Uploaded by wolfmissotten2

samenvatting-practica-van-plantkunde

advertisement
lOMoARcPSD|10381757
Samenvatting practica van Plantkunde
Plantkunde 1: Morfologie, anatomie en diversiteit (Universiteit Gent)
StuDocu is not sponsored or endorsed by any college or university
Downloaded by Emmely Soenen (emmelysoenen04@gmail.com)
lOMoARcPSD|10381757
Practica plantkunde:
Practicum 2: Proefhoeve
Rosaceae
 Kenmerken: 5-tallig: 5 kroonblaadjes en 5 kelkblaadjes, heeft
steunblaadjes, vruchtbeginsel is (half)onderstandig,
1) Appel = Malus domesticus
 Vrucht bestaat uit verschillende lagen: 2 lagen vormen het
vruchtvlees en 1 vormt het klokhuis
 Kroontje aan de onderkant van de appel waren vroeger de
kelkblaadjes van de bloem, vruchtbeginsel is (half)onderstandig
 Zeer gevoelig voor ziektes, moet regelmatig bespoten worden met
pesticiden
 Bestuiving is zeer belangrijk, bijen zijn de belangrijkste bestuivers
2) Peer = Pyrus communis
 België is de 3de grootste producent
 Bestuiving is zeer belangrijk, bijen zijn de belangrijkste bestuivers
 Vrucht gaat naar beneden hangen in tegenstelling tot de appel
3) Meidoorn = Crataegus laevigata
 Heeft lange takdoorns en witte bloemen
 Komt meestal voor als haag
 Werd vroeger gebruikt als omheining voor de wei, maar met
opkomst van prikkeldraad werd de meidoorn minder gebruikt
Text
 Wordt bestuift door bijen en
vogels nestelen er graag in
4) Aardbei = Fragaria ananassa
 De aardbei is een schijnvrucht, de echte vruchtjes zijn de kleine
pitjes op de aarbei
Solannaceae
 Kenmerken: Heeft niet echt vruchten maar bessen, heeft meestal giftige
bessen, meestal redelijk gevoelig voor ziektes
1) Aardappel = Solanum tuberosum
 Economisch zeer belangrijk
 Als een deel van de aardappel boven de grond komt, slaat hij groen
uit (fotosynthese) en dan wordt hij giftig, ook de bessen zijn giftig
 De vrucht = stengelknol, ≠ opgezwollen wortel
 Akker waarop aardappel groeit ligt golvend en de aardappel ligt op
de ruggen, zodat er telkens genoeg aarde op de aardappel zelf ligt
 Vanaf dat de aardappel uit de grond gehaald wordt krijgt hij een
dikke schil ter beschering
2) Tomaat = Solanum lycopersicum
 Gevoelig aan ziektes
3) Zwarte nachtschade = Solanum nigrum
 Kroonbladeren vormen een buisje
4) Paprika = Capsicum annuum
5) Aubergine = Solanum melongena
 Is door de Arabieren naar Spanje gebracht en zo in Europa terecht
gekomen
Downloaded by Emmely Soenen (emmelysoenen04@gmail.com)
lOMoARcPSD|10381757
6) Tabak = Nicotiana tabacum
 Komt uit Amerika, wordt gebruikt als pesticide en in sigaretten
Amarantaceae
 Kenmerken: Heeft groene, subtiele bloemen, mag niet beginnen bloemen
want dan verkleint de ‘vrucht’
1) Bieten = Beta vulgaris
 Wilde biet = Beta vulgaris subsp. Maritima
 De snijbieten werden al door de oude Grieken en de Romeinen
gegeten
 Worden gezaaid in april en geoogst in november = snelle groei
 Als de plant langer blijft zitten, dan begint hij de bloeien en dan
verkleint de biet, dat is nadelig voor de landbouw dus bieten blijven
nooit lang in de grond zitten
 Hypocotyl zwelt op, niet de wortel
2) Quinoa = Chenopodium quinoa
 Wij eten de zaadjes op
 Behoord tot de pseudogranen, de plant lijkt op een graan, maar
heeft geen kenmerken van de gras-familie
3) Spinazie = Spinacia oleracea : tweehuizig
4) Melganzenvoet = Chenopodium album
 Onkruid dat sterk verwant is met de bieten, dus is het moeilijk te
verdelgen want er is een risico voor de bieten
Brassicaceae
 Kenmerken: kruisbloemigen, 4 kelk- en kroonblaadjes, vrucht is een ‘hauw’
(lijkt op bonen)
1) Brassica olleracea
 Spruiten: wij eten de knoppen, de oksels onder het blad van de plant
 Rode kool: is een sluitkool, wij eten de bladeren
 Broccoli en bloemkool: is een onrijpe bloem en die eten wij op
 Boerenkool: wij eten de bladeren, is geen sluitkool
2) Rucola = Eruca sativa
Fabaceae
 Kenmerken: samengesteld blad, bloem heeft één spiegellijn, heeft één
groot kroonblad (=vlag) en 2 kleine kroonblaadjes (=zwaarden) en 2
samengegroeide kroonblaadjes, vrucht is een ‘peul’, op de wortel staan
kleine knobbels dat zijn bacteriën die in symbiose leven met de plant
(=stikstoffixatie)
Stikstoffixatie door symbiose met rhyzobium bacterien
1) Veldboon = Vicia faba
 Veel verschillende bonen: kleintse = Waalse boon, kleine =
wierboon, middel = paardenboon en grootste = duivenboon
2) Witte en rode klaver = Trifolium repens en Trifolium pratense
 = stikstofbron
Downloaded by Emmely Soenen (emmelysoenen04@gmail.com)
lOMoARcPSD|10381757




Niet herkenbaar aan de bloem, kunnen beide roze en witte bloemen
hebben
Vroeger kon men geen stikstofmest maken, dus gebruikten ze klaver
Witte klaver is een kruipplant die geen steunblaadjes heeft
Rode klaver is herkenbaar aan zijn steunblaadjes die licht behaard
zijn in de oksel en heeft een hoge groei
3) Gewone boon = Phaseolus vulgaris
 Verschillende soorten: de witte boon, bruine boon, de zwarte boon,
de kievitsboon, de sperzieboon en de snijboon
4) Soja = Glycine max
 Is een tropische gewas dat uit China en Korea komt en is dus zeer
laat rijp
 Heeft een hoog eiwitgehalte en bevat veel olie
 Belangrijk in de voeding van varkens en kippen
Kikkererwten: cicer arietinum
Poaceae (ZIE PRACTICUM 4)
 Kenmerken: Is de grassenfamilie, hebben een holle stengel, de bladeren
bestaan uit twee delen (bladschede en bladschijf), hebben simpele
bloemen (=pluim), de kroonkapjes noemen we ‘Lemma Palea’, eenhuizige
planten, één- of meerjarige planten en zijn monocotyl
1) Mais = Zea mays
 Kolf is het vrouwelijke gedeelte en de pluim is het mannelijke
gedeelte
 Lange draadjes op bovenzijde van kolf zijn de overblijfselen van de
stampers
 Is het grootste gras, dus gemakkelijk als voorbeeld
 Is afkomstig uit Mexico en is gedomesticeerd over de hele wereld
2) Tarwe = Triticum aestivum
 Komt uit het Midden-Oosten
 Spelt = vergroeide kroonkapjes en zaden
3) Rijst = Oryza sativa
 Is een wereldwijd product
4) Gras
 40% van het areaal in België, groeit op gronden die niet gebruikt
kunnen worden voor de landbouw en gaat goed samen met vele
andere planten
 Italiaans raaigras (= Lolium multiflorum) is een gras dat zeer hard
groeit
 Engels raaigras (= Lolium perenne) is het gras van in de meeste
tuinen
 Rietzwenkgras (= Festuca arundinacea) is beter resistent tegen de
droogte maar wordt niet zo graag gegeten door de dieren, men
moet dus een tussenoplossing vinden
5) Rogge = Secale cereale
6) Gerst = Hordeum vulgare
Downloaded by Emmely Soenen (emmelysoenen04@gmail.com)
lOMoARcPSD|10381757
Practicum 3: Bomen en struiken
Pinaceae
Kenmerken:
Pioniers
Slecht verterend strooisel: verzurend
Naalden breken moeilijk af want veel
Gymnospermen
Geen resprouting capacity
Eenhuizige planten: vrouwelijke kegels rechtopstaand en mannelijke
kegels eerder hangend
 Zaden zitten in kegels, naaktzadigen (geen bloemen en geen
vruchten)
 Windbestuivers
 Verbreidingsstrategie: anemochorie (via wind), barochorie (op de
grond vallen onder de ouderplant) en zoöchorie (via dieren)
 Hout kan gebruikt worden als timmerhout, voor grove constructies
en verpakkingsdoeleinden
 Bladen zitten verspreid, aan zijtakken en zijn vaak tweerijig en
hebben vaak 2 witte strepen op de onderzijde (stomatale banden)
 Vrouwelijke kegels = zaadschub (draagt twee zaadknoppen) en
dekschub (onder de zaadschub)
 Pinus sylvestris (Grove den)
 Redelijk kale boom met kruin vanboven
 Heeft korte naalden, 5-6cm lang en de naalden staan per 2
 Begint zeer gemakkelijk te kiemen
 Grenenhout is zeer goed timmerhout, af te raden als
Constructiehout
brandhout
 Vanaf dat het hout wordt blootgesteld aan het licht, kleurt het
hout ietsje donkerder Er is een duidelijke scheiding tussen
kernhout en spinthout
 Picea abies (Fijnspar)
 Vurenhout is wit-achtig, bleek hout maar wel zeer sterk
redelijk kort dus
 Schaduwboomsoort
 Driehoekige vorm (kerstboom)
 Heeft enkele naalden die ook de schors bedekken, 2cm lang
 Naalden staan vaak in twee rijen en staan geheel rondom de
Minder thylose afzettingen dus minder duidelijke
twijg
scheiding tussen kernhout en spinthout
 Larix decidua (Lork)
 Naalden vallen af in herfst en winter
 Naalden staan in bundels van 30-40




Downloaded by Emmely Soenen (emmelysoenen04@gmail.com)
lignine
lOMoARcPSD|10381757
 Zeer duurzaam hout
 Groeit beter in het licht, is meer lichtbehoevend
 Minder uitgesproken driehoeksvorm
 Pinus nigra (Zwarte den)
 Abies alba (Gewone zilverspar)
 Pseudotsuga menziessii (Douglasspar)
Sapidaceae
Kenmerken:
Tussen pionieren en climax
Heeft doosvruchten, gevleugelde nootjes (= samara’s)
Bestuiving door insecten
Gevoelig aan bloedingsziekten en inktvlekkenziekte
Verbreidingsstrategie: zoöchorie en anemochorie
Loofverliezende bomen en struiken
Bladeren enkel- of dubbel samengesteld, zonder steunblaadjes
Heeft bloemen
Acer pseudoplatanus (Gewone esdoorn)
 Blad is handnervig met 5 grote lobben
 Gladde, grijze schors die kan afbladeren bij oudere bomen
 Heeft het helikoptertje als vrucht
 Is een halfschaduwboom
 Is geen pioniersboom maar ook geen climaxboom = subclimax
 Hij groeit mee in het begin
Hoek tussen zaadjes: :90°
 Heeft een goeie strooiselkwaliteit
 Acer campestri (Veldesdoorn)
 Is eerder een struik en is vaak terug te vinden onder de vorm
van een haag
 Heeft een goeie strooiselkwaliteit
Hoek tussen zaadjes: 180°
 De bladsteel bevat wit melksap
 Bladeren zijn iets meer afgerond dan bij de Gewone esdoorn
 Aeculus hippocastanum (Paardenkastanje/wilde kastanje)
 Heeft een groot blad dat handvormig is samengesteld (5 of 6
bladeren samen)
 Heeft witte bloemen
 De vrucht zit in een bolster met korte, stevige stekels
 Is een snelgroeiende boom
 De vrucht is niet eetbaar
 Acer platanoides (Noorse esdoorn)
 Bladeren zoals de gewone esdoorn maar meer gepunte
uiteindes








Fagaceae
Kenmerken:

Vruchten zijn noten die in een napje zitten
Downloaded by Emmely Soenen (emmelysoenen04@gmail.com)
lOMoARcPSD|10381757












Slecht verterend strooisel
Climaxbomen, zijn zeer oude bomen
Eenhuizige planten
Bladen zitten verspreid en zijn enkelvoudig met afvallende
steunblaadjes
Bestuiving door insecten en door de wind
Goed hout voor meubels, trappen en als fineerhout
Verbreidingsstrategie: zoöchorie en barochorie
Fagus sylvatica (Beuk)
 Is een splintervrij en smaakloos hout en dus goed voor bestek,
speelgoed,…
 Redelijk wit hout : niet erg duurzaam
 Heeft een gladde schors
 Bladeren hebben een gladde bladrand
 Is een schaduwboom
 Is gevoelig aan schorsbrand
Quercus robur (Zomereik)
 Is een ringporige soort (jaarringen zijn zichtbaar)
 De vaten in het voorjaar zijn groter als in het najaar
 Heeft een zittend blad en aan de eikel hangt aan een steeltje
 Goed bouwhout voor parket
 Heeft veel licht nodig en laat ook veel
licht door
 Blad is veernervig
 Kan redelijk goed water verdragen
Castanea sativa (Tamme kastanje)
 Zeer duurzaam hout, is goed voor
buiten schrijnwerk
 Vrucht zit in een napje, met lange,
smalle stekels
Quercus petraea (Wintereik)
 Heeft geen zittend blad en heeft geen stengel aan de eikel
 Blad is minder ingesneden als bij de Zomereik
Quercus rubra (Amerikaanse eik)
 Blad is meer stekelig, ook redelijk diep ingesneden
Butelaceae
Kenmerken:
Perfecte hakhoutsoort
Vooral pionierssoorten
Goede strooiselkwaliteit
Windbestuivers
Vrucht is een katje
Verbreidingsstrategie: anemochorie, zoöchorie en hydrochorie (via
water)
 Betula pendula (Ruwe berk)






Downloaded by Emmely Soenen (emmelysoenen04@gmail.com)
lOMoARcPSD|10381757
Heeft lichte zaadjes
Is een pioniersboom
Heeft een zilver-witte schors
De uiteindes van de takken zijn overhangend, valt terug naar
beneden
 De bladrand is dubbelgezaagd
 Capinus betulus (Haagbeuk)
 Heeft een meer gezaagde bladrand als de Beuk
 Alnus glutinosa (Zwarte els)
 Heeft een mooi rond blad
 Kiemt zeer snel
 Heeft een verhoute vrucht, een klein kegeltje
 Vrucht is een nootje
 Corylus avillana (Hazelaar)
 Meerstammigheid
 Is eerder een struik (tot 7m hoog)
 Bloeit zeer snel
bloeit in winter maar vruchtvorming pas in zomer
 Heeft weinig economische waarde
 Is goed hakhout, want groeit snel terug
 De vrucht is een nootje




Practicum 4 : Grassen (Poaceae)
Kenmerken:











Monocotyl en eenhuizig
Heeft bijwortels
Langwerpig blad met parallelle nerven
Plant bestaat uit bladschijf en bladschede
Stengel bestaat uit bladschedes
Tussen de bladschijf en de bladschede zit het tongetje
Bladschijf heeft eventueel uitgroeiingen die rond de stengel zitten, dat zijn
de oortjes
Heeft holle stengels
Bloem = pluim
Kroonkafjes = Lemma Palea
Één- of meerjarige plant
Determinatie:
 Kijken naar het tongetje, de oortjes en de bladeren, bloem is niet van
belang
Belang:
 Belang voor ecosystemen, zorgt voor bedekking (waar andere planten niet
kunnen groeien), bevindt zich in alle continenten, is van belang voor de
dierenwereld, bedekt 40% van areaal in België en gaat goed samen met
andere planten
Downloaded by Emmely Soenen (emmelysoenen04@gmail.com)
lOMoARcPSD|10381757
Soorten:
 Lolium multiflorum (Italiaans raaigras)
 V-vormig blad dat meer of minder opgerold zit, maar dat
gemakkelijk uitvouwbaar is
 Tongetje is vliezig en dun, beetje doorzichtig
 Kale oortjes aanwezig
 Kale plant
 Jongste blad zit opgerold
 Groeit op graslanden
 Rode stengelvoet
 Is een cultuurgewas dat zeer hard groeit
 Triticum aestivum (gewone Tarwe)
 V-vormig blad dat meer of minder opgerold zit, maar dat
gemakkelijk uitvouwbar is
 Vliezig tongetje
 Lang behaarde oortjes
 Groeit op akkers
 Graangewas, komt uit het Midden-Oosten
 Heeft een spelt (vergroeide kroonkapjes en zaden)
 Poa annua (Straatgras)
 V-vormig blad dat meer of minder opgerold zit, maar dat
gemakkelijk uitvouwbaar is
 Vliezig, wit tongetje
 Jongste blad zit samengevouwen langs de middennerf
 Middennerf met 2 groeven
 Ongeribd blad uitgezonderd de middennerf, wel geribbeld
bladoppervlak
 Nerven hebben geen dwarsverbindingen
 Jaarrond bloeiend op akkers,, in tuinen, ….
 Holcus lanatus (gestreepte Witbol)
 V-vormig blad dat meer of minder ingerold zit, maar gemakkelijk
uitvouwbaar is
 Vliezig, lang, grof getand tongetje
 Jongste blad zit ingerold
 Bladscheden zitten vrij
 Bladeren zijn zeer dicht behaard, voelen fluweelachtig aan
 Onderste bladschede hebben smalle paarse lijnen
 Plant stevig in de grond
 Elytrigia repens (Kweek)
 V-vormig blad dat meer of minder ingerold zit, maar gemakkelijk
uitvouwbaar is
 Heel klein tongetje (te verwaarlozen in determinatie)
 Kleine, spitse, kale oortjes
 Plant heeft lange wortelstokken
 Bladkleur is eerder grijsgroen
 Zeer duidelijke, witte ondergrondse uitlopers
 Is een onkruid
 Festuca arundinacea (Rietzwenkgras)
Downloaded by Emmely Soenen (emmelysoenen04@gmail.com)
lOMoARcPSD|10381757
V-vormig blad dat meer of minder ingerold zit, maar gemakkelijk
uitvouwbaar is
 Kort behaarde oortjes (= wimpers)
 Zeer kort tongetje (te verwaarlozen bij determinatie)
 Bladeren duidelijk geribd, meestal breder dan 5mm en ruw
aanvoelend
 Plant is beter resistent tegen de droogte maar wordt niet zo graag
gegeten door de dieren, men moet dus een tussenoplossing vinden
Agrostis sp. (Struisgrassen)
 V-vormig blad dat meer of minder ingerold zit, maar gemakkelijk
uitvouwbaar is
 Vliezig tongetje
 Jongste blad zit ingerold
 Bladscheden zitten vrij
 Plant is kaal en laaggroeiend, met duidelijke, lange bovengrondse
uitlopers
 Duidelijk geribd blad
Dactylis glomerata (Kropaar)
 V-vormig blad dat meer of minder ingerold zit, maar gemakkelijk
uitvouwbaar is
 Vliezig, groot, wit en ingescheurd tongetje
 Jongste blad zit samengevouwen langs middennerf
 Middennerf heeft één groeve
 Blad is aan de bovenzijde ongeribd met uitzondering van de
middennerf
 Blad is dof, vaak blauwachtig grijsgroen met een sterke kiel
Phleum pratense (Timoteegras/Lammerstaart)
 V-vormig blad dat meer of minder ingerold zit, maar gemakkelijk
uitvouwbaar is
 Vliezig, getand, klein tongetje
 Jongste blad zit samengevouwen en is ligt gegolfd
 Onderste stengelleden zijn knolvormig verdikt
 Kale bladschijf
 Bovenzijde van het blad is zwak geribd en de onderzijde van het
blad is duidelijk gekielt
 Gegolfde bladrand
Festuca rubra (Roodzwenkgras)
 Blad zit ingerold en is pas uitvouwbaar als je het eerst moet
scheuren
 Bladschede is glimmend en niet gehard
 Vliezig tongetje van tussen de 0.5mm en 4mm
 Bladschede bijna volledig kokervormig vergroeid
 Taai, fijn gras
 Dicht zodevormend (dicht tapijt met weinig onkruid)
Lolium perenne (Engels raaigras)
 V-vormig blad dat meer of minder ingerold zit, maar gemakkelijk
uitvouwbaar is
 Klein, vliezig tongetje
 Kale oortjes
 Plant zonder wortelstokken






Downloaded by Emmely Soenen (emmelysoenen04@gmail.com)
lOMoARcPSD|10381757
 Kale plant
 Het jongste blad zit gevouwen
 Duidelijk geribd blad aan de bovenzijde, onderzijde is sterk glanzend
 Stengelvoet meestal helderrood
 Het gras dat in de meeste tuinen groeit
 Zea mays (Maïs)
 Kolf is het vrouwelijke gedeelte en de pluim is het mannelijke
gedeelte
 Lange draadjes op bovenzijde van kolf zijn de overblijfselen van de
stampers
 Is het grootste gras, dus gemakkelijk als voorbeeld
 Is afkomstig uit Mexico en is gedomesticeerd over de hele wereld
 Oryza sativa (Rijst)
 Wereldwijd product
 Secale cereale (Rogge)
 Hordeum vulgare (Gerst)
Downloaded by Emmely Soenen (emmelysoenen04@gmail.com)
Download