HOOFDSTUK III : ANNUÏTEITEN 3.1 Begrippen Inleidende voorbeelden - Bij de geboorte van Jonathan besluit de peter om jaarlijks 500 euro te storten. Hij opent hiervoor een aparte rekening met een rentevoet van 4,2%. De eerste storting gebeurt op Jonathans eerste verjaardag en hij doet dit tot en met Jonathans 18de verjaardag. Tot welk bedrag zijn deze stortingen aangegroeid op de dag van Jonathans 18de verjaardag? - Bij de geboorte van Jonathan besluit de meter om jaarlijks 450 euro te storten. Zij opent hiervoor een aparte rekening met een rentevoet van 4,5%. De eerste storting gebeurt op Jonathans geboortedag. De laatste storting gebeurt op Jonathans 17de verjaardag. Tot welk bedrag zijn deze stortingen aangegroeid op de dag van Jonathans 18de verjaardag? Terminologie - Een annuïteit is een vast bedrag dat men periodiek betaalt om een kapitaal te vormen (kapitaalsvorming) of een schuld af te lossen (schuldaflossing). De annuïteit noemt men ook wel het termijnbedrag. - De data waarop de stortingen gebeuren, zijn de vervaldagen en het tijdsinterval tussen twee vervaldagen is de periode. De meest voorkomende perioden zijn jaarlijks, semestrieel, trimestrieel en maandelijks. - De duur tussen begin - en einddatum van de overeenkomst heet de looptijd van de annuïteit. Toepassingen hierop zijn: voorhuwelijkssparen, woonsparen, pensioensparen, langetermijnsparen, het aflossen van een lening, … In het eerste inleidende voorbeeld (de peter) is: - de periode: één jaar - het termijnbedrag of annuïteit: 500 euro - de vervaldagen: de verjaardagen van Jonathan - de begindatum: de geboortedag van Jonathan - de einddatum: Jonathans 18de verjaardag - de looptijd: 18 jaar - aantal stortingen = einddatum – begindatum = 18 stortingen Soorten annuïteiten: - postnumerando annuïteit: zie het eerste inleidende voorbeeld (de peter) (einde van elke periode) - prenumerando annuïteit: zie het tweede inleidende voorbeeld (de meter) (begin van elke periode) Financiële algebra 23 I. De Baeremaecker Symbolen: a = de annuïteit of het termijnbedrag n = het aantal stortingen An = de eindwaarde of het eindkapitaal A0 = het geleende bedrag (de beginwaarde) Voorbeeld 1 Hans en Astrid doen aan woonsparen vanaf 1 januari 2010 en storten jaarlijks een bedrag van 6000 euro. De rentevoet is 2%. Op 1 januari 2017 doen ze de laatste storting. Een jaar later, bij de ondertekening van een bouwlening, vragen ze het gespaarde geld op. Vul de tabel in. Soort annuïteit Aantal stortingen begindatum einddatum Voorbeeld 2 De ouders van Wout beslissen op zijn 10de verjaardag om vanaf de volgende maand elke maand 50 euro opzij te leggen om zijn hogere studies te kunnen bekostigen. Ze hebben hiervoor een rekening geopend met een rentevoet van 1,75%. De laatste storting zal gebeuren op de 18de verjaardag van Wout. Vul de tabel in. Soort annuïteit Financiële algebra Aantal stortingen begindatum 24 einddatum I. De Baeremaecker 3.2 Het eindkapitaal van een postnumerando annuïteit = An Voorbeeld Tom’s ouders komen op zijn vijftiende verjaardag met een financiële instelling tot een overeenkomst om aan voorhuwelijkssparen te doen door vanaf zijn 16de tot en met zijn 22ste verjaardag elk jaar 1000 EUR te storten. Over welk bedrag zou Tom dan beschikken op zijn 22ste verjaardag als de financiële instelling een rentevoet van 5,5% hanteert? 15 16 17 18 19 20 21 22 A n =1 000.1,0556 +1000.1,0555 +1000.1,055 4 +1000.1,0553 +1000.1,0552 +1000.1,055+1000 (1) beide leden van (1) vermenigvuldigen met 1,055 A n .1,055 = 1000.1,0557 +1000.1,055 6 +1000.1,0555 +1000.1,055 4 +1000.1,0553 +1000.1,0552 +1000.1,055 (2) dan (2) (1) A n .1,055 - A n =1000.1,0557 -1000 A n 1,055-1 = 1000 1,0557 -1 7 A n .0,055 = 1000 1,055 -1 An = 7 1000 1,055 -1 0,055 = 8266,89 euro An Financiële algebra a . (un -1) i 25 I. De Baeremaecker 3.3 De beginwaarde van een postnumerando annuïteit = A0 ( = het geleende bedrag bij een lening) Voorbeeld Bij de geboorte van Jonathan besluit de peter om jaarlijks 500 euro te storten. Hij opent hiervoor een aparte rekening met een rentevoet van 4,2%. De eerste storting gebeurt op Jonathans eerste verjaardag en hij doet dit tot en met Jonathans 18de verjaardag. Welk bedrag ontvangt Jonathan van zijn peter op zijn 18de verjaard ag? Omdat de peter van Jonathan zeker wil zijn dat dit bedrag er zal zijn op Jonathans 18de verjaardag, besluit hij om onmiddellijk na de geboorte een bedrag opzij te zetten dat gelijkwaardig is aan het jaarlijks sparen van 500 euro. Welk bedrag moet de peter van Jonathan uitzetten om over dezelfde periode van 18 jaar aan dezelfde rentevoet van 4,2% eenzelfde bedrag gespaard te hebben? k . un = K A 0 . un = A n A0 Dit betekent: Had de peter van Jonathan bij Jonathans geboorte ………………….. euro gestort op een rekening die 4,2% opleverde i.p.v. 18 jaar lang 500 euro te storten op Jonathans verjaardag, dan zou het eindbedrag op Jonathans 18de verjaardag hetzelfde zijn. Financiële algebra 26 I. De Baeremaecker Dus: A0 = An un A0 = An . 1 un a . (un -1) 1 A0 = . n i u a (un - 1) A0 = . i un A0 = a 1 . (1 - n ) i u A0 = Financiële algebra a 1 . (1 - n ) i u 27 I. De Baeremaecker 3.4 Annuïteiten met een GRM Voorbeeld Welk bedrag heeft Kasper gespaard als hij 5 jaar lang op het einde van elke maand 200 euro op een rekening stort die hem een jaarlijks rentepercentage van 4,2% oplevert. Het gaat hier dus om een postnumerando annuïteit. [1: financieel] [1: TVM oplosser] N = het aantal stortingen I% = de rentevoet PMT = “payment” wat storting betekent = annuïteit = termijnbedrag = a Omdat het hier om een storting gaat en dus een uitgave is, wordt dit als een negatief getal ingegeven. PV = “present value” of “huidige geldwaarde” = geleende bedrag = A0 Dit gebruik je als je de beginwaarde van een annuïteit wilt weten. FV = “future value” of “toekomstige waarde” = het gespaarde bedrag = An Dit gebruik je voor de eindwaarde van een annuïteit. P/Y staat voor het aantal betalingen per jaar. Omdat in het voorbeeld maandelijks gestort wordt, zet je P/Y op 12. C/Y staat voor het aantal kapitalisaties per jaar. Dit is bij de berekening niet nodig en wordt gelijk aan 1 gesteld. PMT: eind betekent postnumerando annuïteit PMT: begin betekent prenumerando annuïteit Plaats in dit voorbeeld de cursor bij de te berekenen variabele FV en duw op Financiële algebra 28 I. De Baeremaecker 3.5 Het termijnbedrag bij een postnumerando annuïteit Vanuit de eindwaarde: An a (un -1) An . i a(u n 1) i a An .i un 1 Vanuit de beginwaarde: A0 a 1 1 (1 n ) A 0 .i a(1 n ) i u u a A 0 .i 1 1 n u Voorbeeld 1 Laura en Gert willen binnen 5 jaar een huisje bouwen. Als startkapitaal willen ze een bedrag van 65 000 euro bijeensparen. Hoeveel moeten ze op het einde van elke maand sparen als ze hun geld kunnen beleggen aan een rentevoet van 3,7%? Financiële algebra 29 I. De Baeremaecker Met de GRM: Voorbeeld 2 Sarah wil op drie jaar tijd via semestriële stortingen een bedrag van 5000 euro bijeensparen. De eerste storting doet ze binnen zes maand en de jaarlijkse rentevoet bedraagt 2,5%. Hoeveel moet Sarah per semester sparen? Met de GRM: Financiële algebra 30 I. De Baeremaecker 3.6 De periode bij een postnumerando annuïteit Vanuit de eindwaarde: An = a (un -1) i A n .i = a (un - 1) un - 1 = un = A n .i a A n .i +1 a n . logu = log ( n log( An . i + 1) a An .i 1) a logu Voorbeeld Klaas en Hanna willen een huis gaan bouwen. Als startkapitaal voorzien zij een bedrag van minstens 55 000 euro. Ze zijn van plan om maandelijks 500 euro te sparen. Hoeveel jaar moeten ze wachten vooraleer ze hun plannen kunnen verwezelijken als ze hun geld kunnen beleggen aan een rentevoet van 3,4%? (postnumerando annuïteit) Met de GRM: Financiële algebra 31 I. De Baeremaecker 3.7 Oefeningen 1. Bereken de eindwaarde van de volgende annuïteit: een postnumerando annuïteit met 30 trimestriële stortingen van 25 euro, de trimestriële rentevoet bedraagt 0,86%. 2. Bereken het termijnbedrag van de volgende annuïteit: een postnumerando annuïteit aan een maandelijkse rentevoet van 0,60%, met 240 maandelijkse stortingen die een eindwaarde van 10 000 euro opleveren. 3. De eindwaarde van een postnumerando annuïteit met maandelijkse termijnbedragen van 180 euro bedraagt 9646 euro. De jaarlijkse rentevoet bedraagt 3,40%. Bepaal het aantal termijnbedragen. 4. Erik wil een flatje kopen aan zee. Hiervoor is hij bereid elke maand 470 euro te besteden voor de afbetaling van een lening. Hij wenst de lening af te betalen op 15 jaar en de huidige (vaste) rentevoet bedraagt 4,65%. Hoeveel kan hij nu lenen? 5. Een gerestaureerde hoeve kost 220 000 euro. Steven en Natasha beschikken over 120 000 euro spaargeld en rekenen dat met beschrijfkosten erbij ze 255 000 euro nodig hebben. Ze wensen maandelijks niet meer dan 950 euro af te betalen. Hun bank biedt hen een woonkrediet aan met een looptijd van 20 jaar tegen een rentevoet van 5,7%. Kunnen zij de hoeve kopen? 6. Lien en Sander willen binnen 6 jaar een huisje bouwen. Ze willen een bedrag van 60 000 euro als startkapitaal bijeensparen. Hoeveel moeten ze op het einde van elke maand sparen als ze hun geld kunnen beleggen aan een rentevoet van 3,25%. 7. Evert heeft 5550 euro geleend en wil die op 3 jaar tijd via maandelijkse stortingen terugbetalen. De eerste storting gebeurt één maand na het aangaan van de lening. De jaarlijkse rentevoet bedraagt 4,5%. Hoeveel moet Evert per maand betalen? 8. Joeri en Sien willen een huis gaan bouwen. Als startkapitaal voorzien zij een bedrag van minstens 75 000 euro. Ze zijn van plan om maandelijks 500 euro te sparen. Hoeveel jaar en hoeveel maand moeten ze wachten vooraleer ze hun plannen kunnen verwezelijken als ze hun geld kunnen beleggen aan een rentevoet van 3,85%? (postnumerando) 9. Sarah heeft geld nodig en wil geld lenen van haar vriend. Ze kan de volgende zes jaar maandelijks 180 euro terugbetalen. De eerste betaling gebeurt over een maand. Welk bedrag kan Sarah van haar vriend lenen als deze haar een rentevoet van 3% aanrekent? Financiële algebra 32 I. De Baeremaecker HOOFDSTUK IV : TOEPASSINGEN VAN ANNUITEITEN 4.1 WOONKREDIET (HYPOTHECAIR KREDIET) Inleidende taak 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Wat is een hypothecair krediet? Waarvoor kan je een hypothecair krediet aangaan? Schrap wat niet past: hoe langer de looptijd, hoe lager / hoger de maandelijkse betalingen. Op welke manieren kunnen de terugbetalingen gebeuren? Leg deze terugbetalingsvormen kort uit. Men kan kiezen tussen een vaste of variabele rentevoet. Leg het verschil uit tussen de twee, geef eventuele voordelen en nadelen. Wat is een herbeleggingsvergoeding of wederbeleggingsvergoeding? Hoeveel is die vergoeding? Als je een huis koopt van 150 000 euro, moet je niet enkel dat bedrag betalen, maar krijg je ook verschillende kosten die gepaard gaan met het aangaan van een lening. Welke kosten zijn dit en leg uit. Kan je zoveel lenen als je wil met een hypothecaire lening? Waarom wel of niet? Hoeveel mag je ongeveer van het gezinsinkomen besteden aan de maandelijkse terugbetalingen? De meeste mensen hebben niet voldoende geld op hun (spaar)rekening om onmiddellijk een huis te kopen, te bouwen of verbouwen. Daarom lenen ze geld bij een financiële instelling. Wanneer de lening dient om een onroerend goed te verwerven, zal de financiële instelling een waarborg eisen. Die waarborg noemt men ook een hypotheek, dat wil zeggen dat als we onze schulden niet meer kunnen aflossen, de financiële instelling bij de verkoop van ons onroerend goed de eerste bevoorrechte schuldeiser is. Leningen met een onroerend goed als onderpand noemen we hypothecaire leningen of woonkredieten. Een hypothecaire lening is dus een geldlening tegen een intrest, voor een notaris afgesloten, waarbij de terugbetaling van het kapitaal en van de intresten gewaarborgd worden door de inpandgeving van het onroerend goed aan de ontlener. De bank zal je ook vragen om een schuldsaldoverzekering te nemen. Immers , wanneer je vroegtijdig overlijdt, zullen de erfgenamen de openstaande schuld in jouw plaats moeten terugbetalen. Om dit te voorkomen neem je een schuldsaldoverzekering. Deze garandeert de terugbetaling van het kapitaal dat overeenstemt met het nog af te lossen bedrag van je lening, wanneer je overlijdt voor de vervaldag van je hypothecaire lening. Normaal gezien is lenen geen goede zaak. Onmiddellijk betalen is meestal veel verstandiger, behalve voor de aankoop of het bouwen van een huis. Ook al kan je mits het winnen van de lotto of het ontvangen van een erfenis een huis onmiddellijk betalen, dan nog kan een lening interessant lijken omwille van het fiscaal voordeel. De aankoop en registratie van je huis worden door een notaris vastgelegd in een authentieke verkoopakte. Ook de hypothecaire lening wordt afgesloten door het verlijden van een akte door een notaris. Je moet dus naast de aankoopsom voor je huis ook nog beschrijfkosten Financiële algebra 33 I. De Baeremaecker (deze omvatten de registratierechten, de notariskosten en algemene aktekosten), een eventuele schatter (dit is iemand die voor de bank de verkoopwaarde van het huis schat) en dossierkosten betalen. Het bedrag dat we bij een bank kunnen lenen mag de waarde van de woning bij een openbare verkoop niet overschrijden. Deze waarde wordt eventueel geschat door een aangestelde expert. Een goede en veel toegepaste vuistregel bij het aangaan van een hypothecaire lening is: zorg ervoor dat het bedrag dat je maandelijks moet terugbetalen nooit meer bedraagt dan één derde van je inkomen, zo hou je genoeg geld over om comfortabel te leven. Meestal wordt een hypothecaire lening terugbetaald met maandelijkse stortingen. We onderscheiden hierin twee mogelijkheden: Gedurende de looptijd van je lening betaal je elke maand eenzelfde bedrag aan de financiële instelling waar je je geld ontleende. Je betaalt de lening dus terug via een annuïteit. De aflossingen worden daarom ook mensualiteiten genoemd en we spreken van een hypothecaire lening met vaste termijnbedragen. Je betaalt elke maand een vast kapitaal terug. Op het stuk kapitaal dat je nog niet terug betaald hebt, moet je intrest betalen. Omdat je in het begin nog maar weinig kapitaal terugbetaald hebt, betaal je meer intrest. M.a.w. de betalingen in het begin zijn groter dan deze op het einde. We spreken van een hypothecaire lening met vaste kapitaalaflossing. Wanneer je een woningkrediet aangaat, heb je een enorme keuze uit allerlei soorten tarieven. Hierin onderscheiden we twee grote groepen: Ofwel kies je voor een vaste rentevoet. Je leent een bepaald bedrag aan een bepaalde rentevoet en deze rentevoet ligt vast gedurende de hele looptijd van je lening. Deze formule is interessant wanneer de rentevoeten laag staan en je denkt dat deze de komende jaren zullen stijgen. Ofwel kies je voor een variabele rentevoet. Gedurende de looptijd kan je rentevoet op bepaalde tijdstippen (bv. om de 5 jaar) worden aangepast naar boven (de rentevoet stijgt) of naar beneden (de rentevoet daalt). Deze formule kies je wanneer je denkt dat de rentevoeten in de toekomst zullen dalen. Financiële algebra 34 I. De Baeremaecker 4.1.1 De hypothecaire lening met vaste termijnbedragen Voorbeeld Jonathan en Sara willen een huis kopen. Ze gaan hiervoor een hypothecaire lening aan voor 120 000 euro, terugbetaalbaar op 20 jaar met vaste termijnbedragen. De vaste jaarlijkse rentevoet bedraagt 4,20%. a) Welk bedrag moeten Jonathan en Sara elke maand betalen? (met GRM) b) Stel een aflossingstabel op. Oplossing: a) bepalen van het termijnbedrag met de GRM: Jonathan en Sara moeten maandelijks 734,87 euro betalen. b) opstellen van een aflossingstabel: Bij een hypothecaire lening bestaat elk termijnbedrag uit twee delen: een rentebestanddeel en een aflossingsbestanddeel . a = rentebestanddeel + aflossingsbestanddeel a = rm + km Financiële algebra met rm = rentebestanddeel bij de m – de afbetaling km = aflossingsbestanddeel bij de m – de afbetaling 35 I. De Baeremaecker aflossingstabel: periode Termijnbedrag a Rentebestanddeel Aflossingsbestanddeel Uitstaande rm km schuld 0 1 2 3 4 Berekenen van rentebestanddelen, aflossingsbestanddelen en uitstaande schuld: Het rentebestanddeel is de intrest gedurende één periode (maandelijks) op de nog uitstaande schuld. Bij het afsluiten van de hypothecaire lening is de schuld = A0 zodat: r1 = A0 . i12 (denk aan de formule I = k . i . n met I = r1 ; k = A0 ; n = 1) = met u12 12 u 12 1,042 1,003434 k1 = a – r1 i12 = 0,003434 = Na de eerste betaling is de nog uitstaande schuld A0 – k1 = r2 = k2 = Financiële algebra 36 I. De Baeremaecker Na de tweede betaling is de nog uitstaande schuld = r3 = k3 = Na de derde betaling is de nog uitstaande schuld = r4 = k4 = De onderstaande aflossingstabel werd gemaakt in Excel. (zie later) aflossingstabel hypothecaire lening A0 120000 n 240 i 0,003434379 periode termijnbedrag rentebestanddeel 0 1 734,87 412,13 2 734,87 411,02 3 734,87 409,90 4 734,87 408,79 5 734,87 407,67 6 734,87 406,55 7 734,87 405,42 8 734,87 404,29 9 734,87 403,15 10 734,87 402,01 … a 734,8664340 aflossingsbestanddeel 322,74 323,85 324,96 326,08 327,20 328,32 329,45 330,58 331,72 332,85 kostprijs lening 56367,94416 uitstaande schuld 120000 119677,26 119353,41 119028,45 118702,37 118375,17 118046,85 117717,40 117386,82 117055,11 116722,25 Je merkt duidelijk dat bij een hypothecaire lening met vast termijnbedrag je in het begin veel intrest en slechts een beetje kapitaal betaalt. Op het einde is het net andersom. Financiële algebra 37 I. De Baeremaecker Als we alle termijnbedragen optellen, vinden we dat Jonathan en Sara 176 367,94 euro aan de financiële instelling zullen betalen. Dus de kostprijs van de lening bedraagt 56 367,94 euro. Aflossingstabel met de GRM We maken gebruik van de ingebouwde financiële functies. Vul de gegevens in in het termijnbedrag bereken. 1: financieel 1: TVM Oplosser en laat de GRM het Voer nu in het menu y= volgende functievoorschriften in: Y1 = Int ( X, X ) APPS 1: Financieel A: Int ( Y2 = Pr n( X, X ) APPS 1: Financieel 0: Pr n( APPS 1: Financieel 9: bal( Y3 = bal(X) Het aflossingsplan vind je nu via [Table]: Financiële algebra 38 I. De Baeremaecker Betekenis van de gebruikte formules: Int ( bet1,bet2): berekent de som van de betaalde rente tussen betaling bet1 en betaling bet2 en die dus het rentebestanddeel van een termijnbedrag zal geven als we tweemaal hetzelfde invullen Pr n( bet1,bet2): berekent de som van het terugbetaalde kapitaal tussen betaling bet1 en betaling bet2 en die dus de kapitaalsaflossing van een termijnbedrag zal geven als we tweemaal hetzelfde invullen bal(bet): berekent de nog uitstaande schuld na betaling bet 4.1.2 De hypothecaire lening met vaste kapitaalsaflossing Voorbeeld Jonathan en Sara willen een huis kopen. Ze gaan hiervoor een hypothecaire lening aan voor 120 000 euro, terugbetaalbaar op 20 jaar met vaste kapitaalsaflossing. De vaste jaarlijkse rentevoet bedraagt 4,20%. a) Welk aflossingsbestanddeel moeten ze elke maand betalen? b) Stel een aflossingstabel op. Oplossing: a) Het aflossingsbestanddeel is steeds hetzelfde. In termijnen uitgedrukt betekent 20 jaar dus 240 termijnen. Zodat: km = 120000 = 500 euro 240 b) aflossingstabel: periode Termijnbedrag a Rentebestanddeel Aflossingsbestanddeel Uitstaande rm km schuld 0 1 2 3 Het rentebestanddeel is de intrest gedurende één periode (maandelijks) op de nog uitstaande schuld. Financiële algebra 39 I. De Baeremaecker Bij het afsluiten van de hypothecaire lening is de schuld A0 = 120 000 euro, zodat: r1 = A0 . i12 = met u12 12 u 12 1,042 1,003434 a1 = r1 + k1 i12 = 0,003434 = Na de eerste betaling is de nog uitstaande schuld A0 – k1 = r2 = a2 = Na de tweede betaling is de nog uitstaande schuld = r3 = a3 = De onderstaande aflossingstabel werd gemaakt in Excel. (zie later) aflossingstabel hypothecaire lening A0 120000 n 240 i 0,003434379 periode termijnbedrag rentebestanddeel 0 1 912,13 412,13 2 910,41 410,41 3 908,69 408,69 4 906,97 406,97 5 905,26 405,26 6 903,54 403,54 7 901,82 401,82 8 900,11 400,11 9 898,39 398,39 10 896,67 396,67 Financiële algebra aflossing 500 kostprijs lening 49661,12 aflossingsbestanddeel 500,00 500,00 500,00 500,00 500,00 500,00 500,00 500,00 500,00 500,00 40 uitstaande schuld 120000 119500,00 119000,00 118500,00 118000,00 117500,00 117000,00 116500,00 116000,00 115500,00 115000,00 I. De Baeremaecker Je merkt duidelijk dat bij een hypothecaire lening met vaste kapitaalsaflossing je in het begin een hoog termijnbedrag betaalt en op het einde een kleiner. Als we alle termijnbedragen optellen, vinden we dat Jonathan en Sara 169 661,12 euro aan de financiële instelling zullen betalen. Dus de kostprijs van de lening bedraagt 49 661,12euro. Vergelijk de kostprijs van de lening met vaste kapitaalsaflossing met die bij de lening met vaste termijnbedragen. Wat merk je? Verklaar. Toch wordt zeker in 95% van de gevallen gekozen voor een lening met constante termijnbedragen. Kun je verklaren waarom? Aflossingstabel met constante termijnbedragen in Excel. We werken het volgende voorbeeld uit: De familie Huismans gaat een hypothecaire lening aan van 85 000 euro met een looptijd van 20 jaar en constante maandelijkse afbetalingen. De jaarlijkse rentevoet is 5,90%. Invoer van de gegevens Kies voor de kolommen B tot en met E een bredere kolombreedte vb. 20 Voeg de cellen A1 tot en met E1 samen (‘samenvoegen en centreren’) Typ in de samengevoegde cellen de titel: ‘aflossingstabel hypothecaire lening’ Typ in de cellen A3,B3 en C3 respectievelijk de letters A0, n en i Voer in de cellen A4,B4 en C4 de gegevens in: Cel A4 = 85 000 Cel B4 = 240 1 Cel C4 = i = 12 1, 059 1 = 1,059 12 1 ‘formules’ - ‘functie invoegen’ – ‘wiskunde’ – ‘macht’ – getal = 1,059 macht = 1/12 OK en dan -1 Typ in rij 6 de titels van de aflossingstabel: periode, termijnbedrag, rentebestanddeel, aflossingsbestanddeel en uitstaande schuld Voer in cel A7 de waarde 0 in. In cel E7 de waarde van A0. Financiële algebra 41 I. De Baeremaecker Berekening van het maandelijkse termijnbedrag Plaats in cel D3 de letter a Activeer cel D4 en ga naar ‘formules’ - ‘functie invoegen’ – ‘financieel’ – ‘BET’ of ‘aflossing’ Pas op: vul het geleende bedrag als een negatief getal in! Rente: i = 0,00478…. Aantal termijnen: n = 240 HW: - A0 = - 85 000 TW: 0 Type_getal: 0 A B C D E aflossingstabel hypothecaire lening 1 2 3 4 5 6 7 8 A0 85000 n 240 i 0,004788517 a 596,58761121 periode termijnbedrag rentebestanddeel aflossingsbestanddeel 0 uitstaande schuld 85000 Opstellen van de aflossingstabel Cel A8: = A7+1 Onbeperkt naar onder doorvoeren Cel B8: = D4 en druk op de toets F4 om vast te zetten Onbeperkt naar onder doorvoeren Cel C8: = E7 * C4 en druk op de toets F4 om C4 vast te zetten Onbeperkt naar onder doorvoeren. Vanaf C9 zie je 0 verschijnen. Maak je geen zorgen: dit komt wel in orde als je de rest van de kolommen afwerkt. Cel D8: = B8 - C8 Onbeperkt naar onder doorvoeren. Maak je geen zorgen over de getallen die verschijnen Cel E8: = E7 - D8 Onbeperkt naar onder doorvoeren. Alle zorgen zijn voorbij! Financiële algebra 42 I. De Baeremaecker periode 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 termijnbedrag 596,5876112 596,5876112 596,5876112 596,5876112 596,5876112 596,5876112 596,5876112 596,5876112 596,5876112 596,5876112 rentebestanddeel aflossingsbestanddeel uitstaande schuld 85000 407,023976 189,5636352 84810,43636 406,1162473 190,4713639 84619,96500 405,2041718 191,3834394 84428,58156 404,2877289 192,2998823 84236,28168 403,3668976 193,2207136 84043,06097 402,4416568 194,1459544 83848,91501 401,5119856 195,0756256 83653,83939 400,5778626 196,0097487 83457,82964 399,6392665 196,9483447 83260,88129 398,6961759 197,8914353 83062,98986 De tabel wordt afgewerkt door de kostprijs van de lening te berekenen. Plaats de titel in cel E3 en de berekening in cel E4. Cel E4: = n * a – A0 = 240 * 596,5876112 – 85000 = B4 * D4 – A4 A0 85000 n 240 i 0,004788517 a 596,5876112 kostprijs lening 58181,02669 Deze manier van werken stelt ons in de gelegenheid de aflossingstabel van eender welke hypothecaire lening te berekenen. Je hoeft enkel de gegevens te veranderen. De aflossingstabel zal zich vanzelf aanpassen. Financiële algebra 43 I. De Baeremaecker Aflossingstabel met constante kapitaalsaflossing in Excel. Het opstellen van de aflossingstabel in excel verloopt ongeveer op dezelfde manier als bij een lening met constante termijnbedragen. We noteren enkel de verschillen: Na het invoeren van A0, n en i, bereken je eerst het aflossingsbestanddeel: = A0 / n = A4 / B4 (vergeet niet beide cellen vast te zetten door de toets F4) Berekenen van het rentebestanddeel: = E7 * C4 en druk op de toets F4 om C4 vast te zetten Berekenen van het termijnbedrag, nl de som van het rentebestanddeel en het aflossingsbestanddeel: = C8 + D8 Berekenen van de nog uitstaande schuld: = E7 – D8 Berekenen van de kostprijs van de lening: = som(B8:B247)-A0 (kostprijs = 49 046,39 euro) aflossingstabel hypothecaire lening A0 85000 periode n i 0,004788517 240 termijnbedrag 0 1 2 3 4 5 6 7 Financiële algebra rente € 761,19 € 759,49 € 757,80 € 756,10 € 754,41 € 752,71 € 751,02 kostprijs € 49.046,39 aflossing 407,023976 405,3280428 403,6321096 401,9361763 400,2402431 398,5443099 396,8483766 44 € 354,17 € 354,17 € 354,17 € 354,17 € 354,17 € 354,17 € 354,17 uitstaande schuld 85000 € 84.645,83 € 84.291,67 € 83.937,50 € 83.583,33 € 83.229,17 € 82.875,00 € 82.520,83 I. De Baeremaecker 4.1.3 Vervroegde aflossing van een lening Veronderstel dat je om een of andere reden je hypothecair krediet vroegtijdig wil stopzetten. Je hebt bijvoorbeeld de lotto gewonnen of een erfenis ontvangen en je wil schuldenvrij door het leven gaan of je kan bij een andere financiële instelling een herfinanciering van je lening krijgen aan veel gunstigere voorwaarden (een lagere rentevoet). Het vroegtijdig terugbetalen van een hypothecair krediet is eigenlijk het vroegtijdig beëindigen van een contract tussen jou en de financiële instelling. Deze laatste verliest hierdoor een deel van haar opbrengsten en zal je een soort boete aanrekenen bij wijze van schadeloosstelling. Deze boete noemt men een wederbeleggingsvergoeding en bedraagt meestal drie maanden intrest op het vervroegd terugbetaalde bedrag. Bij de berekening ervan maakt men gebruik van de formule van de enkelvoudige intrest. Voorbeeld 1 Thomas en Laura hebben een hypothecaire lening lopen van 150 000 euro met een looptijd van 15 jaar met constante maandelijkse termijnbedragen. De vaste rentevoet bedraagt 5,70%. Na negen jaar willen ze deze lening vroegtijdig aflossen. Hoeveel moeten ze betalen als de bank hen drie maanden wederbeleggingsvergoeding aanrekent? Maak de oefening met de GRM. Financiële algebra 45 I. De Baeremaecker Voorbeeld 2 Filip en Sigrid hebben een hypothecaire lening lopen van 200 000 euro met een looptijd van 20 jaar aan een vaste rentevoet van 6,40% met constante maandelijkse termijnbedragen. Acht jaar later staan de rentevoeten veel lager. Daarom willen ze deze lening vroegtijdig aflossen en vervangen door een nieuwe lening: looptijd 12 jaar, rentevoet 4,10%, ontleend bedrag = nog resterende schuld + drie maand wederbeleggingsvergoeding + 300 euro andere kosten (dossierkosten, nieuwe schatter,…). Is dit een verstandige beslissing of niet? Maak de oefening met de GRM. Financiële algebra 46 I. De Baeremaecker 4.1.4 Wijziging van rentevoet De rentevoet kan zowel vast als variabel gekozen worden. Als de rentevoet wijzigt, moet een nieuw periodiek termijnbedrag berekend worden. Voorbeeld Lars en Sofie hebben vijf jaar geleden een hypothecaire lening afgesloten van 140 000 euro met vaste maandelijkse termijnbedragen, een looptijd van 15 jaar en een vijf jaarlijkse herzienbare rentevoet van 4,20%. De rentevoet wordt nu aangepast tot 4,85%. Bereken het nieuwe maandelijkse termijnbedrag. Maak de oefening met de GRM. 4.1.5 Uitgestelde annuïteit Bij het aangaan van een lening, kan de lener met de bank afspreken dat de eerste aflossing niet gebeurt op het einde van de eerste periode, maar dat de lener een bepaalde tijd uitstel krijgt. De termijnbedragen zijn dan wel wat groter dan wanneer men de lening onmiddellijk begint af te lossen. Bij een uitgestelde annuïteit heb je de keuzemogelijkheid om de looptijd van de lening te verlengen of niet. Wij gaan ervan uit dat de looptijd niet wordt verlengd. Om het termijnbedrag van een uitgestelde annuïteit met een uitstel van x perioden te berekenen, ga je als volgt te werk: - Bereken de beginwaarde A0’ van het geleende kapitaal na (x – 1) perioden A0’ = A0 . ux-112. (u12 = maandelijkse rentefactor) - Bereken het termijnbedrag van een lening met beginwaarde A0’ aantal perioden: n – (x – 1) rentevoet: de rentevoet van de oorspronkelijke lening Financiële algebra 47 I. De Baeremaecker Voorbeeld Een lening van 25000 euro werd afgesloten met een looptijd van 10 jaar. De aflossing gebeurt met vaste maandelijkse termijnbedragen. De maandelijkse rentevoet bedraagt 0,38%. Men komt overeen dat de eerste betaling pas na 6 maanden zal gebeuren. Bereken de beginwaarde A0’ van het ontleende kapitaal na 5 maanden - A0’ = A0 . u5 12 = - Bereken het termijnbedrag van een lening met: beginwaarde A0’ aantal perioden: 120 – 5 rentvoet: 0,38% 4.1.6 Oefeningen 1. Maarten en Hanne willen een huis bouwen. Ze gaan hiervoor een hypothecaire lening aan voor 195 000 euro, terugbetaalbaar op 25 jaar met vaste termijnbedragen. De vaste jaarlijkse rentevoet bedraagt 3,85%. a) welk bedrag moeten Jonathan en Sara elke maand betalen? (met GRM) b) stel een aflossingstabel op. n a km rm Uitstaande schuld 0 1 2 3 … Financiële algebra 48 I. De Baeremaecker 2. Gerry en Martine willen een huis bouwen. Ze gaan hiervoor een hypothecaire lening aan voor 185 000 euro, terugbetaalbaar op 20 jaar met vaste kapitaalsoplossing. De vaste jaarlijkse rentevoet is 4,2 %. a) welk aflossingsbestanddeel moeten Gerry en Martine elke maand betalen? b) stel een aflossingstabel op. n a km rm Uitstaande schuld 0 1 2 3 … 3. Jonas en Karen hebben tien jaar geleden een hypothecaire lening afgesloten van 188 000 euro met vaste termijnbedragen, een looptijd van 20 jaar en een herzienbare rentevoet van 5,20%. De rentevoet wordt nu voor de eerste keer aangepast tot 4,8%. Bereken het nieuwe maandelijkse termijnbedrag. 4. Arne en Astrid hebben een hypothecaire lening lopen van 235 000 euro met een looptijd van 20 jaar aan een vaste rentevoet van 5,15%. Na twaalf jaar willen ze deze lening vroegtijdig aflossen. Hoeveel moeten ze betalen als de bank hen drie maanden wederbeleggingsvergoeding aanrekent? 5. Een hypothecaire lening van 110 000 euro wordt afgesloten met een looptijd van 20 jaar. De aflossing zal gebeuren door vaste maandelijkse termijnbedragen. Men komt overeen om de eerste betaling na 8 maanden te laten gebeuren, zonder de looptijd van de lening te verlengen. De jaarlijkse rentevoet bedraagt 4,25%. Bepaal het termijnbedrag. Financiële algebra 49 I. De Baeremaecker