Uploaded by Vayk Kariem

Samenvatting-K403-Human Resource Management-periode 3

advertisement
Human Resource Management
Een organisatie kan niet functioneren zonder inbreng van mensen. Human Resource Management
(HRM) gaat over al die onderdelen die te maken hebben met die arbeidsrelatie: van het plannen van
personeel (wie heb ik nodig voor welke werkzaamheden?), het motiveren en belonen (hoe houd ik mijn
medewerkers tevreden zodat ze bij deze organisatie blijven?) tot en met het ontwikkelen van
medewerkers (hoe zorg ik ervoor dat ze blijven leren en het beste uit zichzelf halen?). HRM gaat over
alles wat een organisatie doet om de medewerkers productief te laten zijn. Tegelijkertijd moet HRM
ervoor zorgen dat de arbeidsrelatie in evenwicht is en voldoet aan maatschappelijke normen en
verwachtingen
Personeelsmanagement
Bedrijfseconomisch perspectief zijn de belangrijkste criteria de effectiviteit en efficiëntie van de
werknemers.
Sociaalpsychologisch perspectief, zijn de belangrijkste criteria de kwaliteit van de werkzaamheden, de
arbeidsomstandigheden, de arbeidsvoorwaarden en de onderlinge verhoudingen.
Vanuit een politiek perspectief zijn zeggenschap en rechtvaardigheid de belangrijkste normen.
Maatschappelijk perspectief Hierbij wordt de vraag gesteld of datgene wat er binnen een organisatie
gebeurt toelaatbaar (legitiem) is.
Personeelsmanagement als HRM
Deze vernieuwing kent de volgende gemeenschappelijke karakteristieken:
 Organisaties moeten afslanken om efficiënter te kunnen werken. Organisaties moeten verplatten om
sneller en beter op de markt te kunnen reageren.
 Organisaties moeten meer werk maken van kwaliteit en leveringsbetrouwbaarheid.
 Organisaties moeten hun besturingsvermogen verbeteren (Buitendam et al., 1987).
Begrippen:
• Definitie HRM
• Arbeidsrelatie
• Dimensies arbeidsrelatie
• Doelen HRM
• Stelsel van arbeidsverhoudingen
• HR-cyclus Niveaus van HR-beleid
• Perspectieven HR beleid
Dimensies arbeidsrelatie
3 dimensies:
Gezag dimensie: de werknemer moet instructies van de leidinggevende/management uitvoeren
Ruil dimensie: de inzet/inspanningen/werk die de werknemer toont in ruil daarvoor krijgt hij/zij loon
Samenwerking dimensie: je hebt niet direct een vrije keuze om te bepalen met wie je als medewerker
samenwerkt. Dat wordt bepaald door de organisatie.
Stelsel van Arbeidsverhoudingen
Instituten in Suriname die van invloed zijn op de arbeidsrelaties.
Instituten zoals:
- Ministerie van Arbeid
- Werkgeversorganisatie (VSB/ASFA)
- Werknemersorganisatie (vakbonden)
- Sociaal Economische Raad
Definitie en doelen van HRM:
Human Resource Management gaat over alles wat een organisatie doet om medewerkers productief te
laten zijn.
Tegelijkertijd moet HRM ervoor zorgen dat de arbeidsrelatie in evenwicht is en voldoen aan
maatschappelijke normen en verwachtingen.
3 Niveaus van HR
Operationeel niveau:
• Operationeel niveau: De dagelijkse aansturing van medewerkers.
• Focus ligt op de volgende aspecten
– Het aannemen van de juiste mensen
– Begeleiden en inwerken van de medewerkers
– Zoeken naar verbetermogelijkheden
Activiteiten die het zichtbare deel van HRM vormen
De HR-cyclus
Hier bespreken we figuur 1.1. De HR - cyclus van Fombrun
Deze gaat over de Instroom (Werven en Selecteren van nieuwe medewerkers), Doorstroom
(ontwikkelen/trainen van personeel) en Uitstroom (vertrek van personeel)
Als HR- manager zal je op basis van de drie niveaus, strategisch (personeelsbeleid uitschrijven), tactisch
(W & S van personeel/Trainen personeel) en operationeel (functioneringsgesprekken/beoordelen) mee
bezig houden. Instroom, Doorstroom en Uitstroom vloeien in elkaar over dat zien we terug in hoofdstuk
3 het stroombeleid.
Operationeel niveau
• Bij de verschillende onderdelen worden de medewerkers direct aangestuurd door de leidinggevenden
=> directe gedragsregulering
• Arbeidsrelatie: Gemaakte afspraken tussen de medewerker en de werkgever moet in evenwicht zijn
• Medewerkers moeten het gevoel hebben rechtvaardig te worden behandeld
Strategisch niveau
Strategische veranderingen hebben als doel business continuity of concurrentiekracht verbeteren
Vragen bij de koersveranderingen:
• Omvang personeelsbestand?
• Welke vaardigheden zijn nodig?
• Moeten wij medewerkers aantrekken?
HRM vragen die gaan over de toekomst, hangen ook samen met de strategische beslissingen
Organisatorisch niveau
De manier hoe de organisatie ingericht zal worden om de doelen te bereiken.
• Hoe gaan de doelen gerealiseerd worden?
• Op welke manier moet de organisatie flexibel gemaakt worden?
• Hoe kunnen we producten en diensten sneller vernieuwen?
HRM professional en alle 3 niveaus
HRM professional moet op alle niveaus kunnen meedenken.
HRM moet een goed evenwicht kunnen creëren tussen de verschillende belangen.
Boxall & Purcell (2016) praten over de Organizational Process Advantages: Het gaat erom de organisatie
zodanig in te richten en het werk zodanig te organiseren dat een bedrijf vergeleken met de
concurrenten beter, sneller en goedkoper kan leveren.
De HRM professional dient 2 belangen: Slimmer werken in uitdagende functies met leermogelijkheden
Niveaus van HRM
Hier is schematisch weergegeven de belangrijke kenmerken per niveau.
Strategisch niveau: Wat is de koers van het bedrijf? Lang termijnvisie
Tactisch/organisatorisch: Hoe zullen we invulling geven aan de koers van het bedrijf? (Middellang
termijnvisie)
Operationeel: Welke dagelijkse handelingen en begeleiding is nodig voor het personeel? (kort termijn
visie)
Maatschappelijke of institutionele regeling
Instituten die zich bezighouden met de arbeidsrelaties. Vb. Vakbonden Onderhandelen over de
collectieve arbeidsovereenkomst (werktijden, salaris, pensioen) Belangrijk:
Afspraken mogen niet in strijd zijn met de wet
Bedrijfseconomisch perspectief
Mensen zijn net als machines, gebouwen en kapitaal. Medewerkers zijn een kostenpost en moeten
productief zijn.
• Wordt arbeid optimaal benut in de organisatie?
• Hoeveel mensen hebben wij nodig en welke competenties moeten zij bezitten?
• Staan de loonkosten in verhouding tot de opbrengsten?
• Hoe kunnen wij werkprocessen zo efficiënt mogelijk inrichten?
Sociaalpsychologisch perspectief
Focus op mensen en samenwerkingsverbanden. Mensen hebben persoonlijke eigenschappen en
kenmerken
• Kan de organisatie medewerkers voldoende aan zich binden?
• Kan de organisatie medewerkers motiveren met een goed salaris, leuk werk & fijne werkplek?
• Zijn de 4A’s in orde: arbeidsvoorwaarden, arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden en
arbeidsverhoudingen?
Politiek perspectief
Verschil in belangen tussen partijen. Medewerkers hebben belang bij een goed resultaat, maar ook een
goed salaris.
De kwaliteit van HRM beoordelen op basis van de lusten en lasten.
Maatschappelijk perspectief
Relaties met de samenleving Is wat in de organisatie gebeurt, wel toelaatbaar.
• Neemt de organisatie ook medewerkers met een beperking in dienst?
• Zijn de omstandigheden veilig genoeg?
• Wordt er gewerkt volgens de wettelijke regels?
Goed HR-beleid? Het is maar hoe je het bekijkt!
Het HR- beleid kan vanuit 4 perspectieven beschreven worden.
1. Bedrijfseconomisch: de HRM manager gaat ervan uit dat medewerkers evenals machines,
gebouwen en kapitaal een productiemiddel zijn om de bedrijfsdoelen te realiseren.
Medewerkers zijn een kostenpost die zo bedrijfseconomisch ingezet moeten worden dat zij
optimaal produceren. Denk aan het Angelsaksisch model van HRM.
2. Sociaalpsychologisch: medewerkers zijn niet alleen een hulpbron, zij hebben ook
groeibehoeften en verwachtingen waar we rekening mee moeten houden. Hoe kan het bedrijf
zorgen voor zinvol werk, dat medewerkers betrokken en gemotiveerd zijn? Door te zorgen dat
arbeisvoorwaarden, arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden en arbeidsverhouding in orde zijn.
3. Politiek: medewerkers zijn niet alleen een individu zij hebben ook belangen. Binnen een bedrijf
is er verschil in belangen, medewerkers hebben andere belangen dan het management en/de
aandeelhouders. De vraag is zijn de lusten en lasten evenredig verdeeld tussen de werknemers,
het management en de aandeelhouders? Bv als vanwege Covid 19 en de dalende olie prijzen
een oliebedrijf besluit om personeel te ontslaan, kan de vakbond direct de vraag stellen waarom
alleen werknemers ontslagen moeten worden. Hoe zal het management en de aandeelhouders
inleveren?
4. Maatschappelijk: hier staat centraal de relaties die organisaties hebben met de maatschappij.
Handelen zij maatschappelijk verantwoord? Wordt er rekening gehouden met de
arbeidswetgeving? Werken medewerkers in een gezonde en veilige omgeving? Door de
overheid, actiegroepen en het publiek wordt getoetst of bedrijven maatschappelijk verantwoord
handelen.
Wat is stroombeleid?
Op basis van de visie, missie, organisatiedoelstellingen wordt het HR-beleid uitgezet. Het uitzetten van
een strategische planning worden instroom, doorstroom en uitstroom uitgezet. Het is voor een bedrijf,
afhankelijk van de sector, wenselijk dat medewerkers up to date zijn wat hun competenties betreft en
door kunnen groeien. Voor kennisintensieve, ICT-bedrijven is deze druk veel groter, dan b.v. voor een
productiebedrijf. Voor meer specialistische bedrijven, denk b.v. aan Hogescholen en Universiteiten, is
het wenselijk dat medewerkers gedurende langere tijd in dezelfde functie werken bij dezelfde
organisatie.
Stroombeleid: Instroom
Instroom: Werven en selecteren van medewerkers met de juiste kennis, vaardigheden en competenties.
Stroombeleid: Doorstroom
Doorstroom: Wanneer een medewerker een andere functie krijgt in de organisatie.
 Horizontaal: Op hetzelfde niveau maar een ander functiegebied of afdeling.
 Verticaal: Een functie met een hogere of lagere schaal (promotie of demotie).
 Lateraal: Een functie uitoefenen op een andere afdeling of een ander vakgebied op een hoger of lager
functieniveau
Stroombeleid: Uitstroom
Uitstroom: Wanneer een medewerker een organisatie verlaat. Redenen:
 Reorganisatie;
 Pensioen;
 Arbeidsongeschiktheid;
 Overlijden.
Stroombeleid (Schematische weergave)
Instroom
Het gebied instroom gaat over de zoektocht naar nieuwe medewerkers. Men zorgt via werving- en
selectiemethodes voor de meest geschikte kandidaat.
Nadat de persoon is aangenomen, wordt deze ingewerkt voor de functie die hij of zij gaat vervullen.
Indien men de juiste persoon aanneemt kan deze doorstromen binnen de organisatie, waardoor deze
persoon een optimale bijdrage kan leveren aan de organisatie
Instroom wordt afgestemd op de strategie (visie/missie/organisatie doelen).
Het bedrijf heeft zijn visie/missie en organisatie doelen vastgesteld. Om de organisatiedoelen te
realiseren is personeel nodig, een personeelsplanning.
De HR - manager onderzoekt of er voldoende personeel is, of moet er nieuw personeel aangetrokken
worden.
Als vaststaat dat 2 nieuwe medewerkers aangetrokken moeten worden, dienen we de werving – en
selectiemethodes vast te stellen.
Werving: het zoeken naar kandidaten via diverse kanalen nadat je een vacature hebt opgesteld. Denk
aan vacatures die in de krant, social media en persoonlijke netwerken verspreid wordt.
Selecteren van kandidaten via methodes als sollicitatiegesprek, cognitieve testen, assesments, etc.
Bij HRM 2 besteden we meer aandacht aan het opstellen van een werving en selectie plan voor het
project bedrijf.
Doorstroom
Het onderwerp doorstroom gaat over het behouden en ontwikkelen van medewerkers binnen een
organisatie.
Het behouden van medewerkers is nodig om de kennis en professionaliteit in het bedrijf te behouden.
Men heeft verschillende instrumenten om een medewerker aan zich te binden. Zo kan er gekozen
worden om medewerkers kansen te geven zich te ontwikkelen of door te groeien naar hogere functies
Nadat de HR - manager in samenspraak met de lijnmanager een keuze heeft gemaakt voor de juiste
kandidaat, zal hij/zij voor de huidige medewerkers die jaren in het bedrijf zijn en de nieuwe
medewerker(s), een trainings/ontwikkelingstraject uitzetten. De HR-manager vraagt zich dan af:
Welke competenties, kennis/vaardigheden zijn nodig om invulling te geven aan de organisatiedoelen?
B.v. welke digitale skills hebben medewerkers nodig nu zij vanwege Covid 19 klanten via de ICT wegen
moeten bedienen?
Hoe bindt men talenten aan het bedrijf: b.v excellente medewerkers hun opleiding wordt betaald door
het bedrijf. Daardoor kunnen ze doorgroeien naar een hogere functie.
Uitstroom
Indien het dienstverband van een medewerker wordt beëindigd, praat men over uitstroom.
Er zijn verschillende redenen om een dienstverband te beëindigen, zoals een medewerker die de
pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt of ontslagen wordt.
Door de uitstroom van medewerkers kan er bezuinigd worden op de personeelskosten of ruimte
gemaakt worden voor een nieuwe instroom van medewerkers.
Uitstroom, het ontslaan van personeel, is afgestemd op de koers van het bedrijf.
Een verandering in strategie kan betekenen dat er minder vraag is naar het product. Dat kan betekenen
dat we minder personeel nodig hebben.
De HR - manager in samenspraak met de directie kan ervoor kiezen om deeltijd medewerkers te
ontslaan.
Ook kan gekeken worden van wie benadert de pensioengerechtigde leeftijd, en kan deze uitstromen. Als
HR - manager dien je dus data bij te houden over instroom, doorstroom en uitstroom om gevraagd en
ongevraagd adviezen uit te brengen.
Dynamisch stroombeleid
De continue stroom van mensen in en door de organisatie en de directe omgeving (netwerk en
community) van de organisaties om functies optimaal te bemensen en taken uit te voeren
Dynamische bemensing is meer en meer gewenst tegenwoordig. Dit zien we vooral in meer
kennisintensieve gestuurde economieen. Waarbij we zien dat organisaties meer in metwerken opereren
en de onderling samenwerking om elkaar te versterken. In – door en uitstroom lopen meer in elkaar
over. Uitzendkrachten die van een flex contract doorgroeien naar een vast contract. Of een
gepensioneerde ambtenaar die als coach wederom ingezet wordt op een bepaalde afdeling. Kortom: de
continue stroom van mensen in en door de organisatie en de directe omgeving (netwerk/community)
van de organisatie om functies optimaal te bemensen en taken uit te voeren.
Collegiale uitwisseling, zien we dat organisaties die in een samenwerkingsverband zitten, elkaars
personeel weleens overnemen. Of dat personeel van het ene ziekenhuis overstapt naar het andere
ziekenhuis.
Flexibele arbeidskrachten
De organisatie/het bedrijf neemt het strategisch besluit om te werken met:
1. Personeel in loondienst
2. Medewerkers van partner bedrijven (HSEQ-expert die ingeleend wordt van een partner bedrijf) of
met Flex medewerkers z.a:
3. Zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers, b.v. taxichauffeur, modiste, kapper, consultant, etc.
4. Vrijwilligers
Personeelsstromen binnen een bedrijf omhelst meerdere categorieen zoals blijkt uit deze slide. Let wel
het heeft allemaal te maken met enerzijds het kostenaspect (de loonkosten) beheersbaar houden.
Anderzijds gaat het erom dat je voor sommige functies eerder met een uitzendkracht kan werken, en
voor andere functies heb je juist een medewerker in loondienst nodig. In de praktijksituatie zien we dat
veel organisaties meer personeel in loondienst hebben. Ook speelt mee de bedrijfssector, of een meer
dynamisch stroombeleid gehanteerd wordt.
WAAROM IS HET STROOMBELEID RELEVANT?
Relevantie van stroombeleid
1. Organisatieperspectief: Organisaties hebben meer behoefte aan wendbaarheid
2. Medewerkersperspectief: Individuen hebben meer behoefte aan een eigen betekenisvolle bijdrage
aan hun eigen (professionele) loopbaan.
Organisatieperspectief: zij hebben meer behoefte aan wendbaarheid
A. Omgeving van organisaties wordt dynamischer en onvoorspelbaar. Denk aan de Financiële en
pandemie Covid – 19 crises, die Surinaamse bedrijven beïnvloeden. Bedrijven worden gedwongen
om wendbaarder te zijn. Een manier vanuit HR-perspectief is op zoek gaan naar andere manieren
van bemensen.
B. Steeds meer investeren in duurzame inzetbaarheid van medewerkers. Steeds trainen van
personeel, aanleren van nieuwe competenties. Duurzaam inzetbaarheid betekent het vitaal (gezond,
fit), bekwaam, en gemotiveerd houden van medewerkers tijdens hun werkende leven. Door
medewerkers te laten stromen binnen en door de organisatie wordt hun duurzame inzetbaarheid
vergroot.
Dynamische omgeving:
• Technologische ontwikkelingen
• Covid-19 pandemie
• Veranderend consumentengedrag
• Politieke instabiliteit
1. Andere manier van bemensen: Uitzendkrachten, stagiaires, tijdelijke krachten
2. Aandacht besteden aan duurzame inzetbaarheid van medewerkers (Vitaal, bekwaam en gemotiveerd
houden van medewerkers gedurende hun werkende leven)
Medewerkersperspectief.
Sterke nadruk op persoonlijke ontwikkeling. De nieuwe generatie medewerkers (millennials) hecht
minder waarde aan een vast contract, wil sneller doorstromen binnen de organisatie en gaat ook sneller
op zoek naar een nieuwe uitdaging buiten de organisatie
Waardoor komen medewerkers in beweging?
1. Prikkels voor individuele medewerkers
2. Prikkels voor de organisatie
Bijzondere vormen van uitstroom
1. Gedeeltelijke uitstroom
2. Pensionering
3. Overlijden
4. Arbeidsongeschiktheid
5. Uitbesteden van werk
Er zijn een vijftal bijzondere vormen van uitstroom:
Ad 1. Hier geeft de medewerker aan dat hij/zij minder uren wil werken, dus ipv 40, 30 uur.
Werktijdverkorting is een vb hiervan. Vanwege de noodsituatie door Covid 19 heeft men in Nederland
de tijdelijke maatregel overbrugging werkgelegenheid. In Suriname geeft de Overheid aan dat personen
die werkloos zijn geraakt in aanmerking zullen komen voor een uitkering van SRD 1500, -.
Ad.4 Als een medewerker gedeeltelijk zijn functie niet meer kan uitoefenen omdat hij/zij ziek is.
Ad 5. Outsourcing, voor medewerkers wiens werk is uitbesteed wordt ander werk gezocht, of de
overnemende partij neemt naast het werk ook de medewerker over. Offshoring, denk aan de
callcenters. Bedrijven in het land van herkomst moeten voor de medewerkers die hun baan verliezen
daarvoor moet een alternatief gezocht worden.
Wat zijn de opbrengsten/kosten van stromen?
Hier zien we de opbrengsten en kosten voor bedrijven als zij een actief stroombeleid voeren.
Wat het kostenaspect betreft, moeten we denken aan opportunity cost, dat het inzetten van een
‘nieuwe’ medewerker, nadat de ‘oude’ medewerker is vertrokken.
Betekent dat de nieuwe medewerker minder produceert, deze beheerst vaak het werk nog niet.
Indirecte kosten, als er nog geen vervanger is moeten de achtergebleven collega’s het werk doen, naast
hun eigen werk. Dus overuren en werving/selectie kosten behoren ook tot de indirecte kosten.
Managen van stromen
Organisatiebeleid => schaarste en/of waarde medewerkers, welke medewerkers op welke plek komen:
 Inclusieve benadering
 Exclusieve benadering
HR – architectuur van Lepak & Snell (1999).
Functies met een lage strategische waarde, die niet schaars zijn, vullen we in met uitzendkrachten.
Functies met hoge strategische waarde, die schaars zijn, vullen we in met vaste medewerkers, we
investeren in ze en behouden ze.
Organisatiebeleid  schaarste en/of waarde medewerkers, welke medewerkers op welke plek komen:
1. Inclusieve benadering
2. Exclusieve benadering
Daarnaast zal het bedrijf, de HR-professional, ook na moeten gaan hoe flexibele medewerker te
betrekken. Lang termijn betrokkenheid, door een
Inclusieve benadering, investeren in opleidingen en het geven van kerstpakketten van uitzendkrachten.
Kort termijn betrokkenheid, dmv de exclusieve benadering, tracht zoveel mogelijk handjes in te zetten in
het productie/dienstverleningsproces, omdat zij ingeruild kunnen worden.
HR- instrumenten managen personele stromen
In deze tabel zien wij een overzicht van personeelsinstrumenten die de HR-professional kan gebruiken
bij Instroom, Doorstroom en Uitstroom.
Personeelsinstrumenten: zijn tools/instrumenten die bijdragen aan het optimaliseren van medewerkers
hun inzet en bijdragen aan de strategische, tactische en operationele personeelsmanagementprocessen.
Juridische kader bij de verschillende personele stromen
Doorstroom: nieuw arbeidscontract en functieomschrijving
Uitstroom: vrijwillig ontslag. Rekening houden met opzegtermijn, concurrentiebeding, relatie beding
(staat in individueel contract, cao of arbeidsreglement)
Uitstroom: onvrijwillig ontslag. Rekening houden met ontslag recht Ministerie van Arbeid (zie de
Ontslagwet 2018: ontslag commissie/aanvraag ontslagvergunning). Rekening houden met transitie
vergoeding, wederzijds goedbevinden, ontslag op staande voet. Er zijn diverse procedures die gevolgd
moeten worden.
Zowel bij doorstroom als uitstroom zijn juridische regels richtinggevend voor de HR-professional. Maar
meer nog bij uitstroom, dienen de juridische regels voor ontslag, personeelsdossiervorming, in acht
genomen worden. Indien de HR-afdeling de juiste procedures niet volgt kan het inkomstenderving
betekenen voor het bedrijf.
Instructie: Zoek de ontslagwet 2018 via www.dna.sr op en geef de vijf gronden van ontslag aan.
Motivatie
• Motivatie betreft een combinatie van factoren die enerzijds in de persoon zijn gelegen (drijfveren,
ambities, capaciteiten) en anderzijds deel uitmaken van de situatie waarin iemand verkeert (inhoud van
de taak, manieren van samenwerken/leidinggeven)
Soorten motivatie:
• Intrinsieke motivatie: zaken die wij zelf belangrijk vinden (interne behoeften) maken dat wij
gemotiveerd zijn en blijven. Werksatisfactie, de relatie met de collega’s, de inhoud van het werk, maken
dat wij gemotiveerd zijn.
• Extrinsieke motivatie: door zaken van buitenaf worden wij gemotiveerd om (extra) inzet te plegen.
Bijvoorbeeld geld, status, een compliment, maakt dat wij extra arbeid willen verzetten.
Motivatie:
Definitie:
De factoren die aanzetten tot het gedrag, intensiteit van het gedrag en de persistentie van doelgericht
gedrag.
Als persoon/medewerkers kunnen wij afhankelijk van de werksituatie voor een kortere/langere tijd
(persistenties) en meer/minder (intensiteit) gemotiveerd zijn.
Arbeidsmotivatie
Alles wat de medewerker motiveert om zo te werken dat de gewenste doelen worden behaald.
Organisaties moeten dus intrinsiek en extrinsiek motiveren (matchen).
• Intrinsiek: Ontwikkeling om over juiste kennis en vaardigheden te beschikken
• Extrinsiek: prestaties inschatten en belonen
Motivatietheorieën
Inhoudstheorieën: welke menselijke drijfveren en behoeften zetten aan tot gedrag.
• Sociale behoeften
• Maslow
• Variatie menselijke behoeften
Procestheorieën: verloop proces van motivatie tot gedrag.
• Verwachtingstheorie (Vroom)
• Vergelijkingstheorie (Adams)
• Goalsetting theorie (Locke en Latham)
• Zelfverwezenlijkingstheorie (Deci en Ryan)
Sociale behoeften
Scientific Management: Geld de enige drijfsfeer was van de mensen
Enkele basisveronderstellingen:
• Een mens werkt niet alleen voor geld maar ook voor vriendschappen en relaties
• Werknemers vormen groepen met eigen normen, kenmerken en opvattingen
• Wanneer de leiding van een organisatie het gedrag van medewerkers wil sturen moeten ze rekening
houden met de sociale wensen en behoeften
Maslow
Behoeftenhiërarchie
• Primaire biologische
• Bestaanszekerheid in vorm van veiligheid en zekerheid
• Sociale behoeften
• Erkenning en waardering
• Zelfontplooiing
Herzberg
Tevredenheid en ontevredenheid in het werk door twee (2) verschillende type factoren worden
bepaald.
Hygiënefactoren (dissatisfiers): beloning, status, zekerheid, arbeidsomstandigheden. Indien aanwezig, is
de medewerker niet perse tevreden.
Motivatoren (satisfiers): uitdaging, erkenning, verantwoordelijkheid, groeimogelijkheden. Indien
aanwezig tevreden.
Vergelijking met de piramide van Maslow
Variatie in menselijke behoeften
McCLelland (3 behoeftes waarin personen van elkaar verschillen):
 Prestatiebehoefte
 Affiliatiebehoefte (behoefte sociaal contact)
 Behoefte aan macht
Variatie in menselijke behoeften
Complexe-mensbenadering van Shein:
 Behoefte afhankelijk van levensomstandigheden en omgevingssituatie.
 Persoonlijkheid en biologische, psychologisme en sociale ontwikkelingsfase.
Verwachtingstheorie (Vroom)
Factoren:
1. Succesverwachting (zal ik het doel bereiken?)
2. Opbrengst gedrag (levert dit gedrag beloning op?)
3. Waarde beloning (hoe waardevol vind ik de beloning?)
Organisaties:
• Relatie tussen inspanning en resultaat vastleggen
• Beloning is duidelijk (transparantie)
• Medewerker stelt beloning op prijs
• Medewerker heeft benodigde vaardigheden
• Rol medewerker is duidelijk
Succesverwachting van Vroom
1. De succesverwachting: zal het mij lukken om mijn doel te bereiken?
2. De instrumentaliteit van het gedrag: levert het gedrag een beloning op?
3. De valentie van de beloning: hoe waardevol vind ik de beloning?
Of prestatiebeloningen, moet er aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
• Relatie tussen inspanning en resultaat
• Duidelijkheid over de beloning
• Beloning moet op prijs worden gesteld
• Adequate vaardigheden en bekwaamheden
• Duidelijkheid in rol
Vergelijkingstheorie (Adams)
Volgens Adams gaat het om de vergelijking die medewerkers maken. De relatie tussen inspanning en
opbrengst moet billijk zijn.
Uitgangspunten:
 Mensen vergelijken inspanning en beloning met die van anderen
 Te hoog of te laag leidt tot ongemak
 Hoe sterker gevoel, best doen evenwicht te herstellen
 Herstel evenwicht door best te doen of minder te presteren
Goalsetting theorie (Locke en Latham)
Medewerkers raken gemotiveerd door doelen die aan bepaalde kenmerken voldoen:
 Moeilijke, maar haalbare doelen motiveren
 Doelen moeten specifiek zijn en niet algemeen
 Kennis van resultaten (feedback) tijdens en na het werk zijn van belang om de motivatie op gang te
houden
Waarderingssystemen, zoals beoordelings-beloningstemen zijn wel van invloed op de tevredenheid van
de werknemer met zijn prestaties, maar nauwelijks op het prestatieniveau zelf
Zelfbeschikkingstheorie (Ryan en Deci)
Drie (3) basisbehoeften (ABC):
1. De behoefte aan autonomie: de wens van medewerkers om zich psychologisch vrij te voelen in hun
werk
2. De behoefte aan betrokkenheid: de relaties met anderen op het werk
3. De behoefte aan competentie: Vaardigheden en talenten
Wanneer deze behoeften vervuld zijn, zijn medewerkers kwalitatief goed gemotiveerd, voelen ze zich
goed in hun vel en presteren ze beter
Leerpunten
Belangrijkste leerpunten:
• Het is een illusie om te denken dat mensen op hun werk de rest van hun persoonlijkheid thuislaten
• Er bestaat geen universele set aan behoeften die voor iedereen geldt (Maslow) Behoeften lopen zeer
uiteen.
• Bij deze uitwisselingsprocessen is bekend dat mensen beloond willen worden voor hun inspanningen
op een manier die door hen als rechtvaardig wordt beschouwd (Adams)
Arbeidsorientatie
Arbeidsorientatie: Waar hecht men waarde in het werk
1. Intrinsieke oriëntatie gericht op inhoudelijke aspecten van het werk
2. Extrinsieke oriëntatie gericht op doelen buiten het werk zoals beloning en werkzekerheid
3. Een carrière- organisatie gericht op leer en doorgroeimogelijkheden
4. Een gemaksoriëntatie gericht op (het vermijden) belastende omstandigheden in het werk
5. Een sociale oriëntatie gericht op sociale relaties op en om het werk, inclusief werksfeer.
Verschillen in groepen
• Hoger opgeleiden blijken een meer intrinsieke oriëntatie op het werk te hebben dan lager opgeleiden.
• Een goede beloning leeft het sterkst onder lager en middelbaar opgeleiden
• Zekerheid, maatschappelijk nut en promotie-en carrièremogelijkheden spelen binnen de
beroepsbevolking als geheel een geringe rol
• Voor iedereen zijn relaties tot collega’s en een goede werksfeer van groot belang –
• Het vermijden van belastende werkomstandigheden speelt nog steeds rol van betekenis, vooral bij
lager en middelbaar opgeleiden
Overeenkomsten: leuke collega’s, interessant werk, en goede beloning
Psychologisch contract
Verwachtingen t.a.v. motivatie komt van werkgever en werknemer. Management geeft aan wat ze
verwachten en houdt rekening met motivatie van medewerker. Daardoor motivatie van medewerker
sturen.
Soorten relaties:
Transactionele relaties: loon in ruil voor arbeid
Relationele relaties: groei en ontwikkelingsmogelijkheden, loyale inzet medewerker
Verschillen in wederzijdse verwachtingen
• Kernmedewerkers: een langjarige betrokkenheid op te bouwen, veel investeren in ontwikkeling van
deze werknemers.
• Professionals: een mengeling weer van transactionele en relationele kenmerken weer.
• Ondersteunend personeel: die transactioneel van aard voor wat, hoort wat.
• Ondersteunende specialisten: transactioneel en relationeel.
Verschillen in medewerkers
Verschillen in medewerkers
1. Kernmedewerkers: Schaars of specifiek menselijk kapitaal dat erg belangrijk is.
2. Professionals: Gaat om medewerkers die ook belangrijk zijn voor de organisatie, maar die over meer
algemene vaardigheden beschikken die vrij gemakkelijk te vinden zijn op de arbeidsmarkt.
3. Ondersteunend personeel: Medewerkers die weliswaar noodzakelijk zijn voor het voortbestaan voor
de organisatie, maar die niet belangrijk zijn van een strategisch oogpunt.
4. Ondersteunende specialisten: Deze medewerker is strategisch gezien niet zo belangrijk, maar wel
unieke vaardigheden.
Gedifferentieerde arbeidsrelaties
Medewerkers zijn verschillend van aard: Moeders, reislustige, ambitieuze vrijgezellen.
Aandacht voor idiosyncratisch of ideals”: Maatwerk afspraken die een individuele werknemer kan
maken met de werkgever.
Aandacht voor maatwerk: Een omgeving creëren dat past bij de persoon en goed inspelen op de
verwachtingen.
Motivatie en leidinggeven
Twee typen stijlen van leidinggeven:
1. Transactionele leider maakt duidelijk wat de medewerker kan verwachten in ruil (transactie) voor een
goede prestatie en zorgt dat de condities geschapen worden.
2. Transformationele leider is gericht op verandering. Medewerkers vanuit een inspirerende visie extra
motiveren en begeleiden.
Leidinggevende succesvol: Visie, charisma, betrokkenheid, bevorderen, situationeel leidinggeven.
COMPETENTIEPROFIEL
Waar moet een goede medewerker aan voldoen?
Competenties
Competenties zijn specifieke eigenschappen, kennis of vaardigheden waarover medewerkers moeten
beschikken om succesvol te zijn.
Elke competentie is opgebouwd uit de volgende 4 elementen:
 Kennis: Wat moet je voor een functie weten, welk denkvermogen vraagt de functie?
 Vaardigheden: Wat moet je voor een functie kennen?
 Motivatie: Is er de wil om of bereidheid om aan een specifieke competentie te werken?
 Persoonskenmerken: Wat voor persoonseigenschappen moet je voor een bepaalde functie hebben?
Waarom inzicht in de opbouw van competenties? Te achterhalen wat de mate van ontwikkelbaarheid is
van een competentie.
Concretiseren van competenties: Omzetten in waarneembaar gedrag of gedragsindicatoren
Gedragsindicatoren geven de breedte en diepgang aan van een competentie en daarvoor meer
betekenis aan de competentie.
Gedrag is datgene wat je iemand in de dagelijkse praktijk ziet doen of hoort zeggen.
Type competenties
4 typen competenties:
1. Kerncompetenties: Dit zijn competenties waarin de organisatie wil uitblinken en die zij van iedere
medewerker verwacht.
2. Afdelingscompetenties: Dit zijn competenties waarmee de afdeling zich onderscheidt van andere
afdelingen. Zijn op alle functies binnen de betreffende afdeling van toepassing.
3. Functiecompetenties: Dit zijn competenties die voor een specifieke functie nodig zijn om succesvol te
zijn. Gelden voor de specifieke functie.
4. Leidinggevende competenties: Dit zijn functiecompetenties die voor bepaalde leidinggevende posities
gemeenschappelijk worden benoemd. Gewenste stijl van leiderschap wordt hiermee verankerd.
Competenties op verschillende niveaus
Het niveau waarop de competentie beheerst dient te worden.
Elk niveau beschrijft ander gedrag.
Niveau 1: Basis/Starter
Niveau 2: Vakman/Vakvrouw
Niveau 3: Professional/Sturen
Niveau 4: Expert/Management
Niveau 5: Strategie/Leiderschap
DE GESPREKSCYCLUS
Prestaties beoordelen
Prestaties van nu: Moeten beoordeeld en beloond worden
Prestaties in de toekomst: Onderdelen die de medewerker nog kan en moet ontwikkelen.
HR-gesprekkencyclus: Soorten periodieke gesprekken die met de medewerker gevoerd worden en een
onderlinge samenhang (cyclus) vertonen.
Gesprekken:
Vooruitkijken: Planningsgesprekken: hierin worden afspraken gemaakt over de activiteiten van een
medewerker voor een komende periode.
Balans opmaken: Functioneringsgesprekken: hierin wordt aandacht besteed aan alle omstandigheden
rond het werk.
Waarderen, beoordelen en ontwikkelen: Beoordelingsgesprekken: hierin wordt teruggekeken op de
afgelopen periode.
Persoonlijke ontwikkelingsgesprekken of loopbaangesprekken: Hierin draait het om de ontwikkeling
van de medewerkers.
Download