Uploaded by roelheuvel1

7564 Reader Module 1 Omlopen op een Operatiekamerpdf DIG (2)

advertisement
OPERATIEASSISTENT EN
ANESTHESIEMEDEWERKER
7564
Module 1
Omlopen op een operatiekamer
MODULE 1
OMLOPEN
OP EEN
OPERATIEKAMER
© Rachel Souren e.a.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Opleiding Operatieassistenten en Anesthesiemedewerkers
Januari 2020
Reader 7564
2020
Deze module is samengesteld door de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Opleiding Operatieassistent en
Anesthesiemedewerker. Niets van de inhoud van deze module (excl. reader) mag worden vermenigvuldigd en/of
openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de HAN
HAN, Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
1
Voorwoord Module 1
Vanaf deze module is je richting voor de komende twee en half jaar bepaald, de richting chirurgie,
waarbij je operatieassistent wordt. In deze module komt er veel basiskennis aan bod en wordt veel
aandacht besteed aan basisvaardigheden op het gebied van alle competenties. Een overzicht van de
competenties volgt na de inhoudsopgave. Deze module richt zich op het taakgebied van de omloop.
Bekijk het beroepsprofiel op www.lvo.nl voor de eisen die er aan het beroep van operatieassistent
gesteld worden.
Beginvereisten
Voordat je aan module 1 begint, heb je de BVP afgerond en ben je een leer-arbeidsovereenkomst
aangegaan met je werkgever. Dit is de kern van het inservice-onderwijs; lerend werken, werkend leren.
Planmatig werken is een belangrijke voorwaarde om leren en werken succesvol te combineren.
Organisatie
• Onderwijs Online:
De digitale omgeving van de opleiding operatieassistent en anesthesiemedewerker is de
communicatielocatie van de opleiding. Alles omtrent de organisatie, reglementen en statuten, het
onderwijs en de resultaten hiervan, worden in deze omgeving gecommuniceerd. Dit betekent dat wij
verwachten dat je deze omgeving frequent raadpleegt.
• De organisatie van M1:
Het programma in deze periode is in fases opgedeeld. Een week Introductie, twee weken preoperatieve
zorg, twee weken peroperatieve zorg en als laatste een week postoperatieve zorg. Dan volgen er een
aantal weken in de praktijk, waarna je nog een week terugkomt op school. Deze terugkomweek is het
vervolg van module 1 waar enkele overstijgende onderwerpen worden afgerond en er een start wordt
gemaakt met de taken van de instrumenterende.
Het is de bedoeling dat je gedurende deze hele module (inclusief de bijbehorende terugkomweek)
zoveel mogelijk met je werkgroep aan de slag gaat. Teamwork is daarbij belangrijk, je wordt daarbij
gecoacht door een docent. Daarnaast zullen er ook onderwijsleergesprekken,
werkgroepenbijeenkomsten, presentaties, demonstraties, reflectie en nabesprekingbijeenkomsten
gehouden worden. De operatieve zorg en technieken (OZT)-activiteiten worden per fase afgesloten door
een specifieke bijeenkomst.
Balansgesprek
Tijdens deze module voer je een balansgesprek met een van je docenten. Je maakt hiervan een verslag
welke opgenomen wordt in je studentendossier.
Voorbereiding
Voorafgaand aan een les wordt van je verwacht de je je georiënteerd hebt op de lesstof en dat je de
voorbereidende opdrachten gemaakt hebt. Zelfstudie en jezelf voorbereiden op werkgroep
bijeenkomsten en andere lessen is voorwaardelijk voor deze periode.
DOO uren en samenwerkingsopdrachten:
Je kunt daar waar DOO (Docent Onafhankelijk Onderwijs) staat, aan de slag gaan met de opdrachten.
Om het samenwerkingsproces te bewaken, is het verstandig om goede afspraken met je
werkgroepleden te maken en elkaar aan deze afspraken te herinneren en te houden. Het samenwerken
is belangrijk in alle modules van de opleiding. In je werk en/of opleidingspraktijk is samenwerken de
gouden standaard. Dus, zet je in om SAMEN problemen op te lossen en voor de volgende keer deze te
voorkomen. Evalueer met regelmaat je samenwerking in je werkgroep en reflecteer hierop.
SBU
De aangegeven SBU (studiebelastinguren) zijn een gemiddelde en worden uitgedrukt in minuten.
Sommige studenten zullen meer, andere minder SBU nodig hebben. Het is raadzaam om in
chronologische volgorde aan de opdrachten te werken, aangezien de aanwezigheid van vele
gastdocenten volledige flexibiliteit in de weg staat.
2
Aanwezigheid
Net als in de BVP is het tijdens de lesweken van Module1 verplicht om bij alle studieactiviteiten op
school aanwezig te zijn. Indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, meld je deze altijd bij de
opleiding én de praktijkbegeleider van je ziekenhuis. Schooluren zijn werkuren en andersom.
Patiëntveiligheid
Het samenwerken in een team heeft in deze module de aandacht o.a. gericht op patiëntveilig werken. Je
leert momenten in te bouwen om terug te kijken op het proces van het leren, het communicatieproces, je
eigen handelen alsook die van de ander(en). Door hiervan bewust te worden kunnen de voorgenomen
verbeteracties de veiligheid voor de patiënt waarborgen.
Taakcompetenties
In Module 1 ga je aan de slag met je taakcompetentieprofiel. Per onderwerp staat vermeld aan welke
taakcompetenties je gaat werken. Daarnaast worden ook de lesdoelstellingen weergegeven. In Theorie
en in de praktijk zal je hierop beoordeeld worden. Onder “Taakcompetenties – Module 1” op pagina 5
worden alle taakcompetenties waaraan je in Module 1 gaat werken opgesomd. Daar vind je ook een
beschrijving van de uitgangspunten en beoordelingscriteria per taakcompetentie.
Toetsing, evaluatie, beoordeling en examen
Alle onderwerpen in deze reader worden op specifieke wijze beoordeeld en geëxamineerd zoals
vermeld onder Toetsing in alle lesomschrijvingen en opdrachten. In het rooster staan alle examens van
Module 1 vermeld. Het leerplan en het studievorderingsbeleid van module 1 vind je op Onderwijs Online
onder ‘Organisatie’. Bij het maken van de opdrachten zijn wij alert op plagiaat, plagiaat wordt gezien als
fraude. De consequenties van geconstateerde fraude staan omschreven in het studievorderingsbeleid.
Belangrijk:
• Ga er vanuit dat alle leerstof getoetst gaat worden.
• Alleen daar waar expliciet wordt vermeld dat de leerstof niet tot de toetsstof behoort, mag er
vanuit gegaan worden dat die stof niet in een toets wordt opgenomen.
• Er kunnen geen rechten worden ontleend aan administratieve fouten of onvolledigheden.
• Onduidelijkheden over de te toetsen stof dienen door de student zelf tijdig met de docent
besproken te worden.
• Let bij het mailen van opdrachten op het volgende:
- Een mail, met vragen of een opdracht als bijlage, mail je zowel naar de docent, als naar je
medestudenten.
- De kop van het document bevat, in volgorde, de volgende informatie:
Jaartal, module, soort opdracht, groepsnummer, achternamen groepsleden
Bijvoorbeeld: 2020 M1 kostenaspecten groep1, Hendriks, Fenneman, Souren
Leermiddelen
Onder ‘Leermiddelen’ staan bronnen vermeld die je nodig hebt om aan de opdrachten te kunnen
werken. Ook vind je daar welke aanvullende achtergrondinformatie is opgenomen in de bijlage op
Onderwijs Online. De verplichte boeken van de boekenlijst heb je al in je bezit. Daarnaast is het aan te
raden dat je ook de andere bronnen die vermeld staan raadpleegt. In het studiecentrum op de
Kapittelweg en in het digitale studiecentrum http://www.han.nl/studiecentra is nog meer informatie te
vinden.
In de voorbereidende opdrachten zijn hoofdstukken uit het basisboek OZT van zowel druk 7 als
druk 8 opgenomen. Er wordt van je verwacht dat je ze beide gelezen hebt. In het begin van de
module zullen we inventariseren wie er een zelf een druk 7 heeft gekregen van het ziekenhuis, en
zullen we de op de opleiding beschikbare basisboeken druk 7 verdelen over de werkgroepen.
Samenwerking bij het gebruik van druk 7 zal daarvoor noodzakelijk zijn.
Namens alle docenten van deze module wens ik je een plezierige en leerzame periode toe.
Rachel Souren
3
Inhoudsopgave
VOORWOORD MODULE 1 ....................................................................................................................... 2
COMPETENTIES UIT HET PRAKTIJKOPLEIDINGSBOEK BIJ MODULE 1 .......................................... 7
INTRODUCTIE ......................................................................................................................................... 11
TERUGKIJKEN NAAR DE STAGE EN OPSTARTEN PERIODE M1 .................................................... 12
INTRODUCTIE OPERATIEVE ZORG EN TECHNIEKEN (OZT) ............................................................ 13
OZT- KWALITEITSBORGING: KWALITEITSZORG, KWALITEIT VAN ZORG EN
VERANTWOORDING .............................................................................................................................. 18
OZT - KOSTENASPECTEN OP HET OKC: KWALITEITSZORG, KWALITEIT VAN ZORG EN
VERANTWOORDING .............................................................................................................................. 22
OZT –METHODISCH WERKEN 1,2 EN 3 ............................................................................................... 25
OZT- INCISIES ......................................................................................................................................... 30
AZT- BASIS ANESTHESIOLOGIE (AZT-AN) ......................................................................................... 33
BASALE REANIMATIE VAN VOLWASSENEN ..................................................................................... 35
INTRODUCTIECOLLEGE INFECTIEPREVENTIE: STERILITEIT.......................................................... 37
LOGISTIEKE PROCESSEN BINNEN HET ZIEKENHUIS EN HET OPERATIEKAMERCOMPLEX
(OKC) ....................................................................................................................................................... 38
PREOPERATIEVE ZORG........................................................................................................................ 39
OZT - PREOPERATIEF ONTHAREN ...................................................................................................... 40
OZT - POSITIONEREN VAN DE PATIËNT OP DE OK .......................................................................... 43
OZT - POSITIONEREN OP DE OK, VAARDIGHEIDSTRAINING .......................................................... 45
OZT – STERILITEIT 1: STERIELE MEDISCHE HULPMIDDELEN EN HET
VERPAKKINGSMATERIAAL .................................................................................................................. 47
OZT – STERILITEIT 2: STERIELE MEDISCHE HULPMIDDELEN OPENEN ........................................ 50
OZT - BLOEDLEEGTE (AZT) .................................................................................................................. 52
OZT - HUIDDESINFECTIE....................................................................................................................... 53
OZT – KATHETERS_THEORIE/OZT – KATHETERISEREN_VAARDIGHEIDSTRAINING ................. 56
OZT - APPARATUUR / AZT APPARATUUR INTRODUCTIE CONVENANT ........................................ 58
OZT – APPARATUUR LES 1 EN 2 ......................................................................................................... 61
OZT - AFDEKKEN EN AFDEKMATERIAAL .......................................................................................... 63
OZT - ‘OPERATIEKWARTIERTJE’ PREOPERATIEVE ZORG ............................................................ 65
PEROPERATIEVE ZORG........................................................................................................................ 66
OZT - GAASMATERIAAL ........................................................................................................................ 67
4
OZT - ELEKTROCHIRURGIE (COVIDIEN-ENERGY BASED DEVICE) ................................................ 69
OZT - HECHTMATERIALEN EN TOEPASSINGEN ............................................................................... 71
OZT - KATHETERISEREN VAARDIGHEIDSTRAINING ........................................................................ 74
OZT - IMPLANTATEN ............................................................................................................................. 76
OZT - DRAINAGESYSTEMEN ................................................................................................................ 78
OZT - ‘OPERATIEKWARTIERTJE’ PEROPERATIEVE ZORG ............................................................. 80
POST OPERATIEVE ZORG .................................................................................................................... 81
OZT - PREPARAATVERZORGING ........................................................................................................ 82
OZT - WONDZORG ................................................................................................................................. 85
OZT - MINISYMPOSIUM.......................................................................................................................... 86
VERVOLG MODULE 1 ........................................................................................................................... 88
COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN .................................................................................................. 89
INTRODUCTIE PERSOONLIJKE ONTWIKKELING EN INTRODUCTIE CRV IN MODULE 1/BAZ 1 .. 89
CRV 1 - INTERVISIE, ERVARINGEN OP METHODISCHE WIJZE BESPREKEN ................................ 91
CRV 2 - OMGAAN MET STRESS ........................................................................................................... 93
CRV – ZELFSTUDIEOPDRACHT REFLECTIEVERSLAG EN FEED FORWARD ................................ 94
CRV 3 – CRV/CRM EFFECTIEVE COMMUNICATIE – OVERDRACHT ................................................ 96
CRV- 4. WERKBEGELEIDING A: VERWACHTINGSMANAGEMENT .................................................. 98
CRV- 5. WERKBEGELEIDING B: POP-PAP – PRAKTIJKTOETS-EINDGESPREK HOE VOOR TE
BEREIDEN? PRESENTATIE MOODBOARD ......................................................................................... 98
CRV 6 – CRV/CRM SAMENWERKEN - JE ROL IN EEN TEAM ......................................................... 100
CRV 7 – CRV/CRM SAMENWERKEN IN EEN TEAM - WORKSHOP ................................................. 102
PATHOLOGIE ........................................................................................................................................ 105
PATHOLOGIE - ALLERGIE EN HEMORRAGISCHE DIATHESE ....................................................... 105
PATHOLOGIE - POSITIONEREN VAN DE PATIËNT .......................................................................... 108
ANATOMIE............................................................................................................................................. 111
ANATOMIE POSITIONEREN VAN DE PATIËNT ................................................................................. 111
ANATOMIE VAN DE ELLEBOOG EN POLS/HAND ............................................................................ 113
ANATOMIE VAN DE KNIE .................................................................................................................... 117
ANATOMIE VAN DE BUIKWAND, HET LIESKANAAL EN DE APPENDIX ....................................... 120
INFECTIEPREVENTIE ........................................................................................................................... 124
INFECTIEPREVENTIE: SPECIFIEKE MICRO-ORGANISMEN (S.M.O.) ............................................. 126
SCHEIKUNDE ........................................................................................................................................ 128
ERGONOMIE - GEZOND WERKEN OP DE OK ................................................................................... 135
5
BEDRIJFSHULPVERLENING / CALAMITEITENBELEID (BHV – CAL) ............................................. 137
KWALITEIT VAN ZORG – SYSTEEMDENKEN EN VEILIGHEIDSCULTUUR .................................... 139
PATIËNTVEILIGHEID - VEILIG INCIDENTEN MELDEN ..................................................................... 140
HEELKUNDE ......................................................................................................................................... 142
ORTHOPEDIE ........................................................................................................................................ 146
RECHT - RECHTSPOSITIE ALS BEROEPSPERSOON/RECHTSPOSITIE WERKNEMER ............. 147
KLINISCHE ETHIEK .............................................................................................................................. 149
OZT - WORKSHOP ................................................................................................................................ 151
OZT - INSTRUMENTLEER, INSTRUMENTEREN EN LIESBREUK .................................................... 154
MEDISCHE TECHNIEK - KRACHT EN HEFBOOMWERKING........................................................... 158
MEDISCHE TECHNIEK - ELEKTRICITEIT EN ELEKTRISCHE VEILIGHEID ..................................... 159
6
Competenties uit het PraktijkOpleidingsboek bij Module 1
De theorie in module 1 kenmerkt zich door het aanleren van de beroeps specifieke kennis,
vaardigheden en attitudes met als doel deze in de praktijk onder voortdurende begeleiding in laag
complexe situaties te kunnen toepassen.
In deze module wordt de student voorbereid op het zelfstandig functioneren als omloop volgens
richtlijn/protocol bij diverse specialismen.
Er dienen minimaal 2 verschillende specialismen doorlopen te zijn van onderstaande lijst.
Specialismen:
 Algemene chirurgie klein.
 Gynaecologie.
 KNO.
 Orthopedie klein.
Tevens krijgt de student in de laatste maanden van het leerjaar instructie over de volgende procedures:
 preoperatief handen wassen;
 het aantrekken van de steriele jas;
 het aantrekken van steriele handschoenen;
 het opdekken van de instrumententafel;
 het instrumenteren van kleine ingrepen.
De student werkt aan de volgende competenties:
Competentie 1: verlenen van operatieve zorg;
Competentie 2: begeleiden van de patiënt;
Competentie 3: samenwerken in professionele relaties;
Competentie 4: organiseren en beheren;
Competentie 6: eigen deskundigheid bevorderen;
Competentie 7: bijdrage leveren aan het beroep.
Uitgangspunten:
1. Niveau van functioneren: De student werkt in de rol van omloop, onder begeleiding of zelfstandig
met begeleiding op afstand, bij alle soorten specialismen. De student laat in deze module zien
voldoende theoretische kennis te hebben van Module 1.
2. De complexiteit van de situatie waarin de student getoetst is weergegeven onder de competenties
met een hoofdletter en een cijfer.
3. Handelingscriteria: bij elke competentie staat uitgeschreven welke handelingscriteria getoetst
worden.
Beoordelingscriteria:
Competentie 1: verlenen van operatieve zorg
A1. Gezondheidstoestand van de patiënt: is stabiel;
B1 en B2. Complexiteit ingreep: er is sprake van een laag tot midden complexe ingreep;
C1. Mono/multidisciplinaire ingreep: er is één snijdend specialist en/of anesthesioloog Aanwezig;
D1. Positionering van de patiënt: deze is eenvoudig en zonder risico;
E1. Apparatuur, materialen, middelen en instrumenten: deze zijn beperkt in aantal en Eenvoudig;
F2. Voorbehouden en/of risicovolle handelingen: er komen voorbehouden en/of risicovolle handelingen
voor;
G2. Gebruik medicatie en spoelvloeistoffen: er wordt gebruik gemaakt van spoelvloeistoffen;
I1. Benodigd improvisatievermogen: de OA werkt routinematig, volgens richtlijnen/protocollen;
basiskennis is voldoende;
J2. Mate van verantwoordelijkheid: zelfstandig met begeleiding op afstand.
Methodisch handelen
De student handelt volgens methodische stappen en is daarbij:
 Doelgericht;
 Systematisch: het handelen is gepland en volgt logischerwijs uit de doelstellingen;
 Procesmatig: de verschillende stappen sluiten op elkaar aan. Er wordt rekening gehouden met het
effect dat de ene stap op de andere heeft;
7
 Bewust: de OA kan zich verantwoorden over de keuzes in zijn handelen in relatie tot het doel ervan.
Kwaliteitsbewust handelen
De student;
• Laat zien dat hij steriel kan werken.
Competentie 2: begeleiden van de patiënt
A1. Leeftijd van de patiënt: de patiënt is volwassen.
Methodisch handelen
De student handelt volgens methodische stappen en is daarbij:
 Doelgericht;
 Systematisch: Het handelen is gepland en volgt logischerwijs uit de doelstellingen;
 Procesmatig: De verschillende stappen sluiten op elkaar aan. Daarbij wordt rekening gehouden met
het effect dat de ene stap op de andere heeft;
 Bewust: De OA kan zich verantwoorden over de keuzes in zijn handelen in relatie tot het doel ervan.
Vraaggericht handelen
De student:
 Kan zich inleven in de situatie van de patiënt;
 Stelt de patiënt centraal, met aandacht voor lichamelijke, psychische en sociale aspecten;
 Behartigt de belangen van de patiënt;
 Speelt in op de behoeften van de patiënt.
Kwaliteitsbewust handelen
De student:
 Handelt volgens de richtlijnen van de WGBO;
 Bewaakt de privacy van de patiënt.
Maatschappelijk verantwoord handelen
De student:
 Geeft de patiënt inhoudelijk correcte informatie;
 Geeft professionele begeleiding, met empathisch vermogen en professionele afstand;
 Verantwoordt zijn positie in het kader van wet en regelgeving.
Ethisch handelen:
De student:
 Respecteert de individuele wensen en keuzes van de patiënt;
 Communiceert tactvol met de patiënt.
Competentie 3: samenwerken in professionele relaties
A1. Soorten professionele relaties: de professionele relatie is met de directe collega
OA/werkbegeleider;
B1. Reikwijdte van verantwoordelijkheid in de keten van zorg: deze beperkt zich tot de eigen
werkzaamheden;
D1. Kans op spanning en conflicten: er is weinig tot geen kans op spanning en conflicten;
E1. Participatie in overleg: deze beperkt zich tot aanwezigheid;
F1. Bereik van het handelen: deze ligt binnen het team.
Vraaggericht handelen
De student is:
 Hulpvaardig, belangstellend, toont begrip, actieve betrokkenheid en geduld voor andere teamleden;
 Blijft onder alle omstandigheden functioneren als lid van het team;
 Is stressbestendig.
Kwaliteitsbewust en maatschappelijk verantwoord handelen
De student:
 Houdt zich aan gezamenlijk afgesproken protocollen, procedures en richtlijnen;
 Evalueert de eigen input in de samenwerking (zowel product als proces) continu, maakt dit
bespreekbaar en streeft naar verbeteringen;
 Staat open voor (verbeter) suggesties van ieder teamlid.
8
Competentie 4: organiseren en beheren
A1. Soorten professionele relaties: de professionele relatie beperkt zich tot het chirurgische team;
B1. Reikwijdte van verantwoordelijkheid in de keten van zorg: deze beperkt zich tot eigen
werkzaamheden;
C1. Mate waarin afstemming van zorg nodig is in de peri operatieve keten: er is geringe
afstemming van zorg nodig;
D1. Kans op spanning en conflicten: er is geen tot weinig kans op spanning en conflicten.
Kwaliteitsbewust handelen
De student:
 Handelt kwaliteitsbewust door materialen en middelen efficiënt en effectief in te zetten.
Ethisch handelen
De student:
 Komt afspraken na;
 Is eerlijk en betrouwbaar in zijn planning en coördinatie.
Competentie 6: eigen deskundigheid bevorderen
A1. Vereiste reflectiediepte: dit betreft het evalueren van het handelen;
B1. Vereiste mate van transfer: dit betreft de transfer tussen verschillende situaties binnen de module;
C1. Professionele verantwoording: de professionele verantwoording is de bewustwording
van grenzen en verantwoordelijkheden;
D. Verantwoordelijkheid voor het leerproces: de student neemt verantwoording over elke
fase in het leerproces.
Methodisch handelen
De student handelt volgens methodische stappen en is daarbij:
 Doelgericht;
 Systematisch: het handelen is gepland en volgt logischerwijs uit de doelstellingen;
 Procesmatig: de verschillende stappen sluiten op elkaar aan. Er wordt rekening gehouden met het
effect dat de ene stap op de andere heeft;
 Bewust: de OA kan zich verantwoorden over de keuzes in zijn handelen in relatie tot het doel ervan.
Vraaggericht handelen
De student:

Zoekt en plant actief eigen leermomenten;

Toont initiatief voor de uitvoering van werkzaamheden.
Handelen binnen de professionele verantwoordelijkheid
De student:
 Is zich bewust zijn van zijn eigen bekwaamheid;
 Neemt actief deel aan scholingsactiviteiten van micro naar macro.
Competentie 7: bijdrage leveren aan het beroep
A2 en A3. Professionele verantwoording: de professionele verantwoording is aan
collega/werkbegeleider en aan praktijkopleider;
B1. Kwaliteitszorg: de student werkt volgens protocollen, procedures, richtlijnen en
Werkinstructies;
C2. Beroepscode: de student is op de hoogte van de beroepscode.
Methodisch handelen
De student handelt volgens methodische stappen en is daarbij:
 Doelgericht;
 Systematisch: het handelen is gepland en volgt logischerwijs uit de doelstellingen;
 Procesmatig: de verschillende stappen sluiten op elkaar aan. Er wordt rekening gehouden met het
effect dat de ene stap op de andere heeft;
 Bewust: de OA kan zich verantwoorden over de keuzes in zijn handelen in relatie tot het doel ervan.
9
Ethisch handelen
De student:
 Houdt rekening met de beroepscode;
 Gedraagt zich respect vol naar zijn omgeving;
 Brengt de beroepsgroep niet in diskrediet.
Toetsvormen en stagevormen
Stage CSA:
 Evaluatiegesprek of reflectieverslag.
Praktijkstage OK Chirurgie:
 Omloopbespreking.
 Voortgangsgesprek min. 1 (formatief).
 Praktijkles Positioneren (formatief).
 Praktijkopdracht een dagdeel (laag complex) met een beoordelingsgesprek.
 Reflectie verslag met betrekking tot een laag complexe situatie.
Noot:
Het mag duidelijk zijn dat met de bovenstaande toets vormen de praktijktoetsen bedoeld worden. De
theorietoetsing staat per onderwerp vermeld.
10
INTRODUCTIE
11
Terugkijken naar de stage en opstarten periode M1
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Marrigje Kamps en Rachel Souren, Wilma Fenneman (III)
: Zelfstudie en oriëntatie op de module 60’,
Evaluatie stage 60’, Opstarten module 1 15’, intro CRV 15’.
: allemaal!
DEEL I
Doelstelling
- De student kan de opgedane praktijkervaring bespreken en evalueren
Het is de bedoeling om aan de hand van deze opdracht van gedachten te wisselen over
ervaringen die zijn opgedaan tijdens de verpleegstage, functiekamer stage en
operatiekamerstage. Dit gesprek vindt plenair plaats. De totale tijd voor deze
ervaringsuitwisseling is 60 minuten.
Hieronder zijn een aantal vragen geformuleerd om de hoofdlijnen van het groepsgesprek aan
te geven:
1. Wat is je opgevallen tijdens de stage? Dit kan iets algemeens zijn of juist een specifieke
situatie.
2. Hoe heb je de werksfeer ervaren? Waaruit blijkt dat? Waren er verschillen per dag, per
stage? Waarin uitte zich dat?
3. Hoe zag de werkbegeleiding er uit? Kwamen jouw verwachtingen uit? Wat werd er van jou
verwacht?
4. Sloot de theorie aan bij de praktijk?
5. Inventariseer welke praktische vaardigheden tijdens de stageweken uitgevoerd zijn:
- Hoe vond je dit?
- Hoe ging het?
- Heb je feedback gekregen op de handelingen die je uitgevoerd hebt?
6. Het kan zijn dat je een vervelende situatie hebt meegemaakt of juist een situatie die een
grote indruk op je heeft gemaakt. Bespreek die situatie zoals ook aangegeven in de BVP
les ‘Verwerken van traumatische ervaringen’ Ook kun je deze ervaring meenemen naar die
bijeenkomsten waarin gelegenheid gegeven wordt dit met je medestudenten te bespreken.
(CRV intervisie en ethiek)
DEEL II
Doelstelling
- De student heeft zich georiënteerd op de inhoud van de reader van Module 1 (M1) en
heeft zich een beeld gevormd van datgene wat er van hem / haar verwacht wordt en
de studieactiviteiten systematisch verwerkt in een planning.
1. Introductie M1, doel M1, organisatie M1
2. Studievaardigheid
DEEL III
-
De student heeft zich specifiek georiënteerd op de inhoud van de lessen
Communicatieve en Reflectieve Vaardigheden / persoonlijke ontwikkeling (CRV) en is
gestart met het uitvoeren van verschillende testjes.
12
Introductie Operatieve zorg en technieken (OZT)
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Rachel Souren
: Zelfstudie en oriëntatie
Opstarten OZT
Werkgroep
: allemaal!
90’
30’
60’
Toetsing:
Tijdens de introductie les wordt er een quiz gespeeld over de opdracht die hoort bij deze les.
De uitslag van de quiz bepaalt de volgorde waarin je de casus mag kiezen waar je in module 1
6 weken lang aan de slag gaat.
Doelstellingen:
De student kan:
1. Uitleggen wat de opbouw is van het OZT programma van Module 1
2. In eigen woorden alle 8 operaties van de binnen de OZT gebruikte casussen uitleggen.
Individuele opdracht, voorafgaand aan de les:
a. Lees dit onderwerpblad door en zet vragen en onduidelijkheden op papier.
b. Zoek van iedere operatie van de casussen een patiëntenfolder (intranet eigen
ziekenhuis) en neem deze zorgvuldig door.
In Module 1 wordt je theoretisch voorbereid op je omloopvaardigheden. De lessen OZT
beginnen met een introductieweek, gevolgd door de diverse fasen van het perioperatieve
proces.
• In de introductie week worden enkele algemene onderwerpen geïntroduceerd en
wordt er aandacht besteed aan voorwaardelijke kennis.
• In de eerst volgende fase komt de preoperatieve zorg aan bod. Hiermee bedoelen we
de zorg die verleend wordt aan de patiënt op het operatiekamercomplex, ter
voorbereiding op de operatie. Denk daarbij aan kennis over onderwerpen zoals het
positioneren van de patiënt en huiddesinfectie.
• Daarna volgt de fase peroperatieve zorg, daarmee wordt de combinatie van
anesthesiologische en chirurgische zorg bedoeld die er tijdens de operatie aan de
patiënt op de operatiekamer wordt gegeven. Denk daarbij aan kennis over
onderwerpen zoals implantaten en hechtmaterialen
• In de laatste fase wordt de postoperatieve zorg behandeld. De zorg die aan de
patiënt wordt verleend na de operatie, ter voorbereiding op de terugkeer naar de
verpleegafdeling. Denk daarbij aan kennis over onderwerpen zoals
preparaatverzorging en wondbehandeling.
Doelstellingen en Studieactiviteiten
De doelstellingen die je moet behalen en de uit te voeren studieactiviteiten staan per
onderwerp gerangschikt in de reader. Van iedere les bestaan de studieactiviteiten uit
zelfstandige voorbereiding, voorafgaand aan de les en groepsopdrachten tijdens en/of na de
les. Bij de lessen OZT van Module 1 wordt gebruik gemaakt van casuïstiek. Dit betekent in
deze module dat alle onderwerpen ingeleid worden met een casus die betrekking heeft op
dhr. de Vries die komt voor een hernia inguinalis. In de les komt zowel de casus van dhr de
Vries als de algemene kennis aan bod. De algemene theorie wordt besproken tijdens de les,
bijvoorbeeld d.m.v. een college of door het maken en bespreken van groepsopdrachten. Om
de theorie te leren toepassen krijgen alle werkgroepen een specifieke casus toebedeeld.
Tijdens de OZT doo-uren vertalen de werkgroepleden de besproken lesstof naar de eigen
specifieke casus. In totaal zijn er acht casussen die op basis van de resultaten van de Quiz bij
aanvang van de Module, worden verdeeld. Een goede voorbereiding loont dus …
13
Voorbeeld:
Ter voorbereiding op de les huiddesinfectantia voer je de voorbereidende opdracht uit.
Tijdens de OZT les huiddesinfectantia wordt er aandacht besteed aan de diverse
desinfectantia en de manier van desinfecteren. Er wordt ook besproken hoe dhr. de
Vries precies wordt gedesinfecteerd. Verder ga je bij het uitvoeren van de
groepsopdracht in de les nadenken over het desinfectiegebied bij andere patiënten.
Vragen en onduidelijkheden worden door de docent besproken. Na de les, tijdens de
doo-uren, ga je met je werkgroep de transfer maken naar je eigen casus. Bijvoorbeeld
die van mevrouw Janssen die komt voor een ooglidcorrectie. Je gaat dan met je
werkgroep uitzoeken hoe er wordt gedesinfecteerd bij een ooglidcorrectie.
‘Operatiekwartiertje’ en ‘Minisymposium’
Aan het einde van zowel de preoperatieve fase als de peroperatieve fase maak je een
papieren poster waarin je alle theorie van de doorlopen fase m.b.t. je eigen casus tentoonstelt
aan medestudenten in het ‘operatiekwartiertje’. De verworven kennis, verkregen door een
transfer te maken van de casus van Dhr. de Vries naar de eigen casus, wordt met elkaar
gedeeld. We noemen dit het ‘operatiekwartiertje’. Tijdens dit operatiekwartiertje ga je met je
werkgroep langs bij de uitwerkingen (posters) van de andere werkgroepen uit jouw klas. Je
toetst nu elke keer jouw opgedane kennis aan de casus van de andere werkgroep, je krijgt
nieuwe informatie en andere inzichten. Ook geef je meteen feedback door het noteren van
vragen en opmerkingen bij de poster van je medestudenten. Op het einde van de les kom je
weer terug bij je eigen poster en kan er aan de andere werkgroepen reactie worden gevraagd
op de gegeven feedback. Het operatiekwartiertje is een formatieve (diagnostische) toets. De
feedback wordt door de werkgroep verwerkt en meegenomen in het maken van de
eindpresentatie, tijdens het minisymposium.
Tijdens het minisymposium, aan het einde van de postoperatieve fase, presenteert iedere
werkgroep zijn complete casus. Op deze wijze wordt alle kennis met elkaar gedeeld en heb je
al inzicht in diverse operaties die je in de praktijk gaat tegenkomen. Het minisymposium is een
summatieve toets en dient met een Voldaan te worden afgesloten.
14
Op 2-11-2017 gedownload van: https://www.okvisie.nl/blog/maakt-mij-niks-uit
Casussen bij Operatieve Zorg en Technieken
Casus 1 : Klassieke Tonsillectomie bij Abdulla Mouhnir, 22 jaar.
Abdulla heeft al jaren last van recidiverende keelpijn. De afgelopen periode heeft hij kort achter
elkaar 3 episodes doorgemaakt met ontstoken tonsillen, flinke keelpijn, algehele malaise,
koorts en slikklachten. Ondanks bedrust en antibioticagebruik, is er geen vooruitgang geboekt.
Samen met de KNO arts heeft Abdulla besloten zich te laten opereren.
Toen Abdulla klein was, hebben zijn ouders al een keer op het punt gestaan hem te laten
opereren, maar gelukkig verdwenen de klachten ineens erg snel. Abdulla had toen ook veel
keelontstekingen met als gevolg dat hij weinig at waardoor hij niet goed groeide. De dokter had
de ouders van Abdulla toen geadviseerd om een hem een tonsillectomie volgens Sluder te
laten ondergaan.
Casus 2 : Arthroscopie knie bij Tom van de Zanden, 18 jaar.
Het is zondagmiddag, het voetbalseizoen is net begonnen. Tom meldt zich met zijn ouders op
de afdeling spoed eisende hulp (SEH), zijn rechterbeen wordt niet belast en iedere beweging
doet hem pijn.
Tijdens de wedstrijd van vanmiddag kwam hij na een sprong op zijn rechterbeen neer en
draaide hij weg. Het was alsof hij door zijn knie zakte, hij hoorde een knap en kreeg plotseling
hevige pijn in zijn knie. Hij kon niet meer verder spelen en ondanks goed koelen van zijn knie
was de knie binnen een half uur dik geworden.
Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van veel pijn, bewegingsbeperking en zwelling. Als
aanvullend onderzoek wordt er besloten een röntgenfoto te maken van de rechter knie. Op de
röntgenfoto’s worden geen fracturen gezien en is er geen sprake van een corpus liberum.
Vanwege het feit dat de knie erg dik is wordt door de dienstdoende orthopeed besloten in
15
eerste instantie de knie rust te geven, er wordt een achterspalk aangelegd en NSAID’s
voorgeschreven. In tweede instantie wordt binnen 10 dagen een arthroscopie van het
kniegewricht gepland in dagbehandeling.
Casus 3 : Vaginale Uterusextirpatie bij mevrouw de Vries, 44 jaar
Mevr. de Vries is opgenomen voor een vaginale uterusextirpatie. Ze kwam anderhalf jaar
geleden met de klacht van menorragie via de huisarts bij de gynaecoloog terecht. Nadat een
maligniteit was uitgesloten heeft de gynaecoloog in eerste instantie een endometrium ablatie
verricht. Daarmee was het probleem van mevr. de Vries tijdelijk verholpen. Maar nu zijn de
klachten terug en wil mevr. de Vries een definitieve oplossing. Bij de preoperatieve screening
door de anesthesioloog is afgesproken dat mevr. de Vries spinaal anesthesie krijgt.
Casus 4 : Mamma augmentatie, mevrouw De Berg, 28 jaar
Bij Mevr. de Berg is er sprake van mamma hypoplasie. Ze heeft er lang over nagedacht en
besloten tot een mammavergroting met een borstimplantaat. Ondanks dat ze zelf voor deze
ingreep gekozen heeft is ze toch wel zenuwachtig voor de narcose en de postoperatieve pijn
die haar te wachten staat. Op de polikliniek is samen met de patiënt al bepaald welk
implantaat er ongeveer ingebracht gaat worden. De ochtend voor de operatie is op de
verpleegafdeling het operatiegebied uitgebreid gecontroleerd op wondjes en heeft de plastisch
chirurg ook al een tekening op de borsten gemaakt. De plastisch chirurg gaat het
borstimplantaat inbrengen via een axillaire incisie.
Casus 5 : Blepharoplastiek bij Wim Mulder, 58 jaar.
Wim is 58 jaar en heeft vaak hoofpijn klachten, vermoeide ogen en een zwaar gevoel in zijn
oogleden. Soms voelen zijn ogen branderig aan. Hij heeft een huidoverschot van zijn
bovenoogleden. Hierdoor kan Wim al ruim een jaar zijn contactlenzen niet meer dragen. Het
voelt alsof zijn lenzen er uitgedrukt worden. Zijn gezichtsveld lijkt hierdoor ook verminderd te
zijn. De oogarts verzekert Wim dat een operatie, een blepharoplastiek, hem van de klachten
zal afhelpen.
Op de holding tekent de oogarts al vast de incisieplaatsen op beide oogleden af en op de
operatiekamer spuit hij op de een aantal plaatsen lokale verdoving in.
Casus 6 : Laparoscopische appendectomie bij Els de Wit, 19 jaar
Els heeft sinds anderhalve dag buikpijn, de pijn is rond de navel begonnen. Nu is de pijn
heviger en meer gelokaliseerd in de rechter onderbuik. Ze heeft nu ook koorts, is misselijk en
heeft geen eetlust. Bij lichamelijk onderzoek blijkt dat de peristaltiek normaal is en palpatie van
de rechteronderbuik erg pijnlijk. Na laboratorium onderzoek en onderbuik echo heeft de chirurg
besloten een laparoscopie te verrichten met de verdenking op een appendicitis. Mocht er toch
geen ontstoken appendix worden aangetroffen dan kan ook de gynaecoloog nog mee kijken.
Els wordt opgenomen en de dienstdoende anesthesioloog komt nog langs voor de
preoperatieve screening. Verder is ze altijd goed gezond, er wordt een algehele anesthesie
afgesproken. Ze is wel geschrokken dat ze vandaag nog geopereerd gaat worden, daar had
ze niet op gerekend. Het gaat haar allemaal wel snel.
Casus 7 : Marsupialisatie van een sinus pilonidalis bij de heer Vught, 34 jaar
De heer Vught is vanochtend vroeg opgenomen voor de behandeling van een sinus
pilonidalis. De klachten zijn ruim een jaar geleden begonnen met een abces in zijn bilspleet.
Dit ging na enkele dagen spontaan open, waarna veel stinkende pus afvloeide en de klachten
verdwenen. Enkele maanden later ontstond een nieuw abces dat door de huisarts werd
ontlast. Maar de incisie genas niet en bleef pus afscheiden. Het gebied zwol regelmatig op,
waarbij kenmerken van ontsteking optraden. De huisarts schreef antibiotica voor waarna de
klachten wel afnamen. Het wondje ging echter niet dicht en bleef vocht afscheiden. Meneer
Vught wordt daarom geopereerd onder algehele narcose voor het vehelpen van de sinus
pilonidalis.
16
Casus 8 : Orchidopexie, Tim van het Veld, 2 jaar
Tim is een jongetje van 2 1/2 jaar oud, bij hem is zijn linker testikel niet ingedaald. Er is sprake
van een retentio testis. Dit is al eerder geconstateerd, maar nu is het tijd om de testikel
operatief te doen indalen, waarna deze vastgezet wordt in het scrotum.
Als Tim op de operatiekamer aankomt zit hij vrolijk om zich heen te kijken in zijn bedje, hij
heeft zijn beer mee en ook deze heeft een groen muts op gekregen. De moeder van Tim mag
hem zelf op de operatietafel zetten en zijn handje vasthouden als de anesthesioloog de kap op
Tim zijn neus zet. Nu vindt Tim het niet meer leuk en hij begint hard te schreeuwen, daardoor
valt hij gelukkig ook snel in slaap.
17
OZT- Kwaliteitsborging: Kwaliteitszorg, kwaliteit van zorg en verantwoording
Docent
SBU
TC
: Marrigje Kamps en Rachel Souren
: c.u. 45’ Intro en 180’ presentaties (doo-uren zie rooster)
: 1, 3, 4 en 7
Toetsing
De opdracht heeft tot doel het leveren van kwaliteitszorg binnen het operatiekamercomplex.
Dit doel wordt behaald wanneer je met jouw werkgroep een document presenteert die je
samen op basis van een literatuurstudie hebt verbeterd. De presentatie wordt beoordeeld met
het betreffende beoordelingsformulier. Bij een Niet Voldaan volgt een herkansingsopdracht. De
werkgroep neemt hierover contact op met de betreffende docent.
Voorbereidende lessen Thema 1
In Thema 1 is een start gemaakt met het werken aan kwaliteitszorg en kwaliteit van zorg. In
het introductiecollege is gesproken over een ‘georganiseerde zorgvuldigheid’ van werken. Dit
houdt in dat een ‘organisatie zich verplicht om inspanningen ter verrichten om kwalitatief
goede
producten te leveren. Hierbij zijn activiteiten en beslissingen gemoeid die gericht zijn op het
vaststellen, het bereiken en het behouden van het gewenste kwaliteitsniveau.’
(Hendriks, 2013)
Voorbereidende lessen Module 1/ BAZ 1 Methodisch werken
Om in de dagelijkse praktijk direct aan de kwaliteit van zorg te kunnen werken, is het gebruik
van o.a. procedures, protocollen, richtlijnen en werkinstructies ingesteld. Dit helpt je een
handeling / behandeling wel doordacht en onder goedkeuring van het management bewust uit
te voeren.
Kenmerkend voor deze benadering is het continu doorlopen van een aantal stappen die
uiteindelijk tot doel hebben de kwaliteit in de organisatie te verbeteren. Bij deze processen
vraag je je systematisch af wat de huidige staat is van de handeling, wat er voor nodig is om
een gewenste verandering te bewerkstelligen, hoe deze verandering door te voeren en
vervolgens het resultaat te evalueren en als input voor nieuwe veranderingen te gebruiken
(Verbeek, 2004). Met andere woorden je bent methodisch aan het werk!
Onderstaande Deming-cyclus wordt hier voor veelal gehanteerd.
(Procisco, 2011)
Doelstellingen
18
De opleiding besteedt aandacht aan het leveren van kwaliteitszorg. Door je bewust te zijn van
de kwaliteit van zorg en deze te borgen, werk je aan de kwaliteit van zorg. Jij als toekomstig
beroepsbeoefenaar moet aandacht besteden aan de kwaliteit van het handelen c.q. de
kwaliteit van de beroepsuitoefening. Dit komt tot uiting door o.a. het medisch technisch
handelen, je
gedrag als toekomstig beroepsbeoefenaar en jouw rol als teamlid (Zie onderstaand overzicht).
Kwaliteit van

de Beroepsuitoefening
Kwaliteit van het
methodisch-technisch
handelen

doeltreffendheid
deskundigheid
indicatiestelling
geschiktheid
veiligheid
zorgvuldigheid
Kwaliteit van de attitude
van de beroepsbeoefenaar

respectvolle bejegening
informatiebereidheid
vertrouwensrelatie
coöperatie
verantwoordingsbereidheid
Kwaliteit van de organisatie
van de beroepsuitoefening

continuïteit
beschikbaarheid
doelmatigheid
integrale zorg
bron: Verbeek (2004)1
Met de opdracht Kwaliteitsborging werk je aan de ontwikkeling van de kwaliteit van de
beroepsuitoefening en dus aan kwaliteitszorg. Concreet werk je aan de volgende
doelstellingen:
De student;
1. kan de begrippen betreffende kwaliteitszorg en kwaliteitsborging hanteren;
2. ontwikkelt kennis van en inzicht in de kwaliteitszorg gezondheidszorg met betrekking
tot het gebruik van procedures/ protocollen / richtlijnen / werkinstructies;
3. stelt in samenwerking met de werkgroep een vergelijking op tussen het betreffende
document en de literatuur; presenteert het op basis van literatuur aangepaste,
document. Zie hiervoor het beoordelingsformulier.
Voorbereidende opdracht
Bestudeer voor de eerste bijeenkomst de literatuur zoals weergegeven onder leermiddelen.
Elke student heeft voor de introductiebijeenkomst verschillende documenten (richtlijnen,
protocollen, procedures etc.) van het operatiekamercomplex meegenomen. Tijdens de
bijeenkomst bestudeer je en vergelijk je deze documenten met elkaar. Op basis van deze
vergelijking maak je een keuze voor een document dat je gaat verbeteren in het kader van het
leveren van kwaliteitszorg. Let op: dubbele onderwerpen worden niet toegestaan.
Groepsopdracht in de les en DOO-uren (KKM)
o Elke werkgroep kiest uit de verschillende meegebrachte documenten één document en
vergelijkt deze met de theorie. Vooraf wordt met de docent
besproken welk thema hiervoor in aanmerking komt. Dubbele thema’s worden niet
toegestaan. Wanneer groepen hetzelfde onderwerp kiezen, geldt de regel; wie het
eerst komt……)
o Het is de bedoeling dat je samen met je werkgroep aanbevelingen kan doen op welke
wijze het betreffende document nog meer tegemoet kan komen aan de borging van
kwaliteit en het leveren van kwaliteitszorg. Dit doe je door aan de hand van de
literatuurstudie het document te analyseren, de resultaten schematisch weer te geven
vervolgens conclusies te trekken en de aanbevelingen te verwerken. Het verwerken
van de aanbevelingen resulteert in een document (richtlijn, protocol, procedure, etc.)
19
dat jullie presenteren. Let op: Ga hierbij methodisch te werk!
Afspraken:
o De onderwerpkeuze dient spoedig bekend te zijn bij de docent.
o De uitwerkingen van de literatuurstudie, de analyse, de resultaten, de conclusie, de
aanbevelingen, het uiteindelijke document én de presentatie lever je uiterlijk één week
voor het presenteren van de presentatie, in (Marrigje.kamps@han.nl). Er vindt geen
terugkoppeling plaats vóór de presentatie; dit alles dient als voorbereiding voor de
docent(en).
o In het lesrooster zijn DOO-uren (KKM) ingeroosterd om de samenwerking te laten
plaatsvinden.
o Elke werkgroep presenteert het eindresultaat van deze opdracht aan de andere
werkgroepen. De docent bepaalt de volgorde van de presentaties en elke presentatie
mag niet langer dan 10 minuten duren. Daarna is er nog gelegenheid om hierover te
discussiëren.
o Via Onderwijs Online wordt gecommuniceerd wanneer er terugkoppeling plaatsvindt
van de beoordeling.
Nabespreking
Tijdens het presenteren kunnen vragen gesteld worden.
Leermiddelen
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
o Hoofdstuk 6
•
•
•
•
https://www.venvn.nl/themas/richtlijnen-en-protocollen
https://www.venvn.nl/themas/richtlijnen-en-protocollen/protocollen
https://verpleging-verzorging.nl/zorgprotocollen/
Hendriks, R. (2017, september). Kwaliteit-Kwaliteit van Zorg - Introductiecollege 20172018. Nijmegen.
Aanbevolen:
• Verbeek, G. (2004) Het spel van Kwaliteit en Zorg. Maarssen: Elsevier
Gezondheidszorg. Vijfde, herziene druk. Par. 7.4. ISBN 9789 035 2270 40
20
Beoordelingsformulier Presentatie Kwaliteitsborging
*
Onvoldoende
1
Motivatie van de keuze van het thema.
Inleiding
2
Verantwoorden van wat er aan bod komt.
3
4
5
6
7
8
Voldoende
Goed
Kern
Logische opbouw van de inhoud van de
presentatie op verschillende niveaus (micro-,
meso-, macroniveau), onderbouwd met
literatuur.
Bespreken van de inhoud van het
betreffende document op hoofdlijnen.
Weergeven en onderbouwen (op basis van
literatuur) op welke wijze het betreffende
document tegemoet komt aan de
kwaliteitsborging.
Resultaat weergeven van het verbeterde
document.
Afsluiting
Visie:
Kritische reflectie op de vergelijking.
Kritische reflectie op het resultaat.
Andere aspecten van de beoordeling:
Correct Nederlands taalgebruik,
professionele taal. Duidelijk gesproken.
9
Enthousiaste houding werkgroep
tijdens de presentatie.
10 Vooraf gemaild:
- De uitwerkingen van de literatuurstudie, de
analyse, de resultaten, de conclusie, de
aanbevelingen, het uiteindelijke document
én de presentatie
- bronnen, conform APA richtlijnen.
- logboek
* Het is voldaan als m.b.t. punten 1,2, 8, 9,10 geen onvoldoende gescoord wordt en bij de punten 3 tot
en met 7 maximaal 2 onvoldoendes.
Resultaat : Voldaan / Niet Voldaan
21
OZT - Kostenaspecten op het OKC: Kwaliteitszorg, kwaliteit van zorg en
verantwoording
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Rachel Souren, Marrigje Kamps, Joep van Gogh
: Introductie 15’, (doo-uren zie rooster)
: 4. Organiseren en beheren
Toetsing
Het resultaat van deze opdracht is een verslag. In dit verslag worden de specifieke kosten
m.b.t. een zelfgekozen onderwerp beargumenteerd en geeft de werkgroep haar visie op
kosten in de gezondheidszorg in het algemeen. De opdracht wordt beoordeeld volgens
bijgevoegd beoordelingsformulier. Bij een niet voldaan volgt een herkansingsopdracht. De
werkgroep neemt hiervoor contact op met de docent.
Introductie
We moeten met zijn allen steeds meer bezuinigen en dat geldt zeker ook voor de
gezondheidszorg, terwijl we eigenlijk allemaal het gevoel hebben dat er op de
gezondheidszorg niet nog meer bezuinigd zou moeten worden. Om de zorg te kunnen blijven
betalen zijn daarom o.a. de afgelopen jaren het eigen risico van de zorgverzekeringen flink
verhoogd en de vergoedingen verlaagd. Deze bezuinigingen op macro niveau zijn ook op de
werkvloer goed te merken. Er moet hogere kwaliteit geleverd worden en het ziekenhuis moet
klantvriendelijker worden, maar wel met minder mensen en andere materialen. Waar ligt de
oplossing?
Doelstellingen
De student kan
1. een beeld schetsen van specifieke kosten op de operatiekamer c.q. het OKC.
2. Het kostenplaatje van een specifiek product op micro, meso en macro niveau
doorrekenen.
3. het beeld van de werkgroep kosten in de zorg beargumenteerd en samengevat
weergeven.
Voorbereiding
Het is de bedoeling dat je ter voorbereiding op de eerste bijeenkomst de inleidende artikelen
hieronder leest en je verdiept in de verschillende bronnen die vermeld zijn onder literatuur. Op
basis daarvan formuleer je een (voorlopige) eigen visie.
Werkwijze groepsopdracht
In de eerste bijeenkomst bespreek je met je werkgroep jouw visie over kosten in de
gezondheidszorg en hoe jij vindt dat je daar als operatieassistent mee om moet gaan.
Vervolgens kies je met je werkgroep een onderwerp waarin jullie je willen verdiepen. Over dat
specifieke onderwerp verzamelen jullie zoveel mogelijk informatie zodat jullie het onderwerp
van meerdere kanten kunnen belichten. Een van de kanten hoort het financiële plaatje te zijn,
daarvoor verzamel je ook relevante cijfers (denk aan aantallen en prijzen). Dit financiële
plaatje moet je doorrekenen naar het grote geheel. Daarmee wordt bedoeld op jaarbasis en de
hele organisatie (of minimaal je hele OKC).
Op basis van jullie literatuurstudie en gesprekken over visie kun je na de theorie van Module 1
ook in gesprek gaan met mensen uit jouw ziekenhuis die op de hoogte zijn van de kosten op
het operatiekamercomplex.
Alle verzamelde informatie vat je samen in een verslag van 3 A4. (waarin ook een duidelijke
doorrekening is gemaakt). Verder moet in het verslag een duidelijke visie verwerkt zijn.
Omschrijf jullie bevindingen in het efficiënt en effectief omgaan met het door jullie werkgroep
gekozen onderwerp op de operatiekamer. Vanzelfsprekend moeten bronnen worden vermeld
volgens APA richtlijnen (het vierde A4).
Het verslag mail je uiterlijk 24 april naar rachel.souren@han.nl en joep.vangogh@han.nl
22
Leermiddelen
- http://www.nza.nl (website van de Nederlandse Zorg Autoriteit)
- https://www.volksgezondheidenzorg.info/
- https://www.zorginstituutnederland.nl/
- CBS, zorguitgaven, aanbieders van zorg en financieringsbron
http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=83039NED&D1=a&D
2=a&D3=(l-1)-l&HD=160517-1204&HDR=G1,G2&STB=T
kosten van ziekenhuiszorg, gedownload op 27-10-2017 van:
https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/ziekenhuiszorg/kosten/kosten#nodekosten-van-ziekenhuiszorg
23
Beoordelingsformulier verslag ‘Kostenaspecten op de operatiekamer’
*
1
NIET
VOLDOENDE
VOLDOENDE
GOED
Motivatie van de keuze van het onderwerp
Kern
2
Relevantie uitwerking informatie
3
Volledigheid van de gegevensverwerking
4
Juistheid van de gegevens,
Doorrekening correct.
5
Onderbouwing van het ziekenhuis en / of
maatschappelijk belang.
(micro, meso, macro)
Visie
6
Kritische reflectie op bevindingen.
Overstijgende aspecten beoordeling:
7
Correct Nederlands taalgebruik,
professionele taal.
8
Verslag incl. alle geraadpleegde bronnen,
conform APA richtlijnen.
9
Samenwerking ( Logboek)
* Het is voldaan als m.b.t. punten 1,7, 8, en 9 geen onvoldoende gescoord worden en bij de punten 2
tot en met 6 maximaal 1 onvoldoende.
Resultaat : Voldaan / Niet Voldaan
24
OZT –Methodisch Werken 1,2 en 3
les 1 introductie,
les 2 voortgang
les 3 presentatie en beoordeling.
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Wilma Fenneman
: Voorbereiding op de les 45’ en opdracht werkgroep 225’:
lezen, vragen beantwoorden, literatuurstudie, pitch maken,
feedback geven.
C.U. 240’
: Inleveren: 8 maart 2020: Voorafgaand aan de presentatie les 3 stuur
je het verslag van de methodische uiteenzetting (de 1e (met fb
medestudenten) en de definitieve (2e) versie) en de presentatie naar
de docent.
:1-7
Deze opdracht is voorwaardelijk voor de uitoefening van je beroep. Methodisch werken
geïntegreerd in je werk, bevordert de kwaliteit van zorg en de patiëntveiligheid.
Casus OA
In de tweede week van je omloopstage sta je samen met je begeleider op de orthopedische
operatiekamer (OK). Je gaat omlopen bij een patiënt die een knieprothese krijgt. Mevrouw is
de laatste patiënt van die dag. Er zijn een orthopedisch specialist, een arts assistent, twee
operatieassistenten en de anesthesiemedewerker op deze operatiekamer aanwezig. Het was
een drukke dag en deze operatie is de tweede knieprothese van die dag. Een aantal operaties
was uitgelopen en er wordt iets later dan gepland begonnen met deze laatste operatie.
De operatie is goed opgestart, het is 16.00 en iedereen is bezig met zijn / haar werk. De knie is
inmiddels opengelegd, de beide beenderen (tibiaplateau en het bovenbeen/femur) zijn
voorbereid zodat de implantaten erop kunnen worden geplaatst. Vervolgens wordt opgemeten
welke maat prothese gebruikt zal worden. Als de maat door de chirurg is vastgesteld, wordt
deze doorgegeven aan de omloop. Zij zoekt de juiste maat op in de voorraadkar op de OK. De
doorgegeven maat blijkt helaas niet op de voorraadkar te liggen.
Ze belt de logistiek medewerker en vraag om een andere maat implantaat. Na bijna 10
minuten komt de juiste maat via het luikje op de OK. De operatie verloopt daarna vlekkeloos.
Als de operatie klaar is, wordt de OK opgeruimd en gaat iedereen naar huis.
Toetsing
Het resultaat is een presentatie op basis van de schriftelijke uiteenzetting waarin je duidelijk en
beknopt beargumenteert hoe een handeling / interventie methodisch uitgevoerd moet worden;
Verslag en presentatie zijn vooraf naar de docent gestuurd. De presentatie wordt beoordeeld,
waarin de kwaliteit van het verslag meegewogen wordt.
Doelstellingen
De student kan:
1. de fases van methodisch handelen uitleggen;
2. uit bestaande werkprocessen / werkplannen / protocollen de 4 stappen in het methodisch
werken analyseren, verbeteraspecten aangeven en de verbetering presenteren;
3. een handeling / interventie op methodische wijze (voorbereiden, plannen, uitvoeren &
evalueren) beschrijven en presenteren;
4. transfer bewerkstelligen van de theorie over methodisch handelen op de operatiekamer
naar je eigen ontwikkeling, kwaliteit van zorg en je handelen op de operatiekamer .
Individuele opdracht
In zelfstudie bestudeer je de vermelde literatuur in de leermiddelenlijst en de verduidelijkende
tekst in deze lesinstructie. In je competentieprofiel staat bij alle competenties het methodisch
25
handelen als handelingscriterium weergegeven. Binnen je praktisch handelen is dit één van de
criteria die belangrijk is.
THEORIE
Methodisch werken nader uitgelegd.
Methodisch werken is het werken volgens een vaste, weldoordachte manier van handelen om
daarbij op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze het doel te bereiken dat men voor ogen
heeft of dat nagestreefd moet worden. Het is bedoeld voor het faseren van het praktisch
handelen (Weert, 2009).
De operatieassistent probeert op een systematische en voortdurend inzichtelijke manier te
werken. Voordelen van het systematisch werken zijn dat het handelen overdraagbaar wordt door
een goed overzicht, waardoor de continuïteit van zorg word bevorderd’. (Landelijke werkgroep
methodisch werken, 2009)
“De essentie van het vier stappenplan berust op het feit dat we dankzij de chronologische
structuur minder gevaar lopen elementen van een taak over te slaan en dat we na afloop
stelselmatig terugblikken om te zien of er vergissingen zijn gemaakt. Hiervan kunnen we leren
hoe de uitvoering van de taak een volgende keer verbeterd kan worden”. (Weert de, R. 2016, p.
147)
Het wat, hoe, wanneer en door wie komt in het dagelijks leven als vanzelfsprekend aan de
orde. Bij methodisch werken gaat het niet meer om intuïtief handelen, maar om een
methodische en systematische aanpak waaraan voordelen zijn verbonden:
K enm erken m ethodisch w erken:
Methodisch werken is een vorm van procesbesturing. Het heeft als doel iets op een beheerste,
gestructureerde en gecontroleerde wijze te laten verlopen. In de zorg- en dienstverlening komt
methodisch werken vaak voor.
Het handelen is doelgericht: Je bereikt een vooraf geformuleerd doel. Wat wil je bereiken?
Het handelen is systematisch: Je handelt volgens van tevoren geplande logische stappen of
een logische volgorde. Het spreekt voor zichzelf, het zijn een reeks van handelingen achter
elkaar. Hierbij is het belangrijk om te weten waarom die handelingen in die bepaalde volgorde
uitgevoerd worden; dit maakt het mogelijk in uitzonderlijke situaties hiervan af te wijken.
Het handelen is procesmatig: Je sluit de verschillende stappen in het handelen op elkaar aan;
zonder de eerste stap geen tweede stap. Er wordt rekening gehouden met het effect dat de
ene stap op de andere heeft. Tussentijds bijsturen is mogelijk als zich kleine wijzigingen in het
proces voordoen. Procesmatig werken is ook het overzien van het totale handelingenverloop.
Het handelen is bewust: Je weet wat je doet (planning) en waarom (doel). Het is bedoeld om
kritisch en vooral bewust naar het eigen handelen te blijven kijken om de efficiëntie en de
kwaliteit van het handelen te verbeteren; evalueren. (Weert de, R, 2016)
26
Voordelen methodisch werken:
• de kans op fouten neemt af omdat er meer grip is op wat er gebeurt en men verder
vooruit kan (moet) zien; prioriteiten stellen is hierbij noodzakelijk.
• zowel een ander als jijzelf weet wat er verwacht mag worden;
• het eigen handelen kan beter geëvalueerd worden om zo nodig het handelen te
verbeteren;
• anderen krijgen een duidelijker beeld van de werkzaamheden en van datgene
waarvoor men staat. (Landelijke werkgroep methodisch werken, 2009)
Groepsopdracht
1. Je gaat samen met je werkgroep aan de hand van (een) handeling(en) / interventie
onderzoeken wat methodisch werken / handelen is en deze uiteenzetten in een verslag
en een presentatie (5-7 minuten). De presentatie is gebaseerd op het verslag;
2. Het betreft onderwerpen uit het perioperatieve proces;
3. Op de volgende pagina staan in een kader steunvragen weergegeven over
bedrijfsklaar maken, omlopen, persoonlijke ontwikkeling en werkbegeleiding die je
helpen bij de kennisontwikkeling over methodisch handelen. Beantwoord deze vragen
individueel èn in je werkgroep.
4. Aan het einde van de eerste bijeenkomst / deze dag spreek je met de docent af welk
onderwerp je gekozen hebt. Je moet relevante literatuurstudie doen die passend is bij
je onderwerp.
5. Voordat je het onderwerp doorgeeft, onderzoek je of er voldoende literatuur over te
vinden is. (mijn werkbegeleider heeft me dit vertelt, wordt niet als relevante bron
gezien). Je zet deze handeling / interventie methodisch uiteen volgens het schema op
OO.
6. Let op dat alles wat je schrijft, maximaal 3 x A4 en presenteert, voorzien is van
bronverwijzingen en een literatuurlijst volgens APA richtlijnen.
7. Datgene wat je inlevert krijgt de volgende naam: 2020, MW M1[invullen achternamen
studenten], [invullen onderwerp
27
8. Voorafgaand aan de tweede les heb je aan één groep (zie OO) digitale feedback op je
uiteenzetting gevraagd. Zorg hiervoor dat je dit op tijd doet i.v.m. de tijd die je nog
nodig hebt om de feedback te verwerken en voor te bereiden op de presentatie.
a. Als je als werkgroep feedback op het product van een andere groep geeft, wees
dan kritisch en geef opbouwende feedback. Dat is lerend en stimulerend voor
de ander.
9. De feedback van de andere werkgroep verwerk je in je methodische uiteenzetting;
10. Voorafgaand aan de presentatie in les 3 stuur je de docent het verslag van de
methodische uiteenzetting (de 1e en 2e versie) en de presentatie;
11. Je presenteert deze uiteenzetting in de tweede bijeenkomst aan je klasgenoten.
Oriënterende vragen die behoren bij methodisch werken. Daarnaast zie formulier op OO.
Bedrijfsklaar maken operatiekamer (OA en AM)
− Uit welke werkzaamheden bestaat het bedrijfsklaar maken van de operatiekamer?
− Wat is klaarzetten? waarom? hoe gaat dat? wie zet klaar? wat heb je nodig om te kunnen klaarzetten?
waarom?
− Welke voorbereidingsaspecten komen elke dag voor?
− Welke apparatuur heb je bij elke operatie / anesthesie nodig en waarom?
− Welk steriel materiaal / welke middelen en materialen heb je bij elke operatie nodig?
− Waarom moet je aan het einde van de dag de omloopkar / dag-voorraadkar / anesthesiekar aanvullen?
Omlopen (OA en AM)
− Welke functie heeft een briefing, time-out, sign-out en debriefing procedure binnen methodisch werken?
− Noem en beschrijf de omlooptaken tijdens de preoperatieve fase (OA en AM)
− Noem en beschrijf de omlooptaken tijdens de per operatieve fase (OA en AM)
− Noem en beschrijf de omlooptaken tijdens de postoperatieve fase (OA en AM)
− Wat versta je onder prioriteiten stellen?
− Hoe pas je binnen het omlopen / werken op de OK het methodisch werkplan toe?
− Welke relatie heeft methodisch werken met veilig werken en CRM?
Persoonlijke ontwikkeling / werkbegeleiding
Wat moet je onderzoeken voordat je aan je introductiegesprek begint?
Wat moet je vooraf aanleveren?
Wanneer en waar is dit gesprek en wie zijn er bij aanwezig?
Geef de kern van het gesprek weer.
Hoe kijk je hierop terug en welke verbeterpunten neem je mee?
Nieuwe situatie: Op welke verbeterde wijze ga je je voortgangsgesprek in?
Nabespreking
Presentatie van de schriftelijke uiteenzetting van methodisch werken. Elke werkgroep krijgt
feedback van de klasgenoten en de docent.
Leermiddelen en geraadpleegde bronnen
BTSG innovatie in de ouderenzorg (2016, 3 januari). Op 14 december 2016 geraadpleegd van
http://www.btsg.nl/infobulletin/methodischwerken.html
Coussens et al., (2011). Methodisch Werken in de Gezondheidszorg. Antwerpen- Apeldoorn:
Garant, derde gewijzigde druk. ISBN: 978-90-441-2819-2.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2013). Op 21 december 2018 geraadpleegd van
https://specials.han.nl/sites/operatieassistent-en-anesthesiemedewerker/
Petra-1987 (2007, 3 maart). Methodisch Werken Op 14 december 2017 geraadpleegd van
http://mens-en-samenleving.infonu.nl/diversen/2842-methodisch-werken.html
Peeters, J. (2016). Basisboek Anesthesiologische Zorg en Technieken. Maarssen: Elsevier
Gezondheidszorg. 5e herziene druk. ISBN:978 9035 234338. Hst. 2.1, 2.2 en Hst. 3.
28
Weert, de R. (2016). Basis Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en
Technieken. Amsterdam: Reed Business. Zevende oude druk. Hst. 5, par.5.6.2. ISBN:978 90
352 3305 8.
Onderwijs Online, M1/B1 - Methodisch Werken:
 2020, Methodisch Werkplan schema met vragen.
 Voorbeeld methodisch werkplan
29
OZT- Incisies
Docent
SBU
Taakcompetenties
: Rachel Souren
: oriënterende voorbereiding 30’, werkgroep 90’
: 1. Verlenen van operatieve zorg
Toetsing:
• De theorie van dit onderdeel valt binnen de toetsstof van module 1, deze wordt getoetst
in het OZT examen van Module 1.
• Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met
medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les,
tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld
op een pro-actieve houding.
Casus
Ter voorbereiding op de operatie van Dhr. de Vries heeft Janneke de theorie m.b.t. de
liesbreuk doorgenomen. Ze weet nog dat er twee herniotomie incisies gebruikt kunnen worden
om het lieskanaal te benaderen, maar ze snapt nog niet zo goed wanneer je nu kiest voor
welke incisie. Gelukkig liggen de incisies dichtbij elkaar en worden dezelfde referentiepunten
gebruikt om te bepalen waar de incisie precies moet komen. Dat is belangrijk om te weten
want dan kan Janneke zelf bedenken welk gebied er gedesinfecteerd en afgedekt moet
worden.
Doelstellingen
De student kan:
1. Uitleggen met welke randvoorwaarden rekening gehouden wordt bij het maken van een
incisie.
2. Uitleggen welke incisies er nodig zijn om de verschillende organen/structuren te benaderen
en elke incisie toe te lichten met een voorbeeld.
Voorbereidende opdracht
• Neem het OZT boek Algemene Chirurgie globaal door. Bij de meeste vermelde
ingrepen staan incisies vermeld. Noteer de betreffende paginanummers, bestudeer de
alinea’s en noteer de soorten incisies.
Groepsopdracht tijdens de les
Met je werkgroep ga je de onderstaande vragen beantwoorden. Maak hierbij gebruik van het
OZT boek Algemene Chirurgie en het internet. Maak bij het beantwoorden gebruik van de
tekeningen op de volgende pagina’s. Deze dienen als basis voor deze opdracht.
1. Leg de randvoorwaarden uit waaraan het zetten van een incisie moet voldoen.
2. Benoem minimaal 12 incisies die gemaakt kunnen worden in de romp (van hals tot
bovenbenen). Van deze incisies:
a. Geef je in de tekeningen aan waar de incisies worden gezet.
b. Beschrijf je de locatie van de betreffende incisies, daarbij benoem je per incisie ook
de referentiepunten.
c. Leg bij alle incisies uit welke organen/structuren er benaderd kunnen worden.
d. Geef bij alle incisies een voorbeeld van een operatie.
Responsie:
Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken.
Leermiddelen
Boeken:
• Jochems A.A.F. en Joosten, F.W.M.G. , (2016) Coëlho Zakwoordenboek der
geneeskunde. (32ste druk). Springer Media BV. ISBN: 9789036813532
30
•
Frölich-Swart, Y., Larmené, I. (2017). Algemene Chirurgie, Serie Operatieve zorg en
Technieken (6e druk). Bohn Stafleu van Loghum. ISBN: 9789036811361
Noot: de volgende afbeeldingen zijn overgenomen uit het OZT boek algemene chirurgie,
Frölich-Swart, Y., Larmené, I. (2012). (zie literatuurlijst)
 Torso man, afbeelding 10.2 blz. 169
 Zijligging man, afbeelding 11.8 blz. 192
 Torso vrouw, afbeelding 12.3 blz. 205
31
32
AZT- Basis anesthesiologie (AZT-AN)
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Joop Agterberg
: Voorbereiding 90’, CU 180'
: 1. Verlenen van operatieve zorg.
2. Begeleiden van de patiënt
3. Samenwerken in professionele relaties.
Toetsing:
• De theorie van dit onderdeel valt binnen de toetsstof van Module 1, deze wordt getoetst
in het OZT examen van Module 1.
• Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met
medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les,
tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld
op een pro-actieve houding.
Casus
Uit het beroepsprofiel van de anesthesiemedewerker 2014
“De anesthesiologische zorgverlening neemt in de Nederlandse gezondheidszorg een
bijzondere plaats in. In Nederland wordt anesthesie gezien als een prestatie van een team
waarin minstens een anesthesioloog en een anesthesiemedewerker complementair met elkaar
samenwerken.
De anesthesiemedewerker is bevoegd en bekwaam tot het bewaken en zo nodig het
onderhouden van de anesthesie en tot de bewaking van de vitale functies van de patiënt.
Hierdoor kan de anesthesioloog zijn diensten aan meerdere patiënten gelijktijdig inzetten en
wordt zijn expertise ten volle benut”.
Bron: Nederlandse vereniging van anesthesiemedewerkers (2014). Beroepsprofiel. Geraadpleegd op 20 november 2017 van
https://www.nvam.nl/actueel/nieuws.
Doelstellingen
De student:
1. beschrijft de grondbeginselen van de anesthesiologie,
2. beschrijft de betekenis van pijlers van de anesthesiologie,
3. beschrijft de betekenis van de stadia van Guedel,
4. beschrijft de betekenis en (contra)indicaties van algeheel anesthesie en lokale en
locoregionale anesthesie,
5. kan een relatie leggen tussen anesthesietechniek en hun toepassingsgebieden,
6. beschrijft het doel van preoperatieve screening,
7. beschrijft het doel van monitoring binnen de anesthesiologie,
8. beschrijft de toepassingsgebieden van standaard monitoring binnen de anesthesie
Individuele opdracht
- Lees voorafgaand aan de onderwijsbijeenkomst:
o Uit het basisboek “Anesthesiologische Zorg en Technieken” (zie leermiddelen):
 Hoofdstuk 2; de afdeling anesthesiologie.
 Hoofdstuk 3; het pre en peroperatieve traject.
o De inhoud van de reader “Basis anesthesiologie”
- Formuleer voorafgaande aan de onderwijsbijeenkomst tenminste drie leervragen over het
onderwerp anesthesiologie (AZT-AN).
- Neem de vragen mee naar de onderwijsbijeenkomst en leg je voor aan de docent.
Nabespreking
Het onderwerp AZT-AN - Basis anesthesiologie wordt in 3 onderwijsbijeenkomsten
nabesproken.
33
Leermiddelen
- Peeters, J. (2013). Basisboek Anesthesiologische Zorg en Technieken, Serie Operatieve
Zorg en Technieken. Reed Business, zesde druk. ISBN: 9789035235618
- OnderwijsOnline;
o 2019-2020, Module 1 en BAZ 1 - Reader Basis anesthesiologie.
34
Basale reanimatie van volwassenen
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Roger Hendriks en Henk van Leeuwen
: Zelfstudie 90’,
: Les 1 - CU 90’ en Les 2 - Vaardigheidstraining 90’
: 1. Verlenen van operatieve zorg.
3. Samenwerken in professionele relaties.
Toetsing
o Theoretische toetsing
o Basale reanimatie van volwassenen wordt schriftelijk getoetst in het examen OZT.
Het examen bestaat uit stellingen (juist/ niet juist vragen) en dient in totaal met een
voldoende te zijn beoordeeld.
o Vaardigheidstraining:
o Elke student past de richtlijnen met de betrekking tot de “Basale reanimatie van
volwassenen” van de Nederlandse Reanimatieraad toe tijdens een
vaardigheidstraining.
o De student wordt beoordeeld op actieve participatie en proactieve. De student
houdt zich aan deze inspanningsverplichting.
Inleiding
30 juni 2016
Oproepsysteem reanimatie blijkt succesvol
Onderzoek van het Maastricht UMC toont het positieve effect aan van het oproepsysteem voor
burgerhulpverleners. De resultaten onderstrepen de campagne van de Hartstichting om meer
burgerhulpverleners in Nederland te werven.
Meer dan een kwart van de mensen overleeft een hartstilstand als burgerhulpverleners
binnen 6 minuten worden gemobiliseerd door middel van een berichtje op hun telefoon. Dat is
aanzienlijk meer dan wanneer deze vorm van hulp achterwege blijft.
Kans op overleving aanzienlijk vergroot
Naar schatting overleeft slechts 1 op de 10 mensen een hartstilstand. De kans op overleving
wordt groter naarmate binnen zes minuten kan worden gestart met reanimatie en daarbij een
AED wordt ingezet. Nederland telt inmiddels 130.000 mensen die als burghulpverlener actief
zijn, geregistreerde vrijwilligers die zijn geoefend in reanimeren en tevens in staat zijn om een
AED te gebruiken.
Door invoering van een speciaal oproepsysteem kunnen zij snel worden gemobiliseerd op het
moment dat een buurtbewoner een hartstilstand krijgt. Met aanzienlijk succes, zo blijkt nu uit
bevindingen van Maastrichtse onderzoekers.
Bron: Hartstichting (2016). Atualiteiten. Oproepssyteem reanimatie blijkt succesvol. Geraadpleegd op op 17 november 2016 van
https://www.hartstichting.nl/actualiteiten/oproepsysteem-reanimatie-blijkt-succesvol
Doelstellingen
Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het volgen van de vaardigheidstraining kan
de student demonstreren:
1. Hoe een bewusteloos slachtoffer benaderd moet worden.
2. Hoe borstcompressies en beademingen uitgevoerd dienen te worden.
3. Hoe een automatische externe defibrillator gebruikt moet worden.
4. Hoe een bewusteloos slachtoffer met normale ademhaling in stabiele zijligging geplaatst
moet worden.
35
5. Hoe rugslagen en buikstoten bij een slachtoffer dat zich heeft verslik uitgevoerd dienen te
worden.
Individuele opdracht
- Bestudeer in zelfstudie de richtlijnen met de betrekking tot de “Basale reanimatie van
volwassenen” van de Nederlandse Reanimatieraad.
o Hoofdstuk Basale reanimatie van volwassenen.
o Meldkamerinstructie bij reanimatie.
o Circulatiestilstand voorkomen.
- Kijk op internet de filmpjes “Reanimatie richtlijnen 2016 - 1 hulpverlener met AED” en
“Reanimatie richtlijnen 2016 -1 hulpverlener zonder AED” via de onderstaande links:
o https://www.youtube.com/watch?v=QKT9IoTRWFE
o https://www.youtube.com/watch?v=0QZl5b4htKA
- Formuleer voorafgaande aan de onderwijsbijeenkomst jouw leervragen over “basale
reanimatie van volwassenen”, neem die mee naar de onderwijsbijeenkomst en leg deze
voor aan de docent.
Onderwijsbijeenkomst
1. In les 1 wordt het onderwerp “Basale reanimatie van volwassenen” nabesproken.
2. In les 2 worden onder begeleiding van de docenten de vaardigheden met betrekking tot de
“Basale reanimatie van volwassenen” toegepast.
Leermiddelen
- Internet;
o Basale reanimatie van volwassenen
 https://www.reanimatieraad.nl/_content/pages/richtlijnen%202015/Hoofdstuk
1_BLS.pdf
36
Introductiecollege Infectiepreventie: Steriliteit
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Jannie Smit (Deskundige Steriele Medische Hulpmiddelen)
: voorbereiden 30’, c.u. 90’
: 1. Verlenen van operatieve zorg
4. Organiseren en beheren
Toetsing
De theorie van infectiepreventie Steriliteit wordt getoetst in de OZT-toets van module 1.
Casus
De steriliteit van medische hulpmiddelen.
Er zijn diverse manieren om steriel medische hulpmiddelen te verpakken. De verpakking met
daarop de aanduidingen geven aan tot hoelang een medisch hulpmiddel mag worden
bewaard. Op medische hulpmiddelen die rechtstreeks ingekocht worden zoals bv steriele
handschoenen staat veelal een langere houdbaarheid op dan op bv. instrumentensets.
In de richtlijnen Steriliseren en Steriliteit R 5301 ‘houdbaarheid van gesteriliseerde medische
hulpmiddelen in instellingen’ wordt aangegeven wat de houdbaarheid bepaalt Dit zijn onder
andere het aantal lagen verpakking en de opslagruimte/condities.
Klopt eigenlijk de door de leverancier aangegeven houdbaarheidstermijn nog op het moment
dat de producten op een afdeling in omloop zijn?
Waar heb je als gebruiker op te letten en waar ben je verantwoordelijk voor?
Doelstellingen
Na het college van Jannie Smit, het bestuderen van de opgegeven literatuur en de
aanvullende theorie tijdens het onderwijs door Diana Haverkate kan de student:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Beschrijven hoe de steriliteit van een steriel medisch hulpmiddel (SMH) gecontroleerd
wordt.
Beschrijven wanneer een SMH steriel is.
Vertellen welke verpakkingsmaterialen er zijn om SMH te verpakken.
Aangeven welke functies en eigenschappen verpakkingsmateriaal van SMH moet
hebben.
Wat de informatie op etiketten en verpakkingen van SMH aangeeft.
Aangeven aan welke eisen de route en opslag van SMH moet voldoen.
Voorbereidende opdracht
• Neem hoofdstuk 5 uit druk 7 van het basisboek OZT globaal door en zet vragen op
papier.
Leermiddelen
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
• Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu
en van Loghum, ISBN: 9789036811347
o Hoofdstuk 5 steriliteit
37
Logistieke processen binnen het ziekenhuis en het operatiekamercomplex
(OKC)
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Lidy Bergervoet
: Voorbereiding 90’, CU 90’
: 4. Organiseren en beheren
Toetsing
Logistieke processen binnen het OKC wordt beoordeeld op actieve participatie en proactieve
houding van de student. De student houdt zich aan deze inspanningsverplichting. Indien dit
met een niet-voldaan beoordeeld wordt, neemt de student direct na deze beoordeling contact
op met de docent voor een vervangende opdracht.
Inleiding
Doel van ziekenhuislogistiek. Logistiek is de optimale ondersteuning van de primaire
processen. Ziekenhuislogistiek wordt afdelingsoverstijgend gecoördineerd met de stroom van
goederen en informatie, evenals een onderdeel van patiëntenzorg.
Doelstellingen
De student toont kennis van en inzicht in;
- de logistieke processen in het ziekenhuis
- de organisatie van de (niet)medische logistieke processen in het ziekenhuis
- de rol van de medewerkers 1 van het (OKC) in de (niet)medische logistieke processen van
het OKC.
- standaardisatie en integratieontwikkelingen in de wereld van de operatiekamer.
De student kan;
- De betekenis van de logistieke processen voor het perioperatieve proces uitleggen.
Individuele (voorbereidende) opdracht
• Download en lees het “Convenant Medische Technologie” (zie vermelding onder
leermiddelen).
• Download en lees de afspraken eenduidige codering medische hulpmiddelen ADC (zie
vermelding leermiddelen).
• Formuleer drie leervragen, neem deze mee naar de onderwijsbijeenkomst en leg deze
voor aan de docent.
Leermiddelen
• Convenant Medische Technologie:
https://www.vmszorg.nl/wp-content/uploads/2017/11/Convenant-medische-technologietweede-druk-2016.pdf
•
1
Afspraken eenduidige codering medische hulpmiddelen ADC
https://www.vmszorg.nl/wp-content/uploads/2017/07/Afspraken-eenduidige-coderingmedische-hulpmiddelen-21-juni-2017.pdf
Onder medewerkers van het OKC worden alle medewerkers die binnen een operatiekamercomplex werkzaam bedoeld.
38
PREOPERATIEVE ZORG
39
OZT - Preoperatief ontharen
Docent
: Rachel Souren
SBU
: zelfstudie 30’, 45’ (A/B)
Taakcompetentie : 1. Verlenen van operatieve zorg
Toetsing:
De theorie van OZT pre-operatief ontharen wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het
operatiekwartiertje als bij het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus:
Dhr. De Vries heeft zich goed voorbereid op de operatie. In de patiëntenfolder die hij heeft
gekregen staat dat hij zich vijf dagen voor de operatie niet mag scheren in het operatiegebied
om infectie te voorkomen. Dat heeft hij dan ook niet gedaan. Op de OK heeft Janneke al een
tondeuse klaar gelegd. Voordat Janneke het operatiegebied gaat desinfecteren, inspecteert ze
het operatiegebied. Ze overlegt met de operateur of het nodig is om nog beharing weg te
scheren.
Doelstellingen
De student kan:
1. uitleggen wanneer een patiënt preoperatief geschoren wordt;
2. de verschillen uitleggen tussen het gebruik van een scheermes en een tondeuse;
3. uitleggen wat de beste werkwijze is met een tondeuse;
Voorbereidende opdracht.
• Lees uit het basisboek OZT, druk 7 pagina 174 (‘niet onthaard’) en pagina 228 (8.4
huiddesinfectie operatieterrein)
• Lees uit het basisboek OZT, druk 8 pagina 9 (‘overige preoperatieve voorbereidingen)
• Lees uit VMS, het voorkomen van wondinfecties na een operatie, paragraaf 2.3 niet
preoperatief ontharen.
• Lees het protocol/ de richtlijn m.b.t. preoperatief ontharen uit je eigen ziekenhuis.
• Vragen die bij je opkomen neem je mee naar de bijeenkomst.
Klassikaal
De docent geeft uitleg over het preoperatief ontharen en de student kan dit zelf uitproberen
m.b.v. een clipper®.
Leermiddelen
• Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu
en van Loghum, ISBN: 9789036811347
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
Internet:
- VMS: voorkomen van wondinfecties na een operatie (Let op! Examenstof!)
https://www.vmszorg.nl/wpcontent/uploads/2017/11/web_2009.0111_praktijkgids_powi.pdf
- PREZIES landelijk surveillance netwerk ziekenhuisinfecties (aanbevolen)
http://www.prezies.nl/zkh/powi/protocol.html
- 3M informatieover pre-operatief ontharen:
https://www.3mnederland.nl/3M/nl_NL/company-base-bnl/all-3mproducts/?N=5002385+8707795+8707798+8711017+8711100+8711127&rt=r3
40
Een stukje uit een patiëntenfolder van het Jeroen Bosch ziekenhuis
Onderstaande afbeelding is op 12-12-2019 gedownload van:
https://www.jeroenboschziekenhuis.nl/sites/default/files/documents/2018-11/CHI012%20Operatie%20van%20een%20liesbreuk.pdf
41
Een stukje uit de praktijkgids POWI:
https://www.vmszorg.nl/wp-content/uploads/2017/11/web_2009.0111_praktijkgids_powi.pdf
gedownload 19 december 2017
42
OZT - Positioneren van de patiënt op de OK
Voor dit onderwerp geldt dat er afstemming is tussen de vakken pathologie en anatomie.
Controleer de studieactiviteiten en de SBU van de vakken welke betrokken zijn bij het
onderwerp “positioneren van de patiënt”.
Docent
SBU
TC
: Joep van Gogh
: Zelfstudie
: Contacturen
: Vaardigheidstraining
: 1,2,3,6 en 7
90’
90’
90’ (praktijkveld)
Toetsing
• De theorie van OZT – Positioneren van de patiënt op de OK wordt getoetst in het OZTexamen van Module 1.
• Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met
medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les,
tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld
op een pro-actieve houding.
Casus
Nadat Dhr. De Vries, die komt voor een liesbreuk rechts, de time-out procedure heeft
doorlopen en zijn ruggenprik gehad heeft, dient Dhr. De Vries op de juiste wijze gepositioneerd
te worden. Janneke is omloop en draagt samen met de rest van het team de
verantwoordelijkheid voor een juiste positionering met de daarbij behorende hulpstukken. Erg
belangrijk om te weten voor Janneke en het team is waar de operateur de incisie gaat zetten.
Tot slot dienen alle leden van het operatieteam tevreden te zijn met de uiteindelijke
positionering en dit kan nog wel eens voor problemen zorgen.
Doelstellingen
Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de lessen (theorie
en praktijk) kan de student:
1. de standaardafmeting van een operatietafel benoemen
2. de hulpmiddelen van een operatietafel benoemen
3. de voorwaarden beschrijven waaraan een operatietafel moet voldoen
4. de meest gangbare liggingen met hun posities beschrijven
5. de indicaties van een rug-, zij- buik en steensnedeligging benoemen
6. de complicaties van de liggingen in eigen woorden beschrijven
7. de belangrijkste drukplaatsen benoemen tijdens een rug-, zij- buik en steensnedeligging
8. in eigen woorden de samenhang tussen preventie en verschijnselen van complicaties bij
liggingen uitleggen
Voorbereidende opdracht
Werk onderstaande vragen uit:
1. Wat is bepalend voor de ligging van de patiënt?
2. Wat is het doel van het positioneren van de patiënt?
3. Het is de taak van het gehele operatieteam zorg en aandacht te besteden aan de ligging
van de patiënt maar wie heeft de leiding tijdens het positioneren?
4. Benoem ten minste 4 algemene aandachtspunten die je in acht moet nemen bij het
positioneren van de patiënt.
5. Benoem enkele factoren die bevorderend kunnen zijn voor het oplopen van een letsel bij
een patiënt tijdens ligging op een operatietafel.
6. Aan welke eisen dient een operatietafel te voldoen?
43
7. Benoem 4 complicaties die het gevolg kunnen zijn van een onzorgvuldige positionering van
een patiënt op een operatietafel.
8. Lees het artikel van Simone Paauw uit Medisch Contact (15 feb 2016) op
https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/tergooi-vervolgd-na-val-vanoperatietafel.htm Wat leer jij van deze calamiteit? Wat neem jij mee naar de praktijk?
Groepsopdracht in de les
De klas wordt in groepen verdeeld. Elke groep krijgt in de les een casus van de docent die
betrekking heeft op het positioneren van een patiënt. De groep werkt de casus uit in een Wordbestand. Het bestand wordt gemaild naar de docent. De docent geeft digitale feedback op de
uitwerkingen. De groep verwerkt de feedback en deelt vervolgens met de andere groepen de
uitwerkingen.
1. Wat is de indicatie voor deze positionering?
2. Beschrijf welke hulpmiddelen worden toegepast voor de totstandkoming van deze
positionering.
3. Wat zijn de belangrijkste drukplaatsen en aandachtspunten bij deze positionering?
4. Benoem specifieke zenuwen die bij deze positionering gemakkelijk kunnen
beschadigen.
5. Beschrijf welke complicaties van deze positionering kunnen ontstaan.
6. Beschrijf in het kort wat je kunt doen om de complicaties te voorkomen.
Nabespreken
Tijdens de les is er gelegenheid tot het stellen van vragen.
Leermiddelen
- Peeters, J. (2013). Basisboek Anesthesiologische Zorg en Technieken. Houten: Springer
Media B.V., 6e druk. ISBN: 9789035235618
o Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5.2, 5.2.3, 5.3
- Peeters, J. (2018) Basisboek Anesthesiologische Zorg en Technieken. Amsterdam: Read
Business, vijfde druk. ISBN 978-90-368-1186-6
- Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en
Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN: 9789036811347.
o Hoofdstuk 7 tot en met hoofdstuk 7.4.9
- Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8),
Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
o Hoofdstuk 1.2 tot en met hoofdstuk 1.2.5.
- https://www.maquet.com/int/workspaces/operating-room/?filter=5 (8-1 2019)
- http://www.decubitusbehandeling.nl/ (21-12-2019)
- http://www.okcompleet.info/Menu_Item_Modules/Modules_files/OZT_Positioneren_op_een
_operatietafel.html (21-12-2019)
44
OZT - Positioneren op de OK, vaardigheidstraining
Begeleiding
Locatie
SBU
TC
: Praktijkopleiders van de (regionale) opleidingsziekenhuizen
: Ziekenhuis waar student werkzaam is, operatiekamer met OK-tafel
in het midden.
: Vaardigheidstraining 90’
: 1,2,3,6 en 7
Toetsing
• De theorie van OZT – Positioneren van de patiënt op de OK wordt getoetst in het OZTexamen van Module 1.
• Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met
medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les,
tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld
op een pro-actieve houding.
• Daarnaast zal de praktijkopleider ná het oefenen in het praktijkveld van
verschillende positioneringen, de betreffende positioneringen die door de student
uitgevoerd zijn, formatief beoordelen aan de hand van formulier 3.5.2.2 (zie POB).
Moduledoelstellingen
De student kan de verschillende houdingen en liggingen bij een medestudent op een
operatietafel uitvoeren.
1. De student laat zien dat hij tijdens het positioneren respect heeft voor de patiënt
2. De student laat zien dat hij kan samenwerken in een team
Doelstellingen
Na het actief participeren tijdens de vaardigheidstraining kan de student:
1. de operatietafel gereedmaken voor de verschillende positioneringen van de patiënt
(inclusief de te gebruiken hulpmiddelen)
2. de patiënt begeleiden tijdens het overstappen van het ziekenhuisbed naar de operatietafel
3. de operatietafel met de elektrische afstandsbediening hanteren
4. de patiënt op de juiste wijze positioneren in de volgende liggingen: rugligging met arm op
steun, rugligging met armen langszij, trendelenburg, zijligging, zijligging met knik/
korrelmatras, buikligging, steensnedeligging, strandstoelhouding, ligging bij
schouderoperaties, extensietafel.
5. de patiënt zo positioneren dat complicaties worden voorkomen
6. de patiënt overtillen van operatietafel naar ziekenhuisbed
7. respect tonen voor de patiënt tijdens het positioneren
Opdracht
In het ziekenhuis vindt er een vaardigheidstraining plaats op een operatiekamer.
De praktijkopleider zal de studenten begeleiden. De studenten gaan aan de slag met de in de
doelstellingen vermelde liggingen c.q. positioneringen. Om de beurt oefenen de studenten een
ligging waarbij een student als proefpersoon fungeert. Alle liggingen dienen geoefend te
worden. Als er vragen rijzen tijdens het oefenen dan kunnen deze eventueel genoteerd
worden op een flap-over en aan het einde van de les besproken worden. Anderzijds kan de
praktijkopleider aangeven dat de studenten tijdens het oefenen vragen kunnen stellen.
Aan de hand van formulier 3.5.2.2 (zie POB) wordt de beoordeling gedaan (formatief).
Nabespreking
Indien er na de training nog vragen zijn, dan kunnen die gesteld worden via de mail
(Joep.vangogh@han.nl)
45
-
De praktijkopleider observeert en begeleidt het trainen van de vaardigheden. Daarnaast zal
de praktijkopleider ná het oefenen in het praktijkveld van
verschillende positioneringen, de betreffende positioneringen die door de student
uitgevoerd zijn, beoordelen aan de hand van formulier 3.5.2.2 (zie POB).
Leermiddelen
Zie - OZT/AZT - Positioneren van de patiënt op de OK theorie
46
OZT – Steriliteit 1: Steriele medische hulpmiddelen en het verpakkingsmateriaal
Docent
SBU
TC
: Joep van Gogh.
: Les 1, voorbereiden 60’, contacturen 90”
: 1, 4, 6, en 7
Toetsing
De theorie van OZT Steriliteit wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het
operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus
Je staat als eerste jaars leerling operatieassistent ingedeeld op het operatieprogramma van de
heelkunde. Op het operatieprogramma staat Dhr. De Vries met een liesbreuk rechts als eerste
gepland. Samen met je werkbegeleider maak je de operatiekamer bedrijfsklaar en leg je alle
instrumentensets en disposables klaar.
Wanneer de steriele materialen worden open gemaakt door je werkbegeleider wordt je
verteld dat je afstand tot het operatieteam moet houden en dat je alles wat groen c.q. blauw is
niet mag aanraken. Dit is steriel. Als ze je vragen om wat dichterbij te komen om ‘dat het nu
heel interessant is wat er gebeurt’, vind je het heel erg eng. ‘Als ik maar niets onsteriel maak’.
Doelstellingen
Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de
student:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Benoemen wat de definitie is van steriliteit.
Uitleggen wat bedoeld wordt met het sterilisatieproces.
Diverse verpakkingsmaterialen benoemen en de daarbij horende eigenschappen.
Van de verschillende soorten sterilisatietechnieken de specifieke eigenschappen en
toepassingsgebieden uitleggen, alsook de voor- en nadelen van de
sterilisatietechnieken benoemen.
Uitleggen hoe het sterilisatieproces bewaakt wordt.
Benoemen aan welke eisen de opslag en transport van steriele hulpmiddelen moet
voldoen.
Uitleggen waar je op moet letten bij het aanreiken van steriele materialen.
Benoemen welke pictogrammen er op een steriel medisch hulpmiddel staan.
Uitleggen wat de betekenis is van de pictogrammen.
Voorbereidende opdracht
• Het is de bedoeling dat je zelfstandig eerst de relevante literatuur (zie leermiddelen)
bestudeert en de moeilijke begrippen opzoekt.
• Vervolgens probeer je zelf al een antwoord te vinden op de vragen van de
groepsopdracht.
Groepsopdracht in de les
Tijdens het eerste deel van de les ga je in je werkgroep met behulp van de genoemde
literatuur, de verworven informatie uit o.a. De lessen Infectiepreventie (Diana Haverkate &
Jannie Smit) en de aangeboden steriele pakketten, onderstaande vragen met je
werkgroepleden vergelijken. Het tweede deel van de les worden de vragen van de
groepsopdracht m.b.v. een onderwijsleergesprek nabesproken.
47
1) In de BVP heb je voor de opdracht Bouw en Inrichting gekeken naar de zone-indeling op het
operatiekamercomplex. Welke zone hebben de volgende ruimten?
Koffiekamer
Opdekruimte
Operatiekamer
Wasruimte
Steriel magazijn
2) Wat zijn de 5 voorwaarden waaraan moet worden voldaan om overdracht van micro-organismen van
de ene naar andere patiënt te bewerkstellingen, volgens het onderzoek van Pittet et al (2006)?
3) Noem ten minste 4 voorbeelden van groepen medische hulpmiddelen (bijvoorbeeld apparatuur).
4) Wat is de definitie van steriliseren?
5) Teken het traject dat een instrument doorloopt van de operatiekamer naar de CSA.
6) Vul het volgende schema in:
Verpakkingsmateriaal
Glazen flesjes/ ampullen
Medium dat gebruikt wordt voor het steriliseren
Stoom
Stoom
Dubbel papier/ plastic
Laminaatzakken
Stoom
Plastic blisters
7) Wat wordt verstaan onder de plasma-autoclaaf?
8) Een taak en een verantwoordelijkheid voor de operatieassistent is weggelegd in het bewaken van de
steriliteit. Wat en of wie moeten er bewaakt worden?
9) Link de symbolen aan de betekenis
Beschermen tegen vocht
Steriel tot
Nummer productie run voor
traceerbaarheid
Gesteriliseerd met
ethyleenoxide
Gesteriliseerd met straling
Eenmalig gebruiken
Productie datum
48
Nabespreking
Tijdens deze les en tijdens de volgende les is er gelegenheid tot het stellen van vragen.
Leermiddelen verplicht
- Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg
en Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN:
9789036811347
o Hoofdstuk 5 tot en met Hoofdstuk 5.5
- Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
o Hoofdstuk 5.6 met aanvulling van https://www.rkz.nl/sterilisatie_afdeling_csa
(geraadpleegd op 09-12-2019).
- Artikel Pittet et al, 2006. Panel 1 (tabel 1)
https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1473309906706004 (geraadpleegd
op 09-12-2019)
- Overige leermiddelen genoemd bij de les Infectiepreventie van Diana Haverkate en
Jannie Smit.
Leermiddelen aanbevolen
- Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg
en Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN:
9789036811347
o Hoofdstuk 4 tot en met hoofdstuk 4.3
o Hoofdstuk 4.5 en hoofdstuk 4.7
- Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
o Hoofdstuk 1.3.1 en hoofdstuk 1.3.5 tot en met afdekpakketten.
o Hoofdstuk 4.1, 4.1.1
o Hoofdstuk 5.2.1
o Hoofdstuk 5.3.3
o Hoofdstuk 7.2.1
- https://www.copernicare.nl/instrumenten-volgsysteem/ (geraadpleegd op 21-12-2018)
- Demonstratiemateriaal
49
OZT – Steriliteit 2: Steriele Medische Hulpmiddelen openen
Docent
SBU
TC
: Marrigje Kamps, Rachel Souren
: Les 2, Voorbereiden 40’, contacturen 90’
: 1, 4, 6, en 7
Toetsing
De theorie van OZT Steriliteit wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het
operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus
Je hebt net Module 1 afgerond en je bent bezig met de tweede week van je chirurgie stage.
Op school heb je de theorie gehad over infectiepreventie en steriliteit. Samen met je
werkbegeleider loop je om bij een liesbreukoperatie. Wanneer de chirurg de liesbreuk
voldoende heeft vrij geprepareerd wordt door de instrumenterende gevraagd om de “Mesh”
(matje). Je wilt de ‘Mesh’ steriel aan de instrumenterende geven, maar waar moest je nu
precies ook al weer opletten?
Doelstellingen
Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de
student:
1. Laten zien dat zij/ hij in een oefensituatie vaardig is t.a.v. het open maken van steriele
medische hulpmiddelen.
2. Laten zien dat zij/ hij in een oefensituatie assertief is t.a.v. de omgang met en behoud
van steriliteit.
Voorbereidende opdracht
Beantwoord individueel onderstaande vragen:
1) Beschrijf stap voor stap hoe je de volgende verpakkingen opent:
a) Een laminaatverpakking
b) Een groot steriel pakket
2) Beschrijf hoe je een steriele vloeistof aanreikt.
3) Over welke kwaliteiten dient een operatieassistent te beschikken in het kader van het
bewaken van de steriliteit?
4) Wat betekent dit voor jou? Waar heb je in te leren?
Groepsopdracht in de les
Voorgaande les zijn aspecten die te maken hebben met “werken met steriliteit” op een
operatiekamer aan bod gekomen. Vandaag ga je in de les aan de slag met het oefenen van
het openen van steriele verpakkingen.
Voordat je er zelf mee aan de slag gaat, worden er demonstraties gegeven door de docent/
deskundige. Vervolgens ga je onder begeleiding van de docent/ deskundige steriele medische
hulpmiddelen (SMH) openen. Tot slot ga je zelfstandig steriele medische hulpmiddelen openen
en elkaar feedback geven. Deze opdracht maakt een duidelijke transfer naar de praktijk, want
daar wordt van je verwacht dat je (onder toezicht), SMH kunt openmaken.
Nabespreking
50
Tijdens deze les is er gelegenheid tot het stellen van vragen.
Leermiddelen verplicht
- Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg
en Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN:
9789036811347.
o Hoofdstuk 4.6
o Hoofdstuk 5.6
o Hoofdstuk 8 tot en met hoofdstuk 8.3
- Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
o Hoofdstuk 1.3.2
o Hoofdstuk 1.3.3
o Hoofdstuk 1.3.5- Uitpakken afdekpakket
o Hoofdstuk 4.1.2
o Hoofdstuk 4.2.6
- Leermiddelen genoemd bij de les Infectiepreventie van Diana Haverkate en Jannie
Smit
Leermiddelen aanbevolen
- Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
o Hoofdstuk 6.2.2
o Hoofdstuk 7.7
- Demonstratiemateriaal.
51
OZT - Bloedleegte (AZT)
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Roger Hendriks
: Zelfstudie 90’, CU 90’
: 1. Verlenen van operatieve zorg.
2. Begeleiden van de patiënt
3. Samenwerken in professionele relaties.
Toetsing
De theorie van OZT Bloedleegte wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het
operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus
Soms is bloedleegte nodig. Dat wil zeggen dat de operatie zal plaatsvinden in een bloedloos
gebied. Het bloed wordt uit het operatiegebied weggemasseerd en met een opgepompte
bloeddrukband wordt het gebied "bloedleeg" gehouden. Zo’n bloedleegte band geeft een strak
gevoel om de arm. Aan het eind van de ingreep wordt de band weer verwijderd, zodat het
bloed weer kan doorstromen.
Bron: Commissie Voorlichting van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (2005). Poliklinische ingreep. Geraadpleegd op 20
november 2017 van http://www.zorgaanbieders.nl/rubriek/Polikliniek/Algemeen/Drenthe/Nieuw+Weerdinge/
Doelstellingen
De student kan:
1. in eigen woorden het doel, de toepassingsmogelijkheden en de complicaties van het
gebruik van bloedleegte verklaren,
2. de specifieke eisen die gesteld worden voor het aanleggen van bloedleegte bij
respectievelijk de armen en benen verklaren.
Opdracht, individueel en werkgroep
1. Bestudeer in zelfstudie de literatuur welke vermeld staat onder leermiddelen
2. Formuleer tenminste twee leervragen over “bloedleegte” en neem de vragen mee naar de
onderwijsbijeenkomst en leg deze voor aan de docent.
Nabespreking
Het onderwerp “Bloedleegte” wordt in de onderwijsbijeenkomst nabesproken.
Leermiddelen
- Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en
Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN: 9789036811347.
o Hoofdstuk 7 tot en met hoofdstuk 7.4.9
- Bolks L., Bruggink-Gerrits L., Dijk van Ch., Kok-Meetsma E., Ouwehand G., Hoogland B.,
Jaspers J. (2017). Basisboek operatieve zorg en technieken. Achtste druk. Houten: Bohn
Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
- Internet
o http://www.okcompleet.info/Menu_Item_Modules/Modules_files/OZT_Bloedbespare
nde_Technieken.html#TOC2
52
OZT - Huiddesinfectie
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Rachel Souren
: zelfstudie 120’, c.u. 90’
: 1. Verlenen van operatieve zorg
Toetsing:
De theorie van ozt huiddesinfectie wordt getoetst in het OZT examen van Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het
operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus:
Nadat Dhr. De Vries, die komt voor een liesbreuk rechts, zijn ruggenprik gehad heeft, hij op de
juiste wijze gepositioneerd is en Janneke de diathermie plaat heeft geplakt, is het tijd het
operatiegebied te desinfecteren. Voor de operatie heeft Janneke nog even nagekeken in het
boek waar de operateur de incisie gaat zetten. Zo weet ze welk gebied er straks wordt
afgedekt en kan ze precies bepalen welke oppervlakte er gedesinfecteerd dient te worden.
Voordat ze begint met desinfecteren controleert ze het operatiegebied nog. De specialist vindt
dat er moet toch nog wat schaamhaar moet worden weggeschoren, vanzelfsprekend met de
tondeuse (clipper).
De benodigde materialen voor het desinfecteren liggen op de omloopkar, waaronder diverse
flesjes met desinfectantia. Bij de time-out procedure en de controle van de checklist van Dhr.
De Vries bleek dat hij geen allergieën heeft. Voordat Janneke begint met desinfecteren
waarschuwt ze eerst de instrumenterende. Als ze wil beginnen met desinfecteren moet ze nog
even goed nadenken. Was het nu van schoon naar vuil of net andersom?
Doelstellingen
Heeft kennis van en inzicht in het gebruik van huiddesinfectantia.
Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de
student:
1. In eigen woorden beschrijven wat desinfectie van de huid betekent,
2. De verschillende desinfectantia die op het OKC gebruikt worden te benoemen.
3. Van de verschillende desinfectantia de specifieke eigenschappen en toepassingsgebieden
uitleggen.
4. Een keuze voor een alternatieve desinfectans bij overgevoeligheid of allergie kunnen
motiveren.
5. Materialen die worden gebruikt voor pre-operatief desinfecteren benoemen.
6. De basisprincipes van het preoperatief desinfecteren uitleggen.
7. Desinfectie zones op een tekening weer te geven.
8. Per toepassingsgebied de beste desinfectiemethode uitleggen.
Voorbereidende opdracht
• Lees Basisboek OZT, druk 7, paragraaf 8.4 en bijlage 11 en
• Lees Basisboek OZT, druk 8, paragraaf 1.3.4 desinfectie van het operatiegebied.
• Bestudeer de wip richtlijn huiddesinfectie. https://www.rivm.nl/sites/default/files/201811/111221%20Huiddesinfectie-disclaimer.pdf
• Lees uit de praktijkgids ‘voorkomen van verwisselingen’, van VMS zorg, paragraaf 2.3;
2.4 en 2.5 (pagina 23 t/m 30). https://www.vmszorg.nl/wpcontent/uploads/2017/11/web_2009.0107_praktijkgids_verwisseling.pdf
• Lees het artikel “Preventie van postoperatieve wondinfecties: chloorhexidine beter dan
povidon jodium” op OnderwijsOnline.
53
•
Met behulp van de theorie beantwoord je de onderstaande oriënterende vragen. Als je
nog niet alle medische termen kent zoek je ze eerst op.
1) Wat wil je bereiken met preoperatief desinfecteren?
2) Hoe check je, indien de ingreep dat vereist, de juiste te opereren zijde?
3) Welke desinfectantia worden er in jouw ziekenhuis gebruikt?
4) Maak volgens voorbeeld een schema en vul het in voor de meest voorkomende
huiddesinfectantia (minimaal 6):
desinfectans
kenmerken
voordelen
nadelen
toepassingsgebied
a.
b.
c.
d.
e.
f.
5) Geef in het kort de basisprincipes van het preoperatief desinfecteren weer.
6) Beschrijf daarbij Janneke’s werkwijze bij het desinfecteren en benoem
aandachtspunten.
7) Welke hulpmiddelen, materialen en desinfectantia gebruik je bij het desinfecteren
voor de volgende operaties?
Cataract
Trommelvliessluiting
Hemicolectomie rechts
Abdominale uterusextirpatie
Peri-anaal abces
Hamerteencorrectie
Groepsopdrachten tijdens de les
- Vergelijk de antwoorden van vraag 1 t/m 7 met die van je werkgroepleden. Als er
vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas.
- Daarna ga je aan de slag met vraag 8, deze werk je uit op de werkvellen die in de klas
worden uitgedeeld. De vragen waar je bij het maken van deze casussen samen niet
uitkomt kun noteren op het vragen bord in de klas.
Op basis van de vragen op het vragenbord wordt in het laatste deel van de les de
responsie vorm gegeven.
Verwerkingsvragen
8) Maak de volgende casussen op de werkvellen die in de les worden uitgedeeld:
Beantwoord per casus de volgende vragen:
a. Voor welk desinfectiemiddel kies je en waarom?
b. Met welke bijzonderheden houd je rekening?
c. Benoem het te desinfecteren gebied, denk aan taalgebruik en referentiepunten.
d. Geef (met lijnen en nummers) aan welk gebied en in welke volgorde je desinfecteert.
Casus 1:
Casus 2:
Casus 3:
Casus 4:
Dhr. D. wordt geopereerd aan zijn darmen, hij krijgt een colectomie links.
Eventueel krijgt hij een tijdelijk stoma. Allergieën zijn niet bekend, de omloop
desinfecteert.
Mevr. K. komt voor een vaginale uterusextirpatie. Allergieën zijn er niet bekend.
Zij heeft zich vlak voor de operatie nog gedoucht en zich ingesmeerd met
bodylotion. De omloop desinfecteert.
Bij Mevr. G. wordt een mastectomie rechts verricht, met een sentinel node
procedure. Mevr. Is bekend met een allergie voor Jodium, bananen en pleisters.
De omloop desinfecteert.
Jongetje A., 2 jaar oud, wordt geopereerd aan een liesbreuk, allergieën zijn er
niet bekend. De instrumenterende desinfecteert.
54
Leermiddelen
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
• Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu
en van Loghum, ISBN: 9789036811347
•
Frölich-Swart, Y., Larmené, I. (2017). Algemene Chirurgie, Serie Operatieve zorg en
Technieken (6e druk). Bohn Stafleu van Loghum. ISBN: 9789036811361
Onderwijs Online
- Vos, C. en Hartmink, K., (2010) Preventie van postoperatieve wondinfecties:
chloorhexidine beter dan povidon jodium, Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A1826, p
929
Internet
- wip richtlijn huiddesinfectie (examenstof, belangrijk!):
https://www.rivm.nl/sites/default/files/2018-11/111221%20Huiddesinfectiedisclaimer.pdf
- vms zorg, praktijkgids voorkomen van verwisselingen
https://www.vmszorg.nl/wpcontent/uploads/2017/11/web_2009.0107_praktijkgids_verwisseling.pdf
55
OZT – Katheters_Theorie/OZT – Katheteriseren_Vaardigheidstraining
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Rachel Souren en Marrigje Kamps
: voorbereiding
Les 1
Katheters
Les 2
Katheteriseren
: 1. Verlenen van operatieve zorg
3. samenwerken in professionele relaties
60’ zelfstudie
90’ begeleid
90’ vaardigheid
Toetsing
De theorie van dit onderdeel valt binnen de toetsstof van module 1, deze wordt getoetst in de
OZT toets. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met
medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens
het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus
Bij dhr. De Vries wordt via een laparotomische operatie zijn hernia inguinalis hersteld.
Voor Dhr. De Vries stond Mevr. Jansen op het programma, haar hernia inguinalis werd
hersteld via een laparoscopische TEPP-procedure. Janneke heeft gezien dat de omloop Mevr.
Janssen voorafgaand aan de operatie eenmalig katheteriseerde. Anders was het risico op het
beschadigen van de blaas te groot. Ze vraagt zich nu af of dat bij Dhr. De Vries ook
noodzakelijk is. Ze heeft vanochtend tijdens het katheteriseren wel goed opgelet. Ze denkt dat
ze het nu best onder begeleiding zou kunnen.
Doelstellingen
Na het bestuderen van de literatuur, actieve participatie in de werkgroep en actieve participatie
tijdens de vaardigheidstraining, kan de student:
1. Minimaal drie indicaties en drie complicaties van blaaskatheterisatie beschrijven.
2. De diverse soorten blaaskatheters herkennen en benoemen.
3. De relatie uitleggen tussen de vorm, functie en indicatie van de diverse blaaskatheters.
4. Het begrip katheteriseren uitleggen
5. De maatvoering van de blaaskatheters en wonddrains beschrijven.
6. De benodigdheden voor blaaskatheterisatie benoemen en uitleggen.
7. Twee gebruikelijke methodes van katheteriseren bij een vrouw weergeven.
8. De aandachtspunten t.b.v. blaaskatheterisatie benoemen en verklaren
9. In een oefensituatie op een fantoom conform de richtlijnen een blaaskatheter inbrengen:
Let op; in de praktijk is dit een voorbehouden handeling!
Voorbereidende opdracht
les 1
• Bestudeer Basisboek OZT, druk 7, paragraaf 10.1 Katheters en 10.2 Sondes
• Bestudeer Basisboek OZT, druk 8, paragraaf 2.2.1 Katheters en 2.2.2. sondes
• Beantwoord de onderstaande vragen (vraag 1 t/m 6).
Vragen:
1. Wat is het doel van een katheteriseren? Maak bij de uitleg verschil tussen eenmalig
katheteriseren en een verblijfskatheter. (indicaties)
2. Welke complicaties kunnen er optreden na blaaskatherisatie?
3. Omschrijf het verschil tussen wonddrains en blaaskatheters.
4. Leg uit hoe de dikte van katheters en drains wordt uitgedrukt.
5. Welke eigenschappen heeft de ideale katheter?
6. Leg uit van welke materialen katheters gemaakt zijn.
56
Les 2
Lees de wip richtlijn ‘Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de
urethra’. Uit deze richtlijn bestudeer je hoofdstuk 4.
https://www.rivm.nl/sites/default/files/2018-11/Blaaskatheterisatiedubbeling%20verwijderd%2Baanpassing%20SR-disclaimer.pdf
- Beantwoord vraag 8 en 9.
Vragen:
8. Hoe wordt er op de operatiekamer omgegaan met steriliteit tijdens het katheteriseren?
9. Beschrijf in steekwoorden (puntsgewijs) hoe je moet katheteriseren. (samenvatting
protocol).
Groepsopdracht tijdens de les
les 1
- Vergelijk de antwoorden van vraag 1 t/m 6 met die van je werkgroepleden. Als er
vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas..
- Daarna ga je aan de slag met vraag 7. In de klas wordt een set katheters uitgedeeld.
De antwoorden waar je bij het maken van deze vraag niet uitkomt kun je voorleggen
aan de docent en/of noteren op het vragen bord in de klas.
- Op basis van jullie vragen wordt aan het einde van de les de responsie vorm gegeven
Vraag:
7. Geef de juiste benaming van de katheters uit de bakjes en leg de relatie tussen vorm,
functie en indicatie van de katheters..
Les 2
- In deze vaardigheidsles ga je in kleine groepen aan de slag met het op een fantoom
oefenen van het katheteriseren van een vrouw. Na de instructie van de docent gaan
jullie zelf aan de slag. Er mag alleen geoefend worden met katheteriseren als je
theoretisch voorbereid bent. (o.a. Basisboek OZT druk 7, procedure p. 290 en 291 en
WIP richtlijn). Er zal een diagnostische beoordeling van deze vaardigheid plaatsvinden.
Responsie
Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken.
Leermiddelen
Boeken
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036817554
• Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu
en van Loghum, ISBN: 9789036811347
Internet
- WIP richtlijnen Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra
(belangrijk!, toetsstof )
https://www.rivm.nl/sites/default/files/2018-11/Blaaskatheterisatiedubbeling%20verwijderd%2Baanpassing%20SR-disclaimer.pdf
57
OZT - Apparatuur / AZT Apparatuur Introductie Convenant
Veilige Toepassing van Medische Technologie in de Medisch Specialistische Zorg
Docent
SBU
TC
: Martin Janssen, coördinator OR Technology in het Radboud.
: Zelfstudie 60’,
: Contacturen 90’
: 1, 3 en 4
Toetsing
De les wordt afgesloten indien:
o de student actief participeert tijdens de les.
Casus
De IGZ (z.d.) zegt over het veilig gebruik van medische technologie in het ziekenhuis het
volgende:
Belangrijke rol voor raad van bestuur
Het rapport van het NIVEL ‘Monitor Zorggerelateerde Schade 2011/2012’ uit 2013 (pdfbestand, 1,21 MB) bevestigt dat onbedoelde schade als gevolg van het gebruik van
medische technologie nog niet is teruggedrongen. Als reden hiervoor werd het ontbreken
van een kwaliteits– en veiligheidssysteem aangegeven. Daarom vindt de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) het belangrijk dat het convenant ‘Veilige toepassing van medische
technologie in het ziekenhuis’ in alle ziekenhuizen wordt geïmplementeerd als integraal
onderdeel van het veiligheidsmanagement- en kwaliteitssysteem. Belangrijke voorwaarde
daarbij is dat de raden van bestuur van de ziekenhuizen zelf actief de verantwoordelijkheid
nemen rond dit thema. De inspectie houdt actief toezicht op de implementatie van het
convenant binnen de ziekenhuizen.
IGZ. (z.d.) Veilig gebruik van medische technologie in het ziekenhuis. Geraadpleegd op 30 September 2016
van,
http://www.igz.nl/onderwerpen/medische-technologie/actuele-onderwerpen/veilig-gebruik-medischetechnologie/#paginatop
Naast het feit dat de raad van bestuur van het ziekenhuis een belangrijke rol speelt in het veilig
kunnen gebruiken van medische technologie speelt de operatieassistent en de
anesthesiemedewerker natuurlijk ook een belangrijke rol. Denk aan het gegeven dat een veilig
product in handen moet zijn van een getrainde gebruiker, in een omgeving die veilig gebruik
garandeert.
Daarnaast zegt de IGZ (z.d.) over het veilig gebruik van medische technologie in het
ziekenhuis het volgende:
In november 2011 is het convenant ‘Veilige toepassing van medische technologie in het
ziekenhuis’ door de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), de Nederlandse
Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en Revalidatie Nederland (RN)
aangeboden aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het convenant geeft
een nadere invulling aan de risicobeheersing en de veilige toepassing van medische
technologie binnen de ziekenhuiszorg. De inspectie vindt dit convenant een belangrijke
veldstandaard op een gebied waar directe risico’s voor de patiëntveiligheid bestaan. Over
deze risico’s heeft de inspectie de afgelopen jaren meerdere keren gerapporteerd, met als
algemene conclusie dat er verbetering nodig is in het veilig gebruik van medische
technologie in het ziekenhuis. Het gaat om de rapporten Staat van de Gezondheidszorg
2008, Introductie robotchirurgie, Minimale Invasieve Chirurgie, Scopen desinfectie,
Bekkenbodemmatjes en Metaal-op-metaal heupimplantaten.
IGZ. (z.d.) Veilig gebruik van medische technologie in het ziekenhuis. Geraadpleegd op 30 September 2016
van,
58
http://www.igz.nl/onderwerpen/medische-technologie/actuele-onderwerpen/veilig-gebruik-medischetechnologie/#paginatop
De betrouwbaarheid van de toegepaste medische technologieën wordt bepaald door
maatregelen die tijdens de totale levenscyclus van het medische hulpmiddel worden
gehanteerd. Denk hierbij aan de volgende maatregelen:
- de juiste invoering van de hulpmiddelen in de organisatie van de zorginstelling,
- het preventieve en correctieve onderhoud aan de hulpmiddelen,
- het juiste gebruik van deze middelen en
- de correcte afstoting uit de organisatie.
In het Convenant wordt daarom bij de medische hulpmiddelen onderscheid gemaakt tussen de
invoeringsfase, de gebruiksfase in de patiëntenzorg en de afstotingsfase (zie figuur 1).
Rijksoverheid. (2011). Convenant veilige toepassing van medische technologie in het ziekenhuis. Geraadpleegd op
30 September 2016 van, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/convenanten/2011/12/23/convenant-veiligetoepassing-van-medische-technologie-in-het-ziekenhuis
Doelstellingen
Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de
student:
1. In eigen woorden uitleggen wat het Convenant Veilige Toepassing van Medische
Technologie in de Medisch Specialistische Zorg (2016) inhoud.
2. In eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen een medisch apparaat en een
medische technologie.
3. In eigen woorden het belang van kennis en ervaring kunnen uitleggen in het hanteren
van medische apparatuur (lees hier ook: medische technologie).
4. Uitleggen hoe je veilig werkt met medische apparatuur / medische technologie en wat
daarbij aandachtspunten zijn.
5. Benoemen bij wie hij/ zij terecht kan met vragen over medische apparatuur / medische
technologie.
Voorbereiding, zie transferopdracht:
Meenemen voor de lessen in Module 1:
- Het is wenselijk dat je tijdens je OK stage op minimaal 5 medische apparaten en
medische technologie let die tijdens een operatie gebruikt worden.
- Oriënteer je daarnaast op onveilige situaties waarbij het gebruik van medische
apparaten een rol speelt. Maak hier van enkele notities. In deze les leg je uit hoe dit
heeft kunnen ontstaan. De docent zal je hier naar vragen.
59
Leermiddelen
- Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en
Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN: 9789036811347.
o Hoofdstuk 3
- Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8),
Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
o 4.1.4
o 4.1.5
o 4.2.7
o 5.5
o 6.3.5
o 7.2.3
o 8.3.3
o 8.3.4
- http://www.med-info.nl/Operatieverslag_algemeen_hernia_inguinalis.html
- https://www.igj.nl/zorgsectoren/medischetechnologie/documenten/convenanten/2016/08/15/veilige-toepassing-van-medischetechnologie-in-de-medisch-specialistische-zorg.
www.google.nl:.............................zoeken op: Apparatuur in de gezondheidszorg……….
www.allenmedical.com
www.karlstorz.de
www.covidien.com
www.erbe-med.com
www.maquet.com
60
OZT – Apparatuur les 1 en 2
Docent
SBU
TC
: Marrigje Kamps
: Zelfstudie 90’,
: Contacturen 180’
: 1, 3 en 4
Toetsing
De theorie van OZT Apparatuur wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het
operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus
Voordat Meneer Dhr. De Vries, die komt voor een liesbreuk rechts, aankomt op de
operatiekamer dient de operatiekamer bedrijfsklaar gemaakt te worden door het operatieteam.
Janneke is eerste jaars leerling en Janneke is extra vroeg gekomen om deze belangrijke taak
op zich te nemen.
Janneke pakt de checklist ‘bedrijfsklaar maken OK’ erbij en begint alle basisapparatuur te
controleren op aanwezigheid en functioneren. Het valt Janneke op dat er dagelijks veel
apparaten op het OKC gebruikt worden.
Doelstellingen
Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de
student:
1. In eigen woorden uitleggen wat het Convenant Veilige Toepassing van Medische
Technologie in de Medisch Specialistische Zorg (2016) inhoud.
2. In eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen een medisch apparaat en een
medische technologie.
3. In eigen woorden het belang van kennis en ervaring kunnen uitleggen in het hanteren
van medische apparatuur (lees hier ook: medische technologie).
4. Benoemen met welke apparatuur je op een operatiekamer in aanraking komt.
5. Beschrijven wat de functie- en toepassingsmogelijkheden zijn van deze apparatuur.
6. De werking van deze apparatuur uitleggen.
7. Uitleggen hoe je veilig werkt met deze apparatuur en wat daarbij aandachtspunten zijn.
8. Benoemen bij wie hij/ zij terecht kan met vragen over apparatuur.
Voorbereidende opdracht
1. Ter voorbereiding op de bijeenkomsten bestudeer je de leermiddelen genoemd onder
het kopje ‘leermiddelen’.
2. Vervolgens verdiep je je in de problematiek omtrent veilig gebruik van medische
technologie in ziekenhuizen. Bestudeer daarvoor de volgende
site:
https://www.igj.nl/zorgsectoren/medische-technologie/toezicht-op-veiliggebruik/convenant
3. Tot slot bekijk je het Convenant Medische Technologie op de volgende site:
https://www.igj.nl/zorgsectoren/medischetechnologie/documenten/convenanten/2016/08/15/veilige-toepassing-van-medischetechnologie-in-de-medisch-specialistische-zorg. Lees hoofdstuk 1, 2 en 4.
Groepsopdracht in de les en tijdens DOO-uren.
Wij maken een inventarisatie van de (meest gebruikte) apparaten op een operatiekamer. In de
61
subgroepen gaan we de toegewezen apparatuur uitwerken aan de hand van onderstaande
vragen. Het is de bedoeling dat je de bevindingen in een schema in Word uitwerkt.
1. Beschrijf, zie bij vraag 1, de functie- en toepassingsmogelijkheden van die apparaten.
2. Beschrijf, zie vraag 1, de werking van die apparaten.
3. Geef de aandachtspunten / bijzonderheden weer die bij de eerder genoemde
apparaten behoren.
4. Geef enkele aandachtspunten weer ten aanzien van het bewaken van de veiligheid
voor de patiënt tijdens het gebruik van diverse apparaten.
Dit schema mail je vervolgens 2 dagen voor de tweede les naar Marrigje.kamps@han.nl.
Je verslag krijgt de titel: 2020, M1, OZT Apparatuur, groepsnummer, achternamen.
Nabespreking
In de 2e bijeenkomst zullen de subgroepen klassikaal de uitwerkingen delen met de
medestudenten. Dit vormt de nabespreking van de groepsopdracht op basis van de
ingeleverde schema’s.
Leermiddelen verplicht.
- Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en
Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN: 9789036811347.
o Hoofdstuk 3
- Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8),
Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
o 4.2.7
o 5.5
Leermiddelen aanbevolen.
- Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8),
Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
o 4.1.4
o 4.1.5
o 6.3.5
o 7.2.3
o 8.3.3
o 8.3.4
www.allenmedical.com
www.karlstorz.de
www.covidien.com
www.erbe-med.com
www.maquet.com
62
OZT - Afdekken en Afdekmateriaal
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Firma Mölnlycke Healthcare
: zelfstudie 60’, 90’ uitleg en oefenen in twee groepen
: 1. verlenen van operatieve zorg
2. begeleiden van de patiënt
3. samenwerken in professionele relaties
Toetsing
De theorie van Afdekken en Afdekmateriaal wordt getoetst in het OZT- examen van
Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het
operatiekwartiertje als tijdens het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus
Nadat Janneke het operatiegebied voor de liesbreuk operatie van Dhr. De Vries ruim genoeg
heeft gedesinfecteerd kan Jiska, die deze operatie instrumenteert, beginnen met afdekken.
Het lijkt alsof Jiska een beetje staat te treuzelen, maar Janneke weet dat er gewacht moet
worden met het afdekken totdat de desinfectans helemaal aan de lucht gedroogd is. Dhr. De
Vries wordt ‘vierkant’ afgedekt, dat ziet er eenvoudig uit om te doen, al moet de
instrumenterende natuurlijk opletten dat haar jas en handschoenen steriel blijven. Ook moet
Jiska er op letten dat de referentiepunten zichtbaar blijven zodat de chirurg straks precies weet
waar hij de incisie moet zetten. Bij het afdekken is het handig dat er plakstroken aan de
doeken zitten, zodat het meteen aan de patiënt vastgeplakt kan worden en er geen
schoorsteeneffect ontstaat. De bovenste doek wordt aangepakt door de anesthesie
medewerker, ook hij let op dat hij alleen de binnenkant van de doek aanpakt. Uiteindelijk is het
operatiegebied duidelijk door de steriele doeken afgebakend. Jiska kan nu haar overzettafel op
de juiste plek neer zetten en het diathermie snoer uitleggen, zodat Janneke dat kan aansluiten.
Doelstellingen
De student kan:
1. Uitleggen aan welke eisen disposable afdekmateriaal moet voldoen.
2. Het doel van het afdekken van het operatiegebied verklaren.
3. Toelichten welke methodes van afdekken er gebruikt worden.
4. De belangrijkste afdekprocedures uitleggen.
5. De belangrijkste afdekprocedures uitvoeren op elkaar.
Voorbereidende opdracht
Ter voorbereiding op de les lees je Basisboek OZT (druk7) paragraaf 8.5 Afdekmaterialen en
8.6 Afdektechnieken en Basisboek OZT (druk 8) 1.3.5 afdekmateriaal en pakketten en de
diverse internetartikelen. Daarnaast probeer je de onderstaande vragen te beantwoorden.
1. Maak een vergelijking tussen de diverse soorten en maten afdekmateriaal. Wat gebruik
je waarvoor. Zet dit in een schema.
2. Beschrijf, teken en verklaar de afdekprocedure voor de volgende operaties:
a. een laparotomie in de onderbuik. (appendectomie)
b. een artroscopie van de knie
c. een carpaal tunnel syndroom.
d. Het afdekken voor een heupprothese
e. Afdekken voor een sectio caesarea
63
Nabespreking
Tijdens de les zullen bovenstaande vragen behandeld worden en zullen de procedures worden
gedemonstreerd.
Workshop:
Tijdens de workshop van module 1, wordt elke student in de gelegenheid gesteld enkele
manieren van afdekken uit te proberen.
Leermiddelen
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036817554
• Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu
en van Loghum, ISBN: 9789036811347
Internet
• Infectiepreventie volgens EN 13975, infectiepreventie door het gebruik van OKafdekmateriaal en OK-kleding:
https://www.halyardhealth.nl/media/17526149/hc519-02-nl_en13795norm_2015.pdf
(Bovenstaande link is belangrijk!)
• operatiejassen:
https://www.molnlycke.nl/onze-kennis/de-juiste-operatiejas-kiezen/
• afdekmaterialen:
https://www.molnlycke.nl/producten-oplossingen/afdeklakens/
64
OZT - ‘Operatiekwartiertje’ Preoperatieve Zorg
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Marrigje Kamps en Rachel Souren
: Zelfstudie 60’
CU 135’
: Allemaal!
Toetsing
De theorie van Preoperatieve Zorg wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1.
Het “Operatiekwartiertje’’ is een diagnostische toets en is de afsluiting van de preoperatieve
fase. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student
ook beoordeeld op een pro-actieve houding.
Procedure ‘Operatiekwartiertje’
Aan het einde van zowel de preoperatieve fase als de peroperatieve fase maak je een poster
(op een flipover papier) waarin je alle theorie van de doorlopen fase m.b.t. je eigen casus
tentoonstelt aan medestudenten in het ‘operatiekwartiertje’. Je gaat je verworven kennis met
elkaar delen.
Tijdens dit operatiekwartiertje ga je met je werkgroep langs bij de uitwerkingen (poster) van de
andere werkgroepen uit jouw klas. Je toetst nu elke keer jouw opgedane kennis aan de casus
van de andere werkgroep, je krijgt nieuwe informatie en andere inzichten. Ook geef je meteen
feedback door het noteren van vragen en opmerkingen bij de poster van je medestudenten.
Op het einde van de les kan er reactie worden gevraagd op de gegeven feedback. Het
‘operatiekwartiertje’ is een formatieve toets. De feedback wordt door de werkgroep verwerkt en
meegenomen in het maken van de eindpresentatie. Tijdens het minisymposium moet alle
theorie van de eigen casus volledig en juist zijn.
Je verwerkt de volgende informatie tot een poster:
• de patiëntinformatie m.b.t. de aandoening en bijbehorende klachten,
daarmee wordt bedoeld dat je de klachten van de patiënt, de gestelde diagnose en de
uit te voeren ingreep uitlegt. Dit mag nog op patiëntniveau (‘libelletaal’).
• alle OZT van de volgende onderwerpen, die betrekking hebben op je eigen casus. Bij
deze uitwerking gebruik je natuurlijk wel professionele taal:
o OZT- Incisies
o AZT - Basis anesthesiologie (AZT – AN)
o OZT - Preoperatief ontharen
o OZT - Positioneren van de patiënt op de OK
o OZT - Steriliteit 1: Steriele medische hulpmiddelen en het verpakkingsmateriaal
o OZT - Steriliteit 2: Steriele medische hulpmiddelen openen
o OZT - Bloedleegte (AZT )
o OZT - Huiddesinfectie
o OZT - Katheters, theorie
o OZT - Apparatuur les 1
o OZT - Afdekken en Afdekmateriaal
65
PEROPERATIEVE ZORG
66
OZT - Gaasmateriaal
Docent
SBU
Taakcompetenties
: Rachel Souren
: voorbereiding 90’, les 90’
: 1. Verlenen van operatieve zorg
4. Organiseren en beheren
Toetsing
De leerstof van OZT Gaasmateriaal wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het
operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus
Janneke heeft meegeholpen om alle benodigdheden voor de liesbreuk operatie van Dhr. De
Vries klaar te leggen. Onder standaard materialen zat ook een pak kleine gazen, deze had
Janneke al vaker gezien. Verder moest ze ook een pakje “peanuts” gaan zoeken in het
magazijn. Haar begeleider had gezegd dat het een soort kleine deppertjes waren en dat ze
deze in de kast met gaasmateriaal moest zoeken. Als Janneke deze kast open doet vindt ze
dat er wel heel veel soorten gaasmateriaal in liggen. Ze vraagt zich af waar deze allemaal voor
zijn.
Later, tijdens de operatie van dhr. De Vries vraagt de instrumenterende aan Janneke om een
pakje extra gazen. De begeleidster van Janneke is even weg dus Janneke geeft de gazen
aan, ze heeft immers al eerder geleerd hoe je een steriele verpakking moet open maken. Waar
ze niet heel zeker van is, is over de telprocedure. Ze weet dat gazen geteld moeten worden.
Maar zo’n gaas kan bij deze operatie toch niet makkelijk achterblijven…. Toch vraagt de
instrumenterende haar om samen de gazen te tellen en deze vervolgens te noteren op het
gazentelformulier.
Doelstellingen
Na het bestuderen van de literatuur en het participeren in de werkgroep kan de student:
1. Van alle soorten gaasmaterialen die er op het OKC gebruikt worden het toepassingsgebied
benoemen.
2. De eisen die gesteld worden aan gaasmateriaal toelichten
3. In eigen woorden een gaastelmethode uitleggen, die voldoet aan alle gestelde eisen.
4. Uitleggen hoe het bloedverlies tijdens een operatie wordt gemeten en bijgehouden.
Voorbereidende opdracht
• Bestudeer uit Basisboek OZT druk 8, paragraaf 4.2.9.bewaken van de compleetheid
van instrumenten, gazen, disposables en hechtmaterialen.
• Bestudeer uit Basisboek OZT druk 7 paragraaf 9.14 klopt de telling?
• Bestudeer de Vangnet criteria medirisk, schadecategorie 2, achtergebleven materialen,
(pagina 5) op OnderwijsOnline.
• Bestudeer de ‘richtlijn onbedoeld achterblijven operatiemateriaal’,
https://lvo.nl/sites/default/files/Richtlijn%20achterblijven%20versie%20janauri%202011.
pdf (pagina 13 t/m 17 en pagina 83 t/m 87.)
• Zoek en lees het (gazen)telprotocol van je eigen ziekenhuis en neem dit mee naar de
les.
• Maak ter voorbereiding op de les een overzicht van minimaal 6 gaasmaterialen die je
op de OK bent tegengekomen en beschrijf waarvoor deze werden gebruikt.
67
Groepsopdrachten tijdens de les
Opdracht 1
In je werkgroep ga je een pakketje met diverse gaasmaterialen bestuderen. Met behulp van
het materiaal en de voorbereidende opdracht beantwoord je samen de onderstaande vragen.
Je ziet diverse soorten gaasmaterialen voor je:
1. Aan welke eisen moet gaasmateriaal voldoen? Waarom?
2. Waarom zit er sommige materialen wel een blauwe/groene draad en in andere niet? Wat
heb je hiervan in de praktijk gezien?
3. Bekijk voor elk gaas wat voor een soort gaas het is, (eventueel met naam) en geef voor elk
gaas een toepassing. (minimaal 6)
Opdracht 2
Gebruik voor het maken van de onderstaande vragen de protocollen die jullie hebben
meegenomen uit jullie ziekenhuizen en de literatuur.
1. Wie telt op een operatiekamer de gazen?
2. Wanneer worden de gazen geteld?
3. Leg uit hoe je het tellen van gazen kan organiseren zodat je aan alle richtlijnen en criteria
voldoet.
4. De gazen administratie wordt vaak op papier of op een whiteboard bijgehouden. Wat wordt
er bij deze administratie, naast de aantallen, vaak nog meer bijgehouden?
Responsie
Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken.
Leermiddelen
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8),
Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
• Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en
van Loghum, ISBN: 9789036811347
Onderwijs Online
• Vangnetten OK 2.0 medirisk 2016
Internet
• LVO, richtlijn onbedoeld achterblijven operatiemateriaal (gehele richtlijn).
https://lvo.nl/sites/default/files/Richtlijn%20achterblijven%20versie%20janauri%202011.pdf
Een stukje uit :
Voor het hele artikel zie NTvG 2002;146:241-5: http://www.ntvg.nl/publicatie/eenachtergebleven-gaas-als-oorzaak-voor-onbegrepen-buikklachten
Klinische les
Een achtergebleven gaas als oorzaak voor onbegrepen buikklachten
E. Schelhaas en W.J.B. Mastboom
Patiënt B is een 62-jarige man. Hij onderging een achterwandplastiek met een polypropyleenmat (‘Marlex mesh’)
in verband met een recidiefliesbreuk rechts. Het postoperatieve beloop werd gecompliceerd door een
wondhematoom, waarbij de patiënt koorts kreeg. Het hematoom ontlastte zich spontaan via de wond. Hierna
normaliseerde de temperatuur en de patiënt kon na tien dagen in goede conditie worden ontslagen. Drie dagen
na zijn ontslag bezocht hij de polikliniek in verband met sanguinolente uitvloed uit de wond. De wond zag er rustig
uit en een expectatief beleid werd afgesproken. Drie weken later kwam de patiënt opnieuw en ditmaal was er een
fistelopening aanwezig in het voormalig wondgebied, met pus- en bloeduitvloed. Ondanks uitgebreide
verzorgingsmaatregelen bleef de pusuitvloed bestaan. Twee maanden later werd besloten tot exploratie van de
wond. Tijdens de exploratie werd veel pus ontlast, en achter de Marlex mesh werd een wondgaas aangetroffen
dat moet zijn achtergebleven tijdens de liesbeukcorrectie. Het buikgaas werd verwijderd, de Marlex mesh werd in
situ gelaten en de wond, die werd opengelaten, genas per secundam. Drie maanden later was de wond genezen,
waren er geen tekenen van een recidief liesbreuk en werd patiënt van poliklinische controle ontslagen.
68
OZT - Elektrochirurgie (Covidien-Energy Based Device)
Docent
Randvoorwaarde
SBU
Taakcompetentie
: o.v.b. vertegenwoordiger, firma Medtronic
: Diathermietoestel en oefenmateriaal wordt door
Medtronic meegenomen
: zelfstudie 60‘, theorie 45’ en vaardigheidstraining 45’ A/B
: 1. Verlenen van operatieve zorg
Toetsing
De theorie van OZT- Electrochirurgie wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het
operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus
Net voor het zetten van de incisie in de lies vraagt de begeleidster aan Janneke of ze een
neutraalplaat geplakt heeft. Oeps ja, ze had al het gevoel dat ze iets vergeten was, maar ze
wist niet wat. Ze pakt snel een neutraalplaat en klikt die aan het bijbehorende snoer. De
instrumenterende gaat met haar tafels een beetje zijwaarts staan, zodat Janneke alsnog onder
de steriele doeken de neutraal electrode op een bovenbeen kan plakken. Gelukkig is Dhr. de
Vries niet heel sterk behaard, zodat de plaat voldoende contact maakt. Ze is blij dat de
apparatuur een ingebouwde veiligheid heeft en er geen coagulatie plaats kan vinden, als er
geen neutraal electrode geplakt is.
Doelstellingen
1. De student heeft kennis van en inzicht in de electrochirurgische principes en
toepassingsmogelijkheden.
2. De student kan met electrochirurgie anticiperen op verschil in weefsels.
Zelfstudieopdracht
Bestudeer ter voorbereiding:
• Bestudeer uit Basisboek OZT druk 8, paragraaf 5.5.1 diathermie
• Bestudeer uit Basisboek OZT druk 7, paragraaf 3.7 diathermie
• Bestudeer van de gebruikershandleiding van de Forcetriad II van Covidien, hoofdstuk 2
veiligheidsinstructies voor patiënt en operatiekamer
1. Op welke wijze zie je het begrip ‘elektrochirurgie’ terug in de praktijk; hoe ziet de optimale
werkwijze van elektrochirurgie eruit?
2. Welke effecten ontstaan er als gevolg van elektrochirurgie? Waardoor komt dit?
3. Wat is hoog frequente stroom en wat betekent dit voor het chirurgisch handelen?
4. Leg het begrip ‘snijden’ uit. Hoe stel je dit in? Geef hiervan een voorbeeld die gerelateerd
is aan een praktijksituatie.
5. Doe hetzelfde, zoals in vraag 4, met de volgende begrippen: 'fulgureren' , 'blend' en
'dessiceren'
6. Wat is het verschil tussen mono- en bipolaire coagulatie
7. Welke risico's van elektrochirurgie zijn er bij minimaal invasieve chirurgie(m.i.c.)?
8. Welke aanbevelingen kun je geven bij gebruik van elektrochirurgie bij m.i.c.?
9. Welke eisen worden er gesteld bij het aanbrengen van de patiënt/neutraal?
10. Welke aandachtspunten zijn er bij een patiënt met een pacemaker i.c.m. elektrochirurgie.
Opdracht
Het is de bedoeling dat je tijdens deze les actief participeert. Oefenen staat in deze workshop
voorop.
69
Nabespreking
Vragen die naar aanleiding van zelfstudie naar voren zijn gekomen, kunnen tijdens de
workshop gesteld worden.
Leermiddelen
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8),
Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
• Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en
van Loghum, ISBN: 9789036811347
•
Productinformatie:
Hardware/apparatuur
https://www.medtronic.com/covidien/en-us/products/electrosurgical-hardware.html
instrumentarium:
https://www.medtronic.com/covidien/en-us/products/electrosurgical-instruments.html
•
Module elektrochirurgie medische techniek,
Uitgebreide uitleg van de natuurkundige principes achter elektrochirurgie.
http://www.okcompleet.info/Menu_Item_Modules/Modules_files/OZT_Elektrochirurgie.html
70
OZT - Hechtmaterialen en toepassingen
Les 1
Docent
SBU
: Michiel van den Berge,
vertegenwoordiger Ethicon (Johnson & Johnson)
: zelfstudie 45’, presentatie 90’
Les 2
Docent
SBU
: Rachel Souren
: zelfstudie 60’, contact uren 90’
Taakcompetentie
: 1. Verlenen van operatieve zorg
Toetsing
De theorie van ozt Hechtmaterialen valt binnen het OZT- module 1 examen, OZT toets.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het
operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus
De begeleidster van Janneke is net even van de OK af om wat spullen voor de volgende
operatie te halen. Dan wordt bij het vrijprepareren van de breukzak een grote zijtak van de
arteria femoralis geraakt. De instrumenterende vraagt om snel een vaathechting te geven; er is
een forse bloeding opgetreden. Janneke probeert zich te herinneren wat dat voor een hechting
moet zijn. Door de opgekomen spanning kan ze niet rustig nadenken. Ze vraagt toch maar aan
de instrumenterende welke hechting ze wil hebben. Kort en krachtig antwoordt zij: Prolene 6/0
C1, dubbel gewapend.
Doelstellingen
Heeft kennis van en inzicht in het gebruik en de toepassingsmogelijkheden van
hechtmaterialen. Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in
de les kan de student:
• Alle symbolen en tekst die op een pakje hechtmateriaal staan toelichten.
• Met een zo kort mogelijke instructie het juiste soort hechtmateriaal vragen.
• Van alle soorten hechtmateriaal de eigenschappen uitleggen.
• De keuze voor het hechtmateriaal bij veelvoorkomende ingrepen motiveren.
Praktijkopdracht
Als er in jouw ziekenhuis hechtmateriaal van een andere firma dan Ethicon gebruikt wordt,
probeer je een conversielijst te bemachtigen, deze neem je mee naar de lessen
hechtmaterialen. Verzamel tijdens je stageweken de bijsluiters van vijf verschillende soorten
hechtmaterialen. Deze bijsluiters vind je in de (nieuwe) doosjes hechtmaterialen.
Les 1
Voorbereidende opdracht
• Lees uit Basisboek OZT druk 8, paragraaf 2.3 hechtmaterialen en technieken
• Lees uit Basisboek OZT druk 7, paragraaf 11.1 hechtmaterialen tot en met 11.3
naalden.
• Lees de verzamelde bijsluiters door en probeer de belangrijkste eigenschappen per
soort hechtmateriaal op een rijtje te zetten. Vragen die tijdens het bestuderen naar
voren komen, neem je mee naar de les.
71
Groepsopdracht tijdens de les
Deze les bestaat grotendeels uit de presentatie van de firma Ethicon. Het is de bedoeling dat
je tijdens de presentatie actief luistert, participeert en eventueel aantekeningen maakt. Wordt
er in je ziekenhuis hechtmateriaal van een andere firma gebruikt, gebruik dan het door jezelf
meegebrachte conversielijstje om direct de link met je eigen praktijk te kunnen leggen.
Als de presentatie van de firma eerder klaar is, start dan alvast met het maken van de
voorbereidende opdracht voor les 2.
Les 2
Voorbereidende opdracht
• Bestudeer uit Basisboek OZT druk 8, paragraaf 2.3 hechtmaterialen en technieken
• Bestudeer uit Basisboek OZT druk 7, paragraaf 11.1 hechtmaterialen tot en met 11.5
het verwijderen van hechtingen.
Maak met behulp van de theorie van les 1, de verzamelde bijsluiters en het OZT-boek de
onderstaande vragen:
1. Geef in het kort een historisch overzicht m.b.t. het hechten van operatiewonden.
2. Maak een overzicht van die codes op de verpakking waar je op let als er om een
hechtdraad wordt gevraagd.
3. Beschrijf het verschil tussen resorbeerbare en niet resorbeerbare hechtmaterialen en geef
voorbeelden.
4. Beschrijf wat het verschil is tussen de trekkracht van een draad en treksterkteverlies van
een (resorbeerbare draad)
5. Beschrijf de verschillende soorten draadbewerkingen, en geef per bewerking voorbeelden.
6. Geef de betekenis van de volgende naaldcoderingen:
a. UR
b. SH
c. FS
d. CT-cr
7. Teken de naalden zoals in vraag 4 weergegeven: voor welke toepassingsgebieden kun je
deze naalden gebruiken.
8. Beschrijf minimaal 3 gangbare hechttechnieken
9. Op welke wijze worden hechtingen verwijderd?
10. Welke risico’ s zijn er voor een pas gehechte wond?
Groepsopdracht tijdens de les
• Vergelijk de antwoorden van vraag 1 t/m 10 van de voorbereidende opdracht met die
van je werkgroepleden. Als er vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op
het vragenbord in de klas.
• Daarna ga je aan de slag met vraag A t/m E, deze werk je uit met behulp van de pakjes
hechtmateriaal die er in de klas worden uitgedeeld. De vragen waar je bij het maken
van de opdracht samen niet uitkomt noteer je op het vragenbord in de klas.
Op basis van deze vragen wordt in het laatste deel van de les de responsie vorm
gegeven
Verwerkingsvragen
A. Je krijgt in het begin van de les per werkgroep 5 verschillende pakjes
hechtmateriaal. (niets openmaken) Met je werkgroep leg je voor elk pakje uit wat er
op de buitenkant staat.
B. Geef per soort hechtmateriaal (grondstoffen) weer wat de eigenschappen zijn en
waarvoor het toepasbaar is (in het lichaam of voor de huid, of beide, of daar waar
veel vocht is, etc.)
C. Je hebt ook een draadje gevlochten hechtmateriaal gekregen, voel deze draad.
Wat voel je precies? Waarbij zou je deze draad kunnen gebruiken? Waarbij zeker
niet? Dezelfde vragen kun je stellen voor een monofyle hechtdraad.
D. Op grond van welke argumenten wordt de keuze voor het hechtmateriaal gemaakt?
72
E. Bedenk wat je gezien hebt in de praktijk en geef weer welk hechtmateriaal je
gebruikt voor de onderstaande ingrepen. Benoem daarbij het hechtmateriaal, de
dikte ervan en welke naald erop moet zitten (hoe ziet de naald er uit?)
a) een darmanastomose
b) de fascie van het bovenbeen
c) de vaginawand voorwand
d) een snijwond net boven de lip van een 6-jarig jongetje
e) de huid na laparotomie bij volwassenen
f) de huid na laparotomie bij een kind van 3 jaar
g) het hechten van een scheur in de aorta abdominalis
h) het tandvlees na het uitboren en trekken van de verstandskies
Responsie
Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken. De nadruk zal
liggen op vraag D en E, het maken van de juiste keuze hechtmateriaal.
Leermiddelen
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8),
Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554
• Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en
van Loghum, ISBN: 9789036811347
Internet
Ethicon
http://www.wondbedekkers.nl/johnson-johnson/Ethiconproducten.pdf
(boekje ethicon educatief, sutures)
73
OZT - Katheteriseren Vaardigheidstraining
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Rachel Souren en Marrigje Kamps
: voorbereiding
Les 1
Katheters
Les 2
Katheteriseren
: 1. Verlenen van operatieve zorg
3. samenwerken in professionele relaties
60’ zelfstudie
90’ begeleid
90’ vaardigheid
Toetsing
De theorie van dit onderdeel valt binnen de toetsstof van module 1, deze wordt getoetst in de
OZT toets. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met
medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens
het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus
Bij dhr. De Vries wordt via een laparotomische operatie zijn hernia inguinalis hersteld.
Voor Dhr. De Vries stond Mevr. Jansen op het programma, haar hernia inguinalis werd
hersteld via een laparoscopische TEPP-procedure. Janneke heeft gezien dat de omloop Mevr.
Janssen voorafgaand aan de operatie eenmalig katheteriseerde. Anders was het risico op het
beschadigen van de blaas te groot. Ze vraagt zich nu af of dat bij Dhr. De Vries ook
noodzakelijk is. Ze heeft vanochtend tijdens het katheteriseren wel goed opgelet. Ze denkt dat
ze het nu best onder begeleiding zou kunnen.
Doelstellingen
Na het bestuderen van de literatuur, actieve participatie in de werkgroep en actieve participatie
tijdens de vaardigheidstraining, kan de student:
1. Minimaal drie indicaties en drie complicaties van blaaskatheterisatie beschrijven.
2. De diverse soorten blaaskatheters herkennen en benoemen.
3. De relatie uitleggen tussen de vorm, functie en indicatie van de diverse blaaskatheters.
4. Het begrip katheteriseren uitleggen
5. De maatvoering van de blaaskatheters en wonddrains beschrijven.
6. De benodigdheden voor blaaskatheterisatie benoemen en uitleggen.
7. Twee gebruikelijke methodes van katheteriseren bij een vrouw weergeven.
8. De aandachtspunten t.b.v. blaaskatheterisatie benoemen en verklaren
9. In een oefensituatie op een fantoom conform de richtlijnen een blaaskatheter inbrengen:
Let op; in de praktijk is dit een voorbehouden handeling!
Voorbereidende opdracht
les 1
• Bestudeer Basisboek OZT, druk 7, paragraaf 10.1 Katheters en 10.2 Sondes
• Bestudeer Basisboek OZT, druk 8, paragraaf 2.2.1 Katheters en 2.2.2. sondes
• Beantwoord de onderstaande vragen (vraag 1 t/m 6).
Vragen:
1. Wat is het doel van een katheteriseren? Maak bij de uitleg verschil tussen eenmalig
katheteriseren en een verblijfskatheter. (indicaties)
2. Welke complicaties kunnen er optreden na blaaskatherisatie?
3. Omschrijf het verschil tussen wonddrains en blaaskatheters.
4. Leg uit hoe de dikte van katheters en drains wordt uitgedrukt.
5. Welke eigenschappen heeft de ideale katheter?
6. Leg uit van welke materialen katheters gemaakt zijn.
74
Les 2
Lees de wip richtlijn ‘Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de
urethra’. Uit deze richtlijn bestudeer je hoofdstuk 4.
https://www.rivm.nl/sites/default/files/2018-11/Blaaskatheterisatiedubbeling%20verwijderd%2Baanpassing%20SR-disclaimer.pdf
- Beantwoord vraag 8 en 9.
Vragen:
8. Hoe wordt er op de operatiekamer omgegaan met steriliteit tijdens het katheteriseren?
9. Beschrijf in steekwoorden (puntsgewijs) hoe je moet katheteriseren. (samenvatting
protocol).
Groepsopdracht tijdens de les
les 1
- Vergelijk de antwoorden van vraag 1 t/m 6 met die van je werkgroepleden. Als er
vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas..
- Daarna ga je aan de slag met vraag 7. In de klas wordt een set katheters uitgedeeld.
De antwoorden waar je bij het maken van deze vraag niet uitkomt kun je voorleggen
aan de docent en/of noteren op het vragen bord in de klas.
- Op basis van jullie vragen wordt aan het einde van de les de responsie vorm gegeven
Vraag:
7. Geef de juiste benaming van de katheters uit de bakjes en leg de relatie tussen vorm,
functie en indicatie van de katheters..
Les 2
- In deze vaardigheidsles ga je in kleine groepen aan de slag met het op een fantoom
oefenen van het katheteriseren van een vrouw. Na de instructie van de docent gaan
jullie zelf aan de slag. Er mag alleen geoefend worden met katheteriseren als je
theoretisch voorbereid bent. (o.a. Basisboek OZT druk 7, procedure p. 290 en 291 en
WIP richtlijn). Er zal een diagnostische beoordeling van deze vaardigheid plaatsvinden.
Responsie
Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken.
Leermiddelen
Boeken
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036817554
• Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu
en van Loghum, ISBN: 9789036811347
Internet
- WIP richtlijnen Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra
(belangrijk!, toetsstof )
https://www.rivm.nl/sites/default/files/2018-11/Blaaskatheterisatiedubbeling%20verwijderd%2Baanpassing%20SR-disclaimer.pdf
75
OZT - Implantaten
TC
Docent
SBU
: 1, 2 en 4
: Marrigje Kamps
: Zelfstudie
: Contacturen
20’
90’
Toetsing:
De theorie van OZT Implantaten wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het
operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus
Nadat Dhr. De Vries, die komt voor een liesbreuk rechts, de préoperatieve fase goed heeft
doorlopen wordt gestart met de peroperatieve fase. De benodigde materialen zijn bij de timeout procedure besproken en de Mesh (kunstof matje) ligt klaar op de operatiekamer.
Tijdens de operatie wordt de Mesh aangegeven door Janneke aan de instrumenterende.
Janneke bedenkt zich van te voren goed waarop ze specifiek moet letten bij het aangeven van
de Mesh. Vervolgens zorgt Janneke voor een goede registratie van het implantaat.
Doelstellingen
Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de
student:
1. In eigen woorden beschrijven wat de definitie is van een implantaat,
2. Voorbeelden van de verschillende implantaten die op het OKC gebruikt worden benoemen,
3. Motiveren dat bij implantatenchirurgie extra aandacht vereist is voor hygiëne- en
gedragsmaatregelen en op welke wijze dit wordt gedaan door het operatieteam,
4. Beschrijven wat het belang is van een zorgvuldige administratie van de gebruikte
implantaten.
5. Uitleggen wat er bedoeld wordt met hanteren van implantaten (no-touch techniek).
Voorbereidende opdracht
Ter voorbereiding op de bijeenkomst, lees je je in ten aanzien van het
onderwerp Implantologie. Hiervoor bestudeer je de leermiddelen genoemd onder het kopje
leermiddelen.
Groepsopdrachten in de les
Bespreek met je buurman / buurvrouw de onderstaande vragen. Als er vragen zijn waar je
samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas. Op basis van deze vragen
wordt aan het einde van de les responsie gegeven. (40’)
1. Bij welke specialismen wordt er met implantaten gewerkt? Noteer de implantaten per
specialisme.
2. Op welke wijze wordt er door het operatieteam op het gebied van hygiëne- en
gedragsmaatregelen rekening gehouden met implantatenchirurgie. Maak hiervan een
overzicht. Waarom is dit belangrijk?
3. Leg uit wat er wordt bedoeld met een zorgvuldige administratie van de gebruikte
implantaten. Waarom is dit belangrijk?
4. Wat wordt er bedoeld met de no-touch techniek?
Nabespreking
Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken.
76
Leermiddelen
- https://www.igj.nl/onderwerpen/landelijk-implantaten-register (geraadpleegd op 30-122019).
- https://www.gs1.nl/nieuws/nieuws/2018/vijf-tips-registreren-implantaten-lir (geraadpleegd
op 30-12-2019).
Onderwijs Online
- Belien, M. (2007). ‘Hanteren van Implantaten’ Orthopedische Chirurgie. Serie Operatieve
Zorg en Technieken. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. ISBN: 9789035229679
77
OZT - Drainagesystemen
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Rachel Souren
: voorbereiding 45’, c.u. 90’
: 1. Verlenen van operatieve zorg
4. organiseren en beheren
Toetsing
De theorie van OZT Drainagesystemen wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het
operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Casus
Janneke is ook aanwezig bij de Time-out procedure van Dhr. De Vries. In aanwezigheid van
het hele team wordt de checklist doorgenomen. Naam, geboortedatum…… Als laatste wordt
aan dhr. de Vries nog gevraagd of hij zelf nog vragen heeft. Dat heeft hij nog wel, op de poli
had hij er niet aan gedacht, maar hij wil toch nog graag weten of er straks ook weer zo’n
slangetje uit zijn wond komt. Hij verteld dat hij vijf jaar geleden een schildklier operatie heeft
gehad en toen had kwam er wel zo’n slangetje uit zijn wond waar nog bloed uit kwam. Hij vond
dat slangetje wel lastig en zijn vrouw vond het een raar gezicht. Gelukkig kan de chirurg dhr.
De Vries gerust stellen, bij een liesbreuk operatie wordt slechts bij hoge uitzondering een drain
achter gelaten.
Doelstellingen
Na het bestuderen van de literatuur en actieve participatie in de werkgroep en actieve
participatie tijdens de vaardigheidstraining, kan de student:
1. De diverse soorten wonddrains herkennen en benoemen.
2. De relatie uitleggen tussen de vorm, functie en indicatie van de diverse wonddrains.
3. De volgende begrippen uitleggen:
a. Draineren
b. ‘ interne’ en ‘externe’ drainage
c. ‘passieve’ en ‘actieve’ drainage
d. Heveldrain
4. De algemene zorg die nodig is ten aanzien van een ingebrachte drain beschrijven.
Voorbereidende opdracht
• Bestudeer Basisboek OZT, druk 7, paragraaf 10.3 drains
• Bestudeer Basisboek OZT, druk 8, paragraaf 2.2.3 drains
• Beantwoord de onderstaande vragen (vraag 1 t/m 6).
1.
2.
3.
4.
Welke drains heb je in de praktijk gezien?
Met welke doelen worden deze verschillende drains ingebracht?
Welke eigenschappen heeft een ideale drain?
Er zijn diverse vormen van drainage, leg uit:
A. het verschil tussen interne en externe drainage.
B. het verschil tussen een passieve en een actieve drain.
C. Wat is een heveldrain?
5. Op grond van welke redenen wordt besloten tot het aanleggen van een hoog vacuüm
drain? Idem voor een laag vacuüm drain;
6. Hoe verzorg je een drain postoperatief?
78
Groepsopdracht tijdens de les
- Vergelijk de antwoorden van vraag 1 t/m 6 met die van je werkgroepleden. Als er
vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas.
- Daarna ga je aan de slag met vraag 7. In de klas wordt een set drains uitgedeeld. De
antwoorden waar je bij het maken van deze vraag niet uitkomt kun je noteren op het
vragen bord in de klas.
Op basis van deze vragen wordt aan het einde van de les de responsie vorm gegeven
Vraag:
7. Geef de juiste benaming van de wonddrains uit de set en leg de relatie tussen vorm,
functie en indicatie van deze wonddrains.
Responsie
Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken.
Leermiddelen
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036817554
• Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu
en van Loghum, ISBN: 9789036811347
79
OZT - ‘Operatiekwartiertje’ Peroperatieve Zorg
Docent
SBU
Taakcompetenties
: Marrigje Kamps en Rachel Souren
: Zelfstudie 60’ ; CU 90’
: Allemaal!
Toetsing
De theorie van Preoperatieve Zorg wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1.
Het “Operatiekwartiertje’’ is een diagnostische toets en is de afsluiting van de preoperatieve
fase. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student
ook beoordeeld op een proactieve houding.
procedure ‘Operatiekwartiertje’
Aan het einde van zowel de preoperatieve fase als de peroperatieve fase maak je een poster
(op flip-over papier) waarin je alle theorie van de doorlopen fase m.b.t. je eigen casus
tentoonstelt aan medestudenten in het ‘operatiekwartiertje’. Je gaat je verworven kennis met
elkaar delen..
Tijdens dit operatiekwartiertje ga je met je werkgroep langs bij de uitwerkingen (poster) van de
andere werkgroepen uit jouw klas. Je toetst nu elke keer jouw opgedane kennis aan de casus
van de andere werkgroep, je krijgt nieuwe informatie en andere inzichten. Ook geef je meteen
feedback door het noteren van vragen en opmerkingen bij de poster van je medestudenten.
Op het einde van de les kan er reactie worden gevraagd op de gegeven feedback. Het
‘operatiekwartiertje’ is een formatieve toets. De feedback wordt door de werkgroep verwerkt en
meegenomen in het maken van de eindpresentatie. Tijdens het minisymposium moet alle
theorie van de eigen casus volledig en juist zijn.
Je verwerkt de volgende informatie tot een poster:
- de patiëntinformatie m.b.t. de operatieve ingreep. Dat wil zeggen dat je ook het
operatieverloop en de mogelijke complicaties uitlegt. Dat mag in dit stadium nog
op patiëntniveau (libelletaal)
- alle OZT van de volgende onderwerpen, die betrekking hebben op je eigen casus.
Hierbij gebruik je vanzelfsprekend wel professionele taal:
o OZT - Gaasmateriaal
o OZT - Apparatuur 2
o OZT - Elektrochirurgie (Covidien-Energy Based Device)
o OZT - Katheteriseren Vaardigheidstraining
o OZT - Implantaten
o OZT - drainagesystemen
o OZT - hechtmaterialen
80
POST OPERATIEVE ZORG
81
OZT - Preparaatverzorging
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Marrigje Kamps
: zelfstudie 60’, contact 90’
: 1. Verlenen van operatieve zorg
4. Organiseren en beheren
Toetsing
De leerstof van OZT Preparaatverzorging wordt getoetst in het OZT-examen van Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Minisymposium”. Zowel in de les als tijdens het minisymposium wordt de student ook
beoordeeld op een pro-actieve houding.
Casus
Tijdens de operatie van Dhr. De Vries komt de chirurg een verdikte klier tegen in de lies.
Alhoewel de chirurg niet direct pathologie vermoedt wil hij de klier toch opsturen naar het PAlaboratorium. Het preparaat hoeft niet opgestuurd te worden voor vriescoupe. Janneke gaat op
zoek naar een geschikt potje. In de kast ziet ze allerlei varianten, van klein tot groot. Het lijken
wel gewone emmers, maar dan met een deksel. Er kan echt van alles uit een mens gehaald
worden. Ze heeft al vast één ding geleerd, de naam en geboortedatum moeten minimaal op
het preparaatpotje komen te staan; anders weet je niet van wie dat is. Ze moet daarbij ook
goed opletten of het met of zonder die stinkende vloeistof verzonden moet worden. En als de
chirurg haar zal vragen enkele gegevens op het pathologieformulier te schrijven, dan zal haar
medische terminologie op de proef gesteld worden. Tijdens de Sign-out worden alle gegevens
nogmaals gecontroleerd om verwisselingen van patiëntenmateriaal te voorkomen.
Doelstellingen
Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de werkgroep, is
de student in staat:
1. De verschillende onderzoeksgebieden van de meest voorkomende laboratoria te
beschrijven.
2. De diverse media voor laboratoriumonderzoek te benoemen en de
toepassingsmogelijkheden voor onderzoek per medium te beschrijven.
3. De diverse mogelijkheden voor het opsturen van onderzoeksmateriaal te benoemen.
4. Uit leggen op welke manier er veilig gewerkt kan worden met formaline.
5. De procedure van Vriescoupe uitleggen.
6. Uitleggen wat er waarom op het aanvraagformulier voor onderzoek moet worden ingevuld
7. De logistieke aspecten t.b.v. het verzenden van een preparaat voor de afdeling pathologie
uitleggen. (intern en extern afdeling pathologie)
8. De aandachtspunten t.b.v. het versturen van onderzoeksmateriaal buiten kantooruren te
beschrijven.
Voorbereidende opdracht
• Bestudeer je basisboek OZT (druk 7) hoofdstuk 12, preparaatverzorging.
• Lees basisboek OZT (druk 8) paragraaf 4.2.13 verzorgen en registreren van
preparaten.
• Beantwoord de onderstaande vragen:
1. Welke gegevens moet Janneke minimaal vermelden op een aanvraagformulier?
2. Welke aspecten moet Janneke minimaal weten voor de juiste verzorging van
preparaten en waarom?
3. Wat kan er allemaal misgaan na het wegnemen van een preparaat tot en met de
verwerking? En welke gevolgen kan dit voor de patiënt hebben?
4. Geef alle mogelijke media voor laboratoria onderzoek (op het OKC) weer, alsmede de
kenmerken, het toepassingsgebied en eventuele bijzonderheden.
82
5. Verwerk de informatie in een schema:
medium
kenmerken
toepassing
bijzonderheden
6. In de literatuur wordt weergegeven dat preparaatverzorging meestal onder
postoperatieve zorg valt. Kun je enkele voorbeelden geven waarbij het peroperatieve
zorg is? Zo ja, waarom dan en met welk doel?
Groepsopdracht tijdens de les
- Na de inleiding op dit onderwerp vergelijk je met je werkgroep de gevonden
antwoorden op vraag 1 t/m 6. Bespreek met elkaar kort de werkwijzen uit de
verschillende ziekenhuizen. Als er vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je
deze op het vragenbord in de klas
- Vervolgens maak je samen de onderstaande praktijkvragen. Bedenk wat je zelf al in de
praktijk gezien hebt m.b.t. preparaatverzorging en zoek daar een theoretische
achtergrond bij. Als er vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het
vragenbord in de klas
Op basis van deze vragen wordt aan het einde van de les de responsie vorm gegeven
Praktijkvragen:
a. De chirurg verricht een mammabiopsie en hij vraagt of er een VC gemaakt kan worden.
- Wat houdt een VC in?
- Welke logistieke aspecten spelen hier een rol?
- Beschrijf het verschil tussen een ziekenhuis met een eigen afdeling pathologie en
een ziekenhuis zonder afdeling pathologie.
b. Bij een preparaat van de mammabiopsie vraagt de chirurg aan de omloop of ze op het
formulier wil vermelden dat de lange markeringshechting craniaal en de korte mediaal is.
Waarom vraagt hij dat?
Wat doe je?
c. Stel, je moet veel klieren gedurende een uur bewaren, elke klier moet in een apart potje.
Hoe organiseer je dit en hoe staat het met de registratie zodat de afdeling
pathologie het ook begrijpt?
d. Bij een patiënt met een peri-anaal abces is een kweek nodig.
- Welk doel heeft die kweek?
- Hoe wordt die kweek verricht en hoe wordt deze verder verzorgd?
- Wat doe je als dit midden in de nacht gebeurt?
e. Een patiënt heeft een ascites buik en hiervan wordt wat vocht opgestuurd voor cytologie.
Hoe verwerk je dit preparaat?
f. De arts wil graag patiëntweefsel gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek.
Hoe gaat de procedure daarvoor in zijn werk?
g. Welke betekenis heeft een tekening van de afnameplaats?
Responsie
Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken. De nadruk ligt op de
praktijkvragen.
Leermiddelen
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036817554
• Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu
en van Loghum, ISBN: 9789036811347
83
Internet
-
www.pamm.nl
http://www.nu.nl/binnenland/3415423/man-prostaat-kwijt-blunder-leidsziekenhuis.html
https://www.milestonemedsrl.com/wp-content/uploads/2019/01/TissueSAFE-plusCAT316EN-003.pdf
https://www.vmszorg.nl/wpcontent/uploads/2017/11/web_2009.0107_praktijkgids_verwisseling.pdf
uit: praktijkgids verwisseling, vms zorg, pagina 33
84
OZT - Wondzorg
Docent
SBU
Taakcompetentie
: R. Manupassa
: zelfstudie 30’, contact 90’
: 1. Verlenen van operatieve zorg
2. Begeleiden van de patiënt
4. Organiseren en beheren
Toetsing
De leerstof van OZT wondverzorging wordt getoetst in het OZT-examen van Module 1.
Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten
in het “Minisymposium”. Zowel in de les als tijdens het minisymposium wordt de student ook
beoordeeld op een pro-actieve houding.
Casus
Als de operatie van Dhr. De Vries is afgerond, de gazen geteld en de wond gesloten, vraagt de
instrumenterende aan Janneke wat Hibicet en een pleister. Bij de Time-out procedure heeft
Janneke nog wel gehoord dat Dhr. De Vries overgevoelig is voor bruine pleisters, maar die
worden tegenwoordig nauwelijks meer gebruikt. Ze probeert de maat van de pleister te
schatten en geeft de pleister aan de instrumenterende. Als de wond is afgedekt mag ook de
OK deur weer open.
Doelstellingen
Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de werkgroep, is
de student in staat:
1. Een overzicht te geven van veelvoorkomende worden op een operatieafdeling
2. Uit te leggen met welke verschillende soorten wondbedekkingen een operatiewond
afgedekt kan worden.
3. De keuze voor een gekozen wondbedekker beargumenteren.
4. Uitleggen hoe een geïnfecteerde wond wordt afgedekt.
Voorbereiding:
• Bestudeer Basisboek OZT, druk 8, hoofdstuk 3 postoperatieve fase
• Herhaal de lesstof uit de BVP m.b.t. wondgenezing
Leermiddelen
• Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036817554
• internetsite start wondverzorging (fases van wondgenezing)
http://www.startwondverzorging.nl/CONTENT/
• Gooszen, H. (2012). Leerboek Chirurgie. Houten: Bohn stafleu van Loghum.
ISBN 9789031 387342 lesstof BVP m.b.t. wondgenezing hoofdstuk 5
85
OZT - MINISYMPOSIUM
Docent
SBU
Taakcompetenties
: Marrigje Kamps en Rachel Souren
: Zelfstudie 90’ CU 180’
: allemaal!
Toetsing:
De theorie van het minisymposium wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1.
Het minisymposium is een summatieve toets en is de afsluiting van het totale perioperatieve
proces. Het minisymposium moet dus met een Voldaan beoordeeld worden. Zowel in de les,
tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een
pro-actieve houding.
Afronding van de operatieve zorg en technieken van Module 1
Tijdens het minisymposium, aan het einde van de postoperatieve fase, presenteert iedere
werkgroep zijn complete casus d.m.v. een powerpointpresentatie van 15 minuten, waarbij
zowel de pre, per als postoperatieve zorg aan bod komen. De feedback uit de beide
operatiekwartiertjes moet in de casus zijn verwerkt. Het totale minisymposium bestaat dus uit
acht gepresenteerde casussen, met allemaal een eigen specialistische invalshoek. Op deze
wijze wordt alle kennis met elkaar gedeeld en krijgen de studenten inzicht in operaties van
diverse specialismen die ze in de praktijk gaan tegenkomen. Het minisymposium wordt
beoordeeld middels bijgevoegd beoordelingsformulier.
Let op!:
Je verwerkt in de casus:
o de aandoening de bijbehorende klachten
o de operatieve ingreep,
o Alle OZT van de hele module, zowel de pre, per en post operatieve zorg.
Onderdeel
Casus
Waardering
O
V
G
Inleiding
•
Kern
Uiteenzetting opzet presentatie
Informatie is relevant (sluit aan bij de theorie) (geldt
voor alle onderstaande punten)
• Preoperatief
•
Peroperatief
•
Postoperatief
•
Patiëntveiligheid
•
De presentatie heeft een duidelijke structuur waarbij
de hoofdpunten de essentie aangeven
•
Formulering is in professionele termen
•
Duidelijke samenvatting op de inhoud
Afsluiting
* Het gemiddelde van de opdracht moet voldoende zijn. Indien dit niet het geval is volgt
een aanvullende opdracht.
86
Checklist Powerpoint Presentatie
Inleiding
•
Uiteenzetting opzet presentatie
•
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Preoperatief:
Aandoening en klachten (bij casus)
Positioneren
bloedleegte
Incisies
evt. ontharen
huiddesinfectie
Afdekken
Steriliteit
katheters
•
o
o
o
o
o
o
o
o
Peroperatief
Operatieverloop
Complicaties
evt. implantaten
Apparatuur
Gaasmateriaal
Hechtmateriaal
drainagesystemen
elektrochirurgie
•
o
o
Postoperatief
Wondverzorging
preparaatverzorging
•
o
o
o
o
o
Patiëntveiligheid
Time-Out procedure
Controle alle gegevens
Telprocedure
Medicatiecheck
Veilig omgaan met medische technologie
•
De presentatie heeft een duidelijke structuur waarbij de hoofdpunten de essentie
aangeven
•
Formulering is in professionele termen
•
Duidelijke samenvatting op de inhoud
Kern
Afsluiting
87
VERVOLG MODULE 1
88
COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN
Introductie persoonlijke ontwikkeling en introductie CRV in module 1/BAZ 1
De volgende lessen (1 tot en met 7) komen in deze module aan bod.
1.Intervisie;
2.Omgaan met stress, kernkwaliteiten, sterkte-zwaktes;
3.Overdracht – Closed Loop – SBAR – ABCD - RSVP
4.& 5. Werkbegeleiding – afstemmen van verwachtingen / coaching van lerend werkenwerkend leren, POb, POP-PAP;
Zelfstudieopdracht en inleveropdracht Reflectieverslag16 april 2020
6.Samenwerking - CRM- samenwerking-teamrollen
7.CRM workshop
Het resultaat van je leren / ontwikkeling uit de lessen 1, 2, 4 en 5 wordt verwerkt in een Mood
Bord; een samenvatting van wie je bent, wat je wilt, wat je kunt en wat je wilt bereiken. Op OO
vind je een voorbeeld hiervan. Dit bord gebruik je ter ondersteuning van je introductiegesprek
die je bij aanvang van elke stage voert.
Het resultaat van je leren / ontwikkeling uit de lessen 2, 3 en 6 komt samen in les 7, de
workshop.
De lessen zijn in het rooster aangemerkt als CRV. Voorafgaand aan deze lessen is het
noodzakelijk dat je de opgegeven literatuur gelezen hebt en de bedoelde
voorbereidingsopdrachten uitgevoerd hebt. Dit zorgt ervoor dat je tijdens de bijeenkomsten
actief kunt meedoen in verband met de proactieve houding* die de opleiding / je werkveld
van je verwacht. Hierdoor leer jij het meeste en kan jij jezelf actief ontwikkelen.
*als je een proactieve houding laat zien, neem je initiatieven, ben je vindingrijk waardoor je
slimme en creatieve ideeën ontwikkelt en neem je verantwoordelijkheid voor je handelen en de
keuzes die je hierin maakt (Hop; Muller, 2017).
Het volgende boek:
Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve
zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2
(papieren versie) moet je elke les meenemen aangezien er op verschillende manieren mee
gewerkt zal worden.
Hier onder zijn verschillende methodes en testjes weergegeven waarmee je persoonlijke
ontwikkeling in kaart kunt brengen (wat wil ik en waarom wil ik dat, motivatie): je sterktes en
zwaktes, je kwaliteiten en uitdagingen (wat kan ik) en wat wil ik, wat kun je doen om je wens te
bereiken (hoe bereik ik dit) en wie kan me daar bij helpen (netwerken). In deze cyclus van
lessen ga je hiermee aan de slag ter voorbereiding op je introductiegesprek (en vele andere
introductiegesprekken en vervolggesprekken) op je stage en het werken aan je persoonlijkeen competentieontwikkeling. Hierbij maak je gebruik van je praktijkopleidingsboek en je
POP/PAP. Zie hiervoor OO.
Sterkte-Zwakte analyse: waar ben ik goed in? wat is nog niet goed ontwikkeld, welke
mogelijkheden kan ik creëren / zijn er, welke kansen komen op mijn pad en wat kan de boel
verstoren? Deze oefening kun je op verschillende momenten in je opleiding uitvoeren om
telkens een nieuwe beginsituatie voor je POP/PAP te creëren. Vanuit hieruit kun je het verder
leren en ontwikkelen weer oppakken.
89
Intern (bij
mezelf)
Extern (buiten
mezelf)
Mijn sterktes
Kansen voor mijn studieloopbaan
Intern
Mijn zwaktes
Bedreigingen voor mijn
studie-loopbaan
Extern
http://www.carrieretijger.nl/functioneren/commerciele-vaardigheden/swot-analyse
https://www.youtube.com/watch?v=GNXYI10Po6A uitleg hoe je een SWOT analyse maakt.
Je kunt een kernkwadrant opstellen om je sterkte-zwakte analyse te ondersteunen. Zie
hiervoor het volgende schema.
Hoe typeren anderen je, welke kwaliteiten / eigenschappen bezit je?. Heb je de neiging om te
veel ervan te laten zien / te doen, kijk dan naar je uitdaging. Hoe houd je je kernkwaliteit in
balans?
Kernkwaliteit


Te veel van het goede >

Het negatief
tegenovergestelde van de
allergie is >
Allergie
Valkuil

Te veel van de ‘uitdaging’
is>
Het positief
tegenovergestelde van
deze valkuil is >
Uitdaging
http://www.carrieretijger.nl/functioneren/ontwikkelen/persoonlijkheidsmodellen/kernkwaliteiten.html gedownload op
15 december 2017 of
https://www.leren.nl/cursus/solliciteren/loopbaankeuzes/kernkwadrant.html gedownload op 15 december 2017.
In de BVP heb je een leerstijlentest (Kolb) en een communicatiestijlentest (motivator,
regisseur, analyticus en de supporter) gedaan. Deze neem ook mee voor je mood bord.
Opdracht:
Tijdens deze lessenreeks voer je gaandeweg onder meer de bovenstaande testen uit en zet je
de resultaten / uitkomsten hiervan op een digitaal ‘mood bord’. In de les zie je voorbeelden
hiervan. Tijdens de les CRV-5 laat je deze aan je groepsgenoten zien en geef je er uitleg bij.
Je groepsgenoten zullen je hierover bevragen. Jouw mood bord neem je mee naar je
eerstvolgende introductiegesprek en zal behulpzaam zijn bij het opstellen van je POP/PAP.
Nabespreking
Creëren en presenteren van een mood board.
Leermiddelen
Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve
zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.ISBN: 978-90-368-1803-2
(papieren versie).
Kernkwadrant
http://www.carrieretijger.nl/functioneren/ontwikkelen/persoonlijkheidsmodellen/kernkwaliteiten.
html
Kernkwadrant https://www.leren.nl/cursus/solliciteren/loopbaankeuzes/kernkwadrant.html
90
CRV 1 - Intervisie, ervaringen op methodische wijze bespreken
Docent
SBU
: Jorine Juffermans
: zelfstudie hst. 1 Sociale Vaardigheden 30’
je neemt een ervaring / je casus ½ A4 getypt mee voor deze les;
c.u. 90’.
Taakcompetenties
: 5. Begeleiden van leren van anderen.
6. Eigen deskundigheid bevorderen.
Toetsing
− Je hebt een ervaring opgeschreven en meegebracht naar de les;
− Je laat zien dat je de ervaring / een gebeurtenis kunt inbrengen in de groep;
− Je laat zien dat je binnen de richtlijnen van de intervisie actief en proactief meedoet;
− Je laat zien dat je respectvol omgegaan bent met je medestudenten;
− Je kunt naar aanleiding van de intervisie leerdoelen formuleren.
Wat is intervisie
Het doel van intervisie is om inzicht te krijgen in je eigen handelen in bepaalde werksituaties /
bepaalde werkervaringen of incidenten. Wat is je voorkeursgedrag, waar liggen je valkuilen, in
welke omstandigheden neemt je effectiviteit af en waar liggen je uitdagingen? Dit inzicht
verkrijg je onder andere door dit te bespreken met anderen en in dit geval met je
medestudenten. Je kent het vast wel: even te rade gaan bij anderen, controleren of je de
goede werkwijze gekozen hebt. Dit doe je bijna dagelijks en vaak even tussendoor.
In intervisie gebeurt dit systematisch waardoor je actief werkt aan je deskundigheid, je
persoonlijke ontwikkeling en aan je professionaliteit.
Vertrouwelijkheid: wat er binnen de intervisiegroep besproken wordt, blijft binnen deze groep.
Doelstelling
1. Je kunt je eigen ervaring met medestudenten / collega’s op systematische wijze
bespreken;
2. Je ontwikkelt meer inzicht in je eigen handelen in een specifieke situatie;
3. Je formuleert doelen (SMART) om je handelen in een nieuwe situatie c.q. een
bepaalde context uit te proberen en / of te verbeteren.
Voorbereiding – Individuele opdracht
Het is de bedoeling dat je in hoofdstuk 1 “Leren en Reflectie” de paragrafen over leerstijlen en
reflecteren globaal leest. De paragrafen over de intervisiemethode lees je grondig door. In
deze les wordt de incident-methode gehanteerd; je neemt hiervoor een ervaring uit je stage
mee, schrijf deze op een half A4 en je neemt deze mee naar de les. Deze lever je in bij de
docent. Samen met je groepsgenoten bepaal je welke ervaringen besproken worden. Je wordt
hierin begeleid.
Nabespreking
Ervaringen worden op max . ½ A4 getypt en de docent getoond en in de les besproken.
Verwerk je persoonlijke leerdoelen in je mood bord.
Leermiddelen
Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve
zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2
(papieren versie). Hoofdstuk 1.
91
Intervisie d.m.v. de incidentmethode
Onderdeel
Tijd
Gespreksleider
1 Introductie en keuze
incident
5’
Tijd bewaken
2 Schetsen
Probleemsituatie
5’
Zorgen dat de
inbrenger alleen
feitelijke informatie
geeft
3 Informatieronde
10’
Zorgen dat de
vragen informatief
blijven
4 Analyse
10’
Tijd bewaken
5 Standpuntbepaling
5’
6 Wat deed / doet de
inbrenger?
10’
Tijd bewaken.
discussie
voorkomen
Tijd bewaken
7 Evaluatie & Afronding
5’
Leerpunten
inventariseren
Evaluatie
Samenvatten
Inbrenger
Deelnemers
Incident voorlezen en samen een
incident uitkiezen
Vertellen wat er
aan de hand
was, wie waren
betrokken, wat
de aanleiding
was, etc. Niet
vertellen hoe je
zelf handelde of
hoe het afliep.
Vragen
beantwoorden.
Aan het eind van
de vragenronde
het incident
opnieuw
formuleren
Luisteren
Luisteren
Vertellen wat je
feitelijk gedaan
hebt of
voorgenomen
hebt te doen.
Wat heb je
geleerd? Contract
maken.
(SMART doelen
opstellen t.a.v.
wat je de
volgende keer
wilt bereiken)
Luisteren en eventueel al vragen noteren
Vragen stellen. die je meer informatie
kunnen geven over het wat, wie, waar,
wanneer, waartoe van de situatie.
(open vragen)
Evt. antwoorden noteren.
Het probleem met elkaar bespreken
(oorzaken en aanleidingen), rol van de
inbrenger en de anderen bijv.:
- Wat is er aan de hand?
- Waarom is het voor de inbrenger
een probleem?
- Is het ook een probleem voor de
ander(en)/
- Kun je het probleem van
meerdere kanten bekijken?
- Etc.
Iedereen vertelt hoe hij / zij gehandeld
zou hebben.
Luisteren en (noteren ) praten over
welke aanpak je het nog wilt hebben.
Waarom kies je voor deze aanpak?
Sterke/zwakke punten ervan bespreken?
Wat heb je geleerd?
Contract maken en noteren. Hardop
vertellen.
92
CRV 2 - Omgaan met stress
Docent
SBU
Taakcompetenties
: Jorine Juffermans
: voorbereiding 45’ Individuele opdracht en zelftest tabel 15.1;
: 90’ c.u.
: 6. Eigen deskundigheid bevorderen.
Casus
Cathy heeft afgelopen week op school de tweede reanimatie les gehad en blikt er tevreden op
terug. Ze vond het een fijne maar ook een spannende les. Onverwacht moest ze handelen en
voelde ze haar spanning stijgen. Toch vond ze het gaaf om dit te doen, maar het viel haar ook
wel een beetje tegen. Gelukkig heeft ze bruikbare feedback van de docent ontvangen over het
geven van compressie op de pop.
Ze loopt na de pauze terug naar haar OK en is nog in gedachte als ze ineens via de intercom
hoort: “OK 7, spoed, OK 7 spoed!” Cathy voelt vrijwel direct dat haar hart in haar keel zit. Dat
is haar OK. Oh, de reanimatie les!.
Toetsing
Je laat zien dat je:
− actief en proactief meedoet tijdens deze les;
− respectvol omgegaan bent met je medestudenten;
− bij jezelf signalen van stress herkent;
− actief op zoek gaat naar het aanpakken van stress veroorzakende factoren;
− actief bent in het zoeken naar mogelijkheden om je draaglast te verhogen;
Doelstellingen:
De student:
1. kan stress signalen herkennen en de oorzaak achterhalen;
2. kan reflecteren op een stressvolle situatie of op een situatie waarin de signalen van
stress opgemerkt werden;
3. ontwikkelt ideeën hoe stress / spanning verminderd kan worden;
4. ontwikkelt een strategie voor het omgaan met gebeurtenissen die stressvol zijn.
Individuele opdracht:
a. De voorbereiding op deze bijeenkomst bestaat uit het bestuderen van de paragrafen
15.1, 15.2 en 15.3.
b. Probeer m.b.v. tabel 15.1 te ontdekken welke signalen van stress voor jou herkenbaar
zijn (of ooit waren). Streep de herkenbare signalen aan en neem je boek met deze lijst
mee naar de les.
c. Beantwoord de vragen uit opdracht 1, p. 172.
d. Het resultaat van deze les verwerk je in je mood board.
Nabespreking
Tijdens de les wordt er op interactieve wijze ingespeeld op het begrip Stress en wat dit
fenomeen met jou doet en hoe je hiermee om kunt gaan. De resultaten van deze les verwerk
je in je mood board.
Leermiddelen
Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve
zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2
(papieren versie). Hoofdstuk 15.
93
CRV – Zelfstudieopdracht Reflectieverslag en feed forward
t.b.v. ontwikkelen van een POP-PAP
Docent
SBU
: Wilma Fenneman
: Voorbereiding 35’ filmpjes Korthagen & STARRT,
schrijfopdracht 70’ op basis van je ervaringen uit Module 1 of BAZ 1
stage (géén verslag van je verpleegstage!)
mailen naar wilma.fenneman@han.nl
Taakcompetenties : 6. Eigen deskundigheid bevorderen.
Inleveren verslag
: uiterlijk16 april 2020
Na max 20 werkdagen krijg je de feed forward op je reflectie.
Toetsing
Je laat zien dat je:
- Op tijd je reflectieverslag gemaild hebt;
− gereflecteerd hebt m.b.v. het reflectieformulier op OO
− doelen kunt formuleren voor het leren voor je POP/PAP.
Theorie: Reflecteren = terugkaatsen; weerspiegelen. Je laat je licht schijnen over je eigen
functioneren om helderheid te krijgen en bewustwording te ontwikkelen (Groen, 2011, p. 32).
Je neemt je gedrag en de gevoelens die je erbij had onder de loep. Anderen zien dit gedrag,
zij nemen dit waar. Dit betreft je kennis en je vaardigheden. Er is ook nog een verborgen (niet
waarneembaar) deel in je gedrag wat het waarneembare gedrag beïnvloedt. Dit wordt niet
door anderen waargenomen. Het betreft je zelfbeeld, je normen en waarden, je
eigenschappen, karakter, identiteit, je overtuigingen en je principes, je motieven en je
drijfveren (Groen, 2011).
Reflecteren is niet hetzelfde als evalueren. Het gaat er niet zozeer om of je het werk goed of
niet goed hebt gedaan. Dat is evalueren. Het is juist belangrijk het beoordelen (evalueren) van
je eigen handelen uit te stellen. Reflecteren geeft ruimte voor zelfonderzoek, leren terug te
kijken op je handelen tijdens je stage, op jou als persoon en ook op jouw functioneren als
operatieassistent / anesthesiemedewerker in opleiding. Je leert reflectie te koppelen aan leren;
je kennis, ervaring, beroepshouding en analytisch vermogen zet je hierbij in, voor nu en in de
toekomst.
Reflecteren is jezelf vragen stellen over het waarneembare en het niet waarneembare gedrag.
Het waarneembare gedrag is dat wat je doet; het niet-waarneembare gedrag is hoe je iets
beleeft, iets wat je graag wilt, wat je erbij denkt en wat je voelt; het gedrag wat niet direct
zichtbaar is.
Het doel van reflecteren is bewustwording van en inzicht krijgen in eigen handelen en gedrag
met het oogmerk het persoonlijk professioneel handelen te verbeteren in toekomstige
beroepssituaties (Groen, 2011, p. 32). Reflectie binnen deze opleiding is voorwaardelijk om de
bewustwording van de theorie, het handelen in de praktijk en jij als persoon tot stand te
brengen.
Figuur 1, Ontwikkelen van zelfkennis in theorie en praktijk
94
Individuele opdracht
Het is de bedoeling dat je in hoofdstuk 1 “Leren en Reflectie” (Hop, Muller, 2017) de
paragrafen over leerstijlen en reflecteren grondig leest. Daarbij neem je de instructie vanuit je
ziekenhuis mee over het schrijven van een POP/PAP. En / of je neemt de theorie over
POP/PAP mee uit de BVP periode
Voor het schrijven van een reflectieverslag M1 B1 g is het de bedoeling dat je op basis van
een recente gebeurtenis of leerervaring uit je stage, hierop terugblikt met het reflectiemodel
van Korthagen of het STARRT formulier. Deze reflectie voer je uit om kritisch terug te blikken
op jouw ervaring, conclusies te trekken en doelen voor het leren en je ontwikkeling op te
stellen. Vanuit het lerend werken – werkend leren wordt van jou verwacht dat je een
systematische reflectieve houding en vaardigheden ontwikkelt.
Op OO vind je de reflectieformulieren en een voorbeeld reflectie. Volg het voorgeschreven
stappenplan en beantwoord alle vragen. Dit geeft je namelijk houvast bij het reflecteren op alle
niveaus (diepgang van reflectie).
Als slot formuleer je SMART doelen voor de (nabije) toekomst. Beschrijf elke letter van
SMART. Deze doelstelling neem je mee in je POP/PAP.
Je reflectie is uitgevoerd in één van de betreffende reflectieformulieren op OO. Andere versies
/ vormen worden niet geaccepteerd. Je geeft je reflectieverslag de volgende naam: 2020,
[Achternaam, voornaam] B1of M1 reflectieverslag
IN het verslag zet je je naam, de datum en de modulenaam.
Nabespreking
Je levert op de gestelde datum (zie OO) het verslag in. Je krijgt binnen 20 werkdagen
feedback op je reflectie. Neem deze feedback mee voor je persoonlijke ontwikkeling bij het
leren in de theorie als in de praktijk. Dit is een oefening om een reflectieve houding te
ontwikkelen in je leren-werken en jezelf te ontwikkelen en je deskundigheid te bevorderen.
Leermiddelen en geraadpleegde bronnen
Aanbevolen: Groen, M. (2010. Reflecteren: de basis. Op weg naar bewust en bekwaam
handelen. Groningen / Houten: Noordhoff Uitgevers BV. ISBN: 9789001776367
Verplicht:
Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve
zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2
(papieren versie). Hoofdstuk 1.
Geraadpleegd:
Siegers, F. (2002). Handboek Supervisiekunde. Houten / Mechelen: Bohn Stafleu Van
Loghum. ISBN 9789031319626
Wouda, H. (2015, 19 november). https://www.youtube.com/watch?v=_-BNO-QMG1E
Reflecteren, illustratieve uitleg van STARRT. (2.36)
Zuiderman, D. (2014, 12 juni). https://www.youtube.com/watch?v=Cv-jDT5id6A Reflecteren
volgens Korthagen Xplained: De kennisclip gaat over de reflectiecirkel van Korthagen en
behandeld hoe de vijf fasen je eigen ontwikkeling kunnen sturen.
95
CRV 3 – CRV/CRM effectieve communicatie – overdracht
Docent
SBU
: Jorine Juffermans
: Zelfstudie – voorbereiding 60’ en CU 40’ (per trainingsgroep)
Inleiding
Samenwerken met collega’s en andere hulpverleners is één van de competenties van
professionals die werkzaam zijn in de gezondheidszorg in algemene zin en in het bijzonder de
operatieassistent en anesthesiemedewerker. Beide begeven zich namelijk in een werkveld
waarin je als lid van een team samenwerkt met andere disciplines, het multidisciplinair
samenwerken op het operatiekamercomplex en specifiek op de operatiekamer.
Multidisciplinair samenwerken vereist onder meer jouw betrokkenheid bij elk teamlid en je
taakfunctie en een goede afstemming van ieders activiteiten zodat je efficiënt en effectief
samenwerkt. Je probeert hiermee ervoor te zorgen dat de patiënt de beste zorg krijgt.
Taakcompetenties
Binnen dit onderwerp van de module 1 en BAZ 1 werk je aan de onderstaande
taakcompetenties:
Taakcompetentie 3: samenwerken in professionele relaties.
Doelstelling
De student kan in een oefensituatie:
- In teamwork CRM 15 ‘Key Points’ toepassen en deze integreren in je werk; (niveau 1e jaar)
- Effectief communiceren met gebruikmaking van de redeneerhulpen en
samenwerkingsvaardigheden:
o Closed Loop communicatie
o Overdracht m.b.v. de R.S.V.P. methode voor OA /AM
o SBAR methode (redeneerhulp)
o ABCD methode (redeneerhulp)
Individuele opdracht ter voorbereiding
Lees ter voorbereiding op de les op OO bij CRV de uitleg over de
redeneerhulp SBAR. Bedenk daarbij wat je stap voor stap kunt vertellen.
Maak ook gebruik van de closed loop communicatie, zie de methode
hiernaast.
De RSVP methode is een overdrachtsmethode die ontwikkeld is in het
RadboudUMC. Zowel voor de chirurgie als voor de anesthesie kan deze
methode gebruikt worden bij de aflos. Zie OO voor de methode
Kijk daarbij ook achter deze link voor de ABCDE methode en bestudeer
deze pagina https://www.eerstehulpwiki.nl/wiki/index.php/Inleiding_in_de_ABCDE_methode
In de BVP is de patiëntveiligheid aan bod gekomen en heb je je verdiept in
teamwork (waaraan moet teamwork voldoen en welke eisen kun je aan
werknemers stellen om in een team te kunnen werken).
https://www.medsim.nl/crm/
gedownload op 20 december 2019
Ook heb je in de BVP geleerd welke communicatiestijl je hebt en hoe je deze kunt inzetten in
het werken in een team.
96
Werkwijze en nabespreking
Tijdens de les worden genoemde thema’s met elkaar besproken en indien nodig nog meer
uitleg gegeven. Daarna ga je in groepjes met elkaar de overdrachtsmethoden oefenen.
De bedoeling hiervan is dat je effectief communiceert met de ander en dat je mede hierdoor
patiënt veiliger leert te werken.
15 aspecten voor CRM (Rall & Gaba 2005).
1
Ken je omgeving
2
Anticipeer en plan
3
Roep en vraag tijdig om hulp
4
Benoem de leider / geef de volgers aan
5
Verdeel de werklast
6
Mobiliseer alle mogelijke bronnen
7
Communiceer effectief
8
Gebruik alle beschikbare informatie
9
Voorkom en reageer op fixatiefouten
10 Cross / controleer en dubbel check
11 Gebruik kennishulpen
12 Evalueer regelmatig
13 Werk goed samen
14 Verdeel de aandacht goed, stel prioriteiten
15 Bepaal de doelen dynamisch, ‘in the flow’
Leermiddelen
Verplicht:
Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve
zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2
(papieren versie).
ABCDE methode: https://www.eerstehulpwiki.nl/wiki/index.php/Inleiding_in_de_ABCDE_methode
Medsim closed loop https://www.medsim.nl/crm/
SBAR - OO
Bakker, M., Van Heycop, C. (2016). Proactive Nursing: klinisch redeneren in zes stappen (2e
druk). [Amsterdam] Amstel Academie VUmc: Boom Lemma Uitgevers. ISBN 978-94-6236404-2
RadboudUMC: RSVP – OO
Aanbevolen:
Bruijne, M. e.a. (2013) Medisch teamwork. CRM in de gezondheidszorg. Houten: Bohn Stafleu
van Loghum. ISBN: 978 90 313 9897 3. Hst. 8.
97
CRV- 4. Werkbegeleiding a: verwachtingsmanagement
CRV- 5. Werkbegeleiding b: pop-pap – praktijktoets-eindgesprek hoe voor te
bereiden? Presentatie Moodboard
(deel II van de les)
Docent
SBU
: Wilma Fenneman
: voorbereiding 35’, 90’ c.u.
: TC 6 Eigen deskundigheid bevorderen
Casus
Annejet komt vandaag voor het eerst op de operatiekamer (OA) na de lesweken van M1/ BAZ
1. Ze heeft er zin en staat te popelen om direct aan de slag te gaan. Maar eerst heeft ze met
haar praktijkopleider Jacobien en haar nieuwe werkbegeleider Gijs een introductiegesprek.
Annejet heeft al verschillende gesprekken op de verpleegafdeling gehad, maar nu op de OK
vindt ze het toch wel een beetje spannend. Ze heeft vorige week haar POP/PAP moeten
insturen zodat haar begeleiders zich konden voorbereiden. Annejet hoopt dat het duidelijk is
voor haar begeleiders wat ze de komende periode wil bereiken. Hopelijk kunnen ze direct het
voortgangsgesprek en het eindgesprek voor deze stage plannen.
Toetsing
Je laat zien dat je:
− actief en proactief meedoet tijdens deze les;
− respectvol omgegaan bent met je medestudenten;
− je concept mood bord meegebracht hebt;
− direct toegang hebt tot je POb en je POP/PAP.
Doelstellingen
1. Je kunt uitleggen op welke wijze je leert, communiceert, wat je *sterkte-zwaktes-kansenuitdagingen zijn, welke *kwaliteiten je hebt en wat / welke je wilt *ontwikkelen;
2. Je kunt uitleggen wat je leerstijl en * betekenen voor de wijze van werkbegeleiding;
3. Je kunt aangeven wat de begrippen geleid, begeleid, coachend, zelfstandig onder
supervisie en zelfstandigheid betekenen voor zelfregulerend leren;
4. Je hanteert het begrip verwachtingsmanagement in je stage; hoe jij pro-activiteit vormgeeft
in je lerend-werken;
5. Je kunt bespreken wat voor jou nodig is om veilig te kunnen leren-leren;
6. Je kunt bespreken aan welke voorwaarden jouw leerklimaat moet voldoen.
a. = verwachtingsmanagement van jou en van je werkveld / werkbegeleider /
praktijkopleider.
7. Je kunt structureel feedback op je leren vragen en hieruit conclusies trekken en doelen
formuleren.
Voorbereidende opdracht les 1:
a. De leerstijlentest die je eerder in de BVP hebt gemaakt bekijk je nog eens en neem je mee
naar de les;
b. Oriënteer je op je eerstvolgende stage van M1/B1 in je POb.
c. Ga verder met het uitvoeren van de verschillende testen en zet de resultaten in het mood
bord;
d. Lees uit hoofdstuk 9 in Hop en Muller (2017) de paragrafen 9.1, 9.2 en 9.3 en voer
opdracht 3 uit;
e. Probeer een begin te maken met je POP/PAP
Werkwijze en Nabespreking
Tijdens de les wordt jou leren op verschillende manieren besproken,
verwachtingsmanagement wordt geoefend, wijze van feedback vragen en geven worden
98
besproken en voorbeelden getoond. Het vervolg hiervan vindt plaats in deel I van les 5,
werkbegeleiding b. In deel II van deze les presenteer je je Mood bord.
Leermiddelen
Covey, S. (2004) De zeven eigenschappen van effectief leiderschap. Amsterdam: Uitgeverij
business Contact.
Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve
zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2
(papieren versie).
Kernkwadrant
http://www.carrieretijger.nl/functioneren/ontwikkelen/persoonlijkheidsmodellen/kernkwaliteiten.
html
Kernkwadrant https://www.leren.nl/cursus/solliciteren/loopbaankeuzes/kernkwadrant.html
99
CRV 6 – CRV/CRM Samenwerken - je rol in een team
Docent
SBU
Taakcompetenties
: Wilma Fenneman
: zelfstudie 45’, c.u. 90’ uitgewerkte teamrollen neem je mee naar de
les. (dit is voorwaardelijk om mee te doen in de les, neem je boek
mee)
: 3. Samenwerken in professionele relaties.
4. Organiseren en beheren.
Toetsing
Je laat zien dat je:
− actief en proactief meedoet tijdens deze les;
− respectvol omgegaan bent met je medestudenten;
− je voorkeursteamrollen aan de ander kunt uitleggen;
− sterktes / zwaktes kunt aangeven van je voorkeurs teamrollen.
Doelstellingen
De student kan:
1. de kenmerken van een team en teamwork uitleggen; BVP
2. het belang van teamwork uitleggen; BVP
3. zijn/haar eigen rol in een team uitleggen; M1/BAZ1
4. het effect van een teamrol op het werken in een team uitleggen; M1/ BAZ1
Individuele opdracht en voorbereiding
In de BVP heb je je verdiept in teamwork, samenwerken m.b.v. scrum (waaraan moet
teamwork voldoen) en welke eisen je aan werknemers /aan jou kunt stellen om in een team te
kunnen werken. In deze bijeenkomst gaan we het hebben over jouw rol in een team en wat jij
voor het team kunt betekenen en waarin heb jij te leren.
1. Ter voorbereiding op het uitzoeken van je voorkeursteamrol lees je de paragrafen 8.1,
8.2 en 8.3; deze gaan over teamrollen.
2. Vervolgens ga je analyseren welke teamrol het beste bij jou past. (er zijn vaak 3
teamrollen die je voorkeur hebben) Je kunt het lezen in par. 8.3. Daarna bepaal je
welke 3 rollen het beste bij je passen. Of je maakt de test
https://werkenmetteamrollen.nl/vragenlijst/ Je geeft bij elke teamrol een voorbeeld waaruit
blijkt dat deze teamrol je voorkeur heeft.
3. Wat kun jij voor het team betekenen in de betreffende rollen?
4. Deze uitgewerkte teamrollen neem je mee naar de les. (dit is voorwaardelijk om mee te
doen in de les, neem je boek ook mee)
100
De naamgeving van de verschillende teamrollen kan uit de opgegeven bronnen verschillend
zijn. Hier onder vind je een conversielijstje:
Nabespreking
In de les geef je uitleg over je 3 voorkeur teamrollen en deze teamrollen worden verder op
interactieve wijze met elkaar besproken.
Leermiddelen
Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve
zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2
(papieren versie). Hoofdstuk 8.
Teamrol test: https://werkenmetteamrollen.nl/vragenlijst/
101
CRV 7 – CRV/CRM Samenwerken in een team - Workshop
Datum
Docent
SBU
: woensdag 22 april 2020
: Jorine Juffermans, Wilma Fenneman en Roger Hendriks
: Zelfstudie – voorbereiding 60’ en CU 40’ (per trainingsgroep)
Toetsing
- Elke student is verplicht deel te nemen aan deze CRM training.
- In de training word je NIET beoordeeld. Je traint in een veilige leeromgeving, fouten maken
mag. Wel wordt van je verwacht dat je na afloop van de training een leerdoel formuleert dat
je kunt gebruik in het vervolg van jouw leerproces als anesthesiemedewerker of
operatieassistent in opleiding.
Inleiding
Samenwerken met collega’s en andere hulpverleners is één van de competenties van
professionals die werkzaam zijn in de gezondheidszorg in algemene zin en in het bijzonder de
operatieassistent en anesthesiemedewerker. Beide begeven zich namelijk in een werkveld
waarin je als lid van een team samenwerkt met andere disciplines, het multidisciplinair
samenwerken op het operatiekamercomplex en specifiek op de operatiekamer.
Multidisciplinair samenwerken vereist onder meer jouw betrokkenheid bij elk teamlid en je
taakfunctie en een goede afstemming van ieders activiteiten zodat je efficiënt en effectief
samenwerkt. Je probeert hiermee ervoor te zorgen dat de patiënt de beste zorg krijgt.
Taakcompetenties
Binnen dit onderwerp van de module 1 en BAZ 1 werk je aan de onderstaande
taakcompetenties:
Taakcompetentie 3: samenwerken in professionele relaties.
Doelstelling
De student kan in een oefensituatie:
- In teamwork CRM 15 ‘Key Points’ toepassen en deze integreren in je werk; (niveau 1e jaar)
- Effectief communiceren met gebruikmaking van de redeneerhulpen en
samenwerkingsvaardigheden.
- Leiderschap en volgerschap tonen met assertiviteit
Individuele opdracht ter voorbereiding op de workshop
In de BVP is de patientveiligheid aan bod gekomen en heb je je verdiept in teamwork
(waaraan moet teamwork voldoen en welke eisen kun je aan werknemers stellen om in een
team te kunnen werken).
Ook heb je in de BVP geleerd welke communicatiestijl je hebt en hoe je deze kunt inzetten in
een team.
In de 3e CRV-CRM les heb je geleerd hoe je informatie moet overdragen naar anderen; je
maakt gebruik van de redeneerhulpen Closed Loop, SBAR(R) en ABCD(E).
In de 6e CRV les heb je geleerd vanuit welke voorkeursteamrollen je in een team aan de slag
gaat en hoe je dan met elkaar samenwerkt. Parallel aan deze les heb je meer geleerd over
patientveiligheid en het voorkomen van fouten en incidenten.
Jouw voorbereiding op deze workshop bestaat uit:
- Herhaal datgene wat je geleerd hebt uit de eerdere lessen; bedenk welk gedrag je in
welke teamrol vertoont, hoe je effectief communiceert en hoe je patientveilig werkt;
- Lees de twee artikelen die vermeld staan onder leermiddelen en verdiep je in de 15
aspecten van CRM en wat dit betekent voor de beroepsuitoefening van de
anesthesiemedewerker en de operatieassistent.
102
15 aspecten voor CRM (Rall & Gaba 2005).
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Ken je omgeving
Anticipeer en plan
Roep en vraag tijdig om hulp
Benoem de leider / geef de volgers aan
Verdeel de werklast
Mobiliseer alle mogelijke bronnen
Communiceer effectief
Gebruik alle beschikbare informatie
Voorkom en reageer op fixatiefouten
Cross / controleer en dubbel check
Gebruik kennishulpen
Evalueer regelmatig
Werk goed samen
Verdeel de aandacht goed, stel prioriteiten
Bepaal de doelen dynamisch, ‘in the flow’
Workshop
- Je wordt ingedeeld in een groepen van 4 studenten die telkens bestaat uit twee studenten
anesthesiemedewerker (BAZ 1) en twee studenten operatieassistent (M1).
- Je voert in jouw werkgroep twee oefeningen uit gedurende maximaal 40 minuten.
- De docent legt voorafgaand aan de oefening uit wat de werkwijze is, de briefing.
- Elke oefening wordt volgens een stappenplan nabesproken, de debriefing.
-
https://www.medsim.nl/crm/ gedownload op 20 december 2019
103
Leermiddelen
Verplicht:
Verlangen, R. , Kuiters, M. (2016). De Menselijke Factor bij Reanimatie. Reanimatie is
topsport Niet-technische factoren als verbindend element in een reanimatie. Cordiaal, jaargang
37, februari 2016. Nederlandse Vereniging voor Hart en Vaat verpleegkundigen.
Geraadpleegd op 19 december 2019 van https://www.metscenter.nl/wpcontent/uploads/2016/05/Cordiaal-2-2016-Artikel-De-menselijke-factor-bij-Reanimatie.pdf
Aanbevolen:
Rall M, Dieckmann P. (2005). Crisis Resource Management to Improve Patient
Safety; Errors in medicine, patient safety and human factors. Euroanesthesia 2005, Wenen,
Oostenrijk, mei 2005. Geraadpleegd op 19 december 2019 van
https://www.guysandstthomas.nhs.uk/resources/education-training/sail/reading/crisis-mgt-ptsafety.pdf
104
PATHOLOGIE
Pathologie - Allergie en hemorragische diathese
Docent
SBU
SBU
: Sander Grouls
: 90 min nabespreking + 120 min voorbereiding:
Hemorragische diathese
: 90 min nabespreking + 120 min voorbereiding: allergie
Toetsing
Pathologie wordt getoetst in het examen pathologie van module 1. Het examen bestaat uit
gesloten vragen.
Casus
Iedere patiënt bij wie een electieve operatie gepland wordt, dient preoperatief door een
anesthesioloog gezien te worden. Hiervoor gaat de patiënt naar het zogenaamde
preoperatieve spreekuur. Tijdens dit spreekuur neemt de anesthesioloog een anamnese af,
verricht hij/zij eventueel benodigd aanvullend onderzoek, maakt op grond van de
bevindingen een risico-inschatting, zet een eventuele consultatie of behandeling door een
andere specialist in gang en geeft natuurlijk de broodnodige voorlichting met betrekking de
anesthesietechniek. De heer Peters moet op 16 april 2018 een darmoperatie ondergaan.
Voordat hij door de anesthesioloog gezien wordt, dient de heer Peters het preoperatieve
vragenformulier in te vullen.
Doelstellingen Pathologie
De student:
1. kan de begrippen overgevoeligheid en allergie van elkaar onderscheiden en kent het
begrip allergeen
2. kan de verschillen beschrijven tussen een allergische reactie van het ´immediate´ type
(snelle type, type I) en van het ´delayed´ type (vertraagde type, type IV) en kent m.b.t. het
snelle type de begrippen atopie en anafylaxie.
3. kan van de onder 2 genoemde soorten allergische reacties een aantal voorbeelden geven
4. kent het begrip hemorragische diathese, kan aangeven welke verschijnselen duiden op
het bestaan ervan en heeft inzicht in de achtergronden van het ontstaan ervan.
Individuele opdrachten:
Allergie Lees de tekst van de onder ‘Leermiddelen’ aangegeven literatuur over allergie
zorgvuldig door en maak daarna onderstaande opdrachten. Zet de antwoorden op papier.
1) In de reader staat een tekst met als titel ‘Terminologie Allergie’. In deze tekst staat een
definitie van de begrippen overgevoeligheid, allergie en allergeen. Ook staat er een
indeling van de verschillende vormen van overgevoeligheid. In het boek Pathologie staat
uitleg over IgE. Beantwoord m.b.v. genoemde leermiddelen de vragen a t/m e.
a. Is er in de volgende voorbeelden sprake van overgevoeligheid en/of allergie? Juma
krijgt buikpijn als hij melk drinkt. Hij mist in de darm een enzym dat melksuiker moet
afbreken en kan daardoor geen melksuiker opnemen.
Marco krijgt buikpijn als hij brood eet. Tarwegluten activeren bij hem het
immuunsysteem waardoor het darmslijmvlies zodanig wordt aangetast dat de
opname van voedingsstoffen sterk verminderd is
b. Verklaar de volgende uitspraak: bij allergie is altijd sprake van overgevoeligheid
maar bij overgevoeligheid is niet altijd sprake van allergie.
c. Op OnderwijsOnline wordt een voorbeeld van een pre-operatief vragenformulier
geplaatst. Kun je uit de lijst opmaken of er bij hem/haar sprake is van een allergie?
105
d. Geef in eigen woorden weer wanneer we spreken van overgevoeligheid en wanneer
van allergie.
e. Geef in eigen woorden weer wat een allergeen is.
2) Zoek m.b.v. internet of m.b.v. een andere bron op hoe snel na contact met een allergeen
een overgevoeligheidsreactie van het onmiddellijke type optreedt. Doe dit ook voor een
overgevoeligheidsreactie van het vertraagde type.
3) Geef m.b.v. genoemde leermiddelen in eigen woorden weer wanneer we van atopie
spreken.
4) Atopie kan zich op verschillende manieren uiten.
a. Welke 4 ziektebeelden zijn vaak een uiting van atopie?
b. Tot welke klachten zullen deze verschillende ziektebeelden leiden?
5) Noem enkele geneesmiddelen die anafylaxie kunnen veroorzaken.
6) Allergie voor bepaalde voedingsmiddelen kan anafylaxie veroorzaken. Ken je een
voedingsmiddel waarvan bekend is dat het een allergische reactie en zelfs anafylaxie kan
veroorzaken?
7) Het gif van bepaalde insecten kan een allergische reactie geven. Kun je een insect
noemen waarvan de steek een allergische reactie en zelfs anafylaxie kan veroorzaken?
8) Omdat dhr. Peters een darmoperatie zal ondergaan krijgt hij preoperatief antibiotica
toegediend. Als dhr. Peters allergisch is voor penicilline zou hij klachten kunnen krijgen bij
toediening van dit middel.
a) Om welke orgaanstelsels en klachten gaat het bij een niet-levensbedreigende reactie?
b) Als dhr. Peters allergisch is voor penicilline zou hij kunnen overlijden bij toediening van
dit middel. Wat zal dan de doodsoorzaak zijn als er sprake is van circulatoire
verschijnselen?
c) Mogelijke respiratoire doodsoorzaken zijn: glottisoedeem, glottiskramp en
bronchospasme. Zoek op wat deze begrippen betekenen en geef aan welke 3
klachten / verschijnselen bij deze aandoeningen passen.
9) Een allergische reactie van het vertraagde type wordt ook wel een cellulaire reactie
genoemd. Welke cellen spelen een rol bij deze vorm van allergie?
10) Welke huidaandoening is het gevolg van een allergische reactie van het vertraagde type
en welke verschijnselen treden hierbij op?
11) Omdat er steeds meer personen (zowel patiënten als OK-personeel) allergisch voor latex
blijken te zijn probeert men de operatiekamer vrij van latex te laten zijn.
Sommigen krijgen n.l. t.g.v. latex eczeem van de handen, anderen een astma-aanval of
zelfs een anafylactische shock.
Leid uit deze gegevens af van welke typen allergie sprake kan zijn bij latexallergie.
Hemorragische diathese (neiging tot bloeden)
Maak m.b.v. de aangegeven leermiddelen over hemorragische diathese onderstaande
opdrachten. Zet de antwoorden op papier.
1) Dhr. Peters vermeldt dat er na een tonsillectomie een nabloeding is opgetreden. Voor de
anaesthesist zal dit een reden zijn na te gaan of er bij dhr. Peters sprake is van een
hemorragische diathese. Hij zal daarom vragen naar het optreden van petechiën,
spontane hematomen, tandvleesbloedingen, hematurie, epistaxis en melaena. Het
onderwerp menorragie zal niet aan de orde komen.
a. Wat is het directe gevaar van een hemorragische diathese bij operatiepatiënten?
b. Welke vragen zal de anaesthesist stellen om na te gaan of genoemde bloedingen
zijn opgetreden?
c. Waarom vraagt hij niet naar het optreden van een menorragie?
106
2) Zoals in week 6 van thema 2 BVP besproken is spelen trombocyten een belangrijke rol bij
de bloedstolling. Zowel een trombocytopenie als een trombopathie kan tot
stollingsstoornissen leiden.
a. Wat zijn de 2 hoofdoorzaken van trombocytopenie? Geef bij elke hoofdoorzaak
enkele voorbeelden.
b. Door onvoldoende uitscheiding van afvalstoffen t.g.v. functiestoornissen van
organen die van belang zijn voor uitscheiding kan een thrombopathie ontstaan.
Welke organen zal dit betreffen?
c. Welk medicijn kan een thrombopathie geven?
d. Ook het gebruik van NSAID’s kan thrombopathie veroorzaken. Noem enkele
NSAID’s.
3) Zoals in week 6 van thema 2 BVP besproken is spelen ook stollingsfactoren een
belangrijke rol bij de bloedstolling.
a. Welke aandoening hebben mensen die niet of onvoldoende stollingsfactor VIII
kunnen maken? En stollingsfactor IX?
b. Zal van één van deze aandoeningen sprake zijn bij dhr. Peters? Motiveer je
antwoord.
c. Zou dhr Peters een van deze aandoeningen van zijn vader geërfd kunnen
hebben? Motiveer je antwoord.
d. Waaruit bestaat de behandeling van mensen die stollingsfactor VIII of IX missen?
Nabespreking
In overleg met de studenten wordt bepaald welke opdrachten nabesproken worden.
Bij de nabespreking is het belangrijk dat de studenten kunnen aangeven hoe ze tot
een antwoord gekomen zijn.
Het onderwerp allergie wordt door de docent toegelicht m.b.v. afbeeldingen van patiënten met
huidaandoeningen veroorzaakt door allergie.
Leermiddelen
Allergie
• Jüngen, IJ. & Zaagman-van Buuren, M. (2006). Pathologie. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum. ISBN 9031345733
-
Hoofdstuk 4 Afweer van het menselijk lichaam en immunopathologie
- Reacties op soortvreemde antigenen
4.3.1.1 Overgevoeligheidsreacties van het onmiddellijke type 4.3.1.3 Cellulaire reacties Bijlage:
Pathologie allergie
Preoperatief vragenformulier
Hemorragische diathese
De Jong, J.T.E., Jüngen, IJ.D. & Zaagman-van Buuren, M.J. (2007). Interne geneeskunde.
Houten: Bohn Stafleu van Loghum. ISBN 9031349658
Hoofdstuk 4 Bloed
- 4.5 Afwijkingen in de bloedplaatjes
- 4.5.1 Symptomatische trombocytopenie
- 4.5.2 Idiopathische trombocytopenie
- 4.5.3 Trombocytopathie
- 4.6 Afwijkingen in de stollingseiwitten
- Hemofilie A en B en de ziekte van Von Willebrand - Bijlage:
- Preoperatief vragenformulier
107
Pathologie - Positioneren van de patiënt
Voor dit onderwerp geldt dat er afstemming is tussen de vakken pathologie, anatomie en
AZT. Controleer de studieactiviteiten en de SBU van de vakken welke betrokken zijn bij het
onderwerp “positioneren van de patiënt”.
Docent
SBU
: Sander Grouls
: 180 min nabespreking, 120 min voorbereiding
Toetsing
Pathologie wordt getoetst in het examen pathologie van module 1. Het examen bestaat uit
gesloten vragen.
Casus Dhr. De Vries
Nadat Dhr. De Vries, die komt voor een liesbreuk rechts, de time out procedure heeft
doorlopen en zijn ruggenprik gehad heeft, dient Dhr. De Vries op de juiste wijze gepositioneerd
te worden. Janneke is omloop en draagt samen met de rest van het team de
verantwoordelijkheid voor een juiste positionering met de daarbij behorende hulpstukken. Erg
belangrijk om te weten voor Janneke en het team is waar de operateur de incisie gaat zetten.
Tot slot dienen alle leden van het operatieteam tevreden te zijn met de uiteindelijke
positionering en dit kan nog wel eens voor problemen zorgen.
Tijdens de operatie wordt de patiënte in Trendelenburg gelegd door de
anesthesiemedewerker.
Doelstellingen Pathologie
De student kan uitleggen wanneer er gesproken wordt van een reumatische aandoening en
kent de termen inflammatoire reumatische aandoening en degeneratieve reumatische
aandoening. Tevens kan hij bij een drietal ziektebeelden, welke onder deze aandoeningen
vallen, uitleg geven over de ontstaanswijze, de verschijnselen (incl. de gevolgen voor houding
en beweging en voor de functie van andere orgaanstelsels), de diagnostiek en de therapie.
Deze drie ziektebeelden zijn: reumatoïde artritis, artrosis deformans en osteoporose.
Opdracht
Maak m.b.v. de onder Leermiddelen aangegeven literatuur onderstaande opdrachten. Zet je
bevindingen op papier.
Individuele opdrachten
1. Dhr de Vries is bekend met artrose (artrosis deformans) en met reumatoïde artritis. 1.1.
Wat wordt bedoeld met “is bekend met”?
1.2. Is reumatoïde artritis een degeneratieve of een inflammatoire aandoeningen van het
bewegingsapparaat? En arthrosis deformans?
1.3. Bloedonderzoek kan helpen te bepalen of er sprake is van een degeneratieve of van
een inflammatoire aandoening van het bewegingsapparaat.
1.3.1. Wat is de invloed van deze aandoeningen op de bloedbezinking (BSE)?
1.3.2. Wat is de invloed van deze aandoeningen op de C-reactieve proteïne (CRP)?
1.3.3. Wat is de invloed van deze aandoeningen op het hemoglobinegehalte (Hb)?
1.4. Noteer de termen die gebruikt worden voor de volgende aandoeningen van het
bewegingsapparaat:
1.4.1. degeneratieve aandoening van: bot / gewrichten / wervels.
108
1.4.2. inflammatoire aandoening van: bot / gewrichten / pezen / peesschedes /
slijmbeurzen / spieren / tussenwervelschijven / wervels / zenuwen.
1.4.3. pijn van: botten / gewrichten / spieren / zenuwen.
1.4.4. aandoeningen in zijn algemeenheid van: bot / gewrichten / pezen / spieren /
tussenwervelschijven / zenuwen.
2. De term reuma wordt gebruikt voor aandoeningen die drie gemeenschappelijke
verschijnselen hebben. Heeft dhr de Vries reuma, m.a.w. staan deze kenmerken
beschreven in de casus?
3. Interview een familielid of bekende die een klacht / klachten heeft over het
bewegingsapparaat, vraag naar onderstaande items en maak een verslagje hiervan van
een ongeveer een half A4-tje.
- leeftijd waarop de klachten ontstaan zijn
- eerste klachten / verschijnselen
- verloop van de klachten
- consequenties voor houding en beweging
- wat zelf gedaan om de klachten te verminderen
- naam van de aandoening
- soort aandoening (inflammatoir of degeneratief)
- therapie
- noodzakelijke aanpassing leefstijl
4. Vul onderstaand schema in.
Reumatoïde arthritis
Arthrosis deformans
Osteoporose
Soort aandoening
(inflam. / degen.)
Voorkeursleeftijd
de aandoening
van
Risicofacoren (z.n.
onderscheid primair
en secundair)
Weefsel dat primair is
aangedaan (bindwfs,
kraakbeen, bot)
Gewrichten die m.n.
zijn aangedaan, incl.
gewrichtjes van de
wervelkolom
Delen van het
bewegingsapparaat
(anders dan
gewrichten) die zijn
aangedaan
109
Al of niet aantasting
van andere (m.n.
inwendige) organen
Vóórkomen van
algemene
verschijnselen *)
Klachten van
bewegingsapparaat
Grote lijn
medicamenteuze
therapeutische
mogelijkheden
Nut van synovectomie
/
gewrichtsvervangende
operatie
*) niet met het bewegingsapparaat samenhangende verschijnselen
5. Beantwoord onderstaande vragen. Deze vragen hebben betrekking op de casus. Dhr de
Vries is 70 jaar en heeft 5 jaar geleden een kunstheup rechts gekregen vanwege arthrose,
de laatste 2 jaar ook veel last van de linker heup. Daarnaast is bij hem ook 2 jaar geleden
reumatoide arthritis vastgesteld in de handen en in de bovenste halswervels. De
gewrichten waren gezwollen en pijnlijk en ze stonden ook in een andere stand.
5.1. Past het bij de gegevens uit het gemaakte schema dat er bij dhr de Vries sprake is
van arthrose van heupen en knieën?
5.2. Past het bij de gegevens uit het gemaakte schema dat er bij dhr de Vries sprake is
van aantasting van zowel gewrichtskapsel als bursae als ook peesscheden?
5.3. Zal dhr de Vries osteoporose hebben? Motiveer je antwoord.
Nabespreking pathologie
- Vragen die gerezen zijn n.a.v. de opdrachten worden besproken.
- Met behulp van een power-point zal de stof worden toegelicht.
Leermiddelen
De Jong, J.T.E., Jüngen, IJ.D. & Zaagman-van Buuren, M.J. (2007). Interne geneeskunde.
Houten: Bohn Stafleu van Loghum. ISBN 9031349658
- o Hoofdstuk 3 Reumatische ziekten

3.1 Inleiding

3.2 Reumatische aandoeningen algemeen (incl
3.2.1, 3.2.2 en 3.2.3)

3.3 Inflammatoire aandoeningen

3.3.1 Reumatoïde artritis

3.5 Arthrosis deformans

3.9 Botaandoeningen

3.9.1 Osteoporose

Bijlage: pathologie reumatische aandoeningen
110
ANATOMIE
Anatomie Positioneren van de patiënt
(week 1)
Docent:
SBU
: Jeske Sesink
: 90’ hoorcollege, 90’ werkcollege
let op!: Voor dit onderdeel geldt dat er afstemming is tussen de vakken pathologie, anatomie
en operatieve zorg en technieken.
Casus
Nadat Dhr. De Vries, die komt voor een liesbreuk rechts, de time-out procedure heeft
doorlopen en zijn ruggenprik gehad heeft, dient Dhr. De Vries op de juiste wijze gepositioneerd
te worden. Janneke is omloop en draagt samen met de rest van het team de
verantwoordelijkheid voor een juiste positionering met de daarbij behorende hulpstukken. Erg
belangrijk om te weten voor Janneke en het team is waar de operateur de incisie gaat zetten.
Tot slot dienen alle leden van het operatieteam tevreden te zijn met de uiteindelijke
positionering en dit kan nog wel eens voor problemen zorgen.
Doelstelingen
De student is in staat:
1. alle dynamische richtingaanduidingen aan te geven en het vlak te benoemen waarin elke
beweging plaatsvindt.
2. de ligging van verschillende organen en structuren in het lichaam aan te geven met
behulp van statische richtingaanduidingen.
3. de algemene bouw en functie van beenweefsel duidelijk uit te leggen en ook de specifieke
bouw van de drie soorten botten waaruit het skelet bestaat.
4. aan te geven hoe botten met elkaar verbonden zijn.
5. de relatie tussen de bouw van een gewricht en zijn bewegingsmogelijkheden aan te
geven.
6. het verloop van de botontwikkeling aan te geven.
7. drie typen spierweefsel te onderscheiden en van elk type de bouw en functie weer te
geven.
8. de bouw, functie en ligging van slijmbeurzen en peesscheden weer te geven.
Opdracht
In Thema 1 is onderstaande opdracht aan de orde geweest. Zorg dat je alle kennis uit BVP
weer paraat hebt. Lees bovenstaande casus opnieuw en noteer de antwoorden op
onderstaande opdrachten. Maak bij de beantwoording van de opdrachten gebruik van je
anatomie boeken en je aantekeningen uit BVP.
1. Bestudeer uit hoofdstuk 4 Topografie de inleiding t/m paragraaf 4.4
Richtingsaanduidingen. Maak een overzicht van alle lichaamsvlakken en doorsneden, de
plaatsaanduidingen en de richtingsaanduidingen.
Lees uit hoofdstuk 14 Motorisch stelsel de inleiding t/m paragraaf 14.3.2
Bestudeer vervolgens de opbouw van botten (paragraaf 3.2.3 en 14.1.1). Beantwoord daarna
de volgende vragen.
2. Geef aan uit welke onderdelen botweefsel is opgebouwd.
3. Teken compact beenweefsel en benoem de onderdelen (zie tevens Sesam1 blz. 14-15).
4. Beschrijf het proces van botafbraak en botopbouw (paragraaf 14.1.2 en Sesam 1).
5. Teken de verschillende ontwikkelingsstadia van een pijpbeen; geef hierbij zowel lengteals ook diktegroei aan (zie tevens 16.4.9).
6. Beschrijf het ontstaan, de ligging en de functie van fontanellen (zie tevens 16.4.9).
111
7. Bestudeer de indeling van botten, paragraaf 14.1.3. Beantwoord vervolgens onderstaande
vragen.
Bestudeer paragraaf 14.2 Botverbindingen
8. Welke drie botverbindingen bestaan er? Vergelijk de verschillende soorten
botverbindingen met elkaar wat stevigheid en beweeglijkheid betreft.
9. Welke typen gewrichten komen in het lichaam voor? Geef de kenmerken van de
verschillende soorten gewrichten en noteer een aantal voorbeelden. (Gebruik tevens
Sesam 1)
10. Beschrijf de algemene bouw van een gewricht. (Gebruik tevens Sesam 1)
11. In sommige gewrichten komt een discus articularis voor.
a. Wat is een discus articularis?
b. Uit welk weefsel is die opgebouwd?
c. Beschrijf verschillende functies van een discus.
Bestudeer de literatuur m.b.t. bursae en peesscheden.
12. Wat zijn bursae en wat zijn peesscheden?
Noteer verschillen en overeenkomsten tussen deze twee structuren (gebruik tevens
Sesam1).
13. Zoek m.b.v. de aangegeven literatuur enkele plaatsen op in armen en benen waar bursae
en peesscheden voorkomen en geef aan waarom ze juist op die plaatsen voorkomen.
Noteer je bevindingen.
Lees de inleiding 14.6 en paragraaf 14.6.1 algemene bouw en functie van skeletspieren (blz.
372 t/m 379)
14. Teken een skeletspier en benoem alle onderdelen.
15. Wat is de de origo van een spier. Wat is de insertie van een spier?
16. Geef het verschil in bouw en functie aan tussen spierweefsel en peesweefsel.
Ga tot slot na of alle doelstellingen bereikt zijn. Noteer eventuele vragen die je tijdens de les
wil bespreken.
Nabespreking
Eventuele vragen naar aanleiding van de doelstellingen en opdrachten zullen tijdens de les op
interactieve wijze worden nabesproken.
Toetsing
De theorie van dit onderwerp wordt getoetst in het anatomie examen van Module 1. Dit
tentamen bestaat uit juist/onjuist vragen. Het eindresultaat moet minimaal 5,5 zijn.
Leermiddelen
- Platzer, W. (2012). Atlas van de Anatomie Bewegingsapparaat. Deel 1. (22e druk). Baarn:
SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006951981
- Grégoire L., van Straaten-Huygen A. & Trompert R. (2014) Anatomie en Fysiologie van de
mens. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff, (4e druk). ISBN 9789006925630
- Netter, F.H. (2014). Atlas of Human Anatomy. (6e druk). Philadelphia, USA: Saunders.
ISBN 9781455704187
112
Anatomie van de Elleboog en Pols/Hand
(week 2)
Docent:
SBU
: Jeske Sesink
: 90’ hoorcollege, 90’ werkcollege
Casus: Tenniselleboog
Iris, een blond meisje van 20, heeft al ongeveer twee weken pijn aan de buitenzijde van haar
elleboog, soms uitstralend naar de onderarm en de pols. De pijnklachten treden op als ze
bijvoorbeeld iets met haar hand wil oppakken. Ook als ze op de buitenzijde van de elleboog drukt,
doet het daar ter plaatse pijn. De huisarts heeft een tenniselleboog geconstateerd. Maar Iris heeft
de laatste maanden helemaal niet meer getennist. Hoe kun je dan toch een tenniselleboog
krijgen? De huisarts heeft haar toen uitgelegd dat het ontstaan van een tenniselleboog niet door
tennissen veroorzaakt hoeft te zijn.
Op de een of andere manier zijn de strekspieren van de pols en de hand overmatig of verkeerd
belast geraakt. Daardoor ontstaat een irritatie bij de aanhechting van de spieren aan de
buitenzijde van de elleboog. Het is een hinderlijke aandoening, waar je soms maandenlang flink
last van kunt hebben. Meestal gaat deze aandoening vanzelf weer over.
Casus: Polsfractuur
Op weg naar school zijn mevrouw Botje en haar zoontje Berend met de fiets gevallen. Omdat
kleine Botje het bleef uitschreeuwen van de pijn in zijn polsje, heeft de huisarts hen
doorgestuurd naar het ziekenhuis om een röntgenfoto te laten maken. Daar wordt hen verteld
dat een polsbreuk een veel voorkomende botbreuk is bij kinderen.
Bij een polsbreuk kunnen één of meerdere botten van het polsgewricht gebroken zijn. Soms
betreft het alleen maar een scheurtje in het bot. Behalve botletsel is er vaak ook letsel van de
zogeheten weke delen, zoals pezen, spieren en eventueel vaten en zenuwen. Bij Berend Botje
is er sprake van een scheurtje in de radius.
Doelstellingen Elleboog en Pols/Hand
Na bestudering van dit onderdeel heeft de student voldoende kennis van en inzicht in:
1) de botten en hun onderdelen die de bovenarm en onderarm vormen met hun medische
namen
2) de botten die de handwortel vormen
3) het aantal en het soort botten die de middenhand vormen
4) het aantal en het soort botten die de vingers vormen
5) het ellebooggewricht
a. De botten die het gewricht vormen
b. Het type gewricht (2x!!!!!)
c. De beweeglijkheid van het gewricht
d. De stevigheid van het gewricht
e. Belangrijke spieren in dit gebied: buigers en strekker van de bovenarm
6) Het polsgewricht
a. De botten die het gewricht vormen
b. Het type gewricht
c. De beweeglijkheid van het gewricht
d. De stevigheid van het gewricht
e. Belangrijke spieren voor dit gewricht:
- de hand- en vingerbuigers
- de hand- en vingerstrekkers
f. Het retinaculum
7) De handgewrichten
8) De vingergewrichten
9) De ligging van de peesscheden
113
10) De ligging en de medische naam van de grote arteriën en venen;
de ligging en de medische naam van 2 oppervlakkige venen
11) De belangrijkste zenuwen
Opdrachten
Lees de genoemde praktijkschets en noteer de antwoorden op de onderstaande opdrachten.
Maak bij het beantwoorden van de opdrachten gebruik van de onder leermiddelen genoemde
literatuur. De bij de opdrachten vermelde paginaverwijzingen hebben betrekking op het
anatomieboek van Grégoire.
1. Iris heeft al twee weken pijn aan de buitenkant van haar elleboog. In de elleboog
bevindt zich een gewricht met ligamenten. Zoek het ellebooggewricht op in Sesam deel
1 en Grégoire.
a. Noteer de medische namen van de botten die het ellebooggewricht vormen.
(paragraaf 14.5.2 inclusief fig.14.18).
Zoek de volgende onderdelen van de betreffende botten (gebruik sesam of
Netter atlas) op:
Caput humeri, collum anatomicum, collum chirurgicum, tuberculum majus,
tuberculum minor, epicondylus medialis, epicondylus lateralis, trochlea humeri
en capitulum humeri.
Caput radii, fovea articularis en circumferentia articularis radii.
Olecranon, incisura trochlearis en incisura radialis.
b. Wat zijn dit voor een soort botten?
c. Waardoor zijn in dit gewricht membrana synovialis en membrana fibrosa van
elkaar gescheiden? (Sesam1 blz.121)
d. Wat is het ellebooggewricht voor een type gewricht?
e. Noteer de onderdelen van het ellebooggewricht. Welke drie aparte gewrichten
zijn hier aanwezig? Vermeld exact welke delen met elkaar articuleren. (zie ook
Sesam1 blz.120)
f. Waar ligt membrana interossea? (zie ook Sesam1 blz.123)
g. Welke beweging heet pronatie en welke supinatie?
Hoe liggen bij pronatie radius en ulna ten opzichte van elkaar?
Hoe liggen bij supinatie de radius en ulna ten opzichte van elkaar?
h. Noteer de namen van de overige bewegingen die je in het ellebooggewricht
kunt maken.
i. Aan de zijkanten wordt dit gewricht door twee ligamenten versterkt. Noteer de
medische naam van elk van deze ligamenten en geef van beide de origo.
(Sesam1 blz.121)
j. Beweging in het ellebooggewricht is alleen mogelijk met behulp van spieren.
Noteer de oorsprong en insertie van hieronder genoemde spieren. Gebruik
hiervoor paragraaf 14.6.4 en Sesam deel 1 blz 155 – 157. Welke bewegingen
kun je met deze twee spieren maken?
i. de musculus (m.) biceps brachii
ii. de m. triceps brachii
2. Berend Botje had door de val met de fiets een polsbreuk opgelopen. Bij het
polsgewricht hoort ook de handwortel. (paragraaf 14.5.2 en Sesam1 vanaf blz.124)
a. Wat is de medische naam van de handwortel?
b. Uit hoeveel botten bestaat de handwortel?
c. Geef van al deze botten de medische benaming.
d. Uit welk type bot bestaat de handwortel?
e. Bij Berend was radius gebroken. Vormt dit bot een onderdeel van het
polsgewricht? (Sesam1 blz.130)
Noteer alle botten die het polsgewricht vormen.
114
3. De middenhand is het volgende onderdeel van de hand. (paragraaf 14.5.2 en Sesam 1
blz.129)
a. Noteer de medische naam van de middenhand.
b. Uit hoeveel botten en uit welk type bot bestaat de middenhand?
c. Noteer het type gewricht dat ligt tussen de middenhand en de vingers. (Sesam
1 blz.134)
d. Geef duidelijk aan waar het zadelgewricht ligt. (paragraaf 14.2.3 en 14.5.2)
Wat is het belang van het zadelgewricht?
4. De hand bevat 5 digiti (vingers).
a. Uit welke onderdelen (medische en Nederlandse naam) bestaat elke vinger?
(Sesam1 blz.128)
b. Wat zijn dat voor een soort botten?
c. Tot welk type gewricht behoren de vingergewrichten?
5. De tenniselleboog bij Iris is waarschijnlijk veroorzaakt door overbelasting van de
strekspieren van de pols en de hand. Met behulp van spieren kunnen de hand en de
vingers bewogen worden. Geef van de hieronder genoemde spieren heel globaal origo
en insertie aan en geef aan of de genoemde spier tot de ventrale of dorsale
onderarmspieren behoort (Sesam 1 vanaf blz.158). Noteer tevens welke beweging de
genoemde spier mogelijk maakt (Sesam 1 blz.173). Zorg dat je weet waar deze spieren
zich in de arm bevinden.
a. musculus (m.) flexor carpi ulnaris
b. m. flexor carpi radialis
c. m. flexor digitorum superficialis
d. m. flexor pollicis longus
e. m. extensor carpi ulnaris
f. m. extensor carpi radialis
g. m. extensor digitorum superficialis
h. m. extensor pollicis longus
6. Op blz. 390 in fig. 14.38 en op blz. 391 wordt gesproken over een retinaculum.
a. Geef aan uit welk weefsel deze structuur is opgebouwd.
b. Beschrijf de functie van een retinaculum.
7. In het pols en handgebied tref je ook peesscheden aan (blz.377 en Sesam1 blz.183).
a. Wat zijn peesscheden?
b. Geef de ligging van deze peesscheden in het pols- en handgebied aan.
Verklaar deze ligging.
8. Bij een polsbreuk kunnen ook vaten en zenuwen zijn beschadigd. In paragraaf 6.4.2 en
in Sesam 1 op blz.387 tekening B en op blz.389 tekening A zijn de grote arteriën en
venen van de onderarm getekend. Ook zijn in de tekeningen in Sesam de 3 belangrijke
zenuwen van dit gebied aangegeven.
a. Noteer de medische namen van deze diep liggende vaten.
b. Geef met behulp van figuur 6.18a+b het verloop van deze vaten aan in de hand
en vingers.
c. Noteer de medische namen en de ligging van de 3 grote zenuwen in de
onderarm.
d. Geef met behulp van figuur 6.19 op blz.116 en tekening A op blz.387 in
Sesam1 de ligging aan van de vena cephalica en de vena basilica.
e. Zijn dit diepliggende of oppervlakkige venen?
Nabespreking
Eventuele vragen naar aanleiding van de doelstellingen en opdrachten zullen tijdens de les op
interactieve wijze worden nabesproken.
115
Toetsing
De theorie van dit onderwerp wordt getoetst in het anatomie examen van Module 1. Dit
tentamen bestaat uit juist/onjuist vragen. Het eindresultaat moet minimaal 5,5 zijn.
Leermiddelen
- Platzer, W. (2012). Atlas van de Anatomie Bewegingsapparaat. Deel 1. (22e druk).
Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006951981
- Fritsch H. & Kuhnel W. (2012) Atlas van de Anatomie Inwendige organen. Deel 2.
(18e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006952322
- Kahle, W. (2012). Atlas van de Anatomie Zenuwstelsel en zintuigen. Deel 3. (19e druk).
Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006952339
- Grégoire, L. Straaten-Huygen van, A. & Trompert, R. (2014) Anatomie en Fysiologie van
de mens. (4e druk). Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. ISBN 9789006925630
- Netter, F.H. (2014). Atlas of Human Anatomy. (6e druk). Philadelphia, USA: Saunders.
ISBN 9781455704187
116
Anatomie van de knie
(week 3)
Docent:
SBU
: Jeske Sesink
: 90’ hoorcollege, 90’ werkcollege
Casus artroscopie van de knie
Carin loopt stage op OK orthopedie en gaat samen met haar begeleidster de OK bedrijfsklaar
maken voor een diagnostische artroscopie. De ingreep zelf is niet zo groot, maar Carin weet
dat er wel het een en ander aan apparatuur nodig is. O.a. de videotoren, bloedleegteapparaat
en de stress-steun. De patiënt is een fervent voetballer van 25 jaar, die sinds enige tijd
blokkade klachten in zijn knie heeft. De orthopeed denkt dat hij waarschijnlijk last heeft van
een corpus liberum.
Carin en de begeleidster gaan naar de opdekruimte, zodat de patiënt rustig onder narcose
gebracht kan worden. Qua instrumentarium is er niet veel nodig, alleen de artroscopieset.
Daarbij geeft Carin haar begeleidster nog een steriel spoelsysteem, een mesje 11 en een
pakje gazen. Het linker been van de voetballer wordt afgedekt met een extremiteiten laken. Dit
dekt alles in één keer af.
Als de patiënt onder narcose is, helpt Carin de orthopeed om de patiënt in de juiste
positionering te brengen. Daarbij moet dan ook nog bloedleegte aangelegd worden en de
stress-steun.
Als de patiënt gedesinfecteerd en afgedekt is, legt de begeleidster van Carin het lichtsnoer en
de spoelslang uit en helpt Carin mee om de videocamera steriel in te pakken.
Nadat het optiek, het spoelsysteem en de palpateur ingebracht zijn, ziet Carin op het beeld de
helder witte menisci verschijnen. Ze vindt dat de binnenkant van de knie op een prachtige grot
lijkt. Gelukkig legt de orthopeed uit wat er allemaal te zien is. Dan is ook meteen het probleem
duidelijk. Er is een stukje van het kraakbeen afgebroken dat rondzweeft in de knie. Carin hoopt
maar dat de chirurg het stukje te pakken krijgt. Met behulp van een blakesly tang wordt
uiteindelijk het afgebroken stukje vastgepakt en buiten de knie gebracht. Carin verbaast zich
erover dat een dergelijk klein stukje zoveel ellende kan veroorzaken.
De orthopeed haalt de instrumenten uit de knie, laat het vocht weglopen en plakt de kleine
wondjes met lijm dicht en de knie van de voetballer krijgt een drukverband.
Doelstellingen
Na bestudering van dit onderdeel heeft de student voldoende kennis van en inzicht in:
1) de botten die het bovenbeen en onderbeen vormen
2) het kniegewricht:
a. de onderdelen van het gewricht
b. het type gewricht
c. het aantal, de vorm, de ligging en de functie van de menisci en het weefsel waaruit ze
zijn opgebouwd
d. de ligging en functie van de kruisbanden en collaterale banden
e. de ligging, functie en namen van enkele bursae
f. de insertie van de musculus quadriceps femoris en de betekenis van deze spier voor
het kniegewricht
g. de bloedvoorziening en de veneuze afvoer van het kniegewricht
117
Opdrachten
Lees de genoemde praktijkschets en noteer de antwoorden op de onderstaande opdrachten.
Maak bij het beantwoorden van de opdrachten gebruik van de onder leermiddelen genoemde
literatuur. De bij de opdrachten vermelde paginaverwijzingen hebben betrekking op het
anatomieboek van Grégoire.
1. De patiënt, waarbij een diagnostische artroscopie zal worden uitgevoerd, heeft sinds
enige tijd blokkade klachten in zijn knie. Het kniegewricht is een belangrijk gewricht in
het menselijk lichaam. Bij de vorming van dit gewricht zijn het bovenbeen en het
onderbeen betrokken. Gebruik paragraaf 14.5.4 en Sesam 1 bij deze opdracht.
a. Noteer de medische namen van de botten van het bovenbeen en het
onderbeen. (Sesam 1 blz.192 en 202)
b. Hoe staan deze botten ten opzichte van elkaar? Hoe staan deze botten ten
opzichte van elkaar bij mensen met x-benen en o-benen?
c. Noteer alle botten en botdelen die het kniegewricht vormen (Sesam 1 blz.206).
d. Tot welk type gewricht behoort het kniegewricht?
2. Op een bepaald moment ziet Carin tijdens de ingreep de helder witte menisci.
a. Hoeveel menisci heeft een persoon? (paragraaf 14.5.4 en Sesam 1 blz.208)
b. Uit welk weefsel bestaat een meniscus?
c. Beschrijf de ligging, de vorm en de functie van deze structuur.
d. Wat is het verschil tussen de mediale en de laterale meniscus?
e. In een knie komt het ligamentum transversum genus voor. Geef de relatie aan
van dit ligament met de menisci.
f. Bij plotselinge sterke exorotatie van het onderbeen loop je de kans een
meniscus te beschadigen. Beschrijf welke meniscus het meest kwetsbaar is en
waarom.
3. In en rondom het kniegewricht komen meerdere ligamenten voor. Geef van de
hieronder genoemde ligamenten aan:
- de origo en insertie
- de ligging ten opzichte van het kapsel (intra- of extracapsulair)
- de ligging ten opzichte van het gewricht (intra- of extra-articulair)
a. Het ligamentum patellae (Sesam 1 blz.206)
b. Het ligamentum collaterale tibiale (Sesam 1 blz.206, 207, 209 en 213)
c. Het ligamentum collaterale fibulare (Sesam 1 blz.206, 207, 209 en 213)
d. Het ligamentum cruciatum anterius (Sesam 1 blz.208 en 209)
e. Het ligamentum cruciatum posterius
4. Het kapsel van een gewricht bestaat uit twee lagen. Dit is ook het geval bij het
kniegewricht.
a. Noteer de medische namen van de verschillende lagen en geef aan hoe ze ten
opzichte van elkaar liggen.
b. Deze twee lagen zijn in het kniegewricht plaatselijk van elkaar gescheiden.
Waardoor? (Sesam 1 blz.210)
5. In het kniegewricht vind je talrijke bursae, waarvan sommige wel en andere niet met de
gewrichtsholte communiceren. (Sesam 1 blz. 210)
Beschrijf van onderstaande bursae kort de ligging.
Geef aan of ze wel of niet communicerend met de gewrichtsholte zijn.
Beschrijf de functie van deze structuren. (paragraaf 14.2.3)
a. Bursa suprapatellaris
b. Bursa infrapatellaris
118
6. Zoek de musculus quadriceps femoris op in je anatomieboeken
a. Noteer de ligging van deze spier. (paragraaf 14.6.4 en Sesam 1 blz. 248)
b. Geef de insertie aan.
c. Maakt deze spier extensie of flexie van het kniegewricht mogelijk?
7. In de knieholte tref je bloedvaten aan.
a. Noteer de naam van de arterie. (Sesam 2 blz. 60 t/m 65)
b. Beschrijf de weg die een erytrocyt moet afleggen vanaf de aorta abdominalis tot
in het kniegewricht.
c. Noteer de namen van de venen vanaf het kniegewricht tot aan het hart. (Sesam
2 blz. 76 en 77)
Nabespreking
Eventuele vragen naar aanleiding van de doelstellingen en opdrachten zullen tijdens de les op
interactieve wijze worden nabesproken.
Toetsing
De theorie van dit onderwerp wordt getoetst in het anatomie examen van Module 1. Dit
tentamen bestaat uit juist/onjuist vragen. Het eindresultaat moet minimaal 5,5 zijn.
Leermiddelen
- Platzer, W. (2012). Atlas van de Anatomie Bewegingsapparaat. Deel 1. (22e druk).
Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006951981
- Fritsch H. & Kuhnel W. (2012) Atlas van de Anatomie Inwendige organen. Deel 2.
(18e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006952322
- Kahle, W. (2012). Atlas van de Anatomie Zenuwstelsel en zintuigen. Deel 3. (19e druk).
Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006952339
- Grégoire, L. Straaten-Huygen van, A. & Trompert, R. (2014) Anatomie en Fysiologie van
de mens. (4e druk). Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. ISBN 9789006925630
- Netter, F.H. (2014). Atlas of Human Anatomy. (6e druk). Philadelphia, USA: Saunders.
ISBN 9781455704187
119
Anatomie van de Buikwand, het Lieskanaal en de Appendix
(week 4 en 5)
Docent:
SBU
: Jeske Sesink
: 2 x 90’ hoorcollege, 2 x 90’ werkcollege
Noot
: in week 6 is er extra lestijd gepland voor vragen.
Casus
Jan is een week terug van school (Module 1) en loopt stage op algemene chirurgie. Hij staat
op OK 5 als hij door Jaap geroepen wordt om naar OK 4 te komen. Er komt een een jongen
van 11 jaar, Sander, met een appendicitis acuta en Jaap gaat deze operatie instrumenteren.
Hij vraagt of Jan wil assisteren. Hij heeft namelijk een week geleden voor het eerst steriel
gestaan. Dat was ook bij Jaap en deze chirurg. Hij had toevallig de avond ervoor het OZT
boek algemene chirurgie doorgebladerd en het hoofdstuk over appendectomie doorgelezen.
Hij kan nu meteen alle instrumenten zien en tegelijkertijd de operatie goed volgen. Voordat hij
begint zal hij nog even het operatieverslag van deze operatie doorlezen.
Jaap heeft samen met de omloop de operatiekamer bedrijfsklaar gemaakt. Naast een
chirurgische basisset, heeft hij ook een klein maagdarm set, afdekmateriaal en een potje voor
histologie klaargezet. De appendectomie zal niet laparoscopisch verricht worden, omdat de
voorkeur van de chirurg bij deze patiënt uitgaat naar een laparotomie.
Als Sander binnengebracht wordt, ziet Jan dat hij erg ziek is. Hij heeft een kartonnen
nierbekkentje bij zich en Jan ziet dat hij rode blossen op zijn wangen heeft. Hij wordt snel in
slaap gebracht door het team van de anesthesie, zodat het chirurgisch team het
operatiegebied kan desinfecteren en afdekken. Jan ontdekt een klein litteken in de rechter lies
van Sander. In het dossier heeft hij gelezen dat Sander op 1 jarige leeftijd geopereerd is aan
een ingeklemde liesbreuk.
Via een wisselsnede ter hoogte van het punt van Mc Burney komt de chirurg op het
peritoneum. Dit wordt ingeknipt. De vensterhaken volgens Middeldorpf worden ingezet zodat
de chirurg overzicht in de buik heeft en hij beter de darmen kan benaderen. Het caecum wordt
opgezocht en kleine vaatjes in het mesenterium worden onderbonden met 3/0 oplosbare
hechtingen. Als de appendix, die flink ontstoken is, vrij ligt, wordt er een stompe kocher op de
basis van de appendix geplaatst en onder deze klem wordt een tabakszaknaad gelegd.
Daarna wordt de appendix onder de kocher doorgesneden en de ligatuur van de
tabakszaknaad wordt aangetrokken en geknoopt. Hier overheen legt de chirurg nog een extra
doorsteking.
Jan ziet dat het de hoogste tijd werd dat de ontstoken appendix verwijderd werd, een zeer
gezwollen en pusrijke appendix. De chirurg kijkt nog even naar het laatste deel van de dunne
darm of er eventueel nog een ontstoken Meckel-divertikel aanwezig is. Dit blijkt niet het geval
te zijn. De wondhaken gaan eruit en de wond wordt gesloten en Jan plakt er een steriele
papieren pleister op.
Jan ruimt samen met Jaap en de omloop de vuile spullen op en gaat daarna weer terug naar
OK5.
Doelstellingen Buikwand en Lieskanaal
Na bestudering van dit onderdeel heeft de student voldoende kennis van en inzicht in:
1) de bouw van de buikwand
2) de ligging, het verloop en de medische namen van de buikwandspieren
3) de functie van de buikspieren
4) de bewegingsmogelijkheden van de romp m.b.v. de buikspieren
5) de bouw en ligging van de rectusschede
6) de bloedvaten in de buikwand
7) de bouw van het lieskanaal
120
Doelstellingen Appendix
Na bestudering van dit onderdeel heeft de student voldoende kennis van en inzicht in:
1) de bouw en ligging van colon caecalis of wel caecum
2) de appendix vermiformis:
a. de ligging
b. de bouw
c. de functie
Opdrachten
Lees de genoemde praktijkschets en noteer de antwoorden op onderstaande opdrachten.
Maak bij het beantwoorden van de opdrachten gebruik van de onder leermiddelen genoemde
literatuur. De bij de opdrachten vermelde paginaverwijzingen hebben betrekking op het
anatomieboek van Grégoire.
1. Bij de patiënt, Sander, wordt een incisie in de buikwand geplaatst ter hoogte van het
punt van McBurney.
a. Beschrijf met behulp van de Netter atlas en Sesam 2 (blz. 202) de ligging van
dit punt.
b. De buikwand bestaat onder andere uit vier grote spieren.
(blz.365 t/m 367 en Sesam 1 blz. 84 t/m blz. 89)
Geef van ieder van deze vier buikspieren:
i. De Nederlandse en de medische naam.
ii. De vezelrichting.
iii. De origo (oorsprong) en insertie (aanhechting).
iv. De ligging van de verschillende spieren ten opzichte van elkaar.
v. Noteer met behulp van Sesam 1 blz. 90 bij welke twee functies van het
lichaam (uitgezonderd de bewegingsfunctie) deze buikspieren belangrijk
zijn.
vi. Beschrijf met behulp van Sesam 1 blz. 90 enkele
bewegingsmogelijkheden van de romp met behulp van deze
buikspieren.
c. In relatie tot de oppervlakkige buikspieren worden de volgende termen
genoemd:
fascia thoracolumbalis (Sesam 1 blz. 78 en 79)
crista iliaca (Sesam 1 blz. 86, 186 en 187)
spina iliaca anterior superior en inferior
ligamentum inguinale (liesband) ofwel ligament van Poupart.
Noteer kort de ligging en betekenis van deze structuren.
d. Er wordt in Sesam 1 op blz. 86 de musculus cremaster genoemd. Wat is de
relatie van deze spier met de buikwandspieren?
e. Waar ligt de rectusschede en waardoor wordt die gevormd?
(blz.366 en Sesam 1 blz. 88 en 89)
f. De linea arcuata
i. Beschrijf kort de ligging van deze structuur. (Sesam 1 blz. 89)
ii. Geef de relatie aan tussen de linea arcuata (Sesam 1 blz. 88) en de
rectusschede.
g. De linea alba
i. Noteer de ligging van de linea alba. (blz.388 en Sesam1, blz. 88 en 89)
ii. Geef de relatie aan tussen de linea alba, de rectusschede en de spieren
van de buikwand.
h. De buikwand bestaat niet alleen uit spieren, maar ook uit andere structuren.
Noteer elke laag die de chirurg doorneemt tot aan het peritoneum, in de juiste
volgorde van buiten naar binnen. (Sesam 1 blz.92)
i. Welk onderdeel van het menselijk lichaam wordt zichtbaar als het peritoneum is
ingeknipt?
121
j.
In de voorste buikwand ligt de arteria epigastrica (Netter atlas en Sesam 2
blz.52).
i. Noteer de namen van de vaten waar het bloed achtereenvolgens
doorheen moet stromen vanaf de linker harthelft tot aan de arteria
epigastrica superior.
ii. In welk bloedvat mondt de a. epigastrica uit?
iii. Deze arterie wordt vergezeld door een vene.
Noteer de naam van dit bloedvat. (Sesam 2 blz. 74)
iv. Noteer de namen van de vaten die het veneuze bloed achtereenvolgens
moet afleggen, voordat het in de rechter harthelft arriveert.
2. In de casus wordt vermeld dat er bij Sander in verband met een appendicitis acuta, een
incisie geplaatst wordt ter hoogte van het punt van McBurney. Daarna worden de
opeenvolgende structuren doorgenomen tot en met het peritoneum. Vervolgens wordt
het caecum opgezocht. (paragraaf 7.2.7 en Sesam 2 blz. 202 t/m 205)
a. Noteer de Nederlandse naam van het caecum.
Geef aan waarom aan dit orgaan juist deze naam is gegeven.
b. Beschrijf duidelijk de ligging van het caecum.
c. Waarom is het zo belangrijk om bij deze ingreep het caecum op te zoeken?
d. Noteer de verschillende lagen waaruit de wand van het caecum is opgebouwd
en geef van elke laag aan uit welk type cellen deze is opgebouwd.
3. Aangezien de appendix ontstoken is, moet die worden verwijderd.
a. Hoe luidt de volledige naam van de appendix en wat betekent die naam?
b. Geef duidelijk de ligging van dit orgaan aan.
c. Noteer de verschillende lagen waaruit de appendix is opgebouwd.
d. Beschrijf de verschillen in bouw tussen de appendix en het caecum.
e. Wat is de functie van de appendix?
f. Zal het gemis van de appendix bij een patiënt problemen opleveren? Leg je
antwoord uit.
4. Tijdens de operatie worden kleine vaatjes in het mesenterium onderbonden. Bestudeer
paragraaf 4.6.3 Sereuze holten en vliezen en 7.4 Peritoneum.
a. Wat is de functie van het mesenterium?
Er bestaan twee onderdelen van het mesenterium. Geef van beide delen de
naam, de locatie en de functie.
b. De appendix wordt van bloed voorzien door de arteria appendicularis.
Van welk groter bloedvat is dit vat een vertakking? (Sesam 2 blz.204)
c. Noteer de naam van het vat dat zorgt voor de veneuze terugstroom.
Uitspraak: “Het veneuze bloed stroomt via de lever terug naar het hart”.
Ben je het met deze uitspraak eens of niet?
Licht je antwoord toe.
5. De chirurg inspecteert tenslotte of er in het laatste stuk van de dunne darm eventueel
een Meckel-divertikel aanwezig is.
Leg m.b.v. Sesam 2 blz. 196 uit wat er verstaan wordt onder een Meckel-divertikel.
6. Het lieskanaal (canalis inguinalis) is een kanaal dat schuin door de buikwand heen
loopt en in de liesstreek ligt. Jan heeft in het dossier gelezen, dat Sander al op jonge
leeftijd in dit gebied is geopereerd.
Noteer met behulp van blz.388 en 389 en Sesam 1 blz.96 en Sesam 2 blz.257 de
antwoorden op de volgende opdrachten:
a. Door welke structuur wordt de voorwand, de bodem, de achterwand en het dak
van het lieskanaal gevormd.
122
b. Zoek de binnenste en de buitenste liespoort op in de anatomie atlas. Noteer de
medische namen.
c. Bij de man loopt door het lieskanaal de funiculus spermaticus (de zaadstreng).
i. Noteer de structuren die de zaadstreng bevat.
ii. Noteer de lagen die achtereenvolgens de zaadstreng omhullen.
d. Noteer de structuren die bij de vrouw door het lieskanaal lopen.
Nabespreking
Eventuele vragen naar aanleiding van de doelstellingen en opdrachten zullen tijdens de les op
interactieve wijze worden nabesproken.
Toetsing
De theorie van dit onderwerp wordt getoetst in het anatomie examen van Module 1. Dit
tentamen bestaat uit juist/onjuist vragen. Het eindresultaat moet minimaal 5,5 zijn.
Leermiddelen
- Platzer, W. (2012). Atlas van de Anatomie Bewegingsapparaat. Deel 1. (22e druk).
Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006951981
- Fritsch H. & Kuhnel W. (2012) Atlas van de Anatomie Inwendige organen. Deel 2.
(18e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006952322
- Kahle, W. (2012). Atlas van de Anatomie Zenuwstelsel en zintuigen. Deel 3. (19e druk).
Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006952339
- Grégoire, L. Straaten-Huygen van, A. & Trompert, R. (2014) Anatomie en Fysiologie van
de mens. (4e druk). Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. ISBN 9789006925630
- Netter, F.H. (2014). Atlas of Human Anatomy. (6e druk). Philadelphia, USA: Saunders.
ISBN 9781455704187
123
Infectiepreventie
Steriliteit, aanvulling op college van Jannie Smit
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Diana Haverkate
: 230’
: 1. Verlenen van operatieve zorg
4. Organiseren en beheren
Casus
Je komt voor het eerst op de OK en er wordt meteen verteld dat je afstand tot het
operatieteam moet houden en dat je alles wat groen c.q. blauw is niet mag aanraken. Dit is
steriel. Als ze je vragen om wat dichterbij te komen om ‘dat het nu heel interessant is wat er
gebeurt’, vind je het heel erg eng. Als ik maar niets onsteriel maak’.
Doelstellingen
Na het college van Jannie Smit (JS), het bestuderen van de opgegeven literatuur en de
aanvullende theorie tijdens het onderwijs door Diana Haverkate kan de student:
1.
beschrijven hoe de steriliteit van een steriel medisch hulpmiddel (SMH) gecontroleerd
wordt (JS)
2.
beschrijven wanneer een SMH steriel is (JS)
3.
vertellen welke verpakkingsmaterialen er zijn om SMH te verpakken (JS)
4.
aangeven welke functies en eigenschappen verpakkingsmateriaal van SMH moet
hebben (JS)
5.
de verschillende soorten van steriliseren benoemen en kort omschrijven (JS)
6.
aangeven aan welke eisen de route en opslag van SMH moet voldoen (JS)
7.
de letterlijke definitie van het begrip “steriel” benoemen
8.
de begrippen “aseptisch werken”, “steriel staan” in eigen woorden omschrijven
9.
beschrijven wat het ‘steriele veld’ in de OK is
10. alle aspecten die te maken hebben met ‘werken met steriliteit’ op een operatiekamer
weergeven en verklaren.
Individuele opdracht (thuis maken voorafgaand aan het college)
Het is de bedoeling dat je zelfstandig eerst de relevante literatuur bestudeert en de moeilijke
begrippen opzoekt.
1. Denk aan de stage opdracht: “beschrijf de routing (in de eigen instelling) van
instrumentarium dat moet worden gesteriliseerd. Bekijk in jouw werkgroep of dit voor
elke instelling hetzelfde is.” Neem dit mee naar de les om te bespreken.
2. Leg in concrete bewoording uit wat steriliteit is.
3. Geef in het kort weer hoe jij op de OK ‘aseptisch kunt werken’.
4. Heb je in de praktijk aspecten gezien die ‘aseptisch werken’ belemmeren? Geef
hiervan voorbeelden. (denk o.a. aan verstoring luchtbehandeling)
5. Het desinfectieproces van instrumentarium bevat enkele vaste aspecten. Welke
aspecten zijn dat en leg deze uit. Waaraan moet dit proces voldoen om uiteindelijk een
steriel instrument tijdens een operatie te kunnen gebruiken? (waaraan moet een
instrument voldoen om goed gedesinfecteerd / gesteriliseerd te kunnen worden)
Leermiddelen:
Basisboek operatieve zorg en technieken; ISBN 978 90 368 1755 4; paragraaf 5.6 en 5.6.1
Youtube: https://www.youtube.com/watch?v=5Dki5jFlE8o
124
Bron: http://home.earthlink.net/~murphyl/surg.htm
Bron: https://openi.nlm.nih.gov/detailedresult.php?img=PMC3016287_1754-9493-4-202&req=4
Bron: https://www.youtube.com/watch?v=5Dki5jFlE8o
125
Infectiepreventie: Specifieke micro-organismen (s.m.o.)
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Diana Haverkate
: 210’
: 1. Verlenen van operatieve zorg
4. Organiseren en beheren
Casus
Agnes is 28 jaar en zit in het eerste jaar van de opleiding tot operatieassistent. Daarvoor heeft
ze een tijd als verpleegkundige gewerkt op de afdeling heelkunde in een perifeer ziekenhuis.
Ze heeft indirect al te maken gehad met operaties, maar in de opleiding komt ze er
daadwerkelijk zelf bij te staan. Vanuit de verpleegafdeling weet ze dat er een aantal specifieke
micro-organismen (zoals MRSA en TBC) zijn, die isolatiemaatregelen nodig hebben. Als een
patiënt met één van die s.m.o. voor een operatie komt, kent ze de maatregelen al en kan ze
die verklaren.
Doelstellingen:
Na de individuele voorbereiding, het groepswerk en de nabespreking, is de student in staat:
1. om een aantal s.m.o. te benoemen
2. in eigen woorden weer te geven wat de s.m.o. kunnen veroorzaken, hoe ze zich
verspreiden en wat het is
3. om de maatregelen zoals isolatie rondom s.m.o. te verklaren
4. om de maatregelen rondom s.m.o. uit te voeren
5. om aan te geven waarom een contactonderzoek soms nodig is
Individuele opdracht thuis:
Denk aan je stage opdracht (zie OnderwijsOnline): observeer een isolatie van een MRSA (verdachte) patiënt of een andere strikte isolatie op de verpleegafdeling of OKC (indien dit
voorkomt) en beantwoord de volgende vragen :
• Waar wordt de omkleedprocedure door de medewerker uitgevoerd?
• Waar gaat het serviesgoed naar toe?
• Hoe wordt het afval afgevoerd? Draagt men dan nog de beschermende kleding?
• Kijk met name aan het einde van de werkzaamheden naar het uittrekken van de
beschermende kleding (waar en hoe) en de desinfectie van de handen. Schrijf de
volgorde en methodiek op zoals je die ziet en noteer jouw commentaar. Vind je dat het
goed is of moet de volgorde anders? Besmetten ze bijvoorbeeld deurklinken? Dit moet
mee naar de les en wordt daar besproken. Je hoeft tijdens de observatie niet in
discussie te gaan.
Het is de bedoeling dat je ter voorbereiding op het groepswerk de aangegeven leermiddelen
goed doorleest. Zoek de moeilijke begrippen op.
Zoek voorafgaand aan de les het antwoord op onderstaande 2 vragen:
1. Welke medewerkers in een ziekenhuis vallen in de eerste ring van contactonderzoek
als blijkt dat een patiënt een POWI heeft door een hemolytische Streptokok groep A?
2. Krijgen personen systemisch antibiotica om van zijn/haar MRSA-dragerschap af te
komen? Zo ja, wie dan? Zo nee, waarom niet? Wat vind jij ervan?
Groepsopdracht in de les
In de les worden de s.m.o. verdeeld over groepen van 3-5 personen. Iedere groep moet iets
over een s.m.o. opzoeken via internet. Zorg dus per groep voor een laptop of tablet.
Bespreek vervolgens onderstaande vragen per s.m.o.:
1. Wat is het (is het een ziekte en/of door welk soort mo)?
2. Welke isolatie hoort erbij?
3. Zijn er nog extra maatregelen tijdens operatie nodig? Zo ja, welke?
4. Is er een contactonderzoek onder patiënten of medewerkers nodig?
5. Zijn er risicogroepen bij patiënten?
6. Is behandeling/vaccinatie mogelijk?
126
Nabespreking:
Tijdens de les wordt de groepsopdracht klassikaal besproken en de vragen van jullie worden
beantwoord. Ook zullen er enkele voorbeelden getoond worden.
Leermiddelen:
Internetsites om de les voor te bereiden:
• Artikel van M.M. van Rijen over preoperatieve behandeling van neusdragerschap
Staphylococcus aureus.: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22916209
• https://www.ntvg.nl/artikelen/fecestransplantatie-wanneer-wel-en-wanneer-niet
• http://www.rivm.nl/Onderwerpen/Ziekten_Aandoeningen
• http://www.rivm.nl/Onderwerpen/W/Werkgroep_Infectie_Preventie_WIP/WIP_Richtlijne
n/Ziekenhuizen_ZKH
• WIP-richtlijnen o.a.
o WIP richtlijn “MRSA”
o WIP richtlijn “BRMO”
o WIP richtlijn “Indicaties voor isolatie”
o WIP richtlijn “Operatie geïsoleerde patiënten”
Opm. Lees op de genoemde sites van RIVM en WIP met name de hoofdstukken door die de
micro-organismen behandelen en waarin de maatregelen rondom een operatie staan
beschreven.
127
Scheikunde
Scheikunde module 1: algemeen en opfrissen begrippen
Docent:
SBU:
Taakcompetentie:
Diana Haverkate
210’
Verlenen van operatieve zorg
Organiseren en beheren
Voor module 1 wordt gebruik gemaakt van het boek dat onder leermiddelen staat. De lessen
zijn opgebouwd rondom thema’s. Per blok van 2 uur wordt verwezen naar de hoofdstukken
van het boek. Hoofdstuk 8, 9 en 13 worden niet behandeld, de rest wel.
Toetsing.
Na 10 lesuren volgt een diagnostische toets en na nog eens 10 lesuren het examen. De
diagnostische toets en het examen bevatten elk 80 juist/onjuist vragen en maximaal 5 open
vragen.
Het cijfer van het examen moet tenminste een 5,5 zijn.
In dit 1e en 2e blok wordt aandacht besteed aan herhaling van onderstaande basisbegrippen.
Opdracht thuis:
1. Neem de pdf van de introles door.
2. Neem thuis onderstaande basiskennis door. Dit wordt verondersteld bekend te zijn bij
aanvang 1e blok:
• Begrippen atoom, molecuul, kern, protonen, neutronen, elektronen, ionen
• Dubbelatomen: Br I N Cl H O F
• Wat kun je uit het Periodiek systeem halen
• Neem scheikundige voorbeelden uit de praktijk mee naar de les
Zoek op wat je niet meer weet.
Doelstellingen:
De student
1. kent de fasen die bij scheikunde worden gebruikt: vast-vloeibaar-gas en de term ‘opgelost
in water’
2. kent de begrippen (an)ionen, mol, isotopen
3. kan werken met het periodiek systeem
4. kan op basis van positieve en negatieve ionen een molecuulformule (verhoudingsformule)
schrijven
5. kan rekenen met de mol, molecuulmassa en grammen (is nodig voor SAZ)
6. kent de naamgeving van stoffen op basis van de molecuulformule
7. kan reactievergelijkingen kloppend maken: van reactieschema naar reactievergelijking
Leermiddelen:
• Drs. J.H. Vermaat en J.J.H. Weierink (2010): Basischemie voor studenten in het
beroepsonderwijs, Dwingeloo, Kavanah; achtste herziene druk. ISBN 9789057401480;
Hoofdstukken 1-2-3-5
Youtube:
• Scheikundeleraar.nl
• Robbert Dijkgraaf, ‘het allerkleinste’: https://www.youtube.com/watch?v=B696Y1vp93c
• scheikundelessen
128
Scheikunde Module 1 – Ademhaling
Docent:
SBU:
Datum:
Taakcompetentie:
Diana Haverkate
210’
Feb. 2019, 3e blok van 2 lesuren
Verlenen van operatieve zorg
Organiseren en beheren
In dit 3e blok gaan we in op de stoffen die horen bij de ademhaling en de metingen ervan
tijdens een operatieve ingreep. Daarvoor moeten we eerst een aantal begrippen behandelen.
Doelstellingen:
De student
1. kent de begrippen enkelvoudige en samengestelde ionen
2. kent het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde ionen
3. kent de termen
a. oplosreactie,
b. elektrolyt,
c. polair
4. kan kloppende molecuulformules (met coëfficiënt en index) schrijven, zowel met
enkelvoudige als samengestelde ionen
5. kent de (molecuulformules) van een aantal gassen: zuurstof, koolstofdioxide, lachgas,
stikstof, stikstofmonoxide, stikstofdioxide, chloorgas
6. kent de begrippen oxide/hydroxide
7. kent de molecuulformules en de chemische werking van sodalime
Leermiddelen:
• Drs. J.H. Vermaat en J.J.H. Weierink (2010): Basischemie voor studenten in het
beroepsonderwijs, Dwingeloo, Kavanah; achtste herziene druk. ISBN 9789057401480;
Paragrafen 4.5 t/m 4.8
129
Scheikunde Module 1 – Bloedgasanalyse
Docent:
SBU:
Datum:
Taakcompetentie:
Diana Haverkate
210’
Feb. 2019, 4e blok van 2 lesuren
Verlenen van operatieve zorg
Organiseren en beheren
In dit 4e blok wordt het maagdarmkanaal behandeld met de daarbij behorende chemische
begrippen. Tevens worden onderdelen van de bloedgasanalyse en een aantal
lichaamsvloeistoffen besproken.
Doelstellingen:
De student
1. kent de begrippen verhoudingsformule, molecuulformule
2. kan op basis van ionen een kloppende molecuulformule maken
3. weet dat er oplosbare en onoplosbare zouten zijn.
4. kan kloppende reactievergelijkingen maken: oplosreactie, neerslagreactie, ionisatiereactie
5. kent een paar toepassingen van zouten in de praktijk
6. Kent de term kristalwater
7. kent het begrip elektrolyt in het menselijk lichaam, wat hun functie is
8. Kan een aantal elektrolyten benoemen
9.
Leermiddelen:
• Drs. J.H. Vermaat en J.J.H. Weierink (2010): Basischemie voor studenten in het
beroepsonderwijs, Dwingeloo, Kavanah; achtste herziene druk. ISBN 9789057401480;
Hoofdstukken 4, 6 en 7.
Internet:
http://www.scienceforlife.eu/tekst%20ph%20waarde%20van%20het%20bloed.htm
http://www.zowerkthetlichaam.nl/411/regulatie-van-het-zuur-base-evenwicht/
http://www.elisabeth.nl/ik_ben_patient/vm_specialismen/zorgeenheden/radiologie/praktisch
e/contrastmiddelen/
Gevolgen door verstoring van het evenwicht:
https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/inleidendeteksten/i/inl%20stoornissen%20van%2
0het%20zuur%20base%20evenwicht.asp
130
Scheikunde Module 1 – Het maagdarmkanaal en lichaamsvloeistoffen
Docent:
SBU:
Datum:
Diana Haverkate
210’
Feb. 2019, 5e blok van 2 lesuren
In dit 5e blok wordt het maagdarmkanaal behandeld met de daarbij behorende chemische
begrippen. Tevens wordt een aantal lichaamsvloeistoffen besproken.
Doelstellingen:
De student
10. kent de volgende begrippen, kan ze uitleggen en ermee werken:
a. zuur-base-buffer,
b. zuurgraad,
c. pH,
d. pH-neutraal
e. sterke en zwakke zuren
f. zuurconstante
11. kent drie sterke zuren
12. kent twee sterke basen
13. kan de buffers van het menselijk lichaam noemen en uitleggen
14. weet dat lichaamsvloeistoffen een bepaalde zuurgraad hebben en waarom
15. kan rekenen met concentraties [ H+] en [OH-]
16. kan pH en pOH uitrekenen
Leermiddelen:
• Drs. J.H. Vermaat en J.J.H. Weierink (2010): Basischemie voor studenten in het
beroepsonderwijs, Dwingeloo, Kavanah; achtste herziene druk. ISBN 9789057401480;
Hoofdstukken 4-6-7
• M. Hoeve en A. Kammeyer (2014): Medisch rekenen, Springer Media, vierde druk. ISBN
978 90 368 0579 7.
Internet:
http://www.scienceforlife.eu/tekst%20ph%20waarde%20van%20het%20bloed.htm
http://www.zowerkthetlichaam.nl/411/regulatie-van-het-zuur-base-evenwicht/
Gevolgen door verstoring van het evenwicht:
https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/inleidendeteksten/i/inl%20stoornissen%20van%2
0het%20zuur%20base%20evenwicht.asp
131
Scheikunde Module 1 – Corrosie, oxidatie en desinfectie
Docent:
SBU:
Datum:
Taakcompetentie:
Diana Haverkate
210’
Feb. 2019, 6e en 7e blok van 2 lesuren
Verlenen van operatieve zorg
Organiseren en beheren
In deze blokken wordt de oxidatie van het instrumentarium en de verschillende soorten
desinfectiemiddelen behandeld.
Doelstellingen:
De student
1. kan beschrijven wat oxideren inhoudt en kan dit als een reactievergelijking opschrijven.
2. kent de chemische symbolen van verschillende metalen.
3. kan in eigen woorden beschrijven hoe het komt dat roestvrijstaal toch kan gaan roesten.
4. weet dat chloorhoudende verbindingen slecht zijn voor roestvrijstaal.
5. kent de begrippen atoombinding, polaire en apolaire binding.
6. kan de zeepwerking in eigen woorden omschrijven.
7. kent de belangrijkste desinfectiemiddelen voor oppervlakken.
8. weet dat er verschillende chloorhoudende desinfectiemiddelen bestaan en dat ze een
andere werking hebben.
9. kent het begrip oxidans/oxidator
10. kan een aantal legeringen benoemen en welke metalen samen een legering vormen die in
het lichaam wordt gebruikt
11. heeft kennis genomen van de laatste ontwikkelingen op het gebied van
desinfectiemiddelen.
Leermiddelen:
• Drs. J.H. Vermaat en J.J.H. Weierink (2010): Basischemie voor studenten in het
beroepsonderwijs, Dwingeloo, Kavanah; achtste herziene druk. ISBN 9789057401480;
Hoofdstukken/paragrafen 2.1, 3.5, 4.1, 4.2, 6.1, 6.2
Internet:
• http://www.eu-re-ka.nl/pagina48.html
• http://www.aljevragen.nl/sk/biochemie/BIO158.html
• http://www.blogdrweigert.nl/putcorrosie-chirurgische-instrumenten/
132
Scheikunde Module 1 – Introductie organische chemie
Docent:
SBU:
Datum:
Taakcompetentie:
Diana Haverkate
210’
Feb/Mrt. 2019, 8e t/m 10e blok van 2 lesuren
Verlenen van operatieve zorg
Organiseren en beheren
In blok 8 t/m 10 maakt de student kennis met de organische chemie.
Doelstellingen:
De student:
1. weet wat een koolwaterstof is.
2. weet wat de volgende termen inhouden:
a. (on)verzadigde koolwaterstoffen (alkanen, alkenen, alkynen)
b. Alkanol
c. Alkaanzuren
d. Ester
e. Aminozuur
f. Alkanon
3. kent alkanolen als desinfectiemiddel
4. kent de termen en het verschil tussen molecuulformule en structuurformule
5. kent de algemene molecuulformule en structuurformule van bovenstaande
koolwaterstoffen.
6. kan op verschillende manieren de structuurformules van koolwaterstoffen schrijven en
‘lezen’.
7. De student kent de begrippen polyadditie en polymerisatie en kan hiervan een
algemene reactievergelijking schrijven.
8. De student weet dat deze reactie is gebaseerd op de eigenschap van een dubbele
binding.
9. De student kent het chemische verschil tussen oplosbare (bij alkanol en alkaanzuur) en
onoplosbare (bij alkenen) hechtdraden.
10.
11. kent de volgende begrippen:
a. Biomoleculen (sachariden, vetten, eiwitten)
b. Mineralen
c. Vitaminen
12. kent de namen en structuurformules van de monosachariden
13. kan de namen benoemen van de di- en polysachariden en wat hiervan de grondstof is.
14. kent de algemene molecuulformule van een ester.
15. kent de algemene reactievergelijking van het ontstaan van een vet: glycerol en 3
alkaanzuren geeft vet en water
16. kent de algemene structuur van een aminozuur en weet dat dit de bouwstof is voor
eiwitten. Hij/zij kan een paar aminozuren benoemen.
Leermiddelen:
• Drs. J.H. Vermaat en J.J.H. Weierink (2010): Basischemie voor studenten in het
beroepsonderwijs, Dwingeloo, Kavanah; achtste herziene druk. ISBN 9789057401480;
Hoofdstukken 10,11 en 12
•
www.basisvaardighedentoegepastescheikunde.noordhoff.nl
133
134
Ergonomie - Gezond werken op de OK
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Naam docent volgt
: Voorbereiding 50’, bijeenkomst en vaardigheidstraining 90’
: 1 verlenen van operatieve zorg
Toetsing
De lessen houding en tiltechniek worden beoordeeld op actieve participatie en proactieve
houding van de student. De student houdt zich aan deze inspanningsverplichting.
Algemeen:
In deze praktijkles staat bewustwording van de mogelijkheden voor gezond werkgedrag
centraal. Voorkomen is beter dan genezen is het motto van de bedrijfsfysiotherapeut. Wat zijn
je mogelijkheden om fysieke klachten te voorkomen? Hoe maak je je werk lichter? Zijn de
vragen die in deze praktijklessen centraal staan. Het ervaren van de verschillende
mogelijkheden om je werk lichter te maken is de basis van waaruit we werken.
Praktijkopdracht
Let deze dagen bewust op verbeterpunten: Wat zijn belangrijke aandachtspunten als het gaat
om preventie van fysieke overbelasting? In de les kiezen we een top vier van knelpunten die
jullie in je werk tegen kunnen komen, waar we praktisch mee aan de slag gaan.
Doelstelling
De student kan:
1.
een praktische vertaalslag maken van de praktijkrichtlijnen voor de bronnen van fysieke
belasting die voorkomen tijdens de eigen werkzaamheden.
Zoals (zie de praktijkrichtlijnen patiënt gebonden handelingen)
o horizontale transfer, lig in bed  lig op brandcard
o statische belasting staan
Alsook (zie de praktijkrichtlijn niet patiënt gebonden handelingen):
- tillen en dragen
2.
aangeven wat de bronaanpak is voor de meest voorkomende bronnen van fysieke
belasting op de OK.
3.
herstel belemmerende en herstel bevorderende factoren herkennen om er vervolgens
in de praktijk effectief op te kunnen reageren.
De student is zich bewust van:
1. de eigen regelmogelijkheden voor gezond werken
2. signalen van overbelasting en weet hier adequaat op te reageren.
De student beheerst de vaardigheden voor:
1. Horizontale transfers, met aandachtspunten voor de eigen houding en gedrag.
2. omgaan met werkmaterialen, hulpmiddelen
Leermiddelen
- Knibbe, H. Meijsen, P. (2004) Een verkenning van nieuwe mogelijkheden voor
ergonomische oplossingen op de operatiekamer. Arboconvenant
Ziekenhuizen,Sectorfondsen Zorg en Welzijn.
http://www.anderszorgen.nl/documenten/Technische%20oplossingenOK.pdf
-
Knibbe, H. Meijsen, P. , (2006) uitgave van de stichting arbedsmarkt en ziekenhuizen
(Staz) het wat nekt je boekje.
https://www.betermetarbo.nl/fileadmin/user_upload/Fysieke_belasting/wat_nekt_je.pdf
135
-
Meijsen, P. Knibbe, H. (2008) Fysieke belasting bij patiënten transfers op de
operatieafdeling.
http://www.staz.nl/downloads/arbeidsomstandigheden/tillen_op_de_ok/Tillen_op_de_OK.p
df
-
De praktijkrichtlijnen patiënt gebonden handelingen ziekenhuizen
http://www.gezondenzeker.nl/images/dynamic/fysiek_belasting_Praktijkrichtlijnen/Praktijkri
chtlijnen%20Ziekenhuizen%20patient.pdf
136
Bedrijfshulpverlening / Calamiteitenbeleid (BHV – CAL)
Les
Docent
SBU
: Les 1 BHV – CAL (CU)
: Ricardo Soekhoe
: Voorbereiding 90’, CU 135’
Toetsing
1. Bedrijfshulpverlening (BHV) en calamiteitenbeleid wordt beoordeeld op actieve participatie
en proactieve houding van de student De student houdt zich aan deze
inspanningsverplichting. Indien dit met een niet-voldaan beoordeeld wordt, neemt de
student direct na deze beoordeling contact op met de docent voor een vervangende
opdracht.
Inleiding
Op 28 september 2006 onderging een patiënt een kleine operatieve ingreep in een
operatiekamer in het Twenteborgziekenhuis te Almelo. De patiënt was plaatselijk verdoofd en
ten behoeve van het medisch handelen gefixeerd op de operatietafel. Tijdens de operatie is
brand uitgebroken in de anesthesieapparatuur. De patiënt kon niet worden gered en is als
gevolg van de brand overleden. De Raad beschouwt het voorval in het Twenteborgziekenhuis
als een ingrijpende gebeurtenis, die in de samenleving veel vragen opgeroepen heeft. Het was
daardoor voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid vanzelfsprekend om onderzoek uit te
voeren. Het onderzoek is uiteindelijk toegespitst op de beantwoording van de volgende
onderzoeksvragen: “Waarom is bij dit voorval de patiënt niet gered?” en “Hoe kon er brand
uitbreken in de anesthesieapparatuur?”
Bron
Onderzoeksraad (2008) Brand in een operatiekamer Twenteborgziekenhuis, Almelo, 28 september 2006. Geraadpleegd op 20
november 2017 van https://www.onderzoeksraad.nl/uploads/items-docs/367/Rapport_Twenteborg.pdf
Taakcompetentie(s)
Binnen dit onderwerp wordt gewerkt aan de onderstaande taakcompetenties:
TC 3. Samenwerken in professionele relaties
TC 4. Organiseren en beheren
TC 6. Eigen deskundigheid bevorderen
TC 7. Bijdrage leveren aan het beroep
Doelstellingen
De student toont kennis van en inzicht in;
1. de omschrijving van de begrippen BHV en calamiteit,
2. de wet en regelgeving ten aanzien van BHV,
3. de implementatie en het toepassen van het beleid ten aanzien van BHV binnen de
ziekenhuisorganisatie en het OKC,
4. het ontstaan van een calamiteit op het niveau van de ziekenhuisorganisatie en het OKC,
5. de rol, taken en verantwoordelijkheden van de ziekenhuismedewerker indien er sprake is
van calamiteit op het niveau van de ziekenhuisorganisatie en het OKC,
6. wat een brand is en hoe een brand kan worden geblust,
7. hoe te handelen in geval van brand; alarmeren, branduitbreiding voorkomen en blussen.
Individuele (voorbereidende) opdracht
• Voor de onderwijsbijeenkomst;
o Lees de inhoud van de documenten die vermeld staan onder leermiddelen
oriënterend door.
o Raadpleeg ook het BHV- en calamiteitenbeleid van het ziekenhuis waar je
werkzaam bent.
• Formuleer tenminste twee leervragen.
• Neem de leervragen mee naar de onderwijsbijeenkomst en leg deze voor aan de docent
137
Leermiddelen
- Internet;
o https://www.ifv.nl/kennisplein/Documents/201005-ibmz-bestuursmethodiekbrandveiligheid-voor-jeugdzorg-en-zorginstellingen.pdf
138
Kwaliteit van zorg – Systeemdenken en Veiligheidscultuur
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Dhr. Clark Nowack, Gezondheidszorgtechnologie
Clark.nowack@han.nl
: Zelfstudie 30’, CU 90’
: 1. Verlenen van operatieve zorg
3. samenwerken
6. eigen deskundigheid bevorderen
Toetsing
De toetsing omvat de presentatie van het huiswerk van de stageperiode. Daarnaast wordt een
actieve participatie en proactieve houding van de student verwacht. De student houdt zich aan
deze inspanningsverplichting. Indien dit met een niet-voldaan beoordeeld wordt, neemt de
student direct na deze beoordeling contact op met de docent voor een vervangende opdracht.
Algemeen
Het begrip veiligheidscultuur geeft aan hoe er met veiligheid wordt omgegaan in een
organisatie.
Beleid en procedures, maar bovenal ook attitudes en meningen maken deel uit van de
veiligheidscultuur van een organisatie.
De colleges Systeemdenken - Veiligheidscultuur geven de studenten een basis om proactief
mee te denken aan het verbeteren van de veiligheidscultuur.
BAZ1 en Module1 bestaan ieder uit twee colleges á 90”:
I.
Bespreken van het huiswerk. Per student wordt een korte presentatie gegeven van
zijn/ haar uitwerking.
Herkomst van veiligheidscultuur en inbedding in de zorg
Introductie Instrument Zelfevaluatie patiëntveiligheid IZEP
II.
Specificeren van een verbetering.
Clark.nowack@han.nl
Lectoraat innovatie in de care
139
Patiëntveiligheid - Veilig incidenten melden
Terugkoppeling opdracht
Docent
SBU
Taakcompetenties
: Roger Hendriks
: zelfstudie 45’, CU 90’
: 1 Verlenen van operatieve zorg
3 Samenwerken in professionele relaties
4 Organiseren en beheren
7 Bijdrage leveren aan het beroep
Toetsing
1. Indien de opdracht conform de hierboven vermelde datum en criteria wordt ingeleverd
wordt de opdracht met een voldaan beoordeeld. Wanneer niet aan deze
inspanningsverplichting wordt voldaan betekent dit dat de opdracht met een niet voldaan
wordt beoordeeld. Dit betekent dat de student een vervangende c.q. een extra opdracht
ontvangt die met een voldaan beoordeeld moet zijn.
2. Patiëntveiligheid – veilig incidenten melden wordt beoordeeld op actieve participatie en
proactieve houding van de student. De student houdt zich aan deze
inspanningsverplichting. Indien dit met een niet-voldaan beoordeeld wordt, neemt de
student direct na deze beoordeling contact op met de docent voor een vervangende
opdracht.
Inleiding
“Veilig Incident Melden (VIM) is een methode die ontworpen is om incidenten veilig te melden,
te onderzoeken en de oorzaken te categoriseren dicht bij het werkproces. Het is niet alleen
nodig om te identificeren wat er is gebeurd en hoe het is gebeurd, maar ook om te achterhalen
waarom het is gebeurd en hoe het komt dat de veiligheidsmechanismen (barrières) niet
voorkomen hebben dat incidenten zijn opgetreden.
Deze benadering voorkomt een cultuur waarbij ongewenste uitkomsten aan een persoon
worden toegeschreven, een zogenaamde ‘blaming’-cultuur. Alleen als duidelijk is waarom een
incident is ontstaan, kunnen effectieve maatregelen genomen worden die voorkomen dat in de
toekomst nog een keer een dergelijk incident zal plaatsvinden.”
Bron: VMS-Veiligheidsprogramma. (2009). Praktijkgids Veilig incident melden. Haarlem. SOGOOD. Geraadpleegd op 20
november 2017 van http://www.vmszorg.nl/wp-content/uploads/2017/07/web_2009.0106_praktijkgids_vim.pdf
Doelstellingen
De student;
- kan de theorie met betrekking tot het veilig incident melden vertalen naar de
beroepspraktijk,
- is zich bewust van het karakter van de beroepsuitoefening,
- levert een actieve bijdrage aan patiëntveiligheid.
Opdracht ter voorbereiding op de les Patiëntveiligheid :
• Download tijdens de stage van de BVP de praktijkgids “Veilig incident melden” via
• https://www.vmszorg.nl/wpcontent/uploads/2017/07/web_2009.0106_praktijkgids_vim.pdf
• Lees:
o De inhoud van deel 1 van de praktijkgids “Veilig incident melden (VIM)”.
o De inhoud van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4 uit deel 2 van de praktijkgids “Veilig
incident melden (VIM)”.
• Beschrijf kort en bondig één incident dat je tijdens de stage op de verpleegafdeling of
het operatiekamercomplex hebt gezien.
• Analyseer dit incident (gebruik desgewenst de PRISMA methode uit hoofdstuk 4 (deel
2) van de praktijkgids “Veilig incident melden”).
140
•
•
Beschrijf de (in)directe (basis)oorzaak/oorzaken die volgens jou hebben geleid tot het
incident
Beschrijf een verbeteractie.
Werk dit uit op maximaal een 1/2 A4 uit en stuur de uitwerking uiterlijk 28 januari
2019 naar Roger.hendriks@han.nl, met als onderwerp : Uitwerking VIM (naam student
+ naam module)
Nabespreking
In de onderwijsbijeenkomst worden de resultaten van de opdracht teruggekoppeld.
Leermiddelen
- Internet:
o http://www.vmszorg.nl/wpcontent/uploads/2017/07/web_2009.0106_praktijkgids_vim.pdf
141
Heelkunde
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Sophie de Gier les 1 en 2, shock en appendicitis
: Wilma Fenneman les 3
: Sophie de Gier les 4 en 5 breuken en anus
: zelfstudie 90’, c.u. 8 x 45’
: 1. Verlenen van operatieve zorg
Toetsing
De theorie van dit onderdeel wordt getoetst in het Heelkunde examen van Module 1.
Het is de bedoeling dat je voor elke bijeenkomst de aangegeven onderwerpen uit het
Leerboek Chirurgie voorbereid. De vragen die bij je opkomen, neem je mee naar de les. In
deze lessen word je direct getoetst op je voorbereiding
Les 1, 2 en 3
Shock en appendicitis
Inleiding
Shock is een klinische toestand met karakteristieke bevindingen, die ontstaat bij een
verstoorde balans tussen vraag naar en aanbod van zuurstof op cellulair niveau. Er zijn
verschillende vormen van shock te onderscheiden, elke met hun eigen pathofysiologie en
behandelstrategie. Een groot gedeelte van de chirurgische aandoeningen die je als
operatieassistent tegenkomt kan leiden tot shock.
Zo moet je bijvoorbeeld denken aan een trauma met veel bloedverlies of een abdominale
sepsis bij een geperforeerde appendicitis. Naast de direct chirurgische behandeling van
het onderliggende probleem, zal je als operatieassistent ook de collega’s van de
anesthesie moeten gaan ondersteunen die op hun manier bezig zijn met het herstellen van
de verstoorde balans tussen vraag en aanbod van zuurstof. Het is dus als
operatieassistent van belang de oorzaken, gevolgen en behandeling van shock te
herkennen en in teamverband te kunnen toepassen.
Daarnaast zullen we in de komende lessen ook het ziektebeeld ‘appendicitis’
behandelen. Dit is een van de meest voorkomende oorzaken voor een acute buik en zal je
tijdens de opleiding en daarna veelvuldig moeten gaan behandelen. Een patiënt met een
blindedarmontsteking ligt echter niet direct op de operatietafel, hier gaat een
klachtenpatroon en uitgebreid diagnostisch traject aan vooraf. Ook na een operatie volgt
vaak nog een langdurig postoperatief traject, al dan niet gepaard met complicaties. Het is
daarom voor jou als zorgverlener belangrijk om dit gehele peri-operatieve traject te
begrijpen en onderscheid te maken in de individuele verschillen waarmee het gepaard kan
gaan.
Leerdoelen
Deze module is opgezet om je te helpen het volgende te bereiken:
• De verschillende oorzaken en gevolgen van shock te kunnen reproduceren en deze kennis
in casuïstiek te kunnen toepassen
• Een passend diagnostisch voorstel doen om de differentiaaldiagnoses van shock en
appendicitis kunnen aan te tonen dan wel uit te sluiten.
• Kennis van de etiologie, behandelmogelijkheden, complicaties en het natraject van een
patiënt met appendicitis toepassen en deze correct verantwoorden tijdens
casusbesprekingen en klinisch redeneren in een gesimuleerde setting.
Voorbereiding
Ter voorbereiding op les 1 en 2 is het van belang de volgende hoofdstukken te lezen en te
begrijpen:
142
-Hoofdstuk 8 ‘Shock’ van het Leerboek Chirurgie
-Hoofdstuk 24 ‘Appendix’ van het Leerboek Chirurgie
-Hoofdstuk 12 ‘Acute onderbuikspijn’ uit het leerboek ‘Chirurgie’ van Bonjer.
-Tevens zijn op onderwijs Online een tweetal powerpoint presentaties beschikbaar om door te
nemen.
Les 1 (4 uur) – appendicitis en shock
1.Individuele voorbereidingstoets
2.Groeps voorbereidingstoets
3.Nabespreking
Uitleg:
Vorm De IVT/GVT toets is onderwijsvorm aan de hand van een toets met 15 meerkeuze
vragen. Het onderwijs bestaat uit 3 onderdelen:
- het maken van de individuele voorbereidingtoets (IVT)
- het maken van de groepsvoorbereidingstoets (GVT)
- nabespreking met de docent
Individuele voorbereidingstoets
Aan het begin van deze onderwijsvorm maak je per student individueel de toets. De toets
bestaat uit
15 meerkeuzevragen met 3-4 antwoordopties.
Er zal 30 minuten tijd zijn voor het maken van de toets.
Je krijgt aan het eind van de toets nog geen inzicht in de juiste antwoorden.
Op later moment, na beëindigen van deze onderwijs vorm, krijg je de uitslag van deze toets in
de vorm van een totaalscore. Ook krijg je te zien hoe jouw medestudenten die ook op
hetzelfde moment de module volgen deze toets gemaakt hebben.
Groepsvoorbereidingstoets
Na afloop van het maken van de Individuele voorbereidingstoets ga je in je eigen team
(gemiddeld 6 studenten) de toets nog een keer maken. Je discussieert samen met je
medestudenten over het juiste antwoord. Een van de teamleden voert het juiste antwoord in.
Je krijgt nu meteen feedback of het antwoord juist is of niet. Bij een juist antwoord, krijg je een
punt en ga je door naar de volgende vraag. Bij een onjuist antwoord mag je opnieuw een
keuze maken.
Bediscussieer in jullie team welk antwoord jullie nu juist lijkt. Bij een juist antwoord krijg je een
½ punt en ga je door naar de volgende vraag. Bij een onjuist antwoord, mogen jullie nog en
poging wagen. Net zo lang totdat jullie het goede antwoord gegeven hebben. Aan het eind van
de toets, krijgen jullie meteen de groepsscore te zien. De docent kan deze scores ook in zien.
Er zal 60 minuten voor de GVT beschikbaar zijn.
Nabespreking
In de nabespreking gaat de docent in op de vragen. De docent kan jullie team vragen om een
143
keuzevoor een bepaald antwoord nog eens toe te lichten. Zijn de juiste argumenten gebruikt
om te komen tot het juiste antwoord. De docent besteedt extra aandacht aan vragen die door
de teams als moeilijk zijn ervaren. Er is ook ruimte voor de docent om belangrijke principes
samen met jullie door te nemen. Voor deze nabespreking 45 minuten tijd.
Doel toets
De IVT/GVT toets heeft meerdere doelen:
1) middel voor jou om te testen of je voldoende kennis hebt opgedaan over de stof van de
module
2) middel om je voor te bereiden om in de ITO de opgedane kennis toe te passen in een
praktijksituatie afgestemd op de fase van de studie waarin jij je bevindt.
3) middel voor jou om met behulp van argumenten een gefundeerde keuze te maken en deze
argumenten duidelijke te kunnen uitleggen aan je medestudenten
4) middel voor jou om te leren van kennis en denkwijze die andere studenten zich eigen
hebben gemaakt.
Vorm De IVT/GVT toets is onderwijsvorm aan de hand van een toets met 15 meerkeuze
vragen. Het onderwijs bestaat uit 3 onderdelen:
- het maken van de individuele voorbereidingtoets (IVT)
- het maken van de groepsvoorbereidingstoets (GVT)
- nabespreking met de docent
Les 2 (2 uur)
Integratieve toepassingsopdracht
Inhoud
De integratieve toepassingsopdracht is een onderwijsvorm waarmee de module wordt
afgesloten. In deze module laat je samen met je team zien dat je de kennis die je hebt
opgedaan in de module kunt toepassen in een patiëntencasus die is afgestemd op het
niveau van jouw studie op dat moment.
Duur
De totale duur van de onderwijsvorm is 2 uur.
Vorm
Elk team krijgt dezelfde casus en dezelfde opdrachten. In je eigen team van gemiddeld 6
studenten lees je de casus en verdiepen jullie je in de eerste opdracht. Je overlegt en
bediscussieert met elkaar wat jullie het best passende antwoord vinden. De docent geeft
aan hoeveel tijd er beschikbaar is voor dit overleg. Wanneer de tijd voorbij is, dan laat elk
team op hetzelfde moment weten wat het juiste antwoord is. Dit kan door middel van
antwoord kaarten met letters. De docent vraagt een team om toe te lichten waarom ze tot
een bepaald antwoord gekomen zijn en een ander team om daarop te reflecteren.
Wanneer voldoende kennis is uitgewisseld, gaan alle teams op dezelfde wijze aan de slag
met de volgende opdracht.
144
Uitgangspunt
Uitgangspunt van de integratieve toepassingsopdracht zijn de 4S-en:
1.
2.
3.
4.
Significant probleem: teams werken aan een relevant, belangrijk probleem.
Soortgelijk probleem: teams werken aan hetzelfde probleem.
Specifieke keuze: teams moeten een specifieke keuze maken.
Simultane rapportage: teams rapporteren gelijktijdig.
Les 3 (90’) Wilma Fenneman
Leercoaching; peerfeedback
In een vertrouwde groep van medestudenten geef je, vraag je, en verwerk je feedback op
elkaars werk en gedrag op zo'n manier dat dat bijdraagt aan je eigen ontwikkeling en aan die
van je medestudenten.
Les 4 (90‘) en 5 (90“) Breuken en Anus
Les 4 en 5 worden op de conventionele manier onderwezen.
Doelstellingen
De student
1. heeft inzicht in de vermelde kennisgebieden, t.a.v. diagnostiek,
behandelmogelijkheden, interventies, complicaties en toekomst
2. kan bovengenoemde inzichten toepassen tijdens het vakinhoudelijk handelen
3. Kernpunten aan het einde van elk hoofdstuk zijn belangrijk.
Voorbereiding les 4 en 5
Het is de bedoeling dat je voor elke bijeenkomst de aangegeven onderwerpen uit het
Leerboek Chirurgie voorbereid. De vragen die bij je opkomen, neem je mee naar de les.
o
o
Hst. 14 Breuken
Hst. 25 Anus
Leermiddelen
Gooszen, H. (2012). Leerboek Chirurgie. Houten: Bohn stafleu van Loghum.
ISBN 9789031 387342
145
Orthopedie
Module 1
Docent
SBU
Taakcompetentie
: D.F.M.J. Lamers
: zelfstudie voorbereiding 120’, c.u. 8 x 45”
: 1. Verlenen van operatieve zorg
Toetsing
De Orthopedie wordt getoetst als examen Orthopedie van module 1, in dit examen zijn alleen
juist / niet juist vragen opgenomen..
Doelstelling
De student
1. heeft kennis van en inzicht in de vermelde kennisgebieden, t.a.v. diagnostiek,
behandelmogelijkheden, interventies, complicaties en toekomst
2. kan bovengenoemde inzichten toepassen en integreren tijdens het vakinhoudelijk
handelen
Opdracht:
• Herhaal uit de BVP de begrippen m.b.t. de diverse anatomische vlakken. Tijdens de les
worden deze gebruikt en er wordt vanuit gegaan dat deze begrippen bekend zijn.
• Bestudeer hoofdstuk 20 voor de les al zorgvuldig. Zoek zelf ook al het verschil op
tussen primaire en secundaire artrose.
• Van de andere hoofdstukken is het de bedoeling dat voorafgaand aan de les de
betreffende leerstof globaal voorbereid wordt vanuit het leerboek Orthopedie van
Verhaar. Dit boek vormt het fundament van de leerstof Orthopedie.
• Voor verdere verdieping is het noodzakelijk om tijdens de les notities te maken, actief
mee te doen en vragen te stellen. Na de les is het essentieel de inhoud van pptpresentaties te relateren en uit te werken aan de leerstof uit het leerboek en de
leermiddelen die de docent aangeeft. Dit geeft uiteindelijk meer inzicht in de materie en
de mogelijkheid tot het leggen van verbanden. Hiernaast is het leerzaam en
noodzakelijk deze leerstof mee te nemen naar de stage en aldaar verdere verdieping
c.q,. verbreding te zoeken.
Algemeen:
Hoofdstuk 1: Het lichamelijk onderzoek
Hoofdstuk 3: Technisch onderzoek in de orthopedie
Hoofdstuk 4: Behandeltechnieken in de orthopedie
Hoofdstuk 5: Fysiotherapie, hulpmiddelen en revalidatiegeneeskunde
Oorzaken orthopedische afwijkingen
Hoofdstuk 20: Artrose
Hoofdstuk 22.3: Osteoporose
Hoofdstuk 23.3: Artritis
Hoofdstuk 24: Tumoren en tumorachtige afwijkingen van het skelet en de weke delen
Onderarm:
Hoofdstuk 26: Aandoeningen van de elleboog, onderarm, pols en hand
Knie:
Hoofdstuk 28.6: Dérangement interne knie
Hoofdstuk 28.7: Bandinstabiliteit.
Leermiddelen
Verhaar, J.A.N. Linden van der, A.J. (2013) Orthopedie. Maarssen: Bohn Stafleu Van Loghum.
derde druk. ISBN: 978 903 139 4111.
146
Recht - Rechtspositie als beroepspersoon/rechtspositie werknemer
Module 1
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Hans Kuppers
: voorbereiding 90’, c.u. 90’
: 6. Eigen deskundigheid bevorderen
Deel 1:
Doelstellingen:
Na het zelfstandig bestuderen van de opgegeven literatuur en actief participeren in de les, is
de student in staat:
1) in eigen woorden aan te geven wat het doel van de Wet BIG is en welke instrumenten
de wet daartoe bevat
2) in eigen woorden aan te geven op welke wijze de Wet BIG uitvoering krijgt in de
praktijk van het ziekenhuis
3) in eigen woorden de werking van het tuchtrecht te verklaren
4) de uitspraken te benoemen die een tuchtrechter kan doen
5) in eigen woorden aan te geven wat het belang is van de Wet BIG voor je eigen
beroepsmatig handelen
Casus 1
Otto, die net twee weken in dienst is bij OK Orthopedie, staat bij een heup te assisteren als het
sein van de chirurg afgaat. Hij moet met spoed naar de eerste hulp. Aangezien alleen het
sluiten van de huid nog moet, zegt hij tegen Otto: 'Huid sluiten kun je toch wel? Ik moet nu
weg'. Zonder het antwoord af te wachten, snelt hij de OK uit.
Otto is in zijn nopjes. Nu krijgt hij eindelijk weer eens de gelegenheid om te hechten, het was
al zo lang geleden ….
Individuele opdracht
Het is de bedoeling dat je, ter voorbereiding van het eerste thema van deze les, uit het boek
“Gezondheidsrecht begrepen” (4e druk, 2019) de hoofdstukken 2 en 3 begrijpend doorleest (30
pagina’s). Gebruik hierbij ook de tekst van de wet-BIG (wetten.overheid.nl). Onderwerpen die
onduidelijk zijn of waar je vragen over hebt, schrijf je op en neem je mee naar de les. Je kunt
ook vragen vooraf sturen naar: hans.kuppers@han.nl
Les:
Het is de bedoeling dat je tijdens het eerste deel van de les de meegebrachte vragen inbrengt.
Daarna vormen de casus uitgangspunt van gesprek. Vragen over de Wet BIG vanuit je eigen
ervaring en waarneming zijn welkom.
147
Deel 2:
Doelstellingen:
Na het zelfstandig bestuderen van de opgegeven literatuur en actief participeren in de les, is
de student in staat:
1)
in eigen woorden weer te geven welke bepalingen van invloed zijn op het aangaan,
de inhoud en het einde van de leer- arbeidsovereenkomst
2)
de verschillen tussen een arbeidsovereenkomst en de leer-werkovereenkomst te
benoemen
Individuele opdracht:
Het is de bedoeling dat je je, ter voorbereiding van het tweede deel van de les, inleest op de
website www.rijksoverheid.nl Klik door naar “Werk”, dan naar “Arbeidsovereenkomst en
cao”. Lees de tekst onder de kopjes Vraag en Antwoord.
Lees, op de site www.arbeidsrechter.nl, hoofdstuk 7 (de leerovereenkomst).
Les:
Tijdens deze les komt je rechtpositie volgens je leer-/arbeidsovereenkomst aan de orde. Breng
een kopie van je contract en de CAO mee. Vragen zijn welkom. Bij voorkeur voorafgaand aan
de les insturen (hans.kuppers@han.nl)
Leermiddelen
Lydia Janssen, Gezondheidsrecht begrepen, 2019, Den Haag, Boom Lemma uitgevers
www.arbeidsrechter.nl
www.rijksoverheid.nl (“Familie, zorg en gezondheid”/ “Werk”)
Voor informatie over de heer E. Jansen Steur (neuroloog in MCT):
http://www.nu.nl/binnenland/4262719/chronologie-zaak-ex-neuroloog-ernst-jansen-steur.html
148
Klinische Ethiek
Docent
SBU
: Froukien Smits
: voorbereiding 15’ Wat weet je van ethiek?, 90’ C.U.
Taakcompetentie
1. Verlenen van anesthesiologische / operatieve zorg.
2. Begeleiden van patiënten;
3. Samenwerken in professionele relaties;
4. Organiseren en beheren;
5. Begeleiden van leren van anderen;
6. Eigen deskundigheid bevorderen;
7. Bijdrage leveren aan het beroep.
Toetsing
Je hebt laten zien dat je actief en proactief meegedaan hebt tijdens de lessen en dat je
respectvol omgegaan bent met je medestudenten. Je hebt casusmateriaal aangeleverd voor
de werkgroep.
Doelstellingen
De student kan:
1. in de dagelijkse operatiekamerpraktijk ethische kwesties herkennen;
2. reflecteren op ethische kwesties o.a. met behulp van moreel beraad waarin hij/zij leert de
morele keuzes met argumenten te onderbouwen.
Uitleg:
Er zijn verschillende methodes om ethische dilemma’s met elkaar te bespreken. Dit gebeurt in
de les, maar dat kan ook tijdens je stage in de praktijk. De methodes zijn: een moreel beraad,
een stappenplan voor reflectie, een groepsgesprek, het inbrengen van casussen en een
schriftelijke reflectie.
Materialen:
a. Informatie over moreel beraad:
https://www.mijnvakbond.nl/Documenten%20MijnVakbond.nl/Thema/Zorgthema/Beroepsinhou
d/moreel_beraad_a6.pdf (geraadpleegd op 5 juni 2019)
b. Stappenplan voor reflectie
Het stappenplan kun je zelf gebruiken, bijvoorbeeld als er geen tijd is voor een moreel beraad.
Schrijf alle stappen voor jezelf uit en probeer op die manier tot een gewogen besluit te komen.
1.
Verzamel de feiten
2.
Breng alle betrokkenen in beeld
3.
Weeg en toets de 4 principes:
o autonomie,
o niet schaden,
o goed doen en
o rechtvaardigheid
4.
Neem je beroepscode in acht
5.
Wat zijn de belangen die meespelen volgens jou?
6.
Formuleer het ethisch dilemma
7.
Stel vast wat de handelingsmogelijkheden zijn
8.
Maak een afweging en noem je argumenten.
c. Basisprincipes
In de medische ethiek zijn vier basisprincipes van belang. Deze zijn geformuleerd door
149
Beachamp en Childress (2013).
De vier principes zijn:
1.
Respect voor autonomie;
2.
Goed doen;
3.
Niet schaden;
4.
Rechtvaardigheid.
Een toelichting op deze principes is te vinden op:
http://web.mnstate.edu/gracyk/courses/phil%20115/Four_Basic_principles.htm (5 juni 2019)
d. Beroepscode
operatieassistent: bijlage 2, pg 64 - 65 van
https://lvo.nl/sites/default/files/LVO_boek_06-binnenwerk%202kol_LO.pdf (5 juni 2019)
Keuzes en afwegingen (uit beroepsprofiel anesthesiemedewerker): hoofdstuk 5, pg. 45 - 48
van https://www.nvam.nl/documenten/11.1364/ (5 juni 2019)
150
OZT - Workshop
Docent en
SBU
TC
: Marrigje Kamps, Joep van Gogh, Rachel Souren
: Voorbereiding 45’, workshop 90’
: 1,2,3 en 4
Bijzonderheden
:
- Neem een steriele jas en handschoenen mee!
- We gaan in deze les oefenen. Zorg ervoor dat je makkelijke kleding aan hebt (broek,
shirt met korte mouwen, makkelijke schoenen) zodat je de handenwasprocedure goed
kunt uitvoeren en je ook de rol van patiënt kunt spelen (bijv. bij het overtillen).
Toetsing
o
o
De onderliggende theorie voor de vaardigheden in deze workshop is
grotendeels al behandeld tijdens Module 1 en is onderdeel van de OZT-toets
van Module 1.
Tijdens de workshop wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve
houding.
Casus
Janneke is aan het werk in het ziekenhuis en ze loopt stage op algemene chirurgie
(heelkunde). Er staan deze ochtend meerdere patiënten op het programma, waaronder dhr.
Jansen (54 jaar) voor een hernia inguinalis links, die verdoofd is met een ruggenprik en mevr.
van de Berg (36 jaar) voor een CTS rechts, die verdoofd is met een plexusblokkade. Elise,
Jannekes begeleidster vraagt of ze wil assisteren bij Dhr. Janssen, ze heeft een week geleden
voor het eerst steriel gestaan. Janneke had er al een beetje op gerekend, gisteravond heeft ze
het hoofdstuk over herniae nog bestudeerd. Ze vindt het fijn dat ze deze keer mag assisteren,
dat lijkt haar minder moeilijk dan instrumenteren en zo kan ze meteen alle instrumenten goed
zien en tegelijkertijd de operatie volgen. Voordat ze begint, leest ze het operatieverslag van
deze operatie nog door.
Doelstellingen
De student kan de volgende praktische vaardigheden uitvoeren in een oefensituatie:
o Het uitvoeren van de preoperatieve handdesinfectieprocedure.
o Aandoen van een steriele jas en steriele handschoenen,
o Desinfecteren van een fantoom voor een hernia inguinalis en een CTS
o Afdekken van het operatiegebied van een hernia inguinalis en een CTS.
o Een medestudent overtillen van het bed naar de OK-tafel en weer terug.
o Met medestudenten een Time-out en Sign-out procedure uitvoeren.
o Een medestudent positioneren in rugligging
Voorbereidende opdracht
• Ter voorbereiding bestudeer je uit het OZT Algemene Chirurgieboek de hoofdstukken
die betrekking hebben op de hernia inguinales.
• Bestudeer daarnaast uit het OZT Basisboek de hoofdstukken die betrekking hebben op
de diverse stations van de workshop.
• Bestudeer de richtlijn “preoperatieve handdesinfectie”
file:///C:/Users/braif.STAFF/AppData/Local/Packages/Microsoft.MicrosoftEdge_8wekyb
3d8bbwe/TempState/Downloads/Preoperatieve%20handdesinfectie%20080618defdisclaimer.pdf
• Bestudeer de time-out en de sign-out procedure (deel B en C) van de surpass
checklist, op OnderwijsOnline.
Groepsopdracht in de les
151
Met je werkgroep bezoek je alle drie de stations 30 minuten volgens het vooraf opgestelde
roulatieschema. Bij elk station is er een begeleider aanwezig die de uitvoering van de
opdrachten begeleidt, observeert en feedback geeft.
Om het geheel in goede banen te laten lopen is het belangrijk dat:
o Het roulatieschema aangehouden wordt.
o Gebruik de laatste 5 minuten per station voor een korte evaluatie.
o Jullie ervoor zorgen dat voor een wissel de oefenmaterialen weer in de “oude staat”
worden teruggebracht.
Hulpvragen bij het observeren en evalueren:
• Wat gaat goed?
• Wat kan er beter?
• Wat neem je zelf mee om extra te oefenen?
• Denk daarbij aan punten als, patiëntveiligheid, eigen veiligheid, methodisch werken etc.
Station A
de chirurgische handenwasprocedure uitvoeren en vervolgens een
steriele jas en handschoenen aantrekken
Benodigdheden: wastrog met chirurgische kranen in C 1.20, handdoekjes,
handdesinfectiemiddel. Meegebrachte steriele jas en steriele handschoenen.
o Twee studenten desinfecteren hun handen volgens de WIP richtlijn “pre-operatieve
handdesinfectie”.
o Een student trekt de steriele jas aan volgens de richtlijnen, een ander fungeert als
omloop om de handschoenen aan te geven en de jas dicht te knopen.
o Na het aantrekken van de steriele jas, trekt deze student de steriele handschoenen aan
volgens de open methode en zorgt dat de jas geheel volgens de richtlijnen klaar is voor
gebruik
o Een tweede student trekt ook (zoals hiervoor is beschreven) de steriele jas aan, en
vervolgens de handschoenen aan volgens de gesloten methode
o De overige leden van het steriele team trekken op dezelfde wijze de jas en de
handschoenen aan. Iedereen oefent beide methoden van handschoenen aantrekken.
Station B
Desinfecteren en afdekken van het operatiegebied
Deze opdracht wordt uitgevoerd met behulp van een brancard (operatietafel).
Benodigdheden: 2 brancards, meerdere oefenvallen met torso om te desinfecteren,
desinfectans, kommetjes, deppers, depperklemmen.
o Plaats het papieren vel op de brancard en desinfecteer voor een hernia inguinalis,
houd daarbij de theoretische regels aan.
o Bepaal welke materialen je nodig hebt om af te dekken voor de hernia inguinalis en dek
af met twee personen (het papierenvel is de patiënt.)
o Droog evt. de brancard voor de volgende opdracht.
o Een van de studenten neemt nu de rol van de patiënt, desinfecteer de patiënt voor een
CTS, houd daarbij de theoretische regels aan.
o Bepaal welke materialen je nodig hebt om af te dekken voor de CTS en dek af met
twee personen.
o Evalueer de uitgevoerde handelingen en maak een inventarisatie van de
aandachtspunten in het algemeen bij desinfecteren en afdekken
Station C
Ontvangst, overtillen en positioneren patiënt, inclusief time-out en signout procedure.
Deze opdracht wordt uitgevoerd op de simulatie OK in lokaal C 1.20
Benodigdheden: OK-tafel met armsteun (en) en verpleegbed, rolmatje, geplastificeerde Timeout / sign-out procedure.
o Verdeel de rollen in het team, patiënt, omloop, instrumenterende, snijdend specialist,
anesthesioloog, anesthesiemedewerker. (ben je met minder studenten, dan heeft een
152
o
o
o
o
o
o
o
student 2 bijpassende rollen).
Ontvang de patiënt en leg uit wat jullie gaan doen.
Laat de patiënt zelf overstappen waarbij je ondersteunt (CTS) of leg bij een volgende
procedure de patiënt op de OK-tafel m.b.v. het rolmatje (hernia inguinalis).
Controleer of de patiënt goed gepositioneerd is.
Voer de Time-out procedure uit.
Voer de Sign-out procedure uit.
Help de patiënt terug in bed m.b.v. het rolmatje.
Wissel de rollen en begin van voor af aan.
Leermiddelen
- Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 (let op! Dit is een gewijzigde
druk 7 voldoet niet meer)
- Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu
en van Loghum, ISBN: 9789036811347
- Frölich, Y. & Larmene I. (2012) Algemene Chirurgie, serie Operatieve Zorg en
Technieken, (5e druk) Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, ISBN: 9789035235151
- http://www.chirurgenoperatie.nl/wp/algemene-chirurgie/carpaal-tunnel-slapendevingers/
- De richtlijn “preoperatieve handdesinfectie”
file:///C:/Users/braif.STAFF/AppData/Local/Packages/Microsoft.MicrosoftEdge_8wekyb
3d8bbwe/TempState/Downloads/Preoperatieve%20handdesinfectie%20080618defdisclaimer.pdf
- De Surpasschecklist op Onderwijs Online
153
OZT - Instrumentleer, instrumenteren en liesbreuk
Les 1 t/m 4
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Rachel Souren
: Voorbereiden op de werkvloer, zie transferopdracht
Voorbereidende opdrachten
Les 1
90’
Les 2
90’
Les 3
30’
Les 4
120’
Contact uren:
werkcollege
180’
presentatie/nabespreking
180’
: 1. verlenen van operatieve zorg
3. samenwerken in professionele organisaties
4. organiseren en beheren
60’,
Toetsing:
De theorie van ozt instrumentleer, instrumenteren liesbreuk wordt getoetst in het OZT- examen
van Module 1.
Tijdens de les wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding.
Casus:
Na diverse onderzoeken op de polikliniek verricht de chirurg een laparotomische Hernia
Inguinalis bij Dhr. De Vries. Als eind eerstejaars leerling mag Janneke deze ingreep voor het
eerst gaan instrumenteren, ze is een beetje zenuwachtig voor deze ingreep. Janneke begrijpt
na het bestuderen van de literatuur het verschil tussen een mediale en een laterale liesbreuk.
Toch vind ze de anatomie van het lieskanaal erg ingewikkeld, als ze in het anatomie boek de
plaatjes bestudeert denkt ze dat ze het wel begrijpt. Toch ziet het in het echt er allemaal wel
anders uit, ze kan de diverse structuren niet van elkaar onderscheiden. Gelukkig heeft ze bij
dit soort ingrepen regelmatig omgelopen en de dag ervoor heeft ze de hele operatie samen
met haar werkbegeleidster voorbereid. Ze hoopt maar dat ze de instrumenten nog bij naam
kent en dat ze deze op het juiste moment aan kan geven. Ook het hechtmateriaal is nog een
struikelblok. Haar begeleidster wast gelukkig met haar mee, zodat ze kan ingrijpen als het
nodig is.
Doelstellingen
Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les, kan de
student:
Instrumentleer:
1. De onderdelen van (basis)instrumentarium benoemen en de naamgeving van een
instrument verklaren (evenals de totstandkoming van een bijnaam).
2. De relatie tussen vorm en functie van een instrument verklaren en voorbeelden geven
van de toepassingsmogelijkheden.
3. Beargumenteren in welke fase van een operatie welk soort instrumentarium gebruikt
wordt.
4. Een basis indeling van de instrumententafels maken en verantwoorden.
5. De omgang met het instrumentarium pre-, per-, en postoperatief beschrijven.
- Preoperatieve kwaliteitscontrole uitvoeren bij basisinstrumentarium
- Uitleggen op welke manieren instrumentarium gehanteerd kan worden
- De volgende handelingen uitvoeren: een mes op een heft te plaatsen, een
hechting en een zweepje klaar maken.
- Uitleggen welke methodes er bestaan om te voorkomen dat er instrumentarium
achterblijft in de patiënt.
- Uitleggen hoe instrumentarium op de juiste manier wordt opgeruimd.
154
6. Uitleggen welke maatregelen er genomen (kunnen) worden om peroperatief zo veilig
mogelijk te werken.
7. Uitleggen op welke manier chirurgisch instrumentarium geproduceert wordt.
8. Uitleggen welke vormen van corrosie er m.b.t. chirurgisch instrumentarium zijn en met
een voorbeeld toelichten hoe de vormen van corrosie te voorkomen zijn.
9. Beredeneren welke maatregelen een instrumenterende kan nemen om de fysieke
belasting tijdens het instrumenteren te reduceren.
10. Beargumenteren op welke wijze de instrumenterende een steentje kan bijdragen aan
de kostenbeheersing in de gezondheidszorg.
Liesbreuk:
11. De preoperatieve (relevante) onderzoeken t.b.v. de hernia inguinalis beschrijven.
12. Uitleggen welke materialen en middelen er bij deze operatie gebruikt worden.
13. Het operatieverloop van de hernia inguinalis weergeven.
14. De specifieke pre- per en postoperatieve zorg (op de OK), bij een hernia inguinalis
beschrijven.
Voorbereidende opdrachten:
Instrumentleer
les 1
•
Lees uit het basisboek OZT, druk 7 hoofdstuk 9.1 t/m 9.10 en bijlage 12
•
Lees uit het basisboek OZT, druk 8 hoofdstuk 2.1.1 historische ontwikkeling t/m 2.1.6
gebruikersdoel en Hoofdstuk 2.1.11 opdekken overzettafel.
•
Lees Algemene chirurgie OZT, bijlage 1
•
Informeer in je ziekenhuis of er een vast opdekprotocol voor de instrumententafel
gehanteerd wordt. Als er een vast protocol is zorg er dan voor dat je dit meeneemt. Is
er geen vast protocol schrijf dan op hoe je werkbegeleider de instrumententafel opdekt
voor een kleine chirurgische ingreep (bijvoorbeeld een mammabiopsie of een
liesbreuk). Informeer ook naar de verklaring van de manier van opdekken.
•
Beantwoord de volgende vragen:
1. Geef aan wat de specialist of de assistent nodig heeft voor de volgende handelingen:
a. incideren
b. coaguleren van een vat
c. een vat onderbinden
d. wond open houden
e. spieren aan de kant houden
f. bloed verwijderen uit het operatiegebied
g. sluiten van: fascie, subcutis, huid
h. aanleggen wonddrainage
2. Maak een schets van een overzettafel met het instrumentarium en de andere
materialen die nodig zijn voor een kleine chirurgische operatie (bijvoorbeeld een
liesbreuk). Gebruik hiervoor eventueel het protocol van je ziekenhuis! Denk daarbij ook
aan de verklaring van de plaats en de hoeveelheid van zowel het instrumentarium als
de materialen.
les 2
•
Lees uit het basisboek OZT, druk 7 hoofdstuk 4.5, voorkomen van besmetting.
Hoofdstuk 8.3 het aantrekken van steriele handschoenen.
•
Lees uit het basisboek OZT, druk 8 Hoofdstuk 4.1.5, medebewaken van de patiënt en
teamveiligheid, hoofdstuk 6.2.4 richtlijnen, protocollen en indicatoren. Hoofdstuk 1.3.3
aankleedprocedure, handschoenen pagina 37, 38 en 39.
•
Lees op onderwijsonline: Wie niet telt, telt niet mee (vangnet criteria Medirisk) Door
Stuart en Meijsen.
155
•
Lees op internet de volgende artikelen:
o veilig werken op de operatiekamer.
https://www.rivm.nl/sites/default/files/201811/Veilig%20werken%20in%20de%20operatiekamer-disclaimer.pdf
o HOE COMPLEETHEIDSCONTROLE VANZELFSPREKEND(ER) WERD
https://lvo.nl/sites/default/files/documents/OKO1_2015.pdf
artikel uit OK-operationeel 2015, pagina 14-19
Schrijf op welke maatregelen er in jouw ziekenhuis genomen worden om per-operatief
zo veilig mogelijk te werken.
Neem een paar steriele handschoenen mee in je eigen maat.
•
•
les 3
-
Lees uit het basisboek OZT, druk 7 hoofdstuk 9.11 t/m 9.15
Lees uit het basisboek OZT, druk 8 hoofdstuk 2.1.7 hanteren van instrumentarium t/m
2.1.10 ergonomisch chirurgisch instrumentarium.
De liesbreuk
les 4
-
Bestudeer ter voorbereiding van de les, hoofdstuk 8 en 9.1, 9.2 en 9.3 van OZT
Algemene Chirurgie en neem de vragen die je hebt mee naar je werkgroep.
- Bestudeer de theorie van de lessen instrumentleer, tijdens de les heb je deze kennis
nodig.
- Beantwoord ter voorbereiding van de les de volgende vragen.
Algemeen
1. Bestudeer de anatomie van het lieskanaal en geef de structuren weer die belangrijk
zijn bij deze operatie.
2. Welke klachten heeft Dhr. De Vries en wat is de operatie-indicatie?
3. Welke preoperatieve onderzoeken zijn er nodig om te kunnen bepalen of dhr. De Vries
geopereerd moet worden?
Pre-operatief
4. Welke acties onderneem je t.b.v. het bedrijfsklaar maken van de OK?
a. Hoe maak je de apparatuur bedrijfsklaar?
b. Welke instrumentenset(s) heb je nodig bij deze ingreep?
c. Welke disposables heb je nodig voor deze ingreep en waarvoor?
5. Welke pre-operatieve zorg verleen je aan Dhr de Vries?
a. Waar let je op bij het positioneren van Dhr de vries?
b. Hoe en met wat desinfecteer je de patiënt?
c. Hoe dek je de patiënt af en met welke ‘producten’?
6.
7.
8.
9.
Per-operatief
Welke instrumenten legt de instrumenterende op de overzettafel?
Welk hechtmateriaal heb je nodig voor deze ingreep en waarvoor?
Beschrijf het globale operatieverloop.
Zijn er bijzondere aspecten bij deze ingreep waarmee je als omloop en / of als
instrumenterende rekening moet houden?
Post-operatief
10. Hoe ziet de postoperatieve wondverzorging er uit?
11. Verwacht je bij deze ingreep PA-materiaal, zo ja hoe verzorg je dit?
12. Wat is het postoperatieve beleid?
13. Wat zijn de mogelijke complicaties?
156
Nabespreking
De voorbereidende opdrachten worden in de diverse lessen nabesproken.
In het tweede deel van de laatste les wordt er geoefend met de lesstof van de onderwerpen
instrumentarium en instrumenteren in combinatie met de hernia inguinalis.
Leermiddelen
- Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk
8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 (let op! Dit is een gewijzigde
druk 7 voldoet niet meer)
- Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu
en van Loghum, ISBN: 9789036811347
- Frölich-Swart, Y., Larmené, I. (2008). Algemene Chirurgie, Serie Operatieve zorg en
Technieken, Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. Vierde, geheel herziene druk.
ISBN:9789035229204
Onderwijs Online:
- Stuart J., Meijsen P., oktober 2007, Wie niet telt, telt niet mee (vangnet criteria
Medirisk) , Operationeel , pagina 22 t/m 25
- Vangnetten OK 2.0 medirisk 2016
Internet:
- Knibbe, H. Meijsen, P. , (2006) uitgave van de stichting arbedsmarkt en ziekenhuizen
(Staz) het wat nekt je boekje.
https://www.yumpu.com/nl/document/read/51966782/het-wat-nekt-je-boekje-staz
-
internet artikel; veilig werken op de operatiekamer.
https://www.rivm.nl/sites/default/files/201811/Veilig%20werken%20in%20de%20operatiekamer-disclaimer.pdf
-
chirurgisch instrumentarium
www.surgical-instruments.info
-
open liesbreuk:
http://www.heelmeester.nl/ingrepen/lichtensteinja/slides/liecht1.html
-
laparoscopische liesbreuk:
http://www.heelmeester.nl/ingrepen/lapliesja/slides/lapliesbreuktroicarts.html
Bron: http://www.letselschade.nl/wp-content/uploads/2013/10/liesbreuk2.jpg, geraadpleegd op 17-12-2015.
157
Medische Techniek - Kracht en hefboomwerking
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Jenske Vermeulen
: voorbereiden 60’, C.U.90’
: 1. verlenen van operatieve zorg
3. samenwerken in professionele organisaties
4. organiseren en beheren
Toetsing:
De theorie van medische techniek kracht en hefboomwerking wordt getoetst in het OZTexamen van Module 1.
Casus
Tientallen doden door fouten medische apparatuur
“DEN HAAG (ANP) - Jaarlijks doen zich door fouten met medische apparatuur en
hulpmiddelen tientallen sterfgevallen voor. Zorginstellingen en zorgverleners zijn zich veel te
weinig bewust van de risico's die medische technologie met zich meebrengt, concludeert de
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).”
https:/ / w w w .m etronieuw s.nl/ nieuw s/ 2008/ 10/ tientallen-doden-door-foutenm edische-apparatuur gedownload op 9 juli 2018.
Doelstellingen
1. De student heeft kennis van de verschillende (natuurkundige) toegepaste technieken
die in het perioperatieve proces gebruikt worden. De student kan de transfer hierin
maken naar specifieke instrumenten/medische hulpmiddelen.
2. De student heeft een kritische houding bij de in gebruik name van de betreffende
instrumenten/medische hulpmiddelen.
3. De student is in elke situatie kosten-, kwaliteits- en risicobewust in de omgang met
instrumenten/medische hulpmiddelen. De student draagt hierbij verantwoording tijdens
zijn handelen en draagt hierbij zorg voor een veilige leer- en werkomgeving.
Individuele opdracht
 Bestudeer de volgende sites en documenten:
- Bolks 2017 - Basisboek operatieve zorg en technieken (hoofdstuk 2.1)
- https://natuurkundeuitleg.wordpress.com/2017/04/21/de-wetten-van-newton/
- https://natuurkundeuitleg.wordpress.com/2017/04/21/momenten-en-hefbomen/
- https://wibnet.nl/natuurkunde/natuurkundige-verschijnselen/druk-wat-is-druk-enhoe-bereken-je-het
- https://www.ad.nl/den-haag/ziekenhuizen-hmc-start-met-recyclen-medischeinstrumenten~a313a9fb/
 Maak na het bestuderen van de bovenstaande literatuur de voorbereidingsopdracht op
Onderwijs Online
Nabespreking
Vragen naar aanleiding van de zelfstudie en de voorbereidingsopdracht neem je mee naar de
les en breng je in.
158
Medische Techniek - Elektriciteit en elektrische veiligheid
Docent
SBU
Taakcompetentie
: Willem Wormgoor
: voorbereiden 60’, C.U.90’
: 1. verlenen van operatieve zorg
3. samenwerken in professionele organisaties
4. organiseren en beheren
Toetsing:
De theorie van medische techniek elektriciteit en elektrische veiligheid wordt getoetst in het
OZT- examen van Module 1.
Het complete onderwerpblad volgt tijdig op OnderwijsOnline
159
2000000075648
Download