschillen , zoo
al niet van
rechtswege , dan toch vredeswille aan dezelven het hoogste zeggen diende toe te kennen . Hoe het zij , deze instructie bevatte in zich de zaden van verwarring en verdeeldheid , die niet dan door onderlinge welwillendheid en
inschikkelijkheid konden worden voorgekomen (196) .
Het spreekt van zelf, dat dit een en ander ook eene
groote onzekerheid gaf aan de ware betrekkking van MAURITS , als Stadhouder van Holland en Zeeland , tot de Staten Generaal , den Raad van State en de Staten der beide
genoemde Provincien . Bij het besluit van den 12den April
en de nieuwe instructie voor den Raad van State was
niets anders bepaald , dan dat
ook de Gouverneurs
der
Provincien zitting en stem zouden hebben in den Raad van
State ,
en dat alle Gouverneurs , Admiralen ,
Oversten ,
Ritmeesteren ,
Generaals ,
Capiteinen en al het volk van
BEDRIJVEN GEDURENDE
71
1588-1594.
oorlog te water en te lande zouden beloven en zweren ,
den
Staten
van de Vereenigde
Nederlanden , die bij de
unie en handhouding van de Gereformeerde religie zouden
blijven ,
alsmede den Staten van de Provincien en Magi-
straten der steden , waar zij gebruikt en tot wier last of
repartitie zij betaald zouden worden , gehouw en getrouw
te wezen , ze getrouwelijk te dienen , den Staten Generaal
en ook den Staten van de particuliere Provincien , elk in
zijn regard , te obedieren : dat insgelijks de Gouverneurs
der Provincien en de Generaals zouden beloven te gehoorzamen den Raad van State ; en dat de Oversten , Ritmeesteren , Capiteinen en alle ander volk van oorlog bovendien
beloven en zweren zouden de bevelen van de Gouverneurs
der Provincien , waarin zij zouden gebruikt worden , en
het volk van oorlog te water de bevelen van den Admiraal
en voorts alle andere hoofden te gehoorzamen naar behooren.
De ingewikkeldheid dezer bepaling werd niet zeer verduidelijkt door het eedsformulier , dat op den 1sten Juny
ter Staten Generaal voor de Gouverneurs der Provincien
werd vastgesteld.
Volgens hetzelve moesten zij zweren
getrouwheid aan de Staten Generaal en de Staten hunner
respectieve Provincien ,
en gehoorzaamheid aan de bevelen
van de Staten Generaal , van den Raad van State en van
de Staten hunner respectieve Provincien (197) .
Alleenlijk
volgt hieruit , dat zij aan de drie genoemde Staatslichamen
ondergeschikt
gemaakt wierden ,
zonder bepaling wat te
doen in geval van verschil over elkanders bevoegdheid (198) ;
hoezeer toch ,
worden
daar de
opgenoemd ,
Staten
Generaal hier
en de Gouverneurs
het eerst
geene
nieuwe
commissien ontvingen , maar op de oude , van of namens
de Staten Generaal ontvangen , bleven voortdienen (199) ,
de meening schijnt geweest te zijn , dat aan dit Collegie
het hoogste gezag door de Gouverneurs moest worden
toegekend , en dezelve niet ophielden dienaren der Staten
Generaal te zijn (200) .
72
MAURITS WAARDIGHEDEN
Onzeker is het ,
EN
of deze eed alstoen of vervolgens door
Graaf WILLEM LODEWYK , als Stadhouder van
Vriesland
en Groningen , en Graaf ADOLF als Stadhouder van Gelderland, Utrecht en Overijssel , is afgelegd : zeker is het ,
dat MAURITS , als Stadhouder van Holland en Zeeland , dien
eed nimmer gedaan heeft , ofschoon hij er ten volgenden
jare door den Raad van State dringend toe werd aangemaand .
Hij maakte alstoen verscheidene bedenkingen ,
en
verklaarde eindelijk zich te onderwerpen aan het goedvinden der Staten Generaal , die nochtans geen besluit namen ,
denkelijk uit hoofde van den invloed der Staten van Holland, welke hunnen Stadhouder wel aan zich , doch zoo
min mogelijk aan de Staten Generaal en Raad van State
ondergeschikt wenschten (201 ) .
In het opperbevel over het leger van den Staat werd ook
eene nieuwe voorziening geëischt.
Daar de Gouverneurs
tevens Capiteinen Generaal waren binnen hunne Provincien ,
zoo volgde men het oude recht en gebruik om het opperbevel over het geheele leger des Staats toe te kennen aan
den Gouverneur , binnen
wiens Provincie het leger zich
bevond of het tooneel des oorlogs was (202) . Doch het opperbevel over het volk van oorlog in Braband en Vlaanderen
was door LEYCESTER'S vertrek opengevallen en moest op nieuw
vervuld worden .
Natuurlijk was het , dat MAURITS hiertoe
boven allen in aanmerking kwam , gelijk hij dan ook op den
19den July en den 6den September 1588 door de Staten Generaal verkozen werd tot Capitein Generaal over al het
volk van oorlog in die beide genoemde landen (203) .
Wat het opperbevel over de zeemacht betreft , zoo zagen
wij vroeger , hoe de Staten van Holland en Zeeland onzen
MAURITS in 1585 uitdrukkelijk tot hunnen Admiraal benoemd hadden. Het schijnt , dat vervolgens LEYCESTER
hem tot Admiraal Generaal of van de Unie heeft verheven
en hem daartoe eene afzonderlijke commissie gegeven : al·
thands wij vinden MAURITS als zoodanig erkend (204) .
BEDRIJVEN GEDURENDE
1588-1594.
73
Daar men nu oordeelde , dat met LEYCESTER'S afstand ook
deze commissie vervallen was , zoo diende er op nieuw in
voorzien te worden.
Dien ten gevolge gaven de Staten
sten AugusGeneraal hem eene nieuwe commissie op den 31st
tus 1588 , welke hij den 3den September beëedigde .
Hij
kreeg daarbij het oppertoezicht over alle zaken , het stuk
der Admiraliteit en den oorlog te water eenigzins rakende :
hij werd geplaatst aan het hoofd der Admiraliteits-Collegien in Holland , Zeeland en Vriesland : en de voordeelen ,
daaraan verbonden , waren , dat hem aanzienlijke deelen uit
de buiten en prijzen werden toegekend (205) .
Onderwijl was onze MAURITS ijverig bezig , om zijnen
heldenarm ten dienste des lands te gebruiken . Het was
echter ,
als
of hij , ten gevolge van LEYCESTER'S afstand
eene vrijere werking gekregen hebbende , zijnen werkkring
niet had willen beginnen , zonder den mond Gods gevraagd
te hebben , wat hij doen moest . In het begin van April
dezes jaars namelijk riep hij eenige Hollandsche predikanten
te samen , om hun oordeel te weten over het punt van
oorlog of vrede , terwijl hij dat oordeel ook van de Zeeuwsche geestelijkheid innam .
De aanleiding tot deze raadple-
ging moeten wij wat hooger ophalen.
Het behoeft geen betoog , dat onze opstand tegen Spanje
voornamelijk ter verdediging van den Gereformeerden godsdienst heeft plaats gehad : immers de schending der privi-'
legien , waarover men insgelijks en met recht geklaagd heeft ,
was juist het gevolg geweest van het aannemen der nieuwe
godsdienstbegrippen , die de Koning van Spanje , als een
getrouw handhaver der Roomsche Kerk , meende met alle
geweld tegen de volharding der Gereformeerden te moeten
uitroeien. Toen echter de zaken des Konings hier te lande
J
voornamelijk ten gevolge van het wreede bestuur van den
Hertog
VAN ALVA
waren achteruitgegaan , begreep zijn
opvolger DE REQUESENS eenen
zachteren weg te moeten
inslaan en beproeven , of hij de in opstand zijnde gewesten
74
MAURITS WAARDIGHEDEN
EN
door onderhandeling onder ' s Konings gezag zou kunnen
terugbrengen.
Daartoe dan had hij reeds in den zomer
van 1574 door middel van ST. ALDEGONDE eene onderhan-
deling aangevangen.
Doch daar de Koning op het punt
van godsdienst niets wilde toegeven , had ALDEGONDE in last
te zorgen , dat 's Konings gezag bewaard bleef en er van
godsdienst niet gerept
werd.
Dit had ten gevolge , dat
de Staten van Holland en Zeeland een ootmoedig verzoekschrift , aan den Koning gericht , overgaven , waarin zij
volstrekt niet spraken van den godsdienst ,
maar slechts
aandrongen op het vertrek van het uitheemsche krijgsvolk
en op de vergadering der Staten Generaal , als bij wier
advies de Koning de rust des lands herstellen en regeren
zou
(206) .
De
hierdoor gestaakte onderhandeling werd
in het begin van 1575 te Breda hervat tusschen Commissarissen van wederzijde gekozen .
Reeds had Prins WILLEM de Staten van Holland en Zeeland vermaand , dat ,
alzoo peis en vrede eene gave en weldaad van God den Heere
is , die een iegelijk van wat qualiteit en conditie hij is ,
behoort in alle manieren te wenschen en te begeeren , bijzonder aanschouw nemende op de verdrieten , katijvigheden
en miserien , die alle oorlogen met zich trekken , mitsdien
een iegelijk zich daartoe behoort te bewegen en alle middelen
daartoe voor te wenden , wel verstaande nochtans , dat de
peis en de vrede zulks zij , dat daaruit niet kome te volgen
eenige meerdere last , verdriet of katijvigheid dan de oorlog
zelf is medebrengende ,
en dezelve vrede en peis niet zij
tegens de eere Gods , vrijheid , liberteit , privilegien en oude
herkomen van de landen , en voorts dat dezelve vrede zulks
zij bevestigd en verzekerd , dat daardoor mag wederkeeren
de oude welvaart , hantering en trafiek van dezelve landen ,
wezende in alle deze dingen de hoogheid , autoriteit en dienst
van Z. Maj. gantschelijk gelegen (207) .
handeling ,
in
Maart begonnen ,
Dan de onder-
werd in July ,
zonder
eenig gevolg dan vermeerderde bitterheid , afgebroken , door
BEDRIJVEN GEDURENDE
75
1588-1594 .
dat men van de zijde des Konings , die geene ketters , veelmin de openbare oefening van den Gereformeerden godsdienst in zijne landen gedogen wilde , niets meer ten dezen
wilde toestaan , dan 1 dat de Gereformeerden , die niet in
den schoot der Roomsche Kerk wilden terugkeeren , binnen
eenen korten tijd het land zouden ruimen en zich naar
elders begeven ; terwijl van de andere zijde dit voorstel te
recht als ongoddelijk en ondoenlijk verworpen werd , daar
toch
(gelijk men antwoordde)
hier te lande geene andere
religie wordt geëxerceerd dan de Catholieke en Apostolische
religie , met den heiligen Euangelio en goede leering corresponderende , waarin een iegelijk is getroost en gerust , hebbende niet verworpen dan die manifeste groote abuizen en
misbruiken , vooral God almachtig onbehaaglijk , om alzoo
te geven God dat Godes is , en den Koning dat des Konings
is ; gelijk het ook geenszins practicabel is , zoo groote menigte van menschen , rijk en arm , jong en oud , de Gereformeerde Euangelische religie niet zonder de verlichting en
verwekking van den H. Geest en Gods gratie aangenomen
hebbende , uit de landen te vertrekken en heur lieve Vaderland te verlaten (208) .
Vier jaren daarna werd er door middel des Keizers eene
nieuwe vredehandeling te Keulen geopend , maar nu met
alle de door de Pacificatie van Gend vereenigde Provincien ,
waarin Holland en Zeeland mede begrepen waren.
Doch
al weder was het punt van godsdienst de groote steen des
aanstoots. Van den kant der Staten vorderde men ten
dezen de bevestiging van den stand der zaken ,
zoo als
die op dat oogenblik was , en verder de handhaving der
Gendsche Pacificatie : van den kant des Konings , de terugbrenging der zaken tot den stand ten tijde dier Pacificatie
en der Brusselsche Unie van 1577. Van de eene of de
andere zijde wilde men niets terugnemen of toegeven
de
Keizerlijke Commissarissen zagen geen middel tot vereeniging , en de gantsche handel liep te niet (209) .
76
MAURITS WAARDIGHEDEN
EN
Dan in den jare 1587 had de Hertog van Parma , als
Gouverneur Generaal der Spaansche Nederlanden“, namens
den Koning , een voorstel van vredehandeling aan Koningin
ELISABETH laten doen.
Zijn oogmerk was , de Koningin
af te scheiden van de Vereenigde Nederlanden , aan welke
zij door het verdrag van onderstand verbonden was. De
moeilijkheid , waarin LEXCESTER en dien ten gevolge de
Koningin in hare betrekking tot ons land , alstoen gewikkeld was ; het gegronde ongenoegen , dat haar de hatelijke
aantijgingen onzer Staten tegen LEYCESTER en de Engelsche hulptroepen hier te lande , gegeven hadden ; de weigering der Staten om met alle kracht en macht hunnen
Gouverneur Generaal tegen hunne eigene vijanden te ondersteunen en handen in een te slaan ; dit alles maakte ,
dat zij tot het gedane voorstel van vredehandel wel eenige
ooren had , het zij dat zij weżentlijk den vrede wenschte ,
het zij dat zij de Staten alzoo tot meerdere krachtinspanning ter voortzetting des oorlogs dringen wilde.
Evenwel
getrouw aan het verdrag , besloot zij tot geenen vredehande buiten kennis en medewerking der Staten , aan
welke zij daartoe door LEÝCESTER in het begin van September een schriftelijk voorstel liet doen (210) .
Nu re-
gende het dadelijk allerlei lasteringen tegen laatstgenoemde ,
als dat hij trachtte naar de souvereine regering , ten einde
het land door middel van eenen vrede met den Hertog
van Parma, weder aan den Koning van Spanje te brengen ; lasteringen , waarvan volgens LEYCESTER'S klachte
OLDENBARNEVELD voornamelijk de uitstrooiër was , hoezeer
dan ook de Staten als Staten verklaarden ze nimmer uit
den mond van dezen of iemand anders gehoord te hebben (211 ) .
standers
Men ziet hieruit , hoe ook LEYCESTER'S tegenzich opentlijk voordeden als tegenstanders van
eenen vrede met Spanje.
En welk was nu het antwoord der verschillende hooge
Machten , ook zelfs van dezulken , die LEYCESTER niet on1
BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594.
genegen waren ?
77
De Staten van Vriesland verklaarden en
protesteerden voor God , dat , gelijk zij nooit een ander
doelwit gehad hadden als den waren dienst Gods en de
welvaart der Republiek , zij ook altoos een schrik en afkeer hadden van vrede te maken met vijanden van den
vrede , die er opentlijk voor uitkwamen , dat zij nooit andere religie dan de Roomsche lijden zouden (212) .
In denzelfden zin was het antwoord der Staten van Gelderland.
sche
Zij hadden den Koning van Spanje en de Room-
Kerk met
alle valsche godsdiensten en afgoderijen
verworpen , en verwachteden slechts van Gods genade in
Christelijk geduld eenen oprechten goddelijken vrede , waardoor hunne conscientien tot lof en grootmaking van Gods
eeuwigen naam vrijgemaakt , en hun lijf en leven voor het
geweld en de listige practijken des vijands bewaard zouden
mogen worden , wel wetende dat van den Koning van
Spanje nimmermeer eenige andere vrede te verwachten was
dan met lastering van Gods heiligen naam , en met gevaar
eener eeuwige slavernij ,
al wierde zulke Spaansche vrede
met honderd eeden bevestigd : zij wenschten het land van
alle afgoderij
zien ,
en bijgeloof ,
ter
eere Gods
gereinigd te
wel wetende , dat , zoo lang de valsche godsdienst
geduld en toegelaten wierd ,
zij met in- en uitwendigen
krijg en bloedvergieten door Gods rechtmatigen toorn zouden gestraft worden en nimmer tot eenen bestendigen vrede
kunnen komen (213) .
De Staten van Utrecht antwoordeden eenvoudig , dat zij
metterdaad begeerden te toonen , dat hun niets meer tegen
het hart was dan vrede te maken met hem , die noch wil
noch macht had dien te houden (214) .
Alleropmerkelijkst
was het antwoord der
Hoven van Justitie en der Kamer van
Hollandsche
Rekening .
Het
wordt wel voor wijsheid gerekend , zeggen zij , dat een
zwakke Staat om vrede denkt , wanneer hij het tegen zijnen
overmachtigen vijand niet kan volhouden : dan dit heeft een
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
78
ander aanzien , wanneer er quaestie is niet van een wereldsch
rijk , maar van Gods Kerk en Gods eer , gelijk hier , wijl
het alsdan redelijk
is , dat
men alle middelen ter
hand
nemende , die de goedertierenheid Gods gelieft te verleenen ,
de uitkomst aan Gods almacht en wijsheid aanbevele en
met godzalig geduld lijde
en verdrage allen kommer en
ellende , die God almachtig gelieft toe te schikken .
dringen zij
Dit
voorts aan met voorbeelden zoo uit de heilige
Schrift als van den toenmaligen tijd ; verklarende verder ,
dat zij
gaarne vrede
zouden maken ,
behoud van Gods eere ,
indien dezelve met
Zijn Woord en de verkondiging
van dien te bekomen was ; maar dat zij geen anderen vrede
mogelijk ziende
dan verbonden met den geheelen onder-
gang der Christelijke religie , berooving van lichaam
en
goederen , het daarom Christelijker en wijzer keuren , met
de macht en middelen , die God verleent , den vijand te
wederstaan met een vast vertrouwen op Gods barmhartigheid en hulp .
Spanje niet
Eindelijk betoogen zij , dat de Koning van
gezind is eenigen vrede te maken ten nadeele
van de Roomsche Kerk ; dat men ook op zijn woord niet
zou kunnen vertrouwen om het in het Concilie van Constants vastgestelde beginsel , dat men aan ketters geen geloof behoort te houden ; en dat zelfs in alle verzekeringen ,
die de Koning zou mogen geven , geene genoegzame zekerheid voor ons land zoude gelegen zijn (215) .
Maar in de Staten van Holland was er eenig verschil .
LEYCESTER had zijn vertoog aan de verschillende steden
afzonderlijk toegezonden en verlangde dus van dezelve een
Doch verre ' het meeste gedeelte
afzonderlijk antwoord.
der steden wilde staatsgewijs geantwoord hebben , hoewel
Dordrecht en Gouda ieder afzonderlijk antwoordeden .
De
eerstgenoemde stad verklaarde zich sterk tegen den vrede
op dezelfde gronden , als in de boven medegedeelde antwoorden staan uitgedrukt (216) .
tegendeel (217) .
Alleen Gouda wilde het
Het was misschien ten gevolge van dit
BEDRIJVEN GEDURENDE
verschil ,
79
1588-1594.
dat het antwoord der Hollandsche Staten zelven
zich niet zoo sterk tegen den vredehandel uitliet .
Alleen-
lijk vertrouwden zij , dat de Koningin zonder de medewerking der Staten Generaal niet zou handelen ; zij zouden hun advies ter Staten Generaal inbrengen , en hetzelve
zou strekken tot conservatie van de ware Christelijke religie ,
eenzamentlijk de privilegien , vrijheden en gerechtigheden van
den lande.
Evenwel , de
geheele inhoud van het
ant-
woord toonde', dat men met vertrouwen op Gods hulp
en bijstand den oorlog wilde hebben voortgezet , dien men
ten jare 1572 onder Prins WILLEM tegen de Spanjaarden
en hunne aanhangers begonnen had voor de conservatie
van den lande en bijzonder tot handhouding van de ware
Christelijke religie eenzamentlijk der landen en steden privilegien , vrijheden en gerechtigheden (218) .
Uit deze en
nog meerdere verklaringen blijkt het , hoe men zich hier
te lande algemeen uit bezorgdheid voor den Gereformeerden
godsdienst tegen eenen vrede met Spanje verklaarde.
Na LEYCESTER'S vertrek zond de Koningin alhier eenen
Ambassadeur met name HERBERT ,
van vredehandel te doen (219) .
om hetzelfde voorstel
In de beraadslaging hier-
over was er verschil van gevoelen niet slechts tusschen de
Provincien onderling ,
Holland ,
maar
ook tusschen
de
leden van
op welke Provincie het voornamelijk aankwam.
Er waren namelijk drie gevoelens : sommigen sloegen alle
onderhandeling volstrekt af : anderen , doch slechts weinigen ,
begeerden haar : anderen weder wilden een gezant-
schap aan de Koningin , om haar , zoo mogelijk , van den
vredehandel af te brengen ,
of haar
anders te verzoeken
opening van de middelen van verzekering voor de vrijheid
van godsdienst en voor de vrijheid en gerechtigheid des
lands.
Na lange beraadslaging werd eindelijk dit laatste
gevoelen bij MAURITS en de Edelen en Steden van Holland
驴
aangenomen 4 (220) , en Hollands invloed maakte , dat het
ook in
een besluit
der
Staten
Generaal overging
op
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
80
26 December
1587.
Dien ten gevolge
werden er twee
gezanten benoemd en met lastbrieven voorzien ,
die dui-
delijk der Staten bezorgdheid voor het behoud en de verzekerdheid van
den waren
Christelijken
godsdienst aan den dag leggen (221 ) .
Gereformeerden
Die gezanten kwa-
men in het begin des volgenden jaars in Engeland juist
op het oogenblik dat de Engelsche Commissarissen tot den
vredehandel vertrekken zouden .
Alstoen vernamen zij , welke
punten de Koningin ten behoeve van onzen Staat zou zoeken te bedingen , te weten , algemeene
kwijtschelding en
vergeting van al hetgeen over en weer gebeurd was ; wegzending van het vreemde
krijgsvolk ,
en het stellen van
inboorlingen tot de regering des lands ; het doen blijven
van de uitoefening der Christelijke Gereformeerde religie
ter plaatse waar zij was ; en de tusschenkomst der Koningin en des Konings van Denemarken ter verzekering dier
punten (222) .
Inmiddels bleef er de Koningin op aan-
houden , dat ook van onze zijde Commissarissen tot den
vredehandel benoemd wierden : hetgeen weder in onze Statenvergaderingen tot veel verschil van gevoelen aanleiding
gaf (223) .
Het was in dezen stand der zaak , dat , gelijk wij boven
zeiden ,
MAURITS het
advies innam der
Zeeuwsche geestelijkheid .
Hollandsche
Hij vroeg haar
namelijk
en
met
betrekking tot het door de Koningin voorgestelde beding
van vrijheid van conscientie en religie , of men met God
zoodanigen vrede zou mogen aangaan , waarmede de openbare oefening van de Gereformeerde Christelijke religie ,
gelijk zij toenmaals alhier was , zou worden uitgesloten .
Ontkennend
was
het
hartig antwoord
der
Hollandsche
predikanten , van den 7den April 1588 , uit welk antwoord
wij tevens leeren , hoe MAURITS hun verklaard had
liever te willen sterven dan te
moeten aanzien de uit-
roeiïng van den openbaren godsdienst in deze landen tot
groote oneer en lastering van Gods naam , den val en ver-
BEDRIJVEN GEDURENDE
strooiing van zoo vele schoone
zoo
1588-1594.
81
kerken , het verloop van
vele duizenden arme geloovigen , en eene schrikkelijke
ellende
en bloedstorting ,
die daaruit volgen zou
Dan hiermede niet voldaan , liet
(224) .
de vergaderde
hij aan
predikanten op den volgenden dag nog drie vragen voorstellen ,
te weten , of het
geraden zou zijn eenen vrede
met den Koning van Spanje aan te gaan , al konde men
de instandhouding der Gereformeerde Kerk bedingen ; of het
punt der religie ,
zoo
als het
door de
Koningin werd
voorgesteld , zou mogen worden aangenomen ,
en of het
niet geraden zou zijn de uitsluiting der overige religien te
bedingen (225) .
Het antwoord was weder , zoo als men
het van ijverige behartigers der Gereformeerde Kerk verwachten mocht , hoezeer de predikanten de vraag nopens
de raadzaamheid om in den vredehandel te treden , ook al
konde men de verzekerdste voorwaarden voor de Kerk bedingen , aan het oordeel van MAURITS en de Staten overlieten , als zijnde er zwarigheden aan beide zijden , welke
slechts de staatkunde kon oplossen . De adviezen der Zeeuwsche predikanten , aan wie MAURITS die antwoorden der Hollandsche had toegezonden , waren van gelijken zin
(226) .
Maar welke was nu de beweegreden tot deze raadpleging ?
len ,
Hierover is verschil van gevoelen.
Sommigen wil-
dat het een bedrijf van MAURITS alleen geweest is ,
ten einde de predikanten
met de
eer dier
raadpleging
te streelen en door hen bij de gemeenten te grooter afkeer te verwekken van eenen vrede , dien hij zelf wraakte
en vreesde (227) .
Hiertegen - willen anderen , dat het eigentlijk een
bedrijf van
de
Staten en OLDENBARNEVELD
was , die daarbij het gewichtig oogmerk schijnen gehad te
hebben om de gantsche natie te doen medewerken tegen
den vredehandel ,
dien zij zelven wraakten
en vreesden ;
dat zij , anders niet gezind om aan de kerkelijken veel
invloed in regeringszaken te geven , geen beter middel ter
bereiking van hun oogmerk wisten ; maar dat zij evenwel
6 .
82
MAURITS
WAARDIGHEDEN EN
hunne achtbaarheid ten dezen niet hebben willen blootstellen ,
en mitsdien MAURITS gebruikten , om achter hem te schuilen en door zijn middel de kerkelijken te raadplegen (228) .
Dan tegen dit laatste gevoelen pleiten verschillende redenen.
Dat er toen ten tijde bij de natie zulk eene vredesgezindheid
was , die
eene
voorziening
daartegen
noodzakelijk
maakte , kan niet worden bewezen , veeleer het tegendeel.
En zekerlijk behoefden de reeds ijverige kerkelijken niet door
het middel eener raadpleging gestreeld te worden , ten einde
hen nog meer aan te zetten om de gemeenten tot volharding in den oorlog aan te sporen .
Daarenboven schijnen
de Staten en in het bijzonder OLDENBARNEVELD niet zoo
bezorgd geweest te zijn voor hunne achtbaarheid , gelijk
verondersteld wordt , daar zij zich niet schaamden om op
den 6den April eenigen uit hun midden en daaronder OLDENBARNEVELD zelven te benoemen , ten einde zich in die
vergadering der predikanten te begeven en aldaar voor te
dragen , wat er met H. Maj . van Engeland was gehandeld
en wat daartegen in deze landen was voorgevallen (229) .
Immers welk eene vernedering van die anders zoo hooghartige en zich souverein wanende Heeren , dat zij hunne
gedragingen omtrent LEYCESTER gingen verantwoorden in
eene vergadering van bij hen zoo gehate kerkelijken , die ,
als mengden zij zich in
zaken
van regering , nog slechts
weinige maanden geleden , door OLDENBARNEVELD op de
allerschamperste wijze bejegend waren (230) .
Het kan
niet anders , of deze vernedering , waartoe OLDENBARNEVELD
en zijne Staten zich hebben genoodzaakt gezien , moet hun
veel moeite gekost hebben , en doet al dadelijk het vermoeden geboren worden , dat hun die geheele raadpleging der
kerkelijken tegen de borst geweest is ; hetgeen versterkt
wordt door het eenigzins stuursche antwoord , hetwelk de
Staten op den 9den April aan de predikanten , die verlof
verzochten om te vertrekken , gaven , te weten , dat niet
zij , maar Z. Exc. die vergadering beschreven had en het
BEDRIJVEN
GEDURENDE
1588-1594 .
83
dus slechts in de discretie van MAURITS , en niet van hen ,
stond de predikanten weder te doen vertrekken (231) . Uit
dit alles schijnt men dus te mogen afleiden , dat , hoezeer
deze raadpleging der kerkelijken met medeweten en toestemming der Staten heeft plaats gehad , zij echter zeer tegen
hunnen zin geweest is , en dat zij alleen door MAURITS ernstig verlangen , zekerlijk wel door vele hooge Staatsleden
ondersteund , is doorgedreven , waartegen de Staten , hoe ongaarne ook , zich niet gemeend hebben te moeten verzetten .
Dan welke was nu daarmede MAURITS bedoeling ? Wanneer men billijk oordeelt ,
zal men
niet staande houden ,
dat hij den vrede wraakte en vreesde , ten einde aan zijne
oorlogszucht te kunnen bot vieren ,
en
dat hij daarom
steun zocht bij de kerkelijken , wier gevoelen hem toch
reeds genoeg bekend was ; maar integendeel dat hij in de
gemoedelijke overtuiging verkeerde , dat de vredehandel zou
strekken tot verderf van Kerk en Vaderland ; dat hij die
overtuiging ook aan anderen , welke voor den vrede ijverden , wenschte in te boezemen , en daarom de voorlichting
der kerkelijken verlangde , ten einde in zijne overtuiging
bevestigd te worden.
zeer slechts
Er waren er toch in de Staten , hoe-
weinig in getal , die den vredehandel heftig
dreven (232) , en die dus , gesterkt door de doordrijvende
gezindheid van Koningin ELISABETH , misschien wel den boventoon verkrijgen konden .
Ware hier geene vrees voor
geweest , MAURITS zou wel denkelijk tot zulk eenen buitengewonen en eenig opzien barenden maatregel om de
kerkelijken te raadplegen ,
ook volgt uit het gezegde ,
niet gekomen zijn.
Maar dan
dat die weinige voorstanders
des vredes grooten invloed in de Statenvergaderingen moeten gehad hebben.
Wie zij geweest zijn , wordt niet uit-
drukkelijk gemeld ; doch er zijn redenen , om er FRANÇOIS
FRANKEN ,
Pensionaris van Gouda , en OLDENBARNEVELD
onder te tellen.
Althands , gelijk wij gezien hebben , tijdens
LEYCESTER'S voorstel , had Gouda de zonderlingheid om zich
6*
84
alleen
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
voor den vrede te verklaren ;
en het is niet te
denken , dat zij haar gevoelen in dien tusschentijd veranderd heeft. De Pensionaris FRANKEN nu had zeer veel invloed en
was bijzonder bevriend met OLDENBARNEVELD ;
weshalve men mag aannemen , dat ook deze laatste , ofschoon men van zijne gezindheid ten dezen tijde nog niets
vindt aangeteekend ,
geweest is (233) .
niet
afkeerig van den vredehandel
Dit vermoeden vindt versterking in de
weigering van den Heer VAN DER MYLE ,
om zitting te
nemen in den Raad van State , ten ware de Staten hem
eene schriftelijke verklaring gaven , dat men hem niet zoude
vergen om zich tegen zijn geweten te laten gebruiken in
de zaken van den vredehandel , uitdrukkelijk verklarende ,
dat ,
zoo zulks mocht
gebeuren , hij zich dan met Gods
hulp in andere landen wilde begeven en dadelijk van zijnen
dienst ontslagen zijn.
Zulk eene volledige acte ontving hij
van de Staten op den 23sten April 1588 : en hoe zonderling
dezelve ook in den eersten opslag moge voorkomen , verdwijnt echter alle bevreemding bij de opmerking , dat van
DER MYLE , uit hoofde zijner betrekking tot OLDENBARNEVELD door het onderlinge huwelijk hunner kinderen , zeer
goed met dezes inzichten bekend was en daarom eene verzekering voor zich noodig keurde (234) .
De zaak alzoo beschouwd , is het niet te ontkennen ,
dat er alle vrees voor gevaar was. De Gereformeerde
godsdienst was de hoofdzuil van onzen Staat , gelijk door
allen ten dien tijde , welke partij ook toegedaan ,
erkend
werd. Aan deszelfs ondergang was het verderf van den
Staat verbonden . Maar hoe dacht OLDENBARNEVELD Over
stuk van godsdienst ? Zelf heeft hij opentlijk zijne
onverschilligheid betuigd door te schrijven , dat hij steeds
het
de spreuk zijns grootvaders beoefend heeft , nil scire tutissima fides (235) . En zijn vriend UITENBOGAART , die
hem toch waarlijk niet boven de waarheid bezwaren zal ,
heeft het , als uit OLDENBARNEVELD's eigen mond , bericht ,
BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594.
85
dat deze sedert 1570 , toen hij te Heidelberg belijdenis des
geloofs gedaan had , tot in 1591 toe , toen hij door UITENBOGAART tot beteren zin is gebracht , in Holland nimmer
ten Avondmaal geweest was , en zulks uit afkeer tegen der
predikanten handelingen (236) .
Wat goeds nu te zeggen
van het karakter van eenen man , die gedurende meer dan
twintig jaren zich van des Heeren tafel onthoudt , niet
om eenige gewetensoorzaak of ergernis door predikanten
in leer of leven gegeven , maar om niets beduidende redenen ? en het was dus niet ten onrechte , dat men zulk
eenen man ook toen reeds afkeerig van den godsdienst en
vijandig aan de brave leeraren hield , te meer daar , al
waren ook zijne redenen daarvoor eenigzins geldig te achten , zij
in allen
konden bestaan ,
gevalle nog
niet ten zijnen
opzichte
toen hij pas wederom in het Vaderland
gekeerd was en nog geene ondervinding van der kerkedienaren onmatigen ijver konde verkregen hebben (237) .
Zulk een man was OLDENBARNEVELD , en van dienzelfden
ongodsdienstigen stempel waren ook vele leden der Staten
en andere Overheidspersonen.
Dit blijkt uit
de klachte
van eenige predikanten , bij gelegenheid eener samenkomst
met eenige leden der Staten en Gerechtshoven in Mei 1587
gehouden , om de grieven der geestelijkheid tegen der Staten bestuur nopens Kerk en godsdienst te vernemen (238) .
En hoe dan van zulke mannen eene ijverige behartiging
van de ware belangen der Gereformeerde Kerk te verwachten ?
Ja , welk gevaar was er niet uit hunne bemoeiïngen
omtrent de Kerk te vreezen , vooral wanneer zij door loutere betuigingen van hartelijke gehechtheid aan Kerk en
Vaderland , vertrouwen voor zich zochten in te boezemen ?
Maar ook zoodanig was OLDENBARNEVELD .
Bij het aan-
vaarden zijner bediening als Advocaat van den Lande in
Maart 1586 , had hij te kennen gegeven niets anders dan
de vordering van Gods eer en het welvaren en den dienst
des lands voor oogen te willen hebben ,
en tevens zijn
MAURITS
86
WAARDIGHEDEN
EN
ontslag bedongen in geval van handeling om het land aan
den Spanjaard te brengen (239) .
En toen men hem ten
volgenden jare niet meer zoo gemakkelijk van de hand
wilde gaan en hij uit spijt daarvan op den 20sten April
zijn ontslag verzocht , maar ook gebeden werd zijnen dienst
voort te zetten ,
bedong hij
zich , benevens vrijdom van
zijne instructie , alweder dat ontslag , ingeval er gehandeld
zou worden van vrede of van overdracht dezer landen
zonder
vooruitbeding van godsdienst en ' s lands privile-
gien (240) .
Ook is het opmerkelijk dat hij juist weder
op den 15den April 1588 verklaarde zijn ontslag te willen
nemen (241 ) .
Redenen hiervoor vindt men niet vermeld :
maar men mag veilig aannemen , dat hij gewoonlijk zijn
ontslag verzocht , wanneer hij zich op eene ernstige wijze
zag tegengewerkt , daar hij wel gevoelde , dat ook zelfs
zijne tegenstanders zijnen dienst niet gaarne ontbeerden ,
en dus liever zouden toegeven dan hem laten vertrekken.
Hoedanig ook zijne vroegere betuigingen tegen het maken
van vrede met den Spanjaard mogen geweest zijn , betuigingen , die men aan zijnen tegenstand tegen LEYCESTER
mag toeschrijven ;
niet
onvermoedelijk is het , dat ,
nu
LEYCESTER verwijderd was , hij van toon begon te veranderen en zijne neiging voor den vrede aan den dag te leggen , zoodat hem de tegenstand van zoo velen , die hem
tot nu toe van de hand gingen , wrevelig maakte en van
ontslagneming deed spreken .
Wanneer wij nu zulk eenen
Staatsman , die door zijnen invloed in zeker opzicht aan
het hoofd des Staats stond , in 1588 tot den vredehandel
zien neigen ,
en meenen , dat
er met den
Koning van
Spanje wel een vrede zoude kunnen worden aangegaan ,
waarbij de belangen der Gereformeerde Kerk genoegzaam
gewaarborgd werden , dan mogen wij niet ontkennen , dat
er bij de ware en getrouwe voorstanders van Kerk en
Vaderland alle reden moest bestaan van groote bezorgdheid .
Die bezorgdheid zien wij thands heerlijk in MAURITS
GEDURENDE 1588-1594.
BEDRIJVEN
uitblinken.
87
Thands meer dan twintig jaren bereikt , en
door LEYCESTER'S afstand meerdere zelfstandigheid bekomen
hebbende ,
was hij alleszins als Stadhouder bevoegd , om
zijn oordeel tegen dat van OLDENBARNEVELD te doen gelden. Van persoonlijken afkeer of vijandige tegenwerking ,
uit mistrouwen tegen de
oprechtheid van OLDENBARNE-
VELD'S bedoelingen gesproten , kan hij nog geenszins beschuldigd worden .
Maar hij , die beloofd had de voet-
stappen zijns Vaders te zullen volgen ,
en den eed had
gedaan van handhaving der Gereformeerde Kerk , kon in
zijn juist oordeel niet doorzien , hoe een Spaansche vredehandel met deze verplichtingen bestaanbaar ware : en daar
hij nu een tegenovergesteld gevoelen bij verscheidene machtige Staatsleden veld zag winnen , zoo vroeg hij het advies
van de Dienaren des Goddelijken Woords , ten einde uit
Gods Woord en als door Gods mond onderricht te worden ,
of hij in zijn oordeel al dan niet dwaalde.
Wij
zien hem dus hier op eene alleszins gepaste en waardige
wijze voor Kerk en
Vaderland ijveren : en toen hij uit
hunne adviezen de versterking zijner gemoedelijke overtuiging bekomen
had ,
heeft hij ook die overtuiging voor
zijn advies in de Staten ingebracht (242) , en , gelijk wij
verder zien zullen , er zich volstandig naar geregeld.
Van dien goeden zin gaf hij kort daarna nog een bewijs.
De geestelijken waren allerwege zeer bekommerd , dat de
en besloten op aandrang van
waartoe inzonderheid de naderhand zoo
vredehandel gelukken zou ,
die van Utrecht ,
beruchte UITENBOGAART medewerkte ,
om
uit
naam der
Kerken een gezantschap naar Koningin ELISABETH af te
vaardigen , ten einde haar de belangen der Gereformeerde
Kerk ten dezen voor te houden.
Dan bij die van Holland
haperde het , niet omdat zij de zaak zelve niet goedvonden ,
maar omdat zij
het zonder der Staten toestemming niet
durfden wagen , zich verzekerd hielden van derzelver , dat
is , van OLDENBARNEVELD's , weigering , ja vreesden , dat
88
WAARDIGHEDEN EN
MAURITS
zij zich daardoor eenen grooteren onwil van dien kant op
den hals zouden halen.
Dien ten gevolge aarzelden ook
de geestelijken van Zeeland , uit hoofde van de naauwe
vereeniging dier Provincie met Holland.
Ook zij vreesden
de toestemming der Zeeuwsche Staten niet te zullen verkrijgen.
Dan juist bevond zich MAURITS in Walcheren :
en van zijne welwillendheid hielden de Zeeuwsche Kerken
zich zoo verzekerd , dat zij besloten zijne toestemming te
verzoeken.
En in deze hunne verwachting vonden zij zich
niet bedrogen .
Hij verklaarde hun dadelijk het kerkelijk
gezantschap goed en noodig te vinden en de zaak aan de
Staten van Zeeland te zullen aanbevelen . Dezer toestemming volgde , vermoedelijk wel op MAURITS aandrang : en
alzoo
vertrok het gezantschap uit naam der Kerken van
alle de Provincien ,
uitgenomen van Holland.
In Enge-
land werden de gezanten met alle welwillendheid ontvangen , zoo door LEYCESTER en de Raadslieden der Koningin ,
als door de Koningin zelve.
Zelfs verklaarden de Engel-
sche Raadsheeren , op een bedenken der gezanten zelven
nopens hunne onbevoegdheid om zich in regeringszaken te
mengen , dat de kerkelijken wel degelijk politieke zaken
mochten verhandelen , voor ZOO ver namelijk de Kerk
hier te lande in de politie bestond , opdat zij ernstig gade
geslagen en behouden mocht blijven (243 ) .
En de Ko-
ningin verzekerde hun , dat hare eere vorderde den vredehandel met Spanje af te breken.
Men had namelijk de
tijding ontvangen van de uitrusting der zoogenaamde Onoverwinnelijke Vloot ,
waarmede de
Koning van Spanje
Engeland zocht te bemachtigen en zich eenen toegang tot
ons land te banen .
Uit de gantsche houding
van den
Spanjaard bleek het , dat hij met den vredehandel geen
ander oogmerk had , dan om Engeland in eenen zorgeloozen slaap te wiegen.
leert ons ,
De vloot verscheen : de geschiedenis
welk einde God haar besteld had
(244) : de
vredehandel werd afgebroken , en het voor land en Kerk
BEDRIJVEN GEDURENDE
dreigende gevaar was afgewend , ja , had
veerkracht van onze
plaats
gemaakt
zijde ter
(245) .
89
1588-1594.
voor meerdere
tegenkanting des
Hoe gelukkig !
vijands
Wij zagen hier
reeds in MAURITS eene andere richting des geestes dan in
OLDENBARNEVELD . De eerste ging opentlijk en rond te
werk ;
niet zoo
de laatste , die zijne ongodsdienstigheid
met goeden schijn bedekte .
Ware de vredehandel voort-
gezet geweest , zoo zou nu reeds denkelijk de botsing tusschen
beide
hebben
uitgebroken .
Doch God
verhoedde
het , door de aanleiding daartoe weg te nemen : en OLDENBARNEVELD en de zijnen zagen zich door de omstandigheden
gedrongen MAURITS in zijnen ijver tegen Spanje te volgen.
Reeds ten dezen jare vertoonde onze krijgsheld , wat
men voortaan van zijne krijgskundige bekwaamheden verwachten mocht. Op den 23sten September namelijk sloeg
de Hertog van Parma het beleg voor Bergen op Zoom.
MAURITS werkzame geest droeg het zijne bij , om de stad
te behouden. Ofschoon hij zich niet voortdurend in de
belegerde vesting bevond , maar zich op het eiland Tholen
ophield , kwam hij echter gedurende de belegering tot drie
malen toe in de stad , om op alles orde te stellen . Dit
was gants noodig om de oneenigheid onder de bezetting ,
die uit verschillende natien bestond. Het behoorde niet
tot
held ,
de minste verdiensten van onzen onvolprezen
dat hij ondergeschiktheid en samenwerking heeft kunnen
brengen in de vreemdsoortigste bestanddeelen zijner krijgsmacht ,
waarin ijverzucht en weêrstrevigheid dikwijls
best beraamde plannen dreigden te doen mislukken
de
en die
uitstekende gave legde hij reeds toen aan den dag (246) .
De eensgezindheid van de bezetting en hare hoofden herstelde hij
en bracht daardoor te wege , dat de dappere
samenwerking der belegerden
heir deed aftrekken (247) .
eindelijk
PARMA
Ook toonde hij
met
zijn
hier reeds ,
dat hij zich geene eigene levensgevaren , als de nood zijne
tegenwoordigheid vorderde , ontzag : en het was hierom dat
•
90
MAURITS
WAARDIGHEDEN EN
de Staten van Holland hoognoodig keurden hem door hunne
Gecommitteerden ernstig te bidden , verzoeken en vermanen ,
dat hij zich op geene gevaarlijke plaatsen wilde onthouden
of begeven , maar in eene goede verzekerde stad vertrekken ,
er bijvoegende , hoe hooglijk zij zijnen persoon hadden in
recommandatie en den lande daaraan gelegen was (248) . Op
het einde des jaars schijnt MAURITS de schans op het eiland
Voren , behoorende tot den Bommelerwaard , waar vrees voor
verraad was , niet zonder geweld bemachtigd te hebben (249) .
Op den 20sten November dezes jaars 1588 , heeft mauRITS zich als Markies van Vere en Vlissingen , in eerstgenoemde stad doen
huldigen.
Te Vlissingen is dit eerst
in Augustus 1590 geschied , daar de onrust , waarin die
stad
verkeerde ,
zulks
voor
dien
tijd
belette ,
hoewel
toch middelerwijl ook aldaar MAURITS als Markies erkend
werd (250) .
Prins WILLEM had in 1581 dit Marquisaat
voor zich aangekocht ; en daar hij bij zijne huwelijks-voorwaarden met ANNA van Saxen beloofd had , voor zijne zonen , uit dit huwelijk geboren wordende , den staat van Markies te zullen bezorgen , en hij vervolgens bij een ontwerp
van testament , door zijnen onverwachten dood onvolmaakt
gebleven , aan onzen MAURITS dit Marquisaat had toegedacht , zoo had deze zich terstond in het bezit van hetzelve
gesteld , gelijk hij er ook altijd zonder iemands tegenspraak
tot zijnen dood toe in gebleven is (251) .
Onderwijl gingen de Staten van Holland voort hunne
meerderheid en overwicht boven de andere Provincien te
misbruiken ter vermeerdering en uitbreiding van hun eigen
gezag.
Hiertoe moest vooral en in de eerste plaats het
gezag van den Raad van State worden verminderd , 't zij
door dadelijke miskenning , 't zij door tegenoverstelling en
verheffing van het gezag der Staten Generaal , aan welke
weder hun eigen vermeend gezag en dat van hunnen Gouverneur overgesteld werd. Het is niet te ontkennen , dat
ook MAURITS , die door de Staten van Holland in hun
BEDRIJVEN GEDURENDE
1588-1594.
91
eigen belang zoo zeer werd in de hoogte getild , zich niet
altijd vrij hield van diezelfde
wederrechtelijkheid ten aan-
zien van den Raad van State (252) .
Reeds op den 2den July 1588 verklaarden de Staten van
Holland , dat de brieven van commissie en alle anderen ,
die vroeger bij de Souvereinen van den lande en Graven
van
Holland
waren
uitgegeven ,
mitsgaders alle andere
brieven van octroyen , privilegien en gratien , voortaan op
den naam en bij de Staten zouden worden verleend en
uitgegeven.
Dit besluit werd naderhand op den 8sten Sep-
tember , denkelijk ten gevolge van een verschil met MAURITS ,
bevestigd en uitgebreid , met bepaling dat in het doen van
benoemingen voor hooge ambtsbedieningen de Staten zouden
voordragen twee of drie personen ,
waaruit MAURITS eene
keuze zou doen , terwijl dan de gekozen persoon door en op
naam der Staten zou worden aangesteld (253) .
MAURITS
heeft zich hieraan onderworpen , hoezeer het eenen overgang
in den rechtsvorm
daarstelde .
Wat ook behoefde hij er
zich tegen te kanten , daar Staten Generaal en Raad van
State zich er niet aan schenen te laten gelegen liggen ?
Het land was inmiddels zeer verdeeld .
Er bestonden
schrikkelijke oneenigheden niet slechts tusschen de Provincien , maar ook tusschen de leden van Holland onderling.
Inzonderheid was het het oude Westvriesland, hetwelk beweerde , ten gevolge van de afzwering van Koning PHILIPS ,
eene op zich zelve staande Provincie geworden te zijn , even
als Holland en Zeeland.
Hiertegen verzetteden zich de
overige leden van Holland , die zich beriepen op het oorlogsrecht , waardoor Westvriesland onder Holland gebracht
was.
MAURITS deed het zijne ter herstelling der eendracht.
Gaarne had hij daartoe de bevestiging en onderhouding
der Unie tusschen Holland en Zeeland , in 1576 opgerecht ,
gezien , en beschreef hij tot dien einde de Staten van Holland in Augustus 1588 , doch zonder vrucht , dewijl er uit
den aard der zaak eene nadere bepaling en omschrijving
92
MAURITS
WAARDIGHEDEN EN
van het gezag van MAURITS als Stadhouder over die beide
4
Provincien aan verbonden was en men het hierover niet
eens worden kon (254) .
In het begin des volgenden jaars
deed hij eene nieuwe poging bij eenen allermerkwaardigsten
en schoonen brief van den 16den January 1589 aan de
Staten van Holland , waarbij hij , optellende de zegeningen
Gods over ons land , hen aanmaande tot onderlinge eendracht , tot ijver en volharding tegen den vijand , tot het
stellen van de noodige orders ter uitoefening zijner hooge
bedieningen (255) .
Hetzelfde deed hij nogmaals bij eene
mondelinge voordracht omstreeks het einde dezes jaars (256) .
Zijne bemoeiïngen ten dezen werden met eene goede uitWestvriesland liet hare beweringen
werking bekroond .
varen en schikte zich tot eenigheid met Holland (257) .
En de Staten , ofschoon slechts bij de meeste stemmen ,
besloten , dat , daar de welstand van den lande ten hoogste
vereischte , dat de Unie en verbindtenis , onder de Edelen
en Steden tot beleid en handhouding van de gemeene zaak
opgericht ,
getrouwelijk wierde
onderhouden ,
om
tegen
het geweld der vijanden met gemeen advies , raad en bijstand
naar behooren te voorzien , mitsdien aan de Edelen en
Steden terstond een authentiek afschrift dier Unie zou worden toegezonden , opdat zij daaruit zouden mogen verstaan ,
waartoe zij in het handhouden
en beleiden der gemeene
zaak en defensie des lands verplicht en verbonden waren ;
terwijl men tevens goedvond ter voorkoming van alle oorzaken van verschil deze Unie onveranderd te laten .
Doch van eene behoorlijke bepaling en omschrijving van
"
MAURITS gezag kwam niets. Wel schenen de Staten van
Holland hem zeer te willen begunstigen ; dan behalven dat
zij hem in Mei 1588 met de Heerlijkheid van Monster begiftigden ,
waar hij zich op den 1sten Juny des volgenden
jaars liet inhuldigen
(258) , was het overigens , wat zijn
gezag betreft , meer in naam dan in de daad , of zoo dat
hij er geene bestendige rekening op maken kon .
Op den
BEDRIJVEN GEDURENDE
1588-1594.
93
8sten Maart 1589 besloten zij bij de Staten Generaal aan te
houden , dat hij tot Capitein Generaal over der Staten leger
wierde aangesteld , en onder hem de Graaf van Hohenlo tot
Luitenant Generaal , den Graaf van Meurs tot Generaal over
de cavallerie , en Graaf WILLEM van Nassau tot Generaal over
de infanterie (259 ) . Het blijkt niet , dat aan dit besluit ooit
eenig gevolg gegeven is , hoewel het zeker is , dat MAURITS
steeds het opperbevel over het leger van den Staat heeft
gevoerd , maar zonder bepaalde commissie daarvan te hebben (260) . Op den 7den Augustus 1589 besloten zij , om ,
daar eenige steden niet verschenen waren , de beraadslaging
op de onderhouding der Unie tusschen Holland en Zeeland,
in 1576 opgericht ,
alsmede die op de opdracht van het
noodige gezag aan MAURITS uit te stellen tot betere gelegenheid
(261 ) .
Dan hiervan
is sedert niets gekomen.
Alleen werd er vastgesteld , dat men , aan MAURITS schrijvende , hem niet meer den titel van Hoog en Welgeboren
Graaf,
maar dien van Hooggeboren Vorst en Vorstelijke
Genade of Excellentie zou toekennen (262) .
In
den boven vermelden brief van den 16den January
maakte MAURITS met blijdschap gewag van den goeden
stand der
zaken des Konings
van
Navarre,
naderhand
HENDRIK IV van Frankrijk , die toen aan het hoofd der
Hugenoten stond en de vermoedelijke opvolger van Koning
HENDRIK III. was . Deze laatstgenoemde was wel hartelijk
Roomschgezind , maar niet ijverig genoeg tegen de Hervormden naar den zin der zoogenoemde Heilige Ligue , aan
wier hoofd de Koning van Spanje stond . Hierdoor ontstonden er in dat Rijk schrikkelijke beroerten , die den
Koning van Navarre niet weinig sterkten en ook den Hertog van Parma noopten , om namens den Koning van
Spanje zijne wapenen , die hij tot nog toe alleen tegen
Nederland gebruikt had , ་ voor een groot gedeelte tegen
Frankrijk te wenden.
Kort hierna werd HENDRIK III
door de Ligue uit Parijs gejaagd en zag hij zich genood-
94
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
zaakt zich met den Koning van Navarre te vereenigen.
.*
Het kon dus niet anders , of, toen laatstgemelde Koning
in het midden van 1589 eenen gezant herwaarts zond om
geldelijken onderstand te vragen , onze MAURITS , welke den
voortgang van den Gereformeerden godsdienst behartigde ,
zich tot het inwilligen van dit verzoek alleszins genegen
toonde. Er rezen wel bij onze Staten vele bedenkingen
tegen deze aanvraag ; maar de gunstige en zeer hartelijke
aanbeveling van onzen MAURITS , die uit den voorspoed des
Konings van Navarre het groote heil voor onze landen
betoogde , bewoog de Staten om den verzochten onderstand
toe te staan. En deze zaak dreef hij zoo sterk , dat , toen
inmiddels HENDRIK III vermoord en alzoo HENDRIK IV op '
den troon van Frankrijk gekomen was , en deze daarop
eenen Commissaris zond om de bewilligde gelden over te
nemen , hij alweder
bij eenen brief van den 21sten Sep-
tember dezes jaars den President VAN DER MYLE en OLDENBARNEVELD vermaande en bad de zaak in goede achting
en bedenken te willen nemen en daartoe alle zorg en geloof
voor de Staten Generaal te besteden , opdat die Commissaris zoo spoedig en met zoodanige vergenoeging mocht
worden geholpen , dat de Koning daardoor reden mocht
hebben in de goede vriendschap ,
landen betoond , te volharden .
ook de beste gevolgen (263) .
tot nog toe aan deze
Deze aanbeveling had dan
De loop der historie leert ,
dat er van dien tijd af steeds de beste verstandhouding en
vriendschap tusschen MAURITS en HENDRIK IV bestaan heeft .
1
Ten deze jare werd MAURITS ook gemoeid met een kerkelijk geschil , hetwelk te Medemblik gaande was . De Regering
dier stad namelijk had ten dezen jare , met miskenning van
het recht des kerkeraads , tot predikant in de Gereformeerde
Kerk beroepen eenen TACO SIBRANDS , welke te voren leeraar
bij de St. Jacobsgezinde gemeente te Utrecht (eene van de
Gereformeerde Kerk verschillende secte) geweest was , en zich
bij de ontbinding dier gemeente in 1586 niet met de Gere-
BEDRIJVEN GEDURENDE
1588-1594.
formeerde Kerk had willen vereenigen .
95
Sedert dien tijd had
hij als eenvoudig burger te Alkmaar gewoond en schijnt zich
in leer en leven zuiver getoond te hebben , zoodat hij zich
van de Classe van Alkmaar een getuigschrift daarvan had
weten te verwerven . Dan dit getuigschrift was hem niet gegeven dan op uitdrukkelijk beding , dat hij zich niet onwettelijk in den kerkedienst mengen zou . En desniettegenstaande liet hij zich door de Regering der stad tot predikant beroepen. Hierdoor ontstond groote onrust in de gemeente , en
het was natuurlijk , dat zich de kerkbesturen het geschonden recht der Kerk aantrokken .
Doch bij de Regering der
stad konden zij geen recht erlangen .
Te gelegener tijd dus
kwam MAURITS in October dezes jaars in het Noorderquartier , om de boven vermelde politieke verschillen aangaande
Westvriesland uit den weg te ruimen : en van deze gelegenheid maakten dan nu ook de kerkelijken gebruik om
MAURITS tusschenkomst in het belang der Kerk te verzoeken.
Hieraan voldeed hij
hij hoorde zoo hen als de Re-
gering der stad , terwijl SIBRANDS , ofschoon mede geroepen ,
niet verscheen : en na het hooren der partijen , nam hij de
zaak in bedenken , zullende doen en ordonneren , hetgeen
tot rust , vrede en welvaart der Kerk dienen zou : terwijl
hij eenige dagen daarna deze uitspraak deed , dat hij goed
en als het beste en gevoeglijkste middel raadzaam had gevonden , om SIBRANDS als predikant te Medemblik te laten ,
en hem te belasten zich in alle stukken van leer , tucht
en kerkorde te houden in overeenstemming met de overige
kerkedienaars in deze landen .
Het is naauwelijks te ontken-
nen , dat MAURITS zich hier voordeed als eenen voorzichtigen
voedsterheer en voorstander der Gereformeerde Kerk des
lands .
Duidelijk genoeg toonde hij het recht der Kerk ten
dezen tegen SIBRANDS te erkennen , maar tevens te begrijpen ,
dat in die zaak en in die omstandigheden het belang der
Kerk zelve vorderde dat recht niet al te sterk te trekken ,
maar het vredeswille te laten glippen , mits maar voor het
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
96
vervolg gezorgd werd .
Het schijnt dan ook , dat men van
wederzijde met die uitspraak genoegen nam : dan daar SIBRANDS
zich aan den daarbij uitgedrukten last niet hield , brak de
twist op nieuw uit in 1592 en duurde dezelve tot 1598 ,
zonder dat er MAURITS op nieuw mede gemoeid is ´ (264) .
Veel hadden de Staten van Holland en MAURITS ten
dezen tijde te doen met het muitende garnizoen van Geertruidenberg.
Deze muiterij was reeds in het voorgaande
jaar begonnen : het krijgsvolk eischte volledige afbetaling
der soldij , en wilde ,
ofschoon geen Engelsch garnizoen
zijnde , naar niemand hooren , dan naar den Engelschen
Luitenant Generaal WILLUGBY , en de stad slechts ten behoeve der Koningin bewaren .
De onredelijkheid dezer vor-
dering werd zoo door de Koningin ,
als door WILLUGBY
opentlijk erkend : dan daar de laatste verklaarde het garnizoen wel tot rede te zullen brengen , hadden MAURITS
en de Staten hem volmacht gegeven om ten dien einde
met hetzelve te onderhandelen en de stad onder der Staten
gehoorzaamheid terug te brengen .
Die onderhandeling ge-
lukte ook in zoo verre , dat WILLUGBY een verdrag met
het garnizoen trof, waarbij hetzelve zijnen zwager WINGFELD tot Gouverneur der stad aannam en erkende.
Dan
het stellen der • stad in handen der Staten bleef achter ,
het zij dit aan de kwade trouw van WILLUGBY (gelijk de
Staten schijnen gedacht te hebben) , het zij aan de door de
Staten veroorzaakte omstandigheden , (zoo als WILLUGBY
beweerde) , moet worden toegeschreven.
Dien ten gevolge
dreigde OLDENBARNEVELD namens de Staten geweld , en
het garnizoen wederkeerig dreigde in dat geval de stad
aan den vijand te zullen overgeven.
En inderdaad vernam
men , dat het met den vijand reeds aan het onderhandelen
Men besloot dus dadelijk geweld te gebruiken :
was.
MAURITS vergaderde een leger , en begon eene ernstige belegering.
Doch dit geschiedde buiten weten van den Raad
van State , dien men om WILLUGBY en de Engelsche Raads-
BEDRIJVEN
GEDURENDE 1588-1594.
heeren wantrouwde (265) .
ningin ,
haar
Raad
97
Billijk waren hierover de Ko-
en WILLUGBY uiterst onvergenoegd :
en zekerlijk kon de wettigheid van dien maatregel naar
het toenmalige staatsrecht niet betoogd worden.
Ook gaf
God er geenen zegen op : na eene krachtige belegering
van eenige dagen ,
en nadat de stad eenen gantschen dag
lang hevig beschoten was , werd MAURITS Zoo door het ongunstige weder van storm en regen , als door de aannadering
van PARMA met een sterk leger tot ontzet der stad , genoodzaakt het beleg op te breken , dewijl hij zijne beste
en dapperste soldaten niet wilde om eene verraderlijke stad
in gevaar brengen , en hoopte dat er nog vele getrouwen
onder
de
bezetting zijn zouden , welke tot hem zouden
overkomen .
Het gevolg hiervan was , dat de stad zich op
den 11den April 1589 aan PARMA overgaf (266) .
Wij zien hier MAURITS ééne lijn trekken met OLDENBARNEVELD en de Staten .
Buiten twijfel was zijne handelwijze
ten opzichte van het muitende krijgsvolk alleszins prijzenswaardig ; doch wij twijfelen , of zij wel ten opzichte van
WILLUGBY en den Raad van State , anders dan door den
of vermeenden of waarachtigen nood , die deugd maakt ,
kan worden gerechtvaardigd (267) .
merkelijk ,
aan
Het is evenwel op-
dat WILLUGBY ten dezen geene schuld weet
MAURITS ,
maar aan OLDENBARNEVELD .
Hij gaf na-
melijk eenige maanden daarna een boekje ter zijner verdediging uit tegen het placaat van den 17den April , hetwelk
de
Staten
Generaal tegen de Bergverkoopers , zoo
men ze noemde , hadden uitgevaardigd , en waarin hij niet
onduidelijk belast werd . In dat boekje legde hij al de
schuld op OLDENBARNEVELD en verweet hem , dat zijne
gedragingen wel overeenkwamen met het loopende gerucht ,
dat hij aan RICHARDOT , President van den Raad van State
te Brussel , geschreven en beloofd had , de zaken der Vereenigde Nederlanden zoo te zullen regeren , dat dezelve
landen weder vallen zouden in de handen des Konings van
7
I
98
MAURITS
WAARDIGHEDEN EN
Spanje. Daartoe , zegt WILLUGBY , putte OLDENBARNEVELD
de schatten der Provincien , die zoo veel ten achteren waren , uit , doende heimelijk een veldleger oprichten , om eene
stad , die in het verbond der Generaliteit was , te bespringen en de beste krijgslieden des lands op den vleeschbank
te brengen : het was door zijn raad
en
advies , dat het
krijgsvolk , bij de komst des vijands voor Geertruidenberg ,
de schansen verlaten had zonder ze te slechten : hij was
het , die aan MAURITS belet had met het garnizoen te verdragen ,
toen de Schout
en
de predikanten der stad om
barmhartigheid en genade baden en redelijke voorwaarden
aanboden.
OLDENBARNEVELD , zegt hij , hád dit aanbod
niet willen aannemen , omdat hij den vijand wilde dienst
doen en zich wreken op de stad Dordrecht , tegen welke
hij haat en vijandschap koesterde om hare genegenheid tot "
de Engelschen en hare afkeuring van vele handelingen der
Staten : ja , hij had den Koning van Spanje eenen werkelijken dienst bewezen , door het opentlijk een groot abuis en
eene schadelijke dwaling te noemen , dat de Vereenigde Provincien niet machtig genoeg waren om zelven het hoofd op
te houden en zich tegen den vijand te beschermen , terwijl zij
daarentegen sterk , rijk en machtig genoeg waren en geenen
onderstand van de Koningin of van eenige andere Mogendheid
behoefden (268) .
Aan de waarachtigheid dezer aangetegene
verraderij van OLDENBARNEVELD werd van deze zijde , zoo het
schijnt , geen het minste geloof geslagen ; en zekerlijk mogen
wij niet stellen , dat hij zulke boosaardige bedoelingen gehad
heeft ; hoezeer het evenmin te ontkennen valt , dat velen zijner
handelingen vreemd waren en het bestaande staatsrecht aantasteden. Hoe verre de vermoedens van het Engelsche bewind
gegaan zijn , weten wij niet (269) : maar dit is zeker , dat
hetzelve zich beklaagde over den grooten invloed van OLDENBARNEVELD , die hier te lande alles regeerde , wien niemand
durfde tegenspreken , en die sedert eenigen tijd nog hovaardiger was geworden dan te voren (270) .
99
BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594.
De ijverige MAURITS hield op alles wat ter verdediging
des lands strekte , een wakend oog.
Den 1sten July vertrok
hij in haast naar Zeeland , stelde er orde op alle zaken , en
versterkte ook het garnizoen van Oostende en de vestingwerken dier stad , dewijl men meende , dat de vijand , die
eenig volk naar Vlaanderen had gezonden , daar het oog
op had.
Van daar keerde hij naar Holland terug (271) .
Intusschen werd
Heusden
door
den vijand
belegerd .
MAURITS , die zich in de nabijheid ophield , stelde in het
midden van Augustus middelen in het werk om meer volks
in de stad te brengen .
Na eene eerste teleurstelling , be-
sloot hij zulks op nieuw langs eenen anderen weg te beproeven.
En ofschoon dit voornemen alweder mislukte ,
gaf hij echter eene nieuwe proeve van zijne onverschrokkenheid.
Hij stelde zich aan het hoofd van den tocht en be-
geleidde het
bracht had.
volk , tot dat hij hetzelve in veiligheid geDe dringende vermaning , hem van wege de
Staten gedaan , om zich toch niet te wagen , kon hem
terug houden. Wat hem ook werd voorgehouden ,
niet
dat de Staten het niet wel zouden nemen , indien hij zich
in persoon bij
zulks
zulk eenen gevaarlijken tocht voegde , dat
was praeter decorum en tot vermindering
van zijn
gezag , hij lachte er slechts om en volgde zijnen zin (272) .
Heusden genoeg versterkt achtende , legde hij , weinige
dagen daarna , in beraad om de schans tegenover Hemert ,
door den vijand bezet , te vermeesteren en alzoo den Bommelerwaard te bevrijden .
Het was een gevaarlijke aanslag ,
door sommigen aangeraden , door anderen afgekeurd .
ging er echter mede voort op den 20sten Augustus ,
Men
en
MAURITS stelde zich alweder aan het hoofd der manschappen , niettegenstaande de Gedeputeerden der
Staten
van
Holland hem op nieuw in ' t lange gebeden hadden niet
mede te willen gaan , en het afscheid geweest was , dat
hij in persoon de rivier niet zou overtrekken .
Doch op de
plaats zelve gekomen , bevond men den aanslag gants on7*
100
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
raadzaam en men keerde dus dadelijk onverrichter zake terug (273) .
Onderwijl bedreigde de vijand den Tielerwaard.
Om
dit tegen te gaan en verder alle noodige maatregelen te
nemen , besloot MAURITS verscheidene schansen daar ter
plaatse aan te leggen en in persoon naar Bommel te gaan .
Tegen dit laatste echter verzetteden zich de Gecommitteerden der
Staten ;
zin deed.
maar te vergeefs , daar MAURITS zijnen
Hierover waren zij niet weinig verstoord .
Ter-
stond schreven zij aan de Staten , dat MAURITS huns oordeels niet alleen zijn gezag te kort deed , maar ook zijnen
persoon te veel waagde en bij gevolg wel meer : zij klaagden , dat zij te zwak in getal waren , en dat het belang
der zaak wel vereischte , dat de Staten of nog eenigen uit
hun midden er bij kwamen om alles te samen te overleggen en MAURITS met meerder gezag te gelasten zich niet
zoo bloot te stellen : zij klaagden ook daar geheel zonder
geld te zitten , er bijvoegende de klachten van
MAURITS
en de andere krijgsoversten , dat zij bij gebrek van volk en
geld niets konden uitrichten en zij slechts twaalf
honderd man bijeen hadden (274) .
of dertien
Men ziet hieruit aan
den eenen kant alweder MAURITS persoonlijke onverschrokkenheid in het te gemoet gaan van gevaren , gelijk ook het
gevoel zijner waardigheid als krijgsoverste , die in het veld
niet aan den leiband der Staten of hunner Gecommitteerden
wilde loopen ; en aan den anderen kant de meening dier
Gecommitteerden , dat ook in het veld MAURITS hunne be-
1
velen te volgen had en niet naar eigen oordeel mocht te
werk gaan.
Onmogelijk is het te beslissen ,
of MAURITS
zich te veel in onnoodig gevaar begaf ; maar zeker is het ,
dat zijne kloekmoedigheid bekroond werd . Er kwam oproer in het leger des vijands : de Spanjaards weigerden
dienst te doen , en noodzaakten den Graaf VAN MANSVELD ,
bunnen bevelhebber , onverrichter zake . af te trekken .
Met
recht roemt BOR Gods groote genade , die in de toenmalige
101
BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594.
sobere gesteldheid des lands 's vijands aanslag zoo wonderbaarlijk belet heeft .
Ware MAURITS minder ijverig en werkzaam
geweest , hadden dien ten gevolge zelfs de oproerige soldaten
kans gezien om gemakkelijk in den Tielerwaard te vallen ; naar
alle waarschijnlijkheid zouden zij het niet nagelaten hebben .
Met dit al
was hij de man niet om roekeloos land en
volk in gevaar te brengen .
Hiervan gaf hij een blijk ,
toen op het einde van October de Staten Generaal een
besluit namen , dat het veldleger niet zou scheiden , maar
gebruikt worden in Twente , ten einde de onwillige dorpen te dwingen tot het opbrengen der contributien .
MAU-
RITS toch verzette zich hier sterk tegen , om het gevaar voor
de grenzen , die alzoo ontbloot wierden , en om het krijgsvolk
zelf , dat te veel verstrooid zou worden , terwijl hij er eindelijk zijne toestemming slechts onder deze voorwaarde aan
wilde geven , dat de tocht niet meer dan zes of acht dagen
duren zou . De tocht werd daarop opgehouden , en schijnt ,
niet zonder ongenoegen geheel nagelaten te zijn (275) ..
Belangrijk voor MAURITS was het jaar 1590 , omdat hij
daarin met de Gouvernementen van Overijssel en Utrecht
bekleed werd en met dat van Gelderland bekleed stond te
worden.
In het midden van October 1589 toch waren
door den dood van Graaf ADOLF van Nieuwenaar en Meurs
de drie genoemde Gouvernementen , waarvan hij Stadhouder
was , komen open te vallen. Dien ten gevolge schreef de Raad
van State op den 21sten December eenen brief aan de Staten
dier Provincien met vermaning om ingevolge het verdrag met
Engeland twee of drie geschikte personen voor te dragen ,
waaruit de Raad éénen tot Stadhouder benoemen zou (276) .
In Overijssel evenwel , waar men reeds spoedig in het
opperbevel over het krijgsvolk
schijnt voorzien
te heb-
ben ( 277) , wilde men aan die uitnoodiging van den Raad
niet voldoen ,
op grond dat die Provincie in het verdrag
met Engeland niet begrepen was (278) .
Zij verzocht dus ,
dat op hare verkiezing een Gouverneur door de Staten Ge-
102
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
neraal zou worden aangesteld.
Hoe het geschil is behan-
deld geworden , is onbekend (279) : alleen weet men , dat ,
nadat door OLDENBARNEVELD'S invloed de keuze der Staten
van Overijssel zich op onzen MAURITS als Stadhouder had
gevestigd , de Staten Generaal met toestemming van Holland , op den 8sten February 1590 die keuze hebben bekrachtigd en hunne commissie hiertoe aan MAURITS hebben
aangeboden , die haar na veel beraad heeft aangenomen en
op den 16den February bezworen (280) .
In Utrecht ging men op eene andere wijze te werk.
Het
blijkt niet , dat de brief en het beweerde recht van den Raad
van State in eenige aanmerking genomen werd .
Op den
6den February 1590 kwamen de Staten dier Provincie overeen om MAURITS tot hunnen Stadhouder te benoemen .
Zij
vaardigden daarop eenigen uit hun midden om hem de aanbieding te doen ; en nadat deze afgevaardigden met hem op
den 31sten Maart zijne instructie geregeld hadden , gaven zij
hem eene provisionele commissie , die zij beloofden te zullen
doen vervangen door eene formele instructie der Staten
zelven van de Provincie , alsmede door eene , gegeven van
de Staten Generaal.
kreeg hij
Beide laatstgenoemde commissien ver-
op den 2den en 3den April ,
gelijk zij
ook op
dezelfde dagen door hem beëedigd werden (281) .
In Gelderland daarentegen volgde men den meer wettigen weg en zulks op uitdrukkelijk verlangen van MAURITS.
Men was het langen tijd oneens " zoo over den persoon ,
dien men tot Gouverneur verkiezen zou , als over den vorm
der verkiezing.
Sommigen toch stelden zich partij voor den
Graaf van Cuilenburg , hoewel de meesten onzen MAURITS
begeerden.
Ook was men niet zeer genegen om aan het
verlangen van den Raad van State te voldoen en het tractaat met Engeland na te leven (282) .
er
Inmiddels moest
in het opperbevel over het krijgsvolk in
Gelderland
voorzien worden , en de Raad van State gaf daartoe eene
commissie aan MAURITS op den 5den Mei 1590 (283) .
BEDRIJVEN GEDURENDE
Eerst
1588-1594 .
103
in Juny daaraanvolgende verkozen de Staten der
Provincie ,
met voorbijgang van het Engelsche tractaat ,
onzen MAURITS tot hunnen Gouverneur en Capitein Generaal , en stelden eene instructie voor hem vast , geteekend
den 10den July 1590 (284) .
Dan MAURITS , het aanzoek
ontvangende , weigerde daaraan te voldoen , zoo men het
Engelsche tractaat
niet
opvolgde ,
gelijk hij den Staten
terug schreef op den 13den Augustus (285) .
Nu wendde
zich de Provincie in het laatst van October tot den Raad
van State met verzoek om ontslag van de formaliteiten
des tractaats .
Doch de zaak wilde aldaar niet vlotten ,
werd herhaalde malen in overweging gelegd , en eindelijk
op den 20sten December ter kennis van de Staten Generaal
gebracht (286) .
Onbekend is het , wat hierover ter dezer
vergadering verhandeld en besloten is : genoeg , dat de Staten
van Gelderland dien ten gevolge aan het verlangen van MAURITS en den Raad voldeden , en op het einde van April 1591 ,
benevens
MAURITS ,
JOHAN
Graaf van Oostvriesland voor-
droegen , uit welke voordracht eerstgenoemde tot Gouverneur
door den Raad verkozen werd.
Deze verkiezing werd door
de Staten Generaal goedgekeurd (287) .
Op hun bevel ont-
ving MAURITS zijne commissie , op hunnen naam gesteld , uit
handen van den Raad van State en beëedigde haar bij den
Raad op den 20sten Mei daaraanvolgende (288) ; terwijl hij in
Augustus daarna te Arnhem door de Staten van Gelderland
met eed en wedereed gehuldigd werd (289) .
Hoogst bevreemdend is het , dat MAURITS alzoo , genoegop denzelfden tijd , op drie verschillende wijzen tot
Stadhouder van drie Provincien werd aangesteld : het ge-
zaam
tuigt of van verregaande onkunde in het bestaande staatsrecht ,
of van heimelijke bedoelingen ter omkeering van
hetzelve.
Bij het stilzwijgen over al het verhandelde ten
dezen laat zich niets met zekerheid bepalen : maar dit is
zeker , dat OLDENBARNEVELD de hoofdbeleider geweest is
van MAURITS verkiezing in de drie Provincien , en dat hij
104
MAURITS WAARDIGHEDEN
EN USES
daarbij tevens zijnen eigenen invloed in de zaken der Unie
vermeerderd heeft (290) . Met dit al willen wij hem hierom
geene eigenbaatzuchtige oogmerken toeschrijven .
Al hetgeen
hij ten dezen deed strekte opentlijk ten voordeele en ter ver
heffing van MAURITS aanzien en gezag : en het is mogelijk ,
dat de tegenstand , dien zijne pogingen vooral in Utrecht en
Overijssel ondervonden , hem en allen die het met hem eens
waren , heeft gedrongen , om over de wettige vormen heen te
zien en hun doelwit , op welke wijze dan ook , te bereiken .
Alzoo was onze MAURITS op drieëntwintigjarigen ouderdom Stadhouder over vijf Provincien en tevens Admiraal
Generaal der Unie en Capitein Generaal over het leger in
Braband en Vlaanderen (291 ) .
Groot was
derhalve zijn
aanzien en gezag , gepaard aan groote bekwaamheden : groot
de invloed , dien hij op de algemeene aangelegenheden des
lands
kon uitoefenen ,
en die versterkt
werd door zijne
eensgezindheid en vriendschap met Graaf WILLEM LODEWYK
van Nassau , Stadhouder van Vriesland en kort daarna ook
van Groningen , met wien hij insgelijks ten dezen tijde een
verdrag van onderlingen bijstand sloot ( 292) .
echter van zelf , dat ,
Het sprak
daar het een tijd van oorlog was ,
MAURITS werkzaamheden zich het meest en bijna uitsluitend
tot
de
krijgszaken
bepaalden .
De
overige landszaken ,
waarin hij niet veel meer dan van advies en aanbeveling
A
dienen kon , moest hij wel gewoonlijk toevertrouwen en
overlaten aan de bezorging
en de
wijsheid der daartoe
gestelde personen en Collegien , in het bijzonder van 's lands
Staten , vooral daar deze geleid en voorgelicht werden door
eenen man als OLDENBARNEVELD , wiens groote bekwaamheid buiten tegenspraak , wiens goede trouw en vaderlandsliefde buiten verdenking
was , en buiten wiens advies er
ten dezen tijde niets werd uitgericht (293) .
MAURITS eerste oorlogsfeit ten jare 1590 was zeer schit2
terend en voordeelig , namelijk de vermeestering van het
kasteel en de stad van Breda door middel van een turf-
BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594 .
105
schip. Reeds ten vorigen jare in September , of al vroeger
4
had zich daartoe een turfschipper , die gewoon was brandstof op het kasteel te bezorgen , aan MAURITS aangeboden :
doch deze had er eerst groote zwarigheid in gevonden , de
zaak lang bij zich zelven overdacht , er vervolgens met
andere vertrouwden , ook met OLDENBARNEVELD , over be-.
en er eindelijk in het laatst van February toe
་
besloten , in het vaste vertrouwen , dat God hem de over-
raadslaagd ,
winning geven zou
( 294) .
Het voornemen was , om in
een turfschip , dat in het kasteel werd toegelaten , eenige
soldaten te verbergen , die het kasteel zouden overrompelen
en te gelijker tijd door MAURITS met een leger gevolgd en
En in zijn uitgedrukte vertrouwen
ondersteund worden.
is MAURITS niet
gelukte
beschaamd geworden .
De aanslag toch
volkomen in den nacht tusschen den 3den en 4den
Maart : het kasteel werd door de manschappen van het
turfschip overrompeld , en door MAURITS en HOHENLO , die
weinige uren
daarna
aankwamen ,
geheel
vermeesterd :
waarop de bezetting der stad , door schrik bevangen , zich
op de vlucht begaf ,
en de stad zich dien ten gevolge bij
verdrag in MAURITS handen stelde (295) .
Geen enkele van
onze manschappen had daarbij het leven verloren , dan één
soldaat , die bij ongeluk verdronk (296) : Alom in het land
was
men zeer verheugd over deze zoo gelukkig geslaagde
onderneming .
MAURITS werd van wege de Staten Gene-
raal plechtig geluk gewenscht : overal werden er dankzeggingen en lofzangen in de kerken gedaan , de klokken geluid , vreugdevuren en pektonnen gebrand , en alle teekenen
van blijdschap getoond (297) . MAURITS lof was verdiend.
Wel straalde in deze gantsche onderneming geene persoonlijke dapperheid van zijne zijde door ; maar blijkbaar was
zijne bekwaamheid om van de omstandigheden gebruik te
maken , naar dezelven eene krijgslist uit te denken , daartoe
alle de vereischte maatregelen te nemen , en ook in persoon
mede te werken tot den goeden uitslag eener onderne-
106
MAURITS WAARDIGHEDEN
EN
ming , aan bekwame mannen , door hem uitgekozen , toevertrouwd (298).
Na Breda en het kasteel behoorlijk versterkt te hebben
tegen de pogingen des vijands , die er weêr dadelijk meester
van zocht te worden , toog MAURITS met een leger van
ongeveer 4000 man
naar de Betuwe bij Nijmegen , ten
einde den vijand van Breda
af te trekken ;
hetwelk hem
ook gelukte. Dan zijn voornemen om onverwacht NijmeIn de Betuwe
gen en Grave te bemachtigen , mislukte.
wierp hij verscheidene schansen op , waardoor hij dat land
tegen de invallen des vijands beveiligde , en den vijandelij–
ken bevelhebber KAREL VAN MANSVELD in toom hield . Al
wederom lieten de Staten van Holland hem herhaaldelijk
vermanen toch acht te slaan op zijn persoon en zich buiten gevaar te houden : maar hoe zij hem meer vermaanden ,
schrijft BOR , hoe hij daar weiniger op achtte ; want hij was
zeer courageus en laboreus (299) .
Gelukkig was het , dat de Hertog van Parma ten dezen
tijde in last kreeg met het grootste deel zijns legers naar
Frankrijk te trekken , ten gevolge waarvan hij aan mansVELD beval het opene veld te verlaten en zijne troepen in
vaste plaatsen te leggen.
Hierdoor kreeg MAURITS de han-
den ruim en maakte er aanstonds gebruik van door het
platte land tot Duitschland toe af te loopen en in September
en October achtervolgens met een klein leger vooreerst vijf
schansen in de nabijheid van Bommel , Heusden en Breda
te bemachtigen en vervolgens nog Steenbergen en de schans
bij Rozendaal te veroveren (300) .
Staatkundige handelingen van MAURITS ten jare
zijn ons niet bekend .
Wij moeten
maken van de alstoen gemaakte ,
geworden politieke kerkenorde .
1591
echter eenig gewag
naderhand zoo berucht
Van den beginne van het
Gemeenebest af waren de Staten , bijzonder die van Holland,
steeds zeer naijverig geweest op het gezag , hetwelk de
geestelijkheid zich in de Kerk toekende : zij hadden dan ook
BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594 .
107
nimmer eene formele goedkeuring aan de synodale kerkenorden willen geven.
Die der Haagsche Synode van 1586
was door de Staten van Holland ten gevolge van den ernstigen wil van LEYCESTER slechts bij voorraad goedgekeurd ,
en zulks nog met eenige wijzigingen . Reeds ten jare 1587
hadden de predikanten in eene vertrouwelijke bijeenkomst
met eenige gemachtigden der Staten daarover geklaagd ,
dan hadden alstoen goede woorden ontvangen , te weten ,
zij met dit al in het rustig bezit dier kerkenorde
waren , dat dezelve overeenkwam met de vroegere kerken-
dat
orden , die door de Staten genoeg waren goedgekeurd , en
dat men op hare volledige vaststelling niet te zeer moest
aandringen , dewijl zij dan in de Vroedschappen moest komen , waar velen niet gezind waren haar aan te nemen (301 ) .
ken niet
Dan het bleek wel dat de vrees der kerkelij-
ongegrond was.
Het was toch voornamelijk
OLDENBARNEVELD , van wiens ongodsdienstigen zin wij reeds
gesproken hebben ,
welke de geheele goedkeuring en be-
krachtiging der kerkenorde had tegengestaan , de vrijheid
der Kerk en hare eensgezinde samenwerking over al de
Provincien met leede oogen aanzag en met alle macht eene
provinciale kerkenorde voor Holland zocht te bewerken ,
waardoor die eenheid en samenwerking verbroken , en de
Kerk in Holland onder de Staten dier Provincie , dat is ,
onder hem gebracht zou worden.
Door zijne bemoeiïn-
gen (302) bracht hij zoo veel te weeg , dat er in het begin
van 1591
eene Commissie van acht politieken , waaronder
hij zelf, die steeds het hoogste woord voerde , en acht
kerkelijken , waaronder de naderhand zoo beruchte ARMINIUS
en UITENBOGAART , benoemd
werd ,
welke , na eenig ver-
schil over de bevoegdheid der Staten ten dezen , en na de
verklaring der benoemde kerkelijken , dat zij slechts voor
hunne eigene personen en niet uit naam der Kerken handelden , de zoogenaamde politieke kerkenorde samenstelde ,
waarmede OLDENBARNEVELD bij vervolg van tijd zoo veel
108
1
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
kwaad gedaan heeft . 1
Het ergerlijke dier orde zat in den
grooten invloed , die er niet slechts aan de hooge Overheid ,
maar ook aan de bijzondere plaatselijke Regeringen op de
'verkiezing en beproeving der predikanten , ouderlingen en
diakenen in gegeven werd (303) .
Met dit al vond zij den
bijval der Staten en der Hoven van Justitie , om wier advies men verzocht had ; en het schijnt dat deze eenstemmigheid ook onzen MAURITS tot goedkeuring gestemd
heeft .
Althands de aanhef luidt , dat zij met deliberatie van MAURITS
gemaakt is ; en toen eenige steden zich uit meerderen haat
tegen de Kerk er tegen verklaarden , werden zij verzocht
zich met het advies van MAURITS en de Hoven te vereenigen.
Of nu dat advies onvoorwaardelijk geweest is dan
niet , daarvan zwijgt de historie : en in deze onzekerheid mag
men van de bekende gezindheid van MAURITS ten gunste der
Kerk vermoeden , dat hij het eens geweest is met de stad
Amsterdam , om deze kerkenorde niet in te voeren dan na
alvorens door eene provinciale Synode aangenomen te zijn ,
gelijk dan ook het besluit van de meerderheid der Staten
uitviel (304) .
Hoedanig dan ook zijn advies moge geweest
zijn , zeker is het , dat hij zich nimmer een sterken voorstander dier kerkenorde betoond heeft , of haar ook met
geweld aan de Kerk heeft willen opdringen , gelijk wij dit
naderhand van OLDENBARNEVELD
bevinden
zullen
(305) .
Doch de kwaadwilligheid der oneens zijnde steden , die der
Kerk nog meer afbreuk wenschten gedaan te hebben , bracht
in de hand Gods dit goede te weeg , dat die kerkenorde bij de
Staten niet werd vastgesteld en voor dien tijd rusten bleef.
In het krijgskundige viel er dit jaar meer te doen .
Het
goede geluk des vorigen jaars maakte de onzen stouter en
deed hen besluiten om meer aanvallender wijze te werk
te gaan .
De eerste toeleg was op Zutphen.
Op den
21sten Mei 1591 trok MAURITS te velde , op zijn uitdruk→
kelijk en dringend verlangen vergezeld door den geheelen
Raad van State , op wiens verlangen weder de Staten Ge-
BEDRIJVEN
GEDURENDE 1588-1594.
109
neraal éénen uit elke Provincie er bijvoegden (306) . MAURITS nam den tocht zoodanig , dat de vijand in het onzekere
bleef, waar het op gemunt was. Den 25sten kwam hij met
zijn leger , sterk ongeveer 10,000 man (307) , voor de stad ,
maakte terstond alles ter bestorming gereed , deed reeds den
30sten tot driemaal toe uit alle de batterijen van 31 stukken
geschuts losbranden , en veroorzaakte daardoor zulk eenen
schrik , dat de bezetting , aan wie maar een uur tijds tot
beraad gegeven was , zich bij verdrag overgaf (308) .
1 Nog denzelfden avond • zond hij zijne voorhoede naar
Deventer ,
en trok er den volgenden dag met zijn leger
mede henen.
Alles werd terstond tot beschieting en be-
storming in gereedheid gebracht , en dit met zulke vlijt
en werkzaamheid van MAURITS zelven , dat hij herhaaldelijk
van
wege de Staten vermaand werd zich toch niet zoo
Den 9den Juny r opende hij
in gevaar te willen stellen .
het vuur , liet eene bres schieten en terstond storm loopen :
hetwelk van dit gevolg was , dat , hoezeer de moe-
dige bezetting den eersten aanval afsloeg ,
zij echter de
stad den volgenden dag bij verdrag overgaf (309) .
Alzoo waren binnen den tijd van veertien dagen twee
goed versterkte steden veroverd geworden.
blijdschap.
Groot was de
De Vereenigde Nederlanden werden daardoor
in betere verzekerdheid gebracht , de platte landen in den
omtrek dier steden bevrijd van beloopingen des vijands en
van zijne brandschattingen.
Op MAURITS uitgedrukt ver-
langen schreven de Staten Generaal eenen algemeenen bededag
uit tegen den 26sten Juny , om God voor die weldaad te
danken , Hem om de voortduring Zijner gunst over deze
landen te bidden , opdat zij ten éénen male van den vijand
en dien bloedigen krijg mochten ontslagen , en Zijn Goddelijk
Woord hoe langer zoo meer bekend , aangenomen en eindelijk de gantsche wereld door verbreid worden (310) .
t
Van hier rukte MAURITS met zijn leger naar Groningen.
Het is niet te bepalen ,
of hij zelf het voor zeer
110
MAURITS
raadzaam hield zoo
WAARDIGHEDEN EN
verre heen te trekken : dan hij had
het bij schriftelijke acte aan de Vriezen moeten beloven ,
die anders van
ken (311 ) .
voor
Deventer zouden zijn teruggetrok-
Doch Groningen was door den vijand te goed
versterkt , dan dat zij in korten tijd zoude kunnen vermeesterd worden : en dewijl MAURITS bericht ontving , dat
PARMA , die in het land was teruggekeerd , stond te velde
te trekken ,
besloot hij op den 26sten Juny Groningen te
verlaten , en trok hij
naar Delfzijl , hetwelk hij op den
2den July tot de overgaaf dwong (312) .
Van hier toog
hij naar de westelijke grenzen der Provincie en vermeesterde nog achtervolgens drie schansen , die zich , na beschoten te zijn , op den 7den, 11den en 13den July overgaven.
MAURITS had de gewoonte de overwonnelingen steeds
op eene eerlijke wijze te behandelen .
Dit ondervond Graaf
HERMAN VAN DEN BERG , die Deventer verdedigd had en aan
zijne beide oogen was gekwetst geworden : dit ondervonden
ook de bezettingen van Delfzijl en van de overige schansen ,
die hij innam .
Te Delfzijl liet hij een paar zijner soldaten
ophangen , omdat zij , tegen het verdrag aan , een hoed en
ponjaard van vijandlijke soldaten gestolen hadden (313) .
Hierop trok hij
belegeren.
terug
met oogmerk om
Steenwijk te
Reeds op den 15den July bevond hij zich voor
de stad : maar
terwijl
hij zich tot het legeren
gereed
maakte , vernam hij , dat PARMA met een leger van ruim 7000
man in de Betuwe was gevallen en de sterkte Knodsenburg tegenover Nijmegen , door MAURITS in het voorgaande
jaar gesticht , belegerde.
Van het uiterste belang was het
deze sterkte te behouden en PARMA het hoofd te bieden ;
weshalve MAURITS te rade werd terstond van Steenwijk
op te breken en daarheen te trekken (314) .
Dit was
geenszins ten genoegen van Graaf WILLEM LODEWYK en
de Staten van Vriesland ,
welke dien ten gevolge hunne
troepen van MAURITS leger afscheideden , ten einde daarmede Vriesland te beschermen.
MAURITS dan , het zekere
BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594.
111.
voor het onzekere nemende , verliet den 17den July Steenwijk
en trok met zijn leger van ruim 6500 man over Hasselt ,
Zwol , het Rouveensche moeras ,
krijgsvolk
getrokken
was ,
waarover vóór hem nooit
zoodat
het
voor
ongelooflijk
werd gehouden , vervolgens over Deventer naar Arnhem ,
waar hij den 20sten aankwam (315) .
Wel was het volk
door de groote hitte en de slechte wegen zeer afgemat ,
maar het bleef toch in het trekken naar den vijand geheel
willig en vol moed (316) .
Trouwens het kon niet anders ,
of onder geleide van zulk eenen persoonlijk onverschrokkenen en kundigen veldheer ,
als MAURITS was , moest wel
de lust en moed bij een ieder worden aangewakkerd .
Den 22sten July trok hij met zijn leger over den Rhijn
in de Betuwe , tot groote verbazing van PARMA , die , zijnen tegenstander nog verre weg wanende , niet eens had
gezorgd voor middelen tot eenen veiligen aftocht in geval
van nood.
Juist had de vijand het beschieten van Knod-
senburg begonnen.
Dapper werd dit door de kleine be-
zetting beantwoord : en toen MAURITS daarop een deel van
het vijandlijke leger in 1 eene hinderlaag gelokt en gants
verslagen had , ontzonk aan PARMA de moed , en trok hij
op den 26sten July zijn leger over de Waal terug op eene
wijze , die voor het grootste meesterstuk van beleid , door
PARMA immer bedreven , geprezen werd , en zonder dat
MAURITS , die zulk een overhaasten aftocht niet verwacht
had , zulks had kunnen beletten.
Alzoo aan zijnen jeug-
digen tegenstander het veld latende , bleef PARMA met zijn
leger nog bij en om Nijmegen liggen tot den 5den Augustus ,
als wanneer hij over de grenzen terug trok (317) .
De drang des gevaars had het Collegie der Staten Generaal op den 23sten July doen besluiten zich naar Arnhem
te begeven , om bij de hand te zijn .
Hier beraadslaagde
zich MAURITS met OLDENBARNEVELD en de overige Heeren ,
wat voorts te doen , Nijmegen aan te tasten , of het leger
in garnizoenen te verdeelen in allen schijn , als of men den
112
MAURITS WAARDIGHEDEN
veldtocht van dit jaar eindigen wilde.
EN
Dit laatste behield
de overhand , terwijl men zich inmiddels beraadde en in
stilte alle noodige toébereidselen maakte tot eenen aanslag
op Hulst in Vlaanderen (318) .
Hiertoe stelde zich MAURITS weder aan het hoofd van
4000 man en kwam den 21sten September onverwachts voor
Hulst , zonder dat of die stad of de vijand in ' t algemeen
daar eenig vermoeden van gehad had.
Men vond echter de
stad beter versterkt , dan de Gedeputeerden te velde , die
den aanslag aan MAURITS schijnen te hebben aangeraden ,
zich hadden voorgesteld , zoodat zij zich deswegens bij hem
verschoonden ,
bericht
en verklaarden
geweest .
dat
het hun
anders was
Niettemin , schrijft BOR , was Z. Exc.
zeer courageus en had goeden moed om met Gods hulp
!
meester van de stad te worden.
MAURITS komst voor Hulst had een ongemeenen schrik
verwekt .
Het gantsche omliggende land tot bij de poorten
van Gend werd door zijne ruiterij afgeloopen en uitgeplunderd , zoodat er groote buit behaald werd en men allerwege brandschatting opbracht.
Dadelijk liet MAURITS het
geschut voor de stad brengen : maar de kleine bezetting had
geenen moed deszelfs werking af te wachten en gaf zich drie
dagen daarna bij verdrag over (319) . Ter betooning van
de strenge krijgstucht , die hij onder zijn volk oefende , liet
MAURITS eenen
had ,
zijner soldaten , die
eene vrouw bestolen
voor het oog der bezetting doodschieten (320) .
De Staten van Zeeland hadden gaarne gezien , dat hij in die
streken gebleven was en zijne overwinningen aldaar had voortgezet.
Doch dit was geenszins zijn voornemen , noch ook de
begeerte der Staten Generaal , die vreesden , dat het leger
in moeilijkheden zou komen , indien de vijand , welke zich
versterkte , op Hulst zou komen aanrukken , als wel te
voorzien was (321 ) .
Daarenboven had MAURITS nog een
ander plan in 't hoofd ; en ten einde hetzelve niet te verijdelen , maar den vijand weder onverwachts te verschalken ,
BEDRIJVEN
GEDURENDE
1588-1594 .
113
bracht hij op den 2den October zijn leger uit Vlaanderen
terug in Zeeland en verdeelde het in de garnizoenen ,
Zijn oogmerk was op Nijmegen .
Wel verlangden de
Staten van Holland , dat hij Geertruidenberg of 's Hertogenbosch zou aantasten ; maar het vroegere besluit hield stand ,
als hebbende uit hoofde van het ongenoegen der burgerij
de meeste kans van goeden uitslag.
Onvoorziens dan brak
hij weder met zijn leger op en kwam den 14den October
voor Nijmegen , waar ook Graaf WILLEM met zijne Vriezen
zich bij hem vervoegde.
Terstond liet hij de stad opeischen ,
doch werd met minachting afgewezen en kreeg ten antwoord , dat hij een jonge vrijer was , en de stad eene
vrijster , die hij kwam vrijen , maar die hij zoo gemakkelijk
niet zoude bekomen , of hij moest er meer moeite om doen .
En hieraan voldeed hij ook , daar , gelijk BOR schrijft , hij
in persoon en zijn volk onvermoeid waren. Alles gereed
zijnde , liet hij de stad op nieuw opeischen , en toen de
bezetting na eene eerste weigering merkte , dat het hem
ernstig
was ,
gaf zij hem op den 21sten October de stad
bij verdrag over (322) .
Opmerkelijk is het , hoe MAURITS
bij dit verdrag toonde het punt van den godsdienst aan het
goeddunken der Staten Generaal te stellen. De stad namelijk had verzocht vrije openbare oefening zoo wel van
den Roomschen als van den Gereformeerden godsdienst.
Doch MAURITS verklaarde te verstaan , dat daarin achtervolgd zou worden de voet , bij de Staten Generaal genomen , en dat er dus binnen de stad geene andere oefening
dan die der Gereformeerden geschieden zou (323) .
Den 25sten October werd er een groote krijgsraad ge-
houden , om te bepalen , wat verder met het leger te doen.
Velen wilden het goede geluk aanstonds hebben voortgezet :
dan MAURITS en de meeste stemmen vonden dit ongeraden ,
daar het leger door ziekte te zeer verzwakt was : en men
besloot dus de winterquartieren te gaan betrekken (324) .
MAURITS keerde nu naar Holland terug en werd , als
8
I
MAURITS WAARDIGHEDEN
114
EN
te begrijpen is , met de uitbundigste teekenen van eerbied
en vreugde ontvangen.
Men merkte hem niet slechts aan
als ' s lands beschermer , maar als den uitbreider der gemeene grenzen .
den ,
Het bemachtigen van zulke treffelijke ste-
als hem dit jaar in handen gevallen waren , maakte
de Staten genoegzaam meester van de stroomen en beveiligde een voornaam gedeelte van den handel en scheepvaart
der ingezetenen (325) .
Grooten roem verwierf ook zijne
en zijn krijgsbeleid zoo wel bij den vijand als
dapperheid
bij vrienden en vreemde Mogendheden .
heer
VERDUGO ,
De Spaansche veld-
die thands in Grave het bevel voerde ,
schreef in een briefje , dat hij MAURITS verlangen vernomen had om met hem te vechten , en dat hij , VERDUGO ,
daartoe de bekwaamheid hebbende , het ook niet zou weigeren : want , schrijft hij , al viel het ongeluk schoon aan
mijne zijde ,
ik zoude evenwel niet kunnen missen de eere
te gewinnen overwonnen te wezen van zoodanig een personage (326) .
Inzonderheid , als VAN REYD
waren er drie stukken niet min te
(327) meldt ,
prijzen dan te ver-
wonderen in MAURITS : Vooreerst , dat hij met zulke snelheid het geschut heeft kunnen planten en de aanschansing
maken ,
als nooit te voren gebeurd was , gelijk de oudste
en ervarenste Capiteinen erkenden : ten tweede , dat
hij
zijn leger met ruiterij , bagage en wagens over het Rouveensche
moeras
bracht in een halven dag , ' t welk bij
een ieder ongelooflijk scheen , gelijk er ook nooit een leger
over getrokken was : ten derde , dat hij in minder dan vijf
maanden alle deze werken heeft kunnen uitrichten , zoo
dikwijls
een koninklijk geschut verrukken , planten en er
weder mede opbreken , en zoo spoedig van de eene Provincie in de andere trekken , ofschoon zij wijd van elkander
gelegen waren , als eerstelijk uit Overijssel van Zutphen en
Deventer naar de Ommelanden voor Groningen en Delfzijl ;
wederom van Groningen naar Overrijssel voor Steenwijk;
en van daar schier met een vlucht naar Gelderland voor
BEDRIJVEN
GEDURENDE
1588-1594.
115
Nijmegen , en toen over zee in Vlaanderen voor Hulst , en
in den laten herfst , als het reeds vroor , nog eens voor Nij-.
megen , alles wat hij aangevangen had , tot een goed einde
1
brengende.
Eenigen , vervolgt VAN REYD , mogen deze
werken de blinde fortuin toemeten ; maar dewelke hebben
aangezien Graaf MAURITS en ook Graaf WILLEMS grooten
arbeid , onverdrootzaamheid , gestadige zorg , opzicht , wakkerheid ,
dagelijksche raadslagen , en dat zij met dit al
geene gewichtige
zaken ,
die zij zelven doen konden , op
anderen lieten berusten ,
en intusschen , als menige veld-
oversten doen , hun gemak zochten , zullen anders daarvan
oordeelen. Men begon onzen MAURITS na deze overwinningen alom in Duitschland
en Frankrijk den titel van
Prins te geven.
Zekerlijk , het was voor hem eene gelukkige omstandigheid , dat tot het uitvoeren der ontwerpen ,
welke in zijn schrander brein gevormd werden , hij
nog mannen om zich heen vond , op wier trouw en kloek-
moedigheid hij zich kon verlaten ;
zoodat uit zijn eigen
geslacht op één tijdstip niet minder dan tien krijgshelden
onder zijne vanen waren , die zijne meerderheid in rang
en bekwaamheid erkenden , maar hem niets toegaven in
dapperheid .
In zijnen neef , schoonbroeder en boezemvriend
WILLEM LODEWYK , Stadhouder van Vriesland en Gronin-
gen ,
had hij niet alleen een dapper oorlogsman , maar
ook een kundig bevelhebber , wiens inzichten omtrent de
noodzakelijkheid , om veel gebrekkigs in de toenmalige inrichting van het krijgswezen te verbeteren , volkomen met
de zijnen overeenstemden (328) .
Doch met dit al bleef
MAURITS de ziel van het gantsche krijgswezen .
En inderdaad groot was zijne bekwaamheid.
Van den
tijd af, dat hem het opperbeleid des oorlogs was toevertrouwd , had hij
zich zoo zeer bevlijtigd in de oefening
der krijgskunde ,
dat hij
boven verwachting.
er schier dagelijks in vorderde
Voortvarend en wakker in het voort-
zetten zijner zaken , wist hij den vijand dikwijls eene kans
8*
116
MAURITS
WAARDIGHEDEN EN
af te zien en diens aanslagen te verijdelen (329) .
de
geringste dingen ontslipten zijne opmerking niet .
Zelfs
Hij
hield de vestingen in behoorlijken staat van tegenweer , en
bezorgde ,
dat alom goede wacht wierd gehouden .
Zon-
derling bedreven toonde hij zich in het uitkippen der bekwaamste legerplaatsen en in het versterken van`zijn leger
met schansen en redouten tegen den vijand (330) .
Het
was zijn krijgsgebruik de zaken zeker en dienvolgens langzaam te nemen (331) .
Het stormtuig hield hij in bele-
geringen altijd bij de hand.
Hij had de gewoonte , na
drie voleën uit het geschut , eene stad op te eischen ; bij
eene tweede sommatie vergunde hij den belegerden minder
gunstige voorwaarden ; en na eene derde liet hij hun geene
andere uitkomst dan zich op genade over te geven (332) .
Het krijgsvolk , tot hiertoe zeer onbedreven in veldslagen
en 't aantasten van sterkten , leerde hij uit eigene oefening
op eene nieuwe wijze te paard rijden , de gelederen bewaren , spijs met zich voeren en aan loopgraven , en borstweringen arbeiden .
Reeds in 1589 bracht hij eenige ver-
andering bij het voetvolk (333) .
Eerst meesmuilde men
over alle die nieuwigheden , doch naderhand deed men hem
recht wedervaren (334) .
In één woord , door de aller-
voorbeeldigste vlijt heeft hij zich de krijgskunst op zulk eene
wijs eigen gemaakt , dat hij er een geheel nieuw practicaal systema vàn vormde , waardoor hij van iedere beweging
tot in 't minste detail meester was , en van de bijzondere en
gecombineerde uitwerksels , die hij zich voorstelde , in ' t groot
even als in ' t klein mathematisch zeker was : hetgeen hem
boven alle bevelhebbers van zijnen tijd verre verhief en zijn
leger welhaast tot de algemeene leerschool van oorlog voor
geheel Europa maakte , waarin Vorsten eene geringe Officiersplaats kwamen verzoeken en waaruit al de groote Veldheeren van de 17de eeuw onmiddellijk of middellijk voortgekomen zijn of hunne kunst en kennis geput hebben (335) .
Ten dezen tijde openbaarde zich al meer en meer een
BEDRIJVEN GEDURENDE
1588-1594 .
117
groot ongenoegen tusschen MAURITS en den Graaf van Hohenlo , die den titel van Luitenant Generaal onder MAURITS
voerde , gelijk hij zulks reeds vroeger onder wILLEM I geweest was. Wat de eigentlijke reden der tweespalt geweest
zij , laat zich wel gissen , maar niet bepalen. HOHENLO
bezat geene deugden dan persoonlijken moed en getrouwheid aan het land : maar hij had geen oorlogsbeleid hoegenaamd , verstond de kunst niet om een leger aan te voe9 en was van een allerliederlijkst gedrag (336) . Aan
dezen man had men terstond na Prins WILLEM's dood het
opperbeleid over de krijgszaken toevertrouwd en hem als
Luitenant Generaal aan den jongen , nog gants onervarenen MAURITS toegevoegd , om dezen met raad en daad te
Doch MAURITS schijnt al spoedig begrepen te
dienen.
hebben zulk eenen raadgever niet te behoeven .
Reeds in
1586 had hij zijnen aanslag op Axel , waarvan wij boven
HOHENLO verborgen gehouden ; en hoewel
spraken , voor
hij dit deed ter begeerte van SIDNEY , zou hij hem toch
waarschijnlijk niet alzoo miskend hebben , indien hij hem
achting en eerbied had waardig gekeurd (337) . Na LEYCESTER'S, vertrek , toen MAURITS meer op zich zelven kwam
*
te staan , heeft hij zijnen voormaligen , doch ongeschikten
leermeester zekerlijk nog meerder doen gevoelen , hoe zeer
hij hem beneden zich achtte en zijnen raad en medewerking niet verlangde . Dit schijnt tot hooge woorden aanleiding gegeven te hebben , vooral in 1589 , toen HOHENLO
in April ,
na
eene afwezigheid van negen maanden , was
teruggekomen (338) .
tweespalt ernstige
Althands in Engeland baarde die
bekommering (339) .
Het is licht te
begrijpen ,
dat aan HOHENLO de miskenningen , hem door
MAURITS aangedaan , vooral daar zijne werkzaamheid als
Luitenant
Generaal geheel van MAURITS believen afhing ,
hebben verdroten en hij dus naar meerdere zelfstandigheid
verlangd heeft.
Hiertoe dan wendde hij zich in het laatst
van January 1590 tot de Staten van Holland met het
118
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
verzoek om eene verklaring , in wat betrekking hij voortaan het land dienen zoude .
De vraag was van moeilijken
aard , daar men hem niet ter zijde kon zetten noch hem
eene mindere waardigheid dan die van Luitenant Generaal
geven , terwijl men
hem als zoodanig
gezag kon toekennen , zonder tevens
ook geen bepaald
op het gezag van
MAURITS inbreuk te maken ; hetgeen evenmin geraden was.
Men gaf hem dus een antwoord , waarbij de vraag onbeantwoord bleef, terwijl men verklaarde niet raadzaam te
vinden nader te komen in dispuut of particularisatie van
de distinctien van den last en autoriteit van Z. Exc. als
་
Gouverneur Generaal , en Z. Gen. als Luitenant Generaal ·
over Holland en Zeeland om alle verdere zwarigheden te
verhoeden . Dit antwoord was vooraf aan MAURITS medegedeeld , en , als te begrijpen is , door hem goedgekeurd (340) .
Hierdoor bleven de zaken op den ouden voet : de verwijdering hield aan ,
zonder
dat men beslissen kan , of de
schuld hiervan in te weinige toegevendheid van MAURITS ,
dan wel in te groote hooghartigheid van HOHENLO gezocht
moet worden.
Verschil van inzicht nopens de krijgsver-
richtingen kan hier zijn bijgekomen , in dien zin namelijk ,
dat MAURITS meer het belang en de bescherming van alle
de Vereenigde Nederlanden op het oog had , dan HOHENLO ,
die zich slechts bijzonder tot het belang van Holland en
Zeeland , zijne betaalsheeren , bepaalde .
Daarbij zullen slecht
uitgevoerde krijgsverrichtingen van HOHENLO geen goed bij
MAURITS gedaan hebben .
Bij de inneming van Breda ten
jare 1590 voerde hij de voorhoede des legers aan , maar
onder het oog van MAURITS : doch de daarop gevolgde
aanslag op Grave ,
welken MAURITS hem had opgedragen , ´
was hem ten eenen male mislukt , door dat hij zich van
den vijand in eene hinderlaag had doen slepen , waaruit
hij zich , gekwetst zijnde , niet dan met de vlucht binnen
Tiel had kunnen redden (341 ) .
Er is wel
geen blijk ,
dat MAURITS hem deze mislukking verweten heeft ; maar
BEDRIJVEN GEDURENDE
1588-1594 .
119
zij zal toch de reeds bestaande verwijdering tusschen hen
alles behalven verminderd hebben.
Dezelve werd eindelijk
nog bevorderd door HOHENLO's voorgenomen huwelijk met
MAURITS oudste halve zuster MARIA van Nassau , die met
haren broeder in twist was over de beheering der goederen van den gevangenen Prins PHILIPS WILLEM van Oranje,
en wier recht tegen MAURITS , HOHENLO verklaarde met alle
hem mogelijke middelen te willen verdedigen (342) . Inmiddels had hij in het begin van 1591 van de Staten van Holland met bewilliging van MAURITS verlof gekregen om zich
voor een paar maanden naar Duitschland te begeven (343) .
Doch hij bleef langer uit dan bepaald was. Het kan zijn ,
dat hem dit ten kwade geduid werd , even als of hij zijnen dienst aan het land wilde onttrekken , en dat hij daarom
op den 24sten Juny aan OLDENBARNEVELD eenen brief
schreef, waarin hij hem de redenen van zijn lang uitblijven
meldde , alsmede zijne spijt , dat hij alzoo MAURITS in
den veldtocht niet had kunnen volgen , met zijne betuiging ,
dat ,
indien hij de opening van den
veldtocht
geweten
had , noch zijne zwakheid , noch de zaken van zijn Graafschap hem
zouden verhinderd hebben , om MAURITS , als
wiens dienaar hij zich bekende , op den dienst te wachten ; verzoekende hij eindelijk OLDENBARNEVELD , om hem
te verontschuldigen bij een ieder , die zijn lang uitblijven
in 't ergste wilde uitleggen (344) .
Eerst in het midden
van September kwam hij in het land terug (345) en ver–
voegde zich dadelijk bij MAURITS in het leger voor Hulst.
Dan door dezen werd hij zeer koel ontvangen , en behandeld , als of hij er niets mede te maken had .
MAU-
RITS hield krijgsraad , zonder er HOHENLO bij te roepen ,
en maakte meer
werks van
Graaf PHILIPS van Nassau ,
als of deze zijn Luitenant Generaal
ware , dan van HO-
HENLO , op wiens klachte hij niets anders antwoordde dan
zelf commissie te hebben als Gouverneur Generaal en geenen Luitenant Generaal te kennen (346) .
HOHENLO , hier-
120
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
over niet zonder reden verstoord , klaagde wel zijnen nood
aan eenen van MAURITS Raden , en bedreigde met zijn
afscheid (347) : maar wat kon hij meer dan klagen , daar zijn
werkkring , vooral in het leger te velde , ten eenen male
van MAURITS believen afhing en aan dezen in dit opzicht
geene wet konde gesteld worden ? Wij zullen hierna zien ,
dat deze oneenigheid steeds heeft voortgeduurd.
Zoo straks gewaagden wij met een enkel woord van
den twist tusschen MAURITS en zijne oudste halve zuster
MARIA nopens het beheer der goederen van den gevangenen PHILIPS WILLEM van Oranje.
tus
Op den 14den Augus-
1585 had zij op haar verzoek dat beheer ontvangen
van de Saten
Generaal (348) .
MAURITS had
zich hier
niet tegen verzet : doch , toen ten jare 1591 , nadat ten
vorigen jare Breda en Steenbergen , insgelijks heerlijkheden
aan PHILIPS WILLEM volgens zijns vaders uitersten wil toebehoorende , bemachtigd waren , MARIA zich op grond dier
acte ook in derzelver beheer gesteld had , werd MAURITS
wakker , beweerde , dat hem als oudsten broeder dat beheer
toekwam en wendde zich tot de Staten Generaal op den
14den Maart 1591 met verzoek om daarin ten zijnen behoeve te willen voorzien (349) .
De Staten waren hier-
mede zeer bekommerd , wendden alle moeite aan , om de
partijen te vereenigen , en toen zulks niet baatte , beslisten zij
eindelijk op den 10den April, dat Prinses MARIA volgens de acte
van den 14den Augustus 1585 zou hebben en behouden het beheer van het Graafschap Buren en van de goederen , uit het
Huis van Buren afkomstig , terwijl MAURITS zou hebben het
beheer der goederen , die den Prins van Oranje uit zijns vaders
nalatenschap toekwamen (350) .
De Prinses in deze beschik-
king niet willende berusten en er tegen protesterende , zoo
bleven de zaken , gelijk zij stonden , tot den 24sten Maart 1592 ,
als wanneer zij zelve ter vergadering der Staten Generaal
een vertoog indiende ,
waarbij zij verklaarde haar geschil
bij wege van justitie te zullen laten afhandelen , en inmid-
BEDRIJVEN GEDURENDE
1588-1594 .
121
dels verzocht om in het bezit der goederen van Breda enz .
te mogen blijven (351 ) .
Dan de Staten bleven bij hunne
gedane beslissing : en dit bewoog de Prinses om eindelijk
den weg van rechten in te slaan en MAURITS voor den
Hoogen Raad te dagvaarden (352) .
Deze gaf hiervan in
persoon kennis aan de Staten Generaal en scheen te begeeren , dat aan den Hoogen Raad ten
dezen de hand
zoude
besloten slechts
gesloten worden : dan
aan den Raad de gantsche
de Staten
gelegenheid der zaak over te
schrijven , ten einde denzelven de billijkheid der beslissing
van den 10den April 1591 te doen bevroeden ; terwijl zij
intusschen , ofschoon vruchteloos , voortgingen middelen
tot minnelijke schikking te beproeven (353) .
Inmiddels
was , uit hoofde van MAURITS afwezigheid in het veld , de
zaak voor den Hoogen Raad geschorst geworden tot het
begin van December 1592 toe , als wanneer MAURITS op
nieuw aan de Staten Generaal vroeg , hoe hij zich in dit
geding zoude gedragen , nademaal hij zich uit krachte van
hun besluit van den 10den April 1591 in het beheer der
goederen gesteld had . De Staten besloten den Raad op
nieuw bericht van de gelegenheid der zaak te geven , en
nieuwe
middelen
tot
vereeniging te beproeven : tot dat
MAURITS eindelijk op den 18den December te kennen gaf
het recht te willen laten voortgaan en de uitspraak van den
Hoogen Raad te zullen afwachten.
Alzoo had het proces
zijnen voortgang : MAURITS wierp eene exceptie van onbevoegdheid op , bewerende dat het geschil leengoederen in
Braband betrof en dus de Hooge Raad in Holland daarover
geene kennis mocht nemen , en behaalde daarmede de over-
1
winning (354) .
worden
Het geschil zelf was dus niet beslist ge-
en daar er ten dien tijde nog geen Raad of Leen-
hof van Braband was opgericht , zoo schoot der Prinsesse
niets anders over , dan
om zich op nieuw tot de Staten
Generaal te wenden , gelijk zij deed op den 7den Mei 1594 ,
mondelijk en schriftelijk
verzoekende
intrekking
van de
122
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
beslissing van den 10den April 1591 , of anderszins de benoeming van eenige leden uit den Hoogen en den Prowaarvoor zij haar recht zou mogen ver-
vincialen Raad ,
volgen (355) .
Dit gaf weder aanleiding tot nieuwe moei-
lijkheden en het
voorslaan van allerhande middelen van
verzoening , die nochtans vruchteloos bleven , tot dat einStaten Generaal
delijk op het einde des jaars 1594 de
bepaalden , dat , zoo de partijen hun verschil niet bij submissie door den Hoogen Raad wilden laten afhandelen ,
zij , Staten Generaal , zelven eenige Raden uit de Hoven van
Justitie der verschillende Provincien , waar de goederen in
geschil gelegen waren , zouden benoemen , die de zaak ten
einde toe beslissen zouden (356) .
Ten gevolge van dit
besluit begon men een einde aan de zaak te zien .
Nadat
de Prinses op den 7den February 1595 met den Graaf van
Hohenlo gehuwd was (357) , hebben in Mei daaraanvolgende
beide partijen zich bereid verklaard om hunne geschillen
aan den Hoogen Raad te onderwerpen
(358) .
Hoe de
zaak aldaar is behandeld , wanneer en op welke wijze beslist geworden , is onbekend .
Het schijnt echter , dat het
beheer der goederen van Buren aan de Prinsesse , en van
die van Breda aan MAURITS zijn toegekend .
Na dezen uitstap op onzen weg terugkeerende , beschouwen wij de handelingen van MAURITS in 1592.
Hetzelve
jaar getuigde weder van zijne onvermoeide werkzaamheid
en ijver , waarin hij zich echter door den onderlingen naijver en den bekrompen geest van sommige Provincien niet
genoeg ondersteund zag.
keren
en
Ten einde dezelven aan te wak-
tot eenen gereeden en ruimen
onderstand te
bewegen , besloot hij ze in February in persoon te bezoeken , terwijl hij daartoe de vergaderingen der Staten beschrijven deed . Maar heimelijk had hij tevens eenen aanslag
tegen den vijand op het oog , waarvan niemand af wist
en dien hij als ter loops wilde uitvoeren .
bruary vertrok hij naar Utrecht ,
Den 7den Fe-
en na van de Staten
BEDRIJVEN GEDURENDE
123
1588-1594 .
aldaar goede beloften bekomen te hebben , bezocht hij den
11den de Staten van Overijssel te Deventer , en den 12den
die van Gelderland te Nijmegen , waar hij langen tijd werd
opgehouden door
en Gelderland.
de geschillen tusschen die van Bommel
Eerst den 8sten Maart vertrok hij van daar
en kwam den volgenden dag te Breda ,
menigte
waar hij
eene
krijgsvolk had doen te samen komen , in allen
schijn als of het daar in bezetting zoude blijven .
Evenwel
werden er verschillende gissingen gemaakt : sommigen meenden , dat het op Geertruidenberg , anderen dat het op Hoogstraten gemunt was : doch niemand wist het rechte. Onverwachts , den 14den Maart , trok hij met een wel uitgezocht
leger , sterk omtrent 4000 man , door Braband naar Maastricht , ten einde deze stad zoo mogelijk te overvallen en
te bemachtigen.
De aanslag was zeer wel aangelegd , en
MAURITS twijfelde niet aan eenen goeden uitslag : dan hoe
stil ook aangelegd , was er nochtans de bezetting van verwittigd geworden en hield zij zich op hare hoede ; terwijl
daarenboven de groote regen en de donkerheid des nachts
den aanval , die volgens het plan op twee verschillende
zijden der stad te gelijk moest worden gedaan , deden
missen , en MAURITS het uit dien hoofde raadzaam vond
onverrichter zake terug te keeren.
Op zijnen terugtocht
echter nam hij Bergheik en Kempen in en deed die plaatsen
versterken.
Na zijn leger in de garnizoenen verdeeld te
hebben , zette hij
zijne vorige reis in de Provincien voort
en ging naar Zeeland , om ook de Staten aldaar , die in
het toestaan der consenten zeer moeilijk waren , aan te
wakkeren en tot mildheid te bewegen (359) .
Het talmen der Provincien in het vaardig bewilligen der
noodige krijgslasten maakte , dat MAURITS eerst laat te velde
De Staten van Holland hadden gaarne gekon trekken .
zien , dat hij met het beleg van Geertruidenberg zoude beginnen : dan daar de Staten Generaal en de Raad van State
het aantasten van Steenwijk besloten hadden , weigerde hij
124
MAURITS WAARDIGHEDEN
EN
op eigene hand dat besluit te veranderen en alzoo ongenoegen te geven aan de andere Provincien , aan wie het
beleg van Steenwijk beloofd was (360) .
Nadat hij de noodige voorbereidselen gemaakt had en
door de Staten Generaal , als tot aanmoediging , met een
treffelijk geschenk was vereerd geworden (361) , vertrok hij
den 19den Mei naar Utrecht en kwam den 28sten voor Steenwijk met een leger van tusschen de acht en negen duizend
man (362) .
bij hem.
Hier vervoegde zich Graaf WILLEM LODEWYK
HOHENLO was op verzoek der Staten in Holland
gebleven om aldaar het oog op den vijand te houden :
hetgeen zeker aan MAURITS niet onaangenaam zal geweest
zijn
(363) .
In de eerste dagen kon er van wege de ge-
weldige stortregens weinig worden uitgericht. Opmerkelijk
is het , dat MAURITS al zijne voorname belegeringen bij
regenachtig weder heeft moeten volvoeren (364) .
De stad was meer versterkt dan men eerst gedacht, had :
ook gedroeg zich de bezetting zeer dapper en moedig : en
MAURITS zag weldra ,
dat hem de bemachtiging niet zoo
-gemakkelijk zou zijn , ofschoon hij er zich toch verzekerd
van hield.
Ook hier toonde hij weder zijne groote on-
vertsaagdheid : dagelijks werd hij vooral door de Gedeputeerden van Holland vermaand zich niet zoo in gevaar te
begeven : dan , schrijft BOR , hij wachtte zich des te minder.
Even onverschrokken gedroeg zich WILLEM LODEWYK .
Deze
werd op den laatsten Mei door een vervlogen kogel uit de
stad in den rug getroffen , doch zonder bloedrijzing : en ook
daarna MAURITS ,
nadat hij op het einde van Juny bijna
door een kanonskogel was getroffen geworden , werd in het
begin der volgende maand door een matten kogel in zijnen
linker kinnebak geschoten tot op de tanden toe , waardoor
hem eene vleeschwonde veroorzaakt werd , die hem alleen
aan de spraak hinderde , doch niet belette naar ouder gewoonte werkzaam te zijn , en ook welhaast genas (365) .
Over de
wijze om
tegen de stąd te werken , bestond
BEDRIJVEN GEDURENDE
125
1588-1594 .
er tusschen den Artillerist en den Ingenieur een verschil
van gevoelen , hetwelk tot op den huidigen dag in bijna
elke belegering van eenig belang is opgemerkt.
De vraag
ontstond , of men dadelijk het geschut zou laten werken
tot het maken eener bres ,
dan wel , of men eerst de
loopgraven en sappen tot aan de contrescharp zou voortzetten.
MAURITS was van het eerste , WILLEM LODEWYK
van het tweede gevoelen : en het eerste hield stand.
Dan
toen men de stad reeds hevig beschoten had , en het volk
tot den storm gereed stond , ontdekte men eerst , dat de
stad zoodanig versterkt was , dat het schieten weinig
schade had veroorzaakt en de storm niets baten zou. Men
moest dus van plan veranderen tot geen gering verdriet
van MAURITS ,
die aan de
eene
zijde
wel begreep den
schimp en schande om na zulk schieten niet te stormen ,
maar ook aan de andere zijde zijn volk aan geen vermoedelijk gevaar wilde blootstellen .
Deze laatste overweging
hield bij hem de overhand in weerwil van alle opspraak ,
waaraan hij voorzag zoo binnen
als buiten ' s lands ten
doel te zullen staan , vooral bij hen , die de belegering van
Steenwijk hadden
afgekeurd .
HOHENLO
scheen
in
die
moeilijkheid voor MAURITS te groeiën . Dikwijls en opentlijk zeide hij : 't Is kwade raad geweest , ' dat men het leger voor Steenwijk heeft gebracht : ik heb de plaats vóór
tien jaren gekend , en weet dat zij vast is ; en naderhand
is zij viermaal sterker gemaakt , men zal met spot moeten
aftrekken. De Koning van Frankrijk en zijne legerhoofden
spraken er even zoo over . Zelfs in MAURITS leger , dat
zeer genegen was tot den storm , waren eenigen bedroefd ,
eenigen toornig , vreezende , dat ,
gelijk ALVA
Haarlem ,
en PARMA Maastricht , na het beschieten , niet met storm
hadden kunnen veroveren , maar eene lange verdrietige
belegering moeten volhouden , alzoo ook zij den geheelen
zomer , en misschien nog te vergeefs , voor Steenwijk zou.den doorbrengen .
Men kan denken , hoe de moed der
126
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
belegerden
aanwies.
Doch die
WILLEM verflaauwde niet.
van
MAURITS
en Graaf
Terstond stelden zij het volk
aan de loopgraven , om alzoo aan den wal te komen en
Elk soldaat moest op zijne
dien dan door te steken .
beurt schop en kruiwagen in de hand nemen.
Aan onze
beide krijgshelden komt de eer toe het eerst het verderfelijke vooroordeel overwonnen te hebben , dat alle arbeid ,
welke niet dadelijk met de behandeling der wapenen verbonden was , met name het graven en arbeiden aan schanswerken , voor den soldaat vernederend geacht werd (366) .
Hiermede brachten zij weder het oude gebruik der Romeinen
en Grieken in zwang , die niet alleen tot afbreuk des vijands
en verovering van anders onoverwinnelijke steden hunne soldaten lieten arbeiden , maar alzoo ook krankheden , muiterijen , dronkenschap en andere verkeerdheden , uit ledigheid
ontstaande , plachten voor te komen en te verhoeden . Ook de
belegerden van Steenwijk verwonderden zich over die zonderlingheid en verweten met schampere woorden de arbeiders ,
dat zij van krijgslieden tot boeren en gravers gemaakt waren en in plaats van spiessen schoppen gebruikten (367) .
Nadat men nu dicht genoeg aan den wal gegraven , een
paar mijnen aangelegd en een paar hooge houten torens
gemaakt had om te beter in de stad te kunnen schieten ,
besloot men op den 3den July de mijnen te laten springen
en dadelijk daarop te stormen. Ernstig werden de soldaten vooraf vermaand zich in goede orde bijeen te houden ,
niet te plunderen , voor en aleer de overwinning volkomen en zeker was , geene oude lieden noch kinderen te
mishandelen , geene vrouwen noch jonge dochters te schenden.
Doch de mijnen deden geene uitwerking genoeg om
den bepaalden storm te
wagen , die dus alweder moest
worden uitgesteld .
MAURITS.
Dit verwekte nieuwe opspraak tegen
Alle Vriesche soldaten , ja vele Capiteinen wa-
ren wegens dat uitstel boven mate ongeduldig : volgens
hen ware men van de overwinning zeker geweest , indien.
BEDRIJVEN GEDURENDE
men voortgevaren hadde .
1588-1594 .
127
Ook meenden de Gedeputeerden
te velde , dat , zoo men de vesting van eene andere zijde
had
aangetast ,
de
verovering gereedelijk zoude
gevolgd
Doch toen men haar naderhand van binnen bezag ,
zijn.
erkenden allen als uit éénen mond , dat MAURITS wijzer
Men ziet hieruit , in welk gevaar
eens veldoverstens eer en goede naam dikwijls staat door
geweest was dan zij .
de lichtvaardige oordeelvellingen van den gemeenen man (368) .
De overste der bezetting nu wel merkende , dat hij het
niet lang meer zou kunnen uithouden , verzocht onderhandeling. Reeds eenige dagen vroeger had hij dit beproefd ,
doch zich alstoen aan de eischen van MAURITS niet willen
onderwerpen.
Thands na al de aangewende moeite om
zich met geweld van de stad meester te maken , waren
beide MAURITS en WILLEM LODEWYK afkeeriger van een
verdrag , wel verzekerd haar toch in korte dagen te zullen
winnen , en haar liever met geweld willende bemachtigen
om der achting wille voor het Nederlandsche leger , alsmede
tot afschrik van de vijandelijke bezettingen in andere plaatsen , terwijl bijna de gantsche burgerij uit Steenwijk ver–
trokken was en dus de bestorming niet behoefde nagelaten
te worden uit barmhartigheid of medelijden .
Dan daar de
Raad van State en de Gedeputeerden te velde van een an-
der begrip waren , gaf MAURITS toe en deed dezelfde eischen
als vroeger . Nu kwam er weder eenig verschil . De vijand antwoordde uit de hoogte , scheen zich aan die voorwaarden niet te willen onderwerpen en werd in die weigerende houding eenigermate ondersteund door de Gedeputeerden te velde , die verlangden , dat MAURITS zijne eischen
verminderen zou .
Doch deze , in overeenstemming met
Graaf WILLEM , was hiertoe niet te bewegen .
Beide ver-
klaarden , dat het eene groote schande en verachtering van
andere zaken zijn zoude , indien men , de overwinning in
handen hebbende , zich zoo kleinmoedig tegen den vijand
stelde
zulke eerlijke voorwaarden ,
als
in het voorleden
128
MAURITS
WAARDIGHEDEN
EN
jaar aan die van Zutphen en Deventer gegeven waren , wilden
zij voor die van Steenwijk niet onderteekenen , vooral daar
toch in drie dagen de stad te bemachtigen ware . Deze
vaste houding deed den vijand ten eenenmale den moed
verliezen ; reeds op den 4den July werd het verdrag getroffen , en den volgenden dag de stad overgegeven met afleg- .
ging van geweer en vaandels , doch met behoud van bagage
en rappier (369 ) .
MAURITS toonde alle achting voor de
dappere bezetting.
Hij voegde zich zelf bij de poort , toen
zij de stad verliet ; ten einde te zorgen , dat zij niet mishandeld of gehoond wierde. Hij gaf den Overste en verderen Capiteinen de hand en prees hunne dapperheid .
Hij
toonde , zegt VAN REYD , een zoo ernsthaftig gelaat en aangename stemmigheid , dat de vijand zoo wel de werken en
trouwigheid prijzen ,
zen en de manieren
als ook zich over het vorstelijke wevan den jongen
Heer
verwonderen
moest. Ook uit den mond van den Overste der bezetting
Dezelve wenschte ,
verwierf hij een loffelijk getuigenis.
dat zijn Koning van zulk eenen veldheer gediend ware , verklarende zonder schroom , dat de Koning van zijne eigene
dienaars verraden werd , en dat , wanneer PARMA aan zijne
zijde zulke naarstigheid doen wilde , als Prins MAURITS voor
de Staten deed , hij den grooten Turk verjagen konde.
Te
opmerkelijker was dit getuigenis , omdat het gedaan werd in
de tegenwoordigheid van eenen gezant van den Bisschop van
Luik , die , als der Spaansche zijde gunstig , het buiten twijfel
aan PARMA verhalen zou ; weshalve velen zich over de vrijheid
1
van spreken , welke die Overste zich toen verstoutte , zeer
verwonderden .
Aan eenen overlooper , die door den krijgs-
raad deswege ter dood was veroordeeld , schonk MAURITS
het leven , uit hoofde van een paar stoute bedrijven , waardoor hij zich gedurende het beleg had beroemd gemaakt.
Dus eindigde dit merkwaardige beleg , hetwelk vijf weken
en drie dagen geduurd had. Een ieder verwonderde zich over
de groote werken , die er van MAURITS zijde tegen de stad
BEDRIJVEN
GEDURENDE
1588-1594.
129
in zulk eenen korten tijd gemaakt waren . Van het begin des
oorlogs af was er niets dergelijks , noch aan de zijde der Staten.
noch aan die der Spaanschen , gezien . De meeste eer daarvan
kwam den Ingenieurs toe. Ook verklaarde de Overste der
bezetting , dat men hem slechts met schoppen overwonnen en
als een vos uit de aarde gegraven had , maar dat men hem met
geen geschut uit de vesting gejaagd zoude hebben (370) .
Nu rees er verschil , wat verder te doen. MAURITS ,
gerugsteund door Graaf WILLEM en al de veldoversten ,
ook door alle de overige Provincien , voornamelijk door
Vriesland , wilde voort en Coeverden aantasten .
Doch de
Staten van Holland verlangden daarentegen , dat men zich
voor het tegenwoordige met de verovering van Steenwijk
vergenoegen zoude . Allerlei zwarigheden werden er voorde wonde van MAURITS , welke hem gebood rust
te nemen ; zijn reeds verkregen roem , die anderszins vergewend
duisterd kon worden ; de vermeende aanslagen des vijands
aan andere oorden ; het gevaar van het nieuwe voornemen ;
de groote kosten ; en meerdere bedenkingen werden er in
het midden gebracht om MAURITS van zijn plan af te brengen (371 ) . Deze bedenkingen waren vervat in eenen brief
der Staten Generaal van den 6den July , die evenwel alles
aan het betere oordeel van MAURITS overlieten , en in
eenen brief der Staten van Holland van den 11den July , die
zelfs weigerden hem den verzochten en benoodigden toevoer
van
wagenen toe te zenden ( 372) .
Dit verwekte groot
misnoegen tusschen de Provincien , vooral tusschen Holland
en Vriesland : doch waarvan misschien meer ophef gemaakt
is dan overeenkomstig met de waarheid (373) .
Eindelijk
op den 12den July werd besloten , aan het voornemen op
Coeverden toe te geven , doch onder zeer beperkende voorschriften ,
waarmede MAURITS en WILLEM LODEWYK geen
genoegen nemen wilden (374) .
Hoe dit zij , tot de be-
legering der genoemde vesting werd besloten .
Dan nu ontstond er eene nieuwe zwarigheid .
I
De Ko9
130
MAURITS
WAARDIGHEDEN EN
ningin van Engeland wilde hare troepen , die tot ouderstand
der Staten in MAURITS leger waren , naar Frankrijk verzonden hebben ten dienste van Koning HENDRIK . Reeds vóór of
tijdens het begin van het beleg van Steenwijk was daartoe de
vordering gedaan : en niet dan met moeite had men hare naleving alstoen nog voorgekomen (375) . Maar nu Steenwijk
veroverd was , drong de Engelsche gezant op nieuw zoo sterk
aan , dat MAURITS zich wel genoodzaakt zag de gevorderde
troepen uit het leger te verzenden , verklarende evenwel , dat
hij desniettemin met het Nederlandsche krijgsvolk , ja met
de Vriezen alleen het beleg wilde beproeven.
Door dit een en ander was een groot oponthoud ontstaan ,
zoodat het leger eerst op den 23sten July van Steenwijk opbrak (376) en den 26sten voor Coeverden kwam . Hier liet
MAURITS Graaf WILLEM met een deel des legers , en trok met
het overige deel naar Ootmarsum om hetzelve in te nemen .
Negen schoten waren genoeg , om de kleine bezetting te
ontmoedigen , die terstond op den 30sten July de plaats bij
verdrag overgaf : en nadat MAURITS was voortgetogen naar
Oldenzaal om de gelegenheid dier plaats te bezichtigen , en
er schrik onder den vijand verspreid had , kwam hij op den
31sten July in het leger voor Coeverden terug (377) .
Hier
werden de reeds begonnen verschansingen en werken tegen
de stad met ijver voortgezet , terwijl de vijand zich daartegen dapper verdedigde , en de plaats sterk bevestigd had .
Onderwijl kreeg men tijding , dat er tot ontzet van Coeverden een vijandlijk leger van omtrent 5000 man naar
den Rhijn in aantocht was (378) . Dien ten gevolge verzochten de Staten Generaal dringend , dat MAURITS eenige
ruiterij naar den Rhijnkant wilde zenden , om den vijand
het overkomen te beletten. Doch MAURITS was er niet toe
te bewegen : hij beweerde geene ruiters te kunnen missen ,
en dat , indien dezelven soms geslagen wierden , het geheele
9
leger in groot gevaar zou komen : hij rekende het onnoodig
den vijand aldaar te gaan opzoeken , en was getroost dien
BEDRIJVEN GEDURENDE
1588-1594 .
131
bij Coeverden te verwachten , waar hij zijn leger zoo tegen
de bezetting der stad als tegen den aankomenden vijand
goed versterkt had .
deputeerden
Van dit gevoelen , waarin hij de Ge-
te velde
op zijne hand had , was hij niet af
te brengen , wat ook de Raad van State hem op bevel
der Staten Generaal anders vermaande (379) .
MAURITS intusschen de noodige maatregelen genomen heb-
bende , wachtte den vijand af , die op den 4den September
ziju leger nabij het onze nedersloeg (380) . Hier bleef
hij stil liggen tot in den nacht van den 7den September ,
toen hij onverhoeds voor den dag sprong en onze verschansingen aanviel.
Reeds had hij eenige voordeelen behaald ,
toen MAURITS en WILLEM LODEWYK met de noodige troepen
ter plaatse des aanvals komende , hem dapper terug sloegen .
Met groot geweld werd de aanval herhaald , doch op nieuw
afgeslagen en de vijand op de vlucht gejaagd (381 ) .
Beide ,
MAURITS en WILLEM LODEWYK toonden zich , als BOR (382)
zegt , wonderlijk courageus en kweten zich zeer naarstig :
de laatste werd weder in den buik gewond. Nu wilden
allen den vluchtenden vijand nazetten . Dan MAURITS hield
dit tegen. Hij wist , dat vele overwinningen door een ontijdig vervolgen en najagen dikwijls te niet gaan .
Ook
wilde hij het vaste leger niet verlaten , zoolang de hoofdzaak , de vermeestering van Coeverden , niet was afgeloopen .
VAN REYD ( 383)
merkt aan , dat dit de eerste maal in
vijftien jaren na de Gendsche Pacificatie was , dat der Staten
krijgsvolk , wijd van dijken en wateren , op het harde veld ,
des Konings macht onder de oogen gezien en eer verworven
hebben , tegen alle vermoeden des vijands , die gedurende
den tocht dikwijls vroeg , of MAURITS nog vast lag , tegen
de meening der naburige Rijken en der Staten Generaal
zelfs , die , hunne eigene macht niet recht kennende , dit
beleg zeer hadden afgeraden , en nu metterdaad bevonden ,
dat noch de oude Spaansche soldaten zoo zeer te vreezen ,
noch de Nederlandsche te yerachten waren.
9*
132
MAURITS WAARDIGHEDEN
EN
De lust tot eenen nieuwen aanval scheen thands den
vijand vergaan te zijn : doch op den 10den September poogde
hij MAURITS naar buiten te lokken .
Deze echter hield het
oog op hem en bleef binnen zijne verschansingen : weshalve de vijand , na vele uren gewacht te hebben , weder
Hierdoor werd de bezetting der vesting ontmoeaftrok.
digd .
Reeds een en andermaal had zij MAURITS vermaning
tot overgaaf met moedige woorden afgewezen , maar nu , ten
einde raad , stelde zij op den 12den September de vesting bij
verdrag in zijne handen.
Aan de bloedverwantschap van
Graaf FREDERIK VAN DEN BERG , den opperbevelhebber der
plaats , met MAURITS (daar zij broeders en zusterskinderen
waren) , had de bezetting het te danken , dat haar werd toegestaan met alle krijgsmanseer de loffelijk verdedigde vesting
te verlaten (384) .
De vermeestering dezer sterkte was voor
MAURITS te roemrijker , omdat de Spaansche Veldoverste verklaard had , dat zulks onmogelijk was , vragende , wie of wat
MAURITS Zoo koen en vermetel gemaakt had om Coeverden
te durven aantasten ; en zeggende : Indien Coeverden niet
houdt, zoo weet ik niet , wat voortaan houden zal (385) .
Na deze vermeestering werd er groote krijgsraad gehouden
over de vraag , wat verder te doen . Eindelijk werd besloten
den vijand , die aan het terugtrekken was , met het leger
te volgen en hem in den overgang over den Rhijn te bemoeilijken (386) . De overtocht des vijands echter geschiedde
zonder hinder in het midden van October : en MAURITS ,
hem tot nabij Wesel gevolgd zijnde , scheidde daarop zijn
leger en liet het de winterquartieren (387) betrekken .
Inmiddels had MAURITS een duidelijk bewijs gegeven
van zijnen tegenstand tegen de
Jesuiten.
Deze hadden
zich in het Hertogdom Cleef, bijzonder te Emmerik , genesteld , ten einde door heimelijke verstandhouding
hun
gif in Nederland te verspreiden , hetgeen hun in Holland
reeds zeer goed gelukte.
MAURITS nu in
October
met
zijn leger in die streken gelegerd zijnde , ontbood , terwijl
BEDRIJVEN
GEDURENDE
1588-1594.
133
hij eens in de nabijheid van Emmerik aan het jagen was ,
de Regering der stad bij zich , en beklaagde zich , dat zij
de prediking van Gods Woord , die daar veertig jaren lang
geoefend geweest
was ,
niet
alleen had verboden ,
maar
ook de predikanten weggejaagd en de Jesuiten weder ingevoerd , hoezeer dezelven gezworene vijanden van Nederland
waren en de goede nabuurschap tusschen de beide Staten
verstoorden.
De Magistraat beriep
zich op den last der
Raden van het Hertogdom , die thands , bij de krankzinnigheid van den Hertog en zijnen zoon , het land regeerden.
Dien ten gevolge kwamen de Raden den volgenden
dag bij MAURITS en wilden zich verontschuldigen op de
verordeningen , daaromtrent reeds door de Hertogen zelven
gemaakt
iedere
zij oordeelden , dat krachtens den godsdienstvrede
Souverein de macht bezat ,
om zoodanigen gods-
dienst te doen oefenen , als hij goedvond ; en dat er voor
de Nederlanden geen gevaar was in de toelating der Jesuiten , aan welke toch niets anders dan het onderwijs der
jeugd wierd toevertrouwd .
MAURITS wilde zich met dit
antwoord niet laten afschepen .
Hij hervatte , dat hij den
Hertog van Cleef in regering of godsdienstoefening geenen
regel wilde voorschrijven ,
maar dat hij de Jesuiten tof
zijne naburen niet wilde hebben : zij toch waren verspieders van den Koning van Spanje en zochten daarom hunnen stoel zoo na mogelijk aan deze grenzen te zetten : zij
hadden zijnen vader vermoord , en daarom zou hij al zijn
leven hun vijand blijven : immers de moordenaar zijns va`ders had bekend , door eenen Jesuit van Trier en anderen
daartoe te zijn aangehitst , ofschoon een geleerde geestelijke van de Roomsche Kerk het hem had afgeraden.
Doch
het schijnt , dat de Regering des lands en der stad aan
MAURITS begeerte niet heeft willen voldoen , en dat deze
daarop heeft last gegeven eenig geweld te bezigen .
Al-
thands eenigen tijd daarna benam de Commandant van
's Gravenweert aan die van Emmerik hunne koeiën en
134
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
weigerde ze weder te geven , vóór en aleer de Jesuiten
van daar zouden vertrokken zijn .
Dit middel had eene
goede uitwerking en MAURITS kreeg zijnen zin (388) .
Hartelijk en vurig was MAURITS lust en ijver om den
vijand alle mogelijke afbreuk te doen .
Wij mogen ver-
moeden , dat hij na de vermeestering van
Coeverden de
overwinning had willen hebben voortgezet , maar dat alleen
de schaarschheid der geldmiddelen hem zulks belet hebben .
Gelijk hij dus in het begin dezes jaars 1592 eene reis door de
Provincien van zijn gouvernement gedaan had om de Staten
tot milde opbrengst der gelden aan te sporen , zoo schreef
hij hun ten gelijken einde eenen brief op het einde dezes
jaars , waarbij hij hun den moedwil des vijands en de reeds
verkregen zegeningen Gods voorstelde , en dien ten gevolge
ernstig vermaande tot ijver in het spoedig bewilligen en opbrengen der noodige middelen , om den vijand zoo te water
als te land te wederstaan (389) .
Het is te vermoeden , dat
deze brief den ijver bij velen zal hebben aangewakkerd.
Van den jare 1593 zijn ons geene politieke handelingen
van MAURITS bekend , dan zijn gunstig voorschrijven aan
de Regering van Middelburg ten behoeve der DoopsgezinReeds ten jare 1577 waren* zij wegens het weigeren van den plechtigen burgereed door de genoemde Re-
den.
gering gekweld geworden ,
maar
hadden zij
van
Prins
WILLEM eene gunstige acte ontvangen , volgens welke zij
met hun jawoord mochten volstaan , doch , bij verbreking
van dit hun woord , even als meineedigen zouden gestraft
worden (390) .
gemoeid :
Ten volgenden jare werden zij op nieuw
en dit had
een
vernieuwd ernstig
en hartig
schrijven van den Prins in hun voordeel ten gevolge (391 ) .
Dit schrijven schijnt goed gedaan te hebben : wel werkte
men tegen hen
in
1586 en
noegzame vrucht (392) .
de
1589 ,
doch zonder
ge-
Dan ten jare 1593 vernieuwde
Regering van Middelburg hare vroegere pogingen .
Welke redenen haar daartoe bewogen , is ons onbekend .
BEDRIJVEN GEDURENDE
135
1588-1594.
Het schijnt wel , dat hiertoe een onverstandige godsdienstijver gewerkt heeft tegen menschen , die in de wezentlijke
punten des zaligmakenden geloofs met de Gereformeerde
Kerk des lands instemden ,
maar slechts verschilden over
den kinderdoop , den eed en het dragen der wapenen ; die
voorts leefden als brave , gehoorzame , rustige burgers , en
geenszins weigerden hun plechtig woord voor eenen eed te
doen gelden , en tot het verplichte dragen der wapenen
anderen in hunne plaats te stellen .
niet ,
Ook leert de historie
waarin thands de maatregelen der Regering tegen
hen bestaan heeft. Denkelijk was het weder , even als
vroeger , het sluiten hunner winkels en het verbod van
ད
nering.
Dan zij wendeden zich bij verzoekschrift aan
MAURITS als Stadhouder van Zeeland en hadden het genoegen met zijn voorschrijven bij hunne vrijheid gehandhaafd te worden .
Bij eenen brief van den 4den Maart 1593
verzocht hij de Regering der stad ernstig , dat de Mennoniten zouden gelaten worden bij die vrijheden , welke
hun vroeger bij besluiten der Staten van Holland en Zee·
land en bij acten van Prins WILLEM waren toegekend ,
en zulks totdat bij de Staten Generaal daarin anders zou
voorzien zijn , dewijl deze zaak alle de Provincien te samen aanging (393) .
Deze brief doet MAURITS
alleszins
eere aan en toont zijnen afkeer van allen conscientiedwang
tegen rustige burgers , wier godsdienstige overtuiging niet
streed met de verplichte gehoorzaamheid aan de wetten
des Staats (394) .
Opmerkelijk ook is het , dat hij de re-
geling dezer godsdienstige aangelegenheid aan de Staten
Generaal , en
niet aan die der afzonderlijke Provincien ,
veel min aan de stedelijke Regeringen toekende (395) .
Wat de krijgsverrichtingen betreft , was dit jaar weder
zeer gunstig. Den wintertijd , voor de groote Heeren , die
de loopbaan der wapenen volgden , meestal een tijd van vermakelijkheden en uitspanning na de vermoeinissen van den
afgeloopen veldtocht ,
maar voor MAURITS gewoonlijk een
136
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
tijd van geestinspanning en voorbereiding tot volgende on-1
dernemingen , had ook thands onze held zich ten
nutte
gemaakt om de noodige maatregelen te beramen en gereed
te maken tot de belegering van Geertruidenberg , waartoe men
besloten had (396) .
Om hierin goed te slagen moest hij
vroeg beginnen en met de verschansing zijns legers gereed
zijn , vóór dat de vijand , die hier dichter bij de hand was , tot
ontzet kon zijn aangekomen . Als tot aanmoediging beschonken
hem de Staten van Holland in January 1593 met het Opperhoutvesterschap van Holland en Westvriesland (397) .
In het laatst van Maart kwam MAURITS met zijn leger
van 5000 man voor de stad (398) .
versterkt ,
De stad , zeer goed
werd aan alle kanten bezet , aan de waterzijde
met eene talrijke rei van schepen.
Het leger werd dade-
lijk beschanst , ofschoon dit wegens de regens en den waterachtigen grond groote moeite kostte.
Waren de wer-
ken voor Steenwijk groot geweest , zij werden door die
van voor Geertruidenberg overtroffen.
De omvang van het
leger was zoo groot , dat uit hoofde van de menigte weiden ,
die er binnen lagen , de boeren er hun vee in zon-
den en er zich ook met hunne goederen in bergden , terwijl zij van wege de ongemeen goede krijgstucht geene
de minste schade leden of er voor te vreezen hadden , en
er alzoo groote overvloed van alle nooddruft was.
Men
hield het voor het merkwaardigste beleg , dat sedert honderd
jaren had plaats gehad , gelijk het ook bij uitnemendheid
het Romeinsche beleg genoemd werd. Aan MAURITS genie en
onvermoeide werkzaamheid komt er de lof van toe. Van
alle zijden dan ook kwam men om het te bezichtigen (399) .
Al dadelijk behaalde MAURITS een groot voordeel door
de vermeestering op den 5den April van het fort Steelhoven , hetwelk de stad dekte , maar zich , zoo haast hij het
opeischte , bij verdrag overgaf.
De vijand zat intusschen niet stil , maar verzamelde on
der den Graaf VAN MANSVELD een leger van omtrent 12000
BEDRIJVEN
GEDURENDE
1588-1594 .
137
man (400) en kwam daarmede op het einde van Mei voor
de stad ,
om haar te ontzetten .
Dan hij vond MAURITS
leger zoo goed verzekerd , dat het hem onmogelijk was er
iets met vrucht tegen te ondernemen .
Onderwijl was er
weder eene sterke tweespalt tusschen MAURITS en HOHENLO ,
die thands mede in het leger was en over een goed deel
het bevel voerde , ontstaan.
HOHENLO namelijk had in zijn
quartier eene sterke schans tot wering van den tot ontzet
aankomenden vijand doen aanleggen .
MAURITS echter was
van oordeel , dat deze schans te na aan de stad was gelegd ,
en begeerde ,
dat
HOHENLO er eene nieuwe , wat verder
verwijderd , zou aanleggen , ten einde den vijand zoo ver
mogelijk van de
Opperbevelhebbers
stad af te houden .
weigerde de
Aan dezen last des
hooghartige HOHENLO te
gehoorzamen , zoodat MAURITS , zijn gezag gebruikende , er
zelf de orders toe geven moest. Hierover volgden harde
woorden.
HOHENLO liet zich uit op eene
wijze ,
hij het volk tot ongehoorzaamheid wilde aanzetten .
als of
Gij,
Capiteins , zeide hij , gij zijt hier geleverd en geslagen ; gij
moogt het werk wel laten en mij volgen naar de oude schans.
Waartegen weder MAURITS overluid zeide : Ik verklaar u,
dat ik den eersten , die aftrekt , dadelijk zal doen ophangen.
Men ziet hieruit , hoe weinig deze legerhoofden het met
elkander vinden konden ,
en dat MAURITS wel reden had
om HOHENLO liever niet dan al bij zich in het leger te
zien. Aan MAURITS orders ten dezen werd dan ook gehoorzaamd , de nieuwe schans volmaakt en tot het einde
des belegs toe verdedigd (401) .
Den 4den Juny deed MAURITS de stad opeischen , maar
kreeg ten antwoord dat , zoo hij met handteekening wilde
betuigen ,
dat er van MANSVELD geen ontzet te wachten
was , men zich op de overgaaf wilde beraden . MAURITS ,
die alle vertrouwen op de sterkte zijns legers had , bood
der bezetting aan , om door een of twee afgevaardigden
zijn leger te doen bezichtigen , opdat men zelf zou kunnen
WAARDIGHEDEN
138
MAURITS
oordeelen.
Dan de belegerden weigerden verder gesprek ,
EN
zich verlatende op de hulp van MANSVELD , die wel veel
vertooning maakte , doch behoudens eenige schermutselingen niets uitrichtte.
Eindelijk naderde de dag der vermeestering van de stad .
Op den 24sten Juny werd stormenderhand een ravelijn
veroverd , waardoor de belegerden zoo ontmoedigd werden , dat zij terstond spraak begeerden .
MAURITS stond
hun den uittocht toe met pak en zak , doch zonder wapenen en vaandels , ofschoon hij hun bij den uittocht , die
den volgenden dag geschiedde , de wapenen zonder de vaandels teruggaf.
Alzoo werd alweder MAURITS moed en
ijver door den Heere bekroond (402) .
MANSVELD mitsdien onverrichter zake moetende aftrekken,
toog den 26sten Juny naar Crevecoeur , een fort bij ' s Hertogenbosch , om zoo mogelijk hetzelve te vermeesteren . MAU- ·
RITS hiervan verwittigd , begaf zich insgelijks met zijn leger
derwaarts henen , kwam den 1sten July binnen de schans ,
deed dezelve versterken , beschoot toen het leger van MANSVELD , hetwelk zich nog niet verschanst had , en noodzaakte
dezen af te deinzen en zijn leger te doen uiteen gaan ,
zonder iets hoegenaamd te hebben uitgericht (403) .
Op den 24sten November miste MAURITS een heimelijke
aanslag op Brugge (404) .
Onverwachts trok hij een leger
van 4000 man in Zeeland bijeen , stak daarmede in eenen
duisteren nacht over naar Vlaanderen , en toog voort naar
Brugge.
afgeraden.
De Staten van Zeeland hadden hem dezen tocht
De stad , zeiden zij , was te groot voor zulk
een klein leger , en zou , schoon ingenomen , moeilijk tegen
den vijand te behouden zijn , omdat zij te diep in het land
lag. Doch MAURITS , in hope op eene heerlijke overwinning , zag een groot voordeel in de verwarring , waarin
ʼs vijands zaken door het verlies dier stad zouden geraken ,
en waardoor de vijand zoo veel te doen zou krijgen , dat
alle overige zwarigheden van deze zijde wel zouden zijn te
BEDRIJVEN GEDURENDE 1588-1594.
boven te komen.
139
Dus ging hij voort , in gezelschap van
Graaf WILLEM , die daartoe mede was overgekomen . Hij
had zijne maatregelen zoodanig genomen , dat hij aan den
goeden uitslag niet twijfelde : dan onvoorziene omstandigheden deden dien mislukken . Een onverwachte springvloed
namelijk had het land op verscheidene plaatsen zoo diep
onder gezet , dat men meermalen ten halven lijve door het
water moest baden , en de geleider van het leger , anderszins
met die streken uitnemend bekend , het spoor geheel bijster
geraakte , zoodat , toen de morgenstond aanbrak , men nog
twee uren van de stad verwijderd was.
Dit oponthoud deed
den aanslag ontdekken , en MAURITS met zijn leger onverrichter zake terug keeren .
Van de koude en nattigheid , die
hij , zoo wel als de minste soldaat , had moeten uitstaan ,
kreeg hij eene zware ziekte , waarvan hij in February des
volgenden jaars nog niet geheel hersteld was (405) .
Even zoo misten hem ook in February en Maart 1594
twee heimelijke aanslagen op 's Hertogenbosch en Maastricht.
De eerstgenoemde mislukte door de waakzaamheid van den
schildwacht , die op de brug der stad geraas vernemende ,
terstond alarm maakte , zoodat MAURITS besloot af te trekken : de andere ,
door de kleinmoedigheid van den aan-
voerder der troep , die zich van de stad zou meester maken
en terstond daarop door MAURITS , die met zijn leger in
aantocht was , ondersteund zou worden (406) .
Nadat nu de Staten hun leger door eene nieuwe lichting van Duitsche troepen versterkt hadden , en MAURITS
aan dezelven in het begin van April eenen veiligen overtocht over den Rhijn bezorgd had , werd besloten om - Coeverden , hetwelk de vijand in November des voorgaanden
jaars had beginnen te belegeren , te ontzetten (407) .
Het
vijandelijk leger onder VERDUGO was over de 8000 man
sterk (408) ,
sterk was.
ofschoon de spraak ging , dat het eens zoo
MAURITS had dien ten gevolge ook een groot
uitgezocht leger verzameld , hetwelk men in alles op 12000
140
MAURITS WAARDIGHEDEN
man kon berekenen .
EN
Terwijl nu HOHENLO in Holland ge-
laten werd om van dien kant op den vijand te passen (409) ,
bracht MAURITS in het laatst van April zijn leger te Zwol
bijeen (410) ,
en begaf hij zich in de eerste dagen van
Mei op weg naar Coeverden .
In de zekere verwachting ,
dat VERDUGO hem te gemoet zou trekken om hem slag te
leveren , waartoe echter MAURITS niet zeer gezind was , had
deze
zijn leger in bekwame slagorde doen oprukken , ten
einde tegen alle
ontmoeting bestand te zijn (411 ) .
Dan
VERDUGO had geenen moed MAURITS af te wachten : want
toen deze den 6den Mei te Ommen gekomen was , trok hij ,
na zich met zijnen krijgsraad beraden te hebben , den volgenden nacht in stilte af , nadat hij 31 weken lang Coeverden belegerd gehouden had (412) .
Nu werd besloten Groningen aan te tasten.
De Staten
Generaal hadden het aan MAURITS en den krijgsraad overgelaten ,
of men dit , dan wel iets anders zoude voorne-
men (413 ) . MAURITS gebruikte weder vele voorzichtigheid.
Er waren er in de Staten van Vriesland , die
't zij ter goeder ' t zij ter kwader trouw rieden , dat mauRITS zonder geschut naar Groningen zou trekken , omdat
zijne enkele
verschijning genoeg zoude zijn om
hem de
stad door de muitende burgers in handen te doen stellen .
Maar MAURITS ,
die
als
een doorzichtig
veldheer zijnen
vijand niet te gering achtte , verklaarde , dat hij dergelijke
redeneringen meer had gehoord , doch daarop niet dacht
te bouwen , en dat hij niet van meening was voor zulk
eene
wel
versterkte
stad te komen zonder de noodige
middelen , om haar met geweld te kunnen dwingen .
zoo
Al-
deed hij zijnen zin en kwam den 22sten Mei voor
Groningen (414) .
Al
spoedig bleek het , dat hij goede
voorzichtigheid gebruikt had , daar de stad zich dapper
MAURITS had er met groote moeilijkheden
verweerde .
te kampen , in het bijzonder ook door de traagheid der
Vriesche Staten in het leveren der toegezegde benoodigd-
BEDRIJVEN GEDURENDE
heden.
1588-1594 .
141
Aanzienlijk waren de werken , die hij voor Gro-
ningen liet aanleggen , maar waarin hem de zware regens
veel hinder toebrachten . De stad werd vervolgens hevig
beschoten ;
en het was eerst op den 15den July , dat een
ravelijn door het springen van aangelegde mijnen , die
goede uitwerking deden , stormenderhand werd vermeesterd
Groot
(415) .
was
weder ,
als altijd ,
de onver-
schrokkenheid en ijver van MAURITS en WILLEM LODEWYK .
Laatstgemelde was den 10den July , toen hij zich in eene
kwalijk gemaakte loopgraaf bevond , bijna getroffen geworden. En twee dagen daarna , toen MAURITS eens
over de trancheën wilde heen zien , werd
zijn rondas , dat
hem gelukkig dekte , zoo geweldig getroffen , dat het hem
tegen het hoofd stiet en hij bijna achterover viel .
Hier-
over schreef een der Gedeputeerden te velde aan OLDENBARNEVELD : >> Het is eene groote waarschuwing voor
Z. Exc. dat hij zoo dikwijls en niet zonder groote voorzichtigheid ,
gelijk ik hem ook gezegd heb , in dergelijke
dangereuse plaatsen behoort te gaan : dan hij is zoo voortvarende en groot van courage , dat hij hetzelve kwalijk
laten kan , van zelfs alle dag omtrent de stad te wezen .”
Ondertusschen verzwakte de moed der belegerden , ziende
dat
Den
van
werd
zij
vergeefs op hulp van buiten wachtende waren .
19den
July verzochten
wapenen ;
zij
om
verdrag en stilstand
hetgeen hun werd toegestaan ; en daarop
eindelijk den 24sten de stad op zekere voorwaarden
aan MAURITS overgeleverd (416) .
Onder die voorwaarden
verdienen opmerking het beding , dat Graaf WILLEM LODEWYK als Stadhouder der Provincie krachtens de commissie der Staten Generaal , erkend zou worden , alsmede
het beding der uitsluitende
oefening der
Gereformeerde
religie , zoo als zij toen in de Vereenigde Provincien openbaarlijk werd uitgeoefend (417) .
Na zulk eene heerlijke overwinning nog zoo vroeg in
het jaar , had men mogen verwachten , dat men met de
MAURITS WAARDIGHEDEN EN
142
krijgsverrichtingen
zou hebben
voortgegaan .
Dan reeds
den dag na de verovering der stad bevalen de Staten Generaal ,
met grooten weerzin
LODEWYK ,
dat het
van MAURITS
en
WILLEM
leger zou worden ontbonden (418) .
Hieraan werd voldaan , en MAURITS keerde naar ' s Gravenhage terug.
gelijk.
Hij
Zijn tocht was eenen luistervollen zegetocht
nam zijnen weg over Vriesland en
de steden Dokkum ,
bezocht
Leeuwaarden , Franeker , Harlingen ,
overal een of twee dagen blijvende en met groote eere
Ook in 't bijzonder
en vreugde ontvangen wordende.
geschiedde dit in de steden van Holland en te Utrecht :
terwijl men onder
alle die vreugdebedrijven niet
vergat
Hem de eere te
geven , die in die dagen van vromen
Hiervan getuigde
godsdienstzin nimmer vergeten werd .
ook een alstoen geslagen gedenkpenning , met het opschrift
in victoria grati (419) .
MAURITS zelf betuigde zijne aan
God den Heere verschuldigde dankbaarheid in eenen brief
van den 24sten July aan de Staten van Holland , waarin
hij hun van de verovering van Groningen kennis gevende ,
er ten slotte bijvoegde :
» Wij
zijn van harte verblijd
geweest van zoo schoone victorie , en dat des te meer ,
dat dezelve zoo grootelijks tot der landen
welstand
en
onzer vijanden schande en confusie is strekkende : bedankende God den Heere voor Zijne groote genade , die Hij
ons daarmede bewezen heeft (420) .”
Onder de redenen , waarom men de
krijgsbedrijven
staakte , behoorde de belofte , die men den Koning van
Frankrijk gedaan had , om hem op zijne eerste aanvrage
in de maand Augustus voor den tijd van vier maanden
met een aanzienlijk getal krijgsvolk te ondersteunen . Hieraan voldoende , ware men onmachtig geweest met het overschot des legers iets uit te voeren , en daarom vreesde men
in dien tusschentijd eenige onderneming van belang aan
te vangen , die men misschien om der belofte wille weder
Reeds in het midden van Juny
zoude moeten staken .
BEDRIJVEN GEDURENDE
1588-1594.
143
dezes jaars had MAURITS , ofschoon , als te denken is , met
weerzin , voorbereidselen . gemaakt om , in geval
aan de aanvrage des
noodig ,
Konings terstond te kunnen vol-
doen (421) . Toen echter de Koning niets van zich hooren liet en men dacht dat de geheele aanvrage achterwege
zoude blijven ,
werd op MAURITS voorslag in
September
besloten het leger op nieuw bijeen te trekken en zoo
mogelijk de landen van Twente en Zutphen van den vijand
te bevrijden (422) .
Maar naauwelijks
was hiertoe alles
in gereedheid gebracht , en MAURITS op het punt van te
vertrekken , of de Fransche gezant kwam met zijne vordering voor den dag : den 3den October deed hij daartoe
zijn voorstel en wilde dat de onderstandstroepen reeds tegen den 20sten dier maand ter plaatse der bestemming in
Frankrijk zijn zouden . Het laat zich begrijpen , dat deze
aanvrage thands niet welkom was , vooral niet aan MAURITS , die wel gaarne gezien zal hebben , dat men er niet
zoo gereedelijk aan voldede. Doch men begreep de vordering niet te mogen afslaan , en desniettemin ook den
voorgenomen tocht in Twente te moeten laten geschieden ,
voor zoo ver MAURITS en de Raad van State dit laatste
dienstig zouden
Arnhem
vinden (423) .
Het
volk
werd
dan te
bijeen getrokken : MAURITS zelf en de Raad gin-
gen er insgelijks henen , met het oogmerk , zoo het schijnt ,
om , in de hoop , dat het voldoen aan de vordering nog kon
worden uitgesteld , Grol aan te tasten . Dan de Fransche
gezant hiervan onderricht zijnde en vreezende dat alzoo de
zending van den toegestanen onderstand verijdeld zou worden , begaf zich terstond mede naar Arnhem , en drong zoo
hevig aan op de dadelijke uitvoering , dat MAURITS en de
Raad toegaven ,
maar ook tevens , ofschoon tegen den zin
der Staten , besloten het overschietende leger , slechts tusschen .
de vier en vijfduizend man sterk , op te breken (424) .
Al-
zoo werd het krijgsvolk naar Frankrijk afgezonden ; en Nederland stond genoegzaam geheel voor den vijand open .
144 MAURITS WAARDIGHEDEN EN BEDRIJVEN.
Het bleek vervolgens , hoe goed het geweest ware , indien mẹn , naar MAURITS zin , met de zending van den
Franschen onderstand vertoefd hadde. Immers toen het
krijgsvolk onder groot en dreigend gevaar van wege den
vijand ,
eindelijk behouden in Frankrijk was aangekomen ,
was Koning HENDRIK nog geenszins gereed en klaagde hij
zelfs , dat de Staten met die toezending te zeer gehaast
hadden .
te doen ,
De Koning moest nog eerst beraadslagen , wat
en deed derhalve ons volk werkeloos in .ver-
schillende plaatsen verdeelen .
Alzoo , zegt BOR , verloren
de Staten hunne schoone gelegenheid en voordeel , dat zij
in
Twente en daaromtrent hadden kunnen doen , alleen
op hoop , dat de Koning den oorlog in Artois , Henegouwen en elders voeren zou (425) .
Inmiddels bezon zich MAURITS om den vijand ook buiten 's lands afbreuk te doen . In het begin van October
liet hij daartoe een voorstel doen aan de Staten van Holland en Zeeland ; zijn voornemen was op Peru en Nieuw
Spanje: dan de Staten wilden er niet aan (426) .
Tot
een dergelijk voorstel , van wege MAURITS gedaan in het
begin van November , om
op zijnen naam en commissie ,
maar ten kosten van een paar Franschen ,
die des ver-
zocht hadden , den vijand den oorlog aan te doen in het
Graafschap van Bourgogne , vond hij ook bij de Staten
Generaal geene ondersteuning (427) .
Alzoo hebben wij MAURITS leven en bedrijf tot het
einde van 1594 nagegaan .
Het zal wel buiten eenigen
twijfel zijn , dat hij tot dien tijd toe reeds meer dan genoeg blijken gegeven had van zijnen ijver , bekwaamheid
en heldenmoed tot handhaving van de vrijheid en welvaart
van ons dierbaar Vaderland.
AANTEEKENINGEN .
(1) Zie over dit huwelijk vele belangrijke bijzonderheden
bij GROEN VAN PRINSTERER , Archiv. , Ser. I , Tom. I , 31 ,
68 , 252 , en 2e Uitgave , p. 49 , 115 , 257 , 386.
Tom III ,
p. 369 , 394 enz . , Tom. V, p. 195 , 226 enz .
(2)
Verkeerdelijk schrijft VAN CAPPELLE , Fil. Will. , bl . 166 ,
dat MAURITS op den 14den September geboren is.
Deze was
juist twintig jaren vroeger de geboortedag van zijnen grooten
tegenstander OLDENBARNEVELD. Zie ' t Leven en Sterven van
OLDENBARNEVELD , bl . 3. De andere zoon van Prins WILLEM ,
ook MAURITS genaamd , was geboren te Breda op den 18den
December 1564 , maar heeft waarschijnlijk niet lang geleefd :
en wordt door STRADA , I , 179 , met onzen MAURITS verward .
GROEN VAN PRINSTERER , Arch. I , 212 , 2e Uitgave , p . 340 .
Was de eerste op Roomsche wijze gedoopt geworden , er is
geen twijfel aan , of de tweede zal den doop wel op Protestantsche wijze ontvangen hebben. GROEN VAN PRINSTERER ,
Arch. , III , 156. Van de geboortedagen der drie zusters vind
ik weinig met zekerheid gemeld. De eerste was geboren omstreeks het begin van November 1562 , maar is spoedig gestorven . GROEN VAN PRINSTERER , Arch. , I , 83 , 2e Uitg. p. 139 , 341 .
Wel schrijft BEAUFORT , Leven van WILLEM I , I , 277 , dat
EMILIA , naderhand getrouwd met Don EMANUEL van Portugal , geboren is in 1562 : dan daar hare zuster ANNA , naderhand getrouwd met Graaf WILLEM LODEWYK van Nassau ,
in alle opgaven eerder dan de andere genoemd wordt , en in
October 1576 voorkomt als van meer dan kindschen ouderdom , (zie GROEN VAN PRINSTERER , Arch . , V , 430 ) , zoo schijnt
10
I
146
AANTEEKENINGEN
2-4.
de opgave van BEAUFORT onjuist te zijn. In eenen brief van
ST. ALDEGONDE van Mei 1575 , wordt onze MAURITS Augustus
genoemd ;
en GROEN VAN PRINSTERER , Arch. , V, 197 ,
gist
daarom , dat hij als achterneef van den Keurvorst van Saxen ,
AUGUSTUS , ook den naam van dezen zal gedragen hebben.
Doch hiervan hebben wij elders geene sporen aangetroffen.
(3) Over Graaf WILLEM leest men het volgende bij VAN
HEUSDE , Vit. Guil. Lud. Nass . , p. 182 : » Sed egregiam
ejus ingenii bonitatem in amore vere fraterno , quo MAURITIUM patruelem prosequi solebat , conspiciamus . De quo an fide
digna historicorum testimonia sint , propter consensum cuncE Schola Heidelbergensi protorum dubitatio nulla est.
fectus uterque , in Arausionensis castra pervenerant , ibique
mutua juncti amicitia , disciplina tali erant usi , qualis futuros
belli duces rerumque civilium moderatores unice deceret. In
quo credibile est , haud parum in excolendo MAURITIO , utpote
natu majorem , operæ GUILIELMUM posuisse , certe id cupienti
haud defuisse. Deinde vero ad Reipublicæ gubernacula accedentes ambo , nec disciplinæ vim , neque amicitiæ studia
amiserunt : quo praeter voluntatem naturalem illa quoque
opinio valuit in ancipite patriæ fortuna alterius auxilio monitisque supersedere alterum nequaquam posse. Singularis
ergo concordia in omni re , quam communi suscipiebant
consilio , tanta fuit , ut adversarii , inepte eam libertati obfuturam existimantes , omni opera ad dissidendum incitare eos
moliti sint. In plurimis belli expeditionibus , quibus conjunctim interfuerunt ,
nulla
unquam
exstitit aemulationis
aut discordiæ species , ut idem velle , idem sentire , idem
ad patriæ gloriam et utilitatem conferre eos appareret. MAURITIUS si quid imprudentius committeret , unde quæ essent
nascitura mala , non perspecta haberet , GUILIELMUS aderat
His vero
amice dissentiens benivoleque meliora docens .
GUILIELMI studiis plerumque MAURITIUS obsecundavit , nunquam fastidivit consilia , ac nisi menti suæ prorsus repugnarent , non rejecit."
(4) Over het aanzoek der Staten aangaande MAURITS , over
zijne zending en verblijf naar Heidelberg , zijn groot verstand
en goed gedrag , zijne ziekte en zijne opvoeding te Breda ,
AANTEEKENINGEN
4-9.
147
zie GROEN VAN PRINSTERER , Arch. , Tom. V , p. 87 , 258 ,
310 , 336 , 345 , 430 , 625 , Tom. VI , p. 15 , 81 , 89 , 94 ,
100 , 173 , 183 , 330 , VII , p. 159.
(5) Zie VAN METEREN , 11 B. , f. 192. BOR , 17 B. , f. 16 .
HOOFT , 19 B. , bl . 814.
(6) Zoo verhaalt het de Graaf van Hohenlo , bij BOR
23 B. , f. 84ª.
(7)
Zie IDSINGA , I , 135 .
(8) Reeds in Maart 1578 schijnt hiertoe bij Prins WILLEM
een vast beraamd plan bestaan te hebben , hetwelk echter in
duigen sprong.
p. 330.
Zie GROEN VAN PRINSTERER , Arch. , Tom. VI ,
(9) Zie Res. Holl. 22 Juny , 15 , 18 July 1582. In het
besluit van den 18den July vindt men MAURITS steeds Hertog
genoemd , denkelijk door eene feil des afschrijvers , terwijl
de
drukker dit op eigen gezag niet durvende verbeteren ,
In
echter op den kant het woord Grave heeft doen drukken.
de kennisgeving van den 15den July noemt de Prins zijnen zoon
Graaf van Vianden.
Over dit Graafschap , in Luxemburg
gelegen en aan Prins WILLEM toebehoorende , vindt men
eene belangrijke verhandeling van W. J. C. VAN HASSELT ,
in den Gids van 1840 , nº. 1 , bl . 14.
Eene acte van het
bovengemelde besluit der Staten , evenwel zonder dagteekening en onderschrift , leest men in Res. Holl. 29 November 1582 , luidende :
! » Alzoo de Staten des lands van Holland om zekere con>> sideratien , Z. Pr . Exc. hadden doen voorhouden en
>> verzoeken Grave MAURITIUM van Nassau , Z. Exc. zoon ,
>> in Holland gezonden te mogen worden in de Universiteit tot
» Leiden , niet alleen om tot een eere en ornament van deselve
>> Universiteit aldaar naar de gelegenheid van zijne jaren en
>> staat in studiis geoefend , maar ook om aldaar opgetrokken
>> te worden , ten einde hij daardoor kennisse metter tijd van
» de gesteltenis van dezelve landen , luiden , en ingezetenen
>> ' aldaar krijgende , met beter affectie en middel tot bevorde>> ring en handhouding der zaken van dezelve landen in toe» komende tijden en te zijner bekwaamheid , die in korte
>> jaren voorhanden en apparent was , tot Z. Exc. welgevallen
.10*
148
AANTEEKENINGEN
9-10 .
>> en behagen , hem zoude mogen gebruiken en daarin volgen
>> de voetstappen van zijnen heer en vader ; hebbende de voorn.
>> Staten daarbenevens Z. Exc. doen aanbieden zekeren libera>> len onderstand in zijn tractement : en dat Z. Pr. Exc. in der
>> voorz . Staten verzoek geconsenteerd hebbende , de staat van
>> het onderhoud van den bovengen. Heere Grave bevonden is
>> te monteren tot meer dan twaalf of dertien duizend ponden
» van 40 gr. het pond , des jaars : Zoo is het , dat de voorn .
>> Staten besloten , bewilligd en beloofd hebben , als zij ook
>> doen bij dezen , uit liberaliteit tot het voorz. onderhoud te
>> fourneren en te verstrekken voor het eerste en voor één jaar
» de som van f 7000 gelijke ponden . " Enz.
De acte zegt verder , dat die som betaald moest worden
in handen van ' s Graven MAURITS Hofmeester den Heer
VAN SONSVELT. Op den 22sten July 1583 werd op ' s Prinsen
verzoek deze onderstand nog voor een jaar verlengd.
(10) Dezen brief levert ons SIEGENBEEK , Gesch. d. Leids .
Hooges . , II , 315.
S. P.
>> Filium meum MAURICIUM , Viri clarissimi ac doctissimi ,
» Leidam mitto , ut istic majores in bonis literis faciat pro>> gressus , et moribus ad me aliquando , ita Deo bene vo>> lente , redeat ornatior. Quoniam autem vestro partim exemplo
» et partim cura diligentiaque vestra illud me consequi posse
>> spero , omittere non potui , quin meis ad vos literis illum
>> commendarem , a vobisque peterem , ut quantum ad eum
>> bene informandum cum bonis literis tum praeclaris moribus
>> conferre potestis , tantum velitis impendere , quo íis rebus
>> vestra opera instructus , quae sunt necessariae , aliquando
reipublicae universae inservire possit magno totiùs reipu>> blicae , praesertim Hollandiae bono et cum aliqua nominis
>> dignitate.
Etsi autem non ignorabam , quantum in me
>> meosque sitis propensi , mei tamen esse officii putavi id a
>> vobis efflagitare , quod eratis mihi ultro concessuri . Quod
» vero ex me saepius audivistis , id vobis persuasum esse
>> cupio , Academiam vosque ipsos mihi esse commendatissi>> mos ; atque id quidem vel ex eo intelligere potestis , quod
» istuc hisce de causis filium meum miserim. A Deo peto ,
AANTEEKENINGEN
10-15.
149
>> Viri clarissimi ac doctissimi , ut vobis universaeque Acade>> miae velit benedicere. Valete. XV Julii. Vlissingae Aº. 1582 .
Vobis amicitia singulari addictus
(Sign . ) GUILIELMUS a Nassau ."
>> Inscriptio erat .
Clariss. et Doctissimis Viris
Rectori ac caeteris Academiae
Leydensis Professoribus."
(11) Zie SIEGENBEEK , a . w. 1 , 43. COLLOT D'ESCURY ,
Holl. Roem , D. V , St. I , bl . 48. AITZEMA, I , 443a.
(12) Dus meent en schrijft VAN DER VYNCKT , Troubl. d.
P. Bas , III , 25.
Res. Holl . 11 Aug. 1583 . WAG . , VIII , 6.
(14) Res: Holl . 27 Dec. 1584 , 19 Jan. 1585. In dit
besluit der Staten leest men verder , dat de Hofmeester van
Z. Gen. zeer ernstelijk zal worden vermaand , den staat van
Z. Gen. in alzulke orde te stellen en doen onderhouden ,
dat dezelve in het jaar het toegevoegde tractement niet exce(13)
dere , alzoo de Staten niet verstaan in eenig vorder achterwezen van dien gehouden te wezen , en dat de eere en reputatie
van Z. Gen. daaraan is gelegen .
Op den 23sten October
1584 verstonden de Staten , dat
de rekening van de hofhouding van MAURITS binnen Leiden ,
in de Duitsche taal zou worden overgezet , om alzoo gehoord
en gesloten te worden.
(15) Den brief van MAURITS levert ons SIEGENBEEK , a . w .
II , 316.
>> MAURICIUS Comes Nassoviae , Catmelibocorum , Viandae etc. "
>> Gratius equidem aut acceptius , Viri Amplissimi , nihil
>> mihi accidere potuisset , quam , rebus meis hic quomodo>> cunque compositis , ilico Lugdunum ad almae Academiae
>> Vestrae , tamquam ad matris dulcissimae gremium potuisse
>> reverti , et tam ei quam vobis ob accepta benivolentiae
>> officia debitas gratias agere. Postea vero quam Amplissimis
>> patriae nostrae Ordinibus visum est me hic remorari , quo
>> facilius ac
promtius illis
in
praesenti onere , quod pro
>> aris et focis susceperunt , mea quantulacunque opera adesse
>> possim , ideoque facultas explendi tam justi desiderii mihi
150
AANTEEKENINGEN
15-16.
>> sit ademta , facere non potui , quin A. V, candidum ani» mum meum erga vos et almam vestram Academiam hisce
>> saltem literis , dum aliter non licet , affirmarem.
>> sentia yestra in me beneficia.
Scio prae-
Expertus sum in dies sin-
>> gularem benevolentiam , assiduum studium et amorem in
>> me vestrum. Etsi vero et facultates et fortunae meae eo
» in loco sint , ut aequam vobis talionem reddere nequeam ,
» persuasum tamen habeatis volo , memoriam eorum omnium
» mihi , quoad spiritum duxero , fore gratissimam , meque et
» opera et studio meo , licet tenui , numquam vobis defutu>> rum. Valete , Viri Amplissimi , meque solito posthac amore
>> semper complexum tenete. Delphis 19 Septembris anno 1584.
A. V. deditissimus
(Sign. ) MAURICIUS Comes a Nassau."
» Superscriptio erat.
Amplissimis ac Doctissimis
Viris Domino Rectori et
caeteris Almae Lugdunensis
Academiae
Professoribus
apud Batavos ."
Terecht roemt COLLOT D'ESCURY ,
Holl.
Roem , D. VI ,
St. 1. bl. 49 , het goed Latijn zoo van dezen brief als van
dien van WILLEM I , boven in Aant. 10 aangehaald : doch
wij zouden aarzelen , om op dien grond alleen tot de kunde
dier beide Vorsten in het schrijven der Latijnsche taal te
besluiten. Hiertoe mogen wij meerdere proeven verlangen ,
of althands de genoegzame zekerheid wenschen te hebben ,
dat die brieven , zoo als zij
daar liggen , uit het hoofd en
de pen der Vorstelijke schrijvers zelve gevloeid zijn. Het
antwoord op den brief van MAURITS vinden wij niet opgegeven.
(16 )
SIEGENBEEK , a. w. I , 46.
Res. St. Gen. 11 July 1584.
Een dezer brieven ,
geschreven aan de Overheden der stad Gend , leest men bij
DE JONGE, Verh. en Onuitg. Stukken , II , 102 .
>> Edele , erentfeste , zeer lieve en bijzondere , Ik twijfel
» niet , of gij zult hebben verstaan den dood van mijn
>
» Heer Vader , en daarvan groote bedroefenis zult hebben
>> ontfaan , alzoo ik ook tot veel meerder occasie ben doende
AANTEEKENINGEN
» bij mij zelven.
151
16-19.
Maar alzoo de leste woorden van Z. Exe.
» waren , Mijn God, ontferm U mijner ziele ! Mijn God , ontferm Uwer gemeente (1 ); ik verhope ook , dat de barmhartige
» God zal verhoord hebben zijn gebed , en dat Hij deze landen
>> zal nemen onder Zijne heilige beschermenis en hoede. Maar
>> alzoo een iegelijk moet van zijnent wege hem daartoe em>> ployeren , zoo bid ik u in uwen last , dien gij hebt , u te
>> employeren en te helpen mijne Heeren Generale Staten , om
>> dezelve landen te conserveren . Ik schrijf u deze jegenwoor» dige bij hunnen advieze , verhopende u korts nader te ver>> wittigen van de orde , die gesteld zal wezen zoo op de zaak
» van Frankrijk , als van den leger en andere zaken concen» nerende den dienst van den lande , u verzekerende , dat de
>> voorz . Heeren Staten Generaal en ik zijn meer dan ooit
>> gedelibereerd en geresolveerd te volvoeren onze regtvaardige
>> querele tegens de tyrannie van de Spanjaarden en hare
>> adhaerenten tot behoudenis onzer religie. Hiermede - blijft
>> den almogenden Heere bevolen.
Uit Delft den 12den
>> July 1584.
(17)
Uw goede Vriend , MAURICE de Nassau."
BOR , 19 B. , f. 1-3 .
Bepalingen over MAURITS trac→
tement en hofhouding leest men in Res. Holl . 4 , 8 , 23 Aug.
1 , 27 Sept. 1584.
(18)
Dit recht wordt krachtig
verdedigd
door D. VAN
HOGENDORP , Diss. Inaug. de Gulielm . I. (L. B. 1822), p. 240.
(19)
In zijn verhoor op den 24sten November 1618 , art.
183 , verklaarde OLDENBARNEVELD ,
dat in den jare 1584 ,
na het bedroefelijk ombrengen van den Heere Prinse van
Oranje , h. 1. m. , hij de Heeren Vroedschappen van Rotterdam beweegd en gedisponeerd had , om in spijt van den
Spanjaard de handeling met Z. Pr . Exc. jegenwoordig (MAU(1) De woorden van den Prins , in het Fransch uitgesproken , vindt
men eenigzins verschillend opgegeven. In een brief van de Staten Gen.
aan de Stad Gend , bij DE JONGE , t. a. p. bl . 100 , luiden zij : Mon Dieu ,
ayez pitié de mon ame ! Mon Dieu , ayez pitié de ce pauvre peuple.
Even zoo luiden zij in Res. St. Gen. 10 July 1584 , ook te vinden bij
BOR , Auth. St. , II , 58c. Maar in eenen brief der Staten Gen. aan Koningin ELISABETH van 11 July lezen wij : Mon Dieu , mon Dieu , ayez
pitié de moi et du pauvre peuple.
152
AANTEEKENINGEN
19-21 .
RITS) te voltrekken , en dat hij meende daartoe resolutie
en procuratie bij geschrifte en onder stads zegel gehad te
hebben.
(20) Reeds kort hierna vinden wij MAURITS en den Raad
genoemd als gecommitteerd tot het Gouvernement van alle
' de Vereenigde Provincien . Zie Res. Holl. 12 September
25 , 31 October 1584.
En in het eedsformulier vastgesteld
op den 1sten December 1584 vinden wij onder de overige
Provincien ook Gelderland en Overijssel genoemd ; terwijl
reeds op den 15den October te voren de Raad aan die van
Gelderland een bevel had toegezonden om PETRUS DATHENUS
te vatten. + KLUIT , II , 8. Dan beide die Provincien hadden
zich nog niet aan den Raad onderworpen. In het Depechenboek Stat. Gen. 1585 vindt men een vertoog van den Raad
aan de Staten Generaal van den 9den April 1585 , waarbij
deze vermaand worden te arbeiden , dat Gelderland en Overijssel zich mede begeven onder de regering. Op den kant
leest men deze appostil der Staten Generaal : >>> Die van
Overijssel zullen hiertoe verzocht worden ,
Gelderland hen hebben gesubmitteerd."
(21 )
alzoo
die van
Men leest de instructie van dezen Raad , wat haren
voornamen inhoud betreft , bij BOR , 19 B. , f. 5—7 , en in
haar geheel in Res. Holl. 30 Augustus 1584 ,
Boek , V, 28. VAN
SLINGELANDT ,
Gr. Plac.
Staatk. Geschr. , I , 268.
Verkeerdelijk schrijft VAN DER VYNCKT , II , 106 , dat men
den jongen MAURITS hiermede alle de gouvernementen en
waardigheden zijns vaders heeft opgedragen . Te recht zegt
VAN SLINGELANDT , t. a. p. bl . 232 , dat deze instructie
aan MAURITS , buiten den titel , geen het minste voorrecht
of eenige macht gaf boven de andere Raden , zelfs niet omtrent het presideren of iets dergelijks , en niet één punt of
artikel behelst , dat tot zijne executie een Eminent Hoofd
vereischt of onderstelt.
Niet onjuist wordt dan ook door
BROES , F. van Marnix , II , 2 , 164 aangemerkt , dat bij WILLEM'S dood de Staten-aristocratie zich haastede om de opene
plaats voor zich in te nemen , en MAURITS , den veelbelovenden , al zeventienjarigen jongman , daarvan te verwijderen , en zulks door zijne verheffing zelve , hem zulken
AANTEEKENINGEN
21-23 .
153
rang opdragende , als , bij luister van eer , aan iedere zijde
naauwst mogelijk beperkt was. Het is dus zeer te betwijfelen , of STYL , Opk. en bloei , bl. 204 wel reden heeft , om
deze aanstelling van eenen Raad van State te prijzen , haar
noemende het
beste dat men alstoen
beraamde ,
en dat
daarmede de zaak van den rechten kant begonnen werd .
Het gevolg heeft wel getoond , dat deze Raad met den
besten wil ter wereld niet veel goeds vermocht.
Dat
MAURITS
zelf van den Raad
afhankelijk was , schijnt ook
te volgen uit Res . Raad. v. St. 16 Maart 1585 , waar men
leest : >> Op ' t verzoek van Z. Gen. Graaf MAURITS etc.
door den Secretaris
MILANDER ,
is
den
voorz.
Secretaris
MILANDER ter antwoorde gegeven , dat Z. Gen. nog voor
een dag twee of drie om naar de vloot te varen , zoude
gelieven te
vertoeven ,
nadien de Luitenant Admiraal MAR-
TEN DROOGE , de Admiraal van Zierikzee en JOOS DE MOOR
om
herwaarts te komen , beschreven zijn ,
alzoo de reis
van Z. Gen. naar de vloot na eenigen tijd meer profijts
zal kunnen doen."
(22) Op den 22sten Augustus werd er eene Commissie
uit de Staten Generaal benoemd om aan MAURITS de aanbieding te doen.
Deze Commissie berichtte op den 25sten Au-
gustus , dat zij zulks gedaan had en dat MAURITS verzocht
had drie dagen van beraad om te onderzoeken , wat last
hij aanvaarden zou . Op den 29sten Augustus berichtte zij ,
dat MAURITS den staat van Eersten Raad in de Regering
had aangenomen en de Staten bedankte voor de bewezene
eere .
Zie Res. St. Gen.
(23) KLUIT , Hist. d. Holl. St. , II . 7 en BILDERDYK ,
Gesch. , VII , 88 willen , dat MAURITS de eene tegen de andere
betrekking gewogen heeft en dienvolgens van zijn uitzicht
op de Graaflijkheid heeft afgezien : doch dit laatste behoeven
om MAURITS eer te handhaven , niet toe te geven.
wij ,
KLUIT beroept zich ten dezen op het oordeel van VAN WYN ,
Nalez. op Wag. , I , 331 : dan deze spreekt niet van den
tegenwoordigen tijd , maar van het plan , dat er tijdens den
handel over het Twaalfjarig Bestand bestond , om MAURITS
aan het hoofd van eenen nieuwen Regeringsvorm te plaat-
AANTEEKENINGEN
154
sen.
23.
Wel moge BILDERDYK aanmerken ,
dat het in den
toenmaligen stand der zaken in ' t geheel geene begeerlijke
zaak was Graaf van Holland te zijn , of eigentlijker gezegd ,
daar den naam van te dragen : maar voor eenen fieren
jeugdigen Vorst was zulks misschien begeerlijker , dan de
niets beteekenende waardigheid , welke hij nu ontving.
Daarenboven de keuze tusschen het een en het ander is
hem niet gelaten ;
en dus door
de
eene betrekking , die
slechts provisioneel was , aan te nemen , behoefde hij de
andere , welke definitief zou geweest zijn , niet uit het oog
te verliezen , gelijk het ook niet blijkt , dat hij dit gedaan
heeft. Volgens WISELIUS , Staatk. Verl. , bl . 257 zouden de
Staten hun besluit tot MAURITS verheffing , op het voorstel
van dezen of genen warmen vriend van het Huis van
Nassau , zonder nadenken en bij overijling genomen hebben ,
en zou het denzulken , die MAURITS kenden , gelijk hij was ,
en die doorzichts genoeg bezaten om den wezentlijken
staat der zaken te doorgronden , niet moeilijk hebben gevallen vooruit te berekenen , dat deze jonge Vorst , niettegenstaande zijn zeer beperkt gezag in den aanvang , en al
legde hij ook slechts middelmatige verdiensten aan den dag ,
eenmaal voor de vrijheid der Staten gevaarlijk zou worden.
ling !
Belachlijk voorwaar is deze eigendunkelijke voorstelEven als of men MAURITS geheel had behooren ter
zijde te zetten , of dat men hem naar zijnen stand eene
betrekking had kunnen opdragen , die minder beteekende !
Indien WISELIUS bedacht had , dat het vermoedelijk OLDENBARNEVELD is geweest , die de verheffing van MAURITS heeft
helpen doordrijven , zou hij wel denkelijk zijne aanmerking
Daarentegen schrijft BROES , F. van
hebben teruggehouden .
Marnix, II , 2 , 239 de schuld , dat MAURITS alstoen de Graaflijkheid van Holland niet verkregen heeft , toe aan de
pleegvaderlijke gezindheid van OLDENBARNEVELD omtrent MAU-RITS. Doch men verwarre OLDENBARNEVELD den Pensionaris
van Rotterdam niet met OLDENBARNEVELD den Advocaat van
Holland.
Dat OLDENBARNEVELD in zijne eerstgenoemde be-
nog op de laatste geene rekening
maken kon , bij zijnen opentlijk betoonden ijver voor de
trekking , en toen hij
AANTEEKENINGEN
verheffing van Vader
23-24.
155
WILLEM's zoon , slechts halfgunstige
bedoelingen gehad heeft , behoeft men niet aan te nemen. 1
Mij komt het voor , dat hij alstoen voor den jongen MAURITS
alles heeft gedaan wat in zijn vermogen was , en dat hij het
niet verder heeft kunnen brengen.
(24) Hollands genegenheid voor MAURITS blijkt duidelijk
uit het voorstel der Staten van Braband aan die van Holland ,
op den 8sten September 1584 , strekkende om den Koning
van Frankrijk tot Souverein aan te nemen . Daarin leest
1
men : » Wij willen niet ontkennen , maar bekennen zeer
gaarne
en vrijmoedig
de
groote
weldaden ,
die
alle
de
Nederlanden en bijzonder Holland en Zeeland , van Z. Vorst.
Gen. h. m. hebben ontvangen , en dat zijne kinderen daarover gerecompenseerd en vergolden behooren te worden ,
en willen overzulks wel rondelijk verklaren , dat , zoo verre
in de macht van den Huize van Nassau ware deze landen
te beschermen , en dat de Grave MAURITIUS en de Prinsen en
Prinsessen , kinderen van Z. V. Gen. daarmede zouden kunnen
worden gebeneficeerd , niet alleen gaarne zouden zien , dat
zij waren in vredelijke possessie van den lande van Holland
en Zeeland , maar dat zij ook hadden de heerschappij van
de andere landen , daaraan zij ook naar al hun vermogen
de hand zouden mogen houden. Maar nademaal Z. V. Gen.
in zijn leven ' t beleid hebbende van 's lands zaken en wezende de landen in anderen staat dan zij nu zijn , daaraf
zijn oordeel heeft gegeven , die pretenderen zoude het Huis
van Nassau , en Z. V. Gen. achtergelaten kinderen Prinsen
en Prinsessen te verheffen , te recompenseren en groot te
maken , zoude in effecte doen tegen den wil en meening
van Z. V. Gen. ( 1). En desniettemin zoo zal altijd zijn
in de macht van den Koning van Frankrijk het Huis van
Nassau en de weduwe en kinderen van Z. V. Gen. zulks
met eenig Hertogdom of Graafschap te voorzien , dat zij
zullen hebben meer redenen van satisfactie , dan te behouden eene onzekere hoop van de landen tegen den Koning
(1) Dit schijnt te strijden tegen het verhaal van den Graaf van Hohenlo Zie bov. Aant. 6.
156
AANTEEKENINGEN
24-25 .
van Spanje te beschermen zonder de hulp van Frånkrijk :
en dat erger is , mits retracterende hetgeen alreeds met de
Maj. van Frankrijk is begost te handelen , hebbende Z. Maj .
ook voor vijand en met den Koning van Spanje gevoegd :
en maintenerende de Nederlanden , zullen dezelve altijd
middel genoeg hebben niet alleen om heerlijke recompense
te doen in landen en luiden , ook in gereeden gelde ,
daarin die van Braband met allen mogelijken ijver zich
zullen mede employeren ."
Zie ook BOR , 19 B , f. 15 ,
die zegt , dat Holland met het handelen met Frankrijk
draalde wegens de handeling met Prins WILLEM aangegaan.
De Stad
Gouda was zoo wel tegen de verheffing van MAU-
RITS als tegen de erkenning van Frankrijk , en wilde liever
met Engeland
gehandeld hebben ,
en
zulks
loutere bescherming , niet op de souverainiteit.
nog
wel op
Res. Holl.
6 October 1584 , 1 en 11 Mei 1585 .
(25)
Dezen brief leest men bij BOR , 19 B , f. 28 :
De eere en menigvuldige vriendschappen ,
>> Mijne Heeren !
>> die ons sedert de beklaaglijke aflijvigheid van onzen heer
>> en vader h. 1. g. bij UE. met alle goedhartigheid bewezen
» en metterdaad in verscheidene voorvallende zaken , zoowel
>> onzen persoon als den geheelen sterfhuize van den hoogged .
>> onzen heer en vader aangaande , is betoond , heeft niet alleenlijk ons , maar ook allen anderen menschen , wie dat
zij zijn , klaarlijk doen blijken , hoe groot leedwezen , be>> droefdheid en hartzeer deze jammerlijke dood UE . heeft
>> veroorzaakt , overmits de zonderlinge en oprechte liefde ,
>> die UE. den hoogged . onzen heer en vader in zijn leven
>> hebt gedragen , zonder dat alzulke zware ongemak en ver>> driet , ons en onzen Huize overgekomen , denzelven UE.
>> goeden wille en genegenheid heeft verflaauwd of eenigzins
>> veranderd. Des wij niet nalaten willen UE. wel hartelijk
>> en ten hoogste te bedanken , hopende dat ons God almach» tig die genade zal geven al hetzelve in toekomende tijden
» tegens UE. dankbaarlijk te mogen verschulden , en dat ons
>> eenig voornemen en alle onze actien alleenlijk aangelegd
>> zullen worden eerst tot verbreiding en grootmaking Zijns
>> heiligen Goddelijken Naams , en daarņa tot nut , oorbaar en
AANTEEKENINGEN
25.
157
» welvaren van dezen lande , en inzonderheid van UE. , ons *
>> insgelijks vastelijk vertrouwende ,
dat gijl . alzulke weder
>> oprechte en getrouwe goedhartigheid aan ons en de onzen
>> zult continueren.
>> En hoewel wij geheel onnoodig achten eenig verzoek of
>> aanmaning daarom aan UE . te doen , wel wetende , met
>> wat ijver en zonderlinge zorgvuldigheid al hetgeen ons en
>> den onzen aangaat , bij UE . wordt behartigd , ons daarbij
>> genoeg verzekerende , dat bij dezelve UE . in alle occurrentien
» en voorvallende zaken op al hetgeen ons en onzen geheelen
>> Huize van Nassau eenigzins zal mogen raken , voorders ook
>> alle goede inzicht zal worden genomen ; verstaan hebbende
>> nochtans deze treffelijke en aanzienlijke en solemnele ver>> gadering van de Staten ' s Lands en Graaflijkheids van Hol» land jegenwoordelijk alhier te geschieden om te resolveren
>> op hetgeen UE . onlangs bij den Heere VAN PRUNEAUX
>> uit den naam en van wege de Kon . Maj . van Frankrijk
>> is voorgedragen , en wel wetende , dat bij UE. daarop met
>> alzulken ernst , als de gewichtigheid der zaken is vereischen» de , gelet zijnde , zulks daarin bij dezelve UE. door hare
>> voorzienige wijsheid zal worden geresolveerd , als tot den
>> meesten dienst en welvaren van den lande zal behooren :
>> zoo hebben wij Ul. Mijne Heeren ! desniettemin hiermede
>> wel willen indachtig maken van de handeling tusschen Ul.
>> en die van Zeeland over eenige jaren met den hooggem.
>> onzen heer en vader uit Ul. eigen wille en beweeglijkheid
>> aangegaan , hebbende eerstelijk Z. V. Gen. h. 1. g. in han>> den gegeven zekere acte in dato den 29sten Maart des jaars
» 1580 , bij dewelke UE. uitdrukkelijk verklaren Z. V. Gen.
>> de eere te doen van dezelve aan te nemen voor Ul. Graaf
>> en Heer en dat op zulke conditien , als zouden mogen ge>> tracteerd worden bij degenen , die bij Z. V. Gen. en UE.
>> daartoe zouden specialijk worden gecommitteerd (1 ) . En al
>> is het bij alzoo , dat door de ongelegenheid des tijds en
>> eenige andere oorzaken UE. niet onbekend , deze handeling
>> tot de volkomene gewenschte inauguratie niet is volbracht ge-
(1) Zie hierover GROEN VAN PRINSTERER , Archiv. , Tom. VII , pag. 308.
AANTEEKENINGEN
158
25.
» weest , zoo is nochtans sedert den bovengenoemden jare 80
>> zoo ver daarin gehandeld , dat na verscheidene communi>> catien , ook nadien bij UE . eigene brieven Ul. resolutie in
>> deze zake aan alle de Geuniëerde Provincien is verwittigd ge>> weest , UE. in December 11. met de geheele vergadering der
>> Staten van Holland hebben Z. V. Gen. h. l . g. gepresenteerd
» de brieven van acceptatie , die UE. van den persoon van
» Z.
V.
Gen. gedaan hadden , gedateerd den 26sten Maart
>> anno 1583 ,
behoorlijk
bezegeld met de zegelen van de
» Ridderschap , Edelen en van alle de Steden van dezen lande
» van Holland , hebbende daarenboven Z. V. Gen. nog gepre» senteerd de artikelen , bij Ul. gemaakt , gesteld en gearres» teerd , dewelke hebben bevestigd en geteekend geweest bij
>> de Magistraten en Vroedschappen van alle de Steden , uit»
>> genomen twee of drie , in der voege , dat , indien het God
>> almachtig beliefd hadde Z. V. Gen. alsnog bij den leven te
>> laten , gijl. (zoo als wij wel zijn verzekerd) gantschelijk
>> waart geresolveerd eerstdaags zonder langer uitstel de zaak
» te voltrekken en tot de bovengenoemde inauguratie te
>> procederen.
» Al hetwelk , Mijne Heeren ! wij UE. wel hebben willen
>> voorhouden , niet om te beletten en te verhinderen alzulke
>> resolutien als gijl. tegenwoordelijk tot vordering en wel
» varen van den lande en om hetzelve uit dezen hoogdrin» genden nood met Godes hulp te brengen , voorhanden hebt ;
>>> of ook
dat wij daarbij zouden achten , dat de groote ,
>> menigvuldige , merkelijke diensten met allen mogelijken ijver ,
» zorgvuldigheid en trouwhartigheid bij den hooggem. onzen
>> heer en vader zonder aanschouw van eenigen arbeid , kos>> ten ,
moeiten , dangier of perikelen den lande bewezen ,
>> bij iemand in vergeten zouden mogen worden gesteld ;
» maar alleenlijk om UE. vriendelijk te verzoeken , dat de>> zelve continueren hare trouwhartige genegenheid en goede
>> affectie tot ons en onzen Huize in de tegenwoordige re>> solutie op de handeling met den Koning en de Kroon van
» Frankrijk,
al hetgeen voorzeid is , nader overleggen en
>> hetzelve ook Z. Maj . laten voorhouden , ten einde op alles
>> alzulke regard worde genomen , als Z. Maj . en UE. naar
AANTEEKENINGEN
25-26.
159
>> alle ' rede en billijkheid zullen bevinden te behooren , en
>> dat
wij en
de
onzen metterdaad worden ontlast van de
>> groote zware lasten en schulden , in dewelke , zoo als UE.
>> en allen anderen genoeg is bekend , onze heer en vader
>> is gevallen door de excessive kosten , bij Z. V. Gen. ge>> had en gesupporteerd tot dienst van deze landen , en om
>> dezelve uit de tyrannij , in dewelke dezelve alreede waren
>> gesteld , te eximeren en met Gods hulp eeuwelijk daarvan
>> te bevrijden ; en dat wij en de onzen voorts in al het>> geen bij UE. zelven billijk en behoorlijk bevonden zal
>> worden , eenigzins mogen genieten de vruchten van den
>> zwaren arbeid en moeiten van den hooggem. onzen heer
>> en vader , en daarbij des te meer metterdaad speuren ,
>> dat Z. V. Gen. getrouwe diensten UE. aangenaam zijn
>> geweest.
>> Van onzent wege hoewel wij overmits onze jonkheid en
>> onervarenheid alsnog ons niet gequalificeerd of bekwaam
>> genoeg vinden noch kennen , om UE. en den lande alzulken
>> dienst te kunnen of te mogen doen , als de tegenwoordige
>>> gesteltenis van de zaken deszelfs wel is vereischende , zoo
>> willen wij nochtans vastelijk hopen , dat God de Heere ons
>> die gratie en genade zal geven in al hetgeen ons bij Ul.
>> zal worden betrouwd en bevolen , zulks ons te kwijten ,
>> dat UE. alle goed genoegen daarover zult hebben , willende
>> ons diensvolgens tot alle tijden zeer willig en bereid hou» den , om naar de mate der gaven en middelen , die de al>> mogende Heere believen zal ons te verleenen , UE . en den
>> lande allen goeden getrouwen dienst te bewijzen , en met
>> UE. tot conservatie van de waarachtige Christelijke Re>> ligie , beschermenis en verzekerdheid van den lande en van
>> alle de vrome inwoneren deszelfs ons tot het uiterste vrij→
» moedelijk altijd te gebruiken. Gedaan tot Delft op den
» 24sten dag Septembris des jaars 1584.
MAURITS Graaf van Nassau."
(26)
WAGENAAR ,
VIII ,
39 doet het voorkomen , als of
in dat vertoog uitdrukkelijk te lezen stond , dat men den
handel met Frankrijk niet te haastig behoorde door te drijven.
Met dit al willen wij gaarne erkennen , dat dit de strek-
160
AANTEEKENINGEN
26-27.
-king van het vertoog was , en MAURITS daarbij niet ondui→
delijk begeerd heeft , dat men het Graafschap van Holland
niet aan Frankrijk zou afstaan , maar voor hem behouden.
Doch ook alzoo verdient het geenszins de allerhatelijkste
en smadelijke voorstelling van WISELIUS , Staatk. Verl. , bl. 274,
schrijvende , dat de vurige en eerzuchtige MAURITS › niet
voldaan was met de betrekking , die hij reeds bekleedde ,
maar wenschte dat ' s lands Staten voor hem uit eigene
beweging zouden verrichten , wat men weleer , door nood
gedrongen , voor zijnen vader bij de opdracht der Graaflijkheid gedaan had ; dat hiertoe zijn vertoog strekte , hetwelk
zelfs vervat was in bewoordingen , die anders met zijne
fiere inborst weinig schenen te strooken ; en dat hij15 daarbij
niet onduidelijk voor zich zelven iets dergelijks , als de
Graaflijkheid verlangde , om let wel ! zich te redden uit de
schulden , waarmede zijn Huis was belast geraakt. Indien
dat de zin van MAURITS verzoek geweest ware , zouden wij
gaarne WISELIUS toestemmen , wanneer hij volgen laat : eene
zonderlinge drangreden voorwaar , om naar deoppermogend
heid te staan ! Maar de eerzucht van MAURITS , hoe men
die ook overdrijven moge , heeft hem niet tot zulk eene
uitzinnigheid vervoerd : en wij gelooven , dat ieder onbevooroordeelde het met ons eens zal zijn , dat MAURITS bij dit
vertoog juist zoo gehandeld en gesproken heeft als hij doen
moest. Wij vinden van dit vertoog wel gewaagd in de
Res. Holl. 25 September 1584 , doch er geen besluit op ge159
nomen.
(27) .
Deze artikelen zijn te lezen bij BOR , 19 B. , f. 55.
Bij art. 6 was slechts bepaald , dat de Koning de toenmalige
particuliere Gouverneurs in hun gouvernement zou continueren en van nieuws committeren , en zulks op de instructien gegeven bij Keizer KAREL V aan de Gouverneurs van
zijnen tijd. Maar de Gezanten naar Frankrijk hadden ook
eene instructie van wege de Staten Generaal , waarbij hun
uitdrukkelijk belast werd , om , indien de Koning hunde
namen van de Gouverneurs zoude afvragen , te zeggen , dat
ADOLF van Nieuwenaar Gouverneur van Gelderland , Zutphen en Overijssel was ; MAURITS van Holland en Zeeland,
AANTEEKENINGEN
VILLERS van
27-28 .
161
Utrecht, en WILLEM LODEWYK van Vriesland ;
en dat het Hertogdom van Braband naar ouder gewoonte
openbleef voor den Gouverneur Generaal. Deze instructie is
te lezen in het Depechenboek der Stat. Gen. op ' s Rijks Archief , en was onbekend aan WAGENAAR , VIII , 63 , die verkeerdelijk de toekenning van ' t gouvernement van Holland en
Zeeland aan MAURITS in het onzekere stelt. Dit vaste voornemen der Staten van Holland kan ook blijken uit Res.
Holl. 3 November 1584 , waar men leest : >> Op het verzoek van den Gouverneur en Hofmeester van Z. " Gen. den
Graaf van Nassau , ten einde die van de Rekenkamer zouden mogen worden geordonneerd Z. Gen. te laten volgen
de levering van de konijnen , die Z. Pr. Exc. h. g. Z. Gen.
heer vader , in ་ zijn leven voortijds heeft gehad , gelijk ook
alle anderen , in gouvernemente geweest zijnde , gehad hebben ; is geappostilleerd : De Staten van Holland ordonneren die van de Kamer van de Rekening , den Hooggeb.
Heere Grave MAURITS van Nassau etc. als Stadhouder van
Holland
te laten volgen alzulke levering van konijnen ,
als Z. V. Gen. h. g. en voorgaande Stadhouders van Holland gevolgd heeft."
Ofschoon nu wel de woorden , als
Stadhouder van Holland , welke in de gedrukte Holl. Resol.
met
cursive letters gelezen worden , onecht schijnen te
wezen , toont echter het geheele beloop van het besluit ,
dat men MAURITS tot opvolger zijns vaders in het Stadhouderschap bestemde : gelijk men dan ook vier dagen later
eene Commissie benoemde , om met Zeeland en Utrecht te
communiceren aangaande het gouvernement van MAURITS
over de drie Provincien , ten einde zulks daarin voorzien mocht
worden , als naar behooren.
Res. Holl. 7 November 1584.
1
(28) Res. St. Gen. 17 September 1584. » Op het aangeven van Z. Gen. en de Heeren van den Rade , goedvindende dat men iemand zal zenden naar Gelderland in de
vergadering van
den Landdag aldaar jegenwoordelijk gehouden , om dezelve met vertooningen te bewilligen te consenteren in het aannemen van den Koning van Frankrijk
voor Heere van deze landen , zijn gecommitteerd de Heeren
DE LA MOUILLERIE en VAN DEN WARCK.”
11
I.
162
AANTEEKENINGEN
12 November.
28-30.
» De Heeren VAN SONSFELT , VAN DER YAA ,
NIEUWENBURCH en BRUININCK zijn binnengestaan en verzocht
van wege Z. Gen. dat er uit de Staten ettelijken zouden
worden gedeputeerd om hen te communiceren ' t gene in
den art. van het tractaat van Frankrijk aangaande den
Sterfhuize van Z. Exc. h. g. wordt gestipuleerd , ' t welk
zij onder eed zouden beloven secreet te houden , en zouden
meteenen denzelven Gedeputeerden sommige zaken proponeren van wege Z. Gen. en den Sterfhuize voorz. die zij
verhopen den Staten niet zullen wezen onaangenaam . Waarop
is geresolveerd heur verzoek na te komen en daartoe gedeputeerd de Kanselaar van Gelderland en één uit Holland.”
13 November. >>> De Heeren Kanselaar en Doctor SILLE
van hun gebesogneerde met den
Hooggeb. Heere Graaf MAURITS van Nassau etc. aangaande
de artikelen in de conditien van den tractate met den Ko-
hebben rapport gedaan
ning van Frankrijk begrepen , rakende den Sterfhuize van
Z. Exc. , te weten het 6de , 16de , en 17de.
WAGENAAR , VIII , 50 , ofschoon erkennende , dat MAURITS
den handel met Frankrijk niet opentlijk heeft afgekeurd of
er zich tegen verzet , wil echter , dat het te vermoeden is ,
dat hij heimelijk door die van Gouda , welke stad nooit van
dien handel gehouden had , heeft gewerkt , en dat dit vermoeden rijst bij de gedachte , dat die stad vermoedelijk door
haren Pensionaris FRANÇOIS FRANKEN in die stemming gebracht is , en dat deze FRANKEN naderhand in 1608 bleek
een groot vriend van MAURITS te wezen , en dus vermoe→
delijk zulks reeds in 1584 geweest is.
Wij zien dus , dat
WAGENAAR hier op MAURITS eene kladde zoekt te werpen ,
die enkel door bloote vermoedens aaneen hangt , vermoe
dens , wier ongegrondheid reeds is aangetoond door VAN
WYN, Bijv. op Wag. , St. 8 , bl. 32. De stemming van
Gouda was gants niet voor MAURITS. Zie boven aanteekening 24 aan het einde.
(29) .
Men leest dit verdrag bij BOR , 20 B. , f. 68 .
(30). Zie Res. Holl . 5 Juny 1585. Volgens VAN REYDT , V, 81
werd er bedongen , dat de Gouverneurs der Provincien , die
de Gouverneur Generaal vinden zou , in hunnen staat zouden
AANTEEKENINGEN
blijven .
Uitdrukkelijk wordt
$163
30-32 .
dit in het verdrag niet gele-
zen , ofschoon het er toch de geest van schijnt te wezen.
(31). Res. St. Gen. 28 Mei 1585. >> Zijn gecompareerd
de Heeren Raadsheer NIEUWBORCH en BRUININK en hebben
vertoond, dat Z. Gen. Graaf MAURITS hebbende verstaan ,
dat Mijne Heeren Staten Gen. waren handelende met de
Maj . van Engeland , hen als Gecommitteerden tot de administratie van den Sterfhuize van wijlen h. 1. m. Z. Exc.
had gelast te verzoeken te verstaan , of ook de voorz. Heeren
Staten hadden gedachtig geweest in de artikelen zijns persoons ,
Mevrouwe de Prinsesse en den Sterfhuize van Nas-
sau ; en ingevalle ja , dat hun zoude worden geaccordeerd
copie ; daarin Mijne Heeren Staten hebben geconsenteerd .”
(32) Res. St. Gen. 2 October 1585. >> Gelezen de acten
van indemniteit van Z. Exc. Graaf MAURITS en de steden ,
die H. Maj . in verzekering zullen worden gegeven , en
de Provincien ,
daarin dezelve steden gelegen
zijn , is de
voorz. acte goedgevonden , en voorts dat dezelve zal worden gecommuniceerd Z. Exc. en gearresteerd zijnde , gezonden aan de respective Provincien om particulierlijk geadvoueerd te 7 worden : --- en zijn gecommitteerd , om de
voorz. acte te communiceren Z. Exc.; de Heeren MENIN ,
BARNEVELD , COOMAN en BAERSE."
Post prandium.
» De Heere MENIN , BARNEVELD , COOMAN
en BAERSE hebben rapport gedaan , van dat zij Z. Gen.
hadden gepresenteerd de voorz. beraamde acte van indemniteit , en hem
daartoe gepresenteerd , zoo hij nader con-
tentement begeerde van de Provincien van Holland en Zeeland , dat dezelve particulierlijk Z. Exc. zouden geven contentement (1); dat Z. Exc . de Heeren Staten bedankte van
de eere , die H. Ed. hem aanboden , en verzocht hem
daarop te beraden met die van zijnen Rade."
3 October.
» Zijn binnen gestaan de Heeren VAN DER AA ,
(1) Het zoude mij niet verwonderen , zoo hierop doelde het zeer
duistere besluit der Staten van Holland van den 6 October 1585 , te
lezen in Res . Holl. , waarvan men eene verklaring vindt in Bijv. op
Wag , & St. , bl . 49.
11 *
164
AANTEEKENINGEN
32-36 .
BRUININK en STEELANT , en hebben van wege Z. Excovertoond , dat dezelve Z. Exc . , met
die van zijnen Rade gezien hebbende de acte van indemniteit bij de Heeren Gen.
Staten geconcipieerd en denzelven doen communiceren , ver-
zoekt daarop te treden met dezelve Heeren Staten in nadere
communicatie , verzoekende , dat tot dien einde } hen zal
R
gelieven eenige Gedeputeerden bij hem te zenden tegen
morgen vroeg ten zeven uren : en zijn hiertoe gecommitteerd de Heeren MENIN , BARNEVELD , COOMAN en BAERSE . ”
5 October. » De Heeren Gedeputeerden geweest hebbende
bij Z. Gen. en die van zijnen Rade , om met dezelven te
communiceren op de acte van indemniteit , Z. Exc . in handen gesteld aangaande de
overlevering
van de stad van
Vlissingen in handen van H. Maj . van Engeland , hebben
gedaan rapport van hetgeen de voorz. Z. Exc. en die van
zijnen Rade hen hadden voorgeslagen en geresolveerd ; verklarende dat Z. Gen. de Heeren Staten Generaal bedankte
van heure goede genegenheid en affectie , en dat hij goedvond de voorz. geconcipieerde acte onder zekere verandering
daarin gesteld. En bij de Heeren Staten Generaal op de.
voorz. acte en verandering gedelibereerd zijnde , is dezelve
anderwerf goedgevonden , en geordonneerd dezelve te de
pecheren , behoudelijk dat die van Holland en Zeeland verzoeken contre-indemniteit : dies verklaren die van Utrecht
hierop last te verwachten."
11 October. >> Gelezen de acte van indemniteit voor Z.
Exc. aangaande de overlevering van de stede van Vlissingen
in handen van H. Maj . tot hare verzekerdheid , en is dezelve gearresteerd ."
(33)
De inhoud van dien brief is te lezen bij v. ME-
TEREN , 13 B. , f. 228. DE LA PISE , p. 607.
(34). Over de zaak van TRESLONG leze men BOR , 20 B. ,
f. 12-31 . TE WATER , Verb. d. Edel. , II , 229–239.
COLLOT D'ESCURY , Holl. Roem, II , Aant. 116. WAGENAAR ,
VIII , 84. BILDERDYK , VII , 94.
(35). Zie Res. St. Gen. en Res. Raad v . St. 24 Augustus ,
waar de acte zelve te lezen is . Zie ook BOR , 19 B. , f. 7.
(36).
Hoe wankelbaar , zegt KLUIT , II , 9 , en licht opge-
AANTEEKENINGEN
36.
165
slagen alles ware blijkt daaruit , dat de Raad op den 13den September 1584 nog geen zegel had en om dat der Staten Generaal verzocht , die het toestonden , mits zij het ook gebruiken
mochten. Ook verklaarden de leden van den Raad en bijzonder die uit Holland zwarigheid te vinden in het doen
van den eed , bij den lastbrief vastgesteld , en zoo daarom ,
als om de inobedientie, die in vele respecten bewezen werd,
hunne diensten niet te kunnen voortzetten .
Res. Holl.
19 September , 5 October 1584.
Ten gevolge hiervan ont-
vingen zij bij formele acte van de Staten Generaal volkomen
volmacht om te handelen in zulker
maniere , als zij in
goeder conscientie naar hunne beste wetenschap en vermogen
en zoo na den voet der instructie als zij tot dienst en behoudenis van den lande zouden bevinden doenlijk te wezen , zonder
anderszins daaraan verbonden te zijn. Ook Holland heeft deze
acte , evenwel onder zekere bepalingen , aangenomen. Res.
Holl. van den 6den , 10den , 23sten October 1584.
er + weinig opgewektheid
Nochtans was
om langer in den Raad te zitten.
Twee leden uit Holland verklaarden en protesteerden in October , dat zij ter expiratie van drie maanden niet langer in
dienst begeerden te continueren : en toen de Staten in November, besloten den Raad nog voor drie maanden te verlengen ,
voegden zij er bij , dat de Gecommitteerden van wege die van
Holland daarin mede gedurende dien tijd zouden continueren
en daartoe met alle behoorlijke middelen worden geinduceerd ,
en zoo verre dezelven of eenigen van hen daartoe niet zouden
begeeren te verstaan , dat alzulken daartoe geconstringeerd
Res. Holl. 10 October ,
zullen worden als naar behooren.
23 November 1584. Nog op den 4den December hadden de
leden geen eed gedaan noch commissie ontvangen , zeggende ,
dat hunne instructie niet practicabel was.
Op den 26sten Fe-
bruary 1585 besloten de Staten Generaal , dat die van den
Raad nog drie maanden , beginnende met den 1sten Maart ,
zouden blijven dienen , wel verstaande , dat zij binnen een
maand ontvangen zouden hunne commissie en eed doen van
de instructie te achtervolgen , behoudelijk , zoo ver zij eenige
zwarigheid vonden in dezelve instructie , dat zij goedtijds
daaraf de Heeren Staten zouden adverteren , om daarin voor-
166
AANTEEKENINGEN
zien te worden naar behooren.
36-37.
Op den 11ded July schijnen
zij evenwel nog geen eed gedaan noch commissie ontvangen
te hebben. Op den 22sten July werd van wege MAURITS en
den Raad verzocht , dat den Staten zoude believen de rege
ring weder aan zich te nemen en hen daarvan te ontslaan :
doch ten verzoeke der Staten Generaal op den 27sten July ,
hebben die van den Raad op den 29sten July in de continuatie hunner diensten toegestemd , maar slechts tot den
laatsten Augustus toe , als wanneer zij zich dadelijk en van
zelfs voor ontslagen zouden houden , en onder bepaling van
niet zoo stipt aan de instructie verbonden te willen zijn.
Deze verklaring is door de Staten Generaal aangenomen en
goedgekeurd op den 5den Augustus. Op den 10den October
hebben die van den Raad zich weder sterk beklaagd en hun
ontslag verzocht : doch op de weigering der Staten Generaal
verklaarden zij , dat , in zoo verre de Staten hun binnen
drie of vier dagen middelen van geld wilden in handen stellen , zij willig waren zich te laten gebruiken ; maar ingevalle
niet , dat zij dadelijk daaruit zouden scheiden , alzoo anderszins Prins noch Potentaat hen daartoe kan gedwingen. Op
den 25sten October kwam MAURITS zelf met den Raad in de
Staten Generaal verklarende , dat zij wegens gebrek aan geld
terstond hunne diensten wilden nederleggen . De Staten Generaal wierpen de schuld geheel op Holland , maar bewogen
den Raad om ten minste nog eenen geheelen dag aan te
blijven. Men zie op alle deze dagen de Res . St. Gen. en
Voorts BOR , 20 B. , f. 86.
(37) Res. St. Gen. 9 January 1586. » Is binnen gestaan de Heeren MEETKERKEN , BORCHGRAVE , VALCKE , ROSSEL , en hebben in ' t lange vertoond , dat zij nu eenigen
tijd de regering met Z. Exc. Graaf MAURITS hadden bediend
volgende de commissie , die hen bij de Heeren Staten heeft
verscheidelijk en bij acten van continuatie gegeven geweest ;
dat zij hen daarin hadden gekweten naar hun beste vermogen ; dat het aan hen niet heeft gehouden dat alle zaken niet beter immers naar heure wenschen zijn uitgevoerd ,
maar eensdeels aan de middelen en ook aan de instructie
op de regering gemaakt ,
daarover zij te meermalen hun
AANTEEKENINGEN
beklag hebben gedaan :
en alzoo
37-38 .
167
mits de aankomste van
Z. Exc. zij niet wisten , of de Heeren Staten verstonden ,
dat zij nog langer de regering zouden houden en represen→
teren , verzochten daarop nader te verstaan de meening
van de Heeren Staten , en ingevalle neen , verklaren dat
zij gewillig en bereid waren daaraf te desisteren ; bedankende de Heeren Staten van de eere , die zij H. Ed . hadden aangedaan." Enz.
6 February. » Is geordonneerd te schrijven brieven aan
die van den Raad van State , hen bedankende voor de
groote zorg , moeite en arbeid , bij hen gehad en gedragen
binnen den tijd van heure administratie ; en alzoo Z. Exc.
het Gouvernement heeft aangenomen en nieuwe Raden gecommitteerd , zal hen worden geordonneerd niet meer te
besogneren in 's lands zaken en binnen 10 of 12 dagen
"
over te leveren behoorlijken staat van allen heuren ontvang en uitgeven zoo wel aan de oostzijde als westzijde van
de Maas , opdat de Heeren Staten op hun achterwezen
mogen disponeren naar behooren."
(38)
Res. St. Gen. 18 October 1585.
>> Op het verzoek
van Z. Exc. Graaf MAURITS aangaande het Marquisaatschap
van Bergen op Zoom , is hem zijn verzoek geaccordeerd ,
behoudelijk dat aangaande de verzochte confiscatie Z. Gen.
daaraf eerst zal doen specificatie met de natuur van dezelve.'
>> Gearresteerd de donatie van Bergen op
21 October.
Zoom aan Z. Exc.
» De Gen. Staten der Vereen . Ned. Provincien allen den>> genen , die deze jegenwoordige zullen zien of hooren lezen ,
>> salut.
Alzoo bij ' t afsterven van den Hooggeb.
Heere
» den Prins van Oranje loff. ged. het Marquisaat van Bergen
» op Zoom wederom vervallen was aan het Hertogdom van
» Braband , en de Staten van Braband dienvolgende bij hare
» brieven , die ons zijn getoond , den Luiden van den Rade
>> en Rekenkamer van Bergen gesommeerd en belast hadden
>> haarl. naar Antwerpen te transporteren en te vernieuwen
>> hunnen eed van administratie , om voorts te doen ' t geen
» de voorz. Staten van Braband zouden goedvinden : en nu
» ter tijd door het afwijken der stad van Antwerpen van
-
168
AANTEEKENINGEN
38 .
» de Geun. Ned. Provincien de bovengen. Staten van Braband
› geheellijk onder de subjectie van den vijand zijn gekomen
» en overzulks geen wijder gebied over ' t bovengen. Mar>>> quisaat van Bergen meer kunnen noch behooren te hebben ,
>>> en dat ons daarom toestaat op de zaken van ' t bovengen .
» Marquisaat te disponeren , en daarin en in al ' t geen daar>> van is dependerende , te doen en te voorzien naar be>> hooren
Doen te weten , dat wij in goede aandachtig>> heid gesteld hebbende
de zonderlinge getrouwigheid en
>> goede werkelijke diensten bij den Hooggeb. Graaf en Heer
>> Heere MAURITS Graaf van Nassau , Catzenellebogen etc. ,
» nagelaten zoon van Z. Exc. sedert de aflijvigheid van zij>
» nen Heer en Vader dezen Geun. Nederlanden bewezen ven
» metterdaad betoond , en in dewelke Z. Gen. begeert te
>>> volharden : hebbende ook ten andere aanschouw genomen
>> op de kleine middelen , die Z. Gen. voor alsnog heeft om
» zijne patrimoniale goederen te mogen genieten , overmits
>> het meeste deel van dezelven bij den vijand nog ter tijd
>>>worden geoccupeerd : en wij daarom begeerende , Z. Gen. ,
» zoo veel mogelijk wordt , alle goede bevordering en bijstand
>> te doen , en ook om eenigzins Z. Gen. goede diensten te
>> bekennen : zoo hebben wij Z. Gen. gegund , geaccorderd
>>>en gegeven , gunnen , accorderen en geven mits dezen het
» voorz. Marquisaat van Bergen op den Zoom met de eilan>> den , polders en alle andere zijne toebehoorten , om ' t zelve
>> Marquisaat met alle de vruchten en inkomen van dien bij
>> Z. Gen. bezeten , genoten , gebruikt en geprofiteerd te wor» den gedurende deze oorloge als Z. Gen. vrij eigen goed ,
>>> en in aller voegen en manieren , gelijk de Markiezen van
» Bergen ' t zelve altijd bezeten , genoten , gebruikt en gepro» fiteerd hebben ' tot den afwijken toe van den lesten Mar>> kies. Ordonnerende den Drossaard , Schout , Burgemeeste>>> ren en andere Magistraten der stad en lande van Bergen
>> en voorts alle andere Officieren , ingezetenen en onderzaten
» Z. Gen. te ontvangen en voor Heer en Markies te beken» nen.
Bevelende ook allen en een iegelijk anderen , van wat
> staat of conditie dezelve zij , dat zij Z. Gen. van deze onze
>> bovengen. accoorde en gifte rustelijk en vredelijk laten
AANTEEKENINGEN
bogenieten en gebruiken
39.
169
in aller voegen en manieren als
voorz. is , zonder wederzeggen. Aldus gedaan onder on- > zen zegel in ' s Gravenhage den 21sten dag Octobris 1585 .
99
>>>>Ter ordonnantie van de voorz . Staten , (get.) AERSSENS .'
if ( 39) Op den 19den Augustus 1585 werd door de Staten
van Holland eene Commissie benoemd om met de Gedeputeerden van Zeeland te treden in communicatie aangaande
de orde , die gesteld zou mogen worden op de regering en
defensie van den lande.
Res. Holl. 17 September. » Gehoord zijnde uit het rapport
van den Heer Dr. SILLE , dat de Staten van Zeeland aan hunne
་ Gedeputeerden geschreven hadden alsnog aan te houden bij
de Staten van Holland , dat de unie en verbond tusschen
Holland en Zeeland vernieuwd , bevestigd en ook vermeerderd mocht worden ; dat mede de Grave MAURITS als Gouverneur van Holland en Zeeland zou mogen worden gemaakt , ten einde de instructie van de regering te beter
geëffectueerd mag worden , naar breeder inhouden van het
;
schrijvens van die van Zeeland voorn .: is geordonneerd te
bschrijven aan de Edelen en Steden van Holland hunne Gedeputeerden eerstdaags daarop te schikken met volkomen last
achtervolgende de brieven van beschrijving ."
J6 October. » Op het rapport bij de Edelen en Steden ,
elk in den haren genomen , aangaande het Gouvernement
over Holland en Zeeland , of hetzelve volgens het aanhouden
•
van die van Zeeland eerstdaags op Z. Exc. Grave MAURITS
van Nassau zal mogen worden gedefereerd , in aanziening
mede van den tractate met H. Maj .: is bij de Edelen en
Steden daarin geconsenteerd en noodig bevonden , dat hetzelve
eerstdaags zal worden geëffectueerd , en zulks zekere instructie gemaakt zal worden , daarop tot introductie zal
mogen worden geprocedeerd. Die van Amsterdam en Gouda
hebben verzocht ,
dat alvorens de voorz. instructie in den
haren zoude worden gecommuniceerd , om ter naaster vergadering daarop rapport ingebracht te worden : en zijn gecommitteerd een van
Dordrecht , Delft , Amsterdam en een
uit den Noorderquartiere , om nevens de Gedeputeerden uit
Zeeland de voorz . instructie te concipiëren .'
170
AANTEEKENINGEN 1 39.
Volgens HOOFT ,
23 B. , bl. 1039 had er over deze zaak
veel zeggens en wederzeggens plaats. Amsterdam begeerde
slechts eenige weinige veranderingen in de ontworpen instructie : maar Gouda verstond , dat men wel behoorde ernstelijk in communicatie te leggen , of het niet raadzaam ware
iemand anders , overmits de jonkheid van MAURITS , tot hoofd
van de regering en van den gouvernemente van den lande
te stellen , om in alles met advies van den Raad te commanderen : en toen dit niet gelukte , en de Vroedschap der stad
verwittigd werd van het sterk aanhouden van Zeeland , besloot men den afgevaardigden ter dagvaart te schrijven , dat
men MAURITS geenen verderen titel zou geven , dan hij tot
nog toe gehad had.
Het was eerst in het midden van
December , dat deze stad zich in dit punt met de overigen
vereenigde ,
behoudens
verscheidene
uitzonderingen in de
ontworpen instructie. Zie VAN WYN , Bijv. op Wag. , St. 8 ,
bl. 32 , 51.
Uit BOR, 20 B. , f. 85 leert men , dat OLDENBARNEVELD een
eerste voorstander van MAURITS verheffing geweest is. WISELIUS , Staatk. Verl. , bl. 273 ontkent dit zonder grond en
meent verkeerdelijk , dat OLDENBARNEVELD toen reeds Advocaat van Holland was. Men houdt het er algemeen voor ,
dat de Pensionaris van Rotterdam ten dezen door persoonlijk
vijandige bedoelingen tegen LEYCESTER is gedreven geweest ,
om dezes macht door MAURITS verheffing te verkorten. VAN
SLINGELANDT , Staatk. Geschr. , I , 155 zegt stellig , dat MAURITS
is aangesteld om LEYCESTER te weeren : en WISELIUS , Staatk.
Verl. , bl. 344 wil , dat die aanstelling gedaan was , ten einde
daarin eenen dam op te richten tegen den storm des indrangs
Shelleyt en des willekeurs , die vast dreigende aanrukte : en ook
n
sta
BROES , F. van Marnix , II , 2 , 174 prijst ten dezen hooglijk
het beleid der Staten , maar noemt het tevens eenen loozen
vond , en , daar dezelve het hooge misnoegen van LEYCESTER
opwekte , eene tweede dwaling , waardoor de eerste , LEYCESTER'S verheffing , nog verergerd werd. Zoo ook leert BILDERDYK , VIII , 102 , dat men door MAURITS tot Gouverneur
van Holland en Zeeland te verheffen wel verstandig handelde ,
maar niet ter goeder trouw jegens LEYCESTER.
Wij voor
AANTEEKENINGEN
39-40,
171
ons meenen , dat men hier niet aan persoonlijk vijandige
bedoelingen denken mag. OLDENBARNEVELD stond ten dezen
eenen veiligsheidsmaatregel voor , dien hij tegen elken anderen
Gouverneur Generaal insgelijks zoude voorgestaan hebben ;
en deze maatregel was geen ander , dan dien de Staten van
Holland en Zeeland vroeger onder WILLEM I steeds tegen de
toenmalige Gouverneurs Generaal Don JAN , MATTHIAS , ANJOU
gebezigd hadden. Altijd hadden zich Holland en Zeeland
minder afhankelijk van den Gouverneur Generaal , meer gesloten aan Prins WILLEM gehouden .
Hierbij oordeelde men
zich steeds wel bevonden te hebben en de vijandige aanslagen der Gouverneurs Generaal te hebben weten af te keeren .
LEYCESTER ,
dien men verwachtte , was in zijne gezindheid
nog niet bekend , en het mocht dus raadzaam gerekend
te worden zich reeds vooraf door eenen gelijken maatregel
tegen hem , indien hij kwaad wilde , te voorzien.
(40) Men leest die commissie in de Res. Holl. 1 November 1585 , en eenigzins verschillend , doch , zoo het ons
voorkomt , minder juist bij BOR , 20 B. , f. 85 en Gr. Pl.
Boek III , 105.
>> De Staten van Holland en Zeeland doen te weten ,
>> dat ,
aanmerkende de goede , getrouwe , notabele en aan-
>> gename diensten , die uit zonderlinge affectie bij h. m.
» den Doorl. Vorst WILLEM Prins van Oranje , Grave van
» Nassau etc. als Stadhouder , Gouverneur en Capitein Ge»
> neraal der voorz. landen in vele en menigvuldige zware
>> lasten en perikelen tot Godes eer , bevrijding en welvaren
» derzelver landen zijn bewezen ; en daarom de Staten voorn.
>> vastelijk betrouwende , dat bij den Hoog en 4 Welgeb.
» Heere Grave MAURITS van Nassau , Catzenellenbogen , Diest,
» Vianden , Markies van Vere en
Vlissingen etc. volgende
» de exempelen en voetstappen van zijnen heer vader voorn.
>> den voorz . landen uit gelijke affectie en mede tot voor>> stand van de ware Christelijke Religie insgelijks goede
>> diensten zullen mogen bewezen worden : hebben met goede
>> kennis van zaken en deliberatie van rade den voorn.
>> Grave MAURITS van Nassau etc. in de plaatse van zijnen
>> vader den Prinse van Oranje voorn. onthouden , gecom-
172
AANTEEKENINGEN ⠀40 .
>> mitteerd , gesteld en geordonneerd , onthouden , commit» teren , stellen en ordonneren bij dezen tegenwoordigen als
>> Gouverneur , Capitein Generaal en Admiraal van de voorz.
>> Graafschappen van Holland ,
Zeeland en Westoriesland ,
» Voorne en den Briel , wezende gelegen en behoorende aan
» den voorn. Graafschappe van Holland en Zeeland : gevende
» den voorn. Grave van Nassau volkomen macht , autoriteit
>> en speciaal bevel den voorz. staat als Gouverneur , Capi>> tein Generaal en Admiraal voortaan te houden , exerceren
>> en bedienen , daarin voor te staan , te vorderen en bewa>> ren de overigheid , gerechtigheden , privilegien en ' t wel» varen van de voorz. landen en ingezetenen van dien ,
>> mitsgaders ' t gebruik van de voorz. Christelijke Religie ,
>> dezelven te conserveren en beschermen van allen overlast
» en foulen , disordre , oneenigheid , af breuk en schade , voorts
>> in de voorz. landen te doen gebruiken en administreren
>> recht en justitie , de provisien van justitie behoorlijk
>> te doen verleenen allen dengenen , die zulks verzoeken
>> zullen , en dezelve te doen executeren , alles aangaande
» $de zaken van justitie , met advies van den President en
» Raden in Holland , Zeeland en Westvriesland voorn.Jen
>>> aangaande de zaken van den oorlog en politie van de voorz.
>> landen met advies en ten overstaan van de Edelen en
>> Raden uit de voorz. landen van Holland , Zeeland en
>> Westvriesland , bij Z. Exc. te voegen ; de Burgemeeste>> ren , Schepenen en Wetten te veranderen naar behooren
>> en daar hetzelve van noode wezen zal , te doen houden
>> goede opzicht en wacht in de steden en sterkten aldaar ,
>> ook te water en te lande ,
en voorts in ' t generaal en
>> particulier alles te doen , dat een goed en getrouw Gou>> verneur , Capitein Generaal en Admiraal voorn. vermag
>> en behoort te doen , volgens de instructie , die hem ver>> der zal gegeven worden : waarop de voorn. Heere Grave
» MAURITS van Nassau gehouden wordt te doen den behoorlijken eed aan handen van de Staten van Holland en
» Zeeland voorn. Lasten en bevelen daarom den President
>> en die van den Rade voorz. , die van de : Kamer van
>> Rekening
en
alle
andere
Justitieren
en Officieren der
AANTEEKENINGEN
>> voorz. landen van
Holland ,
173
40-41 .
Zeeland en Westvriesland ,
>> Briele en Voorne , dat zij den voorn. Heere Grave MAUཆོ །
»> < RITS van Nassau houden en respecteren als Gouverneur ,
>> Capitein Generaal en Admiraal voorn. , denzelven bewijzen
>> alle eer en reverentie en in al het gunt het beleid en
» gebruik van den voorz . staat aangaan mag en ' t gunt
>> daaraan
kleeft , hem te obediëren en te doen alle adres
>> en assistentie.
Gegeven in
den Hage onder de zegelen
>> van de Staten van Holland en Zeeland voorn. hierop ge>> tdrukt , en van hunnent wege geteekend en bevestigd den
9
>> 1sten November 1585. Ter ordonnantie van de Staten
"2
» van Holland , bij mij onderteekend. C. DE RECHTERE ."
(41)··|De instructie leest men bij BOR , t. a. p.
>> In den eersten zal de voorz. Gouverneur , Capitein Ge» neraal en Admiraal gehouden zijn voor te staan , te vor>> deren en bewaren de overigheid , gerechtigheden , privi» legien en ' t welvaren van de voorz . landen , leden , steden
>> en ingezetenen van dien , mitsgaders ' t gebruik van de
>>> ware Christelijke religie , dezelven te conserveren en be>> schermen tegens
allen overlast ,
disordre ,
oneenigheid ,
>> afbreuk en schade , en zulks ook te vorderen , (zoo veel
>> sin hem is) , dat de Provincie van Utrecht mede kome
>> onder het Gouvernement van Z. Exc. alzoo er van oude
» tijden af maar één Stadhouder of Gouverneur is geweest
>> over Holland , Zeeland en Utrecht , waardoor dezelve Pro>>>>vincien te beter in vrede en- eenigheid werden onderhouden.
>>> En zal de voorz . Gouverneur , Capitein Generaal en
>> Admiraal binnen de voorz . landen doen administreren
>>> recht en justitie allen dengenen die des verzoeken zullen ,
>> expedieren en verleenen de provisien van justitie en doen
>> executeren alle ordonnantien , appointementen en senten» tien bij advieze van den President en Raden van Holland ,
» Zeeland en Vriesland voorn .
>>>Item zal de voorz. Gouverneur met de Gedeputeerde
>> Raden van Holland , Zeeland en Vriesland , die neffens
» Z. Exc. zullen worden gevoegd , vernieuwen en veran>> deren de Burgemeesters , Schepenen en Wetten naar be>> hooren en daar hetzelve van noode wezen zal , en con-
AANTEEKENINGEN
174
41 .
>> fereren goeden en getrouwen Patriotten , daartoe gequa>> lificeerd en bekwaam zijnde , alle ambten , officien ,
>> staten
en
beneficien , van ouds
gestaan hebbende ter
>> gifte of collatie van de Gouverneurs of Stadhouders van
>> de voorz. landen : maar zullen geenerhande resignatien
>> van staten ,
ambten ,
officien
of
beneficien
toegelaten
>> worden , dan bij consent en bewilliging van de Staten
>> van de voorz . landen.
护 >> Item zal de voorz . Gouverneur met de Gedeputeerde
» Raden voorn . mogen verleenen bij provisie en tot anders
>> zal wezen geordonneerd , alle brieven van gratien , remis>> sien , pardonnen , abolitien , legitimatien , atterminatie , con>> sent om te mogen testeren en dergelijken , zulks die bij
» den Secreten Raad te Brussel plegen verleend te worden ,
» en dat na voorgaande advies van den Officier en Magi>> straat van de stad of plaatse , daar het feit of delict is
» geschied , en mits dat de impetrant van de voorz. brieven
» van gratie gehouden wordt dezelven te interineren naar
>> behooren: wel verstaande nochtans , dat van gequalifi>> ceerde doodslagen en andere enorme delicten , gecommit» teerd met geleider lage of opzetten wil, geen remis of
>> pardon zal worden verleend of gegeven .
>> Item zal de voorz. Gouverneur met de Gedeputeerde
>> Raden voorzien op de noodige garnizoenen , verzekerd>> heid en bescherming van de voorz. landen , steden , sterk>> ten , havenen , wateren en stroomen van dien , en voorts.
>> alles doen , dat een goed Gouverneur , Capitein Generaal
>>> en Admiraal van de voorz . landen van Holland en Zee» land vermag en schuldig is te
doen :
wel verstaande
>> nochtans , dat hij gehouden wordt behoorlijk te respecte>> ren den Gouverneur Generaal van de Nederlandsche Pro>> vincien , die bij de Kon. Maj . van Engeland alhier zal
>> worden geschikt , en de bevelen en ordonnantien van
>> wege denzelven Gouverneur Generaal en Raad van State
>> van de voorz. Nederlandsche Provincien , conform hunnen
» last en instructie geëmaneerd , trouwelijk na te komen
>> en doen effectueren binnen de limiten van zijn voorz.
>>>> Gouvernement van Holland en Zeeland.
AANTEEKENINGEN
41-42.
175
» En reserveren de voorz. Staten van Holland en Zee» land aan hen de macht en faculteit , om deze instructie
» te mogen altereren , amplieren , vermeerderen of vermin» deren , naar dat de nood of de dienst van den lande
>> voorschr. vereischen zal."
Deze instructie was te gelijker tijd met de commissie
ontworpen en door Amsterdam en Gouda op den 6den October 1585 overgenomen , om in de Vroedschappen overwogen te worden. De aanmerkingen van Amsterdam daartegen
leest men * in Res. Holl. 1 November 1585 , die van Gouda
bij VAN WYN , Bijv . op Wag. , 8 St , bl. 52. Men schijnt
het over sommige punten niet eens te hebben kunnen worden , zoodat er op den 26sten November eene nieuwe Commissie benoemd werd tot het ontwerpen der instructie.
Res. Holl. Hieromtrent echter leest men niets verder dan
dat er op den 18den February 1587 , op nieuw eene instructie voor MAURITS gearresteerd werd , die nochtans niet
wordt opgegeven , en ook niet dezelfde kan zijn als de boven door ons medegedeelde , gelijk reeds te recht is aangeOnzeker is het,
merkt door VAN WYN , t. a. p . bl. 54.
of de hier medegedeelde eindelijk is gearresteerd , hoezeer
er de historieschrijvers
als zoodanig van spreken : terwijl
voorts deze vraag niet veel belang heeft , zoo uit hoofde
van den kort daarop veranderden regeringsvorm , als omdat
die instructie
eenkomt.
bijna
woordelijk met
de commissie over-
(42) . Het aanstellen van Gouverneurs over de Provincien
was zeker eene daad van souverein gezag : en het komt
mij niet twijfelachtig voor , of volgens de woorden der Unie
van Utrecht , waarbij de Provincien zich verbonden om ten
eeuwigen dage bij malkanderen te blijven in alle forme en
maniere , als of zij maar ééne Provincie waren , onverminderd
eens iegelijks privilegien , vrijheden , rechten enz. was het
souverein gezag , dat is , de uitoefening der souvereine macht ,
(al wierd ook de souverainiteit des Konings van Spanje nog
erkend) , bij de Staten Generaal , als het Collegie , hetwelk
die ééne Provincie vertegenwoordigde.
Van hier dat bij de
begraafnis van Prins WILLEM de Staten Generaal , als zijnde
176
AANTEEKENINGEN
42.
nu ter tijd de
hoogste Overigheid , die niemand boven zich
kenden en aan niemand eed gedaan hadden , op hunnen voorrang boven alle andere Collegien stonden , hoezeer de Staten
van Holland dien voorrang voor zich begeerden , niet op
grond van souverainiteit , maar van een beweerd precedent
in Vlaanderen voorgevallen , doch waaromtrent zij kort daarop
bij monde van OLDENBARNEVELD verklaarden verkeerdelijk
te zijn onderricht , en alzoo van hunne vordering af te zien.
BOR , Auth. St. , II , 58 (1) . Van hier ook , dat het al aanstonds na het sluiten der Unie van Utrecht de meening
schijnt geweest te zijn , dat de benoeming van Gouverneurs
aan de Staten Generaal toekwam. En dien ten gevolge zien
wij , op den 20sten November 1581 Graaf WILLEM VAN DEN
BERG bij commissie der Staten Generaal aangesteld tot Stadhouder van Gelderland , en op den 6den July 1584 op dezelfde
wijze vervangen door Graaf ADOLF van Nieuwenaar en
Meurs. KLUIT , II , 138 , III , 114. Zoo had zelfs reeds
vóór de Unie , in November 1577 , de Graaf van Renneberg
zijnen lastbrief als Stadhouder van Overijssel ontvangen van
de Staten Generaal en werd mede op dezelfde wijze in
Augustus 1584 opgevolgd door den reeds vermelden Graaf
ADOLF. KLUIT , III , 116. Als Stadhouder van Vriesland heeft
ook WILLEM I zijne commissie gehad van de Staten Generaal , en is op den 10den November 1584 op gelijke wijze
vervangen door Graaf WILLEM LODEWYK van Nassau.
KLUIT , III , 120.
En ofschoon de commissien den 11den Octo-
(1) Over dit geval zie men eene belangrijke ontwikkeling in Oldenb.
eer verd. , bl . 44-85 , alwaar de geleerde Schrijver , die de provinciale souverainiteit verdedigt , wil , dat de Staten van Holland aan de
Staten Generaal slechts de préséance d'honneur , niet de droit ten dezen hebben toegekend . Dan het geheele geval leert ons , dat de Staten
van Holland , die de préséance de droit der Staten Generaal niet betwisteden , de préséance d'honneur voor zich zelven , maar te vergeefs ,
begeerd hebben. Op den 16den December 1589 werd er eene Commissie benoemd om de Staten Generaal te representeren bij de begraving
van den Graaf van Meurs. Zij kreeg uitdrukkelijk in last te zorgen ,
dat zij in de orde en pompe de eerste zullen hebben te volgen nà des
Graven bloedverwanten. Res. St. Gen.
AANTEEKENINGEN
177
42.
ber: 1384 en den 10den · September 1585 gegeven aan den Heere
VAN VILLERS en Graaf ADOLF als bij opvolging Stadhouders
van Utrecht , te lezen bij VAN DE WATER , Placaatb. v. Utrecht,
I 156 , gesteld zijn op naam van de Staten dier Provincie
zonder eenige melding der Staten Generaal , leeren wij evenwel uit KLUIT , III , 106 , dat ook ten hunnen behoeve de
Staten Generaal om
eene commissie in behoorlijken vorm
door de Staten dier Provincie zijn verzocht geweest ; terwijl
ook in het Depechen boek St. Gen. de commissie der Staten
Generaal geteekend op den 10den November 1584 voor VILLERS gevonden wordt .
Het kan zijn , dat Hollands poging
om Utrecht steeds onder het Stadhouderschap van Holland
tea houden volgens eene acte van unie door Keizer KAREL
gemaakt ,
gevoegd bij
Hollands
bewering van
provinciale
souverainiteit , de Staten van Utrecht tot het geven dier
bijzondere commissien bewogen heeft.
Res . St. Gen. 11 Oct. 1584. >> * Ontvangen brieven van de
Staten van Utrecht , verzoekende , dat de Heeren Staten zouden gelieven de aanneming van den Heere VILLERS , bij hen
als Gouverneur bij provisie aangenomen over de stad , steden
en landen van Utrecht , te aggreëren , en voor zoo veel als
nood is , hem daarop te doen expediëren brieven van commissie in behoorlijke form.
>> Op het verzoek van de Staten van Utrecht bij heure
brieven gedaan , hebben die van Holland verzocht den Gedeputeerde van Utrecht met het voorgestelde van zijne principalen aangaande den voorz . gouvernemente op te houden ,
tot dat zij heure opinie zullen hebben ingebracht op de handeling met den Koning van Frankrijk ,
geresolveerd te worden naar behooren ."
om daarna daarop
10 November. » Op het verzoek van de Gedeputeerden
van Utrecht van te hebben voor Gouverneur van den lande
van Utrecht den Heere VAN VILLERS Volgende de commissie , die het landschap hem alreede hebben gegeven , is
daarin geaccordeerd ,
en
geordonneerd
commissie : behoudelijk dat die van
hebben verdragen opinie te zeggen."
3 December.
I
daaraf
te
maken
Holland hierin hen
>> Op de justificatie van het 6de art. van
12
178
AANTEEKENINGEN
42-44.
de handeling
met Z. Maj . van Frankrijk beroerende de
particuliere Gouverneurs van de Provincien , vermeldende
het Gouvernement van Utrecht bij provisie , hebben die van
Utrecht het woord bij provisie doen royeren , mits zij verstonden en sustineerden den Heere VAN VILLERS wel en
behoorlijk absolutelijk gecommitteerd te zijn bij de Staten
Generaal tot heuren verzoek : hebbende die van Holland
verzocht
acte ,
dat zij met het royeren van het voorschr.
woord provisie , noch bij de commissie des voorz . Heeren
VAN VILLERS en de voorschr. justificatie of instructie op
de voorz.
artikelen
niet zullen worden geprejudiceerd in
het recht en anderszins ,
daarbij
zij
sustineren ,
dat die
van Holland , Zeeland en Utrecht van alle oude tijden hebben gestaan onder één Gouvernement : en is hen dezelve
acte geaccordeerd."
Wij zien uit dit alles , dat , even als de overige Provincien , zoo ook Utrecht het recht der Staten Generaal ten
dezen erkende : en vragen dus , op welk gezag de schrijver
van Oldenb. eer
verd. ,
bl . 37 , zoo
maar stoutweg schrij-
ven durft , dat alle die benoemingen van wege de Staten
Generaal gedaan zijn bij bloot erreur.
Vgl . KLUIT , III , 124,
(43) De commissie , die Prins WILLEM van Koning PHILIPS gehad had , leest men bij DUVAL , Verh. over het recht
verstand der Unie van Utrecht , enz .
Bijl. A. De overeenkomst van die van MAURITS met deze en met de vroegere , is reeds opgemerkt door KLUIT , II , 48 , 57. VAN SLINGEL. , I , 75 , 76.
(44) WAG. , VIII , 108 , VAN SLINGEL . , I , 120 , Kluit ,
II , 58 , oordeelen , dat MAURITS als Stadhouder door deze
commissie geraakt was onder de Staten , verantwoordelijk
aan de Staten , en mitsdien ambtenaar van de Staten . De
gevolgtrekking gaat niet op , daar men ook wel iemand
boven zich kan aanstellen en zich het recht benemen hem
weder af te stellen .
Waarbij komt , dat de commissie zelve ,
vooral vergeleken met de vroegere commissien , zulks
medebrengt.
Het tant qu'il nous plaira ,
niet
in de commissie
van Prins WILLEM voorkomende , en zoo duidelijk den Souverein in Koning PHILIPS kenteekenende , leest men niet in
AANTEEKENINGEN
MAURITS
andere
Commissie
tijdsbepaling
en vindt men
vervangen .
In
44.
179
ook niet door
plaats der
eenige
woorden
van de eerstgenoemde commissie de y garder nos droits ,
hauteur et seigneurie , de faire dresser et conduire
le bien
desdits pays et de nos sujets en iceux , leest men in die van
MAURITS , daarin voor te staan , te vorderen en bewaren de
overigheid , gerechtigheden en privilegien en ' t welvaren van
de voorz. landen en ingezetenen van dien : waarin het woord
overigheid , als te zamen gevoegd met gerechtigheden en privilegien , onmogelijk beteekenen kan de souverainiteit , maar
slechts de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van vreemde
Vorsten. Ook wordt MAURITS uitdrukkelijk aangesteld in de
plaatse zijns vaders en tot Gouverneur van de Graafschappen
van Holland en Zeeland : waaruit volgt , dat men zich nog
den ouden regeringsvorm met eenen Graaf als Souverein
voorstelde , van wien MAURITS zich als Stadhouder en Plaatsbekleeder beschouwen moest ; terwijl weder aan den anderen kant het assembler les Etats quand besoin sera pour
la garde , tuition et defense d'icelles (terres), voorkomende
in WILLEM's commissie , geheel verzwegen is in die van
MAURITS , opdat alzoo de ondergeschiktheid der Staten aan
hunnen Gouverneur niet zou erkend worden noch hunne
vergaderingen van zijn believen afhangen :
gelijk dan ook
de last en het bevel aux Prélats , Nobles , Vassaux et autres
representans les Etats ,
om
den
aangestelden
Gouverneur
te eerbiedigen en gehoorzamen , voorkomende in WILLEM'S
commissie, geheel achterwege is gelaten in die van MAURITS ,
noch door eenige verklaring van eigene onderdanigheid vervangen. Ook is het opmerkelijk , dat in deze laatste Prins
WILLEM uitdrukkelijk Stadhouder Gouverneur enz. betiteld
wordt en MAURITS slechts den titel van Gouverneur enz.
ontving : doch verkeerdelijk zou men met VAN SLINGEL . , I ,
125 , daaruit tot eene andere betrekking redeneren , dewijl
KLUIT , II , 47 , aantoont , dat de Staten van Holland zelven
naderhand MAURITS meermalen Stadhouder genoemd hebben.
Die woorden werden vroeger en later zonder onderscheid
gebruikt of ook bijeen gevoegd , dewijl hij , die Stadhouder
des Souvereins was , juist daardoor was Gouverneur over
12*
180
AANTEEKENINGEN
44-45.
de ingezetenen , en omgekeerd. MAURITS kreeg volgens zijne
commissie den titel van Gouverneur , Capitein Generaal en
Admiraal ,
terwijl WILLEM I slechts dien van Gouverneur
en Luitenant Generaal had gevoerd : dan de beteekenis was
dezelfde ;
dewijl de benaming van Gouverneur ziet op het
beleid der zaken van justitie en politie ; die van Luitenant
Generaal op dat der zaken van oorlog , het zij te land het
zij ter zee : maar daar er vroeger meermalen tusschen de
Staten van Holland en het afgezworen bewind verschil was
gerezen over het beleid der zaken ter
den aangestelden
zee , en de Staten
Admiraal Generaal niet hadden willen er-
kennen , bewerende dat die waardigheid van zelve aan hunnen Stadhouder toekwam , zoo schijnen zij thands bij de
aanstelling van MAURITS alle verschil daaromtrent te hebben
willen
wegnemen en uit dien hoofde den titel van Luite-
nant Generaal gesplitst te hebben in Capitein Generaal en
Admiraal , om met de eerste benaming het hoofd der landmacht ,
duiden.
met de tweede , het hoofd der zeemacht aan te
Te recht dus schrijven v. SLINGEL . , I , 123 , en
KLUIT , III , 95 , dat de vorige Stadhouders nimmer den titel
van Admiraal gevoerd hebben ,
maar verkeerdelijk trekken
zij er het gevolg uit , dat zij er het ambt niet van zouden
bezeten hebben , gelijk te recht is aangetoond door IDSINGA ,
Verkeerdelijk ook meent KLUIT , III' ,
Staatsr. , II , 115.
148 , dat Luitenant Generaal den eigentlijken titel van
Stadhouder te kennen gaf , dewijl het uit de eigen commissie
van WILLEM I , die daarin Lieutenant et Capitaine General
de notre armée genoemd wordt , ook toen hij nog geen
Stadhouder van eenige Provincie was , duidelijk blijkt , dat
het slechts een militaire titel was.
(45)
Daar er
over de
macht van MAURITS verschillend
geoordeeld wordt , zoo willen wij zijne rechten en verplichtingen, uit zijne commissie en instructie voortvloeiende , eens
in bijzonderheden nagaan .
MAURITS werd er bij verplicht de ware Christelijke Religie voor te staan en te handhaven . Hoe dubbelzinnig deze
uitdrukking ook zij , die bij vervolg van tijd aanleiding gegeven heeft , om er slechts in het algemeen een godsdienst ,
AANTEEKENINGEN
45.
181
gezuiverd van de misbruiken des Pausdoms , door te verstaan ,
(zie DE GROOT , Verantw. , H. 2 , ) kan men er echter naauwelijks van tusschen , om haar van de toen in al de Vereen .
Provincien
aangenomen
godsdienstleer ,
opengelegd in
de
Nederl. Geloofsbelijdenis en den Heidelb. Catechismus , op te
vatten.
Zie TE WATER , Reform . van Zeel. , bl . 417-430.
Dezen godsdienst werd dus MAURITS verplicht te handhaven .
Maar Gouda wilde in de instructie hebben bijgevoegd , dat
Z. Exc. tusschen de ingezetenen van den lande alle goede
orde en eenigheid zal onderhouden in ' t stuk van religie ,
zonder nochtans iemand te onderzoeken of te bedwingen in zijne
conscientie. De Staten namen dit voorstel niet aan , misschien
wel omdat het de kerkorde betrof en men vreesde , dat MAURITS er aanleiding uit nemen zou om zich aan de Geestelijkheid aan te
te staan.
sluiten en de Synodale kerkorde
voor
MAURITS moest de vereeniging van Utrecht onder zijn gouvernement bevorderen. Dit punt was eerst op den 14den November 1585 in de instructie ingelascht .
De Staten van
Holland noemden de afscheiding van het gouvernement van
Utrecht , ten vorigen jare geschied , eene nieuwigheid en besloten om , des noods , het gezag van den Gouverneur Generaal te gebruiken tot hereeniging der drie Provincien .
Wij zien hier reeds het overmeesterend gezag , dat Holland ,
eigene onafhankelijkheid bewerende , zich over de andere
Provincien zocht te verkrijgen.
MAURITS was verplicht tot de handhaving der justitie bij
advies van het Hof van Holland en Zeeland. Dit Hof was
onder den Koning het hoogste rechterlijk Collegie in de
Provincie geweest , en aan deszelfs hoofd had van ouds de
Stadhouder gestaan .
In dit opzicht was er dus gelijkheid
tusschen MAURITS en de vorige Stadhouders . Maar vier jaren
te voren was er ter vervanging van den Hoogen Raad van
Mechelen , welke over alle de provinciale Hoven gesteld was
geweest , een Hooge Raad voor Holland en Zeeland opgericht en van denzelven wordt met geen woord gerept noch
in de commissie noch in de instructie van MAURITS. VAN SLINGEL . , I ,
129.
Daar nu deze Hooge Raad , ofschoon zelf
St.
182
AANTEEKENINGEN
45 .
een provinciaal Collegie , boven het Hof gesteld was , (zie
WAG. , VII , 450 , ) zoo is het de vraag , of MAURITs zich
boven of onder denzelven bestond. Deze vraag eischt eene
verschillende beslissing , naar mate men of de Stadhouderlijke waardigheid in zich zelve , of de woorden van MAURITS
commissie en instructie beschouwt.
MAURITS ontving zoo bij de commissie als bij de instructie
de macht , om de stedelijke regeringen te vernieuwen en te
veranderen naar behooren en daar hetzelve van noode wezen
zal.
Gouda wilde in plaats der woorden naar behooren enz.
gesteld hebben , naar gewoonte , conform de privilegien , ge—
bruiken en oude herkomen in de steden respectief geobserveerd.
Zekerlijk , deze uitdrukking zou bepaalder geweest zijn , en
alle verschil , dat er in het vervolg over dit punt heeft
plaats gehad , afgesneden hebben : dan de Staten namen dit
voorstel niet aan. Men vraagt , of MAURITS hiermede het
recht kreeg om ook buitenstijds de regeringen te veranderen. De twijfel ontstaat daaruit , dat dit recht uitdrukkelijk en ondubbelzinnig bij instructie aan WILLEM I was
toegekend : weshalve het
bezigen van minder stellige uit-
drukkingen in die van MAURITS
eenen anderen zin schijnt
aan te duiden. Doch de reden van beslissing is deze , dat
men alsdan aan de woorden van MAURITS commissie en
instructie eene
en dat er aan
beperkende
verklaring zou moeten geven ,
geene verandering der
regeringen ,
vooral
wanneer zij van de vernieuwing wordt onderscheiden , te
denken valt , zonder af- en aanstelling buitenstijds . Vreemd
is het , dat DE GROOT , Verantw. , bl. 100 , die meent , dat
MAURITS het recht om de regeringen tusschentijds te veranderen , niet gehad heeft ,
aanvoert
daartoe als woorden der instructie
hij zal vernieuwen en veranderen de Burgemeesters ,
Schepenen en Wetten en andere ambten naar behooren , zulks
van ouds , volgens het gebruik en de privilegien van de landen
en steden gedaan is geweest en dezelve confereren goeden en
getrouwen patriotten daartoe gequalificeerd en bekwaam zijnde.
Dan deze woorden ,
zoo
zij
echt zijn ,
hebben misschien
gestaan in de instructie van February 1587 , waarvan nader.
Tegen het gevoelen van v. SLINGEL . , I , 131 , die insgelijks
AANTEEKENINGEN
45.
183
eene beperkende uitlegging aanneemt , leze men de bedenkingen van KLUIT , III , 152 en de beslissing van BILDERD. ,
VIII , 67..
MAURITS kreeg het recht , om alle ambten , officien , staten en beneficien , van ouds gestaan hebbende ter gifte of
collatie der Gouverneurs of Stadhouders van Holland en
Zeeland , te begeven , zonder eenige resignatien te mogen
toestaan dan met bewilliging der Staten . Volgens v. SLINGEL. ,
I , 132 kan men niet zeggen , welke die ambten zijn , die
hier bedoeld worden.
Dit is zeker , dat de hooge ambten
hier worden buiten gesloten , hoezeer er niet bepaald wordt ,
De instructie van
aan wier begeving dezelve toekwamen.
Prins WILLEM
was hieromtrent duidelijk .
Gesch. , III , 498.
WAG. , Amst.
Gouda wilde er de clausule van de Staten ,
toelatende de resignatien zonder bewilliging , uit weggelaten
hebben.
MAURITS kreeg het recht , om bij provisie en tot nader
order te verleenen alle brieven van gratie , remissie enz.
zulks die bij den Secreten Raad te Brussel plachten verleend te worden. Hierin was zijn gezag hooger dan dat
van WILLEM I , die volgens zijne instructie slechts in geringere gevallen gratie verleenen mocht. Dan MAURITS kreeg
dat recht ook slechts bij provisie en tot nader order. IDSINGA , II , 321. VAN SLINGEL . , I , 134. KLUIT , III , 38 , 158.
Aan MAURITS werd opgelegd behoorlijk te respecteren
den Gouverneur Generaal van de Nederl. Provincien , die
door de Koningin van Engeland gezonden zou worden.
Vreemde uitdrukking , die eene geheele verwarring van
denkbeelden
of beginselen
medebrengt ;
dewijl
zij
alleen
voegde voor het geval , dat de Koningin de haar aangeboden souverainiteit zekerlijk aanvaarden zou.
Daarom
verlangde Gouda te recht ,
dat men dit punt der instruc-
tie zou veranderen in
den Gouverneur die bij de voorz.
Staten Generaal van de Nederl. Provincien zal worden aangenomen.
VAN WYN , Bijv. op Wag. , 8 St , bl 52 wil de
reden dezer voorgestelde verandering daarin gezocht hebben , dat men zelfs door min voorzichtige woorden aan de
Koningin geene aanleiding moest geven tot het denkbeeld
184
AANTEEKENINGEN
45-47 .
van oppergezag over deze landen : dan met dit gevoelen
schijnt te strijden het sterke verlangen , dat men aan den
dag legde om de Koningin Souverein dezer landen te zien.
Hoe dit zij , de voorgestelde verandering werd om onbekende redenen niet aangenomen .
Eindelijk valt op te merken , dat de Staten zich het recht
voorbehielden om de instructie te veranderen , te vermeerderen of te verminderen naar hun welbelieven . Niet geheel ten onrechte trekt BILDERDYK , VII , 102 hieruit dit
gevolg ,
dat MAURITS gezag volstrekt precair was , dewijl
deszelfs werking geheel van het believen der Staten afhing :
en meer vergoelijkend dan wel juist is het oordeel van
KLUIT , III , 192 , dat men , namelijk , niet moet denken , ·
dat de instructie naauwer palen stelde aan de macht , reeds
bij de commissie gegeven , maar dat zij alleen diende om
deze en gene zaken langs meer zekere en vaste orde te
regelen.
Immers al het boven aangemerkte leert ons , wat
er van die zekere en vaste orde zij , en dat de Schrijver
der Staatk. Part. , bl. 107 te recht leert , dat MAURITS
instructie in zeer onbepaalde termen gesteld was.
(46) BOR , 20 B. , f. 85 , die verhaalt , dat er alstoen
op het Hof » eene gewichtige zaak door twee van de oudste en ervarenste Advocaten bepleit wordende , men
zegt
voor eene kluchte gebeurd te zijn , dat een van de hellebardiers van Z. Exc. , hoorende den eenen Advocaat de
zaak bepleiten ,
zeide , die Advocaat heeft gelijk : maar als
hij daarna den anderen mede hoorde spreken en ter contrarie sustineren , zoo meende hij , dat dezelve ook gelijk
had , en zeide , zij hebben beide gelijk : want zijn verstand
ZOO verre niet strekte , dat hij goed onderscheid maken
konde : en alzoo werd er bij eenigen zeer mede geboert en
gelachen , vermits hem ' t zelve zoo ernstig afging." In de
Res. St. Gen. wordt er over de benoeming en installatie
van MAURITS als Stadhouder niets gevonden , dan op den
14den November. >> Nihil actum , mits die van Holland en
Zeeland hebben moeten 2 vaceren in de installatie van Graaf
MAURITS in het gouvernement van Holland en Zeeland."
(47)
Door Vriesland werd in dezen titel verstaan West-
AANTEEKENINGEN
47-48 .
185
vriesland , gelijk men ten volgenden jare te kennen gaf, toen
men in Engeland meende , dat er de Provincie Vriesland
mede bedoeld werd.
BOR , 22 B. , f. 71.
(48) Zie REYD , bl . 81. Hooft , bl. 1041. WAG . , VIII , 111 ,
KLUIT , II , 128. Indien er van dit verhaal , waarvan men
niets vindt bij BOR , iets waar is , dan schijnt , gelijk ook
HOOFT er uit besluit , aan LEYCESTER vóór zijn vertrek uit
Engeland , de meening der Staten Generaal om hem het
Gouvernement Generaal op te dragen , niet onbekend geweest
te zijn . Met dit al moet hij niet zoo erg verstoord zijn
geweest , dat hij , gelijk men verhaalt , den handel met hem
bijkans had afgesneden ; daar het dan vreemd is , dat hij
zich met zulke niets afdoende antwoorden heeft laten te
vreden stellen.
Inderdaad hij had reden om onvergenoegd
te zijn.
Wel is waar had Holland steeds onder eenen bijzonderen Stadhouder gestaan , en was het Stadhouderschap
van Braband , als van de voornaamste van alle de Provin-
cien , vóór den oorlog steeds aan den Gouverneur Generaal
gebleven : doch daar nu door den oorlog Braband zoo goed
als verloren was , scheen het behoorlijk , dat Holland in
deszelfs plaats kwam om aan den Gouverneur Generaal
overgelaten te worden , daar deze anders buiten een bijzonder gouvernement zijn zoude. En wat den titel van
geboren Prins
van Oranje betreft , hoezeer eenigermate te
verdedigen (BILD. , VIII , 101 ), bleek het echter genoegzaam , dat dezelve ter vermindering van het aanzien van
LEYCESTER werd aangenomen , daar
niet gevoerd had .
MAURITS vroeger dien
Verkeerdelijk verhalen
sommigen ,
dat
hij den titel kreeg van Prins van Oranje. STYL , Opk.
en bloei , bl. 215. BOSSCHA , Neerl. Held. , I , 280. Toen
het gerucht hieromtrent , als of MAURITS laatstgemelden titel
zou hebben aangenomen ,
ten volgenden jare in Engeland
verspreid werd , werd het te recht van onze zijde tegengesproken.
BOR , 22 B. , f. 64.
Aangaande de regering van
het Prinsdom , door WILLEM I aan MAURITS gedurende PHILIPS WILLEM's gevangenschap opgedragen , leest men de volgende acte in het Depechenboek Stat. Gen.:
186
AANTEEKENINGEN
48 .
>> Déclaration des États Gén. au profit
de Monseigneur le Comte MAURICE de
Nassau etc. touchant la Principauté
d'Oranges."
>> Messieurs les
États Gén. ayant visité et examiné l'at-
>> testation ici insérée , ont résolu et trouvé bon de mettre
>> ladite attestation ès mains de Monseign' . le Comte MAU>> RICE etc. et d'adviser et requérir sa Seigne. de faire
>> instance vers le Magistrat de cette ville , de vouloir faire
>> ajourner ceux qui ont soussigné ladite attestation , afin
>> qu'à sa requisition ils reconnoissent en droit leurs signa>> tures et attestent solennellement de la vérité du con>> tenu de ladite attestation , et d'en faire expédier un ou
>> plusieurs instruments en forme due , desquels sa Seigne.
>> s'en puisse après servir pour entreprendre la régence et
>> administration selon la volonté de Monseign' . le Prince
» de très-haute et trés-illustre mémoire , et suivant ce qui
>> est
contenu en ladite attestation , de quoi aussi mesdits
» Seign™s. les États Gén. un ou plusieurs tous (1 )
>> en regard du bien public et de Monsieur son frère ainé ,
Seigne.. et en tant que
>> requièrent très-instamment sa Seign
>> besoin est , l'autorisent.
S'ensuit la dite attestation.
>> Nous soussignés , présentement tous assemblés en cette
>> ville de Delft , attestons et certifions tous par ensemble
» et un chacun de nous à l'instance et requisition de
>> Messeigneurs les États Gén. de ces Provinces Unies , et
>> nommément de Messieurs les États de Hollande et de
» Zeelande , que feu Monseigneur le Prince d'Orange Comte
>> de Nassau etc. a requis par lettres quelques uns d'entre
>> nous de le venir trouver à Pâques dernières en cette ville
» de Delft , et aux autres , étant de son Conseil ordinaire ,
>> commandé d'assister , pour servir à son Exc. de notre
>> avis et conseil et d'être témoins en ce qu'il nous commu>> niqueroit et ordonneroit touchant sa dernière volonté et
>> l'ordre qu'il étoit délibéré de mettre aux affaires de sa
(1) Twee of drie woorden onleesbaar.
AANTEEKENINGEN
48.
187
>> Maison , pour couper chemin à tous débats et différens
naitre entre ses enfans. Et nous
>> qui pourroient (1)
>> ayant par diverses fois fait assembler à cette cause quinze
durant , enfin lundi en la seconde semaine àprês
» Pâques , étant le 9º du mois d'Avril de la présente année ,
>> nous appela après le diner en sa garde-robe : là où étant
>> par commandement de son Exc. lecture faite de tous les
jours
>> points qui par
nous avoient été conçus , sur le premier
>> qui concerneroit la Principauté d'Orange , déclara bien ex>> pressément et avec fort mure délibération son intention
>> et absolute volonté être et avoir toujours été de laisser
>> ladite Principauté d'Orange après sa mort à Monseigneur
>> le Comte PHILIPPE GUILLAUME , son fils ainé , Comte de
» Buren etc. mais considérant la détention de sondit fils
» entre les mains des Espagnols , par laquelle lui est violen>> tement ôtée toute liberté de pouvoir entendre aux affaires
>> concernantes ladite Principauté , comme il seroit bien requis
» pour le repos et bien de ses sujets , qu'il entendoit et
>> vouloit que tant que sondit fils ainé seroit détenu en
>> Espagne et ne seroit mis en pleine et pure liberté en
>> ces pays , son frère Monseigneur le Comte MAURICE de
>> Nassau auroit l'entière , libre et absolute régence et ad>> ministration de ladite Principauté en la même sorte et
>> avec tel pouvoir qu'auroit mondit Seigneur le Comte de
» Buren même , s'il étoit de retour de pardeça , et ce sans
>> être tenu de lui en rendre aucun compte de la régence
>> et administration susdit , mais que ledit Sieur Comte de
» Buren à son retour reprendroit ladite Principauté des
>> mains de sondit frère en tel état comme elle se trouveroit
>> alors . En témoin de ce nous avons signé la présente
>> de notre nom. Fait en la ville de Delft ce 18 jour de
» Juilliet 1584. ( Signé) ELBERTUS LEONINUS , ADRIANUS VAN
>> DER MYLE , P. BUYS , HUG. DONNEAU , PHIL. VAN DER AA ,
>> P. LOZELEUR /BRUNYNCK , PAUL [KRUBBE ] .
>> En témoin de tout ce que dessus ont lesdits Sieurs
>> États fait signer ces présentes , par leur Greffier.
(1) Onleesbaar.
Fait
188
AANTEEKENINGEN
48-51 .
>> en l'assemblée des États Gen. à Delft ce 26 Juilliet 1584 .
>> Par ordonnance desdits Sieurs États Gen. (Signé) M. DE
>>> HENNIN ."
(49)
BOR , 21 B. , f. 4 .
(50)
BOR , 20 B. , f. 86.
De gantsche brief is overwaar-
dig gelezen te worden , daar er de schier wanhopige toestand des lands met levendige kleuren in geteekend wordt.
(51 ) Wat er in de Staten van Holland besloten werd ,
leest men in de Res. Holl. 23 , 24 Dec. 1585 , 8 January 1586. BOR , 21 B. , f. 5.
nuary 1586 leest men :
In de Res.
>> Gedelibereerd op de autoriteit ,
St. Gen. 9 Ja-
die men Z. Exc . den
Grave van Leycester over de Geun. Provincien zal defereren.
>> Die van Gelderland verklaren te vreden te wezen , dat
Z. voorz. Exc. volkomen autoriteit zal worden gedefereerd
over alle de Geun . Provincien zoo wel in ' t feit van oorloge
en des daaraf dependeert , als ook in politieke zaken , zulks
als de voorgaande Gouverneurs Generaal van de Nederlanden
hebben voortijden gehad , welverstaande dat de collatien van
de officien in de respective Provincien in ' t feit van de
justitie en politie ter dispositie van den Gouverneur Generaal van de Nederlanden van oude tijden gestaan hebbende ,
zullen worden gedaan bij Z. Exc. op de nominatie van de
respective Provincien , daartoe telker reize twee of drie personen zullen worden genomineerd , en dit voorbehoudens het
onderhouden van den tractate met H. Maj . en zonderling
het 20ste artikel van denzelven belangende de religien en
privilegien.
» Die van Vlaanderen verklaren , dat zij te vreden zijn ,
dat Z. Exc. over deze Geun. Provincien zal worden gegeven
al zulke volkomen autoriteit , als de voorgaande Gouverneurs
over deze Nederlanden voortijden gehad hebben.
>> Die van Holland verklaren , dat zij te vreden zijn , dat
Z. Exc. boven den titel en commissie , derzelve bij H. Maj .
gegeven , bij de Staten Generaal gegeven zal worden commissie als Gouverneur en Capitein Generaal van de nader
Geun. Provincien ; dat Z. Exc. zal hebben en gebruiken in
de voorz. qualiteit alzulke autoriteit als in het tractaat met
AANTEEKENINGEN
51 .
189
H. Maj. is begrepen , te vreden zijnde dat Z. Exc . in
't feit van de oorloge te water en te lande met al ' t geen
daaraf
dependeert ,
zal
gebruiken volkomen en
absolute
autoriteit over al het volk van oorloge , en dat overzulks
alle de particuliere Gouverneurs van de Provincien en Steden , Oversten , Admiralen en alle andere bevelhebberen en
soldaten , mitsgaders de Provincien , Steden en Leden derzelve Z. Exc. zullen volkomen obedientie praesteren in de
voorz. zaken : dat voorts in materie van politie en justitie
Z. voorz. Exc. zal gebruiken alzulke autoriteit , als de
Gouverneurs van de Nederlanden bij tijde van Keizer KAREL
hebben gehad , behoudelijk dat de officien bij voorgaande
nominatie zullen worden geconfereerd volgende de opinie
van
die
van
Gelderland ,
en dat het voorz. tractaat met
H. Maj . gemaakt , bij Z. Exc . in alles zal worden geobserveerd en onderhouden : dat mede de Staten Generaal neffens
Z.
Exc. zullen stellen eenen Raad van State , die met de
twee Raden , bij H. Maj . in denzelven Raad gecommitteerd
of alsnog te committeren , Z. Exc. zullen assisteren tot beter
directie van de zaken van den lande.
>> Die van Zeeland conformeren
hen met de opinie van
die van Holland , daarbij voegende , dat de Staten zoo generaal als particulier zullen mogen vergaderen zoo dikwijls
als zij tot ' s lands welvaren zullen bevinden te behooren ;
en dat de tractaten zoo generale als particuliere , inzonderheid de Unie van Utrecht zullen blijven in heur vigeur ,
alles zonder prejudicie van ' t gene de voorz . Gedeputeerden
suo loco verstaan te verklaren aangaande de domanien , geestelijke , geannoteerde en geconfisqueerde goederen.
>> Die van Utrecht
conformeren hen met de opinie van
die van Zeeland , daarbij voegende , dat om alle disputen
te verhoeden , dat men uitdrukkelijk zal bespreken , dat de
Heeren Staten verstaan te blijven bij de nader Unie tot
Utrecht besloten .
>> Die van Vriesland verklaren zeer redelijk en billijk te
bevinden , dat Z. Exc. met behoorlijke macht en autoriteit
en
behoorlijke
worde
voorzien
middelen
van wege de
en voor zoo
Geun.
Provincien
veel zij hen tot dezen bij
190
AANTEEKENINGEN
51-53 .
heure principalen door verschrijving van Mijne Heeren Gen.
Staten bevinden gemachtigd , verklaren , dat men Z. Exc.
zal overgeven de overste macht en autoriteit van den krijgshandel met ' t gene daaraan kleeft zoo wel te water als te
lande , te paard en te voet , en dienvolgende de Provincien ,
Steden en Leden van dien met de Gouverneurs en Regeerders derzelve te verbinden tot 1 volkomen obedientie en gehoorzaamheid van hetgene bij Z. Exc. zal worden geordonneerd , en daarbeneffens Z. Exc. de politieke zaken , in den
tractate van de Maj . van Engeland begrepen , mede laten
dirigeren tot de eere Godes , tot meeste nut , oorbaar en
welvaren van den lande , en dit alles volgende den voorz.
tractate , stellende de administratie van de andere politieke
zaken tot advies en welbehagen van heure meesters en principalen , en onverminderd de nadere Unie en andere tractaten , privilegien en gerechtigheden van den lande."
(52)
Men leest dit besluit bij BOR , 21 B. , f. 5 .
(53)
Het verhandelde ter Staten Generaal ten dezen vindt
men bij BOR , Auth. Stukk. , II , 60-62. In het Depechenb.
Stat. Gen. 1586 leest men het volgende , nog onuitgegeven
verbaal , waaruit wij eenige belangrijke punten willen mededeelen.
>> Communicatie gehouden tusschen Z. Exc.
geassisteerd met den Heer Ambassadeur
DAVISSON en Mijnheer VAN SIDNEY , Gouverneur der stad Vlissingen en de Heeren
Kanselier van Gelderland , MENIN , MAELSON , VOSBERGEN , Mr. FLORIS THIN en
Doctor ARENSMA , Gedeputeerden van
Mijne Heeren de Gen. Staten op den
17den January 1586.
» Nadat Z. Exc. door den voorz. Heer Ambassadeur Mijne
Heeren de Gen. Staten had doen bedanken van de groote
eer en affectie , Z. Exc. gedaan en bewezen door het defereren van de autoriteit en digniteit van Gouverneur Generaal over de Geun. Provincien , naar breeder inhouden der
acten , Z. Exc. daarvan geleverd , waartoe Z. Exc. (hoewel
zulks niet verdiend heeft nochte bastant , zoo hij zeide ,
AANTEEKENINGEN
tot
uitvoering
van
zulken
53.
191
ambt en last) ,
nochtans zich
gaarne ten dienste van den lande wilde laten gebruiken
met goeder harte in alle vlijtigheid ; zoo heeft Z. Exc. doen
verklaren zekere punten geremarqueerd te hebben in de
voorz. acten zoo wel belangende de autoriteit als contributien , die wat scabereus schenen te + wezen en wat zwarigheids te hebben en wel behoefden geliquideerd en geklaard
te worden : nemende mitsdien de voorz . Heer Ambassadeur eerst de acte van delatie van de autoriteit in handen ;
en dezelve gelezen hebbende tot de clausule : En zal Z. Exc.
hebben en gebruiken over dezelve Provincien en elke van die
alzulke autoriteit , etc. zeide de voorn . Ambassadeur daarin
wat zwarigheid bevonden te zijn meer in de orde en form
dan in de substantie , naardien dat deze macht en autoriteit
Z. Exc. niet wordt nu eerst gedefereerd of gegeven bij de Heeren Staten, Generaal, maar dat dezelve Z. Exc. was competerende
uit de kracht van den tractate bij H. Maj . en de Heeren
Staten geaggreëerd en de commissie van H. Maj . daarop gevolgd.
Waarop de Gedeputeerden zeiden , dat zij ' t zelve
ook zulks verstonden ,
en dat die acte of commissie , die
men Z. Exc. verstond te geven onder ' t zegel naar behoo" daarnaar zoude worden gedresseerd of gerecht.
» En komende Enz.
>> En voorts lezende tot het woord politie en justitie ,
zeide de voorz. Heer Ambassadeur , dat het woord politie
generaler was dan het woord justitie , ' t welk maar eene
specie of partij van de politie was ; vragende wat men verstond dat de autoriteit en last zoude wezen van Z. Exc.
in 't stuk van de politie.
Daarop geantwoord is geweest ,
dat Z. Exc. met den Raad van State zoude mogen maken
placaten en ordonnantien , creëren den Magistraat en Wethouderen daar zulks van noode of gebruikelijk was , en
voorts alles doen , ordonneren en gebieden , wes Z. Exc.
verstond te strekken tot dienst en welvaren van den lande ,
behoudelijk dat ' t zelve niet zoude strekken tegen de privilegien en gerechtigheden van den lande ; en dat om dier
oorzake wille daarbij gevoegd was het woord wettelijk om
des wille , dat de Gouverneurs Generaal voormaals vele
1
192
AANTEEKENINGEN
53.
zaken hadden geattenteerd en uitgericht tegens de privilegien,
Waarop de
statuten en gerechtigheden van den lande.
Ambassadeur repliqueerde , dat de meening en intentie van
Z. Exc. was wettelijk te regeren en gouverneren , maar dat
men ook zien moest , dat ' t geen bij Z. Exc. wettelijk
wordt gedaan of bevolen , niet wierd geduid of gezegd onwettelijk te zijn of jegens de privilegien of gerechtigheden.
Is daarop gezegd geweest , dat de Raden van State Z. Exc.
wel zouden weten te onderrichten , of wettelijk of tegens de
rechten en privilegien van den lande was of niet , en dat ,
die privilegien pretenderen , daaraf moeten doceren .
» Vraagde ook Enz.
>> En vervolgende de clausule , dat de giften en collatien
van de principaalste officien zouden worden gedaan bij Z. Exc.
ter denominatie etc. werd van wege Z. Exc. gevraagd , of
't zelve zulks ook was geweest bij de tijden van de andere
Gouverneurs Generaal : en bijzonder scheen
hem
Z. Exc .
wat te belgen , dat de Staten Generaal hem zouden bijvoegen eenen Raad van
State ,
ter denominatie van de Pro-
vincien , van alzulke personen , als heurlieden goeddunken
zouden , zonder Z. Exc . eenigzins daarin te kennen ; makende daarop een lang discours , en zeggende , dat , nademaal de Staten Generaal hem vertrouwden de gantsche regering en 't welvaren van den lande en hem de electie en
collatie toestonden van de officien , daar nergens na zoo
•
veel aan gelegen was , dat hij ook wel behoort te weten
en wat zeggens daarin te hebben , met wat luiden en personen hij zoude gouverneren en zijn ambt volbrengen ; dat
aan zijne diligentie en vlijtigheid niet zoude ontbreken ;
maar dat er geen Prins of Heer zoo suffisant was onder
de zonne , die zulken last alleen zoude kunnen dragen en
uitvoeren.
>> Waarop gezegd werd , dat de Staten Generaal Z. Exc.
alles toevertrouwden en aan zijne goedheid en vromigheid
niet twijfelden , maar dit eene zaak was van groote consideratie en gevolg ; dat bij de aflijvigheid van Z. Exc . de
toekomstige Gouverneurs ' t zelve zouden mogen trekken in
consequentie , en dat alsdan hierna meerder zwarigheid
AANTEEKENINGEN
53.
193
mocht vallen : dat dit maar wordt gedaan voor ééne reis ,
en dat de Raad eenmaal geëstablisseerd en gesteld zijnde ,
Z. Exc. alsdan de vrije electie en dispositie zoude houden ,
om in de plaats van de aflijvigen of anderszins vacerende
plaatsen te committeren uit de genomineerden van de Provincien alzulke personen , als Z. Exc. believen en best dunken zoude : en dat deze Raad maar zoude worden gesteld
voor den tijd van één jaar , waartusschen Z. Exc. de landen en luiden beter zoude leeren kennen , gelijk ' t zelve
breeder zal worden gecaveerd bij de instructie voor Z. Exc.
en den Raad van State , die onder handen en nu bijna al
gemaakt was.
>> Ten welken van wege Z. Exc. gezegd werd , dat de instructie maar zoude dienen , om de macht en autoriteit van
Z. Exc. te restringeren , en dat het punt van de consequentie namaals of in toekomende tijden niet veel te beduiden had : maar alzoo de reputatie van H. Maj . en de eer
van Z. Exc. nu alhier geëngageerd en ten hoogste daaraan
gelegen was , wat Raad Z. Exc. te zijner aankomste en
intree in ' t mandement en beleid van de oorloge en des
gemeenen lands zaken zoude worden bijgevoegd , dat men
daarom vooral goede zorg behoort te dragen , dat Z. Exc.
mochten worden bijgevoegd goede , getrouwe en bekwame
personen tot zulke zwaarwichtige zaken .
En Z. Exc . daarop
het woord aannemende , zeide , dat men de Raden van State
behoort te stellen uit den Adel van den lande of andere
geleerde luiden en wel ervaren in ' s lands zaken ; daarbij
voegende , dat H. Maj . wel had verstaan , dat al bij 't leven
van Z. Exc . h. ged. hierin gebrek was gevallen : en hem
keerende tot den Heer MENIN , zeide : gedenkt ' t u nog ,
wat de Groot-Tresorier van Engeland tot u hiervan zeide ,
als dat het meest koopluiden waren , die in den Raad en
regering van den lande waren.
Waarop bij den voorz . Ge-
deputeerde geantwoord zijnde , dat deze landen , bijzonder
Holland en Zeeland , meest bij den koophandel , negotiatie
en navigatie waren bestaande , en dat er vele vrome koopluiden waren in ' s lands zaken zeer wel ervaren , en die
hen van den eerste aan hadden laten gebruiken ten dienste
I
13
194
AANTEEKENINGEN
53 .
van den lande , en dat Z. Exc. dat vertrouwen wel behoorde
te hebben van Mijne Heeren de Staten , dat zij hem goede
en getrouwe luiden tot Raden van State bijvoegen zouden ,
daarvan het land zoude worden gediend ; zeide Z. Exc. dat
hij wel verstond , dat er wel goede , getrouwe koopluiden
in deze landen waren , die men wel mocht gebruiken , maar
dat zij nochtans altijd waren geneigd en geinclineerd tot
heuren eigen profijt , en dat overzulks in alle de steden ,
daar hij gepasseerd had , namelijk tot Dordrecht , Rotterdam
en Delft , hij was geadverteerd en verzocht , ja bij de koopluiden zelven , dat hij wilde de orde stellen , dat er geene
tot Raden van State werden gecommitteerd ,
koopluiden tot
doordien dat zij , wetende al wat er omging en of men
den uitvoer van eetwaren en anders toelaten of verbieden
zoude , zij en de heuren altijd middelen hadden , om den
zeggende
anderen koopluiden een voordeel af te zien :
ook dat H. Maj . hem vooral had belast , dat hij goede zorg
zoude dragen , dat hij goeden raad bij zich had.
>> En mitsdien. Enz.
>> En komende aan de woorden : en bovendien zullen de
Staten zoo in ' t generaal als in ' t particulier vergaderen als
't hen goeddunken zal , was in de marge van dien geannoteerd ;
mits
dat
hetzelve
niet geschiede
buiten weten van
Z. Exc.: vragende de voorz. Heer Ambassadeur , of van ouds
bij tijden van de Gouverneurs Generaal de Staten Generaal
en Particulier mochten vergaderen als ' t hen beliefde. Daarop
gezegd werd , dat de Staten Generaal en Particulier waren
geprivilegieerd en gerechtigd om zulks te mogen doen , maar
dat de Gouverneurs Generaal daar heel tegens hadden geweest en altijd gepoogd gehad ' t zelve te beletten : en zoo
ver als de Staten Generaal hadden mogen bijeen komen in
den jare 66 , dat zij wel zulke orde daarin zouden hebben
dat de navolgende troubles wel verhoed zouden
worden hebben , en dat zoodanige vergadering altijd geschiedt
om te voorderen den dienst en welvaren van den lande ;
gesteld ,
maar dat wel redelijk is , dat ' t zelve geschiede bij weten
van den Gouverneur Generaal. Enz.
>> Zondag den 19den January 1586.
Zijn de Heeren -
AANTEEKENINGEN
195
53.
andermaal in conferentie geweest met Z. Exc. den Graaf
van Leycester , -- alwaar Z. Exc. aangediend zijnde dat den
Heeren Staten Generaal was rapport gedaan van de voorgaande communicatie ,
en dat
overzulks eenige punten of
zwarigheden waren geredresseerd naar de meening of intentie
van Z. Exc . in de acte van de delatie van de autoriteit ;
en dezelve acte aldaar gelezen zijnde , heeft de Heer Ambassadeur daarop gezegd , dat hij niet konde vermerken iets
bijzonders daarin veranderd , maar alleen eenige woorden
getransporteerd te zijn , en dat het niet de pijne waard
was zoo lang daarover doende geweest te zijn .
Enz.
- » En nadat Z. Exc. een weinig met de zijnen had
gesproken , zoo heeft de Heer Ambassadeur van wege Z. Exc.
verklaard , dat Z. Exc. de Heeren Staten Generaal ten
hoogste was bedankende van de groote eer , affectie en
't goed vertrouwen , ' t welk zij hem waren toedragende en
bewijzende
en hoewel hij hem zelven bevoelde niet volko-
menlijk gequalificeerd tot de uitvoering van zulken zwaren
ambt en last , als hem bij de Heeren Staten was gedefereerd
en opgelegd , nochtans , naardien Z. Exc. wel had kunnen
vermerken , dat de confusien , disordren en inconvenienten ,
den Provincien overgekomen , veelal geprocedeerd waren door
gebrek van behoorlijke autoriteit , dat daarom Z. Exc. gedreven zijnde door eenen ijver tot verbreiding van Gods eer
en Zijns heiligen Evangeliums , en om deze bedrukte landen ,
zoo veel in hem was , te helpen , de voorschr. presentatie
van de Heeren Staten Generaal was accepterende , belovende
lijf, goed , bloed , zinnen en verstand , en alles wat hem op
deze wereld lief en waard was , niet te sparen , om dezen
landen dienst te doen , en dat op het vertrouwen , dat de
Gen. Staten in
alle vromigheid met hem komen handelen
en getrouwelijk presteren en voldoen ' t geen zij hem waren
aanbiedende : verklarende per courtoisie daarbeneffens dat ,
indien uit zijne regering en administratie de vrucht en
't effect zulks niet volgden , als de landen gaarne zagen en
wenschten , dat Mijne Heeren de Staten Generaal henl. zelfs
een groot deel van dien zouden hebben te imputeren , dat
zij niet hadden verkoren een suffisant personage tot 'de uit13*
196
AANTEEKENINGEN
voering en verrichting van
53.
zoo zwaarwichtige zaken : en
daarbij gevoegd hebbende , dat hij niet twijfelde , of Mijne
Heeren de Staten Generaal zouden hen accommoderen en te
wille zijn in de punten of zwarigheden van Z. Exc. gemoveerd en voorgedragen , - tot afhandeling en liquidatie derwelker
Z. Exc. verklaarde gecommitteerd te hebben de
Heeren Milord NORTH , Sir PHILIPS SIDNEY , den Heer Ambassadeur en nog eenen' Doctor aldaar present , - zoo hebben de voorschr. Gedeputeerden dat maal afscheid genomen.
>>> Den 20sten January 1586.- En komende tot het punt
van het stellen of committeren van de Raden neffens Z. Exc .
is daar weder een lang discours en debat op gevallen ; zeggende de Heer SIDNEY , dat men Z. Exc. daarmede behoorde te laten beworden , gelijk de Gouverneurs Generaal
van ouds hadden gedaan , naardien Z. Exc. niet geringer was
van qualiteit , immers zeer weinig ; dat hij hem ook wat geoefend had in de historien en daaruit verstaan , dat , zoo
wanneer de staat van de Republiek van Rome in ' t uiterste
perikel of danger gekomen was , ( zulks de Nederlanden jegenwoordig zijn naar ons eigen zeggen en bekentenis , ) noodshalve moest worden geprocedeerd tot creatie van eenen Dictator ; dat dezelve volkomen macht en dispositie heeft gehad
over al ' t gene ' t welvaren van den lande was concernerende , zonder eenige instructie , limitatie of restrictie ; begeerende ook te weten , of men nog meer limitatien of restrictien zoude willen maken op de gedefereerde macht en autoriteit van Z. Exc. - Waarop geantwoord is , - dat op alle
handelingen met de Kon . Maj . van Engeland , de Gedeputeerden altijd in mandatis hebben gehad niet te wijken van
dit punt belangende het stellen van den Raad van State , en
dat overzulks de Provincien al hadden geprocedeerd tot nominatie van degenen , die zij daartoe begeerden te gebruiken ;
maar dat de Gedeputeerden van de Provincien wel te vreden
waren aan heure principalen hiervan te schrijven en haar—
luider meening hierop te verstaan. Enz.
>> Waarna vraagde de Heere SIDNEY , nademaal Z. Exc.
bij de Staten Generaal was gedefereerd de opperste en absolute macht in ' t stuk van de oorloge , of Z. Exc . ´zoude
AANTEEKENINGEN
197
53.
mogen revoceren alle commissien van Gouverneurs , Colonels ,
Capiteinen en Bevelhebberen , of dezelven continueren of anderen aannemen naar zijn welbehagen. Daarop gezegd is ,
dat de Gouverneurs of Stadhouders van de Provincien altijd
hare commissie hadden verkregen van den Prins van den
lande en niet van den Gouverneur Generaal , en alzoo de
Heeren Graaf MAURITS van Nassau etc. en andere Gouverneurs heure commissien hadden verkregen van de Staten van
de Provincien respectief (1 ) , bij dewelke nu de souverainiteit
van den lande was , dat men daarom verstond , dat de Gouverneurs of Stadhouders van de Provincien zouden blijven
gecontinueerd ; en dat Mijnheer Graaf MAURITS van Nassau
etc. als Gouverneur van Holland en Zeeland , ook was Admiraal van denzelven lande , die zijnen Luitenant had den Heer
van Warmond in Holland , en den Heer JUSTINUS van Nassau
en Zeeland.
Daar de Heer SIDNEY weder op repliqueerde ,
dat de vraag niet was van de Gouverneurs van de Provincien ,
maar van de Gouverneurs van de steden en quartieren en
bijzonder op de frontieren. Waarop gezegd is geweest , dat
in Holland en Zeeland en ook in de andere Provincien , uitgezonderd Vlaanderen , geene Gouverneurs van steden zijn ;
dat er wel ook Gouverneurs van steden in Holland geweest
zijn in de voorleden oorloge , maar dat bij Z. Exc. en de
Staten van den lande niet goedgevonden is geweest particuliere Gouverneurs over de steden te stellen , en dat zulks
alle de Gouverneurs van de steden afgeschaft zijn : dan indien Z. Exc . bij tijde van nood of belegering goedvond in
eenige steden Gouverneurs te stellen , ' t zelve zoude staan
ter goeder discretie en dispositie van Z. Exc.
En werd ook
daarbij gezegd , dat de Staten Generaal hadden geconcipieerd
zekere instructie voor den Raad van State , neffens Z. Exc.
te stellen , waaruit Z. Exc. zoude kunnen verstaan , wat de
Ten welken gelast zoude wezen van de voorz . Raden. zegd werd , dat alle instructien niet anders zijn dan limitatien van de commissie , en dat Z. Exc. gedefereerd zijnde
het Gouvernement Generaal der Nederlandsche Provincien , hij
(1) Dit is waar van MAURITS , niet van de overige Gouverneurs.
198
AANTEEKENINGEN
zulke instructien niet behoefde.
dat
alle voorgaande
53.
Daarop gezegd is geweest ,
Gouverneurs , ja zelve
de
Koningin
Douairiere van Hongarije , zuster van den Keizer KAREL h.
ged. , en de Raad van State neffens H. Maj . gesteld , - instructie hadden ontvangen , waarnaar zij hen hadden te reguleren in ' t beleid van de zaken van state (1 ). Mits welken
de Generaal NORITS de instructie in handen nemende , heeft
vreemd gevonden , dat daarin stond , dat Z. Exc. zoude wezen
één van den Raad en zulks gecompareerd bij de andere Raden.
Daarop gezegd is , dat alle de voorgaande Gouverneurs
Generaal altijd zijn geweest van den Raad van State en ' t
hoofd van dien : niettemin zoo verre zij verstonden , dat de
naam van Z. Exc. daaruit gelaten of in de plaatse van dien
gesteld zoude worden , dat Z. Exc. zal wezen het hoofd van
denzelven Rade , dat de Staten Generaal ' t zelve wel mochten lijden.
Enz.
>> Den 21sten January 1586. - Heeft de Heer Ambassadeur
van wege Z. Exc. gezegd gehad , dat Z. Exc. de Heeren
Staten Generaal ten hoogste was bedankende van de groote
eere bij dezelven Z. Exc. gedaan door de delatie van den
Gouvernemente Generaal en van de absolute autoriteit in
krijgszaken en ook in de politie en justitie , waardoor Z.
Exc. hem hield grootelijks verbonden ten dienste van denzelven lande , waartoe hij hem zelven en alle zijne middelen
gaarne wilde laten gebruiken ; maar dat Z. Exc.. de zaken
alhier bevond in zulken gestalt , dat hij ' t voorschr. Gouvernement niet zoude kunnen aannemen noch uitvoeren met
eere van H. Maj . noch van hem zelven ; dat hij daarom
zeer wel te vreden was met het Luitenantschap Generaal van
H. Maj. en met de autoriteit hem gegeven bij den tractate tus-schen H. Maj . en de Geun . Provincien gemaakt ; dat Z. Exc.
ook van ure tot ure kwade tijding was verwachtende van
(1) Deze bewijsgrond klemt niet. De voorgaande Gouverneurs hadden hunne instructien ontvangen van den Souverein , die hunne macht
naar welgevallen steeds vermeerderen of verminderen mocht. LEYCESTERS macht zou berusten op eene overeenkomst met de onderdanen , en
was dus niet vatbaar om willekeurig vermeerderd of verminderd te worden.
AANTEEKENINGEN
53.
199
't verlies van de eene of andere stad of plaats , 't welk
redunderen zoude tot zijne disreputatie , indien hij ' t Gouvernement Generaal aangenomen had , en mitsdien de Heeren Staten Generaal was bedankende van dezelve eer hem
aangeboden ; verzoekende
dat de
Heeren Generale
Staten
zouden gelieven orde te stellen op heure zaken , dat zij niet
komen in voorder verloop en verlies ; dat Z. Exc. desniettemin zal continueren in dezelve goede genegenheid en affectie ten dienste en welvaren van den lande en hem met
goeder harte laten gebruiken achtervolgende den last en
commissie van H. Maj . Waarop de Gedeputeerden gezegd
hebben , dat zij van wege Z. Exc. zulk antwoord niet
verwacht hadden ,
biddende H. Ed . te willen gedenken ,
wat er tot nog toe met Z. Exc. gepasseerd en gehandeld
was , en daarom wilden verdacht zijn , dat bij Z. Exc. niet
worde genomen zoodanige resolutie , die de eer en reputatie van Z. Exc. mochte nadeelig zijn ;
dat de Gedeputeer-
den wel verwonderd waren van deze voorgedragen resolutie
en verandering van Z. Exc. , nademaal Z. Exc. opentlijk verklaard had het aangeboden Gouvernement Generaal aangenomen te hebben.
>> Waarop bij den Heer Ambassadeur gezegd zijnde , dat
Z. Exc. de voorz. presentatie niet simpelijk en absolutelijk
had geaccepteerd , maar onder zekere conditien , is hem geantwoord geweest , dat Z. Exc. geene conditie altoos daarbij
gevoegd heeft , maar alleenlijk begeerd , dat men hem zoude
geven contentement op de resterende punten of difficulteiten ,
daartoe men willig was te verstaan , zoo veel als mogelijk
en doenlijk was. Waarop bij de voorschr. Gecommitteerden van Z. Exc.
een weinig gepauseerd en gedelibereerd
zijnde , heeft Monsieur SIDNEY ' t concept van de instructie
in handen genomen en gezegd , dat Z. Exc . daarbij genoeg
geredigeerd was in ordinem en niet meer preeminentie of
autoriteit had dan de andere Raden van State , alzoo dezelve
instructie overal sprak in plurali , zij zullen doen , zij zullen
resolveren etc. vragende ook , wat men doen zoude , of de
Raad presiderende de depêchen niet wilde parapheren , of
dat de Tresorier en Raden de ordonnantien van betalingen
200
AANTEEKENINGEN
53.
niet wilden onderteekenen , zulks als de instructie was luidende.
>> Teń welken gezegd is , dat men verstond , dat Z. Exc.
was het hoofd van den Raad van State , en dat alle de
Raden van State , Tresorier , Ontvangers en anderen schuldig waren Z. Exc . te gehoorzamen en zijne bevelen naar
te komen. Waarop bij Milord NORTH gevraagd zijnde ,
of Z. Exc. de materien , in deliberatie van den Raad gelegd ,
zoude concluderen naar de meerderheid van stemmen of
opinien dan niet , is daarop geantwoord , dat de voorz.
instructie den eersten maal zulks was geconcipieerd , maar
dat
de
Gen.
Staten namaals goedgevonden
hadden ,
dat
Z. Exc. , gehoord de opinien en adviezen van de Raden
present zijnde , zoude uit alle dezelve resolveren en concluderen , zoo Z. Exc. zoude verstaan te dienen en strekken ten meesten dienste , profijt en welvaren van den
voorz . lande. En nadat bij den Heer SIDNEY weder was
vermaand van de Gouverneurs van de steden , en daarop
als ' s daags te voren , ZOO
gediend van antwoord zulks
hebben de voorz. Heeren de voorz. instructie behouden , om
in de marge van dien te annoteren de zwarigheden , die
zij daarin mochten vinden , en den Gedeputeerden van de
Staten Generaal dezelven te vertoonen.
Waarmede zij uit
de kamer vertrokken zijn , blijvende aldaar de Heer Ambassadeur DAVISSON , en zeggende tot de voorz . Gedeputeerden , dat hij van den eerste aan tot nog toe altijd gearbeid
had , om de zaken te voorderen en brengen tot zulke punten
als die tegenwoordelijk zijn ; - dat hij niet nalaten zoude
alsnog alle uiterste devoir te doen , ten einde Z. Exc. voortvare en de zaak aanneme ;
waarin hij Mijne Heeren
de
Staten wel wilde gewaarschuwd hebben , dat zij hen toch
ZOO wilden comporteren tegens Z. Exc. , dat dezelve niet
worde gedegouteerd door eenige longeurs en zeldzame proceduren ; dat er velen in Engeland waren , die wel gaarne
zagen , dat Z. Exc. door misverstand en kwaad contentement
veroorzaakt werd , om ons te abandonneren en weder naar
huis te keeren ; dat Z. Exc. ook wel verscheidentlijk was
geadverteerd vóór zijne overkomst in deze Nederlanden , dat
AANTEEKENINGEN
53.
201
de Staten Generaal met vele schoone woorden en beloften
zouden pogen Z. Exc. in ' t Nederland te trekken , en als
hij overgekomen zoude zijn , dat zij weinig daarvan zouden
presteren , maar zelven zouden willen de meesters blijven ,
zulks men had
gezien bij tijde van den Aartshertog
MATTHIAS en den Hertog VAN ALENÇON , ja van Mijnheer
den Prins van Oranje zelven : begeerende daarom andermaal ,
dat
Mijne Heeren de Staten Generaal hen daarin wilden
kwijten naar behooren en alles doen wes tot de eere van
Z. Exc. was dienende , opdat H. Maj . daarvan mocht hebben te beter contentement. Daarop geantwoord is , dat de
Heeren Staten Generaal niet nalaten zullen aan hare zijde
alles te doen wes hen mogelijk wezen zal om Z. Exc. te
geven op alles behooriijk contentement. Enz.
>> Donderdags (den 23sten January) hebben de voorz. Gedeputeerden
hen gevonden binnen Leiden bij Z. Exc.
en Z. Exc. aangediend zijnde , dat de Heeren Staten Generaal zeer droevig waren , dat Z. Exc. geen goed genoegen
had gehad op de punten , in de laatste communicatie geventileerd , bijzonderlijk op het punt van de instructie voor den
Raad van State , en dat de Gedeputeerden aldaar gekomen
waren om Z. Exc. te geven contentement : verklarende dat
men verstond , dat Z. Exc. niet zoude gehouden zijn aan
dezelve instructie , maar dat dezelve diende voor den Raad
van State , en dat de Staten te vreden waren , dat Z. Exc.
dezelve
instructie bij
die
van zijnen
Raad
zoude
doen
revideren en redresseren , zoo ten meesten dienste en profijt van den lande was vereischende ; dat ook Z. Exc .
niet zoude gehouden wezen te procederen , resolveren of
concluderen bij pluraliteit van stemmen , maar dat Z. Exc. ,
de
adviezen
van alle
de
Raden
gehoord , daaruit zoude
mogen concluderen , zoo hem best en oorbaarlijkst dochte
voor de gemeené zake ; heeft Z. Exc. de Heeren Staten Generaal
zeer
doen bedanken van
de
eere , die zij
hem deden , en van ' t goed vertrouwen , ' t welk zij op hem
hadden , en dat hij
ook willig en bereid was om hem te
laten gebruiken ten dienste van den lande en ' t gouvernement aan te nemen , als hij zag , dat er apparentie ware om
202
AANTEEKENINGEN
53-55.
de zaken met eere van H. Maj . te mogen uitrichten , maar dat
hij weinig apparentie daartoe zag bij faute van middelen . Enz.
>> Waarop Z. Exc. gezegd is geweest , dat men Z. Exc.
voor den tijd van drie maanden zoude fourneren , Enz.
Waarmede Z. Exc. scheen wat beter te vreden te zijn .
>> Waarna in ' t lange en breed geventileerd zijnde het
punt
van het committeren en stellen van den Raad van
State , heeft Z. Exc. verklaard , dat hij daartoe begeerde te
committeren luiden van qualiteit en van verstande , daar hij
hem op vertrouwde , en H. Maj . en de Staten van de Provincien respectief goed contentement en genoegen aan hebben zouden. Enz.
>> Des anderen daags , wezende den 24sten January 1586 ,
heeft Z. Exc. op het toezeggen en ' t goed vertrouwen van
als dat zij suffisante middelen zullen
inwilligen , waaruit de maandelijke contributie van f 200000
zal kunnen worden , gefourneerd , en dat nu ter tijd de
gemeene middelen zullen worden gezuiverd , en dat midde Staten Generaal ,
delertijd zonder fout aan baren gelde zullen worden opgebracht de f 200000 ter maand over de vier contribuerende
Provincien , en dat de Provincien , Leden en Steden van
dien hen zullen onderwerpen de executie van Z. Exc. en
de goede hand daaraan houden , dat de onwilligen of in
gebreke zijnden daartoe zullen worden geconstringeerd bij
arreste en aanhouden van heure burgeren , schepen en
goederen , daarvan Z. Exc. beloofd is te leveren behoorlijke
acte , verklaard aan te nemen de regering en Gouvernement Generaal van de Nederl. Geunieerde Provincien." Enz.
(54)
(55)
Zie dit accoord bij BOR , 21 B. , f. 6a.
Zie die commissie bij BOR , t. a . p .
Wat de be-
ëediging betreft leze men Res. St. Gen. 30 January 1586.
>> Uit elke Provincie is één gecommitteerd om te verzoeken Z. Exc. Graaf MAURITS Z. Exc. den Grave van Leycester
den eed te willen afnemen als Gouverneur Generaal.
» De voorz. Heeren Gedeputeerden hebben gedaan rapport ,
dat Z. Exc. Graaf MAURITS de Heeren Staten bedankte van de
eere , die zij hem bewijzen , en dat Z. Exc. den last van
den eed te stipuleren heeft aangenomen."
AANTEEKENINGEN
3 February 1586.
55.
203
>> Is goedgevonden , dat Z. Exc. Graaf
MAURITS zal worden aangezocht hem gereed te willen houden , om op morgen Z. Exc. den eed af te nemen als
Gouverneur Generaal , en zijn gecommitteerd een van Holland , Zeeland en Utrecht om het voorz. aanzoek te doen."
4 February. >> De voorz. Heeren Staten zijn ten tien
uren te samen erschenen in de audientie van den Provin-
cialen Raad van Holland , en hebben aldaar gecommitteerd
de Heeren Kanselaar van Gelderland , CARON , BREDERODE ,
VOSBERGEN en DUVENVOORDE , om Z. Exc. aan te zeggen ,
dat alle zaken gereed waren , en te verzoeken aldaar te
willen compareren om te ontvangen het Gouvernement van
den lande en te doen den eed daartoe staande . Welken
volgende Z. Exc. gecompareerd wezende , heeft de Heere
MENIN , Pensionaris van Dordrecht , daartoe te voren verzocht en gecommitteerd , gedaan aan de omstanders zeker
vertoon , en met vele goede exempelen bewezen uit de Heilige Schrift en historien en van onze tijden , dat de almogende God de zijnen in den nood niet heeft noch zal verlaten , gelijk ook alsnu bleek , dat God H. Maj . had verwekt deze landen te assisteren en alhier te zenden Z. Exc. ,
wezende de vijand in zijne hoogste victorie , hebbende veroverd de stad van Antwerpen , Z. Exc . den Prins van
Oranje h. 1. m. moorddadelijk omgebracht , zijnde de landen
zonder hoofd , vol divisien en zonder genoegzame middelen
om den vijand te mogen wederstaan : concluderende daaruit
tot dankzegging , en vermanende eenen iegelijk , elk naar
zijne qualiteit , Z. Exc. te bewijzen en doen allen schuldigen dienst en onderdanigheid , dewelke de Heere Staten
Z. Exc.
hadden toegezeid naar de autoriteit , die dezelve
Heeren Staten Z. Exc. hadden geconfereerd , gelijk zij ' t
zelve nader zouden verstaan uit de lecture van de commissie van Z. Exc. en de eeden respective bij Z. Exc. en
Heeren Staten te doen. En is daarna Z. Exc. gevraagd ,
of hem zoude believen de commissie te hooren lezen : daarop
geantwoord hebbende ja , heeft de Griffier AERSSEN dezelve
zoo luide gelezen , dat die heeft mogen gehoord worden
bij de voorz. omstanders , en daarna de eeden in Duitsche
204
tale.
AANTEEKENINGEN
Is voorts Z. Exc. bij
55.
Graaf MAURITS gevraagd ,
of
het Z. Exc. gelieven zoude op de voorz . commissie te doen
den eed : en daartoe willig zijnde , is de voorz. eed insgelijks luide gelezen Latine : en heeft de voorz . Graaf MAURITS daarna denzelven eed Z. Exc. afgenomen , pronun–
cerende dezelve Z. Exc. Ita nos juvet Deus omnipotens.
Daarna hebben de Heeren Staten den voorz. AERSSEN gelast
te lezen den eed bij hare E. aan Z. Exc. te doen : ' t welk
gedaan zijnde , heeft Z. Exc. gevraagd , of de Heeren Staten
willig waren denzelven eed te doen : en verklaard hebbende
ja , heeft Z. Exc. dien afgestaafd.
Doctor
Daarna is voorgekomen
CLERCQ en heeft vertoond de
goede genegenheid
van H. Maj . en bewijzende dat dezelve was gesproten uit
de voorgaande Graven van Holland , dat H. Maj . niet was
te houden als vreemde , maar als geboortige in deze landen ;
daarna die goede genegenheid van Z. Exc. en van den
gantschen Adel en Engelsche Natie al 't samen willig en
bereid lijf en goed tot den dienst dezer landen te employeren , bewijzende de practijken der vijanden tot geenen
anderen fine te strekken dan om deze landen te brengen
in divisie en tot kleinachting van heure Overigheid , gelijk
hij tot nog toe gedaan had ; daardoor deze landen gekomen
waren in zulken verloop en schade : verzoekende daarom
alle staten en conditien van menschen hen daarvoor te willen mijden en hoeden , en Z. Exc. te willen dragen alle
behoorlijke eer en respect ; concluderende en verzekerende ,
dat , bij zoo ver de Provincien , Steden en Leden blijven vereenigd en vast verbonden , dat de vijand met alle zijne macht ,
listigheden en practijken dezelve niet zal kunnen beschadigen ,
en ter contrarie hen scheurende , dat er noch remedie noch
hope is dezelve te mogen conserveren.
Daarna hebben
de Heeren Staten bij orde Z.
Exc . de handen gekust en
geluk geboden , en daarna geconvoyeerd tot in zijne kamer ,
alwaar Z. Exc. dezelven heeft ter maaltijd genood en gehouden."
De wederzijdsche eeden leest men bij BOR , 21 B. , f. 8d.
Onder de vroegere Gouverneurs Generaal zijn zulke eeden
niet afgelegd.
Waaruit alsmede volgt , dat de
betrekking
AANTEEKENINGEN
van LEYCESTER ,
zelfde was.
hoezeer onder
55-59.
205
denzelfden titel , niet de-
(56) Zie BOR , 21 B. , f. 7. Toen op den 11den February
1587 de leden van dien Raad door de Gecommitteerden der
Staten Generaal in
A tegenwoordigheid van LEYCESTER waren
beëedigd geworden , zeide laatstgemelde tot hen : Ziet , gijl.
hebt alsnu eed gedaan ; dat gij dien volgt en onderhoudt : van
mijnentwege , ik zal dien volgen en onderhouden : vermanende
voorts de Heeren Staten , alzoo alsnog vele zaken aan hen
blijven hangende , dat in hen geen retardement kome , opdat
de dienst van den lande niet worde verachterd. Res. St. Gen.
(57) Daar Utrecht zich bezwaard vond in den vrijen keur ,
dien LEYCESTER begeerde van een persoon uit elke Provincie
in den Raad van State , verklaarden de Staten van Holland,
dat zij liever den gantschen keur van den geheelen Raad
aan LEYCESTER wilden overlaten , wijl hij hier gekomen was
om te regeren en niet om geregeerd te worden , om te gebieden
en niet om geboden te worden , om wetten te stellen en niet
om ze te ontvangen. Toen Utrecht zelve in September 1587
deze woorden aan de Staten van Holland voorwierp , werden
dezelve door dezen in hun antwoord onaangeroerd gelaten.
BOR , 23 B. , f. 49b , 62b , 24 B. , f. 42c.
KLUit , II , 393.
(58) Op dezelfde wijze sprak ook de Regering Utrecht
op den 23sten October 1587. BOR , 23 B. , f. 61a,
(59) BOR , 21 B. , f. 14. Op den 7den February 1586
schreef de Lord Tresorier w. BURGHLEY aan LEYCESTER :
>> To be playn with your Lordschip, in a few words , I and
other your Lordschip ' s poore frends, find her Majestie so
discontented with your acceptation of the government there,
before you had advertised, and had her Majestie's opinion,
that although I, for my own part, judge this action both
honorable and profitable, yet her Majestie will not endure
to heare any speeche in defence therof.
Nevertheles I hope
a small tyme shall alter this hard conceit in her Majestie,
wherunto I have allready and shall not desist to oppose myself with good and sound reasons to move her Majestie to
alter her hard opinion ."
and her times , II , 282.
Zie TH . WRIGHT , Queen Elisabeth
En op den 29sten Maart 1586 schreef
206
AANTEEKENINGEN
59-63.
de Heer WALTER RALEIGH aan LEYCESTER : » The Queen is
in very good termes with you, and , thanks be to God ! well
pacified, and you are againe her sweet Robyn." Eod. p. 291 .
(60) Te recht wordt dan ook in een nameloos stukje van
1588 tegen de Staten gezegd : » Wat reden hebben zij de
souverainiteit zich aan te meten? want door de verlating des
Konings van Spanje geen andere Heer in zijne plaatse gekomen zijnde , is wel de beleiding en het gebruik der souvereine macht gekomen aan degenen , die het volk van den
lande staatsgewijze zijn representerende : maar aangezien dat
zij , luid des tractaats met Engeland , diezelve beleiding en
't zelve gebruik aan H. Maj . durende haar secours , of aan
haren Gouverneur Generaal , dat is , Z. Exc. met den Raad
van State , hebben overgegeven , en ondertusschen over die
punten eens souvereinen gebieds , hiervorens aangetogen , geene
dispositie altoos behouden hebben , dan alleenlijk dat zonder
hun advies geen uitheemsch krijgsvolk gelicht , geene impositien verhoogd , geene munt veranderd , noch in geene handeling met den Koning van Spanje of dezes lands vijanden
mag getreden worden , zoo is het niet anders dan eene zotte
opgeblazen ijdelheid zich aan te meten hetgeen zij voor
eenen zekeren tijd hebben overgegeven." BOR , 24 B. , f. 42d.
KLUIT , II , 434.
(61)
KLUIT , II , 90.
(62)
KLUIT , II , 42 , 374.
(63) Het verschil van beginselen , waartoe reeds kort
hierna de verschillende beschouwing des staatsrechts ten dezen
aanleiding gaf, vindt men duidelijk in de Res. Raad v. St.
8 Mei 1586.
>> Les Députés des États Gén. à savoir le Sr. JAN D'Arnhem
Gueldres , les Pensionaires de Dordrecht et Enchuisen ,
de
MENIN en MAELSON d'Hollande , le Bourguemaître de Siricsee ,
CROMSTRYEN de Seelande et Mr. FLOIRE TIN , Avocat d'Utrecht,
sont comparus au Conseil d'État en présence de S. Exc.
pour communiquer sur le différent qui etoit sur les confiscations et biens ecclésiastiques ès Provinces Unies , ensemble sur les restans de Brabant : et fut remontré de la
part de S. Exc. par le Chancelier de Gueldres auxdits Dé-
AANTEEKENINGEN
63 .
207
putés , comme les États Gén. avoient choisi S. Exc. pour
Général et absolu desdites Provinces Unies , et
Gouvern
r les frais de la guerre les brantschats et imaccordé
posten de Gueldres , Flandres et Brabrant , et de la part
Utrecht et Frise 200000 florins
de Hollande , Seelande ,
par mois , sans expresser aucune autre chose pour le traite
ment de S. Exc. et autres frais ordinaires , de sorte qu'en
vertu de l'autorité et puissance absolue donnée à S. Exc. ,
lui devoient compéter lesdites confiscations , biens ecclésiastiques et
restans ,
même considéré que à S. Exc. a été
accordé semblable autorité , comme les autres Gouverneurs
Gén. du temps passé avoient exercé , auxquels indubitablement avoit compété le droit et disposition desdites confiscations et autres émoluments extraordinaires , et que S. Exc.
etoit tant plus fondé pour ce que les États Gén. n'avoient
fait aucune réserve ou exception ès actes d'autorité et contributions , y ajoutant que , combien que la souverainité n'étoit
à S. Exc. que toutefois les Députés des États Gén.
n'étoient fondés èsdites confiscations , biens ecclésiastiques
cédé
pour ce que S. Exc. étoit accepté en vertu du
particulier procure de chacune Province , et que la Généralité
et
restans ,
n'avoit jamais
eu la disposition des confiscations ou biens
ecclésiastiques , étant attribuées à chacune Province en particulier devant l'arrivement de S. Exc. de sorte que par
l'absolu Gouvernement donné à S. Exc . l'on doit entendre
tout être cédé et transféré que spécialement n'est reservé ,
même attendu que les domanies sont généralement comprises
és actes susdits , la signification desquelles est si ample , ut
etiam confiscationes et omnia alia jura dominicalia contineat :
et quant auxdits restans , que les États ne pouvoient rien
prétendre , vû qu'ils sont extra limites territorii et generalium
et particularium Ordinum , et que les brantschats et impositions de Brabant étoient cédés sur le nom des villes et
forts de Brabant comme associés , sans que les États Gén .
en particulier en pouvoient prétendre quelque droit. Sur quoi
de la part desdits Etats fut répondu , que depuis la souverainité n'etoit cédé à S. Exc. , le tout devroit demeurer à
la Généralité que n'etoit expressément cédé et attribué à
208
S.
AANTEEKENINGEN
Exc.
et
63-65 .
ce tant plus que le Sieur SIDNEY et autres
(comme ils disoient) avoient proposé les confiscations , biens
ecclésiastiques et
autres pour les avoir pour S. Exc. et
qu'on l'auroit refusé , y ajoutant que depuis que S. Exc. ne se
soumettoit aux charges des dettes du temps passé , ains laissoit
le tout sur les épaules desdits États , qu'il étoit raisonnable
qu'on laisseroit lesdites confiscations , biens ecclésiastiques et
restans à eux sans l'attribuer à ceux de Brabant , qui ne
tâchoient autre chose que d'attribuer le tout à eux-mêmes
en particulier , alléguant plusieurs malversations et faussetés
desdits de Brabant , signament iceux , qui sont députés pour
exécuter les brantschats en Brabant et d'autres sauvegardes ;
alléguant en outre qu'ils n'étoient autorisés de ceder quelque
chose. Et après fut repliqué de la part de S. Exc. que le
texte desdits actes étoit clair , et que la pleine puissance et
autorité , donnée à S. Exc. sans reserve , comprenoit lesdites
confiscations , biens ecclésiastiques et restans ,
et
combien
qu'on pouvoit avoir parlé avant l'expédition desdits actes des
confiscations et restans , que toutefois rien étoit mis par
écrit et que pourtant ce que ne se trouvoit par écrit ,
deberet haberi pro omisso , quia admodum multa in praefationibus dicuntur quae in contractu omittuntur : et que depuis
que lesdits Députés ne sont autorisés de céder quelque chose ,
que conséquemment ils n'étoient fondés de 4 demander ou
prétendre quelque chose ; et que S. Exc. à cette occasion
étoit intentionnée de communiquer avec chacune Province en
particulier , requérant lesdits Députés d'y vouloir tenir la
bonne main et faire bon office vers leurs principaux ; avec
plusieurs autres raisons et remontrances servantes à la justification de la prétension de S. Exc."
(64)
KLUIT , II , 126 .
(65) De overige Stadhouders waren Graaf WILLEM LODEWYK van Nassau , Stadhouder van Vriesland, en Graaf
ADOLF van Nieuwenaar ,
ijssel en Utrecht.
Stadhouder van Gelderland , Over-
De commissie van dezen laatstén , getee-
kend 1 Juny 1586 , is nog te lezen in het Depechenboek St.
Gen. 1586.
Die van MAURITS luidt als volgt :
» ROBERT Grave van Leycester , Baanderheer van Denbigh ,
AANTEEKENINGEN
65.
209
>> etc. , Luitenant van H. Maj . van Engeland , Gouverneur en
>> Capitein Generaal dezer Vereen. Nederl. Provincien , allen
>> dengenen ,
die
deze jegenwoordige
zullen
zien ,
salut.
» Alzoo zekeren tijd vóór onze aankomste in deze Neder» landen , de Staten van Holland en Zeeland in goede con>> sideratie gelegd hebbende de goede , getrouwe en menig>> vuldige diensten , • die uit zonderlinge affectie bij goeder
>> memorie den Doorl. Hooggeb. Vorst WILLEM Prins van
» Oranje , Grave van Nassau etc. , als Stadhouder , Gouver>> neur en Capitein Generaal , den voorz. landen in vele en
» menigvuldige zware lasten en perikelen tot Godes eere ,
>> bevrijding en welvaren derzelver landen waren bewezen ;
>> en daarom de Staten voorn. vastelijk betrouwd hebbende ,
>> dat bij den Welgeb. onzen vriendelijken lieven neve Heere
>> MAURITS , geboren Prinse van Oranje , Grave van Nassau
>> etc. , Markies van der
Vere en Vlissingen , volgende de
>> voetstappen van zijnen heer en vader , den voorz. landen
>> mettertijd zoo tot voorstand van de ware Christelijke re>> ligie , als
van hare vrijheid , rechten , privilegien en ge-
>> rechtigheden tot handhouding van de gemeene welvaart
» der voorz. landen insgelijks alle goede onderstand en be>> vordering zoude mogen bewezen en gedaan worden ; hadden
>> met goede kennis van zaken en deliberatie van rade den
>> voorn. Grave MAURITS in de plaatse van zijnen heer vader
>> den Prinse van Oranje voorn. gecòmmitteerd en gesteld
>> als Gouverneur en Capitein Generaal van de voorz. Graaf>> schappen van Holland , Zeeland en Vriesland met de
>> landen van Voorne en den Briel en de appendentien , onder
» de voorz . Graafschappen van Holland en Zeeland en den
>> gouvernemente van dien behoorende en gestaan hebbende :
>> doen te weten , dat wij al ' t zelve , als ons zeer lief en
>> aangenaam zijnde , geapprobeerd en geconfirmeerd hebben ,
>> approberen en confirmeren bij dezen ; en begeerende uit
>> krachte en ( 1 ) autoriteit ons bij de Generale Staten der
>> Vereen. Provincien als Generaal Gouverneur derzelver ons
>> gegeven en opgedragen , den Welgem. onzen lieven neef
(1) Denkelijk te lezen van de.
I
14
AANTEEKENINGEN
210
65.
>> Graaf MAURITS van Nassau , zoo in aanziening zijns stands
>> en goede qualiteit , als van zijnen zonderlingen ijver en
>> genegenheid tot vordering van Gods eer en glorie , mits>> gaders ook tot dienst en welvaren van de bovengenoemde
>> landen , zonderling ook ter goeder gedenkenis zijner heer
>> en vader , voor zoo veel in ons is , te vorderen en grati>> ficeren , hebben denzelven onzen zeer lieven neef van nieuws
>> onthouden , gecommitteerd en gesteld , onthouden van nieuws ,
>> committeren en stellen bij dezen , Gouverneur en Capitein
>> Generaal van de voorz. Graafschappen van Holland en
» Zeeland te lande en te water , gevende hem volkomen
>> macht , autoriteit en speciaal bevel den voorz . staat als
>> Gouverneur en Capitein Generaal voortaan te houden , te
» exerceren en te bedienen , daarin voor te staan , te vor» deren en te bewaren de hoogheid , gerechtigheden , privile>> gien en ' t welvaren van de voorz. landen en ingezetenen
>> van dien , mitsgaders ' t gebruik van de Christelijk religie ,
>> dezelve te conserveren en te beschermen van alle overlast
>> en
foulen ,
desorder ,
oneenigheid ,
afbreek en schade ;
>> voorts in de voorz. landen te doen gebruiken en admi>> nistreren recht en justitie , de provisien van justitie be» hoorlijk te doen verleenen allen dengenen , die zulks ver» zoeken zullen , en dezelve te doen executeren ; alles aan» gaande de zaken van justitie met advies van den President
>> en Raden in Holland , Zeeland en Vriesland voorn.; en
>> aangaande de zaken van oorloge , met advies en ten over» staan van ons en den Rade van State of van den Rade der
>> krijgszaken neffens en ons wezende , tot dien einde t' allen
» tijde en in alles goede correspondentie met ons houdende ,
» te doen houden goede opzicht , order en wacht in de
» steden en sterkten van den voorz . Graafschappen en landen
» van Holland en Zeeland en anderen daaronder behoorende
>> of begrepen zijnde , ook te water en te lande , de bur>> gemeesteren , schepenen en wetten te veranderen naar be>> hooren en daar ' t zelve van noode wezen zal , mitsgaders
» ook in de andere zaken van de politie , en voorts alles te
>> doen dat een goed en getrouw Gouverneur en Capitein
>> Generaal der voorz . landen vermag en behoort te doen ,
AANTEEKENINGEN
211
65-66 .
» volgende de instructie , die hem voorder zal gegeven wor» den ; alles op den eed bij den voorn . Heere Grave vóór
>> onze aankomste aan handen van de Gecommitteerden van
» de Staten van Holland en
>> onze handen gedaan .
Zeeland , en daarna ook aan
Ontbieden daarom , lasten en beve-
>> len insgelijks den President en die van den Rade voorz .
» die van de Kamer van Rekening en alle andere Justitieren
>> en Officieren der voorz. landen van Holland , Zeeland ,
•
» Vriesland , Voorne en Brielle , dat zij den voorz . Heere
>> Grave MAURITS van Nassau houden en respecteren als
» Gouverneur en Capitein Generaal der voorz. landen en
>> Graafschappen , denzelven bewijzen alle eer en reverentie ,
>>> en in al 't gunt het beleid en gebruik van den voorn.
>> staat aangaan mag en 't gunt daaraan kleeft ,
hem te
» obediëren en te doen alle bevordering en assistentie zon» der zwarigheid. Des zal Z. L. deze doen toonen aan
>> die van de Kamer der Tresorie , dewelken wij ontbieden
» hiervan kennis te houden en deze doen enregistreren.
>> Des te oorkonde hebben wij deze met onzen name ge>> teekend en met onzen zegel in rooden wassche daaronder
>> aan doen hangen. Gegeven in ' s Gravenhage den eersten
» dag in Maart in den jare onzes Heeren 1586. R. LEYBij mijnen genadigen Heere den Grave. CHR.
» CESTER.
» HUYGENS."
.
(66) De Staten van Holland in hun vertoog van den
11den November 1586 , waarin zij zoo vele klachten tegen
LEYCESTER'S bestuur voortbrachten , erkenden uitdrukkelijk
de wettigheid van MAURITS aanstelling , door LEYCESTER
gedaan, en begeerden zelfs tegen alle recht en reden , dat
hij als Gouverneur Generaal , ondanks den wil der Staten
van
Utrecht ,
verheffen zou.
MAURITS ook tot Stadhouder dier Provincie
BOR , 21 B. , f. 59 , 61 , 62 , 23 B. , f. 61a.
KLUIT , II , 176 , 179. En toen ten jare 1596 in Vriesland
door eene zekere partij de commissie , waarop hun Stadhou
der van wege de Generaliteit diende , betwist werd , en men
beweerde , dat de Staten van Vriesland hetzelfde recht hadden om aan hunnen Stadhouder eene commissie te geven ,
als
zulks
door de Staten van
Holland in 1585 omtrent
14*
212
AANTEEKENINGEN
66-69.
MAURITS gedaan was , werd er door de afgevaardigden der
Staten Generaal , ofschoon met flaauwe woorden om de gelegenheid des tijds , betoogd , dat die commissie der Staten
van Holland door die van LEYCESTER , als gegeven uit naam
der Staten
Generaal vernietigd was , en dat MAURITS op
laatstgenoemde commissie voortdiende. BOR , 33 B. , f. 62 , 82.
Hieruit zien wij , in hoe verre het slechts waar is , wat
VAN SLINGELANDT IV, 101 schrijft , namelijk dat niet gevonden wordt , dat MAURITS , als Gouverneur of Stadhouder
van Holland en Zeeland commissie van de Staten Generaal
heeft ontvangen : hij had slechts commissie van LEYCESTER ,
maar volgens de macht , die aan dezen van wege de Generaliteit toekwam. Wel beklaagde zich OLDENBARNEVELD in
zijne Remonstrantie ten jare 1618 , dat hij bij de aanvaarding zijner bediening in Maart 1586 als Advocaat der Staten van Holland ,
alle
voorgaande
orde vond veranderd ,
den Grave van Leycester alle autoriteit gedefereerd , en
Prins MAURITS en Graaf WILLEM LODEWYK commissien van
hunne Gouvernementen nemende van den voorn . Grave ; dan
met geen woord hoegenaamd toonde hij aan ,
dat er ten
dezen iets onwettigs of onordentlijks verricht was.
(67) GROEN VAN PR. , Archiv. , VI , 348 leert : >> Le Gouverneur en souveraineté est peut-être la meilleure définition
du Ruward."
(68)
(69)
Vgl. het uitvoerig betoog van KLUIT , II , 99—124.
Zie Gr. Pl. Boek , I , 475 , 1322 , 1399 , II , 362 ,
III , 445 , VIII , 430.
Zoo ook een placaat van Graaf WILLEM
LODEWYK , bij BOR , 21 B. , f. 22 , en van Graaf ADOLF van
Nieuwenaar, als Stadhouder van Utrecht , in het Utr. Pl.
Boek , I , 187.
En OLDENBARNEVELD zelf verklaart in zijne
Remonstrantie van 1618 , dat de Collegien van den Hoogen
en den Provincialen
Raad en de Luiden van de Rekening
zoo tegen de Staten van Holland gezind waren , dat zij bij
monde en geschrifte in twijfel stelden , of die Staten ook
zoo veel autoriteit hadden behouden , dat zij hunne quotisatien en contributien mochten executeren.
Immers ten zij er
bijzondere privilegien waren , hadden de Staten daartoe geen
het minste recht.
AANTEEKENINGEN
(70) KLUIT , II , 133.
(71) In het Register der
70-71 .
213
Staten Generaal ontbreken de
Resolutien tusschen den 23sten February en den 11den April 1586.
Het eerst , dat wij hen daarin hunne souverainiteit zien beweren , is op den 17den April , toen zij klaagden over de pogingen van LEYCESTER en van den Raad van State , om het
stuk der munt geheel aan zich te trekken ; terwijl de Staten
Generaal beweerden , dat het hun toekwam , als hebbende zij
aan zich de souverainiteit behouden.
Op den 30sten Juny 1586 liet LEYCESTER aan de Staten Generaal weten , dat hij niet verstond , dat zij eenige brieven vermochten te schrijven aan vreemde Vorsten , Heeren en Steden , zonder hem alvorens dezelven mede te deelen. Res.
St. Gen.
Over de verschillen nopens het zegel zie men BOR , 21 B. ,
f. 32 , 22 B. , f. 97a , 23 B. , f. 22d.
Op den 7den Juny 1586
namelijk hadden de Staten Generaal besloten , dat , aangezien
de souverainiteit bij hen was gebleven , en dat zij LEYCESTER
hadden gecommitteerd tot Gouverneur Generaal met zulke
macht en autoriteit als alle voorgaande Gouverneurs van den
lande wettelijk hebben gehad , en dat die Gouverneurs altijd
hadden gevoerd het wapen van den Heer van den lande ,
mitsdien ook LEYCESTER gebruiken zoude het wapen en zegel
van de Staten Generaal in alle commissien en depeches in
de politie en justitie , die van wege de Vereen . Provincien
zouden moeten gezegeld worden.
Hiertegen stelde zich LEY-
CESTER , aan wien men eindelijk toegaf.
Op den 19den November 1586 maakten de Staten Generaal een
regeringsreglement voor Leeuwaarden , waarin zij zeggen , door
die stad zeer ernstig verzocht te zijn , dat wij , beneffens wie
is de souverainiteit en hooge overigheid van den lande , daarin
willen voorzien : en verder : zoo hebben wij Staten Generaal , representerende de souverainiteit en hoogste overheid van de Geun..
*
Provincien , geordonneerd , enz. KLUIT , II , 143. Hieromtrent
leest men in de oude Registers het volgende :
Res. Raad v. St. , 3 Juny 1586. » Le Sieur Comte
GUILLAUME LOUIS de Nassau a exhibé certaines articles , servantes pour bien effectuer sa charge du gouvernement de
214
AANTEEKENINGEN
71.
Frise ,
requérant d'icelles avoir interprétation et la bonne
volonté de S. Exc. Surquoi est résolu que le Conseiller
BARDESIUS , puisqu'icelui naguères a été audit Frise , et que
les affaires par delà lui sont connues , sur lesdits articles
mettra quelques appostilles par écrit , pour en après être visitées et corrigées par S. Exc. et Messieurs du Conseil . Ledit
Sieur Comte remontra en outre , comment qu'en Frise selon
l'ancienne coûtume les magistrats des villes toujours un fois
par an sont changés , et que par cela entre les députés de
Frise et les Conseil Provincial est émue aucune querelle , à
savoir que ceux dudit Conseil Provincial prétendent que
selon leur ancien privilège cela se devroit faire par eux et
le Gouverneur , et lesdits députés de Frise soutiennent du
contraire , disant ledit Sieur Comte que S. Exc. soit servie
de faire donner respectivement aux dits Collèges leurs commissions et les prendré en serment , selon lesquelles chacun se
auroit à régler . Dont la résolution est mise en délibération ."
Res. St. Gen. , 19 November 1586. >> Op de requeste
van de medeburgemeesters en gemeentsmannen , als te samen
procuratie en volmacht hebbende van den geheelen Magistraat
en de gezworen gemeente , representerende de geheele burgerij der stad Leeuwaarden in Vriesland , is geresolveerd ,
dat denzelven hun verzoek wordt geaccordeerd , met conditie ,
dat die van Holland , Zeeland en Utrecht hiermede hen niet
verstaan te prejudicieren in heure policien.”
20 November. >> Zijn binnengestaan de Heeren LEONINUS en
BARDESIUS , Raden van State , en hebben vertoond , dat Z. Exc.
was aangegeven , dat eenigen van Leeuwaarden solliciteerden om
orde gesteld te hebben op de verandering van den Magistraat
der voorz. stad ; dat Z. Exc . verzocht , dat daarop niet zoude
worden geinnoveerd tot zijne wederkomste van Engeland. "
22 November. >> Is gelezen de octroy geresolveerd voor de
steden
van
Vriesland den
19den November 11.
aangaande
't verzetten van de Wetten aldaar , en goedgevonden op de
voorgaande conditien en restrictien."
Eod. » Zijn binnengestaan de Heeren BARDESIUS en DORRI ,
en hebben voorgedragen ,
dat
Z.
Exc. verzoekt , dat de
Heeren Staten zouden willen schrijven aan de stad Leeuwaar-
AANTEEKENINGEN
71-72.
215
den , ten einde die van den Magistraat derzelver stad zouden
willen surcheren met het vernieuwen van den Magistraat
aldaar tot de wederkomst van Z. Exc."
26 November. » Is geordonneerd te schrijven brieven aan
de stad Leeuwaarden , daarbij dezelve wordt geadverteerd ,
dat Graaf WILLEM van Nassau hem grootelijks beklaagt over
het octroy bij de Heeren Staten hen verleend aangaande
't veranderen van den Magistraat der voorz. stad , zeggende
't zelve gedaan te zijn tegen zijne autoriteit ; en voorts verzocht te willen letten op het expedient , ' t welk hen wordt
voorgeslagen , dat Z. Gen. met de ordinaris Gedeputeerde
Staten van Vriesland den Magistraat zal stellen uit de voorgaande denominatie van de Staten (1), om beters wil , en
alle twisten te schouwen."
13 January 1587.
» Ontvangen eenen brief van Burge-
meesters , Schepenen en Raad der stad Leeuwaarden , geschreven den 27sten December stilo veteri , bedankende de Heeren
Staten over de octroy hen verleend aangaande ' t verzetten
van den Magistraat aldaar."
In zijn verhoor op den 24sten November 1618 , art. 141 ,
en op den 15den Maart 1619 , art . 166 , verklaarde OLDENBARNEVELD , dat hij in ' t verleenen van dit octroy van contrarie advies was geweest , als houdende ' t zelve niet te wezen
het werk der Staten • Generaal ; maar nadien de Gecommitteerden van Vriesland ter Staten Generaal zelven instantie
deden tot het verleenen van ' t octroy en voor eene principale
of fundamentele reden allegeerden , dat de Graaf van Leycester, te dier tijd absoluut Gouverneur bij commissie der Staten
Generaal (2), zulke octroyen mocht verleenen , en des te meer
de Staten Generaal als zijne committenten , dat daarom ' t octroy bij gemeene bewilliging was geconsenteerd (3).
(72)
Zie bijv. BOR , 21 B. , f. 72 , 73 , 74.
(73)
Slechts in een geschil over het recht van de munt
(1) Deze woorden van de Staten schijnen uitgeschrapt.
(2) Absoluut Gouverneur , Gouverneur en souveraineté , Ruwaard.
Zie aant. 67.
(3) Wat een redenering ! Integendeel , mocht LEYGESTER dat octroy
verleenen , dan waren er de Staten Generaal niet toe gerechtigd.
216
AANTEEKENINGEN
73-87.
in Noordholland , verklaarden de Staten van Zeeland in de
vergadering der Generaliteit op den 21sten Mei 1586 , dat de
souverainiteit van Zeeland vervallen was in den boezem van
de Staten van Zeeland.
(74)
(75)
Res. St. Gen.
BOR , 21 B. , f. 16.
BOR , 21 B. , f. 30 .
(76)
BOR , 21 B. , f. 37.
(77)
(78)
BOR , 21 B. , f. 45 , 49 , 50 , 59.
BOR , 21 B. , f. 54 .
(79)
(80)
KLUIT , II , 95 . V. SLINGEL . , I , 85.
BOR , 21 B. , f. 41 .
(81 )
(82)
BOR , 21 B. , f. 51 .
BOR , 21 B. , f. 55 , 69.
(83)
BOR , 21 B. , f. 57.
(84)
BOR , 21 B. , f. 59 , 61. KLUIT , II , 179.
Res. St. Gen. , 30 Mei 1586. >> Op de zwarigheid
(85)
gemoveerd op de directie van de placaten , die in de Provincien voortaan zullen gepubliceerd worden , is geresolveerd
dat Z. Exc.
en Raad van State zal worden aangezeid en
verzocht , dat zij de placaten , die zij voortaan zullen begeeren in de Provincien gepubliceerd te worden , doen dirigeren
in heure brieven en clausule van committimús ,
in
de placaten staande , aan den Stadhouder en Staten van
de Provincien of heure Gedeputeerden , en niet aan de
Provinciale Raden , gelijk voortijden wel geschied is."
Res. Raad v. St. , 30 Mei 1586.
>> Fut exhibé l'acte
ci-dessous mise par Messieurs les États Généraux , et ord'être enregistrée comme s'ensuit : Op de zwarigheid" (Enz. zoo als hierboven staat) .
Zie ook Res. Holl. , 15-24 Mei 1586 , bl. 229.
donné
(86)
(87)
V. REYD , bl . 81b.
BOR , 21 B. , f. 43.
V. METER. , 13 B. , f. 234.
WAG. , VIII , 134. BOSSCHA , Neerl. Heldend. , I , 280. MAURITS heeft zelf alstoen een plan ontworpen ter versterking
van Axel. Dit plan , met zijne eigene hand onderteekend ,
is nog in wezen , gelijk ons leert COLLOT D'ESCURY , Holl.
Roem. , VI D , 1 St. , bl . 46 .
•
(88) BOR , 21 B. , f. 51a , 57a.
AANTEEKENINGEN
(89)
Op den
9den November
LEIGH, aan LEYCESTER :
there
88-90,
217
1586 schreef Lord BUR-
>> For the Government of the country
in your Lordship's absence , we here cannot gyve
advyse, but
considering your Lordship's great experience
there, whatsoever your Lordship shall declare to be mete,
I will assent therto and by my advyse to her Majestie
furder it as reason is . Some spoke of naming Count MORRICE to be Governor ,
alone in your absence ,
and as to
have the rule under your Lordship ; some wish that the
Count MORRICE should be joyned with the Lord GRAYE.
The Quene's Majestie wold that it was in the States' direction agayn, as it was before they remitted it to your
Lordship , with the direction of Lord GRAY , als Lieutenant
of her army ;
but surely I feare greatly the success here
of, for the generall evill opinion conceaved, both by the
people and the men of warr, agaynst the particular persons
representing the States, except there might be a new election bij the severall Provinces of new and more upright
persons to representent the States." WRIGHT , Queen Elisabeth , II , 325.
(90)
In de Res. St. Gen. , 12 November 1586 leest men
alleenlijk , dat , toen de Staten Generaal aan LEYCESTER
hunne meening over de regering tusschentijds mededeelden ,
hij zeide daaruit wel te kunnen merken , dat zij niet goedvonden , dat Z. Exc. van Nassau met hem naar Engeland
zoude vertrekken. En in de Res. Holl. 26 November
9 December , bl. 407 leest men :
>> Aangaande het punt ,
daarop advies en resolutie verzocht is , of Z. Exc. van
Nassau Z. Exc. (LEYCESTER) zal mogen vergezelschappen
in Engeland , is geresolveerd , dat , niettegenstaande Z. Exc.
van Nassau , den Huize van Nassau en dezen landen de
voorz. reize tot groote eer en voordeel is strekkende , nochtans ten aanzien de jegenwoordige staat , gelegenheid en
gesteltenis van den lande , en bijzonder dat de vijand hem
sterk ter zee heeft begeven , en dat alle zaken van den
lande in groote confusie staan , niet geraden is , dat gedurende het afwezen van Z. Exc. toegelaten of geconsenteerd zal worden , dat Z. Exc . van Nassau uit deze landen
218
AANTEEKENINGEN
90-94.
zal vertrekken , opdat in alle occurrentien de landen en de
ingezetenen van Holland mogen hebben een hoofd , bij
wiens autoriteit de staat van den lande ten dienste van
H. Kon. Maj . en Z. Exc . mag worden geconserveerd."
Deze uitkomst wordt omstandig aan OLDENBARNEVELD's raad
en invloed toegeschreven in Lev . v . Oldenb. , bl . 15. Dat
LEYCESTER met zijn verzoek eenige booze bedoelingen tegen
den persoon van MAURITS gehad heeft , is eene loutere
gants ongegronde gissing , en zelfs ongelooflijk .
is dus het zeggen
van STYL ,
Opk. ,
bl .
Onverdiend
229 ,
die het
voorstel van LEYCESTER listig noemt , waarmede hij de Hollanders dacht te verkloeken , en die wil , dat de voorzichtigheid van OLDENBARNEVELD den jongen Stadhouder bewaarde
voor een lot , dat misschien weinig beter zou geweest zijn ,
dan 't geen zijnen broeder in Spanje te beurt gevallen was.
Met dit al willen wij des Advocaats voorzichtigheid , indien
hij maar geene verdere bedoelingen tegen LEYCESTER'S gezag
gehad had , niet misprijzen , hoezeer het niet te ontkennen
valt , dat de ware reden , waarom het verzoek werd afgeslagen , voor LEYCESTER allerhatelijkst was. Dan deze
hield zich bedaard , eenvoudig antwoordende , wel verstaan
te hebben , hoe het gepasseerd was.
Vgl. v. REYD , bl. 91a.
(91 ) Men leest dit placaat bij BOR , 21 B. , f. 75.
Pl. Boek IV, 83.
(92)
Gr.
BOR , 21 B. , f. 76.
(93) Men aarzelde niet te verklaren , dat het altijd in
deze landen is geobserveerd geweest , dat een Gouverneur ,
wezende buiten zijne Provincie , niet te gebieden heeft.
BOR , 22 B. , f. 51d , 99d. KLUIT , II , 223. Op den
4den Maart 1587 verboden de
Staten Generaal den Raad ,
zich aan die acte of eenige andere , die uit Engeland mocht
worden overgezonden , zonder hunne toestemming te houden. Res. St. Gen.
(94)
Zie Res.
Holl. 16 January 1587.
Dit was een
gevolg van hetgeen men leest in Res. St. Gen. , 15 January 1587. >> Is binnen gestaan de Heer BARDESIUS , Raad
van State , en heeft aangegeven , dat Z. Exc . Graaf MAURITS aan die van den Rade van State groote instantie
AANTEEKENINGEN
94-98.
219
dede , ten einde Z. Exc. zoude toegelaten worden de vane
ruiteren van honderd paarden , hem geaccordeerd , te mogen
maken van tweehonderd paarden , verklarende dat hij tot
dien einde beschrijving had gedaan tot Camerijk en elders
aan goede ervarene soldaten , zulks dat Z. Exc. verhoopte ,
't zelve hem geaccordeerd wezende , te wege te brengen
eene zoo goede compagnie ruiteren en zoo wel gemonteerd
als de Heeren Staten tot nog toe in dienste hebben gehad.
En hoewel die van den Rade van State zeer genegen waren
Z. Exc. zijn voorz . verzoek te accorderen in regarde van de
gedane diensten van wijlen hoogl. mem. Mijn Heere den
Prinse , dat H. Ed. ' t zelve nochtans niet begeerden te doen
zonder voorweten en consent van de Heeren Staten , met
welker advies de compagnie alleenlijk was gesteld op honderd
hoofden ; verzoekende daarom dat de Heeren Staten daarin
zouden bewilligen."
(95)
Men vindt hierop geen eindbesluit.
Res. Holl. , 22 , 28 , 30 January 1587.
(96) BOR , 22 B. , f. 22 , 53b. Op den den February
vertoonde de Raad van State het ontwerp van dit placaat
aan de Staten Generaal en verzocht , dat de Staten hetzelve
zouden willen visiteren en adviseren , op wiens autoriteit
hetzelve zou worden gepubliceerd , mits het placaat raakte
den persoon van LEYCESTER en de eer van de Engelsche
natie , waarom de Raad oordeelde ,
dat het op den naam
van LEYCESTER niet behoorde uit te gaan. Dan op den
7den February besloten de Staten Generaal , dat het op den
naam van LEYCESTER zou gesteld worden. Met dit al kwam
het alleen op den naam van den Raad van State uit.
Weshalven de Staten Generaal op den 14den February besloten aan den Raad de redenen hiervan af te vragen.
St. Gen. Meer vindt men niet.
Res.
(97) In Mei 1580 beschreef Graaf JAN van Nassau dezen
BUIS als een zeer stijfkoppig man en die liever met een
GROEN V.
glas wijn dan met staatszaken omging.
Archiv. , VII , 356. Vgl. v. REYD , bl. 80a.
PR. ,
(98) Zoo lezen wij ook in Res. St. Gen. , 31 January 1587.
» De Heeren Staten Generaal zijn verzocht te compareren in
den Raad van State , alwaar die van den Rade hebben ge-
220
98-101 .
AANTEEKENINGEN
daan de navolgende geinsereerde propositie."
leest men op den 1sten February.
de
Iets diergelijks
En nochtans verklaarden
Staten Generaal op den 9den February in een zeker
schrijven , dat LEYCESTER en de Raad van State hunne autoriteit gebruikten slechts uit naam en door last van de Staten
Generaal en mitsdien tegen het verlangen van deze niet
handelen mochten . Res. St. Gen.
(99) BOR heeft 24 December : en zoo leest men ook in
Res. St. Gen. , 26 January 1587. KLUIT dit naschrijvende ,
zegt van deze acte niets te weten. Duidelijk is het , dat
men 24 November moet lezen en er de gemelde Kabinetsacte
door verstaan , welke uitdrukkelijk het ontslag van gevangenen verbood.
(100)
BOR , 22 B. , f. 26—28 , 48b , c . KLUIT , II , 144–157.
(101 ) Res. Holl. , 31 January 1587. » Alzoo Z. Exc.
van Nassau noodig bevonden heeft die van den Rade van
State te insinueren , dat zijl . voor eenige dagen geene kennis
willen nemen op de verandering van de garnizoenen binnen
den lande van Holland , gemerkt Z. Exc. met de Staten
van Holland daarin van meening waren te voorzien ter hunner meeste verzekerdheid om alle confusie en onverstand
te verhoeden , hebben de Staten hetzelve mede goedgevonden , en zulks gecommitteerd een van de Edelen , den Advocaat , P. VAN DER MEER , VRANCK en MAELSON , om hetzelve die van den Raad van State aan
te dienen."
De
Raad van State stond dit toe , onder voorwaarde dat het
geschieden zou met wetenschap , en consent van den Raad ,
en dat de Staten niets zouden doen in hunne proceduren
BOR ,
tot achterdeel van de autoriteit van LEYCESTER.
.22 B. , f. 47b , 52a. 1 De Staten van Zeeland handelden
even als die van Holland.
In Res . Zeel. , 23 January 1587
lezen wij
» Alzoo op de requisitie gedaan bij de Staten
van Zeeland om Z. Exc. Graaf MAURITS te hebben tot Colonel over ' t regiment van Zeeland ,
met bekwamen Lui-
tenant bij hem te stellen met advies van de voorschr. Staten , geresolveerd is bij den Raad van State , zulks als de
acte dienaangaande van den 5den dezer is medebrengende :
nadien bij de voorschr . Staten nader hierop is gelet , heb-
AANTEEKENINGEN
101-105.
221
ben de voorschr. Staten geresolveerd , niettegenstaande de
voorgem. X acte van den 5den dezer , dat men aan den Raad
van State mitsgaders aan de Gedeputeerden van Zeeland op
de Gen.
Staten zal schrijven ,
dat de Staten van Zeeland
verstaan , dat het regiment en garnizoen van Zeeland mitsgaders al het krijgsvolk , dat in der tijd binnen Zeeland zou
mogen komen , zullen staan onder ' t gebied van Z. Exc.
Graaf MAURITS voorschr. als Capitein Generaal over Zeeland ,
onder alzulken Luitenant als Z. voorschr. Exc. met advies
van de Staten van Zeeland daartoe zal believen te stellen ."
>
MAURITS heeft daarop den Graaf van Solms tot zijnen
Luitenant gekozen , die dan ook op den 25sten Mei eed gedaan heeft. Res . Zeel. Volgens Res. Holl. , 26 February ,
zou dezelve alstoen reeds eed gedaan hebben.
( 102) BOR , 22 B. , f. 29 .
( 103)
BOR ,
22 B. , f. 28d.
Res. St. Gen. , 6 , 9 Fe-
bruary 1587.
( 104 )
BOR , 22 B. , f. 46d .
(105)
Men leest die acte bij BOR , 22 B. , f. 30.
Gr.
Pl. Boek , IV , 85.
>> De Staten van Holland met Westvriesland en de Gede>> puteerden van de Staten van Zeeland , wel en rijpelijk
>> # gelet hebbende op den tegenwoordigen staat van den lande
>> en op hetgeen de conservatie van dien nopende het be>> leid en de administratie van het gouvernement particulier
>> der voorz. landen dient gedaan , hebben na voorgaande de>>> liberatie en communicatie geresolveerd , nademaal van alle
>>
>>
»
>>
oude tijden en namelijk bij tijde van Keizer KAREL tot last
en dispositie van den Gouverneur en Capitein Generaal van
Holland , Zeeland en Vriesland heeft gestaan te bezorgen ,
dat alle steden en sterkten van Holland , Zeeland en Vriesland
>> in goede verzekerdheid en defensie zouden worden gehou» den , en dat bij de artikelen en instructie , gemaakt op de
>> handeling van de Kon . Maj . van Engeland aan te gaan op
>> de delatie van de souverainiteit dezer landen , expresselijk
>>>is geresolveerd , dat ter dispositie van de Gouverneurs
*
>> der respective Provincien met de Staten derzelven of
>> hunne Gecommitteerden zal blijven de bezetting der ste-
222
AANTEEKENINGEN
105 .
» den en sterkten derzelven met goede getrouwe garnizoe» nen ; en dat bij de Staten van Holland met Westvriesland
>
» en Zeeland Z. Exc. van Nassau (vóór de aankomst van
» Z. Exc. van LEYCESTER in deze landen) is gedefereerd het
>> Gouvernement en Capiteinschap Generaal over Holland,
» Zeeland en Vriesland volgens de commissie en instructie
» daarvan gemaakt ; en ook Z. Exc. van LEYCESTER gehouden
>> is de voorz. commissie volkomen effect te laten sorteren :
» dat daarom Z. voorschr . Exc. van Nassau metterdaad zal
>> gebruiken de autoriteit hem bij de voorz. commissie van
de Staten gedefereerd en in conformiteit van dezelve mits>> gaders de instructie daarop gemaakt : item dat de Welgeb.
» Grave van Hohenlo zijnen staat zal continueren als Lui>> tenant. Generaal over Holland , Zeeland en Vriesland : dat
>> Z. voorz. Exc. van Nassau de zaken en het beleid van
» den oorlog te lande in Holland en Zeeland en namelijk
» de bezetting van alle steden en sterkten derzelve landen
» bij advies van de Staten voorn . of hunne Gecommitteerden
» zal hebben ..... (1 ) dat alle Oversten , Colonellen , Su» perintendenten en Capiteinen , die in de steden en sterkten
» van Holland , Zeeland en Vriesland in garnizoen of be>> zetting alrede gelegd zijn en verder gelegd zullen worden ,
» en namelijk mede de Colonellen en Oversten gesteld en
» nog te stellen in Noordholland en Zeeland , van Z. voorn.
>
>> Exc. commissie ontvangen en den Staten van Holland en
» Zeeland mitsgaders Z. Exc. eed van getrouwheid en ge» hoorzaamheid doen zullen , en dat hetzelve ernstelijk alom
» in Holland en Zeeland zal worden geëffectueerd en alle
>> onwilligen in hetzelve te doen , gecasseerd : dat het ver>> leggen , vermeerderen , verminderen of veranderen van de
>> garnizoenen van de steden en sterkten van Holland, Zee» land en Vriesland (uitgezonderd de steden en sterkten de
» Kon.
Maj. van Engeland tot assurantie en verzekerdheid
>> ingeruimd) gedaan zal worden ter ordonnantie van Z.
>> voorz. Exc. van Nassau of Z. Gen. als Luitenant Gene>> raal , met advies van de Staten voorn. of hunne Gecom(1) Wat en waarom uitgelaten , is mij onbekend.
AANTEEKENINGEN
>> mitteerden ,
en dat
in de
223
105.
platte landen van Holland ,
» Zeeland en Vriesland geen volk van oorlog te voet of te
>> paard eenige inlegering of doortochten zal mogen doen
>> zonder patent van Z. voorn. Exc. of Z. Gen. als Luitenant
>> gegeven bij advies van de voorn. Staten of hunne Ge>> committeerden ; zulks dat van nu voortaan al hetgeen
» Z. Exc. van LEYCESTER als Gouverneur Generaal der
» Vereenigde Nederlanden of de Raad van State in regard
>> van de bezettingen van de steden en sterkten van
» Holland , Zeeland en
Vriesland ,
>> zoenen ,
of doortochten in
inlegeringen
verandering van garniHolland ,
Zee-
» land en Vriesland zouden verstaan te moeten geschieden ,
>> geaddresseerd zal moeten worden aan Z. voorn. Exc. van
» Nassau om bij denzelven bij advies van de Staten of
>> 1 hunne Gecommitteerde Raden hetzelve geëffectueerd te
» worden .
En tot beleid van het voorz. gouvernement
>> en defensie van de voorz. landen en frontieren derzelve
» zullen onder het voorz. Capiteinschap Generaal van Z. Exc.
>> metterdaad gesteld worden 80 vendelen knechten of zoo
>> veel meer als daartoe van noode wezen zullen . Hebben
>>> voorts de Staten van
Holland met Westvriesland en de
>> Gedeputeerden van de Staten van Zeeland verzocht
» verzoeken
bij
dezen
Z.
voorz.
Exc.
en Z. Gen.
en
den
>> voorz . last , elk in hun regard , ten meesten dienste ,
>> defensie en verzekering der voorz. landen aan te nemen
En zullen de
>>> te achtervolgen en doen achtervolgen.
>> voorz .
Staten in ' t generaal en particulier , mitsgaders
» alle quartieren , steden en ingezetenen van dien Z. Exc.
>> en Gen. daartoe alle hulp en assistentie doen , des noods
>> en vermaand zijnde.
Aldus eindelijk bij de Staten van
» Holland en Gedeputeerden
van de Staten van Zeeland
>> conform hunnen last , geresolveerd en t' oorkonde dezes
>> van wege de Staten van Zeeland bij hunne Gedeputeer>> den doen onderteekenen den 6den February 1587. Ter
>> ordonnantie van de Staten van Holland C. DE RECHTERE .
>> (De Gedeputeerden van Zeeland. ) W. ROELSIUS , ADRIAAN
99
» KOPER en CASPAR VAN VOSBERGEN.'
Vreemd is het , wat wij met zoo veel uitvoerigheid lezen
224
AANTEEKENINGEN
105.
bij v. METEREN , 14 B. , f. 248 , dat de Staten Generaal
terstond na het verraad van STANLEY en YORCK op den
6den February eene samenkomst in den Haag hebben bescheiden en eene goede resolutie genomen van den moed
niet verloren
diëren ,
te geven , en dat
met
een
mannelijk
zij ,
om alles te reme
gemoed uit krachte
van de
souverainiteit , die hun competeerde , Prins MAURITS hebben
gemaakt
bij
provisie ,
gesteld
en
verklaard ,
boven
zijn
Admiraalschap Generaal en Gouverneurschap van Holland ,
Zeeland en Vriesland , nu Gouverneur Generaal in de absentie van LEYCESTER , en den Graaf van Hohenlo , om
MAURITS jonkheid , zijnen Luitenant , met last en instructie
voor te staan de preeminentien , rechten ,
en welstand der landen ,
steden
en inwoners ,
privilegien
mede de
exercitie van de Geref. religie , en te trachten om te veroveren en reduceren de Provincie van Utrecht onder zijn
Gouvernement van Holland ; voorts justitie te administreren
bij
advieze van
Presidenten en Raden en mede alom te
mogen de Wetten en Magistraten verzetten naar ouder
gewoonte , en voorts te doen al wat de Gouverneur Generaal vermocht te doen , alles bij provisie mits den tegenwoordigen nood , enz. Ofschoon minder uitvoerig , lezen
wij hetzelfde ook bij VAN REYDT , 6 B. , bl. 98 , Lev. en
Bedr. van Maurits , bl. 3 , DE LA PISE , Hist. d. Princ.
d'Or. , p . 610.
Dan van dit alles is ons niet alleen elders
niets voorgekomen , maar het gantsche beloop der historie ,
versterkt door de authentieke stukken , welke ons BOR mededeelt , leert het tegendeel , namelijk dat de Staten van
Holland en Zeeland eigenmachtig en eigendunkelijk , zonder
voorgaande kennis der Staten Generaal , de boven medegedeelde acte van autoriteit aan MAURITS verleend hebben.
Die acte toch spreekt met geen woord hoegenaamd van de
Staten Generaal : en zekerlijk zouden die van Holland en
Zeeland ter versterking hunner handelwijze daarvan gesproken hebben , indien zij tot dezelve door eenig besluit der
Staten Generaal gemachtigd geweest waren : en in een antwoord aan de Regering van Utrecht van den 26sten Maart
dezes jaars zeggen zij eenvoudig , dat zij hunne resolutie
AANTEEKENINGEN
105-106 .
225
dezen aangaande aan "de Staten Generaal hebben gecommu→
zonder van eenig besluit , goed- of afkeuring
niceerd (1 ),
der Staten Generaal te gewagen : en zouden zij hiervan wel
gezwegen hebben , indien de Staten Generaal hunnen MAURITS tot Gouverneur Generaal gedurende LEYCESTER'S afwezigheid gesteld hadden?
Ja , toen in 1596 de Staten van
Vriesland eene bijzondere commissie namens de Provincie .
aan hunnen
Stadhouder geven wilden ,
zich op het voor-
beeld van Holland en de bovengenoemde acte van autoriteit grondende ,
werd het geven
dezer acte door de afge-
vaardigden der Staten Generaal vergoelijkt , die zeiden , dat
zulks over een particulier different nopens zaken , het gouvernement van Holland particulierlijk en het geven der patenten binnen dezelve Provincie aangaande , ontstaan was ,
en dat men dat liever met stilzwijgen had voorbij te gaan ,
dan te verwekken dat diende te slapen. BOR , 33 B. , f. 82b.
Zekerlijk zou noch de redenering van Vriesland noch het
daarop
gegeven antwoord iets
beteekend hebben ,
indien
MAURITS deze of eene dergelijke acte van autoriteit van de
Staten Generaal had ontvangen. Om deze redenen meenen
wij dus gerechtigd te zijn het verhaal van VAN METEREN
en van de overigen tegen te spreken , hoezeer wij niet wil▸
len ontveinzen , dat de uitvoerigheid der voordracht ons
doet vermoeden , dat VAN METEREN inderdaad eene zoodanige acte onder het oog heeft gehad , zijnde denkelijk niets
anders dan een louter ontwerp , hetwelk nimmer is aangenomen of vastgesteld .
(106)
De verwarring ontsproot voornamelijk daaruit , dat
men , zonder uitdrukkelijk te vernietigen hetgeen door LEYCESTER onwettig zoude gedaan zijn , eigendunkelijke verordeningen maakte , die hiermede in strijd waren. Van de
commissien , die MAURITS en andere Oversten van LEYCESTER
ontvangen en waarnaar
zij tot nog toe gehandeld hadden ,
werd gezwegen : en evenwel , als hadden zij geene waarde
of kracht hoegenaamd , werd aan MAURITS opgelegd naar
(1 ) Wij hebben hiervan in het Regist. St. Gen. niets aangeteekend
gevonden.
I
15
226
AANTEEKENINGEN
106-108 .
zijne vroegere , door LEYCESTER vernietigde , en nu een jaar
lang voor vernietigd gehoudene commissie der Staten van
Holland te werk te gaan , en werden alle Oversten belast
nieuwe commissien van MAURITS aan te nemen , in weerwil
zij reeds door LEYCESTER van commissien voorzien waren.
Alle onmiddellijk gezag werd aan LEYCESTER en den Raad
binnen Holland en Zeeland ontzegd , en de uitvoering hunner bevelen afhankelijk gemaakt van den goeden wil van
MAURITS en de Staten (1 ) .
En dit alles niet slechts gedu-
rende LEYCESTER's afwezigheid , maar onbepaaldelijk voortaan.
WAGENAAR , VIII , 205 moge deze inrichting bestempelen
met den naam van eenen beteren voet , waarop ' s lands regering gebracht werd ; te recht merkt KLUIT , II , 231 aan ,
dat dit te algemeen gezegd is , alzoo het alleen of ' t meeste
Holland raakte ; en
dat iets afzonderlijk te doen , waardoor
in de eene of andere Provincie de algemeene orders des
Opper-Gouverneurs of zijns Staatsraads eenigermate belemmerd of tegengewerkt konden worden , wel veel verwarring
in de regering , maar geen beteren voet op die regering
veroorzaken kon , en nog meer wanneer de kleinheid der
andere Provincien , in vergelijking met Holland , haar meer
ondergeschikt maakte , of wanneer zij zelven in diergelijke
maatregelen niet wilden treden.
(107)
(108)
Res. Holl. 18 February 1587.
In Res. Holl. leest men : >>> Geresumeerd zijnde ,
de instructie geconcipieerd van wege de Staten van Holland
en Zeeland voor Z. Exc . van Nassau als Gouverneur ,
Capitein Generaal en Admiraal van Holland , Zeeland en
Vriesland , is dezelve instructie van wege die van Holland
gehouden voor gearresteerd." Op den kant staat wel : fat
insertio der instructie : dan deze wordt niet medegedeeld.
Denkelijk heeft Zeeland zwarigheid gemaakt in de aanneming en is het stuk mitsdien een louter ontwerp gebleven ,
zonder in werking gebracht te
zijn : waarom dan ook na
(1) Dat dit eene vermindering van LEYGESTER's gezag was " is te
recht beweerd door de Regering van Utrecht op den 23sten October 1587. BOR, 23 B. , f, 61a.
AANTEEKENINGEN
108-109.
227
MAURITS dood , bij de aanstelling van FREDERIK HENDRIK ,
de Staten van Holland zelven er van spreken als van
eene concept-instructie.
ten
de
KLUIT , II ,
afgevaardigden der
Staten
50.
Met dit al zoch-
van
Holland op den
30sten Maart dezes jaars SONOY's verplichting omtrent MAURITS als Stadhouder te betoogen uit dezes instructie , welke
zij zeiden dat was de instructie van oude herkomen voor den
Stadhouder en Raden van Holland gemaakt. BOR , 22 B. ,
f. 33d. Naar het oordeel van KLUIT , III , 163 is MAURITS
instructie geheel achter de bank geraakt door de instructie ,
welke de Raden nevens MAURITS in 1590 ontvingen.
(109) Men leest dien eed in Res. Holl. 18 February 1587
en BOR , 22 B. , f. 30c.
>> Wij beloven en zweren den Staten Generaal van de
>> Vereen. Nederlanden , die bij de Unie en handhouding van
>> de ware Christelijke religie zullen blijven , en namelijk
>> den Staten van Holland , Zeeland ; en Westvriesland ge>> houw en getrouw te wezen , dezelven vromelijk en ge>> trouwelijk te dienen tot voorstand van de voorz. Vereen.
» Nederlanden en namelijk de landen van Holland , Zeeland
>> en Westvriesland , de quartieren , steden en leden van
>> dien tegens alle hunne vijanden : den Welgeboren Heere
>> MAURITS , geboren Prinse van Oranje , Grave van Nassau ,
>> Markies van Vere , Vlissingen enz . als Gouverneur en
•
>> Capitein Generaal over Holland , Zeeland en Westories» land , den Welgeboren Grave PHILIPS , Grave van Hohenlo
>> enz. als Luitenant Generaal over de voorz . landen : den
>> Staten van Holland , Zeeland en Westvriesland of hunnen
>> Gecommitteerden gehoorzaam te wezen in hetgene zijl.
>> ons tot
vordering van den dienst
en de defensie van
» de voorz. landen bevelen zullen , en ook de platte landen
>> van de voorz . Provincien van Holland , Zeeland en West» vriesland van alle inlegeringen en foulen van het volk
>> van oorlog te helpen beschermen , en voorts in alles
>> onzen voorgaanden gedanen eed en de ordonnantie en
>> artikelen van den oorlog te achtervolgen."
Te recht leert BILDERDYK , Gesch. d. Vad. , VII , 136 ,
dat
deze
eed zoo ingewikkeld als
maar mogelijk
15*
was ,
228
AANTEEKENINGEN
en dat bij dat gedeelte , waarbij de
109.
bescherming van het
platte land tegen alle inlegering van volk van oorlog beloofd werd , duidelijk - de bestemming tegen LEYCESTER en
den Raad van State werd aangewezen . Ook was het zeer
duister , of de eed , aan LEYCESTER gedaan , daarbij gehandhaafd werd of niet.
Door den voorgaanden gedanen eed
kon men , ja , den eed aan LEYCESTER verstaan , maar toch
ook dezen zelfden eed , die nu werd voorgeschreven , en
die altijd vooraf gedaan zou zijn , als deszelfs achtervolging
geëischt
zou
worden.
In dezen laatsten
zin schijnt die
uitdrukking door SONOY te zijn opgevat , daar hij het doen
van dezen eed ook daarom weigerde , omdat er volstrekt
geene, melding in voorkwam van LEYCESTER als Gouverneur
Generaal.
BOR , 22 B. , f. 33c , 24 B. , f. 48c. KLUIT, II , 229.
De Staten van
weg ,
Holland namen wel deze dubbelzinnigheid
door aan die uitdrukking den
eerstgenoemden
zin
te hechten en zelfs ten gevalle van SONOY het eedsformulier aan het einde aldus te. veranderen : en voorts in alles
onzen voorgaanden eed gedaan aan Z. Exc . van LEYCESTER ,
als Gouverneur en Capitein Generaal over de Vereen. Nederlanden en de ordonnantie en artikelen van 1 den oorlog te
achtervolgen. Maar alzoo mogen wij weder vragen hoe
die twee
eeden met
elkander overeen te brengen .
Wel
mochten de Staten van Holland verklaren , dat zij aan elkander ondergeschikt en geenszins strijdig waren , ( BOR , 22 B. ,
f.
33c, 34c , 42a) ; dan het vergen zelf van dezen nieuwen
eed was reeds in strijd met den eed aan LEYCESTER gedaan
en met de gehoorzaamheid dien ten gevolge aan den Raad
van State verschuldigd.
Wel mochten dezelfde Staten aan
SONOY , welke niettegenstaande die verandering bleef weigeren , verklaren gantschelijk gezind te zijn LEYCESTER te
handhaven in het Gouvernement Generaal , en te oordeelen ,
dat LEYCESTER te gebieden had over hunnen Stadhouder
MAURITS , en dat deze wederkeerig verplicht was hem te
gehoorzamen ; ja dat
zij
niets anders begeerden dan aan
LEYCESTER allen dienst te bewijzen en hem als Gouverneur
en Capitein Generaal in het gebruiken van 1 de wettelijke
autoriteit te gehoorzamen en te handhouden naar behooren
AANTEEKENINGEN
109-123 .
229
(BOR , 22 B. , f. 33d, 36a) ; wij kunnen alle deze schoone
betuigingen niet anders houden dan als in strijd met de daden ,
en oordeelen het te recht door SONOY aangemerkt , dat
MAURITS en de Staten hunne bezwaren aan LEYCESTER hadden
behooren voor te stellen , om met behoorlijke orde en met
believen van wederzijde de zaak af te handelen. BOR ,
22 B. , f. 34a . In dit gantsche werk evenwel schijnen die
van Dordrecht en Gorcum eenige zwarigheid gevonden te
hebben : doch men gaf hun goede onderrichting en daarin
berusteden zij. Res . Holl. , 24 Maart 1587. KLUIT , II , 230.
(110) Res. Holl. , 4 Maart 1587. >> Is geresolveerd , dat
de gemeene middelen verpacht zullen worden op den naam
van Z. Exc. en de Staten van Holland , zonder den naam
van Z. Exc. te exprimeren ." Buiten twijfel wordt hier door
Z. Exc. onze MAURITS bedoeld , ofschoon men er niet rond
voor durfde uitkomen.
(111) Men leest zijne commissie bij KLUIT , II , 506.
(112) Men leest dien brief bij BOR , 22 B. , f. 31c.
(113) BOR , 22 B. , f. 32b35.
(114)
BOR , 22 B. , f. 36d.
(115)
(116)
Vgl . KLUIT , II , 56 , 225 , 232 , III , 374.
BOR , 22 B. , f. 37d.
(117) In Res. Holl. , 14 December 1584 vindt men een
octroybrief , beginnende : De Ridderschap , Edelen en gemeene
Steden des Graafschaps en der landen van Holland , represen
terende de Staten en jegenwoordige Overigheid derzelver landen.
(118) KLUIT , II , 267.
(119)
(120)
KLUIT , II , 299.
BOR , 22 B. , f. 43a.
(121) Zoo spreekt KLUIT , II , 289 , die er bijvoegt , dat
door dit vertoog H. DE GROOT zich in zijne jeugd heeft
laten verleiden , om zijn werkje ,
Over de oudheid der Ba-
taafsche Republiek , te schrijven , hetwelk hij bij rijper jaren
en onderzoek zelf misprezen heeft .
(122)
BOR , 22 B. , f. 49.
(123) De Schrijver der Staatk. Partijen in Noord-Ned. ,
bl. 115 zegt hieromtrent : » Ofschoon het gemeld vertoog
met recht kan worden aangemerkt als eene staatkundige
230
AANTEEKENINGEN
geloofsbelijdenis
van
rainiteit voorstonden ,
gelooft ,
diegenen ,
123-125.
die
de Provinciale souve-
gaat men echter te ver ,
dat de stellers
van
hetzelve de
zoo men
daarin vermelde
beginselen als de eenige ware en goede erkenden. Het
geheele vertoog was meer een staatkundig programma
tegen de volksgezinde beginselen , die door de partij van
LEICESTER listig werden voorgewend , dan wel het uitvloeisel van de innerlijke overtuiging der Staatslieden ,
die het deden opstellen ; waarvan de meesten de noodzakelijkheid van een eenhoofdig gezag , of ten minste
van een algemeen bestuur ook in de binnenlandsche aangelegenheden erkenden , doch niet zoodanig als het door
den willekeur en het onverstand van een LEICESTER werd
uitgeoefend . "
Wij zien, hoe de Schrijver den onwaarachtigen en als zoodanig door hem erkenden inhoud van
dat vertoog , tracht te vergoelijken en er eenen zin aan
te geven , die tegen de woorden aanloopt .
Dat onder
anderen OLDENBARNEVELD steeds de daarbij uitgedrukte gevoelens heeft aangekleefd , bewijzen zoo zijne handelingen
in 't algemeen , als zijne aanprijzing van het bovengemelde
werkje van DE GROOT aan de Staten van Holland in
April 1618.
Zie CARLET , II , 253.
Reeds lang vóór LEY-
CESTER'S tijd was dat verkeerde gevoelen hier " te lande
gekoesterd. Bij BARUETH , Hist. van het Stadh. , bl. 24 ,
lezen wij , dat Koningin ELISABETH in 1575 aan onze gezanten antwoordde , geen geloof te slaan aan het voorgeven
van dezulken ,
welke den eenvoudigen trachteden diets te
maken , dat den Voorvaderen van Koning PHILIPS de eigendom
dezer landen niet
bij erfopvolging , maar bij de
verkiezing des volks zoude zijn opgekomen.
aan CAMBDENI , Annales ad annum 1575.
(124)
Hij haalt hierbij
BOR , 22 B. , f. 38c.
(125) BOR , 22 B. , f. 98d. Hier wordt gedoeld op de
missive der Staten Generaal van den 4den February 1587
en op de nadere verklaring van den 17den Juny. De Staten
van Utrecht echter verklaarden op den 6den September beide
deze stukken te verwerpen .
BOR , 23 B. , f. 37. Ook
verklaarden die van Vriesland daar geenen last toe gegeven
te hebben.
derland ,
AANTEEKENINGEN
125-128 .
BOR ,
Zoo ook die van Gel-
welke
22 B. , f. 76.
hunnen gemachtigde ter Staten
231
Generaal
terugriepen , omdat hij tot het schrijven van dien brief
zonder last had medegewerkt. BOR , 22 B. , f. 77.
(126)
(127)
BOR , 22 B. , f. 28d.
Met dit al was de Raad van State niet zeer te
vreden over hetgeen er gedaan werd. In de Res. St. Gen.
16 Maart 1587 leest men , dat de Staten Generaal zich
dien dag begaven in de vergadering van den Raad en verzochten , dat die van den Raad van State zouden willen verklaren opentlijk en rondelijk de miscontentementen , die H. Ed.
hebben over de actien van de Heeren Staten zoo in ' t generaal
als in ' t particulier , mits H. Ed. waren onderricht , dat
eenige Heeren van den Rade daarop verscheidelijk hadden gesproken zoo wel in den Raad als daarbuiten , te vreden zijnde
denzelven Heeren van den Rade van alles te geven redenen
van contentement en satisfactie , en dat de Heeren Staten zoo
in ' t generaal als particulier niet anders hebben gedaan , dan
gelijk zij van alle tijden vermocht hebben , om te conserveren
den staat van den lande. Het afscheid is geweest , dat die
van den Raad zich zullen bedenken en den Heeren Staten
van alles rondelijk berichting doen volgende H. Ed. verzoek.
Op den 30sten April 1587 leest men : » De Heeren Staten
verstaan hebbende , dat de Heeren van den Raad van State
waren klachtig gevallen aan den Ambassadeur
dat hen bij de Provincien was onttrokken de
van de penningen tegen de autoriteit van Z.
geresolveerd en goedgevonden den voorz. Heer
van H. Maj .
administratie
Exc. hebben
Ambassadeur
van de gelegenheid der zaken volkomentlijk te doen informeren ; daartoe zijn gecommitteerd uit elke van de contribuerende Provincien een." Bij de onderstelling van de volkomen souverainiteit der Staten Generaal en van de onderdanigheid van LEYCESTER en den Raad als hunne dienaren ,
werd hier al eene wonderlijk vreemde houding aangenomen.
De Heeren Souvereinen begaven zich onderdaniglijk bij húnne
dienaren , om zich over hunne regeringsmaatregelen te verantwoorden !
(128)
Res. Holl. , 24 Juny , 2 , 9 July 1587. KLUIT II , 324.
232
AANTEEKENINGEN
129-138 .
(129)
Men leest dien brief bij KLUIT , III , 441.
(130)
BOR , 22 B. , f. 94d.
BOSSCHA , I , 280.
WAG. VIII , 226 en Bijv.
De schrijver van het Lev. en Bedr. van
Maurits , bl . 4 stelt het voor , als
tocht niet is tegenwoordig geweest.
of MAURITS- bij
dezen
(131 )
(132)
Men leest dat vertoog bij BOR , 23 B. , f. 15 .
Deze acte leze men bij BOR , 23 B. , f. 17.
(133)
Deze brief is te lezen bij BOR , 23 B. , f. 17d.
(134) Het schijnt toch omtrent dezen tijd , wat wij verhaald vinden in het Rapport van onze Gezanten naar Engeland , gedaan ter Staten Generaal op den 8sten November 1589 ,
te lezen in het Dep. boek St. Gen.
Op den 25sten+ October
namelijk had hun de Groot-Admiraal van Engeland CHARLES
HOWARD verklaard , dat hij door affectie tot der landen dienst
tweemaal was overgegaan en devoir had gedaan bij gelegenheid om die twee groote Heeren (LEYCESTER en MAURITS),
tusschen dewelke hij wel merkte geschil te wezen , de een
herwaarts , de ander derwaarts reizende en malkanderen
presentie vermijdende , te vereenigen ; en eens de voorz.
Heeren in ééne kamer bij malkanderen vindende , had hun
gebeden eene eer te mogen gewinnen dezelven te veraccorderen , en zoo veel gedaan te hebben , dat zij malkanderen
vriendelijk omhelsden , de een zoon , de ander vader malkanderen noemende.
(135)
(136)
BOR , 23 B. , f. 18 .
BOR , 23 B. , f. 21a.
(137)
BOR , 23 B. , f. 16b.
( 138)
Reeds van den beginne af had er eene merkbare
verwijdering tusschen HOHENLO en LEYCESTER bestaan , die
van lieverlede door verscheidene voorvallen , waarin zich de
een door den anderen miskend achtte , verergerd en eindelijk
door het verlies van Sluis in volslagen vijandschap was overgegaan. Wij kunnen in dit alles aan LEYCESTER geen ongelijk geven. Vgl. BOR , 21 B. , f. 14c, 77. 23 B. , f. 6.
Hoe het zij , de twist was zoo hoog geloopen , dat de Raad
van State en de Staten Generaal op den 27sten July besloten ,
MAURITS te verzoeken al het mogelijke te doen , dat het geschil wierde bijgelegd , gelijk dan ook deze nog dienzelfden
AANTEEKENINGEN
138-141 .
233
dag verklaarde er reeds zijn werk van gemaakt te hebben .
Res. St. Gen.
(139)
BOR , 23 B. , f. 18d .
KLUIT , II , 328.
BOR , 23 B. , f. 22 .
(140)
gedaan.
En toch hadden de Staten aan LEYCESTER den eed
Vgl. boven aant. 55 .
(141) Res. Raad v. St. 30 Augustus 1587. (Aprèsmidi) . >> Sont comparus les Députés des États de Hollande ; à savoir , le Sieur JAQUES VAN EGMOND , S. de Ken-
nenburg ,
le
Conseiller MENIN ,
Pensionnaire de la ville de
Dordrecht , THOMAS THOMASSEN , Bourguemaître de Harlem ,
HENDRIK AMESON , Bourguemaître de Delft , JACOB ALAERTSEN DE HAES , Bourguemaître de Leyde , CORN . FLORISSEN
VAN TEYLINGEN , Bourguemaître d'Amstelredam , BRUIN WOUTERSEN , Échevin de ter Goude , JAN JASPERSEN , Bourguemaître de Rotterdam , Doctor FREDERIC BOYMER , Conseiller
d'Alemaer ,
Doctor
DIDERIC
HOGERBEETS ,
du
Conseil ou
Vroedschap de Horne : lesquels ont congratulé S. Exc . de
sa venue en cette Province , et déclaré qu'ils exhiboient
par écrit certains articles , lesquels ils avoient été chargés
par leurs principaux remontrer à S. Exc . de bouche.
Surquoi étant interrogués par S. Exc. si ledit écrit étoit
pour affaires d'Hollande en particulier , ou pour ceux qui
concernoient les Provinces Unies en général , répondirent
?
que l'écrit susdit étoit mis sur le nom des États d'Hollande ,
ains qu'ils pensoient que les autres Provinces se vouloient
joindre avec eux en cette requête , commé aucunes l'avoient
déjà fait déclarer.
S. Exc. commanda lire ledit écrit : le-
quel lu , demanda S. Exc. si lesdits Députés étoient commis `spécialement pour attendre la réponse sur icelui , ou
pour besogner à l'assemblée des États Généraux. Et répondirent que aucuns desdits Députés étoient commis à l'assemblée desdits États , et tous en général pour avoir réponse
sur ledit écrit ; lequel S. Exc. déclaroit vouloir faire visiter
par son Conseil , et sur ce donner briève réponse. Lesdits
Députés retirés , fit S. Exc. resumer ledit écrit , et après
délivrer à ceux du Conseil d'État pour le considérer et
rapporter à S. Exc. en quoi il étoit divers au contraire
du contrat fait avec S. Maj . d'Angleterre , de la commission
AANTEEKENINGEN
234
141 .
de S. Exc . , de l'acte de la délation du gouvernement et
autres actes ensuivis."
31 Augustus.
» S.
Exc. ayant mandé Messeigneurs du
Conseil par le Sécrétaire BURCHGRAVE , iceux se sont trouvés
lez icelle en sa chambre : . où que S. dite Exc. a fait proD'autant
poser par le Conseiller BEALE ce qui s'ensuit.
que les Députés des États de Hollande avoient exhibé au
nom
S.
de leurs
Exc.
icelle
S.
principaux le jour
contenant
quelques
d'hier
certain
remonstrances et
Exc . (trouvant ledit écrit
écrit
à
requêtes ,
fort étrange
comme
tendant au déshonneur et disréputation de la Maj . Reginale
d'Angleterre ,
diminution
de
l'autorité
de S.
dite Exc . ,
dommage et totale ruine des Provinces Unies , à cause que
sous couleur de tels débats et doléances , audit écrit déduites , les contributions nécessaires étoient retardées avec
confusion de toutes choses), à ouvertement protesté , que
si quelque inconvénient ou surprinse de la ville d'Arnhem
ou autres survenoit , de vouloir être excusé , et que la
faute sera imputée aux États , déclarant en outre de ne se
vouloir plus mêler du gouvernement à cause des traverses
et difficultés survenant journellement , étant content de
remettre le tout à la disposition des États et s'en excuser
vers S. Maj . sa Maîtresse , requérant bien instamment
d'étre sur ce fait acte. Et en après les Seigneurs du Conseil considérant le poids et importance du fait et qu'y en
dépendoit la conservation ou ruine de tant de belles villes ,
pays et bons sujets , ont prié S. Exc. nonobstant ledit
protêt et bonnes raisons à ce mouvantes , de vouloir laisser
venir l'affaire en communication avec lesdits Députés pour
traiter et voir , si par bons moyens on pourroit les mouvoir au redressement des défauts dudit écrit , en remontrant
à eux bien vivement leur tort inféré à S. Exc. et préjudice
fait à la cause commune par ledit écrit. A quoi S. Exc.
(demeurant toujours ledit protêt en vigueur) a finablement
condescendu , commettant les Seigneurs le Maréchal PELHEM ,
Milord NOORT , Seigneur DE BREDERODE , les Conseillers
KILLEGREY , BEALE , LEONINUS , LOOSEN , VALCKE et DOUBLET ,
pour entrer le même jour après diner en communication
AANTEEKENINGEN
avec lesdits
141 .
Députés touchant ledit écrit ,
235
lequel est
comptoir du Sécretaire HUYGENS. Auxquels Seigneurs Conseillers a été aussi commandé d'incontinent se trouver à
l'assemblée des États Généraux pour avancer les contributions , vivres , munitions de guerre et autres choses nécessaires pour les villes d'Arnhem , Lochem et autres. Ce que
a été fait et rapporté à S. Exc . sur le diner."
(Après-diner). >> Messeigneurs du Conseil se sont trouvés
en présence des Seigneurs PELHEM et Milord NOORT avec
les Députés d'Hollande en la chambre du Conseil : où de la
part de S. Exc. Monsieur la Chancelier de Gueldres LEONINUS a au long remontré les misérables fortunes des Provinces Unies et que par l'aide de Dieu et sérieuse instance
et poursuite de S. Exc. , S. Maj . auroit été émue en notre
plus dangereux état de donner si libéralement le secours ,
et envoyer S. Exc. par deça ; laquelle délaissant son pays ,
parens , biens , états , repos et plaisirs , avoit continuellement
desdits pays .
Et
travaillé pour le bien et conservation
comme icelle S. Exc. pour affaires pregnantes étoit rétourné
en Angleterre , est survenu quelque malentendu , à cause de
quoi les États Généraux avoient écrit lettres en Angleterre bien àpres et piquantes , et que S. Exc. , le tout non
obstant , avoit continué sa bonne affection si avant , qu'elle
étoit derechef retourné en ces pays pour le maintiennement
de la vraie religion et conservation du pays , ayant proposé
certaines
plaintes
et doléances
auxdits
États
du tort et
injure à icelle inféré par lesdites lettres et écrits , mais
avec telle modération qu'elle ne vouloit point insister pour
avoir satisfaction avec retardement des affaires publiques ,
ains demandoit que les contributions et autres choses nécessaires à la guerre seroient avancées , et que son particulier
se traiteroit avec la commodité qui se présentera ; et que
finalement S. Exc. usant de toute bénévolence , s'en avoit
laissé contenter avec une honnête lettre par les États écrite
à S. Maj. et certain écrit par eux exhibé à S. dite Exe .
Aquoi accontenant oblivion de toutes choses passées.
quiescant S. Exc. s'en étoit transporté en cette ville de
Dordrecht , attendant que les États Généraux , suivant leur
?
236
AANTEEKENINGEN
141 .
résolution et promesse faite à Middelburg, se trouveroient
incontinent aussi ici avec provision d'argent et autres choses
nécessaires à la guerre , étant déjà passés environ quatorze
jours que S. Exc. avoit attendu lesdits États en grande
dévotion , dont aucuns Députés des Provinces seulement
sont arrivés le 28 de ce mois d'Août , et en lieu du fournissement des choses nécessaires ont lesdits Députés d'Hollande exhibé ledit écrit pour renouveller les précédentes
malentendus tant au regard du passé que de l'avenir , chose
contraire à ladite oblivion et tendante directement à la plus
grande dissension , empêchement de la direction de la guerre ,
et mécontentement de S. Maj . et S. Exc .; étant le contenu dudit
écrit fort vague et incertain sans spécifier particularités :
les requérant partant de vouloir redresser ledit écrit et
donner satisfaction à S. Exc. ou bien spécifier les particularités pour y en repondre : leur déclarant ouvertement le
mécontement que S. Exc. recevoit , le protêt et intention
d'icelle de vouloir quiter le tout , en cas qu'elle ne seroit
maintenue en l'autorité à lui déférée , en laquelle les États
Généraux mêmes l'avoient mise. Surquoi lesdits Députés
d'Hollande se sont retirés à part , et après qu'ils avoient
communiqué entre eux ,
sont retournés ,
déclarant
d'être
marri
que S. Exc. se fâchoit dudit écrit , à cause que la
coûtume du pays étoit de librement parler à leurs Princes
et Gouverneurs , et que le contenu dudit écrit n'étoit loi
ains seulement requête , laquelle on pourroit refuser (1) .
Surquoi fut dit , que comme les États parlèrent librement ,
S. Exc. vouloit aussi parler rondement et leur bien ouvertement déclarer qu'en cas que l'autorité ne demeuroit à
S. Exc. comme elle avoit été premierement déférée avec la
disposition des finances et contributions , que S. Exc. étoit
d'intention de le tout quiter et retourner en Angleterre.
Et pour accommoder le tout , sont les parties entrées en
ultérieure communication , lisant le contenu dudit ecrit et
conférant chacun article si avant que , après que l'une
partie commencoit mieux
entendre l'autre
finablement fut
(1 ) Zoo onderdanig spreken die souvereine Heeren !
141-150.
AANTEEKENINGEN
237
conclu , que de la part de S. Exc. seront faites quelques
notes en conformité de ladite communication , et que les
Députés d'Hollande prendroient peine d'accommoder le tout
et donner satisfaction à S. Exc. Desquelles notes , comme
elles furent signées par S. Exc.
et envoyées par les Con-
seillers VALCKE et MENIN vers les États d'Hollande , la copie
est au comptoir de Sécretaire HUYGENS ."
(142)
BOR , 23 B. , f. 22d.
(143)
(144 )
Res. Holl . 4 Sept. 1587 , bl. 243 , KLUIT II , 342.
BOR 23 B. , f. 34b .
(145) KLUIT II , 343. Volgens Res . Holl. , 6 Sept. 1587
had LEYCESTER dit en meer aan de Hollandsche Gedeputeerden , voor wien de Heer VAN NYVELT , Pensionaris van
Delft , het woord gevoerd had , in grammen moede geantwoord , maar ook eindelijk begeerd , dat men zijne propoosten anders niet zoude verstaan , dan als geëxcedeerd zijnde
uit den nood . Hieromtrent lezen wij in Res. Raad v. St.
6 Sept. , na de voorstelling van het gedane verzoek dier
Gedeputeerden en het antwoord van LEYCESTER
» Et ledit
Pensionnaire (NYVELT) insistant plus que ne lui convenoit
bonnement , S. dite Exc. à brièvement répondu en bonnes
paroles ,
dont ledit Pensionnaire supplie S. Exc. pardonner
si quelque chose étoit dit ou fait qui pourroit déplaire à
icelle. Et S. dite Exc. pareillement faisant honorable réponse , lui dit qu'il désiroit le même en cas qu'il eut parlé
plus chaudement que de coûtume.
Et ainsi ont 1 lesdits
Députés prins congé et se sont partis de S. dite Exc ."
(146)
BOR , 22 B. , f. 46d .
(147)
Zoo wil WAG. VIII , 208.
KLUIT II , 280-313. BILD. VII , 140 , 263 .
(149) Men leest dat vertoog bij BOR 23 B. , f. 26. De
begeleidende brieven aan Delft , Leiden en Rotterdam hielden ,
(148)
aan Burgemeesters , Schepenen , Vroedschappen en Dekens van
de Gilden. Die aan Amsterdam en Alkmaar , aan Burgemeesters , Schepenen , Vroedschappen , Burgerhopluiden , en aan
Amsterdam , mede aan de Collonellen . Zie KLUIT II , 364.
"
BOR 23 B. , f. 28.
(150)
Op den 6den
September
ontbood
LEYCESTER
de
238
AANTEEKENINGEN
150-158 .
Staten Generaal bij zich in den Raad en deed hun dat vertoog voorlezen .
In Res. Raad v. St. leest men , na de
vermelding hiervan :
>> Surquoi lesdits États ont bienhumblement remercié S. Exc. de la bonne remontrance et
du grand soin qu'elle porte à la cause commune , ce qu'ils
sont prets de reconnoitre par tous leurs moyens possibles ,
priant de leur être communiqué copie de la dite remontrance ,
espérant de donner sur icelle telle réponse , que S. Exc. de
ce en aura bon contentement ; prenant ainsi congé de S.
dite Exc ."
De Staten Generaal bestonden toen slechts uit
de Heeren CAPELLE , AERNHEM , MENIN , BOYMER , DOMPTZELAER , KAMMINGA , en toonden waarlijk geene hooge gedachten van hunne gewaande souverainiteit te koesteren. Het
vertoog werd hun den volgenden dag overgeleverd .
Van
eenig antwoord vindt men niet gemeld ; maar uit Res . St.
Gen. en Raad v . St. 8 Sept. blijkt , dat LEYCESTER op het
ernstig aanhouden der Staten Generaal uit het vertoog de
namen van MAURITS en HOHENLO geschrapt heeft. Ondertusschen vinden wij er toch van HOHENLO in gesproken.
(151 )
Men leest dit antwoord bij BOR , 23 B. ,
f. 31c.
Opmerkelijk is het verhaal van de bijeenkomst en het onderling gesprek van de afgevaardigden der Hoven met LEYCESTER in den Raad van State , te lezen in Res . Raad v. St. ,
10 Sept. 1587. Wij lezen onder anderen van die afgevaardigden : » disant souventes fois par mine de tristesse qu'ils
étoient marris de ces malentendus ; qu'ils n'étoient nullement
venus pour excuser les procédures des États ; qu'aussi ils ne
les trouvoient pas bonnes , mais qu'ils étoient prêts de
s'employer humblement au service de S. Exc. et pour assoupir et terminer ces différends."
(152)
BOR , 23 B. , f. 36c.
(153)
BOR , 23 B. , f. 37b.
(154)
(155)
KLUIT
• , II , 364 .
BOR , 23 B. , f. 38.
(156)
BOR , Bijvoegs. achter 27 B. , f. 31 .
(157) Men leest die eedsformulieren
boek II , 267.
(158)
in het Gr. Plac,
Zie deze stukken bij BOR , 23 B. , f. 50c- 57d .
AANTEEKENINGEN
159-161 .
239 .
(159)
KLUIT II , 378.
(160)
(161)
Van dit vertoog hebben wij reeds gesproken bl. 39 .
Zie KLUIT II , 387 , 541 , bilderd. VII , 153. Deze
drie stukken waren door LEYCESTER in handen van den
Raad van State gesteld , om ze te onderzoeken. In Res.
Raad v. St. leest men :
13 Nov. 1587.
>> D'autant que
S.
Exc.
est
résolu de
partir demain avec le marée vers Berges sur le Zoom et
Flessingue , pour y mettre ordre nécessaire , Messieurs du
Conseil ont trouvé bon de remontrer encore à S. dite Exc.
devant le partement d'icelle , le poids et importance du fait
à l'endroit des remontrances et écrits faits par les États
d'Hollande , et les différends et malentendus survenus entre
icelle et iceux États , et comme S. Exc. a autorisé Messieurs
du Conseil pour de ce entrer en communication avec les
États d'Hollande , de demander , si icelle ne trouve bon
qu'on demande sincèrement aux États tant Généraux que
d'Hollande les raisons et causes des différends qu'ils prétendoient sur S. Exc. et si le bon plaisir d'icelle ne soit
de déclarer ouvertement à Messieurs du Conseil le même ,
et s'il n'entendoit que le Sr. Comte MAURICE de Nassau soit
présent à ladite communication."
(Après -diner).
>> Est resolu de partir demain avec
la
marée tout direct à la Haye , et en passant par Delft , d'y
parler avec Messieurs des États d'Hollande y assemblés , leur
donnant à entendre que le Conseil d'État est commis de la
part de S.
Exc. pour entrer en communication avec eux
sur les écrits et remontrances exhibées à S. Exc. et que
lesdits États y veulent penser et avertir Messieurs du Conseil
du temps , quand ils ou aucuns députés de leur part voudront vaquer et entendre à ladite communication : et que
cependant lesdits Seigneurs du Conseil commenceront à la
Haye d'aviser et résoudre ce qu'ils trouveront le plus convenir de remontrer auxdits États , afin et sur le sujet que
dessus , postposant toutes choses particulières pour murement et effectuellement procéder à la communication susdite."
17 Nov. >> Comme Messieurs du Conseil d'État ce soir
ont parachevé leur besogne faite sur les trois écrits
des
240
AANTEEKENINGEN
161 ·
États d'Hollande et tout ce qui y dépend ,
est mis en
délibération l'importance et poids de cette matière , comme
concernant la grandeur
de
S.
Exc. ,
de S. Maj . et respect et l'autorité
même grandement l'état des Pays-Unis : et
suivant ce trouvé bon et très-nécessaire , qu'à ladite communication soit procédé avec toute sincérité et diligence , et .
usé de providence ; et que par ce il conviendra que premièrement soit mis par écrit la proposition qui se fera en cet
endroit aux États d'Hollande. A quelle fin sont autorisés
les Conseillers LEONINUS et VALCKE , et est résolu que pour
les raisons susdites tous les Sieurs du Conseil se trouveront
à Delft pour faire ladite proposition."
་ De besogne hierover heeft op den 19den November plaats
gehad . Vergel. Res . Holl.
Res. Raad v. St. 24 Nov. 1587. >>> Comme Messieurs
du Conseil ont reçu ce matin diverses lettres de S. Exc.
contenantes
plusieurs
points
et
articles
et entre
autres
qu'elle désire savoir ce que déjà est besogné à l'endroit
de la communication sur les trois écrits des États d'Hol
lande
et ce
qu'y dépend , on a bien près mis en mûre
delibération cette matière ,
et
résolu
que
les
Seigneurs
BARDESEN et VALCKE se transporteront incontinent autre fois
à Delft vers Messieurs les États d'Hollande , et représentéront à
iceux ,
comment ceux du Conseil d'État ont reçu
leurs lettres avec les écrits y joints , et que suivant le
contenu desdites lettres ils ont visité lesdits écrits et rapporté le tout à S. Exc. avec telles remontrances , par lesquelles S. Exc. a été émue de condescendre à une amiable
communication , pour assoupir toutes différences , autorisant
lesdits du Conseil d'entrer en la communication susdite ,
comme icelle encore par ses lettres a rechargé ceux dudit
•
1Conseil. Et comme pour leur acquit ils ont Jeudi dernier
requis et prié lesdits États de vouloir venir et entrer en
ladite communication , ce que aussi depuis , à savoir Samedi
dernier , les Seigneurs BARDESEN et TEYLINCK en ont fait
itérative instance , sans en avoir jusques ores entendu l'intention desdits États , nonobstant qu'ils avoient promis de ré
soudre et envoyer leur reponse , se trouvent en perplexité,
AANTEEKENINGEN
161 .
241
ne sachant comment en répondre à S. dite Exc. A raison
de quoi ils ont député lesdits Seigneurs BARDESEN et VALCKE ,
pour derechef se trouver vers lesdits États d'Hollande et
les requérir
et prier bien
instamment de vouloir condes-
cendre et sans ultérieur délai procéder à ladite communication pour assoupir les différends et malentendus qui y
sont , et eviter l'extrême ruine des pays qui autrement est
apparent : déclarant que en cas de refus ou ultérieur délai
lesdits du Conseil ne savent comment en répondre à Dieu ,
S. Maj . S. Exc. et les pauvres sujets qui auront à patir ,
et qu'ils seront contraints de s'en décharger vers Messieurs
les États Généraux , comme n'ayant moyen de continuer
leur état et office avec tel fruit , comme l'état du pauvre
pays requiert : délaissant
États d'Hollande et
conséquemment à Messieurs
autres d'établir tel
es
gouvernement et
mettre tel ordre , comme ils trouveront pour leur plus grande
assurance convenir : déclarant que si le malentendu passe
plus outre , qu'ils désirent être excusés des maux et inconvénients qui y pourront advenir."
Op den 25sten November deden
in
de Staten
Res.
BARDESIUS
en
VALCKE
van
Holland hunne propositie , te lezen in
Raad v. St.
De Staten machtigden daarop eenigen
uit hun midden , om met den Raad in gesprek te treden.
Dit schreef de Raad aan LEYCESTER op den 26sten November ,
en den volgenden dag had de bijeenkomst plaats.
Hier-
omtrent lezen wij :
>> Comme suivant les lettres écrites
Conseil aux États
d'Hollande ,
par Messieurs
du
quelques députés de leur
assemblée , à savoir le Sieur DE MATTENESSE , l'Avocat de
Hollande BARNEVELD , N. PAULI , Pensionnaire de Dordrecht ,
GERRIT WILLEMSEN , Échevin de Harlem , CORNEILLE LAMBERTSSEN VAN DER WEL , Bourguemaître de Delft , PAUL
vos , Pensionnaire de Leyde , Docteur NICASIUS DE SILLE ,
Pensionnaire d'Amstelredam , Sieur WERENSTEIN , Pensionnaire
de Gornichem , et N. Bourguemaître d'Enkhuizen , sont
comparus au Conseil , a été proposé par le Chancelier LEONINUS au nom dudit Conseil bien au long le grand danger
et péril qui
est apparent en cas que le malentendu et
16
I
1
242
AANTEEKENINGEN
161 .
les diffidences avec tout ce qui dépend entre S.
Exc.
et
lesdits
États ne seroient bientôt assoupis : les requérant
et priant pourtant très-instamment de vouloir condescendre
à toutes choses raisonnables à ce nécessaires , tant pour
conserver la bonne grâce de S. Maj . d'Angleterre et affection de S. Exc. que pour prévenir auxdits dangers et procéder conjunctement avec bonne correspondance à ce que
pourra tendre à la conservation du pays et résistance de
l'ennemi commun : les remerciant à cette occasion de leur
comparition , et requérant de vouloir ouvertement et sincèrement proposer leur doléance et raisons des diffidences
qu'ils ont , comme ceux du Conseil feront aussi librement de
la part de S. dite Exc. pour , étant le tout découvert , pouvoir
tant plus surement remédier à tout et procéder avec fruit
et par effet en la communication . Lesdits députés d'Hollande ont répondu aussi bien amplement , à quelle fin ils
étoient venus et commis de leurs principaux pour entrer
en icelle communication , non pas pour résoudre absolument , mais pour commencer l'affaire et d'en faire rapport ,
et que leurs principaux ne désirent rien plus que de conserver
la bonne grâce de S. Maj . et affection de S. Exc . , bien
sachant que sans aide et secours de S. dite Maj . , ils ne se
peuvent bonnement soûtenir , et que partant ils désiroient
entendre devant toutes choses les doléances de S. Exc . et
les raisons des diffidences pour y donner satisfaction : re-
"
quérant avoir copie de l'autorisation donnée par S. Exc. à
Messieurs du Conseil sur cette affaire. Surquoi devant entrer
en communication , Messieurs du Conseil ont exhibé ladite
autorisation et quant
et quant à eux fait lecture et leur
donné copie. Laquelle lesdits députés trouvant être dépêchée seulement pour communiquer et rapporter à S. Exc.
sans pouvoir conclure , ont déclaré que de leurs principaux
ils n'avoient autre charge , sinon de communiquer amiablement avec Messieurs de cette table sans préjudice et sous
le bon plaisir de leurs principaux. Quoi ensuivant ladite
communication a été commencée et continuée tout ce jour
d'hui."
Den 28sten November is deze onderhandeling voortgezet ,
AANTEEKENINGEN
161-164.
243
als wanneer de Staten van Holland er op stonden , dat de
Staten Generaal er bij geroepen zouden worden , omdat de
verschillen den staat van het gantsche land raakten . De
Raad was hiertegen : en de Staten verklaarden eindelijk te
vreden te zijn over de verschillen in gesprek te komen.
(162) Zie BOR , 23 B. , f. 50b. De Raad van State bracht
op den 13den October collegialiter deze klacht in bij de Staten
Generaal , die op den 15den October antwoordeden van dit
een en ander niet af te weten en het ook niet te gelooven , maar er naar te zullen vernemen . Op den 16den October verscheen HOHENLO zelf in de Staten Generaal en verklaarde met sterke betuigingen , dat alles onwaarachtig was.
Res. St. Gen.
(163)
Vgl . bov. aant. 45 , bl . 183 .
(164) Zie BOR , 23 B. , f. 63d -72c. De medeplichtigen
hebben zich in hunne verdediging op het voorweten en de
goedkeuring van LEYCESTER beroepen.
Misschien wel heeft
op dezen of dergelijken aanslag gedoeld de brief van LEYCESTER , waarvan men leest in het navolgende :
Res. Raad v. St. 4 October 1587.
» Rien n'a été besogné
ce jour d'hui : seulement sont venues quelques lettres de
S. Exc. , contenantes choses de grande importance , sur lesquelles sera par la grâce de Dieu résolu demain.”
5 October. » La lettre qui a été apportée hier de S. Exc .
contient
choses grandes et de très grande et sérieuse conséquence , et est icelle ès mains du Secret. HUYGENS : sur le
contenu de laquelle est après longue délibération résolu que
le Conseiller VALCKE ira trouver S. Exc. et l'informer des
occasions qui ont mu le Conseil de ne faire ce que S. Exc.
a écrit par icelle : dont ledit Sieur VALCKE dressera luimême son instruction."
De ontdekking van den Leidschen aanslag schijnt geschied
te zijn op den 15den October.
16 October. >> Le Conseiller KILLEGREW revenant de S. Exc.
remontre de la part d'icelle avoir entendu , qu'en la ville
de Leyde est advenue certaine altération , comme ayant le
magistrat illec fait saisir et emprisonner aucuns citoyens
et autres demeurants étant du Consistoire , et ce à cause
16*
244
AANTEEKENINGEN
164.
qu'ils ont voulu maintenir et favoriser le respect et autorité
de S. Maj . et de S. Exc. et qu'ils sont d'intention de procéder outre vigoureusement et en hâte contre lesdits citoyens
et inhabitants : de quoi
S. Exc. se trouvant fort ébahi et
triste , a enchargé ledit Conseiller KILLEGREW d'en faire
remontrance en ce Conseil et déclarer que l'intention de
S. dite Exc. est que Messieurs du Conseil s'enquêtent et
s'informent bien près de l'occasion dudit emprisonnement ,
et les circonstances du fait ; exhibant à celle fin
certain
projet de ce qu'on pourroit écrire audit Magistrat . Sur
quoi est trouvé bon de faire venir en ce Conseil le Pensionnaire de Leyde , étant ici , pour par lui entendre ce
qu'il en est. Lequel dit que le Magistrat de ladite ville
pour cet effet a envoyé vers ceux d'Hollande un des
Bourguemaîtres duquel il n'a entendu autre chose , sinon
que quelques-uns sont mis en prison , sans toutefois savoir
l'occasion pourquoi , excepté qu'ils avoient requis un bourgeois nommé SCHOT , ayant été autrefois commissaire , de
vouloir tenir la bonne main , afin que ceux de Leyde
s'ayent à déclarer , comme ont fait ceux d'Amsterdam , Rotterdam et
Delft , et que ledit Magistrat a fait dire aux
Capitaines y étant en garnison , qu'ils ne veuillent rien attenter au préjudice de la grandeur et réputation de S. Maj.
et autorité de S. Exc. et qu'il ne doûte que le Magistrat
ne procédera en cet endroit que de raison et droit.
quoi
étant sorti ledit
Pensionnaire , et
Sur-
après tenu mûre
délibération , est trouvé nécessaire d'être bien près informé
de ce fait , et pour cet effet écrire audit Magistrat en conformité dudit projet , et qu'ils usent en cette affaire de
modération , advertissant à Messieurs du Conseil la vérité
du fait avec les circonstances y dépendantes , et que cependant n'usent aucune précipitation à l'endroit desdits prisonniers."
Op den 18den October gaf de Pensionaris van Leiden aan
den Raad eenen brief van de Regering dier stad over , houdende een verhaal van het gebeurde ; en werd door den
Raad besloten dien brief naar LEYCESTER te zenden.
24 October. » Sur ce que S. Exc. par sa lettre , reçue
AANTEEKENINGEN
hier ,
164.
245
mande de trouver mauvais et fort étrange que ceux
de Leyde se prennent à eux la connoissance et judicature
du Colonel COSMOS PESCARENGIS y prisonnier , et même que
S. Exc. écrit par menaces , que s'ils n'envoyent ledit cosmos
vers lui qu'il s'en prendra à tous bourgeois de Leyde ; est
résolu que sera écrit à ceux de Leyde , que depuis qu'on
leur a écrit encore touchant ledit COSMOS , S. Exc. écrit
présentement le même bien instamment , et que partant
ils ne laissent de renvoyer ledit COSMOS vers S. Exc. ,
pour éviter grands inconvénients. Et sera écrit à S. Exc.
de ce devoir et quant et quant prié qu'il lui plaise de ne
faire procéder contre les bourgeois et habitants de Leyde , en
égard aux grands inconvénients qui en pourroient arriver à
la cause commune."
26 October. >> Comme Messieurs du Conseil avoient requis
les Sieurs DE BREDERODE et LEONINUS de se trouver vers le
Sieur Comte MAURICE de Nassau etc. pour le requérir et
prier de vouloir en considération du misérable état du pays
faire tous bons services pour assoupir le différent entre les
Sieurs États Généraux et S. Exc . et intercéder vers ceux de
Leyde de procéder avec modération contre les prisonniers
illec et surcheoir leur sentence jusques à ce que les informations seront vues : lesdits Sieurs se sont transportés lez
vers le Sieur Comte et rapporté d'en avoir à icelui fait
ample remontrance ; ce qu'il avoit prins de bonne part, et
promis de se vouloir employer en toute diligence tant vers
S. Exc. qu' États susdits pour moyenner et assoupir ledit
différent , et que déjà le jour d'hier à Leyde S. Seigneurie
a intercédé pour lesdits prisonniers , et qu'encore il avoit
écrit ce matin à ceux de Leyde pour ledit Sieur DE MAULDE
et qu'il feroit très-volontiers ultérieure intercession et instance.
Et est outre ce résolu par Messieurs du Conseil d'écrire
derechef à ceux du dit Leyde , qu'en cette affaire ils veuillent
tellement procéder avec bonne discrétion et modération , afin
que par eux l'autorité de S. Exc. ne soit violée et que tous
dangers et inconvénients soient evités , et qu'ils fassent
advertence à S. Exc. en ce Conseil ce qu'ils sont d'intention
de faire en cet endroit , et ce pour les raisons plus ample-
246
AANTEEKENINGEN
164-168 .
ment déduites en la minute , étant au comptoir du Secret.
LANGE ."
Dan op dezen
zelfden dag werd het doodvonnis
uitgevoerd.
2 November te Alkmaar.
reeds
» Le Docteur SARAVIA , Professeur
en la Theologie à Leyde , se vient justifier de bouche et par
écrit de ce que il seroit tenu coupable de ce qu'est passé
à Leyde avec le Capitaine MAUSOER ( 1 ) , COSMO et autres.
Surquoi est résolu , que ladite rémontrance par trois diverses
lettres sera envoyée à Monsieur le Comte MAURICE , les États
d'Hollande et le Magistrat de Leyde , afin qu'ils peuvent voir
et entendre par là sa justification , et d'autant qu'il dit être
d'intention de démontrer encore plus amplement son innocence , qu'ils veulent cependant tenir en état et surchéance
ce que puis naguères audit Leyde a été décrété contre lui. "
COLLOT D'ESCURY Holl. Roem , II D. Aant. bl. 180 moge
oordeelen , dat niemand , die zich in die tijden verplaatst, het
voorzitten der gestrengheid ter zake dezer muiterij met reden
zal kunnen wraken ; naar ons oordeel heeft te recht TYDEMAN
op BILDERD. , VII , 270 deze terechtstelling eenen justitiemoord
in den volsten zin genoemd.
(165) BOR , 23 B. , f. 46d, 47b, 73a.
(166) BOR , 23 B. , f. 97. Hij had echter op den 2den
December in den Raad van State door den Raadsheer KILLEGREY
doen verklaren , qu'il ne parte point par quelque mécontentement ou rancueur, mais pour le commandement de S. Maj.
qui l'a remandé pour les affaires troublées en Angleterre.
Res. Raad v. St.
(167) BOR , 23 B. , f. 90.
Zie
Deze brief is eerst den 2den
December aan de Staten Generaal overgeleverd door den
Ambassadeur HERBERT . Res. St. Gen.
(168) Bij BOR , 23 B. , f. 99a, waar men den eed aantreft,
leest men 13 January. Maar toen was de eed gearresteerd.
WILLUGBY had zijne commissie van LEYCESTER en vertoonde
haar op den 6den January in den Raad van State , dewelke
haar toezond aan de Staten Generaal.
(1) Dus lees ik : denkelijk moet het zijn MAULDE.
AANTEEKENINGEN
Res. Raad v. St. 12 January 1588.
168 .
247
>>> Le Conseil mandé
à Delft et conférant aux États Généraux , iceux déclarent
avoir mandé le Conseil pour remontrer deux points : - > et
pour le commandement touchant les forces de S. Maj . qu'ils
ont visité la commission du Baron DE WILLUGBY donnée
par S. Exc. en son privé nom , qu'ils y trouvent difficulté en
aucuns points.
Et demandent aussi serieusement , si le Con-
seil ou aucuns d'icelui ou leurs officiers ne sachent quelque
secrete commission ou instruction ou ordonnance ou disposition de S. Exc.
qu'on le vouloit déclarer, afin qu'on ne
tombât aux
Conseil
inconvénients mêmes 1 de l'année passée. Le
répond :
et touchant de quelque ordonnance
secrete , déclarent tous et chacun d'eux qu'ils n'en savent
nulles : et quant aux difficultés en la commission du Sieur
WILLUGBY , que leur avis seroit qu'icelles
procèdent plutôt
de l'ignorance du Secrétaire qui l'a depêchée , et qu'ils seroient d'avis que ladite commission fut retenue en vigueur et
sermenté par ledit WILLUGBY , et que les fautes se pourront
ci-après redresser , soit en la attendant de S. Maj . ou autrement. "
Res. St. Gen. 12 January.
» Mijne Heeren Staten Gene-
raal der Vereen . Ned . Provincien , gehoord het voorz. advies
van
de Heeren van den Raad van State , en ' t zelve wel
geëxamineerd en overwogen , hebben de voorz. Heeren van den
Rade daaraf bedankt , en na wijdere communicatie en deliberatie den voorz . Heeren verklaard , dat H. Ed . uit krachte
van de voorz. commissie van Z.. Exc . van den 13 December
11. niet verstaan noch kunnen den voorz. Baron van
WILLUGBY in ' t commandement als Luitenant of Gouverneur
over het secours van H. Maj . admitteren , als
strijdende
dezelve commissie directelijk tegen den teneur van het tractaat met H. Maj . gemaakt : dat H. Ed . niettemin , om deze
zaak ten beste te accommoderen en te dirigeren ten dienste
van de voorz. H. Maj . en van deze landen en het secours
niet geheellijk te ontblooten van behoorlijk gebied en
overhoofd , daaruit meerder inconvenienten en zwarigheden
zouden komen te ontstaan , goedvinden daarin te nemen en
gebruiken eenen
middelweg ,
en mitsdien zijn
te vreden ,
248
AANTEEKENINGEN
168-170 .
zonder prejudicie van het voorz. tractaat met H. Maj . gemaakt , op het schrijven en de advertentien bij Z. Exc.
gedaan in zijne voorz. brieven van den 26sten November 11.
dat de voorz. Baanderheere VAN WILLUGBY , bij H. Maj . als
Luitenant van haar secours zoude zijn gecommitteerd en
gecontinueerd , Z. Ed. op dezelve advertentie in ' t voorz.
commandement te admitteren . Tot welken einde de Heeren
van den Rade van State worden verzocht te concipiëren den
eed in conformité van het voorz. tractaat met H. Maj . gemaakt ; denwelken Z. Ed . zal doen aan de Heeren Staten
Generaal ; wel verstaande dat Z. Ed. binnen zes weken of
ten langste binnen twee maanden daarna aan de Heeren
Staten zal exhiberen de
commissie , die hij in de voorz.
qualiteit zal hebben van H. Maj . , daarmede ' t voorz. tractaat
en de autoriteit van H. Maj . worde gemainteneerd . Dies
verklaren die van Utrecht op deze zake , als wezende van
importantie ,
niet te mogen doen dan op adveu van heure
principalen ,
mogende
niettemin
lijden ,
dat
bij
provisie
gevolgd worde de middelweg alhier beraamd , mits dat zulks
niet prejudiciëre den tractate van Engeland noch de commissie van Z. Exc . zoo
gegeven."
De Raad
bij H. Maj . als deze landen hem
heeft hierop . een eedsformulier ontworpen , het-
welk na eene kleine verandering door de Staten Generaal
is goedgekeurd en aan' WILLUGBY • op den 14den January is
medegedeeld , die vervolgens op den 16den January verklaard
heeft daarmede vergenoegd te zijn en den eed te willen
afleggen , zoo als hij toen ook gedaan heeft . Op den 11den
Maart heeft hij zijne commissie , van de Koningin ontvangen , ter Staten Generaal overgeleverd . Zie Res. St. Gen.
en Raad v. St.
(169)
Verkeerdelijk schrijft KLUIT II , 413 , den 19den Fe-
bruary.
(170) BOR . 24 B. , f. 65a. Verkeerdelijk schrijft BOSSCHA ,
Neerl. Held. , I , 280 , dat MAURITS op den 6den February 1588 ,
tot Gouverneur Generaal benoemd is . Blijkbaar heeft hij
hier bij vergissing het oog op de acte van den 6den February 1587 met hare verkeerde opvatting door van METEREN
AANTEEKENINGEN
en anderen , waarvan zie bov.
249
170-171 .
aant. 105.
In de Res. St.
Gen. 5 Feb. na de vermelding van het medegedeelde besluit
leest men : >> Dies hebben de Gedeputeerden van Gelderland
en Utrecht verklaard , dat zij
hierop niet zijn gelast , en
daarom daarin niet anders kunnen consenteren dan alleenlijk
op adveu van heure respective principalen. "
(171) Res. St. Gen. 18 Febr. 1588. >> Is goedgevonden
geordonneerd , dat de opschriften van de brieven aan
den Raad van State zullen voortaan houden , Aan den Raad
van State der Geun. Ned. Provincien , zonder meer. Dies
en
verklaart de Gedeputeerde van Utrecht niet gelast te
eenige verandering toe te laten."
Daar de diensttijd van den Raad op den
zijn
den February
verstreken geweest was , zoo had dezelve zijn ontslag verzocht en niet dan op dringend aanhouden der Staten kunnen
bewogen worden om den dienst nog voor eene maand voort
te zetten , doch op den ouden voet en in den naam van
LEYCESTER. BOR , 24 B. , f. 65. Van hier dat de missiven
van den Raad steeds den naam van LEYCESTER als Gouverneur Generaal aan het hoofd voerden. BOR , 24 B. , f. 31 , 32.
Res. Raad v. St. 7 Maart 1588. >> Comme les Sieurs
États Généraux ont répondu le 5e de ce mois sur les lettres
de Messieurs du Conseil du 4e, par lesquelles ils leur ont
insinué l'expiration du temps de la continuation de ce Conseil , et que lesdits Sieurs États requièrent bien instamment
par lesdites leurs lettres , que les Sieurs du Conseils veuillent
encore continuer au gouvernement sur la résolution par eux
prinse le 5
de Février dernier ,
comme plus amplement
contiennent icelles lettres : Messieurs du Conseil , ayant été
convoqués ce jour d'hui , ont prins en mûre délibération cette
affaire , le trouvant en communication de telle importance ,
qu'il doit être bien pesé , et ainsi advisé ensemble et chacun
à part soi ; qu'ils ne sont qualifiés , pour n'avoir autre autorisation de leurs principaux , de continuer plus en leur service
en ce Conseil sur ladite résolution et ce pour diverses
émergeantes raisons par eux émues.
Ce qu'ils ont résolu
de remontrer demain bien vivement auxdits Sieurs États :
toutefois que premièrement cette résolution demain sera
250
AANTEEKENINGEN
171 .
réïterée en la présence du Conseiller BARDESEN maintenant
absent."
8 Maart.
>> Etant resumé l'affaire de la continuation du
Conseil ensemble la communication et résolution qui a été
tenue et prinse le jour d'hier , et ouï les raisons et diffi—
cultés par le Conseiller BARDESEN alléguées , bien conformes
à celles des autres Sieurs du Conseil ; est autrefois résolu
de remontrer aux* Sieurs États , que les Sieurs du Conseil
ne pourroient plus servir sur leur résolution du 5º de Février
dernier.
Et se sont à cet effet trouvés en l'assemblée desle Chancelier LEONINUS a été
dits Sieurs États , où par
faite la proposition à ce servante , dont s'ensuit le verbal
par lui conçu (1) :
» Mijne Heeren , Wij hebben ontvangen UE. missive in
>> date den 5den dezer , daarbij dezelve ons de eere doen en
>> verzoeken te willen continueren de regering op den
>> naam van de Generaliteit : daarin wij , niettegenstaande
>> onzen goeden wil en trouwhartigheid ten dienst en wel>> varen van de landen uit merkelijke oorzaken ons bekom» merd en bezwaard vinden .
Want nademaal wij bij Z. Exc .
>> gekozen en aangenomen zijn en aan denzelven ons bij
>> eede verplicht hebben als Gouverneur Generaal , gelijk ook
» alle particuliere Gouverneurs , Raden , Magistraten , Capi» teinen , Krijgsluiden en Officieren , neffens de Staten van
» de landen denzelven alsnog verplicht zijn ; zoo dunkt ons
» bezwaarlijk denzelven plicht te verlaten en op eenen an>> deren vorm en manier de regering te continueren , ZOO
>> lang Z. Exc. het gouvernement niet verlaten heeft noch
>> ook bij de Provincien afgedankt is , noch eenige adverten>> tie van verandering aan
H. Maj . gedaan ,
zonderling in
» deze zorgelijke conjuncture en verloop van zaken , daar» door wij beduchten ,
dat
door dusdanige onverzienlijke
>> verandering in respecte van Engeland en H. Maj. bij di>> verse rapporten meerder bitterheid gemaakt , en in res» pecte van de Geun . Provincien de jegenwoordige jalousien
(1) Reeds op den 22sten February had de Raad eene dergelijke verklaring ter Staten Generaal ingediend. Res. St. Gen.
AANTEEKENINGEN
171 .
251
>> en dissensien vermeerderd zullen worden tot blijdschap en
>> voordeel van den vijand , achterdeel en meerder scheuring
>> van steden en landen . Wij considereren , dat , nademaal
» de tijd van de continuatie van onze bediening geëxpireerd
>> is , dat wij , zonder reprinse of schande te behalen , mo» gen afgaan en onzen staat verlaten , maar zien niet , hoe wij
>> met eere zouden kunnen continueren , verlatende den naam
» van Z. Exc . gedurende het gouvernement van den welken
>> wij ingesteld en aangenomen zijn geweest , aleer Z. Exc.
>> in behoorlijke manier afgedankt en verlaten is , met ver>> andering van eede van alle de Gouverneurs , Raden , Ma>> gistraten en Officiers : 't welk te bezorgen staat dat dezer
>> tijd en zonder voorgaande beslichting van de inlandsche
>> twisten en beter accoord van de Provincien , perikel zoude
>> mogen hebben. Biddende daarom , UE. believen de zake
>> grondelijk te overwegen , en zoo verre UE. zulks goed>> vinden de regering te laten continueren bij degenen , die
>> van ons daartoe zullen kunnen verstaan , of anderen te
>> committeren op den voorgaanden voet , immers ter tijd
>> en wijle toe dat Z. Exc. het gouvernement verlate of af>> gedankt zij , of dat daar anders in voorzien zij bij com>> municatie met H. Maj . dewelke , al ware het dat Z. Exc.
>> niet begeerde weder te komen of H. Maj . zulks niet oor>> baarlijk dochte , zoude nochtans , zoo te bezorgen staat ,
>> zulke onverzienlijke verandering als schandaleus kwalijk
>> nemen uit hare eigene zinnelijkheid of persuasien van an>> deren ; te meer aangezien dat men van dage te dage ver>> hoopt te verstaan nadere verklaring van H. Maj . op de
>> continuatie van den oorlog en orde van regering , die
>> noodelijk is bij gemeenen advieze genomen te worden.
>>> Waarom en uit oorzake dat de voorz . acte donker en
>> dubieus is en bij alle de Geun . Provincien nog niet inge>> willigd , wij wederom ernstelijk en vriendelijk verzoeken
>> en bidden , dat UE. believe hierin moderatie te gebrui>> ken in maniere voorz . en middelertijd met meerder gele>> genheid de frontiersteden en landen te voorzien en te
>> conforteren en de inlandsche twisten onder malkanderen
>> neder te leggen bij bekwame middelen , die met de hulp
252
AANTEEKENINGEN
171-172.
>> van God almachtig nog ter tijd gevonden zullen kunnen
>> worden , daar ter contrarie bij verandering in deze ge>> steltenis te bevreezen is , dat de jegenwoordige twisten en
>> dissensien zullen wassen en vermeerderen en ten leste
>> meerder
zwarigheid en perikel inbrengen , dan de uit-
>> heemsche zware oorlogen , zoo de exempelen van de Grie» ken , van
de Romeinen en andere natien ons bewijzen ,
>> en wij , leider ! bij experientie
alreede genoeg geproefd
>> hebben : hopende dat UE . hierin doen en voorzien zullen ,
>> zoo tot meeste eenigheid van de Provincien , bewaarnis
» van de frontieren en goede directie van alle zaken behoo>> ren zal."
De Staten Generaal bleven met dit al aandringen , dat de
Raden hunnen dienst op de acte van den 5den February zouden willen voortzetten .
Dit hebben de Raden op den 9den
Maart op nieuw in overweging genomen . In Res. Raad v.
St. 9 en 12 Maart leest men eenigzins uitvoerig de redenen , die ieder lid opgaf tot weigering : onder anderen wilde
men den titel van LEYCESTER niet verlaten ,
noch ook de
gemelde acte , waarbij de geheele vorm van regering veranderd werd , zonder daarover vooraf in het minste met den
Raad gesproken te hebben , aannemen. De Raad is daarop
uiteen gegaan : doch op ernstig verzoek der Staten zijn nog
eenige leden bijeen gebleven , om pro forma de regering aan
te houden tot het begin van de volgende maand , toen LEYCESTERS afstand bekend werd .
(172)
Men leest dien brief bij BOR , 24 B. , f. 32c.
>> Eerzame , vrome , manhafte en discrete , lieve , bijzon>> dere ! Ons is van harte aangenaam geweest uit het rap>> port van de Gecommitteerden der stede van Medemblik ,
>> dezer toonders , te verstaan ul . goede meening en affectie
» om in dezer landen en onzen dienst in aller getrouwigheid
» te volharden , waaraf wij ul. grootelijks bedanken.
En op-
>> dat gijl. te beter zien en erkennen moogt , dat wij gant>> schelijk geresolveerd zijn in dezen uwe goede resolutie te» gens uwe en dezer landen vijanden te helpen en assiste>> ren naar ons beste vermogen ; zoo zijn wij beneffens de
>> Gecommitteerden van de Heeren Staten van Holland her-
AANTEEKENINGEN
172-174.
253
>>> waarts gekomen met verder intentie ul. in alle redelijk» heid en billijkheid te contenteren , alzoo gijl. ' t zelve uit
>> het rapport van de voorz. Gedeputeerden breeder zult
>> vernemen. En opdat ' t zelve met goede en behoorlijke
>> orde mag geschieden , verzoeken wij ul. hiermede , dat gij
>>> eenigen van ul. committeert , om haar bij ons en de
>> voorschr. Gecommitteerden van de Heeren Staten binnen
» de stede van Hoorn te vinden en met ons en dezelven op
>> de voorschr. zaak te communiceren en af te handelen .
» Ul. daar beneffens wel ernstelijk vermanende , dat gij on>> dertusschen
alzulke
goede wacht en waak ook opzicht
>> op alles wilt hebben , dat uwe kwaadwilligen , die zonder
>> twijfel alle listen zullen voorwenden om u te bedriegen ,
» ul . met hare listige en gedichte persuasien niet verleiden ,
>> en ul. en die goede stad van Medemblik tot ons verdriet
>> en leedwezen in bederfenis brengen. Hiermede - zijt
>> Gode bevolen .
Tot Alkmaar dezen 16den February 1588.
>> Ul. goede vriend MAURICE DE NASSAU."
(173)
Men leest dit verbond bij BOR , 24 B. , f. 33a.
(174) BOR , 24 B. , f. 36. De Raad van State beklaagde
zich ook aan de Staten Generaal en deze gaven ten antwoord : n'avoir rien sú , comme étant chose qui ne leur a été
communiquée ni leur avis demandé par aucun. Zie Res. Raad
v. St. 23 February 1588. En onmiddellijk hierna leest men :
>> Messieurs du Conseil ayant entendu que le Commissaire
PARASIs étoit ordonné par acte des États d'Hollande ou leurs
députés d'aller conduire vers Nordhollande certaines compagnies , mandées par le Seigneur Comte MAURICE , sans que
tel respect a été porté audit Conseil que leur appartient en
vertu de leur charge , y étant ici présents ; ont fait mander
quelques uns desdits États d'Hollande , et comparant de leur
part le Bourguemaître de Harlem BERKENRODE , lui a été dit
que ayant entendu que lesdits d'Hollande avoient ordonné au
Commissaire PARASIS de amener certaines compagnies vers
.
Nordhollande , sans en toucher mot ou respecter ledit Conseil , y étant présent et continuant en service à l'instance
grande des États Généraux , étoit trouvé bien étrange , ayant
les
Seigneurs dudit Conseil cause de se trouver griévés ,
254
AANTEEKENINGEN , 174.
aussi qu'on commandoit le Commissaire qui étoit en serment de S. Exc. , usant de mots de commandement , et
qu'en raison en semblable cas leur appartenoit seul. Aquoi
a répondu ledit Bourguemaître , que lesdits États d'Hollande
ne savoient la raison qui avoit ému le Seigneur Comte
MAURICE de mander lesdites compagnies , et quant au Commissaire , l'avoient prins pour conduire les compagnies , afin
d'éviter le dégât et foules du plat pays , et que la hâte de
satisfaire au contenu de la lettre du Seigneur Comte MAURICE étoit bien en partie cause d'avoir usé cette voye comme dessus : n'ayant ledit Bourguemaître fait aucune réponse
aux autres raisons lui alléguées des inconvénients qui pourroient survenir par telle procédure contre les amutinés en
Medemblik." Welk eene onwaardige handelwijze , om hier
bij den Raad den onkundige te spelen en achter MAURITS te
schuilen ! En zoo onnoozel werd thands van wege de Staten van Holland geantwoord , terwijl zij weinige dagen daarna tegen WILLUGBY , die hun het recht betwistte om tegen
SONOY geweld van wapenen te gebruiken , staande hielden ,
als absolute Heeren oorlog mochten voeren tegen
pi
dat zij
wien het hun goeddacht : waarop hun te recht door wILLUGBY werd tegengeworpen , dat hun zulks niet toekwam
uit hoofde van het Engelsche tractaat , en de macht het zij
aan LEYCESTER , het zij thands aan hem , WILLUGBY , gegeven ; dat zij in het bijzonder sONOY niet mochten afstellen ,
die door LEYCESTER was aangesteld en beëedigd , dewijl zij
tegen LEYCESTER of zonder diens toestemming zelfs niet
ééne acte mochten maken. BOR , 24 B. , f. 41b . Ten dezen
tijde vinden wij nog een voorbeeld , hoe weinig aan de Hol- 1
landsche Staten het gezag van den Raad ter harte ging. In
Res. Raad v. St. 28 February 1588 leest men : >
» Un des
députés du Conseil des États d'Hollande le Sieur BERKENRODE ,
comparant au Conseil , qui à la réquisition de ceux d'Hollande a été convoqué , propose et exhibe certain acte dépêché
par Monsieur le Comte MAURICE , par lequel est commandé
au Commissaire FREBUER de casser la compagnie de JAQUES
RENCHY à Narden , suivant l'instruction qui lui seroit donnée
par ce Conseil ou par les États d'Hollande : et ce ensuivant ,
ง
G
AANTEEKENINGEN
174-175.
255
requiert que ladite instruction soit dépêché : dont la résolution est remise jusques à demain à plus pleine assemblée du
Conseil."
29 February. » Communiqué et résolu sur ce que
hier a été proposé par le Sieur BERKENRODE touchant la
cassation de la compagnie du Capitaine J. RENCHY , a ledit
BERKENRODE été mandé au Conseil , auquel pour résolution
du Conseil a été répondu , que combien qu'on est par le
passé bien informé des indues façons de faire dudit RENCHY
et partant savent qu'il mérite bien d'être cassé , qu'ainsi on
pense bien , que ledit Sieur Comte de NASSAU ne désire faire
faire ladite cassation que bien pour bonnes raisons ; mais
d'autant que le Conseil de rien n'est informé , qu'aussi on ne
sait les circonstances de l'état de la garnison à Narden , laquelle peut-être se pourroit mutiner par cette cassation , ou
que ladite compagnie cassée , la ville ne demeureroit assez
pourvue , que partant ils n'en sauroient résoudre , disant que
si ceux du Conseil fussent les commissaires dudit Sieur
Comte , qu'alors il leur conviendroit de
faire ce qu'il lui
plairoit , mais puisqu'ils tiennent la qualité du Conseil d'État ,
qu'ils ne le peuvent faire. Et comme ledit BERKENRODE
insistoit encore , et derechef sur ce résolu , lui a été encore
répondu comme auparavant. Le Sieur VALCKE est autorisé
de communiquer sur ceci avec les États Généraux." Op den
1sten Maart is hierover met de Staten Generaal gehandeld ,
die goedvonden , dat de Raad zelf van wege de Staten Generaal die cassatie zoude doen , gelijk ook gedaan is. Res. St.
Gen. en Res. Raad v. St.
(175) Ook zelfs de Raad van State keurde de commissie
van SONOY af. Res. Raad v. St. 29 January 1588 . ― » Et
étant sur tout tenues diverses communications et ventilations ,
et lue la commission donnée par S. dite Exc. (LEYCESTER)
audit Sieur Comte MAURICE pour le gouvernement général
d'Hollande , Zeelande et Westfrise , comme aussi sur l'appostille donnée par S. dite Exc. sur certaines mémoires des dits
États d'Hollande ( 1) ,
Messieurs du Conseil ont déclaré
(1) Het appostil , hier bedoeld , is het antwoord door ons vermeld op
bl. 33.
256
AANTEEKENINGEN
175-188 .
que la posterieure commission donnée par S. dite Exc. audit
SONOY ne doit préjudicier à celle donnée auparavant audit
Sieur Comte MAURICE , et que pourtant , même en respect de
ladite appostille , devroit cesser ladite commission."
(176)
Men leest dit antwoord bij BOR , 24 B. , f. 47.
(177)
Zie die brieven bij BOR, 24 B. , f. 45 , 46.
OLDENBARNEVELD , zegt in zijne Remonstrantie 1618
(178)
bl. 14 een principaal instrument van dien brief geweest te
zijn , om te toonen , dat de Overste SONOY in zyne handeling
hem t
' onrechte was behelpende met den dekmantel van de
religie.
(179) Men leest haar bij BOR , 24 B. , f. 48-52 . KLUIT,
II. 449 merkt er op aan , dat men na hare lezing zal
moeten bekennen , dat er veel voor en tegen te zeggen viel ,
en het hier vooral waarheid was : Iliacos intra muros peccatur et extra ; dat het alleen aankomt op de vraag , welke de
gemoedsgesteldheid
waren.
en
oogmerken
(180)
BOR , 24 B. , f. 46d.
(181)
BOR , 24 B. , f. 60 .
(182)
(183 )
BOR , 24. B. , f. 61 , 62.
BOR, 24 B. , f. 94d.
(184 )
BOR , 24 B. , f. 97c.
(185)
BOR , 24 B. , f. 100e.
der
twistende
partijen
(186)
Zie bov. bl. 35 .
(187)
BOR , 24 B. , f. 103.
(188)
Hetgeen wij hier tot lof van SONOY gezegd hebben ,
schijnt eenige uitzondering te lijden met betrekking tot de
door hem ten jare 1575 gehoudene proceduren tegen eene
menigte
gevangen
landloopers
en
Roomsche
burgers
in
Noordholland , beschuldigd van brand , moord en verraad.
Hij had over die lieden Commissarissen gesteld , welke hen
op de onmenschelijkste en walgelijkste wijze hebben doen
pijnigen en op de alzoo afgeperste , doch naderhand wederroepen verklaringen hebben doen ter
dood brengen.
Het
uitvoerige en tot in kleine bijzonderheden tredende verhaal
van den waarheidlievenden BOR , 8 B. , f. 106-118 weêrhoudt ons de waarheid van dit alles stellig te ontkennen ;
1
AANTEEKENINGEN
188-191 .
257
hoewel de onwaarschijnlijkheid van de beschrevene beest
achtige onmenschelijkheden , de domme onnoozelheid , waarmede die Commissarissen alle die pijnigingen met de houding
der gevangenen aan SONOY verhalen in eenen brief van den
4den September 1575 ; het niet daadwerkelijk tegengaan dier
pijnigingen door de andere Overheden , die zich wel over het
schenden der privilegien , maar
niet over
die onmensche-
lijkheden beklaagden ; het volkomen stilzwijgen over deze
gebeurtenis in vervolg van tijd , als wanneer er niets van
tegen den zoo gehaten SONOY is te laste gebracht ; en andere
omstandigheden ons eenigermate doen vermoeden , dat BOR
zelf is bedrogen geworden en ter goeder trouw veel voor
waar en echt 1 heeft aangezien , dat valsch en onecht was.
Hoe het zij , hij
zelf erkent ,
dat de Commissarissen door
tastelijke leugentaal SONOY hebben geabuseerd , hem vele dingen
6928
vroed makende , die zoo niet waren . BOR , 8 B. , f. 118 .
" (189)
BOR , 24 B. , f. 96b.
(190) Men leest die acte bij BOR , 24 B. , f. 55c. , Gr.
Plac. boek , IV, 87.
(191) Eerst op den 25sten Maart hadden de Staten Generaal er eenig vermoeden van gekregen door brieven , van de
Koningin en LEYCESTER ontvangen. Zie Res. St. Gen.
Res. St. Gen. 31 Maart 1588. » De Heeren LOOSEN en
CASEMBROOT ,
Wedergekeerd
uit Engeland , hebben gedaan
generaal rapport van heurlieder besogne , mitsgaders overgeleid de stukken daartoe dienende , en zijn ook generalijk
bedankt.
>> De Heeren
Staten verstaan
hebbende uit het voorz .
rapport , dat Z. Exc. de Graaf van Leycester aan de voorz .
Heeren Gezanten verklaard had , dat hij het gouvernement
van de Geun. Provincien had geresigneerd en daaraf advertentie gedaan aan den Raadsheer KILLEGREY om den Staten
Generaal daaraf te insinueren , considererende hoe veel den
landen daaraan gelegen is , dat zij bericht worden van hetgeen in der waarheid daaraf is , om de zaken van den lande
daarnaar te mogen rechten en de regering van den lande in
te stellen , hebben geresolveerd en goedgevonden den voorz.
Heere KILLEGREY te
I
verzoeken , hem in de vergadering te
17
258
AANTEEKENINGEN
191-192.
laten vinden op nanoen ten vier uren , en dat Z. Ed. als dan
zal afgevraagd worden , wat advertentie hij van Z. Exc . heeft
van de voorz. renuntiatie , met hetgeen daaraan kleeft."
Eod. die a prandio.
» Volgende de resolutie heden geno-
men , is gecompareerd de voorz . Heere KILLEGREY , en hebben
de Heeren Staten bij monde van den Advocaat van Holland ,
Z. Ed. doen verhalen ' t geen dezelve Heeren uit het voorz.
rapport verstaan hadden , te weten onder anderen , dat Z.
Exc. zoude gerenuntieerd hebben het gouvernement dezer
landen en dezelve renuntiatie schriftelijk gezonden aan Z. Ed.
om den Heeren Staten daaraf te adverteren ; en voorts Z.
Ed. verzocht te willen verklaren , wat daaraf was , met vertooning hoe noodig het voor den lande is , dat de Heeren
Staten daaraf bericht en verzekerdheid hebben , om heure
zaken en resolutien daarnaar te mogen dirigeren. Waarop
de voorz. Heere KILLEGREY heeft verklaard en bekend , dat
hij zulke acte ontvangen had , maar gediffereerd dezelve
over te leggen , overmits de Gedeputeerden van de Provincien van Gelderland , Utrecht en Overijssel vertrokken waren ,
en dat mitsdien de Generale Staten (dien de voorz . renuntiatie
aanging) niet waren vergaderd : verklarende bereid te zijn de
voorz. acte over te leveren , zoo haast de voorz . Gedeputeerden zullen wedergekeerd zijn ; dat de voorz. acte was van
ouden date , maar dat hij die zoo lang niet had ondergehad ;
dat Z. Ed. had opteekening gedaan in presentie van getuigen van den dag , dat hij dezelve had ontvangen ; dat de
Heer Ambassadeur HERBERT die eerst had ontvangen tot
Vlissingen , en met hem gevoerd naar Engeland ; en dat die
van daar wederom in zijne handen was gezonden . Waartegen onderricht wezende , dat de aanwezende Gedeputeerden
van Holland , Zeeland en Vriesland , bij continuatie van de
beschreven Vergadering
van de voorz. Staten Generaal , dezelve Staten Generaal representeerden volgende de oude
maniere van doen , heeft de voorz. Heere KILLEGREY geconsenteerd de voorz. acte op morgen over te leggen tot
zulker ure
als het den Heeren zoude believen : en is gesteld op tien uren."
(192) Voor zoo veel ons tot in het licht stelling van het
AANTEEKENINGEN
192.
259
toenmalige staatsrecht van noode was , hebben wij ons in den
twist tusschen LEYCESTER en de Staten ingelaten en ons
meestal ten gunste des eersten verklaard.
Dat er nog veel
meer voor hem te zeggen is , heeft ons de waarheidlievende ,
ofschoon nog niet geheel vrijmoedige KLUIT aangetoond in
zijne Hist. d. Holl. Staatsreg. , D. II . Met dit al willen wij
niet ontkennen , dat er tegen velen zijner maatregelen gegronde aanmerkingen kunnen worden ingebracht , hoezeer
men tevens moet bedenken het ne JUPITER quidem omnibus ,
en dat zijne regering ontzaglijk bemoeilijkt werd door de
Staten van Holland , die maar alles in het werk stelden om
hem zijn wettig gezag , waarop hij naijverig was , te besnoeiën en te ontnemen . Wel is waar , wordt hem gewoonlijk verregaande zedeloosheid toegeschreven : maar hiervan
heeft hij in Nederland geene bewijzen gegeven , waar hij
slechts van heerschzucht in het staatkundige , van huichelarij
in het godsdienstige is beschuldigd , terwijl men weet , wat
men van zoodanige beschuldiging in den mond der Oldenbarneveldsche factie
te denken
hebbe.
Reeds
vóór
zijne
komst alhier was hij zoo in Engeland als hier te lande door
blaauwboekjes met de snoodste misdaden beticht geworden :
doch hoe weinig geloof die aantijgingen verdienden , toonden
onze Staten zelven , door hem des niet te min tot hunnen
Gouverneur Generaal aan te nemen. Of hebben zij hiertoe
zulk eenen snoodaard verlangd ? De Schrijver van de Staatk.
Part. in Noord. Ned. , bl. 109 noemt het een waarlijk sprekend bewijs van vooringenomenheid , dat , terwijl , zoo hij zegt ,
alle Engelsche geschiedschrijvers omtrent het zedeloos karakter en de onkunde in staatszaken van LEYCESTER Overeenkomen , alleen eenige weinige Hollandsche schrijvers , zoo hij
zegt ,
tegen OLDENBARNEVELD
ingenomen ,
zoo
als KLUIT ,
BILDERDYK en anderen , hem verheffen.
Dan als wij zien ,
hoe die
LEYCESTER noemt
Schrijver
als
in
éénen adem
geveinsd , listig , wraakgierig , trotsch zonder achtbaarheid ,
altoos vaardig om staatkundige verwikkelingen te vormen en
partijen aan te hitsen , ten einde hij door dezelve zijne
heerschzuchtige oogmerken zoude kunnen bereiken ; hoe hij
LEYCESTERS gehechtheid aan de
Hervormde leer gehuicheld
17*
260
AANTEEKENINGEN
192-195..
noemt ; hoe hij zegt , dat OLDENBARNEVELD 200 onbesproken
van gedrag , zoo schrander , zoo bedreven in staatszaken was ,
als LEYCESTER zedeloos , listig en onkundig ; hoe hij aan
dezen laatsten een zedeloos en verachtelyk karakter toeschrijft ,
die geene andere verdiensten bezat dan dat hij de minnaar
der Koningin was geweest , om wier naijver niet op te wekken, hij zijne echtgenoote had vergeven : dan vreezen wij , dat
deze onbewezen schildering veeleer aan blijkbare vooringenomenheid is
toe
te schrijven en niets kan afdoen tegen
de met bewijzen gestaafde betoogen van KLUIT , BILDERDYK,
en anderen . Die wil , leze de oordeelvellingen over LEYCESTER van BOR , 25 B. , f. 17 , V. METER. , f. 273d , v.
REYD ,
8 B. , bl. 148 ,
CARLETON , Lettr. II , 253 ,
Eng. Kerk, II , 61 , 270 (1 ).
(193) Men leest dit placaat bij
BOR ,
BROES ,
24 B. , f. 55d ,
Gr. Plac. boek , I. 49. Bij KLUIT , II , 455 vindt men er
den voornamen inhoud van .
(194)
BOR , 24 B. , f. 57. KLUIT , II , 454. Dedel , Diss.
Inaug. de Ordin. Gener. Belg. , p . 183 , ( L. B. , 1823) .
Om
hetzelve te ontwerpen , waren door de Staten Generaal , die
toen slechts uit Holland ,
Zeeland en Vriesland bestonden ,
op den 9den April gecommitteerd de Heeren OLDENBARNEVELD , VAN DER BEKE en ROORDA. Res. St. Gen.
(195) Men leest die instructie bij BOR , 24 B. , f. 65d en
Auth. Stukk. , III , 3 , aitzema I , 311. Hiervan echter is
eene geheel verschillende uitgave in het Gr . Pl. Boek , IV, 120 ,
(1) Op den 9den September 1588 (vijf dagen na LEYCESTERS dood)
schreef Lord NORTH aan Lord BURGHLEY : » The untimely death of that
noble Earle of LESTER is a great and generall loss to the whole land,
and cannot but be generally and greatly lamented of the good and
best sorte. In his life he advanced the glory of God, and loyally
served his soveraigne; he lived and died with honor, in speciall
grace and favor of her Majestie and the good subject. We are all
like Christians and frends to praise the name of the Lord for this
his blessed deliverance out of this wicked and wretched_world,
and
·
to prepare ourselves ready to waite on the will of our Lord God,
seeing death is a thing most certaine , and the coming therof a
thing most uncertaine." WRIGHT , Queen Elisab . II 393.
AANTEEKENINGEN
195-196 .
261
waarin , met bijvoeging van eenige artikelen , alles is weggelaten , wat den Engelschen Gouverneur en zijne beide Raden
betreft : weshalve niet onwaarschijnlijk door KLUIT , III , 6 , 11,
gegist wordt , dat de laatstgenoemde uitgave het ontwerp is
eener instructie , gemaakt na het jaar 1616 of mogelijk wel
na 1626 , toen men geheel van Engeland ontslagen raakte.
(196 ) Het ging dan ook , vooral om den inhoud dezer
instructie , met de instelling van den Raad van State niet
zeer spoedig in zijn
ter vergadering
werk.
der Staten
Die instructie toch was wel
Generaal
gearresteerd ,
maar
deze vergadering bestond toenmaals slechts uit de Gedeputeerden van Holland , Zeeland en Vriesland. Eerst op den
25sten April verschenen ook die van Utrecht en Overijssel.
De zaak werd op nieuw in beraad gelegd , en terwijl de
drie eerstgemelde Provincien op de instelling van den Raad
volgens de gemaakte instructie bleven aandringen , verklaarden de beide
andere hare meening desaangaande niet te
willen openen , dan wanneer de Gedeputeerden van Gelder–
land zouden zijn aangekomen.
Hierop werd bij de meeste
stemmen besloten , dat de reeds tot Raden bij Holland en
Zeeland verkozen personen , ( Vriesland had nog geene verkiezing gedaan), commissie daartoe ontvangen zouden van
wege de Staten Generaal volgens het vroeger vastgestelde
ontwerp. En onmiddellijk hierop lezen wij in Res . St. Gen.
>> Dan die van Utrecht verklaren , dat zij niet zijn gemeend iemand in den Raad van State van wege heurl.
Provincie te nomineren , ten zij
dat de Gen. Staten eerst
acte van verklaring zullen gepasseerd hebben , dat zij den
genomineerden Raden zullen laten volgen zulke macht en
autoriteit , als henl. bij tractaat van Engeland geattribueerd
en gegeven wordt ; dat gedaan zijnde , dat zij alsdan te
vreden zijn vier of vijf personen te nomineren , gelijk in alle
manieren gedaan wordt , als eenige gouvernementen in eenige
Provincien komen te vaceren , om bij den Gouverneur van
H. Maj . twee daaruit gecommitteerd te worden , die als
Raden dienen zullen , mits dat die der Generaliteit eed van
En die van Overijssel verklaren
als voren , verzoekende copie van de commissie en instructie
getrouwigheid zullen doen.
262
AANTEEKENINGEN
196.
bij provisie voor de Raden gearresteerd , zoo zij verstaan :
waarin bij de andere Provincien bewilligd is ."
Den volgenden dag verschenen ook de Gedeputeerden van
Gelderland , en verklaarden zich willig tot het instellen van
den Raad op de instructie , daarop te maken zoo overeenkomstig mogelijk met de instructie van den vorigen Raad
en met het Engelsche tractaat .
Hierop werden OLDENBAR-
NEVELD en ROELSIUS benoemd om met die Gedeputeerden in
gesprek te komen over de instructie , die reeds bij provisie
was vastgesteld : terwijl de Gedeputeerden van Utrecht onmiddellijk hierop verklaarden , dat zij , ofschoon hun voorgaand advies niet terugnemende , evenwel mochten lijden ,
dat de Raad van State bij provisie werd ingesteld. Ook
die van Gelderland schijnen in die provisionele instelling geen
bezwaar gevonden te hebben.
Met dit al bleef er nog moeilijkheid over.
Op den 27sten
April werd besloten , dat de instructie geheim zou blijven
tot na de instelling van den Raad. Dan dit laatste werd
opgehouden door de afwezigheid van WILLUGBY en de ongesteldheid van den Engelschen Raadsheer KILLEGREY , buiten
wier tegenwoordigheid men niet wilde voortvaren , om , zoo
als men zeide , daarmede te voorkomen en te verhoeden alle
oorzaken van achterdenken , misverstanden , dissensien en diffidentien. KILLEGREY vond dit uitstel tot na de komst van
WILLUGBY goed : ook aan dezen laatsten werd geschreven
zijne overkomst te willen verhaasten. Overgekomen , werd
hem op den 4den Mei afgevraagd , of hij niet goedvond , dat
de installatie den volgenden dag zoude plaats hebben.
Doch
hij wilde vooraf de instructie zien en zich ook met KILLEGREY
beraden op het verder verzoek der Staten , dat de Raad
deszelfs werkzaamheden bij provisie zoude beginnen op die
punten der instructie , waarin geene zwarigheid was , terwijl
men daarna over de verdere punten in gesprek zoude komen : dien eigen avond zou hij den Staten zijn antwoord
doen toekomen. Maar dit antwoord bleef achter. Op den
10den Mei zonden de Staten dien ten gevolge hunnen Griffier
naar KILLEGREY om antwoord te vernemen. En nu lezen wij
in Res. St. Gen. 11 Mei.
AANTEEKENINGEN
196.
263
» De Griffier AERSSEN op gisteren gelast geweest hebbende
den Raadsheer KILLEGREY te vragen , of Z. Ed . geen antwoord had ontvangen van den Baanderheer van WILLUGBY
op de instelling van den Raad van State , heeft gerapporteerd , dat Z. Ed. hem had geantwoord neen , maar dat de
voorz. Raadsheer dienniettegenstaande hem had verklaard goed
te vinden , dat de Raden van State provisionelijk zouden
beginnen te besogneren op de instructie van den Raad , welverstaande , dat bijaldien in eenige punten derzelve zwarigheden worden bevonden , dezelve zwarigheden bij onderlinge
communicatie met de Heeren Staten daarna zullen mogen
afgeleid worden : dat Z. Ed. daarop alreede met drie , vier
ja vijf van de Raden had gesproken , en gearbeid dezelven
daartoe te induceren , gemerkt hij wel verstond , dat Z. Ed.
als
Raad van H. Maj .
en de Raden van de Provincien
gehouden waren te achtervolgen de instructie , hen bij de
Staten te geven , bijaldien dezelve niet contrarieerde het
tractaat met H. Maj . gemaakt : dat daarom de Staten zouden zien de voorz. Raden te verwilligen om te besogneren :
dat hij bereid was op morgen in den Raad te komen en
daartoe te verstaan .
dat
Waarop gedelibereerd , is geresolveerd ,
de aanwezende Raden van de Provincien respectief in
deze vergadering zullen worden ontboden en na behoorlijke
onderrichting van het voorz. rapport verzocht in de regering
dienvolgende te treden en bij provisie te besogneren in voorvallende zaken op de punten van de instructie aangaande
de regering gemaakt , die geene zwarigheid hebben. Dies
verklaren die van Utrecht , gemerkt de generale regering
lang stil gestaan heeft , niet zonder perikel van de Provincien
en steden , en • daarom noodig is , dat daarin metteneerste
worde voorzien om allen verloop in de gemeene landszaken
te verhoeden , te consenteren , dat de Raad van State bij
provisie ingesteld worde volgende de resolutie van de andere
Provincien : dan aangaande de provisionele instructie van
den Raad van State , dat zij dezelve niet kunnen approberen ,
als daartoe niet gelast wezende , voor en aleer dat zijl . het
advies van heure principalen daarop zullen verstaan hebben ;
tot welken einde zij daaraf verzoeken copie.
264
AANTEEKENINGEN
196.
Dezen volgende bij den anderen wezende de Heeren Kanselier LEONINUS , President VAN DER MYLE , VALCK , TEELINK en
SIMON • MEYNAERTS in de Kamer van den Raad ten bijzijn
van Z. Exc. Graaf MAURITS , zijn aldaar mede verschenen
de voorz. Heeren Staten , en heeft de Heer BARNEVELD ,
voerende het woord , van wege de Staten gedaan ' t voorz.
verzoek met presentatie van alle goede handbieding en correspondentie.
Waarna hebben de voorz. Heeren Raden
verzocht communicatie van de voorz. instructie om dezelve
te mogen visiteren , en voorts hen ook gepresenteerd willig
en bereid den landen dienst te doen naar hun vermogen ."
De bovengemelde Raadsheeren , waarbij ook VAN LOOSEN ,
verschenen dien ten gevolge op den 14den Mei in de vergadering
der Staten Generaal en leverden over het volgende geschrift.
>> Mijne Heeren ! Alzoo de zaken van de Geun . Provincien
>> door de inlandsche opgerezen geschillen , verandering van
>> den gouvernemente en anderszins in groot verloop en con>> fusie gevallen zijn en naar gemeene opinie en verwachting
>> genoeg van alle menschen hoog noodig is bij oprichting
>> van
nieuwe regering
en
instelling van
Rade daarin te
>> voorzien ; en dat U. Ed . beliefd heeft volgende de nomi>> natie en belasting van de particuliere Provincien ons
>> onderschr. onder anderen daartoe te verzoeken en te
>> requireren ; zoo vinden wij ons zeer bekommerd en per>> plex , over de ééne zijde mits den ijver en goede affectie ,
>> die wij hebben om het Vaderland te dienen en te assiste>> ren , zonder eenigzins daarin naar ons vermogen gebrek» kelijk te zijn , over de andere zijde overmits den pericu>> losen tijd en confusie van alle zaken , bezorgende dat wij
» denzelven last niet zullen kunnen volbrengen in zulker
>> maniere als de conservatie en welvaren van den lande is
>> uiteischende
zonderling in
deze
zorgelijke
conjuncture
>> en aangezien het noodelijke wederstand van den vijand
>> en andere lasten , nog niet wetende wat middelen ons
>> daartoe gegeven zullen worden , en daarbeneffens diverse
>>>zwarigheden vindende in de artikelen van de instructie
>>> ons overgegeven , die breeder consideratie vereischen , en
>> daarenboven nog niet weten , of de Generaal van H. Maj .
AANTEEKENINGEN
196.
265
>> en de Engelsche Raden , ons bijgevoegd , dezelve in respect
>> van den tractate zullen goedvinden en willen aannemen.
>> Niettemin aangezien de groote instantie van U. Ed. en op>> dat bij vertrek van regering geene inconvenienten gebeu>> ren , zijn te vreden , zoo veel ons aangaat , bij provisie
>> met goede correspondentie van U. Ed. ten dienste van
>> den lande ons daarin te laten gebruiken naar gelegenheid
>> en vermogen van een iegelijk van ons , zonder precies
>> aan de voorz .
1
instructie verbonden of verplicht te zijn ,
>> tot dat bij experientie de zwarigheden voorvallende zullen
>> worden ontdekt , om daarna bij U. Ed . gebeterd en ge>> remedieerd te worden ; in zulken verstande en op ' t vast
>>> betrouwen dat U. Ed. ons in den last van de voorz.
>> regering
zullen
mainteneren
en assisteren met
alzulke
» middelen en autoriteit als daartoe noodig zijn , en voorts
>> met eenigheid en goede correspondentie van de Geun.
>> Provincien , de particuliere . Gouverneurs , Admiraal , Colo» nellen , Capiteinen , krijgsluiden en alle anderen , dien het
>
>> aangaan zal , doen achtervolgen , onderhouden en volbren>> gen de ordonnantien en resolutien , die in denzelven Raad
>> geadviseerd en gesloten zullen worden ; bij faute van
» dewelke onze dienst geheel onvruchtbaar zoude wezen ;
>> verklarende dat wij in dien gevalle ons ontslagen zullen
>>> houden van voorder continuatie in den voorz. dienst.
» Waarop U. Ed . zal believen te doen depecheren behoor>> lijke acte daartoe dienende. Actum den 14den Mei stilo
» novo 1588. ELBERTUS LEONINUS , ADRIAAN VAN DER MYLE ,
>> S. VAN LOOSEN , SIMON MEINERTS , JACOB VALCKE , J.
>>> TEELINKX ."
Hierin hebben de Staten Generaal terstond bewilligd , en
de verzochte acte verleend ; en is de Raad den volgenden
dag in dienst getreden ; terwijl de Staten nog voorts besloten , dat , bijaldien eenige Provincien , na de beschrijving aan
haar te doen , nog langer dan een maand of ten hoogste
zes weken zouden ophouden hare Raden te kiezen en te
zenden , de Raden daarna komende zouden gehouden wezen
te achtervolgen de instructie van de regering , zoo als zij
dezelve dan gearresteerd zouden vinden .
266
AANTEEKENINGEN
196.
WILLUGBY echter bleef groote zwarigheid maken om in
den Raad te komen.
1588 des nanoens .
Wij lezen in Res. Raad v. St. 18 Mei
» De Heeren Raden VAN LOOSEN en VALCKE hebben ge
rapporteerd , dat volgens de huidige resolutie zij bij den
Heere Milord WILLUGBY waren geweest , en na behoorlijke
congratulatie Z. L. hadden verzocht , dat het hem geliefde
in de vergadering van den Raad te komen . Daarop heur
Ed. onder anderen in effecte voor antwoord hadden bekomen , dat Z. L. hem bezwaard vond op dezen voet in den
Raad te komen , als wel vermoedende dat dezelve op zekere
instructie de regering hadden aanvaard : en of wel Z. L.
niet toestond (als hem des weinig verstaande) , maar den
Heere KILLEGREY , van wege H. Maj . als Raad gecommitde instructie te debatteren , had nochtans (dezelve
instructie Z. L. van wege de Heeren Gen. Staten ter hand
teerd ,
gesteld zijnde) die eens overloopen , en vond daarin verscheidene punten , den tractate met H. Maj . gemaakt niet conform zijnde. Waarop of wel Z. L. door de voorz. Heeren
Raden VAN LOOSEN en VALCKE (hoewel zij verklaarden daartoe niet gelast te zijn) , eenige particuliere opening was
gedaan , op wat voet die van den Rade ter ernstige instantie
en requisitie der Heeren Gen. Staten in de regering waren
getreden , zonder dat H. Ed . hen in 't minste aan de
instructie hadden willen verbinden (als Z. L. in den Raad
komende breeder zoude worden verklaard) , heeft de voorz.
Heer Milord wILLUGBY nochtans gepersisteerd voor dezen
maal in den Raad niet te vermogen te komen , allegerende
de voorz. en meer andere redenen :
dan zoude Z. L. den
Heere KILLEGREY , (die best zoude weten te verklaren waarin
het contract , met H. Maj . gemaakt , bij de instructie ware
te buiten gegaan) , ontbieden om diesaangaande zijne verklaring te mogen doen . ' t Voorz. rapport gehoord , is goedgevonden den Heeren Gen. Staten de voorz. zwarigheden te
kennen te geven en te verzoeken , ten einde H. Ed. willen
bevorderen , dat bij den voorz . Heere Milord WILLUGBY die
form van regering voor goed worde gevonden , en wijders
aan te zeggen , dat die van den Rade gemeend zijn den
AANTEEKENINGEN
voorz .
Heere
WILLUGBY
196-197 .
grondelijk te
267
ontdekken alle de
circumstantien , en op wat voet , conditien en restrictien die
van den Rade zijn in de regering getreden."
Juist hierop verschenen eenige Heeren van de Staten Generaal , waaronder ook OLDENBARNEVELD ,
keurden dat besluit goed.
in
den Raad
en
(197) Dit eedsformulier was gesteld ten name van den
Gouverneur van Holland , maar moest mutatis mutandis
tevens dienen voor de Gouverneurs der overige Provincien. Het luidde als volgt :
>> Wij beloven en zweren den Staten Generaal van de
» Vereen. Nederlanden , die bij de Unie en handhouding
van de Gereformeerde religie zullen blijven (1 ), en na» melijk de Ridderschap , Edelen en Regenten van de ste>> den van Holland en Westvriesland , representerende de
>> Staten van denzelven lande , gehouw en getrouw te we>> zen ; dat wij de ordonnantien en bevelen van de voorz.
>> Heeren Staten Generaal , den Raad van State , tot de
>> generale regering van den voorz. lande gecommitteerd
>> of nog te committeren , in ' t generaal , en van de Sta>> ten van de voorz. Provincie van Holland in 't parti>> culier zullen nakomen en bij de Oversten , Capiteinen
>> en alle anderen , onder onzen gebied staande , zullen
>> doen nakomen en achtervolgen naar behooren.
Zoo waar-
» lijk helpe ons God almachtig ! ”
Zie KLUIT , III , 112 , VAN SLINGEL . , I , 140 , DE GROOT ,
Verantw. , bl. 121 .
Ten zelfden dage werd ook gearresteerd de eed voor het
krijgsvolk , zoo als wij lezen in Res. St. Gen. 1 Juny 1588.
>> Is gelezen en goedgevonden de eed van den volke
van oorloge te lande , als hierna volgt van ' t gene zal
staan tot last van de Staten van Holland en Westvriesland,
mutatis mutandis. Dies zal dezelve gecommuniceerd wor-
(1) Op den 7den Juny 1584 was bij de Staten Generaal geresolveerd
in alle formen van eede , den Staten Generaal te doen , bij te voegen
de clausule van de ware Christelijke Gereformeerde religie voor te
staan. Zie Res. St. Gen.
1
268
AANTE
ANTEEKENINGEN
197-198.
den met den Raad van State , ten einde , zoo ver H. Ed.
daarin zwarigheid of eenige difficulteiten bevinden , daarop
bij de Heeren Staten nader bericht mogen worden , om
daarna gedresseerd te worden , gelijk met gemeenen advieze zal bevonden worden te behooren .
>> Wij beloven en zweren den Staten Generaal van de
» Vereen. Nederlanden , die bij de Unie en handhouding
>> van de Geref. religie zullen blijven , en namelijk de
» Ridderschap , Edelen . en Regenten van de steden van
» Holland en Westvriesland , representerende de Staten van
>> denzelven lande ,
mitsgaders
den
Staten van de andere
>> Provincien , daarin wij gebruikt zullen worden , en ook
>> den Regenten van de steden zoo binnen de Provincie
» van Holland en Westvriesland als daarbuiten , daarin wij
» in garnizoen gelegd zullen worden , gehouw en getrouw
» te wezen ; denzelven onder ' t bevel van den Hooggeb.
>> Prinse MAURITS , geboren Prins van Oranje , Graaf van
» Nassau etc. als Gouverneur en Capitein Generaal over
» Holland en Westvriesland , vromelijk en getrouwelijk te
>> dienen , en de voorz . Heeren Staten Generaal en Parti>> culier ,
Z.
voorn. Exc. mitsgaders de Gouverneurs van
» de andere Geun. Provincien , daarin wij in garnizoen
>> gelegd of gebruikt zullen worden , en andere hoofden
>> en bevelhebberen , over ons gesteld en nog te stellen ,
>> in hare bevelen te respecteren en gehoorzamen naar be» hooren voor den tijd dat wij in de respective Provin>> cien en steden zullen gebruikt worden ,
en ons voorts
>> te reguleren naar de artikelen en ordonnantien op onzen
>> dienst gemaakt en nog te maken.
>> ons God almachtig ! ”
(198)
Zoo waarlijk helpe
De Raad van State was dan ook met deze eeds-
formulieren gants niet te vreden .
Res. Raad v.
St. 2 Juny 1588.
>> Voorgenomen zijnde
het formulier van den eed bij de respective Heeren Stadhouders te doen , is geresolveerd den Heeren Gen. Staten
te vertoonen de zwarigheden , die bij den Rade in denzelven eed worden bevonden , achtende zeer absurd te wezen ,
dat de Heeren
Stadhouders
zullen eed doen denge-
AANTEEKENINGEN
198.
269
nigen , over dewelke zij in dezelve qualité hebben te gebieden , ten ware dat de Heeren Gen. Staten verstonden
te meenen de Staten van de landen , zoo wanneer die
staatsgewijze en op de punten betreffende de regering der
landen en het gouvernement van dien waren vergaderd ;
mede te verzoeken verklaring , of het geviel , dat genoegzaam op ééner tijd verscheidene bevelen kwamen , als van
de Heeren Gen. Staten , Raden van State en de Staten
van de Provincien , welk bevel bij de Heeren Stadhouders
zal worden nagekomen."
Res. St. Gen. 4 Juny 1588. Is gecompareerd de Raadsheer VALCKE en heeft van wege den Raad van State gerapporteerd , dat de Heeren van den Rade hadden gevisiteerd de geconcipieerde ' eeden respectivelijk voor de Gouverneurs van de Provincien , de Engelschen van het secours
van
H.
Maj .
en
voor de soldaten in dienste van den
lande wezende ; dat zij hen lieten dunken , voor zoo veel
den eed van de Gouverneurs aanging , dat de diversiteiten
van commandementen confusie zullen inbrengen , mitsgaders
culier
dat het dangereus wezen zal , dat de Staten partivan de Provincien of heure Gedeputeerden zullen
gebieden de particuliere
Gouverneurs ,
immers als het da-
gelijks zoude geschieden ; dat die van den Rade daarom
verzoeken te verstaan de goede meening van de Staten ,
hoe men hem zal hebben te reguleren , als er in eene zaak
of occurrentie verscheidene commandementen zouden komen
te occurreren , welk commandement in zulken gevalle geprefereerd en achtervolgd zal moeten worden. Waarop gedelibereerd , is geresolveerd , dat de Staten verstaan , dat de
commandementen zullen gedaan en geobedieerd worden per
gradus , en dat mitsdien daarin geene confusien zullen komen
noch vallen ; en daarom den voorz . Raad verzoeken dezen eed
te houden voor gearresteerd : want H. Ed . zelfs weten , wat
redenen de Staten hebben om den eed alzoo te stellen en de landen te verzekeren ; dat desniettemin de Heeren van den Rade
mogen verzekerd zijn , dat de Staten in 't generaal en particulier hen het commandement over ' t volk van oorloge niet
zullen bemoeiën , ten zij de nood en de conservatie van den
AANTEEKENINGEN
270
198-201
lande zulks zullen komen te vereischen , zoo dezelve Staten
anders niet wenschen , dan dat de zaken met goede orde en
correspondentie worden beleid , daartoe zij van heurer zijde
't allen tijde zullen arbeiden en trachten."
(199) Dat MAURITS gerekend werd voort te dienen op de
commissie , die hij van LEYCESTER had ontvangen en men
dezelve als hem van wege de Staten Generaal gegeven beschouwde , zagen wij reeds bov. aant. 66.
(200) Zoo begreep het ook Graaf WILLEM LODEWYK bij
gelegenheid van zijnen twist met CAREL ROORDA , waarvan
wij nader spreken zullen.
Hij schreef daaromtrent aan de
Staten Generaal bij eenen brief van den 31sten Mei 1593 :
» Hoewel ik nu de kennis van zulke atroce lasteringen
U. Ed. beneffens dezer Landschap gaarne onderworpen had ,
als hebbende
ter straffe
van
U.
Ed. mijne commissie ontvangen en
van dezelven staande ,
en overtreden mocht hebben ,
indien ik
ze misbruikt
zoo heeft toch den Heeren
Volmachten van de Goën en Steden van Vriesland , staatsgewijs op eenen landdag vergaderd , als ik dit ongelijk hun
vertoonde en bad dat zij neffens U. Ed. mij rechters
stellen
wilden ,
geliefd
't
Hof van
Vriesland hiertoe te
autoriseren ; waaraan ik mij genoegen laat , en zoude ongaarne tegens de orde van justitie , die ik te handhaven
schuldig ben , handelen of buiten de Provincie recht zoeken."
Even zoo verklaarden ook de afgevaardigden der
Staten Generaal aan de Staten van Vriesland ten jare 1596 ,
dat de Stadhouder was een voornaam dienaar van de GeBOR ,
neraliteit en de eerste persoon in de Provincie.
33 B. , f. 81c.
(201 ) Op den 2den Maart 1589 werden er door den Raad
van State een paar leden gecommitteerd , om aan MAURITS
zijne verplichting tot het doen van den eed voor te houden.
Deze berichteden , dat MAURITS zelf in den Raad zou komen ,
waar wij hem eerst vinden op den 7den Maart , doch zonder
dat er over dit punt gehandeld schijnt. Op den 12den April
leest men in Res. Raad v. St.
» Gedelibereerd op de autoriteit van Mijn Heere Graaf
MAURITS van Nassau etc. , is geresolveerd , dat volgende
201 .
AANTEEKENINGEN
voorgaande resolutie van de
271
Heeren Gen. Staten , hier in
den Rade overgeleverd , den voorz. Heer Graaf de eed zal
afgenomen worden bij dezen Rade om gehouw en getrouw
te wezen den Staten Generaal , den Raad van State en den
Provincien respectief van zijn Gouvernement."
Den 15den April werd MAURITS verzocht om den 17den in den
Raad te willen komen , ten einde eed te doen als Gouverneur en Capitein Generaal van Holland , Zeeland en Westvriesland , ook als Capitein Generaal over Braband en Vlaanderen , en mede als Admiraal van de zee. Den 17den April
in den Raad komende , is hem het concept van den eed
voorgehouden : hij nam aan hetzelve te visiteren.
20sten April gaf hij nader bescheid .
leest men :
Op den
In Res. Raad v. St.
>> NICOLAAS BRUININKS , Raad yan Z. Exc. van Nassau ,
•
verklaart , dat Z. Exc. heeft overzien den eed ,
instaande
dien de Raad hem heeft gecommuniceerd en bij Z. Exc.
zoude gedaan worden ; dat Z. Exc. begeert , dat de Raad
wilde concipiëren eene minute van commissie , die de Raad
zoude willen geven als Stadhouder van Holland , Zeeland en
Westvriesland ; en dezelve gezien hebbende ,
te willen overzien en daarop adviseren.
alsdan dezelve
Waarop na delibe
ratie , is denzelven BRUININKS ter antwoord gegeven , dat de
Raad niet verstaan noch verstaan heeft anders dan dat de
commissien zoo van Gouverneur of Stadhouder van Holland
etc.
gegeven ,
ook van Braband en
Vlaanderen , en van
Admiraal Generaal , worden voor wel , goed en van waarde
geacht ,
maar alleenlijk dat men verstaat , dat volgende de
instructie bij den Råde Z. Exc. ook zal eed doen in de voorz.
qualiteiten dezen Rade " te gehoorzamen ; doch zoo Z. Exc.
meent de gehoorzaamheid gezworen te hebben in het doen
van den eed op de voorz. respective commissien , dat men
des te vreden is , mits daarvan gegeven zijnde acte , of zoo
niet , dat hij belooft dezelve gehoorzaamheid aan dezen Rade
op den voorz. eed bij Z. Exc. alreede gedaan ."
Op den 26sten April vindt men in Res. Raad v. St. de
verklaring van den Graaf van Solms , ' s Prinsen Luitenant
in
Zeeland , die insgelijks aan den Raad het doen van den
272
AANTEEKENINGEN
eed geweigerd had.
Op den
201 .
den Mei leest men eerst de
benoeming van de Raadsheeren VALCK en DONIA , om het
een en ander aan de Staten Generaal te berichten , en
daarna :
ན ན་ དང་བརྙན་
» De Raadsheeren´ VALCK en DONIA rapporteren den Heeren Staten Generaal vertoond te hebben ' t genes bijo den
Rade gehandeld had geweest met den Heere Graaf MAURITS
nopende den eed te presteren achtervolgens de instructie van
den Raad en de resolutie van de voorz. Heeren Staten ,
het vertoog ; bij den Raadsheer BRUININKS van wege Z. L.
daarop gemaakt ,
eindelijk
en
resolveerde
dat de voorschr.
Heere Graaf hem
te doen wat
de Heeren Staten
bij
zoude goedgevonden worden. Hebben mede H. Ed. aangediend de zaak met den Graaf van Solms om het volk van
Zeeland te brengen in den nieuwen eed en den Capiteinen
andere commissien [te geven] gehandeld , en de zwarigheid
bij Z. L. gemaakt op de
woorden inhoudende van acht
maanden in ' t jaar betaald te zijn ; verzoekende श्र H. Ed.
goede meening daarop te verklaren. Waarop , nadat de
Advocaat BARNEVELD gezegd had verstaan te hebben van 't
geen gepasseerd was met den Heere Graaf MAURITS , en op
de vrage gedaan bij den Heer ROORDA , wie genegotieerd
had van C de 48 dagen tot 45 te brengen , en bij denzelven
BARNEVELD gezegd was , dat eenige Gedeputeerden van de
Staten Generaal geweest zijnde in Zeeland , als de vijand
voor Bergen was , zulks hadden met die van Zeeland gearresteerd , werd geantwoord dat
H.
Ed . op de voorschr.
twee punten zouden delibereren (1)."
(1 ) » In Res. St. Gen. 2 Mei 1589 leest men : » Zijn gecompareerd
de Raadsheeren VALCK en DONIA : hebben aangegeven , dat de Raad
heeft voorgenomen , achtervolgende heurl. instructie , de Gouverneur
van de Provincien en ' t volk van oorlog , in den dienst van 't land
wezende , te doen vernieuwen heuren eed , voor zoo veel eenigen
't zelve alsnog niet hadden gedaan : heurl. belast hadden den voorz.
Heeren Staten te verklaren 't gene hun bejegend was , namelijk dat
Z. Exc. daartoe verzocht wezende als Gouverneur van Holland , Zeeland en Vriesland , als Admiraal Generaal en Capitein Generaal over
de Steden van Braband en Vlaanderen alsnog bij de Geun. Provincien
AANTEEKENINGEN
12 Mei 1589.
Heer BRUININKS ,
201 .
273
>> Is binnen ontboden en gecompareerd de
wien voorgehouden is geweest
't geen hem andermaal was
nopende
gezegd aangaande den
eed ,
die bij den Heer Graaf MAURITS was te doen aan den Rade
achtervolgens de meening en resolutie van de Heeren Gen.
Staten ; niet dat de Raad verstaat eenige vernieuwing van
commissien noch ook van den eed , zoo veel aangaat het
Gouverneur- en Capiteinschap Generaal over de steden en
plaatsen in Braband en Vlaanderen , waarin bij Z. L. contentement was gedaan ; dan zoo veel aangaat den eed als
Gouverneur over Holland en Zeeland , ' t welk noodig was
te geschieden , alzoo men anderszins niet wel konde onder
den nieuwen eed brengen de onderhoorige Officieren aldaar
in dienst zijnde op de repartitie van Zeeland , en namelijk
den Graaf van Solms , die vele difficulteiten is moverende.
Waarop de voorz . BRUININKS voor antwoord gaf, dat hij
hiervorens rapport gedaan hebbende van ' t geen hem bij
den Raad aangezegd was nopende den eed voorschreven ,
eenige resolutie bij Z. L. was genomen , waaraf de Secretaris MILANDER belast was zekere acte te concipiëren om
den Rade contentement te geven ; dan alzoo dezelve MILAN—
DER ziek is geworden , 't zelve oorzaak is , dat 't zelve niet
geschied was ; zoude daarom Z. L. daaraf andermaal spreken , en bevorderen , dat de Raad verstaan zoude derzelver
resolutie."
gebleven , achtervolgende ' t formulier van eed daartoe bij de Heeren
Staten gedresseerd , eerst had begeerd hem daarop te beraden , en
daarna verklaard willig te zijn te doen al 't geen wes bij de voorz.
Heeren Staten zoude worden goedgevonden , zonder den voorz. eed tot
nog toe gedaan te hebben : dat van gelijke de Graaf van Solms had
verklaard eed gedaan te hebben aan de Staten Generaal , Ştaten van
Holland en Zeeland en Z. Exc. als Gouverneur van dezelve Provincien ,
en dat hij daarmede sustineerde te gestaan : - dat mitsdien de Raad
henl. had gelast ' t zelve den Heeren Staten voor te dragen , ten einde
H. Ed . hen zouden assisteren , om ' t gene des voorz. is , ten effecte
te brengen of immers heure meening te verklaren , wat zij voorder
hierin zullen hebben te doen."
Op deze voordracht vindt men toen of daarna geen het minste besluit
genomen.
I
18
274
AANTEEKENINGEN
201-202 .
Het schijnt , dat men hierop den eed , door MAURITS te
doen , heeft laten berusten. Althands in Res. St. Gen.
vinden wij er niet meer van gesproken ; ofschoon er op het
aanhouden van den Raad op 24 Juny door de Staten Generaal een besluit
werd genomen , dat de Graaf van Solms
gehouden zou zijn eed te doen aan den Raad van State om
deszelfs bevelen na te komen , die met voorweten van MAU—
RITS gegeven zouden worden , terwijl , indien MAURITS zelf
in die bevelen zwarigheid vond , het verschil met goede wederzijdsche onderrichting zou uitgemaakt worden.
Dien ten
gevolge heeft door MAURITS toedoen de Graaf van Solms op
den 26sten Juny in den Raad van State den gevorderden
eed gedaan en nieuwe commissie genomen .
Zie Res.
Raad v. St. 25 , 26 Juny 1589. Verkeerdelijk leert dus
KLUIT , III , 126 , dat MAURITS , als Gouverneur van Holland,
wel degelijk dien eed gedaan heeft.
(202)
Zoo verhaalt VAN REYD , bl. 234a , dat in 1594 de
་
opeisching der stad Groningen gedaan werd door MAURITS en
Graaf WILLEM
beide , omdat het leger onder des laatsten
gouvernement was en het gebied naar het oude gebruik bij
hem alleen stond , en hij nochtans uit beleefdheid en om
meerder eendracht wille Prins MAURITS de eere gunde.
(203)
raal der
Res. St. Gen. 19 July 1588.
Vereen.
>> De Staten Gene-
Nederlanden , willende voorzien , dat de
steden , forten en platte landen van Braband , nog onder de
protectie van de Generaliteit wezende , of die bij sauvegarde
en anderszins met dezelve zijn contribuerende tot onderstand
van de jegenwoordige oorloge , in goede orde , politie en
geregeldheid voortaan gehouden mogen worden , hebben goed⚫ gevonden en geresolveerd , dat Z. Exc. Gouverneur en Capitein Generaal van Holland , Zeeland en Westvriesland als
Capitein Generaal over al ' t volk van oorloge , dat in de
voorschr. steden , forten en in de platte landen van Braband
zoo in garnizoen als te velde onder de bezolding van de
Staten gebruikt zal worden , commanderen , gebieden en op
de conservatie , defensie en bescherming van dien en straffe
van alle ongeregeldheden en misbruiken voorzien zal naar
behooren."
AANTEEKENINGEN
203-205.
275
Eerst op den 6den September is de commissie hiertoe gearresteerd , als wanneer tevens besloten werd om achter het
woord Braband te voegen en Vlaanderen.
Reeds op den
3den September te voren had MAURITS den eed deswegens
afgelegd. Zie BOR , Auth. Stukk. , III , 3. Ook was er bij
den Raad van State op den 6den September geresolveerd ,
om MAURITS in deze qualiteit toe te leggen f 600 ter maand.
Res. Raad v. St.
(204) Wij hebben dit wel nergens uitdrukkelijk gevonden :
maar te recht schrijft IDSINGA , II , 120 , dat het alleszins
vermoedelijk is , dat MAURITS , behalven de commissie tot het
Stadhouderschap van Holland en Zeeland , ook die van Admiraal Generaal van de zee , van LEYCESTER zal hebben gehad. Opmerkelijk toch is het , dat de commissie van Stadhouder , door LEYCESTER aan MAURITS gegeven , den titel van
Admiraal niet bevat , hoezeer hem die zoo uitdrukkelijk door
de Staten gegeven was : en ook uit de voordracht van LEYCESTERS woorden bij BOR , 21 " B. , f. 61a schijnt men tot
twee onderscheidene commissien te mogen besluiten.
(205)
Vgl. v. SLINGEL. , I , 219 , II , 97, 214 , KLUIT, III , 97.
BOR , Auth. Stukk. , III , 3 , geeft ons dezen aangaande eenige
uittreksels uit de Res. St. Gen. Wat wij buitendien gevonden
hebben , willen wij hier mededeelen.
Res. Raad v. St. 9 Augustus 1586.
>> S. Exc. (LEYCESTER)
désirant gratifier le Sieur Comte MAURICE , entend que le
10 denier , procédant des prinses et butins , amenés par les
Vrybuiters , seroit pris devant le 15 : néanmoins qu'on parleroit audit Sieur Comte , pour voir s'il s'accorderoit avec
l'intention des États sur le pied compris en l'instruction de
l'Amirauté que le 5º pour le pays se prendroit devant le 10º."
11 Aug.
Sur la remontrance faite par Monsieur le
Comte MAURICE de Nassau comme Amiral , de ce qu'il est
défraudé en grande partie de sa juste compétence et part
des butins de mer , a été résolu , que nonobstant le 23 article de l'instruction de l'Amirauté , S. Exc. pour secourir aux
nécessités
dudit Sieur Comte , et pour autres bonnes con-
sidérations , préfère le droit dudit Sieur Comte au droit qui
compete au pays."
18*
276
AANTEEKENINGEN
Res. St. Gen. 19 Maart 1587.
structie voor
Z.
205.
>> Is gearresteerd de in-
Exc. Graaf MAURITS als Admiraal van de
zee , mitsgaders de Gecommitteerden neffens Z. Exc.
ter
zake van de Admiraliteit : en geresolveerd , dat de commissien aan de Gecommitteerde Raden zullen worden gegeven
bij de Heeren Staten Generaal.
>> Instructie voor den Hooggeb. Vorst
>> en Heere MAURITS geboren Prins van
» Oranje , Graaf van Nassau , Markies
1
>> van der Vere en Vlissingen , Gou>> verneur en Capitein Generaal + van
» Holland , Zeeland en Vriesland , als
» Admiraal van de zee , mitsgaders van
» de Gecommitteerden neffens Z. Exc.
>> ter zake van de Admiraliteit."
>> In den eerste zullen Z. voorz . Exc. en Gecommitteerden
» bezorgen , dat der Geun. landen gerechtigheden , vrijheden ,
>> privilegien , tractaten en contracten worden geconserveerd
>> en onderhouden.
» Zullen bezorgen , dat de Provincien , quartieren en ste» den in goede eenigheid ruste , vrede en onderlinge vriend>> schap gehouden worden in conformité van de unien en
>> verbindtenissen tusschen henl. opgericht , bijzonder het stuk
» van de Admiraliteit aangaande.
>> Zullen bezorgen , dat de resolutien bij de Staten Generaal
>> op ' t stuk van de Admiraliteit genomen in date den laat>> sten January 11. aangaande de generale equippage van
>> schepen van oorlog , eenparige betaling van het volk van
>> oorlog te water ,
goede orde , zoo den opheve van de
» middelen ter zake van de Admiraliteit geconsenteerd , als
སྒྲོན
>>>> al hetgeen daarvan dependeert , aangaande , ten meesten
>> dienste van de landen worde onderhouden en achtervolgd.
>> De Gecommitteerden voornoemd zullen ordinarie alle
>> daags vergaderen tot
>> zal } adviseren.
zulker ure en plaatse , als Z. Exc .
» Item. zullen den Geun. Landen loven gehouw en getrouw
>>>>te wezen en hen naar haar uiterste vermogen in ' t volbren» gen van haren voorz. last wel en behoorlijk te kwijten.
AANTEEKENINGEN
277
205,
>> Aldus gedaan en geresolveerd in de vergadering van de
>> Heeren Staten Generaal bij provisie met zulken verstande ,
>> dat de vermeerdering , vermindering en verandering van
» de punten , hierin geroerd , gereserveerd worde ter dis» positie van de voorz . Heeren Staten , en dat de commissie
>> aan de voorz. Gecommitteerde Raden . neffens Z. Exc.
>> van wege de Staten Generaal zal worden gegeven op den
» 19den Maart 1587."
Op den 23sten Mei 1588 werd ter Staten Generaal bepaald ,
dat MAURITS , als verlaten zijnde van den eed aan LEYCESTER
gedaan , nieuwe commissie en instructie als Admiraal Generaal ontvangen zou. Zie BOR , t. a. p.
Res. St. Gen. 4 Juny 1588. >> Is gecompareerd de Raadsheer VALCKE en heeft van wege den Raad van State verklaard ,
dat den voorz. Raad verdunkt , dat de Admiraal
van de zee behoort te doen gelijken eed , voor zoo veel het
Admiraalschap aangaat , als de particuliere Gouverneurs van
de Provincien . De Staten zullen daarop letten en daarna
resolveren , gelijk ten meesten dienste van den lande zal
bevonden worden te behooren."
31 Augustus. » Is gelezen en gearresteerd de commissie
van Z. Exc. als Admiraal van de zee."
L
Op den 1sten September werd de eed bepaald , door MAURITS te doen , en werd op den 3den September deze eed
afgelegd. Zie BOR , t. a. p.
In vervolg van tijd ontstonden er eenige geschillen over
MAURITS aandeel in de buiten en prinsen , gelijk blijkt uit
zijnen hier volgenden brief aan de Staten Generaal.
>>> Edele , enz. Wij hebben gezien zekere punten , bij
» U. Ed. aan
onzen Secretaris
gezonden ,
aangaande
de
>> commissien , die wij mochten komen te geven aan de
» bevelhebbers van de schepen reizende naar vreemde lan>>> den en naar de Oost- en Westindiën , en de prinsen die
bij hen vijandelijk tegen dezer landen gemeene vijanden
>> zouden mogen geraken gedaan te worden . En behalven
>>, de communicatie , die wij vóór ' t besluit derzelver met U.
» Ed . verwachten om zekere punten ons daarin rakende 1 als
» Admiraal Generaal , zoo kunnen wij niet gelaten U Ed.
278
AANTEEKENINGEN
205.
» te verklaren , hoe wij ons bezwaard en eenigermate be>> droefd vinden , dat daarbij de 10de penning , ons en
>>> onzen voorzaten niet alleen van oude tijden , maar den
» Admiralen bij alle Koningrijken en Staten over eenige
>> gebeurige gerechtigheid toebehoorende , en waarover wij
>>> geene andere tractementen of lastgelden zijn genietende ,
» zulks wordt besneden , dat van de voorz. prinsen vooraf zou>> den moeten getrokken worden de vijf zesde deelen voor de
>> gemeene zaak , en van ' t resterende zesde deel alleen de
>> voorz. 10de penning. Ons is zeer wel indachtig , dat
>> zulks mede voorgenomen is geweest in 't reglement op 't
>> stuk van de zeevaart in den jare 1586 gemaakt ; dan
>> houden U. Ed. mede ten volle onderricht , dat onze be>> zwaarnissen daarop gehoord , zulks bij speciale acte dero» gatoir , ons gesteld , is ook veranderd en gesteld , dat wij
>>> dienaangaande zouden blijven bij den generalen ouden
» voet en gerechtigheid.
Waarom wij U. Ed . verzoeken en
» wel vriendelijk bidden niet te gedoogen , dat zulke nieuwig>> heid t'onzer schade en vermindering van onze behoorlijke
>> autoriteit worde voorgenomen of eenigzins toegelaten ,
>> maar dat ter contrarie tot dezer landen meesten dienst
>> dezelve autoriteit onder U. Ed. regering meer en meer
>> mag gemainteneerd en gestijfd worden , waaraan ons een
» goed gevallen geworden zal , ' t welk wij met onzen dienst
» gaarne vlijtelijk willen verschuldigen.
Op de Voren den
» lesten October 1599. MAURICE DE NASSAU.”
Ten gevolge van dezen brief werd op den 13den December
geresolveerd met de aanwezende Gedeputeerden van de Collegien ter Admiraliteit te spreken , om van hen te verstaan ,
wat voor gerechtigheid MAURITS al had genoten en nog genoot , ten einde daarna een besluit te nemen , waarbij noch
MAURITS noch het land zou worden verkort.
De gen.
Gedeputeerden gaven hun advies dienaangaande over op den
21sten December , zonder dat hetzelve vermeld staat : het
werd gelezen op den 24sten December : doch werd alleenlijk
goedgevonden ook MAURITS instructie dezenaangaande in te
zien , waartoe men eene copie dier instructie verzocht aan
de Admiraliteit van Rotterdam.
MAURITS schijnt intusschen
AANTEEKENINGEN
205.
279
eene nieuwe remonstrantie te hebben ingediend : althands zij
werd op den 8sten February 1600 ter Staten Generaal gelezen , en den volgenden dag werd besloten eene resolutie
daarop nog voor eenige dagen uit te stellen : welk uitstel
echter afstel werd.
Op den 7den Maart 1601 bracht MAURITS zijn verzoek op
nieuw ter tafel. In Res . St. Gen. 9 Maart 1601 leest men :
>> Is in ' t lange gecommuniceerd en geadviseerd op de
gepretendeerde gerechtigheid van Z. Exc. als Admiraal Generaal in alle buiten en prinsen ter zee , maar uitgesteld eindelijk daarop te resolveren tot de wederkomst van de
Gedeputeerden van
Utrecht en Overijssel , die absent zijn ,
ten einde ' t zelve met gemeen advies en eenpariglijk zoude
mogen geschieden : wezende voorgeslagen , dat men Z. Exc.
zoude mogen toelaten den 10den penning van alle buiten en
prinsen , die genomen zullen worden tusschen Capo de St.
Vincent en deze landen , uitgenomen van de schepen , geschut en munitiën van oorlog , en van Capo de St. Vincent
voorder den 30sten penning , zonder dat Z. Exc. eenige, gerechtigheden zal genieten van ' t gene te lande zal worden
genomen: daarop dat men met Z. Exc. door eenige Gedeputeerden zoude mogen komen in communicatie , om de
zaken te accommoderen , wel verstaande dat ' t gene dat er
besloten zal worden , dat ' t zelve alleenlijk zal wezen voor
Z. Exc. persoon en ten regarde deszelfs en hem ten gevalle ,
daarvan dat men zoude maken eene wel geraisonneerde acte ,
om het land niet te prejudiciëren."
Eerst op den 21sten April werd besloten zoodanige acte te
ontwerpen : dan op den 23sten Augustus werd er nader over
gedelibereerd , als wanneer de Gedeputeerden van Holland ,
Zeeland , Utrecht , Overijssel en Groningen er in toestemden ,
en die van Vriesland eenige dagen uitstel verzochten om er
met hunne principalen over te spreken : terwijl men van
Gelderland geen gewag vindt.
Hiermede rustte de zaak tot den 23sten Maart 1602 , als
wanneer een besluit werd genomen , vervat in de volgende
acte , gedagteekend op den 1sten April :
» De Staten Generaal der Vereen. Nederlanden , gedelibe-
280
AANTEEKENINGEN
205.
» reerd hebbende op de propositie van wege Z. Exc.
» nopende den 10den penning van de buiten en prinsen ter
» zee gedaan , nadat daarop gevisiteerd en geëxamineerd zijn
>> verscheidene 'ordonnantien , bij de Keizeren MAXIMILIAAN ea
» KAREL in de Nederlanden op de zaken van de Admiraliteit
» gemaakt , en eenige andere in de nagebure Koningrijken
>> uitgegeven , mitsgaders al ' t geen gedurende dezen oorlog
>> alhier te lande daarop is geordonneerd , en namelijk zekere
>> acte bij den Graaf van LEYCESTER in den Raad van State
>>> in den jare 86 uitgegeven , hebben verstaan en verklaard ,
>> al is ' t zoo dat niet bevonden wordt , de landen steden en
>> ingezetenen van de Vereen . Provincien onder de voorz . Kei» zeren of andere Prinsen der voorz . landen subject geweest
» te zijn of aangenomen te hebben de generale ordonnan>> tien en placaten op de zaken van de Admiraliteit gemaakt ,
» maar wel ter contrarie dat eenige derzelve Provincien hen
V
» daartegens altijd hebben geopposeerd ; dat van gelijke ' t geen
» gedurende dezen oorlog in de zaken van de Admiraliteit
>> in . de Vereen . Provincien in ' t generaal of particulier is
>> gedaan of geordonneerd , tot der landen , steden en inge>> zetenen belasting noch jegens hare vrij- en gerechtigheden
>> niet mag strekken of hen verder obligeren , als zij voor
>> de rechten , vrijheden en welstand der voorz . landen oor>> baar bevinden ; dat zij nochtans , begeerende Z. Exc. ook
» in dezen te believen , bewilligd en geconsenteerd hebben ,
>> bewilligen en consenteren mits dezen provisionelijk , en
>> alleenlijk voor Z. Exc. persoon en tot anders zal wezen
geordonneerd , dat Z. Exc. onder de voorz . verklaring zal
» volgen van de prinsen en buiten , benoorden den Tropico
>> Cancri en zouder denzelven Tropicum gepasseerd te zijn ,
D
>> veroverd of te veroveren , en voor goede prinse verklaard
D
>> of te verklaren bij den Rade van de Admiraliteit dezer
)
>> landen , (de schepen , geschut en ammunitie van oorlog
D
>> uitgezonderd) , een gerecht 10de deel , en van ' t gene over
>> den voorz . Tropicum Cancri is of veroverd zal worden ,
>> een gerecht 30ste deel : alles zoo van ' t gene bij de sche>> pen , in dienst der landen wezende , veroverd is of ver» overd zal worden , als van de schepen , den particulieren
D
T
AANTEEKENINGEN
205.
281
>> ingezetenen dezer landen toebehoorende ; zonder dat hier>> onder begrepen of verstaan zullen worden de
prinsen ,
>> die te lande veroverd zijn of veroverd zullen worden.
>> En zal hiernaar de vereffening en voldoening aan Z. Exc.
>> of zijne Gecommitteerden bij den Rade van de Admiraliteit
>> gedaan worden . Aldus gedaan en gearresteerd ter ver>> gadering van de voorz. Heeren Staten Generaal in ' s Gra» venhage den 1sten April 1602."
. Op MAURITS verzoek , dat hij dien 10den en 30sten penning
ontvangen zou volgens de acte van den 9den Augustus 1586 ,
werd op den 20sten July 1602 besloten , dat ter oorzake der
gerechtigheid van de Generaliteit die 10de en 30ste penning
niet verminderd zou worden .
Den 13den Augustus 1604 werd ter Staten Generaal gelezen een brief van de Admiraliteit van Middelburg waarbij
verzocht werd verklaring der resolutie van den 1sten April 1602 ,
of namelijk de
10de en 30ste penning moest berekend worDan men
den vóór of na aftrek der geleden onkosten .
stelde het uit hierop een besluit te nemen : en verder vindt
men er niet meer van gewaagd.
In Mei 1605 werd er ter Staten Generaal een nieuw geschrift van wege MAURITS ingediend :
» Alzoo
Z.
>>> Admiraliteit
Exc. verstaat ,
zwarigheid
dat bij de Collegien van de
gemaakt
wordt
hem
te laten
>> volgen zijne gerechtigheid van den 10den penning van de
>> prinsen op de kusten van Vlaanderen genomen ten opzien
>> van zeker placaat van wege de Heeren Staten Generaal
>> geëmaneerd in den jare 98 , waarbij de voorz. prinsen
>> worden verdeeld zonder eenige mentie te maken van Z.
>> Exc. gerechtigheid , tegen der Heeren Staten resolutie in
>> date den 1sten Aprilis 1602 , daar nochtans de prinsen , op
» de kusten van Vlaanderen genomen , zoo wel prinsen zijn
>> als andere , daarvan Z. Exc. altijd in' continuele possessie
>> is geweest den 10den penning te genieten ; dat Z. Exc .
>> daarom verzoekt als Admiraal Generaal van de zee in
>> conformité van de resolutie van de Heeren Staten in de
>> voorz. possessie gemaintineerd te mogen worden , en dat
>> den Heeren
Staten overzulks
zal gelieven de respective
282
205-217.
AANTEEKENINGEN
>> Collegien te ordonneren , dat zij aangaande de gemelde
>> gerechtigheid in afrekening en liquidatie treden met Z. Exc.
>> Gedeputeerden , dewijl tusschen de voorz.
>> Z. Exc.
Collegien en
Gedeputeerden geen ander different is geweest ,
» dan aangaande de gerechtigheid van den 10den penning in
» de prinsen op de kusten van Vlaanderen genomen."
Dit verzoek
9 Mei 1605.
werd
toegestaan.
Res.
St.
Gen. ,
3,
6,
Op den 28sten Mei 1616 verzocht MAURITS verklaring der
woorden van de acte van den 1sten April 1602 , schepen ,
geschut en ammunitie van oorlog , dewijl de Admiraliteit van
Middelburg hem weigerde den gerechten penning in de koopDe Staten zeiden voor verklaring , dat bij
vaardijschepen.
die woorden slechts schepen van oorlog en geen koopvaardijschepen verstaan werden.
In 1620 verzocht MAURITS , dat er bij het octroyeren der
Westindische Compagnie op zijne gerechtigheid als Admiraal
Generaal gelet zou worden , even als in het octroy der
Oostindische Compagnie gedaan was : en is hierin door de
Res. St. Gen. , 25 Maart,
Staten Generaal bewilligd.
1 April 1620 .
(206)
(207)
BOR , 7 B. , f. 44.
BOR , 8 B. , f. 86d.
(208)
Zie de over en weer gewisselde geschriften , te le-
zen bij BOR , 8 B. , f. 88-98 , waarbij men voege V. D. SPIEGEL , Onuitg. Stukk. , I , 1-17.
Men vergelijke ook eenen
belangrijken brief van Prins WILLEM aan zijnen broeder JAN
van Nassau , geschreven den 28sten September 1574. GROEN
V. PR. , Archiv. , V , 72.
(209)
BOR , 13 B. , f. 105a, d , 110c , 144c , 146c.
(210)
BOR , 23 B. , f. 23-28.
(211 )
KLUIT II , 330.
(212)
(213)
BOR , 23 B. , f. 31a.
BOR , 23 B. , f. 36c.
(214)
(215)
BOR , 23 B. , f. 37c.
BOR, 23 B. , f. 31c-33d .
(216 )
BOR , 23 B. , f. 37d- 39c.
(217)
Reeds heeft WAG. , VIII , 238 aangemerkt , dat deze
AANTEEKENINGEN
houding van
Gouda vreemd mag
283
217-225.
schijnen :
dan
volgens
KLUIT , II , 367 , was die stad wel meer zonderling.
(218)
BOR , 23 B. , f. 50c-54b. KLUIT II , 381.
(219)
In Res. St. Gen. 11 Oct. 1587 leest men een zeer
belangrijk en uitvoerig verhaal van een voorstel tot vredehandeling op dien dag ter Staten Generaal door den Raadsheer KILLEGREY namens LEYCESTER gedaan.
Op den 12den`
October leest men eenen brief der Staten Generaal in antwoord
op dat voorstel . Op den 13den October de verklaring van
LEYCESTER , dat hij den last der Koningin daaromtrent in
behoorlijken vorm zou doen voordragen , gelijk hij liet doen
op den 20sten October.
Men leest zijn voorstel in Res . St.
Gen. Vgl. BOR , 23 B. , f. 92b.
(220)
BOR , 23 B. , f. 92d,
(221 )
(222)
(223)
Men leest die instructien bij BOR , 24 B. , f. 5.
"
BOR , 24 B. , f. 6.
Men leze een paar adviezen voor en tegen den
vredehandel bij BOR , 23 B. , f. 94b- 96d.
(224 )
Zie dit gewichtige antwoord bij BOR , 24 B. , f. 68.
(225) Deze drie vragen luideden als volgt :
» Alzoo Z. Exc. en de Staten tot nog toe niet hebben
>>> kunnen verstaan , dat met den Koning van Spanje eenige
>> vrede mocht worden aangegaan , overmits dezelven van
>> gevoelen zijn geweest , dat door het besluit van den vrede
>> met den Koning , de Kerke Gods en de welstand dezer
>> landen niet mag blijven geconserveerd , zoo begeert Z. Exc.
>> advies :
>> Eerst , of Z. Exc. met goeder conscientie zoude Mijne
>> Heeren den Staten mogen dienen voor advies , contrarie
>> zijn voorgaande gevoelen , dat met den Koning van Spanje
>> eenige vrede gemaakt mag worden , waarmede de Kerke
>> Gods zou mogen blijven in haar geheel en niet vallen in
>> eene uiterlijke ruine en desolatie , mitsgaders alle degenen ,
>> die daarvan lidmaten zijn of dezelve toegedaan : en of het
>> overzulks geraden zou zijn met den voorschr. Koning of
>> zijne Gedeputeerden te treden diesaangaande in eenige com>> municatie.
>> Ten tweede , of in geval in de voorschr. handeling zou
284
AANTEEKENINGEN
225-233 .
>> moeten bewilligd worden , met goede conscientie het ar>> tikel bij H. Maj . nopende de religie haren Commissarissen
>> alreede belast , en zulks als het ligt , zal mogen aange>> nomen worden.
>> Ten derde , of zij zouden verstaan , dat de Gereformeerde
religie en degenen , die daarvan professie doen , met zulke
>> punten ,
als
zij Dienaars bij hun antwoord hebben ver-
>> klaard , in dezen zouden genoegzaam voorzien zijn , terwijl
>> in hetzelve antwoord geene mentie
>> exclusie van andere religien.
>> Aldus gedaan
gemaakt wordt van
en bij Z. Exc. overgeleverd in de ver-
» gadering van de Ministers van Holland.
>> den 8sten dag van April 1588."
In den Hage op
(226) De adviezen van die van Tholen , van Schouwen
en Duiveland leest men bij BOR , 24 B. , f. 69e , 70. Zonderling partijdig is het oordeel van 'BROES , Eng. Kerk , II ,
61 , die de zeer gematigde omzichtigheid van alle die antwoorden als een bewijs van groote partijdigheid in die
predikanten beschouwt ,
terwijl zij , zegt hij , naar hunne
beginselen den aangedragen vrede zoo scherp afkeurden , als
immer de Staten doen konden.
(227) Zoo spreken BRANDT , Hist. d . Ref. , I , 748 en
WAG. , VIII , 284. Ook BROES t. a. p. noemt het een slim
beleid van MAURITS .
(228)
Dit willen KLUIT , II , 468 en BILD. , VII , 164.
In
dit gevoelen schijnt ook te staan de Schr . van de Staatk.
Part. , bl . 118 , als hij zegt , dat deze raadpleging geheel en
al door OLDENBARNEVELD bestuurd werd .
(229)
(230)
Res. Holl. 6 Apr. 1588 .
BOR , 23 B. , f. 50.
(231 )
(232)
Res. Holl. 9 Apr. 1588 .
BOR , 23 B. , f. 92d.
(233) Dit schijnt ook het vermoeden te zijn van KLUIT ,
II , 367 , die , verhalende , dat Gouda zich voor den vredehandel verklaarde , er (anderszins onnoodig) bijvoegt , dat
FRANKEN aldaar Pensionaris was : terwijl hij op bl. 42 had
geschreven , dat , naar zijn vermoeden , sedert den dood van
Prins WILLEM I de geest der Goudsche en Rotterdamsche
AANTEEKENINGEN
285
233-236.
Pensionarissen , FRANKEN en OLDENBARNEVELD , vooral in de
Vroedschaps-Vergaderingen veel invloed had , en aldaar meer
Aristocratie begon te heerschen .
(234) Deze schijnt ook de redenering van KLUIT , II , 468 ,
die na het verhaal betrekkelijk die acte gegeven te hebben ,
er in eene noot aan toevoegt : » Daar was tusschen den
President A. VAN DER MYLE en den Heer VAN OLDENBARDes Advocaats dochter was
NEVELD eenige betrekking.
getrouwd met VAN DER MYLE's zoon . Deze zonderlinge
acte is vatbaar voor staatkundige aanmerkingen."
(235 ) Zoo schreef hij in zijne Remonstrantie van 1618.
TRIGLAND , K. G. , bl. 1044 merkt er te recht op aan , dat
OLDENBARNEVELD even zoo goed mocht gezegd hebben ,
blind en dom te zijn is het veiligste geloof; hetwelk hetzelfde is , als het ingewikkelde Pausselijk geloof. Reeds had
CALVYN , Inst. , 1. 3 , c. 2 , § 5 geschreven : » Si Paulus severe
eos damnat qui semper discentes , nunquam ad scientiam
veritatis perveniunt , quanto graviorem ignominiam merentur , qui data opera affectant nihil scire."
(236) UITENB. , Lev. en Verantw . , bl. 14.
>>> Dit was
(in 1590) de eerste particuliere aanspraak des Heeren VAN
OLDENBARNEVELD , en de ingang tot de kennis met Z. Ed .
die mij te voren beschreven was te zijn een zeer hoogdragende man , afkeerig van de religie en vijand van de predikanten. Ik merkte geen van allen noch in deze eerste noch
in andere samensprekingen , die ik daarna bij verscheidene
occasien met Z. Ed . had . Hij misprees somwijlen sommiger
predikanten onrekkelijkheid ; had misnoegen in der Consistorien te veel onderwinds en pogen naar zaken , die hij meende
de politie te na te gaan , ook met de autoriteit van het land
en der conscientie-vrijheid
niet te kunnen bestaan.
Zeide
mij op zekeren tijd rondelijk , dat hij studerende tot Heidelberg professie van de religie had gedaan (in 1570) : maar
dat hij zich in Holland van het Avondmaal had onthouden
alleen om de gemelde inzichten . Ik vertoonde Z. Ed . dat
die redenen in zoodanige zaak geene plaats hadden , en vermaande hem. Z. Ed. nam het dankelijk aan ; waarop ook
volgde
eenigen
tijd
daarna ,
dat
eerst hij zelf , daarna
286
AANTEEKENINGEN
236-242.
zijne huisvrouw , ook zijne dochter , die , na , den Heere
VAN VEENHUIZEN , - trouwde , en zoo voort de oudere
dochter , nu huisvrouw van den Heer VAN DER MYLE , haar
successivelijk ten heiligen Avondmaal begaven , nadat hij dezelve te voren in zijn huis door mij had doen onderwijzen ,
naar ieders capaciteit , in de grondstukken der Christelijke
religie. "
(237) Dit is het oordeel van DA COSTA , Rechtspl. van
Old. , bl. 6. De Schr. van de Staatk. Part. , bl. 109 noemt
OLDENBARNEVELD godsdienstig in zeden en wandel en tevens
een vriend van verdraagzaamheid. Zedeloos van gedrag en
wandel was hij zeker niet : maar dit kan ook van vele
vijanden des Evangelies gezegd worden.
(238)
BOR , 22 B. , f. 88-92.
(239)
BOR , 21 B. , f. 17.
(240) Res. Holl.
KLUIT , II , 252.
(241)
OLDENBARN . , Remonstr. , bl. 6.
20 Apr. 1587.
BOR , 22 B. , f. 82.
Res. Holl. 15 Apr. 1588.
(242) Dit blijkt uit den volgenden brief, door hem geschreven aan den Heer DE RYKE , zijnen gemachtigde als
Eersten Edele in Zeeland : men leest dien brief in Res. Zeel.
22 April 1588.
>> Monsieur DE RYKE
Comme à présent en toutes les
>> Provinces se prend la résolution pour le fait de la paix ,
>> aussi pour raison de mes qualités dont l'une est que je
» suis Premier Noble de Zeelande , j'ai prins conseil avec
» plusieurs et diverses personnes
à
raison de
la grande
>> importance du fait , comment j'aurais à donner mon avis
>> en affaire de si grande conséquence tant pour le fait de
>>` la religion que la conservation du pays : lequel je vous ai
» bien voulu envoyer , afin de le proposer en mon nom à
» Messieurs les États de Zeelande et aux Sieurs Députés au
et est au premier lieu , que pour mon avis je ne
>> serois pas d'opinion , qu'on essaya le danger qu'il y aura
» au traité , mais qu'on s'excuse vers S. Maj . Et comme
>> Conseil
>> j'entend en telles affaires préjudicier aux autres avis ,
>> aussi si les autres trouvoient bon d'y envoyer , néanmoins
» je ne veux aucunement pour mon regard consentir qu'on
AANTEEKENINGEN
242-245.
287
>>> traîte chose aucune , que le fait de la religion ne soit
>> premièrement vuidé et consenti , à savoir que ces Pro>> vinces Unies
ayent l'exercice de la religion libre sans
>> autre exercice en ces pays , et néanmoins qu'on procure >> aux autres Provinces qui nous ont été associées , le plus
>> grand avantage que se pourra faire : et quant aux autres
>> articles , principalement des assurances , qu'on le remette
» à la délibération et assemblée des États Généraux . Je
>> vous prie de donner cet avis et le faire enregistrer et
>> m'advertir de ce qui aura été fait : et sur ce m'étant
>>> affectueusement recommandé en vos
bonnes graces , je
<< prie Dieu vous donner etc. De
>> 1588. MAURICE DE NASSAU."
Haye,
(243)
la
13 d' Avril
BOR , 24 B. , 77c.
(244) BOR , 25 B. , 12b.
(245)
Res St. Gen. 11 Aug. 1588.
>> Is gecompareerd
de Raadsheer VALCKE , heeft verzocht , dat de Heeren Staten
bij den anderen zouden willen blijven ; dat Z. Exc . en Raad
van State in deze vergadering tegen de klokke elf uren
hadden bescheiden de Staten van Holland , Hoogen en Provincialen Raad , Rekenkamer en Regeerders van den Haag ,
om te aanhooren alzulke propositie van groote importantie ,
als Z. voorz. Exc. en Raad voorgenomen hadden te doen ,
strekkende tot conservatie van de ware Christelijke religie
en dienst van den lande : daarin de Heeren Staten hebben
bewilligd.
>> Zijn gecompareerd de voorz. Heeren Staten van Holland,
Collegien van den Hoogen en Provincialen Raad , Rekenkamer , mitsgaders de Regeerders van den Haag , en daarna
Z. voorz. Exc.
met het Collegie van den Raad van State :
hebben Z. Exc. en Raad bij monde van den Heer President
VAN DER MYLE geproponeerd en in ' t lange vertoond de gewoonlijke maniere van doen van Z. Exc. hoogl . mem. binnen
zijn leven , als er eenige zware nood voor handen was , te
weten , dat hij de voorz. Staten in ' t generaal en particulier
met de voorz. Collegien vooreerst deed vermanen om God
den Heere te bidden Zijne gedreigde welverdiende straffen
van den lande te willen weren , en daarna denzelven Staten
288
AANTEEKENINGEN
245-249.
verzocht den lande met middelen en penningen mildelijk te
willen assisteren , daarmede goedstijds alle devoir en naarstigheid mochte gedaan worden om alles te bezorgen , ' t welk
tot
wederstand
voorz. Exc.
des vijands zoude mogen dienen ;
en ' t land hem daarmede altijd
dat Z.
wel hebben
bevonden , gelijk gebleken is , dat de vijand tot zijnen vermeten niet heeft kunnen komen en dat God Zijne kerken
en gemeenten heeft bewaard : dat Z. Exc. Graaf MAURITS en
Raad van State , denzelven voet volgende , de voorz . Collegien alsnu had doen beschrijven , om dezen hoogsten nood ,
daar de vijand hem te water presenteert en alreede tot op
de kusten van deze landen gekomen is met al ' t geweld ,
't welk hij met behulp van den Paus en de Sancta Ligua
heeft kunnen t' samen brengen , het Koningrijk van Engeland en deze landen t' samentlijk te overvallen , te vernielen
en te destrueren , mitsgaders Gods heilig Woord daar uit
te roeiën , H. Ed. te vertoonen en vermanen daartegen
vooreerst heurlieder recours te willen nemen tot den Heere ,
en daarna promptelijk te consenteren de som van tweemaal
honderd duizend Gulden extraordinarie boven alle voorgaande
consenten, om daarmede in aller ijl alle schepen van oorloge
in zee te mogen brengen , voorzien van bootsvolk , volk van
oorloge , vivres en ammunitien daartoe noodig , om den vijand
en zijne
aanslagen
daarmede te
mogen wederstaan :
daartoe gebruikende vele goede redenen van inductien en
persuasien , gelijk nader bij geschrifte wordt vervat en overgeleverd zal worden."
(246)
(247)
Dit zijn de woorden van BOSSCHA , I , 286 .
BOR , 25 B. , f. 20c - 24a. WAG. , VIII , 290.
(248)
Res. Holl. , 19 Oct. 1588 .
(249) Hiervan hebben wij bij geenen historieschrijver iets
gevonden. Maar men leest in Res. Raad v. St. 6 Dec. 1588 :
>> Is gelezen een brief van de Heeren LOOSEN en VALCKE ,
inhoudende dat de Heere Grave MAURITS van Nassau en zij
voor de schanse Voren gekomen zijn , en de soldaten gea
sommeerd om de schans over te leveren ; daarop zij haar
geëxcuceerd hebben op den Overste SCHENK , verzoekende
eerst daarvan antwoord te hebben : ' t welk de voorz . Heere
AANTEEKENINGEN
Graaf niet konde aannemen
daartegens te procederen.
289
249--252.
maar gemeend was metterdaad
Zenden over copie van ' t schrijvens
aan die van de schanse , bij den Heere Grave voorz . gedaan , en van derzelver rescriptie : verzoeken , dat de Gedeputeerden van Holland toch mochten derwaarts gezonden
worden. P Is goedgevonden de brieven den Heeren Staten
van Holland te communiceren , als zulks gedaan is : en heeft
de Secretaris HUYGENS gerapporteerd , dat die van Holland
het progres goed vonden en hadden aan hare Gedeputeerden
rencharge gedaan ."
10 Dec. >>> De Raadsheeren LOOSEN en VALCKE , gecommit
teerd zijnde geweest , neffens Z. L. Graaf MAURITS , om denzelven met raad en anderszins te assisteren tot de verovering van
de schanse van der Voren , hebben in ' t breed een zeer particulierlijk rapport gedaan van alles , dat er gepasseerd is geweest
in ' t veroveren van dezelve en daarna tot H. Ed. wederkomst ,
- zich voorders refererende aan heurlieder brieven ."
(250) BOR , 25 B. , f. 40d.
8 St. , bl. 74.
(251)
VAN WYN , Bijv. op Wag. ,
GROEN V. PR. , Archiv. , Tom. I , p . 42.
Het werk
getiteld : Het regt van den Prins van Oranje tot het Marquisaat van Veere en Vlissingen , bl. 30 , 138 , 139.
Ten jare 1613 schijnt er verschil tusschen Holland en
Zeeland geweest te zijn nopens de verheffing van het Marquisaat : weshalve MAURITS aan die van Zeeland verzocht te ,
mogen volstaan met eene acte van diligentie , tot dat het
verschil zou zijn uitgemaakt.
Hierover werd op den 22sten
Augustus ter Staten van Zeeland gedelibereerd en met algemeene stemmen , uitgenomen die van den Heer VAN MALDERE
als Gecommitteerde van den Eersten Edele , besloten dat verzoek van MAURITS beleefdelijk af te slaan , als strekkende
tot nadeel van Zeelands recht , daar zoodoende Holland alle
rechten van Zeeland litigieus zou kunnen maken . MAURITS
voldeed sedert aan dit besluit en gaf aan VAN MALDERE last ,
om van zijnentwege en uit zijnen naam het Marquisaat te
verheffen van Zeeland en den eed daartoe te doen , gelijk
ook geschied is.
(252)
I
Res. Zeel. 15 - Nov. 1613.
Res. Raad v. St. 18 Oct. 1588.
» Zal geschre19
290
AANTEEKENINGEN . 252-255 .
ven worden aan de Gedeputeerden van den Rade , zijnde bij
den Heere Graaf MAURITS in Zeeland , dat zij Z. L. willen
zeggen , dat de Raad verstaat bij denzelven gegund te worden sauvegarden , ' t welk bij de Heeren Staten expresselijk
bij acte geordonneerd is gegeven te worden bij den voorz .
Rade ; denzelven Heere Grave daarom aan te zeggen , dat
hem gelieve daarop te letten en zulks niet meer bij zijne
Secretarissen te laten depecheren , alzoo ' t zelve niet alleenlijk zoude strekken in
prejudicie van zijne
autoriteit en
reputatie , zoo verre dezelve sauvegarden quaestieus zouden
vallen , maar ook de personen niet valideren , ten ware Z. L.
nader bescheid hadde van de voorn. Heeren Staten ; waaraf
dezelve zal gelieven den Raad te verwittigen. Zullen dezelve
Gecommitteerden ook spreken nopende de paspoorten , die
men verstaat dagelijks gegeven te worden zoo bij Z. L. als
die van Zeeland."
(253) Zie die besluiten in Res. Holl. 2 Jul. , 8 Sept. 1588.
Vgl. KLUIT , III , 32 , 442.
7 Oct.,
(254) Res. Holl. 7-14 Aug. , 19 Sept.
15 Oct. - 15 Nov. 1588 .
(255) Deze brief te lezen in Res. Holl . 22 Febr . 1589 ..
Daarbij schrijft MAURITS onder anderen :
» Wij
» kerd ,
twijfelen niet ,
of gijl. houdt u volkomen verze-
dat in de laatste vijf voorleden jaren wij (bij de
•>> Heeren Staten zoo tot de generale regering der Vereen.
» Nederlanden , als tot den gouvernemente van den lande van
Holland , Westvriesland en Zeeland beroepen zijnde) niet
>> gespaard hebben noch arbeid , noch vlijt , noch bezwaar>> nis , noch onzen eigenen persoon , in het helpen bevorde>> ren van het loffelijk begonnen werk van onzen Heer Va>> der h. g. in deze landen , namelijk
om de Nederlanden
>> en de ingezetenen derzelve van de wreede tyrannij der
>> Spanjaards en hare adhaerenten , vijanden van Gods heilig
» Woord en der Nederlanden vrijheden en gerechtigheden
>> te verlossen en overzulks in dezelve landen de exercitie
» van de ware Christelijke Gereformeerde religie , eenza>> mentlijk der landen vrijheden en gerechtigheden te con>> serveren , waarin wij ook door Godes genade ten uiterste
AANTEEKENINGEN
>> verhopen te volharden .
» vlijt en
255.
291
Dan gemerkt alle onze moeite en
arbeid de gewenschte
vruchten van dien niet
» kunnen uitbrengen , ten zij voor het eerste God de Heere
>> almachtig dezelve zegene met Zijnen goddelijken zegen ,
>> als in den voorleden jare zeer heerlijk (zoo in het ver>> nielen en verstrooiën van de geweldige Spaansche armade ,
>> in het ophouden van des vijands groot geweld te water
» en te lande , in Vlaanderen bij den anderen gebracht ; dat
>> hij met groote schade en schande van Bergenop den Zoom
>> en het eiland van Tholen heeft moeten wijken , en in
>> vele andere zaken tot vordering
van den welstand der
>>
1 als de naburige rijken
་ gemeene zake zoo in deze landen
>> in den voorleden jare gepasseerd , ) is geschied : en ten
>> tweede dat bij de Geun. Provincien en namelijk bij de
>> Provincien van onzen gouvernemente in goede eenigheid
>> en onderlinge correspondentie zoo tusschen de Provincien
>> als de steden en leden van dien , alle naarstigheid , vlijt
>> en mogelijke middelen gebruikt worden , om ons te assis>> teren in de goede directie van de voorz. gemeene zake :
» zoo hebben wij ul . op het allerernstigste wel willen ver>> zoeken en vermanen , ten einde rijpelijk te willen over>> denken , hoe grootelijks de Vereen . Landen in ' t gemeen ,
» eenzamentlijk de Heeren Edelen en Steden en de ingezete» nen van dien in het particulier daaraan gelegen is , dat
>> de voorschr. voorgenomen gemeene zake , (daarvoor in de
>> naaste jaren zoo veel vrome mannen hun leven gelaten
>> hebben en zoo veel schaden geleden zijn , en daarvoor
>> deze landen en de ingezetenen derzelven zoo veel gedaan
» hebben , en in de handhouding van dewelke zoo dik- en
>> menigmaal de zonderlinge genade en weldaden van God
» den Heere almachtig jegens der menschen opinie gespeurd
» zijn , ) ten uiterste gehandhoud en van God den Heere
>> almachtig eene goede gewenschte en gelukzalige uitkomst
>> verwacht worde , tot welke uitkomst naar menschen oor» deel alsnu (zoo ten opzien van de groote schade bij den
» Koning van Spanje ter zee geleden , zijnen hoogen ouder>> dom , de resolutie van de Kon. Maj . van Engeland om
>> denzelven Koning van Spanje in zijn eigen rijk met ge19*
292
AANTEEKENINGEN
255 .
>> weld te doen bezoeken , dat de zaken van den Koning
>> van Navarre en de Provincien en steden van de Gerefor» meerde religie in Frankrijk in goede punten staan ; dat
>> mede vele Vorsten en Heeren in Duitschland zich beter
>> voor de gemeene zake zijn verklarende als te
voren
is
>> geschied , ) beter apparentie is , als gedurende den oorlog
>> ooit geweest is.
Daarom begeerende , dat gijl. al hetzelve
>> en de perikelen , daarin deze landen moedwilliglijk zou>> den worden gesteld , ingevalle Gods genade niet waarge>> nomen en niet met goede eenparige middelen en getrou>> welijk bij alle de leden en steden in de gemeene zake
>> gehandeld wordé , overwegende en alle particuliere passien
>> en bedenken
aan de zijde
stellende ,
getrouwelijk wilt
» volharden in de mannelijke resolutie in het aannemen der
>> gemeene zake genomen en tot nog toe gecontinueerd , en
» overzulks ter naaster vergadering van de Heeren Staten
» van Holland op deze onze begeerte uwe Gedeputeerden
» medezenden volkomentlijk gelast , om te helpen adviseren
Als in den
» en resolveren op de navolgende punten.
>> eerste , om bij alle middelen te helpen bevorderen , dat
>> onder de Geun. Provincien en namelijk die van Holland
» en Zeeland en alle
de quartieren
en steden van
dien
>>. goede onderlinge eenigheid , vriendschap en correspondentie
>> mag gemaakt , onderhouden , en alle oorzaken van mis>> verstanden weggenomen of ten minste provisioneel ge>> schorst mogen worden , om met goede unie de gemeene
>> zaak te
mogen vorderen en de voorschr . genomen loffe-
» lijke resolutie van de Kon. Maj . van Engeland te assiste>> ren . ----- Ten vijfde , om orde te stellen , dat de last ons
» opgelegd zoo aangaande den gouvernemente van de voorschr.
>> landen van Holland , Zeeland en Westvriesland ; als het
» Admiraalschap der Vereen. Nederlanden , bij ons met Godes
>> hulp tot der landen dienst en contentement van alle goede
» liefhebbers van den Vaderlande ordentelijk mag worden
>> uitgevoerd.
En
alzoo
wij
ons
verzekerd
houden ,
dat
» gijl. zijt continuerende in uwe oude en gewoonlijke zorg>> vuldigheid en affectie tot de handhouding der gemeene
» zake , en insgelijks om ons in onze vlijt , arbeid , moeite
AANTEEKENINGEN
>> en trouwhartigheid
in het
255-258 .
293
uitvoeren van hetgeen onze
>> voorschr. Heer Vader h. g. zoo loffelijk heeft begost , en
>> door Godes genade en ul. assistentie vele jaren beleid , zoo
» willen wij niet twijfelen , of gijl. zult der gemeene zake ,
>> den Vaderlande en ons ten beste op de voorschr. punten
>> vruchtbaarlijk resolveren." Enz.
(256 ) Men leest in Res. Holl. 22 Oct. 1589 : >> Is van
wege Z. Exc . zeer ernstelijk en in het lange voorgehouden
de zegening Godes , die door goede eendracht over deze landen
is bewezen , en zulks groote vermaning gedaan in dezelve
eenigheid te willen continueren , en alle oorzaken van disorder en tweedracht te schuwen , daardoor de landen in
ruine zouden mogen komen : en hebben de Staten Z. Exc.
voor de voorn. vermaning mede ten hoogste bedankt en
van de goede affectie en devoir , die dezelve den lande is
bewijzende." Vgl . Res. Holl . 15 Oct. - 15 Nov. 1589.
(257)
BOR , 26 B. , f. 57.
(258)
Res. Holl. 21 Mei 1588.
>> Op de remonstrantie
en het verzoek bij den Hooggeb . Heere MAURITS , geboren Prins
van Oranje , Graaf van Nassau etc. aan de Staten van Holland
gedaan , dat Z. Exc. en zijne broeders en zusters , des Heeren Prinsen van Oranje hl. mem. achtergelaten kinderen ,
gegund zouden worden de hooge en al zulke verdere Heerlijkheid van Monster en Monster-ambacht , zulks als de Graaflijkheid van Holland dezelve is competerende , en zulks te
hebben en te ontvangen tot een onversterfelijk erfleen van
de Graaflijkheid van Holland de hooge , midden en lage
jurisdictie , heerlijkheid en gerechtigheid van Monster en
Monster-ambacht : de Staten van Holland etc. gecommitteerd
en last gegeven hebbende haarl. Gecomm. Raden om hetzelve
bij eenigen van haarl. te . communiceren met de Heeren
Raden van State neffens Z. Exc. van LEYCESTER Gouverneur
Generaal , mitsgaders de Luiden van de Rekening in Holland ,
en met haarl. advies en kennis Z. Exc. van Nassau voor
hem en zijne descendenten te gunnen en te accorderen de
hooge en alzulke verdere heerlijkheden als de Graaflijkheid
van Holland is competerende aan Monster en Monsterambacht , om dezelve van de voorn . Graaflijkheid te ontvan-
294
AANTEEKENINGEN
258 .
gen en te houden ten rechten leene ; welverstaande dat ,
zoo wanneer Z. Exc. of iemand van de descendenten van
Z. Pr. Exc. hl.
ged . bij lossing en partage aan de Am-
bachtsheerlijkheid van Monster en Monster-ambacht voorn . ,
alstoen verkocht of in pandschap uitgegeven , zal wezen
gekomen , alsdan beneffens dezelve Ambachtsheerlijkheid de
voorz. hooge en alzulke verdere heerlijkheden , als de
Graaflijkheid van Holland jegenwoordelijk daaraan
teert ,
denzelven
zullen worden
compe-
onsterfelijken
verlijd ten
erfleen , mits dat hetzelve altijd zal erven en besterven op
die van den Huize, van Nassau. En voorts dat de Staten
voorn . daarop gezien hebbende het advies van die van de
Kamer van Rekening voorn . ,
mitsgaders
de
brieven van
die van den Raad van State , daarbij zijl . hen met het voorn.
advies conformeren : hebben de Staten voorn. in aanziening
van de jegenwoordige gelegenheid
der zaak aangaande de
Ambachtsheerlijkheid van Monster en Monster-ambacht , als
dat orde op de afdoening en lossing van de pandschap
voorn. is gesteld , in respecte van den Huize van Nassau en
1
de hooge verdiensten die Z. Exc. van Nassau tot deze
landen en het gemeenebeste is bewijzende , gegund , geaccordeerd en geoctroyeerd , gunnen , consenteren en octroyeren
bij dezen Z. Exc. van Nassau voor hem en zijne descendenten , de hooge , midden en lage jurisdicție van de Heerlijkheid van Monster en Monster-ambacht , zulks dezelve de
Graaflijkheid is competerende , zonder dat nochtans daaronder
zullen
zijn begrepen
de
regalia
gerechtigheid van de wildernis ,
van den
Prinse , als de
zeevonderij ,
confiscation ,
beden , subventien en dergelijke : welke voorn . Heerlijkheid
Z. Exc. (na de lossing van den pandschappe voorn . ) en
zijnen descendenten verleend zal worden tot een onversterflijk erfleen , zulks dat dezelve altijd zal moeten erven en
besterven op die van den Huize van Nassau als voren :
ordonnerende daarom de Staten voorn. den Stadhouder van
de leenen in Holland , den Registermeester en Griffier van
de leenen daaraf behoorlijke brieven van verlij te doen passeren en registreren , en Z. Exc. in de voorz . hooge Heerlijkheid te doen institueren en bevestigen als naar behooren. "
хо
AANTEEKENINGEN
258-262.
295
Over de inhuldiging , zie BOR , 26 B. , f. 31b.
(259) Res. Holl. 8 Maart 1589. >> De Staten aanmer-
kende de goede diensten , die binnen de Geun. Landen zullen getrokken worden , zoo ver met goede autoriteit , eenigheid en correspondentie de zaken van den oorlog beleid en
gevorderd mogen worden , hebben goedgevonden , dat voor
advies van die van Holland en Westvriesland in de vergadering der Staten Generaal ingebracht en daarop zal worden
aangehouden , dat Z. Exc. als Capitein Generaal mag worden
gesteld en gecommitteerd , en dat zijn tractement daarnaar
in redelijkheid mag gemaakt worden en " verhoogd , overmits
de
groote lasten ,
Exc. heeft te dragen : dat de
Luitenant Generaal , de Graaf van
die Z.
Graaf van Hohenlo als
Meurs , Generaal over de cavallerie , en Graaf WILLEM van
Nassau over de infanterie , allen onder behoorlijke tractementen gesteld en gecommitteerd mogen worden."
(260) Zie VAN WYN ,
KLUIT , III , 84.
(261)
(262)
Bijv.op Wag. , 8 St. , bl . 82 ,
Res. Holl. 7 Augustus 1589.
Aan den invloed van OLDENBARNEVELD , dien wij
ten dezen tijde altijd in de vergadering der Staten Generaal
vinden , mogen wij toeschrijven hetgeen men leest in Res.
Raad v. St. 26 September 1589 , doch waaromtrent men
niets vindt in Res . St. Gen.
>> De Secretaris ZUYLEN ver-
klaarde , dat hem de Griffier AERSSENS gezeid had , dat der
Heeren Gen. Staten meening was , dat de Raad hier namaals
schrijvende aan den Heere Graaf MAURITS , gebruiken zoude
den titel van Hooggeboren Vorst in plaatse van Hoog en
Welgeboren Graaf, en consequentelijk in plaats van U. L. (1 )
te stellen Uwe Vorstelijke Genade of Excellentie : 't welk
den Secretarissen geordonneerd is na te volgen . - Is binnen
... en zijnde den voorz .
gestaan de Griffier AERSSENS .....
Griffier afgevraagd aangaande den titel , die nu in ' t schrijven
aan Z. Exc. zoude gebruikt zijn : verklaarde , dat , achter-
(1) Deze letters beteekenen Uwe Lieve of Liefde. Dit was eigentlijk
een titel van gelijken tot gelijken , of van meerderen tot minderen.
Zie BILDERD. , over de gesl. d. naamw. , bl. 193.
296
AANTEEKENINGEN
262-264 .
volgens ' t gene hij den Secretaris ZUYLEN had gezegd , de
Heeren Staten Generaal uit redenen goed hadden gevonden ,
dat men Z. Exc. den voormelden titel van Hooggeboren Vorst
en Exc. zoude geven , hebbende H. Ed. eenige brieven alreede zoo aan denzelven geschreven .
En bij den Secretaris
HUYGENS gemoveerd zijnde quaestie ,
hoe men aan andere
Stadhouders
of Gouverneurs
zoude schrijven , en wat de
reden mocht zijn zulken titel te schrijven aan Z. Exc. dewijl andere Stadhouders hun zulks zouden mogen denken te
toucheren , dewijl aan henl. alleen geschreven is U. L.;
antwoordde de voorschr . Griffier , dat hij altoos aan dezelven
was schrijvende U. Gen. en indien de Raad de redenen
begeerde te weten , waarom de voorz . Heeren Staten zulks
hadden goedgevonden , twijfelde niet , H. Ed. zouden den→
zelven satisfactie geven." Dan op den 3den July 1591 werd
bij
de
Staten
Generaal
besloten ,
dat men voortaan in
't schrijven aan de Heeren Graven , die in den dienst van
den lande zijn , dezelven zal tracteren in dezelve brieven
met U. L. in de plaats van U. Gen. in conformité en gelijk
die van den Raad van State heure brieven aan dezelve
Heeren schrijven. Res. St. Gen. Reeds vroeger hadden de
Staten van Holland aan MAURITS den titel van Genadige
Vorst en Heere gegeven , gelijk blijkt uit eene missive , te
lezen in Res. Holl. 5 September 1589. Ook leest men in
Res. Zeel. 3 November 1589 : » Is geresolveerd , dat men
Z. Exc. voortaan zal tracteren met den titel als zijn Heer
Vader h. g. Doorluchtige Hooggeboren Vorst , Genadige Heer ,
་
conform 't schrijven van de Gedeputeerden op de Gen. Staten." Juist is de aanmerking van STYL , Opkomst , bl . 258 ,
die echter ten onrechte de schranderheid der Staten van
Holland ten dezen prijst : » Zij bewierookten hunnen Heilig ,
maar wachtten zich van hem op het altaar te plaatsen. Hun
gedrag , ' t welk in den eersten opslag met zich zelf schijnt
te strijden , was echter geschikt om de grootste diensten van
hem te verwerven tot eenen prijs ,
waarvan de bepaling
altoos aan de billijkheid van hun eigen oordeel zou staan.”
(263) BOR , 26 B. , f. 53d , 54b.
(264 )
BOR , 32 B. , f. 70-77.
AANTEEKENINGEN
265.
297
(265) In Res. Raad v. St. 11 Maart 1589 leest men ,
dat MAURITS in persoon een uit den Raad verzocht om hem
te helpen in het doen van een geheim exploit , hetwelk hij
niet dan aan dien Gecommitteerde kon openbaren ; maar
dat
de
Raad zulks weigerde , op grond dat dezelve het
exploit niet kennende , ook geene instructie voor dien Gecommitteerde kon opmaken. Het is mogelijk , dat dit exploit
Geertruidenberg betroffen heeft. Doch in Res. Raad v. St.
17 April 1589 leest men : » De Heer Graaf MAURITS is ook
verzocht zich voortaan wel dikwijls in den Raad te laten
vinden en met denzelven alle goede correspondentie op 't beleid
van ' s lands zaken te houden
bedektelijk daarmede te ken-
nen gevende ' t geen op de zaak van Geertruidenberg gepasseerd is zonder voorweten of advies van den Raad alhier."
Over de gedurige miskenning van het gezag des Raads
van State was er reeds ten dezen jare veel onderhandeld .
In Res. St. Gen. 24 Januarij 1589 leest men eene klachte
van den Engelschen Raadsheer THOMAS BODLEY aan de Staten
Generaal , onder anderen luidende :
>> Et d'autant que S. Maj .
>> avoir
négotié ,
entend que V.
Sies . après
délibéré et résolu sur les points causant
>> votre assemblée ,
et
que
l'ordre
requis
soit
mis
sur
>> l'accomplissement et l'exécution de vos résolutions , V. Sies.
>> se retournent vers vos respectives Provinces pour en faire
>> rapport , et que par expérience il a été trouvé , que le
>> Conseil d'État , auquel a été donné la charge du gou» vernement , n'a été suffisamment autorisé de pourvoir ,
>> manier et résoudre sur toutes occurrences , qui en cette
>> conjoncture du
temps et en ces guerres intestines tant
>> contre l'ennemi que autrement surviennent , et selon que
» le service du pays requièrt , S. dite Maj . est d'avis que
>> soit fort nécessaire et du tout expédient , que V. Sies,
» veuillent enlargir l'autorité et charge dudit Conseil d'État
>> tellement qu'il puisse en tous événements disposer et ré
>> soudre comme pour le plus grand avantage et service du
>> pays se trouvera convenir.
Et comme ce que dessus
» dépend principalement sur les instructions dudit Conseil ,
>> les quelles S. dite Maj . entend pour conduire les affaires
AANTEEKENINGEN
298
265.
>> et gouverner l'État , être par trop restrictives et foibles ,
» vû l'autorité
que à bon droit appartient et en est dû
>> audit Conseil tant en respect du traité fait avec icelle ,
» comme en ce que conviendroit donner et a été donné et
» octroié
par le passé aux Consaux d'État , même que S.
» dite Maj . trouve ledit traité n'être maintenu en tel endroit ,
>> mais l'autorité amoindrie de beaucoup en regard de ce
>> que compète audit Conseil pour gouverner et comman» der selon que ces pays ont toujours été régis et gouver» nés , S. dite Maj . pour ce requiert que V. Sies . fassent
>> redresser et altérer lesdites instructions et qu'ils soient en
>> tout conformes audit contrat sans
être aucunement pré-
>> judicié , enfreint ou abrégé."
Hierop werd den volgenden dag door de Staten Generaal
geantwoord:
» Wat aangaat de vergadering , negotiatie , besogne en re» solutien
van de Heeren
>> geprocedeerd volgende
Staten Generaal , daarin wordt
de rechten , vrijheden en loffelijke
>> gebruiken der voorz. landen , te weten dat de Staten van
» de particuliere Provincien hare Gedeputeerden ter verga>> dering van de Staten Generaal zenden met
zulken last
>> als zijl. goed en tot dienste van den lande noodig bevin>> den : welke last bij de Gedeputeerden naargekomen en
>> gevolgd moet worden , gelijk zij ook doen , ten meesten
>> dienste van den lande en vordering van de gemeene zake ,
>> en dat zoo wel in regard van de autoriteit van den Raad
>> van State , als anderszins.
Beroerende de
instructie van
» den Raad van State , verklaren de Staten dezelve gemaakt
>> te wezen volgende ' t gunt zoo bij de Staten van de Pro>> vincien respectief , elk in den heuren , als namaals bij de
>> Generaliteit bevonden is tot der landen dienst en conser>> vatie te strekken , zonder
dat de
Staten verstaan ,
dat
>> dezelve instructie in ' t minste punt is contrarierende het
» tractaat met H. Maj . gemaakt ; en blijvende in terminis van
>> 't zelve tractaat , mag niemand hem beklagen van het ver>> anderen der voorgenoemde instructien , alzoo tot conservatie
>> van den welstand der landen , rijken en republieken de
<
« instructien voor degenen , denwelken de regering derzelve
AANTEEKENINGEN
>> bevolen wordt ,
veranderd , verminderd
>> worden ,
dat de
naar
gelegenheid
299
265.
der
en vermeerderd
zaken
is
ver-
>> eischende , gelijk niet alleen in deze landen , maar ook
>> in alle andere goede en wel gepoliceerde rijken en repu» blieken altijd is gebruikt geweest."
BODLEY evenwel kon , als van zelf spreekt , met dit antwoord geen genoegen nemen , en gaf daarop den den February tot wederantwoord :
>> Touchant vos assemblées et procédures etc. je ne me
» suis enquêté , mais ai proposé , et comme chose que S.
» dite Maj . trouva convenir , que V. Sies. devant votre
>> partement trouvissent bon enlargir l'autorité dudit Con>> seil d'État pour le meilleur service du pays. Et quant
>> aux instructions , d'autant que même les Conseillers d'État
>> y trouvent difficultés si bien que S. dite Maj . et que
» j'ai déjà fait quelque déclaration à leurs Sies , de ce
>> qu'avois proposé de la part d'icelle , seront délivré les
» difficultés , afin que soient vû clairement les fautes com>> mises contre la vraie intention dudit traité et la diminu» tion de la due autorité du Conseil d'État , que devoit être
>> maintenue inviolablement sans aucunes additions ou altéra>> tions , (que n'étoient connues du temps qu'étoit fait ledit
>> contrat , ) si ne fussent premièrement approuvés par S.
>> Maj . sans aveu de laquelle ne se doit interpréter ledit
>> traité ; et si icelle trouvoit ou trouve que ladite instruction
>> soit conforme audit traité , qu'elle a été faite avec une
>> telle concordance des Provinces , et que le changement
>> fait étoit nécessaire et pour la conservation et plus grand
>> service du pays (dont le contraire est assez apparent , )
>> sans faute S. Maj . seroit très-aise et condescendra en tout
>> que tendra à l'avancement de la cause."
Verder nog beklaagde hij zich , dat , behalven dat in den
Raad van State de beraadslagingen gewoonlijk in het Holhadden en alzoo door de Engelsche Raden
landsch plaats
niet genoeg verstaan werden (1 ) , de Staten Generaal en par-
(1) Uit dien hoofde verlangde de Koningin , dat aan BODLEY tot taalsman toegevoegd zou worden de Secretaris GILPIN ; maar de Staten
300
AANTEEKENINGEN
265.
ticulier nog zeer vele besluiten in ' t stuk van oorlog namen ,
zonder behoorlijke correspondentie met den Raad van State ,
aan wien evenwel het beleid van dat stuk geheel toekwam.
Dan op den 7den February werd hierop weder door de Staten geantwoord ,
dat de instructie van den Raad aan het
Engelsche tractaat niets te kort deed , en het hun , even
als anderen Souvereinen , toekwam instructien aan den Raad
van State te geven .
Op den 22sten February 1589 deed de Raad aan de Staten
Generaal een schriftelijk voorstel , waarin wij lezen :
>> En opdat dan ' t gunt bij U. Ed . alsnog gedelibereerd
>> en geresolveerd zal zijn , tijdelijk en ordentlijk geëxecuteerd
>> mag worden , zal het U. Ed . believen den vorm van de
» administratie zulks te statueren , als U. Ed . eenigzins uit
» de punten van beschrijving en zonderling door heur eigen
>> ervarenheid en voorzienigheid zullen bevinden te behooren :
>> waarmede alle confusien , retardementen , involutien , tot
>> nog toe plaatse houdende , geweerd en de zaken geëxpli>> ceerd mogen worden.
't Welk dien van den Rade be» dunkt (onder correctie) daarin grootelijks te bestaan , dat
» een ieder in zijn ambt distinctelijk en klaarlijk wete ,
» hoe verre zijn last strekt , wat en wie daaronder behoort
Generaal vonden dit verzoek duister en begeerde nadere opheldering.
Res. Raad v. St. , 12 , 13 January 1589.
In Res. Raad v. St. 4 Augustus 1603 , leest men : >> De Secretaris
HUYGENS rapporteert door last van den Rade gesproken te hebben met
den Heere WINWOOD , en hem gezegd , dat , alzoo hij geen Nederduitsch
verstaat , dat de Raad die zaken , die eenigzins important zijn , hem
zullen verduitschen , niet achtende van noode ' t zelve te doen van vele
zaken particulier van geener importantie , ten ware dat hij 't zelve
begeerde : en dat hij daarop geantwoord heeft den Raad te bedanken
dezer zorgvuldigheid , dat hij niet zonderling curieus was , om kleine
en geen importerende zaken te verstaan , hen wel vertrouwende , dat
hetgeen important is en de Engelsche natie of soldaten aangaande , hem '
zal vertaald worden , hoewel hij voorgenomen had naarstigheid te doen ,
om zelfs het Nederduitsch eenigzins te mogen verstaan ."
WINWOOD was op den 29sten July 1603 als lid van den Raad van
wege den Koning van Engeland volgens het Engelsche tractaat geintroduceerd.
AANTEEKENINGEN
265.
301
>> of niet , waarnaar hij zich heeft te reguleren , zijn ambt
>> te voldoen en reden te mogen geven van zijne actien .
>> Die van den Rade hebben te dien propooste U. Ed . te
>> verscheiden reizen vertoond eenige erreuren en inconve>> nienten , die bij faute van klare of genoegzame explicatie
>> en handhouding van den last haarluiden opgeleid , dikmaal
>> zijn
ontstaan
tot nadeel
en verachtering
van 's lands
>> dienst , waarvan noodeloos is hiervan veel te particulari>> seren. Willende U. Ed . alleenlijk bij dezen vertoond en
>> in
bedenken
gesteld
hebben ,
dat ,
alzoo de instructie
>> haarl. bij U. Ed . geprescribeerd , in generale woorden
>> haar zonderling is refererende tot onderhoud van het
» tractaat met de Koningin van Engeland gemaakt , en hen
» te reguleren naar den inhouden derzelver instructie , mits>> gaders dat de artikelen , in het voorz. tractaat begrepen ,
» den Gouverneur van wege H. Maj . en den Raad concer>> nerende , zeer generaal en indefiniet zijn , zoodat dezelve
» lichtelijk te breed of te smal genomen kunnen worden ,
>> waarin het tractaat ten eenen of ten anderen gelaedeerd
>> zoude mogen worden , ' t welk die, van den Rade meenen
>> vermijd te moeten worden : dat ook de woorden dispositief
>> van dezelve instructie , waarmede de last van den Rade
>> wordt gedenoteerd , zulks niet zijn bindende , dat daarop
>> een zekere en vaste voet van administratie kan genomen
>> worden: behalven dat verscheidene merkelijke artikelen
>> en punten van dien geheel buiten usantie en eenige geheel
» geënerveerd zijn : of het niet noodig is , dat bij U. Ed.
>> verstaan worde tot redres van de voorz . instructie achter>> volgende het leste artikel derzelver , zulks naar gelegenheid
» van de zaken bij onderlinge communicatie met die van
>> den Rade bevonden zal worden te behooren."
Hierop werd den 26sten February inderdaad niets anders
geantwoord , dan dat de instructie goed was en geeņe verandering behoefde .
Op den 21sten Maart deed BODLEY weder bij verscheidene
geschriften aan de Staten Generaal een allerdeftigst voorstel ,
waarbij hij zich beklaagde over de menigte inbreuken , die
er dezerzijds op het
Engelsche
tractaat gemaakt
waren .
302
AANTEEKENINGEN
265.
Volgens dat tractaat kwam , als hij te recht aanmerkte , de
gantsche regering en het beleid van alle zaken eenig en
alleen aan den Gouverneur Generaal van den onderstand te
samen met den Raad van State toe , en niet aan de Staten
Generaal of Provinciaal. Aan het gezag van den Raad deden
de nieuwe instructie en vele eigendunkelijke handelingen
van de Staten en particuliere Stadhouders veel te kort. De
Koningin had volgens het tractaat een bepaald aandeel in
de regering des lands ; het stond niet aan de Staten , om ,
als op zich zelven staande Souvereinen , de macht van den
Raad te beperken ; de instructie mocht niet dan met de
medewerking der Koningin gemaakt zijn. Maar de Gouverneur Generaal en de Engelsche Raden werden buiten vele
zaken gehouden ; de Raad van State was inderdaad slechts
een Collegie van Solliciteurs , de Ontvanger Generaal een
louter cijfer. Van deze en meer onbehoorlijkheden verzocht
hij herstel ; hij wilde ze niet wijten aan de Staten Generaal ,
maar (om vrijuit te spreken , als de zaak vereischte), aan
de informatien , den Staten gedaan door sommige eergierige
en partijzuchtige lieden , die zonder behoorlijk overleg nergens anders naar stonden dan om hun eigen karakter en oogmerken bot te vieren ; hetgeen , naar grootelijks te vreezen
was , zou uitloopen op hun eigen ondergang en verderf van
den Staat.
Doch op deze geschriften vinden wij niet dat geantwoord
is. Trouwens zij waren niet door algemeene gezegden en
niets afdoende uitvluchten , als men zich tot nog toe veroorloofd had , te beantwoorden. En OLDENBARNEVELD , die
met de laatste woorden duidelijk genoeg beoogd werd , zal
wel het stilzwijgen beter gekeurd hebben. Op den 14den
April deed BODLEY een nieuw aanzoek om antwoord ; doch
te vergeefs.
Inmiddels werden er ook dadelijke inbreuken op het gezag
des Raads of pogingen daartoe te werk gesteld . Men zie
daarvan een blijk in Res. St. Gen. 13 Maart 1589 : » Zijn
gecompareerd de Raadsheeren LEONINUS en VALCKE , hebben
verzocht te verstaan de goede meening van de Heeren Staten , alzoo de Hopman DAVID DE HONT dezer wereld is
AANTEEKENINGEN
265.
303
overleden en zijn Luitenant en anderen instantie doen om
met zijne compagnie te worden voorzien , wie dat den Hopman stellen en committeren zal , ' t zij dan de Heeren
Staten , de Raad van State , of de Provincie , daarop dezelve
is gerepartieerd , als de Heer BARNEVELD Van wege die van
Holland heeft gesustineerd : en hebben verklaard , hoewel die
van den Rade zulks niet ambiëren , dat zij nochtans de
Heeren Staten wel hebben willen vermanen en bidden te
willen letten op de zorgelijke consequentie , die daarin gelegen is , dat het stellen van de Capiteinen zoude gelaten
worden bij de Provincien , bijzonder onder andere redenen ,
overmits de Gouverneurs respectief van dezelve Provincien
het stellen tot hen zullen willen trekken , om daarvan te
disponeren naar heurl. goeddunken en affectie , dat daarom
de Raad raadzamer zoude achten , dat men hen liet bij de
autoriteit , die zij in dezen tot nog toe gehad hebben , stellende niettemin alles in de discretie van de Heeren Staten."
De voorgestelde vraag
schijnt zoo beslist ,
dat de Staten
Generaal de nominatie zouden doen , en de Raad van State
de
commissie geven.
Zie Res. Raad v. St. 1 Mei 1589.
>> Is goedgevonden van den Griffier AERSSENS nader te verstaan de meening van de Heeren Generale Staten , of die
van den Rade de Capiteinen zullen nomineren , of alleenlijk
aan de Provincien schrijven , ieder het krijgsvolk , daarop
zij zijn gesteld , aan te willen nemen . De Griffier verklaart
te meenen , dat de namen van de Capiteinen zullen worden
genomineerd bij
de Heeren Generale Staten."
Enz.
Op
den 28sten Juny heeft de Luitenant van den overledenen
DAVID DE HONT Commissie van Capitein ontvangen van den
Raad van State en eed gedaan .
Res . Raad v. St.
Op den 16den April besloten de Staten Generaal tegen de
dus genoemde Bergverkoopers (de verraders van Geertruidenberg) een placaat uit te vaarden , en droegen zij de ontwerping van hetzelve op aan OLDENBARNEVELD , omdat hij
(gelijk de Res. St. Gen. uitdrukkelijk zeggen) , van al het
gebeurde de zekerste kennis had . Den 17den werd het ontwerp aangenomen en gearresteerd , gelijk het te lezen is bij
BOR ,
26 B. , f. 10.
Men besloot tot de publicatie .
Doch
304
AANTEEKENINGEN
265..
over de wijze waarop , schijnt men zich in eenige moeilijkheid gevonden te hebben van wege den Raad van a State ,
P
01
dien men mistrouwde , maar wiens gezag men niet zoo ten
eenen male miskennen kon . Men besloot derhalve op den
re
1
19den April , de minuut van het placaat aan den Raad van
State te communiceren , maar het origineel te zenden aan
de Staten van Holland om het terstond te publiceren ; terwijl
be
21
den volgenden dag de Griffier belast werd die communicatie
aan den Raad te doen en tevens te verklaren , dat , nademaal de Staten gezien hadden , dat er tegen de verraders
van Geertruidenberg
niets werd
gedaan noch eenige
straf
gedecreteerd , de Staten zelven deze zaak hadden bij der
hand genomen , gelijk de Raad uit den inhoud van het placaat nader zou vernemen , met verzoek dat de Raad hetzelve
placaat zou gelieven te zenden aan de Provincien om gepubliceerd te worden.
Raad
Men kan lichtelijk begrijpen ,
zoodanige miskenning
van zijn gezag hoogst
20
dat de
euvel
opnam en niet wilde den knecht der Staten spelen. Op
den 20sten April dan zond dezelve het placaat door den
Secretaris aan de Staten Generaal terug , met aanzegging ,
dat , nademaal het placaat gedresseerd was zonder voorweten
en advies van den Raad , en dezelve verstond , dat het reeds
hier in den Haag van wege de Staten was gepubliceerd ,
de Raad mitsdien daarop niets zoude weten te doen of te
zeggen , maar dat dezelve , in de goede discretie der Staten
stelde om het placaat van hunnent wege naar de respective
Provincien te zenden om aldaar te doen publiceren , gelijk
zij te rade zouden worden . Dit werd dan ook alzoo door
de Staten Generaal goedgevonden . Res. St. Gen.
In Res. Raad v. St. 5 Mei 1589 leest men : » Is binnen
ontboden geweest de Griffier AERSSENS , en gevraagd uit wat
oorzaak in het placaat (nopende de limiten van de sauvegarden en het uitloopen van soldaten) gesteld was de clausule
van ontbieden en verzoeken in plaatse van bevelen : zeide , dat
hem t' anderen tijde gezeid
was ,
dat er eenige van de
Provincien tegens hadden gesproken , als niet verstaande van
iemand bevolen te worden . Is nochtans bij den Rade goed€
gevonden geweest den ordinaris en gewoonlijken stijl , in
I
0
AANTEEKENINGEN
265-269.
305
placaten gebruikt , na te volgen , en overzulks te stellen
ontbieden en bevelen : ' t welk de voorz. Griffier , wederkeerende van de Heeren Gen. Staten , verklaarde H. Ed . de
voorschr. quaestie of vrage voorgehouden te hebben , en dat
dezelve mede best vonden , dat de woorden ontbieden en
bevelen zullen gesteld zijn : en is hem gezeid , dat de Raad
zulks ook alreede had geordonneerd (1) .
In Res. St. Gen. 23 December 1589 leest men : >> Ontvangen eenen brief van den Raad van State van date den
eene ingesloten missive van Z. Exc.
burgeren van Geertruidenuitgeweken
eenige
in faveur van
en elders in Holland
Dordrecht
tot
berg, jegenwoordelijk
wezende ; mitsgaders de requeste bij henl. aan dezelve
11den November , met
Z. Exc . gepresenteerd ; ten einde de Heeren Staten daarop
zouden willen letten en hen verstendigen van heurl. goeddunken , wat bij den Raad op der Supplianten verzoek zoude
mogen gedaan worden. Is geresolveerd en de Griffier belast
den Raad van State en derzelver Secretarissen aan te zeggen , dat de Heeren Staten verstaan , dat zij op de requesten
van zaken , daarvan de dispositie toekomt den Heeren Staten
en niet den Rade , voortaan zullen appostilleren volgende
den stijl , die altijd gebruikt is geweest , fiat sermo Ordinibus ; zonder zulke requesten met brieven over te zenden ,
of met missiven advies te verzoeken , of (2) partijen aan de
Heeren Staten te verzenden."
(266) BOR , 24 B. , f. 104–106 , 25 B. , f. 23a , 39d, 40,
26 B. , f. 5-9.
(267) Op deze wijze verdedigde MAURITS zijn gedrag bij
de Koningin en den Engelschen Raad van State , gelijk men
uit de wederzijdsche brieven bij BOR , 26 B. , f. 7 , 8 , zien kan.
(268) BOR , 26 B. , f. 39b.
(269) Op den 28sten Mei 1589 schreef BODLEY aan den
Engelschen Raad van State : » It may please your Lordships
(1) In Res. St. Gen. wordt hiervan niets gevonden. Het placaat
tegen de Bergverkoopers heeft ook ontbieden en verzoeken. Zie BOR ,
26 B. , f. 12b.
(2) Misschien in plaats van of te lezen maar.
I
20
306
AANTEEKENINGEN
269-272 .
to be advertised, that being at Berghen op Zoome, your
Lordships letter, written the 13th, came to my handes the
22nd of this moneth, wherunto by reason of my absence
from the place of residence of the General States, I have
no meanes at this present to make suche answer as is requisite.
But I go from hence to the Hague within these
two daies, where I will not faile, according to your Lordships' direction, to presse them to deliver in writing the
particular proofes of those generall accusations, which they
have published in their placcart against my Lord WILLUGHBY.
I do accuse myself, that their deputies in England have
had expresse charge to deale in those matters; and I knowe
they were carefull before their departure, to gather all their
informations that might make for their purpose.
Howbeit,
upon this occasion presented, to deliver my opinion under
humble correction, and without any prejudice to your Lordships' censures, all their allegations, which I have heard
them hitherto produce, are so slenderly proved, as I thinke,
for mine own parte, both her Majestie and my Lord hath
been dishonorably dealt withall by them.
For all this coun-
treydoth knowe, and it hath bene openly and usually
spoken in all places, that the only losse of Gertrudenbergh
was the willfullness and passion of some fewe, who to
colour afterwards their unadvised enterprise, and to prevent
that the common people might not call them to account,
published that placcart, wherof your Lordships make mention , and which I do not doubt but in conference with the
deputies, or by that which their generall assembly shall
deliver unto me, your Lordships will easily discover to be
but a sinister practice, and full of injust imputations in re
spect of any disloyal act wherwith my Lord may be charged; the consideration wherof I leave to your Lordships'
wisdom and take my humble leave. From Berghes May
28th 1589.
Your Lordships' most humble to command,
THO, BODLEY."
(270)
Zie WRIGHT , Queen Elisab. , IL, 399.
BOR , 26 B. , f. 37d.
(271)
BOR , 26 B. , f. 48a.
(272)
BOR , 26 B. , f. 480
AANTEEKENINGEN
(273)
BOR , 26 B. , f. 49a.
(274)
BOR , 26 B. , f. 49b .
273-277.
307
(275) Res. St. Gen. 25 , 27 , 28 October 1589. In Res.
Raad v . St. 27 October leest men , dat , toen de Raad van
State , na verklaard te hebben , dat dezelve op MAURITS bedenkingen den tocht had opgehouden , het goeddunken der
Staten Generaal verzocht , » die van Gelderland , zeer
gemoveerd zijnde , zeiden , vreemd te zijn , dat op het
aangeven van eenen Stadhouder van Holland , genomene
resolutien zouden opgehouden zijn : dan hebben de Heeren
Staten geantwoord
bereren."
(276)
op
de zaak te willen letten en deli-
KLUIT , III , 446 geeft ons dien brief , zoo als die
gericht was aan Gelderland . Maar dewijl er op den 20sten
December in den Raad besloten was zoodanigen brief aan
de drie Provincien
toe
te zenden ,
zoo
schijnt dezelfde
mutatis mutandis , ook aan de beide andere Provincien geschreven te zijn.
(277) Res. St. Gen. 28 November 1589. » Ontvangen
eenen brief van de Ridderschap van Overijssel van date den
14den November II. daarbij zij verzoeken , dat tot bewaring
en verzekering van de schans van Zwartsluis en van andere
vestingen en sterkten van de voorz. Landschap , den Drost
van Salland in conformité van de commissie , die dezelve
gehad heeft van den Graaf van Meurs goed . mem. zouden
wederom willen doen autoriseren en committeren , om uit
bevel van de Heeren Staten op de voorz. schans van Zwartsluis en het garnizoen , daarbinnen liggende , goede opzicht
te dragen en ' t commandement daarover te hebben , wie
ook over de andere garnizoenen , in
Overijssel liggende ;
alles ter tijd bij de Heeren Staten met heurl. advies wijders
daarin gedaan , en de Landschap met een nieuw hoofd of
Stadhouder zal wezen voorzien."
Den 30sten November is hierop verzocht het advies van
den Raad van State : terwijl op den 5den December besloten
werd , dat de Staten van Overijssel aan de Staten Generaal
communiceren zouden de commissie , die de Drost van Salland had gehad van den Graaf van Meurs , en dat eerst
20*
308
AANTEEKENINGEN
277-278 .
daarna een besluit op het verzoek genomen zou worden .
Meer vindt men niet vermeld.
(278) KLUIT , II , 114 noemt deze bewering van de Staten van Overijssel onverklaarbaar , dewijl het historisch
zeker is , dat zij in Mei 1586 met LEYCESTER geaccordeerd
waren , en LEYCESTER dien ten gevolge in een placaat vermeldt , dat die van
Overijssel zich met het tractaat van
Engeland hadden geconformeerd en onder zijn gouvernement
begeven.
Dan uit de Res. St. Gen. en Raad v. St. blijkt
het , dat die van Overijssel thands tegen hunne vroegere
gedragingen ten dezen opkwamen en zich daartoe bedienden
van eene bewering , welke vroeger door de Staten Generaal
tegen hen gebruikt was met betrekking tot de geldigheid
van hun accoord met LEYCESTER. In Res. Raad v. St. 9
Mei 1586 leest men :
>> Sur la remontrance des Députés du pays d'Overijssel ,
représentant les États dudit pays , S. Exc. a déclaré d'accepter le gouvernement général dudit pays d'Overijssel comme
membre des Provinces-Unies , ensuivant le contrat fait par
lesdites Provinces avec S. Maj . d'Angleterre , ensemble des
commissions et contrats avec les susdites Provinces depuis
ensuivis , outre ce en conformité des remontrances exhibées
par
ceux
d'Overijssel , excepté que pour raisons déclarées
auxdits Députés , S. Exc. reserve à lui point et article par
eux posé en ladite requête de n'admettre garnison aux principales villes dudit pays sans le consentement des bourgeois
et habitans des villes principales , sans s'y obliger , jusques à
ce que par commun avis sur ce finalement sera accordé ,
promettant S. Exc. aux nobles et villes d'Overijssel les maintenir en leurs privilèges , franchises , us et costumes , ensemble les défendre et maintenir contre toutes hostiles invasions et oppressions selon l'extrême devoir et comme à
bon et loyal Gouverneur appartient.”
In Res. Raad. v. St. 10 Mei vindt men hierover eene
klacht der Staten Generaal en eene eenigzins ontwikkelde
verdediging van LEYCESTER.
Uit Res. St. Gen. 8 , 9 , 10 ,
17 Mei blijkt het , dat de Staten Generaal aan LEYCESTER
en die van Overijssel het recht betwisteden om dienaan—
AANTEEKENINGEN
278-280.
309
gaande onderling te handelen buiten weten en bewilliging
.
der Staten Generaal , dewijl die van Overijssel , ofschoon beschreven geweest zijnde tot den handel met de Koningin ,
niet waren opgekomen en derhalve in het tractaat niet be
grepen waren. Op den 3den July echter besloot men ter
Gen. Staten-vergadering dit punt te laten berusten. Op den
9den en den 14den July maakte men zwarigheid de Gede-
. puteerden van
Overijssel ter Staten Generaal toe te laten ,
dewijl zij geenen last hadden om van de particuliere handeling met LEYCESTER bericht te geven. Op den 7den December weigerden die Gedeputeerden op nieuw de verlangde
opening en verklaarden slechts mondeling , dat zij op denzelfden voet als de overige Provincien met LEYCESTER gehandeld hadden , behoudens dat er in de hoofdsteden geen
garnizoen gelegd wierde dan met toestemming dier steden.
Meer is hierover niet te vinden .
(279)
Van dit geschil wordt in Res. St. Gen. en Raad
v. St. niets hoegenaamd gevonden . Vgl. KLUIT , III , 118 .
(280) Res. Holl. 8 February 1590. >> De Staten verstaan
hebbende , dat die van Overijssel Z. Exc. verzocht hebben
te willen aannemen het gouvernement der voorz. landen
op zekere conditien , dezelve overgeleverd , en dat de Heeren
Raden van State sustineren , dat bij de voorn. van Overijssel daartoe , achtervolgens den tractate met H. Maj . gemaakt , drie personagien behooren te nomineren ; daartegens
dezelve van Overijssel sustineren , dat zijl. tot electie mogen
procederen , alzoo zijl. onder ' t voorn. tractaat niet zijn
begrepen ; verzoekende overzulks aan. de Staten Generaal
dat op hare electie bij dezelven brieven van commissie op
Z. Exc. verleend zouden mogen worden : hebben verstaan en
verklaard , dat bij dezelve Staten Generaal brieven van commissie op Z. Exc. daartoe zullen mogen worden verleend ."
Res. Raad v. St. 8 February 1590. » Die van Overijssel
binnenstaande - insinueren den Raad , dat zij Z. Exc. van
Nassau etc. verzocht hadden om het Stadhouderschap van
Overijssel te accepteren , 't. welk Z. Exc. na veel aanhoudens had geaccepteerd ."
Res. St. Gen. 8 February 1590.
>> De Gecommitteerden
310
AANTEEKENINGEN
280 .
der Landschap van Overijssel vertoonen , dat heure principalen met eendrachtige resolutie goedgevonden hebben Z. Exc.
te doen defereren het gouvernement der voorz. Provincie ,
yacerende bij den dood van den Welgeb. Graaf VAN MEURS
g. m. en dat Z. Exc. van hen ontvangen hebbende contentement op eenige zwarigheden , ' t zelve ook heeft geaccepteerd :
verzoekende
mitsdien ,
dat de
Heeren Staten
zouden gelieven Z. Exc. te doen depecheren commissie in
forma daartoe dienende. Is geresolveerd en geconsenteerd ,
dat men de verzochte commissie op den naam van de Heeren Staten Generaal op Z. Exc. zal depecheren en Z. Exc .
gebuurlijk presenteren. Dies verklaren die van Vriesland
hierin te consenteren , ZOO ver ' t zelve niet directe zoude
strijden tegen de gerechtigheden van Vriesland.”
15 February. >> Is geresolveerd , dat de commissie van
het gouvernement van Overijssel Z. Exc. zal worden gepresenteerd van wege de Staten bij een van elke Provincie
neffens die van Overijssel. En hebben die van Vriesland
verklaard daarin te accorderen , voor zoo veel dezelve de
Provincie van Vriesland niet prejudicieert."
Eod. die a prandio. » Geresumeerd de resolutie nopende
het overleveren van de commissie van ' t gouvernement van
Overijssel ,
en goedgevonden ,
dat twee of drie uit deze
vergadering zullen wezen gecommitteerd , en Z.
Exc . die
voorz. commissie zullen presenteren , en dat Z. Exc . zal
worden gebeden en verzocht hem op morgen of overmorgen te vinden in deze vergadering en te doen den behoorlijken eed : en zijn gecommitteerd · een van Holland , een
van Zeeland neffens die van Overijssel."
16 February . » Z. Exc. comparerende in deze vergadering , heeft gedaan den eed op de commissie van ' t gouvernement van den lande van Overijssel."
De commissie , aan MAURITS gegeven , is nimmer ge-
drukt , maar nog aanwezig in de Archiven van ' s Konings
Huis. Welk formulier •van eed ten dezen gevolgd is , wordt
niet gemeld : denkelijk het formulier vastgesteld in 1588
en door ons vermeld in aant. 197. Ook leest men niets
van eene afzonderlijke huldiging of wedereed in Overijssel
AANTEEKENINGEN
280-286 .
311
gedaan. Hoe dit zij , te recht wordt door V. SLINGEL. ,
IV, 100 aangemerkt , hoe uit dit alles zonneklaar volgt ,
dat de Stadhouders van de Provincien geoordeeld werden
te staan onder de Generaliteit zelfs buiten relatie tot het
tractaat
met
Engeland.
Vgl. KLUIT , III ,
125.
Ook zien
wij , dat noch de Staten van Overijssel , hoezeer ook voor
hunne beweerde rechten ijverende , eenig vermoeden hadden , dat hun , als Souvereinen , het stellen van een Gouverneur over hunne Provincie toekwam , noch ook dat de
Staten van Holland en in het bijzonder OLDENBARNEVELD 9
dien wij in deze dagen gedurig ter vergadering der Staten
Generaal hebben gevonden , het gewaande beginsel der provinciale souverainiteit ten
laten gelden.
behoeve van Overijssel hebben
(281 ) Men leest de instructie voor MAURITS als Gouverneur van Utrecht bij BOR , 27 B. , f. 16a , v. D. WATER ,
Utr.
Pl. Boek ,
I , 163 : en de drie commissien hem als
zoodanig gegeven , bij v. D. WATER , I , 746 , KLUIT , III , 452.
Ook den eed , door MAURITS afgelegd , leest men bij v. D.
WATER en KLUIT t. a. p. Dezelve is geheel overeenkomstig
met het formulier in 1588 voor de Gouverneurs vastgesteld ,
en door ons opgegeven in aant. 197.
Alleropmerkelijkst
zijn de aanmerkingen van KLUIT , III , 109-114 , 456–458 ,
waaruit men kan afleiden , hoe tegenstrijdige beginselen van
staatsrecht men ten dezen in werking bracht .
(282) BOR , 27 B. , f. 14d.
(283)
(284)
V. SLINGEL . , IV , 114.
BOR , 27 B. , Bijv . f. 33a.
(285 )
KLUIT , III , 448.
(286)
Res.
Raad.
VAN MEYNERSWYK ,
instaande geeft
v. St. 25 October 1590.
» De Heer
Gedeputeerde van die van Gelderland ,
aan , dat die van Gelderland in den zomer
11. hebben vergaderd geweest op de verkiezing van Z. Exc.
tot Gouverneur of Stadhouder van Gelderland , maar dat
hetzelve niet is geschied in conformiteit van het tractaat
met H. Maj. van Engeland gemaakt , namelijk met denominatie van drie Heeren of personen om alsdan etc. 't Welk
hij zegt niet gebeurd te zijn door ignorantie of verachting
312
AANTEEKENINGEN
286.
van ' t zelve tractaat , maar met goed advies en voorraad
•
om te eviteren , dat door de diversiteit der opinien zoo
der steden als anderszins , die in deze gelegenheid apparentelijk wel hebben mogen rijzen , hierin geene zwarigheid
zoude gemaakt worden : begeerende en verzoekende daarom ,
dat den Rade geliefde die van Gelderland hierop in dezen
te dispenseren. De resolutie is uitgesteld tot op morgen ,
mits de absentie van de Heeren LEONINUS en TEELINCK (1).”
17 November. >> De Heer LEONINUS volgens zekere acte
van commissie bij den Raad van Gelderland op hem gedepecheerd in date den 24sten September 11. die hij exhibeert ,
proponeert ' t gene belangende de presentatie van den persoon
van Z. Exc. bij die van Gelderland gedaan tot Stadhouder
Daarop gezien zekere andere acte van
van Gelderland.
Z.
Exc.
verklaart ,
in date den 13den Augustus 11. daarbij Z. Exc.
dat hij gaarne zoude zien , dat volgens het trac-
taat tusschen de Kon. Maj . van Engeland en de Heeren
Gen. Staten gemaakt , de nominatie van dien gedaan en
den Rade van State der voorz. Landen gepresenteerd , of
anderszins tot onderhoud en voldoening van ' t voorz. tractaat daarin geprocedeerd en gehandeld wierd. Ook in consideratie gelegd 't geen bij den Heer van MEYNERSWYK van
wege die van Gelderland in dezen Raad van State is geproponeerd den 25sten October 11. en op alles rijpelijk gelet en
hierin de zake lang gedebatteerd , is geresolveerd , dat deze
zaak zal den Heeren Gen. Staten voorgedragen worden om
derzelver goede meening daarop te verstaan."
19 November. >> Geresumeerd andermaal bij den Rade op
't aanhouden van den
Heere Kanselaar de zaak van Gel-
derland nopende de verklaring gedaan bij denzelven van de
presentatie van den persoon van Z. Exc. tot Stadhouder
aldaar , en gehoord ' t geen dezelve Heer Kanselaar boven
zijne voorgaande propositie ,
geerde ,
op gisteren (2) gedaan , alle-
is na lange communicatie
en deliberatie geresol-
(1) Op den volgenden dag wordt hierover niets gevonden .
(2) Lees , eergisteren. Den 18den November was Zondag , en daarop
geen vergadering.
AANTEEKENINGEN
313
286.
veerd , dat volgende de resolutie alsdan genomen , de zaak
voorgehouden zal worden den Heeren Staten Generaal."
3 December.
>> Is andermaal
bij
den Heere
Kanselaar
voorgehouden
en daarop geresumeerd geweest de zaak van
Gelderland nopende de presentatie bij denzelven gedaan van
Z. Exc. om te wezen Stadhouder aldaar : en na lange communicatie , en dat daarop in ' t lange wederom was gedebatteerd , is andermaal geresolveerd , dat de zaak met alle
de " voorvallende en geallegeerde zwarigheden , difficulteiten
en redenen , hierin geallegeerd , den Heeren Staten Generaal
zal zijn voorgehouden , om H. Ed . goeddunken te verstaan
en daarna wijders daarin gedaan te worden naar behooren."
Res. St. Gen. 20 December 1590. >> De Raden van State
vertoonen : Alzoo die van Gelderland in deze zware krijgsloopen na ' t overlijden des Welgeb. Heeren ADOLF Graaf
tot Nieuwenaar , Meurs etc. langen tijd onvoorzien zijn gebleven van eenen Stadhouder , zijn de Ridderschappen en
Stedegezanten eindelijk bedacht geweest in de maand Juny
11. eenen landdag te houden en aldaar den Doorl. Hooggeb.
Heere Heere MAURITS Graaf van Nassau voor eenen Stadhouder te nomineren
en te verzoeken. - En alzoo Z. Exc.
op de voorz. nominatie zwarigheid gemaakt heeft in ' t aannemen van 't voorz. gouvernement zonder voorweten en believen van de Overigheid van de Geun. Provincien ,
dat
daarvan geadverteerd zijn geworden de Ridderschap en Steden des voorz. Vorstendoms , die ten laatste met gemeen
accoord hebben geconsenteerd en den Kanselaar van Gelderland doen belasten te bidden , dat de hooge Overig"
heid ( 1 ) hierin bij bekwame middelen zoude willen disponeren , opdat de Landschap niet onvoorzien zoude blijven :
daarop dan eindelijk voorziening gebeden en verwacht wordt :
verzoekende daarom dat de Heeren Staten zouden gelieven
daarop te delibereren en adviseren ten meesten dienste van
den lande , om alle inconvenienten tijdelijk te mogen voorkomen."
(1 ) Opmerkelijk dat hier de Staten Generaal erkend worden als de
hooge Overheid des lands.
314
AANTEEKENINGEN
287 .
(287) Res. Raad v. St. 24 April 1591. >> De Heeren
VAN MEYNERSWYK en JOHAN GYGINK , Burgemeester van
Doesburg , binnenstaande , verklaren , hoe dat zij bij die van
de Ridderschap en Steden des Vorstendoms Gelre en Graafschaps Zutphen , op den laatsten landdag vergaderd geweest
zijnde , waren gecommitteerd , om neffens den Heer Kanselier aan den Rade te doen gebuurlijke gebiedenis en voorders H. Ed . te vertoonen , dat Ridderschap en Steden voorz.
bemerkende hoe dangereus in dezen jegenwoordigen tijd het
was , dat hare Provincie door het afsterven van den Heere
Grave van Nieuwenaar etc. loff. mem. langer zonder Stadhouder zoude blijven voorzien , al in Julio 11. op eenen
landsdag alstoen tot Tiel gehouden , waren geresolveerd Z.
Exc. tot haren Stadhouder te doen verzoeken : 't welk zij
ook naderhand dezen Rade hadden te kennen gegeven met
verzoek daarin te consenteren : dan dat die van den Rade ,
overmits zeker artikel , zijnde in den tractate met H. Maj .
van Engeland gemaakt , daarin zwarigheid maakten , overmits 't zelve artikel medebracht , dat in de plaats van den
overleden Stadhouder twee of drie personagien van qualiteit
zouden worden genomineerd , daaruit dan een zou worden
geëligeerd , Ridderschap en Steden daarom op den laatstgehouden landsdag , nu tot Arnhem gehouden , ' t zelve resumerende , neffens Z. Exc . hadden genomineerd den Welgeb.
Heere JOHAN Grave van Oostvriesland , als wezende een
heer van qualiteit , de religie toegedaan en bekwaam : verzoekende dat de Heeren Raden alsnu wilden procederen tot
verkiezing van een Stadhouder over den Vorstendom Gelre
en Graafschap Zutphen. En hebben de voorz. Heeren VAN
MEYNERSWYK en GYGINK den Rade gecommuniceerd ' t extract
van heurl. instructie. Is H. L. aangezeid , dat zij dubbel
daarvan aan den Rade zouden overleveren onder hare signature , en zal de Raad daarop dan resolveren."
27 April. » Geresumeerd en in deliberatie geleid het
geproponeerde van de Heeren VAN MEYNERSWYK en den
Burgemeester GYGINK , ten einde uit de twee Heeren , namelijk Z. Exc. en den Heere Grave JOHAN van Oostvriesland ,
bij den Landschappe tot Stadhouders genomineerd , een bij
AANTEEKENINGEN
287-288 .
315
den Rade mocht worden geëligeerd : en daarop gelezen het
extract van de instructie op den naam van de voorz. Heeren
van MEYNERSWYK en GYGINK bij den Landschap doen depecheren , bij een van de Secretarissen van den Rade jegens
de originele instructie gecollationneerd ; wordt verstaan , dat
de Raad zal mogen procederen tot electie van een Stadhouder
over het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen : en
't zelve doende , hebben om verscheidene redenen , breeder
in 't lange mondeling verhaald , daartoe geëligeerd en verkoren Z. Exc. van Nassau.
29 April.
>> De Gedeputeerden
van Gelderland binnen
ontboden , is denzelven aangezegd de resolutie op gisteren (1)
genomen aangaande het kiezen van Z. Exc. van Nassau tot
de Stadhouderschap van het Vorstendom Gelre en Graafschap
Zutphen : et fiat voor dezelve Gedeputeerden acte van de
electie ."
Res. St. Gen. 10 Mei 1591. » De Gedeputeerden van
Gelderland vertoonen ,
dat de Heeren Raden van State uit
de personen H. Ed. van wege de Landschap van Gelderland
gepresenteerd , tot Gouverneur van dezelye Provincie verkozen hebben Z. Exc. , verzoekende dat de Heeren Staten
zouden gelieven dezelve Z. Exc. daartoe te doen depecheren
commissie in forma.
Gezien het tractaat met H. Maj . ge-
maakt , is na voorgaande deliberatie geresolveerd , dat men
die
van den Rade van State zal enchargeren de voorschr .
commissie te depecheren op den naam van de voorz . Heeren Staten in conformité van ' t voorz. tractaat met H. Maj .
gemaakt."
(288) De commissie is te lezen bij BOR , 27 B. , Bijv.
f. 32d : zij luidt als volgt :
» De Staten Generaal der Vereen. Nederlanden allen den» genen , die deze zullen zien , salut !
Alzoo mits het over-
lijden van den Heere Graaf van Nieuwenaar , Meurs etc.
» goed. ged. gekomen zijnde te vaceren de staat van Gou>> verneur of Stadhouder des Vorstendoms Gelre en Graaf-
(1) Lees , eergisteren.
geen vergadering.
Den 28sten April was Zondag , en daarop
316
AANTEEKENINGEN
288 .
>> schaps Zutphen , de Ridderschap en Steden deszelfs Vor>> stendoms en Graafschaps noodig geacht hebben , dat in
>> denzelven staat wederom bij een Heer van qualiteit voor>> zien worde , en aan ons overzulks onder anderen daartoe
gedenomineerd hadden den Hooggeb. Vorst MAURITS , ge>> boren Prins van Oranje , Graaf van Nassau , Markies van
>> der Vere en Vlissingen etc. zoo is ' t dat wij bij delibe>> ratie van den Raad van State der voorz. Vereen. Landen ,
>> inzonderheid ten aanzien van Z. Exc. loffelijke qualitei>> ten , dezelve Z. Exc. hebben verkozen en overzulks ge>> autoriseerd en gecommitteerd , verkiezen , autoriseren en
>> committeren bij dezen tot Gouverneur of Stadhouder en
>> Capitein Generaal van den voorz. Vorstendom van Gel» derland en Graafschap Zutphen , gevende dezelve Z. Exc.
>> volkomen macht en autoriteit den voorz. staat voortaan
>> te houden , te exerceren en te volbrengen , en dat doende
>> voor te staan , te vorderen en te bewaren de hoogheden ,
>> gerechtigheden , privilegien en het welvaren van denzel» ven lande , mitsgaders ' t gebruik van de ware Christelijke
>> Gereformeerde religie in den voorz. lande te doen ge>> bruiken ,
en administreren recht en justitie : ook aldaar
>> te doen houden goede opzicht , orde en wacht • in de
» steden en sterkten van dezelve landen ' t zij ook te water
>> of te lande : en voorts alles anders te doen , dat een goed
>> en getrouw Gouverneur of Stadhouder en Capitein Gene>> raal der voorz . landen vermag en behoort te doen , vol>> gende de instructie , die hem voorder zal gegeven wor>> den : alles op den eed bij Z. Exc. in handen van den
>> ' Raad van State voorz. te doen. Ontbieden daarom , las>> ten en bevelen der Cancelier en ཨ་ Raden des Vorstendoms
>> en Graafschaps voorz. die van de Kamer van de rekening
>> en alle andere Justitieren en Officieren , mitsgaders alle
>> Magistraten van de steden derzelver landen , Z. voorz .
>> Exc. te houden en respecteren als Gouverneur of Stad>> houder en Capitein Generaal des voorz. Vorstendoms van
» Gelre en Graafschaps Zutphen en denzelven te bewijzen
>> alle eer en reverentie , denzelven in al ' t gene het beleid
>> en gebruik van den voorz . staat aangaan mag en voorts
AANTEEKENINGEN
317
288-290.
>> daaraan dependeert , te obedieren en voorts denzelven te
» doen alle bevordering en assistentie. Des zal deze jegen>> woordige alvoren geregistreerd worden
>> van den voorz. Raad van State.
in de Secretarie
Gegeven in ' s Graven-
» hage den 16den dag Mei 1591. S. MEYNERTSZ , Vt . Bij
» Mijne Heeren de Staten Generaal der Vereen. Nederlan» den . Ter relatie van den Raad van State derzelver , CHR.
>> HUYGENS. "
Volgens
hetgeen
op den rug dezer commissie te lezen
staat , heeft MAURITS op den 20sten Mei den behoorlijken
eed in handen van den Raad van State afgelegd. Waarschijnlijk is het , dat hiertoe het formulier van 1588 , door
ons in aant. 197 vermeld , gebruikt is.
(289)
Dit doen van eed en wedereed was ook geschied
in November 1581 bij de aanstelling van Graaf WILLEM
VAN DEN BERG tot Stadhouder , alsmede , gelijk schijnt ,
in July 1584 bij de aanstelling van den Graaf van Meurs.
KLUIT, I , 221 , II , 138 , III , 114. Welke eed door den
Stadhouder afgelegd zij , vindt men niet gemeld : maar
den wedereed der
Staten , bij de inhuldiging
VAN DEN BERG afgelegd ,
vindt men bij
KLUIT ,
van Graaf
I,
426 :
en denkelijk is het , dat men ditzelfde formulier ook bij die
van MAURITS heeft willen gebruiken . Immers men vindt ,
dat men de
wederzijdsche eeden vooraf aan MAURITS te
lezen gaf, en dat hij in dien der Staten eene kleine verandering maakte , welke alleszins past op dat oude formulier. Terwijl men toch te voren den Stadhouder zwoer
getrouwheid en gehoorzaamheid in alle billijke zaken , wilde
MAURITS deze laatste woorden vervangen hebben door tegens
den Koning van Spanje en alle zijne adhaerenten , en zulks
op grond , dat men verzekerd mocht zijn , dat hij geene
andere dan billijke zaken zoude bevelen en voornemen :
aan welk verlangen van MAURITS voldaan werd. KLUIT , I ,
426 , II , 139.
(290)
In zijn
Zie Lev. van Oldenb. , bl . 19 , KLUIT , III , 105 , 107 .
verhoor
op den 15den November 1618 verklaarde
OLDENBARNEVELD , » dat in den jare 1589 na ' t overlijden
van den Welgeb. Grave van Nieuwenaar 1. g. de gouver-
318
AANTEEKENINGEN
290.
nementen van Gelderland , Utrecht en Overijssel vacant geworden zijnde , hij met kennis van Z. Exc. en goedbevinden van hoogged . Heeren Staten van Holland en Westvriesland (1 ) aan zijne vrienden en bekenden in de voorz .
respective Provincien aangehouden heeft , ten einde de voorz.
gouvernementen geconfereerd zouden worden aan Z. Exe.
tot gemeene diensten van de voorz. drie Provincien beneffens Holland en Westvriesland , en dat daarop hem zwa
righeden gemoveerd zijnde bij de twee Provincien als Gelderland en Overijssel , dat zulks te voren nooit was gedaan ,
en bij die van Utrecht , dat , hoewel ' t zelve te voren bij
tijde van vrede was gepractiseerd , nochtans in den oorloge
zwarigheid had , en dat overzulks hare twee leste Gouverneurs , als de Heer VILLERS en de Graaf van Nieuwenaar,
geen Gouverneurs van Holland waren geweest en mees
tentijd hare residentie binnen
Utrecht hadden gehouden :
en dat bij hem daarop aan de Gedeputeerden van dezelve
Provincien bij kennis en believen als voren vertoond was ,
dat , nademaal dier tijd de steden Nijmegen , Zutphen , De-
(1) Res. Holl. 21 October 1589. >> De Edelen en Gedeputeerden
van de Steden hebben noodig bevonden haarl. jegenwoordige verga->›
dering te doen transporteren binnen den Haag op het believen van
Z. Exc. en dat om bij de hand te zijn , overmits het overlijden van
den Graaf van Meurs en ten einde op het Gouvernement van Utrecht
gelet en voorzien mag worden naar behooren.'
22 Maart 1590. >> De Staten van Holland en Westvriesland verstaan hebbende , dat de Gedeputeerden der stad Utrecht op haarl.
aankomst zijn , om met Z. Exc. te handelen op de delatie van den
gouvernemente der stede en lande van Utrecht, hebben , overmits
het scheiden van de vergadering van de Staten , verklaard en geresolveerd , dat Z. Exc. met de voorn. Gecommitteerden diesaangaande
in communicatie zal mogen treden : en zoo ver Z. Exc. op de handeling van dien eenige zaken of zwarigheden zouden voorvallen
mogen , daaraan den lande van Holland en Westvriesland zoude
zijn gelegen , dat Z. Exc . dezelve zal mogen communiceren met de
Gecommitteerde Raden van de Staten , om bij haar daarin voorzien
te mogen worden , ten ware zij hen daarin zouden vinden bezwaard ; in welken geval bij haarl. de Edelen en naaste Steden be44723249
schreven zullen mogen worden. ”
AANTEEKENINGEN
290-291 .
319
venter en Steenwijk in handen van de Spanjaards waren en
daardoor alle de dorpen van de voorz . drie Provincien en
een groot deel van de dorpen van Holland onder haar geweld en contributie hadden , dat zij wilden overleggen ,
dat , om henl. van dezelve zwarigheid bij ' t veroveren van
de voorz . steden te verlossen , noodig waren de macht en
middelen van Holland en Westvriesland , die daartoe met
meerder apparentie gebruikt zouden kunnen worden , indien
de voorz. drie gouvernementen aan Z. Exc. wierden geconfereerd ; belovende daartoe te doen alle mogelijke officien ;
zoo
is bij henl. eindelijk daarin bewilligd onder beloften ,
die hij op hare instantie bij kennis en believen als (boven
deed , van henl. en Gedeputeerden van hare steden bij
Z. Exc. , hoogged. Heeren Staten van Holland en Westoriesland en andere Collegien , daarbij hij onvermetelijk dier tijd
goed crediet had , alle mogelijke addres te doen , gelijk hij
henl. toezeide. Daarop in den jare 1590 de voorz. gouvernementen successivelijk geconfereerd zijnde aan Z. Prins.
Exc. en in den jare 1591 en 1592 , gevolgd is de verovering
van de steden van Zutphen , Deventer , Nijmegen , Steenwijk
en Coeverden , successivelijk van dien tijd af de Gedeputeerden van de voorz . drie Provincien en steden van dien in
alle occurrerende zwarigheden henl. aan hem hebben geaddresseerd , dien hij ook alle mogelijke addres en assistentie
heeft gedaan , zoo veel zijne beroeping en dienst van hoogged.
Heeren Staten van Holland en Westvriesland heeft toegelaten ; hebbende de Heeren van Utrecht boven de voorz.
beloften hem dikwijls tot hare zaken verzocht , als wezende
een geboren landzaat van dezelve Provincie en ook een
vasal van dien."
(291)
Verkeerdelijk bericht ORLERS , Geslachtboom der Gra-
ven van Nassau , (Leid . 1616) , bl . 120 , dat MAURITS , na
LEYCESTERS vertrek , eerst bij provisie en daarna in February 1590 absolutelijk gesteld en verkoren is , in plaats van
den Graaf van Leycester , tot Gouverneur en Capitein Generaal van de Vereen. Provincien , met volkomen last en
macht om alles te doen en uit te rechten , wat naar ouder
gewoonte den Gouverneurs Generaal belast en bevolen was .
320
AANTEEKENINGEN
292 +295 .
(292) Res. Raad v. St. 18 Mei 1590. » Zijn ( gelezene
brieven van Z. Exc. van Nassau en den Heere Grave WIL
LEM LODEWYK van Nassau , en zekere acte inhoudende mutuele assistentie (1), breeder in de acte : is goedgevonden ,
dat dezelve acte bij den Rade volgens 't verzoek van Z.
Exc. voorzeid zal worden geaggreëerd , mits dat alvorens
daarop zal verstaan worden het advies van de Heeren Ge
nerale Staten : en is de Secretaris ZUYLEN gecommitteerd
' t gunt voorz . den Heeren Generalen Staten voor te dragen ,
die gerapporteerd heeft , dat de Heeren Staten ' t zelve zouden leggen in deliberatie.
De Griffier AERSSENS binnen
staande verklaart , dat de Heeren Gen. Staten op de voorz.
zake ** gelet hebbende , goedvinden dat de acte i bij den Rade
worde geaggreëerd , en zouden mede goedvinden , dewijl deze
zaak behoort heel secreet te blijven , dat de depeche bij de
eigene hand van een van de Secretarissen zoude worden
gedaan is daarop geresolveerd , dat de aggreaties op den
Tout. Is
rug van de acte zal worden gesteld ."
Reeds op den 15den Mei hadden de Staten Generaal van
die overeenkomst kennis gekregen door een brief van MAURITS ; waarop zij besloten te antwoorden , een goed genoegen
te hebben aan hetgeen ' t welk Z. Exc. met Z. voorz. Gen.
heeft goedgevonden op de onderlinge assistentie de cen den ander
te doen met het volk van oorloge staande onder derzelver ge→
bied, wezende noodig volgende de Unie en tractaten onder de
Provincien onderling gemaakt , en dat zij overzulks verstaan ,
dat hetzelve geachtervolgd zal worden. Zie Res. St. Gen.
(293)
BOR , 28 B. , f. 39b , 41c.
(294)
BOR , 27 B. , f. 22b .
(295) COLLOT D'ESCURY , Holl. Roem , II , aant. bl. 151 ,
oordeelt , dat dit verdrag , voor zoo ver de grootte van het
rantsoen betreft , niet van onbillijkheid is vrij te pleiten..
Men moet echter weten , dat ten verzoeke van de Regering
der stad en op de ernstige tusschenkomst van MAURITS , die
daartoe zijnen Hofmeester en Secretaris medezond , de Staten Generaal op den 24sten Maart 1590 de stad werkelijk
(1) Zie over deze acte aant. 299.
AANTEEKENINGEN
295-297.
321
ontlast hebben , haar toestaande om een goed gedeelte van
het beloofde rantsoen te betalen uit de generale middelen ,
die aldaar in trein gebracht werden op denzelfden voet als
in Holland en Zeeland.
Hetzelfde deed MAURITS nog eens
bij eenen brief van den 6den Juny , waarbij hij den Staten
Generaal de onmogelijkheid voor Breda betoogde ,
om het
overige des tweeden en den derden termijn te betalen : hij
verzocht
hen dus acht te nemen op de groote weldaad ,
die God almachtig de Geun. Provincien in ' t veroveren van
de stad van Breda beliefd heeft te bewijzen , en zoo hooglijk,
dat wij 't verlies derzelve om zoo eene kleine somme gelds
zouden beklagen , ul. verzekerende , dat niet alleen wij , maar
het geheele Huis van Nassau tot alle tijden zeer willig en
wel bereid zullen worden bevonden , om met dankbaarheid en
alle goede diensten tegens de landen en U. Ed. particulierlijk
te verschulden de weldaad , die den ingezetenen van Breda bij
U. Ed. in dezen zal worden betoond. } Op den 20sten Juny is
er door de Staten Generaal op eene zekere wijs in voorzien.
Zie Res. } St. Gen.
(296)
(297)
WAG. , VIII , 341. BossCHA , I , 289.
BOR , 27 B. , f. 24c. Den 6den Maart 1590 werd
ter Staten Generaal op het rapport en voorstel van OLDENBARNEVELD geresolveerd ,
dat men Z. Exc. van wege deze
vergadering zal congratuleren van het gelukkig succes van den
aanslag bij hem beleid op de stad van Breda , en dezelve be
danken van den goeden dienst , dien hij den lande daarin gedaan heeft, bezonderlijk dat Z. Exc. den voorz. aanslag met
zulke wijsheid en voorzichtigheid heeft geëxploiteerd , dat de
voorz. stad is veroverd niet alleenlijk zonder schade of verlies
van onzen krijgsvolk , maar ook zonder brand , bloedstorting
en berooving van de burgeren en inwoners van dezelve ; hetwelk hem wezen zal eene eeuwige eere , strekkende tot vermeerdering van zijne reputatie en auctoriteit , als een feit ,
daarvan gedurende de oorloge dergelijke niet is geschied ; den
Almogende biddende , dat , gelijk Hij dezen aanslag heeft laten
gelukken en succederen , dat Hij ook de voordere entreprinsen
van Z. Exc. wil zegenen en prospereren , en voorts aanschrijven , enz. Res. St. Gen.
21
I
322
AANTEEKENINGEN
(298)
298
299.
Vreemd is het oordeel van BILDERD. , VII , 179 ,
dat namelijk deze daad van MAURITS waarlijk zoo ontzaglijk
veel niet om 't lijf had , om opzien te verwekken. Dat
evenwel van wege de manschap in het turfschip veel moed
vereischt werd ,
en de aanslag door eene gunstige , juist
toen plaats hebbende , omstandigheid gelukte , blijkt zonneklaar uit een belangrijk historisch bericht , te vinden in de
Vad. Letterroef. , October 1838 .
(299) BOR , 28 B. , f. 3. WAG. , VIII , 345. BOSSCHA , I , 290.
Op den 5den Mei ontvingen de Staten Generaal den volgenden
brief van MAURITS :
>> Eerwaarde , erentfeste , hooggeleerde , wijze , voorzienige
>> en zeer discrete Heeren , bijzondere goede Vrienden ! Alzoo
» vóór ons vertrek de resolutie genomen is , dat men , om
>> de
Betuwe
en de Veluwe te bevrijden , eerst voor Nij-
» megen schansen , daarna zich van de schans voor Zutphen
>>> meester maken en eene nieuwe voor Deventer opwerpen
>>> zoude : waartoe de Welgeboren onze beminde Neef en
>> Broeder Graaf WILLEM LODEWYK van Nassau , Gouverneur
>> in Vriesland en Ommelanden , terugstellende den particu>> lieren gevaar zijns gouvernements en de groote zwarig» heden , dewelke bij de Staten aldaar van wege des vijands
>> onlangs gedanen en apparenten nieuwen inval gemoveerd
>> worden , beloofd en toegezegd heeft ons met een goed
>> getal krijgsknechten van Z. L. regiment voor Deventer en
» Zutphen bij te staan ,
mits dat wij , de voorn. werken
>> met de hulpe Gods gelukkelijk volbracht zijnde , met het .
>> geheele leger , geschut en andere noodige zaken Z. L. en
>> de Staten van Vriesland wederom binnen hare Provincien
>> te hulp komen zouden ; zoo mogen wij U. Ed. niet ver>> bergen , dat de welgemelde onze Neef en Broeder , alsnog
>> dezelve resolutie naar te komen willig zijnde , van ons
>> nadere verzekering nopende de reciproque hulp begeerd
>> heeft , zonder dewelke Z. L. zegt de Staten van Vries» land geenszins te zullen kunnen persuaderen om krijgs>> volk uit hare Provincie te laten volgen.
Waarop wij Z. L.
» onder onze hand en zegel eene acte toegesteld hebben (1 ),
(1) Zie van die acte bov. aant. 292 .
AANTEEKENINGEN
299-300.
323
» om den voorn. Staten van Vriesland te mogen vertoonen
» en daarmede hunl . contentement te geven. En alzoo wij
>> onze jegenwoordige middelen
en
macht van krijgsvolk
» overleggende , vermits de kleinheid derzelve beducht zijn ,
» dat de vijand , de uiterste naarstigheid met zijn nog bij
>> zich hebbende krijgsvolk doende , een sterker leger , als wij
» hebben , lichten en alle onze concepten omstooten of door
» de minste diversie , die hij zoude mogen voornemen , ver» oorzaken kan , dat wij ons nog meer zouden moeten ver» zwakken ; zoo hebben
wij
U.
Ed.
wel vriendelijk en
>> ernstelijk willen verzoeken , dat dezelve gelieven ook de
>> andere resolutie , van 3000 mannen extraordinair voor den
>> tijd van drie maanden te bestellen , dadelijk naar te komen
en daarmede , zoo veel menschelijk en mogelijk is , te
>> haasten , ten einde wij ' t zelve nieuwe krijgsvolk binnen
>> zes of acht weken ten langste in ' t veld gebruiken mogen :
» 't welk doende wij U. Ed. verzekeren kunnen , dat niet
>> alleen al ' t gene boven verhaald is , met der hulpe Gods
» ten dienste van den lande geëffectueerd , maar ook groote
>> steden , als Nijmegen , Groningen , Zutphen of Deventer ,
» zullen kunnen bedwongen en tot gehoorzaamheid gebracht
>> worden ; waartoe zeer schoone occasien zich presenteren ,
>>> en verzuimenis van dewelke wij nimmermeer tegens onzen
Begeerende
» vaderlande zouden verantwoorden kunnen.
>> daarom
anderwerf , aangezien de kosten van deze nieuwe
>> werving nergens na met de groote diensten en profijten ,
· » die daaruit volgen zullen , te vergelijken zijn , dat U. Ed .
>> niet laten willen eerstdaags daarmede voorts te varen en
>>> geenen tijd te verzuimen en ons ten spoedigste te adver>> teren , wat U. Ed. desaangaande gedaan zullen hebben :
>> want wij anderszins beneffens de verzuimenis voorn. ook
>> onzen Neve geen contentement geven noch van het secours
» uit Vriesland verzekerd kunnen zijn .
En hiermede bidden
» wij God U. Ed. te gesparen in voorspoed.
» 2den Mei 1590. MAURICE DE NASSAU,
(300)
I , 291.
Uit Tiel den
BOR , 28 B. , f. 8c. WAG. , VIII , 346. BossCHA ,
Brief van MAURITS aan de Staten Generaal.
» Waarde , edele , wijze , hooggeleerde en discrete Hee21 *
324
AANTEEKENINGEN
300A A
>> ren , bijzondere goede Vrienden ! Maandag ' s avonds ,
» nadat wij de schans van Elshout veroverd hadden , zijn
>> wij alhier tot Boekhoven met het leger gekomen en den
C
» volgenden Dingsdag en Woensdag zoo bij dage als bij
>> nachte aan de trencheën en batterijen met zulke naar» stigheid doen arbeiden , dat wij de schans van Crevecoeur
» dezen morgen begost hebbende te beschieten , na de derde
» volée bij appointement veroverd hebben , en dat bij zulke
» conditien , dat de compagnie van Graaf KAREL VAN MANS>> VELD , dewelke langen tijd daarin had gelegen , met wa» penen en bagage zonder vendel , en de andere twee com>>> pagnien , die van Hemert uitgetrokken en daarin gekomen
>> waren , zonder wapenen en zonder vendelen uitgetrokken ,
>>>> en ons de voorn. schans in bewaarnis gegeven hebben :
>> ' t welk de Gouverneur van Hedel verstaan hebbende ,
>>> is achtervolgende zijne belofte van gisteren , 暴 met zijn
>> vendel , wapenen en bagage ook uitgetrokken : alzoo dat
>> wij in éénen dag , God zij lof ! twee sterkten veroverd
>> en den vijand onttrokken hebben :
waaraf wij U. Ed.
>> wel hebben willen adverteren. En hiermede bidden wij
» God , Enz. In ' t leger tot Boekhoven den 4den October
» 1590. M. D. N."
Brief als voren.
» Waarde Enz.
Nadien wij Zondag 11.
na den middag
>>> met den leger alhier voor het fort van ter Heide aan» gekomen zijn , zoo hebben wij , niettegenstaande de groote
» moeilijkheid der wegen en den grooten wederstand des
» vijands ,
zoo veel te wege gebracht , dat wij op huiden
>> ' t voorz. fort met elf stukken hebben doen beschieten ,
>>> en nadat omtrent bij de honderd schoten daarop zijn
>> gedaan geweest , in onzen geweld hebben bekomen met
>> samen de vendelen ,
wapenen en bagage dergener , die
>> 't zelve bewaarden.
Waaraf wij den Almogende des te
>> meer danken , dat dit alreede het vijfde fort is , waar>> door drie steden van importantie uit heure benaauwd>> heid zijn verlost geweest. In de voorz. schans zijn ge>> vonden geweest drie gantsche en eene halve kartouwen
>>>>met twee metalen
mortieren en vijftig tonnen pulvers.
300-305.
AANTEEKENINGEN
325
>>>En ons hiermede dienstelijk aan U. Ed . gebiedende , bid» den God , Enz. In ' t leger ter Heide , den 10den Octo>> ber 1590. M. D. N."
Brief als voren.
>> Waarde Enz. Maandag 11. zijn wij voor deze stad
» gekomen en hebben het beleid van de belegering derzel» ver zulks benaarstigd , dat wij den naastvolgenden Dings» dag ' s avonds het geschut hebben doen planten , in mee» ning dezelve dezen morgen te beginnen te beschieten en
>> met de hulpe Gods te veroveren : maar de vijand ge>> zien hebbende onze diligentie , heeft te onzer eerste be>> geerte begonst te parlementeren , en is , zonder eenig schot
>> te verwachten , uitgetrokken ; ' t * welk wij hem met wa» penen , vendel en bagage vergund hebben , om te meer
» tijds te willen winnen , uitgenomen de overloopers zoo
>>> van bootsvolk als van andere soldaten , en ook alle die
» van Geertruidenberg , die daar zullen mogen onder wezen .
>>> Wij hebben groote occasie den almogenden God te danken
» voor zoo veel genade , die Hij den lande verleend heeft :
» waaraf wij U. Ed . wel hebben willen` adverteren. En
>> hiermede
zijt Gode bevolen. In 't leger voor Steen» bergen den 17den October 1590 .
• (301 ) BOR , 22 B. , f. 91c.
M. D. n.”
(302) Op den 29sten January 1590 was er ter Staten
Generaal , die toen slechts uit OLDENBARNEVELD en nog vijf
andere leden bestond , geresolveerd , dat men alle de ministers
of kerkedienaars van de Vereen. Provincien zal brengen in den
burgerlijken eed van de steden en vlekken , daar dezelven haar
ambt bedienen :
en zijn gecommitteerd één uit Holland en
Zeeland , om tot dien einde te concipiëren een formulier van
eed, om daarna gearresteerd te worden.
Zie Res. St. Gen.
Meer hebben wij hier niet van gevonden.
(303)
Men leest die kerkenorde in haar geheel in Res.
Holl. , 23 April
7 Mei 1591 , fol. 31 , en bij BOR , 28 B. ,
f. 22. Eene korte opgave vindt men bij UITENB. , K. H. ,
bl. 279 , TRIGL. , K. G. , bl. 704 .
(304)
(305)
Res. Holl. , f. 42 , 54 , 73.
Opmerkelijk , dat , toen in 1615 en 1616 de Staten
326
AANTEEKENINGEN
305-309.
van Holland die kerkorde weder zochten in te voeren , zij
wel roemden van hare overeenkomst met de meening van
Prins WILLEM I , van hare aanneming door de Edelen en
meeste Steden in der tijd , en van hare goedkeuring door
den Hoogen en den Provincialen Raad , maar tevens een
diep stilzwijgen van MAURITS advies bewaarden. Res. Holl. ,
22 December 1615 , 30 September w
22 October 1616.
(306) Res. St. Gen. 20 Mei 1591 .
(307) In eenen brief der Staten Generaal aan den gewezen Franschen gezant SALDAIGNE van 21 Mei 1591 , te vinden
in Dep. boek St. Gen. , leest men , dat het leger bestond ten
minste uit 8000 man te voet en 1800 te paard . BOR schrijft ,
9000 man te voet en 1600 te paard.
8000 knechten en 2000 paarden.
(308)
I, 293.
WAGENAAR heeft ,
BOR , 28 B. , f. 26. WAG. , VIII , 354. BossCHA ,
Brief van MAURITS aan de Staten Generaal.
» Edele Enz. Wij hebben niet willen nalaten U. Ed.
>> hiermede te adverteren , hoe dat het Gode beliefd heeft
>> naar het devoir en naarstigheid , bij ons aangewend , de
» stad Zutphen op huiden in onze handen te stellen , waar>> voor Zijne Almogendheid grootelijks is te danken.
Daar
» zijn zeven vendelen voetvolk in geweest , maar zeer wei>> nig provisie van vivres en ammunitie. De Graaf van Ever» stein (1 ) werd eergisteren in het bezichtigen der voorschr.
geschoten , waaraf Z. L. terstond is # gestorven.
>> stede
>> Wij zenden U. Ed. copie van het accoord , dat wij met
» henl . gemaakt hebben , en bidden hiermede den Almo» gende -- U. Ed. te gesparen in voorspoed. In het leger
» voor Zutphen , den 30sten Mei 1591.
(309)
M. D. N.
Brief als voren.
» Edele Enz. Wij hebben niet willen nalaten U. Ed .
>> te adverteren , dat het God beliefd heeft ons dezen dag
» de stad Deventer onder handen te stellen , nadat wij
>> dezelve gisteren den geheelen dag hadden beschoten en
» de bresse doen bezichtigen , op alzulke conditien als wij
>> met die van Zutphen aangegaan hadden. Waaraf wij
´´ (1 ) Denkelijk door eene fout des afschrijvers voor Valkenstein.
AANTEEKENINGEN
>>> den
309-312 .
327
almogenden God van harte danken , U. Ed . ver-
>> zoekende hetzelve van gelijke bij de gemeente te laten
>> geschieden.
En hiermede
zijt Gode bevolen . In 't
» leger voor Deventer , den 10den Juny 1591. U. Ed. dienst>> willige Vriend M. D. N.
Op het ontvangen dezes besloten de Staten Generaal , dat
men Z. Exc. van de voorschr. advertentie , mitsgaders van
zijn goed devoir en naarstigheid in het voorz. exploit gedaan , zal bedanken , en verzoeken daarin te willen continueren voor den meesten dienst en verzekerdheid van den
lande : dat de Heeren
Staten niet laten zullen Z. Exc. te
assisteren met alle mogelijke middelen om de victorie te
vervolgen , en dat zijne reputatie toenemen zal , gelijk dezelve nader zoude verstaan uit den Heere Advocaat BARNĒVELD , die · dezenaangaande belast is met credentie. Res.
St. Gen. 11 Juny 1591 .
Zie voorts BOR , 28 B. , f.
SCHA , I , 294.
27 , WAG . , VIII . 356 , BOS-
Een verhaal van het beleg van Deventer,
geschreven door Mr. w. H. COST JORDENS , leest men in
den Overijsselschen Almanak voor Oudheid en Letteren 1840.
(310)
BOR , 28 B. , f. 28d.
(311) BOR , 28 B. , f. 26 , 27b. Op den 5den Juny hadden de Staten Generaal MAURITS en WILLEM LODEWYK , als
hebbende de gouvernementen respectief der Geun . Provincien , geautoriseerd , om met de Raden van State , de Gedeputeerden van
de Provincien en de Krijgsoversten , in 't
leger wezende , zoodanige exploiten voor te nemen , als zij
ten dienste van het land zouden oordeelen te behooren.
Res. St. Gen.
(312) Brief van MAURITS aan de Staten Generaal .
>>> Edele Enz. Gisteren na den noen , nadat wij het ge-
>> schut voor Delfzijl aan land gebracht hadden , hebben wij
>> het fort aldaar doen opeischen : waarop het garnizoen ,
» vreezende (zoo ' t schijnt) het geweld , en niet willende
» het uiterste verwachten , hebben geresolveerd in communicatie met ons te komen , en is zoo verre met henl.
>> gehandeld , dat zij dezen morgen met hare bagagien , wa>> penen en vendels uittrokken ,
leverende in onze handen
328
AANTEEKENINGEN
312-318.
>> het voorz. fort , wel voorzien met vivres , ammunitie en
» geschut , en zeer wel opgebouwd , vast en bekwamelijk
» gelegen.
Waaraf wij niet hebben willen nalaten U. Ed.
» te adverteren , zoo wij ook van alle voordere occurren>> tien doen zullen . Hiermede Enz. In 't leger voor Delfzijl
´´» den 2den July 1591.
UEd. dienstwillige Vriend , M. D. N.”
(313)
BOR , 28 B. , f. 30d- 32c. V. REYD , bl.170-172.
WAG. , VIII , 356. BossCHA , I , 295 .
(314) VAN REYD , bl. 173 berispt de karigheid der Staten ,
die , indien zij ten vorigen jare 10 of 12000 gulden meer
Knodsenburg hadden willen te koste leggen , het tegen
den vijand beter bestand zouden gemaakt en het opbreken
des legers van voor Steenwijk voorgekomen hebben. Dan
aan
de gegrondheid dezer aanmerking wordt door BOR , 28 B.,
f. 32c betwist. Uit den aard der zaak is het thands onmogelijk dit geschil te beoordeelen .
(315) Brief van MAURITS aan de Staten Generaal.
» Edele Enz. Wij hadden wel verhoopt tot volkomen
>> effect van onze entreprise in Vriesland te komen. Maar
>>> alzoo ons ' t zelve door den inval des vijands in de Betuwe
>> belet is geworden , hebben wij achtervolgende U. Ed . ad>> vies voor 't noodigste aangezien ons met het leger we» ´derom herwaarts te begeven : ' t welk wij met zulke de>> ligentie gedaan hebben , dat wij gisteren omtrent den noen
>> alhier tot Arnhem zijn aangekomen , en het leger dezen
Tot nog toe hebben wij anders niet van den
» vijand kunnen vernemen , dan dat hij met den meesten
>> hoop • van zijn volk het fort van Knodsenburg belegerd
>> heeft , dat hij elf stukken geschut daarvoor heeft doen
» morgen.
>> planten , maar heeft nog niet begost te schieten . Wij
>> verhopen met de hulpe Gods alzulke orde te stellen , dat
>> hem de weg van zijne aanslagen zal afgesneden worden..
zijt Gode bevolen. Tot Arnhem den
>> En hiermede
» 20sten July 1591. M. D. N."
(316) BOR , 28 B. , f. 32d.
(317) BOR , 28 B. , f. 33. V. REYD, bl. 173. WAG., VIII, 357.
BOSSCHA , I
1 , 297.
(318)
BOR , 28 B. , f. 34b, d , 35b.
AANTEEKENINGEN
(319)
329
319-322 .
Brief van MAURITS aan de Staten Generaal.
» Edele
Enz.
Nadat wij den voorleden nacht de appro-
>> ches tamelijk na onder de stad van Hulst hadden doen
» maken en de batterij doen gereed maken , ook ' t geschut
» omtrent den middag aan land doen trekken , hebben wij
>>> dezelve bij eenen trompetter doen opeischen : ' t welk zoo
» goeden voortgang heeft genomen , dat die van den Ma>> gistraat en garnizoen derzelver stede heure Gedeputeerden
>> bij ons geschikt en dezelve stad in onze handen geleverd
>>> hebben. En wat de conditien van dien en andere onder>>> handelingen in dezen
quartiere aangaat ,
daarvan zullen
wij U. Ed. eerstdaags particulierlijker adverteren.
Alleen-
lijk zoude ons raadzaam dunken , alzoo ' t krijgsvolk , dat
>> wij van nieuws ontboden hebben , in deze quartieren niet
» nut is , dat U.
Ed. geliefte ware , ' t zelve terstond we-
» derom terug te ontbieden een iegelijk in zijn garnizoen.
>> En ons hiermede vriendelijk aan U. Ed. gebiedende , bid» den God - U. Ed. te houden in zijne heilige bewaring.
» In ' t leger voor Hulst den 24sten September 1591.
M. D. N."
(320) BOR , 28 B. , f. 33b. V. REYD , bl . 174. WAG. , VIII ,
358. BOSSCHA , I , 299.
(321 )
(322)
Res. St. Gen. 27 September 1591.
BOR, 28 B. , f. 36. V. REYD , bl. 174. V. METEREN
16 B. , f. 297. DE GROOT , Jaarb. , bl. 170. Lev. en Bedr.
van Maurits , bl. 94. WAG. , VIII , 359. BossCHA , I , 299.
Brief van MAURITS aan de Staten Generaal.
» Edele Enz.
Nadien wij den voorleden nacht ' t geschut
>> voor de stad van Nijmegen hadden doen planten , in mee>> ning dezelve met den dage te beschieten , zoo hebben die
>> van den Magistraat , eer wij onze batterij begonst hebben ,
» heure Gedeputeerden aan ons gezonden , met dewelken wij
>> overkomen zijn , dat zij hun onder UEd. gehoorzaamheid
>> zullen stellen , en dat nog dezen dag het garnizoen daaruit
>> zal vertrekken met hare vendels , wapenen en bagagien.
>> De capitulatie , met den Magistraat en burgeren gemaakt ,
>> zal UEd . hierna toegesteld worden.
>> wel hebben
willen adverteren ,
Waarvan wij UEd.
opdat dezelven God al-
» machtig daaraf zijne behoorlijke eer en dank doen geven.
AANTEEKENINGEN
330
322-326.
>> En hiermede bidden wij denzelven God
UEd. te houden
>> in zijne bewaring. In ' t leger voor Nijmegen , den 21sten
» October 1591. UEd. dienstwillige Vriend , M. D. N.
Res. St. Gen. , 23 October 1591. >> Gelezen eenen brief,
van den Raad van State ontvangen , geschreven in ' t leger
voor Nijmegen , den 21sten dezes , inhoudende eenige nadere
particulariteiten van de verovering der stad Nijmegen , en dat
ten aanzien van de groote genade des Heeren , den Heeren
Staten zoude gelieve te ordonneren eenen algemeenen bede- en
vastendag ,
om God den almachtigen daarover te loven en
danken. Is geresolveerd daarop te antwoorden , dat de Heeren Staten Generaal de Heeren van den Rade over deze
advertentie bedanken en metteneerste van H. Ed . verwachten zullen de punten van de capitulatie : en aangaande
het ordonneren van den biddag , dat de Heeren Staten mede
van dezelve meening
zijn , dat men metteneerste eenen al-
gemeenen biddag behoort uit te schrijven ,
om God over
Zijne groote genade en wonderwerken te doen danken , loven
en prijzen , ook bidden , dat Hij dezelve over deze landen
langs zoo meer wil continueren : dan ten aanzien dat , met
de komste van de voorz. zekere tijdingen , generaal in alle
de steden vermaningen en dankzeggingen zijn geschied , dat
H. Ed. daarom en om eenige andere goede redenen en consideratien beter en stichtelijk geacht hebben denzelven biddag
voor weinig dagen uit te stellen daarover de Heeren Staten
begeeren , dat zij ' t zelve mede voor goed willen aanzien."
Op den 1sten November Vrijdag werd besloten dien bededag
te houden op Woensdag na drie weken.
(323)
BOR , 28 B. , f. 38a.
(324) BOR , 28 B. , f. 39a , die tevens schrijft , dat men
tot geene verdere ondernemingen besloot , uit hoofde OLDENBARNEVELD , buiten wiens advies thands niets verricht werd ,
*
zeer ziek was .
Doch wij hebben dezen dagelijks in de
vergadering der Staten Generaal gevonden tot den 2den November toe , als waarna hij tot den 9den November toe afwezig is gebleven.
(325)
WAG. , VIII , 360.
(326)
BOR , 28 B. , f. 390 .
AANTEEKENINGEN
327-336,
331
(327)
BOR , 28 B. , bl . 175a.
(328)
(329)
BOSSCHA , I , 274.
WAG., VIII , 341.
(330)
VAN METEREN , 23 B. , f. 439c.
(331 )
DE GROOT , Jaarb. , bl . 486 .
(332)
BOSSCHA , 1 , 334.
VAN WYN , Bijv. op Wag. , 8 St. , bl . 84.
BOSSCHA , I , 275 .
(333)
1. (334)
• (335)
(336)
wel eens
BILDERD. , VII , 178.
VAN REYD , bl . 26 zegt van
leeuwen
hart
en een schoon
hem :
>> Hij had
heerlijk
aanzien
van persoon , maar met allen geen ervaring noch lust en
ijver om te leeren , noch ook van nature eenige zorg of
voorzichtigheid : was den wijn en vrouwen zoo toegedaan ,
dat hij ter liefde van dien somwijlen de uren vergat , die
hij zelfs tot eenigen aanslag bestemd had." Bl. 80 : » HoHENLO had in verscheidene slachten , stormen en aanslagen een
groot gemoed en een leeuwen hart , hoewel dikwijls met
ongelukkigen uitgang , vertoond ; was door 't lange omgaan
met het krijgsvolk
bij
Oversten ,
Capiteinen
en gemeene
soldaten zeer liefgetal , maar anderszins van een onordentlijk
leven , daarenboven trotsig ,
haastig van hoofde en roeke-
loos , in betrachting van welke manieren bijkans ieder man
de schuld op hem leide en oordeelde , dat hij , bij leven des
Prinsen (WILLEM I ) een tijd lang de tweede , na zijnen dood
de eerste persoon in de Vereen. Provincien geweest zijnde ,
nu voortaan niemand boven hem koste verdragen , en met zijne
trotsigheid de misverstanden veroorzaakte. "
Bl . 390 : » Zijne
natuur was niet om te zorgen , zat liever bij den wijn als
in den Raad , en was lustiger om tegen den vijand te vechten , als ' t hoofd te breken , hoe hij anderen met vordering
zoude doen vechten. • De meeste eer had hij behaald , toen
de Prins van Oranje (WILLEM I) stuurman was van zijne
grootmoedigheid en zijn onvertsaagd harte." Bl . 393 : » Hij
deed ongelooflijken arbeid met jagen en overal te loopen ,
maar door dronkenheid werd te veel verzuimd : half gelezene brieven stak hij en vergat ze in de boksen : liet somwijlen te paarde blazen , en als hij daarentusschen dronken
332
AANTEEKENINGEN
en slaperig werd ,
336-348 .
moest men weder afzadelen : doorstak in
toorn menigen soldaat , als hij iets oneffens zag , en als men
met justitie eenen misdadige straffen zoude , was hij patroon
van denzelven ." En volgens GROEN V. PR. , Archiv . , VII ,
370 , wordt HOHENLO bedoeld in de volgende woorden van
eenen brief , geschreven op den 1sten October 1580 , toen
HOHENLO op den 16den Juny bevorens eenen volkomen nederlaag van den Overste SCHENCK had geleden : » Non puto te
ignorare in quanta damna et pericula levitas ac securitas
ebriosi istius juvenis (a gravioribus verbis libenter abstiVictoria aliquoties potiri
neo) partes nostras adduxerit.
potuit , sed turpem fugam honestæ victoriæ prætulit. Quinimo
non potest sub tali duce Dei esse benedictio , qui porcis regendis vita et moribus magis est idoneus quam bonis piisque
Deze man , geboren in 1550 , wordt door
defendendis ."
KLUIT , II , 74 , op het jaar
achtbare Graaf van Hohenlo !
(337)
(338)
1586 , genoemd : de oude en
Zie boven bl . 26. HOOFT , bl . 1090. V. REYD , bl. 80a,
BOR , 24 B. , f. 107 , 26 B. , f. 19 .
(339) Op den 10den October 1589 sprak het Engelsche
Bewind met onze gezanten over die differenten tusschen
MAURITS R en HOHENLO . De Engelsche Ministers zeiden , dat
die differenten dienden ter neder gelegd ,
en dat daarom
gepeist zoude worden , als wezende een punt ten hoogste
noodig , zoo wij toch met een zeer geweldig vijand te doen
hadden. Zie het Rapport dier gezanten , gedaan tér Staten
Generaal op den 8sten November
St. Gen.
1589 ,
in het Dep. boek
(340 )
(341)
KLUIT , III , 179 .
BOR , 28 B. , f. 3.
(342)
BOR , 28 B. , f. 56.
(343)
(344 )
Res. Holl. , 8 , 11 January 1591 .
BOR , 28 B. , f. 29c.
(345)
(346 )
Res. St. Gen. , 13 September 1591 .
BOR , 28 B. , f. 56a.
(347)
BOR , 28 B. , f. 35c.
(348) De acte hiervan is te vinden in het Dep. boek St.
Gen. 1585.
-348.
AANTEEKENINGEN
348.
-333
delen : doorstal:
>> Autorisatie , daarbij Juffrouw MARIA
<»
> VAN NASSAU geadmitteerd wordt tot
zag , en als
, was hij patr
.. Archir.,
nde woorde
tober 1580, #
» de regering en administratie van den
>> Graafschappe en goeden van Buren en
>> andere heerlijkheden .'
» De Staten Generaal der Geunieerde Nederlandsche Pro-
a volkomen
>> vincien allen dengenen , die deze zullen zien of hooren
1: » Non pat
vitas ac semi
» lezen ,
salut !
Wij hebben ontvangen de supplicatie ons
» overgegeven bij Juffrouw MARIA VAN NASSAU , oudste na-
is libenter a
» gelaten dochter van wijlen Mijnheer den Prins van Oranje
aliquoties
» hoogl. ged. , inhoudende , hoe dat zij zekere maanden na
prætulit. Q
de Pacificatie van Gend in den jare 1577 uit Duitschland
io , qui pors
» in Holland bij Z. Exc. gearriveerd zijnde , dezelve Z. Exc.
>> korts daarna beliefd had heur te zeggen en te bevelen ,
uam bonis pus
550 , wordt &
Demd : de o
>>> intendentie en regering van den Graafschappe van Buren
V. REYP.
>> en alle andere landen en goederen , den Grave van Buren
"
>>>heuren
broeder en heur toekomende , en bij de aflij-
19.
rak het Enge
>> hen beide gedevolveerd ( 1 ) : hebbende Z. Exc. ook dien-
fferenten st
isters zeiden,
» volgende dien van zijnen Rade , zijnen Secretarissen en
>> allen anderen , dien ' t nood was , belast en bevolen alle
- en dat da
punt ten le
» voorvallende zaken , de bovengenoemde Graafschap , heer-
lig vijand e
edaan ter
>> aangaande , met heur Remonstrante te communiceren en
in het Dep
>> te presenteren alle
>> dat zij
beneffens Z. Exc. zoude aanvaarden de super-
>> vigheid van haarlieder
Vrouwe Moeder hoog .
ged . op
» lijkheid en landen , dependentien en appendentien van die
» haar goed believen daarop te verstaan , en heur voorts
expeditien ,
opene en beslotene brie-
>> ven en generalijk alle acten , hoedanig die zouden mogen
» wezen , om dezelve bij heur insgelijks geteekend te wor» den , zonder dat Z. Exc. sedert den voorgenoemden tijd
>> in de politieke
zaken van de landen en goederen voorz.
>> alleen iets heeft willen disponeren , maar ter contrarie
et Dep, bok
(1) Men vindt dit eenigermate bevestigd door een brief van Prins
WILLEM van den 18den Juny 1577 , volgens welken hij begeerde zijne
dochter bij zich te hebben pour certains affaires que j'ai à communiquer avec elle , et le désir que j'ai de la voir une fois , ne sachant
en quel état nos affaires pourront tomber. GROEN V. PR., Archiv. , VI, 100.
334
AANTEEKENINGEN
348
» veeltijds , overmits zijne andere continuele occupatien in
>> des gemeenen lands dienst , alle de voorvallende zaken
>> van de landen en goeden voorz. aan haar Remonstrante
>> alleen gerenvoyeerd : hebbende alzoo zij Remonstrante
» tot den overlijden van heuren Heer en Vader daarin
>> gecontinueerd en op alles voorzien , zoo als tot de goede
>> regering van de landen en goeden voorgen. nuttelijk en
>> oorbaarlijk is bevonden geweest , zoo zij ook sedert het
>> beklagelijk afsterven voorgen . om de zaken van den Huize
» van Buren niet desert te laten , in gelijk devoir tot nu
>> toe had volhard en ' t goed beleid en regering van dezelve
» landen met allen mogelijken ernst bevlijtigd . En hoewel
>> zij Remonstrante zoo ten aanzien van heure qualiteit ,
» als 't recht heur in de voorz. goederen competerende ,
» niet konste noch ook behoorde gedurende de onbehoor» lijke en tyrannelijke detentie van heuren broeder in Spanje
>> in de bovengen. administratie en regering verhinderd of
>> eenigzins geturbeerd te worden ; beduchtende nochtans ,
>> dat , cesserende nu de autoriteit en macht , die zij eertijds
>> van
heuren
Heer Vader h.
m.
daartoe heeft gehad ,
>> heure actien en bevelen in dezen in toekomende tijden
>> bij eenigen mochten of sinisterlijk geinterpreteerd of gevilipendeerd worden , zonder dezelve naar te komen , tot
>> groote verachting zoo van de justitie , politie en anders>> zins de regering van de heerlijkheden , landen en goe» den bovengen.; en daarom zeer noodig geacht hebbende
» bij
tijde
conservatie van heur broeders en
en gerechtigheden te voorzien , had de
daarin tot
» heure goederen
>> Juffrouw Remonstrante verzocht , dat wij haar bij be» hoorlijke brieven zouden willen autoriseren en committeren
» tot de regering en administratie van den Graafschappe
>> en goederen van den Huize van Buren , en voorts alle en
>> een iegelijke der andere heerlijkheden , landen en goede>> ren , hoedanig die mogen zijn , in de Geunieerde Provin>> cien gelegen , den Grave van Buren heuren broeder en
>> heur toekomende en van heurl. Vrouwe Moeders zijde op
>> hen beide gedevolveerd , in aller voege en maniere als de» zelve goeden bij heur gedurende ' t leven van den hoogged.
AANTEEKENINGEN
348-349 .
335
>>> heuren Heer en Vader , als voorz . is , met denzelven tot
>>I zijn overlijden zijn geregeerd en geadministreerd geweest ;
>> ratificerende ook al ' t
geen daarin sedert de aflijvigheid
» Voorn. bij haar gehandeld , gebesogneerd en geordonneerd
>> is geweest ; consenterende heur insgelijks alzulke personen
» als zij nut en bekwaam daartoe zal vinden , tot heuren
>> Rade te mogen nemen. En wij al ' t geen des voorz. is ,
» gelegd hebbende in goeder en wijder deliberatie , ons gants
>> genegen vindende ter bede der voorz. Juffrouwe Remon>> strante , hebben derzelver 't zelve heur verzoek geaccor» deerd en dienvolgende , voor zoo veel noodig zij , de
>> voorz. Remonstrante geautoriseerd en gecommitteerd , auto>> riseren en committeren mits dezen tot de regering en
>> administratie
Huize van
van den Graafschappe en goederen van den
Buren
en voorts van
alle
en iegelijke
de
>> andere heerlijkheden , landen en goederen , hoedanig die
» mogen zijn , in de Geun. Provincien gelegen , den Graaf
» van Buren heuren broeder en heur toekomende en van
>> heure Vrouwe Moeders
zijde op hen beide gedevolveerd ,
>> in aller voege en maniere en gelijk dezelve den vorigen
>> Heeren
heeft gecompeteerd ,
tot
conservatie van goede
>> justitie en van een iegelijk privilegien en gerechtigheden ;
>> ratificerende insgelijks , voor zoo veel in ons is , al ' t geen
>>> des tot nog toe in conformiteit van 't geen des voorz. is ,
>> sedert de aflijvigheid van wijlen Z. Exc. h. ged . bij haar
>> daarin is gedaan , gehandeld , gebesogneerd en geordonneerd ;
>> der voorz. Juffrouwe Remonstrante insgelijks consenterende
>> tot heuren Rade te mogen assumeren en nemen alzulke
>> personen , als zij nut en bekwaam daartoe zal vinden . Aldus
» gedaan in 's Gravenhage , den 14den Augustus 1585.
>> ordonnantie van de voorz . Heeren Staten . AERSSEN.
Ter
(349) Volgens Res. St. Gen. 14 Maart 1591 deed MAURITS in persoon het volgende voorstel :
» Aan Mijne Ed. Heeren de Staten
>> Generaal der Vereen. Nederlanden."
» Mijne Heeren ! De groote zorgvuldigheid , die ik met
>> al mijn verstand en macht naar de mate der gaven ,
bij mij van God almachtig ontvangen , tot nog toe con-
336
AANTEEKENINGEN
349.
>> tinuelijk zeer gaarne tot dezer landen dienst blijve dra>> 'gende , sedert dat ik in mijne jonge jaren met de amb>> ten , mij opgelegd , ben belast gebleven , heeft mij ter
>> zijde doen stellen de bekommering van alle andere zaken ,
>> daarmede ik in den voortgang en vordernis van des ge>> meenen lands dienst had mogen verachterd worden , ja
>>> mede de zaken mij en den Huize van Nassau ten hoogste
> in ' t particulier betreffende , op vast betrouwen dat alle
»
e
>> dezelven werden geregeerd en geadministreerd , gelijk dat
>> naar rechten behoort.
Dezelve meening heb ik mede
>> gehad , nadat door Godes genade en mijn beleid het kas>> teel en de stad Breda uit ' t geweld en de macht van
>> den algemeenen vijand onder dezer landen vereeniging
>> wederom , nu een jaar geleden , is gebracht , en daarna
>> dezelve stad bij vernietiging van den forte , bij den vijand
>> ter Heide gelegd , genoeg is ontlegerd , en mede de stad.
» Steenbergen veroverd geweest , niettegenstaande de voorz .
>>>> heerlijkheden , steden en inkomsten , den Heere Prinse van
» Oranje , mijnen vriendelijken lieven broeder , toebehoo>> rende , bij den vijand tot de laatste ure zijn onthouden
>> en in confiscatie ontvangen en gebruikt , met meening
>> van dezelven aan de domeinen van den Koning van Spanje
>> te appliceren en te incorporeren , als ik des ben geinfor-.
>> meerd en verzekerd : hebbende , zoo voorz. is , altijd vas>>> telijk gemeend en verzekerd gehouden , dat zoo
wel de
>> goederen van den gemeenen sterfhuize van wijlen Mijnen
» Heere den Prinse van Oranje hoogl. ged. mijnen Heer en
>> Vader , als van mijnen voorz. Heer broeder werden ge>> regeerd en geadministreerd , als dat naar rechten en de
>> costume dezer landen , bij personen daartoe gequalificeerd ,
>> behoort ; en voornamelijk dat de heerlijkheden en goede>> ren van den voorz. gemeenen sterfhuize worden gere>> geerd bij curateur of curateurs , bij den Hove van Holland
>> daartoe gecommitteerd en geautoriseerd , onder wier ju>> risdictie ' t voorschr. sterfhuis gevallen is , en de goede>> ren en heerlijkheden , mijnen voorz. broeder toekomende ,
» zoo wel 7 van mijns Heeren Vaders als zijns Vrouw Moe» ders zijde bij mijne vriendelijke lieve zuster , de Jonk-
AANTEEKENINGEN1 349 .
>> vrouwe van
Oranje ,
op volkomen
en wettige
337
speciale
>> acte en autorisatie , H. L. bij U. Ed . daartoe verleend.
>> Maar daarna met mijne jonge jaren de zorgvuldigheid
>> mijner eigene zaken een weinig wassende , bevinde nu
» niet alleenlijk , dat U. Ed. acte van autorisatie , mijne
» voorz. lieve zuster verleend , is gegeven geweest , mij
>> ongehoord , maar dat H. L. onder de autoriteit en
>> het deksel derzelve ook , zoo ' t schijnt , geinduceerd en
» gepersuadeerd is geweest heur te onderwinden der heer» lijkheden en goederen , mijnen voorz . broeder den Prinse
1
>> van Oranje toebehoorende , en op hem bij het afsterven
» van onzen voorn. Heer Vader in Braband en elders ge» devolveerd , en niet gekomen van den Huize van Buren ;
» daar nochtans naar recht en de geobserveerde wetten en
>> costumen dezer landen klaar en notoir is , niet alleenlijk
"
» dat voogdijen , curatelen of ambten van administratien
>>> lasten én ambten zijn , die alleenlijk manspersonen toestaan ,
>> maar dat ook vrouwepersonen , hoe groot van naam of
» goed van eere en conversatie dezelven mogen wezen ,
>>> naar rechte verboden is gelijke ambten aan te nemen ,
>> en dat zij ook niet gequalificeerd gehouden worden om
>> bekwame beschermers of bewaarders van andere personen
» te wezen of andere publieke en civile zaken te adminis>> treren , maar zelfs adjunctie en verkiezing van mansper>> sonen tot heure voogden van noode hebben , om eenige
>> zaken wettelijk en zoo als dat behoort te passeren , al
>> waren ' t ook eigene moeders of grootmoeders , dewelken
>> alleen , met exclusie van alle andere vrouwepersonen , toe>> gelaten is de voogdij of administratie van de goederen
>> van heure kinderen , zoo wanneer dezelve kinderen gants
>> onvoorzien zijn zoo wel van testamentelijke als legitime
>> of wettelijke mansvoogden , en dat bij voorschr . moeders
>> of grootmoeders gerenuntieerd is beneficio Vellejani , en
>> beloofd niet te convoleren ten tweeden huwelijke , niette» genstaande verstaan zou mogen worden , dat de successie
>> van de persoon en goederen , (in de curatele of admi>> nistratie derwelker zoude moeten voorzien worden) op
» eene vrouw zoude mogen vallen en succederen. Want te
22
I
338
AANTEEKENINGEN
» zeer klaar en ook naar rechte
349.
notoir is , dat hope van
>> successie in materie van voogdij en administratie niet
» altereert , en dikwijls elders is de successie en elders de
», voogdij ,
gelijk eene zuster van eenen vollen bedde heeft
» de successie van heuren broeder , daaraf zij nochtans niet
» bekwaam noch gequalificeerd gehouden wordt de voogdij
>> te hebben ; en generalijk eene vrouw mag geene voogdij
>> pretenderen van dengenen , daaraf zij anderszins erfgenaam
>> is : en hier voormaals in libertinen of vrijgelatene
perso-
» nen , zoo verre daar patrona was en patroni filius , de
>
» voogdij stond den zoon , en de erfenis kwam zijne moeder
>> of patronae toe : en ingevalle twee of meer eenige slaven
>> in vrijheid stelden , waren altemaal der libertinen voogden ,
>> maar zoo ver eene vrouw onder de manumissores was ,
>> waren de manspersonen alleen tot de voogdij en adminis>> tratie bekwaam gekend En hoewel de costume der ge>> meene geschreven rechten in materie van successie kan
», veranderen , 't zelve nochtans kan noch behoort naar
>> rechte niet verstrekt te worden tot voogdijen of curatelen
>> en administratien van
goederen van illustre personagien.
>>
! en van groote Heeren , waarin alzoo de gemeene Magistra>> ten niet vermogen te voorzien , maar met zeer groote solem>> niteiten en kennis van zaken extra ordinem behoort geproce» deerd te worden . Alzoo wordt ook bevonden , dat volgende
>> dezer landen veroude costume de kennis en commissie van
» zulke en dergelijke voogdijen en administratien onder de
gerechtigheden of regalia van den Prinse van den lande
>> gerekend worden ,
mits dat
voor hem en de
gemeene
» welvaart zijner landen daaraan te zeer veel gelegen is ,
>> dat alzulke goederen , daaronder gemeenlijk steden , kas» telen , landen en luiden begrepen zijn , wel behoorlijk en
> naar rechte gehandeld en geregeerd worden. Alzoo ook
»
» de Prinse van den lande gewoonlijk en naar de rechten en
>> privilegien derzelver landen schuldig en gehouden is daarin
>> te volgen de orde , bij recht en costume van dezelve lan>> den geobserveerd.
Welken aangemerkt , en dat U. Ed .
>> in deze Vereen . Nederlanden den voorz. Prinse van den
» lande gerechtiglijk representeren , en dat ik mijner en mijns
AANTEEKENINGEN
349-350.
339
» Huis eere en autoriteits halve in eene zake van zoo grooten
>> inzien en consequentie mij zelven grootelijks
bezwaard
» vinde , en ook in subsidium bij mijnen Heer broeder voor
» toekomende tijden zoude mogen worden geculpeerd , en
> overzulks deze zake niet kan noch vermag alzoo voorbij
» te laten gaan of in ruste stellen , ten ware ik ten minste
van U. Ed. die ik altijd gehouden hebbe voor mijne en
> onzes Huis van Nassau gewisse voorstanders en protecteurs ,
>> onderricht en verzekerd ware van U. Ed. goede meening
>> en resolutie ; bidde derhalve vriendelijk ,
dat U.
Ed. op
>> ' t gene voorz. is , believen rijpelijk te letten en klaarlijk
>> te interpreteren , in wat voege en maniere U. Ed . verstaan
» de acte van regering en administratie , mijne vriendelijke
» lieve zuster (mij ongehoord) bij U. Ed . gegeven , en voor>> ders in dezelve regering en administratie van de heerlijk>> heden , kasteelen , steden en goederen , mijnen Heere broe» der den Prinse van Oranje toebehoorende , en gedurende
» zijne absentie en gevangenis onder ' t geweld van den vijand
>> en voorders niet , te voorzien en te ordonneren , als U. Ed.
>> naar der zaken gelegenheid en gewichtigheid tot bewaar>> nis en stijvenis van eens ieders goed recht en tot dezer
>> landen welstand zullen bevinden te behooren . MAURICE
>> DE NASSAU."
(350)
Ziehier kortelijk het inmiddels ter Staten Generaal
verhandelde. Op den 14den Maart namiddag besloot men ,
door eene Commissie de remonstrantie van MAURITS mede te
deelen aan de Prinses te Delft , en haar tot eenigheid te
bewegen. Deze Commissie deed haar rapport op den 18den
Maart. Op den 29sten Maart kwam MAURITS zelf ter vergadering , bracht terug de stukken , die de Prinses tegen zijne
remonstrantie had ingediend , en verklaarde daar niet tegen
te willen schrijven , maar kort recht te verzoeken. Des
middags werden de Raden der Prinses ontboden en werd
hun medegedeeld het verlangen der Staten naar een middel
tot accommodatie ,
en anderszins een termijn stellende om
nog andere stukken tot versterking harer bewering in te
dienen. Hieraan voldeden de Raden op den 3den April : de
overgeleverde stukken werden terstond aan MAURITS mede22*
to
340
AANTEEKENINGEN
gedeeld.
350.4
Op den 5den April liet deze antwoorden , dat hij
er niets meer op wilde schrijven , maar kort recht verzocht ,
uit hoofde zijn vertrek daarop wachtte. Den volgenden dag
ontvingen de Staten eenen brief van de Prinses , die verzocht , dat het geschil bij wege van Justitie zoude mogen
worden gedecideerd : dan de Staten antwoordeden
op den
8sten April , dat zij zelven de beslissing doen zouden . Hiermede zijn de Staten met den Raad van State bezig geweest
op den 9den en 10den April , en is des namiddags de volgende acte gearresteerd :
>> Gezien bij de Staten Generaal der Vereen. Nederl.
>> Provincien de remonstrantie van den Hooggeb. Vorst en
» Heere MAURITS geboren Prins van Oranje , Graaf van Nas» sau , Markies van der Vere etc. en de antwoorde daar>> tegens overgegeven bij de Hooggeb. Juffrouwe van Oranje
>> etc. mitsgaders de stukken , munimenten , adviezen van
>> rechtsgeleerden , en instructien van rechten ten beide zijden
>> geëxhibeerd en overgeleid , hebben na rijpe deliberatie en
>> met advies van den Raad van State verklaard en verklaren
» bij dezen , dat de acte van autorisatie , bij de voorschr.
>> Staten van den 14den Augustus in den jare 1585 op ' t ver» zoek van H. voorz. Gen. verleend , breeder in de voorschr.
>> remonstrantie en antwoorde geroerd , alleenlijk te verstaan
>> is van de administratie en regering van den Graafschappe
Buren en andere heerlijkheden en goederen in de
» Vereen. Provincien gelegen , den Heere Prinse van Oranje ,
>> jegenwoordig in Spanje gevangen , van de zijde en Huize
» van loff. ged . Vrouwe ANNA VAN EGMOND Gravinne van
» Buren , des voorz. Heeren Prinse en
H. Gen. Vrouwe
>> Moeder , aangekomen , en dat overzulks H. Gen. dezelve
>> administratie en regering zal behouden en continueren.
En alzoo nopende de administratie van de heerlijkheden
>> en goederen des voorz. Heeren Prinse van Oranje , aan>> gekomen van de zijde hoogl. ged . den Prinse van Oranje
» zijnen Heer en Vader , als Breda , Steenbergen , Oosterhout
>> en dergelijken , alsnog niet is voorzien , 't welk nochtans
>>> noodig is en naar recht behoort te geschieden ; zoo hebben •
» de Staten voorz. tot de administratie en regering van de-
AANTEEKENINGEN
350-351 .
341
» zelven gecommitteerd en geautoriseerd , committeren en
ন'া'
bing
Be
>> autoriseren bij dezen Z. voorz. Exc. , wel verstaande dat
bij den Rentmeester Generaal , bij Z. Exc. over den ont>> vang van dezelve heerlijkheden en goederen te commit» teren , jaarlijks , en van gelijke bij den Rentmeester Ge>
» neraal , bij
H. Gen. tot den ontvang van de goederen
van den voorschr. Heere Prinse gecommitteerd , van de
» voorgaande administratie , en bij denzelven of anderen bij
» H. Gen. te committeren , van den toekomenden ontvang
>> mede jaarlijks behoorlijke rekening en bewijs zal worden
>> gedaan voor twee Gecommitteerden van de voorz. Staten ,
>> twee van Z. Exc. en twee van H. Gen. en dat het re>> liqua van dien tot profijte van den voorz. Heere Prinse
>> geëmployeerd zal worden , daar en zulks als de Staten
>> voorn .
ordonneren zullen : behoudelijk dat de bewaarnis
>>> en verzekering der voorschr . heerlijkheden , steden , kas» teelen en sterkten , zoo wel gekomen van den Huize van
» Nassau , • als van den Huize van Buren , gemaakt en nog
>> te maken ,
*
PI
mitsgaders de souvereine zaken of regalia in
» dezelve zullen blijven ter dispositie van de voorz . Staten
» Generaal , Raden van State , de Staten en Gouverneurs
>> van de particuliere Provincien respectief,
legen zijn
daarin die ge-
en dit alles bij provisie en tot dat anders
>> zal wezen geordonneerd , en onverminderd eens iegelijks
» gerechtigheid . Aldus gedaan in de vergadering van de
>> voorz. Heeren Staten in ' s Gravenhage den 10den April 1591."
(351) Op den 13den April 1591 ontvingen de Staten eenen
brief van de Prinses , inhoudende haar protest , welken men
op den 18den April besloot in archivis te leggen. Verder
vindt men van deze zaak in Res. St. Gen. niets meer tot
den 24sten Maart 1592 toe. Alleenlijk leest men in Res.
Holl. 1592 , dat de Staten ( zoo het schijnt) in January
verstonden ,
dat er
om de partijen
door submissie :
middelen moesten worden aangewend
te vereenigen ' t zij door accoord 't zij
ook wordt aldaar uitdrukkelijk gezegd ,
dat de Graaf van Hohenlo deze zaak met H. Gen. was
sustinerende. De remonstrantie van den 24sten Maart luidde
als volgt::
342
AANTEEKENINGEN
351 .
» Aan de Edele Mog. Heeren Staten Generaal der Vereen , Ned . Provincien .
» Vertoont met reverentie Jonkvrouwe MARIA VAN NASSAU ,
>> geboren Prinsesse van Oranje , Gravinne van Buren etc. ,
» voor haar zelve en als conjuncte persoon van haren ge» liefden broeder den Heere Prinse van Oranje , Grave tot
» Buren etc. , gevangen in Spanje , hoedat U. Ed . en een
» iegelijk , zich verstaande de rechten en leenrechten van
» Braband , kennelijk is , dat , mits het afsterven van
» Vrouwe ANNA VAN EGMOND , Gravinne van Buren etc.
» h. 1. m. der Remonstrantes Vrouw Moeder , de eigendom
>> van de heerlijkheid en goederen van Breda en alle andere
>> Brabandsche leengoederen , gekomen van den Huize van
» Nassau , gesuccedeerd en gedevolveerd is op haar Remon>> strantes geliefden broeder den Prins van Oranje en de
>> Remonstrante , als kinderen van denzelfden eersten huwe» lijk , blijvende alleenlijk de erftocht in dezelve goeden
» aan Heere WILLEM Prins van Oranje , Graaf van Nassau
>> etc. der Remonstrante Heer Vader : welke erftocht mits
» zijn zeer jammerlijk overlijden geëxpireerd en met de
>> proprieteit geconsolideerd zijnde , heeft de Remonstrante
>> terstond daarna voor haar zelve en in de qualiteit als
» voren , de possessie van de voorz . Brabandsche leengoede» ren metterdaad aanvaard , dezelve regerende , administre>> rende en daarvan ontvangende zulke vruchten en inkomen ,
>> als de gelegenheid des tijds heeft toegelaten , continue>> rende alzoo genoeg de administratie , die de voorgen . heur
» Heer Vader al bij zijn leven in effect haar had overge>> geven van haar Remonstrantes Heer broeder en hare goe» deren , daarin heur Heer Vader geen erftocht was com» peterende , die al bij zijn leven de Remonstrante bekwaam
>> erkennende om te regeren , de requesten en poursuivanten ,
pom zaken of officien vervolgende , bij appostilen en anders
» placht te verschikken aan heur Remonstrante , om daarvan
>> naar heure dispositie te disponeren. En zoo haast de steden
» Breda en Steenbergen door Godes genade wederom zijn ge>> reunieerd geweest met U. Ed. heeft zij Remonstrante mede
AANTEEKENINGEN
351 .
343
>> reëele possessie genomen van de voorz. steden , de Officieren
>> en Magistraten aldaar naar ouder gewoonte gesteld en van
>> harent wege den eed doen afnemen naar behooren : la>> tende niettemin haren geliefden broeder den Heere Graaf
>> MAURITS van Nassau als Gouverneur van den lande ge>> worden met de discipline en gouvernemente militair , en
>> met hetgeen voorts tot verzekerdheid en goede be>>> waring dezelver stad , kasteel en sterkten tegens het geweld
>> en listigheid van den vijand is gerequireerd : alles ten
>>> welweten van U. Ed . in conformité van de autorisatie
» van U. Ed . in den jare 85 gegeven in solemnele ver>> gadering en ten overstaan van de Overigheid , die toe>> stond te voorzien op de regering en administratie van
» de voorz. Brabandsche goederen ; mitsgaders met goede
>> kennisse van den voorschr . haren geliefden Heer broeder
>> Grave MAURITS , dewelke overzulks , ZOO wanneer aan
>> Z, L. eenig vervolg van officien , politieke zaken en
>> diergelijken nopende de voorz. goederen werd gedaan ,
>> de poursuivanten ook aan haar administrante heeft ge>> zonden. Behalven dat dezelve hare possessie en regering
>> van dezelve goeden nog bij zekere andere acte ' s Hoves
» van Holland , gegeven in den jare 87 , ook is geappro>> beerd en geconfirmeerd , ja zelfs op het eigen verzoek
» ZOO van den voorz. haren geliefden broeder den Heere
» Graaf MAURITS , als van de andere leden van den sterf>> huize van Z. Exc. h. m.
Dezen al niettegenstaande zoo
>> heeft de voorgen . heur geliefde Heer broeder Graaf MAU>> RITS , als schijnt , te rade gevonden aan U. Ed . te in>> sisteren , om te hebben de administratie van de voorz.
>> goederen , zonder eenige wettige redenen , en tot verwon>> dering van een iegelijk , en ook niettegenstaande Z. Exc .
» h. m . bij zijne leste dispositie Z. L. niet voorder had
» nagelaten dan de administratie van het Principauté van
>> Oranje gedurende de gevangenis van der Remonstrantes
. >> geliefden Heer broeder voorn. En hoewel zij Remon>> strante daarop alleen sommierlijk en bij form van re>> monstrantie U. Ed. alstoen heeft vertoond der zaken ge» legenheid , ten einde U. Ed. in prejudicie van haar en
#
344
AANTEEKENINGEN
351 .
>> haars voorz, geliefden broeders des Heeren Prinse
van
Oranje gerechtigheid niet zouden iets ordonneren , met
>> verzoek , indien de voorz. Heer Graaf MAURITS zoude
>> persisteren , dat de zaak in justitie voor competente Raden
» gehandeld en beleid zoude mogen worden , om hare ge>> rechtigheid aldaar ten volle te mogen deduceren en ve» rifiëren , 't welk onmogelijk was voor U. Ed. te doen
» overmits de kortheid des tijds , haar Remonstrante als>> toen vergund ; zoo
heeft het U. Ed . nochtans beliefd ,
>> terstond daarna , namelijk den 5den Aprilis ( 1 )
>> geven zekere acte , daarbij
. , uit te
haar voorschr. geliefde broe-
» der Graaf MAURITS tot de regering van de voorz. goeden
>> wordt gecommitteerd bij provisie , onverminderd een ieder
>> zijn goed recht en tot andere ordonnantie.
Waarbij de
>> Remonstrante heur vindende grootelijks bezwaard , daar>> tegens alstoen heeft geprotesteerd ,
en heuren geliefden
>> Heer broeder Graaf MAURITS tot verscheidene reizen bij
>> missiven en anderszins zeer vriendelijk verzocht en doen
>> verzoeken , ten einde Z. L. haar de verkleining en het
>> verdriet niet zoude willen aandoen en benemen haar de
>> regering van de voorz . goederen , maar dat Z. L. zoude
>> willen overwegen de peremtoire redenen , die de Remon>> strante is hebbende om vóór Z. L. gepraefereerd en
>> daarin gecontinueerd te blijven ; dat
ook Z.
L.
zoude
>> willen gedenken , dat zij Remonstrante zulks aan hem
>> f niet verdiend had , overmits de weldaden en goedgun>> stigheid , die zij tegens heur geliefde broeders en zusters
>> altijd betoond had , surcerende zoo liefelijk de notabele
>> en deugdelijke actien en pretensien , die de Remonstran» tes Heer broeder
en haar voren af uit de
vaderlijke
>> goederen op den gemeenen sterfhuize zijn competerende
>> boven de helft van de conquesten en acquesten van de
» Niervaart en andere , die staande huwelijk van heur Re>> monstrantes Heer Vader en Vrouwe Moeder zijn gecon>> questeerd geweest.
En bovendien zoo konde immers Z. L.
>> wel weten , dat hij naar de voorz. administratie niet be-
(1) Lees : den 10den Aprilis.
AANTEEKENINGEN
351 .
345
>> hoorde te trachten , overmits Z. L. , zoo voor zich zelven
» als vervangende zijne geliefde zuster de Juffrouw AEMILIA ,
>> notoirlijk in .verscheidene actien en pretensien , (eenige
» van dien ook Breda en andere leengoederen van gelijke
>> natuur betreffende) directelijk contrarie is staande tegens
» der Remonstrantes geliefden broeder en haar Remon>>>> strante , kinderen van den eerste bedde , zulks dat
>> geenszins de administratien zouden behooren gesepareerd
" >> noch anderen geprefereerd te worden . Dan schijnt , dat
>> des ook al niettegenstaande Z. L. belieft te persisteren
>> bij de voorschr. U. Ed . provisionele verklaring van den
>> 10den Aprilis , presenterende niettemin te rechte te staan ,
>>> indien de Remonstrante heur daarbij mochte bezwaard
>> vinden. En alzoo zij dan haar in dezen grootelijks houdt
>> bezwaard en verkort , en heur genoeg alleen vindende ,
>> tot conservatie van haar en haars voorz. gevangen broe>> ders gerechtigheden geen ander middel weet dan , in
>> conformiteit van de antwoorde en presentatie van den
» voorz. Heer Graaf MAURITS , haar toevlucht te nemen tot
» den ordinarisen weg van justitie , die voor niemand is
>> besloten , maar den minsten van de wereld moet open
>> staan ; zoo verhoopt zij aldaar van heur goed recht met
>> volkomen redenen , allegatien en bewijs alzoo te doceren ,
>> dat zij Remonstrante in de possessie en administratie van
» de voorz. goederen zal mogen continueren. Dan nademaal
» U. Ed. hierin niet absolutelijk maar alleen provisionelijk
>> en solemnelijk hebben gedisponeerd , en dat de Remon>> strante dier vaste hope is , dat U. Ed . een ander niet zoude
>> willen beneficeren met heure gerechtigheden , dat ook de
>> Remonstrante heur in dezen zoo grootelijks vindt verkort ,
>> dat zij op de voorz . verklaring niet zoude mogen acquies>>> ceren , maar genoodzaakt wordt af te weren het groot pre» judicie , dat zij namaals daaruit te verwachten zoude hebben ,
>> zoo , ten opzien dat men alreede laat verluiden van nog
>> voorder te contenderen , als ook overmits dat de Remon-"
>> strante is wezende de naaste mage van heuren voorz . geliefden
<< broeder den Prins van Oranje en meest daarbij geinteres>> seerd , en dat daarom gedurende zijne absentie een ander
346
AANTEEKENINGEN
351. ·
» de voorz . administratie niet zoude mogen gegeven worden
>> dan tot zeer groot en nadeel , schande en blamatie van de
>> Remonstrante , in allen schijn of zij zoo vele jaren de
» voorz . administratie behouden hebbende , dezelve alsnu
>> verbeurd had door kwade regering , 't welk zij aan U. Ed.
>> noch aan iemand der wereld meent gemeriteerd te hebben ,
>> en daarom wel vastelijk vertrouwt , dat U. Ed . haar des te
>> meer zullen mainten eren in heure gerechtigheid , te vreden
» zijnde t' allen tijde van heur bewind en van de voorz.
>> administratie voor U.. Ed. en een iegelijk behoorlijk te ver>> antwoorden ; zoo heeft zij Remonstrante goedgevonden ,
>> vóór en aleer eenige provisie van justitie te verzoeken ,
>> heur eerst aan U. Ed . te addresseren en 't gene voorz . is ,
>> hiermede te remonstreren , zoo om het behoorlijk respect ,
>> ' t welk zij tot U. Ed. is dragende , als ook op hope , of
>> U. Ed. zouden gelieven beweegd te zijn bij bekwaam en
» liefelijk middel haar in heur possessie en administratie van
» de voorn. goederen te verrichten en zonder eenige verhin>> dering te continueren laten , liever dan dat tusschen broe>> der en zuster van zulken Huize de zake met proces zoude
>> moeten beslicht worden : verhopende de Remonstrante aan
» U. Ed . (die zij a's gewisse voorstanders en protecteurs van
» de Huizen van Nassau en van Buren is houdende) ten
>> minste zoo veel faveurs te vinden , dat dezelven genegen
>> zullen zijn haar bij provisie te stellen in zulken staat ,
>> vreedzame possessie en administratie , als zij had vóór
» date van de voorz. acte van den 10den Aprilis voorleden :
» en dat U. Ed. gelieven zullen de voorz. redenen en dit heur
» verzoek favorabelijk in te zien en ook te considereren , hoe
» matelijk zij heur altijd gedragen heeft , als tot nog toe
» aan U. Ed . geen instantie gedaan hebbende om vergolden te
>> worden van heure kostelijke baggen en juwelen bij de
>> honderd duizend guldens waardig zijnde , die Z. Exc . h. m.
>> heur heeft afgenomen en in den meesten nood tot dienst
» en bevordering der gemeene zaken dezer Geun. Provincien
» heeft geëmployeerd ; waardoor zij
Remonstrante ook wel
>> beters is verwachtende , dan dat heur verkregen recht haar
>> alzoo metterdaad benomen en zij met zulker voege gede-
AANTEEKENINGEN
351-352 .
347
>>> possedeerd en uit de voorz . regering zoude gesteld wor» den. MARIA VAN NASSAU."
(352 ) Op den 25sten en 27sten Maart 1592 werd er op de
voorgaande remonstrantie ter Staten Generaal gedelibereerd
en is de acte van den 10den April 1591 bekrachtigd geworden. Op den 6den April werd ter vergadering gelezen de
volgende brief der Prinses :
» Edele , erentfeste , wijze en zeer discrete Heeren !
Ik
» twijfel niet , U. Ed . hebben alsnu overzien mijne remon>> strantie , die ik U. Ed . over drie dagen gepresenteerd heb:
>> en hoewel ik nu vastelijk vertrouw , dat U. Ed. zullen
>> beweegd worden dienvolgende mij ten weinigste zoo veel
>> faveurs te doen , dat ik bij provisie mag gesteld worden
>> in zulken staat en vreedzame possessie , als ik had vóór
>> date van de provisionele verklaring ,
die de Hooggeb.
» mijn vriendelijke lieve broeder de Heer Graaf MAURITS op
>> zijn verzoek verkregen heeft ; zoo heb ik nochtans na
>> langdurige en rijpe deliberatie goed en noodig gevonden
>> mij ook te voorzien met provisie van maintenue , om in
>> mijne deugdelijke possessie gemainteneerd te mogen worden :
>> biddende zeer dienstelijk dat U. Ed. ' t zelve mij niet kwa>> lijk willen afnemen : want ik zulks niet ben doende door
>> eenig wantrouwen , dat iemand zou mogen denken dat ik
» van U. Ed . hebbe , al of dezelven op mijn verzoek niet
>> naar recht , equiteit en favorabel zouden disponeren , maar
» alleenlijk (dewijl U. Ed. voor den eerste te zeer met ge>> wichtige en des gemeenen lands zaken geoccupeerd mogen
» zijn) ,
om te impetreren en mij te verzekeren van de re>> medie van justitie , die mij door verloop van den tijd
>> zoude mogen vruchteloos gemaakt worden : en opdat U. Ed.
» 't zelve te meer aan mij mogen speuren , en dat ik
>> geenszins trachte om met proces of bij wege van justitie
>> in mijne gerechtigheid liever gemainteneerd te worden dan
» met U. Ed. autoriteit door liefelijke en bekwame midde>> len ; zoo zal ik alle rechtsvordering altijd dilayeren , zoo
>> lang het eenigzins mogelijk zal zijn , op hope dat U. Ed.
» zoo equitabelijk op mijn verzoek zullen disponeren , dat
>> het niet noodig zal wezen daarom eenige rechtelijke pro-
348
AANTEEKENINGEN
352-353 .
>> ceduren ten uiteinde te vervolgen , U. Ed. opentlijk ver>> klarende , dat de conservatie niet alleen van onze gerech>> tigheden , maar ook van mijne eer en reputatie mij zoo
>> hoog zijn dringende om deze zaak te behartigen : daarbij
>> gevoegd , dat men lichtelijk kan overleggen , hoe verdrie
>> telijk ik heb moeten aanzien ' t geen mij en mijnen
>> dienaars wedervaren is , tenderende ten einde om mij
>> gantschelijk uit de voorz . possessie en administratie te
stellen , niet anders dan of ik dezelve door kwade rege>> ring of anderszins verbeurd had ; en als ik stilzwijgens
>> ' t zelve zoude laten passeren , zoo zoude des ontwijfelijk
>> strekken tot mijne groote schande en disreputatie , die
>> consequentelijk ook zoude raken de digniteit van den
» Doorl. mijn zeer vriendelijken geliefden Heer broeder * den
» Prins van Oranje , denwelken en mij de smerte van zijne
>> langdurige gevangenis bezwaarlijk genoeg dagelijks voor
>> oogen komende. Waarom ik geenszins aan U. Ed. verhope gemeriteerd te hebben , dat
» staan , dat de voorz.
dezelven zouden ver-
provisionele verklaring zoo verre
>> tegens mij zoude militeren , dat mijn verkregen recht
>> daardoor benomen en dat ik alzoo dadelijk en schande>> lijk zoude
>> die
ik zoo
gesteld
worden uit de voorz. administratie ,
vele jaren vreedzamelijk behouden
hebbe ,
»
> nadien ik altijd te vreden zij geweest , U. Ed. en Z. Exc .
>> als Generaal en krijgsoverste te laten alzulke autoriteit
>> en te dragen
>> wezen zal.
alle respect ,
dat mij eenigzins mogelijk
Hiermede , Edele , erentfeste , wijze en zeer
>> discrete Heeren , mij zeer vriendelijk aan U. Ed . goede
>> gratie recommanderende , bidde den almogenden God
>> U. Ed. te verleenen voorspoedige regering. Geschreven tot
» Delft den 26sten Maart 1592. U. Ed . goedwillige Vriendin
» om dienst te doen , MARIA VAN NASSAU."
Op dezen brief begrepen de Staten nieuwe pogingen tot
minnelijke schikking in ' t werk te moeten stellen , waartoe
zij ook de hulp van Graaf WILLEM , die juist in den Haag
was , inriepen. Hiermede hielden zij zich bezig den 7den
8sten 9den, 13den, 15den, 18den April en den 6den Mei .
(353)
Res. St. Gen. 11 Mei 1592.
» Compareert Z. Exc. ,
AANTEEKENINGEN
353.
349
vertoont , dat hem bij eenen huissier van den Hove van
Holland een brief verhandreikt is , daarin besloten was zeker
mandament of provisie bij Mijffrouw van Oranje , zijne
zuster , van den Hoogen Rade geïmpetreerd , inhoudende
zeker dagement van zijnen persoon , daarvan de dag op
morgen dienen zoude , om te aanhooren alzulke conclusie ,
als , de voorz. Juffrouw zijne zuster tegen hem van meening
is te nemen verzoekende , aangezien hij heeft aangevaard
de administratie van de goeden van Breda en anderen , daarom
quaestie is , vermogens en uit kracht van de acte van resolutie
met
voorgaande
kennis
Juffrouw zuster gehoord ,
van
zaken ,
zijne voorz .
bij de Heeren Staten Generaal
dienaangaande genomen , dat H. Ed. willen gelieven te verklaren , of bij , de voorz . provisie nakomende , voor den voorz.
Hove zal hebben te compareren en aldaar de voorz . acte en
L
resolutie te sustineren , en in dezen te bedenken , of het
eerlijk en dienstelijk wezen zal voor den lande , dat men
voor den voorz. Hove
de autoriteit van de Heeren Staten
Generaal zal later debatteren.
Is hierop communicative ge-
adviseerd , doch niet finalijk geresolveerd ."
Des namiddags werd besloten hierover te schrijven aan
den Hoogen Raad. Den 18den Mei werd er gehandeld om
de zaak te beslissen door autoriteit van den lande. Den
23sten Mei deed de Graaf van Hohenlo dezen aangaande een
mondeling vertoog.
Den 25sten deed MAURITS verklaren be-
reid te zijn tot de hem van wege de Staten Generaal voorgestelde benoeming van scheidsmannen. Den volgenden dag
verzocht de Graaf van Hohenlo namens de Prinses te mogen
weten , hoe , indien MAURITS geschil maakte over de goederen van Buren , zulks zoude moeten beslist worden , aangezien Buren aan het Rijk was onderhoorig , blijkende zulks
uit een brief , gedateerd Friburg in Brisgau , den 24sten Juny
1498 , waarbij Koning MAXIMILIAAN Buren en Leerdam tot
een Graafschap van het Rijk had verheven. De Staten Generaal gayen hem des namiddags ten antwoord , dat zij op
de zaak in quaestie geresolveerd hadden , gelijk zij in goeder
conscientie zonder prejudicie van der partijen gerechtigheid
hadden bevonden te behooren . Tevens besloot men van dit
350
AANTEEKENINGEN
353-355 .
een en ander op nieuw kennis te geven aan den Hoogen
Raad.
(354) Op den 1sten December 1592 verzocht MAURITS het
advies der Staten , hoe zich te houden voor den Hoogen
Raad. Des namiddags werd besloten aan dien Raad bericht der zaak te geven. Den volgenden dag rapporteerde
de Griffier zulks gedaan te hebben.
Op den 10den December
hernieuwde MAURITS zijn verzoek . Men besloot weder bij
hem aan te houden op eenig middel van accoord : hetwelk
op den 12den December gerapporteerd werd gedaan te zijn :
doch op den 18den December liet MAURITS weten het proces
zijnen gang te willen laten gaan. Zie Res. St. Gen. en
Secr.
Res. St. Gen.
Op het jaar 1593 vindt
men niets
vermeld : denkelijk heeft alstoen de uitspraak van den Hoogen Raad plaats gehad. BOR , 28 B. , f. 56b. "
(355)
Hare remonstrantie luidde als volgt :
>> Aan mijne Heeren de Staten Generaal der Geun. Ned. Provincien.
>> Vertoont met reverentie Juffrouwe MARIA van Nassau ,
>> geboren Prinsesse van Oranje , Gravinne tot Buren etc.
» voor haar zelve en als conjunctissima persona van haren
>>> geliefden vollen broeder den Heere Prins van Oranje Graaf
» tot Buren etc. gevangen in Spanje , hoe dat zij Remon>>> strante met haren voorz . Heer broeder van éénen en het
>> eerste bed heurs Heer Vaders loff. mem. gekomen zijnde ,
>>> naar de Brabandsche leenrechten de een den anderen suc» cederen in de leenen , door de aflijvigheid van vader en
» moeder op heur gedevolveerd ,
uitsluitende alle
andere
>> broederen en zusteren van de nabedden komende : gelijk
>> mede in den lande van Braband eene klare costume is
>> in des Hertogen Leenhof , dat , het eerste bed gebroken
des eerststervenden leengoederen , die van den
» zijnde ,
» Hertoge ontvangen worden , terstond metterdaad ipso jure
» devolveren in proprieteit op de kinderen van den eersten
» bedde , zoodat de langstlevende vader of moeder alleen
>> tochters blijven in heure goederen , zonder van de pro>> prieteit te mogen disponeren. Ook is notoir costume in
» denzelven Leenhof van Braband , dat na des langstlevenden
AANTEEKENINGEN
355.
351
» aflijvigheid die van den eersten bedde onder heur alleen
>> behouden en deelen de leengoederen , zoodat de oudste
» zoon behoudt de twee deelen van
alle baten , profijten
» en inkomsten derzelve leenen , en de dochters of jonger
>> zonen van denzelven bedde genieten het rechte derde deel
>> van dien , zonder dat die van den nabedde daartoe mogen
» komen , gelijk ' t zelve genoegzaam blijkt bij de stukken
certificaten van de Leenmannen in Braband hierbij
» gevoegd , en des nood zijnde , nog nader zoude kunnen
>> bewezen worden. Volgende welke notoire costumen van
» Braband , zoo had Z. Exc. loff. mem. der Remonstrante
» en
>> Heer Vader , ten andere huwelijke gaande , bij huwelijk>> sche voorwaarden expresselijk gereserveerd den kinderen
>> van zijnen eersten bedde der voorz . Brabandsche leen>> goederen , als op heur in proprieteit gedevolveerd zijnde ,
>>> uitsluitende daarvan de kinderen van den nabedde : waar» van ook bij extract hierbij gevoegd is blijkende : en zulks
>> confirmerende bij zijne leenen , verkoopende de heerlijkheid
>> Rumpst en eenige andere heerlijkheden , Brabandsche leen•
>> goederen wezende , had moeten toezeggen te zullen ver>> werven consent en ratificatie van de kinderen van den
>> eersten bedde , wien de proprieteit als boven was toebe>> hoorende , daaraf ook bij een ander extract gedoceerd
>> wordt. Heeft ook Z. Exc. loff. mem. tot diverse reizen
>> in zijn leven solemnelijk laten delibereren ,
wat hij de
>> Remonstrante , haar ten huwelijk begevende , zoude heb>> ben mogen eigentlijk verzekeren van deze leengoederen ,
>> en is zulks altijd genomen geweest op een gerechte derde
>> part navolgens de voorz. costumen : daarop ook geloof>> waardige getuigen nog in leven zijnde gehoord zouden.
>> mogen worden. Van gelijke willende Z. Exc. 1. m. dis» poneren vóór zijn
dood ,
hadde voorgenomen alleen de
>> regering van het Vorstendom Oranje te laten aan der Re>> monstrante geliefden broeder den Heer Graaf MAURITS ,
>>> geboren Prins van Oranje etc. ( 1) maar niet van eenige
» Brabandsche leengoederen , wel wetende dat dezelve be-
(1) Vgl. bov. aant. 48.
352
AANTEEKENINGEN
355.
» hooren gevoegd te worden bij de regering , die de Remon>> strante - had en competeerde van heure en heurs Heer
» broeders goederen. Waaruit dan genoeg blijkt , dat de
>> Remonstrante in de voorz . leengoederen tot een derde deel
>> gerechtigd zijnde , zoo lang in gemeenschap derzelver goe>> deren geacht moet worden te wezen , totdat God almachtig
>> de genade geven zal , dat zij heuren geliefden gevangen
» Heer broeder den Prins van Oranje zal mogen zien en met
>>> hem eene vriendelijke en broederlijke afdeeling zal mogen
>> doen
en had zij Remonstrante , zoo om te bewaren heure
>> eigene gerechtigheid , in de voorz . leengoederen heur al
>> tegenwoordig competerende , als ten opzien van de voorz.
>> gemeenschap , en dat zij de naaste is tot de successie van de
» voorz. leengoederen en overzulks meest geinteresseerde
>> voor haar zelve en in qualité als voren , na het overlijden
>> van• heur Heer Vader h. ged . aanvaard de possessie en re>> gering van de voorz . Brabandsche leengoederen , dezelve
» regerende en administrerende en daaraf ontvangende zulke
>> vruchten en inkomen , als de gelegenheid des tijds heeft
>> toegelaten. En nadat de Steden Breda en Steenbergen door
» Gods genade wederom waren gereduceerd aan deze Provin>> cien , heeft zij mede aldaar reëele possessie genomen , van de
>> voorz. steden , de Officieren en Magistraat aldaar naar
» ouder gewoonte gesteld en van harentwege den eed doen.
>> afnemen naar behooren , alles om redenen voorz. en in
>> conformiteit van de autorisatie van U. Ed . van den jare 85 ,
>> mitsgaders met goede kennis van heuren geliefden Heer
>> broeder Graaf MAURITS , die verscheidene personen aan haar
>> heeft verzonden , die aan hem eenig vervolg van officien
» of om andere politieke
zaken waren doende.
Behalven
» dat ook de possessie der Remonstrante is geconfirmeerd
>> geweest bij
zekere acte's Hoves van Holland gegeven in
>> den jare 87 ook op het eigen verzoek van haren voorz.
>> geliefden broeder den Heere Graaf MAURITS. En hoewel
>> dan niemand vermochte noch behoord hadde de Remon» strante te benemen het bewind , toezicht en regering van
» de voorz. goederen , haren gevangen geliefden Heer broe» der en haar 2 toebehoorende , nademaal zij ook daartoe aan
AANTEEKENINGEN
355.
»
> niemand ter wereld eenige oorzaak gegeven * had ,
353
zoo is
» ' t nochtans , dat eenigen , mogelijk onrust zoekende , heu>> ren geliefden broeder den Heere Graaf MAURITS Voorz.
>> gepersuadeerd hebben tot schade van de Remonstrante ,
» dat Z. L. verzocht heeft de administratie van de voorz.
» goederen : en heeft zoo verre geinsisteerd , dat U. Ed . heb>> ben uitgegeven zekere acte van den 10den Aprilis 91 ,
+
» daarbij dezelve Heere Graaf MAURITS provisionelijk wordt
>> gecommitteerd tot de voorz . administratie , niettegenstaande
>> de Remonstrante instantelijk bad , dat de zaak had mogen
» gehandeld worden voor eenige Raden van justitie , om heure
>> gerechtigheid volkomelijk te mogen justificeren en bewij» zen , waaraf U. Ed. datmaal overmits de kortheid des tijds
En hoewel een ieder
>>> niet onderricht konden worden.
» wel konde en behoorde te gedenken , dat U. Ed. meening
»
> niet is geweest de Remonstrante te verkorten en te be» hemen ' t gene heur met goeden rechte en redenen is com>> peterende , inzonderheid aanmerkende de clausulen van
» de voorz. acte , alleen uitgegeven zijnde bij provisie tot
» andere ordonnantie , en onverkort een ieder zijns rechts ;
>> dat ook op een slecht te kennen geven zonder volkomen
>> kennisse en rijpe examinatie van de zake , geen zoodanig
>>> decreet kan noch mag bestendig wezen : zoo heeft het
>> nochtans Z. Exc . Graaf MAURITS etc. beliefd te trachten
>> tegens notoir beschreven rechten hem zelven dadelijk en
>> zonder speciale genoegzame autorisatie te stellen in de
>> possessie vel quasi van de voorz . Brabandsche leengoede>> ren , waarin zij Remonstrante vreedzamelijk zoo veel had
» gecontinueerd , benemende haar ook hare eigene portie
» van de voorz. leengoederen zoo wel als de regering en
>> toezicht van de andere deelen , directelijk tegens form
>> van justitie : want de Remonstrante heur daartegens beEn nadat de voorz . Heer Graaf
>> hoorlijk opposeerde.
» MAURITS daarin beliefde dadelijk te continueren , en dat
» zij bij vriendelijke en liefelijke middel en verzoek niet
» konde gewinnen , dat Z. L. wilde desisteren ; dat ook
>>>> daarbeneffens de zake quaéstieus van de administratie dezer
» Brabandsche leengoederen Z. L. bij arbiters of vriendelijk
23
I
355 .
AANTEEKENINGEN
3.54
>> compromis te doen beslichten niet goedvond noch begeerde
>> te doen , dan mits dat zij mede in compromis zoude stel>> len de goederen , haar van hare Vrouwe Moeder aange» komen ,
't welk tegen reden was : want zij Remonstrante
>> heure eigene liquide zaken niet behoorde quaestieus te
» maken , en staat toch een ieder tegens heur de ordinaris
>> weg van justitie open.
En behalven dien zoo vermocht
» ook de Remonstrante zulke compromis niet aan te nemen ,
» omdat de administratie van dezelve heure moederlijke
>> goederen haar was gelaten al bij ' t leven van haar Heer
» en Vader 1. g. die daarin wijsselijk en voorzichtelijk had
>> voorzien en haar in de toezicht en administratie derzelver
>> goederen zelfs had ingesteld .
>> ten leste genoodzaakt
Zoo is dån de Remonstrante
geweest heur recht
>> voor den Hoogen Raad in Holland ,
te
vorderen
en eisch in cas van
>> maintenue gedaan hebbende , is van wege heur geliefden
>> broeder den Heer Graaf MAURITS geëxcipieerd geworden ,
>> als
dat de kennis en judicature van dezen niet toestond
» dien van den voorz . Rade , zoo deze quaestie concerneerde
>> leengoederen in Braband gelegen ,
sustinerende ook , dat
» de zaak aan arbiters . gesteld ware , die daarvan kennis
>> zouden mogen nemen naar vermogen der pretense acte
» van den 18den Mei 1592 ( 1 ) .
En want de Remonstrante
>> alzulke exceptie ongefundeerd te zijn haar liet bedunken ,
>> vermits partijen in Braband voor den Leenhof niet kun>> nen procederen ,
en dat in deze Geun. Landen geen ge-
qualificeerde betere rechters zijn als de Hooge Raad voorz. ,
>> bijzonder zoo dezelve heur Heer broeder hier in Holland
>> het beginsel van haar te turberen genomen heeft en nog
>> dagelijks hier te lande is continuerende zonder ophouden ;
>> daarbij denkende dat men haar ook geene justitie zoude
>> weigeren zonder aanwijzing , waar heur te addresseren ,
>> en dat de voorz. acte van U. Ed . van te procederen voor
Denkelijk door
(1) Deze acte vindt men niet in Res. St. Gen.
verzuim van den afschrijver want op den 25sten Mei 1592 vindt men
van die acte gewaagd . Ook leest men in de morgenzitting van den
18den Mei , dat de resolutie is uitgesteld tot na den middag,
AANTEEKENINGEN
355.
355
» de arbiteren geen effect gehad heeft ; zoo heeft zij zoo ver
>> geprocedeerd , dat die van den Hoogen Raad , haar de zake
>> ontslaande , bij
sententie verklaard
hebben ,
dat zij de
>> exceptie , bij den voorz. Heer Graaf MAURITS gepropo>> neerd , admitteren en hem van de instantie ontslaan en
>> absolveren. En daarom de Remonstrante niet wetende ,
>> aan wien haar alsnu te addresseren , \ betrouwende niette>> min , dat U. Ed . niet zullen toelaten , dat iemand hier te
>> lande zoude mogen beklagen hem recht geweigerd te zijn ,
>> en dat zij verhoopt hare zaak zoo te bewijzen , dat be» vonden zal • worden , dat zij groffelijk verongelijkt zoude
>> worden , even verre zij , omdat zij is een vrouwepersoon ,
>> daarom hare eigene of ook haars vollen broeders goede>> ren , tot hare successie staande , in gardenoble niet zoude
>> mogen administreren en daarin geprefereerd worden voor
>> een halven broeder , bijzonder in deze landen , daar notoir
>> is , dat , naar costume derzelver , geheele landen en lui» den bij vrouwepersonen geregeerd mogen worden niet
>> alleen in politieke , maar ook in krijgs- of militaire
>> zaken , al ware 't schoon dat zij tot geen successie ge>> rechtigd waren ; te meer dan ook naar rechte , daar de
>> successie en de eigendom tot eene portie in consideratie
>> komen : dat ook daarbeneffens de Remonstrante vastelijk
>> betrouwt , dat U. Ed. haar den weg van justitie zullen la>> ten genieten en haar in heur gerechtigheid niet verkorten ,
>> daartoe bij U. Ed. ook maar provisionele dispositie gedaan
» is , zonder volkomen instructie van de zake en zonder
>> van de voorgemelde costumen en rechten van Braband
>> wel geinformeerd te zijn.
Zoo verzoekt zij Remonstrante ,
» dat U. Ed . , als nu beter onderricht wezende , 1 de voorz.
>> provisionele acte , heuren geliefden broeder den Heer
» Graaf MAURITS ten fine voorz. verleend , believen te re>> voceren ,
opdat zij
Remonstrante daardoor
niet voorder
>> geledeerd worde in heure gerechtigheid en in de adminis>> tratien , daarin zij allen anderen gepraefereerd behoort te
>> worden : verhopende dat U. Ed. , in consideratie nemende
» de voorz. redenen en de volkomen gerechtigheid van de
>> remonstrantie , te meer geneigd zullen zijn heuren gelief23*
356
AANTEEKENINGEN
355-356 .
>> den Heer broeder te induceren , zich te willen laten ge>> noegen met het bewind en toezicht der krijgszaken over
» de voorz . steden van Breda en Steenbergen en ' t geen
>> daaraf dependeert : presenterende de Remonstrante (om in
>> alles te voldoen en eenmaal met liefelijke en vriendelijke
» middelen deze differenten te vernieten en om alle voordere
>> onlust en zwarigheid , die daaruit zoude mogen ontstaan ,
» te verhoeden, )
dat zij den voorz . heuren geliefden Heer
>> broeder zal dragen zulke respect , dat bij zijne kennis en
>> voorweten de Magistraten veranderd , de Officieren gesteld
>> en alle zaken van eenige importantie met goede corres>> pondentie en zijn
advies
zullen gedirigeerd en verricht
>> worden , de rekeningen gehoord en gesloten ten overstaan
» van zijne Gecommitteerden en het reliqua geëmployeerd .
>> daar en zoo dat zal behooren.
Of bij refus van dezen
» bidt de Remonstrante , dat U. Ed. believen te committeren
» die van den Hoogen en Provincialen Raden of een compe>> tent getal derzelven , voor dewelke zij heure actie zal mogen
>> institueren en heur recht vervolgen tegens den voorschr.
» Heer Graaf MAURITS , zoo zij te rade zal bevinden ; ordon>> nerende partijen van 14 dagen tot 14 dagen , tot volle in» structie van den processe , termijnen peremtoir te houden
» en de sententie te gehoorzamen en voldoen naar zijn form
>> en inhouden. ' t Welk doende etc. MARIA VAN NASSAU."
(356)
Ziehier weder kortelijk het voorgevallene
Res. St. Gen.
uit de
Op den 6den Juny 1594 werd de Heer BRIENEN
gecommitteerd , om de nadere meening der Prinses te verstaan.
Dezelve deed daarvan rapport op den 16den en den
20sten Juny : en werd besloten dit rapport aan MAURITS mede
te deelen. Op den 11den en den 29sten Augustus werd op
het request der Prinses gedelibereerd , maar niets geresolveerd.
Op den 30sten en 31sten Augustus drong de Graaf
van Hohenlo namens de Prinses aan op resolutie en liet eene
nadere remonstrantie indienen , welke op den 10den September
in handen van MAURITS gesteld werd . Hierop bracht MAURITS
zelf den 21sten September een tegenvertoog in , waaruit bleek
dat de partijen het eens waren over den rechter , maar nog
verschilden over de wijze van procederen.
Hierover werd
AANTEEKENINGEN
356.
357
weder gehandeld met HOHENLO en de Prinses : welke laatste
op den . 24sten September liet weten , dat zij te vreden was
den Hoogen Raad tot rechter aan te nemen , behoudens dat
naar believen , ten petitoire of ten possessoire zoude
mogen ageren , en mits Prins MAURITS zijne eischen ook bij
gemelden Hoogen Raad aanlegde , doch bij afzonderlijke actie ,
zij ,
en niet bij form van reconventie . Dit werd aan MAURITS op
den 1sten October medegedeeld met het ontwerp eener acte ,
waarbij aan den Hoogen Raad de kennisneming van het geschil zou worden opgedragen . Op den 4den October liet
MAURITS eenige veranderingen in die acte voorstellen : welke
acte , alzoo veranderd , daarna aan de Prinses werd medegedeeld ; die echter op den 11den October verklaren liet dezelve acte volstrekt niet te kunnen aannemen , en dus verzocht , dat de Staten op het tweede lid harer remonstrantie
zouden willen beschikken . Hierover werd op den 10den,
12den en 14den November gedelibereerd.
Op den 6den De-
zij verklaren te vreden te zijn , dat de administratie der goederen van Breda zou plaats hebben bij
beurten , het ééne jaar door MAURITS , het andere jaar door
cember liet
doch ook deze voorslag wilde niet vlotten , gelijk bleek
uit het verhandelde op den 17den en den 23sten December.
Ten laatste werd op den 31sten December besloten tot het op-
haar
maken van twee afzonderlijke acten , welke aan beide partijen
ter keuze op den 2den January 1595 werden medegedeeld , inhoudende de eerste acte , dat de Staten Generaal bij bewilliging
van partijen verklaren , dat dezelve partijen voor die van den
Hoogen Raad in Holland in geschrifte zullen overleveren , elk
respectivelijk en distinctelijk, alzulken eisch en conclusie op ' t recht,
dat elk van henl. heeft of pretendeert te hebben nopende de administratie van de gerechtigheden en goederen , toebehoorende aan
den Prins van Oranje , als zijl. zullen goedvinden , voor dezelve rechters tot volkomen instructie van de voorz. respective
processen op dezelve eischen te procederen naar stijl ; en de
processen alzoo geinstrueerd zijnde , dat bij die van den Hoogen
Raad op de voorz. eischen en conclusien van partijen recht
en justitie gedaan zal worden , gelijk zijl. zullen bevinden te
behooren. En bij de tweede acte , dienende voor het geval ,
AANTEEKENINGEN
358
356-358.
dat de eerste niet mocht worden aangenomen , verklaarden
de Staten tot rechters te committeren twee uit den Raad van
D
Braband , twee uit den Raad van Gelderland , vier uit den
Hoogen en Provincialen Raad over Holland en Zeeland , twee
จ
uit den Raad van Utrecht , twee uit den Raad van Vriesland
}
en een Rechtsgeleerde uit de drie Staten van Overijssel , geene
van partijen wettelijk suspect wezende.
dat de
neming
of dat
rechters
(357)
Voorts werd bepaald ,
partijen gehouden zouden zijn , zich over de aander eerste acte te verklaren binnen twee maanden ,
anders binnen een maand daarna de gedelegeerde
van de tweede acte zouden worden beschreven.
BOR , 32 B. , f. 8b.
(358) Ziehier weder kortelijk het verhandelde. Op den
30sten January 1595 liet de Prinses verzoeken , dat er in die
D
acten nog iets zoude worden gesteld nopens de wijs van
procederen.
Men liet haar weten , dat zij vooraf hare keuze
tusschen de beide acten doen moest.
Op den 27sten April kwam
er op nieuw eene remonstrantie van haar in : men liet haar
>>
afvragen , of dezelve hare keuze inhield ; en zoo ja , besloot
men insgelijks aan MAURITS te verzoeken zijne keus te willen
doen. Op den 12den Mei beraamde men eene acte van delegatie van rechters . Op den 16den Mei besloot men die acte
aan beide partijen mede te deelen .
Hiervan werd rapport
gedaan op den 18den..en den 27sten Mei : terwijl eindelijk op
den 29sten Mei bericht werd , dat de beide partijen in de hier
d
volgende acte hadden ingestemd , die ook dẹn volgenden dag
door MAURITS en HOHENLO met dankzegging is aangenomen.
>> Alzoo de quaestien , differenten en geschillen , ontstaan
>> tusschen den Hooggeb. Heere Heere MAURITS geboren
» Prins van Oranje , Graaf van Nassau , Markies van der
» Vere etc. en den Welgeb. Heere Heere PHILIPS Graaf van
» Hohenlo ,
CO
e
Vrijheer van Langenberg , in den naam en van
» wege de Hooggeb. Vrouwe Vrouwe MARIA geboren Prin>> ses van Oranje , Gravinne van Nassau , Buren etc. zijne
>> gemale , bij de te voren voorgeslagen middelen niet hebben
>> kunnen vereenigd worden , en mitsdien dienstelijk bevon>> den is tot de kennisse en judicature van
dien
eenige
>> rechters bij bewilliging van partijen te stellen en te dele-
F
AANTEEKENINGEN
358-361 .
359
>>> geren : zoo is ' t dat de Staten Generaal van de Vereen.
» Nederlanden gesteld en gedelegeerd hebben , stellen en de
>> legeren mits dezen het Collegie van den Hoogen Raad in
» Holland als rechters over de voorz . quaestien en geschil>> len : voor dewelken de voorz . contendenten respectivelijk
» distinctelijk
al zulke
actie ,
eisch
.
en
conclusie
zullen
>> mogen instellen , doen en nemen , als zijl. zullen te rade
>> vinden : waartegens partij respectivelijk zijne defensie zal
>> mogen doen : en zal bij dezelve rechters (op den eed bij
>> henl . gedaan of nog te doen) op de actien , eischen , defen>> sien en conclusien van partijen recht en justitie gedaan wor>> den , als zij naar recht en costume van de landen , daaronder
» de quaestieuse goederen gelegen zijn , zullen bevinden te
>> behooren en de sententien , bij dezelve rechters te wijzen ,
>> zullen door autoriteit van de voorz. Heeren Staten Generaal
>> geëxecuteerd worden zonder bij appellatie , reductie , relief
» of bij eenig ander middel daarvan te mogen beroepen : en
>> dit alles zonder eenige prejudicie van den Heere Prinse
» van Oranje , zijne successeurs , noch van zijne Graafschap>> pen , landen en preeminentien derzelven."
Vervolgens hebben wij betreffende deze zaak niets meer
gevonden in de Res. St. Gen.
Op den 28sten November
1596 vinden wij MAURITS genoemd
administrateur der goe-
deren van Breda , en liet hij in deze qualiteit een verzoek
doen aan de Staten Generaal.
(359)
BOR , 29 B. , f. 9 , 10 .
(360)
VAN REYD , bl . 175b.
(361 )
Res. St. Gen. 13 Mei 1592.
en
geresolveerd ,
dat
>> Is goedgevonden
men Z. Exc. in recognitie van de
continuele zorg , moeite en arbeid , die hij dagelijks draagt
den dienst van den lande , en de groote
die God almachtig geliefd heeft den lande in
en doet voor
victorien ,
't voorgaande jaar door de goede directie van Z. Exc . te
verleenen , zal vereeren met een stuk zilvers verguld ter
waarde van f 4000 , en daarbeneffens met de obligatie van
f 30000 der Generaliteit toekomende , verleden bij den Heer
VAN BALIGNY , Gouverneur van Kamerijk , op den persoon
van Z. Exc ."
360
AANTEEKENINGEN
361-363 .
Ten zelden dage is ook aan Graaf WILLEM eene vereering toegekend.
(362) Volgens BOR , 29 B. , f. 19b was het leger groot
omtrent 6000 man voetvolk en 2000 paarden : volgens
V. REYD , bl. 176a was het groot 8000 man voetvolk en
1500 paarden.
Dit verschil is misschien door de komst der
Vriesche troepen en door andere bestellingen veroorzaakt.
(363) Res. St. Gen. 18 Mei 1592, >> Is goedgevonden ,
ten aanzien dat naar alle apparentien de vijand in de quar-
Gelderland of Vlaanderen iets zal bestaan voor te nemen , wezende Z. Exc. met het leger verre
van dezelve quartieren geëngageerd , om denzelven daardoor
of anderszins te diverteren ; daarover mitsdien geheel noo-
tieren van Braband ,
dig is , dat bij der hand gehouden worde een hoofd van
gebiede en commandement , om in zulken gevalle op alles
orde te mogen stellen voor de meeste verzekerdheid en den
dienst van den lande ; dat men Z. Exc. zal verzoeken tot
dien einde alhier te willen laten den Welgeb. Grave van
Hohenlo , voorzien met behoorlijke autoriteit daartoe dienende en van noode ; en den Graaf van Hohenlo dezen
last te willen aanvaarden ; ten welken gecommitteerd zijn
de Heeren BARNEVELD en CROMSTRIën.
>> Compareert Z. Exc. verklaart , dat hij geresolveerd is op
morgen vroeg met Godes hulp te vertrekken , om hem metteneerste te velde te begeven ; verzoekende te verstaan , of de
Heeren Staten hem iets voorder zullen begeeren op te leggen
en te gebieden , dat hij erbiedig is hem in alles te employeren
in dienst van H. Ed. en den lande. En is Z. Exc. daarvoor
bedankt , en aangezeid , dat de Heeren Staten hem wenschen
goede reize , geluk en voorspoed in zijne voorhebbende exploiten , hen verzekerende , dat hij dezelve zal beleiden met de
beste en verzekerdste middelen en wegen naar zijne gewoonlijke
discretie en voorzichtigheid. Is Z. Exc. voorder ook aangezeid
de voorz. resolutie , en dienvolgende verzocht den voorz. Graaf
van Hohenlo alhier te willen laten , om op de occurrentien te
letten en te mogen commanderen over het volk van oorloge ,
in dit quartier blijvende , gedurende Z. Exc. absentie.
Dewelke hetzelve goedvindende , daarin heeft geaccordeerd."
AANTEEKENINGEN
364-369 .
(364)
BOSSCHA , I , 316 .
(365)
BOR , 29 B. , f. 19c , 21b.
361
Verkeerdelijk schrijft
BOSSCHA , I , 307 , dat MAURITS tweemaal is gewond geworden. - In eenen brief van den 25sten Juny , uit het leger
geschreven , waarin van MAURITS stoutmoedigheid gesproken
wordt , leest men ; » Ik zorg , (dat God wil verhoeden ! ) dat
deze stoutigheid en naarstigheid wel ten kwaadste eens mocht
lukken : want op gisteren kwam een kogel , van onzen kant
naar de stad geschoten , geen drie voet van Z. Exc. in de
trencheën , daar Z. Exc . was , alzoo dat het zand op SO zijn
lijf viel. Het ware te wenschen , dat Z. Exc. hem wat beter
wachtede ." In Res. Raad v. St. 3 July 1592 leest men :
>> Z. Ex. wezende in de trencheën ,
durende den heeten
aanloop op de stad , wordt gekwetst in de slinker kaak , en
vertrekt alzoo naar zijne tent , daar de wonde buiten perikel gevonden wordt." Op den 4den July schreef de Raad
van State aan de Staten Generaal : » Z. Exc . is , God lof !
in zeer goeden doen , en is de kwetsuur geenszins gevaarlijk ,
als niet latende om dezelve kwetsuur wel te eten en te
drinken met het gewoonlijk gezelschap , en te besogneren
als vóór dezelve kwetsuur."
(366 )
BOSSCHA , I , 303.
(367)
V. REYD , bl . 178b.
V. REYD , bl. 183a. BOSSCHA , I , 305.
Brief van MAURITS aan de Staten Generaal.
>> Edele Enz. Aan Vrijdage 11. den 3den dezer maand
(368)
(369)
>> ' s morgens omtrent ten zes uren hadden wij orders ge•
>> steld , dat de Capiteinen en soldaten op diverse plaatsen
>> aan de wallen en de bressen haar zouden presenteren en
>> haar gelaten , als of zij eenen generalen storm op de stad
>> van Steenwijk wilden geven ; en hadden tot dien einde
>> twee mijnen , die wij hadden onder de wallen doen gra>> ven , laten springen : waaruit gevolgd is , dat na veel
>> schieten zoo met grof als klein geschut , en allerhande
» defensie zoo van binnen als van buiten , onze soldaten
» haar in een van de bolwerken gelogeerd hebbende , dien» zelven
avond
omtrent zes uren de Gouverneur
eenen
>> trommelslager tot ons gezonden en begeerd heeft in een
362
AANTEEKENINGEN
369-373 .
>> redelijk accoord met ons te treden : 't welk wij hem om
» merkelijke redenen ' s anderen daags geconsenteerd hebben ,
>> op conditie dat hij en alle Capiteinen , Officieren en sol>> daten zoo te voet als te paard , daarbinnen in garnizoen
>> geweest hebbende , hare vendelen en wapenen , uitgenomen
>> rappier en ponjaard , binnen de voorschr . stad zouden
>> laten en haar uit de voorschr. stede over den Rhijn zou>> den begeven met belofte den Koning van Spanje binnen
>> zes maanden op deze zijde van den Rhijn niet te dienen :
>> waarmede zijl. , na eenige capitulatie met ons daarop ge» houden , lestelijk te vreden geweest zijn en zijn alzoo
>> van daag met hare bagage en convoy , dat wij daartoe
>> hebben geordonneerd , naar Coeverden vertrokken. De stad
>> is
sterk en vast bevonden , en daarom wij veel moeite
>> hebben moeten doen : maar wij verhopen , dewijl God
>> onzen arbeid zoo ver gezegend heeft , dat de landen geene
>> geringe vrucht daaraf zullen genieten . Waaraf wij U. Ed.
>> wel hebben willen adverteren en dezelven hiermede - in
>> de protectie des Almogenden bevelen. Voor Steenwijk
>> den 5den July 1592. MAURICE DE NASSAU (1) .”
(370) VAN REYD , bl. 183 , 184.
(371 ) Deze zwarigheden
begonnen. Men had toen
eenig volk in Braband en
aanslag op Bergen op Zoom
waren reeds op den 4den July
tijding ontvangen , dat de vijand
Vlaanderen vergaderde om eenen
te doen . Res. St. Gen.
(372)
BOR , 29 B. , f. 21d , 23b.
(373)
VAN REYD , bl . 184 meet die oneenigheid breed uit :
doch BOR , 29 B. , f. 22c wederspreekt hem , hoezeer hem
niet met name noemende. Met dit al erkent BOR , dat er
groot verschil van gevoelen was en vergoelijkt hij de tegenkanting der Staten van Holland , op grond dat zij , als het
meeste dragende in de belastingen , ook het meeste belang
hadden om op alle zwarigheden in de krijgsverrichtingen en
anderszins te letten en daartegen te voorzien . BossCHA , I , 307
maakt de opmerking , dat men zou mogen twijfelen , of onder
(1 ) MAURITS schreef dus niets van zijne wonde , twee dagen vroeger
bekomen.
AANTEEKENINGEN
373-375.
363
de overgroote bezorgdheid voor ' s Prinsen leven , niet bij
sommigen eenige andere bedoeling verscholen lag. Het is
onmogelijk hieromtrent iets te beslissen .
( 374) BOR , 29 B. , f. 23d. In Res. Raad v. St. 14 July 1592
leest men , dat MAURITS en WILLEM LODEWYK over dien brief
van Holland en de weigering van het verzochte wel verwonderd waren. En op den 16den July , belangende de resolutie
der Staten Generaal , leest men , dat die twee Heeren genoeg betoonden , dat het hun niet zeer wel beviel , dat hun
de orde van den oorlog zoo naauw werd voorgeschreven.
(375 ) Brief van MAURITS aan de Staten Generaal .
» Edele Enz. De Heer BODLEY heeft ons alhier komende
>> te kennen gegeven , dat hij expressen last van de Koningin
» van Engeland had ons aan te zeggen , dat H. Maj . mee>> ning was nog 14 compagnien voetvolk en ééne compagnie
>> ruiteren uit deze landen naar Frankrijk te doen trekken ,
>> alzoo ons de Ridder VERE insgelijks verklaard heeft ex>> pressen last te hebben ' t zelve te achtervolgen .
' t Welk
>> wij bij deze gelegenheid niet alleen vreemd , maar ook
>> gevaarlijk gevonden hebben. En al is ' t dat wij niet
>> twijfelen , of U. Ed . zullen gelijke vermaning van H. Maj .
>> ontvangen hebben , zoo hebben wij nochtans noodig geacht
» U. Ed. ' t zelve te kennen te geven en wel vriendelijk te
>> verzoeken het gevolg dezer zaak te willen inzien en op
» middelen en wegen gedenken , waarbij H. Maj . bij .tijds
>> anders gepersuadeerd en tot andere resolutie beweegd mag
>> worden. Want ingevalle ' t zelve niet zoude mogen ge>> schieden , stellen wij U. Ed . te gedenken , hoe onmogelijk
>>> het wezen zoude iets vorders te velde te tenteren of uit
>> te richten , aangezien het getal van degenen , die wij
>> jegenwoordelijk alhier te velde bij ons hebben , in hem
>> zelfs klein is en van dage te dage zoo door ongeluk van
» oorloge in de approchen dezer stede , als ook van eenig
>> ander ongemak en verloop dagelijks zulks gezwakt wordt ,
>> dat wij niet gezien kunnen , al is ' t dat ons God zoo veel
» geluk gave , dat wij deze stad (zoo wij verhopen) verover» den , bij wat middelen wij iets vorders zouden mogen ten>> teren.
En niet twijfelende , of U. Ed . zullen hierin een be-
364
AANTEEKENINGEN
375-378 .
VI
» hoorlijk inzien hebben , bidden wij den Almogende
U.
m
» Ed. in langdurige gezondheid en zijne protectie te houden.
>> In ' t leger voor Steenwijk den 5den Juny 1592. M. d. n.”
(376) Res, Raad v. St. 23 July 1592. >> De leger trekt
op onder ' t beleid en bevel van Z. Exc. van voor Zwol
St
naar of voor Coeverden ,
»)
om ' t zelve te belegeren ; daartoe
})
God Zijnen zegen wil geven ! "
(377) Brief van MAURITS aan de Staten Generaal .
» Edele Enz. Den 27sten dezer zijn wij hier voor Oot» marsum getrokken en hebben dezelve stad , nadat wij met
>> drie stukken begonnen hadden haar te beschieten , na de
>> negende scheut veroverd : alwaar de Heer VAN FAMARS in
>> het exerceren van zijnen staat geschoten en op de plaats
>> tot onzen en aller personen van qualiteit van dezen leger
>> groot verdriet en leedwezen gebleven is.
Want de landen en
>> U. Ed. aan hem eenen getrouwen , wel gequalificeerden en
>> zeer bekwamen en ervaren dienaar in zaken van oorloge
>> verloren hebben .
't Welk ons des te meer oorzake heeft
>> gegeven U. Ed . hiermede wel vriendelijk te verzoeken , des
>> voorschr. Heeren VAN FAMARS nagelaten huisvrouw en kin>> deren , in aanziening van zijne langdurige en getrouwe
>> diensten , in zonderling goede en favorabele recommandatie
>> te willen houden ,
en alzulke ordę te doen stellen , dat
>> de voorschr. Weduwe niet alleen van hare schulden ,
>> daarmede hem de voorz . Heere VAN FAMARS ter cause
» van U. Ed. dienst bezwaard had , verlost , maar ook op 't
>> onderhoud van haar en hare kinderen zulks voorzien worde ,
» dat zij voortaan middel mochte hebben haar naar gelegen» heid van hare qualiteit te onderhouden , opdat daardoor an» deren , bijzonderlijk degenigen die den voorschr. overledene
» zullen navolgen , verwekt worden haarl . met gelijke vro>> migheid en reputatie in de voorz. officie te kwijten .
En
>> beneffens dat U. Ed . en der landen dienst daarmede ge>> vorderd worden , zal ons zeer aangename vriendschap
>> daaraan geschieden.
Hiermede -
zijt Gode bevolen. In
» ' t leger voor Coeverden , den 31sten July 1592.
M. D. N."
(378) In Res. St. Gen. , 3 Augustus 1592 staat slechts 1000
man voetvolk en 300 ruiters. Maar op den 8sten Augustus ont-
AANTEEKENINGEN
378-379 .
365
ving MAURITS de tijding , dat de vijand met omtrent 3000
man uit Braband over den Rhijn aankwam . Res. Raad v. St.
.DT
(379) Brief van den Raad van State te Zwol aan de
Staten Generaal , geschr. den 27sten Augustus 1592.
» Edele Enz. Wij hebben U. Ed . schrijvens van den 24sten
>>> dezer gisteren avond ontvangen .
1.
Waarop voor antwoord
» zal dienen , dat wij tot verscheidene reizen aan Z. Exc .
>> hebben geschreven , vermaand en op ' t ernstelijkst ver>> zocht zoo bij brieven als ook nu lestelijk bij monde>> linge verklaring van den Heer JEAN PAULI (1 ), ---- dat
D. N
>> dezelve wilde gelieven de zaken en exploiten van oorloge
>> te dirigeren achtervolgende U. Ed . resolutie van den 12den
» July 11. die wij zeer gaarne gezien hadden , dat naarge-
Hende
>> komen ware geweest , zonder nochtans eenig alzulk be>> scheid daarop ontvangen te hebben , als wij waren ver- niet weten , wat oorzaak Z. Exc.
>> wachtende : hoewel wij –
wel
>> en Gen. mag moveren tot persisteren bij
•
>> mens : dan presumeren , dat zij in goede
» verden te veroveren , eer de vijand met
>> suffisant om iets zonders uit te richten ,
hunne voornehope zijn Coeeenig geweld ,
zoude kunnen
>> overkomen.
CRO
Wij hebben goedgevonden andermaal te in>> sisteren op ons voorgaande begeeren , overzendende tot
>> dien fine copie van U. Ed . schrijvens , met ernstelijk ver>> zoek de redenen , daarin en bij ons te voren menigmaal
ter
>> gereïtereerd , te willen inzien en dienvolgens , indien 't
>> eenigzins kan
geschieden zonder merkelijken hinder of
>> nadeel van den leger zich daarnaar te reguleren , ons
>> metten allereerste en met diligentie te antwoorden van
Brow
iter
Mede
riender
evoles i
Mas
echtsM
W ( 1 ) Men liet hem door dezen Heer verzoeken , het regiment van
STOLBERG , pas uit Duitschland te 's Heerenberg aangekomen , te versterken met nog een regiment Engelschen en zoo vele ruiteren als uit
het leger konden gemist worden , om zich in de quartieren van Anholt ,
's Heerenberg , Lochem , Boekholt te onthouden , ten einde den vijand
den toegang in het Graafschap Zutphen en den overtocht over den
Yssel in de Veluwe te beletten : ook wilde men , dat ter betere voldoening aan de resolutie der Staten Generaal van den 12den July , MAURITS
zich aan het hoofd van dit volk zou stellen , en Graaf WILLEM met het
beleg van Coeverden belast laten,
366
AANTEEKENINGEN
379.
>> derzelver resolutie , om U. Ed . daarvan te mogen adver>> teren en alle zaken tot de meeste verzekerdheid en den
>> dienst van den lande te dirigeren. Enz.
>> Z. L. van Hohenlo is op eergisteren hier geweest en
>> heeft ons de gesteltenis van de steden en plaatsen in
>> de quartieren , daar dezelve geweest is , verklaard , mits>> gaders van des Oversten STOLBERGS krijgsvolk en wat men
>> best met dezelven zoude mogen doen . Waarop wij Z. Exc.
>> goeddunken hebben verzocht , hoewel dezelve alreeds be» geerd heeft , dat , vernemende dat de vijand gereed zoude
>> zijn over den Rhijn te komen , dat het geheele regiment
>> van Z. Gen. en de andere ruiteren naar den leger zou>> den gaan. Middelertijd hebben wij goedgevonden de com>> pagnie van den voorn . Graaf te leggen binnen Lochum ,
>> en die van den Graaf PHILIPS gezonden met patent en
>> bescheid naar Anholt , • om den vijand allen hinder en
>>> afbreuk op de passage te doen , verwachtende Z. Exc.
>> nadere beliefte.
Enz.
>> Van nieuwe tijdingen zijn ons gisteren uit den leger
>> gekomen , dat de bruggen afgeschoten waren ; waarna de
heeft verlaten.
>> vijand zijn ravelijn en halve manen
gaan zeer wel voort.
>> ' De werken Z. Exc. deed
>> de plaats opeischen met een trompet , die bij een ser>> geant van binnen geantwoord was , dat men zoude willen
>> ophouden van werken en schieten ; dat hij zulks Graaf
>> FREDERIK zoude aanzeggen : dewelke daarop komende
>> op de ramparts , vraagde tegen den voorn . trompetter ,
>> wat hij begeerde ; die hem antwoordde , bij Z. Exc. alhier
» gezonden te zijn om ' t Huis van derzelver wege op te
>> eischen : dewelke Graaf daarop zeide , dat het nog twee
>> of drie maanden tijd genoeg was : maar desniettemin is
>> de moed niet minder."
Enz.
Brief van de Gedeputeerden te velde aan den Raad van State.
>> Mijne Heeren ! Z. Exc,• heeft ons huiden bij zich geroe>> pen en voor doen lezen zekeren brief van U. Ed. inhou>> dende , dat U. Ed . de brieven van
Z. Gen. den Graaf
» van Hohenlo en den Ridder VERE opgehouden hadden en
>> daarbij
nog verzocht zes compagnien ruiteren van hier ,
AANTEEKENINGEN
379.
367
>> met goede meening , en raad , dat men den vijand aan den
>> Rhijn weeren zoude : waarop vele redenen heen en weêr
» gevallen zijn . En om niet te hasarderen , maar zoo veel
>> menschelijk is , zeker te spelen , hebben Z. Exc. en Ge>> deputeerden voor
' t best en zekerste gevonden , des Ge-
» neraliteits kracht niet te scheiden maar bijeen te brengen ,
» de steden , welke de vijand zoude mogen aantasten , met
>> redelijk garnizoen bezet blijvende : gevende te bedenken ,
>> wat ongelukken de Generaliteit uit zulke scheiding tot
>> meermalen overkomen waren , dewelke wel genoeg behoo>> ren te wezen tot een voorschrift om zulks te schouwen .
» Aangaande de bezetting van de steden , dunkt Z. Exc . en
>> Gedeputeerden geene zwarigheid te wezen , gemerkt de
>> vijand geen geschut bij zich heeft om met geweld zulks
>> te bestaan : doch indien U. Ed . noodig vinden eenige plaat>> sen beter te voorzien , mochten daartoe gebruiken het reIs hierom onze
>> giment van den Heer VAN STOLBERG.
>> zeer dienstelijke begeerte , dat U. Ed. willen de voorz . brie» ven voort laten gaan , en het beste doen , dat zij effect
>> mogen sorteren .
Het staat zeer te hopen , dat men hier
>> binnen weinige dagen meester zal zijn : de halve maan
» heeft de vijand zeer bloedelijk verlaten ; de gracht is ge>> heel gedroogd ;
de kat gaat dapper voort ; de galerij is
>> meer dan twee derde parten gemaakt. -- Hieruit staat te
» gissen , wat zij
>> en dit
doen zullen ,
kasteel veroverd
met ernst aangetast zijnde
zijnde , 't
welk
de bruid is ,
>> waarom gedanst wordt : gevende wij U. Ed. te bedenken ,
>> of des vijands geheele voornemen aan deze zijde van den
» Rhijn daarmede niet vernietigd zal wezen : ons voorts
>> refererende tot het schrijven
van Z. Exc.
Hiermede
» zijt Gode bevolen . In allerij uit het Geuzen leger voor
JOHAN PAULI ,
» Coeverden , den 28sten Augustus 1592.
""
>> GERARD DE RENESSE , CAREL ROORDA .'
Brief van MAURITS aan de Staten Generaal.
>> Edele Enz.
Achtervolgende ' t gene U. Ed. ons hebben
>> geschreven , dat wij drie of vier compagnien ruiteren naar
>> Anholt zouden zenden , om op ' t passeren des vijands
>> over den Rhijn te letten , door hem
daarin en
elders ,
368
AANTEEKENINGEN
>> daar hem de
379.
occasie zoude presenteren , te beletten en
>> afbreuk te doen , zouden wij ons met U. Ed. goede intentie
>> zeer gaarne conformeren. Maar aangemerkt de vijand in
>> zijn voornemen niet zal mogen verhinderd worden , ten
» zij met meerder
of ten minste zoo groote macht als de
» zijne , en dat wij om de groote gardie van dit leger en
>> dagelijksche convoyen de ruiteren van hier niet kunnen
>> missen ; dat ook de vijand over den Rhijn gekomen we
>> zende , ten langste in drie dagen alhier kan wezen , als
>> hebbende niet meer dan twaalf mijlen te reizen , en den
>> onzen 't zelve niet mogelijk zoude wezen , ter oorzake
>> van de groote omwegen , die zij zouden moeten nemen
>> om bij den vijand niet verrast te worden , hebben wij
» voor 't raadzaamst aangezien de voorz. ruiteren alhier bij
>> ons te doen blijven en de anderen te ontbieden , zoo haast
» de vijand aan den Rhijn zal gekomen wezen , dat zij haar
>> terstond herwaarts begeven , opdat
wij
des te
geruster
>> mogen wezen den vijand zijn voorgenomen secours te be>> letten.
Van tijding weten wij U. Ed . van hier niet bij>> zonders te schrijven , dan dat de vijand , zoo wij ver>> staan , nog omtrent de Maas gelogeerd is , en dat die
>> van Coeverden haar ravelijn en al ' t geen zij tot nog
>> toe buiten
de sterkte gehouden hebben , verlaten heb-
» ben. Wij hebben hun het water uit de grachten geheel
>> benomen en op die zijde eene galerij doen graven om
Ook hebben wij het leger
» te beginnen te. sapperen.
>> zulks rondsom doen beschansen en begraven , dat wij ver>> hopen , al kwam de vijand nog · eens zoo sterk , dat hij
>> ons niet zal mogen beschadigen . Waaraf wij U. Ed . wel
>>> hebben willen adverteren. - Coeverden den 27sten Augus< » tus 1592.
M. D. N.
» Na date dezes worden wij veradverteerd zoo van Arn» hem , Wesel als van andere plaatsen , dat de vijand met
>> omtrent 4000 mannen te voet en te paard tot Kempen ,
» Huls en
Crefeld aangekomen was en geresolveerd hem
» van daar naar Herck en aldaar voorts over den Rhijn te
>> begeven. En alzoo de vesting van Coeverden algereeds
» zoo ver gebracht is , dat hij dezelve zal moeten verliezen
AANTEEKENINGEN
369
379.
>> of hem avontureren om ze te ontzetten , zoo hebben wij
>> tot meerder verzekering van dit leger en dienst van den
» lande voor ' t raadzaamst aangezien al het volk zoo te voet
>> als te paard bij malkanderen te houden , opdat door al» zulke separatie alzoowel wij hier , als de anderen in geen
>> gevaar komen om beschadigd te worden ; ' t welk lichtelijk
» zoude geschieden , wanneer de vijand ons den weg zoude
afsnijden , zulks dat wij niet
>> komen kunnen . M. D. N."
zouden
bij
malkanderen
Hoe weinig de Staten Generaal in hunnen schik waren
met de weigering van MAURITS om aan hunne bevelen ten
dezen te voldoen , blijkt uit den volgenden brief van den
Raad van State , aan hen geschreven :
» Edele Enz.
U. Ed . missive van den 31 Augustus 1. 1 .
>> is ons den 2den dezer loopende maand September behan» digd waarop deze dienen zal voor antwoord , dat , bij
» zoo verre U, Ed. onze brieven van den 27ste en 30sten Au>> gustus
hadden
ontvangen ,
daaruit
genoegzaam
zouden
>> verstaan hebben onze meening anders niet geweest te zijn ,
>> dan dat de zaken en exploiten van den oorlog zouden ge» dirigeerd worden volgens U. Ed . resolutie van den 12den July
» en derzelver missive in dato den 24sten Augustus 1. 1. ge» lijk dat ook genoegzaam is te vernemen bij ' t gene wij op
» verscheidene reizen dienthalve hebben geschreven aan Z.
>> Exc. en wes ons van dezelve mitsgaders van de
Gede-
>> puteerden van de Provincien , in ' t leger wezende , daarop
>> is beantwoord en wedervaren ; behalven dat wij verstaan
» Z. Exc. zelfs aan U. Ed . geschreven te hebben de redenen ,
>> hem moverende den leger niet te zwakken , maar eer te
>> sterken , met al het volk , dat dezelve heeft kunnen be>> komen
in der voege dat U. Ed . , de zaken ten beste afne-
» mende , zullen mogen verstaan , bij ons geen weinig devoir
>> gedaan en regard genomen te wezen , ten fine dat U. Ed.
>> voorz. resolutie ten effect had mogen gebracht worden ,
>> als op dewelke bij ons ook zoo dikwijls is geïnsisteerd
» geweest. - Wij hebben U. Ed. mede veradverteerd , dat
» Z. Exc. goedgevonden heeft de compagnien , van beneden
» aankomende onder het beleid van den Welgeb. Heer Graaf
24
I
370
AANTEEKENINGEN
379-380.
>>> PHILIPS van Nassau , naar den Waard voor Doesburg te
>> doen verzamelen en aldaar te blijven , om in val van nood
» in 't Graafschap Zutphen of elders daaromtrent des te ge>> reeder gebruikt te mogen worden : en als huiden heeft
>> ons dezelve Exc. ontboden , dat de voorz . Heer Graaf PHI» LIPS van Nassau met tien compagnien van dezelve troepen
» straks in den leger zoude komen , te meer zoo de vijand ,
» over den Rhijn gepasseerd zijnde en zich naar Oldenzaal
» begevende , van intentie schijnt te wezen Coeverden eeniger» mate te ontzetten , hoewel U. Ed . voorz . missive van den
>> lesten Augustus expresselijk
medebrengt ,
dat alle dezelve
>> troepen naar ' s Gravenweert zouden hebben te marcheren ,
>> en Z. L. preciselijk belast ter zelver plaatse te blijven ,
Doch zoo wij
>>> verwachtende nader of tweede bevel .
>> verhopen , dat U. Ed . om redenen voorz . het advies van
goed zullen vinden , hebben wij niet kunnen
>> laten achtervolgens den teneur van dien , den voorz. Wel-
» Z. Exc.
>> geb. Graaf zulks aan te schrijven om de begeerte van
>> Z. Exc. in dezen achtervolgd te worden , zoo daar pericu» lum in mora schijnt te wezen , en de voorvallende nood
vereischt voorbedachte resolutien te modereren
>> dikwijls
>> naar de occurrerende gelegenheid van zaken , gelijk ook
>> anderszins contrarieteiten van bevel den lande schadelijk
» zouden vallen , als U. Ed . dat zelfs beter kunnen weten en
Tot Zwol den
» de experientie genoegzaam is leerende.
» 3den September 1592."
(380 )
Brief van MAURITS aan den Raad van State.
» Messieurs , je vous ai écrit dès. hier au soir que l'ennemi
>>> étoit venu avec toutes ses forces à Emlichen , et espère
» que vous aurez reçu mes lettres .
Depuis il s'est approché
» devant jusques à un quartier de lieue de ce camp. Et
» d'autant que selon toutes apparences il tâchera de secourir
>> cette forteresse
qui déjà est réduite à telle nécessité et
» extrémité , comme vous savez , et qu'à ce faire il mandera
>> autant de forces qu'il pourra , tant de ce quartier que de
» Braband et autres Provinces delà le Rhin; et que pourtant
» il est très-nécessaire que le même soit fait de ce côté , je
» vous ai bien voulu prier encore une autre fois , que vous
AANTEEKENINGEN
» ne veuilliez
» PHILIPPE
omettre mander
de
Nassau,
380-381 .
à mon
#
371
Cousin le Comte
qu'il n'omette aucun
devoir
οὐ
» diligence de me venir trouver en ce camp avec toutes les
>> troupes qu'il a chez lui , y joint sa compagnie de caval>> lerie et celle du Capitaine DONCO , et qu'il prenne son
» chemin tout droit par la Drente , en quoi sous correction
» ne se doit faire difficulté.
Car entretemps que toutes
>>> les forces de l'ennemi sont à la tête de cette armée , il
» n'y aura que • craindre aucun danger ès autres Provinces ,
» de tant plus que , partant l'ennemi d'ici , je ne faudrai de
» donner ordre , que les nôtres soient aussitôt ès frontières
» que ledit ennemi.
>>> Cousin
je
puis
Et si outre lesdites troupes de mondit
être
secouru de quelques
autres
tant
» de Hollande que de Zelande , je vous prie en tenir la
>>> bonne main et en écrire sur ce fait bien sérieusement et
>> en diligence à Messieurs les États Généraux , afin que ce
>> point soit avancé autant que possible , et que et moi et
» cette armée avec l'artillerie qu'il y a , ne demeurent enga» gés. -Du camp devant Coeverden le 5 Septembre 1592.
» Votre très-affectionné ami à vous faire service. M. D. N."
(381 )
Brief van MAURITS aan de Staten Generaal.
>> Edele Enz.
Op huiden morgen omtrent ten vier uren
» heeft de vijand hem met al zijn geweld voor ons leger
>> vertoond , hebbende al zijn volk zoo te voet als te paard
>> in maniere van een camisade doen approcheren . En na» dien hij naar onze trencheën tot drie reizen wel courageu» selijk had doen chargeren , zulks dat ook al eenigen van
» de zijnen hun alreede over dezelve trencheën geavanceerd
» hadden , is hij bij onze soldaten zoo dapperlijk wederstaan ,
>> dat hij wederom heeft moeten aftrekken met verlies van
» een groot
getal van de zijnen , onder dewelken ook zijn
» eenige hoofden , maar zijn tot nog toe niet kunnen bekend
Waaraf wij den Almogende grootelijks moeten
» worden .
» loven : want naardien den vijand zijn voornemen op deze
» wijze mislukt is , willen wij verhopen , dat de sterkte van
» Coeverden niet lang zal wederstaan. - In ' t leger voor
» Coeverden , den 7den September 1592. M. D. N.
» U. Ed. zullen geadverteerd zijn , dat van onze zijde
24*
372
AANTEEKENINGEN
381-386 .
>> geene schade geleden is ; dan dat onze Neef Graaf WILLEM
» LODEWYK met een roer onder door den buik geschoten
» is , maar , naar dat de Chirurgijns verklaren , is zijn leven.
>> geheel zonder perikel."
(382 ) BOR , 29 B. , f. 30b.
(383 ) V. REYD , bl . 190a .
(384) Brief van MAURITS aan den Raad van State.
» Messieurs , Hier après que l'ennemi s'étoit montré avec
>> toute son . armée devant ce camp jusques environ le diner
» qu'il commençoit à faire sa retraite , Monsieur le Comte
>> FREDERIC VAN DEN BERG se déclara qu'il étoit d'intention
» d'entrer avec moi en traité pour me mettre ès mains la
>> forteresse de Coeverden , et à celle fin m'envoyer les ar>> ticles dont je vous envoye copie ci-jointe. Et ores que
» j'aurois réduit ladite place en assez petit état , ce néan>> moins voyant que je l'avois en tête et l'ennemi au dos ,
» je leur ai permis de sortir sur les conditions que je
>> vous envoye aussi.
Je loue Dieu qu'il Lui a plû si
>> avant bénir les travaux au recouvrement de ladite place :
>> et n'ayant pour le présent autre chose de vous mander ,
» je prie Dieu vous avoir en sa sainte garde. Devant Coe» verden le 12º de Septembre 1592.
M. D. N.”
(385) Zie over deze geheele belegering BOR, 29 B. , f. 24c—31d ,
VAN REYD , bl . 185b - 192b . WAG . , VIII , 367 , BOSSCHA , I , 308.
(386) Brief van MAURITS aan den Raad van State.
>> Messieurs , J'ai vu ce que vous m'avez écrit le 20 de
>> ce mois sur le point que Messieurs les États Généraux et
>> vous trouvez bon que les chariots et chevaux limoniers qui
>> dorénavant ne seroient nécessaires , soient licenciés , afin
>> que le pays soit soulevé des dépens inutiles . Sur quoi
» je vous ai bien voulu avertir , que je ne puis entrevoir ,
>> qu'entretemps que l'ennemi demeure en ces quartiers ,
>> cela se puisse effectuer. Car s'il ne se retire entièrement ,
>> comme le bruit est , il est nécessaire que et les chevaux
>> et les chariots soient retenus , pour le moins jusqu'à ce
» que notre place soit remise en sa due défense , ce que ,
» j'espère , sera en dedans dix jours au plus haut : et au
>> contraire s'il se retire et que Messieurs les États et vous
AANTEEKENINGEN
» trouvez que l'armée demeure en
386.
373
campagne , poursuivant
» la victoire , qu'il a plû à Dieu de donner au pays , je ne
>> vois point aussi , comme se puisse licencier aucun cheval
» ou chariot , ains plutôt qu'il sera nécessaire plus grande
>> provision de l'un et de l'autre.
Sur quoi je vous prie de
>> vouloir aviser et m'avertir ce que vous trouverez le plus
>>> convenir pour le service du pays. Depuis cette écrite je
>> reçus les vôtres de hier , par lesquelles vous me mandez
» que j'entre en communication avec les Députés des Pro>> vinces , ce qui se pourroit entreprendre dorénavant avec
>> cette armée : ce que j'ai fait et ai trouvé que tous sont
>> d'avis que rien ne se pourra résoudre jusques à ce que
>> nous soyons assurés de ce que l'ennemi voudra entrepren» dre ;
et d'autant que cela se verra en bien peu de jours ,
» je suis d'avis , sous votre correction , que nous attendons
>> jusqu'à ce que nous soyons assurés de sa retraite. Et
» sur ce je prie Dieu vous avoir en sa sainte protection .
» De ce camp le 21 Septembre 1592. M. d. n.”
Den 26sten September werd er in het leger eene groote
vergadering gehouden , waarin tegenwoordig waren MAURITS ,
WILLEM LODEWYK en HOHENLO , de Raden van State , de
Gecommitteerden der Staten Generaal namelijk BRIENEN , OLDENBARNEVELD , (die BOR , 29 B. , 32b verkeerdelijk zegt dat
wegens ziekte niet komen kon ) en VAN DER BEKEN , de
Gecommitteerden te velde en de Gedeputeerden van Gelderland en Overijssel , te samen 26 personen. In Res . Raad
v. St. leest men :
» Na verklaring in ' t breede bij den President gedaan van
de manier en oorzaak van de tegenwoordige samenkomst
om te delibereren en resolveren van de voordere dispositie
en employ van den leger , is daarvan communicative lange
gesproken en zijn er verscheidene opinien gevallen .
Z. Exc.
en de Heeren (1 ) voor best vindende , dat het volk voor
eenen tijd in garnizoen zoude gelegd worden om hun te
refraicheren , en zeer haast weder bij den anderen zullen
(1) Door deze Heeren worden zeker wILLEN LODEWYK en HOHENLO
verstaan.
374
AANTEEKENINGEN
386 .
kunnen gebruikt zijn om voordere diensten te doen , den
vijand eens gescheiden zijnde.
Anderen
dachten beter te
zijn den leger nog bij den ander te houden. 't Welk de
Heeren · Gecommitteerden van de Heeren Staten Generaal
apart in deliberatie leggende , verklaarden , dat , alzoo het
eene zaak van importantie was ,
waarop rijpelijk behoort
gelet te worden , voor best zoude zijn , wat nader op de
zaak te willen denken tegens morgen , wanneer een ieder
zijn goeddunken zoude mogen inbrengen , om alsdan te samen
tę resolveren , zulks men tot meesten dienste van den lande
zal bevinden te behooren , alsmede
van de noodige mid-
delen , en de onnoodige onkosten af te snijden ."
27 September 1592.
» Geresumeerd de communicatie gis+
teren gehouden en uitgesteld om op heden in deliberatie
geleid en geresolveerd te worden nopende het gebruik van
den leger : en zijnde vooreerst gehoord der Heeren Raden
van State advies met de consideratien ter cause van eenige
diversiteit in de opinien voorgekomen in ' t delibereren met
Z. Exc. en de Heeren Graven WILLEM van Nassau en
HOHENLO ; en daarna verstaan het goeddunken van de Heeren
Gecommitteerden van de Heeren Staten Generaal en de Gedeputeerden van de Provincien in ' t leger geweest zijnde , met
anderen , concurrerende genoegzaam met het voorz. advies :
is eindelijk en eenpaarlijk geresolveerd , dat het voorz. leger
geenszins zal voor alsnog van den anderen scheiden noch
in
garnizoen geleid
anderen zal blijven
worden ,
maar dat het volk bij den
en marcheren den rechten
weg naar
Deventer, Zutphen , Doesburg en zoo voorts naar den Rhijnstroom , om alsdan voorder gebruikt te zijn , naar dat de
gelegenheid der zaken en de · voorvallende occasien zullen
vereischen en zich presenteren ; waardoor men den vijand
niet alleen een voordeel zoude mogen afzien en ( liggende
verstrooid en wijd van den anderen) eenige afbreuk doen ,
maar ook den pas te verhinderen en hem te beletten van
zoo haast in Frankrijk niet te kunnen trekken , noch in
deze quartieren eenig exploit te doen. En opdat het leger
ter plaatse daar hetzelve aan den Rhijn zal mogen geleid
worden , te beter mochte zijn geaccommodeerd , zal aldaar
AANTEEKENINGEN
386-387 .
375
eene scheepsbrug over de rivier gemaakt worden om het land
aan beide de zijden van dezelve te mogen gebruiken . En
ten einde dat de compagnien , die lang te velde gelegen
hebben en door ziekte en anderszins gezwakt zijn , zich wat
mogen ververschen , zal men dezelve naar de garnizoenen
zenden en andere sterkere in hare plaatsen uittrekken en te
velde brengen , ' t welk in den tocht mag geschieden , zonder
daardoor gehinderd of geretardeerd te zijn . Hebbende mede
de Heeren Gecommitteerden voorz . verklaard , dat bijaldien
bij Z. Exc. en de Heeren Graven of anderen meerdere en
pregnantere redenen zullen voortgebracht en vertoond worden ,
waarom dat het beter ware eene andere resolutie te nemen ,
H. Ed . dezelve zeer gaarne zullen verstaan en daartoe cederen , ' t welk den landen allerdienstelijkst zoude mogen gevonden worden. Doch zoo voorder geene redenen zijn bijgebracht , is men gebleven bij de voorz. resolutie : en zal op
morgen bij den voorz. Rade mitsgaders de Heeren Gecommitteerden voorz . gedisponeerd worden op het afsnijden van
de onnoodige kosten , en eene lijst te concipiëren en maken
van de behoeften en noodelijkheden tot den voorgenomen
dienst gerequireerd , die gedragen zullen worden bij de respective Provincien bij repartitie : item dat het geschut , zoo
veel men van noode achten zal tot de exploiten , die daar
voorvallen , zullen mogen varen den Yssel op naar ' s Gravenweert met de attelage ,
en de scheepsbrug metteneerste
van Dordrecht ontboden zal worden. Zijnde voorts alle de
Gedeputeerden van de steden verzocht een ieder bij zich de
discoursen en resolutien , deze zaak aangaande gevallen en
genomen , secreet te willen houden , zonder daarvan voor
alsnog in geenen respecte rapport of relaas te doen bij iemand
van hare principalen , 't zij aan de Collegien van de Burgemeesteren , Schepenen , Raden of anderszins."
(387) Brief van MAURITS aan den Raad van State.
>> Messieurs , Pour les avertissements que j'avois reçus que
>> l'ennemi avoit levé son camp à Epen et marchoit vers le
>> Rhin pour passer le Rhinberck , j'allois hier avec ce camp
>> jusques auprès d'Emmerick en un village nommé Dorni
+
´» où étant arrivé , me vinrent nouvelles que ledit ennemi
376
AANTEEKENINGEN
387.
» marchoit droit vers le Rhin et que déjà y étoient venus
>> quarante à cheval pour apprêter les pontons au passage :
>> que ensuivant je fis marcher la même nuit toute la ca>> vallerie et infanterie , et me vins rendre , nonobstant les
>> mauvais chemins , ce matin devant Wesel , où je me tins
>> couvert en embuscade , et envoyé pour prendre langue et
>> savoir des desseins de l'ennemi : et part tout ce que m'a
» été rapporté de divers endroits , je n'ai pu apprendre autre
>> chose de que l'ennemi étoit entré au pays de Munster
» et avoit ravagé grand nombre de bestial , avec lequel il
>> est retourné à Epen en son vieux retranchement : ce qui
» a été cause , que ce soir je me suis retiré jusques au
» village de Biselich , où je séjournerai encore demain , pour
>> faire reposer cette armée , laquelle , pour avoir cheminé
>> nuit et jour , est fort harassée. Et pour ce que la saison
» s'écoule et que l'inclémence du temps et pluie continue ,
>> je vous prie
de vouloir penser ce que dorénavant nous
>> puissions prendre à la main qui soit au service du pays ,
» et de m'avertir de ce que vous trouverez le plus con» venable. A tant je prie Dieu vous maintenir , Messieurs ,
» en sa sainte protection . De Biselich ce 15 Octobre 1592.
>> Votre très affectionné ami a vous faire service. M. d. n."
Res. Raad v. St. 18 October 1592. >> Z. Exc. is gekomen
binnen Arnhem uit den leger , met denwelken Z. Exc. nu is
wedergekeerd , en denzelven gebracht van voor Wesel tot voor
Emmerik ; en is de Raad Z. Exc. gaan bewellekommen . "
19 October.
>> Z. Exc. met den Heere Graaf wILLEM
van Nassau in den Raad gekomen zijnde met ook de Gedeputeerden der Provincien van Gelderland , Holland , Utrecht
en Overijssel , worden voorgelezen de twee brieven van de
Heeren Generale Staten , de eene van den 10den en de
andere van den 11den dezer maand October , waarbij dezelven schrijven in effecte , dat H. Ed. het voorder employ
van den leger , 't zij om 't zelve langer te velde te houden
of te verdeelen in de garnizoenen , laten ter goeder
discretie van Z. Exc. Waarop daarover rijpelijk gediscoureerd en gelet , hebben eerst Z. Exc. en Gen. van Nassau
om diverse argumenten voorgewend goedgevonden , dat de
AANTEEKENINGEN
387.
377
leger zoude gescheiden en in de garnizoenen verdeeld worden. De Raad heeft insgelijks zulks goedgevonden , overmits het saisoen nu verre is verstreken ; dat ook niet zonderlings
zoude kunnen aangegrepen en uitgericht worden ,
doordien allerhande middelen van wagens en anderszins niet
aan de hand zijn , en ook wederom nieuwe middelen tot
de extraordinaire onkosten voor den leger zouden moeten
bevorderd
en
ingewilligd worden ,
't
welk ook
al voor
langen tijd zoude aanloopen : doch dat men in ' t passeren
eene ravage of executie zoude door de ruiterij mogen doen
in 't Overquartier van Gelder , en voorts ook de plaatsen
van Batenburg , Heumen en Middeler zouden mogen geoccupeerd en bezet gehouden worden ; ' t welk zoude grootelijks dienen tot bevrijding zoo van de Betuwe , Veluwe etc.
De Gedeputeerden zouden goedvinden , dat de leger nog
voor eenigen tijd te velde gehouden worde , ' t welk zij
verzoeken , en dat het Huis te Weert veroverd worde , om
om
de Munsterschen daarover te lokken tot
eenige pennigen op te brengen , en ook metëenen de Vrouwe
van Anholt heur Huis van Breevoort aan de Generaliteit
over te doen geven ; waardoor zij zeggen , dat Ootmarsum
grootelijks zoude verschoond zijn , dat de vijand daarop
geen geweld zoude kunnen brengen ; verklarende dat hun
zulks zoude zeer goed en noodelijk dienen , zoo Z. Exc.
Z. Gen. en de Raad geene betere redenen allegeren. JAN
PAULI , Gedeputeerde van de Staten van Holland , verklaart
alleen , dat , zoo er middelen om iets aan te vangen , aan
de hand waren en de soldaten daartoe gedisponeerd waren ,
dat hij wel zoude goedvinden ,
dat de leger nog te velde
eenigen tijd continueerde , maar nadat noch ' t een noch ' t ander is , dat hij hem remitteert tot het goed advies van
Z. Exc.
Z. Gen. en den Raad van State.
deputeerde:
der voorz.
Provincien
De andere Ge-
wederom
gedelibereerd
hebbende , verklaren alsnog te persisteren bij heure voorz.
verklaring en advies , ten ware men om beter redenen
achtte de zaken
anders te vereischen : schijnende dat zij
hun daarmede ook refereren tot het goed advies van Z. Exc 、
Z. Gen. en den Raad. Enz.
378
AANTEEKENINGEN
387-392 .
» Den Staten Generaal toe te schrijven , dat de résolutie
op het scheiden en verdeelen van den leger is genomen."
Zie ook v. REYD , bl. 192b, BOR , 29 B. , f. 32b.
(388)
Zie v.
REYD ,
bl .
193a,
BOR ,
29
B. ,
f.
32d.
Hieromtrent leest men in Res. Raad v. St. 9 February 1593.
» Z. Exc. communiceert den Raad zekeren brief van den
Capitein GERRIT DE JONGH , in effecte inhoudende , dat de
Jesuiten niet alleen uit Emmerik niet zijn vertrokken , maar
meer en meer hare hoofden zijn opstekende en meerder
autoriteit als te vorens aannemende ; hebbende den drukker
alreede bevolen geene boeken te drukken , ten ware die bij
haar waren gevisiteerd ; en dat zij opentlijk weder in de schole
meenden te doceren.
Is goedgevonden den brief te schikken
aan de Raden in Gelderland , dat zij haar op der zaken gelegenheid willen informeren , en den Raad zulks overschrijven ,
mitsgaders daarop een weinig dienen van haar advies."
8 Maart 1593. >> Op de requeste van JOHAN BOGAERT
cum suis , burgers van Emmerik , overgeleverd , om te hebben restitutie of vergoeding van ossen en beesten , heurl.
bij den Capitein GERRIT DE JONGH over eenigen tijd doen
halen , zal aan de Heeren Raden van Gelderland worden
geschreven , om haar op de gelegenheid van dien volkomentlijk te doen informeren , en den Raad daarvan alle gelegenheid over te schrijven ; dat zij mede den Raad willen
bericht overschrijven op de laatste brieven nopende de Jesuiten binnen Emmerik."
(389)
Men leest dien hartigen brief bij BOR , 29 B. , f. 46.
(390)
(391 )
Zie die acte bij BRANDT , Hist. d. Ref. , I , 587 .
BRANDT , I , 609.
(392) Res. Raad v . St. 3 Mei 1586. » Op de requeste
van de Dienaars des Godd. Woords in ' t eiland van Schouwen, verzoekende te mogen zich vinden in de predicatie
van de Mennoniters of andere Wederdoopers , en dezelve ,
bij middel van den reinen Woorde Godes te onderwijzen
en hare
dwalingen af te keeren ,
zoo veel
mogelijk is :
Z. Exc. (1) gehoord hebbende ' t rapport van deze requeste ,
(1) LEYGESTER.
AANTEEKENINGEN
392-397 .
en daarop na rijpe deliberatie gelet ,
379
heeft geconsenteerd
en consenteert bij dezen den Dienaars des Woords in 't
eiland van Schouwen zich te mogen vinden in de vergaderingen en predicatien der Mennoniters of andere Wederdoopers , en bij woorde of geschrifte van henlieden af te
eischen de redenen heurs geloofs en religie , met henlieden
in vriendelijke conferentie en samenspreking te komen en
uit den Woorde Gods hunne dwalingen te straffen en overwinnen , tot verbreiding der eere Gods en stichting van het
goed gemeente des voorz. eilands van Schouwen ; ordonnerende
den Officier en Magistraat deszelfs eilands zulks toe te laten
en gedoogen , en zoo ver het nood zij , daartoe te assisteren."
Volgens Res.
Zeel. werd op den 26sten July 1589 , door
de Staten van Zeeland op verzoek der predicanten aldaar
een besluit genomen , om zekere bepalingen te maken ,
waaraan de Wederdoopers zouden gehouden zijn , niet rakende de religie , maar politiek zijnde.
(393)
Men leest dien brief bij BRANDT , 1 , 780 .
(394) Van dezelfde gezindheid ten gunste der Mennoniten
was ook Graaf WILLEM LODEWYK. Zie J. A. C. VAN HEUSDE ,
Vit. Guil. Lud. Nass. , p. 180.
(395) Ditzelfde beginsel hebben wij in MAURITS reeds
opgemerkt , in het verdrag door hem ten jare 1591 met
Nymegen gemaakt. Zie bov. bl. 113.
(396)
BOSSCHA , I , 313.
(397) Res. Holl. 1593 , bl. 18. » Is geresolveerd , dat
voor Z. Exc. zal worden gedepecheerd acte van commissie
als Groot- en Opperhoutvester van Holland en Westvriesland ,
zulks hierna volgt :
1 >> De Ridderschap , Edelen en Steden van Holland en
» Westvriesland representerende de Staten van denzelven
>> lande , doen te weten : Alzoo wij tot dienste van den
>> lande van Holland en Westvriesland en om het stuk van
>> de houtvesterij en wildernis van denzelven lande met den
>> aankleve en preeminentien van dien onder goede autoriteit
>> en orde te redresseren en conserveren , noodig bevonden
>> hebben den staat als Groot- en Opperhoutvester of Jager>> meester van den voorschr . lande , zulks als van oude tijden
380
AANTEEKENINGEN
397 .
» gebruikelijk is geweest , te doen bedienen : zoo is ' t , dat
>> wij na rijpe deliberatie onthouden , geordonneerd en ge>> committeerd hebben , onthouden , ordonneren en commit>> teren bij dezen in den staat als Groot- en Opperhoutves>> ter of Jagermeester van denzelven lande , den Hooggeboren
>> Prinse MAURITS , geboren Prins van Oranje , Graaf van
» Nassau , Markies van der Vere en Vlissingen etc. Gou>> verneur en Capitein Generaal der voorschr . landen : ge>> vende den
Hooggem.
Heere
Prinse volkomen macht en
>> speciale autoriteit denzelven staat van Groot- en Opper>> houtvester of Jagermeester voortaan te houden , exerceren
>> en bedienen , de hoogheden , gerechtigheden en preëmi» nentien van de bosschen , wildernissen , wild er al ' t geen
>> daartoe is behoorende , te bewaren en doen bewaren , en
>> tot dien einde te verkiezen en te stellen een gequalificeerd
>> Luitenant Generaal met last om goede opzicht te hebben ,
>> dat de bosschen , duinen en het wild , daarin zijnde ,
>> wel en behoorlijk onderhouden en gade geslagen worden ,
>> zonder te gedoogen , dat bij iemand , niet daartoe geau>> toriseerd zijnde of speciaal bevel hebbende , eenig wild
>> geschoten of gevangen of eenige geboomten afgehouwen
>> worden ; voorts te bezorgen , dat de ordonnantien en pla>> caten , op het stuk van de wildernis en de jacht gemaakt
» en gepubliceerd of nog te maken en te publiceren , worden
>> achtervolgd en onderhouden , zonder die te laten infrin>> geren , maar jegens de transgresseurs van dien , naar in>> houd van dezelven , zonder faveur of dissimulatie te proce>> deren , en ten dien einde voor hem of zijnen Luitenant
>> Generaal ter gewoonlijker plaatse , daar het recht van de
>> houtvesterij gehouden wordt , te doen dagvaarden de delin>> quenten en tegens dezelven te procederen naar behooren ,
>> en voorts al te doen , dat een goed en getrouw Groot- en
>> Opperhoutvester of Jagermeester van den voorschr. lande
>> mag , behoort en toestaat te doen , volgende de instruc→
>> tien en ordonnantien daarvan zijnde , alles tot de gagien ,
>> rechten , prerogativen , preeminentien , vrijheden , profijten
>> en gebruikelijke emolumenten daartoe staande en behoo-,
>> rende ,
en op den eed bij
Z.
voorschr.
Exc. aan ons
D
AANTEEKENINGEN
>> gedaan.
397-398 .
381
Ontbieden daarom en bevelen de Presidenten en
>> Luiden van den Hoogen en Provincialen Rade , de Luiden
>> van de Rekening en alle andere Justitieren , Officieren en
>> Onderzaten van den voorschr. lande , dien deze aangaan
>> mag , dat zij Z. voorschr. Exc. van den voorschr. staat
>> van Groot- en Opperhoutvester of Jagermeester van den
>> voorschr. lande , en van de gagien , rechten , eeren , prero»
» gativen , preeminentien , vrijheden , profijten en emolumen>> ten voorschr. doen en laten genieten volkomelijk en
>> vredelijk zonder eenige contradictie of empechement ter
>> contrarie. Gegeven in den Hage onder onzen zegel hieraan
>> gehangen , den 15den January 1593."
Volgens V. SLINGEL . , Staatk. Geschr. I , 145 , is MAURITS
hiertoe aangesteld bij afstand van FRANÇOIS DE VIRY.
Hier-
van schijnt iets te blijken uit Holl. Res . 30 July 1594 ;
» De Gecomm. Raden verstaan hebbende , dat de Luitenant
Houtvester Jr. WILLEM VAN TRESLONG heden morgen was in
zoo kranken schijn , dat niet dan de dood was te verwachten , hebben noodig gevonden Z. Exc . daaraf te adverteren
en Z. Exc. te verzoeken , dat , gemerkt dezelve staat aan
Z. Exc. zal worden vervolgd , en nochtans niet geconfereerd
zal mogen worden dan onder zekere conditien in aanziening
van het gunt met FRANÇOIS DE VIRY is gehandeld , Z. Exc .
gelieve diesaangaande niet te disponeren dan met kennis van
de Heeren Staten , ten einde op alles voorzien mag worden
naar behooren."
Men moet wel opmerken , dat dit ambt geen gedeelte van
het Stadhouderschap heeft uitgemaakt. KLUIT , III, 191.
(398) Res. Raad v. St. , 26 Maart 1593. » Z. Exc.
comparerende in den Rade ten bijwezen van de Gedeputeerden van de Provincien , verklaarde van meening te zijn
de stad van Geertruidenberg te attenteren bij surprise , waartoe hij de zaak geprepareerd had . Dan alzoo alle entreprisen onzeker zijn , stelde in ' t goeddunken en resolutie van
Raad en Gedeputeerden , of ' t zelve faillerende , het
niet geraden ware de voorz . stad met geweld aan te grij-
den
pen , dewijl hij verstond , dat zij van pulver en andere noodelijkheden kwalijk voorzien waren en niet over de 600
382
AANTEEKENINGEN
398-402 .
mannen in garnizoen , en dat alsnog geene andere diensten
bij de hand kunnen genomen worden , die bij dit exploit
zouden mogen worden verachterd , dewijl de fourage te
velde en andere noodelijkheden tot provisie van den leger
niet te bekomen zijn , en dat men op dit exploit daartoe
alles door de commoditeit van de gelegenheid zal kunnen
gebrengen en ter plaatse brengen.
Al ' t welk in deliberatie
gelegd zijnde , is de propositie van Z. Exc. met de consideratien en redenen , daarbij gevoegd , eenzamentlijk goedgevonden en geresolveerd , dat ' t zelve alzoo zal voortgaan en
ter executie gesteld zijn. En opdat de Heere Zijnen zegen
daartoe gelieve te geven en deze landen bewaren tegens des
vijands geweld tot voordering van alle gemeene zaken , zullen
brieven aan alle de Provincien geschreven worden om eenen
bededag te houden den 14den Aprilis naastkomende nieuwen
stijl , of den 4den naar d' ouden stijl , ' t welk wezen zal op
Woensdag en 14 dagen toekomende."
(399) De beschrijving van dit beleg zie men bij v. REYD ,
bl. 202b, BOSSCHA , I , 315. In Res. Raad v. St. , 28 Mei
1593 , leest men : » Te schrijven aan den Ingenieur KEMP,
dat hij den Rade met ten allereerste overzendt een perfect portret van de gelegenheid en situatie des legers , op
de behoorlijke mate gemaakt."
(400) V. REYD , bl . 203b, zegt , 14000 man. Bor , 30 B. ,
f. 19b, heeft 9 of 10,000 man te voet en 2500 paarden. In eenen
brief der Staten Generaal aan den Koning van Frankrijk van
den 28sten Juny 1593 (te vinden in het Dep. boek St. Gen.)
leest men 10,000 man voetvolk en 2000 paarden.
(401) Zie v. REYD , bl. 203b. Opmerkelijk is het , dat
BOR , die anders meermalen V. REYD of met naam of zonder naam en
en soms wel met scherpheid tegenspreekt , van
dit voorval een diep stilzwijgen bewaart.
Een
dergelijk
ongunstig bericht omtrent HOHENLO geeft ook v. REYD ,
bl . 209b, maar het wordt door BOR , 30 B. " f. 35d slechts
flaauwelijk aangestipt. Vgl . ook onze aant. 336.
(402) V. REYD , bl . 202a- 205a . BOR, 30 B. , f. 16d—21b.
WAG , VIII , 375-377 . BossCHA , I , 313-318.
Res. Raad v. St. 25 Juny 1593. » Dezen dag vóór den
AANTEEKENINGEN
383
402-406 .
negen uren zijn de tijdingen aangekomen , door het schrijven van den Fiscaal van dezen Rade , van het overgaan
2
der stad
Geertruidenberg bij compositie , nadat ons volk
eerst had overvallen het ravelijn : en zullen dezen voornoen
mogen uittrekken met hare paarden , bagage en zijdgeweer.
Deo soli laus et gloria ! "
Res. Zeel. 11 September 1593. » Ter vereering en gratuiteit van Z. Exc. ten opzichte van de victorie van
Geertruidenberg, die hem God geliefd heeft te verleenen
door
De B
zijne
naarstige
voorzichtigheid
en
zorgvuldigheid ,
wordt Z. Exc. bij de Staten van Zeeland toegelegd bij
dezen de som van f 2000 , om daarmede zijn buffet en
zilver service te helpen vermeerderen en versieren : ten welken fine men zal vernemen , wat Z. Exc. aangenaam zoude
e
zea a
zijn te doen maken . Is daarna verstaan , dat Z. Exc. de
voorschr. som begeert te employeren om daarmede te helpen maken een derden schotel of gericht in
zijne argen-
terie ter tafel dienende , en is overzulks gelast hieraf te
.,2
maken ordonnantie op den Tresorier."
(403 ) V. REYD , bl. 205b. BOR , 30 B. , f. 21c . BosSCHA , I , 319 .
(404) Res. Raad v. St. 18 November 1593. >> Z. Exc.
e . be
neemt oorlof voor zekere zes of zeven dagen , om te zien
met Gods hulp uit te richten zekeren aanslag tot ' s lands
dienst ; ' t welk God gunne ! "
St.
(405) V. REYD , bl. 216a. BOR , 30 B. , f. 64d . Nog in February 1594 sukkelde MAURITS aan de derdedaagsche koorts.
Boa,
am of
Dien ten gevolge werd op verzoek van de Prinsesse We-*
duwe van Oranje en van eenige Raden van MAURITS op
den 2den February door de Staten Generaal besloten hem
preekt.
nder
eenen lijfmedicus toe te voegen , die hem overal vergezellen
zou. Res. St. Gen. 2 , 5 , 11 February.
is het,
V. RET
(406)
V. REYD , bl. 226b. BOR , 31 B. , f. 5d.
5.
Res. Raad v. St. 1 April 1594. » De Heeren VAN HELL
en MEYNERTSZ zijn gecommitteerd , om den Heeren Staten
f. 166-20
Generaal voor te dragen , dat de Raad met Z. Exc. in
ag voor
rijpe communicatie waar geweest nopende de foute bij de
Capiteins en andere Officiers , geweest zijnde in de schepen ,
384
AANTEEKENINGEN
406
407.
die Maastricht zouden innemen ; dat Z. Exc . dezelven niet
geheel wilde excuseren , ook niet te veel bezwaren , verklarende genoegzaam , dat par faute de coeur en door vreeze
't zelve terug was gebleven ; doch dat Z. Exc. goedgevonden had , dat men zulks H. Ed . zoude communiceren , om
derzelver goede geliefte daarop te verstaan."
(407) V. REYD , bl. 227b. BOR , 31 B. , f. 7a. Reeds
op den 27sten January had men hierover ter Staten Generaal
in het bijzijn van MAURITS en den Raad van State beginnen te spreken. Res. St. Gen.
Res. St. Gen. 4 April 1594. » In deliberatie gelegd ,
of men het ontzet van Coeverden zal bij der hand nemen
of niet. Z. Exc. verklaart , dat hij zulks goedvindt , blijvende de zaken in terminis , zoo die nu zijn. Dan aangezien het nog wel drie weken zal komen aan te loopen ,
aleer de nieuwe aangekomen Duitsche knechten en ruiteren ,
ook de Engelsche , gewapend en gemonsterd zullen zijn , dat
men ondertusschen zal mogen zien , wat de vijand zal aanrichten , en hoe hij hem voor Coeverden zal houden , versterken of niet , om daarna op alles te resolveren naar behooren.
Daarmede dat Graaf WILLEM hem heeft geconformeerd ,
behalven dat Z. L. daartoe gevoegd heeft , dat men de
Gedeputeerden , die Z. Exc . uit den Raad van State toegevoegd zijn of vorder nog zullen mogen worden , zoude mogen autoriseren , om met Z. Exc. en de andere Heeren en
Krijgsoversten in alles te doen en voor te nemen , ook na
het ontzet van Coeverden , gelijk naar de occasien en gelegenheden voor den meesten dienst van den lande zal bevonden worden te behooren ,
verzoekende
dat de Heeren
Staten zouden gelieven daarop te resolveren.
Die van den
Raad van State adviseren , dat zij hen bezwaard
F
vinden
voor dezen tijd op ' t geproponeerde finalijk haarl. advies te
F
verklaren , maar beter achten daarmede op te houden , totdat
D
W
het nieuwe aangenomen krijgsvolk zal wezen aangekomen , en
bij de monstering geweten , hoe sterk ' t zelve zal zijn , en
het leger daarnaar geformeerd zal mogen worden ; ook in
wat gesteltenis de vijand alsdan zal wezen , daarvan Z. Exc.
en de Gedeputeerden , neffens dezelve wezende , den Heeren
d
d
AANTEEKENINGEN
407-409.
385
Staten Generaal en den Raad van State in diligentie zullen
hebben te adverteren , om hen bij Z. Exc. te transporteren , of dezelve met de Gedeputeerden , bij hem wezende ,
en " diegenen , die voorder nog zullen mogen gevoegd worden , te autoriseren om op alles te resolveren , gelijk zij
zullen voor den meesten dienst van den lande bevinden te
behooren :
doch
verstaande , dat men
ondertusschen alle
preparatien zal maken , als of het voorz. ontzet zoude voorgenomen worden.
De Heeren Staten resolveren voor de
conservatie van de eere en reputatie van 't land , dat men
het ontzet van Coeverden behoort bij der hand te nemen en
tot dien einde van alsnu alle preparatien daartoe te maken
en de behoeften beginnen te bezorgen , om ' t zelve t' zijner
tijd naar de occasien , gelegenheden en occurrentien zoo zekerlijk te effectueren , als eenigzins doenlijk , ter discretie
van ཏ ི ཝཱ Z. Exc. en Gedeputeerden neffens dezelve gecommitteerd of nog te committeren ; wel verstaande , dat de Heeren Staten hiermede niet begeeren te abdiceren derzelver
autoriteit , om hierin te veranderen en anderszins te disponeren , zoo ver de gelegenheid zulks zoude vereischen voor .
den dienst van ' t land ."
Deze laatste
beperking doelt denkelijk op het slot van
Graaf WILLEMS advies.
Men ziet er uit , hoe de Staten
Generaal al het gezag van MAURITS en den Raad van State
van hun eigen goed believen deden afhangen.
(408) Dus BOR. VAN REYD heeft tusschen de 6 en 7000 man.
(409) Res. Raad v. St. 26 April 1594. >> De Graaf
van Hohenlo instaande verklaart , dat hij sedert het vertrek
van Z. Exc. nu eenigen tijd hier geweest zijnde , is onlangs
verzocht door den Advocaat van Holland van wege de Staten van Holland , te gaan op de frontieren en dezelve te
visiteren : 't welk hij zegt volbracht te hebben ; begeerende
nu voorts te verstaan , wat Z. L. zal voortaan doen , terwijl Z. Exc . absent in den leger is. Z. L. wordt bedankt
der goede correspondentie , en voorts hem gezegd , dat men
daarop zoude communiceren met de Heeren Gen. Staten ,
daartoe de Heeren PAULI en FOOCK zijn gedeputeerd met
last , zoo verre de Staten vragen het advies van den Raad ,
I
25
386
AANTEEKENINGEN
te antwoorden ,
dat , alzoo de
409.
Raad niet is geïnformeerd
geweest noch van zijn verblijven alhier , noch van de reize ,
die Z. L. gedaan heeft , noch geenszins van zijne gelegenheid , dat de Raad daarop niet zoude weten te resolveren."
Het schijnt wel , dat HOHENLO buiten de gantsche raadpleging nopens den veldtocht is gelaten , misschien wel
daarom naar elders gezonden , en dat hij ook thands met
eene eenigzins vernederende onverschilligheid werd behandeld , even als kwam hij in geene aanmerking. Immers
in Res. St. Gen. 27 April leest men : >> Geadviseerd op
't verzoek als gisteren
bij den Heere Grave van Hohenlo
in den Raad gedaan , is geresolveerd , dat de Raad Z. L.
voor antwoord zullen verklaren van heurent wege na voorgaande communicatie met de Heeren Staten Generaal de
ware gelegenheid van de zake , als te weten , dat Z. Exc.
van hier vertrokken is om te bejegenen en met de beste
verzekerdheid het nieuwe Duitsche aangenomen krijgsvolk in
't land te brengen ; dat er ook bij de voorz . Heeren Staten
eene lijst gemaakt is van de ruiteren en knechten , die men
in ' t leger te velde zoude brengen , met zulker meening en
resolutie , zoo Z. Exc. in de quartieren van Gelderland en
Overijssel wezende , iets zoude voornemen of hem te velde
begeven , dat men altijd een gros in deze quartieren bij den
anderen zoude houden en iemand daarover ordonneren om
op alles te letten , wes de bescherming van dezelve quartieren
zoude aangaan , zoo verre de vijand iets zoude bestaan voor
te nemen dat de meening van de voorz. Heeren Staten en
Raad van State nog is , dat deze resolutie zal nagekomen
worden , ten ware dat de Raad , alsnu vertrekkende naar
Zwol , bij Z. Exc. komende zoude verstaan , mits andere
occurentien , (dewijl de zaken van der oorloge vele verandering subject zijn en uit der ooge beleid moeten worden),
dat
in dezelve resolutie verandering zoude moeten geschie
den ; in welken gevalle dat die van den Rade den voorz.
Heere Grave daarvan zullen adverteren , verzoekende Z. L.
ondertusschen in deze quartieren te zullen blijven.”
1 Met dit antwoord liet HOHENLO zich vergenoegen , maar
wilde nu weten , of hij zich op
de grenzen moest begeven ,
AANTEEKENINGEN
409.
387
dan wel in den Haag het besluit van MAURITS en den Raad
van State afwachten.
De Staten vonden goed , dat hij naar
Gorcum of Bommel zoude vertrekken , maar liet het in zijne
keus om dit terstond te doen , dan wel eerst het vermelde
besluit af te wachten. Res. St. Gen. 28 April 1594 .
Van MAURITS en den Raad kwam echter dezen aangaande
geen bericht. Dit deed HOHENLO een nieuw aanzoek doen.
Res. St. Gen. 7 Mei. >> De Heer van OLDENBARNEVELD
rapporteert , dat de Heere Graaf van Hohenlo hem had verklaard , dat Z. L. bij last van de Heeren Staten Generaal en
Raad van State alhier was gebleven , tot dat nadere resolutie van Z. Exc . en den voorz . Raad zoude zijn gekomen ,
waarnaar hij hem te reguleren zoude hebben : dan zoo Z. L.
van geene resolutie sedert had vernomen en dat ten aanzien
van de jegenwoordige inundatie van Bommelerwaard en
andere consideratien in ' t zelve quartier geen inval des vijands was te bezorgen , dat hem voor den dienst van den
lande daarom beter zoude dunken , dat hij
hem voor een
tijd onthield in 't land van ter Tholen , zoo Z. L. aldaar
den vijand zoo veel nader wezende , deszelfs voornemen
zoude mogen verstaan ; derhalve dat Z. L. verzocht hierop
de meening van de Heeren Staten te verstaan om hem daarnaar te reguleren. Is geresolveerd , dat men den voorz.
Heere Grave voor antwoord zal doen aanzeggen , dat Z. L.
hier gelaten is als hoofd om te commanderen naar de gelegenheid en occurrentien des vijands over het volk in deze
quartieren geordonneerd en gedestineerd bij den anderen te
trekken uit
Braband , Gelderland , Vlaanderen , Holland en
Zeeland, zoo het verstand van de Heeren Staten is , dat de
eerste persoon na Z. Exc. zoo lang in deze quartieren zal
behooren te blijven , als het leger in de quartieren van
Vriesland , verre van hier gelegen , zal moeten gebruikt
worden , om op alle voorvallende zaken naar behooren te
letten ; dat derhalve de Heeren Staten begeeren en verzoeken , dat Z. L. niet dan ten beste gelieve te duiden , dat hij
hiertoe geëmployeerd wordt , zoo het de Heeren Staten daarvoor houden , dat er niemand met meerder eere , autoriteit en
respect zoude mogen resideren en commanderen , als Z. L. en
25*
388
AANTEEKENINGEN
409-411 .
overzulks hem de voorgaande resolutie te laten gevallen ; den
voorz. Heere Grave niettemin vrijstellende hem te begeven en
te mogen houden in zulke quartier en plaats , als het Z. L.
voor den meesten dienst van den lande zal goeddunken."
(410) Reeds op den 5den April was hij daartoe met Graaf WIL-
LEM uit den Haag vertrokken . Res. Raad v . St. 4 April 1594 .
(411) De Raad van State was op den 28sten April mede
naar Zwol vertrokken en aldaar op den 30sten April des
avonds aangekomen . In Res. Raad v. St. 2 Mei leest men :
» Z. Exc. met den Heer Graaf WILLEM van Nassau , Gouverneur van Vriesland , in den Raad gekomen , is in deliberatie gelegd , wat nu met den leger , hier bij de hand zijnde ,
zal gedaan worden : en eindelijk met conforme stemmen ge1
resolveerd , dat , nademaal volgens der Gen. Staten resolutie al het krijgsvolk met alle preparatien alhier tot Zwol
zijn
gekomen
om ,
zoo
de gelegenheid der
zaken
zulks
gevoeglijk toeliete , Coeverden daarmede zien te ontzetten , en
dat men niet verneemt , dat sedert de zaak of apparentie is
verminderd of verergerd ,
uitgezonderd
door
de
omtrent
2000 soldaten , die nu lestelijk over den Rhijn gekomen zijn
tot versterking van ' s vijands leger voor Coeverden , daarop
men toch te voren ten tijde der resolutie van de Gen.
Staten verdacht was , dat het ontzet van Coeverden in Gods
name zal bij de hand genomen worden , en dat alzoo op morgen
alle onze macht voor ' t eerste zich zal begeven tot aan den
Berkelbrug voor Zwol , en zoo voorts van dage te dage makende zoo kleine dagreizen , dat altijd op den middag het geheele leger zich zal te neder stellen , en alzoo niet te zeer
vermoeid zijnde , tegen alle geweld of listigheid van den vijand
zich te mogen verzekeren : hebbende voorts Z. Exc. en de
Heer Graaf WILLEM op ' t vermaan van den Rade verklaard en
wel verzekerd , dat zij de forcen en de reputatie van den lande
niet zullen onvoorzienlijk noch buiten propooste eenigzins avonturen , maar voorzichtelijk en op ' t zekerste gaande en alles
met Gods hulp beleidende , voorts doen al ' t geen naar de
voorvallende gelegenheid en occasie zal dienlijk zijn . Hiervan
de Gen. Staten te adverteren en voorts van alle gelegenheid
der zaken en preparatien , zoo men die bevonden heeft."
AANTEEKENINGEN
389
412-413 .
(412 ) V. REYD , bl. 231a. BOR , 31 B. , f. 17b.
Res. Raad v. St. 7 Mei 1594. » Korts na den noen komt
tijding met schrijvens van Z. Exc. adverterende , dat de vijand
met alle zijne macht van voor Coeverden is vertrokken den
weg naar den Rhijn , en dat drie compagnien zijn gegaan naar
den weg naar Groningen. Hiervan de Gen. Staten geadverteerd , en dat van ' t gene men meerder verstaan zal , hun zal
adverteren , om daarna voorts te zien , wat dient gedaan te
worden. Z. Exc. gecongratuleerd van dit goed succes."
Brief van MAURITS aan de Staten Generaal.
» Edele Enz.
» men gekomen
Gisteren omtrent den noen alhier tot Omwezende
en naar ' s vijands
>> onderzoek gedaan hebbende , is ons
>> verklaard geworden , dat hij met alle
» Hardenberg getrokken was , om ons
>> en den pas naar Coeverden te beletten .
>> zekerlijk mochten bericht worden ,
bij
gelegenheid
diverse personen
zijne macht naar den
aldaar te verwachten
En opdat wij daaraf
hadden wij gisteren
» avond eenige soldaten naar den Hardenberg gezonden , de>> welke dezen morgen wederom gekomen wezende , verklaar-
>> den omtrent den middag op diverse plaatsen omtrent Coe» verden groote vuren
gezien te hebben ,
en dat eenige
>> huisluiden , dewelke zij in ' t aankomen van den dage in
>> ' t moeras te gemoet gekomen waren , haarluiden verklaard
>> hadden , dat de vijand ' t Huis van Gramsbergen en de
>> schansen van Veenbrugge verlaten had. Nu omtrent den
» noen komen onze soldaten van Coeverden met brieven van
» Capitein JANSSEN , dewelke wij U. Ed . hiermede ´overzen» den , om daaruit ' s vijands geheel vertrek te vernemen.
>> Wij hopen , dewijl het God geliefd heeft deze onze be>> ginselen zulks te zegenen , dat Hij voorts zijne genade
>> daartoe zal verleenen . Waaraf wij niet hebben willen na>> laten U. Ed. te adverteren . En hiermede - zijt Gode be>> volen. In ' t leger tot Ommen den 7den Mei 1594. M. D. N. ”
(413) Brief van MAURITS aan den Raad van State.
>> Edele Enz. Wij hebben uit U. L. schrijvens gezien ,
>> dat U. L. voorgenomen hebben aan de Heeren Gen.
>> Staten te schrijven en advies te verzoeken op ' t gene
>> men voortaan met het volk van oorlog , alhier verzameld
390
>> wezende ,
AANTEEKENINGEN
zal
mogen beginnen ,
413 .
begeerende nochtans te
>> voren onze intentie dienaangaande te weten . Waarop wij
>>> niet hebben willen nalaten U. L. te adverteren , dat onzes
>> erachtens niet onraadzaam zoude wezen straks naar Gro» ningen te marcheren , aangezien de ingezetenen derzelver
>> stede door dit succes van Coeverden geheel kleinmoedig
>> wezende , lichtelijk tot een goed accoord zullen mogen be» weegd worden , waartoe , zoo wij door onzen Neef Graaf
>> WILLEM LODEWYK van Nassau onderricht worden , zeer
>> groote apparentie zal wezen.
En ingeval U. L. 't zelve
>> raadzaam vinden , zouden wij tot vordering der zaken
>> noodig vinden , dat U. L. t' samentlijk tegens Dingsdag mor» gen alhier wilden compareren om met ons en den welge>> dachten onzen Neve te adviseren en te resolveren op de
» middelen en preparatien , die daartoe zullen noodig wezen :
>> want te beduchten is , dat de resolutie van de Heeren
» Staten veel tijds zal consumeren , waardoor goede occasien
>> apparentelijk zullen verzuimd worden , en dit leger tot
» groot nadeel van den lande alhier liggen blijven . Enz.
» Tot Ommen den 8sten Mei 1594. M. D. N."
Res. Raad v . St. 9 Mei 1594 .
Alzoo Z. Exc. schrijft ,
dat hij goed zoude vinden , dat de leger zoude trekken voor
Groningen, en overzulks wel zoude goedvinden , dat de Raad
bij dezelve kwame in den leger , is daarop gedelibereerd en
geresolveerd , dat , alzoo de resolutie , in den Haag genomen ,
alleenlijk is geweest op het secours van Coeverden , dat
daarom de Raad zonder voorder autorisatie of resolutie van
de Staten Generaal denzelven tocht op hun niet zoude kunnen nemen ; doch dat men de Heeren VAN DE HELLE en TEELINCK naar den Haag geschikt heeft , om met de Heeren
Gen. Staten te communiceren op alle zaken gelegenheid en
van dezelven resolutie te verwachten ; dat zij middelertijd
wel zullen wederom zijn , terwijl de leger nog zal moeten
staan over het revictuaillement van Coeverden , en zoo er
tijd overschoot , dat Z. Exc. wil letten , of men niet op
eenige van de zwakste plaatsen zoude iets goeds mogen uitrichten zonder zich te engageren , waardoor de andere sterkere plaatsen vreeze zoude aangejaagd worden. En zijn de
AANTEEKENINGEN
413.
391
voorz. Heeren HELLE en TEELINCK vertrokken naar de Gen.
Staten met brief inhoudende ' t gene voorz." (1).
12 Mei. » Alzoo de Gen. Staten schrijven , dat , Coeverden
wel voorzien , de vlekke wel gefortificeerd en de quartieren
beneden wel verzekerd zijnde , de leger zoude mogen geëm-
ployeerd worden voorts naar of tegen Groningen , en dat de
Raad daarop voorder van de Gen. Staten geene voordere
resolutie zoude hebben te verwachten ; is goedgevonden denzelven brief bij copie Z. Exc. te communiceren , daarbij
voegende , dat men nochtans daarop niet zoude delibereren ,
tot dat de Gedeputeerden van den Rade uit den Haag wedergekeerd zijn : ' t welk ' t avond of immers morgen zal zijn ."
13 Mei. » De Heer HELLE wedergekeerd van den Haag ,
brengt brieven van de Gen. Staten , inhoudende , dat men
de jegenwoordige occasie om tegen Groningen met den leger
te gaan , zoude waarnemen , doch wel verzekerd en bezet
laten de steden van Overijssel en Gelderland tegen ' t geen
de vijand , om ons van de voorgenomen entreprise te diverteren , zal apparentelijk willen aanvangen : en geresolveerd
dat dezelve brief bij copie zal gecommuniceerd worden aan
Z. Exc. in den leger tot Ommen , om daarop te letten en
voorts den Raad te adverteren , of de Raad daar bij dezelve ,
of wel Z. Exc. alhier zal komen."
14 Mei. >> De Raad is vertrokken naar den . leger van
Zwol naar Ommen bij Z. Exc.
>> In ' t leger gekomen zijnde , is aldaar in nader deliberatie gelegd het schrijvens van de Heeren Gen. Staten van
den 9den en 11den dezer belangende, het voorder gebruik van
den leger ,
't
welk dezelve Gen. Staten bij heur voorz .
schrijvens verstaan , dat zoude mogen nu met goede occasie
geschieden op en tegen Groningen. Waarop gecommuniceerd zijnde in ' t lange , zijn voorgeslagen drie aanslagen ,
of den vijand , nu op het ontzet van Coeverden aan ons geweld plaatse gemaakt hebbende , te vervolgen , om alzoo
(1 ) Op den 10den Mei heeft ook MAURITS zijn advies om Groningen
aan te tasten , aan de Staten Generaal overgeschreven , met verzoek
om dadelijk antwoord. Res. St. Gen. 13 Mei 1594.
392
AANTEEKENINGEN
413 .
denzelven met haast en met schande uit den lande te doen
vertrekken , of de steden van Oldenzeel en andere kleine
vestingen in de Twente aan te grijpen , of wel voor Groningen met den leger te trekken.
Waarop diverselijk gedis-
coureerd zijnde , eerst dat het vervolgen van den vijand
kostelijk zoude vallen , als daartoe vele wagens en provisien zouden van noode zijn , en ook onzeker of de vijand
zoude willen vertrekken en niet zoude geraadzaam vinden
zijn beste geweld in zijne vestingen daaromtrent te brengen :
en belangende Oldenzeel en andere vestingen daaromtrent
aan te tasten , dat dezelve , zoo voorz . is , of bij den vijand
bezet zijnde of ook gesecoureerd of gefavoriseerd wordende
met zulken vliegenden leger , als de vijand daaromtrent
zoude houden , men zoo veel zwarigheids zoude mogen hebben - één derzelve te ontweldigen , als eene degelijke stad ,
ja Groningen zelve : bovendien dat in allen gevalle dezelve
vestingen zonder Groningen ingenomen hebbende , de vijand
met
grooter macht
over
den Rhijn ter gelegenheid ko-
mende , dezelve vestingen weder zoude mogen met geweld
veroveren , en alzoo alle arbeid en krijgsmoeiten te vergeefs
zouden gedaan
zijn ; en dat men considereert , dat
Groningen veroverd zijnde , de vijand de rest der vestingen
voorz. of zal verlaten of geen middel voorwenden om dezelve te ontzetten : zoo is eindelijk geresolveerd voor al het
beste , dat de leger nu voorts zal in 't werk gebracht worden tot verovering van Groningen , des God almachtig wil
geluk geven en dat Z. Exc . en andere Heeren krijgsoversten met denzelven leger Donderdag toekomende zullen van
Ommen optrekken , om met Gods hulp den 23sten Mei , wezende Maandag , voor Groningen te komen :
en opdat de
vijand bij diversie denzelven heerlijken aanslag niet kome
te disturberen , is ook geresolveerd , dat Z. Exc. eene troep
of klein gros van omtrent 1200 soldaten zal schikken uit
den leger in 't Graafschap van Zutphen , om omtrent Doesburg of elders bekwamelijk met eenen Commandeur gereed
gehouden te worden tegen alle aanslagen , die de vijand op
eenige steden of plaatsen daaromtrent zoude meenen voor
te nemen , om uit ' t zelve getal binnen zulke stede terstond
AANTEEKENINGEN
413-415.
393
zoo veel soldaten geschikt te worden , als tot verzekerdheid
derzelve zal noodig zijn."
(414) Brief van MAURITS aan de Staten Generaal .
>> Edele Enz.
Wij hebben niet mogen nalaten U. Ed. bij
» dezen te adverteren , dat wij gisteren met het leger alhier
>> tot Haren aangekomen zijn , en op heden de quartieren
>> hebben doen slaan tusschen Helpen en de stad van Gro» ningen.
Zullen ook niet nalaten U. Ed . voortaan te ver-
>> wittigen van het succes , dat de Heere gelieven zal ons
>> wijders te verleenen .
In ' t leger voor Groningen den
» 23sten Mei 1594. M. D. N.
(415)
Res. Raad v. St. 15 July 1594.
» Alzoo dezen
dag de mijnen onder het ravelijn werden gevuld en gesloten , om die in den avond of den voornacht te doen
aansteken , hebben de Heeren hen mede op den avond omtrent de trancheën laten vinden , en zijn die mijnen tusschen de tien en elf uren aangesteken , die zeer wel hare
operatie hebben gedaan ,
zoodat zij
eene groote partij van
het krijgsvolk van den vijand heeft versmacht : daarop voorts
geweldelijk met grof en klein geschut is geschoten : en is
door de Schotten , (daartoe verordineerd als aldaar de wacht
hebbende) , een aanval op het ravelijn gedaan , die hen daarin
zoo hebben gekweten , dat zij meester van het ravelijn zijn
geworden. Den Heere zij lof , prijs en dankzegging ! "
Brief van MAURITS aan de Staten Generaal.
>> Edele Enz. Nadat wij zoo ver met onze approchen
>> binnen de gracht van Groningen waren gekomen , dat de
>> twee mijnen ,
die wij
hadden onder het ravelijn doen
>> graven , allesdings gereed waren , is de eene bij den vij>> and bij zijne contremine ontdekt geworden ; waardoor wij
>> veroorzaakt geweest zijn , de andere gisteren avond na
>> bezetter wacht te doen springen : tot welken einde wij
>>> omtrent 300 mannen van 't Schotsche regiment geor>> donneerd hebben , om ' t zelve ravelijn terstond , nadat
» de mijn gesprongen zoude wezen , te overvallen : dewelke
» haar zoo wel hebben gekweten , dat zij hetzelve met zeer
>> klein verlies ingenomen en den vijand t'eenemaal daar>> uit
gejaagd hebben.
Van
den vijand zijn over de 40
394
AANTEEKENINGEN
415-416 .
>> dood gevonden , zonder degenen , die nog onder de mijn
>> begraven liggen
en in de gracht verdronken zijn .
En
>> aangezien de dienst der landen is vereischende , dat de
vijand dienvolgende zonder aflaten aangetast en zoo veel
>> doenlijk
gekrenkt
en
getravailleerd
worde ,
vinden
wij
>> hoog noodig , dat het kruid en de kogels , waaraf wij
>> U. Ed . in onze voorgaande brieven geschreven hebben ,
»
>> eerstdaags gevorderd en overgezonden worden : en hebben
>> daarom bij dezen U. Ed . anderwerf wel vriendelijk willen
>> verzoeken alzulke orde te
willen stellen ,
dat
>> spoedigste daarmede voorzien mogen worden ,
wij ten
opdat bij
>>> gebrek van dien den vijand geen tijd gelaten worde om
>> te respireren. En hiermede
zijt Gode bevolen . In 't
» leger voor Groningen den 16den July 1594.
M. D. N."
(416) V. REYD , bl . 232b-240 . BOR , 31 B. , f. 24c-27a,
41d- 45b. WAG. , VIII , 386. BossCHA , I , 319-323.
Brief van MAURITS aan de Staten Generaal .
>> Edele Enz.
Al is ' t dat de Raden van State alhier
» wezende , U. Ed . genoegzaam zullen veradverteerd heb>> ben , bij wat maniere wij de stad van Groningen na
» vele gedane moeite en arbeid door Gods hulp veroverd
» hebben , en U. Ed. daarbeneffens ook overgezonden heb>> ben de artikelen en conditien , waarmede zij haar in
>> U. Ed. verbindtenis wederom begeven hebben , zoo heb>> ben wij nochtans niet willen nalaten U. Ed. daarenboven
>> te laten weten , dat de Overste Luitenant LAUCKEMA dezen
» morgen met omtrent 460 soldaten , zoo gezond als kran>> ken en gekwetsten , daaruit naar den Rhijn is getrokken ,
>> met belofte om op deze zijde des Rhijns in drie maan» den niet te dienen.
Wij hadden de vendelen voorbehou-
» den ; maar de Gecommitteerden van den Magistraat der
>> voorz. stede hebben ons met zoo groote instantie daar>> voor gebeden , dat wij ze hun niet hebben willen afslaan.
>> In haarl. plaats zijn daarbinnen getrokken zes vendels
>> van dit leger , te weten vier Hollandsche ―― met nog
>> twee van het regiment van Vriesland .
En alzoo dit leger
>> voortaan tot groote kosten en ondienst van den lande
>> is liggende , en daarom wel dient geresolveerd te wor-
AANTEEKENINGEN
395
416-418 .
» den , wat men voortaan, daarmede beginnen zal , zoo ver» zoeken wij U. Ed . vriendelijk eenigen van U. Ed . ver>> gadering herwaarts te willen zenden , of ten minste ons
>> schriftelijk van U. Ed . goede intentie te adverteren , opdat
>> wij ons des te beter daarnaar mogen reguleren. En hier>> mede
zijt Gode bevolen . In ' t leger voor Groningen
>> den 24sten July 1594.
(417)
M. d. n.”
Vgl . bladz. 113 , 135 .
(418) Res. Raad v. St. 31 July 1594. (Binnen Groningen.) » Leveren de Heeren ALEMAN , FOECK en DE BIE
over eenen brief van de Heeren Staten Generaal (1) daarbij
H. M. E. overschrijven hare resolutie , wat , na het veroveren van de stad Groningen , met het krijgsvolk en leger
zal worden gedaan ; en namelijk dat H. M. E. overwogen
hebbende , dat de vijand hem in deze quartieren te velde
houdende , middel hadde alle de resterende plaatsen zoo
sterk met volk te bezetten ,
dat die niet dan met groote
kosten en geweld zouden zijn te veroveren ; daar beneffens
dat de soldaten zeer geharasseerd , verarmd en verminderd
zijn ; het langdurig
continueert ;
regenachtig
weder , ' t welk als
nog
dat ook niet zou kunnen voorgenomen worden
als te harden ,
en mitsdien met meerder kosten ; daaren-
jegens dat de consenten van de Provincien voor het meerendeel zijn geconsumeerd ; behalven de perikelen , die daar
meerder zouden vallen en anderzins ; H. M. E. raadzamer
voor den dienst van den lande hebben geacht , dat het leger
worde gescheiden en het volk in de garnizoenen gelegd om
te ververschen , alzoo de vijand daardoor gediverteerd en
daarna des te bekwamer ietwes voorder naar de occasie en
gelegenheid , het
saisoen en weder zulks toelatende ,
zal
mogen voorgenomen worden , als wel jegenwoordelijk : dat
H. M. E. daarom verzoeken , dat de Raad hen daarnaar
willen reguleren , en , om ' t land van alle onnoodige kosten
te ontlasten , terstond te
leger ,
wagens
casseren alle de Officiers van 't
en trekpaarden ,
mitsgaders
het
geschut ,
(1) Deze brief, of althands het besluit der Staten Generaal , was
reeds van den 25sten July. Res. St. Gen.
396
AANTEEKENINGEN
418 .
ammunitien en toebehoorten in de arsenalen en magazijnen
te zenden ; dat de Raad met de nieuwe aangenomen ruiteren
en knechten afrekenen en dezelven betalen , en daarna de
ruiteren afdanken en de Duitsche voetknechten reduceren
tot
tien vendelen , elk van 150 koppen , om die in den
dienst te behouden , mits dat zij hen met leeningen onderhouden en zullen laten betalen , gelijk de andere compagnien
in den dienst van den lande wezende ; dat mede de nieuwe
Engelsche compagnien zouden worden gereduceerd tot 7 of
་
8 compagnien van 150 hoofden , nadat de oude compagnien
naar haar garnizoen vertrokken zullen zijn , als breeder in
denzelven brief. En is goedgevonden , dat Z. Exc . en Gen.
zullen worden verzocht ten vier uren in den Raad te komen ,
om hierop te resolveren."
>> Des nanoens. Den brief van de Heeren Staten Generaal
weder gelezen en geresumeerd zijnde , is daarop lang en in
't breede gediscoureerd : en of wel bij Z. Exc . en Gen. en
de Heeren Raden werd verstaan , dat het te vroeg in ' t jaar
is alreede uit het veld te scheiden , ook regard genomen ,
dat de vijand nog te velde is , die ook genoegzaam allen
den winter in ' t veld heeft gelegen ; dat men ook zonderling
de victorie , die God almachtig zoo genadiglijk beliefd heeft
te verleenen , behoort te vervolgen en de goede occasie behoort waar te nemen , inzonderheid nu dat de vreeze onder
den vijand was , inzonderheid dat men boven de opinie van
de Heeren Staten Lingen zoude mogen attaqueren , alwaar
men te water zoude kunnen aankomen , ja ten ongelijk weiniger onkosten , dewijl men het geschut , de ammunitien en
andere materialen zoo na had , en daarom vooreerst wel
goed werd gevonden , dat men nog eenigen naar de Heeren
Staten Generaal in aller haast zoude mogen schikken , om
H. M. E. dat alles te remonstreren , om te zien of H. M. E.
van opinie zouden mogen veranderen ; en dat men desniettemin alles vast zoude mogen gereed maken en te schepe
waarover een dag zes of acht wilden verloopen :
nochtans in 't laatste overslagen zijnde , wat middelen van
penningen voorhanden mochten zijn van de gedragen consenten , en namelijk van de 200000 L laatst extraordinaris
doen ,
AANTEEKENINGEN
418-420.
397
verzocht , en bevindende , dat die genoegzaam allen zijn geconsumeerd , is eindelijk goedgevonden en geresolveerd , dat
men conform ' t schrijven van de Heeren Staten Generaal
het leger zal scheiden en zoo na doenlijk alles effectueren ,
dat H. M. E. zijn schrijvende."
(419) V. REYD , bl . 241a. BOR, 31 B. , f. 45c . Bosscha , I , 323.
Deze laatste Schrijver zegt ook , dat een algemeene dankdag
eene gemeenschappelijke hulde van nationale dankbaarheid
toebracht aan het Opperwezen.
Dan het blijkt uit de Res.
Gen. dat er eerst op den 22sten September een biddag
tegen den 26sten October is uitgeschreven.
(420) Zie dezen brief in Res. Holl . 28 July 1594. Het
eerste gedeelte van denzelven is eensluidende met het eerste
deel van MAURITS brief aan de Staten Generaal , door ons
St.
gegeven in aant . 416 .
Op den 18den Augustus schreven hem de Staten van Zeeland
den volgenden brief , te lezen in Res. Zeel. , 1594 , bl. 269.
>> Doorluchtigste Enz.
Wij kunnen God almachtig nim-
» mermeer ten volle bedanken van zijne goddelijke hand en
>> zegen , daarmede Hem gelieft van jare te jare U. Exc.
>> te begelukkigen en begenadigen in al zijn voornemen
>> tegens den vijand , en daarbeneffens ook U. Exc. niet
>> genoeg loven en prijzen van dat haar geen arbeid verdriet
>> om tot 's lands dienst haar te employeren tot rust en
>> welvaren van de ingezetenen van dien , daardoor de god>> delijke dienst zonderling zal toenemen tot zijne eere en
>> der onderzaten zielen zaligheid in de ware Christelijke
>> Gereformeerde religie. Hebben derhalve onze Gedeputeer>> den , brengers dezes , gelast U. Exc. t' harer aankomste
>> alhier te groeten , bewelkommen en danken over de heerlijke
>> exploiten van ' t ontzet van Coeverden en ' t innemen van
» Groningen. En want wij uit het schrijvens van U. Exc.
>> van den 12den dezer - komen te verstaan de occasie , die
>> haar alsnu presenteert , om herwaarts over wat goeds te
>> kunnen doen , ' t welk U. Exc . zoude schijnen te smaken ;
>> zoo hebben wij goedgevonden de voorschr . onze Gedepu>> teerden mede te lasten , om met U. Exc. dienaangaande
>> voorder te communiceren en haar van dezer zijde te ver-
398
AANTEEKENINGEN
>> zekeren ,
420
421 .
dat het aan die van Zeeland niet zal ontbreken
>> alles te doen , dat eenigzins mogelijk zal zijn tot vordering
>> van de zaken , mits dat de andere Provincien niet faille>> ren van gelijke in dezen te doen , als bondgenooten toe>> staat ,
te meer de occasie
van de
presentie van
den
>> Koning van Frankrijk in Picardie zonderling dient waar>> genomen te worden : in al ' t welk zal U. Exc. gelieven .
>> den voorschr. onzen Gedeputeerden te geven volkomen
>> credentie en geloof als ons zelven. De STATEN."
Res. St. Gen. , 2 September 1594. >
» Is geadviseerd op de
extraordinaris groote onkosten , die Z. Exc. gehad en dit tegenwoordige jaar ten dienste van de Generaliteit gedragen heeft
in 't beleiden en dirigeren van de entreprisen op de steden
van 's Hertogenbosch en Maastricht , ' t bejegenen van de
Duitsche ruiteren en knechten , het ontzet van Coeverden en
beleg
van Groningen :
en geresolveerd Z. voorschr. Exc.
daarvoor toe te leggen de som van f 28000 op denzelven
voet als in 't voorgaande jaar gelijke som is betaald geweest ; en dat men hierenboven tot last van de Generaliteit
dezelve Z. Exc. zal vereeren en accommoderen met eene
nieuwe tent met de toebehooren , niet minder in de noodelijke
commoditeiten , als diegene , die Z. Exc. lest versleten heeft."
(421 )
Brief van MAURITS aan de Staten Generaal.
» Edele Enz.
Alzoo bij U. Ed. geresolveerd is den Com-
>> mies van Frankrijk jegens de maand van Augustus naast>> komende met zeker getal ruiteren en knechten op Z. Maj.
>> begeerte ter assistentie te zenden voor den tijd van vier
>> maanden ; zoo hebben wij , om dezelve resolutie , zoo veel
>> aan ons is , te vorderen , beraming gedaan , wat compag> nien en van wat quartier men Z. Maj . zoude mogen zen»
>> den , en hebben , consideratie en inzicht nemende op der
>> landen jegenwoordigen staat en gelegenheid ' t raadzaamste
>> gevonden zes compagnien van de repartitie van Holland,
>> drie van die van Zeeland en drie van die van Utrecht
>> met nog tien compagnien van de nieuwe Duitschen daartoe
» te ordonneren. - En opdat de voorz. compagnien bij tijds
>> gereed , behoorlijk gewapend en in orde gehouden worden ,
>> zoo verzoeken wij U. Ed . hiermede vriendelijk ' t zelve
AANTEEKENINGEN
421-422.
399
» de voorschr . respective Provincien aan te schrijven en de
>> goede hand daaraan te houden , dat zij dezelve , en elk de
» zijnen , jegens dat Z. Maj . dezelve zal begeeren , zonder zwa>> righeid volgen laten . En want U. Ed . kennelijk is , dat der
>> landen reputatie daaraan is gelegen , dat Z. Maj . hierin de
>> gedane beloften gehouden worden , willen wij ons gantsche>> lijk daarmede tot U. Ed . goede discretie gedragen. - · In
>> ' t leger voor Groningen den 16den Juny 1594.
(422)
Res. Raad v. St. 7 September 1594.
M. D. N."
(Te ' s Gra-
venhage). » Is met Z. Exc. gecommuniceerd ' t gene hier
is aangegeven , dat men eenige coursen zoude mogen doen
in Vlaanderen , terwijl men de soldaten nog daartoe kan
gebruiken , om alzoo de contributien te doen beter valideren.
Daarop Z. Exc . verklaart , dat hij ' t zelve wel zoude goedvinden , maar dat men alvorens behoort te weten , of men
voortaan , durende het saisoen , niet nog iets vruchtbaars
zoude mogen aanvangen en uitrichten. En is geresolveerd ,
dat men met de Staten Generaal daarop zal communiceren
op ' t bestendigste en secreetste , en zal • men daarom last
geven de Gen. Staten te doen vergaderen , daartoe de Griffier AERSSENS is ontboden en hem 't zelve belast."
13 September.
» De Heeren VAN DER HELLE en PAULI
rapporteren Z. Exc. gesproken te hebben nopende wat men
nog zoude mogen bij der hand nemen , en dat Z. Exc .
zulks noodig achtte hoe eer hoe beter : edoch zoude Z. Exc.
jegens morgen bedenken , of beter ware eerst met eenige
Gecommitteerden in communicatie te treden , of met de
Heeren Staten Generaal volkomentlijk."
14 September. » De Heeren HELLE en PAULI geven aan ,
dat Z. Exc . begeert , dat men met de Staten Generaal
zoude communiceren , wat voorders nog dezen nazomer
zoude mogen aan de hand genomen worden tegen den vijand.
Daarop dezelve Heeren HELLE en PAULI zijn gedeputeerd : die
wedergekeerd verklaren , de Staten Generaal
heur ter antwoord gegeven te hebben , dat men zoude zien
op den staat van de consenten , hoeveel en wat van iedere
Provincie nog zoude staan te ontvangen ; en dat toch al
evenwel bij den Raad of deszelfs Gedeputeerden zoude met
400
AANTEEKENINGEN
422 .
Exc. in communicatie getreden worden op wat men
zoude mogen aanvangen . En worden gedeputeerd de voorz.
Z.
HELLE , PAULI en DE BIE ."
Namiddag.
>> De Heeren HELLE , PAULI en DE BIE doen
rapport van ' t gene zij met Z. Exc. , daarbij mede was de
Advocaat van Holland , belangende ' t gene men zoude nog
vruchtbaarlijk mogen voornemen , gecommuniceerd hebben ,
en dat de zake in Godes naam zoude mogen aangevangen
worden in ' t Zutphensche quartier : dan zal voor alles moeten
verdacht worden op de middelen daartoe noodig . En overzulks is vooreerst geresolveerd , dat de contribuerende Provincien zullen verzocht worden heure resterende van heur
contingent in de 300 en in de tweemaal 200000 guldens
terstond op te brengen. Daartoe zal geschreven worden , aan
die van Zeeland , en aan die van Holland zal gesproken worden , en aan die van Vriesland is de Heer WITTE gecommitteerd om heur daartoe te induceren met beweeglijke redenen ,
en inzonderheid dat de zaken omtrent heure quartieren en tot
heure verschooning zullen aangevangen worden.
Van gelijke is
de Heer HELLE gecommitteerd naar Gelderland en Zutphen,
om insgelijks alle zaken aldaar te gaan bevorderen."
Res. St. Gen. 24 September 1594.
>> Compareren de Ra-
den van State , vertoonen de schoone occasien ,
die haar
presenteren , om nog dit loopende saisoen van den jare ietwes
vruchtbaarlijks en voorderlijks ten dienste van den lande en
tot afbreuk des vijands bij der hand te nemen en te mogen
exploiteren , bijaldien het den Heeren Staten zoude believen
zulks goed te vinden en hun te evertueren , dat bij de Provincien wierden opgebracht en bezorgd de middelen en behoeften extraordinaris daartoe noodig , om Z. Exc . en den
Raad daarin te assisteren : daartoe H. Ed. ernstige instantie
gedaan hebben , met verklaring voor advies , dat zij
hierop
met Z. Exc . gecommuniceerd hebbende , geheellijk geraden
en dienlijk vinden , dat men met de beraamde exploiten op
't spoedigste voortvare , om langer geen tijd te verliezen.
Op welke propositie gelet wezende , is goedgevonden , dat
men vooreerst zoude examineren de consenten van de Provincien , en hoena dezelve Provincien heure quote in de
AANTEEKENINGEN
422.
401
geconsenteerde 700000 guldens extraordinaris voor het loopende jaar 94 hebben opgebracht en betaald , mitsgaders of
men hiertoe zal gedoogen geëmployeerd te worden niet
alleen ' t gene wes zoude mogen resteren aan de geconsenteerde f300000 tot de nieuwe gelichte Duitsche ruiteren en
knechten mitsgaders de Engelschen , maar ook de f 200000
geaccordeerd tot de assistentie van den Koning van Frankrijk.”
Hierop volgen de adviezen der Gedeputeerden , die allen
tot het voorstel genegen waren , ofschoon sommigen eene
nadere toestemming hunner Provincien verlangden. Het uitvoerigste was het advies van Holland :
was toen President der Staten Generaal .
OLDENBARNEVELD
» Die van Holland verklaren , dat zij niet lievers zouden
gezien
hebben ,
dan dat
die f 200000 , den Koning van
Frankrijk geaccordeerd , hadden mogen geëmployeerd worden
ten effecte , daartoe dezelve bij de Provincien zijn geconsenteerd geweest , ten aanzien dat zij altijd geacht hebben naar
menschen oordeel , dat aan de oorloge van Frankrijk op
Henegouwen en Artois de verlossing van den krijg gelegen
is : maar considererende , dat men , eenen ruimen tijd gewacht hebbende de sommatie van Z. Maj . om het geaccordeerde secours te presteren , hiervan niet heeft vernomen ,、
wezende de wind alsnu veranderd , dat zij goedvinden , dat
Z. Exc. en de Raad alsnog eenige exploiten bij der hand
nemen , die zij voor de verzekerdste zullen achten met de
conservatie van de eere en reputatie van den lande , te vrede
zijnde , dat daartoe zullen worden geëmployeerd de penningen ,
die alsnog aan de consenten van de voorz. f 700000 mogen
resteren , zoo verre de andere Provinciep van gelijke doen ."
Na de opgave van alle de adviezen leest men : » De
voorz. opening gedaan wezende , is den Raad van State aangezegd , dat men geene eindelijke resolutie op de verzochte
middelen tot de uitvoering van de voorgenomen exploiten
van
oorloge heeft kunnen geformeren ; doch dat evenwel
goed en raadzaam gevonden wordt , dat de Raad van State
op de voorschr. exploiten met Z. Exc. zullen communiceren
en adviseren , hoe men dezelve zekerlijk met de conservatie
van de eere en reputatie van ' t land zoude mogen aanlegI
26
402
AANTEEKENINGEN
422.
gen , en dat H. Ed. daarbeneffens hen ook zullen bedenken ,
•
of men op de voorz . opening van de consenten eenige
exploiten bij der hand zoude mogen nemen , om daarop na
den middag nader te adviseren en resolveren."
Eod. die post prandium.
» Compareren wederom de Hee-
ren Raden van State , verklarende alsnog noodelijk te achten
(om redenen bij H. Ed . vóór den middag voorgedragen)
dat men eenige exploiten van oorloge bij der hand neme ;
maar dat zij
zulks niet kunnen effectueren , ten zij dat de
Provincien beloven de penningen , daartoe noodig , te fourneren en tot dien einde gedoogen te employeren het consent ,
gedragen tot het secours des Konings van Frankrijk."
Nu volgen weder kortelijk de adviezen , hoofdzakelijk met
de vorige overeenkomende.
Dat van Holland luidde :
>> Die van Holland vinden goed , dat men het volk , tot
de voorgestelde exploiten te employeren , bij den anderen
zal doen vergaderen , te vreden zijnde dat men daartoe
praeparatorie en bij provisie zal employeren de resterende
penningen van de Provincien , geconsenteerd bij dezelve tot
assistentie des Konings van Frankrijk ; wel verstaande , zoo
F ver Z. Maj . daarentusschen de Provincien zoude sommeren
. te presteren haarl. beloofde secours , dat men zulks glimpelijk
zoude kunnen excuseren en uitstaan ( 1 ) , en dat om redenen
vóór den middag verklaard ."
Na de opgave van alle de adviezen , leest men :
>> De Heeren Raden van State de voorschr. resumtie van
de opinien gehoord hebbende , verklaren te vreden te zijn
het krijgsvolk te doen vergaderen en de exploiten voor te
nemen , mits bij de.Heeren Staten belovende (2) , dat H. Ed.
Z. Exc. noch den Raad daarin niet zullen verlaten .
>> Is geresolveerd en den Raad aangezegd , dat men goedvindt , dat H. Ed . het volk van oorloge zullen doen vergaderen , ook de noodige behoeften bezorgen , en met Z. Exc.
adviseren en resolveren , wat exploiten voor de allerzekerste
en dienlijkste men zal mogen voornemen ;
(1 ) Misschien , uitstellen.
(2) Misschien , beloofd wordende.
dat de Heeren
AANTEEKENINGEN
403
422 .
Staten hen daarmede conformeren , zonder dat zij Z. Exc.
of den Raad daarin zullen verlaten : zijnde hierbenevens mede
raadzaam gevonden , dat die van den Rade de Heeren Staten
van Zeeland en Vriesland bezenden , ten einde zij mede
heure quote in de f 200000 , geaccordeerd tot de assistentie
des Konings van Frankrijk , hiertoe laten employeren , dewijl
dezelve elders zonder gemeen consent niet heeft mogen gediverteerd worden."
Res. Raad v. St. 26 September 1594.
» De Heeren VAN
DER HELLE en WITTE rapporteren , dat zij op gisteren met
Z. Exc. hebben in communicatie geweest nopende ' t exploit ,
dat men nog zoude mogen bij der hand nemen , en dat
Z. Exc. daarom was ontsloten , om alle de ruiterij en het
krijgsvolk uit Vriesland jegens den 8sten der toekomende
maand October naar den nieuwen stijl (1) , en dat Z. Exc.
geresolveerd was een dag vier of vijf te voren daar te zijn
en met het naastgelegen krijgsvolk de plaatse , die Z. Exc.
verhopen zoude aan te grijpen , te berennen : dat Z. Exc .
noodig achtte een kanon acht of tien te meer mede te nemen "
altijds tot Doesburg toe , om , of het nood ware , die mede te
employeren , immers altijds de fame en het geruchte van
dat die daar waren gebracht , daar te laten gaan . Z. Exe.
had aangenomen alle die beschrijving te doen , ook den Wagenmeester DE WAELL last van wagens , en SAPERETH van
trekpaarden zoude geven ; verzoekende Z. Exc. dat orde
worde gesteld , dat bier en brood op Doesburg tijdelijk
mochte worden besteld. Zal de Heer PAULI verzocht worden
hierop de voorziening te willen doen."
29 September.
boden ,
>> De Commies MOYAEL- in den Raad ont-
doet rapport ,
dat hij laatst in
Zeeland
geschikt
zijnde , om te vorderen het restant van die van Zeeland ,
gants geen bescheid noch schriftelijk noch mondeling had
bekomen , dan eenen brief van de Gecommitteerde Raden
van Zeeland aan derzelver Gedeputeerden , ter vergadering
van de Heeren Staten Generaal zijnde , zonder dat hij van
den inhoud van den brief wiste .
(1 ) Hier denkelijk in te voegen : naar Doesburg te zenden.
26*
404
AANTEEKENINGEN
422 .
>> Den Heer DOUBLETH in den Raad ontboden zijnde , is
hem aangezegd , dewijl weder een tocht voorhanden is , en
dat men overzulks daartoe
eene zeer
merkelijke som van
penningen zal van doen hebben , dat noodig zal zijn , dat hij
met ernst doe vorderen de restanten van die extraordinarise
consenten ; dat den Heere GILPIN daartoe in
Zeeland last
was medegegeven , en de Heer AERNSMA om die oorzaak naar
Vriesland vertrok ; dat het goed ware dat er een Commies
nog derwaart wierde geschikt , om met H. L. te liquideren
nopende hare quote in de extraord. consenten , en te toonen
dat het ernst ware : hem DOUBLETH voorts aanzeggende , dat
hij die van Holland ook zoude hierom aanspreken. Hij
DOUBLETH rapporteert korts daarna die van Holland aangesproken te hebben , en dat dezelven beloofd hadden haar
restant te zullen furneren ; als hij mede hadde
gesproken
den Heere HERMANS , die hem beloofd had jegens den namiddag te zullen doen hebben extrait van het schrijvens van die
van Zeeland , daarbij zij willen sustineren haar contingent in
de extraord. consenten ten volle betaald te hebben ."
Res. St. Gen. 1 October 1594. » Compareren de Heeren
Raden van State , verzoeken , dat den Heeren Staten zoude
gelieven iemand uit H. Ed . vergadering te committeren , om
benevens diegenen , die uit den Raad zullen worden gecommitteerd , Z. Exc. te assisteren in ' t voorgenomen exploit
van oorlog en andere
voorvallende zaken , die gedurende
't zelve exploit zullen mogen occurreren.
Is geresolveerd en
den Raad aangezegd , aangezien de directie van de oorloge
Z. Exc. en den Raad bevolen is , dat men raadzaam vindt ,
dat de geheele Raad met Z. Exc. zal hebben te vertrekken ,
om , in loco wezende , op alles naar bevind der zaken rijpelijk en wel te delibereren , of men het voorgenomen exploit
zal effectueren of verlaten , gelijk H. Ed . voor den meesten
dienst van 't land zullen bevinden te behooren : wel verstaande , dat men verdacht zal moeten zijn té presteren het
secours den Koning van Frankrijk beloofd , bijaldien Z. Maj.
't zelve zoude komen te verzoeken en zulks met eere glimpelijk niet zoude kunnen geëxcuseerd worden."
De onderstand , aan den Koning van Frankrijk beloofd ,
AANTEEKENINGEN
422-423 .
. 405
moest bestaan , behalven in de boven vermelde somme gelds ,
ook in 3000 voetknechten en 500 ruiteren , gedurende den
tijd van vier maanden , te zenden op de eerste aanvrage
binnen drie weken. Res. St. Gen. 3 January , 6 , 9 April ,
2 , 21 , 23 , 24 Juny , 2 Augustus 1594 .
(423) Res. St. Gen. 3 October 1594.
>> Is geadviseerd
op de propositie vóór den middag in de vergadering bij
den Heer VAN BUZANVAL , Ambassadeur etc. bij monde gedaan en schriftelijk overgegeven , daartoe strekkende , dat
de Heeren Staten haarl. secours Z. M. beloofd , dadelijk
zouden presteren ter plaatse en op den tijd , in de propositie
daarvan , schriftelijk overgegeven , begrepen : en geresolveerd ,
dat men Z. Maj . de gedane belofte van secours dadelijk zal
presteren en ' t zelve toezenden , mitsgaders voorder in de
voorgenomen oorloge
op Henegouwen en Artois van wege
de landen seconderen zoo veel eenigzins mogelijk , om redenen
te voren in ' t accorderen van 't voorz . secours ten effecte
voorz. genoegzaam overlegd , niet alleen voor den dienst
van Z. Maj . maar ook zonderling voor het welvaren en de
verzekerdheid van den staat dezer landen ; en tot dien einde
stellen ter discretie van Z. Exc. en den Raad te adviseren
en resolveren op den tijd en plaatse , daar het voorz . secours
zoo zekerlijk als eenigzins doenelijk , zoude, mogen worden
gebracht , mitsgaders met den Hertog van Bouillon te houden correspondentie op den weg , dien men zal nemen , en
waar dat dezelve Hertog het voorz . secours zal hebben te
rescontreren : dies dat regard genomen worde , dat de tijd
zoo worde gematigd , dat er middel zij de resolutie te effectueren ; en des niet te min ondertusschen gezien , wat dienst
met het samengeroepen volk van oorloge den lande nog zal
kunnen geschieden en gedaan worden."
4 October.
Compareert Z. Exc . en verklaart , dat hij
gereed is om op morgen te vertrekken , begeerende te weten ,
wie dat de Heeren Staten gecommitteerd hebben om hem
te assisteren , en of H. Ed .
verstaan , niettegenstaande de
Koning van Frankrijk de landen gesommeerd heeft te presteren het secours , Z. Maj . beloofd , dat men evenwel het
voorgenomen exploit zal bij der hand nemen en effectueren .
406
AANTEEKENINGEN
423 .
Is Z. Exc. geantwoord , dat uit de vergadering der Heeren
Staten niemand zal worden gecommitteerd , maar dat de geheele Raad van State Z. Exc. zullen volgen , om ter plaatse
naar bevind der zaken met dezelve Z. Exc. te adviseren , wat er
voor den meesten dienst en de conservatie van de reputatie
van den lande zal dienen gedaan of gelaten . En daarna nader
op ' t voorz. geproponeerde van Z. Exc. geadviseerd wezende ,
is geresolveerd en den Griffier belast den Raad aan te zeggen , dat de Heeren Staten alsnog inhaererende haarl . voorgaande resolutie , H. Ed . verzoeken samen op morgen of
ten langste overmorgen te vertrekken en zulken devoir te
doen , dat zij ten bestemden tijd hen benevens Z. Exe. mogen vinden ter plaatse van het rendez-vous van het volk
van oorloge , om aldaar naar de occasien en voorvallende
zaken met Z. Exc. te adviseren en resolveren op ' t voornemen of verlaten van ' t voorgenomen exploit en anderszins , gelijk zij te samen voor den
meesten dienst
en de
conservatie van de eere en reputatie van ' t land bevinden
te behooren : doch dat zij in allen gevalle de zaken daarnaar zullen dirigeren ,
dat het secours , Z. Maj . beloofd ,
mag worden dadelijk gepresteerd ,
"2
matie daarvan gedaan."
achtervolgende de som-
Res. Raad v. St. 5 October 1594.
>> Zijn in den Raad
verschenen de Heeren Gen. Staten in effecte verklarende ,
dewijl de Kon . Maj. van Frankrijk had geschreven om
het beloofde secours , en daarom eenen Edelman expresselijk afgevaardigd ,
en dat Z. voorz . Maj . begeerde , dat
't zelve krijgsvolk op zekeren dag zoude zijn in den lande
van Luxemburg , H. M. Ed. gantschelijk waren geresolveerd
daarin volgens hare gedane gelofte de begeerte van Z. voorz.
Maj . na te komen : hadden overzulks gedisponeerd op de
Officiers , die de beleiding van denzelfden tocht zouden heb-
ben en daarin gebruikt worden : ook geadviseerd , wat ieder
van de Officiers voor tractement zoude toegelegd worden.
Daarop H. M. Ed. met den Rade in communicatie tredende , is bij onderlinge raming goedgevonden , dat den Heere
Grave PHILIPS van Nassau , die H. M. Ed . verstonden dat
over al het krijgsvolk zoude commanderen , gedurende dezen
AANTEEKENINGEN
tocht toegelegd zal worden ,
Enz.
423-424.
407
En wordt den Rade
dat
voor resolutie aangediend , dat zij ginder in loco zijnde ,
met Z. Exc. daarop zouden willen adviseren , dat het volk
W
de rep
zoo zeker als eenigzins mogelijk mocht worden overgebracht ,
en insgelijks met Z. Exc. te resolveren op ' t gene wat vorders met het krijgsvolk zoude mogen worden voorgenomen ,
ndw
dat de reputatie van ' t land en
Z. Exc. mag blijven geconserveerd en het krijgsvolk in geen
hasard of perikel gesteld ."
altijds
aa !
baar
achting genomen ,
Mor
Volgens
en jeg
Z. Ex
an
Toe
BOR , 31 B. , f. 52d—54c , v. REYD , bl. 244 en
anderen zou het besluit der Staten Generaal om den Koning
van Frankrijk te ondersteunen , buiten weten en in afzijn
van MAURITS zijn genomen , en zouden zij den onderstand
zelfs boven de aanvrage uit eigene beweging vermeerderd
opin
ec &
hebben. Doch van dit alles blijkt niets uit de Res. St.
Gen. en Raad v. St. Alleen vindt men in laatstgenoemde
nd bew
klaagde ,
zaketi
naar Frankrijk als het krijgsvolk aldaar zijnde , en ook na
derzelver wederkomst , nopende de betaling , afrekening en
Resol. op den
a. te
He de
n den!
den October 1595 , dat de Raad zich be-
dat de Heeren Gen.
Staten haar dien tocht zoo
anderszins eigentlijk hebben onderwonden , zonder dat de Raad
daarover eenigzins is geroepen geweest.
(424)
De Raad van State , op den 8sten October te Arn-
hem aangekomen , trad nog denzelfden dag met MAURITS in
chreven
beraadslaging. Omtrent den Franschen tocht lezen wij in
Res. Raad v. St.
» Z. Exc. verklaart mede , dat de Heeren Staten Generaal dezelve Z. Exc. hadden te kennen gegeven , dat de
Zeresse
Zw
zerd
Raad collegialiter alhier zoude komen om met Z. Exc. en
den Heere Stadhouder te adviseren zoo op het employ van
't krijgsvolk , als op den weg , dat het secours op ' t zekerste naar Frankrijk zoude mogen marcheren. Zijn daarop
verscheidene difficulteiten voorgewend , die men bij missive
the tree
aan de Heeren Gen. Staten vooreerst zal overschrijven."
9 October. >> Zijn de Heeren Raden bij Z. Exc: ontboden ,
den B
saden
ended
alwaar de Heere VAN BUZANVAL , Ambassadeur van de Kon .
Maj . van Frankrijk present zijnde , zeer was insisterende ,
dat volgens de resolutie van de Heeren Staten Generaal het
408
AANTEEKENINGEN
424.
schikken van het secours , Z. voorz . Kon. Maj . beloofd ,
mochte worden geavanceerd ; gebruikende de voorz. Heere
Ambassadeur alzulke extraordinaire heftige woorden , die al
wat te zeer buiten reden gingen , schijnende of hij den Raad
wilde culperen en beschuldigen , als of zij degenen waren
die het schikken van 't zelve secours zouden willen beletten
of verachteren. ' t Welk bij den Raad apart in deliberatie
gelegd zijnde , is geresolveerd en denzelven Heere Ambassadeur ter antwoord gegeven , dat den Raad niet weinig vervreemt alzulke propoosten van Z. L. te verstaan , zoo zij ,
nog eerst alhier gekomen zijnde , nog nooit van Z. L. om
dezelve zake waren begroet of aangesproken geweest ; dat
den Raad van de Heeren Gen. Staten was aangezegd , dat
H. M. Ed. verstonden , dat het secours volgens de gelofte ,
Z. voorz. Maj . gedaan , zoude worden gezonden , en den
Raad had gelast met Z. Exc. te adviseren , hoe merr 't zelve
krijgsvolk zekerlijk zoude mogen overschikken ; dat de Raad
derhalve ook gemeend ware die resolutie van de Heeren Gen.
Staten te voltrekken en met Z. Exc. en den Heere Grave
PHILIPS van Nassau etc. (1) daarop zoude adviseren en vorders
alle preparamenten , daartoe noodig , doen gereed maken.
>> Is geresolveerd aan de Heeren Gen. Staten in ' t lange
over te schrijven de difficulteiten , die zoo gisteren als op
huiden zijn verhaald op het overschikken van 't voorz. secours , met wijdere verklaring , dat de Raad neffens Z. Exc.
alles zoude prepareren en H. M. Ed . wijder advies niettemin verwachten : daarin mede verhalende , zoo
de Raad
beducht , dat het krijgsvolk wel eenig ongeluk mochte overkomen , dat de Raad daarvan wil geëxcuseerd zijn."
Res. St. Gen. 11 October 1594.
>> Ontvangen eenen
brief van den Raad van State geschreven binnen Arnhem
den 9den dezes , inhoudende de zwarigheden , die men bevindt in de pas van het secours naar Frankrijk te zenden.
Is geresolveerd , dat men den Raad voor de gedane advertentie zal bedanken , en voor antwoord vermanen , niet-
(1) Graaf WILLEM LODEWYK , Stadhouder van Vriesland , was toen nog
niet aangekomen , maar werd binnen een paar dagen verwacht ,
AANTEEKENINGEN
424.
409
tegenstaande de voorz. gemoveerde zwarigheden , het zenden van 't voorz. secours aan de hand te nemen en te
3.4
doen effectueren met de beste verzekerdheid , die
H. Ed .
aldaar met Z. Exc. zullen weten te adviseren , zoo de pas
IN
anderszins den Heeren Staten onbekend is , aangezien dat
daaraan niet alleen de dienst van den Koning , maar ook
van deze landen grootelijks gelegen is : dat men mede goedvindt ,
dat H. Ed . den Grave PHILIPS tot dezen tocht ern-
stelijk zullen vermanen , zijn devoir met de eere en reputatie
van ' t land recommanderen en Z.. L. toezeggen , dat de
Zi
Heeren Staten hem in alles zullen seconderen en het krijgsvolk van geld en nooddruft verzorgen. - Wat belangt het
*
employ van 't resterende volk , dat men niet verstaat , dat
het volk ,
bij
den anderen geroepen en onderhouden tot
zeer groote kosten van ' t land ,
zal ledig gelaten worden
tot verderf en verwoesting van ' t zelve land , maar dat het
geheele leger binnen den tijd , dat de pas eigentlijk wordt
geraamd , zal worden geëmployeerd , daar de occasien en
gelegenheid zal mogen lijden en ons dienelijk wezen , zelfs
op aan de pas van Frankrijk , als omtrent Berk of elders ,
om hem te verzekeren van de eene of de andere plaats
in tu
naar
de gelegenheid ,
en ten minste de schepen van den
vijand daaromtrent te doen delogeren , ondertusschen dat de
Vriesche en andere compagnien zullen mogen aankomen ;
nsL
stellende de reste tot H. Ed . discretie , wat naar der ooge
de opportuniteit en tijd zal mogen vereischen , achtervolgende
voorgaande resolutie."
Res. Raad v. St. 12 October. » De Heere Graaf WILLEM
enAre
te ve
dane
LODEWYK van Nassau proponeert , dat de twee compagnien
van Vriesland , die mede trekken zouden naar Frankrijk
daartoe gants niet op verdacht waren , of in ' t minste haar
daartoe hadden bereid gemaakt. Liet Z. L. hem daarom
bedunken , dat men van dezelven weinig diensten zouden
trekken , en ook de landen geene eer zouden hebben.
't Welk in deliberatie gelegd zijnde , wordt verstaan , dewijl
as teen
de compagnien , die naar Frankrijk zullen trekken , bij de
Heeren Gen. Staten zijn genomineerd en gespecificeerd , dat
daarin geene verandering kan worden gedaan .
•
ངཤོག་
410
AANTEEKENINGEN
424.
» Is daarna in deliberatie gelegd , of men met het resterende krijgsvolk iets vorderlijks tot ' s lands dienst zoude
mogen bij der hand nemen , en na lange communicatien ,
en overwogen zijnde de zwarigheden , die bij Z. Exc. en
den voorz. Heere Grave zijn geallegeerd (1) , en namelijk
het verloopen saisoen , dat het overblijvende krijgsvolk over
de vijfdehalf duizend man te voet niet sterk zal blijven ,
daaronder nog vele kranken wezende ; dat alle nachten ten
minste 2000 man in de trencheën en anderszins voor Grol
(met negen vendelen bezet zijnde) , op de wacht zouden moeten zijn ; dat de vijand boven de ruiteren , die hij hier in
deze quartieren heeft , nog lichtelijk en in korte dagen uit
Grave, Overquartier , Maastricht en andere plaatsen daaromtrent over den Rhijn kan brengen , en consequentelijk
met de forcen , die hij nog van dezer zijde daarbij zoude
kunnen gebrengen , lichtelijk Grol zoude kunnen ontzetten etc.
Is eindelijk geresolveerd , dat om het krijgsvolk en voornamelijk de autoriteit publiek en van Z. Exc. ook den staat
van den lande in geen hasard en perikel te stellen , voor
het geraadzaamst wordt geacht , dat men voor dezen tijd
niet vorders zal attenteren , nemaar het krijgsvolk
weder
te doen trekken naar hare quartieren , ten ware Z. Exc. en
de voorz. Heere Grave nog nader haar bedenkende tusschen
dit en den avond , of nog geraden ware , dat men iets anders als Grol zoude mogen aangrijpen."
Des nanoens. >>> De Heer VAN BUZANVAL doet den Raad
aanzeggen , hoe dat Z. L. den Raad doet bedanken van het
devoir bij den Rade gedaan tot avancement van den tocht
naar Frankrijk , verzoekende dat de Raad de vordere bevordering willen doen , dat dezelve tocht ten spoedigste en
zekerste wilde doen (2) : latende voorts oorlof nemen van
den Rade , verzoekende of dezelven Z. L. iets beliefden te
bevelen.
Men doet hem voor antwoord wedergeven , dat de
(1) MAURITS had zijne zwarigheden reeds vóór zijn vertrek aan de
Staten Generaal te kennen gegeven , gelijk hij aan den Raad verklaarde.
Zie den brief des Raads van State aan de Staten Generaal van den
9den October 1594 , in het Brievenboek.
(2) Voor wilde doen schijnt men te moeten lezen , mochte geschieden.
AANTEEKENINGEN
民族
424.
411
Raad daarin alle goede naarstigheid zal doen , en dat men
Z. L. goede reize toewenscht.
12
L. EsA
» Zijn daarna de Heeren Raden ( de Heeren VAN MATTHENES en PAULI uitgezonderd) gegaan bij Z. Exc. en dezelve
Z. Exc. en den Heere Grave WILLEM LODEWYK afgevraagd
zijnde , of Z. Exc. en L. hen nog nader hadden bedacht ,
ཏྠ ༽
dat men met den krijgsvolk nog iets vorderlijks zoude mogen
uitrechten; en daarop bij Z. Exc. en L. verklaard zijnde , dat
Z. Exc. met de Overstens en Colonels dezen namiddag had
gecommuniceerd en nog meerder en meerder zwarigheid bevonden om ietwes in deze gelegenheid vorders bij der hand
te nemen : is bij de huidige resolutie gebleven , te meer dat
Z. Exc. verklaard heeft niet alleen raadzaam , maar gants
noodig te achten , dat het krijgsvolk , ' t welk naar Frankrijk
wordt geschikt , met de
resterende ruiteren worde gecon-
voyeerd , immers dat dezelve ruiteren , gedurende dat de
en E
anderen in ' t marcheren zijn , langs de Maze tot Maastricht
-Jai
en tot in ' t land van Limburg worden geschikt om aldaar
een dag of twee te blijven , tot dat het secours in sauveté
zoude zijn , zoo Z. Exc. voorzeker hield , dat zij anders
zouden worden geslagen. Is goedgevonden van deze en van
Z. Ex
de vorige resolutie van het scheiden des legers de Heeren
Gen. Staten per post en in aller diligentie te verstendigen ,
om H. M. Ed . resolutie en goed believen van het convoy
der ruiteren te mogen verstaan.
>> Omtrent negen uren in den avond ontvangen die van den
Rade eene missive van de voorz. Heeren Gen. Staten , wezende
des to
antwoord op het schrijvens Zondag's nachts aan H. M. Ed.
order
afgevaardigd daarbij dezelve Heeren Staten den Raad alsnog
recommanderen de bevordering van den tocht naar Frankrijk,
met1
en dat middelertijd het krijgsvolk omtrent den Rhijn mocht
worden geëmployeerd . - Is goedgevonden denzelven brief
trekant
nog dezen avond Z. Exc. door den Secretaris te doen communiceren en te verzoeken , dat Z. Exc. den Raad als morgen
tijdelijk eene ure wil prefereren (1 ), om daarop met Z. Exc.
en den Heere Stadhouder in nadere conferentie te mogen
al rate
(1) Denkelijk te lezen prefigeren.
412
komen.
AANTEEKENINGEN
424.
De Secretaris rapporteert den brief Z. Exc. en L.
(nog bij den anderen zijnde) overgeleverd te hebben , en dat
Z. Exc . den Raad had voor eene ure bescheiden t' acht uren.
Is goedgevonden de Heeren Gen. Staten van de receptie des
briefs bij postdatum te verstendigen , en dat men als voren
daarop morgen met Z. Exc. en L. zal communiceren en
H. M. Ed. wat nader geresolveerd wordt , overschrijven."
13 October. » Zijn die van den Rade gegaan bij Z. Exc .
om te verstaan , of Z. Exc. en L. op den brief van de
Heeren Gen. Staten van geene andere deliberatie waren :
en nadien Z. Exc. daarop verklaarde , dezen nacht zekere
advertentie hadde ( 1 ) ontvangen , dat er te Marche en famine in den lande van Luxemburg waren aangekomen 4000
Zwitsers , dat ook de Graaf VAN BARLAIMONT omtrent Maastricht was met acht cornetten paarden , en dat omtrent
Eindhoven waren twee regimenten ; en daarom hoog noodig ,
dat het krijgsvolk , naar Frankrijk te marcheren , met al de
ruiterij werde geconvoyeerd , Z. Exc. en L. geenszins geraden vonden met het andere krijgsvolk iets vorders te attenteren ; is gepersisteerd met de resolutie op gisteren genomen.
>> Is geresolveerd den Heeren Gen. Staten van de eindelijke resolutie , op huiden genomen , te adverteren , en dat
de Raad tot vermijding van wijdere kosten de orde had gesteld , dat nog van daag het meerendeel van de wagens en
de trekpaarden zullen worden afgedankt , en voorts alle de
schepen met geschut , ammunitien , vivres en andere behoeften
weder gezonden , daar die geladen zijn , Enz.
Res. St. Gen. 14 October 1594. >> Ontvangen eenen brief
van den Raad van State van den 12den dezes , - adverterende dat niet geraden gevonden is , dat men met het resterende krijgsvolk ietwes meer bij der hand zoude nemen ,
maar geraadzaamst geacht ' t zelve krijgsvolk weder te doen
trekken naar heurl. quartieren . Is geresolveerd te antwoorden , - dat men den Raad niet kan bergen , dat de Heeren
Staten zeer ongaarne verstaan hebben , dat het volk aldaar
in dit schooné weder ledig zoude gelegen hebben en nog
(1) Lees te hebben.
AANTEEKENINGEN
424.
413
doen , zonder iets uit te richten , dewijl H. Ed. weten , wat
resolutie dat alhier vóór haarl. vertrek genomen is geweest ,
A
tre
daarop bij den voorz. brief van den 12den werd geinsisteerd ;
dat de Heeren Staten derhalve alsnog verzoeken en begeeren ,
dat men dienvolgende het krijgsvolk tot zeer groote kosten
en last bij den anderen geroepen en derwaarts geschikt niet
om de landen te verderven , maar om dienst te doen , dade-
LE
2:
lijk willen employeren naar de occasien en gelegenheid."
Hierop antwoordde de Raad van State den 19den October
onder anderen het volgende :
14
>> Dat U. Ed. schrijven zeer ongaarne te verstaan , dat
>> het volk alhier in dit schoone weder ledig heeft gelegen
>> en nog zoude doen , zonder iets uit te richten , dewijl wij
>>> zouden weten wat resolutie aldaar vóór ons vertrek was
» genomen , en daarop bij U. M. Ed . missive alsnog wordt
>> geinsisteerd , met verzoek en ernstig begeeren , dat men
>> dienvolgende het krijgsvolk - wilde employeren ; willen
» wij U. M. Ed . daarop voor antwoord wel voegen , dat
>> wij geene zonderlinge kennis hebben van eenige zekere re» solutie , die aldaar vóór ons vertrek genomen zoude mogen
>> zijn van
het. employ
van het krijgsvolk , maar wel dat
» Z. Exc. en wij wel gaarne gezien hadden , dat vóór ons
» vertrek met gemeenen advieze aldaar iets zekerlijks hadde
>> geresolveerd geweest , overmits vele en verscheidene diffi-
Linkte
» culteiten , die Z. Exc. daar nog zijnde , zoo wel U. M. Ed .
>> als ons heeft gemoveerd , dat niet mogelijk , schikkende
>> zoo vele goede compagnien van ruiteren en soldaten naar
» Frankrijk , dat met het resterende krijgsvolk ietwes voor» derlijks zoude
bet 모든
eDema
rte de
>> dewijl de
kunnen worden uitgericht ,
dag om hetzelve
voornamelijk
secours naar Frankrijk te
» schikken , aldaar bij U. M. Ed . , als Z. Exc. ons ver>> klaard heeft , zulks is geraamd geweest , en wij ons be>> zwaard gevonden hebben denzelven te veranderen ; zulks
Hers
A en DE
>> dat bij Z. Exc. en bij den Heere Graaf wi.LEM LODEWYK
>> van Nassau geenszins
» krijgsvolk gedurende
geraden wordt gevonden ' t zelve
denzelven tijd mede te employeren
>> en die gantschelijk te matteren. Boven dezen hebben wij
» U. M. Ed . van de andere zwarigheden , ons alhier voor-
414
AANTEEKENINGEN
>> gevallen ,
424-426 .
bij ons schrijvens van den 9den, 12den en 13den
>> dezer verstendigd , en inzonderheid dat niet mogelijk het
>> secours naar Frankrijk te schikken , zonder die in ' t uiter>> ste gevaar en perikel te stellen , ten ware dan dezelve
» door alle andere cavallerie werden geconvoyeerd en ge>> custodieerd , daarop wij bij onzen brief van den 12den dezer
>> verzocht hebben te verstaan U. M. Ed . goede geliefte ,
>> en dat zulks moetende geschieden , niet mogelijk was met
>> het andere krijgsvolk , zonder de reputatie en het crediet
» van ' t land en van Z. Exc. in hasard en perikel te stel>> len , ietwes voorderlijks uit te richten . Welk zoo ons bij
» U. M. Ed . zonderling vóór ons vertrek was gerecomman>> deerd ,
verhopen dat
wij
in dezen niet
anders hebben
>> gedaan als volgens den last ons gegeven , en als wij tot
>> 's lands meesten dienst noodig hebben geacht."
Res. St. Gen. 15 October.
>> Ontvangen eenen brief
den
Raad van State , gedateerd binnen Arnhem , den
13den dezes , bij denwelken geadverteerd wordt het scheiden
van het krijgsvolk , niettegenstaande het schrijven van de
Heeren Staten van den 11den dezes ."
Res. Raad v. St. 20 October. » De Heeren HELLE en DE BIE
rapporteren mede Z. Exc. aangediend te hebben , dewijl nu
de Commies met de penningen was aangekomen , en dat het
krijgsvolk in ' t marcheren was , of Z. Exc. noodig achtte ,
dat de Raad alhier ook langer verblijven zoude ; en daarop
van Z. Exc. voor antwoord bekomen te hebben , dat Z. Exc.
wilde wachten , dat het volk te dege in ' t marcheren was ,
en dan gemeend was naar Holland te trekken."
Den 22sten is de Raad naar den Haag terug gekeerd en
aldaar den 24sten aangekomen .
(425) BOR , 31
bl. 245b, 256b.
B. ,
f. 57a, 32 B. , f. 4b.
V. REYD ,
(426) Men zie Res. Holl. 1594 , bl . 431 , 433, 447 , 449,
Res. Zeel. 1594 , bl . 280 , 281 , 284. Op den 8sten October
namelijk had MAURITS door twee zijner Raden aan de Gecommitteerde Raden van Holland opening laten doen van
een exploit van oorlog over zee tot afbreuk van den Koning van Spanje ; waartoe hij drie schepen met geschut en
AANTEEKENINGEN
the
13
426.
415
ammunitie voor den tijd van één jaar bij leening ten gebruike verzocht. Hiervan een punt van beschrijving voor
de Staten gemaakt zijnde , besloten dezen den 27sten October ,
dat de voorn. Raden daaromtrent zouden gehoord worden .
Op den 29sten openden dezelven hunnen last in ' t lange
bij monde.
>> Op welke opening en propositie (zoo spreken.
de Holl. Res . ) gevallen zijnde verscheidene communicatien
#
en discoursen ten opzichte van de eere , dienst en commoditeiten , mitsgaders de schade , ondiensten en andere difficulteiten , die daaruit voor
den lande , Z. Exc. en ingeze-
tenen zouden mogen procederen , is goedgevonden geweest ,
dat den voorz .
Heeren Gecommitteerden in volle vergade-
ring verklaard zoude worden , dat de Heeren Staten zeer
gaarne Z. Exc . in alles , wat met zijnen en ' s lands dienst
tot des vijands afbreuk kan gedaan worden , zouden believen : maar alzoo het geproponeerde verstaan wordt te wezen van groot bedenken ,
deliberatie
daarop rijpelijk
dient geresolveerd ,
dat
en met goede
1
daarom goedgevonden
was eenigen uit de voorz. vergadering te deputeren ,
die
HE
met de Heeren Gecommitteerden van Z. Exc. op alles nader zouden communiceren , opdat derzelver rapport gehoord ,
en dat
nader op alles gelet en geresolveerd mocht worden als naar
De communicatie gehouden , en van alles in
behooren. -
diz ache
en daary
dat Z.Ex
beren
1
Cekeeda
de volle vergadering rapport gedaan zijnde , is om vele redenen en consideratien verstaan , dat alsnog niet geraden is
het voorgeslagen exploit bij der hand te nemen ." - Hetzelfde verzoek had MAURITS op den 13den October laten doen
aan de Staten van Zeeland , waaruit blijkt , dat zijn exploit
doelde op Peru en Nieuw-Spanje. Hierover beraadslaagden
die Staten , daartoe verschreven op den 1sten November.
De
meeste stemmen begrepen , dat het verzoek had behooren
gedaan te worden aan de Staten Generaal , of althands aan
de Gedeputeerden van de Staten van Holland en Zeeland
gezamentlijk .
Zierikzee alleen begreep , dat het exploit den
SikenOcto
aandeli
en doen
lande nadeelig zou zijn .
an den
goedgekeurd op het believen der Staten van Holland , werd
van Amsterdam ,
Eindc'ijk , dewijl de Admiraliteiten
Rotterdam en Hoorn het exploit hadden
algemeen goedgevonden eenigen te
deputeren om met de
416
AANTEEKENINGEN
426-427 .
Staten van Holland daarover te beraadslagen .
dezen aangaande niet gevonden.
Meer wordt
(427) Res. St. Gen. 2 November 1594. >> Compareren
de Raden van Z. Exc. BRUININKS en HESSELS , vertoonen
zekere middelen , die Z. Exc. voorgedragen zijn bij eenen
Edelman genaamd VAUFIN , alhier gezonden bij den Koning
van Frankrijk met brieven van den Baron VAN HAUSSONVILLE
en den Agent CALVART , gedateerd binnen Parijs respective
den 7den en 10den dezes , om den vijand op heure kosten
Oorloge aan te doen in de Graafschap van Bourgondie ,
doch op Z. Exc.'s naam
en commissie , daardoor dezelve
Z. Exc. zoude mogen geraken tot de restitutie van zijne
goederen in de voorz . Graafschap gelegen , alles naar breeder inhouden van de voorz. twee brieven , begrijpende mede
de redenen , waarom Z. Maj . hem niet vindt geraden de
voorz. oorloge op zijnen naam en door zijne autoriteit te
laten aannemen : doch dat Z. voorz. Exc. considererende
dat hij is in den eed en dienst van den lande , daarin niet
heeft begeeren te doen , dan met voorgaande kennis en
Voorweten van de Heeren Staten , en derzelver goede meevoorz .
ning en intentie dezen aangaande te verstaan . De
brieven gelezen . en op 't voorgeven van wege Z., Exc .
gedelibereerd wezende , is geresolveerd en geantwoord , dat
de Heeren Staten mogen lijden , dat Z. Exc. de verzochte
commissien geve en de oorloge bij den voorz. Baron VAN
HAUSSONVILLE en Heere VAN TRAMBLECOURT op de voorz.
Graafschap van Bourgondie op zijnen naam consentere en
aggreëere gevoerd te worden , behoudelijk dat ' t zelve geschiede zonder prejudicie van de Provincien in ' t generaal
en van elke derzelver in ' t particulier , ook zonder deze
landen te obligeren aan eenige kosten of contributien , en
dat Z. Exc. van gelijke expresselijk zal stipuleren geene
kosten te zullen dragen in zijn particulier."
EINDE VAN HET EERSTE
DEEL.
dt
en
20
20
LE
Te
en
Ive
Download