OPERATIEASSISTENT EN ANESTHESIEMEDEWERKER 7564 Module 1 Omlopen op een operatiekamer MODULE 1 OMLOPEN OP EEN OPERATIEKAMER © Rachel Souren e.a. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding Operatieassistenten en Anesthesiemedewerkers Januari 2020 Reader 7564 2020 Deze module is samengesteld door de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Opleiding Operatieassistent en Anesthesiemedewerker. Niets van de inhoud van deze module (excl. reader) mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de HAN HAN, Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen 1 Voorwoord Module 1 Vanaf deze module is je richting voor de komende twee en half jaar bepaald, de richting chirurgie, waarbij je operatieassistent wordt. In deze module komt er veel basiskennis aan bod en wordt veel aandacht besteed aan basisvaardigheden op het gebied van alle competenties. Een overzicht van de competenties volgt na de inhoudsopgave. Deze module richt zich op het taakgebied van de omloop. Bekijk het beroepsprofiel op www.lvo.nl voor de eisen die er aan het beroep van operatieassistent gesteld worden. Beginvereisten Voordat je aan module 1 begint, heb je de BVP afgerond en ben je een leer-arbeidsovereenkomst aangegaan met je werkgever. Dit is de kern van het inservice-onderwijs; lerend werken, werkend leren. Planmatig werken is een belangrijke voorwaarde om leren en werken succesvol te combineren. Organisatie • Onderwijs Online: De digitale omgeving van de opleiding operatieassistent en anesthesiemedewerker is de communicatielocatie van de opleiding. Alles omtrent de organisatie, reglementen en statuten, het onderwijs en de resultaten hiervan, worden in deze omgeving gecommuniceerd. Dit betekent dat wij verwachten dat je deze omgeving frequent raadpleegt. • De organisatie van M1: Het programma in deze periode is in fases opgedeeld. Een week Introductie, twee weken preoperatieve zorg, twee weken peroperatieve zorg en als laatste een week postoperatieve zorg. Dan volgen er een aantal weken in de praktijk, waarna je nog een week terugkomt op school. Deze terugkomweek is het vervolg van module 1 waar enkele overstijgende onderwerpen worden afgerond en er een start wordt gemaakt met de taken van de instrumenterende. Het is de bedoeling dat je gedurende deze hele module (inclusief de bijbehorende terugkomweek) zoveel mogelijk met je werkgroep aan de slag gaat. Teamwork is daarbij belangrijk, je wordt daarbij gecoacht door een docent. Daarnaast zullen er ook onderwijsleergesprekken, werkgroepenbijeenkomsten, presentaties, demonstraties, reflectie en nabesprekingbijeenkomsten gehouden worden. De operatieve zorg en technieken (OZT)-activiteiten worden per fase afgesloten door een specifieke bijeenkomst. Balansgesprek Tijdens deze module voer je een balansgesprek met een van je docenten. Je maakt hiervan een verslag welke opgenomen wordt in je studentendossier. Voorbereiding Voorafgaand aan een les wordt van je verwacht de je je georiënteerd hebt op de lesstof en dat je de voorbereidende opdrachten gemaakt hebt. Zelfstudie en jezelf voorbereiden op werkgroep bijeenkomsten en andere lessen is voorwaardelijk voor deze periode. DOO uren en samenwerkingsopdrachten: Je kunt daar waar DOO (Docent Onafhankelijk Onderwijs) staat, aan de slag gaan met de opdrachten. Om het samenwerkingsproces te bewaken, is het verstandig om goede afspraken met je werkgroepleden te maken en elkaar aan deze afspraken te herinneren en te houden. Het samenwerken is belangrijk in alle modules van de opleiding. In je werk en/of opleidingspraktijk is samenwerken de gouden standaard. Dus, zet je in om SAMEN problemen op te lossen en voor de volgende keer deze te voorkomen. Evalueer met regelmaat je samenwerking in je werkgroep en reflecteer hierop. SBU De aangegeven SBU (studiebelastinguren) zijn een gemiddelde en worden uitgedrukt in minuten. Sommige studenten zullen meer, andere minder SBU nodig hebben. Het is raadzaam om in chronologische volgorde aan de opdrachten te werken, aangezien de aanwezigheid van vele gastdocenten volledige flexibiliteit in de weg staat. 2 Aanwezigheid Net als in de BVP is het tijdens de lesweken van Module1 verplicht om bij alle studieactiviteiten op school aanwezig te zijn. Indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, meld je deze altijd bij de opleiding én de praktijkbegeleider van je ziekenhuis. Schooluren zijn werkuren en andersom. Patiëntveiligheid Het samenwerken in een team heeft in deze module de aandacht o.a. gericht op patiëntveilig werken. Je leert momenten in te bouwen om terug te kijken op het proces van het leren, het communicatieproces, je eigen handelen alsook die van de ander(en). Door hiervan bewust te worden kunnen de voorgenomen verbeteracties de veiligheid voor de patiënt waarborgen. Taakcompetenties In Module 1 ga je aan de slag met je taakcompetentieprofiel. Per onderwerp staat vermeld aan welke taakcompetenties je gaat werken. Daarnaast worden ook de lesdoelstellingen weergegeven. In Theorie en in de praktijk zal je hierop beoordeeld worden. Onder “Taakcompetenties – Module 1” op pagina 5 worden alle taakcompetenties waaraan je in Module 1 gaat werken opgesomd. Daar vind je ook een beschrijving van de uitgangspunten en beoordelingscriteria per taakcompetentie. Toetsing, evaluatie, beoordeling en examen Alle onderwerpen in deze reader worden op specifieke wijze beoordeeld en geëxamineerd zoals vermeld onder Toetsing in alle lesomschrijvingen en opdrachten. In het rooster staan alle examens van Module 1 vermeld. Het leerplan en het studievorderingsbeleid van module 1 vind je op Onderwijs Online onder ‘Organisatie’. Bij het maken van de opdrachten zijn wij alert op plagiaat, plagiaat wordt gezien als fraude. De consequenties van geconstateerde fraude staan omschreven in het studievorderingsbeleid. Belangrijk: • Ga er vanuit dat alle leerstof getoetst gaat worden. • Alleen daar waar expliciet wordt vermeld dat de leerstof niet tot de toetsstof behoort, mag er vanuit gegaan worden dat die stof niet in een toets wordt opgenomen. • Er kunnen geen rechten worden ontleend aan administratieve fouten of onvolledigheden. • Onduidelijkheden over de te toetsen stof dienen door de student zelf tijdig met de docent besproken te worden. • Let bij het mailen van opdrachten op het volgende: - Een mail, met vragen of een opdracht als bijlage, mail je zowel naar de docent, als naar je medestudenten. - De kop van het document bevat, in volgorde, de volgende informatie: Jaartal, module, soort opdracht, groepsnummer, achternamen groepsleden Bijvoorbeeld: 2020 M1 kostenaspecten groep1, Hendriks, Fenneman, Souren Leermiddelen Onder ‘Leermiddelen’ staan bronnen vermeld die je nodig hebt om aan de opdrachten te kunnen werken. Ook vind je daar welke aanvullende achtergrondinformatie is opgenomen in de bijlage op Onderwijs Online. De verplichte boeken van de boekenlijst heb je al in je bezit. Daarnaast is het aan te raden dat je ook de andere bronnen die vermeld staan raadpleegt. In het studiecentrum op de Kapittelweg en in het digitale studiecentrum http://www.han.nl/studiecentra is nog meer informatie te vinden. In de voorbereidende opdrachten zijn hoofdstukken uit het basisboek OZT van zowel druk 7 als druk 8 opgenomen. Er wordt van je verwacht dat je ze beide gelezen hebt. In het begin van de module zullen we inventariseren wie er een zelf een druk 7 heeft gekregen van het ziekenhuis, en zullen we de op de opleiding beschikbare basisboeken druk 7 verdelen over de werkgroepen. Samenwerking bij het gebruik van druk 7 zal daarvoor noodzakelijk zijn. Namens alle docenten van deze module wens ik je een plezierige en leerzame periode toe. Rachel Souren 3 Inhoudsopgave VOORWOORD MODULE 1 ....................................................................................................................... 2 COMPETENTIES UIT HET PRAKTIJKOPLEIDINGSBOEK BIJ MODULE 1 .......................................... 7 INTRODUCTIE ......................................................................................................................................... 11 TERUGKIJKEN NAAR DE STAGE EN OPSTARTEN PERIODE M1 .................................................... 12 INTRODUCTIE OPERATIEVE ZORG EN TECHNIEKEN (OZT) ............................................................ 13 OZT- KWALITEITSBORGING: KWALITEITSZORG, KWALITEIT VAN ZORG EN VERANTWOORDING .............................................................................................................................. 18 OZT - KOSTENASPECTEN OP HET OKC: KWALITEITSZORG, KWALITEIT VAN ZORG EN VERANTWOORDING .............................................................................................................................. 22 OZT –METHODISCH WERKEN 1,2 EN 3 ............................................................................................... 25 OZT- INCISIES ......................................................................................................................................... 30 AZT- BASIS ANESTHESIOLOGIE (AZT-AN) ......................................................................................... 33 BASALE REANIMATIE VAN VOLWASSENEN ..................................................................................... 35 INTRODUCTIECOLLEGE INFECTIEPREVENTIE: STERILITEIT.......................................................... 37 LOGISTIEKE PROCESSEN BINNEN HET ZIEKENHUIS EN HET OPERATIEKAMERCOMPLEX (OKC) ....................................................................................................................................................... 38 PREOPERATIEVE ZORG........................................................................................................................ 39 OZT - PREOPERATIEF ONTHAREN ...................................................................................................... 40 OZT - POSITIONEREN VAN DE PATIËNT OP DE OK .......................................................................... 43 OZT - POSITIONEREN OP DE OK, VAARDIGHEIDSTRAINING .......................................................... 45 OZT – STERILITEIT 1: STERIELE MEDISCHE HULPMIDDELEN EN HET VERPAKKINGSMATERIAAL .................................................................................................................. 47 OZT – STERILITEIT 2: STERIELE MEDISCHE HULPMIDDELEN OPENEN ........................................ 50 OZT - BLOEDLEEGTE (AZT) .................................................................................................................. 52 OZT - HUIDDESINFECTIE....................................................................................................................... 53 OZT – KATHETERS_THEORIE/OZT – KATHETERISEREN_VAARDIGHEIDSTRAINING ................. 56 OZT - APPARATUUR / AZT APPARATUUR INTRODUCTIE CONVENANT ........................................ 58 OZT – APPARATUUR LES 1 EN 2 ......................................................................................................... 61 OZT - AFDEKKEN EN AFDEKMATERIAAL .......................................................................................... 63 OZT - ‘OPERATIEKWARTIERTJE’ PREOPERATIEVE ZORG ............................................................ 65 PEROPERATIEVE ZORG........................................................................................................................ 66 OZT - GAASMATERIAAL ........................................................................................................................ 67 4 OZT - ELEKTROCHIRURGIE (COVIDIEN-ENERGY BASED DEVICE) ................................................ 69 OZT - HECHTMATERIALEN EN TOEPASSINGEN ............................................................................... 71 OZT - KATHETERISEREN VAARDIGHEIDSTRAINING ........................................................................ 74 OZT - IMPLANTATEN ............................................................................................................................. 76 OZT - DRAINAGESYSTEMEN ................................................................................................................ 78 OZT - ‘OPERATIEKWARTIERTJE’ PEROPERATIEVE ZORG ............................................................. 80 POST OPERATIEVE ZORG .................................................................................................................... 81 OZT - PREPARAATVERZORGING ........................................................................................................ 82 OZT - WONDZORG ................................................................................................................................. 85 OZT - MINISYMPOSIUM.......................................................................................................................... 86 VERVOLG MODULE 1 ........................................................................................................................... 88 COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN .................................................................................................. 89 INTRODUCTIE PERSOONLIJKE ONTWIKKELING EN INTRODUCTIE CRV IN MODULE 1/BAZ 1 .. 89 CRV 1 - INTERVISIE, ERVARINGEN OP METHODISCHE WIJZE BESPREKEN ................................ 91 CRV 2 - OMGAAN MET STRESS ........................................................................................................... 93 CRV – ZELFSTUDIEOPDRACHT REFLECTIEVERSLAG EN FEED FORWARD ................................ 94 CRV 3 – CRV/CRM EFFECTIEVE COMMUNICATIE – OVERDRACHT ................................................ 96 CRV- 4. WERKBEGELEIDING A: VERWACHTINGSMANAGEMENT .................................................. 98 CRV- 5. WERKBEGELEIDING B: POP-PAP – PRAKTIJKTOETS-EINDGESPREK HOE VOOR TE BEREIDEN? PRESENTATIE MOODBOARD ......................................................................................... 98 CRV 6 – CRV/CRM SAMENWERKEN - JE ROL IN EEN TEAM ......................................................... 100 CRV 7 – CRV/CRM SAMENWERKEN IN EEN TEAM - WORKSHOP ................................................. 102 PATHOLOGIE ........................................................................................................................................ 105 PATHOLOGIE - ALLERGIE EN HEMORRAGISCHE DIATHESE ....................................................... 105 PATHOLOGIE - POSITIONEREN VAN DE PATIËNT .......................................................................... 108 ANATOMIE............................................................................................................................................. 111 ANATOMIE POSITIONEREN VAN DE PATIËNT ................................................................................. 111 ANATOMIE VAN DE ELLEBOOG EN POLS/HAND ............................................................................ 113 ANATOMIE VAN DE KNIE .................................................................................................................... 117 ANATOMIE VAN DE BUIKWAND, HET LIESKANAAL EN DE APPENDIX ....................................... 120 INFECTIEPREVENTIE ........................................................................................................................... 124 INFECTIEPREVENTIE: SPECIFIEKE MICRO-ORGANISMEN (S.M.O.) ............................................. 126 SCHEIKUNDE ........................................................................................................................................ 128 ERGONOMIE - GEZOND WERKEN OP DE OK ................................................................................... 135 5 BEDRIJFSHULPVERLENING / CALAMITEITENBELEID (BHV – CAL) ............................................. 137 KWALITEIT VAN ZORG – SYSTEEMDENKEN EN VEILIGHEIDSCULTUUR .................................... 139 PATIËNTVEILIGHEID - VEILIG INCIDENTEN MELDEN ..................................................................... 140 HEELKUNDE ......................................................................................................................................... 142 ORTHOPEDIE ........................................................................................................................................ 146 RECHT - RECHTSPOSITIE ALS BEROEPSPERSOON/RECHTSPOSITIE WERKNEMER ............. 147 KLINISCHE ETHIEK .............................................................................................................................. 149 OZT - WORKSHOP ................................................................................................................................ 151 OZT - INSTRUMENTLEER, INSTRUMENTEREN EN LIESBREUK .................................................... 154 MEDISCHE TECHNIEK - KRACHT EN HEFBOOMWERKING........................................................... 158 MEDISCHE TECHNIEK - ELEKTRICITEIT EN ELEKTRISCHE VEILIGHEID ..................................... 159 6 Competenties uit het PraktijkOpleidingsboek bij Module 1 De theorie in module 1 kenmerkt zich door het aanleren van de beroeps specifieke kennis, vaardigheden en attitudes met als doel deze in de praktijk onder voortdurende begeleiding in laag complexe situaties te kunnen toepassen. In deze module wordt de student voorbereid op het zelfstandig functioneren als omloop volgens richtlijn/protocol bij diverse specialismen. Er dienen minimaal 2 verschillende specialismen doorlopen te zijn van onderstaande lijst. Specialismen: Algemene chirurgie klein. Gynaecologie. KNO. Orthopedie klein. Tevens krijgt de student in de laatste maanden van het leerjaar instructie over de volgende procedures: preoperatief handen wassen; het aantrekken van de steriele jas; het aantrekken van steriele handschoenen; het opdekken van de instrumententafel; het instrumenteren van kleine ingrepen. De student werkt aan de volgende competenties: Competentie 1: verlenen van operatieve zorg; Competentie 2: begeleiden van de patiënt; Competentie 3: samenwerken in professionele relaties; Competentie 4: organiseren en beheren; Competentie 6: eigen deskundigheid bevorderen; Competentie 7: bijdrage leveren aan het beroep. Uitgangspunten: 1. Niveau van functioneren: De student werkt in de rol van omloop, onder begeleiding of zelfstandig met begeleiding op afstand, bij alle soorten specialismen. De student laat in deze module zien voldoende theoretische kennis te hebben van Module 1. 2. De complexiteit van de situatie waarin de student getoetst is weergegeven onder de competenties met een hoofdletter en een cijfer. 3. Handelingscriteria: bij elke competentie staat uitgeschreven welke handelingscriteria getoetst worden. Beoordelingscriteria: Competentie 1: verlenen van operatieve zorg A1. Gezondheidstoestand van de patiënt: is stabiel; B1 en B2. Complexiteit ingreep: er is sprake van een laag tot midden complexe ingreep; C1. Mono/multidisciplinaire ingreep: er is één snijdend specialist en/of anesthesioloog Aanwezig; D1. Positionering van de patiënt: deze is eenvoudig en zonder risico; E1. Apparatuur, materialen, middelen en instrumenten: deze zijn beperkt in aantal en Eenvoudig; F2. Voorbehouden en/of risicovolle handelingen: er komen voorbehouden en/of risicovolle handelingen voor; G2. Gebruik medicatie en spoelvloeistoffen: er wordt gebruik gemaakt van spoelvloeistoffen; I1. Benodigd improvisatievermogen: de OA werkt routinematig, volgens richtlijnen/protocollen; basiskennis is voldoende; J2. Mate van verantwoordelijkheid: zelfstandig met begeleiding op afstand. Methodisch handelen De student handelt volgens methodische stappen en is daarbij: Doelgericht; Systematisch: het handelen is gepland en volgt logischerwijs uit de doelstellingen; Procesmatig: de verschillende stappen sluiten op elkaar aan. Er wordt rekening gehouden met het effect dat de ene stap op de andere heeft; 7 Bewust: de OA kan zich verantwoorden over de keuzes in zijn handelen in relatie tot het doel ervan. Kwaliteitsbewust handelen De student; • Laat zien dat hij steriel kan werken. Competentie 2: begeleiden van de patiënt A1. Leeftijd van de patiënt: de patiënt is volwassen. Methodisch handelen De student handelt volgens methodische stappen en is daarbij: Doelgericht; Systematisch: Het handelen is gepland en volgt logischerwijs uit de doelstellingen; Procesmatig: De verschillende stappen sluiten op elkaar aan. Daarbij wordt rekening gehouden met het effect dat de ene stap op de andere heeft; Bewust: De OA kan zich verantwoorden over de keuzes in zijn handelen in relatie tot het doel ervan. Vraaggericht handelen De student: Kan zich inleven in de situatie van de patiënt; Stelt de patiënt centraal, met aandacht voor lichamelijke, psychische en sociale aspecten; Behartigt de belangen van de patiënt; Speelt in op de behoeften van de patiënt. Kwaliteitsbewust handelen De student: Handelt volgens de richtlijnen van de WGBO; Bewaakt de privacy van de patiënt. Maatschappelijk verantwoord handelen De student: Geeft de patiënt inhoudelijk correcte informatie; Geeft professionele begeleiding, met empathisch vermogen en professionele afstand; Verantwoordt zijn positie in het kader van wet en regelgeving. Ethisch handelen: De student: Respecteert de individuele wensen en keuzes van de patiënt; Communiceert tactvol met de patiënt. Competentie 3: samenwerken in professionele relaties A1. Soorten professionele relaties: de professionele relatie is met de directe collega OA/werkbegeleider; B1. Reikwijdte van verantwoordelijkheid in de keten van zorg: deze beperkt zich tot de eigen werkzaamheden; D1. Kans op spanning en conflicten: er is weinig tot geen kans op spanning en conflicten; E1. Participatie in overleg: deze beperkt zich tot aanwezigheid; F1. Bereik van het handelen: deze ligt binnen het team. Vraaggericht handelen De student is: Hulpvaardig, belangstellend, toont begrip, actieve betrokkenheid en geduld voor andere teamleden; Blijft onder alle omstandigheden functioneren als lid van het team; Is stressbestendig. Kwaliteitsbewust en maatschappelijk verantwoord handelen De student: Houdt zich aan gezamenlijk afgesproken protocollen, procedures en richtlijnen; Evalueert de eigen input in de samenwerking (zowel product als proces) continu, maakt dit bespreekbaar en streeft naar verbeteringen; Staat open voor (verbeter) suggesties van ieder teamlid. 8 Competentie 4: organiseren en beheren A1. Soorten professionele relaties: de professionele relatie beperkt zich tot het chirurgische team; B1. Reikwijdte van verantwoordelijkheid in de keten van zorg: deze beperkt zich tot eigen werkzaamheden; C1. Mate waarin afstemming van zorg nodig is in de peri operatieve keten: er is geringe afstemming van zorg nodig; D1. Kans op spanning en conflicten: er is geen tot weinig kans op spanning en conflicten. Kwaliteitsbewust handelen De student: Handelt kwaliteitsbewust door materialen en middelen efficiënt en effectief in te zetten. Ethisch handelen De student: Komt afspraken na; Is eerlijk en betrouwbaar in zijn planning en coördinatie. Competentie 6: eigen deskundigheid bevorderen A1. Vereiste reflectiediepte: dit betreft het evalueren van het handelen; B1. Vereiste mate van transfer: dit betreft de transfer tussen verschillende situaties binnen de module; C1. Professionele verantwoording: de professionele verantwoording is de bewustwording van grenzen en verantwoordelijkheden; D. Verantwoordelijkheid voor het leerproces: de student neemt verantwoording over elke fase in het leerproces. Methodisch handelen De student handelt volgens methodische stappen en is daarbij: Doelgericht; Systematisch: het handelen is gepland en volgt logischerwijs uit de doelstellingen; Procesmatig: de verschillende stappen sluiten op elkaar aan. Er wordt rekening gehouden met het effect dat de ene stap op de andere heeft; Bewust: de OA kan zich verantwoorden over de keuzes in zijn handelen in relatie tot het doel ervan. Vraaggericht handelen De student: Zoekt en plant actief eigen leermomenten; Toont initiatief voor de uitvoering van werkzaamheden. Handelen binnen de professionele verantwoordelijkheid De student: Is zich bewust zijn van zijn eigen bekwaamheid; Neemt actief deel aan scholingsactiviteiten van micro naar macro. Competentie 7: bijdrage leveren aan het beroep A2 en A3. Professionele verantwoording: de professionele verantwoording is aan collega/werkbegeleider en aan praktijkopleider; B1. Kwaliteitszorg: de student werkt volgens protocollen, procedures, richtlijnen en Werkinstructies; C2. Beroepscode: de student is op de hoogte van de beroepscode. Methodisch handelen De student handelt volgens methodische stappen en is daarbij: Doelgericht; Systematisch: het handelen is gepland en volgt logischerwijs uit de doelstellingen; Procesmatig: de verschillende stappen sluiten op elkaar aan. Er wordt rekening gehouden met het effect dat de ene stap op de andere heeft; Bewust: de OA kan zich verantwoorden over de keuzes in zijn handelen in relatie tot het doel ervan. 9 Ethisch handelen De student: Houdt rekening met de beroepscode; Gedraagt zich respect vol naar zijn omgeving; Brengt de beroepsgroep niet in diskrediet. Toetsvormen en stagevormen Stage CSA: Evaluatiegesprek of reflectieverslag. Praktijkstage OK Chirurgie: Omloopbespreking. Voortgangsgesprek min. 1 (formatief). Praktijkles Positioneren (formatief). Praktijkopdracht een dagdeel (laag complex) met een beoordelingsgesprek. Reflectie verslag met betrekking tot een laag complexe situatie. Noot: Het mag duidelijk zijn dat met de bovenstaande toets vormen de praktijktoetsen bedoeld worden. De theorietoetsing staat per onderwerp vermeld. 10 INTRODUCTIE 11 Terugkijken naar de stage en opstarten periode M1 Docent SBU Taakcompetentie : Marrigje Kamps en Rachel Souren, Wilma Fenneman (III) : Zelfstudie en oriëntatie op de module 60’, Evaluatie stage 60’, Opstarten module 1 15’, intro CRV 15’. : allemaal! DEEL I Doelstelling - De student kan de opgedane praktijkervaring bespreken en evalueren Het is de bedoeling om aan de hand van deze opdracht van gedachten te wisselen over ervaringen die zijn opgedaan tijdens de verpleegstage, functiekamer stage en operatiekamerstage. Dit gesprek vindt plenair plaats. De totale tijd voor deze ervaringsuitwisseling is 60 minuten. Hieronder zijn een aantal vragen geformuleerd om de hoofdlijnen van het groepsgesprek aan te geven: 1. Wat is je opgevallen tijdens de stage? Dit kan iets algemeens zijn of juist een specifieke situatie. 2. Hoe heb je de werksfeer ervaren? Waaruit blijkt dat? Waren er verschillen per dag, per stage? Waarin uitte zich dat? 3. Hoe zag de werkbegeleiding er uit? Kwamen jouw verwachtingen uit? Wat werd er van jou verwacht? 4. Sloot de theorie aan bij de praktijk? 5. Inventariseer welke praktische vaardigheden tijdens de stageweken uitgevoerd zijn: - Hoe vond je dit? - Hoe ging het? - Heb je feedback gekregen op de handelingen die je uitgevoerd hebt? 6. Het kan zijn dat je een vervelende situatie hebt meegemaakt of juist een situatie die een grote indruk op je heeft gemaakt. Bespreek die situatie zoals ook aangegeven in de BVP les ‘Verwerken van traumatische ervaringen’ Ook kun je deze ervaring meenemen naar die bijeenkomsten waarin gelegenheid gegeven wordt dit met je medestudenten te bespreken. (CRV intervisie en ethiek) DEEL II Doelstelling - De student heeft zich georiënteerd op de inhoud van de reader van Module 1 (M1) en heeft zich een beeld gevormd van datgene wat er van hem / haar verwacht wordt en de studieactiviteiten systematisch verwerkt in een planning. 1. Introductie M1, doel M1, organisatie M1 2. Studievaardigheid DEEL III - De student heeft zich specifiek georiënteerd op de inhoud van de lessen Communicatieve en Reflectieve Vaardigheden / persoonlijke ontwikkeling (CRV) en is gestart met het uitvoeren van verschillende testjes. 12 Introductie Operatieve zorg en technieken (OZT) Docent SBU Taakcompetentie : Rachel Souren : Zelfstudie en oriëntatie Opstarten OZT Werkgroep : allemaal! 90’ 30’ 60’ Toetsing: Tijdens de introductie les wordt er een quiz gespeeld over de opdracht die hoort bij deze les. De uitslag van de quiz bepaalt de volgorde waarin je de casus mag kiezen waar je in module 1 6 weken lang aan de slag gaat. Doelstellingen: De student kan: 1. Uitleggen wat de opbouw is van het OZT programma van Module 1 2. In eigen woorden alle 8 operaties van de binnen de OZT gebruikte casussen uitleggen. Individuele opdracht, voorafgaand aan de les: a. Lees dit onderwerpblad door en zet vragen en onduidelijkheden op papier. b. Zoek van iedere operatie van de casussen een patiëntenfolder (intranet eigen ziekenhuis) en neem deze zorgvuldig door. In Module 1 wordt je theoretisch voorbereid op je omloopvaardigheden. De lessen OZT beginnen met een introductieweek, gevolgd door de diverse fasen van het perioperatieve proces. • In de introductie week worden enkele algemene onderwerpen geïntroduceerd en wordt er aandacht besteed aan voorwaardelijke kennis. • In de eerst volgende fase komt de preoperatieve zorg aan bod. Hiermee bedoelen we de zorg die verleend wordt aan de patiënt op het operatiekamercomplex, ter voorbereiding op de operatie. Denk daarbij aan kennis over onderwerpen zoals het positioneren van de patiënt en huiddesinfectie. • Daarna volgt de fase peroperatieve zorg, daarmee wordt de combinatie van anesthesiologische en chirurgische zorg bedoeld die er tijdens de operatie aan de patiënt op de operatiekamer wordt gegeven. Denk daarbij aan kennis over onderwerpen zoals implantaten en hechtmaterialen • In de laatste fase wordt de postoperatieve zorg behandeld. De zorg die aan de patiënt wordt verleend na de operatie, ter voorbereiding op de terugkeer naar de verpleegafdeling. Denk daarbij aan kennis over onderwerpen zoals preparaatverzorging en wondbehandeling. Doelstellingen en Studieactiviteiten De doelstellingen die je moet behalen en de uit te voeren studieactiviteiten staan per onderwerp gerangschikt in de reader. Van iedere les bestaan de studieactiviteiten uit zelfstandige voorbereiding, voorafgaand aan de les en groepsopdrachten tijdens en/of na de les. Bij de lessen OZT van Module 1 wordt gebruik gemaakt van casuïstiek. Dit betekent in deze module dat alle onderwerpen ingeleid worden met een casus die betrekking heeft op dhr. de Vries die komt voor een hernia inguinalis. In de les komt zowel de casus van dhr de Vries als de algemene kennis aan bod. De algemene theorie wordt besproken tijdens de les, bijvoorbeeld d.m.v. een college of door het maken en bespreken van groepsopdrachten. Om de theorie te leren toepassen krijgen alle werkgroepen een specifieke casus toebedeeld. Tijdens de OZT doo-uren vertalen de werkgroepleden de besproken lesstof naar de eigen specifieke casus. In totaal zijn er acht casussen die op basis van de resultaten van de Quiz bij aanvang van de Module, worden verdeeld. Een goede voorbereiding loont dus … 13 Voorbeeld: Ter voorbereiding op de les huiddesinfectantia voer je de voorbereidende opdracht uit. Tijdens de OZT les huiddesinfectantia wordt er aandacht besteed aan de diverse desinfectantia en de manier van desinfecteren. Er wordt ook besproken hoe dhr. de Vries precies wordt gedesinfecteerd. Verder ga je bij het uitvoeren van de groepsopdracht in de les nadenken over het desinfectiegebied bij andere patiënten. Vragen en onduidelijkheden worden door de docent besproken. Na de les, tijdens de doo-uren, ga je met je werkgroep de transfer maken naar je eigen casus. Bijvoorbeeld die van mevrouw Janssen die komt voor een ooglidcorrectie. Je gaat dan met je werkgroep uitzoeken hoe er wordt gedesinfecteerd bij een ooglidcorrectie. ‘Operatiekwartiertje’ en ‘Minisymposium’ Aan het einde van zowel de preoperatieve fase als de peroperatieve fase maak je een papieren poster waarin je alle theorie van de doorlopen fase m.b.t. je eigen casus tentoonstelt aan medestudenten in het ‘operatiekwartiertje’. De verworven kennis, verkregen door een transfer te maken van de casus van Dhr. de Vries naar de eigen casus, wordt met elkaar gedeeld. We noemen dit het ‘operatiekwartiertje’. Tijdens dit operatiekwartiertje ga je met je werkgroep langs bij de uitwerkingen (posters) van de andere werkgroepen uit jouw klas. Je toetst nu elke keer jouw opgedane kennis aan de casus van de andere werkgroep, je krijgt nieuwe informatie en andere inzichten. Ook geef je meteen feedback door het noteren van vragen en opmerkingen bij de poster van je medestudenten. Op het einde van de les kom je weer terug bij je eigen poster en kan er aan de andere werkgroepen reactie worden gevraagd op de gegeven feedback. Het operatiekwartiertje is een formatieve (diagnostische) toets. De feedback wordt door de werkgroep verwerkt en meegenomen in het maken van de eindpresentatie, tijdens het minisymposium. Tijdens het minisymposium, aan het einde van de postoperatieve fase, presenteert iedere werkgroep zijn complete casus. Op deze wijze wordt alle kennis met elkaar gedeeld en heb je al inzicht in diverse operaties die je in de praktijk gaat tegenkomen. Het minisymposium is een summatieve toets en dient met een Voldaan te worden afgesloten. 14 Op 2-11-2017 gedownload van: https://www.okvisie.nl/blog/maakt-mij-niks-uit Casussen bij Operatieve Zorg en Technieken Casus 1 : Klassieke Tonsillectomie bij Abdulla Mouhnir, 22 jaar. Abdulla heeft al jaren last van recidiverende keelpijn. De afgelopen periode heeft hij kort achter elkaar 3 episodes doorgemaakt met ontstoken tonsillen, flinke keelpijn, algehele malaise, koorts en slikklachten. Ondanks bedrust en antibioticagebruik, is er geen vooruitgang geboekt. Samen met de KNO arts heeft Abdulla besloten zich te laten opereren. Toen Abdulla klein was, hebben zijn ouders al een keer op het punt gestaan hem te laten opereren, maar gelukkig verdwenen de klachten ineens erg snel. Abdulla had toen ook veel keelontstekingen met als gevolg dat hij weinig at waardoor hij niet goed groeide. De dokter had de ouders van Abdulla toen geadviseerd om een hem een tonsillectomie volgens Sluder te laten ondergaan. Casus 2 : Arthroscopie knie bij Tom van de Zanden, 18 jaar. Het is zondagmiddag, het voetbalseizoen is net begonnen. Tom meldt zich met zijn ouders op de afdeling spoed eisende hulp (SEH), zijn rechterbeen wordt niet belast en iedere beweging doet hem pijn. Tijdens de wedstrijd van vanmiddag kwam hij na een sprong op zijn rechterbeen neer en draaide hij weg. Het was alsof hij door zijn knie zakte, hij hoorde een knap en kreeg plotseling hevige pijn in zijn knie. Hij kon niet meer verder spelen en ondanks goed koelen van zijn knie was de knie binnen een half uur dik geworden. Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van veel pijn, bewegingsbeperking en zwelling. Als aanvullend onderzoek wordt er besloten een röntgenfoto te maken van de rechter knie. Op de röntgenfoto’s worden geen fracturen gezien en is er geen sprake van een corpus liberum. Vanwege het feit dat de knie erg dik is wordt door de dienstdoende orthopeed besloten in 15 eerste instantie de knie rust te geven, er wordt een achterspalk aangelegd en NSAID’s voorgeschreven. In tweede instantie wordt binnen 10 dagen een arthroscopie van het kniegewricht gepland in dagbehandeling. Casus 3 : Vaginale Uterusextirpatie bij mevrouw de Vries, 44 jaar Mevr. de Vries is opgenomen voor een vaginale uterusextirpatie. Ze kwam anderhalf jaar geleden met de klacht van menorragie via de huisarts bij de gynaecoloog terecht. Nadat een maligniteit was uitgesloten heeft de gynaecoloog in eerste instantie een endometrium ablatie verricht. Daarmee was het probleem van mevr. de Vries tijdelijk verholpen. Maar nu zijn de klachten terug en wil mevr. de Vries een definitieve oplossing. Bij de preoperatieve screening door de anesthesioloog is afgesproken dat mevr. de Vries spinaal anesthesie krijgt. Casus 4 : Mamma augmentatie, mevrouw De Berg, 28 jaar Bij Mevr. de Berg is er sprake van mamma hypoplasie. Ze heeft er lang over nagedacht en besloten tot een mammavergroting met een borstimplantaat. Ondanks dat ze zelf voor deze ingreep gekozen heeft is ze toch wel zenuwachtig voor de narcose en de postoperatieve pijn die haar te wachten staat. Op de polikliniek is samen met de patiënt al bepaald welk implantaat er ongeveer ingebracht gaat worden. De ochtend voor de operatie is op de verpleegafdeling het operatiegebied uitgebreid gecontroleerd op wondjes en heeft de plastisch chirurg ook al een tekening op de borsten gemaakt. De plastisch chirurg gaat het borstimplantaat inbrengen via een axillaire incisie. Casus 5 : Blepharoplastiek bij Wim Mulder, 58 jaar. Wim is 58 jaar en heeft vaak hoofpijn klachten, vermoeide ogen en een zwaar gevoel in zijn oogleden. Soms voelen zijn ogen branderig aan. Hij heeft een huidoverschot van zijn bovenoogleden. Hierdoor kan Wim al ruim een jaar zijn contactlenzen niet meer dragen. Het voelt alsof zijn lenzen er uitgedrukt worden. Zijn gezichtsveld lijkt hierdoor ook verminderd te zijn. De oogarts verzekert Wim dat een operatie, een blepharoplastiek, hem van de klachten zal afhelpen. Op de holding tekent de oogarts al vast de incisieplaatsen op beide oogleden af en op de operatiekamer spuit hij op de een aantal plaatsen lokale verdoving in. Casus 6 : Laparoscopische appendectomie bij Els de Wit, 19 jaar Els heeft sinds anderhalve dag buikpijn, de pijn is rond de navel begonnen. Nu is de pijn heviger en meer gelokaliseerd in de rechter onderbuik. Ze heeft nu ook koorts, is misselijk en heeft geen eetlust. Bij lichamelijk onderzoek blijkt dat de peristaltiek normaal is en palpatie van de rechteronderbuik erg pijnlijk. Na laboratorium onderzoek en onderbuik echo heeft de chirurg besloten een laparoscopie te verrichten met de verdenking op een appendicitis. Mocht er toch geen ontstoken appendix worden aangetroffen dan kan ook de gynaecoloog nog mee kijken. Els wordt opgenomen en de dienstdoende anesthesioloog komt nog langs voor de preoperatieve screening. Verder is ze altijd goed gezond, er wordt een algehele anesthesie afgesproken. Ze is wel geschrokken dat ze vandaag nog geopereerd gaat worden, daar had ze niet op gerekend. Het gaat haar allemaal wel snel. Casus 7 : Marsupialisatie van een sinus pilonidalis bij de heer Vught, 34 jaar De heer Vught is vanochtend vroeg opgenomen voor de behandeling van een sinus pilonidalis. De klachten zijn ruim een jaar geleden begonnen met een abces in zijn bilspleet. Dit ging na enkele dagen spontaan open, waarna veel stinkende pus afvloeide en de klachten verdwenen. Enkele maanden later ontstond een nieuw abces dat door de huisarts werd ontlast. Maar de incisie genas niet en bleef pus afscheiden. Het gebied zwol regelmatig op, waarbij kenmerken van ontsteking optraden. De huisarts schreef antibiotica voor waarna de klachten wel afnamen. Het wondje ging echter niet dicht en bleef vocht afscheiden. Meneer Vught wordt daarom geopereerd onder algehele narcose voor het vehelpen van de sinus pilonidalis. 16 Casus 8 : Orchidopexie, Tim van het Veld, 2 jaar Tim is een jongetje van 2 1/2 jaar oud, bij hem is zijn linker testikel niet ingedaald. Er is sprake van een retentio testis. Dit is al eerder geconstateerd, maar nu is het tijd om de testikel operatief te doen indalen, waarna deze vastgezet wordt in het scrotum. Als Tim op de operatiekamer aankomt zit hij vrolijk om zich heen te kijken in zijn bedje, hij heeft zijn beer mee en ook deze heeft een groen muts op gekregen. De moeder van Tim mag hem zelf op de operatietafel zetten en zijn handje vasthouden als de anesthesioloog de kap op Tim zijn neus zet. Nu vindt Tim het niet meer leuk en hij begint hard te schreeuwen, daardoor valt hij gelukkig ook snel in slaap. 17 OZT- Kwaliteitsborging: Kwaliteitszorg, kwaliteit van zorg en verantwoording Docent SBU TC : Marrigje Kamps en Rachel Souren : c.u. 45’ Intro en 180’ presentaties (doo-uren zie rooster) : 1, 3, 4 en 7 Toetsing De opdracht heeft tot doel het leveren van kwaliteitszorg binnen het operatiekamercomplex. Dit doel wordt behaald wanneer je met jouw werkgroep een document presenteert die je samen op basis van een literatuurstudie hebt verbeterd. De presentatie wordt beoordeeld met het betreffende beoordelingsformulier. Bij een Niet Voldaan volgt een herkansingsopdracht. De werkgroep neemt hierover contact op met de betreffende docent. Voorbereidende lessen Thema 1 In Thema 1 is een start gemaakt met het werken aan kwaliteitszorg en kwaliteit van zorg. In het introductiecollege is gesproken over een ‘georganiseerde zorgvuldigheid’ van werken. Dit houdt in dat een ‘organisatie zich verplicht om inspanningen ter verrichten om kwalitatief goede producten te leveren. Hierbij zijn activiteiten en beslissingen gemoeid die gericht zijn op het vaststellen, het bereiken en het behouden van het gewenste kwaliteitsniveau.’ (Hendriks, 2013) Voorbereidende lessen Module 1/ BAZ 1 Methodisch werken Om in de dagelijkse praktijk direct aan de kwaliteit van zorg te kunnen werken, is het gebruik van o.a. procedures, protocollen, richtlijnen en werkinstructies ingesteld. Dit helpt je een handeling / behandeling wel doordacht en onder goedkeuring van het management bewust uit te voeren. Kenmerkend voor deze benadering is het continu doorlopen van een aantal stappen die uiteindelijk tot doel hebben de kwaliteit in de organisatie te verbeteren. Bij deze processen vraag je je systematisch af wat de huidige staat is van de handeling, wat er voor nodig is om een gewenste verandering te bewerkstelligen, hoe deze verandering door te voeren en vervolgens het resultaat te evalueren en als input voor nieuwe veranderingen te gebruiken (Verbeek, 2004). Met andere woorden je bent methodisch aan het werk! Onderstaande Deming-cyclus wordt hier voor veelal gehanteerd. (Procisco, 2011) Doelstellingen 18 De opleiding besteedt aandacht aan het leveren van kwaliteitszorg. Door je bewust te zijn van de kwaliteit van zorg en deze te borgen, werk je aan de kwaliteit van zorg. Jij als toekomstig beroepsbeoefenaar moet aandacht besteden aan de kwaliteit van het handelen c.q. de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Dit komt tot uiting door o.a. het medisch technisch handelen, je gedrag als toekomstig beroepsbeoefenaar en jouw rol als teamlid (Zie onderstaand overzicht). Kwaliteit van de Beroepsuitoefening Kwaliteit van het methodisch-technisch handelen doeltreffendheid deskundigheid indicatiestelling geschiktheid veiligheid zorgvuldigheid Kwaliteit van de attitude van de beroepsbeoefenaar respectvolle bejegening informatiebereidheid vertrouwensrelatie coöperatie verantwoordingsbereidheid Kwaliteit van de organisatie van de beroepsuitoefening continuïteit beschikbaarheid doelmatigheid integrale zorg bron: Verbeek (2004)1 Met de opdracht Kwaliteitsborging werk je aan de ontwikkeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening en dus aan kwaliteitszorg. Concreet werk je aan de volgende doelstellingen: De student; 1. kan de begrippen betreffende kwaliteitszorg en kwaliteitsborging hanteren; 2. ontwikkelt kennis van en inzicht in de kwaliteitszorg gezondheidszorg met betrekking tot het gebruik van procedures/ protocollen / richtlijnen / werkinstructies; 3. stelt in samenwerking met de werkgroep een vergelijking op tussen het betreffende document en de literatuur; presenteert het op basis van literatuur aangepaste, document. Zie hiervoor het beoordelingsformulier. Voorbereidende opdracht Bestudeer voor de eerste bijeenkomst de literatuur zoals weergegeven onder leermiddelen. Elke student heeft voor de introductiebijeenkomst verschillende documenten (richtlijnen, protocollen, procedures etc.) van het operatiekamercomplex meegenomen. Tijdens de bijeenkomst bestudeer je en vergelijk je deze documenten met elkaar. Op basis van deze vergelijking maak je een keuze voor een document dat je gaat verbeteren in het kader van het leveren van kwaliteitszorg. Let op: dubbele onderwerpen worden niet toegestaan. Groepsopdracht in de les en DOO-uren (KKM) o Elke werkgroep kiest uit de verschillende meegebrachte documenten één document en vergelijkt deze met de theorie. Vooraf wordt met de docent besproken welk thema hiervoor in aanmerking komt. Dubbele thema’s worden niet toegestaan. Wanneer groepen hetzelfde onderwerp kiezen, geldt de regel; wie het eerst komt……) o Het is de bedoeling dat je samen met je werkgroep aanbevelingen kan doen op welke wijze het betreffende document nog meer tegemoet kan komen aan de borging van kwaliteit en het leveren van kwaliteitszorg. Dit doe je door aan de hand van de literatuurstudie het document te analyseren, de resultaten schematisch weer te geven vervolgens conclusies te trekken en de aanbevelingen te verwerken. Het verwerken van de aanbevelingen resulteert in een document (richtlijn, protocol, procedure, etc.) 19 dat jullie presenteren. Let op: Ga hierbij methodisch te werk! Afspraken: o De onderwerpkeuze dient spoedig bekend te zijn bij de docent. o De uitwerkingen van de literatuurstudie, de analyse, de resultaten, de conclusie, de aanbevelingen, het uiteindelijke document én de presentatie lever je uiterlijk één week voor het presenteren van de presentatie, in (Marrigje.kamps@han.nl). Er vindt geen terugkoppeling plaats vóór de presentatie; dit alles dient als voorbereiding voor de docent(en). o In het lesrooster zijn DOO-uren (KKM) ingeroosterd om de samenwerking te laten plaatsvinden. o Elke werkgroep presenteert het eindresultaat van deze opdracht aan de andere werkgroepen. De docent bepaalt de volgorde van de presentaties en elke presentatie mag niet langer dan 10 minuten duren. Daarna is er nog gelegenheid om hierover te discussiëren. o Via Onderwijs Online wordt gecommuniceerd wanneer er terugkoppeling plaatsvindt van de beoordeling. Nabespreking Tijdens het presenteren kunnen vragen gesteld worden. Leermiddelen • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 o Hoofdstuk 6 • • • • https://www.venvn.nl/themas/richtlijnen-en-protocollen https://www.venvn.nl/themas/richtlijnen-en-protocollen/protocollen https://verpleging-verzorging.nl/zorgprotocollen/ Hendriks, R. (2017, september). Kwaliteit-Kwaliteit van Zorg - Introductiecollege 20172018. Nijmegen. Aanbevolen: • Verbeek, G. (2004) Het spel van Kwaliteit en Zorg. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Vijfde, herziene druk. Par. 7.4. ISBN 9789 035 2270 40 20 Beoordelingsformulier Presentatie Kwaliteitsborging * Onvoldoende 1 Motivatie van de keuze van het thema. Inleiding 2 Verantwoorden van wat er aan bod komt. 3 4 5 6 7 8 Voldoende Goed Kern Logische opbouw van de inhoud van de presentatie op verschillende niveaus (micro-, meso-, macroniveau), onderbouwd met literatuur. Bespreken van de inhoud van het betreffende document op hoofdlijnen. Weergeven en onderbouwen (op basis van literatuur) op welke wijze het betreffende document tegemoet komt aan de kwaliteitsborging. Resultaat weergeven van het verbeterde document. Afsluiting Visie: Kritische reflectie op de vergelijking. Kritische reflectie op het resultaat. Andere aspecten van de beoordeling: Correct Nederlands taalgebruik, professionele taal. Duidelijk gesproken. 9 Enthousiaste houding werkgroep tijdens de presentatie. 10 Vooraf gemaild: - De uitwerkingen van de literatuurstudie, de analyse, de resultaten, de conclusie, de aanbevelingen, het uiteindelijke document én de presentatie - bronnen, conform APA richtlijnen. - logboek * Het is voldaan als m.b.t. punten 1,2, 8, 9,10 geen onvoldoende gescoord wordt en bij de punten 3 tot en met 7 maximaal 2 onvoldoendes. Resultaat : Voldaan / Niet Voldaan 21 OZT - Kostenaspecten op het OKC: Kwaliteitszorg, kwaliteit van zorg en verantwoording Docent SBU Taakcompetentie : Rachel Souren, Marrigje Kamps, Joep van Gogh : Introductie 15’, (doo-uren zie rooster) : 4. Organiseren en beheren Toetsing Het resultaat van deze opdracht is een verslag. In dit verslag worden de specifieke kosten m.b.t. een zelfgekozen onderwerp beargumenteerd en geeft de werkgroep haar visie op kosten in de gezondheidszorg in het algemeen. De opdracht wordt beoordeeld volgens bijgevoegd beoordelingsformulier. Bij een niet voldaan volgt een herkansingsopdracht. De werkgroep neemt hiervoor contact op met de docent. Introductie We moeten met zijn allen steeds meer bezuinigen en dat geldt zeker ook voor de gezondheidszorg, terwijl we eigenlijk allemaal het gevoel hebben dat er op de gezondheidszorg niet nog meer bezuinigd zou moeten worden. Om de zorg te kunnen blijven betalen zijn daarom o.a. de afgelopen jaren het eigen risico van de zorgverzekeringen flink verhoogd en de vergoedingen verlaagd. Deze bezuinigingen op macro niveau zijn ook op de werkvloer goed te merken. Er moet hogere kwaliteit geleverd worden en het ziekenhuis moet klantvriendelijker worden, maar wel met minder mensen en andere materialen. Waar ligt de oplossing? Doelstellingen De student kan 1. een beeld schetsen van specifieke kosten op de operatiekamer c.q. het OKC. 2. Het kostenplaatje van een specifiek product op micro, meso en macro niveau doorrekenen. 3. het beeld van de werkgroep kosten in de zorg beargumenteerd en samengevat weergeven. Voorbereiding Het is de bedoeling dat je ter voorbereiding op de eerste bijeenkomst de inleidende artikelen hieronder leest en je verdiept in de verschillende bronnen die vermeld zijn onder literatuur. Op basis daarvan formuleer je een (voorlopige) eigen visie. Werkwijze groepsopdracht In de eerste bijeenkomst bespreek je met je werkgroep jouw visie over kosten in de gezondheidszorg en hoe jij vindt dat je daar als operatieassistent mee om moet gaan. Vervolgens kies je met je werkgroep een onderwerp waarin jullie je willen verdiepen. Over dat specifieke onderwerp verzamelen jullie zoveel mogelijk informatie zodat jullie het onderwerp van meerdere kanten kunnen belichten. Een van de kanten hoort het financiële plaatje te zijn, daarvoor verzamel je ook relevante cijfers (denk aan aantallen en prijzen). Dit financiële plaatje moet je doorrekenen naar het grote geheel. Daarmee wordt bedoeld op jaarbasis en de hele organisatie (of minimaal je hele OKC). Op basis van jullie literatuurstudie en gesprekken over visie kun je na de theorie van Module 1 ook in gesprek gaan met mensen uit jouw ziekenhuis die op de hoogte zijn van de kosten op het operatiekamercomplex. Alle verzamelde informatie vat je samen in een verslag van 3 A4. (waarin ook een duidelijke doorrekening is gemaakt). Verder moet in het verslag een duidelijke visie verwerkt zijn. Omschrijf jullie bevindingen in het efficiënt en effectief omgaan met het door jullie werkgroep gekozen onderwerp op de operatiekamer. Vanzelfsprekend moeten bronnen worden vermeld volgens APA richtlijnen (het vierde A4). Het verslag mail je uiterlijk 24 april naar rachel.souren@han.nl en joep.vangogh@han.nl 22 Leermiddelen - http://www.nza.nl (website van de Nederlandse Zorg Autoriteit) - https://www.volksgezondheidenzorg.info/ - https://www.zorginstituutnederland.nl/ - CBS, zorguitgaven, aanbieders van zorg en financieringsbron http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=83039NED&D1=a&D 2=a&D3=(l-1)-l&HD=160517-1204&HDR=G1,G2&STB=T kosten van ziekenhuiszorg, gedownload op 27-10-2017 van: https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/ziekenhuiszorg/kosten/kosten#nodekosten-van-ziekenhuiszorg 23 Beoordelingsformulier verslag ‘Kostenaspecten op de operatiekamer’ * 1 NIET VOLDOENDE VOLDOENDE GOED Motivatie van de keuze van het onderwerp Kern 2 Relevantie uitwerking informatie 3 Volledigheid van de gegevensverwerking 4 Juistheid van de gegevens, Doorrekening correct. 5 Onderbouwing van het ziekenhuis en / of maatschappelijk belang. (micro, meso, macro) Visie 6 Kritische reflectie op bevindingen. Overstijgende aspecten beoordeling: 7 Correct Nederlands taalgebruik, professionele taal. 8 Verslag incl. alle geraadpleegde bronnen, conform APA richtlijnen. 9 Samenwerking ( Logboek) * Het is voldaan als m.b.t. punten 1,7, 8, en 9 geen onvoldoende gescoord worden en bij de punten 2 tot en met 6 maximaal 1 onvoldoende. Resultaat : Voldaan / Niet Voldaan 24 OZT –Methodisch Werken 1,2 en 3 les 1 introductie, les 2 voortgang les 3 presentatie en beoordeling. Docent SBU Taakcompetentie : Wilma Fenneman : Voorbereiding op de les 45’ en opdracht werkgroep 225’: lezen, vragen beantwoorden, literatuurstudie, pitch maken, feedback geven. C.U. 240’ : Inleveren: 8 maart 2020: Voorafgaand aan de presentatie les 3 stuur je het verslag van de methodische uiteenzetting (de 1e (met fb medestudenten) en de definitieve (2e) versie) en de presentatie naar de docent. :1-7 Deze opdracht is voorwaardelijk voor de uitoefening van je beroep. Methodisch werken geïntegreerd in je werk, bevordert de kwaliteit van zorg en de patiëntveiligheid. Casus OA In de tweede week van je omloopstage sta je samen met je begeleider op de orthopedische operatiekamer (OK). Je gaat omlopen bij een patiënt die een knieprothese krijgt. Mevrouw is de laatste patiënt van die dag. Er zijn een orthopedisch specialist, een arts assistent, twee operatieassistenten en de anesthesiemedewerker op deze operatiekamer aanwezig. Het was een drukke dag en deze operatie is de tweede knieprothese van die dag. Een aantal operaties was uitgelopen en er wordt iets later dan gepland begonnen met deze laatste operatie. De operatie is goed opgestart, het is 16.00 en iedereen is bezig met zijn / haar werk. De knie is inmiddels opengelegd, de beide beenderen (tibiaplateau en het bovenbeen/femur) zijn voorbereid zodat de implantaten erop kunnen worden geplaatst. Vervolgens wordt opgemeten welke maat prothese gebruikt zal worden. Als de maat door de chirurg is vastgesteld, wordt deze doorgegeven aan de omloop. Zij zoekt de juiste maat op in de voorraadkar op de OK. De doorgegeven maat blijkt helaas niet op de voorraadkar te liggen. Ze belt de logistiek medewerker en vraag om een andere maat implantaat. Na bijna 10 minuten komt de juiste maat via het luikje op de OK. De operatie verloopt daarna vlekkeloos. Als de operatie klaar is, wordt de OK opgeruimd en gaat iedereen naar huis. Toetsing Het resultaat is een presentatie op basis van de schriftelijke uiteenzetting waarin je duidelijk en beknopt beargumenteert hoe een handeling / interventie methodisch uitgevoerd moet worden; Verslag en presentatie zijn vooraf naar de docent gestuurd. De presentatie wordt beoordeeld, waarin de kwaliteit van het verslag meegewogen wordt. Doelstellingen De student kan: 1. de fases van methodisch handelen uitleggen; 2. uit bestaande werkprocessen / werkplannen / protocollen de 4 stappen in het methodisch werken analyseren, verbeteraspecten aangeven en de verbetering presenteren; 3. een handeling / interventie op methodische wijze (voorbereiden, plannen, uitvoeren & evalueren) beschrijven en presenteren; 4. transfer bewerkstelligen van de theorie over methodisch handelen op de operatiekamer naar je eigen ontwikkeling, kwaliteit van zorg en je handelen op de operatiekamer . Individuele opdracht In zelfstudie bestudeer je de vermelde literatuur in de leermiddelenlijst en de verduidelijkende tekst in deze lesinstructie. In je competentieprofiel staat bij alle competenties het methodisch 25 handelen als handelingscriterium weergegeven. Binnen je praktisch handelen is dit één van de criteria die belangrijk is. THEORIE Methodisch werken nader uitgelegd. Methodisch werken is het werken volgens een vaste, weldoordachte manier van handelen om daarbij op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze het doel te bereiken dat men voor ogen heeft of dat nagestreefd moet worden. Het is bedoeld voor het faseren van het praktisch handelen (Weert, 2009). De operatieassistent probeert op een systematische en voortdurend inzichtelijke manier te werken. Voordelen van het systematisch werken zijn dat het handelen overdraagbaar wordt door een goed overzicht, waardoor de continuïteit van zorg word bevorderd’. (Landelijke werkgroep methodisch werken, 2009) “De essentie van het vier stappenplan berust op het feit dat we dankzij de chronologische structuur minder gevaar lopen elementen van een taak over te slaan en dat we na afloop stelselmatig terugblikken om te zien of er vergissingen zijn gemaakt. Hiervan kunnen we leren hoe de uitvoering van de taak een volgende keer verbeterd kan worden”. (Weert de, R. 2016, p. 147) Het wat, hoe, wanneer en door wie komt in het dagelijks leven als vanzelfsprekend aan de orde. Bij methodisch werken gaat het niet meer om intuïtief handelen, maar om een methodische en systematische aanpak waaraan voordelen zijn verbonden: K enm erken m ethodisch w erken: Methodisch werken is een vorm van procesbesturing. Het heeft als doel iets op een beheerste, gestructureerde en gecontroleerde wijze te laten verlopen. In de zorg- en dienstverlening komt methodisch werken vaak voor. Het handelen is doelgericht: Je bereikt een vooraf geformuleerd doel. Wat wil je bereiken? Het handelen is systematisch: Je handelt volgens van tevoren geplande logische stappen of een logische volgorde. Het spreekt voor zichzelf, het zijn een reeks van handelingen achter elkaar. Hierbij is het belangrijk om te weten waarom die handelingen in die bepaalde volgorde uitgevoerd worden; dit maakt het mogelijk in uitzonderlijke situaties hiervan af te wijken. Het handelen is procesmatig: Je sluit de verschillende stappen in het handelen op elkaar aan; zonder de eerste stap geen tweede stap. Er wordt rekening gehouden met het effect dat de ene stap op de andere heeft. Tussentijds bijsturen is mogelijk als zich kleine wijzigingen in het proces voordoen. Procesmatig werken is ook het overzien van het totale handelingenverloop. Het handelen is bewust: Je weet wat je doet (planning) en waarom (doel). Het is bedoeld om kritisch en vooral bewust naar het eigen handelen te blijven kijken om de efficiëntie en de kwaliteit van het handelen te verbeteren; evalueren. (Weert de, R, 2016) 26 Voordelen methodisch werken: • de kans op fouten neemt af omdat er meer grip is op wat er gebeurt en men verder vooruit kan (moet) zien; prioriteiten stellen is hierbij noodzakelijk. • zowel een ander als jijzelf weet wat er verwacht mag worden; • het eigen handelen kan beter geëvalueerd worden om zo nodig het handelen te verbeteren; • anderen krijgen een duidelijker beeld van de werkzaamheden en van datgene waarvoor men staat. (Landelijke werkgroep methodisch werken, 2009) Groepsopdracht 1. Je gaat samen met je werkgroep aan de hand van (een) handeling(en) / interventie onderzoeken wat methodisch werken / handelen is en deze uiteenzetten in een verslag en een presentatie (5-7 minuten). De presentatie is gebaseerd op het verslag; 2. Het betreft onderwerpen uit het perioperatieve proces; 3. Op de volgende pagina staan in een kader steunvragen weergegeven over bedrijfsklaar maken, omlopen, persoonlijke ontwikkeling en werkbegeleiding die je helpen bij de kennisontwikkeling over methodisch handelen. Beantwoord deze vragen individueel èn in je werkgroep. 4. Aan het einde van de eerste bijeenkomst / deze dag spreek je met de docent af welk onderwerp je gekozen hebt. Je moet relevante literatuurstudie doen die passend is bij je onderwerp. 5. Voordat je het onderwerp doorgeeft, onderzoek je of er voldoende literatuur over te vinden is. (mijn werkbegeleider heeft me dit vertelt, wordt niet als relevante bron gezien). Je zet deze handeling / interventie methodisch uiteen volgens het schema op OO. 6. Let op dat alles wat je schrijft, maximaal 3 x A4 en presenteert, voorzien is van bronverwijzingen en een literatuurlijst volgens APA richtlijnen. 7. Datgene wat je inlevert krijgt de volgende naam: 2020, MW M1[invullen achternamen studenten], [invullen onderwerp 27 8. Voorafgaand aan de tweede les heb je aan één groep (zie OO) digitale feedback op je uiteenzetting gevraagd. Zorg hiervoor dat je dit op tijd doet i.v.m. de tijd die je nog nodig hebt om de feedback te verwerken en voor te bereiden op de presentatie. a. Als je als werkgroep feedback op het product van een andere groep geeft, wees dan kritisch en geef opbouwende feedback. Dat is lerend en stimulerend voor de ander. 9. De feedback van de andere werkgroep verwerk je in je methodische uiteenzetting; 10. Voorafgaand aan de presentatie in les 3 stuur je de docent het verslag van de methodische uiteenzetting (de 1e en 2e versie) en de presentatie; 11. Je presenteert deze uiteenzetting in de tweede bijeenkomst aan je klasgenoten. Oriënterende vragen die behoren bij methodisch werken. Daarnaast zie formulier op OO. Bedrijfsklaar maken operatiekamer (OA en AM) − Uit welke werkzaamheden bestaat het bedrijfsklaar maken van de operatiekamer? − Wat is klaarzetten? waarom? hoe gaat dat? wie zet klaar? wat heb je nodig om te kunnen klaarzetten? waarom? − Welke voorbereidingsaspecten komen elke dag voor? − Welke apparatuur heb je bij elke operatie / anesthesie nodig en waarom? − Welk steriel materiaal / welke middelen en materialen heb je bij elke operatie nodig? − Waarom moet je aan het einde van de dag de omloopkar / dag-voorraadkar / anesthesiekar aanvullen? Omlopen (OA en AM) − Welke functie heeft een briefing, time-out, sign-out en debriefing procedure binnen methodisch werken? − Noem en beschrijf de omlooptaken tijdens de preoperatieve fase (OA en AM) − Noem en beschrijf de omlooptaken tijdens de per operatieve fase (OA en AM) − Noem en beschrijf de omlooptaken tijdens de postoperatieve fase (OA en AM) − Wat versta je onder prioriteiten stellen? − Hoe pas je binnen het omlopen / werken op de OK het methodisch werkplan toe? − Welke relatie heeft methodisch werken met veilig werken en CRM? Persoonlijke ontwikkeling / werkbegeleiding Wat moet je onderzoeken voordat je aan je introductiegesprek begint? Wat moet je vooraf aanleveren? Wanneer en waar is dit gesprek en wie zijn er bij aanwezig? Geef de kern van het gesprek weer. Hoe kijk je hierop terug en welke verbeterpunten neem je mee? Nieuwe situatie: Op welke verbeterde wijze ga je je voortgangsgesprek in? Nabespreking Presentatie van de schriftelijke uiteenzetting van methodisch werken. Elke werkgroep krijgt feedback van de klasgenoten en de docent. Leermiddelen en geraadpleegde bronnen BTSG innovatie in de ouderenzorg (2016, 3 januari). Op 14 december 2016 geraadpleegd van http://www.btsg.nl/infobulletin/methodischwerken.html Coussens et al., (2011). Methodisch Werken in de Gezondheidszorg. Antwerpen- Apeldoorn: Garant, derde gewijzigde druk. ISBN: 978-90-441-2819-2. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2013). Op 21 december 2018 geraadpleegd van https://specials.han.nl/sites/operatieassistent-en-anesthesiemedewerker/ Petra-1987 (2007, 3 maart). Methodisch Werken Op 14 december 2017 geraadpleegd van http://mens-en-samenleving.infonu.nl/diversen/2842-methodisch-werken.html Peeters, J. (2016). Basisboek Anesthesiologische Zorg en Technieken. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. 5e herziene druk. ISBN:978 9035 234338. Hst. 2.1, 2.2 en Hst. 3. 28 Weert, de R. (2016). Basis Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en Technieken. Amsterdam: Reed Business. Zevende oude druk. Hst. 5, par.5.6.2. ISBN:978 90 352 3305 8. Onderwijs Online, M1/B1 - Methodisch Werken: 2020, Methodisch Werkplan schema met vragen. Voorbeeld methodisch werkplan 29 OZT- Incisies Docent SBU Taakcompetenties : Rachel Souren : oriënterende voorbereiding 30’, werkgroep 90’ : 1. Verlenen van operatieve zorg Toetsing: • De theorie van dit onderdeel valt binnen de toetsstof van module 1, deze wordt getoetst in het OZT examen van Module 1. • Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Ter voorbereiding op de operatie van Dhr. de Vries heeft Janneke de theorie m.b.t. de liesbreuk doorgenomen. Ze weet nog dat er twee herniotomie incisies gebruikt kunnen worden om het lieskanaal te benaderen, maar ze snapt nog niet zo goed wanneer je nu kiest voor welke incisie. Gelukkig liggen de incisies dichtbij elkaar en worden dezelfde referentiepunten gebruikt om te bepalen waar de incisie precies moet komen. Dat is belangrijk om te weten want dan kan Janneke zelf bedenken welk gebied er gedesinfecteerd en afgedekt moet worden. Doelstellingen De student kan: 1. Uitleggen met welke randvoorwaarden rekening gehouden wordt bij het maken van een incisie. 2. Uitleggen welke incisies er nodig zijn om de verschillende organen/structuren te benaderen en elke incisie toe te lichten met een voorbeeld. Voorbereidende opdracht • Neem het OZT boek Algemene Chirurgie globaal door. Bij de meeste vermelde ingrepen staan incisies vermeld. Noteer de betreffende paginanummers, bestudeer de alinea’s en noteer de soorten incisies. Groepsopdracht tijdens de les Met je werkgroep ga je de onderstaande vragen beantwoorden. Maak hierbij gebruik van het OZT boek Algemene Chirurgie en het internet. Maak bij het beantwoorden gebruik van de tekeningen op de volgende pagina’s. Deze dienen als basis voor deze opdracht. 1. Leg de randvoorwaarden uit waaraan het zetten van een incisie moet voldoen. 2. Benoem minimaal 12 incisies die gemaakt kunnen worden in de romp (van hals tot bovenbenen). Van deze incisies: a. Geef je in de tekeningen aan waar de incisies worden gezet. b. Beschrijf je de locatie van de betreffende incisies, daarbij benoem je per incisie ook de referentiepunten. c. Leg bij alle incisies uit welke organen/structuren er benaderd kunnen worden. d. Geef bij alle incisies een voorbeeld van een operatie. Responsie: Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken. Leermiddelen Boeken: • Jochems A.A.F. en Joosten, F.W.M.G. , (2016) Coëlho Zakwoordenboek der geneeskunde. (32ste druk). Springer Media BV. ISBN: 9789036813532 30 • Frölich-Swart, Y., Larmené, I. (2017). Algemene Chirurgie, Serie Operatieve zorg en Technieken (6e druk). Bohn Stafleu van Loghum. ISBN: 9789036811361 Noot: de volgende afbeeldingen zijn overgenomen uit het OZT boek algemene chirurgie, Frölich-Swart, Y., Larmené, I. (2012). (zie literatuurlijst) Torso man, afbeelding 10.2 blz. 169 Zijligging man, afbeelding 11.8 blz. 192 Torso vrouw, afbeelding 12.3 blz. 205 31 32 AZT- Basis anesthesiologie (AZT-AN) Docent SBU Taakcompetentie : Joop Agterberg : Voorbereiding 90’, CU 180' : 1. Verlenen van operatieve zorg. 2. Begeleiden van de patiënt 3. Samenwerken in professionele relaties. Toetsing: • De theorie van dit onderdeel valt binnen de toetsstof van Module 1, deze wordt getoetst in het OZT examen van Module 1. • Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Uit het beroepsprofiel van de anesthesiemedewerker 2014 “De anesthesiologische zorgverlening neemt in de Nederlandse gezondheidszorg een bijzondere plaats in. In Nederland wordt anesthesie gezien als een prestatie van een team waarin minstens een anesthesioloog en een anesthesiemedewerker complementair met elkaar samenwerken. De anesthesiemedewerker is bevoegd en bekwaam tot het bewaken en zo nodig het onderhouden van de anesthesie en tot de bewaking van de vitale functies van de patiënt. Hierdoor kan de anesthesioloog zijn diensten aan meerdere patiënten gelijktijdig inzetten en wordt zijn expertise ten volle benut”. Bron: Nederlandse vereniging van anesthesiemedewerkers (2014). Beroepsprofiel. Geraadpleegd op 20 november 2017 van https://www.nvam.nl/actueel/nieuws. Doelstellingen De student: 1. beschrijft de grondbeginselen van de anesthesiologie, 2. beschrijft de betekenis van pijlers van de anesthesiologie, 3. beschrijft de betekenis van de stadia van Guedel, 4. beschrijft de betekenis en (contra)indicaties van algeheel anesthesie en lokale en locoregionale anesthesie, 5. kan een relatie leggen tussen anesthesietechniek en hun toepassingsgebieden, 6. beschrijft het doel van preoperatieve screening, 7. beschrijft het doel van monitoring binnen de anesthesiologie, 8. beschrijft de toepassingsgebieden van standaard monitoring binnen de anesthesie Individuele opdracht - Lees voorafgaand aan de onderwijsbijeenkomst: o Uit het basisboek “Anesthesiologische Zorg en Technieken” (zie leermiddelen): Hoofdstuk 2; de afdeling anesthesiologie. Hoofdstuk 3; het pre en peroperatieve traject. o De inhoud van de reader “Basis anesthesiologie” - Formuleer voorafgaande aan de onderwijsbijeenkomst tenminste drie leervragen over het onderwerp anesthesiologie (AZT-AN). - Neem de vragen mee naar de onderwijsbijeenkomst en leg je voor aan de docent. Nabespreking Het onderwerp AZT-AN - Basis anesthesiologie wordt in 3 onderwijsbijeenkomsten nabesproken. 33 Leermiddelen - Peeters, J. (2013). Basisboek Anesthesiologische Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en Technieken. Reed Business, zesde druk. ISBN: 9789035235618 - OnderwijsOnline; o 2019-2020, Module 1 en BAZ 1 - Reader Basis anesthesiologie. 34 Basale reanimatie van volwassenen Docent SBU Taakcompetentie : Roger Hendriks en Henk van Leeuwen : Zelfstudie 90’, : Les 1 - CU 90’ en Les 2 - Vaardigheidstraining 90’ : 1. Verlenen van operatieve zorg. 3. Samenwerken in professionele relaties. Toetsing o Theoretische toetsing o Basale reanimatie van volwassenen wordt schriftelijk getoetst in het examen OZT. Het examen bestaat uit stellingen (juist/ niet juist vragen) en dient in totaal met een voldoende te zijn beoordeeld. o Vaardigheidstraining: o Elke student past de richtlijnen met de betrekking tot de “Basale reanimatie van volwassenen” van de Nederlandse Reanimatieraad toe tijdens een vaardigheidstraining. o De student wordt beoordeeld op actieve participatie en proactieve. De student houdt zich aan deze inspanningsverplichting. Inleiding 30 juni 2016 Oproepsysteem reanimatie blijkt succesvol Onderzoek van het Maastricht UMC toont het positieve effect aan van het oproepsysteem voor burgerhulpverleners. De resultaten onderstrepen de campagne van de Hartstichting om meer burgerhulpverleners in Nederland te werven. Meer dan een kwart van de mensen overleeft een hartstilstand als burgerhulpverleners binnen 6 minuten worden gemobiliseerd door middel van een berichtje op hun telefoon. Dat is aanzienlijk meer dan wanneer deze vorm van hulp achterwege blijft. Kans op overleving aanzienlijk vergroot Naar schatting overleeft slechts 1 op de 10 mensen een hartstilstand. De kans op overleving wordt groter naarmate binnen zes minuten kan worden gestart met reanimatie en daarbij een AED wordt ingezet. Nederland telt inmiddels 130.000 mensen die als burghulpverlener actief zijn, geregistreerde vrijwilligers die zijn geoefend in reanimeren en tevens in staat zijn om een AED te gebruiken. Door invoering van een speciaal oproepsysteem kunnen zij snel worden gemobiliseerd op het moment dat een buurtbewoner een hartstilstand krijgt. Met aanzienlijk succes, zo blijkt nu uit bevindingen van Maastrichtse onderzoekers. Bron: Hartstichting (2016). Atualiteiten. Oproepssyteem reanimatie blijkt succesvol. Geraadpleegd op op 17 november 2016 van https://www.hartstichting.nl/actualiteiten/oproepsysteem-reanimatie-blijkt-succesvol Doelstellingen Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het volgen van de vaardigheidstraining kan de student demonstreren: 1. Hoe een bewusteloos slachtoffer benaderd moet worden. 2. Hoe borstcompressies en beademingen uitgevoerd dienen te worden. 3. Hoe een automatische externe defibrillator gebruikt moet worden. 4. Hoe een bewusteloos slachtoffer met normale ademhaling in stabiele zijligging geplaatst moet worden. 35 5. Hoe rugslagen en buikstoten bij een slachtoffer dat zich heeft verslik uitgevoerd dienen te worden. Individuele opdracht - Bestudeer in zelfstudie de richtlijnen met de betrekking tot de “Basale reanimatie van volwassenen” van de Nederlandse Reanimatieraad. o Hoofdstuk Basale reanimatie van volwassenen. o Meldkamerinstructie bij reanimatie. o Circulatiestilstand voorkomen. - Kijk op internet de filmpjes “Reanimatie richtlijnen 2016 - 1 hulpverlener met AED” en “Reanimatie richtlijnen 2016 -1 hulpverlener zonder AED” via de onderstaande links: o https://www.youtube.com/watch?v=QKT9IoTRWFE o https://www.youtube.com/watch?v=0QZl5b4htKA - Formuleer voorafgaande aan de onderwijsbijeenkomst jouw leervragen over “basale reanimatie van volwassenen”, neem die mee naar de onderwijsbijeenkomst en leg deze voor aan de docent. Onderwijsbijeenkomst 1. In les 1 wordt het onderwerp “Basale reanimatie van volwassenen” nabesproken. 2. In les 2 worden onder begeleiding van de docenten de vaardigheden met betrekking tot de “Basale reanimatie van volwassenen” toegepast. Leermiddelen - Internet; o Basale reanimatie van volwassenen https://www.reanimatieraad.nl/_content/pages/richtlijnen%202015/Hoofdstuk 1_BLS.pdf 36 Introductiecollege Infectiepreventie: Steriliteit Docent SBU Taakcompetentie : Jannie Smit (Deskundige Steriele Medische Hulpmiddelen) : voorbereiden 30’, c.u. 90’ : 1. Verlenen van operatieve zorg 4. Organiseren en beheren Toetsing De theorie van infectiepreventie Steriliteit wordt getoetst in de OZT-toets van module 1. Casus De steriliteit van medische hulpmiddelen. Er zijn diverse manieren om steriel medische hulpmiddelen te verpakken. De verpakking met daarop de aanduidingen geven aan tot hoelang een medisch hulpmiddel mag worden bewaard. Op medische hulpmiddelen die rechtstreeks ingekocht worden zoals bv steriele handschoenen staat veelal een langere houdbaarheid op dan op bv. instrumentensets. In de richtlijnen Steriliseren en Steriliteit R 5301 ‘houdbaarheid van gesteriliseerde medische hulpmiddelen in instellingen’ wordt aangegeven wat de houdbaarheid bepaalt Dit zijn onder andere het aantal lagen verpakking en de opslagruimte/condities. Klopt eigenlijk de door de leverancier aangegeven houdbaarheidstermijn nog op het moment dat de producten op een afdeling in omloop zijn? Waar heb je als gebruiker op te letten en waar ben je verantwoordelijk voor? Doelstellingen Na het college van Jannie Smit, het bestuderen van de opgegeven literatuur en de aanvullende theorie tijdens het onderwijs door Diana Haverkate kan de student: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Beschrijven hoe de steriliteit van een steriel medisch hulpmiddel (SMH) gecontroleerd wordt. Beschrijven wanneer een SMH steriel is. Vertellen welke verpakkingsmaterialen er zijn om SMH te verpakken. Aangeven welke functies en eigenschappen verpakkingsmateriaal van SMH moet hebben. Wat de informatie op etiketten en verpakkingen van SMH aangeeft. Aangeven aan welke eisen de route en opslag van SMH moet voldoen. Voorbereidende opdracht • Neem hoofdstuk 5 uit druk 7 van het basisboek OZT globaal door en zet vragen op papier. Leermiddelen • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 • Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 o Hoofdstuk 5 steriliteit 37 Logistieke processen binnen het ziekenhuis en het operatiekamercomplex (OKC) Docent SBU Taakcompetentie : Lidy Bergervoet : Voorbereiding 90’, CU 90’ : 4. Organiseren en beheren Toetsing Logistieke processen binnen het OKC wordt beoordeeld op actieve participatie en proactieve houding van de student. De student houdt zich aan deze inspanningsverplichting. Indien dit met een niet-voldaan beoordeeld wordt, neemt de student direct na deze beoordeling contact op met de docent voor een vervangende opdracht. Inleiding Doel van ziekenhuislogistiek. Logistiek is de optimale ondersteuning van de primaire processen. Ziekenhuislogistiek wordt afdelingsoverstijgend gecoördineerd met de stroom van goederen en informatie, evenals een onderdeel van patiëntenzorg. Doelstellingen De student toont kennis van en inzicht in; - de logistieke processen in het ziekenhuis - de organisatie van de (niet)medische logistieke processen in het ziekenhuis - de rol van de medewerkers 1 van het (OKC) in de (niet)medische logistieke processen van het OKC. - standaardisatie en integratieontwikkelingen in de wereld van de operatiekamer. De student kan; - De betekenis van de logistieke processen voor het perioperatieve proces uitleggen. Individuele (voorbereidende) opdracht • Download en lees het “Convenant Medische Technologie” (zie vermelding onder leermiddelen). • Download en lees de afspraken eenduidige codering medische hulpmiddelen ADC (zie vermelding leermiddelen). • Formuleer drie leervragen, neem deze mee naar de onderwijsbijeenkomst en leg deze voor aan de docent. Leermiddelen • Convenant Medische Technologie: https://www.vmszorg.nl/wp-content/uploads/2017/11/Convenant-medische-technologietweede-druk-2016.pdf • 1 Afspraken eenduidige codering medische hulpmiddelen ADC https://www.vmszorg.nl/wp-content/uploads/2017/07/Afspraken-eenduidige-coderingmedische-hulpmiddelen-21-juni-2017.pdf Onder medewerkers van het OKC worden alle medewerkers die binnen een operatiekamercomplex werkzaam bedoeld. 38 PREOPERATIEVE ZORG 39 OZT - Preoperatief ontharen Docent : Rachel Souren SBU : zelfstudie 30’, 45’ (A/B) Taakcompetentie : 1. Verlenen van operatieve zorg Toetsing: De theorie van OZT pre-operatief ontharen wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje als bij het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus: Dhr. De Vries heeft zich goed voorbereid op de operatie. In de patiëntenfolder die hij heeft gekregen staat dat hij zich vijf dagen voor de operatie niet mag scheren in het operatiegebied om infectie te voorkomen. Dat heeft hij dan ook niet gedaan. Op de OK heeft Janneke al een tondeuse klaar gelegd. Voordat Janneke het operatiegebied gaat desinfecteren, inspecteert ze het operatiegebied. Ze overlegt met de operateur of het nodig is om nog beharing weg te scheren. Doelstellingen De student kan: 1. uitleggen wanneer een patiënt preoperatief geschoren wordt; 2. de verschillen uitleggen tussen het gebruik van een scheermes en een tondeuse; 3. uitleggen wat de beste werkwijze is met een tondeuse; Voorbereidende opdracht. • Lees uit het basisboek OZT, druk 7 pagina 174 (‘niet onthaard’) en pagina 228 (8.4 huiddesinfectie operatieterrein) • Lees uit het basisboek OZT, druk 8 pagina 9 (‘overige preoperatieve voorbereidingen) • Lees uit VMS, het voorkomen van wondinfecties na een operatie, paragraaf 2.3 niet preoperatief ontharen. • Lees het protocol/ de richtlijn m.b.t. preoperatief ontharen uit je eigen ziekenhuis. • Vragen die bij je opkomen neem je mee naar de bijeenkomst. Klassikaal De docent geeft uitleg over het preoperatief ontharen en de student kan dit zelf uitproberen m.b.v. een clipper®. Leermiddelen • Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 Internet: - VMS: voorkomen van wondinfecties na een operatie (Let op! Examenstof!) https://www.vmszorg.nl/wpcontent/uploads/2017/11/web_2009.0111_praktijkgids_powi.pdf - PREZIES landelijk surveillance netwerk ziekenhuisinfecties (aanbevolen) http://www.prezies.nl/zkh/powi/protocol.html - 3M informatieover pre-operatief ontharen: https://www.3mnederland.nl/3M/nl_NL/company-base-bnl/all-3mproducts/?N=5002385+8707795+8707798+8711017+8711100+8711127&rt=r3 40 Een stukje uit een patiëntenfolder van het Jeroen Bosch ziekenhuis Onderstaande afbeelding is op 12-12-2019 gedownload van: https://www.jeroenboschziekenhuis.nl/sites/default/files/documents/2018-11/CHI012%20Operatie%20van%20een%20liesbreuk.pdf 41 Een stukje uit de praktijkgids POWI: https://www.vmszorg.nl/wp-content/uploads/2017/11/web_2009.0111_praktijkgids_powi.pdf gedownload 19 december 2017 42 OZT - Positioneren van de patiënt op de OK Voor dit onderwerp geldt dat er afstemming is tussen de vakken pathologie en anatomie. Controleer de studieactiviteiten en de SBU van de vakken welke betrokken zijn bij het onderwerp “positioneren van de patiënt”. Docent SBU TC : Joep van Gogh : Zelfstudie : Contacturen : Vaardigheidstraining : 1,2,3,6 en 7 90’ 90’ 90’ (praktijkveld) Toetsing • De theorie van OZT – Positioneren van de patiënt op de OK wordt getoetst in het OZTexamen van Module 1. • Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Nadat Dhr. De Vries, die komt voor een liesbreuk rechts, de time-out procedure heeft doorlopen en zijn ruggenprik gehad heeft, dient Dhr. De Vries op de juiste wijze gepositioneerd te worden. Janneke is omloop en draagt samen met de rest van het team de verantwoordelijkheid voor een juiste positionering met de daarbij behorende hulpstukken. Erg belangrijk om te weten voor Janneke en het team is waar de operateur de incisie gaat zetten. Tot slot dienen alle leden van het operatieteam tevreden te zijn met de uiteindelijke positionering en dit kan nog wel eens voor problemen zorgen. Doelstellingen Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de lessen (theorie en praktijk) kan de student: 1. de standaardafmeting van een operatietafel benoemen 2. de hulpmiddelen van een operatietafel benoemen 3. de voorwaarden beschrijven waaraan een operatietafel moet voldoen 4. de meest gangbare liggingen met hun posities beschrijven 5. de indicaties van een rug-, zij- buik en steensnedeligging benoemen 6. de complicaties van de liggingen in eigen woorden beschrijven 7. de belangrijkste drukplaatsen benoemen tijdens een rug-, zij- buik en steensnedeligging 8. in eigen woorden de samenhang tussen preventie en verschijnselen van complicaties bij liggingen uitleggen Voorbereidende opdracht Werk onderstaande vragen uit: 1. Wat is bepalend voor de ligging van de patiënt? 2. Wat is het doel van het positioneren van de patiënt? 3. Het is de taak van het gehele operatieteam zorg en aandacht te besteden aan de ligging van de patiënt maar wie heeft de leiding tijdens het positioneren? 4. Benoem ten minste 4 algemene aandachtspunten die je in acht moet nemen bij het positioneren van de patiënt. 5. Benoem enkele factoren die bevorderend kunnen zijn voor het oplopen van een letsel bij een patiënt tijdens ligging op een operatietafel. 6. Aan welke eisen dient een operatietafel te voldoen? 43 7. Benoem 4 complicaties die het gevolg kunnen zijn van een onzorgvuldige positionering van een patiënt op een operatietafel. 8. Lees het artikel van Simone Paauw uit Medisch Contact (15 feb 2016) op https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/tergooi-vervolgd-na-val-vanoperatietafel.htm Wat leer jij van deze calamiteit? Wat neem jij mee naar de praktijk? Groepsopdracht in de les De klas wordt in groepen verdeeld. Elke groep krijgt in de les een casus van de docent die betrekking heeft op het positioneren van een patiënt. De groep werkt de casus uit in een Wordbestand. Het bestand wordt gemaild naar de docent. De docent geeft digitale feedback op de uitwerkingen. De groep verwerkt de feedback en deelt vervolgens met de andere groepen de uitwerkingen. 1. Wat is de indicatie voor deze positionering? 2. Beschrijf welke hulpmiddelen worden toegepast voor de totstandkoming van deze positionering. 3. Wat zijn de belangrijkste drukplaatsen en aandachtspunten bij deze positionering? 4. Benoem specifieke zenuwen die bij deze positionering gemakkelijk kunnen beschadigen. 5. Beschrijf welke complicaties van deze positionering kunnen ontstaan. 6. Beschrijf in het kort wat je kunt doen om de complicaties te voorkomen. Nabespreken Tijdens de les is er gelegenheid tot het stellen van vragen. Leermiddelen - Peeters, J. (2013). Basisboek Anesthesiologische Zorg en Technieken. Houten: Springer Media B.V., 6e druk. ISBN: 9789035235618 o Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5.2, 5.2.3, 5.3 - Peeters, J. (2018) Basisboek Anesthesiologische Zorg en Technieken. Amsterdam: Read Business, vijfde druk. ISBN 978-90-368-1186-6 - Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN: 9789036811347. o Hoofdstuk 7 tot en met hoofdstuk 7.4.9 - Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 o Hoofdstuk 1.2 tot en met hoofdstuk 1.2.5. - https://www.maquet.com/int/workspaces/operating-room/?filter=5 (8-1 2019) - http://www.decubitusbehandeling.nl/ (21-12-2019) - http://www.okcompleet.info/Menu_Item_Modules/Modules_files/OZT_Positioneren_op_een _operatietafel.html (21-12-2019) 44 OZT - Positioneren op de OK, vaardigheidstraining Begeleiding Locatie SBU TC : Praktijkopleiders van de (regionale) opleidingsziekenhuizen : Ziekenhuis waar student werkzaam is, operatiekamer met OK-tafel in het midden. : Vaardigheidstraining 90’ : 1,2,3,6 en 7 Toetsing • De theorie van OZT – Positioneren van de patiënt op de OK wordt getoetst in het OZTexamen van Module 1. • Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. • Daarnaast zal de praktijkopleider ná het oefenen in het praktijkveld van verschillende positioneringen, de betreffende positioneringen die door de student uitgevoerd zijn, formatief beoordelen aan de hand van formulier 3.5.2.2 (zie POB). Moduledoelstellingen De student kan de verschillende houdingen en liggingen bij een medestudent op een operatietafel uitvoeren. 1. De student laat zien dat hij tijdens het positioneren respect heeft voor de patiënt 2. De student laat zien dat hij kan samenwerken in een team Doelstellingen Na het actief participeren tijdens de vaardigheidstraining kan de student: 1. de operatietafel gereedmaken voor de verschillende positioneringen van de patiënt (inclusief de te gebruiken hulpmiddelen) 2. de patiënt begeleiden tijdens het overstappen van het ziekenhuisbed naar de operatietafel 3. de operatietafel met de elektrische afstandsbediening hanteren 4. de patiënt op de juiste wijze positioneren in de volgende liggingen: rugligging met arm op steun, rugligging met armen langszij, trendelenburg, zijligging, zijligging met knik/ korrelmatras, buikligging, steensnedeligging, strandstoelhouding, ligging bij schouderoperaties, extensietafel. 5. de patiënt zo positioneren dat complicaties worden voorkomen 6. de patiënt overtillen van operatietafel naar ziekenhuisbed 7. respect tonen voor de patiënt tijdens het positioneren Opdracht In het ziekenhuis vindt er een vaardigheidstraining plaats op een operatiekamer. De praktijkopleider zal de studenten begeleiden. De studenten gaan aan de slag met de in de doelstellingen vermelde liggingen c.q. positioneringen. Om de beurt oefenen de studenten een ligging waarbij een student als proefpersoon fungeert. Alle liggingen dienen geoefend te worden. Als er vragen rijzen tijdens het oefenen dan kunnen deze eventueel genoteerd worden op een flap-over en aan het einde van de les besproken worden. Anderzijds kan de praktijkopleider aangeven dat de studenten tijdens het oefenen vragen kunnen stellen. Aan de hand van formulier 3.5.2.2 (zie POB) wordt de beoordeling gedaan (formatief). Nabespreking Indien er na de training nog vragen zijn, dan kunnen die gesteld worden via de mail (Joep.vangogh@han.nl) 45 - De praktijkopleider observeert en begeleidt het trainen van de vaardigheden. Daarnaast zal de praktijkopleider ná het oefenen in het praktijkveld van verschillende positioneringen, de betreffende positioneringen die door de student uitgevoerd zijn, beoordelen aan de hand van formulier 3.5.2.2 (zie POB). Leermiddelen Zie - OZT/AZT - Positioneren van de patiënt op de OK theorie 46 OZT – Steriliteit 1: Steriele medische hulpmiddelen en het verpakkingsmateriaal Docent SBU TC : Joep van Gogh. : Les 1, voorbereiden 60’, contacturen 90” : 1, 4, 6, en 7 Toetsing De theorie van OZT Steriliteit wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Je staat als eerste jaars leerling operatieassistent ingedeeld op het operatieprogramma van de heelkunde. Op het operatieprogramma staat Dhr. De Vries met een liesbreuk rechts als eerste gepland. Samen met je werkbegeleider maak je de operatiekamer bedrijfsklaar en leg je alle instrumentensets en disposables klaar. Wanneer de steriele materialen worden open gemaakt door je werkbegeleider wordt je verteld dat je afstand tot het operatieteam moet houden en dat je alles wat groen c.q. blauw is niet mag aanraken. Dit is steriel. Als ze je vragen om wat dichterbij te komen om ‘dat het nu heel interessant is wat er gebeurt’, vind je het heel erg eng. ‘Als ik maar niets onsteriel maak’. Doelstellingen Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de student: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Benoemen wat de definitie is van steriliteit. Uitleggen wat bedoeld wordt met het sterilisatieproces. Diverse verpakkingsmaterialen benoemen en de daarbij horende eigenschappen. Van de verschillende soorten sterilisatietechnieken de specifieke eigenschappen en toepassingsgebieden uitleggen, alsook de voor- en nadelen van de sterilisatietechnieken benoemen. Uitleggen hoe het sterilisatieproces bewaakt wordt. Benoemen aan welke eisen de opslag en transport van steriele hulpmiddelen moet voldoen. Uitleggen waar je op moet letten bij het aanreiken van steriele materialen. Benoemen welke pictogrammen er op een steriel medisch hulpmiddel staan. Uitleggen wat de betekenis is van de pictogrammen. Voorbereidende opdracht • Het is de bedoeling dat je zelfstandig eerst de relevante literatuur (zie leermiddelen) bestudeert en de moeilijke begrippen opzoekt. • Vervolgens probeer je zelf al een antwoord te vinden op de vragen van de groepsopdracht. Groepsopdracht in de les Tijdens het eerste deel van de les ga je in je werkgroep met behulp van de genoemde literatuur, de verworven informatie uit o.a. De lessen Infectiepreventie (Diana Haverkate & Jannie Smit) en de aangeboden steriele pakketten, onderstaande vragen met je werkgroepleden vergelijken. Het tweede deel van de les worden de vragen van de groepsopdracht m.b.v. een onderwijsleergesprek nabesproken. 47 1) In de BVP heb je voor de opdracht Bouw en Inrichting gekeken naar de zone-indeling op het operatiekamercomplex. Welke zone hebben de volgende ruimten? Koffiekamer Opdekruimte Operatiekamer Wasruimte Steriel magazijn 2) Wat zijn de 5 voorwaarden waaraan moet worden voldaan om overdracht van micro-organismen van de ene naar andere patiënt te bewerkstellingen, volgens het onderzoek van Pittet et al (2006)? 3) Noem ten minste 4 voorbeelden van groepen medische hulpmiddelen (bijvoorbeeld apparatuur). 4) Wat is de definitie van steriliseren? 5) Teken het traject dat een instrument doorloopt van de operatiekamer naar de CSA. 6) Vul het volgende schema in: Verpakkingsmateriaal Glazen flesjes/ ampullen Medium dat gebruikt wordt voor het steriliseren Stoom Stoom Dubbel papier/ plastic Laminaatzakken Stoom Plastic blisters 7) Wat wordt verstaan onder de plasma-autoclaaf? 8) Een taak en een verantwoordelijkheid voor de operatieassistent is weggelegd in het bewaken van de steriliteit. Wat en of wie moeten er bewaakt worden? 9) Link de symbolen aan de betekenis Beschermen tegen vocht Steriel tot Nummer productie run voor traceerbaarheid Gesteriliseerd met ethyleenoxide Gesteriliseerd met straling Eenmalig gebruiken Productie datum 48 Nabespreking Tijdens deze les en tijdens de volgende les is er gelegenheid tot het stellen van vragen. Leermiddelen verplicht - Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN: 9789036811347 o Hoofdstuk 5 tot en met Hoofdstuk 5.5 - Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 o Hoofdstuk 5.6 met aanvulling van https://www.rkz.nl/sterilisatie_afdeling_csa (geraadpleegd op 09-12-2019). - Artikel Pittet et al, 2006. Panel 1 (tabel 1) https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1473309906706004 (geraadpleegd op 09-12-2019) - Overige leermiddelen genoemd bij de les Infectiepreventie van Diana Haverkate en Jannie Smit. Leermiddelen aanbevolen - Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN: 9789036811347 o Hoofdstuk 4 tot en met hoofdstuk 4.3 o Hoofdstuk 4.5 en hoofdstuk 4.7 - Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 o Hoofdstuk 1.3.1 en hoofdstuk 1.3.5 tot en met afdekpakketten. o Hoofdstuk 4.1, 4.1.1 o Hoofdstuk 5.2.1 o Hoofdstuk 5.3.3 o Hoofdstuk 7.2.1 - https://www.copernicare.nl/instrumenten-volgsysteem/ (geraadpleegd op 21-12-2018) - Demonstratiemateriaal 49 OZT – Steriliteit 2: Steriele Medische Hulpmiddelen openen Docent SBU TC : Marrigje Kamps, Rachel Souren : Les 2, Voorbereiden 40’, contacturen 90’ : 1, 4, 6, en 7 Toetsing De theorie van OZT Steriliteit wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Je hebt net Module 1 afgerond en je bent bezig met de tweede week van je chirurgie stage. Op school heb je de theorie gehad over infectiepreventie en steriliteit. Samen met je werkbegeleider loop je om bij een liesbreukoperatie. Wanneer de chirurg de liesbreuk voldoende heeft vrij geprepareerd wordt door de instrumenterende gevraagd om de “Mesh” (matje). Je wilt de ‘Mesh’ steriel aan de instrumenterende geven, maar waar moest je nu precies ook al weer opletten? Doelstellingen Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de student: 1. Laten zien dat zij/ hij in een oefensituatie vaardig is t.a.v. het open maken van steriele medische hulpmiddelen. 2. Laten zien dat zij/ hij in een oefensituatie assertief is t.a.v. de omgang met en behoud van steriliteit. Voorbereidende opdracht Beantwoord individueel onderstaande vragen: 1) Beschrijf stap voor stap hoe je de volgende verpakkingen opent: a) Een laminaatverpakking b) Een groot steriel pakket 2) Beschrijf hoe je een steriele vloeistof aanreikt. 3) Over welke kwaliteiten dient een operatieassistent te beschikken in het kader van het bewaken van de steriliteit? 4) Wat betekent dit voor jou? Waar heb je in te leren? Groepsopdracht in de les Voorgaande les zijn aspecten die te maken hebben met “werken met steriliteit” op een operatiekamer aan bod gekomen. Vandaag ga je in de les aan de slag met het oefenen van het openen van steriele verpakkingen. Voordat je er zelf mee aan de slag gaat, worden er demonstraties gegeven door de docent/ deskundige. Vervolgens ga je onder begeleiding van de docent/ deskundige steriele medische hulpmiddelen (SMH) openen. Tot slot ga je zelfstandig steriele medische hulpmiddelen openen en elkaar feedback geven. Deze opdracht maakt een duidelijke transfer naar de praktijk, want daar wordt van je verwacht dat je (onder toezicht), SMH kunt openmaken. Nabespreking 50 Tijdens deze les is er gelegenheid tot het stellen van vragen. Leermiddelen verplicht - Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN: 9789036811347. o Hoofdstuk 4.6 o Hoofdstuk 5.6 o Hoofdstuk 8 tot en met hoofdstuk 8.3 - Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 o Hoofdstuk 1.3.2 o Hoofdstuk 1.3.3 o Hoofdstuk 1.3.5- Uitpakken afdekpakket o Hoofdstuk 4.1.2 o Hoofdstuk 4.2.6 - Leermiddelen genoemd bij de les Infectiepreventie van Diana Haverkate en Jannie Smit Leermiddelen aanbevolen - Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 o Hoofdstuk 6.2.2 o Hoofdstuk 7.7 - Demonstratiemateriaal. 51 OZT - Bloedleegte (AZT) Docent SBU Taakcompetentie : Roger Hendriks : Zelfstudie 90’, CU 90’ : 1. Verlenen van operatieve zorg. 2. Begeleiden van de patiënt 3. Samenwerken in professionele relaties. Toetsing De theorie van OZT Bloedleegte wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Soms is bloedleegte nodig. Dat wil zeggen dat de operatie zal plaatsvinden in een bloedloos gebied. Het bloed wordt uit het operatiegebied weggemasseerd en met een opgepompte bloeddrukband wordt het gebied "bloedleeg" gehouden. Zo’n bloedleegte band geeft een strak gevoel om de arm. Aan het eind van de ingreep wordt de band weer verwijderd, zodat het bloed weer kan doorstromen. Bron: Commissie Voorlichting van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (2005). Poliklinische ingreep. Geraadpleegd op 20 november 2017 van http://www.zorgaanbieders.nl/rubriek/Polikliniek/Algemeen/Drenthe/Nieuw+Weerdinge/ Doelstellingen De student kan: 1. in eigen woorden het doel, de toepassingsmogelijkheden en de complicaties van het gebruik van bloedleegte verklaren, 2. de specifieke eisen die gesteld worden voor het aanleggen van bloedleegte bij respectievelijk de armen en benen verklaren. Opdracht, individueel en werkgroep 1. Bestudeer in zelfstudie de literatuur welke vermeld staat onder leermiddelen 2. Formuleer tenminste twee leervragen over “bloedleegte” en neem de vragen mee naar de onderwijsbijeenkomst en leg deze voor aan de docent. Nabespreking Het onderwerp “Bloedleegte” wordt in de onderwijsbijeenkomst nabesproken. Leermiddelen - Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN: 9789036811347. o Hoofdstuk 7 tot en met hoofdstuk 7.4.9 - Bolks L., Bruggink-Gerrits L., Dijk van Ch., Kok-Meetsma E., Ouwehand G., Hoogland B., Jaspers J. (2017). Basisboek operatieve zorg en technieken. Achtste druk. Houten: Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 - Internet o http://www.okcompleet.info/Menu_Item_Modules/Modules_files/OZT_Bloedbespare nde_Technieken.html#TOC2 52 OZT - Huiddesinfectie Docent SBU Taakcompetentie : Rachel Souren : zelfstudie 120’, c.u. 90’ : 1. Verlenen van operatieve zorg Toetsing: De theorie van ozt huiddesinfectie wordt getoetst in het OZT examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus: Nadat Dhr. De Vries, die komt voor een liesbreuk rechts, zijn ruggenprik gehad heeft, hij op de juiste wijze gepositioneerd is en Janneke de diathermie plaat heeft geplakt, is het tijd het operatiegebied te desinfecteren. Voor de operatie heeft Janneke nog even nagekeken in het boek waar de operateur de incisie gaat zetten. Zo weet ze welk gebied er straks wordt afgedekt en kan ze precies bepalen welke oppervlakte er gedesinfecteerd dient te worden. Voordat ze begint met desinfecteren controleert ze het operatiegebied nog. De specialist vindt dat er moet toch nog wat schaamhaar moet worden weggeschoren, vanzelfsprekend met de tondeuse (clipper). De benodigde materialen voor het desinfecteren liggen op de omloopkar, waaronder diverse flesjes met desinfectantia. Bij de time-out procedure en de controle van de checklist van Dhr. De Vries bleek dat hij geen allergieën heeft. Voordat Janneke begint met desinfecteren waarschuwt ze eerst de instrumenterende. Als ze wil beginnen met desinfecteren moet ze nog even goed nadenken. Was het nu van schoon naar vuil of net andersom? Doelstellingen Heeft kennis van en inzicht in het gebruik van huiddesinfectantia. Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de student: 1. In eigen woorden beschrijven wat desinfectie van de huid betekent, 2. De verschillende desinfectantia die op het OKC gebruikt worden te benoemen. 3. Van de verschillende desinfectantia de specifieke eigenschappen en toepassingsgebieden uitleggen. 4. Een keuze voor een alternatieve desinfectans bij overgevoeligheid of allergie kunnen motiveren. 5. Materialen die worden gebruikt voor pre-operatief desinfecteren benoemen. 6. De basisprincipes van het preoperatief desinfecteren uitleggen. 7. Desinfectie zones op een tekening weer te geven. 8. Per toepassingsgebied de beste desinfectiemethode uitleggen. Voorbereidende opdracht • Lees Basisboek OZT, druk 7, paragraaf 8.4 en bijlage 11 en • Lees Basisboek OZT, druk 8, paragraaf 1.3.4 desinfectie van het operatiegebied. • Bestudeer de wip richtlijn huiddesinfectie. https://www.rivm.nl/sites/default/files/201811/111221%20Huiddesinfectie-disclaimer.pdf • Lees uit de praktijkgids ‘voorkomen van verwisselingen’, van VMS zorg, paragraaf 2.3; 2.4 en 2.5 (pagina 23 t/m 30). https://www.vmszorg.nl/wpcontent/uploads/2017/11/web_2009.0107_praktijkgids_verwisseling.pdf • Lees het artikel “Preventie van postoperatieve wondinfecties: chloorhexidine beter dan povidon jodium” op OnderwijsOnline. 53 • Met behulp van de theorie beantwoord je de onderstaande oriënterende vragen. Als je nog niet alle medische termen kent zoek je ze eerst op. 1) Wat wil je bereiken met preoperatief desinfecteren? 2) Hoe check je, indien de ingreep dat vereist, de juiste te opereren zijde? 3) Welke desinfectantia worden er in jouw ziekenhuis gebruikt? 4) Maak volgens voorbeeld een schema en vul het in voor de meest voorkomende huiddesinfectantia (minimaal 6): desinfectans kenmerken voordelen nadelen toepassingsgebied a. b. c. d. e. f. 5) Geef in het kort de basisprincipes van het preoperatief desinfecteren weer. 6) Beschrijf daarbij Janneke’s werkwijze bij het desinfecteren en benoem aandachtspunten. 7) Welke hulpmiddelen, materialen en desinfectantia gebruik je bij het desinfecteren voor de volgende operaties? Cataract Trommelvliessluiting Hemicolectomie rechts Abdominale uterusextirpatie Peri-anaal abces Hamerteencorrectie Groepsopdrachten tijdens de les - Vergelijk de antwoorden van vraag 1 t/m 7 met die van je werkgroepleden. Als er vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas. - Daarna ga je aan de slag met vraag 8, deze werk je uit op de werkvellen die in de klas worden uitgedeeld. De vragen waar je bij het maken van deze casussen samen niet uitkomt kun noteren op het vragen bord in de klas. Op basis van de vragen op het vragenbord wordt in het laatste deel van de les de responsie vorm gegeven. Verwerkingsvragen 8) Maak de volgende casussen op de werkvellen die in de les worden uitgedeeld: Beantwoord per casus de volgende vragen: a. Voor welk desinfectiemiddel kies je en waarom? b. Met welke bijzonderheden houd je rekening? c. Benoem het te desinfecteren gebied, denk aan taalgebruik en referentiepunten. d. Geef (met lijnen en nummers) aan welk gebied en in welke volgorde je desinfecteert. Casus 1: Casus 2: Casus 3: Casus 4: Dhr. D. wordt geopereerd aan zijn darmen, hij krijgt een colectomie links. Eventueel krijgt hij een tijdelijk stoma. Allergieën zijn niet bekend, de omloop desinfecteert. Mevr. K. komt voor een vaginale uterusextirpatie. Allergieën zijn er niet bekend. Zij heeft zich vlak voor de operatie nog gedoucht en zich ingesmeerd met bodylotion. De omloop desinfecteert. Bij Mevr. G. wordt een mastectomie rechts verricht, met een sentinel node procedure. Mevr. Is bekend met een allergie voor Jodium, bananen en pleisters. De omloop desinfecteert. Jongetje A., 2 jaar oud, wordt geopereerd aan een liesbreuk, allergieën zijn er niet bekend. De instrumenterende desinfecteert. 54 Leermiddelen • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 • Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 • Frölich-Swart, Y., Larmené, I. (2017). Algemene Chirurgie, Serie Operatieve zorg en Technieken (6e druk). Bohn Stafleu van Loghum. ISBN: 9789036811361 Onderwijs Online - Vos, C. en Hartmink, K., (2010) Preventie van postoperatieve wondinfecties: chloorhexidine beter dan povidon jodium, Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A1826, p 929 Internet - wip richtlijn huiddesinfectie (examenstof, belangrijk!): https://www.rivm.nl/sites/default/files/2018-11/111221%20Huiddesinfectiedisclaimer.pdf - vms zorg, praktijkgids voorkomen van verwisselingen https://www.vmszorg.nl/wpcontent/uploads/2017/11/web_2009.0107_praktijkgids_verwisseling.pdf 55 OZT – Katheters_Theorie/OZT – Katheteriseren_Vaardigheidstraining Docent SBU Taakcompetentie : Rachel Souren en Marrigje Kamps : voorbereiding Les 1 Katheters Les 2 Katheteriseren : 1. Verlenen van operatieve zorg 3. samenwerken in professionele relaties 60’ zelfstudie 90’ begeleid 90’ vaardigheid Toetsing De theorie van dit onderdeel valt binnen de toetsstof van module 1, deze wordt getoetst in de OZT toets. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Bij dhr. De Vries wordt via een laparotomische operatie zijn hernia inguinalis hersteld. Voor Dhr. De Vries stond Mevr. Jansen op het programma, haar hernia inguinalis werd hersteld via een laparoscopische TEPP-procedure. Janneke heeft gezien dat de omloop Mevr. Janssen voorafgaand aan de operatie eenmalig katheteriseerde. Anders was het risico op het beschadigen van de blaas te groot. Ze vraagt zich nu af of dat bij Dhr. De Vries ook noodzakelijk is. Ze heeft vanochtend tijdens het katheteriseren wel goed opgelet. Ze denkt dat ze het nu best onder begeleiding zou kunnen. Doelstellingen Na het bestuderen van de literatuur, actieve participatie in de werkgroep en actieve participatie tijdens de vaardigheidstraining, kan de student: 1. Minimaal drie indicaties en drie complicaties van blaaskatheterisatie beschrijven. 2. De diverse soorten blaaskatheters herkennen en benoemen. 3. De relatie uitleggen tussen de vorm, functie en indicatie van de diverse blaaskatheters. 4. Het begrip katheteriseren uitleggen 5. De maatvoering van de blaaskatheters en wonddrains beschrijven. 6. De benodigdheden voor blaaskatheterisatie benoemen en uitleggen. 7. Twee gebruikelijke methodes van katheteriseren bij een vrouw weergeven. 8. De aandachtspunten t.b.v. blaaskatheterisatie benoemen en verklaren 9. In een oefensituatie op een fantoom conform de richtlijnen een blaaskatheter inbrengen: Let op; in de praktijk is dit een voorbehouden handeling! Voorbereidende opdracht les 1 • Bestudeer Basisboek OZT, druk 7, paragraaf 10.1 Katheters en 10.2 Sondes • Bestudeer Basisboek OZT, druk 8, paragraaf 2.2.1 Katheters en 2.2.2. sondes • Beantwoord de onderstaande vragen (vraag 1 t/m 6). Vragen: 1. Wat is het doel van een katheteriseren? Maak bij de uitleg verschil tussen eenmalig katheteriseren en een verblijfskatheter. (indicaties) 2. Welke complicaties kunnen er optreden na blaaskatherisatie? 3. Omschrijf het verschil tussen wonddrains en blaaskatheters. 4. Leg uit hoe de dikte van katheters en drains wordt uitgedrukt. 5. Welke eigenschappen heeft de ideale katheter? 6. Leg uit van welke materialen katheters gemaakt zijn. 56 Les 2 Lees de wip richtlijn ‘Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra’. Uit deze richtlijn bestudeer je hoofdstuk 4. https://www.rivm.nl/sites/default/files/2018-11/Blaaskatheterisatiedubbeling%20verwijderd%2Baanpassing%20SR-disclaimer.pdf - Beantwoord vraag 8 en 9. Vragen: 8. Hoe wordt er op de operatiekamer omgegaan met steriliteit tijdens het katheteriseren? 9. Beschrijf in steekwoorden (puntsgewijs) hoe je moet katheteriseren. (samenvatting protocol). Groepsopdracht tijdens de les les 1 - Vergelijk de antwoorden van vraag 1 t/m 6 met die van je werkgroepleden. Als er vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas.. - Daarna ga je aan de slag met vraag 7. In de klas wordt een set katheters uitgedeeld. De antwoorden waar je bij het maken van deze vraag niet uitkomt kun je voorleggen aan de docent en/of noteren op het vragen bord in de klas. - Op basis van jullie vragen wordt aan het einde van de les de responsie vorm gegeven Vraag: 7. Geef de juiste benaming van de katheters uit de bakjes en leg de relatie tussen vorm, functie en indicatie van de katheters.. Les 2 - In deze vaardigheidsles ga je in kleine groepen aan de slag met het op een fantoom oefenen van het katheteriseren van een vrouw. Na de instructie van de docent gaan jullie zelf aan de slag. Er mag alleen geoefend worden met katheteriseren als je theoretisch voorbereid bent. (o.a. Basisboek OZT druk 7, procedure p. 290 en 291 en WIP richtlijn). Er zal een diagnostische beoordeling van deze vaardigheid plaatsvinden. Responsie Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken. Leermiddelen Boeken • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036817554 • Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 Internet - WIP richtlijnen Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra (belangrijk!, toetsstof ) https://www.rivm.nl/sites/default/files/2018-11/Blaaskatheterisatiedubbeling%20verwijderd%2Baanpassing%20SR-disclaimer.pdf 57 OZT - Apparatuur / AZT Apparatuur Introductie Convenant Veilige Toepassing van Medische Technologie in de Medisch Specialistische Zorg Docent SBU TC : Martin Janssen, coördinator OR Technology in het Radboud. : Zelfstudie 60’, : Contacturen 90’ : 1, 3 en 4 Toetsing De les wordt afgesloten indien: o de student actief participeert tijdens de les. Casus De IGZ (z.d.) zegt over het veilig gebruik van medische technologie in het ziekenhuis het volgende: Belangrijke rol voor raad van bestuur Het rapport van het NIVEL ‘Monitor Zorggerelateerde Schade 2011/2012’ uit 2013 (pdfbestand, 1,21 MB) bevestigt dat onbedoelde schade als gevolg van het gebruik van medische technologie nog niet is teruggedrongen. Als reden hiervoor werd het ontbreken van een kwaliteits– en veiligheidssysteem aangegeven. Daarom vindt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) het belangrijk dat het convenant ‘Veilige toepassing van medische technologie in het ziekenhuis’ in alle ziekenhuizen wordt geïmplementeerd als integraal onderdeel van het veiligheidsmanagement- en kwaliteitssysteem. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat de raden van bestuur van de ziekenhuizen zelf actief de verantwoordelijkheid nemen rond dit thema. De inspectie houdt actief toezicht op de implementatie van het convenant binnen de ziekenhuizen. IGZ. (z.d.) Veilig gebruik van medische technologie in het ziekenhuis. Geraadpleegd op 30 September 2016 van, http://www.igz.nl/onderwerpen/medische-technologie/actuele-onderwerpen/veilig-gebruik-medischetechnologie/#paginatop Naast het feit dat de raad van bestuur van het ziekenhuis een belangrijke rol speelt in het veilig kunnen gebruiken van medische technologie speelt de operatieassistent en de anesthesiemedewerker natuurlijk ook een belangrijke rol. Denk aan het gegeven dat een veilig product in handen moet zijn van een getrainde gebruiker, in een omgeving die veilig gebruik garandeert. Daarnaast zegt de IGZ (z.d.) over het veilig gebruik van medische technologie in het ziekenhuis het volgende: In november 2011 is het convenant ‘Veilige toepassing van medische technologie in het ziekenhuis’ door de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en Revalidatie Nederland (RN) aangeboden aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het convenant geeft een nadere invulling aan de risicobeheersing en de veilige toepassing van medische technologie binnen de ziekenhuiszorg. De inspectie vindt dit convenant een belangrijke veldstandaard op een gebied waar directe risico’s voor de patiëntveiligheid bestaan. Over deze risico’s heeft de inspectie de afgelopen jaren meerdere keren gerapporteerd, met als algemene conclusie dat er verbetering nodig is in het veilig gebruik van medische technologie in het ziekenhuis. Het gaat om de rapporten Staat van de Gezondheidszorg 2008, Introductie robotchirurgie, Minimale Invasieve Chirurgie, Scopen desinfectie, Bekkenbodemmatjes en Metaal-op-metaal heupimplantaten. IGZ. (z.d.) Veilig gebruik van medische technologie in het ziekenhuis. Geraadpleegd op 30 September 2016 van, 58 http://www.igz.nl/onderwerpen/medische-technologie/actuele-onderwerpen/veilig-gebruik-medischetechnologie/#paginatop De betrouwbaarheid van de toegepaste medische technologieën wordt bepaald door maatregelen die tijdens de totale levenscyclus van het medische hulpmiddel worden gehanteerd. Denk hierbij aan de volgende maatregelen: - de juiste invoering van de hulpmiddelen in de organisatie van de zorginstelling, - het preventieve en correctieve onderhoud aan de hulpmiddelen, - het juiste gebruik van deze middelen en - de correcte afstoting uit de organisatie. In het Convenant wordt daarom bij de medische hulpmiddelen onderscheid gemaakt tussen de invoeringsfase, de gebruiksfase in de patiëntenzorg en de afstotingsfase (zie figuur 1). Rijksoverheid. (2011). Convenant veilige toepassing van medische technologie in het ziekenhuis. Geraadpleegd op 30 September 2016 van, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/convenanten/2011/12/23/convenant-veiligetoepassing-van-medische-technologie-in-het-ziekenhuis Doelstellingen Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de student: 1. In eigen woorden uitleggen wat het Convenant Veilige Toepassing van Medische Technologie in de Medisch Specialistische Zorg (2016) inhoud. 2. In eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen een medisch apparaat en een medische technologie. 3. In eigen woorden het belang van kennis en ervaring kunnen uitleggen in het hanteren van medische apparatuur (lees hier ook: medische technologie). 4. Uitleggen hoe je veilig werkt met medische apparatuur / medische technologie en wat daarbij aandachtspunten zijn. 5. Benoemen bij wie hij/ zij terecht kan met vragen over medische apparatuur / medische technologie. Voorbereiding, zie transferopdracht: Meenemen voor de lessen in Module 1: - Het is wenselijk dat je tijdens je OK stage op minimaal 5 medische apparaten en medische technologie let die tijdens een operatie gebruikt worden. - Oriënteer je daarnaast op onveilige situaties waarbij het gebruik van medische apparaten een rol speelt. Maak hier van enkele notities. In deze les leg je uit hoe dit heeft kunnen ontstaan. De docent zal je hier naar vragen. 59 Leermiddelen - Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN: 9789036811347. o Hoofdstuk 3 - Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 o 4.1.4 o 4.1.5 o 4.2.7 o 5.5 o 6.3.5 o 7.2.3 o 8.3.3 o 8.3.4 - http://www.med-info.nl/Operatieverslag_algemeen_hernia_inguinalis.html - https://www.igj.nl/zorgsectoren/medischetechnologie/documenten/convenanten/2016/08/15/veilige-toepassing-van-medischetechnologie-in-de-medisch-specialistische-zorg. www.google.nl:.............................zoeken op: Apparatuur in de gezondheidszorg………. www.allenmedical.com www.karlstorz.de www.covidien.com www.erbe-med.com www.maquet.com 60 OZT – Apparatuur les 1 en 2 Docent SBU TC : Marrigje Kamps : Zelfstudie 90’, : Contacturen 180’ : 1, 3 en 4 Toetsing De theorie van OZT Apparatuur wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Voordat Meneer Dhr. De Vries, die komt voor een liesbreuk rechts, aankomt op de operatiekamer dient de operatiekamer bedrijfsklaar gemaakt te worden door het operatieteam. Janneke is eerste jaars leerling en Janneke is extra vroeg gekomen om deze belangrijke taak op zich te nemen. Janneke pakt de checklist ‘bedrijfsklaar maken OK’ erbij en begint alle basisapparatuur te controleren op aanwezigheid en functioneren. Het valt Janneke op dat er dagelijks veel apparaten op het OKC gebruikt worden. Doelstellingen Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de student: 1. In eigen woorden uitleggen wat het Convenant Veilige Toepassing van Medische Technologie in de Medisch Specialistische Zorg (2016) inhoud. 2. In eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen een medisch apparaat en een medische technologie. 3. In eigen woorden het belang van kennis en ervaring kunnen uitleggen in het hanteren van medische apparatuur (lees hier ook: medische technologie). 4. Benoemen met welke apparatuur je op een operatiekamer in aanraking komt. 5. Beschrijven wat de functie- en toepassingsmogelijkheden zijn van deze apparatuur. 6. De werking van deze apparatuur uitleggen. 7. Uitleggen hoe je veilig werkt met deze apparatuur en wat daarbij aandachtspunten zijn. 8. Benoemen bij wie hij/ zij terecht kan met vragen over apparatuur. Voorbereidende opdracht 1. Ter voorbereiding op de bijeenkomsten bestudeer je de leermiddelen genoemd onder het kopje ‘leermiddelen’. 2. Vervolgens verdiep je je in de problematiek omtrent veilig gebruik van medische technologie in ziekenhuizen. Bestudeer daarvoor de volgende site: https://www.igj.nl/zorgsectoren/medische-technologie/toezicht-op-veiliggebruik/convenant 3. Tot slot bekijk je het Convenant Medische Technologie op de volgende site: https://www.igj.nl/zorgsectoren/medischetechnologie/documenten/convenanten/2016/08/15/veilige-toepassing-van-medischetechnologie-in-de-medisch-specialistische-zorg. Lees hoofdstuk 1, 2 en 4. Groepsopdracht in de les en tijdens DOO-uren. Wij maken een inventarisatie van de (meest gebruikte) apparaten op een operatiekamer. In de 61 subgroepen gaan we de toegewezen apparatuur uitwerken aan de hand van onderstaande vragen. Het is de bedoeling dat je de bevindingen in een schema in Word uitwerkt. 1. Beschrijf, zie bij vraag 1, de functie- en toepassingsmogelijkheden van die apparaten. 2. Beschrijf, zie vraag 1, de werking van die apparaten. 3. Geef de aandachtspunten / bijzonderheden weer die bij de eerder genoemde apparaten behoren. 4. Geef enkele aandachtspunten weer ten aanzien van het bewaken van de veiligheid voor de patiënt tijdens het gebruik van diverse apparaten. Dit schema mail je vervolgens 2 dagen voor de tweede les naar Marrigje.kamps@han.nl. Je verslag krijgt de titel: 2020, M1, OZT Apparatuur, groepsnummer, achternamen. Nabespreking In de 2e bijeenkomst zullen de subgroepen klassikaal de uitwerkingen delen met de medestudenten. Dit vormt de nabespreking van de groepsopdracht op basis van de ingeleverde schema’s. Leermiddelen verplicht. - Weert, de R. (2016). Basisboek Operatieve Zorg en Technieken, Serie Operatieve Zorg en Technieken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, zevende druk. ISBN: 9789036811347. o Hoofdstuk 3 - Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 o 4.2.7 o 5.5 Leermiddelen aanbevolen. - Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 o 4.1.4 o 4.1.5 o 6.3.5 o 7.2.3 o 8.3.3 o 8.3.4 www.allenmedical.com www.karlstorz.de www.covidien.com www.erbe-med.com www.maquet.com 62 OZT - Afdekken en Afdekmateriaal Docent SBU Taakcompetentie : Firma Mölnlycke Healthcare : zelfstudie 60’, 90’ uitleg en oefenen in twee groepen : 1. verlenen van operatieve zorg 2. begeleiden van de patiënt 3. samenwerken in professionele relaties Toetsing De theorie van Afdekken en Afdekmateriaal wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje als tijdens het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Nadat Janneke het operatiegebied voor de liesbreuk operatie van Dhr. De Vries ruim genoeg heeft gedesinfecteerd kan Jiska, die deze operatie instrumenteert, beginnen met afdekken. Het lijkt alsof Jiska een beetje staat te treuzelen, maar Janneke weet dat er gewacht moet worden met het afdekken totdat de desinfectans helemaal aan de lucht gedroogd is. Dhr. De Vries wordt ‘vierkant’ afgedekt, dat ziet er eenvoudig uit om te doen, al moet de instrumenterende natuurlijk opletten dat haar jas en handschoenen steriel blijven. Ook moet Jiska er op letten dat de referentiepunten zichtbaar blijven zodat de chirurg straks precies weet waar hij de incisie moet zetten. Bij het afdekken is het handig dat er plakstroken aan de doeken zitten, zodat het meteen aan de patiënt vastgeplakt kan worden en er geen schoorsteeneffect ontstaat. De bovenste doek wordt aangepakt door de anesthesie medewerker, ook hij let op dat hij alleen de binnenkant van de doek aanpakt. Uiteindelijk is het operatiegebied duidelijk door de steriele doeken afgebakend. Jiska kan nu haar overzettafel op de juiste plek neer zetten en het diathermie snoer uitleggen, zodat Janneke dat kan aansluiten. Doelstellingen De student kan: 1. Uitleggen aan welke eisen disposable afdekmateriaal moet voldoen. 2. Het doel van het afdekken van het operatiegebied verklaren. 3. Toelichten welke methodes van afdekken er gebruikt worden. 4. De belangrijkste afdekprocedures uitleggen. 5. De belangrijkste afdekprocedures uitvoeren op elkaar. Voorbereidende opdracht Ter voorbereiding op de les lees je Basisboek OZT (druk7) paragraaf 8.5 Afdekmaterialen en 8.6 Afdektechnieken en Basisboek OZT (druk 8) 1.3.5 afdekmateriaal en pakketten en de diverse internetartikelen. Daarnaast probeer je de onderstaande vragen te beantwoorden. 1. Maak een vergelijking tussen de diverse soorten en maten afdekmateriaal. Wat gebruik je waarvoor. Zet dit in een schema. 2. Beschrijf, teken en verklaar de afdekprocedure voor de volgende operaties: a. een laparotomie in de onderbuik. (appendectomie) b. een artroscopie van de knie c. een carpaal tunnel syndroom. d. Het afdekken voor een heupprothese e. Afdekken voor een sectio caesarea 63 Nabespreking Tijdens de les zullen bovenstaande vragen behandeld worden en zullen de procedures worden gedemonstreerd. Workshop: Tijdens de workshop van module 1, wordt elke student in de gelegenheid gesteld enkele manieren van afdekken uit te proberen. Leermiddelen • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036817554 • Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 Internet • Infectiepreventie volgens EN 13975, infectiepreventie door het gebruik van OKafdekmateriaal en OK-kleding: https://www.halyardhealth.nl/media/17526149/hc519-02-nl_en13795norm_2015.pdf (Bovenstaande link is belangrijk!) • operatiejassen: https://www.molnlycke.nl/onze-kennis/de-juiste-operatiejas-kiezen/ • afdekmaterialen: https://www.molnlycke.nl/producten-oplossingen/afdeklakens/ 64 OZT - ‘Operatiekwartiertje’ Preoperatieve Zorg Docent SBU Taakcompetentie : Marrigje Kamps en Rachel Souren : Zelfstudie 60’ CU 135’ : Allemaal! Toetsing De theorie van Preoperatieve Zorg wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Het “Operatiekwartiertje’’ is een diagnostische toets en is de afsluiting van de preoperatieve fase. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Procedure ‘Operatiekwartiertje’ Aan het einde van zowel de preoperatieve fase als de peroperatieve fase maak je een poster (op een flipover papier) waarin je alle theorie van de doorlopen fase m.b.t. je eigen casus tentoonstelt aan medestudenten in het ‘operatiekwartiertje’. Je gaat je verworven kennis met elkaar delen. Tijdens dit operatiekwartiertje ga je met je werkgroep langs bij de uitwerkingen (poster) van de andere werkgroepen uit jouw klas. Je toetst nu elke keer jouw opgedane kennis aan de casus van de andere werkgroep, je krijgt nieuwe informatie en andere inzichten. Ook geef je meteen feedback door het noteren van vragen en opmerkingen bij de poster van je medestudenten. Op het einde van de les kan er reactie worden gevraagd op de gegeven feedback. Het ‘operatiekwartiertje’ is een formatieve toets. De feedback wordt door de werkgroep verwerkt en meegenomen in het maken van de eindpresentatie. Tijdens het minisymposium moet alle theorie van de eigen casus volledig en juist zijn. Je verwerkt de volgende informatie tot een poster: • de patiëntinformatie m.b.t. de aandoening en bijbehorende klachten, daarmee wordt bedoeld dat je de klachten van de patiënt, de gestelde diagnose en de uit te voeren ingreep uitlegt. Dit mag nog op patiëntniveau (‘libelletaal’). • alle OZT van de volgende onderwerpen, die betrekking hebben op je eigen casus. Bij deze uitwerking gebruik je natuurlijk wel professionele taal: o OZT- Incisies o AZT - Basis anesthesiologie (AZT – AN) o OZT - Preoperatief ontharen o OZT - Positioneren van de patiënt op de OK o OZT - Steriliteit 1: Steriele medische hulpmiddelen en het verpakkingsmateriaal o OZT - Steriliteit 2: Steriele medische hulpmiddelen openen o OZT - Bloedleegte (AZT ) o OZT - Huiddesinfectie o OZT - Katheters, theorie o OZT - Apparatuur les 1 o OZT - Afdekken en Afdekmateriaal 65 PEROPERATIEVE ZORG 66 OZT - Gaasmateriaal Docent SBU Taakcompetenties : Rachel Souren : voorbereiding 90’, les 90’ : 1. Verlenen van operatieve zorg 4. Organiseren en beheren Toetsing De leerstof van OZT Gaasmateriaal wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Janneke heeft meegeholpen om alle benodigdheden voor de liesbreuk operatie van Dhr. De Vries klaar te leggen. Onder standaard materialen zat ook een pak kleine gazen, deze had Janneke al vaker gezien. Verder moest ze ook een pakje “peanuts” gaan zoeken in het magazijn. Haar begeleider had gezegd dat het een soort kleine deppertjes waren en dat ze deze in de kast met gaasmateriaal moest zoeken. Als Janneke deze kast open doet vindt ze dat er wel heel veel soorten gaasmateriaal in liggen. Ze vraagt zich af waar deze allemaal voor zijn. Later, tijdens de operatie van dhr. De Vries vraagt de instrumenterende aan Janneke om een pakje extra gazen. De begeleidster van Janneke is even weg dus Janneke geeft de gazen aan, ze heeft immers al eerder geleerd hoe je een steriele verpakking moet open maken. Waar ze niet heel zeker van is, is over de telprocedure. Ze weet dat gazen geteld moeten worden. Maar zo’n gaas kan bij deze operatie toch niet makkelijk achterblijven…. Toch vraagt de instrumenterende haar om samen de gazen te tellen en deze vervolgens te noteren op het gazentelformulier. Doelstellingen Na het bestuderen van de literatuur en het participeren in de werkgroep kan de student: 1. Van alle soorten gaasmaterialen die er op het OKC gebruikt worden het toepassingsgebied benoemen. 2. De eisen die gesteld worden aan gaasmateriaal toelichten 3. In eigen woorden een gaastelmethode uitleggen, die voldoet aan alle gestelde eisen. 4. Uitleggen hoe het bloedverlies tijdens een operatie wordt gemeten en bijgehouden. Voorbereidende opdracht • Bestudeer uit Basisboek OZT druk 8, paragraaf 4.2.9.bewaken van de compleetheid van instrumenten, gazen, disposables en hechtmaterialen. • Bestudeer uit Basisboek OZT druk 7 paragraaf 9.14 klopt de telling? • Bestudeer de Vangnet criteria medirisk, schadecategorie 2, achtergebleven materialen, (pagina 5) op OnderwijsOnline. • Bestudeer de ‘richtlijn onbedoeld achterblijven operatiemateriaal’, https://lvo.nl/sites/default/files/Richtlijn%20achterblijven%20versie%20janauri%202011. pdf (pagina 13 t/m 17 en pagina 83 t/m 87.) • Zoek en lees het (gazen)telprotocol van je eigen ziekenhuis en neem dit mee naar de les. • Maak ter voorbereiding op de les een overzicht van minimaal 6 gaasmaterialen die je op de OK bent tegengekomen en beschrijf waarvoor deze werden gebruikt. 67 Groepsopdrachten tijdens de les Opdracht 1 In je werkgroep ga je een pakketje met diverse gaasmaterialen bestuderen. Met behulp van het materiaal en de voorbereidende opdracht beantwoord je samen de onderstaande vragen. Je ziet diverse soorten gaasmaterialen voor je: 1. Aan welke eisen moet gaasmateriaal voldoen? Waarom? 2. Waarom zit er sommige materialen wel een blauwe/groene draad en in andere niet? Wat heb je hiervan in de praktijk gezien? 3. Bekijk voor elk gaas wat voor een soort gaas het is, (eventueel met naam) en geef voor elk gaas een toepassing. (minimaal 6) Opdracht 2 Gebruik voor het maken van de onderstaande vragen de protocollen die jullie hebben meegenomen uit jullie ziekenhuizen en de literatuur. 1. Wie telt op een operatiekamer de gazen? 2. Wanneer worden de gazen geteld? 3. Leg uit hoe je het tellen van gazen kan organiseren zodat je aan alle richtlijnen en criteria voldoet. 4. De gazen administratie wordt vaak op papier of op een whiteboard bijgehouden. Wat wordt er bij deze administratie, naast de aantallen, vaak nog meer bijgehouden? Responsie Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken. Leermiddelen • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 • Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 Onderwijs Online • Vangnetten OK 2.0 medirisk 2016 Internet • LVO, richtlijn onbedoeld achterblijven operatiemateriaal (gehele richtlijn). https://lvo.nl/sites/default/files/Richtlijn%20achterblijven%20versie%20janauri%202011.pdf Een stukje uit : Voor het hele artikel zie NTvG 2002;146:241-5: http://www.ntvg.nl/publicatie/eenachtergebleven-gaas-als-oorzaak-voor-onbegrepen-buikklachten Klinische les Een achtergebleven gaas als oorzaak voor onbegrepen buikklachten E. Schelhaas en W.J.B. Mastboom Patiënt B is een 62-jarige man. Hij onderging een achterwandplastiek met een polypropyleenmat (‘Marlex mesh’) in verband met een recidiefliesbreuk rechts. Het postoperatieve beloop werd gecompliceerd door een wondhematoom, waarbij de patiënt koorts kreeg. Het hematoom ontlastte zich spontaan via de wond. Hierna normaliseerde de temperatuur en de patiënt kon na tien dagen in goede conditie worden ontslagen. Drie dagen na zijn ontslag bezocht hij de polikliniek in verband met sanguinolente uitvloed uit de wond. De wond zag er rustig uit en een expectatief beleid werd afgesproken. Drie weken later kwam de patiënt opnieuw en ditmaal was er een fistelopening aanwezig in het voormalig wondgebied, met pus- en bloeduitvloed. Ondanks uitgebreide verzorgingsmaatregelen bleef de pusuitvloed bestaan. Twee maanden later werd besloten tot exploratie van de wond. Tijdens de exploratie werd veel pus ontlast, en achter de Marlex mesh werd een wondgaas aangetroffen dat moet zijn achtergebleven tijdens de liesbeukcorrectie. Het buikgaas werd verwijderd, de Marlex mesh werd in situ gelaten en de wond, die werd opengelaten, genas per secundam. Drie maanden later was de wond genezen, waren er geen tekenen van een recidief liesbreuk en werd patiënt van poliklinische controle ontslagen. 68 OZT - Elektrochirurgie (Covidien-Energy Based Device) Docent Randvoorwaarde SBU Taakcompetentie : o.v.b. vertegenwoordiger, firma Medtronic : Diathermietoestel en oefenmateriaal wordt door Medtronic meegenomen : zelfstudie 60‘, theorie 45’ en vaardigheidstraining 45’ A/B : 1. Verlenen van operatieve zorg Toetsing De theorie van OZT- Electrochirurgie wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Net voor het zetten van de incisie in de lies vraagt de begeleidster aan Janneke of ze een neutraalplaat geplakt heeft. Oeps ja, ze had al het gevoel dat ze iets vergeten was, maar ze wist niet wat. Ze pakt snel een neutraalplaat en klikt die aan het bijbehorende snoer. De instrumenterende gaat met haar tafels een beetje zijwaarts staan, zodat Janneke alsnog onder de steriele doeken de neutraal electrode op een bovenbeen kan plakken. Gelukkig is Dhr. de Vries niet heel sterk behaard, zodat de plaat voldoende contact maakt. Ze is blij dat de apparatuur een ingebouwde veiligheid heeft en er geen coagulatie plaats kan vinden, als er geen neutraal electrode geplakt is. Doelstellingen 1. De student heeft kennis van en inzicht in de electrochirurgische principes en toepassingsmogelijkheden. 2. De student kan met electrochirurgie anticiperen op verschil in weefsels. Zelfstudieopdracht Bestudeer ter voorbereiding: • Bestudeer uit Basisboek OZT druk 8, paragraaf 5.5.1 diathermie • Bestudeer uit Basisboek OZT druk 7, paragraaf 3.7 diathermie • Bestudeer van de gebruikershandleiding van de Forcetriad II van Covidien, hoofdstuk 2 veiligheidsinstructies voor patiënt en operatiekamer 1. Op welke wijze zie je het begrip ‘elektrochirurgie’ terug in de praktijk; hoe ziet de optimale werkwijze van elektrochirurgie eruit? 2. Welke effecten ontstaan er als gevolg van elektrochirurgie? Waardoor komt dit? 3. Wat is hoog frequente stroom en wat betekent dit voor het chirurgisch handelen? 4. Leg het begrip ‘snijden’ uit. Hoe stel je dit in? Geef hiervan een voorbeeld die gerelateerd is aan een praktijksituatie. 5. Doe hetzelfde, zoals in vraag 4, met de volgende begrippen: 'fulgureren' , 'blend' en 'dessiceren' 6. Wat is het verschil tussen mono- en bipolaire coagulatie 7. Welke risico's van elektrochirurgie zijn er bij minimaal invasieve chirurgie(m.i.c.)? 8. Welke aanbevelingen kun je geven bij gebruik van elektrochirurgie bij m.i.c.? 9. Welke eisen worden er gesteld bij het aanbrengen van de patiënt/neutraal? 10. Welke aandachtspunten zijn er bij een patiënt met een pacemaker i.c.m. elektrochirurgie. Opdracht Het is de bedoeling dat je tijdens deze les actief participeert. Oefenen staat in deze workshop voorop. 69 Nabespreking Vragen die naar aanleiding van zelfstudie naar voren zijn gekomen, kunnen tijdens de workshop gesteld worden. Leermiddelen • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 • Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 • Productinformatie: Hardware/apparatuur https://www.medtronic.com/covidien/en-us/products/electrosurgical-hardware.html instrumentarium: https://www.medtronic.com/covidien/en-us/products/electrosurgical-instruments.html • Module elektrochirurgie medische techniek, Uitgebreide uitleg van de natuurkundige principes achter elektrochirurgie. http://www.okcompleet.info/Menu_Item_Modules/Modules_files/OZT_Elektrochirurgie.html 70 OZT - Hechtmaterialen en toepassingen Les 1 Docent SBU : Michiel van den Berge, vertegenwoordiger Ethicon (Johnson & Johnson) : zelfstudie 45’, presentatie 90’ Les 2 Docent SBU : Rachel Souren : zelfstudie 60’, contact uren 90’ Taakcompetentie : 1. Verlenen van operatieve zorg Toetsing De theorie van ozt Hechtmaterialen valt binnen het OZT- module 1 examen, OZT toets. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus De begeleidster van Janneke is net even van de OK af om wat spullen voor de volgende operatie te halen. Dan wordt bij het vrijprepareren van de breukzak een grote zijtak van de arteria femoralis geraakt. De instrumenterende vraagt om snel een vaathechting te geven; er is een forse bloeding opgetreden. Janneke probeert zich te herinneren wat dat voor een hechting moet zijn. Door de opgekomen spanning kan ze niet rustig nadenken. Ze vraagt toch maar aan de instrumenterende welke hechting ze wil hebben. Kort en krachtig antwoordt zij: Prolene 6/0 C1, dubbel gewapend. Doelstellingen Heeft kennis van en inzicht in het gebruik en de toepassingsmogelijkheden van hechtmaterialen. Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de student: • Alle symbolen en tekst die op een pakje hechtmateriaal staan toelichten. • Met een zo kort mogelijke instructie het juiste soort hechtmateriaal vragen. • Van alle soorten hechtmateriaal de eigenschappen uitleggen. • De keuze voor het hechtmateriaal bij veelvoorkomende ingrepen motiveren. Praktijkopdracht Als er in jouw ziekenhuis hechtmateriaal van een andere firma dan Ethicon gebruikt wordt, probeer je een conversielijst te bemachtigen, deze neem je mee naar de lessen hechtmaterialen. Verzamel tijdens je stageweken de bijsluiters van vijf verschillende soorten hechtmaterialen. Deze bijsluiters vind je in de (nieuwe) doosjes hechtmaterialen. Les 1 Voorbereidende opdracht • Lees uit Basisboek OZT druk 8, paragraaf 2.3 hechtmaterialen en technieken • Lees uit Basisboek OZT druk 7, paragraaf 11.1 hechtmaterialen tot en met 11.3 naalden. • Lees de verzamelde bijsluiters door en probeer de belangrijkste eigenschappen per soort hechtmateriaal op een rijtje te zetten. Vragen die tijdens het bestuderen naar voren komen, neem je mee naar de les. 71 Groepsopdracht tijdens de les Deze les bestaat grotendeels uit de presentatie van de firma Ethicon. Het is de bedoeling dat je tijdens de presentatie actief luistert, participeert en eventueel aantekeningen maakt. Wordt er in je ziekenhuis hechtmateriaal van een andere firma gebruikt, gebruik dan het door jezelf meegebrachte conversielijstje om direct de link met je eigen praktijk te kunnen leggen. Als de presentatie van de firma eerder klaar is, start dan alvast met het maken van de voorbereidende opdracht voor les 2. Les 2 Voorbereidende opdracht • Bestudeer uit Basisboek OZT druk 8, paragraaf 2.3 hechtmaterialen en technieken • Bestudeer uit Basisboek OZT druk 7, paragraaf 11.1 hechtmaterialen tot en met 11.5 het verwijderen van hechtingen. Maak met behulp van de theorie van les 1, de verzamelde bijsluiters en het OZT-boek de onderstaande vragen: 1. Geef in het kort een historisch overzicht m.b.t. het hechten van operatiewonden. 2. Maak een overzicht van die codes op de verpakking waar je op let als er om een hechtdraad wordt gevraagd. 3. Beschrijf het verschil tussen resorbeerbare en niet resorbeerbare hechtmaterialen en geef voorbeelden. 4. Beschrijf wat het verschil is tussen de trekkracht van een draad en treksterkteverlies van een (resorbeerbare draad) 5. Beschrijf de verschillende soorten draadbewerkingen, en geef per bewerking voorbeelden. 6. Geef de betekenis van de volgende naaldcoderingen: a. UR b. SH c. FS d. CT-cr 7. Teken de naalden zoals in vraag 4 weergegeven: voor welke toepassingsgebieden kun je deze naalden gebruiken. 8. Beschrijf minimaal 3 gangbare hechttechnieken 9. Op welke wijze worden hechtingen verwijderd? 10. Welke risico’ s zijn er voor een pas gehechte wond? Groepsopdracht tijdens de les • Vergelijk de antwoorden van vraag 1 t/m 10 van de voorbereidende opdracht met die van je werkgroepleden. Als er vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas. • Daarna ga je aan de slag met vraag A t/m E, deze werk je uit met behulp van de pakjes hechtmateriaal die er in de klas worden uitgedeeld. De vragen waar je bij het maken van de opdracht samen niet uitkomt noteer je op het vragenbord in de klas. Op basis van deze vragen wordt in het laatste deel van de les de responsie vorm gegeven Verwerkingsvragen A. Je krijgt in het begin van de les per werkgroep 5 verschillende pakjes hechtmateriaal. (niets openmaken) Met je werkgroep leg je voor elk pakje uit wat er op de buitenkant staat. B. Geef per soort hechtmateriaal (grondstoffen) weer wat de eigenschappen zijn en waarvoor het toepasbaar is (in het lichaam of voor de huid, of beide, of daar waar veel vocht is, etc.) C. Je hebt ook een draadje gevlochten hechtmateriaal gekregen, voel deze draad. Wat voel je precies? Waarbij zou je deze draad kunnen gebruiken? Waarbij zeker niet? Dezelfde vragen kun je stellen voor een monofyle hechtdraad. D. Op grond van welke argumenten wordt de keuze voor het hechtmateriaal gemaakt? 72 E. Bedenk wat je gezien hebt in de praktijk en geef weer welk hechtmateriaal je gebruikt voor de onderstaande ingrepen. Benoem daarbij het hechtmateriaal, de dikte ervan en welke naald erop moet zitten (hoe ziet de naald er uit?) a) een darmanastomose b) de fascie van het bovenbeen c) de vaginawand voorwand d) een snijwond net boven de lip van een 6-jarig jongetje e) de huid na laparotomie bij volwassenen f) de huid na laparotomie bij een kind van 3 jaar g) het hechten van een scheur in de aorta abdominalis h) het tandvlees na het uitboren en trekken van de verstandskies Responsie Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken. De nadruk zal liggen op vraag D en E, het maken van de juiste keuze hechtmateriaal. Leermiddelen • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 • Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 Internet Ethicon http://www.wondbedekkers.nl/johnson-johnson/Ethiconproducten.pdf (boekje ethicon educatief, sutures) 73 OZT - Katheteriseren Vaardigheidstraining Docent SBU Taakcompetentie : Rachel Souren en Marrigje Kamps : voorbereiding Les 1 Katheters Les 2 Katheteriseren : 1. Verlenen van operatieve zorg 3. samenwerken in professionele relaties 60’ zelfstudie 90’ begeleid 90’ vaardigheid Toetsing De theorie van dit onderdeel valt binnen de toetsstof van module 1, deze wordt getoetst in de OZT toets. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Bij dhr. De Vries wordt via een laparotomische operatie zijn hernia inguinalis hersteld. Voor Dhr. De Vries stond Mevr. Jansen op het programma, haar hernia inguinalis werd hersteld via een laparoscopische TEPP-procedure. Janneke heeft gezien dat de omloop Mevr. Janssen voorafgaand aan de operatie eenmalig katheteriseerde. Anders was het risico op het beschadigen van de blaas te groot. Ze vraagt zich nu af of dat bij Dhr. De Vries ook noodzakelijk is. Ze heeft vanochtend tijdens het katheteriseren wel goed opgelet. Ze denkt dat ze het nu best onder begeleiding zou kunnen. Doelstellingen Na het bestuderen van de literatuur, actieve participatie in de werkgroep en actieve participatie tijdens de vaardigheidstraining, kan de student: 1. Minimaal drie indicaties en drie complicaties van blaaskatheterisatie beschrijven. 2. De diverse soorten blaaskatheters herkennen en benoemen. 3. De relatie uitleggen tussen de vorm, functie en indicatie van de diverse blaaskatheters. 4. Het begrip katheteriseren uitleggen 5. De maatvoering van de blaaskatheters en wonddrains beschrijven. 6. De benodigdheden voor blaaskatheterisatie benoemen en uitleggen. 7. Twee gebruikelijke methodes van katheteriseren bij een vrouw weergeven. 8. De aandachtspunten t.b.v. blaaskatheterisatie benoemen en verklaren 9. In een oefensituatie op een fantoom conform de richtlijnen een blaaskatheter inbrengen: Let op; in de praktijk is dit een voorbehouden handeling! Voorbereidende opdracht les 1 • Bestudeer Basisboek OZT, druk 7, paragraaf 10.1 Katheters en 10.2 Sondes • Bestudeer Basisboek OZT, druk 8, paragraaf 2.2.1 Katheters en 2.2.2. sondes • Beantwoord de onderstaande vragen (vraag 1 t/m 6). Vragen: 1. Wat is het doel van een katheteriseren? Maak bij de uitleg verschil tussen eenmalig katheteriseren en een verblijfskatheter. (indicaties) 2. Welke complicaties kunnen er optreden na blaaskatherisatie? 3. Omschrijf het verschil tussen wonddrains en blaaskatheters. 4. Leg uit hoe de dikte van katheters en drains wordt uitgedrukt. 5. Welke eigenschappen heeft de ideale katheter? 6. Leg uit van welke materialen katheters gemaakt zijn. 74 Les 2 Lees de wip richtlijn ‘Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra’. Uit deze richtlijn bestudeer je hoofdstuk 4. https://www.rivm.nl/sites/default/files/2018-11/Blaaskatheterisatiedubbeling%20verwijderd%2Baanpassing%20SR-disclaimer.pdf - Beantwoord vraag 8 en 9. Vragen: 8. Hoe wordt er op de operatiekamer omgegaan met steriliteit tijdens het katheteriseren? 9. Beschrijf in steekwoorden (puntsgewijs) hoe je moet katheteriseren. (samenvatting protocol). Groepsopdracht tijdens de les les 1 - Vergelijk de antwoorden van vraag 1 t/m 6 met die van je werkgroepleden. Als er vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas.. - Daarna ga je aan de slag met vraag 7. In de klas wordt een set katheters uitgedeeld. De antwoorden waar je bij het maken van deze vraag niet uitkomt kun je voorleggen aan de docent en/of noteren op het vragen bord in de klas. - Op basis van jullie vragen wordt aan het einde van de les de responsie vorm gegeven Vraag: 7. Geef de juiste benaming van de katheters uit de bakjes en leg de relatie tussen vorm, functie en indicatie van de katheters.. Les 2 - In deze vaardigheidsles ga je in kleine groepen aan de slag met het op een fantoom oefenen van het katheteriseren van een vrouw. Na de instructie van de docent gaan jullie zelf aan de slag. Er mag alleen geoefend worden met katheteriseren als je theoretisch voorbereid bent. (o.a. Basisboek OZT druk 7, procedure p. 290 en 291 en WIP richtlijn). Er zal een diagnostische beoordeling van deze vaardigheid plaatsvinden. Responsie Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken. Leermiddelen Boeken • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036817554 • Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 Internet - WIP richtlijnen Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra (belangrijk!, toetsstof ) https://www.rivm.nl/sites/default/files/2018-11/Blaaskatheterisatiedubbeling%20verwijderd%2Baanpassing%20SR-disclaimer.pdf 75 OZT - Implantaten TC Docent SBU : 1, 2 en 4 : Marrigje Kamps : Zelfstudie : Contacturen 20’ 90’ Toetsing: De theorie van OZT Implantaten wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Nadat Dhr. De Vries, die komt voor een liesbreuk rechts, de préoperatieve fase goed heeft doorlopen wordt gestart met de peroperatieve fase. De benodigde materialen zijn bij de timeout procedure besproken en de Mesh (kunstof matje) ligt klaar op de operatiekamer. Tijdens de operatie wordt de Mesh aangegeven door Janneke aan de instrumenterende. Janneke bedenkt zich van te voren goed waarop ze specifiek moet letten bij het aangeven van de Mesh. Vervolgens zorgt Janneke voor een goede registratie van het implantaat. Doelstellingen Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les kan de student: 1. In eigen woorden beschrijven wat de definitie is van een implantaat, 2. Voorbeelden van de verschillende implantaten die op het OKC gebruikt worden benoemen, 3. Motiveren dat bij implantatenchirurgie extra aandacht vereist is voor hygiëne- en gedragsmaatregelen en op welke wijze dit wordt gedaan door het operatieteam, 4. Beschrijven wat het belang is van een zorgvuldige administratie van de gebruikte implantaten. 5. Uitleggen wat er bedoeld wordt met hanteren van implantaten (no-touch techniek). Voorbereidende opdracht Ter voorbereiding op de bijeenkomst, lees je je in ten aanzien van het onderwerp Implantologie. Hiervoor bestudeer je de leermiddelen genoemd onder het kopje leermiddelen. Groepsopdrachten in de les Bespreek met je buurman / buurvrouw de onderstaande vragen. Als er vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas. Op basis van deze vragen wordt aan het einde van de les responsie gegeven. (40’) 1. Bij welke specialismen wordt er met implantaten gewerkt? Noteer de implantaten per specialisme. 2. Op welke wijze wordt er door het operatieteam op het gebied van hygiëne- en gedragsmaatregelen rekening gehouden met implantatenchirurgie. Maak hiervan een overzicht. Waarom is dit belangrijk? 3. Leg uit wat er wordt bedoeld met een zorgvuldige administratie van de gebruikte implantaten. Waarom is dit belangrijk? 4. Wat wordt er bedoeld met de no-touch techniek? Nabespreking Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken. 76 Leermiddelen - https://www.igj.nl/onderwerpen/landelijk-implantaten-register (geraadpleegd op 30-122019). - https://www.gs1.nl/nieuws/nieuws/2018/vijf-tips-registreren-implantaten-lir (geraadpleegd op 30-12-2019). Onderwijs Online - Belien, M. (2007). ‘Hanteren van Implantaten’ Orthopedische Chirurgie. Serie Operatieve Zorg en Technieken. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. ISBN: 9789035229679 77 OZT - Drainagesystemen Docent SBU Taakcompetentie : Rachel Souren : voorbereiding 45’, c.u. 90’ : 1. Verlenen van operatieve zorg 4. organiseren en beheren Toetsing De theorie van OZT Drainagesystemen wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Operatiekwartiertje” en het “Minisymposium”. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Janneke is ook aanwezig bij de Time-out procedure van Dhr. De Vries. In aanwezigheid van het hele team wordt de checklist doorgenomen. Naam, geboortedatum…… Als laatste wordt aan dhr. de Vries nog gevraagd of hij zelf nog vragen heeft. Dat heeft hij nog wel, op de poli had hij er niet aan gedacht, maar hij wil toch nog graag weten of er straks ook weer zo’n slangetje uit zijn wond komt. Hij verteld dat hij vijf jaar geleden een schildklier operatie heeft gehad en toen had kwam er wel zo’n slangetje uit zijn wond waar nog bloed uit kwam. Hij vond dat slangetje wel lastig en zijn vrouw vond het een raar gezicht. Gelukkig kan de chirurg dhr. De Vries gerust stellen, bij een liesbreuk operatie wordt slechts bij hoge uitzondering een drain achter gelaten. Doelstellingen Na het bestuderen van de literatuur en actieve participatie in de werkgroep en actieve participatie tijdens de vaardigheidstraining, kan de student: 1. De diverse soorten wonddrains herkennen en benoemen. 2. De relatie uitleggen tussen de vorm, functie en indicatie van de diverse wonddrains. 3. De volgende begrippen uitleggen: a. Draineren b. ‘ interne’ en ‘externe’ drainage c. ‘passieve’ en ‘actieve’ drainage d. Heveldrain 4. De algemene zorg die nodig is ten aanzien van een ingebrachte drain beschrijven. Voorbereidende opdracht • Bestudeer Basisboek OZT, druk 7, paragraaf 10.3 drains • Bestudeer Basisboek OZT, druk 8, paragraaf 2.2.3 drains • Beantwoord de onderstaande vragen (vraag 1 t/m 6). 1. 2. 3. 4. Welke drains heb je in de praktijk gezien? Met welke doelen worden deze verschillende drains ingebracht? Welke eigenschappen heeft een ideale drain? Er zijn diverse vormen van drainage, leg uit: A. het verschil tussen interne en externe drainage. B. het verschil tussen een passieve en een actieve drain. C. Wat is een heveldrain? 5. Op grond van welke redenen wordt besloten tot het aanleggen van een hoog vacuüm drain? Idem voor een laag vacuüm drain; 6. Hoe verzorg je een drain postoperatief? 78 Groepsopdracht tijdens de les - Vergelijk de antwoorden van vraag 1 t/m 6 met die van je werkgroepleden. Als er vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas. - Daarna ga je aan de slag met vraag 7. In de klas wordt een set drains uitgedeeld. De antwoorden waar je bij het maken van deze vraag niet uitkomt kun je noteren op het vragen bord in de klas. Op basis van deze vragen wordt aan het einde van de les de responsie vorm gegeven Vraag: 7. Geef de juiste benaming van de wonddrains uit de set en leg de relatie tussen vorm, functie en indicatie van deze wonddrains. Responsie Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken. Leermiddelen • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036817554 • Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 79 OZT - ‘Operatiekwartiertje’ Peroperatieve Zorg Docent SBU Taakcompetenties : Marrigje Kamps en Rachel Souren : Zelfstudie 60’ ; CU 90’ : Allemaal! Toetsing De theorie van Preoperatieve Zorg wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Het “Operatiekwartiertje’’ is een diagnostische toets en is de afsluiting van de preoperatieve fase. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een proactieve houding. procedure ‘Operatiekwartiertje’ Aan het einde van zowel de preoperatieve fase als de peroperatieve fase maak je een poster (op flip-over papier) waarin je alle theorie van de doorlopen fase m.b.t. je eigen casus tentoonstelt aan medestudenten in het ‘operatiekwartiertje’. Je gaat je verworven kennis met elkaar delen.. Tijdens dit operatiekwartiertje ga je met je werkgroep langs bij de uitwerkingen (poster) van de andere werkgroepen uit jouw klas. Je toetst nu elke keer jouw opgedane kennis aan de casus van de andere werkgroep, je krijgt nieuwe informatie en andere inzichten. Ook geef je meteen feedback door het noteren van vragen en opmerkingen bij de poster van je medestudenten. Op het einde van de les kan er reactie worden gevraagd op de gegeven feedback. Het ‘operatiekwartiertje’ is een formatieve toets. De feedback wordt door de werkgroep verwerkt en meegenomen in het maken van de eindpresentatie. Tijdens het minisymposium moet alle theorie van de eigen casus volledig en juist zijn. Je verwerkt de volgende informatie tot een poster: - de patiëntinformatie m.b.t. de operatieve ingreep. Dat wil zeggen dat je ook het operatieverloop en de mogelijke complicaties uitlegt. Dat mag in dit stadium nog op patiëntniveau (libelletaal) - alle OZT van de volgende onderwerpen, die betrekking hebben op je eigen casus. Hierbij gebruik je vanzelfsprekend wel professionele taal: o OZT - Gaasmateriaal o OZT - Apparatuur 2 o OZT - Elektrochirurgie (Covidien-Energy Based Device) o OZT - Katheteriseren Vaardigheidstraining o OZT - Implantaten o OZT - drainagesystemen o OZT - hechtmaterialen 80 POST OPERATIEVE ZORG 81 OZT - Preparaatverzorging Docent SBU Taakcompetentie : Marrigje Kamps : zelfstudie 60’, contact 90’ : 1. Verlenen van operatieve zorg 4. Organiseren en beheren Toetsing De leerstof van OZT Preparaatverzorging wordt getoetst in het OZT-examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Minisymposium”. Zowel in de les als tijdens het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Tijdens de operatie van Dhr. De Vries komt de chirurg een verdikte klier tegen in de lies. Alhoewel de chirurg niet direct pathologie vermoedt wil hij de klier toch opsturen naar het PAlaboratorium. Het preparaat hoeft niet opgestuurd te worden voor vriescoupe. Janneke gaat op zoek naar een geschikt potje. In de kast ziet ze allerlei varianten, van klein tot groot. Het lijken wel gewone emmers, maar dan met een deksel. Er kan echt van alles uit een mens gehaald worden. Ze heeft al vast één ding geleerd, de naam en geboortedatum moeten minimaal op het preparaatpotje komen te staan; anders weet je niet van wie dat is. Ze moet daarbij ook goed opletten of het met of zonder die stinkende vloeistof verzonden moet worden. En als de chirurg haar zal vragen enkele gegevens op het pathologieformulier te schrijven, dan zal haar medische terminologie op de proef gesteld worden. Tijdens de Sign-out worden alle gegevens nogmaals gecontroleerd om verwisselingen van patiëntenmateriaal te voorkomen. Doelstellingen Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de werkgroep, is de student in staat: 1. De verschillende onderzoeksgebieden van de meest voorkomende laboratoria te beschrijven. 2. De diverse media voor laboratoriumonderzoek te benoemen en de toepassingsmogelijkheden voor onderzoek per medium te beschrijven. 3. De diverse mogelijkheden voor het opsturen van onderzoeksmateriaal te benoemen. 4. Uit leggen op welke manier er veilig gewerkt kan worden met formaline. 5. De procedure van Vriescoupe uitleggen. 6. Uitleggen wat er waarom op het aanvraagformulier voor onderzoek moet worden ingevuld 7. De logistieke aspecten t.b.v. het verzenden van een preparaat voor de afdeling pathologie uitleggen. (intern en extern afdeling pathologie) 8. De aandachtspunten t.b.v. het versturen van onderzoeksmateriaal buiten kantooruren te beschrijven. Voorbereidende opdracht • Bestudeer je basisboek OZT (druk 7) hoofdstuk 12, preparaatverzorging. • Lees basisboek OZT (druk 8) paragraaf 4.2.13 verzorgen en registreren van preparaten. • Beantwoord de onderstaande vragen: 1. Welke gegevens moet Janneke minimaal vermelden op een aanvraagformulier? 2. Welke aspecten moet Janneke minimaal weten voor de juiste verzorging van preparaten en waarom? 3. Wat kan er allemaal misgaan na het wegnemen van een preparaat tot en met de verwerking? En welke gevolgen kan dit voor de patiënt hebben? 4. Geef alle mogelijke media voor laboratoria onderzoek (op het OKC) weer, alsmede de kenmerken, het toepassingsgebied en eventuele bijzonderheden. 82 5. Verwerk de informatie in een schema: medium kenmerken toepassing bijzonderheden 6. In de literatuur wordt weergegeven dat preparaatverzorging meestal onder postoperatieve zorg valt. Kun je enkele voorbeelden geven waarbij het peroperatieve zorg is? Zo ja, waarom dan en met welk doel? Groepsopdracht tijdens de les - Na de inleiding op dit onderwerp vergelijk je met je werkgroep de gevonden antwoorden op vraag 1 t/m 6. Bespreek met elkaar kort de werkwijzen uit de verschillende ziekenhuizen. Als er vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas - Vervolgens maak je samen de onderstaande praktijkvragen. Bedenk wat je zelf al in de praktijk gezien hebt m.b.t. preparaatverzorging en zoek daar een theoretische achtergrond bij. Als er vragen zijn waar je samen niet uitkomt noteer je deze op het vragenbord in de klas Op basis van deze vragen wordt aan het einde van de les de responsie vorm gegeven Praktijkvragen: a. De chirurg verricht een mammabiopsie en hij vraagt of er een VC gemaakt kan worden. - Wat houdt een VC in? - Welke logistieke aspecten spelen hier een rol? - Beschrijf het verschil tussen een ziekenhuis met een eigen afdeling pathologie en een ziekenhuis zonder afdeling pathologie. b. Bij een preparaat van de mammabiopsie vraagt de chirurg aan de omloop of ze op het formulier wil vermelden dat de lange markeringshechting craniaal en de korte mediaal is. Waarom vraagt hij dat? Wat doe je? c. Stel, je moet veel klieren gedurende een uur bewaren, elke klier moet in een apart potje. Hoe organiseer je dit en hoe staat het met de registratie zodat de afdeling pathologie het ook begrijpt? d. Bij een patiënt met een peri-anaal abces is een kweek nodig. - Welk doel heeft die kweek? - Hoe wordt die kweek verricht en hoe wordt deze verder verzorgd? - Wat doe je als dit midden in de nacht gebeurt? e. Een patiënt heeft een ascites buik en hiervan wordt wat vocht opgestuurd voor cytologie. Hoe verwerk je dit preparaat? f. De arts wil graag patiëntweefsel gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek. Hoe gaat de procedure daarvoor in zijn werk? g. Welke betekenis heeft een tekening van de afnameplaats? Responsie Aan de hand van vragen van de studenten wordt de theorie nabesproken. De nadruk ligt op de praktijkvragen. Leermiddelen • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036817554 • Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 83 Internet - www.pamm.nl http://www.nu.nl/binnenland/3415423/man-prostaat-kwijt-blunder-leidsziekenhuis.html https://www.milestonemedsrl.com/wp-content/uploads/2019/01/TissueSAFE-plusCAT316EN-003.pdf https://www.vmszorg.nl/wpcontent/uploads/2017/11/web_2009.0107_praktijkgids_verwisseling.pdf uit: praktijkgids verwisseling, vms zorg, pagina 33 84 OZT - Wondzorg Docent SBU Taakcompetentie : R. Manupassa : zelfstudie 30’, contact 90’ : 1. Verlenen van operatieve zorg 2. Begeleiden van de patiënt 4. Organiseren en beheren Toetsing De leerstof van OZT wondverzorging wordt getoetst in het OZT-examen van Module 1. Verder dient de opgedane kennis m.b.t. dit onderdeel te worden gedeeld met medestudenten in het “Minisymposium”. Zowel in de les als tijdens het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Als de operatie van Dhr. De Vries is afgerond, de gazen geteld en de wond gesloten, vraagt de instrumenterende aan Janneke wat Hibicet en een pleister. Bij de Time-out procedure heeft Janneke nog wel gehoord dat Dhr. De Vries overgevoelig is voor bruine pleisters, maar die worden tegenwoordig nauwelijks meer gebruikt. Ze probeert de maat van de pleister te schatten en geeft de pleister aan de instrumenterende. Als de wond is afgedekt mag ook de OK deur weer open. Doelstellingen Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de werkgroep, is de student in staat: 1. Een overzicht te geven van veelvoorkomende worden op een operatieafdeling 2. Uit te leggen met welke verschillende soorten wondbedekkingen een operatiewond afgedekt kan worden. 3. De keuze voor een gekozen wondbedekker beargumenteren. 4. Uitleggen hoe een geïnfecteerde wond wordt afgedekt. Voorbereiding: • Bestudeer Basisboek OZT, druk 8, hoofdstuk 3 postoperatieve fase • Herhaal de lesstof uit de BVP m.b.t. wondgenezing Leermiddelen • Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036817554 • internetsite start wondverzorging (fases van wondgenezing) http://www.startwondverzorging.nl/CONTENT/ • Gooszen, H. (2012). Leerboek Chirurgie. Houten: Bohn stafleu van Loghum. ISBN 9789031 387342 lesstof BVP m.b.t. wondgenezing hoofdstuk 5 85 OZT - MINISYMPOSIUM Docent SBU Taakcompetenties : Marrigje Kamps en Rachel Souren : Zelfstudie 90’ CU 180’ : allemaal! Toetsing: De theorie van het minisymposium wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Het minisymposium is een summatieve toets en is de afsluiting van het totale perioperatieve proces. Het minisymposium moet dus met een Voldaan beoordeeld worden. Zowel in de les, tijdens het operatiekwartiertje en het minisymposium wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Afronding van de operatieve zorg en technieken van Module 1 Tijdens het minisymposium, aan het einde van de postoperatieve fase, presenteert iedere werkgroep zijn complete casus d.m.v. een powerpointpresentatie van 15 minuten, waarbij zowel de pre, per als postoperatieve zorg aan bod komen. De feedback uit de beide operatiekwartiertjes moet in de casus zijn verwerkt. Het totale minisymposium bestaat dus uit acht gepresenteerde casussen, met allemaal een eigen specialistische invalshoek. Op deze wijze wordt alle kennis met elkaar gedeeld en krijgen de studenten inzicht in operaties van diverse specialismen die ze in de praktijk gaan tegenkomen. Het minisymposium wordt beoordeeld middels bijgevoegd beoordelingsformulier. Let op!: Je verwerkt in de casus: o de aandoening de bijbehorende klachten o de operatieve ingreep, o Alle OZT van de hele module, zowel de pre, per en post operatieve zorg. Onderdeel Casus Waardering O V G Inleiding • Kern Uiteenzetting opzet presentatie Informatie is relevant (sluit aan bij de theorie) (geldt voor alle onderstaande punten) • Preoperatief • Peroperatief • Postoperatief • Patiëntveiligheid • De presentatie heeft een duidelijke structuur waarbij de hoofdpunten de essentie aangeven • Formulering is in professionele termen • Duidelijke samenvatting op de inhoud Afsluiting * Het gemiddelde van de opdracht moet voldoende zijn. Indien dit niet het geval is volgt een aanvullende opdracht. 86 Checklist Powerpoint Presentatie Inleiding • Uiteenzetting opzet presentatie • o o o o o o o o o Preoperatief: Aandoening en klachten (bij casus) Positioneren bloedleegte Incisies evt. ontharen huiddesinfectie Afdekken Steriliteit katheters • o o o o o o o o Peroperatief Operatieverloop Complicaties evt. implantaten Apparatuur Gaasmateriaal Hechtmateriaal drainagesystemen elektrochirurgie • o o Postoperatief Wondverzorging preparaatverzorging • o o o o o Patiëntveiligheid Time-Out procedure Controle alle gegevens Telprocedure Medicatiecheck Veilig omgaan met medische technologie • De presentatie heeft een duidelijke structuur waarbij de hoofdpunten de essentie aangeven • Formulering is in professionele termen • Duidelijke samenvatting op de inhoud Kern Afsluiting 87 VERVOLG MODULE 1 88 COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN Introductie persoonlijke ontwikkeling en introductie CRV in module 1/BAZ 1 De volgende lessen (1 tot en met 7) komen in deze module aan bod. 1.Intervisie; 2.Omgaan met stress, kernkwaliteiten, sterkte-zwaktes; 3.Overdracht – Closed Loop – SBAR – ABCD - RSVP 4.& 5. Werkbegeleiding – afstemmen van verwachtingen / coaching van lerend werkenwerkend leren, POb, POP-PAP; Zelfstudieopdracht en inleveropdracht Reflectieverslag16 april 2020 6.Samenwerking - CRM- samenwerking-teamrollen 7.CRM workshop Het resultaat van je leren / ontwikkeling uit de lessen 1, 2, 4 en 5 wordt verwerkt in een Mood Bord; een samenvatting van wie je bent, wat je wilt, wat je kunt en wat je wilt bereiken. Op OO vind je een voorbeeld hiervan. Dit bord gebruik je ter ondersteuning van je introductiegesprek die je bij aanvang van elke stage voert. Het resultaat van je leren / ontwikkeling uit de lessen 2, 3 en 6 komt samen in les 7, de workshop. De lessen zijn in het rooster aangemerkt als CRV. Voorafgaand aan deze lessen is het noodzakelijk dat je de opgegeven literatuur gelezen hebt en de bedoelde voorbereidingsopdrachten uitgevoerd hebt. Dit zorgt ervoor dat je tijdens de bijeenkomsten actief kunt meedoen in verband met de proactieve houding* die de opleiding / je werkveld van je verwacht. Hierdoor leer jij het meeste en kan jij jezelf actief ontwikkelen. *als je een proactieve houding laat zien, neem je initiatieven, ben je vindingrijk waardoor je slimme en creatieve ideeën ontwikkelt en neem je verantwoordelijkheid voor je handelen en de keuzes die je hierin maakt (Hop; Muller, 2017). Het volgende boek: Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2 (papieren versie) moet je elke les meenemen aangezien er op verschillende manieren mee gewerkt zal worden. Hier onder zijn verschillende methodes en testjes weergegeven waarmee je persoonlijke ontwikkeling in kaart kunt brengen (wat wil ik en waarom wil ik dat, motivatie): je sterktes en zwaktes, je kwaliteiten en uitdagingen (wat kan ik) en wat wil ik, wat kun je doen om je wens te bereiken (hoe bereik ik dit) en wie kan me daar bij helpen (netwerken). In deze cyclus van lessen ga je hiermee aan de slag ter voorbereiding op je introductiegesprek (en vele andere introductiegesprekken en vervolggesprekken) op je stage en het werken aan je persoonlijkeen competentieontwikkeling. Hierbij maak je gebruik van je praktijkopleidingsboek en je POP/PAP. Zie hiervoor OO. Sterkte-Zwakte analyse: waar ben ik goed in? wat is nog niet goed ontwikkeld, welke mogelijkheden kan ik creëren / zijn er, welke kansen komen op mijn pad en wat kan de boel verstoren? Deze oefening kun je op verschillende momenten in je opleiding uitvoeren om telkens een nieuwe beginsituatie voor je POP/PAP te creëren. Vanuit hieruit kun je het verder leren en ontwikkelen weer oppakken. 89 Intern (bij mezelf) Extern (buiten mezelf) Mijn sterktes Kansen voor mijn studieloopbaan Intern Mijn zwaktes Bedreigingen voor mijn studie-loopbaan Extern http://www.carrieretijger.nl/functioneren/commerciele-vaardigheden/swot-analyse https://www.youtube.com/watch?v=GNXYI10Po6A uitleg hoe je een SWOT analyse maakt. Je kunt een kernkwadrant opstellen om je sterkte-zwakte analyse te ondersteunen. Zie hiervoor het volgende schema. Hoe typeren anderen je, welke kwaliteiten / eigenschappen bezit je?. Heb je de neiging om te veel ervan te laten zien / te doen, kijk dan naar je uitdaging. Hoe houd je je kernkwaliteit in balans? Kernkwaliteit Te veel van het goede > Het negatief tegenovergestelde van de allergie is > Allergie Valkuil Te veel van de ‘uitdaging’ is> Het positief tegenovergestelde van deze valkuil is > Uitdaging http://www.carrieretijger.nl/functioneren/ontwikkelen/persoonlijkheidsmodellen/kernkwaliteiten.html gedownload op 15 december 2017 of https://www.leren.nl/cursus/solliciteren/loopbaankeuzes/kernkwadrant.html gedownload op 15 december 2017. In de BVP heb je een leerstijlentest (Kolb) en een communicatiestijlentest (motivator, regisseur, analyticus en de supporter) gedaan. Deze neem ook mee voor je mood bord. Opdracht: Tijdens deze lessenreeks voer je gaandeweg onder meer de bovenstaande testen uit en zet je de resultaten / uitkomsten hiervan op een digitaal ‘mood bord’. In de les zie je voorbeelden hiervan. Tijdens de les CRV-5 laat je deze aan je groepsgenoten zien en geef je er uitleg bij. Je groepsgenoten zullen je hierover bevragen. Jouw mood bord neem je mee naar je eerstvolgende introductiegesprek en zal behulpzaam zijn bij het opstellen van je POP/PAP. Nabespreking Creëren en presenteren van een mood board. Leermiddelen Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.ISBN: 978-90-368-1803-2 (papieren versie). Kernkwadrant http://www.carrieretijger.nl/functioneren/ontwikkelen/persoonlijkheidsmodellen/kernkwaliteiten. html Kernkwadrant https://www.leren.nl/cursus/solliciteren/loopbaankeuzes/kernkwadrant.html 90 CRV 1 - Intervisie, ervaringen op methodische wijze bespreken Docent SBU : Jorine Juffermans : zelfstudie hst. 1 Sociale Vaardigheden 30’ je neemt een ervaring / je casus ½ A4 getypt mee voor deze les; c.u. 90’. Taakcompetenties : 5. Begeleiden van leren van anderen. 6. Eigen deskundigheid bevorderen. Toetsing − Je hebt een ervaring opgeschreven en meegebracht naar de les; − Je laat zien dat je de ervaring / een gebeurtenis kunt inbrengen in de groep; − Je laat zien dat je binnen de richtlijnen van de intervisie actief en proactief meedoet; − Je laat zien dat je respectvol omgegaan bent met je medestudenten; − Je kunt naar aanleiding van de intervisie leerdoelen formuleren. Wat is intervisie Het doel van intervisie is om inzicht te krijgen in je eigen handelen in bepaalde werksituaties / bepaalde werkervaringen of incidenten. Wat is je voorkeursgedrag, waar liggen je valkuilen, in welke omstandigheden neemt je effectiviteit af en waar liggen je uitdagingen? Dit inzicht verkrijg je onder andere door dit te bespreken met anderen en in dit geval met je medestudenten. Je kent het vast wel: even te rade gaan bij anderen, controleren of je de goede werkwijze gekozen hebt. Dit doe je bijna dagelijks en vaak even tussendoor. In intervisie gebeurt dit systematisch waardoor je actief werkt aan je deskundigheid, je persoonlijke ontwikkeling en aan je professionaliteit. Vertrouwelijkheid: wat er binnen de intervisiegroep besproken wordt, blijft binnen deze groep. Doelstelling 1. Je kunt je eigen ervaring met medestudenten / collega’s op systematische wijze bespreken; 2. Je ontwikkelt meer inzicht in je eigen handelen in een specifieke situatie; 3. Je formuleert doelen (SMART) om je handelen in een nieuwe situatie c.q. een bepaalde context uit te proberen en / of te verbeteren. Voorbereiding – Individuele opdracht Het is de bedoeling dat je in hoofdstuk 1 “Leren en Reflectie” de paragrafen over leerstijlen en reflecteren globaal leest. De paragrafen over de intervisiemethode lees je grondig door. In deze les wordt de incident-methode gehanteerd; je neemt hiervoor een ervaring uit je stage mee, schrijf deze op een half A4 en je neemt deze mee naar de les. Deze lever je in bij de docent. Samen met je groepsgenoten bepaal je welke ervaringen besproken worden. Je wordt hierin begeleid. Nabespreking Ervaringen worden op max . ½ A4 getypt en de docent getoond en in de les besproken. Verwerk je persoonlijke leerdoelen in je mood bord. Leermiddelen Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2 (papieren versie). Hoofdstuk 1. 91 Intervisie d.m.v. de incidentmethode Onderdeel Tijd Gespreksleider 1 Introductie en keuze incident 5’ Tijd bewaken 2 Schetsen Probleemsituatie 5’ Zorgen dat de inbrenger alleen feitelijke informatie geeft 3 Informatieronde 10’ Zorgen dat de vragen informatief blijven 4 Analyse 10’ Tijd bewaken 5 Standpuntbepaling 5’ 6 Wat deed / doet de inbrenger? 10’ Tijd bewaken. discussie voorkomen Tijd bewaken 7 Evaluatie & Afronding 5’ Leerpunten inventariseren Evaluatie Samenvatten Inbrenger Deelnemers Incident voorlezen en samen een incident uitkiezen Vertellen wat er aan de hand was, wie waren betrokken, wat de aanleiding was, etc. Niet vertellen hoe je zelf handelde of hoe het afliep. Vragen beantwoorden. Aan het eind van de vragenronde het incident opnieuw formuleren Luisteren Luisteren Vertellen wat je feitelijk gedaan hebt of voorgenomen hebt te doen. Wat heb je geleerd? Contract maken. (SMART doelen opstellen t.a.v. wat je de volgende keer wilt bereiken) Luisteren en eventueel al vragen noteren Vragen stellen. die je meer informatie kunnen geven over het wat, wie, waar, wanneer, waartoe van de situatie. (open vragen) Evt. antwoorden noteren. Het probleem met elkaar bespreken (oorzaken en aanleidingen), rol van de inbrenger en de anderen bijv.: - Wat is er aan de hand? - Waarom is het voor de inbrenger een probleem? - Is het ook een probleem voor de ander(en)/ - Kun je het probleem van meerdere kanten bekijken? - Etc. Iedereen vertelt hoe hij / zij gehandeld zou hebben. Luisteren en (noteren ) praten over welke aanpak je het nog wilt hebben. Waarom kies je voor deze aanpak? Sterke/zwakke punten ervan bespreken? Wat heb je geleerd? Contract maken en noteren. Hardop vertellen. 92 CRV 2 - Omgaan met stress Docent SBU Taakcompetenties : Jorine Juffermans : voorbereiding 45’ Individuele opdracht en zelftest tabel 15.1; : 90’ c.u. : 6. Eigen deskundigheid bevorderen. Casus Cathy heeft afgelopen week op school de tweede reanimatie les gehad en blikt er tevreden op terug. Ze vond het een fijne maar ook een spannende les. Onverwacht moest ze handelen en voelde ze haar spanning stijgen. Toch vond ze het gaaf om dit te doen, maar het viel haar ook wel een beetje tegen. Gelukkig heeft ze bruikbare feedback van de docent ontvangen over het geven van compressie op de pop. Ze loopt na de pauze terug naar haar OK en is nog in gedachte als ze ineens via de intercom hoort: “OK 7, spoed, OK 7 spoed!” Cathy voelt vrijwel direct dat haar hart in haar keel zit. Dat is haar OK. Oh, de reanimatie les!. Toetsing Je laat zien dat je: − actief en proactief meedoet tijdens deze les; − respectvol omgegaan bent met je medestudenten; − bij jezelf signalen van stress herkent; − actief op zoek gaat naar het aanpakken van stress veroorzakende factoren; − actief bent in het zoeken naar mogelijkheden om je draaglast te verhogen; Doelstellingen: De student: 1. kan stress signalen herkennen en de oorzaak achterhalen; 2. kan reflecteren op een stressvolle situatie of op een situatie waarin de signalen van stress opgemerkt werden; 3. ontwikkelt ideeën hoe stress / spanning verminderd kan worden; 4. ontwikkelt een strategie voor het omgaan met gebeurtenissen die stressvol zijn. Individuele opdracht: a. De voorbereiding op deze bijeenkomst bestaat uit het bestuderen van de paragrafen 15.1, 15.2 en 15.3. b. Probeer m.b.v. tabel 15.1 te ontdekken welke signalen van stress voor jou herkenbaar zijn (of ooit waren). Streep de herkenbare signalen aan en neem je boek met deze lijst mee naar de les. c. Beantwoord de vragen uit opdracht 1, p. 172. d. Het resultaat van deze les verwerk je in je mood board. Nabespreking Tijdens de les wordt er op interactieve wijze ingespeeld op het begrip Stress en wat dit fenomeen met jou doet en hoe je hiermee om kunt gaan. De resultaten van deze les verwerk je in je mood board. Leermiddelen Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2 (papieren versie). Hoofdstuk 15. 93 CRV – Zelfstudieopdracht Reflectieverslag en feed forward t.b.v. ontwikkelen van een POP-PAP Docent SBU : Wilma Fenneman : Voorbereiding 35’ filmpjes Korthagen & STARRT, schrijfopdracht 70’ op basis van je ervaringen uit Module 1 of BAZ 1 stage (géén verslag van je verpleegstage!) mailen naar wilma.fenneman@han.nl Taakcompetenties : 6. Eigen deskundigheid bevorderen. Inleveren verslag : uiterlijk16 april 2020 Na max 20 werkdagen krijg je de feed forward op je reflectie. Toetsing Je laat zien dat je: - Op tijd je reflectieverslag gemaild hebt; − gereflecteerd hebt m.b.v. het reflectieformulier op OO − doelen kunt formuleren voor het leren voor je POP/PAP. Theorie: Reflecteren = terugkaatsen; weerspiegelen. Je laat je licht schijnen over je eigen functioneren om helderheid te krijgen en bewustwording te ontwikkelen (Groen, 2011, p. 32). Je neemt je gedrag en de gevoelens die je erbij had onder de loep. Anderen zien dit gedrag, zij nemen dit waar. Dit betreft je kennis en je vaardigheden. Er is ook nog een verborgen (niet waarneembaar) deel in je gedrag wat het waarneembare gedrag beïnvloedt. Dit wordt niet door anderen waargenomen. Het betreft je zelfbeeld, je normen en waarden, je eigenschappen, karakter, identiteit, je overtuigingen en je principes, je motieven en je drijfveren (Groen, 2011). Reflecteren is niet hetzelfde als evalueren. Het gaat er niet zozeer om of je het werk goed of niet goed hebt gedaan. Dat is evalueren. Het is juist belangrijk het beoordelen (evalueren) van je eigen handelen uit te stellen. Reflecteren geeft ruimte voor zelfonderzoek, leren terug te kijken op je handelen tijdens je stage, op jou als persoon en ook op jouw functioneren als operatieassistent / anesthesiemedewerker in opleiding. Je leert reflectie te koppelen aan leren; je kennis, ervaring, beroepshouding en analytisch vermogen zet je hierbij in, voor nu en in de toekomst. Reflecteren is jezelf vragen stellen over het waarneembare en het niet waarneembare gedrag. Het waarneembare gedrag is dat wat je doet; het niet-waarneembare gedrag is hoe je iets beleeft, iets wat je graag wilt, wat je erbij denkt en wat je voelt; het gedrag wat niet direct zichtbaar is. Het doel van reflecteren is bewustwording van en inzicht krijgen in eigen handelen en gedrag met het oogmerk het persoonlijk professioneel handelen te verbeteren in toekomstige beroepssituaties (Groen, 2011, p. 32). Reflectie binnen deze opleiding is voorwaardelijk om de bewustwording van de theorie, het handelen in de praktijk en jij als persoon tot stand te brengen. Figuur 1, Ontwikkelen van zelfkennis in theorie en praktijk 94 Individuele opdracht Het is de bedoeling dat je in hoofdstuk 1 “Leren en Reflectie” (Hop, Muller, 2017) de paragrafen over leerstijlen en reflecteren grondig leest. Daarbij neem je de instructie vanuit je ziekenhuis mee over het schrijven van een POP/PAP. En / of je neemt de theorie over POP/PAP mee uit de BVP periode Voor het schrijven van een reflectieverslag M1 B1 g is het de bedoeling dat je op basis van een recente gebeurtenis of leerervaring uit je stage, hierop terugblikt met het reflectiemodel van Korthagen of het STARRT formulier. Deze reflectie voer je uit om kritisch terug te blikken op jouw ervaring, conclusies te trekken en doelen voor het leren en je ontwikkeling op te stellen. Vanuit het lerend werken – werkend leren wordt van jou verwacht dat je een systematische reflectieve houding en vaardigheden ontwikkelt. Op OO vind je de reflectieformulieren en een voorbeeld reflectie. Volg het voorgeschreven stappenplan en beantwoord alle vragen. Dit geeft je namelijk houvast bij het reflecteren op alle niveaus (diepgang van reflectie). Als slot formuleer je SMART doelen voor de (nabije) toekomst. Beschrijf elke letter van SMART. Deze doelstelling neem je mee in je POP/PAP. Je reflectie is uitgevoerd in één van de betreffende reflectieformulieren op OO. Andere versies / vormen worden niet geaccepteerd. Je geeft je reflectieverslag de volgende naam: 2020, [Achternaam, voornaam] B1of M1 reflectieverslag IN het verslag zet je je naam, de datum en de modulenaam. Nabespreking Je levert op de gestelde datum (zie OO) het verslag in. Je krijgt binnen 20 werkdagen feedback op je reflectie. Neem deze feedback mee voor je persoonlijke ontwikkeling bij het leren in de theorie als in de praktijk. Dit is een oefening om een reflectieve houding te ontwikkelen in je leren-werken en jezelf te ontwikkelen en je deskundigheid te bevorderen. Leermiddelen en geraadpleegde bronnen Aanbevolen: Groen, M. (2010. Reflecteren: de basis. Op weg naar bewust en bekwaam handelen. Groningen / Houten: Noordhoff Uitgevers BV. ISBN: 9789001776367 Verplicht: Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2 (papieren versie). Hoofdstuk 1. Geraadpleegd: Siegers, F. (2002). Handboek Supervisiekunde. Houten / Mechelen: Bohn Stafleu Van Loghum. ISBN 9789031319626 Wouda, H. (2015, 19 november). https://www.youtube.com/watch?v=_-BNO-QMG1E Reflecteren, illustratieve uitleg van STARRT. (2.36) Zuiderman, D. (2014, 12 juni). https://www.youtube.com/watch?v=Cv-jDT5id6A Reflecteren volgens Korthagen Xplained: De kennisclip gaat over de reflectiecirkel van Korthagen en behandeld hoe de vijf fasen je eigen ontwikkeling kunnen sturen. 95 CRV 3 – CRV/CRM effectieve communicatie – overdracht Docent SBU : Jorine Juffermans : Zelfstudie – voorbereiding 60’ en CU 40’ (per trainingsgroep) Inleiding Samenwerken met collega’s en andere hulpverleners is één van de competenties van professionals die werkzaam zijn in de gezondheidszorg in algemene zin en in het bijzonder de operatieassistent en anesthesiemedewerker. Beide begeven zich namelijk in een werkveld waarin je als lid van een team samenwerkt met andere disciplines, het multidisciplinair samenwerken op het operatiekamercomplex en specifiek op de operatiekamer. Multidisciplinair samenwerken vereist onder meer jouw betrokkenheid bij elk teamlid en je taakfunctie en een goede afstemming van ieders activiteiten zodat je efficiënt en effectief samenwerkt. Je probeert hiermee ervoor te zorgen dat de patiënt de beste zorg krijgt. Taakcompetenties Binnen dit onderwerp van de module 1 en BAZ 1 werk je aan de onderstaande taakcompetenties: Taakcompetentie 3: samenwerken in professionele relaties. Doelstelling De student kan in een oefensituatie: - In teamwork CRM 15 ‘Key Points’ toepassen en deze integreren in je werk; (niveau 1e jaar) - Effectief communiceren met gebruikmaking van de redeneerhulpen en samenwerkingsvaardigheden: o Closed Loop communicatie o Overdracht m.b.v. de R.S.V.P. methode voor OA /AM o SBAR methode (redeneerhulp) o ABCD methode (redeneerhulp) Individuele opdracht ter voorbereiding Lees ter voorbereiding op de les op OO bij CRV de uitleg over de redeneerhulp SBAR. Bedenk daarbij wat je stap voor stap kunt vertellen. Maak ook gebruik van de closed loop communicatie, zie de methode hiernaast. De RSVP methode is een overdrachtsmethode die ontwikkeld is in het RadboudUMC. Zowel voor de chirurgie als voor de anesthesie kan deze methode gebruikt worden bij de aflos. Zie OO voor de methode Kijk daarbij ook achter deze link voor de ABCDE methode en bestudeer deze pagina https://www.eerstehulpwiki.nl/wiki/index.php/Inleiding_in_de_ABCDE_methode In de BVP is de patiëntveiligheid aan bod gekomen en heb je je verdiept in teamwork (waaraan moet teamwork voldoen en welke eisen kun je aan werknemers stellen om in een team te kunnen werken). https://www.medsim.nl/crm/ gedownload op 20 december 2019 Ook heb je in de BVP geleerd welke communicatiestijl je hebt en hoe je deze kunt inzetten in het werken in een team. 96 Werkwijze en nabespreking Tijdens de les worden genoemde thema’s met elkaar besproken en indien nodig nog meer uitleg gegeven. Daarna ga je in groepjes met elkaar de overdrachtsmethoden oefenen. De bedoeling hiervan is dat je effectief communiceert met de ander en dat je mede hierdoor patiënt veiliger leert te werken. 15 aspecten voor CRM (Rall & Gaba 2005). 1 Ken je omgeving 2 Anticipeer en plan 3 Roep en vraag tijdig om hulp 4 Benoem de leider / geef de volgers aan 5 Verdeel de werklast 6 Mobiliseer alle mogelijke bronnen 7 Communiceer effectief 8 Gebruik alle beschikbare informatie 9 Voorkom en reageer op fixatiefouten 10 Cross / controleer en dubbel check 11 Gebruik kennishulpen 12 Evalueer regelmatig 13 Werk goed samen 14 Verdeel de aandacht goed, stel prioriteiten 15 Bepaal de doelen dynamisch, ‘in the flow’ Leermiddelen Verplicht: Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2 (papieren versie). ABCDE methode: https://www.eerstehulpwiki.nl/wiki/index.php/Inleiding_in_de_ABCDE_methode Medsim closed loop https://www.medsim.nl/crm/ SBAR - OO Bakker, M., Van Heycop, C. (2016). Proactive Nursing: klinisch redeneren in zes stappen (2e druk). [Amsterdam] Amstel Academie VUmc: Boom Lemma Uitgevers. ISBN 978-94-6236404-2 RadboudUMC: RSVP – OO Aanbevolen: Bruijne, M. e.a. (2013) Medisch teamwork. CRM in de gezondheidszorg. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. ISBN: 978 90 313 9897 3. Hst. 8. 97 CRV- 4. Werkbegeleiding a: verwachtingsmanagement CRV- 5. Werkbegeleiding b: pop-pap – praktijktoets-eindgesprek hoe voor te bereiden? Presentatie Moodboard (deel II van de les) Docent SBU : Wilma Fenneman : voorbereiding 35’, 90’ c.u. : TC 6 Eigen deskundigheid bevorderen Casus Annejet komt vandaag voor het eerst op de operatiekamer (OA) na de lesweken van M1/ BAZ 1. Ze heeft er zin en staat te popelen om direct aan de slag te gaan. Maar eerst heeft ze met haar praktijkopleider Jacobien en haar nieuwe werkbegeleider Gijs een introductiegesprek. Annejet heeft al verschillende gesprekken op de verpleegafdeling gehad, maar nu op de OK vindt ze het toch wel een beetje spannend. Ze heeft vorige week haar POP/PAP moeten insturen zodat haar begeleiders zich konden voorbereiden. Annejet hoopt dat het duidelijk is voor haar begeleiders wat ze de komende periode wil bereiken. Hopelijk kunnen ze direct het voortgangsgesprek en het eindgesprek voor deze stage plannen. Toetsing Je laat zien dat je: − actief en proactief meedoet tijdens deze les; − respectvol omgegaan bent met je medestudenten; − je concept mood bord meegebracht hebt; − direct toegang hebt tot je POb en je POP/PAP. Doelstellingen 1. Je kunt uitleggen op welke wijze je leert, communiceert, wat je *sterkte-zwaktes-kansenuitdagingen zijn, welke *kwaliteiten je hebt en wat / welke je wilt *ontwikkelen; 2. Je kunt uitleggen wat je leerstijl en * betekenen voor de wijze van werkbegeleiding; 3. Je kunt aangeven wat de begrippen geleid, begeleid, coachend, zelfstandig onder supervisie en zelfstandigheid betekenen voor zelfregulerend leren; 4. Je hanteert het begrip verwachtingsmanagement in je stage; hoe jij pro-activiteit vormgeeft in je lerend-werken; 5. Je kunt bespreken wat voor jou nodig is om veilig te kunnen leren-leren; 6. Je kunt bespreken aan welke voorwaarden jouw leerklimaat moet voldoen. a. = verwachtingsmanagement van jou en van je werkveld / werkbegeleider / praktijkopleider. 7. Je kunt structureel feedback op je leren vragen en hieruit conclusies trekken en doelen formuleren. Voorbereidende opdracht les 1: a. De leerstijlentest die je eerder in de BVP hebt gemaakt bekijk je nog eens en neem je mee naar de les; b. Oriënteer je op je eerstvolgende stage van M1/B1 in je POb. c. Ga verder met het uitvoeren van de verschillende testen en zet de resultaten in het mood bord; d. Lees uit hoofdstuk 9 in Hop en Muller (2017) de paragrafen 9.1, 9.2 en 9.3 en voer opdracht 3 uit; e. Probeer een begin te maken met je POP/PAP Werkwijze en Nabespreking Tijdens de les wordt jou leren op verschillende manieren besproken, verwachtingsmanagement wordt geoefend, wijze van feedback vragen en geven worden 98 besproken en voorbeelden getoond. Het vervolg hiervan vindt plaats in deel I van les 5, werkbegeleiding b. In deel II van deze les presenteer je je Mood bord. Leermiddelen Covey, S. (2004) De zeven eigenschappen van effectief leiderschap. Amsterdam: Uitgeverij business Contact. Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2 (papieren versie). Kernkwadrant http://www.carrieretijger.nl/functioneren/ontwikkelen/persoonlijkheidsmodellen/kernkwaliteiten. html Kernkwadrant https://www.leren.nl/cursus/solliciteren/loopbaankeuzes/kernkwadrant.html 99 CRV 6 – CRV/CRM Samenwerken - je rol in een team Docent SBU Taakcompetenties : Wilma Fenneman : zelfstudie 45’, c.u. 90’ uitgewerkte teamrollen neem je mee naar de les. (dit is voorwaardelijk om mee te doen in de les, neem je boek mee) : 3. Samenwerken in professionele relaties. 4. Organiseren en beheren. Toetsing Je laat zien dat je: − actief en proactief meedoet tijdens deze les; − respectvol omgegaan bent met je medestudenten; − je voorkeursteamrollen aan de ander kunt uitleggen; − sterktes / zwaktes kunt aangeven van je voorkeurs teamrollen. Doelstellingen De student kan: 1. de kenmerken van een team en teamwork uitleggen; BVP 2. het belang van teamwork uitleggen; BVP 3. zijn/haar eigen rol in een team uitleggen; M1/BAZ1 4. het effect van een teamrol op het werken in een team uitleggen; M1/ BAZ1 Individuele opdracht en voorbereiding In de BVP heb je je verdiept in teamwork, samenwerken m.b.v. scrum (waaraan moet teamwork voldoen) en welke eisen je aan werknemers /aan jou kunt stellen om in een team te kunnen werken. In deze bijeenkomst gaan we het hebben over jouw rol in een team en wat jij voor het team kunt betekenen en waarin heb jij te leren. 1. Ter voorbereiding op het uitzoeken van je voorkeursteamrol lees je de paragrafen 8.1, 8.2 en 8.3; deze gaan over teamrollen. 2. Vervolgens ga je analyseren welke teamrol het beste bij jou past. (er zijn vaak 3 teamrollen die je voorkeur hebben) Je kunt het lezen in par. 8.3. Daarna bepaal je welke 3 rollen het beste bij je passen. Of je maakt de test https://werkenmetteamrollen.nl/vragenlijst/ Je geeft bij elke teamrol een voorbeeld waaruit blijkt dat deze teamrol je voorkeur heeft. 3. Wat kun jij voor het team betekenen in de betreffende rollen? 4. Deze uitgewerkte teamrollen neem je mee naar de les. (dit is voorwaardelijk om mee te doen in de les, neem je boek ook mee) 100 De naamgeving van de verschillende teamrollen kan uit de opgegeven bronnen verschillend zijn. Hier onder vind je een conversielijstje: Nabespreking In de les geef je uitleg over je 3 voorkeur teamrollen en deze teamrollen worden verder op interactieve wijze met elkaar besproken. Leermiddelen Hop, M., Muller, I. (2017). Sociale vaardigheden op de OK (3e herziene druk). Serie operatieve zorg en technieken. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg.. ISBN: 978-90-368-1803-2 (papieren versie). Hoofdstuk 8. Teamrol test: https://werkenmetteamrollen.nl/vragenlijst/ 101 CRV 7 – CRV/CRM Samenwerken in een team - Workshop Datum Docent SBU : woensdag 22 april 2020 : Jorine Juffermans, Wilma Fenneman en Roger Hendriks : Zelfstudie – voorbereiding 60’ en CU 40’ (per trainingsgroep) Toetsing - Elke student is verplicht deel te nemen aan deze CRM training. - In de training word je NIET beoordeeld. Je traint in een veilige leeromgeving, fouten maken mag. Wel wordt van je verwacht dat je na afloop van de training een leerdoel formuleert dat je kunt gebruik in het vervolg van jouw leerproces als anesthesiemedewerker of operatieassistent in opleiding. Inleiding Samenwerken met collega’s en andere hulpverleners is één van de competenties van professionals die werkzaam zijn in de gezondheidszorg in algemene zin en in het bijzonder de operatieassistent en anesthesiemedewerker. Beide begeven zich namelijk in een werkveld waarin je als lid van een team samenwerkt met andere disciplines, het multidisciplinair samenwerken op het operatiekamercomplex en specifiek op de operatiekamer. Multidisciplinair samenwerken vereist onder meer jouw betrokkenheid bij elk teamlid en je taakfunctie en een goede afstemming van ieders activiteiten zodat je efficiënt en effectief samenwerkt. Je probeert hiermee ervoor te zorgen dat de patiënt de beste zorg krijgt. Taakcompetenties Binnen dit onderwerp van de module 1 en BAZ 1 werk je aan de onderstaande taakcompetenties: Taakcompetentie 3: samenwerken in professionele relaties. Doelstelling De student kan in een oefensituatie: - In teamwork CRM 15 ‘Key Points’ toepassen en deze integreren in je werk; (niveau 1e jaar) - Effectief communiceren met gebruikmaking van de redeneerhulpen en samenwerkingsvaardigheden. - Leiderschap en volgerschap tonen met assertiviteit Individuele opdracht ter voorbereiding op de workshop In de BVP is de patientveiligheid aan bod gekomen en heb je je verdiept in teamwork (waaraan moet teamwork voldoen en welke eisen kun je aan werknemers stellen om in een team te kunnen werken). Ook heb je in de BVP geleerd welke communicatiestijl je hebt en hoe je deze kunt inzetten in een team. In de 3e CRV-CRM les heb je geleerd hoe je informatie moet overdragen naar anderen; je maakt gebruik van de redeneerhulpen Closed Loop, SBAR(R) en ABCD(E). In de 6e CRV les heb je geleerd vanuit welke voorkeursteamrollen je in een team aan de slag gaat en hoe je dan met elkaar samenwerkt. Parallel aan deze les heb je meer geleerd over patientveiligheid en het voorkomen van fouten en incidenten. Jouw voorbereiding op deze workshop bestaat uit: - Herhaal datgene wat je geleerd hebt uit de eerdere lessen; bedenk welk gedrag je in welke teamrol vertoont, hoe je effectief communiceert en hoe je patientveilig werkt; - Lees de twee artikelen die vermeld staan onder leermiddelen en verdiep je in de 15 aspecten van CRM en wat dit betekent voor de beroepsuitoefening van de anesthesiemedewerker en de operatieassistent. 102 15 aspecten voor CRM (Rall & Gaba 2005). 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Ken je omgeving Anticipeer en plan Roep en vraag tijdig om hulp Benoem de leider / geef de volgers aan Verdeel de werklast Mobiliseer alle mogelijke bronnen Communiceer effectief Gebruik alle beschikbare informatie Voorkom en reageer op fixatiefouten Cross / controleer en dubbel check Gebruik kennishulpen Evalueer regelmatig Werk goed samen Verdeel de aandacht goed, stel prioriteiten Bepaal de doelen dynamisch, ‘in the flow’ Workshop - Je wordt ingedeeld in een groepen van 4 studenten die telkens bestaat uit twee studenten anesthesiemedewerker (BAZ 1) en twee studenten operatieassistent (M1). - Je voert in jouw werkgroep twee oefeningen uit gedurende maximaal 40 minuten. - De docent legt voorafgaand aan de oefening uit wat de werkwijze is, de briefing. - Elke oefening wordt volgens een stappenplan nabesproken, de debriefing. - https://www.medsim.nl/crm/ gedownload op 20 december 2019 103 Leermiddelen Verplicht: Verlangen, R. , Kuiters, M. (2016). De Menselijke Factor bij Reanimatie. Reanimatie is topsport Niet-technische factoren als verbindend element in een reanimatie. Cordiaal, jaargang 37, februari 2016. Nederlandse Vereniging voor Hart en Vaat verpleegkundigen. Geraadpleegd op 19 december 2019 van https://www.metscenter.nl/wpcontent/uploads/2016/05/Cordiaal-2-2016-Artikel-De-menselijke-factor-bij-Reanimatie.pdf Aanbevolen: Rall M, Dieckmann P. (2005). Crisis Resource Management to Improve Patient Safety; Errors in medicine, patient safety and human factors. Euroanesthesia 2005, Wenen, Oostenrijk, mei 2005. Geraadpleegd op 19 december 2019 van https://www.guysandstthomas.nhs.uk/resources/education-training/sail/reading/crisis-mgt-ptsafety.pdf 104 PATHOLOGIE Pathologie - Allergie en hemorragische diathese Docent SBU SBU : Sander Grouls : 90 min nabespreking + 120 min voorbereiding: Hemorragische diathese : 90 min nabespreking + 120 min voorbereiding: allergie Toetsing Pathologie wordt getoetst in het examen pathologie van module 1. Het examen bestaat uit gesloten vragen. Casus Iedere patiënt bij wie een electieve operatie gepland wordt, dient preoperatief door een anesthesioloog gezien te worden. Hiervoor gaat de patiënt naar het zogenaamde preoperatieve spreekuur. Tijdens dit spreekuur neemt de anesthesioloog een anamnese af, verricht hij/zij eventueel benodigd aanvullend onderzoek, maakt op grond van de bevindingen een risico-inschatting, zet een eventuele consultatie of behandeling door een andere specialist in gang en geeft natuurlijk de broodnodige voorlichting met betrekking de anesthesietechniek. De heer Peters moet op 16 april 2018 een darmoperatie ondergaan. Voordat hij door de anesthesioloog gezien wordt, dient de heer Peters het preoperatieve vragenformulier in te vullen. Doelstellingen Pathologie De student: 1. kan de begrippen overgevoeligheid en allergie van elkaar onderscheiden en kent het begrip allergeen 2. kan de verschillen beschrijven tussen een allergische reactie van het ´immediate´ type (snelle type, type I) en van het ´delayed´ type (vertraagde type, type IV) en kent m.b.t. het snelle type de begrippen atopie en anafylaxie. 3. kan van de onder 2 genoemde soorten allergische reacties een aantal voorbeelden geven 4. kent het begrip hemorragische diathese, kan aangeven welke verschijnselen duiden op het bestaan ervan en heeft inzicht in de achtergronden van het ontstaan ervan. Individuele opdrachten: Allergie Lees de tekst van de onder ‘Leermiddelen’ aangegeven literatuur over allergie zorgvuldig door en maak daarna onderstaande opdrachten. Zet de antwoorden op papier. 1) In de reader staat een tekst met als titel ‘Terminologie Allergie’. In deze tekst staat een definitie van de begrippen overgevoeligheid, allergie en allergeen. Ook staat er een indeling van de verschillende vormen van overgevoeligheid. In het boek Pathologie staat uitleg over IgE. Beantwoord m.b.v. genoemde leermiddelen de vragen a t/m e. a. Is er in de volgende voorbeelden sprake van overgevoeligheid en/of allergie? Juma krijgt buikpijn als hij melk drinkt. Hij mist in de darm een enzym dat melksuiker moet afbreken en kan daardoor geen melksuiker opnemen. Marco krijgt buikpijn als hij brood eet. Tarwegluten activeren bij hem het immuunsysteem waardoor het darmslijmvlies zodanig wordt aangetast dat de opname van voedingsstoffen sterk verminderd is b. Verklaar de volgende uitspraak: bij allergie is altijd sprake van overgevoeligheid maar bij overgevoeligheid is niet altijd sprake van allergie. c. Op OnderwijsOnline wordt een voorbeeld van een pre-operatief vragenformulier geplaatst. Kun je uit de lijst opmaken of er bij hem/haar sprake is van een allergie? 105 d. Geef in eigen woorden weer wanneer we spreken van overgevoeligheid en wanneer van allergie. e. Geef in eigen woorden weer wat een allergeen is. 2) Zoek m.b.v. internet of m.b.v. een andere bron op hoe snel na contact met een allergeen een overgevoeligheidsreactie van het onmiddellijke type optreedt. Doe dit ook voor een overgevoeligheidsreactie van het vertraagde type. 3) Geef m.b.v. genoemde leermiddelen in eigen woorden weer wanneer we van atopie spreken. 4) Atopie kan zich op verschillende manieren uiten. a. Welke 4 ziektebeelden zijn vaak een uiting van atopie? b. Tot welke klachten zullen deze verschillende ziektebeelden leiden? 5) Noem enkele geneesmiddelen die anafylaxie kunnen veroorzaken. 6) Allergie voor bepaalde voedingsmiddelen kan anafylaxie veroorzaken. Ken je een voedingsmiddel waarvan bekend is dat het een allergische reactie en zelfs anafylaxie kan veroorzaken? 7) Het gif van bepaalde insecten kan een allergische reactie geven. Kun je een insect noemen waarvan de steek een allergische reactie en zelfs anafylaxie kan veroorzaken? 8) Omdat dhr. Peters een darmoperatie zal ondergaan krijgt hij preoperatief antibiotica toegediend. Als dhr. Peters allergisch is voor penicilline zou hij klachten kunnen krijgen bij toediening van dit middel. a) Om welke orgaanstelsels en klachten gaat het bij een niet-levensbedreigende reactie? b) Als dhr. Peters allergisch is voor penicilline zou hij kunnen overlijden bij toediening van dit middel. Wat zal dan de doodsoorzaak zijn als er sprake is van circulatoire verschijnselen? c) Mogelijke respiratoire doodsoorzaken zijn: glottisoedeem, glottiskramp en bronchospasme. Zoek op wat deze begrippen betekenen en geef aan welke 3 klachten / verschijnselen bij deze aandoeningen passen. 9) Een allergische reactie van het vertraagde type wordt ook wel een cellulaire reactie genoemd. Welke cellen spelen een rol bij deze vorm van allergie? 10) Welke huidaandoening is het gevolg van een allergische reactie van het vertraagde type en welke verschijnselen treden hierbij op? 11) Omdat er steeds meer personen (zowel patiënten als OK-personeel) allergisch voor latex blijken te zijn probeert men de operatiekamer vrij van latex te laten zijn. Sommigen krijgen n.l. t.g.v. latex eczeem van de handen, anderen een astma-aanval of zelfs een anafylactische shock. Leid uit deze gegevens af van welke typen allergie sprake kan zijn bij latexallergie. Hemorragische diathese (neiging tot bloeden) Maak m.b.v. de aangegeven leermiddelen over hemorragische diathese onderstaande opdrachten. Zet de antwoorden op papier. 1) Dhr. Peters vermeldt dat er na een tonsillectomie een nabloeding is opgetreden. Voor de anaesthesist zal dit een reden zijn na te gaan of er bij dhr. Peters sprake is van een hemorragische diathese. Hij zal daarom vragen naar het optreden van petechiën, spontane hematomen, tandvleesbloedingen, hematurie, epistaxis en melaena. Het onderwerp menorragie zal niet aan de orde komen. a. Wat is het directe gevaar van een hemorragische diathese bij operatiepatiënten? b. Welke vragen zal de anaesthesist stellen om na te gaan of genoemde bloedingen zijn opgetreden? c. Waarom vraagt hij niet naar het optreden van een menorragie? 106 2) Zoals in week 6 van thema 2 BVP besproken is spelen trombocyten een belangrijke rol bij de bloedstolling. Zowel een trombocytopenie als een trombopathie kan tot stollingsstoornissen leiden. a. Wat zijn de 2 hoofdoorzaken van trombocytopenie? Geef bij elke hoofdoorzaak enkele voorbeelden. b. Door onvoldoende uitscheiding van afvalstoffen t.g.v. functiestoornissen van organen die van belang zijn voor uitscheiding kan een thrombopathie ontstaan. Welke organen zal dit betreffen? c. Welk medicijn kan een thrombopathie geven? d. Ook het gebruik van NSAID’s kan thrombopathie veroorzaken. Noem enkele NSAID’s. 3) Zoals in week 6 van thema 2 BVP besproken is spelen ook stollingsfactoren een belangrijke rol bij de bloedstolling. a. Welke aandoening hebben mensen die niet of onvoldoende stollingsfactor VIII kunnen maken? En stollingsfactor IX? b. Zal van één van deze aandoeningen sprake zijn bij dhr. Peters? Motiveer je antwoord. c. Zou dhr Peters een van deze aandoeningen van zijn vader geërfd kunnen hebben? Motiveer je antwoord. d. Waaruit bestaat de behandeling van mensen die stollingsfactor VIII of IX missen? Nabespreking In overleg met de studenten wordt bepaald welke opdrachten nabesproken worden. Bij de nabespreking is het belangrijk dat de studenten kunnen aangeven hoe ze tot een antwoord gekomen zijn. Het onderwerp allergie wordt door de docent toegelicht m.b.v. afbeeldingen van patiënten met huidaandoeningen veroorzaakt door allergie. Leermiddelen Allergie • Jüngen, IJ. & Zaagman-van Buuren, M. (2006). Pathologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. ISBN 9031345733 - Hoofdstuk 4 Afweer van het menselijk lichaam en immunopathologie - Reacties op soortvreemde antigenen 4.3.1.1 Overgevoeligheidsreacties van het onmiddellijke type 4.3.1.3 Cellulaire reacties Bijlage: Pathologie allergie Preoperatief vragenformulier Hemorragische diathese De Jong, J.T.E., Jüngen, IJ.D. & Zaagman-van Buuren, M.J. (2007). Interne geneeskunde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. ISBN 9031349658 Hoofdstuk 4 Bloed - 4.5 Afwijkingen in de bloedplaatjes - 4.5.1 Symptomatische trombocytopenie - 4.5.2 Idiopathische trombocytopenie - 4.5.3 Trombocytopathie - 4.6 Afwijkingen in de stollingseiwitten - Hemofilie A en B en de ziekte van Von Willebrand - Bijlage: - Preoperatief vragenformulier 107 Pathologie - Positioneren van de patiënt Voor dit onderwerp geldt dat er afstemming is tussen de vakken pathologie, anatomie en AZT. Controleer de studieactiviteiten en de SBU van de vakken welke betrokken zijn bij het onderwerp “positioneren van de patiënt”. Docent SBU : Sander Grouls : 180 min nabespreking, 120 min voorbereiding Toetsing Pathologie wordt getoetst in het examen pathologie van module 1. Het examen bestaat uit gesloten vragen. Casus Dhr. De Vries Nadat Dhr. De Vries, die komt voor een liesbreuk rechts, de time out procedure heeft doorlopen en zijn ruggenprik gehad heeft, dient Dhr. De Vries op de juiste wijze gepositioneerd te worden. Janneke is omloop en draagt samen met de rest van het team de verantwoordelijkheid voor een juiste positionering met de daarbij behorende hulpstukken. Erg belangrijk om te weten voor Janneke en het team is waar de operateur de incisie gaat zetten. Tot slot dienen alle leden van het operatieteam tevreden te zijn met de uiteindelijke positionering en dit kan nog wel eens voor problemen zorgen. Tijdens de operatie wordt de patiënte in Trendelenburg gelegd door de anesthesiemedewerker. Doelstellingen Pathologie De student kan uitleggen wanneer er gesproken wordt van een reumatische aandoening en kent de termen inflammatoire reumatische aandoening en degeneratieve reumatische aandoening. Tevens kan hij bij een drietal ziektebeelden, welke onder deze aandoeningen vallen, uitleg geven over de ontstaanswijze, de verschijnselen (incl. de gevolgen voor houding en beweging en voor de functie van andere orgaanstelsels), de diagnostiek en de therapie. Deze drie ziektebeelden zijn: reumatoïde artritis, artrosis deformans en osteoporose. Opdracht Maak m.b.v. de onder Leermiddelen aangegeven literatuur onderstaande opdrachten. Zet je bevindingen op papier. Individuele opdrachten 1. Dhr de Vries is bekend met artrose (artrosis deformans) en met reumatoïde artritis. 1.1. Wat wordt bedoeld met “is bekend met”? 1.2. Is reumatoïde artritis een degeneratieve of een inflammatoire aandoeningen van het bewegingsapparaat? En arthrosis deformans? 1.3. Bloedonderzoek kan helpen te bepalen of er sprake is van een degeneratieve of van een inflammatoire aandoening van het bewegingsapparaat. 1.3.1. Wat is de invloed van deze aandoeningen op de bloedbezinking (BSE)? 1.3.2. Wat is de invloed van deze aandoeningen op de C-reactieve proteïne (CRP)? 1.3.3. Wat is de invloed van deze aandoeningen op het hemoglobinegehalte (Hb)? 1.4. Noteer de termen die gebruikt worden voor de volgende aandoeningen van het bewegingsapparaat: 1.4.1. degeneratieve aandoening van: bot / gewrichten / wervels. 108 1.4.2. inflammatoire aandoening van: bot / gewrichten / pezen / peesschedes / slijmbeurzen / spieren / tussenwervelschijven / wervels / zenuwen. 1.4.3. pijn van: botten / gewrichten / spieren / zenuwen. 1.4.4. aandoeningen in zijn algemeenheid van: bot / gewrichten / pezen / spieren / tussenwervelschijven / zenuwen. 2. De term reuma wordt gebruikt voor aandoeningen die drie gemeenschappelijke verschijnselen hebben. Heeft dhr de Vries reuma, m.a.w. staan deze kenmerken beschreven in de casus? 3. Interview een familielid of bekende die een klacht / klachten heeft over het bewegingsapparaat, vraag naar onderstaande items en maak een verslagje hiervan van een ongeveer een half A4-tje. - leeftijd waarop de klachten ontstaan zijn - eerste klachten / verschijnselen - verloop van de klachten - consequenties voor houding en beweging - wat zelf gedaan om de klachten te verminderen - naam van de aandoening - soort aandoening (inflammatoir of degeneratief) - therapie - noodzakelijke aanpassing leefstijl 4. Vul onderstaand schema in. Reumatoïde arthritis Arthrosis deformans Osteoporose Soort aandoening (inflam. / degen.) Voorkeursleeftijd de aandoening van Risicofacoren (z.n. onderscheid primair en secundair) Weefsel dat primair is aangedaan (bindwfs, kraakbeen, bot) Gewrichten die m.n. zijn aangedaan, incl. gewrichtjes van de wervelkolom Delen van het bewegingsapparaat (anders dan gewrichten) die zijn aangedaan 109 Al of niet aantasting van andere (m.n. inwendige) organen Vóórkomen van algemene verschijnselen *) Klachten van bewegingsapparaat Grote lijn medicamenteuze therapeutische mogelijkheden Nut van synovectomie / gewrichtsvervangende operatie *) niet met het bewegingsapparaat samenhangende verschijnselen 5. Beantwoord onderstaande vragen. Deze vragen hebben betrekking op de casus. Dhr de Vries is 70 jaar en heeft 5 jaar geleden een kunstheup rechts gekregen vanwege arthrose, de laatste 2 jaar ook veel last van de linker heup. Daarnaast is bij hem ook 2 jaar geleden reumatoide arthritis vastgesteld in de handen en in de bovenste halswervels. De gewrichten waren gezwollen en pijnlijk en ze stonden ook in een andere stand. 5.1. Past het bij de gegevens uit het gemaakte schema dat er bij dhr de Vries sprake is van arthrose van heupen en knieën? 5.2. Past het bij de gegevens uit het gemaakte schema dat er bij dhr de Vries sprake is van aantasting van zowel gewrichtskapsel als bursae als ook peesscheden? 5.3. Zal dhr de Vries osteoporose hebben? Motiveer je antwoord. Nabespreking pathologie - Vragen die gerezen zijn n.a.v. de opdrachten worden besproken. - Met behulp van een power-point zal de stof worden toegelicht. Leermiddelen De Jong, J.T.E., Jüngen, IJ.D. & Zaagman-van Buuren, M.J. (2007). Interne geneeskunde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. ISBN 9031349658 - o Hoofdstuk 3 Reumatische ziekten 3.1 Inleiding 3.2 Reumatische aandoeningen algemeen (incl 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.3) 3.3 Inflammatoire aandoeningen 3.3.1 Reumatoïde artritis 3.5 Arthrosis deformans 3.9 Botaandoeningen 3.9.1 Osteoporose Bijlage: pathologie reumatische aandoeningen 110 ANATOMIE Anatomie Positioneren van de patiënt (week 1) Docent: SBU : Jeske Sesink : 90’ hoorcollege, 90’ werkcollege let op!: Voor dit onderdeel geldt dat er afstemming is tussen de vakken pathologie, anatomie en operatieve zorg en technieken. Casus Nadat Dhr. De Vries, die komt voor een liesbreuk rechts, de time-out procedure heeft doorlopen en zijn ruggenprik gehad heeft, dient Dhr. De Vries op de juiste wijze gepositioneerd te worden. Janneke is omloop en draagt samen met de rest van het team de verantwoordelijkheid voor een juiste positionering met de daarbij behorende hulpstukken. Erg belangrijk om te weten voor Janneke en het team is waar de operateur de incisie gaat zetten. Tot slot dienen alle leden van het operatieteam tevreden te zijn met de uiteindelijke positionering en dit kan nog wel eens voor problemen zorgen. Doelstelingen De student is in staat: 1. alle dynamische richtingaanduidingen aan te geven en het vlak te benoemen waarin elke beweging plaatsvindt. 2. de ligging van verschillende organen en structuren in het lichaam aan te geven met behulp van statische richtingaanduidingen. 3. de algemene bouw en functie van beenweefsel duidelijk uit te leggen en ook de specifieke bouw van de drie soorten botten waaruit het skelet bestaat. 4. aan te geven hoe botten met elkaar verbonden zijn. 5. de relatie tussen de bouw van een gewricht en zijn bewegingsmogelijkheden aan te geven. 6. het verloop van de botontwikkeling aan te geven. 7. drie typen spierweefsel te onderscheiden en van elk type de bouw en functie weer te geven. 8. de bouw, functie en ligging van slijmbeurzen en peesscheden weer te geven. Opdracht In Thema 1 is onderstaande opdracht aan de orde geweest. Zorg dat je alle kennis uit BVP weer paraat hebt. Lees bovenstaande casus opnieuw en noteer de antwoorden op onderstaande opdrachten. Maak bij de beantwoording van de opdrachten gebruik van je anatomie boeken en je aantekeningen uit BVP. 1. Bestudeer uit hoofdstuk 4 Topografie de inleiding t/m paragraaf 4.4 Richtingsaanduidingen. Maak een overzicht van alle lichaamsvlakken en doorsneden, de plaatsaanduidingen en de richtingsaanduidingen. Lees uit hoofdstuk 14 Motorisch stelsel de inleiding t/m paragraaf 14.3.2 Bestudeer vervolgens de opbouw van botten (paragraaf 3.2.3 en 14.1.1). Beantwoord daarna de volgende vragen. 2. Geef aan uit welke onderdelen botweefsel is opgebouwd. 3. Teken compact beenweefsel en benoem de onderdelen (zie tevens Sesam1 blz. 14-15). 4. Beschrijf het proces van botafbraak en botopbouw (paragraaf 14.1.2 en Sesam 1). 5. Teken de verschillende ontwikkelingsstadia van een pijpbeen; geef hierbij zowel lengteals ook diktegroei aan (zie tevens 16.4.9). 6. Beschrijf het ontstaan, de ligging en de functie van fontanellen (zie tevens 16.4.9). 111 7. Bestudeer de indeling van botten, paragraaf 14.1.3. Beantwoord vervolgens onderstaande vragen. Bestudeer paragraaf 14.2 Botverbindingen 8. Welke drie botverbindingen bestaan er? Vergelijk de verschillende soorten botverbindingen met elkaar wat stevigheid en beweeglijkheid betreft. 9. Welke typen gewrichten komen in het lichaam voor? Geef de kenmerken van de verschillende soorten gewrichten en noteer een aantal voorbeelden. (Gebruik tevens Sesam 1) 10. Beschrijf de algemene bouw van een gewricht. (Gebruik tevens Sesam 1) 11. In sommige gewrichten komt een discus articularis voor. a. Wat is een discus articularis? b. Uit welk weefsel is die opgebouwd? c. Beschrijf verschillende functies van een discus. Bestudeer de literatuur m.b.t. bursae en peesscheden. 12. Wat zijn bursae en wat zijn peesscheden? Noteer verschillen en overeenkomsten tussen deze twee structuren (gebruik tevens Sesam1). 13. Zoek m.b.v. de aangegeven literatuur enkele plaatsen op in armen en benen waar bursae en peesscheden voorkomen en geef aan waarom ze juist op die plaatsen voorkomen. Noteer je bevindingen. Lees de inleiding 14.6 en paragraaf 14.6.1 algemene bouw en functie van skeletspieren (blz. 372 t/m 379) 14. Teken een skeletspier en benoem alle onderdelen. 15. Wat is de de origo van een spier. Wat is de insertie van een spier? 16. Geef het verschil in bouw en functie aan tussen spierweefsel en peesweefsel. Ga tot slot na of alle doelstellingen bereikt zijn. Noteer eventuele vragen die je tijdens de les wil bespreken. Nabespreking Eventuele vragen naar aanleiding van de doelstellingen en opdrachten zullen tijdens de les op interactieve wijze worden nabesproken. Toetsing De theorie van dit onderwerp wordt getoetst in het anatomie examen van Module 1. Dit tentamen bestaat uit juist/onjuist vragen. Het eindresultaat moet minimaal 5,5 zijn. Leermiddelen - Platzer, W. (2012). Atlas van de Anatomie Bewegingsapparaat. Deel 1. (22e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006951981 - Grégoire L., van Straaten-Huygen A. & Trompert R. (2014) Anatomie en Fysiologie van de mens. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff, (4e druk). ISBN 9789006925630 - Netter, F.H. (2014). Atlas of Human Anatomy. (6e druk). Philadelphia, USA: Saunders. ISBN 9781455704187 112 Anatomie van de Elleboog en Pols/Hand (week 2) Docent: SBU : Jeske Sesink : 90’ hoorcollege, 90’ werkcollege Casus: Tenniselleboog Iris, een blond meisje van 20, heeft al ongeveer twee weken pijn aan de buitenzijde van haar elleboog, soms uitstralend naar de onderarm en de pols. De pijnklachten treden op als ze bijvoorbeeld iets met haar hand wil oppakken. Ook als ze op de buitenzijde van de elleboog drukt, doet het daar ter plaatse pijn. De huisarts heeft een tenniselleboog geconstateerd. Maar Iris heeft de laatste maanden helemaal niet meer getennist. Hoe kun je dan toch een tenniselleboog krijgen? De huisarts heeft haar toen uitgelegd dat het ontstaan van een tenniselleboog niet door tennissen veroorzaakt hoeft te zijn. Op de een of andere manier zijn de strekspieren van de pols en de hand overmatig of verkeerd belast geraakt. Daardoor ontstaat een irritatie bij de aanhechting van de spieren aan de buitenzijde van de elleboog. Het is een hinderlijke aandoening, waar je soms maandenlang flink last van kunt hebben. Meestal gaat deze aandoening vanzelf weer over. Casus: Polsfractuur Op weg naar school zijn mevrouw Botje en haar zoontje Berend met de fiets gevallen. Omdat kleine Botje het bleef uitschreeuwen van de pijn in zijn polsje, heeft de huisarts hen doorgestuurd naar het ziekenhuis om een röntgenfoto te laten maken. Daar wordt hen verteld dat een polsbreuk een veel voorkomende botbreuk is bij kinderen. Bij een polsbreuk kunnen één of meerdere botten van het polsgewricht gebroken zijn. Soms betreft het alleen maar een scheurtje in het bot. Behalve botletsel is er vaak ook letsel van de zogeheten weke delen, zoals pezen, spieren en eventueel vaten en zenuwen. Bij Berend Botje is er sprake van een scheurtje in de radius. Doelstellingen Elleboog en Pols/Hand Na bestudering van dit onderdeel heeft de student voldoende kennis van en inzicht in: 1) de botten en hun onderdelen die de bovenarm en onderarm vormen met hun medische namen 2) de botten die de handwortel vormen 3) het aantal en het soort botten die de middenhand vormen 4) het aantal en het soort botten die de vingers vormen 5) het ellebooggewricht a. De botten die het gewricht vormen b. Het type gewricht (2x!!!!!) c. De beweeglijkheid van het gewricht d. De stevigheid van het gewricht e. Belangrijke spieren in dit gebied: buigers en strekker van de bovenarm 6) Het polsgewricht a. De botten die het gewricht vormen b. Het type gewricht c. De beweeglijkheid van het gewricht d. De stevigheid van het gewricht e. Belangrijke spieren voor dit gewricht: - de hand- en vingerbuigers - de hand- en vingerstrekkers f. Het retinaculum 7) De handgewrichten 8) De vingergewrichten 9) De ligging van de peesscheden 113 10) De ligging en de medische naam van de grote arteriën en venen; de ligging en de medische naam van 2 oppervlakkige venen 11) De belangrijkste zenuwen Opdrachten Lees de genoemde praktijkschets en noteer de antwoorden op de onderstaande opdrachten. Maak bij het beantwoorden van de opdrachten gebruik van de onder leermiddelen genoemde literatuur. De bij de opdrachten vermelde paginaverwijzingen hebben betrekking op het anatomieboek van Grégoire. 1. Iris heeft al twee weken pijn aan de buitenkant van haar elleboog. In de elleboog bevindt zich een gewricht met ligamenten. Zoek het ellebooggewricht op in Sesam deel 1 en Grégoire. a. Noteer de medische namen van de botten die het ellebooggewricht vormen. (paragraaf 14.5.2 inclusief fig.14.18). Zoek de volgende onderdelen van de betreffende botten (gebruik sesam of Netter atlas) op: Caput humeri, collum anatomicum, collum chirurgicum, tuberculum majus, tuberculum minor, epicondylus medialis, epicondylus lateralis, trochlea humeri en capitulum humeri. Caput radii, fovea articularis en circumferentia articularis radii. Olecranon, incisura trochlearis en incisura radialis. b. Wat zijn dit voor een soort botten? c. Waardoor zijn in dit gewricht membrana synovialis en membrana fibrosa van elkaar gescheiden? (Sesam1 blz.121) d. Wat is het ellebooggewricht voor een type gewricht? e. Noteer de onderdelen van het ellebooggewricht. Welke drie aparte gewrichten zijn hier aanwezig? Vermeld exact welke delen met elkaar articuleren. (zie ook Sesam1 blz.120) f. Waar ligt membrana interossea? (zie ook Sesam1 blz.123) g. Welke beweging heet pronatie en welke supinatie? Hoe liggen bij pronatie radius en ulna ten opzichte van elkaar? Hoe liggen bij supinatie de radius en ulna ten opzichte van elkaar? h. Noteer de namen van de overige bewegingen die je in het ellebooggewricht kunt maken. i. Aan de zijkanten wordt dit gewricht door twee ligamenten versterkt. Noteer de medische naam van elk van deze ligamenten en geef van beide de origo. (Sesam1 blz.121) j. Beweging in het ellebooggewricht is alleen mogelijk met behulp van spieren. Noteer de oorsprong en insertie van hieronder genoemde spieren. Gebruik hiervoor paragraaf 14.6.4 en Sesam deel 1 blz 155 – 157. Welke bewegingen kun je met deze twee spieren maken? i. de musculus (m.) biceps brachii ii. de m. triceps brachii 2. Berend Botje had door de val met de fiets een polsbreuk opgelopen. Bij het polsgewricht hoort ook de handwortel. (paragraaf 14.5.2 en Sesam1 vanaf blz.124) a. Wat is de medische naam van de handwortel? b. Uit hoeveel botten bestaat de handwortel? c. Geef van al deze botten de medische benaming. d. Uit welk type bot bestaat de handwortel? e. Bij Berend was radius gebroken. Vormt dit bot een onderdeel van het polsgewricht? (Sesam1 blz.130) Noteer alle botten die het polsgewricht vormen. 114 3. De middenhand is het volgende onderdeel van de hand. (paragraaf 14.5.2 en Sesam 1 blz.129) a. Noteer de medische naam van de middenhand. b. Uit hoeveel botten en uit welk type bot bestaat de middenhand? c. Noteer het type gewricht dat ligt tussen de middenhand en de vingers. (Sesam 1 blz.134) d. Geef duidelijk aan waar het zadelgewricht ligt. (paragraaf 14.2.3 en 14.5.2) Wat is het belang van het zadelgewricht? 4. De hand bevat 5 digiti (vingers). a. Uit welke onderdelen (medische en Nederlandse naam) bestaat elke vinger? (Sesam1 blz.128) b. Wat zijn dat voor een soort botten? c. Tot welk type gewricht behoren de vingergewrichten? 5. De tenniselleboog bij Iris is waarschijnlijk veroorzaakt door overbelasting van de strekspieren van de pols en de hand. Met behulp van spieren kunnen de hand en de vingers bewogen worden. Geef van de hieronder genoemde spieren heel globaal origo en insertie aan en geef aan of de genoemde spier tot de ventrale of dorsale onderarmspieren behoort (Sesam 1 vanaf blz.158). Noteer tevens welke beweging de genoemde spier mogelijk maakt (Sesam 1 blz.173). Zorg dat je weet waar deze spieren zich in de arm bevinden. a. musculus (m.) flexor carpi ulnaris b. m. flexor carpi radialis c. m. flexor digitorum superficialis d. m. flexor pollicis longus e. m. extensor carpi ulnaris f. m. extensor carpi radialis g. m. extensor digitorum superficialis h. m. extensor pollicis longus 6. Op blz. 390 in fig. 14.38 en op blz. 391 wordt gesproken over een retinaculum. a. Geef aan uit welk weefsel deze structuur is opgebouwd. b. Beschrijf de functie van een retinaculum. 7. In het pols en handgebied tref je ook peesscheden aan (blz.377 en Sesam1 blz.183). a. Wat zijn peesscheden? b. Geef de ligging van deze peesscheden in het pols- en handgebied aan. Verklaar deze ligging. 8. Bij een polsbreuk kunnen ook vaten en zenuwen zijn beschadigd. In paragraaf 6.4.2 en in Sesam 1 op blz.387 tekening B en op blz.389 tekening A zijn de grote arteriën en venen van de onderarm getekend. Ook zijn in de tekeningen in Sesam de 3 belangrijke zenuwen van dit gebied aangegeven. a. Noteer de medische namen van deze diep liggende vaten. b. Geef met behulp van figuur 6.18a+b het verloop van deze vaten aan in de hand en vingers. c. Noteer de medische namen en de ligging van de 3 grote zenuwen in de onderarm. d. Geef met behulp van figuur 6.19 op blz.116 en tekening A op blz.387 in Sesam1 de ligging aan van de vena cephalica en de vena basilica. e. Zijn dit diepliggende of oppervlakkige venen? Nabespreking Eventuele vragen naar aanleiding van de doelstellingen en opdrachten zullen tijdens de les op interactieve wijze worden nabesproken. 115 Toetsing De theorie van dit onderwerp wordt getoetst in het anatomie examen van Module 1. Dit tentamen bestaat uit juist/onjuist vragen. Het eindresultaat moet minimaal 5,5 zijn. Leermiddelen - Platzer, W. (2012). Atlas van de Anatomie Bewegingsapparaat. Deel 1. (22e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006951981 - Fritsch H. & Kuhnel W. (2012) Atlas van de Anatomie Inwendige organen. Deel 2. (18e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006952322 - Kahle, W. (2012). Atlas van de Anatomie Zenuwstelsel en zintuigen. Deel 3. (19e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006952339 - Grégoire, L. Straaten-Huygen van, A. & Trompert, R. (2014) Anatomie en Fysiologie van de mens. (4e druk). Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. ISBN 9789006925630 - Netter, F.H. (2014). Atlas of Human Anatomy. (6e druk). Philadelphia, USA: Saunders. ISBN 9781455704187 116 Anatomie van de knie (week 3) Docent: SBU : Jeske Sesink : 90’ hoorcollege, 90’ werkcollege Casus artroscopie van de knie Carin loopt stage op OK orthopedie en gaat samen met haar begeleidster de OK bedrijfsklaar maken voor een diagnostische artroscopie. De ingreep zelf is niet zo groot, maar Carin weet dat er wel het een en ander aan apparatuur nodig is. O.a. de videotoren, bloedleegteapparaat en de stress-steun. De patiënt is een fervent voetballer van 25 jaar, die sinds enige tijd blokkade klachten in zijn knie heeft. De orthopeed denkt dat hij waarschijnlijk last heeft van een corpus liberum. Carin en de begeleidster gaan naar de opdekruimte, zodat de patiënt rustig onder narcose gebracht kan worden. Qua instrumentarium is er niet veel nodig, alleen de artroscopieset. Daarbij geeft Carin haar begeleidster nog een steriel spoelsysteem, een mesje 11 en een pakje gazen. Het linker been van de voetballer wordt afgedekt met een extremiteiten laken. Dit dekt alles in één keer af. Als de patiënt onder narcose is, helpt Carin de orthopeed om de patiënt in de juiste positionering te brengen. Daarbij moet dan ook nog bloedleegte aangelegd worden en de stress-steun. Als de patiënt gedesinfecteerd en afgedekt is, legt de begeleidster van Carin het lichtsnoer en de spoelslang uit en helpt Carin mee om de videocamera steriel in te pakken. Nadat het optiek, het spoelsysteem en de palpateur ingebracht zijn, ziet Carin op het beeld de helder witte menisci verschijnen. Ze vindt dat de binnenkant van de knie op een prachtige grot lijkt. Gelukkig legt de orthopeed uit wat er allemaal te zien is. Dan is ook meteen het probleem duidelijk. Er is een stukje van het kraakbeen afgebroken dat rondzweeft in de knie. Carin hoopt maar dat de chirurg het stukje te pakken krijgt. Met behulp van een blakesly tang wordt uiteindelijk het afgebroken stukje vastgepakt en buiten de knie gebracht. Carin verbaast zich erover dat een dergelijk klein stukje zoveel ellende kan veroorzaken. De orthopeed haalt de instrumenten uit de knie, laat het vocht weglopen en plakt de kleine wondjes met lijm dicht en de knie van de voetballer krijgt een drukverband. Doelstellingen Na bestudering van dit onderdeel heeft de student voldoende kennis van en inzicht in: 1) de botten die het bovenbeen en onderbeen vormen 2) het kniegewricht: a. de onderdelen van het gewricht b. het type gewricht c. het aantal, de vorm, de ligging en de functie van de menisci en het weefsel waaruit ze zijn opgebouwd d. de ligging en functie van de kruisbanden en collaterale banden e. de ligging, functie en namen van enkele bursae f. de insertie van de musculus quadriceps femoris en de betekenis van deze spier voor het kniegewricht g. de bloedvoorziening en de veneuze afvoer van het kniegewricht 117 Opdrachten Lees de genoemde praktijkschets en noteer de antwoorden op de onderstaande opdrachten. Maak bij het beantwoorden van de opdrachten gebruik van de onder leermiddelen genoemde literatuur. De bij de opdrachten vermelde paginaverwijzingen hebben betrekking op het anatomieboek van Grégoire. 1. De patiënt, waarbij een diagnostische artroscopie zal worden uitgevoerd, heeft sinds enige tijd blokkade klachten in zijn knie. Het kniegewricht is een belangrijk gewricht in het menselijk lichaam. Bij de vorming van dit gewricht zijn het bovenbeen en het onderbeen betrokken. Gebruik paragraaf 14.5.4 en Sesam 1 bij deze opdracht. a. Noteer de medische namen van de botten van het bovenbeen en het onderbeen. (Sesam 1 blz.192 en 202) b. Hoe staan deze botten ten opzichte van elkaar? Hoe staan deze botten ten opzichte van elkaar bij mensen met x-benen en o-benen? c. Noteer alle botten en botdelen die het kniegewricht vormen (Sesam 1 blz.206). d. Tot welk type gewricht behoort het kniegewricht? 2. Op een bepaald moment ziet Carin tijdens de ingreep de helder witte menisci. a. Hoeveel menisci heeft een persoon? (paragraaf 14.5.4 en Sesam 1 blz.208) b. Uit welk weefsel bestaat een meniscus? c. Beschrijf de ligging, de vorm en de functie van deze structuur. d. Wat is het verschil tussen de mediale en de laterale meniscus? e. In een knie komt het ligamentum transversum genus voor. Geef de relatie aan van dit ligament met de menisci. f. Bij plotselinge sterke exorotatie van het onderbeen loop je de kans een meniscus te beschadigen. Beschrijf welke meniscus het meest kwetsbaar is en waarom. 3. In en rondom het kniegewricht komen meerdere ligamenten voor. Geef van de hieronder genoemde ligamenten aan: - de origo en insertie - de ligging ten opzichte van het kapsel (intra- of extracapsulair) - de ligging ten opzichte van het gewricht (intra- of extra-articulair) a. Het ligamentum patellae (Sesam 1 blz.206) b. Het ligamentum collaterale tibiale (Sesam 1 blz.206, 207, 209 en 213) c. Het ligamentum collaterale fibulare (Sesam 1 blz.206, 207, 209 en 213) d. Het ligamentum cruciatum anterius (Sesam 1 blz.208 en 209) e. Het ligamentum cruciatum posterius 4. Het kapsel van een gewricht bestaat uit twee lagen. Dit is ook het geval bij het kniegewricht. a. Noteer de medische namen van de verschillende lagen en geef aan hoe ze ten opzichte van elkaar liggen. b. Deze twee lagen zijn in het kniegewricht plaatselijk van elkaar gescheiden. Waardoor? (Sesam 1 blz.210) 5. In het kniegewricht vind je talrijke bursae, waarvan sommige wel en andere niet met de gewrichtsholte communiceren. (Sesam 1 blz. 210) Beschrijf van onderstaande bursae kort de ligging. Geef aan of ze wel of niet communicerend met de gewrichtsholte zijn. Beschrijf de functie van deze structuren. (paragraaf 14.2.3) a. Bursa suprapatellaris b. Bursa infrapatellaris 118 6. Zoek de musculus quadriceps femoris op in je anatomieboeken a. Noteer de ligging van deze spier. (paragraaf 14.6.4 en Sesam 1 blz. 248) b. Geef de insertie aan. c. Maakt deze spier extensie of flexie van het kniegewricht mogelijk? 7. In de knieholte tref je bloedvaten aan. a. Noteer de naam van de arterie. (Sesam 2 blz. 60 t/m 65) b. Beschrijf de weg die een erytrocyt moet afleggen vanaf de aorta abdominalis tot in het kniegewricht. c. Noteer de namen van de venen vanaf het kniegewricht tot aan het hart. (Sesam 2 blz. 76 en 77) Nabespreking Eventuele vragen naar aanleiding van de doelstellingen en opdrachten zullen tijdens de les op interactieve wijze worden nabesproken. Toetsing De theorie van dit onderwerp wordt getoetst in het anatomie examen van Module 1. Dit tentamen bestaat uit juist/onjuist vragen. Het eindresultaat moet minimaal 5,5 zijn. Leermiddelen - Platzer, W. (2012). Atlas van de Anatomie Bewegingsapparaat. Deel 1. (22e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006951981 - Fritsch H. & Kuhnel W. (2012) Atlas van de Anatomie Inwendige organen. Deel 2. (18e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006952322 - Kahle, W. (2012). Atlas van de Anatomie Zenuwstelsel en zintuigen. Deel 3. (19e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006952339 - Grégoire, L. Straaten-Huygen van, A. & Trompert, R. (2014) Anatomie en Fysiologie van de mens. (4e druk). Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. ISBN 9789006925630 - Netter, F.H. (2014). Atlas of Human Anatomy. (6e druk). Philadelphia, USA: Saunders. ISBN 9781455704187 119 Anatomie van de Buikwand, het Lieskanaal en de Appendix (week 4 en 5) Docent: SBU : Jeske Sesink : 2 x 90’ hoorcollege, 2 x 90’ werkcollege Noot : in week 6 is er extra lestijd gepland voor vragen. Casus Jan is een week terug van school (Module 1) en loopt stage op algemene chirurgie. Hij staat op OK 5 als hij door Jaap geroepen wordt om naar OK 4 te komen. Er komt een een jongen van 11 jaar, Sander, met een appendicitis acuta en Jaap gaat deze operatie instrumenteren. Hij vraagt of Jan wil assisteren. Hij heeft namelijk een week geleden voor het eerst steriel gestaan. Dat was ook bij Jaap en deze chirurg. Hij had toevallig de avond ervoor het OZT boek algemene chirurgie doorgebladerd en het hoofdstuk over appendectomie doorgelezen. Hij kan nu meteen alle instrumenten zien en tegelijkertijd de operatie goed volgen. Voordat hij begint zal hij nog even het operatieverslag van deze operatie doorlezen. Jaap heeft samen met de omloop de operatiekamer bedrijfsklaar gemaakt. Naast een chirurgische basisset, heeft hij ook een klein maagdarm set, afdekmateriaal en een potje voor histologie klaargezet. De appendectomie zal niet laparoscopisch verricht worden, omdat de voorkeur van de chirurg bij deze patiënt uitgaat naar een laparotomie. Als Sander binnengebracht wordt, ziet Jan dat hij erg ziek is. Hij heeft een kartonnen nierbekkentje bij zich en Jan ziet dat hij rode blossen op zijn wangen heeft. Hij wordt snel in slaap gebracht door het team van de anesthesie, zodat het chirurgisch team het operatiegebied kan desinfecteren en afdekken. Jan ontdekt een klein litteken in de rechter lies van Sander. In het dossier heeft hij gelezen dat Sander op 1 jarige leeftijd geopereerd is aan een ingeklemde liesbreuk. Via een wisselsnede ter hoogte van het punt van Mc Burney komt de chirurg op het peritoneum. Dit wordt ingeknipt. De vensterhaken volgens Middeldorpf worden ingezet zodat de chirurg overzicht in de buik heeft en hij beter de darmen kan benaderen. Het caecum wordt opgezocht en kleine vaatjes in het mesenterium worden onderbonden met 3/0 oplosbare hechtingen. Als de appendix, die flink ontstoken is, vrij ligt, wordt er een stompe kocher op de basis van de appendix geplaatst en onder deze klem wordt een tabakszaknaad gelegd. Daarna wordt de appendix onder de kocher doorgesneden en de ligatuur van de tabakszaknaad wordt aangetrokken en geknoopt. Hier overheen legt de chirurg nog een extra doorsteking. Jan ziet dat het de hoogste tijd werd dat de ontstoken appendix verwijderd werd, een zeer gezwollen en pusrijke appendix. De chirurg kijkt nog even naar het laatste deel van de dunne darm of er eventueel nog een ontstoken Meckel-divertikel aanwezig is. Dit blijkt niet het geval te zijn. De wondhaken gaan eruit en de wond wordt gesloten en Jan plakt er een steriele papieren pleister op. Jan ruimt samen met Jaap en de omloop de vuile spullen op en gaat daarna weer terug naar OK5. Doelstellingen Buikwand en Lieskanaal Na bestudering van dit onderdeel heeft de student voldoende kennis van en inzicht in: 1) de bouw van de buikwand 2) de ligging, het verloop en de medische namen van de buikwandspieren 3) de functie van de buikspieren 4) de bewegingsmogelijkheden van de romp m.b.v. de buikspieren 5) de bouw en ligging van de rectusschede 6) de bloedvaten in de buikwand 7) de bouw van het lieskanaal 120 Doelstellingen Appendix Na bestudering van dit onderdeel heeft de student voldoende kennis van en inzicht in: 1) de bouw en ligging van colon caecalis of wel caecum 2) de appendix vermiformis: a. de ligging b. de bouw c. de functie Opdrachten Lees de genoemde praktijkschets en noteer de antwoorden op onderstaande opdrachten. Maak bij het beantwoorden van de opdrachten gebruik van de onder leermiddelen genoemde literatuur. De bij de opdrachten vermelde paginaverwijzingen hebben betrekking op het anatomieboek van Grégoire. 1. Bij de patiënt, Sander, wordt een incisie in de buikwand geplaatst ter hoogte van het punt van McBurney. a. Beschrijf met behulp van de Netter atlas en Sesam 2 (blz. 202) de ligging van dit punt. b. De buikwand bestaat onder andere uit vier grote spieren. (blz.365 t/m 367 en Sesam 1 blz. 84 t/m blz. 89) Geef van ieder van deze vier buikspieren: i. De Nederlandse en de medische naam. ii. De vezelrichting. iii. De origo (oorsprong) en insertie (aanhechting). iv. De ligging van de verschillende spieren ten opzichte van elkaar. v. Noteer met behulp van Sesam 1 blz. 90 bij welke twee functies van het lichaam (uitgezonderd de bewegingsfunctie) deze buikspieren belangrijk zijn. vi. Beschrijf met behulp van Sesam 1 blz. 90 enkele bewegingsmogelijkheden van de romp met behulp van deze buikspieren. c. In relatie tot de oppervlakkige buikspieren worden de volgende termen genoemd: fascia thoracolumbalis (Sesam 1 blz. 78 en 79) crista iliaca (Sesam 1 blz. 86, 186 en 187) spina iliaca anterior superior en inferior ligamentum inguinale (liesband) ofwel ligament van Poupart. Noteer kort de ligging en betekenis van deze structuren. d. Er wordt in Sesam 1 op blz. 86 de musculus cremaster genoemd. Wat is de relatie van deze spier met de buikwandspieren? e. Waar ligt de rectusschede en waardoor wordt die gevormd? (blz.366 en Sesam 1 blz. 88 en 89) f. De linea arcuata i. Beschrijf kort de ligging van deze structuur. (Sesam 1 blz. 89) ii. Geef de relatie aan tussen de linea arcuata (Sesam 1 blz. 88) en de rectusschede. g. De linea alba i. Noteer de ligging van de linea alba. (blz.388 en Sesam1, blz. 88 en 89) ii. Geef de relatie aan tussen de linea alba, de rectusschede en de spieren van de buikwand. h. De buikwand bestaat niet alleen uit spieren, maar ook uit andere structuren. Noteer elke laag die de chirurg doorneemt tot aan het peritoneum, in de juiste volgorde van buiten naar binnen. (Sesam 1 blz.92) i. Welk onderdeel van het menselijk lichaam wordt zichtbaar als het peritoneum is ingeknipt? 121 j. In de voorste buikwand ligt de arteria epigastrica (Netter atlas en Sesam 2 blz.52). i. Noteer de namen van de vaten waar het bloed achtereenvolgens doorheen moet stromen vanaf de linker harthelft tot aan de arteria epigastrica superior. ii. In welk bloedvat mondt de a. epigastrica uit? iii. Deze arterie wordt vergezeld door een vene. Noteer de naam van dit bloedvat. (Sesam 2 blz. 74) iv. Noteer de namen van de vaten die het veneuze bloed achtereenvolgens moet afleggen, voordat het in de rechter harthelft arriveert. 2. In de casus wordt vermeld dat er bij Sander in verband met een appendicitis acuta, een incisie geplaatst wordt ter hoogte van het punt van McBurney. Daarna worden de opeenvolgende structuren doorgenomen tot en met het peritoneum. Vervolgens wordt het caecum opgezocht. (paragraaf 7.2.7 en Sesam 2 blz. 202 t/m 205) a. Noteer de Nederlandse naam van het caecum. Geef aan waarom aan dit orgaan juist deze naam is gegeven. b. Beschrijf duidelijk de ligging van het caecum. c. Waarom is het zo belangrijk om bij deze ingreep het caecum op te zoeken? d. Noteer de verschillende lagen waaruit de wand van het caecum is opgebouwd en geef van elke laag aan uit welk type cellen deze is opgebouwd. 3. Aangezien de appendix ontstoken is, moet die worden verwijderd. a. Hoe luidt de volledige naam van de appendix en wat betekent die naam? b. Geef duidelijk de ligging van dit orgaan aan. c. Noteer de verschillende lagen waaruit de appendix is opgebouwd. d. Beschrijf de verschillen in bouw tussen de appendix en het caecum. e. Wat is de functie van de appendix? f. Zal het gemis van de appendix bij een patiënt problemen opleveren? Leg je antwoord uit. 4. Tijdens de operatie worden kleine vaatjes in het mesenterium onderbonden. Bestudeer paragraaf 4.6.3 Sereuze holten en vliezen en 7.4 Peritoneum. a. Wat is de functie van het mesenterium? Er bestaan twee onderdelen van het mesenterium. Geef van beide delen de naam, de locatie en de functie. b. De appendix wordt van bloed voorzien door de arteria appendicularis. Van welk groter bloedvat is dit vat een vertakking? (Sesam 2 blz.204) c. Noteer de naam van het vat dat zorgt voor de veneuze terugstroom. Uitspraak: “Het veneuze bloed stroomt via de lever terug naar het hart”. Ben je het met deze uitspraak eens of niet? Licht je antwoord toe. 5. De chirurg inspecteert tenslotte of er in het laatste stuk van de dunne darm eventueel een Meckel-divertikel aanwezig is. Leg m.b.v. Sesam 2 blz. 196 uit wat er verstaan wordt onder een Meckel-divertikel. 6. Het lieskanaal (canalis inguinalis) is een kanaal dat schuin door de buikwand heen loopt en in de liesstreek ligt. Jan heeft in het dossier gelezen, dat Sander al op jonge leeftijd in dit gebied is geopereerd. Noteer met behulp van blz.388 en 389 en Sesam 1 blz.96 en Sesam 2 blz.257 de antwoorden op de volgende opdrachten: a. Door welke structuur wordt de voorwand, de bodem, de achterwand en het dak van het lieskanaal gevormd. 122 b. Zoek de binnenste en de buitenste liespoort op in de anatomie atlas. Noteer de medische namen. c. Bij de man loopt door het lieskanaal de funiculus spermaticus (de zaadstreng). i. Noteer de structuren die de zaadstreng bevat. ii. Noteer de lagen die achtereenvolgens de zaadstreng omhullen. d. Noteer de structuren die bij de vrouw door het lieskanaal lopen. Nabespreking Eventuele vragen naar aanleiding van de doelstellingen en opdrachten zullen tijdens de les op interactieve wijze worden nabesproken. Toetsing De theorie van dit onderwerp wordt getoetst in het anatomie examen van Module 1. Dit tentamen bestaat uit juist/onjuist vragen. Het eindresultaat moet minimaal 5,5 zijn. Leermiddelen - Platzer, W. (2012). Atlas van de Anatomie Bewegingsapparaat. Deel 1. (22e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006951981 - Fritsch H. & Kuhnel W. (2012) Atlas van de Anatomie Inwendige organen. Deel 2. (18e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006952322 - Kahle, W. (2012). Atlas van de Anatomie Zenuwstelsel en zintuigen. Deel 3. (19e druk). Baarn: SESAM/HB uitgevers. ISBN 9789006952339 - Grégoire, L. Straaten-Huygen van, A. & Trompert, R. (2014) Anatomie en Fysiologie van de mens. (4e druk). Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. ISBN 9789006925630 - Netter, F.H. (2014). Atlas of Human Anatomy. (6e druk). Philadelphia, USA: Saunders. ISBN 9781455704187 123 Infectiepreventie Steriliteit, aanvulling op college van Jannie Smit Docent SBU Taakcompetentie : Diana Haverkate : 230’ : 1. Verlenen van operatieve zorg 4. Organiseren en beheren Casus Je komt voor het eerst op de OK en er wordt meteen verteld dat je afstand tot het operatieteam moet houden en dat je alles wat groen c.q. blauw is niet mag aanraken. Dit is steriel. Als ze je vragen om wat dichterbij te komen om ‘dat het nu heel interessant is wat er gebeurt’, vind je het heel erg eng. Als ik maar niets onsteriel maak’. Doelstellingen Na het college van Jannie Smit (JS), het bestuderen van de opgegeven literatuur en de aanvullende theorie tijdens het onderwijs door Diana Haverkate kan de student: 1. beschrijven hoe de steriliteit van een steriel medisch hulpmiddel (SMH) gecontroleerd wordt (JS) 2. beschrijven wanneer een SMH steriel is (JS) 3. vertellen welke verpakkingsmaterialen er zijn om SMH te verpakken (JS) 4. aangeven welke functies en eigenschappen verpakkingsmateriaal van SMH moet hebben (JS) 5. de verschillende soorten van steriliseren benoemen en kort omschrijven (JS) 6. aangeven aan welke eisen de route en opslag van SMH moet voldoen (JS) 7. de letterlijke definitie van het begrip “steriel” benoemen 8. de begrippen “aseptisch werken”, “steriel staan” in eigen woorden omschrijven 9. beschrijven wat het ‘steriele veld’ in de OK is 10. alle aspecten die te maken hebben met ‘werken met steriliteit’ op een operatiekamer weergeven en verklaren. Individuele opdracht (thuis maken voorafgaand aan het college) Het is de bedoeling dat je zelfstandig eerst de relevante literatuur bestudeert en de moeilijke begrippen opzoekt. 1. Denk aan de stage opdracht: “beschrijf de routing (in de eigen instelling) van instrumentarium dat moet worden gesteriliseerd. Bekijk in jouw werkgroep of dit voor elke instelling hetzelfde is.” Neem dit mee naar de les om te bespreken. 2. Leg in concrete bewoording uit wat steriliteit is. 3. Geef in het kort weer hoe jij op de OK ‘aseptisch kunt werken’. 4. Heb je in de praktijk aspecten gezien die ‘aseptisch werken’ belemmeren? Geef hiervan voorbeelden. (denk o.a. aan verstoring luchtbehandeling) 5. Het desinfectieproces van instrumentarium bevat enkele vaste aspecten. Welke aspecten zijn dat en leg deze uit. Waaraan moet dit proces voldoen om uiteindelijk een steriel instrument tijdens een operatie te kunnen gebruiken? (waaraan moet een instrument voldoen om goed gedesinfecteerd / gesteriliseerd te kunnen worden) Leermiddelen: Basisboek operatieve zorg en technieken; ISBN 978 90 368 1755 4; paragraaf 5.6 en 5.6.1 Youtube: https://www.youtube.com/watch?v=5Dki5jFlE8o 124 Bron: http://home.earthlink.net/~murphyl/surg.htm Bron: https://openi.nlm.nih.gov/detailedresult.php?img=PMC3016287_1754-9493-4-202&req=4 Bron: https://www.youtube.com/watch?v=5Dki5jFlE8o 125 Infectiepreventie: Specifieke micro-organismen (s.m.o.) Docent SBU Taakcompetentie : Diana Haverkate : 210’ : 1. Verlenen van operatieve zorg 4. Organiseren en beheren Casus Agnes is 28 jaar en zit in het eerste jaar van de opleiding tot operatieassistent. Daarvoor heeft ze een tijd als verpleegkundige gewerkt op de afdeling heelkunde in een perifeer ziekenhuis. Ze heeft indirect al te maken gehad met operaties, maar in de opleiding komt ze er daadwerkelijk zelf bij te staan. Vanuit de verpleegafdeling weet ze dat er een aantal specifieke micro-organismen (zoals MRSA en TBC) zijn, die isolatiemaatregelen nodig hebben. Als een patiënt met één van die s.m.o. voor een operatie komt, kent ze de maatregelen al en kan ze die verklaren. Doelstellingen: Na de individuele voorbereiding, het groepswerk en de nabespreking, is de student in staat: 1. om een aantal s.m.o. te benoemen 2. in eigen woorden weer te geven wat de s.m.o. kunnen veroorzaken, hoe ze zich verspreiden en wat het is 3. om de maatregelen zoals isolatie rondom s.m.o. te verklaren 4. om de maatregelen rondom s.m.o. uit te voeren 5. om aan te geven waarom een contactonderzoek soms nodig is Individuele opdracht thuis: Denk aan je stage opdracht (zie OnderwijsOnline): observeer een isolatie van een MRSA (verdachte) patiënt of een andere strikte isolatie op de verpleegafdeling of OKC (indien dit voorkomt) en beantwoord de volgende vragen : • Waar wordt de omkleedprocedure door de medewerker uitgevoerd? • Waar gaat het serviesgoed naar toe? • Hoe wordt het afval afgevoerd? Draagt men dan nog de beschermende kleding? • Kijk met name aan het einde van de werkzaamheden naar het uittrekken van de beschermende kleding (waar en hoe) en de desinfectie van de handen. Schrijf de volgorde en methodiek op zoals je die ziet en noteer jouw commentaar. Vind je dat het goed is of moet de volgorde anders? Besmetten ze bijvoorbeeld deurklinken? Dit moet mee naar de les en wordt daar besproken. Je hoeft tijdens de observatie niet in discussie te gaan. Het is de bedoeling dat je ter voorbereiding op het groepswerk de aangegeven leermiddelen goed doorleest. Zoek de moeilijke begrippen op. Zoek voorafgaand aan de les het antwoord op onderstaande 2 vragen: 1. Welke medewerkers in een ziekenhuis vallen in de eerste ring van contactonderzoek als blijkt dat een patiënt een POWI heeft door een hemolytische Streptokok groep A? 2. Krijgen personen systemisch antibiotica om van zijn/haar MRSA-dragerschap af te komen? Zo ja, wie dan? Zo nee, waarom niet? Wat vind jij ervan? Groepsopdracht in de les In de les worden de s.m.o. verdeeld over groepen van 3-5 personen. Iedere groep moet iets over een s.m.o. opzoeken via internet. Zorg dus per groep voor een laptop of tablet. Bespreek vervolgens onderstaande vragen per s.m.o.: 1. Wat is het (is het een ziekte en/of door welk soort mo)? 2. Welke isolatie hoort erbij? 3. Zijn er nog extra maatregelen tijdens operatie nodig? Zo ja, welke? 4. Is er een contactonderzoek onder patiënten of medewerkers nodig? 5. Zijn er risicogroepen bij patiënten? 6. Is behandeling/vaccinatie mogelijk? 126 Nabespreking: Tijdens de les wordt de groepsopdracht klassikaal besproken en de vragen van jullie worden beantwoord. Ook zullen er enkele voorbeelden getoond worden. Leermiddelen: Internetsites om de les voor te bereiden: • Artikel van M.M. van Rijen over preoperatieve behandeling van neusdragerschap Staphylococcus aureus.: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22916209 • https://www.ntvg.nl/artikelen/fecestransplantatie-wanneer-wel-en-wanneer-niet • http://www.rivm.nl/Onderwerpen/Ziekten_Aandoeningen • http://www.rivm.nl/Onderwerpen/W/Werkgroep_Infectie_Preventie_WIP/WIP_Richtlijne n/Ziekenhuizen_ZKH • WIP-richtlijnen o.a. o WIP richtlijn “MRSA” o WIP richtlijn “BRMO” o WIP richtlijn “Indicaties voor isolatie” o WIP richtlijn “Operatie geïsoleerde patiënten” Opm. Lees op de genoemde sites van RIVM en WIP met name de hoofdstukken door die de micro-organismen behandelen en waarin de maatregelen rondom een operatie staan beschreven. 127 Scheikunde Scheikunde module 1: algemeen en opfrissen begrippen Docent: SBU: Taakcompetentie: Diana Haverkate 210’ Verlenen van operatieve zorg Organiseren en beheren Voor module 1 wordt gebruik gemaakt van het boek dat onder leermiddelen staat. De lessen zijn opgebouwd rondom thema’s. Per blok van 2 uur wordt verwezen naar de hoofdstukken van het boek. Hoofdstuk 8, 9 en 13 worden niet behandeld, de rest wel. Toetsing. Na 10 lesuren volgt een diagnostische toets en na nog eens 10 lesuren het examen. De diagnostische toets en het examen bevatten elk 80 juist/onjuist vragen en maximaal 5 open vragen. Het cijfer van het examen moet tenminste een 5,5 zijn. In dit 1e en 2e blok wordt aandacht besteed aan herhaling van onderstaande basisbegrippen. Opdracht thuis: 1. Neem de pdf van de introles door. 2. Neem thuis onderstaande basiskennis door. Dit wordt verondersteld bekend te zijn bij aanvang 1e blok: • Begrippen atoom, molecuul, kern, protonen, neutronen, elektronen, ionen • Dubbelatomen: Br I N Cl H O F • Wat kun je uit het Periodiek systeem halen • Neem scheikundige voorbeelden uit de praktijk mee naar de les Zoek op wat je niet meer weet. Doelstellingen: De student 1. kent de fasen die bij scheikunde worden gebruikt: vast-vloeibaar-gas en de term ‘opgelost in water’ 2. kent de begrippen (an)ionen, mol, isotopen 3. kan werken met het periodiek systeem 4. kan op basis van positieve en negatieve ionen een molecuulformule (verhoudingsformule) schrijven 5. kan rekenen met de mol, molecuulmassa en grammen (is nodig voor SAZ) 6. kent de naamgeving van stoffen op basis van de molecuulformule 7. kan reactievergelijkingen kloppend maken: van reactieschema naar reactievergelijking Leermiddelen: • Drs. J.H. Vermaat en J.J.H. Weierink (2010): Basischemie voor studenten in het beroepsonderwijs, Dwingeloo, Kavanah; achtste herziene druk. ISBN 9789057401480; Hoofdstukken 1-2-3-5 Youtube: • Scheikundeleraar.nl • Robbert Dijkgraaf, ‘het allerkleinste’: https://www.youtube.com/watch?v=B696Y1vp93c • scheikundelessen 128 Scheikunde Module 1 – Ademhaling Docent: SBU: Datum: Taakcompetentie: Diana Haverkate 210’ Feb. 2019, 3e blok van 2 lesuren Verlenen van operatieve zorg Organiseren en beheren In dit 3e blok gaan we in op de stoffen die horen bij de ademhaling en de metingen ervan tijdens een operatieve ingreep. Daarvoor moeten we eerst een aantal begrippen behandelen. Doelstellingen: De student 1. kent de begrippen enkelvoudige en samengestelde ionen 2. kent het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde ionen 3. kent de termen a. oplosreactie, b. elektrolyt, c. polair 4. kan kloppende molecuulformules (met coëfficiënt en index) schrijven, zowel met enkelvoudige als samengestelde ionen 5. kent de (molecuulformules) van een aantal gassen: zuurstof, koolstofdioxide, lachgas, stikstof, stikstofmonoxide, stikstofdioxide, chloorgas 6. kent de begrippen oxide/hydroxide 7. kent de molecuulformules en de chemische werking van sodalime Leermiddelen: • Drs. J.H. Vermaat en J.J.H. Weierink (2010): Basischemie voor studenten in het beroepsonderwijs, Dwingeloo, Kavanah; achtste herziene druk. ISBN 9789057401480; Paragrafen 4.5 t/m 4.8 129 Scheikunde Module 1 – Bloedgasanalyse Docent: SBU: Datum: Taakcompetentie: Diana Haverkate 210’ Feb. 2019, 4e blok van 2 lesuren Verlenen van operatieve zorg Organiseren en beheren In dit 4e blok wordt het maagdarmkanaal behandeld met de daarbij behorende chemische begrippen. Tevens worden onderdelen van de bloedgasanalyse en een aantal lichaamsvloeistoffen besproken. Doelstellingen: De student 1. kent de begrippen verhoudingsformule, molecuulformule 2. kan op basis van ionen een kloppende molecuulformule maken 3. weet dat er oplosbare en onoplosbare zouten zijn. 4. kan kloppende reactievergelijkingen maken: oplosreactie, neerslagreactie, ionisatiereactie 5. kent een paar toepassingen van zouten in de praktijk 6. Kent de term kristalwater 7. kent het begrip elektrolyt in het menselijk lichaam, wat hun functie is 8. Kan een aantal elektrolyten benoemen 9. Leermiddelen: • Drs. J.H. Vermaat en J.J.H. Weierink (2010): Basischemie voor studenten in het beroepsonderwijs, Dwingeloo, Kavanah; achtste herziene druk. ISBN 9789057401480; Hoofdstukken 4, 6 en 7. Internet: http://www.scienceforlife.eu/tekst%20ph%20waarde%20van%20het%20bloed.htm http://www.zowerkthetlichaam.nl/411/regulatie-van-het-zuur-base-evenwicht/ http://www.elisabeth.nl/ik_ben_patient/vm_specialismen/zorgeenheden/radiologie/praktisch e/contrastmiddelen/ Gevolgen door verstoring van het evenwicht: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/inleidendeteksten/i/inl%20stoornissen%20van%2 0het%20zuur%20base%20evenwicht.asp 130 Scheikunde Module 1 – Het maagdarmkanaal en lichaamsvloeistoffen Docent: SBU: Datum: Diana Haverkate 210’ Feb. 2019, 5e blok van 2 lesuren In dit 5e blok wordt het maagdarmkanaal behandeld met de daarbij behorende chemische begrippen. Tevens wordt een aantal lichaamsvloeistoffen besproken. Doelstellingen: De student 10. kent de volgende begrippen, kan ze uitleggen en ermee werken: a. zuur-base-buffer, b. zuurgraad, c. pH, d. pH-neutraal e. sterke en zwakke zuren f. zuurconstante 11. kent drie sterke zuren 12. kent twee sterke basen 13. kan de buffers van het menselijk lichaam noemen en uitleggen 14. weet dat lichaamsvloeistoffen een bepaalde zuurgraad hebben en waarom 15. kan rekenen met concentraties [ H+] en [OH-] 16. kan pH en pOH uitrekenen Leermiddelen: • Drs. J.H. Vermaat en J.J.H. Weierink (2010): Basischemie voor studenten in het beroepsonderwijs, Dwingeloo, Kavanah; achtste herziene druk. ISBN 9789057401480; Hoofdstukken 4-6-7 • M. Hoeve en A. Kammeyer (2014): Medisch rekenen, Springer Media, vierde druk. ISBN 978 90 368 0579 7. Internet: http://www.scienceforlife.eu/tekst%20ph%20waarde%20van%20het%20bloed.htm http://www.zowerkthetlichaam.nl/411/regulatie-van-het-zuur-base-evenwicht/ Gevolgen door verstoring van het evenwicht: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/inleidendeteksten/i/inl%20stoornissen%20van%2 0het%20zuur%20base%20evenwicht.asp 131 Scheikunde Module 1 – Corrosie, oxidatie en desinfectie Docent: SBU: Datum: Taakcompetentie: Diana Haverkate 210’ Feb. 2019, 6e en 7e blok van 2 lesuren Verlenen van operatieve zorg Organiseren en beheren In deze blokken wordt de oxidatie van het instrumentarium en de verschillende soorten desinfectiemiddelen behandeld. Doelstellingen: De student 1. kan beschrijven wat oxideren inhoudt en kan dit als een reactievergelijking opschrijven. 2. kent de chemische symbolen van verschillende metalen. 3. kan in eigen woorden beschrijven hoe het komt dat roestvrijstaal toch kan gaan roesten. 4. weet dat chloorhoudende verbindingen slecht zijn voor roestvrijstaal. 5. kent de begrippen atoombinding, polaire en apolaire binding. 6. kan de zeepwerking in eigen woorden omschrijven. 7. kent de belangrijkste desinfectiemiddelen voor oppervlakken. 8. weet dat er verschillende chloorhoudende desinfectiemiddelen bestaan en dat ze een andere werking hebben. 9. kent het begrip oxidans/oxidator 10. kan een aantal legeringen benoemen en welke metalen samen een legering vormen die in het lichaam wordt gebruikt 11. heeft kennis genomen van de laatste ontwikkelingen op het gebied van desinfectiemiddelen. Leermiddelen: • Drs. J.H. Vermaat en J.J.H. Weierink (2010): Basischemie voor studenten in het beroepsonderwijs, Dwingeloo, Kavanah; achtste herziene druk. ISBN 9789057401480; Hoofdstukken/paragrafen 2.1, 3.5, 4.1, 4.2, 6.1, 6.2 Internet: • http://www.eu-re-ka.nl/pagina48.html • http://www.aljevragen.nl/sk/biochemie/BIO158.html • http://www.blogdrweigert.nl/putcorrosie-chirurgische-instrumenten/ 132 Scheikunde Module 1 – Introductie organische chemie Docent: SBU: Datum: Taakcompetentie: Diana Haverkate 210’ Feb/Mrt. 2019, 8e t/m 10e blok van 2 lesuren Verlenen van operatieve zorg Organiseren en beheren In blok 8 t/m 10 maakt de student kennis met de organische chemie. Doelstellingen: De student: 1. weet wat een koolwaterstof is. 2. weet wat de volgende termen inhouden: a. (on)verzadigde koolwaterstoffen (alkanen, alkenen, alkynen) b. Alkanol c. Alkaanzuren d. Ester e. Aminozuur f. Alkanon 3. kent alkanolen als desinfectiemiddel 4. kent de termen en het verschil tussen molecuulformule en structuurformule 5. kent de algemene molecuulformule en structuurformule van bovenstaande koolwaterstoffen. 6. kan op verschillende manieren de structuurformules van koolwaterstoffen schrijven en ‘lezen’. 7. De student kent de begrippen polyadditie en polymerisatie en kan hiervan een algemene reactievergelijking schrijven. 8. De student weet dat deze reactie is gebaseerd op de eigenschap van een dubbele binding. 9. De student kent het chemische verschil tussen oplosbare (bij alkanol en alkaanzuur) en onoplosbare (bij alkenen) hechtdraden. 10. 11. kent de volgende begrippen: a. Biomoleculen (sachariden, vetten, eiwitten) b. Mineralen c. Vitaminen 12. kent de namen en structuurformules van de monosachariden 13. kan de namen benoemen van de di- en polysachariden en wat hiervan de grondstof is. 14. kent de algemene molecuulformule van een ester. 15. kent de algemene reactievergelijking van het ontstaan van een vet: glycerol en 3 alkaanzuren geeft vet en water 16. kent de algemene structuur van een aminozuur en weet dat dit de bouwstof is voor eiwitten. Hij/zij kan een paar aminozuren benoemen. Leermiddelen: • Drs. J.H. Vermaat en J.J.H. Weierink (2010): Basischemie voor studenten in het beroepsonderwijs, Dwingeloo, Kavanah; achtste herziene druk. ISBN 9789057401480; Hoofdstukken 10,11 en 12 • www.basisvaardighedentoegepastescheikunde.noordhoff.nl 133 134 Ergonomie - Gezond werken op de OK Docent SBU Taakcompetentie : Naam docent volgt : Voorbereiding 50’, bijeenkomst en vaardigheidstraining 90’ : 1 verlenen van operatieve zorg Toetsing De lessen houding en tiltechniek worden beoordeeld op actieve participatie en proactieve houding van de student. De student houdt zich aan deze inspanningsverplichting. Algemeen: In deze praktijkles staat bewustwording van de mogelijkheden voor gezond werkgedrag centraal. Voorkomen is beter dan genezen is het motto van de bedrijfsfysiotherapeut. Wat zijn je mogelijkheden om fysieke klachten te voorkomen? Hoe maak je je werk lichter? Zijn de vragen die in deze praktijklessen centraal staan. Het ervaren van de verschillende mogelijkheden om je werk lichter te maken is de basis van waaruit we werken. Praktijkopdracht Let deze dagen bewust op verbeterpunten: Wat zijn belangrijke aandachtspunten als het gaat om preventie van fysieke overbelasting? In de les kiezen we een top vier van knelpunten die jullie in je werk tegen kunnen komen, waar we praktisch mee aan de slag gaan. Doelstelling De student kan: 1. een praktische vertaalslag maken van de praktijkrichtlijnen voor de bronnen van fysieke belasting die voorkomen tijdens de eigen werkzaamheden. Zoals (zie de praktijkrichtlijnen patiënt gebonden handelingen) o horizontale transfer, lig in bed lig op brandcard o statische belasting staan Alsook (zie de praktijkrichtlijn niet patiënt gebonden handelingen): - tillen en dragen 2. aangeven wat de bronaanpak is voor de meest voorkomende bronnen van fysieke belasting op de OK. 3. herstel belemmerende en herstel bevorderende factoren herkennen om er vervolgens in de praktijk effectief op te kunnen reageren. De student is zich bewust van: 1. de eigen regelmogelijkheden voor gezond werken 2. signalen van overbelasting en weet hier adequaat op te reageren. De student beheerst de vaardigheden voor: 1. Horizontale transfers, met aandachtspunten voor de eigen houding en gedrag. 2. omgaan met werkmaterialen, hulpmiddelen Leermiddelen - Knibbe, H. Meijsen, P. (2004) Een verkenning van nieuwe mogelijkheden voor ergonomische oplossingen op de operatiekamer. Arboconvenant Ziekenhuizen,Sectorfondsen Zorg en Welzijn. http://www.anderszorgen.nl/documenten/Technische%20oplossingenOK.pdf - Knibbe, H. Meijsen, P. , (2006) uitgave van de stichting arbedsmarkt en ziekenhuizen (Staz) het wat nekt je boekje. https://www.betermetarbo.nl/fileadmin/user_upload/Fysieke_belasting/wat_nekt_je.pdf 135 - Meijsen, P. Knibbe, H. (2008) Fysieke belasting bij patiënten transfers op de operatieafdeling. http://www.staz.nl/downloads/arbeidsomstandigheden/tillen_op_de_ok/Tillen_op_de_OK.p df - De praktijkrichtlijnen patiënt gebonden handelingen ziekenhuizen http://www.gezondenzeker.nl/images/dynamic/fysiek_belasting_Praktijkrichtlijnen/Praktijkri chtlijnen%20Ziekenhuizen%20patient.pdf 136 Bedrijfshulpverlening / Calamiteitenbeleid (BHV – CAL) Les Docent SBU : Les 1 BHV – CAL (CU) : Ricardo Soekhoe : Voorbereiding 90’, CU 135’ Toetsing 1. Bedrijfshulpverlening (BHV) en calamiteitenbeleid wordt beoordeeld op actieve participatie en proactieve houding van de student De student houdt zich aan deze inspanningsverplichting. Indien dit met een niet-voldaan beoordeeld wordt, neemt de student direct na deze beoordeling contact op met de docent voor een vervangende opdracht. Inleiding Op 28 september 2006 onderging een patiënt een kleine operatieve ingreep in een operatiekamer in het Twenteborgziekenhuis te Almelo. De patiënt was plaatselijk verdoofd en ten behoeve van het medisch handelen gefixeerd op de operatietafel. Tijdens de operatie is brand uitgebroken in de anesthesieapparatuur. De patiënt kon niet worden gered en is als gevolg van de brand overleden. De Raad beschouwt het voorval in het Twenteborgziekenhuis als een ingrijpende gebeurtenis, die in de samenleving veel vragen opgeroepen heeft. Het was daardoor voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid vanzelfsprekend om onderzoek uit te voeren. Het onderzoek is uiteindelijk toegespitst op de beantwoording van de volgende onderzoeksvragen: “Waarom is bij dit voorval de patiënt niet gered?” en “Hoe kon er brand uitbreken in de anesthesieapparatuur?” Bron Onderzoeksraad (2008) Brand in een operatiekamer Twenteborgziekenhuis, Almelo, 28 september 2006. Geraadpleegd op 20 november 2017 van https://www.onderzoeksraad.nl/uploads/items-docs/367/Rapport_Twenteborg.pdf Taakcompetentie(s) Binnen dit onderwerp wordt gewerkt aan de onderstaande taakcompetenties: TC 3. Samenwerken in professionele relaties TC 4. Organiseren en beheren TC 6. Eigen deskundigheid bevorderen TC 7. Bijdrage leveren aan het beroep Doelstellingen De student toont kennis van en inzicht in; 1. de omschrijving van de begrippen BHV en calamiteit, 2. de wet en regelgeving ten aanzien van BHV, 3. de implementatie en het toepassen van het beleid ten aanzien van BHV binnen de ziekenhuisorganisatie en het OKC, 4. het ontstaan van een calamiteit op het niveau van de ziekenhuisorganisatie en het OKC, 5. de rol, taken en verantwoordelijkheden van de ziekenhuismedewerker indien er sprake is van calamiteit op het niveau van de ziekenhuisorganisatie en het OKC, 6. wat een brand is en hoe een brand kan worden geblust, 7. hoe te handelen in geval van brand; alarmeren, branduitbreiding voorkomen en blussen. Individuele (voorbereidende) opdracht • Voor de onderwijsbijeenkomst; o Lees de inhoud van de documenten die vermeld staan onder leermiddelen oriënterend door. o Raadpleeg ook het BHV- en calamiteitenbeleid van het ziekenhuis waar je werkzaam bent. • Formuleer tenminste twee leervragen. • Neem de leervragen mee naar de onderwijsbijeenkomst en leg deze voor aan de docent 137 Leermiddelen - Internet; o https://www.ifv.nl/kennisplein/Documents/201005-ibmz-bestuursmethodiekbrandveiligheid-voor-jeugdzorg-en-zorginstellingen.pdf 138 Kwaliteit van zorg – Systeemdenken en Veiligheidscultuur Docent SBU Taakcompetentie : Dhr. Clark Nowack, Gezondheidszorgtechnologie Clark.nowack@han.nl : Zelfstudie 30’, CU 90’ : 1. Verlenen van operatieve zorg 3. samenwerken 6. eigen deskundigheid bevorderen Toetsing De toetsing omvat de presentatie van het huiswerk van de stageperiode. Daarnaast wordt een actieve participatie en proactieve houding van de student verwacht. De student houdt zich aan deze inspanningsverplichting. Indien dit met een niet-voldaan beoordeeld wordt, neemt de student direct na deze beoordeling contact op met de docent voor een vervangende opdracht. Algemeen Het begrip veiligheidscultuur geeft aan hoe er met veiligheid wordt omgegaan in een organisatie. Beleid en procedures, maar bovenal ook attitudes en meningen maken deel uit van de veiligheidscultuur van een organisatie. De colleges Systeemdenken - Veiligheidscultuur geven de studenten een basis om proactief mee te denken aan het verbeteren van de veiligheidscultuur. BAZ1 en Module1 bestaan ieder uit twee colleges á 90”: I. Bespreken van het huiswerk. Per student wordt een korte presentatie gegeven van zijn/ haar uitwerking. Herkomst van veiligheidscultuur en inbedding in de zorg Introductie Instrument Zelfevaluatie patiëntveiligheid IZEP II. Specificeren van een verbetering. Clark.nowack@han.nl Lectoraat innovatie in de care 139 Patiëntveiligheid - Veilig incidenten melden Terugkoppeling opdracht Docent SBU Taakcompetenties : Roger Hendriks : zelfstudie 45’, CU 90’ : 1 Verlenen van operatieve zorg 3 Samenwerken in professionele relaties 4 Organiseren en beheren 7 Bijdrage leveren aan het beroep Toetsing 1. Indien de opdracht conform de hierboven vermelde datum en criteria wordt ingeleverd wordt de opdracht met een voldaan beoordeeld. Wanneer niet aan deze inspanningsverplichting wordt voldaan betekent dit dat de opdracht met een niet voldaan wordt beoordeeld. Dit betekent dat de student een vervangende c.q. een extra opdracht ontvangt die met een voldaan beoordeeld moet zijn. 2. Patiëntveiligheid – veilig incidenten melden wordt beoordeeld op actieve participatie en proactieve houding van de student. De student houdt zich aan deze inspanningsverplichting. Indien dit met een niet-voldaan beoordeeld wordt, neemt de student direct na deze beoordeling contact op met de docent voor een vervangende opdracht. Inleiding “Veilig Incident Melden (VIM) is een methode die ontworpen is om incidenten veilig te melden, te onderzoeken en de oorzaken te categoriseren dicht bij het werkproces. Het is niet alleen nodig om te identificeren wat er is gebeurd en hoe het is gebeurd, maar ook om te achterhalen waarom het is gebeurd en hoe het komt dat de veiligheidsmechanismen (barrières) niet voorkomen hebben dat incidenten zijn opgetreden. Deze benadering voorkomt een cultuur waarbij ongewenste uitkomsten aan een persoon worden toegeschreven, een zogenaamde ‘blaming’-cultuur. Alleen als duidelijk is waarom een incident is ontstaan, kunnen effectieve maatregelen genomen worden die voorkomen dat in de toekomst nog een keer een dergelijk incident zal plaatsvinden.” Bron: VMS-Veiligheidsprogramma. (2009). Praktijkgids Veilig incident melden. Haarlem. SOGOOD. Geraadpleegd op 20 november 2017 van http://www.vmszorg.nl/wp-content/uploads/2017/07/web_2009.0106_praktijkgids_vim.pdf Doelstellingen De student; - kan de theorie met betrekking tot het veilig incident melden vertalen naar de beroepspraktijk, - is zich bewust van het karakter van de beroepsuitoefening, - levert een actieve bijdrage aan patiëntveiligheid. Opdracht ter voorbereiding op de les Patiëntveiligheid : • Download tijdens de stage van de BVP de praktijkgids “Veilig incident melden” via • https://www.vmszorg.nl/wpcontent/uploads/2017/07/web_2009.0106_praktijkgids_vim.pdf • Lees: o De inhoud van deel 1 van de praktijkgids “Veilig incident melden (VIM)”. o De inhoud van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4 uit deel 2 van de praktijkgids “Veilig incident melden (VIM)”. • Beschrijf kort en bondig één incident dat je tijdens de stage op de verpleegafdeling of het operatiekamercomplex hebt gezien. • Analyseer dit incident (gebruik desgewenst de PRISMA methode uit hoofdstuk 4 (deel 2) van de praktijkgids “Veilig incident melden”). 140 • • Beschrijf de (in)directe (basis)oorzaak/oorzaken die volgens jou hebben geleid tot het incident Beschrijf een verbeteractie. Werk dit uit op maximaal een 1/2 A4 uit en stuur de uitwerking uiterlijk 28 januari 2019 naar Roger.hendriks@han.nl, met als onderwerp : Uitwerking VIM (naam student + naam module) Nabespreking In de onderwijsbijeenkomst worden de resultaten van de opdracht teruggekoppeld. Leermiddelen - Internet: o http://www.vmszorg.nl/wpcontent/uploads/2017/07/web_2009.0106_praktijkgids_vim.pdf 141 Heelkunde Docent SBU Taakcompetentie : Sophie de Gier les 1 en 2, shock en appendicitis : Wilma Fenneman les 3 : Sophie de Gier les 4 en 5 breuken en anus : zelfstudie 90’, c.u. 8 x 45’ : 1. Verlenen van operatieve zorg Toetsing De theorie van dit onderdeel wordt getoetst in het Heelkunde examen van Module 1. Het is de bedoeling dat je voor elke bijeenkomst de aangegeven onderwerpen uit het Leerboek Chirurgie voorbereid. De vragen die bij je opkomen, neem je mee naar de les. In deze lessen word je direct getoetst op je voorbereiding Les 1, 2 en 3 Shock en appendicitis Inleiding Shock is een klinische toestand met karakteristieke bevindingen, die ontstaat bij een verstoorde balans tussen vraag naar en aanbod van zuurstof op cellulair niveau. Er zijn verschillende vormen van shock te onderscheiden, elke met hun eigen pathofysiologie en behandelstrategie. Een groot gedeelte van de chirurgische aandoeningen die je als operatieassistent tegenkomt kan leiden tot shock. Zo moet je bijvoorbeeld denken aan een trauma met veel bloedverlies of een abdominale sepsis bij een geperforeerde appendicitis. Naast de direct chirurgische behandeling van het onderliggende probleem, zal je als operatieassistent ook de collega’s van de anesthesie moeten gaan ondersteunen die op hun manier bezig zijn met het herstellen van de verstoorde balans tussen vraag en aanbod van zuurstof. Het is dus als operatieassistent van belang de oorzaken, gevolgen en behandeling van shock te herkennen en in teamverband te kunnen toepassen. Daarnaast zullen we in de komende lessen ook het ziektebeeld ‘appendicitis’ behandelen. Dit is een van de meest voorkomende oorzaken voor een acute buik en zal je tijdens de opleiding en daarna veelvuldig moeten gaan behandelen. Een patiënt met een blindedarmontsteking ligt echter niet direct op de operatietafel, hier gaat een klachtenpatroon en uitgebreid diagnostisch traject aan vooraf. Ook na een operatie volgt vaak nog een langdurig postoperatief traject, al dan niet gepaard met complicaties. Het is daarom voor jou als zorgverlener belangrijk om dit gehele peri-operatieve traject te begrijpen en onderscheid te maken in de individuele verschillen waarmee het gepaard kan gaan. Leerdoelen Deze module is opgezet om je te helpen het volgende te bereiken: • De verschillende oorzaken en gevolgen van shock te kunnen reproduceren en deze kennis in casuïstiek te kunnen toepassen • Een passend diagnostisch voorstel doen om de differentiaaldiagnoses van shock en appendicitis kunnen aan te tonen dan wel uit te sluiten. • Kennis van de etiologie, behandelmogelijkheden, complicaties en het natraject van een patiënt met appendicitis toepassen en deze correct verantwoorden tijdens casusbesprekingen en klinisch redeneren in een gesimuleerde setting. Voorbereiding Ter voorbereiding op les 1 en 2 is het van belang de volgende hoofdstukken te lezen en te begrijpen: 142 -Hoofdstuk 8 ‘Shock’ van het Leerboek Chirurgie -Hoofdstuk 24 ‘Appendix’ van het Leerboek Chirurgie -Hoofdstuk 12 ‘Acute onderbuikspijn’ uit het leerboek ‘Chirurgie’ van Bonjer. -Tevens zijn op onderwijs Online een tweetal powerpoint presentaties beschikbaar om door te nemen. Les 1 (4 uur) – appendicitis en shock 1.Individuele voorbereidingstoets 2.Groeps voorbereidingstoets 3.Nabespreking Uitleg: Vorm De IVT/GVT toets is onderwijsvorm aan de hand van een toets met 15 meerkeuze vragen. Het onderwijs bestaat uit 3 onderdelen: - het maken van de individuele voorbereidingtoets (IVT) - het maken van de groepsvoorbereidingstoets (GVT) - nabespreking met de docent Individuele voorbereidingstoets Aan het begin van deze onderwijsvorm maak je per student individueel de toets. De toets bestaat uit 15 meerkeuzevragen met 3-4 antwoordopties. Er zal 30 minuten tijd zijn voor het maken van de toets. Je krijgt aan het eind van de toets nog geen inzicht in de juiste antwoorden. Op later moment, na beëindigen van deze onderwijs vorm, krijg je de uitslag van deze toets in de vorm van een totaalscore. Ook krijg je te zien hoe jouw medestudenten die ook op hetzelfde moment de module volgen deze toets gemaakt hebben. Groepsvoorbereidingstoets Na afloop van het maken van de Individuele voorbereidingstoets ga je in je eigen team (gemiddeld 6 studenten) de toets nog een keer maken. Je discussieert samen met je medestudenten over het juiste antwoord. Een van de teamleden voert het juiste antwoord in. Je krijgt nu meteen feedback of het antwoord juist is of niet. Bij een juist antwoord, krijg je een punt en ga je door naar de volgende vraag. Bij een onjuist antwoord mag je opnieuw een keuze maken. Bediscussieer in jullie team welk antwoord jullie nu juist lijkt. Bij een juist antwoord krijg je een ½ punt en ga je door naar de volgende vraag. Bij een onjuist antwoord, mogen jullie nog en poging wagen. Net zo lang totdat jullie het goede antwoord gegeven hebben. Aan het eind van de toets, krijgen jullie meteen de groepsscore te zien. De docent kan deze scores ook in zien. Er zal 60 minuten voor de GVT beschikbaar zijn. Nabespreking In de nabespreking gaat de docent in op de vragen. De docent kan jullie team vragen om een 143 keuzevoor een bepaald antwoord nog eens toe te lichten. Zijn de juiste argumenten gebruikt om te komen tot het juiste antwoord. De docent besteedt extra aandacht aan vragen die door de teams als moeilijk zijn ervaren. Er is ook ruimte voor de docent om belangrijke principes samen met jullie door te nemen. Voor deze nabespreking 45 minuten tijd. Doel toets De IVT/GVT toets heeft meerdere doelen: 1) middel voor jou om te testen of je voldoende kennis hebt opgedaan over de stof van de module 2) middel om je voor te bereiden om in de ITO de opgedane kennis toe te passen in een praktijksituatie afgestemd op de fase van de studie waarin jij je bevindt. 3) middel voor jou om met behulp van argumenten een gefundeerde keuze te maken en deze argumenten duidelijke te kunnen uitleggen aan je medestudenten 4) middel voor jou om te leren van kennis en denkwijze die andere studenten zich eigen hebben gemaakt. Vorm De IVT/GVT toets is onderwijsvorm aan de hand van een toets met 15 meerkeuze vragen. Het onderwijs bestaat uit 3 onderdelen: - het maken van de individuele voorbereidingtoets (IVT) - het maken van de groepsvoorbereidingstoets (GVT) - nabespreking met de docent Les 2 (2 uur) Integratieve toepassingsopdracht Inhoud De integratieve toepassingsopdracht is een onderwijsvorm waarmee de module wordt afgesloten. In deze module laat je samen met je team zien dat je de kennis die je hebt opgedaan in de module kunt toepassen in een patiëntencasus die is afgestemd op het niveau van jouw studie op dat moment. Duur De totale duur van de onderwijsvorm is 2 uur. Vorm Elk team krijgt dezelfde casus en dezelfde opdrachten. In je eigen team van gemiddeld 6 studenten lees je de casus en verdiepen jullie je in de eerste opdracht. Je overlegt en bediscussieert met elkaar wat jullie het best passende antwoord vinden. De docent geeft aan hoeveel tijd er beschikbaar is voor dit overleg. Wanneer de tijd voorbij is, dan laat elk team op hetzelfde moment weten wat het juiste antwoord is. Dit kan door middel van antwoord kaarten met letters. De docent vraagt een team om toe te lichten waarom ze tot een bepaald antwoord gekomen zijn en een ander team om daarop te reflecteren. Wanneer voldoende kennis is uitgewisseld, gaan alle teams op dezelfde wijze aan de slag met de volgende opdracht. 144 Uitgangspunt Uitgangspunt van de integratieve toepassingsopdracht zijn de 4S-en: 1. 2. 3. 4. Significant probleem: teams werken aan een relevant, belangrijk probleem. Soortgelijk probleem: teams werken aan hetzelfde probleem. Specifieke keuze: teams moeten een specifieke keuze maken. Simultane rapportage: teams rapporteren gelijktijdig. Les 3 (90’) Wilma Fenneman Leercoaching; peerfeedback In een vertrouwde groep van medestudenten geef je, vraag je, en verwerk je feedback op elkaars werk en gedrag op zo'n manier dat dat bijdraagt aan je eigen ontwikkeling en aan die van je medestudenten. Les 4 (90‘) en 5 (90“) Breuken en Anus Les 4 en 5 worden op de conventionele manier onderwezen. Doelstellingen De student 1. heeft inzicht in de vermelde kennisgebieden, t.a.v. diagnostiek, behandelmogelijkheden, interventies, complicaties en toekomst 2. kan bovengenoemde inzichten toepassen tijdens het vakinhoudelijk handelen 3. Kernpunten aan het einde van elk hoofdstuk zijn belangrijk. Voorbereiding les 4 en 5 Het is de bedoeling dat je voor elke bijeenkomst de aangegeven onderwerpen uit het Leerboek Chirurgie voorbereid. De vragen die bij je opkomen, neem je mee naar de les. o o Hst. 14 Breuken Hst. 25 Anus Leermiddelen Gooszen, H. (2012). Leerboek Chirurgie. Houten: Bohn stafleu van Loghum. ISBN 9789031 387342 145 Orthopedie Module 1 Docent SBU Taakcompetentie : D.F.M.J. Lamers : zelfstudie voorbereiding 120’, c.u. 8 x 45” : 1. Verlenen van operatieve zorg Toetsing De Orthopedie wordt getoetst als examen Orthopedie van module 1, in dit examen zijn alleen juist / niet juist vragen opgenomen.. Doelstelling De student 1. heeft kennis van en inzicht in de vermelde kennisgebieden, t.a.v. diagnostiek, behandelmogelijkheden, interventies, complicaties en toekomst 2. kan bovengenoemde inzichten toepassen en integreren tijdens het vakinhoudelijk handelen Opdracht: • Herhaal uit de BVP de begrippen m.b.t. de diverse anatomische vlakken. Tijdens de les worden deze gebruikt en er wordt vanuit gegaan dat deze begrippen bekend zijn. • Bestudeer hoofdstuk 20 voor de les al zorgvuldig. Zoek zelf ook al het verschil op tussen primaire en secundaire artrose. • Van de andere hoofdstukken is het de bedoeling dat voorafgaand aan de les de betreffende leerstof globaal voorbereid wordt vanuit het leerboek Orthopedie van Verhaar. Dit boek vormt het fundament van de leerstof Orthopedie. • Voor verdere verdieping is het noodzakelijk om tijdens de les notities te maken, actief mee te doen en vragen te stellen. Na de les is het essentieel de inhoud van pptpresentaties te relateren en uit te werken aan de leerstof uit het leerboek en de leermiddelen die de docent aangeeft. Dit geeft uiteindelijk meer inzicht in de materie en de mogelijkheid tot het leggen van verbanden. Hiernaast is het leerzaam en noodzakelijk deze leerstof mee te nemen naar de stage en aldaar verdere verdieping c.q,. verbreding te zoeken. Algemeen: Hoofdstuk 1: Het lichamelijk onderzoek Hoofdstuk 3: Technisch onderzoek in de orthopedie Hoofdstuk 4: Behandeltechnieken in de orthopedie Hoofdstuk 5: Fysiotherapie, hulpmiddelen en revalidatiegeneeskunde Oorzaken orthopedische afwijkingen Hoofdstuk 20: Artrose Hoofdstuk 22.3: Osteoporose Hoofdstuk 23.3: Artritis Hoofdstuk 24: Tumoren en tumorachtige afwijkingen van het skelet en de weke delen Onderarm: Hoofdstuk 26: Aandoeningen van de elleboog, onderarm, pols en hand Knie: Hoofdstuk 28.6: Dérangement interne knie Hoofdstuk 28.7: Bandinstabiliteit. Leermiddelen Verhaar, J.A.N. Linden van der, A.J. (2013) Orthopedie. Maarssen: Bohn Stafleu Van Loghum. derde druk. ISBN: 978 903 139 4111. 146 Recht - Rechtspositie als beroepspersoon/rechtspositie werknemer Module 1 Docent SBU Taakcompetentie : Hans Kuppers : voorbereiding 90’, c.u. 90’ : 6. Eigen deskundigheid bevorderen Deel 1: Doelstellingen: Na het zelfstandig bestuderen van de opgegeven literatuur en actief participeren in de les, is de student in staat: 1) in eigen woorden aan te geven wat het doel van de Wet BIG is en welke instrumenten de wet daartoe bevat 2) in eigen woorden aan te geven op welke wijze de Wet BIG uitvoering krijgt in de praktijk van het ziekenhuis 3) in eigen woorden de werking van het tuchtrecht te verklaren 4) de uitspraken te benoemen die een tuchtrechter kan doen 5) in eigen woorden aan te geven wat het belang is van de Wet BIG voor je eigen beroepsmatig handelen Casus 1 Otto, die net twee weken in dienst is bij OK Orthopedie, staat bij een heup te assisteren als het sein van de chirurg afgaat. Hij moet met spoed naar de eerste hulp. Aangezien alleen het sluiten van de huid nog moet, zegt hij tegen Otto: 'Huid sluiten kun je toch wel? Ik moet nu weg'. Zonder het antwoord af te wachten, snelt hij de OK uit. Otto is in zijn nopjes. Nu krijgt hij eindelijk weer eens de gelegenheid om te hechten, het was al zo lang geleden …. Individuele opdracht Het is de bedoeling dat je, ter voorbereiding van het eerste thema van deze les, uit het boek “Gezondheidsrecht begrepen” (4e druk, 2019) de hoofdstukken 2 en 3 begrijpend doorleest (30 pagina’s). Gebruik hierbij ook de tekst van de wet-BIG (wetten.overheid.nl). Onderwerpen die onduidelijk zijn of waar je vragen over hebt, schrijf je op en neem je mee naar de les. Je kunt ook vragen vooraf sturen naar: hans.kuppers@han.nl Les: Het is de bedoeling dat je tijdens het eerste deel van de les de meegebrachte vragen inbrengt. Daarna vormen de casus uitgangspunt van gesprek. Vragen over de Wet BIG vanuit je eigen ervaring en waarneming zijn welkom. 147 Deel 2: Doelstellingen: Na het zelfstandig bestuderen van de opgegeven literatuur en actief participeren in de les, is de student in staat: 1) in eigen woorden weer te geven welke bepalingen van invloed zijn op het aangaan, de inhoud en het einde van de leer- arbeidsovereenkomst 2) de verschillen tussen een arbeidsovereenkomst en de leer-werkovereenkomst te benoemen Individuele opdracht: Het is de bedoeling dat je je, ter voorbereiding van het tweede deel van de les, inleest op de website www.rijksoverheid.nl Klik door naar “Werk”, dan naar “Arbeidsovereenkomst en cao”. Lees de tekst onder de kopjes Vraag en Antwoord. Lees, op de site www.arbeidsrechter.nl, hoofdstuk 7 (de leerovereenkomst). Les: Tijdens deze les komt je rechtpositie volgens je leer-/arbeidsovereenkomst aan de orde. Breng een kopie van je contract en de CAO mee. Vragen zijn welkom. Bij voorkeur voorafgaand aan de les insturen (hans.kuppers@han.nl) Leermiddelen Lydia Janssen, Gezondheidsrecht begrepen, 2019, Den Haag, Boom Lemma uitgevers www.arbeidsrechter.nl www.rijksoverheid.nl (“Familie, zorg en gezondheid”/ “Werk”) Voor informatie over de heer E. Jansen Steur (neuroloog in MCT): http://www.nu.nl/binnenland/4262719/chronologie-zaak-ex-neuroloog-ernst-jansen-steur.html 148 Klinische Ethiek Docent SBU : Froukien Smits : voorbereiding 15’ Wat weet je van ethiek?, 90’ C.U. Taakcompetentie 1. Verlenen van anesthesiologische / operatieve zorg. 2. Begeleiden van patiënten; 3. Samenwerken in professionele relaties; 4. Organiseren en beheren; 5. Begeleiden van leren van anderen; 6. Eigen deskundigheid bevorderen; 7. Bijdrage leveren aan het beroep. Toetsing Je hebt laten zien dat je actief en proactief meegedaan hebt tijdens de lessen en dat je respectvol omgegaan bent met je medestudenten. Je hebt casusmateriaal aangeleverd voor de werkgroep. Doelstellingen De student kan: 1. in de dagelijkse operatiekamerpraktijk ethische kwesties herkennen; 2. reflecteren op ethische kwesties o.a. met behulp van moreel beraad waarin hij/zij leert de morele keuzes met argumenten te onderbouwen. Uitleg: Er zijn verschillende methodes om ethische dilemma’s met elkaar te bespreken. Dit gebeurt in de les, maar dat kan ook tijdens je stage in de praktijk. De methodes zijn: een moreel beraad, een stappenplan voor reflectie, een groepsgesprek, het inbrengen van casussen en een schriftelijke reflectie. Materialen: a. Informatie over moreel beraad: https://www.mijnvakbond.nl/Documenten%20MijnVakbond.nl/Thema/Zorgthema/Beroepsinhou d/moreel_beraad_a6.pdf (geraadpleegd op 5 juni 2019) b. Stappenplan voor reflectie Het stappenplan kun je zelf gebruiken, bijvoorbeeld als er geen tijd is voor een moreel beraad. Schrijf alle stappen voor jezelf uit en probeer op die manier tot een gewogen besluit te komen. 1. Verzamel de feiten 2. Breng alle betrokkenen in beeld 3. Weeg en toets de 4 principes: o autonomie, o niet schaden, o goed doen en o rechtvaardigheid 4. Neem je beroepscode in acht 5. Wat zijn de belangen die meespelen volgens jou? 6. Formuleer het ethisch dilemma 7. Stel vast wat de handelingsmogelijkheden zijn 8. Maak een afweging en noem je argumenten. c. Basisprincipes In de medische ethiek zijn vier basisprincipes van belang. Deze zijn geformuleerd door 149 Beachamp en Childress (2013). De vier principes zijn: 1. Respect voor autonomie; 2. Goed doen; 3. Niet schaden; 4. Rechtvaardigheid. Een toelichting op deze principes is te vinden op: http://web.mnstate.edu/gracyk/courses/phil%20115/Four_Basic_principles.htm (5 juni 2019) d. Beroepscode operatieassistent: bijlage 2, pg 64 - 65 van https://lvo.nl/sites/default/files/LVO_boek_06-binnenwerk%202kol_LO.pdf (5 juni 2019) Keuzes en afwegingen (uit beroepsprofiel anesthesiemedewerker): hoofdstuk 5, pg. 45 - 48 van https://www.nvam.nl/documenten/11.1364/ (5 juni 2019) 150 OZT - Workshop Docent en SBU TC : Marrigje Kamps, Joep van Gogh, Rachel Souren : Voorbereiding 45’, workshop 90’ : 1,2,3 en 4 Bijzonderheden : - Neem een steriele jas en handschoenen mee! - We gaan in deze les oefenen. Zorg ervoor dat je makkelijke kleding aan hebt (broek, shirt met korte mouwen, makkelijke schoenen) zodat je de handenwasprocedure goed kunt uitvoeren en je ook de rol van patiënt kunt spelen (bijv. bij het overtillen). Toetsing o o De onderliggende theorie voor de vaardigheden in deze workshop is grotendeels al behandeld tijdens Module 1 en is onderdeel van de OZT-toets van Module 1. Tijdens de workshop wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus Janneke is aan het werk in het ziekenhuis en ze loopt stage op algemene chirurgie (heelkunde). Er staan deze ochtend meerdere patiënten op het programma, waaronder dhr. Jansen (54 jaar) voor een hernia inguinalis links, die verdoofd is met een ruggenprik en mevr. van de Berg (36 jaar) voor een CTS rechts, die verdoofd is met een plexusblokkade. Elise, Jannekes begeleidster vraagt of ze wil assisteren bij Dhr. Janssen, ze heeft een week geleden voor het eerst steriel gestaan. Janneke had er al een beetje op gerekend, gisteravond heeft ze het hoofdstuk over herniae nog bestudeerd. Ze vindt het fijn dat ze deze keer mag assisteren, dat lijkt haar minder moeilijk dan instrumenteren en zo kan ze meteen alle instrumenten goed zien en tegelijkertijd de operatie volgen. Voordat ze begint, leest ze het operatieverslag van deze operatie nog door. Doelstellingen De student kan de volgende praktische vaardigheden uitvoeren in een oefensituatie: o Het uitvoeren van de preoperatieve handdesinfectieprocedure. o Aandoen van een steriele jas en steriele handschoenen, o Desinfecteren van een fantoom voor een hernia inguinalis en een CTS o Afdekken van het operatiegebied van een hernia inguinalis en een CTS. o Een medestudent overtillen van het bed naar de OK-tafel en weer terug. o Met medestudenten een Time-out en Sign-out procedure uitvoeren. o Een medestudent positioneren in rugligging Voorbereidende opdracht • Ter voorbereiding bestudeer je uit het OZT Algemene Chirurgieboek de hoofdstukken die betrekking hebben op de hernia inguinales. • Bestudeer daarnaast uit het OZT Basisboek de hoofdstukken die betrekking hebben op de diverse stations van de workshop. • Bestudeer de richtlijn “preoperatieve handdesinfectie” file:///C:/Users/braif.STAFF/AppData/Local/Packages/Microsoft.MicrosoftEdge_8wekyb 3d8bbwe/TempState/Downloads/Preoperatieve%20handdesinfectie%20080618defdisclaimer.pdf • Bestudeer de time-out en de sign-out procedure (deel B en C) van de surpass checklist, op OnderwijsOnline. Groepsopdracht in de les 151 Met je werkgroep bezoek je alle drie de stations 30 minuten volgens het vooraf opgestelde roulatieschema. Bij elk station is er een begeleider aanwezig die de uitvoering van de opdrachten begeleidt, observeert en feedback geeft. Om het geheel in goede banen te laten lopen is het belangrijk dat: o Het roulatieschema aangehouden wordt. o Gebruik de laatste 5 minuten per station voor een korte evaluatie. o Jullie ervoor zorgen dat voor een wissel de oefenmaterialen weer in de “oude staat” worden teruggebracht. Hulpvragen bij het observeren en evalueren: • Wat gaat goed? • Wat kan er beter? • Wat neem je zelf mee om extra te oefenen? • Denk daarbij aan punten als, patiëntveiligheid, eigen veiligheid, methodisch werken etc. Station A de chirurgische handenwasprocedure uitvoeren en vervolgens een steriele jas en handschoenen aantrekken Benodigdheden: wastrog met chirurgische kranen in C 1.20, handdoekjes, handdesinfectiemiddel. Meegebrachte steriele jas en steriele handschoenen. o Twee studenten desinfecteren hun handen volgens de WIP richtlijn “pre-operatieve handdesinfectie”. o Een student trekt de steriele jas aan volgens de richtlijnen, een ander fungeert als omloop om de handschoenen aan te geven en de jas dicht te knopen. o Na het aantrekken van de steriele jas, trekt deze student de steriele handschoenen aan volgens de open methode en zorgt dat de jas geheel volgens de richtlijnen klaar is voor gebruik o Een tweede student trekt ook (zoals hiervoor is beschreven) de steriele jas aan, en vervolgens de handschoenen aan volgens de gesloten methode o De overige leden van het steriele team trekken op dezelfde wijze de jas en de handschoenen aan. Iedereen oefent beide methoden van handschoenen aantrekken. Station B Desinfecteren en afdekken van het operatiegebied Deze opdracht wordt uitgevoerd met behulp van een brancard (operatietafel). Benodigdheden: 2 brancards, meerdere oefenvallen met torso om te desinfecteren, desinfectans, kommetjes, deppers, depperklemmen. o Plaats het papieren vel op de brancard en desinfecteer voor een hernia inguinalis, houd daarbij de theoretische regels aan. o Bepaal welke materialen je nodig hebt om af te dekken voor de hernia inguinalis en dek af met twee personen (het papierenvel is de patiënt.) o Droog evt. de brancard voor de volgende opdracht. o Een van de studenten neemt nu de rol van de patiënt, desinfecteer de patiënt voor een CTS, houd daarbij de theoretische regels aan. o Bepaal welke materialen je nodig hebt om af te dekken voor de CTS en dek af met twee personen. o Evalueer de uitgevoerde handelingen en maak een inventarisatie van de aandachtspunten in het algemeen bij desinfecteren en afdekken Station C Ontvangst, overtillen en positioneren patiënt, inclusief time-out en signout procedure. Deze opdracht wordt uitgevoerd op de simulatie OK in lokaal C 1.20 Benodigdheden: OK-tafel met armsteun (en) en verpleegbed, rolmatje, geplastificeerde Timeout / sign-out procedure. o Verdeel de rollen in het team, patiënt, omloop, instrumenterende, snijdend specialist, anesthesioloog, anesthesiemedewerker. (ben je met minder studenten, dan heeft een 152 o o o o o o o student 2 bijpassende rollen). Ontvang de patiënt en leg uit wat jullie gaan doen. Laat de patiënt zelf overstappen waarbij je ondersteunt (CTS) of leg bij een volgende procedure de patiënt op de OK-tafel m.b.v. het rolmatje (hernia inguinalis). Controleer of de patiënt goed gepositioneerd is. Voer de Time-out procedure uit. Voer de Sign-out procedure uit. Help de patiënt terug in bed m.b.v. het rolmatje. Wissel de rollen en begin van voor af aan. Leermiddelen - Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 (let op! Dit is een gewijzigde druk 7 voldoet niet meer) - Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 - Frölich, Y. & Larmene I. (2012) Algemene Chirurgie, serie Operatieve Zorg en Technieken, (5e druk) Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, ISBN: 9789035235151 - http://www.chirurgenoperatie.nl/wp/algemene-chirurgie/carpaal-tunnel-slapendevingers/ - De richtlijn “preoperatieve handdesinfectie” file:///C:/Users/braif.STAFF/AppData/Local/Packages/Microsoft.MicrosoftEdge_8wekyb 3d8bbwe/TempState/Downloads/Preoperatieve%20handdesinfectie%20080618defdisclaimer.pdf - De Surpasschecklist op Onderwijs Online 153 OZT - Instrumentleer, instrumenteren en liesbreuk Les 1 t/m 4 Docent SBU Taakcompetentie : Rachel Souren : Voorbereiden op de werkvloer, zie transferopdracht Voorbereidende opdrachten Les 1 90’ Les 2 90’ Les 3 30’ Les 4 120’ Contact uren: werkcollege 180’ presentatie/nabespreking 180’ : 1. verlenen van operatieve zorg 3. samenwerken in professionele organisaties 4. organiseren en beheren 60’, Toetsing: De theorie van ozt instrumentleer, instrumenteren liesbreuk wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Tijdens de les wordt de student ook beoordeeld op een pro-actieve houding. Casus: Na diverse onderzoeken op de polikliniek verricht de chirurg een laparotomische Hernia Inguinalis bij Dhr. De Vries. Als eind eerstejaars leerling mag Janneke deze ingreep voor het eerst gaan instrumenteren, ze is een beetje zenuwachtig voor deze ingreep. Janneke begrijpt na het bestuderen van de literatuur het verschil tussen een mediale en een laterale liesbreuk. Toch vind ze de anatomie van het lieskanaal erg ingewikkeld, als ze in het anatomie boek de plaatjes bestudeert denkt ze dat ze het wel begrijpt. Toch ziet het in het echt er allemaal wel anders uit, ze kan de diverse structuren niet van elkaar onderscheiden. Gelukkig heeft ze bij dit soort ingrepen regelmatig omgelopen en de dag ervoor heeft ze de hele operatie samen met haar werkbegeleidster voorbereid. Ze hoopt maar dat ze de instrumenten nog bij naam kent en dat ze deze op het juiste moment aan kan geven. Ook het hechtmateriaal is nog een struikelblok. Haar begeleidster wast gelukkig met haar mee, zodat ze kan ingrijpen als het nodig is. Doelstellingen Na het bestuderen van de opgegeven literatuur en het actief participeren in de les, kan de student: Instrumentleer: 1. De onderdelen van (basis)instrumentarium benoemen en de naamgeving van een instrument verklaren (evenals de totstandkoming van een bijnaam). 2. De relatie tussen vorm en functie van een instrument verklaren en voorbeelden geven van de toepassingsmogelijkheden. 3. Beargumenteren in welke fase van een operatie welk soort instrumentarium gebruikt wordt. 4. Een basis indeling van de instrumententafels maken en verantwoorden. 5. De omgang met het instrumentarium pre-, per-, en postoperatief beschrijven. - Preoperatieve kwaliteitscontrole uitvoeren bij basisinstrumentarium - Uitleggen op welke manieren instrumentarium gehanteerd kan worden - De volgende handelingen uitvoeren: een mes op een heft te plaatsen, een hechting en een zweepje klaar maken. - Uitleggen welke methodes er bestaan om te voorkomen dat er instrumentarium achterblijft in de patiënt. - Uitleggen hoe instrumentarium op de juiste manier wordt opgeruimd. 154 6. Uitleggen welke maatregelen er genomen (kunnen) worden om peroperatief zo veilig mogelijk te werken. 7. Uitleggen op welke manier chirurgisch instrumentarium geproduceert wordt. 8. Uitleggen welke vormen van corrosie er m.b.t. chirurgisch instrumentarium zijn en met een voorbeeld toelichten hoe de vormen van corrosie te voorkomen zijn. 9. Beredeneren welke maatregelen een instrumenterende kan nemen om de fysieke belasting tijdens het instrumenteren te reduceren. 10. Beargumenteren op welke wijze de instrumenterende een steentje kan bijdragen aan de kostenbeheersing in de gezondheidszorg. Liesbreuk: 11. De preoperatieve (relevante) onderzoeken t.b.v. de hernia inguinalis beschrijven. 12. Uitleggen welke materialen en middelen er bij deze operatie gebruikt worden. 13. Het operatieverloop van de hernia inguinalis weergeven. 14. De specifieke pre- per en postoperatieve zorg (op de OK), bij een hernia inguinalis beschrijven. Voorbereidende opdrachten: Instrumentleer les 1 • Lees uit het basisboek OZT, druk 7 hoofdstuk 9.1 t/m 9.10 en bijlage 12 • Lees uit het basisboek OZT, druk 8 hoofdstuk 2.1.1 historische ontwikkeling t/m 2.1.6 gebruikersdoel en Hoofdstuk 2.1.11 opdekken overzettafel. • Lees Algemene chirurgie OZT, bijlage 1 • Informeer in je ziekenhuis of er een vast opdekprotocol voor de instrumententafel gehanteerd wordt. Als er een vast protocol is zorg er dan voor dat je dit meeneemt. Is er geen vast protocol schrijf dan op hoe je werkbegeleider de instrumententafel opdekt voor een kleine chirurgische ingreep (bijvoorbeeld een mammabiopsie of een liesbreuk). Informeer ook naar de verklaring van de manier van opdekken. • Beantwoord de volgende vragen: 1. Geef aan wat de specialist of de assistent nodig heeft voor de volgende handelingen: a. incideren b. coaguleren van een vat c. een vat onderbinden d. wond open houden e. spieren aan de kant houden f. bloed verwijderen uit het operatiegebied g. sluiten van: fascie, subcutis, huid h. aanleggen wonddrainage 2. Maak een schets van een overzettafel met het instrumentarium en de andere materialen die nodig zijn voor een kleine chirurgische operatie (bijvoorbeeld een liesbreuk). Gebruik hiervoor eventueel het protocol van je ziekenhuis! Denk daarbij ook aan de verklaring van de plaats en de hoeveelheid van zowel het instrumentarium als de materialen. les 2 • Lees uit het basisboek OZT, druk 7 hoofdstuk 4.5, voorkomen van besmetting. Hoofdstuk 8.3 het aantrekken van steriele handschoenen. • Lees uit het basisboek OZT, druk 8 Hoofdstuk 4.1.5, medebewaken van de patiënt en teamveiligheid, hoofdstuk 6.2.4 richtlijnen, protocollen en indicatoren. Hoofdstuk 1.3.3 aankleedprocedure, handschoenen pagina 37, 38 en 39. • Lees op onderwijsonline: Wie niet telt, telt niet mee (vangnet criteria Medirisk) Door Stuart en Meijsen. 155 • Lees op internet de volgende artikelen: o veilig werken op de operatiekamer. https://www.rivm.nl/sites/default/files/201811/Veilig%20werken%20in%20de%20operatiekamer-disclaimer.pdf o HOE COMPLEETHEIDSCONTROLE VANZELFSPREKEND(ER) WERD https://lvo.nl/sites/default/files/documents/OKO1_2015.pdf artikel uit OK-operationeel 2015, pagina 14-19 Schrijf op welke maatregelen er in jouw ziekenhuis genomen worden om per-operatief zo veilig mogelijk te werken. Neem een paar steriele handschoenen mee in je eigen maat. • • les 3 - Lees uit het basisboek OZT, druk 7 hoofdstuk 9.11 t/m 9.15 Lees uit het basisboek OZT, druk 8 hoofdstuk 2.1.7 hanteren van instrumentarium t/m 2.1.10 ergonomisch chirurgisch instrumentarium. De liesbreuk les 4 - Bestudeer ter voorbereiding van de les, hoofdstuk 8 en 9.1, 9.2 en 9.3 van OZT Algemene Chirurgie en neem de vragen die je hebt mee naar je werkgroep. - Bestudeer de theorie van de lessen instrumentleer, tijdens de les heb je deze kennis nodig. - Beantwoord ter voorbereiding van de les de volgende vragen. Algemeen 1. Bestudeer de anatomie van het lieskanaal en geef de structuren weer die belangrijk zijn bij deze operatie. 2. Welke klachten heeft Dhr. De Vries en wat is de operatie-indicatie? 3. Welke preoperatieve onderzoeken zijn er nodig om te kunnen bepalen of dhr. De Vries geopereerd moet worden? Pre-operatief 4. Welke acties onderneem je t.b.v. het bedrijfsklaar maken van de OK? a. Hoe maak je de apparatuur bedrijfsklaar? b. Welke instrumentenset(s) heb je nodig bij deze ingreep? c. Welke disposables heb je nodig voor deze ingreep en waarvoor? 5. Welke pre-operatieve zorg verleen je aan Dhr de Vries? a. Waar let je op bij het positioneren van Dhr de vries? b. Hoe en met wat desinfecteer je de patiënt? c. Hoe dek je de patiënt af en met welke ‘producten’? 6. 7. 8. 9. Per-operatief Welke instrumenten legt de instrumenterende op de overzettafel? Welk hechtmateriaal heb je nodig voor deze ingreep en waarvoor? Beschrijf het globale operatieverloop. Zijn er bijzondere aspecten bij deze ingreep waarmee je als omloop en / of als instrumenterende rekening moet houden? Post-operatief 10. Hoe ziet de postoperatieve wondverzorging er uit? 11. Verwacht je bij deze ingreep PA-materiaal, zo ja hoe verzorg je dit? 12. Wat is het postoperatieve beleid? 13. Wat zijn de mogelijke complicaties? 156 Nabespreking De voorbereidende opdrachten worden in de diverse lessen nabesproken. In het tweede deel van de laatste les wordt er geoefend met de lesstof van de onderwerpen instrumentarium en instrumenteren in combinatie met de hernia inguinalis. Leermiddelen - Bolks L., Bruggink-Gerrits L., (2017), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 8), Bohn Stafleu en van Loghum. ISBN: 9789036817554 (let op! Dit is een gewijzigde druk 7 voldoet niet meer) - Weert R. de (2016), Basisboek operatieve zorg en technieken (druk 7), Bohn Stafleu en van Loghum, ISBN: 9789036811347 - Frölich-Swart, Y., Larmené, I. (2008). Algemene Chirurgie, Serie Operatieve zorg en Technieken, Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. Vierde, geheel herziene druk. ISBN:9789035229204 Onderwijs Online: - Stuart J., Meijsen P., oktober 2007, Wie niet telt, telt niet mee (vangnet criteria Medirisk) , Operationeel , pagina 22 t/m 25 - Vangnetten OK 2.0 medirisk 2016 Internet: - Knibbe, H. Meijsen, P. , (2006) uitgave van de stichting arbedsmarkt en ziekenhuizen (Staz) het wat nekt je boekje. https://www.yumpu.com/nl/document/read/51966782/het-wat-nekt-je-boekje-staz - internet artikel; veilig werken op de operatiekamer. https://www.rivm.nl/sites/default/files/201811/Veilig%20werken%20in%20de%20operatiekamer-disclaimer.pdf - chirurgisch instrumentarium www.surgical-instruments.info - open liesbreuk: http://www.heelmeester.nl/ingrepen/lichtensteinja/slides/liecht1.html - laparoscopische liesbreuk: http://www.heelmeester.nl/ingrepen/lapliesja/slides/lapliesbreuktroicarts.html Bron: http://www.letselschade.nl/wp-content/uploads/2013/10/liesbreuk2.jpg, geraadpleegd op 17-12-2015. 157 Medische Techniek - Kracht en hefboomwerking Docent SBU Taakcompetentie : Jenske Vermeulen : voorbereiden 60’, C.U.90’ : 1. verlenen van operatieve zorg 3. samenwerken in professionele organisaties 4. organiseren en beheren Toetsing: De theorie van medische techniek kracht en hefboomwerking wordt getoetst in het OZTexamen van Module 1. Casus Tientallen doden door fouten medische apparatuur “DEN HAAG (ANP) - Jaarlijks doen zich door fouten met medische apparatuur en hulpmiddelen tientallen sterfgevallen voor. Zorginstellingen en zorgverleners zijn zich veel te weinig bewust van de risico's die medische technologie met zich meebrengt, concludeert de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).” https:/ / w w w .m etronieuw s.nl/ nieuw s/ 2008/ 10/ tientallen-doden-door-foutenm edische-apparatuur gedownload op 9 juli 2018. Doelstellingen 1. De student heeft kennis van de verschillende (natuurkundige) toegepaste technieken die in het perioperatieve proces gebruikt worden. De student kan de transfer hierin maken naar specifieke instrumenten/medische hulpmiddelen. 2. De student heeft een kritische houding bij de in gebruik name van de betreffende instrumenten/medische hulpmiddelen. 3. De student is in elke situatie kosten-, kwaliteits- en risicobewust in de omgang met instrumenten/medische hulpmiddelen. De student draagt hierbij verantwoording tijdens zijn handelen en draagt hierbij zorg voor een veilige leer- en werkomgeving. Individuele opdracht Bestudeer de volgende sites en documenten: - Bolks 2017 - Basisboek operatieve zorg en technieken (hoofdstuk 2.1) - https://natuurkundeuitleg.wordpress.com/2017/04/21/de-wetten-van-newton/ - https://natuurkundeuitleg.wordpress.com/2017/04/21/momenten-en-hefbomen/ - https://wibnet.nl/natuurkunde/natuurkundige-verschijnselen/druk-wat-is-druk-enhoe-bereken-je-het - https://www.ad.nl/den-haag/ziekenhuizen-hmc-start-met-recyclen-medischeinstrumenten~a313a9fb/ Maak na het bestuderen van de bovenstaande literatuur de voorbereidingsopdracht op Onderwijs Online Nabespreking Vragen naar aanleiding van de zelfstudie en de voorbereidingsopdracht neem je mee naar de les en breng je in. 158 Medische Techniek - Elektriciteit en elektrische veiligheid Docent SBU Taakcompetentie : Willem Wormgoor : voorbereiden 60’, C.U.90’ : 1. verlenen van operatieve zorg 3. samenwerken in professionele organisaties 4. organiseren en beheren Toetsing: De theorie van medische techniek elektriciteit en elektrische veiligheid wordt getoetst in het OZT- examen van Module 1. Het complete onderwerpblad volgt tijdig op OnderwijsOnline 159 2000000075648