Uploaded by ferran.klip

Architectuurgeschiedenis Scriptie Ferran van der Klip 4454065

advertisement
Het Congresgebouw van JJP Oud
Een analyse van het Congresgebouw in Den Haag,
en in hoeverre het werk aan Oud toe te schrijven is
Ferran van der Klip
4454065
AR2A011 Architectuurgeschiedenis Scriptie
TU Delft 2020/2021
Voorwoord
Tijdens de zoektocht naar een passend historisch onderwerp richtte ik me in eerste instantie op
gebouwen met een uitwendige constructie, omdat de constructie van een gebouw mij interesseert
en ik het er niet mee eens ben dat deze vaak verhuld wordt achter de gevel omwille esthetische
overwegingen. Helaas zijn dit soort constructies vaak wolkenkrabbers en heeft Nederland die
nauwelijks. Echter, om grondig onderzoek te doen naar een architectuurgeschiedenis onderwerp
is het belangrijk om iets te nemen wat dicht bij je staat. Zeker in tijden waarin de meeste informatiebronnen gesloten zijn vanwege de Covid-19 crisis. Daarom heb ik het zoekgebied verkleind tot
Den Haag: een stad die talloze interessante en bijzondere gebouwen te bieden heeft, maar ook de
stad waarin ik ben opgegroeid en dus goed ken.
Het Congresgebouw van J.J.P. Oud kwam tijdens de gesprekken met Herman van Bergeijk naar
voren omdat de locatie zelf een rijke historie heeft en de architect veel aandacht schonk aan de
detaillering en de constructie. Zelf vond ik het gebouw altijd maar op een zwembad lijken en daar
ben ik niet de enige in. Het eigenaardige uiterlijk van het gebouw maakte mij nieuwsgierig naar
de geschiedenis ervan.
In deze architectuurgeschiedenis scriptie beschrijf ik allereerst de gebeurtenissen die geleid hebben tot de bouw van het Congresgebouw te Den Haag. Vervolgens belicht ik de overwegingen en
de stijl van de architect J.J.P. Oud en analyseer ik het gebouw. Zodoende wordt er een historisch
objectief beeld gevormd van het Congresgebouw. Daarnaast wordt gekeken in hoeverre het Congresgebouw aan J.J.P. Oud toe te rekenen is, aangezien er veel vreemde handen hebben zitten
wroeten na de vaststelling van het definitieve ontwerp.
Inhoudsopgave
I
Inleiding3
II
Zorgvliet als cultureel centrum 5
Vredespaleis5
Uitbreidingsplan Berlage5
Atlantikwall5
De Wederopbouw7
Plan van Dudok7
Breuk met Dudok9
III
De Stijl van J.J.P. Oud 11
Jeugd en Opleiding11
Oud als zelfstandig architect12
De Stijl13
Pionier van het Nieuwe Bouwen13
BIM-gebouw15
Monumentaal bouwen15
IV
Analyse van het Congresgebouw 19
V
Conclusie33
VI
Bibliografie34
VII
Figuurlijst35
Locatie19
Programma van Eisen19
Feitelijke gegevens19
Observaties21
Ouds intenties21
Eerste plan23
Tweede plan23
Toren van Oud23
Congresgebouw na oplevering25
Trappen29
Karel Appel29
Kritiek op Congresgebouw31
Openbare ruimte rondom Congresgebouw31
Figuur 1: (Voorblad) Zuidzijde Congresgebouw Den Haag in 1971
1
I
Het Congresgebouw in Den Haag is het afsluitende hoofdstuk van meerdere verhalen. Het is het verhaal van de
architect J.J.P. Oud die de weg terug naar zijn oorspronkelijke ambities en standpunten in de architectuur probeert
te vinden, maar het is ook het verhaal van een stad die een turbulente 20e eeuw heeft doorstaan, waarbij oorlog,
vrede, verdeeldheid en samenwerking bij elkaar komen. Het Congresgebouw is een ode aan de verwoestende oorlog, de wederopbouw, nieuwe opvattingen in de architectuur en een van de grootste architecten in de geschiedenis
van Nederland.
De tijd heeft het Congresgebouw niet veel goed gedaan. Tegenwoordig is het gebouw bekend om de controverse die
ermee gepaard gaat. De veranderingen die het gebouw ondergaan heeft sinds de oplevering in 1969, en de nieuwe
inzichten in het boek van Hans Oud over zijn vader, hebben problemen aan het licht gebracht en het afgesloten
hoofdstuk een vervolg gegeven. Het Congresgebouw na oplevering was een ander gebouw dan het huidige World
Forum. Het complex ligt niet lekker meer in de omgeving, er is een enorm hotel op gebouwd, er is veel kritiek op het
uiterlijk en het is in zijn geheel ver verwijderd van het bruisende culturele centrum dat Dudok ooit voor ogen had.
Dit in tegenstelling tot het Gemeentemuseum van Berlage, dat als een van de grote iconen van de stad beschouwd
kan worden.
Ook is het de vraag in hoeverre dit laatste werk van Oud kan worden toegeschreven aan zijn oeuvre. De verschillen
tussen de heldere schetsen en plattegronden in het eerste ontwerpplan van Oud en zijn tweede plan zijn aanzienlijk.
Het is onwaarschijnlijk dat een architect van zijn kaliber zelf een dergelijke verstoring in zijn ontwerp heeft ingeleid.
Om hier meer over te weten te komen is het belangrijk de stijl van Oud te onderzoeken, en dan vooral in zijn naoorlogse werken. Hier wordt namelijk weinig over geschreven, eveneens als over het Congresgebouw. Oud verdween
na het BIM-gebouw namelijk compleet uit beeld bij toonaangevende historici, maar het is juist vanaf deze tijd dat
zijn werken een vernieuwde betekenis krijgen. De vervreemding van de Stijl, door Ouds hernieuwde belangstelling
voor ornament en beeldende kunst, bracht de maatschappelijke betekenis van de architectuur in het stadsbeeld tot
uitdrukking. Althans, dit was de gedachtegang voordat Oud begon aan het Congresgebouw.
Figuur 2: Achtergevel en toren van Congresgebouw in 1983
Figuur 3: Luchtfoto Congresgebouw in 1978
Inleiding
Het verhaal van het Congresgebouw zal in deze scriptie vanuit zijn oorsprong, het Vredespaleis, tot aan zijn huidige
bestemming, het World Forum, beschreven worden. Dit doe ik aan de hand van twee deelvragen: ‘waarom werd er
een Congresgebouw gebouwd?’ en ‘wat was de stijl van de architect J.J.P. Oud?’. In het laatste hoofdstuk onderzoek
ik de uiterlijke verschijning van het Congresgebouw en worden de ontwerpkeuzes belicht. Op die manier wordt ook
nagegaan in hoeverre Oud invloed heeft gehad op het eindresultaat.
Voor het schrijven van een grondig architectuurhistorisch onderzoek is het noodzakelijk om genoeg primaire en
secundaire bronnen te raadplegen. Deze bronnen duiken tegenwoordig vaak op bij het zoeken op het internet, maar
het Congresgebouw, opgeleverd in 1969, heeft nauwelijks digitale bronnen. Dit maakte het noodzakelijk voor mij om
informatie te zoeken bij personen gerelateerd aan het Congresgebouw of bij instituten met een grote collectie aan
werken van J.J.P. Oud, zoals het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam. Niet alleen om in het algemeen aan
bronnen te komen, maar ook om aan de meest zuivere, primaire bronnen te komen. Echter, ten tijde van Covid-19
is het helaas niet mogelijk om deze instituten te bezoeken. Daarom beschrijf ik in deze scriptie alleen mijn belangrijkste observaties over het Congresgebouw. Ook heb ik de werken van twee toonaangevende architectuurhistorici
over J.J.P. Oud, namelijk Ed Taverne en Dolf Broekhuizen, gedestilleerd op informatie met betrekking tot het Congresgebouw.
2
3
II
Dit hoofdstuk behandelt de geschiedenis die voorafging aan het bouwen van het Congresgebouw. De ontwikkelingen, op zowel stedenbouwkundig als politiek niveau, die geleid hebben tot het besluit om het gebied ten noorden
van het Gemeentemuseum van Berlage om te dopen tot een belangrijk cultureel centrum voor de stad Den Haag,
vormen een essentieel hoofdstuk in het verhaal van het Congresgebouw.
Vredespaleis
De gedachte om Den Haag tot internationaal congrescentrum te ontwikkelen dateert sinds de eerste vredesconferentie in 1899. De grimmige beelden van het strijdtoneel, die door de uitvinding van fotografie onaangetast en
rauw waren, deden afbreuk aan het idee dat oorlog onmisbaar was voor de glorie van vorst en vaderland, zoals
die vaak in schilderijen werd afgebeeld. Als gevolg kwam er door de hele wereld een roep naar vrede. De politieke
spanningen van eind 19e eeuw liepen hoog op en wakkerden de vredesbeweging alleen maar aan.1 Het initiatief
voor deze eerste internationale vredesconferentie kwam van de Russische Tsaar Nicolaas II, waar 26 landen aan
mee deden om te spreken over ontwapening en de mogelijkheid van internationale rechtspraak: het Permanente
Hof van Arbitrage. Omdat een internationale Vredesconferentie een onderkomen verdiende van allure en ontzag,
zou er een Vredespaleis gebouwd worden. Met de bouw van dit paleis kreeg het stadsdeel Zorgvliet een dubbele
rol: naast een aantrekkelijke villawijk voor rijken kwam het gebied in de belangstelling als plek voor instellingen
van internationale betekenis.2
Uitbreidingsplan Berlage
De architect H.P. Berlage stelde in 1908 in opdracht van het gemeentebestuur een Plan tot Uitbreiding van Den
Haag op. De stad moest uitgebreid worden door de enorme groei van 90.000 inwoners naar 200.000 in dertig jaar.
Hiervoor nodigde het landgoed Zorgvliet, mede door de allure van het Catshuis, het Zorgvlietpark en de nabijheid
van zee en duinen, niet alleen uit tot de bouw van villa’s, bestemd voor de groeiende groep rijken die zich in Den
Haag wilde vestigen, maar ook culturele instellingen3. Deze aantrekkingskracht werd versterkt door de bouw van
het eerdergenoemde Vredespaleis in 1907 en later door de komst van het Gemeentemuseum in 1930, dat door
Berlage zelf werd ontworpen.
Figuur 4: Kaart van de wijk Zorgvliet in Den Haag, 1909
Figuur 5: Kaart de Atlantikwall in de wijk Zorgvliet, 1947
Zorgvliet als cultureel centrum
Atlantikwall
Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog bouwden de Duitse bezetters een 5000 kilometer lange verdedigingslinie,
bestaande uit vestigingen en verdedigingswerken, ter voorkoming van een geallieerde invasie. Omdat Den Haag
ook onder de Duitse bezetting de regeringsstad bleef, moest deze verdedigingslinie extra gefortificeerd worden.4
Het gevolg was een tankgracht die zigzaggend tussen Kijkduin en Zorgvliet door de stad zou lopen. Omdat rondom
deze gracht alles met de grond gelijk gemaakt werd en bestempeld werd als niemandsland, kozen de bezetters
ervoor het tracé langs de Haagse Beek als gracht te bestempelen, om zo min mogelijk gebied to hoeven saneren.
Het overgrote deel van de villawijk in Zorgvliet ontkwam echter niet aan zijn lot. De grond in deze strook werd een
zandvlakte en kwam later volgens de wet van het Algemeen Vorderingsbesluit in handen van de gemeente. Dit zou
grote gevolgen hebben voor het bestemmingsplan van het gebied. De oorlog vernielde niet alleen, maar veranderde ook. Voor Den Haag, een stad die veel geleden had en zonder geld zat, was het onwaarschijnlijk om een villawijk
voor de rijksten te gaan herbouwen, met oog op de enorme repatriatie die komen zou en waar huisvesting voor
nodig zou zijn.
1
2
3
4
4
https://www.vredespaleis.nl/
Bestemmingsplan Zorgvliet. https://www.planviewer.nl/
Ibid.
https://duinenenmensen.nl/
5
De Wederopbouw
De schade die de Tweede Wereldoorlog veroorzaakt had veranderde de chique en plezierige stad Den Haag, met
zijn talloze villawijken nabij de zee, in een probleemstad met geldproblemen en een enorme woningnood. 8000
huizen waren verwoest en in 1947 stonden 25.000 woningzoekenden ingeschreven. Hierbij zorgde de geboortegolf
van de jaren vijftig en de grote stroom repatrianten uit Indonesië voor nog meer olie op het vuur. Ook het aantal
goedkope arbeiderswoningen was erg laag en sinds de invoering van de woningwet in 1901 waren er maar weinig
initiatieven op gebied van sociale woningbouw ontwikkeld.5
Dit enorme woningtekort zou ondanks het economische herstel nog lange tijd aanblijven. De woningproductie
kwam niet snel genoeg op gang. Zo waren van de voorspelde 10.000 nieuwe woningen in 1946 slechts 1600 gerealiseerd.6 Om het bouwproces op te schalen werd in 1949 door het ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting
een meerjarenplan voor woningbouwproductie gepresenteerd, waarin werd vastgesteld hoe het bouwvolume werd
verdeeld in Nederland. Omdat arbeidskrachten en bouwmaterialen schaars waren werden gemeenten gedwongen
nieuwe bouwmaterialen en technieken te gebruiken. Op basis van dit meerjarenplan stelde Den Haag in 1949 zijn
eigen bouwprogramma op. Hierin werd de volgorde van de aanleg van uitbreidingswijken en de fasering ervan
vastgelegd. Deze wijken zouden op basis van een structuurplan tot stand komen. De opdracht werd verleend aan
W.M. Dudok, die naast dit plan ook zou gaan werken aan plannen voor de verwoeste delen van de stad, namelijk de
Atlantikwall die door de Sportlaan tot aan Zorgvliet liep, tezamen met het gebombardeerde Bezuidenhout.
Plan van Dudok
Het plan van Dudok was gebaseerd op een grondig onderzoek van Den Haag dat inzicht gaf in gegevens over de
bevolking, het verkeer, de economie en de volkshuisvesting.7 Dit was nieuw voor die tijd, omdat er voor het eerst
rekening gehouden kon worden met ontwikkelingen van de stad als geheel. Zo konden ruimtelijke ingrepen op
elkaar worden afgestemd. Dit verliep echter niet zonder slag of stoot. Politici en gemeenten waren op hun hoede
voor het op grote schaal toepassen van deze nieuwe gedachte. Ook was het architectuurklimaat van Den Haag
conservatiever ten opzichte van Rotterdam, dat vaak aan de oorsprong stond van nieuwe ontwikkelingen in de
architectuur.
Figuur 6: Structuurplan van Dudok voor Den Haag, 1949, Haags Gemeentearchief.
Ondanks het conservatieve milieu wilde Dudok afwijken van de bestaande stad. Hij omschreef het zelf als: “De
herbouw opent de mogelijkheid om in deze saaie stad nieuw architecturaal leven te wekken: we laten de eenmaal
ontstane ruimte zo veel mogelijk spreken en herscheppen die in fraaie plantsoenstrooken met waterpartijen; plantsoenen die wij omzomen met nieuwe flatgebouwen, hoger dan de omgeving. Zo ontstaat er in dit stadsbeeld een
contrasterend element, die wij als een gaaf geheel van groen en huizen kunnen scheppen”.8
Studie uit 1947 voor het structuurplan dat W.M. Dudok twee jaar later presenteert voor Groot ’s-Gravenhage. [Haags Gemeentearchief ]
Ook werd in de ogen van Dudok de waarde van een stad in hoge mate bepaald door haar stadscentrum. Zo schreef
hij: “Het is een der belangrijkste landschappelijke opgaven van de stedebouwer, een schone relatie tussen stad en
land, in vroeger eeuwen zo vanzelfsprekend, te herstellen. Daarbij zal men ernaar moeten streven vooruitgeschoven bestaande bebouwingen binnen de uiteindelijke stadsvorm te brengen; gave afronding is een eerste vereiste“.9
Dudok was een voorstander van decentralisatie in de stad, om te voorkomen dat een stadscentrum te groot zou
worden. Door de verbeterde technische communicatiemiddelen waren culture voordelen in de samenleving niet per
se meer verbonden aan grote bevolkingscentra: de binnenstad.10
Deze ideologieën van Dudok, tezamen met de noodzaak om de internationale positie van de stad te handhaven,
waren de aanleiding tot het plaatsen van een nieuw cultureel centrum op de zandvlakte van de Atlantikwall, ten
westen van het landgoed Zorgvliet. Het idee van H.P. Berlage werd hiermee nieuw leven ingeblazen.
5
6
7
8
9
10
Figuur 7: Kaart van een deel van het Wederopbouwplan van Dudok voor de wijk Zorgvliet in Den Haag, 1948, Haags Gemeentearchief.
6
Monumentenzorg Den Haag. https://www.monumentenzorgdenhaag.nl/. p.15.
Ibid.
Ibid.,17.
Ibid.,107.
OASE 16 – W.M. Dudok en het Haagse Stadsbeeld. https://www.oasejournal.nl/. p.33.
Bestemmingsplan Zorgvliet. https://www.planviewer.nl/
7
Figuur 8 : Burgemeester De Monchy luistert met volle aandacht naar de uiteenzetting welke de bouwmeester Dudok van de maquette Zorgvliet en omgeving de
burgemeester geeft, 1946
In het basisplan van Dudok werden drie gebouwen met verschillende functies (concertgebouw, congresgebouw,
schouwburg, volksuniversiteit, conservatorium en uitbreiding van het Gemeentemuseum) aaneengeschakeld
aan de voorzijde door een reeks van zalen. De naastgelegen Johan de Wittlaan zou een ‘parkway’11 worden: een
doorgaande groenstructuur met boomgroepen en mooie doorkijkjes, omliggende grote gebouwen en een brede
weg die door de stad meanderde. Dit werd mogelijk gemaakt door de grote open ruimte die was vrijkomen met de
sloop van de Atlantikwall. Dudok had in New York ervaring opgedaan over de invloed van auto’s op de stad en zag
de potentie hiervan in12. Een weg van deze
allure zou bovendien nabijgelegen verkaveling in kleine dichtheden tegengaan,
wat essentieel was voor de werking van
het culturele centrum. Aan de overzijde
van deze weg zouden openbare gebouwen geplaatst worden, volgens de ideologie van Dudok: structuren, gebouwen
en openbare ruimten versterken elkaar.
Omdat veel gebouwen later anders zijn
uitgevoerd, vaak te groot, en de groene ruimte schaarser werd, is het beoogde effect dat deze compositie zou
brengen er helaas nooit van gekomen.
Figuur 9: Uitwerking cultureel centrum van Dudok, 1948
Breuk met Dudok
Om de wederopbouwplannen van Den Haag kritisch te volgen, werd in 1945 De (gemeente)Raad van Vijf opgericht.
Deze fungeerde als een architectencommissie die het werk van Dudok onder de loep zou nemen en uitte vervolgens stevige kritiek op zijn basisplan voor het gebied Sportlaan-Zorgvliet. Ook namen ze het Dudok kwalijk dat er
geen structuurplan was gemaakt waardoor er niet alleen geen toekomstvisie zou zijn, maar het ook onmogelijk
werd gemaakt voor de Raad van Vijf om te oordelen over bestemmingen, woningsoorten, etc. Overigens had
Dudok wel degelijk een structuurplan opgesteld, zoals in figuur 6 te zien is, maar door de toenemende macht van
de Raad werd ongegronde kritiek ook kritiek. Dat beide partijen een andere opvatting over het verkeer in de stad
hadden was de druppel die de emmer deed overlopen. De Raad wilde een duidelijke oriëntering en aansluiting
met het stadscentrum, terwijl Dudok veel zorg en aandacht had gestoken in de loop van de weg om een bepaalde
stedenbouwkundige ervaring van verassing en dynamiek te creëren. De Raad van Vijf kon het op te veel vlakken
niet meer vinden met de plannen van Dudok. Dudok, die als een eenling opereerde, gaf ook niet mee in de Raad.
Wat zijn halsstarrige houding mogelijk gesterkt heeft was het advies van burgemeester De Monchy om niet met
de Raad van Vijf in zee te gaan, want ‘die hebben wij nu eenmaal tegen ons en het lukt u niet die voor uw wagen te
spannen’.13
De samenwerking liep stuk. De Haagse gemeentelijke autonomie, beïnvloed doordat de stad zowel de residentie,
regeringszetel en hoofdstad van de provincie is, was voor een eenling als Dudok te sterk.14 Als gevolg werd het
Wederopbouwplan Zorgvliet II opgesteld in 1951. In grote lijnen was het plan van Dudok hierin nog wel terug te
vinden: er zou een cultureel centrum komen. De gedachte om naast een congresgebouw ook een concertgebouw en
schouwburg te realiseren werd echter losgelaten. Ook is er niet getracht te zoeken naar een fysieke relatie met het
bestaande stadscentrum, die essentieel was in het plan van Dudok. In 1956 werd door de gemeenteraad besloten
om de opdracht voor de bouw van een congrescentrum aan de architect JJP Oud te verlenen. Dit liet echter nog
jaren op zich wachten. Pas in 1963 werd begonnen met de bouw. De directe aanleiding hiervoor was concurrentie
van andere congrescentra zoals de RAI in Amsterdam en de Doelen in Rotterdam. Toen ook nog eens het gebouw
van Kunsten en Wetenschappen tot de grond toe afbrandde en het Residentiële Orkest ineens zonder concertzaal
zat, werd de kreet naar het Congresgebouw heel luid. De toegevoegde eisen van een congrescentrum geschikt voor
zowel concerten, opera en toneel zorgden er echter wel voor dat het project plotseling een schaap met vijf poten
werd, met alle gevolgen van dien.15
11
12
13, 14.
15
8
Bestemmingsplan Zorgvliet. https://www.planviewer.nl/
Thomas. H., W.M. Dudok en de Raad van Vijf: Conflicterende visies op de wederopbouw van Den Haag, 1945–50. https://books.bk.tudelft.nl/. p.367.
Ibid., 377.
Lagas, T., Gepruts aan Oud’s Congres gebouw. Trouw. 30-06-1983, http://resolver.kb.nl/
9
III
De stijl van J.J.P. Oud
De uiterlijke verschijning van het Congresgebouw is er een die veel weg heeft van gebouwen die dertig jaar eerder
zijn gebouwd. Om te begrijpen waarom Oud in het Congresgebouw terug gaat naar zijn oorsprong: het functionalisme
van De Stijl, worden zijn architectonische motieven en ideologie onderzocht. Omdat deze gedurende zijn leven erg
verschillend zijn geweest, wordt zowel naar zijn vooroorlogse als naoorlogse periode stijl gekeken.
Jeugd en opleiding
Jacobus Johannes Pieter Oud, doorgaans Bob genoemd, werd in 1890 geboren te Purmerend. Van jongs af aan
voelde Oud zich aangetrokken tot een artistieke loopbaan, maar kon hier op weinig steun rekenen van zijn vader,
die hem liever een politieke carriere zag volgen naar voorbeeld van zijn oudere broer Pieter. De druk die zijn vader
hierdoor zette zorgde voor een sterke rivaliteit tussen de broers.1 Hierdoor werd later Pieter ook wel het geweten
van het parlement genoemd en “Bob” die van de architectuur.
Ondanks de druk van zijn vader besloot Oud om architect te worden. Na het afronden van de lagere school, begon
Oud in 1903 aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus in Amsterdam. Deze opleiding was meer op de esthetiek gericht vergeleken met de opleiding aan de Polytechnische school van Delft. Oud studeerde hier drie jaar en kwam
zo in contact met Corrie, een dochter van Berlage, die dezelfde opleiding volgde.Oud werd een geregelde gast bij
huize Berlage wat geleid heeft tot de uitbreidingsplannen voor Purmerend door Berlage.2 Als gevolg werd de latere
architect W.M. Dudok in Purmerend als genie-officier gestationeerd om enkele forten te bouwen in de omgeving.
Dit zorgde voor geregeld contact tussen Oud en Dudok. Ook maakte Oud via Berlage kennis met het werk van F.L.
Wright. Die had net als Berlage de neiging om dat wat niet van directe betekenis voor het ontwerp is, te elimineren.
Na zijn driejarige opleiding was Oud niet tevreden over de theoretische kennis die hij had opgedaan en besloot
zich toch voor de Technische Hogeschool in Delft in te schrijven. Door zijn melancholische aard en het ontbreken
van een studentenleven voelde Oud zich hier erg ongelukkig3 en vertrok naar München, waar hij in 1912 begon te
werken als tekenaar-stagiaire voor de architect Th. Fischer. Hier leerde Oud het belang van proportie en architectonische compositie kennen. Dit was echter niet genoeg voor Oud, die op zoek was naar een algemeen geldend en
nieuw schoonheidsideaal waarin het zakelijke, de techniek en monumentaliteit hand in hand konden gaan.
Oud als zelfstandig architect
Een jaar later, in 1913, verhuisde Oud naar Leiden om zijn eigen architectenbureau te beginnen. Aanleiding was de
aanstelling van Dudok als directeur gemeentewerken in Leiden. Ook hoopte Oud op werk van meer kaliber. Dat gebeurde, want samen met Dudok werd een ontwerp gemaakt voor 24 arbeiderswoningen in Leiderdorp.
Een jaar later brak de Eerste Wereldoorlog uit. Om te ontkomen aan militaire dienst nam Oud alle opdrachten aan.
Deze eerste zelfstandige ontwerpen waren voornamelijk geïnspireerd op zijn grote voorbeeld: H.P. Berlage, wiens
persoon en principes een onuitwisbare indruk maakten op de jonge Oud.4 Het was het streven naar zuivering van
de architectuur van de 19de -eeuwse kopieerstijl waar Oud zich sterk in kon vinden. Het was het begin van zijn
zoektocht naar ‘zijn’ architectuur. Hoewel Oud zich niet kon vinden met de klassieke bouwstijlen, zocht hij wel altijd
naar naar identieke vormen en gelijke waarden om zo de symmetrie te ondersteunen. Dit zou de eerste opstap zijn
geweest naar de bekende kunstbeweging bij wie hij zich niet veel later aan zou sluiten.
1
2
3
4
Figuur 10: J.J.P. Oud in 1918
10
Oud, H. (1984). J.J.P. Oud. Architect 1890–1963. Feiten en herinneringen gerangschikt . p. 15.
Ibid., 17.
Ibid.
Ibid., 19.
11
De Stijl
Oud had, vanwege zijn jeugdwens om schilder te worden, een voortdurende interesse in de ontwikkeling van de
schilderkunst. In een persoonlijke brief naar Theo van Doesburg, die van plan was een schildersvereniging in
Leiden op te zetten, vroeg hij of het niet nuttig zou zijn om hier ook architecten in op te nemen. Dit geschiedde,
en Oud werd voorzitter van de ‘Kunstclub De Sphinx’.5 Een jaar later werden Oud en Van Doesburg er echter al
uit gezet vanwege afwijkende opvattingen over de kunst. Zo was de club niet ‘zuiver’ genoeg. Die zuiverheid was
nodig, want kunst zou geen werkelijkheid moeten vertonen, maar juist een abstractie. Deze abstractie bereikt een
harmonie door het gebruik van strakke, rechte lijnen en heldere kleuren: oftewel het zuiveren van alles wat dat
niet is. Van Doesburg richtte hierdoor het tijdschrift ‘De Stijl’ op. Hier was Oud tussen 1917 en 1921 bij betrokken
omdat hij zich aangetrokken voelde naar zuivering in de kunst, maar ook omdat de persoon Van Doesburg hem zo
intrigeerde. Van Doesburg had grootse plannen met het blad en wilde het onder de aandacht brengen in de toenmalige belangrijkste centra van de Moderne Beweging: Weimar (Bauhaus) en Parijs (L’Esprit Nouveau), waarbij Oud
een grote rol zou spelen. Zo publiceerde Oud enkele eigen onderwerpen, waaronder de fabriek te Purmerend. In
het eerste nummer van ‘De Stijl’ verschijnt een artikel van Oud getiteld ‘Het monumentale stadsbeeld’. In dit artikel
stelt Oud onder meer dat het particuliere initiatief in de woningbouw zal komen te vervallen en plaats zal maken
voor massa- of blokkenbouw, dat zich zal uiten in “een sterk uitgesproken ritme en aanvaarding van moderne materialen”.6 Opvallend is hoe Oud hier al vroeg spreekt van een monumentaliteit in het bouwen. Ook de benoeming
van stedenbouwkundige onderwerpen, terwijl zijn specialisatie bij de woningbouw ligt, is opvallend. Waarschijnlijk
speelde zijn benoeming bij de woningdienst van Rotterdam een jaar later hier een grote rol bij.7
Figuur 11: Zwart-wit foto van het ontwerp voor de fabriek, kantoor en opslagplaats voor Gedestilleerde Drank in Purmerend ontworpen door J.J.P. Oud.
Figuur 12: Prijsvraagontwerp van Oud voor Beursgebouw in Rotterdam, 1926
Oud merkte echter al snel dat hij in de herhaling viel en niet erg revolutionair was in vergelijking met oudere theorieën van Berlage. Omdat de band van Oud met De Stijl nu enkel en alleen gebaseerd was op de persoonlijke band
met Van Doesburg, omdat hun opvattingen onderling steeds verder van de oorspronkelijke esthetische idealen van
De Stijl begonnen af te dwalen, begonnen zich breuken te vertonen. Als gevolg trok Oud zich in 1921 terug van alles
wat met De Stijl te maken had. Hierna ging hij op eigen weg verder met bouwkunstige experimenten, maar de invloed
van De Stijl blijft duidelijk merkbaar.
Pionier van het Nieuwe Bouwen
De architectonische opvattingen rond de eeuwwisseling en de vernieling van Europa als gevolg van de Eerste Wereldoorlog brachten een complete verandering in de sociale en economische ontwikkelingen in 1920. De komst van
de machine, de schaarste van materiaal en nieuwe bouwtechnieken en idealen brachten een verstrakte en versoberde architectuur naar voren. Deze gebeurtenissen werden in de architectuur gecategoriseerd onder de stroming ‘Het
Nieuwe Bouwen’.
Als gevolg van de industriële ontwikkelingen in Duitsland kon de havenstad Rotterdam een enorme groei meemaken.
Door hulp van Berlage werd Oud in 1918 aangesteld als architect bij de woningdienst van Rotterdam. Dit zorgde
ervoor dat het studieterrein op gebied van woningbouw veel ruimer werd. Binnen tien jaar ontwierp hij talloze arbeiderswoningen voor de gemeente en verschafte hier veel roem mee.
Oud was op zoek naar de ware bouwstijl van zijn tijd, oftewel de nieuwe ‘Stijl’. Dit was nodig, want Oud stelde: ‘Sedert dit geschreven werd, verloor de Hollandse bouwkunst over de hele linie haar tempo en vitaliteit. Te veel door
het buitenland geprezen, te veel verzonken in zelfgenoegzaamheid, verburgerlijkte zij volkomen en vervlakte tot
een niveau waarvan het ondergaan slechts een dagjesmens plezier kan doen’.8 Deze stelling volgde na de afwijzing
van Ouds afgewezen ontwerp voor de Beurs aan de Coolsingel van Rotterdam. Zijn voorstel was een uitgekleed
bouwlichaam die terugkeerde naar het fundament van een ornamentloze, technisch geraffineerde, klare en strakke
vormgeving. Dit stond lijnrecht tegenover de vervlakking in de Nederlandse architectuur van het functionalisme
van streng zakelijke ontwerphouding naar een wispelturige bouwstijl.9 Zijn plan werd geprezen omdat hij zich
berustte op de grondbeginselen van het bouwen. Het grondplan was duidelijk, de uitwerking was nauwkeurig, de
atmosfeer kwam voort uit massa-werking, kleur en ruimte-ontwikkeling, maar het was allemaal niet genoeg. Het
Beursproject werd afgewezen om zijn radicale functionalisme. Oud raakte in een depressie en ging verder op zoek
naar zijn schoonheidsideaal. Terug naar de geschiedenis bleek duidelijk geen optie meer, ook al bleek later dat Oud
zijn tijd ver vooruit was.
12
13
BIM-gebouw
Na jaren vrijwel niets van zich gehoord te laten hebben, doorbrak Oud in 1942 toch ineens de stilte met een
opvallend klassiek kantoorgebouw: het ‘BIM-gebouw’ (Bataafsche Import Maatschappij, tegenwoordig Shell) aan de
Wassenaarseweg in Den Haag. Het gebouw liet duidelijk de nieuwe ontwerpbenadering zien die Oud was ingeslagen. Het ontwerp brak met alle conventies van het modernisme door zijn symmetrische opbouw en gebruik van
ornamenten. Het was een terugkeer naar de traditionele monumentale architectuur met als doel de architectuur
als een ‘machine á émouvoir’ te laten functioneren: een machine die zijn beschouwer uitdaagt om tot de essentie
van de belevenissen en de ontroeringen van onze tijd door te dringen.10 Oud combineerde zijn ervaring die hij
had opgedaan tijdens zijn wederopbouwprojecten in Rotterdam met rijke ornamentiek, om het stedelijk publiek te
proberen te betrekken bij het vormen van de stad.
De zakelijkheid en abstractie in plattegrond en gevelbeeld maakten zo plaats voor ornamentiek. Ondanks zijn
vroegere uitlating over ornament als “het universeel geneesmiddel voor bouwkundige impotentie” 11, bleek Oud
teruggekomen te zijn op zijn uitspraken over het gebruik van ornament.
Oud was zelf zeer tevreden over het resultaat van het BIM-gebouw, maar het leverde hem heftige internationale
kritiek op. Zijn creatie, die gezien werd als een terugval door zijn strenge en klassieke verschijningsvorm, zou
beschouwd worden als het levende bewijs van de crisis waarin de architectuur terecht gekomen was. Een crisis op
zowel het gebied van architectonische stijl, publieke opdrachtsverlening en van maatschappelijke waardering.12 De
afwijzing was zodanig, dat Ouds reputatie tegenwoordig als een van de vier meesters van het Nieuwe Bouwen in
Europa compleet is verbleekt. Dit is in tegenstelling tot de eerste decennia van de vorige eeuw, toen Oud nog een
wereldberoemde architect was, in hetzelfde rijtje van Mies van der Rohe en Walter Gropius.
Het doel dat Oud met het BIM-gebouw voor ogen had is niet goed begrepen in de eerste jaren na oplevering. De
gedachte achter het gebouw was bedoeld als een teken van verzet. Een kreet naar weerstand tegen de vervlakking
van de architectuur wereldwijd. Het was een noodzakelijke stap in de richting van de rijkere en veelomvattende
architectuur die Oud later zou zetten. Het was ook een van zijn inspanningen om grip te houden op de beeldvorming rondom De Stijl, die door nieuwe kunst- en architectuuropvattingen alsmaar veranderde. Het was dit trachten
op het bijblijven bij een zeer snel veranderende wereld dat zijn definitieve isolement in het internationale debat
veroorzaakte.13
Figuur 13: BIM-gebouw aan Wassenaarseweg in Den Haag, 1942
Monumentaal bouwen
Studies naar het werk van Oud beperken zich vooral op de periode vóór het BIM-gebouw. Vooral de invloed die Oud
had bij de internationale avant-garde architectuur, het contact met kunstenaars van het tijdschrift De Stijl en zijn
bijdrage op woningbouwgebied bij voornamelijk Rotterdamse projecten stonden centraal in deze studies. Studies
naar de latere werken van Oud beschouwen diens stijl niet meer als een pionier van de moderne architectuur, maar
als een architect die is teruggekeerd naar traditionele en klassieke ontwerpbeginselen.14 Voor deze historici was de
breuk met zijn verleden zodanig dat het geen zin meer had om nog over Oud te schrijven. Documentatie hierover
begint daarom pas weer in de jaren tachtig, als door nieuwe overzichtswerken, zoals het boek van zijn zoon Hans
Oud, een interesse ontstaat in deze naoorlogse periode van Oud.
Na het BIM-gebouw begint Oud zich te richten op de monumentale architectuur en onder ontwerpt onder andere
het Nationaal Monument op de Dam. De monumentaliteit die Oud echter zocht kwam niet voort uit politieke betekenissen maar juist uit enkel architectonische waarden, gebaseerd op het modernisme.15 In deze naoorlogse periode
kwam Oud namelijk steeds meer in aanraking met de modernisering van het bouwproces. Door verwetenschappelijking, uiteenvallen van het opdrachtgeverschap, standaardisatie en vercommercialisering van het bouwproces
raakte hij vaak in conflict met zijn opdrachtgevers. Als tegenreactie op, zoals hij ze noemde, ‘vorm-ondermijnende
machten’, begon Oud steeds meer te hechten aan zijn betekenis voor ‘eenheid van architectonische conceptie’.16 Dit
betekende dat architectuur, kunst en bouwen hand in hand gingen waardoor Oud eerder geneigd werd terug te keren naar klassieke regels die dit mogelijk maakten: axialiteit, ornament en proporties. Hiermee zou de maatschappelijke betekenis van de architectuur in het stadsbeeld tot uitdrukking gebracht worden, want het ging volgens Oud
in de architectuur immers om het overbrengen van ontroering. Dit zou echter niet betekenen dat dit de primaire
functie van architectuur moest zijn. Oud was een zeer pragmatische architect, waar ontwerp en bouw
Figuur 14: Ornamenten boven de ingang van het BIM-gebouw, 2021
14
15
onlosmakelijk met elkaar verbonden waren.17 Architectuur was volgens Oud een zakelijk bedrijf waar programma,
materiaal en techniek de ingrediënten voor de esthetiek vormden. Daarom zag hij modernisering in de techniek en
het bouwproces ook als een van de grote gevaren voor de architectuur, omdat die gericht zou zijn op de massacultuur en de massamens, en dus niet overeenkwam met zijn cultuurideaal.
Daar waar Oud in het ontwerp van het BIM-gebouw te vroeg naar symmetrie en ornament gegrepen had, in de
gedachte dat dit de hedendaagse stijl was, maar ook om een tegengeluid te bieden aan de modernisering via een
monumentale vorm, werden zijn ontwerpen later positiever ontvangen. Oud was, geobsedeerd met de mening van
de internationale media, bang dat zijn vooroorlogse bijdrage aan de architectuurontwikkeling teniet zou worden
gedaan en ondernam daarom vanaf de jaren vijftig pogingen om relevant te blijven. Tot deze serieuze pogingen om
weer in het vizier van internationale, en dan vooral Amerikaanse, media te komen en als een tegenreactie op zijn
status als avant-gardearchitect behoren het Tweede Vrijzinnig Christelijk Lyceum in Den Haag, de Spaarbank in
Rotterdam, het Bio-herstellingsoord in Arnhem en het Congresgebouw. Zijn monumentale bouwwerken verzweeg
hij. Dit is merkwaardig, want de gebouwen waarmee Oud een terugkeer wilde maken op het internationale toneel,
waren allemaal pogingen van hem tot het creëren van een ideaalbeeld voor het monumentale bouwen. Dit komt tot
uiting in de symmetrische opzet en de toepassing van ornamenten, die binnen Het Nieuwe Bouwen als een vloek
werden beschouwd.18 Het is daarom ook geen wonder dat zijn latere werk nooit is geaccepteerd in het buitenland.
Men stond uiterst kritisch tegenover het gebruik van ornament in de architectuur, terwijl Oud het zag als een
poging om zijn eenvoudige vooroorlogse vormgeving naar een hoger niveau te tillen. In zekere zin is het hypocriet
te noemen van de architectuurwereld, die het gebruik van ornament afwees maar zelf opriep tot een ‘nieuwe monumentaliteit’: in wezen een reproductie van wat Oud al dertig jaar lang riep. Dit heeft als gevolg heel wat banale
architectuur opgeleverd in bijvoorbeeld de Amerikaanse ambassade in Athene, waar Gropius probeert de oude
Griekse traditie te representeren in de zuilen. Ouds onbegrip hierover werd dan ook duidelijk in een brief waarin hij
schreef: “Als ik dan denk hoe ik in 1938 in de ‘Shell’ al ‘klassiceerde’ en heel wat gewetensvoller, terwijl ik toen bont
en blauw gescholden werd (als je het zo kunt zeggen), dan snap ik er soms niet veel van!”.19
Figuur 15: Tweede Vrijzinnig Christelijk Lyceum in Den Haag, 1964
Figuur 16: De Spaarbank aan de Botersloot in Rotterdam, 1957.
Toch is het de innerlijke onzekerheid geweest, veroorzaakt door zijn inmenging in het internationale debat over
de richting die de moderne architectuur ingeslagen was,
die Ouds inspiratie weinig goeds heeft gedaan. Door zijn
naoorlogse gebouwen zeer zorgvuldig en scherp te ontwerpen in de plattegronden en details werd dit voor een
deel gecamoufleerd, maar de kans om zijn loopbaan met
een geweldige apotheose af te sluiten en critici eens en
voor altijd de mond te snoeren is echter nooit benut. Het
Congresgebouw, een gebouw met de proporties waar Oud
lange tijd op aasde en eigenlijk al de hoop voor had opgegeven, was de uitgelezen mogelijkheid hiervoor. Door bureaucratische complicaties, vermoeidheid die veroorzaakt
werd door het complete ontwerp op zich te nemen en zijn
dood tijdens de ontwerpfase is het Congresgebouw nooit
als het afsluitend hoofdstuk van J.J.P. Oud gezien.
5.
6,7.
8.
9,10.
11.
12.
13.
14.
15,16,17.
18.
19.
16
Figuur 17: De Amerikaanse ambassade in Athene
Oud, H. (1984). J.J.P. Oud. Architect 1890–1963. Feiten en herinneringen gerangschikt . p. 26.
Ibid., 28.
Taverne. E., Het esthetisch fundament van het Shell-gebouw (1938-42) van J.J.P. Oud. https://books.bk.tudelft.nl/. p.330.
Ibid., 331, 333.
Buil, M. De groei van een traditie. https://pure.tue.nl/. p.22.
Taverne. E., Het Shell-gebouw van J. J. P. Oud : ontwerp en receptie. 1995. p.140,
Ibid.
Broekhuizen, D. (2000). De Stijl Toen, J. J. P. Oud Nu. p. 40.
Ibid., 41, 11, 12.
https://nieuws.top010.nl/s
Brief aan K. Wiekart uit 1962 in Wikipedia.
17
IV
Analyse van het Congresgebouw
Nu de geschiedenis van de locatie van het Congresgebouw en de stijl van J.J.P. Oud de achtergrondinformatie gevormd hebben, beschrijft dit hoofdstuk het resultaat van het allereerste ontwerp tot aan het huidige World Forum,
tezamen met de controverse die ermee gepaard gaat.
Locatie
Het congresgebouw is gelegen aan de Johan de Wittlaan. Ten westen ligt het Europol hoofdkantoor, ten zuiden het
Bel Air hotel en het Kunstmuseum (voorheen Gemeentemuseum), ten noorden het Joegoslaviëtribunaal en ten
oosten het Catshuis. Het congrescomplex is gescheiden van de omringende bebouwing door het Churchillplein met
plantsoenen en vijvers aan de noordzijde en door een wandelboulevard aan de westzijde.
Programma van Eisen
Na de vaststelling dat er geen ruimte was voor de andere culturele instanties die Dudok in zijn plan voor ogen
had en tevens van zijn structuurplan werd afgestapt, werd van het congrescentrum geëist dat zowel de oriëntatie
van het gebouw als de onderlinge relaties met de uitbreiding van het gemeentemuseum en het museum voor het
onderwijs over een verantwoorde onderlinge ligging zouden beschikken.1 Het toenmalige beschikbare terrein werd
begrensd door de Johan de Wittlaan, de Stadhouderslaan en het terrein van het Gemeentemuseum. Daarnaast
moest het gebouw ook dienstbaar gemaakt worden voor andere, mogelijk niet culturele doeleinden. Dit betekende
dat het complex niet bedoeld was om accommodatie te bieden voor regelmatig terugkerende concerten, opera, ballet en toneelvoorstellingen. Alleen als dit financieel haalbaar bleek te zijn, er voldoende beschikbare ruimte over
was, het technisch mogelijk zou blijken en de primaire eis van een congrescentrum niet geschaad zou worden,
zou dit mogelijk zijn. Van de grote congreszaal werd verlangd dat deze over een totaal van 3000 zitplaatsen zou
beschikken.2
Feitelijke gegevens
Het congresgebouw heeft een totale oppervlakte van 4,5 ha. Het bestaat uit een hoofdgebouw, een administratiegebouw en een driehoekige toren. Het hoofdgebouw is 68 meter breed, 194 meter lang en 25 meter hoog. Het hotelgebouw dat er later bij is gebouwd is hierbij niet meegerekend.
Er is een overvloed van zalen: een grote congreszaal die ruimte biedt aan 2000 personen, twee kleinere congreszalen die ruimte aan 1000 personen bieden en als zowel toneelzaal als kamermuziekzaal kunnen worden gebruikt, en
nog 12 vergaderzalen voor totaal 1600 personen. In het souterrain bevindt zich nog een zaal van 2815 m2 die plaats
biedt aan 4000 personen en geschikt is voor festiviteiten, gemeenschappelijke maaltijden en tentoonstellingen. Ook
zijn er nog een aantal kleinere commissie- en werkkamers. Aan de zuidzijde ligt een café met drie buitenterrassen
en een dakterras. In een zijvleugel bevinden zich twee bioscopen. Het gehele complex biedt bij volledige bezetting
plaats aan ca. 9000 personen.2
Tot het complex behoort een enorme ondergrondse drielaagse parkeergarage. Aan de noordzijde van het complex
ligt de hoofdingang, die men betreedt via een luifel van 30 bij 68 meter. De totale investeringskosten van het complex
bedroegen uiteindelijk ca. 71 miljoen gulden.3
1.
2.
3.
Figuur 18: Novotel ingang aan oostzijde van het congresgebouw. 2021
18
Oud, H. (1984). J.J.P. Oud. Architect 1890–1963. Feiten en herinneringen gerangschikt . p. 184.
Ibid., 185.
Het Haagse Congresgebouw in Den Haag door J.J.P. Oud. (1970, 10 februari). De Architect. https://www.dearchitect.nl/
19
Obervaties
Het congresgebouw is vanaf de buitenkant een compositie van enorme gele en blauwe blokken, waarbij de gele
blokken hun kleur krijgen door de lichtgele geglazuurde handvormstenen en de blauwe blokken gematerialiseerd
zijn met bleekblauw aardewerk. Opvallend is hoe in de gele blokken een raamwerk is opgenomen dat rondom het
gebouw loopt, waarin de hoogte van het raamwerk overeenkomt met de hoogte van de baksteenstrip. De blauwe
blokken beschikken niet over ramen, wat een aanduiding is voor het programma binnen: de congreszalen. Als een
verstoring in deze geelblauwe compositie is een wit blok te zien: het Novotel. Dit verticale element steekt torenhoog
boven de rest uit, maar speelt geen rol in de architectonische compositie die Oud bedacht had. Het andere verticale
element, de Toren van Oud, doet dat wel. Deze toren bestaat uit enkel de lichtgele bakstenen in combinatie met raamwerk. Het glas weerspiegelt echter de blauwe kleur van de buitengevels van de blauwe blokken van het Congresgebouw, waardoor deze eenzelfde blauwe kleur krijgt. De binnenkant van het Congresgebouw toont in tegenstelling tot
de buitenkant geen blokkenspel, maar juist een gevarieerde ruimte-indeling. Deze is gebaseerd op de eisen van het
gebruik terwijl de gevel gebaseerd is op de wens van de architect. Als gevolg vindt de binnenruimte geen expressie
in de buitenruimte.
De entree aan de kant van het Churchillplein is erg donker, door de verduisterende luifel van 30x68 meter. Deze beschikt weliswaar over lichten, maar niet van voldoende sterkte waardoor het meer de indruk van een sterrenhemel
geeft. De wand bij de entree wordt versierd door een tegelschildering van Karel Appel. Het gebied rondom het Congresgebouw is aan de kant van de Johan de Wittlaan totaal versteend door de toegangswegen voor de ondergrondse
parkeerplaatsen, en aan de kant van het hoofdkantoor van Europol aan de hand van een hoop duingras geprobeerd
op te vrolijken, maar desalniettemin nog steeds erg versteend. Hier bevindt zich ook ter beveiliging van Europol een
verhoogde promenade die autovrij is gemaakt door plaatsing van betonbakken en een steile trap.
Het uiterlijk van het gebouw geeft een koele, zakelijke indruk, wat een gevolg is van het samengaan van de bleekblauwe kleur met de grote, blokvormige bouwvolumen. De kleur van de gevel vertaalt letterlijk naar het Haagse
landschap. Het blauwe representeert de zee en het geel de duinen. In de buitenwanden overheersen de rechte lijn en
de rechte hoek. De stijl valt te karakteriseren als modernistisch, maar toch licht verouderd in die zin. Als het gebouw
twee decennia eerder was opgeleverd had het een stuk beter bij de tijdsgeest gepast. Het verleden van Oud als lid
van de Stijlgroep valt te herkennen aan het kubistische uiterlijk en strakke vormenspel. De Toren van Oud is bedoeld
als een verticaal element om te breken met de horizontaliteit van het Congresgebouw.
Figuur 19: Westzijde congresgebouw 2021
Figuur 20: Zuidzijde congresgebouw 2021
Ouds intenties
Oud had voor het Congrescentrum de eis om niet alleen een zakelijk gebouw te ontwerpen, maar daarin ook de tijd
en cultuur in te weerspiegelen, om zodoende die cultuur te bevorderen. Zo is er evenveel symmetrie als asymmetrie
aanwezig in het grondplan die de pool en tegenpool van de hedendaagse opvattingen symboliseren.4 Het gebouw is
in ware een asymmetrisch samenstelsel van op zichzelf symmetrische delen.
Figuur 21: Symmetrie in
de plattegronden van het
Congresgebouw
Het willen weerspiegelen van de cultuur van zijn tijd was typerend voor Ouds naoorlogse stijl. Het uitdagen van de
beschouwer om tot de essentie van de belevenissen en de ontroeringen van de tijd door te dringen was noodzakelijk
voor Oud. Dit ging vaak gepaard met axialiteit, gebruik van ornament en een hoge mate van detaillering. De twee
laatstgenoemden ontbreken echter volledig in het Congresgebouw. Wellicht dat Oud, een fel tegenstander van de
massamens en massabouw, hier een cynische verwijzing voor zocht en dat de grote blokken de massabouw representeren, waarin geen ruimte is voor ornament. Een meer plausibele verklaring is echter dat Oud door gezondheidsklachten niet aanwezig kon zijn tijdens de bouw, waarin hij veel invloed uitoefende, en zodanig geleid heeft tot een
zeer vlakke afwerking van het blokkenspel.
20
21
Eerste plan
In het eerste ontwerp is een hoofdmassa te zien waar twee blokken uit steken en in zijn geheel evenwijdig is aan
de naastgelegen Johan de Wittlaan. Aan de hoofdmassa zijn twee lage vleugels gevestigd: een lange vleugel op de
noordzijde en een korte aan de zuidzijde. Als verticaal element is een toren van zeventig meter hoogte op de zuidelijke vleugel geplaatst. In het souterrain van de hoofdmassa zijn sportaccommodaties gevestigd, in de begane grond
de kaartverkoop en ontvangstbalie en in het grootste blok, het zuidelijke blok, de congreszaal met 3000 zitplaatsen.
De noordvleugel zou beschikken over een bioscoop en vervulde niet alleen een congresfunctie, maar ook een buurtfunctie, door van binnenuit bereikbaar te zijn. De vleugel aan de zuidzijde bevatte de woning voor de directeur en
personeelsruimten ten behoeve van de toren, die de functie van een hotel zou kunnen vervullen. De heldere indeling
van de plattegronden en de strakke schetsen resulteerde in vrijwel alleen positieve reacties op dit eerste plan.5
Tweede plan
Oud zag zelf echter een noodzaak om dit plan te wijzigen. Hij zag een nadeel in een grote zaal voor 3000 mensen en
had liever dat deze zaal verkleind werd om die voor meerdere doeleinden geschikt te laten zijn. Zo kwam het dat
het tweede plan een zaal kreeg met 1500 zitplaatsen die gebruikt zou worden als congreszaal, schouwburg en een
concertzaal. Het is ironisch dat dit plan, ingediend op 17 juni 1960 en goedgekeurd op 4 juli 1960, er wél door kwam
terwijl het plan van Dudok, dat in essentie gelijk is, uit politieke, functionele en economische overwegingen werd
ontbonden. Het resultaat werd een samenpersing van Dudoks plan in één gebouw, met als resultaat een veelvoud
van de beoogde kosten en een zekerheid van mislukking: de akoestische eisen van de zalen zijn totaal verschillend.
Het tweede plan heeft het ontwerp niet veel goed gedaan. Een uitgekristalliseerd plan van binnenuit wijzigen zonder
het uiterlijk van het gebouw teveel aan te tasten levert veel geknoei op in de plattegronden. De grote zaal werd verdraaid en in hoogte veranderd, er werden zalen bijgebouwd ten koste van de grote ontvangstzaal, de sportaccommodatie werd verruild voor een grote lege zaal en de hoofdtrap moest een verdieping worden doorgetrokken. Ook werd,
door eisen van het bouwtoezicht, het aantal trappen worden vergroot. Hierdoor moesten twee enorme vluchttrappen
aan de zuidgevel verschijnen. De ingrepen als gevolg van het tweede plan brachten een verstoorde plattegrond met
zich mee. De vele trappen schiep veel onduidelijkheid over de bewegwijzering en de bijbouw van zalen zorgde voor
een verminderde transparantie voor het gebouw: de grote zaal had door de nieuwe foyers geen daglichtinval of enig
ander contact meer met de buitenwereld.
Figuur 22: Situatie van het eerste plan voor het Congresgebouw Den Haag, 1958
Figuur 23: Doorsneden congresgebouw; eerste plan (boven) en tweede plan (onder)
Toren van Oud
Het hoofdzakelijke doel van een toren was voor Oud puur
esthetisch, om de horizontale massa van het congresgebouw te doorbreken met een verticaal element. Om het
bestaansrecht van de toren te dekken moest er een invulling aan worden gegeven: een schoorsteen ‘verpakt’
met hotelruimte. Echter, door de driehoekige vorm van
de toren bleek de (hotel)ruimte haast onmogelijk te exploiteren. Ook was slechts één trap in de zeventig meter
hoge toren niet voldoende als vluchtweg, waardoor er van
de aanvankelijke drie kamers per verdieping er nog maar
twee over bleven. Daarnaast was Oud er niet zeker van of
de schoorsteen hoog genoeg zou zijn om geen overlast te
creëren. De centrale verwarming van het congresgebouw
moest toentertijd met olie gestookt worden waardoor er
hinderlijke rook kon ontstaan. Na een windtunnelproef
bleek deze toren minimaal zestig meter hoog te moeten
zijn, dus zijn plan voor de eerste ‘wolkenkrabber’ van Nederland was gered, mede door het idee te verkopen als
een benodigde ‘blikvanger’ voor de stad.
4.
5.
22
Figuur 24: Toren van Oud in 1971
Het Haagse Congresgebouw in Den Haag door J.J.P. Oud. (1970, 10 februari). De Architect. https://www.dearchitect.nl/
Oud, H. (1984). J.J.P. Oud. Architect 1890–1963. Feiten en herinneringen gerangschikt . p. 185.
23
Congresgebouw na oplevering
Sinds de oplevering in 1969 is er veel veranderd in de bebouwing rondom het Congresgebouw. Als enige constante
valt het Gemeentemuseum en de elementaire compositie van de blauwe rechthoekige doos met de geel geglazuurde
bakstenen te noemen. Zo is het complex in 1988 uitgebreid met een enorme ondergrondse parkeergarage en de
Statenhal: een evenementenhal van 8000 m2. Ook het Churchillplein, tegenover de hoofdingang, veranderde van
aanzien door de komst van nóg een ondergrondse parkeergarage, bedoeld voor het kantoor van AEGON.
Omdat het Congresgebouw gedurende de eerste jaren na oplevering te kampen had met grote exploitatietekorten,
veroorzaakt door bijvoorbeeld te weinig hotelruimte in de Toren van Oud en de vaak leegstaande Statenhal, kwam
het complex voor 80% in aandelen in handen van de Gemeente Den Haag. Zo kwam het dat er vanuit de gemeente
meer gestuurd zou worden op de congresfunctie van het complex, waardoor er een hotel ‘bij’ zou worden gebouwd.
Zo geschiedde. In 1996 werd boven op de noordzijde van het Congresgebouw een 43,5 meter hoog hotel gebouwd.
Dit had niet alleen het doel om het gebouw rendabeler te maken, maar ook om hét hotel voor het groeiende North
Sea Jazz Festival te worden, dat sinds 1976 gehouden werd in het Congresgebouw.
Begin jaren negentig, na het einde van de Koude Oorlog, leefde de internationale samenwerking op het gebied van
veiligheid en internationaal strafrecht op. In een periode van nog geen tien jaar werden verschillende nieuwe internationale instanties opgericht rondom het Congresgebouw. Er was namelijk veel vrije ruimte beschikbaar die ooit
bestempeld was als beeldentuin rondom het gebouw, maar daar was het nooit van gekomen. Een van deze internationale organisaties was de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (kort OPCW) en werd gebouwd aan
de zuidzijde van het Congresgebouw. Hierdoor werd de beschikbare ruimte voor het festival, die de muziektent altijd
op deze locatie plaatste, te klein waardoor het festival zich in 2006 naar Ahoy Rotterdam verplaatste.
In het kader van de herontwikkeling van het terrein rondom het congresgebouw naar een internationale zone, mede
veroorzaakt door het wegvallen van het North Sea Jazz Festival en het feit dat het Congresgebouw een enorme kostenpost was, werd alle bebouwing ten westen van het congresgebouw, waaronder de Statenhal, gesloopt. In plaats
daarvan verrees vanaf mei 2008 het nieuwe hoofdkantoor van Europol.
Figuur 25: Gevel van de Statenhal van het Congresgebouw, 1988
Figuur 26: Europol grenzend aan het artificieel duinlandschap, 2021.
De belangrijkste reden dat het gebied rondom het Congresgebouw herontwikkeld moest worden, kwam door het ontbreken van een duidelijke locatie in de stad die bestempeld kon worden als dé plaats voor recht, vrede en veiligheid.
Voorheen wist de gemiddelde hagenees niet waar een oorlogsmisdadiger zou worden berecht. De meesten zouden
hier naar het Vredespaleis wijzen, in plaats van het onopvallende Aegonkantoor, waar het Joegoslavië-tribunaal
gevestigd zat en de werkelijke strafprocedure zou plaatsvinden. Met het verrijzen van grote instanties als het International Criminal Court en Europol zou de aandacht weer op juiste plaats staan.
In dit herontwikkelingsplan werd ook de openbare ruimte aangepakt. Vanaf het Museon tot aan Europol wordt de
begane grond opgetild in een artificieel duinlandschap. Als gevolg verdween de plintbebouwing aan de westkant van
het Congresgebouw en de Toren van Oud. Ook werd er een halfronde patio ontworpen, voorzien van een vijver en
cascade, om bescherming te bieden aan het sensorisch afluisteren van de Internationale zone.6
Het artificiele duinlandschap in dit gebied bestaat uit beplanting die refereert aan de duinen door een voedselrijke
beplanting die de biodiversiteit verhoogt. Zo zou de sfeer bijdragen aan het andere imago van Den Haag: een groene
stad aan zee. In de bestrating is gekozen voor graniet in een patroon van verschillende maten van steengrootte: van
tegels tot keien. Ook al het straatmeubilair is van graniet. Met dit relatief dure materiaal zou getracht zijn een bepaalde mate van allure te wekken. Dit zou samen gaan met de kleur van de gevel en de allure van het Europol gebouw.7
Het is merkwaardig hoe dit landschap uitsluitend reageert op hetgrenzende Europol gebouw, terwijl het andere
grenzende gebouw, het Congresgebouw, hier een hard contrast aan ondervindt.
6.
7.
24
https://www.dsla.nl/
Ibid.
25
Figuur 27: Toren van Oud tijdens de renovatie
Figuur 29: De originele witte voeg van het Congresgebouw
Een ander onderdeel van het Congresgebouw, de Toren van Oud, is in de loop der jaren ook veel veranderd. Door
zijn functie als schoorsteen, blikvanger en hotelruimte was er weliswaar een reden om de toren te bouwen, maar
na oplevering bleef iedereen ermee in zijn maag. De onhandige driehoek bleek te moeilijk te exploiteren door de
ongunstige gevel- t.o.v. vloeroppervlakte en door de slechte bouwkundige staat werd zelfs overwogen het te slopen.
Daarnaast was stoken met olie niet meer van deze tijd waardoor de toren zijn functie als schoorsteen ook nog eens
verloor. De toren had echter wel meer succes als ‘blikvanger’. Dit was voor investeerders de reden om het icoon
toch een tweede kans te geven. Na het afronden van het herontwikkelingsplan rondom het congresgebouw werd
het renovatieplan in gang gezet. De gevel werd er volledig af gestript en de toren werd met 10% opgeblazen. Om de
verhouding intact te houden werd de toren ook met 10% verhoogd. Na deze uitbreiding werd dezelfde gevel teruggeplaatst, maar dan beter geïsoleerd en scherper gedetailleerd.8
Om het opblazen van de toren mogelijk te maken moest de draagconstructie zeer ingrijpend worden aangepast. De
oorspronkelijke toren had een betonnen kern met schijfbouw en kolommen in de hoek van de toren, maar door de
grotere vloeroverspanning voldeden deze kolommen niet meer en moest er een dragende staalconstructie in de
gevel worden gemonteerd, geborgd op de bestaande vloeren die vervolgens werden aangestort.9 Daarnaast is de
betonnen spiltrap met 180 graden gedraaid en is er een glazen lift geplaatst op de plek waar voorheen het tweede
trappenhuis lag.
Met de detaillering is veel gemoeid. Oorspronkelijk bestond de gevel van de Toren van Oud uit eenvoudige rode
bakstenen met een later aangebrachte zachtgele glazuurlaag, identiek aan die van het Congresgebouw10. Voor de
renovatie zijn volledig nieuwe gele bakstenen gebruikt die later tot steenstrips zijn verzaagd. De grootte en textuur
van deze nieuwe bakstenen is identiek aan de oorspronkelijke stenen, en zijn tegelijk gestort met de betonnen borstweringen. Hier zijn vervolgens zwarte voegen in aangebracht, wat veel commotie heeft veroorzaakt. De oorspronkelijke voeg was namelijk wit, en als gekeken wordt naar de pogingen die gedaan zijn om de toren exploiteerbaar te
maken in ‘hetzelfde jasje’, is het dubieus dat er in de voeg ineens wordt afgeweken van dit doel.
Figuur 28: Toren van Oud na renovatie
Het resultaat is een onzichtbare renovatie die de essentie van de Toren van Oud intact laat, maar door de realisatie
van 36 short stay-appartementen en twee penthouses het gebouw financieel exploiteerbaar maakt. Voor een gebouw
dat in 2010 nog gepland stond voor sloop, is het nu vrijwel verzekerd van een lang bestaan, opdat de kracht van het
oorspronkelijke ontwerp van Oud gekoesterd kan worden voor latere generaties.
8.
9,10.
Figuur 30: Gele bakstenen steenstrips in Toren van Oud met zwarte voeg
26
Renovatie Toren van Oud, Den Haag. https://www.wienerberger.nl/
Ibid.
27
Trappen
De twee enorme buitentrappen aan de zuidgevel van het Congresgebouw waren ooit door Oud ontworpen met
de intentie om congresbezoekers vanaf het restaurant naar een weelderige beeldentuin en het verderop gelegen
Gemeentemuseum te leiden. Omdat een van de zalen gedraaid moest worden naar aanleiding van veranderende
eisen aan het Congresgebouw, ging dit plan als sneeuw voor de zon op. Het restaurant werd centraal in het gebouw
gepositioneerd en de buitentrappen verloren zo hun connectie. Ook van de beeldentuin zou niks terecht komen. Een
glimp van wat het Congresgebouw had kunnen zijn, viel op te vangen tijdens de warme zomeravonden van het North
Sea Jazz festival. Honderden bezoekers liepen op en neer, waarbij vrolijke zomerjurken contrasteerden tegenover
de blauwe en gele gevel.11 Zo zou Oud het zich voorgesteld hebben. Nu er een bestemming was werden er eindelijk
mensen aangetrokken en lagen de buitentrappen die ooit door de bouwpolitie verplicht werden er zo slecht nog niet
bij. Enkele avonden later zouden deze trappen echter weer uitmonden in een kaal grasveld, of zoals de gemeente
van Den Haag het verwoordde: een fraai gazon.
Figuur 31: Trappenhuis aan de zuidzijde van het Congresgebouw, 1983
Figuur 32: Tableau Karel Appel naast hoofdingang van Congresgebouw, 1990
Figuur 33: Drukte in de muziektent van het North Sea Jazz festival, 1981
Karel Appel
De hoofdentree van het Congresgebouw beschikt aan weerszijden over tableaus van Karel Appel, genaamd ‘burgers’
en ‘buitenlui’. Deze kunstwerken maakten onderdeel uit van het bestek en stonden buiten discussie met Oud. Toch
had hij hier liever, aangezien het budget tot wel 500.000 gulden beschikbaar stelde12, een kunstwerk gezien dat
duidelijker in het netvlies sprong. Ook was Oud mede door negatieve ervaringen met Van Doesburg in vroege werken ervan overtuigd dat de schilderkunst geen plek kende in de architectuur.13 Omdat Karel Appel vaak opdrachten
voor kleine kunstwerken kreeg die als ‘losse’ en zelfstandige objecten beschouwd kunnen worden, zag Oud een
samenwerking met Appel toch eerder als een versterking voor de architectuur dan een bedreiging. Veel van Ouds
latere werken bevatten dan ook een werk van Appel. Om hem zelfstandig zijn gang te kunnen laten gaan, stelde Oud
vaak vrijstaande stukken wand ter beschikking, zodat er op geen enkele wijze de concurrentie met de ruimtelijke
werking van een wand werd aangegaan. Op die manier bleef de architectonische werking van de wand intact en kon
het kunstwerk zich volledig vrij uiten. Dit noemde Oud een ‘volwaardige’ kunst, waarbij de kunstenaar in zijn uiting
ongehinderd blijft door de architect.14
Oud ging vaak de samenwerking met Appel aan, omdat hij een schilder zag die niet uit was op picturale ‘ruimtebeelding’ die de schilderkunst boven de architectuur stelde, maar het tegenovergestelde: ‘het langzaam terug trekken
op het vlak’.15 Daarnaast was Karel Appel een zeer experimentele schilder en beeldhouwer. Deze zoektocht naar een
fundamentele vernieuwing sprak Oud erg aan want ook hij was hiermee bezig, zij het in een ander vakgebied.
Waar de tableaus en schilderijen van Karel Appel vaak een expliciete ruimte innemen in de gebouwen van Oud, was
dat bij het Congresgebouw toch minder het geval. Omdat de ruimte bij de hoofdingang zo donker was door de enorme luifel, viel dit kunstwerk nauwelijks op en had het meer weg van een graffiti-schildering in een donker steegje.
Door de uitbreiding van de entree onder de luifel is het kunstwerk naar het goed verlichte interieur verplaatst,
waardoor deze tegenwoordig beter opvalt.
28
29
Figuur 34: Dit waren duidelijk niet de ‘klare’ vormen waar Oud naar op zoek was. 2021
Kritiek op Congresgebouw
Hoewel het Congresgebouw is ontworpen door J.J.P. Oud, is het maar de vraag in hoeverre het werk aan hem kan
worden toegekend. Het Congresgebouw werd gebouwd in je jaren 1964-1969, na zijn overlijden, door zijn zoon Hans
Oud. Een uitvoering van een project door een andere architect dan de ontwerper zelf heeft grote invloed op het eindresultaat. Dit was al helemaal het geval voor Oud, die vaak aanwezig was tijdens de bouw van zijn projecten en hier
veel stuurde op de detaillering ervan. Niemand zal daarom weten welke verandering hij zou hebben aangebracht
tijdens de uitvoering.
Een mogelijk gevolg hiervan is dat het gebouw sinds oplevering permanent aan kritiek bloot is komen te staan. Om
maar te beginnen: stedebouwkundig is er nauwelijks een poging aan gedaan om het complex in zijn situatie in te
voegen. De afsluiting aan de zijde van de Johan de Wittlaan is ronduit bot en verkeer raast langs het gebouw heen.
Daarnaast zorgt de grootte, complexiteit, en het feit dat elke etage een andere plattegrond heeft ervoor dat de oriëntering binnen het gebouw erg ingewikkeld is. Zo constateerde Steensma, de directeur van het Congresgebouw,
ooit: “Ik heb het gevoel dat hier een miljoen deuren en trappen zijn. We kennen het gebouw nog niet voldoende.
De verrassingen komen uit de praktijk naar voren. Door de complexiteit van de gebruiksmogelijkheden is het een
moeilijk bespeelbaar instrument.”16 Ook zorgt de grootte van het complex ervoor dat slechts weinig zalen en ruimten
in gebruik zullen zijn. Het overgrote deel van de tijd staan deze leeg. Dit gaat niet alleen ten koste van de sfeer en
de levendigheid, maar ook van het functioneren van het gebouw. Zo moet bedienend personeel soms tien minuten
lopen om een glas water te halen omdat de verbinding tussen keukens en alle mogelijke plaatsen waar maaltijden
geserveerd kunnen worden totaal onpraktisch is.17 Dit is een gevolg van het krampachtig vasthouden van J.J.P. Oud
om het raster van systeemlijnen herkenbaar te laten blijven in de plattegrond. De ruimtevorming heeft hij hieraan
ondergeschikt gemaakt en dat is op meerdere punten verkeerd gegaan. Zo is in de perspectiefschetsen te zien hoe
het entreegebied overgedimensioneerd is terwijl dat bij de grote zaal totaal andersom is. Als je onder de gigantische
luifel bij de entree staat krijg je door gebrek aan daglicht het idee door een metrogang te lopen, en als je eenmaal
binnen bent sta je in een gigantische ontvangsthal, maar wel van slechts drie meter hoog. Oud antwoordde hierop
geen hoge ruimten te willen, want dan zou je ‘hallen’ krijgen.18
Ook in de gevel is deze onderschikking van de ruimte af te lezen. De rechthoekige blokken lijken de dimensies van
de zalen weer te geven, terwijl de binnenkant een compleet andere samenstelling heeft. Zo zijn er meerdere zalen en
ruimten verborgen in het grootste blauwe blok. Zodoende kunnen de functies in het gebouw geen expressie vinden
in de buitenkant. Voor een architect die de nadruk legt op functionaliteit, is deze beperkte kubistische vormentaal
een rampzalige keuze. Het is daarom geen wonder dat deze blauwe blokken het Congresgebouw de bijnaam ‘het
zwembad’ gegeven hebben.
Openbare ruimte rondom Congresgebouw
Den Haag maakt er geen geheim van zichzelf te benoemen als de stad van ‘recht en vrede’, door internationale organisaties naar zich toe te lokken. Instanties als het International Criminal Court en Europol zijn nu duidelijk zichtbaar
rondom het congresgebouw en de gemeente probeert er alles aan te doen deze bij de stad te betrekken. Tussen
de gebouwen is een aandachtig vormgegeven, openbare wandelroute gerealiseerd die een ‘zachte en uitnodigende’
sfeer zou hebben. Het duinachtig park zal een meerlaagse parkeergarage verhullen en de uiteenlopende architectuur met een gedeeld tapijt aan elkaar smeden. Door DS-architecten werd dit beschreven als ‘een tapijt van zacht
wuivend gras met aan zand doen denkende verhardingen’ en ook als ‘een gebied met een zacht, doch robuust karakter waar men zich op vakantie moet kunnen wanen’.19 Deze liefkozende benaming staat echter haaks op het harde
en groteske uiterlijk van Europol, met de strengst denkbare veiligheidsnormen. Deze tegenstelling is schijnbaar
bewust gedaan door DS-architecten en stelt dat er sprake is van een aantrekkelijk gebied met ‘unique sellingpoints’
die door deze looproute beter tot uiting kunnen komen. Voor de gemeente was deze onderbouwing voldoende om ze
in zee te gaan. Omwonenden uit het Statenkwartier meldden echter dat zij zich onwelkom voelen in de zwaar beveiligde omgeving van Europol. Gebruik van deze wandelroute zou hierdoor minimaal zijn. Helaas is deze groep nooit
als serieuze overlegpartner bij de planontwikkeling betrokken waardoor de wandelroute er toch van gekomen is.
Tijdens mijn laatste bezoek aan het Congresgebouw was dit stenen landschap reeds ontwikkeld. Alhoewel ik er later
achter kwam dat het terrein waar ik me begaf openbare ruimte was, had ik het vermoeden dat het niet de bedoeling
was om me bij schemering in het gebied te bevinden. De ‘unique sellingpoints’ heb ik overigens, tot mijn grote spijt,
ook niet kunnen vinden. Tenzij hier een hoop camera’s mee bedoeld worden.
30
31
V
Conclusie
De gedachte om Den Haag tot internationaal congrescentrum te ontwikkelen dateert sinds de eerste vredesconferentie in 1899. De architect H.P. Berlage maakte in 1908 een Plan tot Uitbreiding van Den Haag waarin het landgoed
Zorgvliet mede door de allure van het Catshuis, het Zorgvlietpark en de nabijheid van zee en duinen niet alleen
uitnodigde tot de bouw van villa’s, maar ook culturele instellingen. Deze aantrekkingskracht werd versterkt door
de bouw van het Vredespaleis in 1907. Na de Tweede Wereldoorlog zag W.M. Dudok in zijn wederopbouwplan van
Den Haag de noodzaak om dit culturele centrum, destijds enkel bestaande uit het Museum voor Moderne Kunst van
Berlage, uit te breiden om de toekomst van de stad als belangrijk internationaal centrum niet te verspelen. Dudok
ontwierp een cultureel centrum met een concertgebouw, een congresgebouw en een schouwburg, maar zijn plan
kreeg teveel kritiek. Als gevolg werd er volgens het Wederopbouwplan Zorgvliet II besloten om alleen een concertgebouw te bouwen, waarbij de keuze viel op de architect J.J.P. Oud. Door concurrentie van andere congrescentra in
Nederland en het afbranden van het gebouw waar het Residentiële Orkest, werd de nood om het Congresgebouw
te realiseren ineens erg hoog. De haast die hierbij is komen kijken vanuit de gemeente heeft ervoor gezorgd dat
er veel extra eisen voor het gebouw zijn gemaakt, zonder genoeg overleg. Voor het heldere en uitgekristalliseerde
eerste ontwerp van het Congresgebouw van Oud hebben deze eisen niet veel goeds teweeg gebracht. De ruimtelijke
ordening is verstoord en de binnenkant van het gebouw vindt geen expressie meer in de buitenkant. De zwakke
functionele kwaliteiten van het Congresgebouw zijn een opmerkelijk resultaat van de architect J.J.P. Oud, die met de
grootste opdracht van zijn carrière de mond van internationale critici voor eens en voor altijd wilde snoeren na hun
commentaar op het BIM-gebouw. Dat hem dit nooit gelukt is valt te verwijten aan zijn dood nog voordat begonnen
werd met de bouw. Vreemde handen hebben zitten wroeten zijn ontwerp en voor een architect die onlosmakelijk
verbonden was met de bouw van zijn ontwerpen heeft dit ongetwijfeld een grote invloed gespeeld. Wel is duidelijk
dat het Congresgebouw dat Oud voor ogen had, omringd door een beeldentuin die als verbinding met het gebouw
van zijn mentor fungeerde: het Gemeentemuseum van Berlage, niet is geworden waar hij op hoopte. Wat van Dudoks
cultuurcentrum is overgebleven ligt er maar ongemakkelijk bij: justitiële hoofdkantoren, ingangen voor ondergrondse parkeerplaatsen en een drukke weg omringen het complex. Het fel bekritiseerde Congresgebouw zal daarom
nooit het afsluitende hoofdstuk worden waar J.J.P Oud zo lang naar toe heeft gewerkt.
8.
9,10.
11.
12.
13,14,15.
16.
17,18.
19.
Renovatie Toren van Oud, Den Haag. (z.d.). https://www.wienerberger.nl/
Ibid.
Lagas, T. Gepruts aan Oud’s Congres gebouw. Trouw. 1983. http://resolver.kb.nl/
Broekhuizen, D. (2000). De Stijl Toen, J. J. P. Oud Nu. p. 228.
Ibid., 230 -233.
Het Haagse Congresgebouw in Den Haag door J.J.P. Oud. (1970, 10 februari). De Architect. https://www.dearchitect.nl/
Ibid.
Schutten, I., 2006. Openbare ruimte in The Hague World Forum, een contradictie in zichzelf? archined. https://www.archined.nl/
32
33
VI
Bibliografie
VII
Bedoeling achter Congresgebouw wordt de genadeslag toegebracht. De Volkskrant. 19 april 1983, Geraadpleegd van Delpher op 12
februari 2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010878550:mpeg21:p011
Figuurlijst
Figuur 1:
Figuur 2:
Figuur 3:
Nederlands Congresgebouw met toren. 1971. [Foto]. Collectie Haags Gemeentearchief.
Nederlands Congresgebouw met achtergevel en toren. 1983. [Foto]. Collectie Haags Gemeentearchief.
Luchtfoto Zorgvliet met het Nederlands Congresgebouw en rechtsboven het Statenkwartier. 1978. [Foto]. Collectie Haags Gemeentear
chief.
Figuur 4:
Kaart van de wijk Zorgvliet in Den Haag, 1909. Bestemmingsplan Zorgvliet en World Forum. https://www.planviewer.nl/imro/files/
NL.IMRO.0518.BP0279DZorgvliet-40ON/t_NL.IMRO.0518.BP0279DZorgvliet-40ON.html
Figuur 5:
Atlantikwall door de wijk Zorgvliet in Den Haag,1947. Bestemmingsplan Zorgvliet en World Forum. https://www.planviewer.nl/imro/
files/NL.IMRO.0518.BP0279DZorgvliet-40ON/t_NL.IMRO.0518.BP0279DZorgvliet-40ON.html
Figuur 6:
Structuurplan van Dudok voor Den Haag, 1949. Bestemmingsplan Zorgvliet en World Forum. https://www.planviewer.nl/imro/files/
NL.IMRO.0518.BP0279DZorgvliet-40ON/t_NL.IMRO.0518.BP0279DZorgvliet-40ON.html
Figuur 7:
Kaart van een deel van het Wederopbouwplan van Dudok voor de wijk Zorgvliet in Den Haag, 1948. Bestemmingsplan Zorgvliet en Wor
ld Forum. https://www.planviewer.nl/imro/files/NL.IMRO.0518.BP0279DZorgvliet-40ON/t_NL.IMRO.0518.BP0279DZorgvliet-40ON.html
Figuur 8:
Burgemeester de Monchy en Dudok. 1947. [Foto]. Collectie Haags Gemeentearchief.
Figuur 9:
Dudoks plan voor het cultuurcentrum in Den Haag, 1948. Monumentenzorg Den Haag. https://www.monumentenzorgdenhaag.nl/sites/
default/files/pdf/De%20Wederopbouw.pdf
Figuur 10:
Anoniem. J.J.P. Oud. Ca. 1918. [Foto]. Rotterdam, NAI
Figuur 11:
Zwart-wit foto van het ontwerp voor de fabriek, kantoor en opslagplaats voor Gedestilleerde Drank in Purmerend ontworpen door J.J.P.
Oud. Rotterdam NAI. [Illustratie]. https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/objecten/detail/fc6a8faa-cb34-5e8e-bd77-eee3d6fcbf05
Figuur 12:
J.J.P. Oud. prijsvraagontwerp Beursgebouw. Rotterdam. 1926. Dutch connections: Essays on international relationships in architec
tural history in honour of Herman van Bergeijk. [Illustratie]. Geraadpleegd van https://books.bk.tudelft.nl/index.php/press/catalog/
view/780/891/858-1
Figuur 13:
BIM-gebouw. 1942. [Foto]. Collectie Haags Gemeentearchief.
Figuur 14:
Eigen werk
Figuur 15:
Tweede Vrijzinnig Christelijk Lyceum. 1964. [Foto]. Collectie Haags Gemeentearchief.
Figuur 16:
De Spaarbank aan de Botersloot, kort na oplevering. 1957. [Foto]. https://wederopbouwrotterdam.nl/artikelen/spaarbank-rotterdam
Figuur 17:
Amerikaanse ambassade in Athene. 1961. [Foto]. https://arkitekting.wordpress.com/2014/06/30/the-masterpiece-of-my-every-day-lifethe-us-embassy-in-athens-greece-by-walter-gropius/
Figuur 18:
Eigen werk
Figuur 19:
Eigen werk
Figuur 20:
Eigen werk
Figuur 21:
Oud, H. (1984). Begane grond Congresgebouw [Illustratie]. In J.J.P. Oud. Architect 1890–1963. Feiten en herinneringen gerangschikt (p.
187).
Figuur 22:
Oud, H. (1984). Situatie van het eerste plan voor het Congresgebouw Den Haag [Illustratie]. In J.J.P. Oud. Architect 1890–1963. Feiten
en herinneringen gerangschikt (p. 184).
Figuur 23:
Oud, H. (1984). Doorsneden congresgebouw; eerste plan (boven) en tweede plan (onder). [Illustratie]. In J.J.P. Oud. Architect 1890–1963.
Feiten en herinneringen gerangschikt (p. 188).
Figuur 24:
Toren van Oud. 1971. [Foto]. Collectie Haags Gemeentearchief.
Figuur 25:
Gevel van de Statenhal van het Congresgebouw. 1988. [Foto]. Collectie Haags Gemeentearchief.
Figuur 26:
Eigen werk
Figuur 27:
Toren van Oud tijdens de renovatie. (z.d.). [Foto]. Wienerberger. https://www.wienerberger.nl/referentie/renovatie/renovatie-apparte
ment-gebouw-toren-van-oud-den-haag.html
Figuur 28:
Toren van Oud na renovatie. (z.d.). [Foto]. Wienerberger. https://www.wienerberger.nl/referentie/renovatie/renovatie-apparte
ment-gebouw-toren-van-oud-den-haag.html
Figuur 29:
Eigen werk
Figuur 30:
Gele bakstenen steenstrips in Toren van Oud met zwarte voeg. [Foto]. Wienerberger. https://www.wienerberger.nl/referentie/renova
tie/renovatie-apparte ment-gebouw-toren-van-oud-den-haag.html
Figuur 31:
Trappenhuis aan de zuidzijde van het Congresgebouw. 1983. [Foto]. Collectie Haags Gemeentearchief.
Figuur 32:
Tableau Karel Appel naast hoofdingang van Congresgebouw. 1990. [Foto]. Collectie Haags Gemeentearchief.
Figuur 33:
Drukte in de muziektent van het North Sea Jazz festival. 1981. [Foto]. Collectie Haags Gemeentearchief.
Figuur 34:
Eigen werk
Bestemmingsplan Zorgvliet (Eurojust): 2.2 Ontstaansgeschiedenis. (z.d.). Gemeente Den Haag. Geraadpleegd op 12 februari
2021, van https://www.planviewer.nl/imro/files/NL.IMRO.0518.BP0249DZorgvltEur-50VA/t_NL.IMRO.0518.BP0249DZorgvltEur-50VA_2.2.html
Broekhuizen, D. (2000). De Stijl toen, J. J. P. Oud nu : de bijdrage van architect J.J.P. Oud aan herdenken, herstellen en bouwen in
Nederland (1938-1963). Nai Uitgevers.
Congresgebouw Den Haag raadscommissie steunt plan-Zorgvliet. De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad.15 mei 1956, p. 6.
Geraadpleegd van Delpher op 12 februari 2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011207986:mpeg21:p006
Marijke. B. De Atlantikwall, een verdedigingslandschap. Geraadplaagd op 3 april 2021. https://duinenenmensen.nl/de-atlantikwall-een-verdedigingslandschap/
Dienst Stedelijke Ontwikkeling. (2002). De Wederopbouw (1ste editie). De Nieuwe Haagsche. Geraadpleegd op 8 maart 2021. https://www.monumentenzorgdenhaag.nl/sites/default/files/pdf/De%20Wederopbouw.pdf
Geschiedenis Vredespaleis. (z.d.). Vredespaleis. Geraadpleegd op 12 februari 2021, https://www.vredespaleis.nl/vredespaleis/
geschiedenis/
Helleman, J. (2020). Spaarbank Rotterdam wordt hotel. Nieuwbouw Architectuur Rotterdam. Geraadpleegd op 2 april 2021. https://
nieuws.top010.nl/spaarbank-rotterdam-jjp-oud.htm
Het Haagse Congresgebouw in Den Haag door J.J.P. Oud. (z.d). De Architect. Geraadpleegd op 28 maart 2021. https://www.dearchitect.nl/projecten/het-haagse-congresgebouw-in-den-haag-door-j-j-p-oud
Lagas, T. Gepruts aan Oud’s Congres gebouw. Trouw. 1983. Geraadpleegd op 5 maart 2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010820824:mpeg21:p023
Nanninga, W. Congresgebouw in het nauw. De Telegraaf. Amsterdam, 30 april 1983, p. 57. Geraadpleegd van Delpher op 12 februari
2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011205638:mpeg21:p057
Ontwerp van architect dr. J.J.P. Oud werd in 5 jaren verwezenlijkt onder leiding van zijn zoon ir. H.E. Oud. Nederlands dagblad. 29maart 1969, p. 3. Geraadpleegd van Delpher op 12 februari 2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010554631:mpeg21:p003
Oud, H. (1984). J.J.P. Oud. Architect 1890-1963. Feiten en herinneringen gerangschikt. Nijgh & Van Ditmar.
Renovatie Toren van Oud, Den Haag. (z.d.). Wienerberger. Geraadpleegd op 5 april 2021, https://www.wienerberger.nl/referentie/
renovatie/renovatie-appartement-gebouw-toren-van-oud-den-haag.html
Schoonheid Congresgebouw bedreigd. NRC Handelsblad. Rotterdam, 16 april 1983, Geraadpleegd van Delpher op 12 februari 2021,
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000028983:mpeg21:p002
Schutten, I., 2006. Openbare ruimte in The Hague World Forum, een contradictie in zichzelf?. Geraadpleegd op 28 maart 2021
archined. https://www.archined.nl/2006/02/openbare-ruimte-in-the-hague-world-forum-een-contradictie-in-zichzelf/
Taverne, E. (1996). Het Shell-gebouw van J. J. P. Oud : ontwerp en receptie. Nai Uitgevers
Taverne. E. Het esthetisch fundament van het Shell-gebouw (1938-42) van J.J.P. Oud (pp. 325-335). Dutch connections: Essays on
international relationships in architectural history in honour of Herman van Bergeijk. [E-book]. TU Delft. https://books.bk.tudelft.
nl/index.php/press/catalog/view/780/891/858-1
Thomas, H. W.M. Dudok en de Raad van Vijf: Conflicterende visies op de wederopbouw van Den Haag, 1945–50 (pp. 367-378). Dutch
connections: Essays on international relationships in architectural history in honour of Herman van Bergeijk. [E-book]. TU Delft.
https://books.bk.tudelft.nl/index.php/press/catalog/view/780/891/858-1
Van de Beek, T., & van der Heijden, H. (1987). W.M. Dudok en het Haagse stadsbeeld. Oase, 16. Geraadpleegd op 28 februari 2021
https://www.oasejournal.nl/nl/Issues/16/WMDudokEnHetHaagseStadsbeeld#032
World Forum - DS landschapsarchitecten. (z.d.). DS Landschaparchitecten. Geraadpleegd op 28 maart 2021, https://www.dsla.nl/
projecten/world-forum/
34
35
Ferran van der Klip
4454065
AR2A011 Architectuurgeschiedenis Scriptie
TU Delft 2020/2021
36
Download