Het Weer Naam: Naam partner: Klas: _____________________________________ _____________________________________ __________ Het Weer NASK Inhoud Inleiding __________________________________________________________________ 4 1. 2. 3. 4. Werkwijzer _____________________________________________________________ 5 1.1 Projectboekje ____________________________________________________________ 5 1.2 Logboek _________________________________________________________________ 6 Broeikas Aarde, ‘een leefbare temperatuur’ __________________________________ 7 2.1 Energiehuishouding van de Aarde ____________________________________________ 8 2.2 Het meten van temperatuur _______________________________________________ 16 2.3 Plaatselijke temperatuur __________________________________________________ 12 Drukkende Atmosfeer ___________________________________________________ 18 3.1 Luchtdruk ______________________________________________________________ 18 3.2 Luchtdruk meten_________________________________________________________ 22 3.3 Luchtdruk op Aarde ______________________________________________________ 21 3.4 Coriolis effect ___________________________________________________________ 23 Nederlands weer _______________________________________________________ 24 4.1 Faseovergangen water ____________________________________________________ 25 4.2 Luchtvochtigheid_________________________________________________________ 27 Waterdamp ___________________________________________________________________________ 27 Dauwpunt ____________________________________________________________________________ 27 5. 6. 4.3 Wolken ________________________________________________________________ 29 4.4 Neerslag _______________________________________________________________ 31 Onweer ______________________________________________________________ 33 5.1 Statische elektriciteit _____________________________________________________ 33 5.2 Statische elektriciteit in de atmosfeer ________________________________________ 35 Bijlagen ______________________________________________________________ 38 Bijlage 1: Maak zelf een thermometer _____________________________________________ 38 Bijlage 2: Tijd voor een experiment ________________________________________________ 40 Experiment Experiment Luchtdruk 1 _______________________________________________________ 40 Luchtdruk 2 _______________________________________________________ 41 Bijlage 3: Maak zelf een Barometer ________________________________________________ 42 Bijlage 4: Maak zelf een regenmeter _______________________________________________ 43 2 Het Weer NASK Bijlage 5: Zelf het dauwpunt bepalen ______________________________________________ 47 Bijlage 6: Maak zelf een hygrometer _______________________________________________ 49 Bijlage 7: Een wolk in een petfles__________________________________________________ 50 Bijlage 8: Een klein experiment ___________________________________________________ 51 Bijlage 9: Projectdracht ‘het weer’_________________________________________________ 52 Verplichte onderzoeksonderdelen _________________________________________________________ 52 Eisen verslag __________________________________________________________________________ 52 Beoordelingsformulier __________________________________________________________________ 54 3 Het Weer: De energiehuishouding van de Aarde NASK Inleiding Het weer is iets waar de mens iedere dag opnieuw mee te maken krijgt. Het weer beïnvloed ons leven op allerlei manieren. Regen helpt de planten groeien, zonneschijn zorgt voor warmte en drinkbaar water en in de winter kun je dankzij de lage temperaturen schaatsen en sneeuwballen gooien. Voor je ligt het projectboekje over het weer. In dit project onderzoek je een aantal natuurkundige onderwerpen die van invloed zijn op het weer. Daarnaast onderzoek je de invloed van de mens op het weer en de invloed van het weer op de mens. Aan het einde van het project kun je uitleggen hoe de mens, zonneenergie, temperatuur, hoge- en lage luchtdruk, luchtvochtigheid, neerslag en wolken samenhangen en elkaar beïnvloeden. Het projectboekje bestaat uit vier hoofdstukken die ieder een aspect van het weer met de daarachter liggende natuurkundige principes behandelen. Ieder hoofdstuk is opgedeeld in paragrafen en aan het einde van iedere paragraaf staan een aantal vragen en/of opdrachten die je met je partner gaat uitvoeren. Zo ga je een aantal meetinstrumenten maken om verschillende natuurkundige verschijnselen te meten. Ook voer je een aantal experimenten uit waarmee je op kleine schaal weersverschijnselen onderzoekt. 4 Het Weer: NASK De energiehuishouding van de Aarde 1. Werkwijzer 1.1 Projectboekje Je werkt in tweetallen aan dit project. Veel van de stof ga je zelfstandig bestuderen en onderzoeken. Soms doen we dingen samen in grotere groepen of met de hele klas. Je kunt aan de figuurtjes bij de opdrachten zien met wie en waar je de opdracht gaat uitvoeren: 3 Je eigen tweetal Alleen uitvoeren met de docent erbij!! meerdere tweetallen cijfer = aantal tweetallen uitvoeren op school hele klas thuisopdracht Met de opdrachten uit dit projectboekje kun je punten verdienen. Die punten tellen mee voor het cijfer wat je krijgt voor dit project. De opdrachten en/of vragen vindt je aan het einde van iedere paragraaf. Bij sommige opdrachten zie je dit figuurtje: …/0 Als dit figuurtje bij een opdracht staat moet je de opdracht door je docent laten controleren. Je krijgt dan een aantal punten en een paraaf. Achter de schuine streep zie je hoeveel punten je maximaal voor die opdracht kunt krijgen. De projectopdracht is het schrijven van een verslag (werkstuk) over het weer. In bijlage 8 van dit projectboekje kun je precies lezen wat er van je verwacht wordt. Voor de projectopdracht krijg je ook punten. Je cijfer bereken je zo: ππππππππππππ = ππππππππππππ + 10 10 Opdracht Lees de projectopdracht in bijlage 8. 5 Het Weer: De energiehuishouding van de Aarde NASK 1.2 Logboek Tijdens dit project houd je een logboek bij. Je logboek bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel is bestemd voor je eigen weermetingen die je tijdens dit project gaat uitvoeren. Het tweede deel gaat over de projectopdracht. Opdracht • Lees de inleiding in je logboek goed door. • Bedenk nu met je partner een onderwerp uit het weer waarover je onderzoek wilt doen. Noteer je onderwerp in je logboek. • Bedenk nu een hoofdvraag over je onderwerp en minimaal 4 deelvragen die je moet beantwoorden om een antwoord te kunnen geven op je hoofdvraag. Noteer hoofdvraag en deelvragen in je logboek. 6 Het Weer: De energiehuishouding van de Aarde NASK 2. Broeikas Aarde, ‘een leefbare temperatuur’ Leerdoelen: • Je legt uit hoe temperatuurverschillen ontstaan. • Je beschrijft oorzaken en gevolgen van klimaatveranderingen. Criteria: • Je legt uit hoe de temperatuurverschillen tussen de seizoenen ontstaan. • Je gebruikt de begrippen minimumtemperatuur en maximumtemperatuur. • Je leest de temperatuur af op verschillende thermometers. • Je rekent graden Celsius om naar Kelvin en andersom. • Je legt uit hoe het broeikaseffect ontstaat en welke gevolgen dit heeft. • Je beschrijft het effect van het smelten van landijs en drijfijs. • Je legt uit wat de hoeveelheid CO2 te maken heeft met klimaatverandering. Hoofdstukvraag Hoe komt de gemiddelde aard- en plaatselijke temperatuur tot stand en welke invloed oefent de mens uit op die temperaturen? Op onze planeet Aarde is de temperatuur gemiddeld ongeveer 15°C. Dat maakt de Aarde leefbaar, onder andere doordat water bij die temperatuur een vloeistof is. Voor een groot deel hangt deze temperatuur af van de energiestroom vanuit de ruimte: de zonnestraling. Maar ook de atmosfeer van de Aarde speelt daarbij een rol. Zonder atmosfeer zou de temperatuur op Aarde veel lager zijn (-18°C). In het nieuws wordt er veel gesproken over klimaatverandering en opwarming van de Aarde door het broeikaseffect. Op universiteiten wordt onderzoek gedaan naar het klimaat en het broeikaseffect. 7 Het Weer: De energiehuishouding van de Aarde NASK 2.1 Energiehuishouding van de Aarde De gemiddelde temperatuur van de Aarde hangt af van de hoeveelheid energie die de Aarde ontvangt en verliest. De Aarde ontvangt energie van de zon. Gemiddeld iedere seconde ongeveer 1,28β1014 Joule. Dat komt neer op ongeveer 342 W/m2. Zou al die energie op Aarde blijven dan zou de temperatuur steeds blijven stijgen. Gelukkig is dat niet het geval, de Aarde straalt een groot deel van de ontvangen energie weer uit. Ook wordt een deel van de energie niet opgenomen door de Aarde maar gereflecteerd door wolken, ijs en zeeoppervlak. Het uitgestraalde vermogen van de Aarde hangt af van de temperatuur van de Aarde. Stijgt de temperatuur dan zal de Aarde meer vermogen uitstralen. Op die manier komt er een moment dat de uitgestraalde energie gelijk is aan de inkomende energie. Er is dan evenwicht tussen de inkomende zonne-energie en de uitgestraalde energie. De totale energie van de Aarde blijft dan gelijk. Omdat de gemiddelde temperatuur van de Aarde afhangt van de totale energie zal de gemiddelde temperatuur bij dit evenwicht ook constant zijn. Hieronder zie je een overzicht van de Aarde en de verschillende energiestromen die van invloed zijn op de temperatuur op Aarde. 8 Het Weer: De energiehuishouding van de Aarde NASK Figuur 1 Energiehuishouding van de Aarde. In deze figuur geldt dat 100 overeenkomt met 5,56β1024 Joule, de jaarlijkse door de aarde ontvangen zonne-energie. Een rond vak betekent een energiestroom en een vierkant vak betekend energie voorraad (altijd aanwezig). Behalve de uitstraling van de zon en aarde heeft ook de atmosfeer een grote invloed op de gemiddelde temperatuur op aarde. Zo kun je in het plaatje hierboven goed zien dat een deel van de energie die door de aarde wordt uitgestraald door de atmosfeer wordt opgenomen en gedeeltelijk weer terug gestraald naar de Aarde. Hierdoor neemt de totale hoeveelheid energie van de Aarde toe en zal de temperatuur hoger liggen dan bij een Aarde zonder atmosfeer. Dit proces noem je het natuurlijk broeikaseffect. Naast het natuurlijk broeikaseffect is er ook een door de mens veroorzaakt effect wat het versterkt broeikaseffect wordt genoemd. Door uitstoot van onder andere koolstofdioxide zorgt de mens voor een toename van de broeikasgassen in de atmosfeer. Het gevolg is dat de atmosfeer meer energie van de zon en aarde opneemt. Hierdoor zal de totale energie van de aarde toenemen en de gemiddelde temperatuur stijgen. 9 Het Weer: De energiehuishouding van de Aarde NASK Opdrachten In de tabel hieronder ontbreken nog 4 energiebronnen en de energievorm(en) die ze leveren. Één energiebron is gegeven als voorbeeld. Bedenk zelf 4 bronnen en geeft steeds aan welke vorm(en) van energie de bron levert. Energiebron Aardgas (gasfornuis) Soort energie Warmte en lichtenergie Ook de Aarde ontvangt energie uit een energiebron. Welke energiebron levert energie aan de Aarde en in welke vorm(en)? • De belangrijkste energiebron van de Aarde is ________________________________________________________. • De soort(en) energie die deze bron levert is(zijn): ________________________________________________________. Leg uit wat er met de gemiddelde temperatuur van de Aarde gebeurt als de Aarde zijn atmosfeer zou verliezen. ________________________________________________________________ ________________________________________________________________. Laat met een berekening zien dat de totale energie van de atmosfeer en de totale energie van de aarde niet veranderen. Gebruik voor je berekeningen de gegevens uit figuur 1 op de vorige bladzijde. 10 Het Weer: NASK De energiehuishouding van de Aarde Paragraafopdracht Zoek uit wat de 3 grootste oorzaken zijn van het versterkte broeikaseffect en bedenk bij één van de oorzaken een uitvoerbare oplossing. Maak een poster over de door jullie gevonden oorzaken en oplossing. Laat ook de energiehuishouding van de Aarde nu en na invoering van jullie oplossing in de poster zien. Geef een verklaring voor wat te zien is! Voor meer informatie kun je kijken op de volgende sites (er zijn er nog veel meer!!): • • http://globalwarming.berrens.nl/broeikaseffect.htm https://www.milieucentraal.nl/klimaat-en-aarde/klimaatverandering/wat-ishet-broeikaseffect/ …/5 11 Het Weer: De energiehuishouding van de Aarde NASK 2.2 Plaatselijke temperatuur Hoewel de Aarde als geheel een constante gemiddelde temperatuur heeft kan de temperatuur plaatselijk zeer grote verschillen vertonen. Denk maar eens aan een zomerse middag in de Sahara of een winterse ochtend op de Noordpool. Naast de geografische ligging van een plaats is ook het seizoen en de tijd van de dag belangrijk voor de plaatselijke gemiddelde temperatuur. Zo is het in het algemeen in de winter gemiddeld kouder dan in de zomer en ’s nachts kouder dan overdag. Ga je vanaf de polen richting de evenaar wordt het gemiddeld warmer. Deze temperatuurverschillen worden voor een groot deel veroorzaakt door de schuine stand van de aardas. Als we kijken naar de baan van de Aarde om de zon dan blijkt de aardas daar niet precies loodrecht op te staan. Het gevolg daarvan is dat tijdens de reis rond de zon een plaats op de aarde (rode cirkeltje in de afbeelding) niet altijd even ver van de zon verwijderd is, zie de Figuur 2 Door de 'schuine' stand van de aardas ontstaan de seizoenen. figuur hiernaast. Zoals je in de afbeelding hierboven kunt zien is het noordelijk halfrond van de aarde dichter bij de zon in de zomer dan in de winter. Het gevolg is dat er op het noordelijk halfrond meer energie per m2 ontvangen wordt in de zomer dan in de winter. Meer energie betekend een hogere temperatuur, in de zomer is het daarom gemiddeld warmer dan in de winter. Figuur 3 Door de vorm van de aarde ontvang je niet overal evenveel zonne-energie per vierkante meter grondoppervlak. Behalve de schuine stand van de aardas zorgt de vorm van de aarde ook voor temperatuur verschillen. Door de bolvorm ontvangt niet ieder deel van de aarde evenveel energie. Je ziet dat een baan zonlicht op de evenaar een minder groot stuk van de aarde beschijnt dan een baan zonlicht wat noordelijker of zuidelijker op de aarde valt. Omdat iedere baan zonlicht evenveel energie bevat betekend dit dat de energie per m2 aardoppervlak minder wordt naarmate je je van de evenaar vandaan beweegt. De temperatuur neemt gemiddeld dan ook af naarmate je verder van de evenaar bent. 12 Het Weer: De energiehuishouding van de Aarde NASK Ook gebieden waar veel sneeuw ligt of waar grote wateroppervlakten aanwezig zijn ontvangen vaak minder energie omdat er een groter deel van de energie wordt gereflecteerd. In deze gebieden is de temperatuur gemiddeld wat lager dan in gebieden die minder ‘last’ hebben van reflectie van de zonne-energie. Verplaatsing van lucht (wind) zorgt ook voor een verandering van de plaatselijke temperatuur. Zo veroorzaakt noordenwind in Nederland meestal een verlaging van de temperatuur omdat deze vaak koude lucht uit het noorden aanvoert. Vragen Bestudeerde kaart op http://www.wikikids.nl/Temperatuur en verklaar de verschillen die je waarneemt. ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ Uit figuur 4 blijkt niet alleen dat de energie van de zon zich verspreidt over een groter aardoppervlak maar ook dat de zonne-energie een langere weg aflegt door de atmosfeer. Wat is hiervan het gevolg? ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ 13 Het Weer: NASK De energiehuishouding van de Aarde Paragraafopdracht Bestudeer de applet (link hieronder) en beantwoord de vragen op de volgende bladzijde. Link naar applet: https://highered.mheducation.com/sites/007299181x/student_view0/chapter2/s easons_interactive.html Gemiddelde dagelijkse temperatuur op de meetplek. Baan planeet rond zon. Baan van de zon zoals gezien vanaf de meetplek. Hoek van het zonlicht. 14 Bediening Het Weer: De energiehuishouding van de Aarde NASK Vragen bij Paragraafopdracht 1. Stel de afwijking van de aardas in op 0 (‘Inclination Angle’ = 0). • Hoe verandert dan het pad van de zon door de lucht als de Planeet van de rechterkant van zijn baan naar de linkerkant beweegt? • Hoeveel uur duurt de langste periode van zonlicht in een jaar? • Hoeveel uur duurt de kortste periode van zonlicht? • Hoe verandert de hoek waaronder de zonnestralen de grond raken? • Wat is de verandering in gemiddelde temperatuur over een heel jaar? 2. Pas de afwijkingshoek van de aardas aan tot 23 graden en kijk één hele omloop van de planeet rond de zon (één jaar!). • Hoe lang (in uren) zijn nu de langste en kortste periodes van zonlicht? • Hoe verandert de hoek waaronder de zonnestralen de grond raken? • Hoe verandert de gemiddelde temperatuur nu in het jaar? 3. Pas de afwijkingshoek van de aardas aan tot 60 graden. Bekijk de positie van de zon en de helderheid van de lucht boven het landschap nauwkeurig. • Hoe lang duren nu de langste en kortste periodes van zonlicht? • Hoe verandert nu de gemiddelde temperatuur? 4. Wat is de kleinste afwijkingshoek die als resultaat een dag met 24 uur licht oplevert? 5. De planeet Uranus heeft een zodanig grote afwijkingshoek dat hij bijna op zijn kant ligt. Als je op Uranus leeft op 45 graden noorderbreedte, welk deel van het jaar zou de langste winternacht dan duren? …/1 15 Het Weer: NASK De energiehuishouding van de Aarde 2.3 Het meten van temperatuur Zodra je aan een voorwerp warmte (=energie!) toevoegt zal de temperatuur ervan stijgen. Door de warmte gaan de moleculen van het voorwerp sneller bewegen. Omdat sneller bewegende moleculen meer ruimte nodig hebben zal het voorwerp uitzetten als er warmte aan wordt toegevoegd. Daarbij zetten vloeistoffen aanzienlijk meer uit dan vaste stoffen. Hiervan maken we gebruik als we bepalen wat de temperatuur van een voorwerp is. Temperatuur meet je met een thermometer. Een thermometer bestaat uit een heel dun en hol glazen buisje met aan één uiteinde een reservoir met daarin een vloeistof. Langs het holle buisje is een schaalverdeling aangebracht. Capillair (vloeistofbuisje) Vloeistof reservoir Schaalverdeling Zodra de thermometer met een warmer voorwerp in aanraking komt zal er warmte van Figuur 4 Vloeistofthermometer dat voorwerp naar de thermometer gaan door stroming, straling en geleiding. De warmte van de thermometer neemt dan toe waardoor de moleculen van de vloeistof en het buisje sneller gaan bewegen. Zolang de temperatuur onder het smeltpunt van de vaste stof (het glas van het buisje) blijft is de uitzetting ervan zeer gering. De vloeistof krijgt echter al bij zeer kleine temperatuurverschillen een meetbare uitzetting. Omdat de vloeistof opgesloten zit in het reservoir en het daaraan verbonden capillair kan de vloeistof bij uitzetten maar één kant op: omhoog door het capillair. Je leest nu een hogere temperatuur af. Zodra de thermometer door stroming, straling of geleiding warmte verliest zal de vloeistof krimpen en daalt het vloeistofniveau in het capillair: de temperatuur is lager. Bij Natuurkunde gebruiken we voor temperatuur de eenheid Kelvin. Maar ook graden Celsius is een veelvoorkomende eenheid. 0 °C is de temperatuur waarbij chemisch zuiver water bevriest. 100 °C is de temperatuur waarbij chemisch zuiver water kookt. 16 Het Weer: NASK De energiehuishouding van de Aarde De eenheid Kelvin begint te tellen bij het absolute nulpunt. Bij die temperatuur hebben moleculen geen energie meer: ze staan helemaal stil. Een lagere temperatuur is dan ook niet mogelijk! Soms moet je beide eenheden in elkaar omrekenen, er geldt dan: Tin K = Tin °C + 273 & Tin °C = Tin K – 273 Opdrachten Reken de volgende temperaturen in elkaar om en zoek in BINAS op welke stof die temperatuur als smelt- of kookpunt heeft: 373 K = ………°C, kookpunt van …………………………………………. 11 °C = …….…K, smeltpunt van ……………………………………….. 14 K = ……..°C, smeltpunt van ……………………………………..… 78 °C = …….…K, kookpunt van ………………………………………… Paragraafopdracht Maak nu zelf een thermometer. In bijlage 1 kun je lezen hoe je dit doet. 17 …/5 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Luchtdruk en wind 3. Drukkende Atmosfeer Leerdoelen: • Je legt uit hoe verschillen in luchtdruk wind kunnen veroorzaken. Criteria: • Je gebruikt verschillende eenheden voor druk. • Je beschrijft het ontstaan van bewolking. • Je legt uit hoe wind ontstaat. Hoofdstukvraag Hoe ontstaan hoge en lage drukgebieden op Aarde en wat zijn de gevolgen van die drukverschillen? 3.1 Luchtdruk De atmosfeer rond de Aarde is een laag gas van ongeveer 50 km dikte: de lucht. De lucht rondom de Aarde heeft massa en wordt daarom aangetrokken door de Aarde, net als jij. En net als jouw voeten daardoor op de grond drukken (je gewicht) drukt de lucht ook op de aarde. De kracht waarmee de lucht op 1 cm2 of 1 m2 drukt, noem je de luchtdruk. Luchtdruk is dus de kracht per vierkante meter (N/m2). De eenheid voor luchtdruk is de Pascal (Pa). Er geldt: 1 Pa = 1 N/m2 Figuur 5 Luchtdruk in een kolom lucht met een oppervlak van één vierkante meter. 18 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Luchtdruk en wind Hoe hoger je komt in de atmosfeer hoe lager de luchtdruk is. Er drukt dan een kleinere kolom lucht op je. De luchtdruk is dus afhankelijk van de hoogte waarop je je bevindt. De moleculen die in de ballon zitten bewegen met een gemiddelde snelheid van ongeveer 500 m/s! Ze botsen daardoor continu tegen de wanden van de ballon. Dit veroorzaakt de luchtdruk in de ballon. Door deze botsingen houdt de ballon zijn vorm en stevigheid. Vragen 1. Op een bepaalde hoogte in de atmosfeer is de luchtdruk de helft van de luchtdruk op het aardoppervlak. Leid uit BINAS af op hoeveel kilometer hoogte dat is. Geef je antwoord op 0,1 km nauwkeurig. De hoogte is ____________________km. 2. Waarom hebben vliegtuigen een drukcabine waarin de druk constant wordt gehouden? ______________________________________________________________ ________________________________________________________. 3. Ivan blaast een ballon op. Hij legt er geen knoop in en laat hem los. Leg met het begrip druk uit wat er met de ballon zal gebeuren. ______________________________________________________________ _____________________________________________________________. 4. Hiernaast zie je een drinkbakje voor vogels. Verklaar waarom het bakje niet leeg loopt. ______________________________________________________________ ________________________________________________. 5. Leg uit wat er gebeurt als je een gaatje in de bovenkant van het doorzichtige bakje zou boren. 19 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Luchtdruk en wind ______________________________________________________________ ________________________________________________. 6. Leg uit wat er gebeurt met een ballon als je de luchtdruk in de ballon verhoogt. ______________________________________________________________ _____________________________________________________________. Paragraafopdracht Tijd voor een experiment. Maak de opdracht in bijlage 2. 20 …/2 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Luchtdruk en wind 3.2 Luchtdruk op Aarde Door verschillen in temperatuur ontstaan op aarde gebieden met hoge luchtdruk en gebieden met lage luchtdruk. Ook de aanwezigheid van wolken en grote wateroppervlakten hebben invloed op de luchtdruk. Hogedrukgebieden gaan vaak samen met mooi weer terwijl lagedrukgebieden juist vaak slecht weer veroorzaken. Een gebied met een lage luchtdruk noem je een depressie. Bij een depressie horen bewolking, regen en harde wind. Lage luchtdruk ontstaat als warme lucht opstijgt. De opstijgende lucht koelt af en kan dan minder waterdamp bevatten. Hierdoor ontstaat bewolking en neerslag. Onderweg koelt de lucht verder af en daalt weer, zie figuur 7. In het gebied waar de afgekoelde lucht daalt, ontstaat zo een hoog drukgebied. Tijdens het dalen warmt de lucht weer op en kan dan meer waterdamp bevatten. Hierdoor is het in een hogedrukgebied meestal mooi weer. Door het verschil in druk tussen het hoge drukgebied en het lage drukgebied ontstaat wind. De luchtmoleculen worden vanuit een hoog drukgebied naar een laag drukgebied ‘geduwd’. Hoe groter het verschil in luchtdruk hoe sneller de moleculen gaan stromen. De windsnelheid is dan groot. Wind Wind Figuur 6 WIndsysteem op Aarde. Lucht stijgt op in lagedrukgebied en daalt in hogedrukgebieden. Van een gebied met hoge druk waait de lucht (wind) naar het lagedrukgebied. 21 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Luchtdruk en wind Windsnelheid meet je met een windmeter. Hoe groter de windsnelheid hoe krachtiger de wind is. Windsterkte (ook wel: windkracht) geef je aan op de schaal van Beaufort, zie ook BINAS tabel 24. Vragen 1. Wat is een depressie? ___________________________________________________________. 2. Hoe merk je aan het weer dat er een depressie passeert? ___________________________________________________________. 3. Zoek op in BINAS: Hoe groot is de windsnelheid bij een windkracht van 4 Beaufort? ______________________________m/s. Hoe groot is de windkracht bij een windsnelheid van 10 m/s? _______________Beaufort Vanaf welke windsnelheid spreek je van een orkaan? ___________________________m/s. 3.3 Luchtdruk meten Luchtdruk meet je met een barometer. Meestal een doosbarometer. In het metalen doosje van deze barometer is het vacuüm. De luchtdruk drukt het deksel van het doosje in. Hoe hoger de luchtdruk, hoe meer het deksel wordt ingedrukt. Als het doosje wordt ingedrukt, geeft de wijzer een groter getal aan. Door de veer draait de wijzer weer terug als de luchtdruk lager wordt. Figuur 7 schematische weergave van een In Nederland is de luchtdruk meestal rond de doosbaromter. 100 000 Pa. Omdat het werken met heel grote getallen vaak lastig en onoverzichtelijk is, worden meestal de eenheden hectoPascal (hPa) of millibar (mbar) gebruikt: ο 1 hPa = 100 Pa 22 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Luchtdruk en wind ο 1 mbar = 1 hPa 3 Paragraafopdracht In bijlage 3 staat een handleiding hoe je een barometer kunt maken. Gebruik de handleiding om zelf een barometer te maken. …/5 3.4 Coriolis effect Door de draaiing van de aarde stroomt de lucht nooit rechtstreeks van een hoge naar laag drukgebied. De lucht stroomt om de depressie heen. Op het noordelijk halfrond krijgt de stromende lucht door die draaiing een afwijking naar rechts terwijl dit op het zuidelijk halfrond juist naar links is. Dit effect is ook terug te zien in het leeglopen van de gootsteen. Het water wat naar het putje stroomt, krijgt ook een afwijking naar rechts (noordelijk halfrond) of naar links (zuidelijk halfrond). Hierdoor stroomt het water weg in een draaikolk. In de lucht kun je dit effect goed zien aan vorm van de wolken. 2 Paragraafopdracht Bekijk de volgende 3 filmpjes (Engels). Maak een stripverhaal van minimaal 10 plaatjes waarin je het Coriolis effect uitlegt. https://www.youtube.com/watch?v=7TjOy56-x8Q https://www.youtube.com/watch?v=mcPs_OdQOYU https://www.youtube.com/watch?v=i2mec3vgeaI http://www.natuurkunde.nl/artikelen/935/het-corioliseffect 23 …/5 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Neerslag en bewolking 4. Nederlands weer Leerdoelen: • Je legt uit hoe bewolking en neerslag ontstaan. • Je legt uit hoe een stof verandert bij temperatuursveranderingen. Criteria: • Je beschrijft het ontstaan van wolken. • Je bepaalt het dauwpunt. • Je legt uit hoe verschillende neerslagsoorten ontstaan. • Je beschrijft de faseovergangen van een stof. • Je legt uit wat er in een stof verandert tijdens een faseovergang. Hoofdstukvraag Hoe ontstaan neerslag en bewolking en welk invloed hebben beide op de mens? In het vorige hoofdstuk heb je gelezen dat warme lucht opstijgt en koude lucht daalt. Hierdoor ontstaan hoge en lage drukgebieden (depressies). Een depressie gaat vaak samen met regen en harde wind. Maar hoe ontstaat regen eigenlijk, wat zijn wolken nu precies en wat wordt bedoeld met luchtvochtigheid? 24 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Neerslag en bewolking 4.1 Faseovergangen water Zoals je vast nog wel weet van eerdere NASK lessen zitten watermoleculen op een vaste plek in een rooster als water in de vaste fase is (ijs). De moleculen trillen zachtjes op hun plek en zijn doormiddel van kristalbindingen sterk aan elkaar verbonden. Zodra je echter energie toevoegt aan de moleculen gaan deze sneller bewegen. Tot ze zo snel bewegen dat de kristalbindingen die ze op hun plek houden worden verbroken. De moleculen kunnen nu langs elkaar heen bewegen en we spreken dan van de vloeistoffase (water). Blijf je het water verwarmen dan gaan de moleculen op het kookpunt zo snel bewegen dat ook de laatste binding tussen de moleculen wordt verbroken. De moleculen kunnen nu helemaal los van elkaar door de ruimte schieten. We spreken dan van de gasfase (waterdamp). Vervluchtigen / sublimeren Smelten IJS Verdampen WATER WATERDAMP Stollen / bevriezen Condenseren Rijpen (water) / sublimeren (alle stoffen) 25 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Neerslag en bewolking Vragen 1. Willen we van waterdamp water maken of van water ijs dan moeten de moleculen steeds langzamer gaan bewegen. Op die manier kunnen de bindingen die eerst werden verbroken weer ontstaan. Geef nu zelf in de tabel hieronder voor elke faseovergang aan of je energie moet toevoegen of dat er juist energie vrij komt. Smelten is al voor je ingevuld. Faseovergang Smelten Verdampen Vervluchtigen (sublimeren) Condenseren Stollen Rijpen (sublimeren) Energie toevoegen X Energie komt vrij 3 Paragraafopdracht Maak zelf een regenmeter volgens de instructies in bijlage 5. …/5 26 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Neerslag en bewolking 4.2 Luchtvochtigheid Waterdamp Overal in de lucht is waterdamp. Hoeveel waterdamp de lucht kan bevatten hangt af van de temperatuur. Bij hogere temperaturen kan lucht meer waterdamp bevatten dan bij lagere temperaturen. De hoeveelheid waterdamp in de lucht noem je de luchtvochtigheid. De luchtvochtigheid wordt uitgedrukt in een percentage, waarbij 100% de maximale hoeveelheid waterdamp is die de lucht kan bevatten. Meestal ligt de luchtvochtigheid in Nederland tussen de 40% en 70%. Bij een luchtvochtigheid van 70% heb je het vaak over drukkend, broeierig weer. Je kleding voelt dan klam en plakkerig aan. Komt de luchtvochtigheid onder de 40% kun je snel last krijgen van een droge keel en droge ogen. Je kunt de luchtvochtigheid meten met een hygrometer. De meeste huis-, tuin- en keukenhygrometers werken volgens hetzelfde principe. Een (meestal) paardenhaar wordt onder spanning gebracht. De haar zal langer worden als het veel vocht opneemt en juist krimpen als het vocht afstaat. Door de haar te verbinden met een wijzer kan zo de vochtigheid worden afgelezen. Dauwpunt Als warme lucht genoeg afkoelt, condenseert de waterdamp uit die lucht. De temperatuur waarbij dat gebeurt, noem je het dauwpunt. Het dauwpunt hangt af van de temperatuur van de lucht en de luchtvochtigheid. Het dauwpunt is bereikt als de luchtvochtigheid 100% is geworden en de waterdamp condenseert. Als we bijvoorbeeld warme lucht hebben met een luchtvochtigheid van 70% en we die lucht afkoelen zal de luchtvochtigheid stijgen zonder dat de hoeveelheid waterdamp verandert! Bij eenzelfde hoeveelheid waterdamp is de luchtvochtigheid van koudere lucht dus hoger dan die van warmere lucht! 27 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Neerslag en bewolking Zoals je in het mollier-diagram hiernaast kunt zien moet je lucht van 10 °C met een luchtvochtigheid van 80% afkoelen tot 6,4 °C om de luchtvochtigheid te laten stijgen tot 100% (rode pijl van rechts naar links). Luchtvochtigheid is 100% Totale hoeveelheid waterdamp per kilogram lucht. Het dauwpunt is in deze situatie dus 6,4 °C. Dauwpunt De totale hoeveelheid waterdamp in de lucht is bij het afkoelen hetzelfde gebleven: 6 gram waterdamp per kilogram lucht. Luchttemperatuur Toch is het afkoelen van de warme lucht alleen niet voldoende om de waterdamp te laten condenseren. Er is ook een oppervlak nodig waaraan de waterdamp zich kan hechten. Dit oppervlak kan een andere vloeibare of vaste stof zijn. In de lucht zweven ontelbare kleine stofdeeltjes rond die ervoor zorgen dat de waterdamp bij voldoende afkoeling kan condenseren. Deze deeltjes noem je condensatiekernen. In je badkamer is het bijvoorbeeld de spiegel waartegen de waterdamp condenseert. Opdracht Doe het experiment uit bijlage 5. 2 Paragraafopdracht Maak zelf een haarhygrometer volgens de instructies in bijlage 6. 28 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Neerslag en bewolking 4.3 Wolken …/5 Laten we eerst eens terugkijken naar de energiehuishouding van de Aarde. Vragen 1. Leg met behulp van BINAS tabel 9 uit wat er met de dichtheid gebeurt als je een stof verwarmt: ______________________________________________________________ ______________________________________________________________ _____________________________________________________________. 2. Kijk nog eens terug naar het plaatje over de energiehuishouding in hoofdstuk 2. Vergelijk de boven- en onderkant van de atmosfeer met elkaar op een zonnige dag. Zet in de tabel hieronder een kruisje op de juiste plaats. Bovenkant (kant van de zon) Onderkant (bij de Aarde) Meeste warmte absorptie 3. Wat zal er op een zomerse zonnige dag gebeuren met de dichtheid van de luchtlaag dicht bij de aarde? En wat is daarvan het gevolg? ______________________________________________________________ ______________________________________________________________ _____________________________________________________________. 29 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Neerslag en bewolking De opstijgende warme lucht zal onderweg afkoelen. Koelere lucht kan minder waterdamp bevatten waardoor de luchtvochtigheid zal stijgen. Als er dan voldoende heel kleine stofdeeltjes in de lucht zijn dan zal (een deel van) de waterdamp condenseren rondom die deeltjes. Zo ontstaan heel kleine waterdruppeltjes in de lucht. Afhankelijk van de temperatuur kunnen er ook ijskristallen ontstaan. Door de stijgkracht van de opstijgende lucht blijven de minuscule waterdruppeltjes in de lucht. Vanaf de aarde ziet een enorme zwerm van die waterdruppeltjes eruit als een wollen dekbed ο Wolken heb je in alle afmetingen en vormen. Ga maar eens een uurtje op je rug in de tuin liggen. Wedden dat je van alles in de wolken ziet? Hoe de wolken eruitzien, hangt af van de luchtstromingen. Waait het hard dan zullen de wolken worden uitgesmeerd over de lucht. Is de opwaartse luchtstroom erg sterk dan zal de wolk steeds groter worden in opwaartse richting ο een stapelwolk (of cumulus nimbus). Opdracht Doe het experiment uit bijlage 7. Paragraafopdracht Zoek uit welke soorten bewolking er bestaan en maak een fotoreportage van minimaal 6 foto’s over minimaal 2 verschillende soorten wolken. Leg bij iedere foto uit welk soort bewolking er te zien is en hoe dit te zien is. Geef een zeer korte omschrijving over het ontstaan van die soort bewolking. …/2 30 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Neerslag en bewolking 4.4 Neerslag Zodra twee druppeltjes met elkaar in aanraking komen kunnen ze samensmelten tot een groter druppeltje. Grotere druppels vallen sneller en vangen zo steeds meer kleine wolkdruppeltjes, tot ze zoveel snelheid krijgen dat ze uit de wolk vallen. We spreken dan van neerslag. Voor één regendruppel heb je ongeveer 1 miljoen wolkdruppeltjes nodig. Dit proces wordt het coalescentieproces genoemd. In Nederland is meestal sprake van een andere manier van neerslagvorming, het wegener-bergeron proces. Om dit proces te kunnen begrijpen kijken we naar de faseovergangen van water. We hebben gezien dat bij de faseovergang verdampen watermoleculen zoveel energie hebben gekregen dat ze zich van elkaar los kunnen maken en als losse moleculen door de ruimte bewegen. In werkelijkheid ontsnappen er continu moleculen uit de vloeistof, ook als het kookpunt nog niet bereikt is. Ook uit ijs ontsnappen watermoleculen. In iedere fase kunnen er dus watermoleculen ontsnappen. Het aantal moleculen wat kan ontsnappen aan de vaste stof of vloeistof neemt toe naarmate de temperatuur van de stof toeneemt. Er zullen dus meer moleculen ontsnappen uit water dan uit ijs. Omdat er meer watermoleculen ontsnappen uit een waterdruppeltje in de wolk zal de druk rondom dit druppeltje groter zijn dan die rondom een ijskristal. De waterdamp van het waterdruppeltje zal daarom naar het ijskristal stromen en vast vriezen. Op deze manier wordt het ijskristal steeds zwaarder en verdwijnt het waterdruppeltje. Het ijskristal valt uiteindelijk uit de wolk en zal onderweg smelten en neerkomen als regen of bevroren blijven en op de grond komen als sneeuw. Bijna alle regen in Nederland valt dus uit de wolk als sneeuw! 31 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Neerslag en bewolking Vragen 1. Waarom vallen de wolkendruppeltjes niet naar de grond? ______________________________________________________________ _____________________________________________________________. 2. Leg uit waarom de meeste neerslag in Nederland uit de wolk valt als sneeuw. ______________________________________________________________ ______________________________________________________________ ______________________________________________________________ _____________________________________________________________. 2 Paragraafopdracht Onderzoek 3 verschillende soorten neerslag. Kies één van de drie en bereid een presentatie van maximaal 2 minuten voor over die soort neerslag. Zorg ervoor dat je in je presentatie in ieder geval de volgende onderdelen opneemt: • Beschrijving van soort neerslag. • Ontstaansproces van die neerslag. • Gevolgen van die neerslag op mens en dier. Je kunt informatie gebruiken uit onderstaande en andere bronnen. http://www.keesfloor.nl/weerkunde/10neerslag/10neerslag.htm http://nl.wikipedia.org/wiki/Neerslag_(atmosfeer) …/5 32 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Onweer 5. Onweer In de vorige hoofdstukken heb je gezien dat de atmosfeer constant in beweging is. Warme lucht stijgt op en koude lucht daalt, terwijl er vanaf het hogedrukgebied een wind gaat waaien naar het lagedrukgebied. Al die bewegende luchtlagen wrijven langs elkaar waardoor er grote elektrische ladingen kunnen ontstaan. De ontlading daarvan zorgt voor spectaculaire plaatjes. 5.1 Statische elektriciteit Zoals je vast nog wel weet van het hoofdstuk over elektriciteit uit je leerboek is elektriciteit het stromen van elektronen door een gesloten stroomkring. Onderweg worden die elektronen gehinderd door aangesloten apparaten die weerstand bieden aan dat stromen. We hebben gezien dat de stroomsterkte een maat is voor de hoeveelheid elektronen die per seconde door de stroomkring beweegt, ook zagen we dat de spanning een maat is voor de energie die de elektronen meekrijgen. In de apparaten die zijn aangesloten geven de elektronen (een deel van) hun energie af en bewegen verder door de stroomkring. De motor achter het stromen van de elektronen is de spanningsbron. De spanningsbron zorgt voor een teveel aan elektronen aan de –pool en/of een tekort aan elektronen aan de +pool. Omdat dezelfde lading afstoot willen de elektronen gaan stromen van de –pool naar de +pool. Daarvoor is wel een weg nodig van elektrisch geleidend materiaal zoals koper, waar die elektronen doorheen kunnen bewegen. Maar wat als er een teveel aan elektronen is op een niet geleidend materiaal zoals rubber? Als je met een ballon langs je wollen trui wrijft geeft je trui elektronen af die aan de ballon blijven ‘kleven’. Omdat een ballon geen elektriciteit geleid kunnen die elektronen zicht niet over de ballon verspreiden en zullen ze dus op één plek blijven zitten. Er ontstaat zo een plek op de ballon die negatief geladen is. Het woord statisch betekent niet bewegen of stilstaan. Vandaar dat deze vorm van elektriciteit statische elektriciteit wordt genoemd. 33 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Onweer Vragen 1. Leg heel nauwkeurig uit wat er gebeurt als je op een droge dag een wollen trui over je hoofd uittrekt en er geknetter te horen is. ______________________________________________________________ ______________________________________________________________ ______________________________________________________________ _____________________________________________________________. 2. Wat is er aan de hand als je uit de auto stapt en een schok krijgt? ______________________________________________________________ ______________________________________________________________ ______________________________________________________________ _____________________________________________________________. Paragraafopdracht Voer de opdracht uit bijlage 8 uit. 34 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Onweer 5.2 Statische elektriciteit in de atmosfeer Behalve rubber is ook de lucht om ons heen een heel goede elektrische isolator. Lucht heeft een enorm grote elektrische weerstand en er is daarom heel veel energie (=spanning!) nodig om die weerstand te overwinnen. Als de weerstand overwonnen wordt zullen de elektronen gaan stromen, net als bij een stroomkring. In de lucht kan een spanning ontstaan die groot genoeg is om de weerstand te overwinnen. Er vindt dan een elektrische ontlading plaats. De elektronen zullen heel snel van de plaats met teveel naar de aarde stromen. Dit gaat met heel veel hitte gepaard, zoveel dat de lucht waar de elektronen doorheen stromen een plasma wordt en dat kun je zien: de bliksem. Door een ballon langs je trui te wrijven kun je de ballon elektrisch opladen. Ook de lucht kan worden opgeladen door wrijving. Dit gebeurt als er koude en warme luchtlagen langs elkaar bewegen. 35 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Onweer Door de wrijving ontstaan gebieden met positieve en negatieve lading in de onweerswolk. Zodra het ladingsverschil groot genoeg is (de spanning is hoog genoeg om de weerstand te overwinnen) zal er een ontlading plaats vinden. Die ontlading kan plaatsvinden in de wolk of tussen wolken maar ook van de wolk naar de aarde. De bijbehorende donder ontstaat doordat de bewegende elektronen de lucht met grote kracht opzij duwen waardoor een schokgolf van geluid ontstaat. 36 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Onweer Vragen 1. Zoek op internet uit waarom de bliksem niet in een rechte lijn van de wolk naar de grond beweegt. ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________. 2. Er bestaan verschillende soorten onweer. Zoek uit welke soorten onweer er bestaan en leg van iedere soort kort uit hoe deze ontstaat en werkt. ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________. 37 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen 6. Bijlagen Bijlage 1: Maak zelf een thermometer In dit experiment maak en ijk je een thermometer. Materiaal • Glazen fles met kurk • Rietje • Inkt en viltstift • Boormachine met boortje • Thermometer • Bak met ijsklontjes • Rechthoekig stuk karton Uitvoering • Boor een gaatje door de kurk heen en schuif het rietje door het gaatje. • Vul de fles helemaal met water. • Kleur het water met een klein beetje inkt. • Duw de kurk met het rietje er doorheen op de fles. Je ziet het water nu al iets omhoog komen in het rietje. • Maak het stuk karton met lijm vast aan het rietje. Het ijken van je thermometer • Zet je thermometer in een bak met ijsklontjes en wacht tot het waterpeil niet meer verandert. Meet ondertussen de temperatuur van de lucht in het practicumlokaal met een thermometer. • Zet een streepje op het karton, precies ter hoogte van het waterpeil. • Zet je thermometer nu voor je op tafel en wacht tot het waterpeil in het rietje niet meer verandert. • Zet weer een streepje op het karton en noteer de gemeten temperatuur erbij. • Meet de afstand tussen de 2 streepjes in mm. Een schaalverdeling met maar 2 streepjes is niet erg nauwkeurig (of nuttig). Tijd om de schaalverdeling af te maken. Eerst bereken je de gevoeligheid van je thermometer. Dit doe je door: ππππππππππππππππβππππππ (ππππ ππππ/°πΆπΆ) = • ππππππππππππππ π‘π‘π‘π‘π‘π‘π‘π‘π‘π‘π‘π‘ ππππ π π π π ππππππππππππππ (ππππ ππππ) ππππππππβπ‘π‘ − ππππππππ ππππππππππππππππππππππ Bereken de gevoeligheid van je thermometer en maak de schaalverdeling af door een streepje te zetten per graad Celsius. 38 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Opdracht Je thermometer werkt alleen als de temperatuur 0 °C of hoger is. Ook boven de 100 °C werkt je thermometer niet. Leg uit waarom je thermometer alleen werkt tussen de 0 °C en 100 °C. ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________. Ook de lengte van je rietje beperkt tot hoever je kunt meten. Bepaal de maximale temperatuur die je met jouw thermometer nog kunt meten. Tmax = _____________°C Die afstand (van de minimale tot de maximale meetwaarde) noem je het meetbereik van je meetinstrument. Noteer het meetbereik van je thermometer in de tabel in je logboek. 39 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Bijlage 2: Tijd voor een experiment Bedenk 2 manieren om de luchtdruk in een ballon te verhogen. 1._________________________________________. 2.________________________________________________________. Bedenk voor iedere oplossing een onderzoeksvraag die je zou kunnen gebruiken om te onderzoeken of die oplossing de luchtdruk inderdaad hoger maakt. 1._________________________________________________________? 2._________________________________________________________? Bedenk bij beide onderzoeksvragen een experiment om antwoord op die vraag te vinden. Gebruik daarvoor de invulbladen hieronder. Experiment Luchtdruk 1 Onderzoeksvraag _______________________________________________________________ Materiaal -____________________________ -____________________________ -____________________________ -____________________________ -____________________________ -____________________________ Uitvoering Stap 1:_________________________________________________________ Stap 2:_________________________________________________________ Stap 3:_________________________________________________________ Stap 4:_________________________________________________________ Stap 5:_________________________________________________________ Stap 6:_________________________________________________________ 40 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Experiment Luchtdruk 2 Onderzoeksvraag _______________________________________________________________ Materiaal -____________________________ -____________________________ -____________________________ -____________________________ -____________________________ -____________________________ Uitvoering Stap 1:_________________________________________________________ Stap 2:_________________________________________________________ Stap 3:_________________________________________________________ Stap 4:_________________________________________________________ Stap 5:_________________________________________________________ Stap 6:_________________________________________________________ Voer nu beide experimenten uit en noteer je waarnemingen en conclusie hieronder. Waarnemingen 1._______________________________________________________________ ________________________________________________________________ 2._______________________________________________________________ ________________________________________________________________. Conclusie 1._______________________________________________________________ ________________________________________________________________ 2._______________________________________________________________ ________________________________________________________________. 41 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Bijlage 3: Maak zelf een Barometer Materiaal • Glazen pot met een wijde opening • Ballon • Postbode-elastiek • Rietje • Schaar • Vel karton • Viltstiften of kleurpotloden • Contactlijm • Plakband Uitvoering • Blaas de ballon op en laat hem weer leeglopen. Knip het tuutje van de ballon af en gooi dit weg. • Span het stuk ballon over de opening van de glazen pot. Maak het vast met het elastiek en plakband. Het ballonvel moet strak gespannen zijn zonder bobbels erin. • Knip één kant van het rietje schuin af. Zo krijg je een scherpe punt. • Plak het andere uiteinde van het rietje vast aan het ballonvel. Zorg dat het uiteinde van het rietje precies in het midden van het ballonvel begint. • Teken op het karton mooi en slecht weer op de juiste plaats (waar staat het rietje met mooi weer?). • Plak het karton op de pot zodat de scherpe punt van het rietje nog op het papier komt. • Zet een streepje bij de stand van het rietje. • Meet de luchtdruk met de wetenschappelijke barometer en noteer de druk bij het streepje wat je op je karton hebt gezet. • Herhaal deze laatste stap gedurende twee weken om je barometer te ijken. 42 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Bijlage 4: Maak zelf een regenmeter Materiaal • Lege plastic frisdrankfles • Doorzichtig stuk PVC pijp met lengte = 20 cm, Ø 10 mm • PVC eindstuk • PVC-lijm • Watervaste stift • Liniaal en schaar Uitvoering • Smeer de lijm aan de binnenzijde/buitenzijde van het PVC eindstuk. • Plaats het eindstuk aan de binnenzijde/om de transparante PVC pijp. • Wacht rustig tot de lijm gedroogd is en knip ondertussen de bovenzijde van je frisdrankfles af (zie de afbeelding hieronder). • Zet de frisdrankfles in de opening van je PVC pijp en je meter is klaar. • IJk nu je meter volgens de instructies hieronder. Hier knippen! IJken van de regenmeter De neerslag die in je regenmeter terecht komt kun je op twee manieren meten: • • Het volume (in mL) De hoogte van de waterkolom in de opvangbuis (in mm) Opdrachten 43 b = 100 cm Bij het KNMI en de weersverwachtingen op de televisie wordt neerslag altijd gemeten in ‘mm neerslag’. Eén mm neerslag wil zeggen dat er op 1 m2 grondoppervlak 1 mm neerslag is gevallen. In totaal is er bij 1 mm neerslag een volume van 1 L water op 1 m2 grond gevallen. A = 1 m2 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Laat met een berekening zien dat er bij een neerslag van 1 mm precies 1 L water op 1 m2 grond is gevallen. ____________________________ ____________________________ ____________________________ ____________________________ ___________________________ L Hoeveel mm neerslag is er gevallen op 1 cm2 grond? ____________________________ ____________________________ Omdat de opening van de fles groter is dan de opening van de opvangbuis, waar je afleest, kun je niet meteen aan de hoogte zien hoeveel mm neerslag er is gevallen. Om toch af te kunnen lezen hoeveel mm neerslag er is gevallen moet je wat rekenwerk verrichten. Nu is l x b de oppervlakte van het grondvlak. Oppervlakte heeft de letter A. Onze formule wordt nu: ππ = π΄π΄ π₯π₯ β b = 100 cm Bij de eerste opdracht op de vorige bladzijde heb je natuurlijk de formule voor het volume van een balk gebruikt: ππ = ππ π₯π₯ ππ π₯π₯ β A = 1 m2 l = 100 cm We willen het volume weten in mL. Zoals 3 je weet is 1 mL = 1 cm . We nemen daarom de oppervlakte (A) in cm2. De hoogte h willen we graag in mm houden. We weten dat we het aantal mm moeten delen door 10 om cm te vinden. De formule wordt dan: ππ(ππππ ππππ3 ) = π΄π΄(ππππ ππππ2 ) β β (ππππ ππππ) 10 Wil je met deze formule het aantal mm neerslag berekenen dan krijg je: β= 10 β ππ π΄π΄ Voor jouw eigen regenmeter geldt daarom: Vwater = volume opgevangen water in mL Afles = oppervlakte flesopening in cm2 44 h =1 mm Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen ππππππππππππ ππππ ππππππππππππππππ = ππππ β π½π½ππππππππππ π¨π¨ππππππππ De vorm van je opvangbuis is een cilinder. Het volume van een cilinder kun je berekenen met: V = A x h. Waarbij A het oppervlak van het grondvlak is. Voor het volume van het opgevangen water in je regenmeter geldt daarom: πππ€π€π€π€π€π€π€π€π€π€ = π΄π΄ππππππππππππππππππππ β βπ€π€π€π€π€π€π€π€π€π€ ππππ ππππππππππππππππππππ Vwater = volume opgevangen water in cm3 Aopvangbuis = oppervlakte opvangbuisopening in cm2 hwater in opvangbuis = hoogte waterkolom in opvangbuis in cm Invullen van formule 2 in formule 1 geeft: ππππππππππππ ππππ ππππππππππππππππ = ππππππππππππ ππππ ππππππππππππππππ = 10 β π΄π΄ππππππππππππππππππππββπ€π€π€π€π€π€π€π€π€π€ ππππ ππππππππππππππππππππ π΄π΄ππππππππ → 10 β π΄π΄ππππππππππππππππππππ β βπ€π€π€π€π€π€π€π€π€π€ ππππ ππππππππππππππππππππ (ππππ ππππβΌ) π΄π΄ππππππππ De oppervlakten van de opvangbuis en de fles veranderen niet tijdens het meten. Alleen de hoogte van het water in de opvangbuis verandert. Het omcirkelde deel van de formule heeft dan ook steeds dezelfde waarde. We noemen dit de schaalfactor. De schaalfactor (f) is een constante voor jouw regenmeter, maar zal anders zijn bij andere regenmeters. Opdracht Noteer de berekende en gemeten waarden in je logboek. • • • • • • Meet de binnendiameter van de frisdrankflesopening van de regenmeter met een schuifmaat. Meet de binnendiameter van de opvangbuisopening van de regenmeter met een schuifmaat. Bereken de oppervlakte van de frisdrankflesopening in cm2. Bereken de oppervlakte van de opvangbuisopening in cm2. Bereken de schaalfactor van jouw regenmeter. Noteer de formule waarmee je tijdens het meten gaat berekenen hoeveel mm neerslag er is gevallen. Nu ga je de schaalverdeling aanbrengen op je regenmeter. Gebruik de formule die je hebt gevonden om de afstanden te berekenen. Vul eerst de tabel. aantal mm neerslag h (in cm) 0 1 2 3 4 5 0 45 6 7 8 9 10 15 20 25 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Maak nu de schaalverdeling op je opvangbuis. Teken, met watervaste stift, zo nauwkeurig mogelijk en zet de juiste waarden in mm neerslag bij de streepjes. 46 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Bijlage 5: Zelf het dauwpunt bepalen In dit experiment onderzoek je het dauwpunt en luchtvochtigheid. Bedenk zelf een onderzoeksvraag en stel een hypothese op. Tip: lees eerst wat je precies moet doen. Onderzoeksvraag:_______________________________________________. Hypothese:_____________________________________________________. Materiaal 1. Bekerglas (250 mL) 2. Thermometer 3. Water (ca 100 mL) 4. IJsklontjes (minimaal 2) Uitvoering • Meet de temperatuur van de lucht en noteer hieronder. • Vul het bekerglas met 100 mL water. • Voeg één ijsklontje toe en roer ongeveer één minuut. • Voeg een tweede ijsklontje toe en roer weer een minuut. • Als je iets aan de buitenkant van het bekerglas ziet gebeuren noteer je hieronder de temperatuur van het water. Meetwaarden • De luchttemperatuur is _________ °C • De watertemperatuur is _________ °C • Het dauwpunt is ________°C • Gebruik je metingen en het mollier-diagram op de volgende bladzijde om te bepalen hoe hoog de luchtvochtigheid is. Laat zien in het diagram hoe je dit hebt gedaan. Luchtvochtigheid is ________% 47 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen 48 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Bijlage 6: Maak zelf een hygrometer Materiaal • Blokje hout • Paardenhaar • Plastic pijlpunt • Muntje van 5 cent • 2 spijkertjes • Hamer • Potlood/viltstift • Plakband of contactlijm Uitvoering • Maak een gaatje in het midden van de brede kant van de plastic pijl. • Maak een gaatje een beetje meer naar rechts aan de onderkant van de plastic pijl. • Sla een spijkertje aan de bovenkant van de voorzijde van het blokje hout (niet helemaal er in!). • Plak het muntje op de plastic pijl (plakband of contactlijm). • Bevestig de plastic pijlpunt aan het blokje hout met een spijkertje door het linker gaatje van de pijl. • Knoop de paardenhaar aan het bovenste spijkertje en aan de plastic pijlpunt (onderste gaatje). • Geef op je hygrometer aan bij welke stand de lucht vochtig is en bij welke stand juist droog. 49 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Bijlage 7: Een wolk in een petfles Materiaal • Petfles (plastic) zonder etiket. • Koud water • Lucifers Uitvoering • Giet een beetje koud water in de petfles. • Draai de dop op de fles en schud de fles. • Knijp een paar keer in de fles (gebeurt er iets in de fles?). • Draai de dop van de fles en laat er een brandende lucifer in vallen (die gaat uit als hij het water raakt). • Draai de dop snel weer op de fles en schud de fles. • Knijp weer een paar keer in de fles. Beantwoord de volgende vragen: Waarom helpt het schudden van de fles bij dit experiment? ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________. Hoe heeft de rook van de lucifer geholpen bij het maken van de wolk? ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________. 50 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Bijlage 8: Een klein experiment Maak een kort filmpje op je telefoon over dit experiment. Materiaal • Plastic kam • Waterkraan • Je eigen haar Uitvoering • Kam je haar met een plastic kam. • Zet de kraan aan met een dunne zachte waterstraal. • Hou de kam in de buurt van de waterstraal. Waarnemingen en conclusie Wat zie je? ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________. Hoe kun je dit verklaren? …/2 ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ___________________________________________. 51 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Bijlage 9: Projectopdracht ‘het weer’ Als afsluiting van dit project schrijf je een verslag over dit project. Je schrijft één verslag met je groepje. Het verslag bestaat uit een verplicht en een vrij onderdeel. Het beoordelingsformulier vindt je aan het einde van deze bijlage. Verplicht onderzoeksonderdeel Dit onderdeel gaat over de meetinstrumenten die je gemaakt hebt. De bijbehorende onderzoeksvraag en deelvragen zijn al voor je opgesteld. Bouwen en testen meetinstrumenten Hoofdvraag: ο Hoe ziet een zelfgemaakt weerstation er uit waarin temperatuur, luchtdruk, neerslag en luchtvochtigheid worden gemeten? Deelvragen: • Welke meetinstrumenten moeten er gemaakt worden? • Hoe zien de meetinstrumenten er uit en wat is hun werking? • Hoe functioneren de meetinstrumenten in de praktijk? • Welke aanpassingen zijn noodzakelijk en/of wenselijk na het testen van het weerstation? Vrije deel In dit deel van je onderzoek kies je zelf een onderwerp uit het weer. Dit onderwerp ga je diepgaand onderzoeken. Voor dit deel van je onderzoek stel je zelf de onderzoeksvraag en de deelvragen op. Bedenk nu samen een onderwerp en stel de onderzoeksvraag en deelvragen op in je logboek. 52 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Eisen verslag • • • • • • • • • Je verslag is, zonder voorkant en inhoudsopgave, minimaal 10 A4-tjes lang. Je mag afbeeldingen ter verduidelijking van je verhaal opnemen in je verslag. Samen mogen de afbeeldingen niet meer dan 30% van je verslag beslaan. Het lettertype van de tekst is maximaal 12 Pt. Die van hoofdstuktitels en paragraaftitels mag wel groter. Je verslag bevat een voorblad met titel, namen, klas en datum. Je verslag bevat een inhoudsopgave. Je verslag bevat een inleiding waarin achtergrondinformatie en hoofd- en deelvragen zijn opgenomen. Je verslag heeft een logische opbouw in hoofdstukken en paragrafen. Over ieder van de drie delen schrijf je een conclusie waarin hoofd- en deelvragen beargumenteerd worden beantwoord. Er worden minimaal 6 bronnen geraadpleegd. 53 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Beoordelingsformulier verslag Inhoudelijke eisen Voorkant Bevat titel die samenhangt met inhoud verslag evenals voor- en achternamen en datum Inleiding - Heldere samenvatting inhoud verslag. - onderzoeksvragen voor verplichte onderdelen en eigen onderzoek. - goed lopend verhaal. Meten aan het - De bouw en werking van de weer meetinstrumenten wordt helder beschreven en ondersteund door afbeeldingen. - De voor- en nadelen van de gemaakte meetinstrumenten worden tegen elkaar gehouden en er worden goed beargumenteerde conclusies getrokken over verbeteringen van de meetinstrumenten. - De meetresultaten zijn duidelijk in tabellen en grafieken weergegeven. Eigen - Het onderwerp wordt helder omschreven onderwerp en bevat geen natuurkundige fouten. - Er wordt gericht gezocht naar een antwoord op de gestelde onderzoeksvraag. - De natuurkunde achter het onderwerp wordt correct en helder beschreven. - De conclusies worden beargumenteerd op basis van beschreven informatie. Punten voor onderzoeksverslag Verzorging lay-out Spelling/grammatica en zinsbouw. Opbouw en hoofdstukverdeling Totaalscore onderzoeksverslag - 54 max. Score score 5 10 10 25 50 -5 -5 -5 Lesbrief ‘Het Weer’: NASK Bijlagen Beoordelingsformulier losse producten onderdeel inhoudelijke eisen poster energiehuishouding - presentatie neerslag - - - strip Coriolis effect - thermometer - regenmeter - hygrometer - fotoreportage bewolking - applet opdracht zonne-energie experiment luchtdruk - barometer - De poster is origineel, helder, duidelijk en bevat geen fouten. Het gekozen probleem en mogelijke oplossing en de invloed daarvan op de energiestromen komt duidelijk naar voren en is correct. Het ontstaan van de neerslagvorm wordt natuurkundig juist uitgelegd. Er wordt duidelijk gesproken. Er wordt contact gemaakt met het publiek. Er wordt gebruik gemaakt van ondersteunend materiaal zoals posters, PowerPoint, enzovoorts. De presentatie is niet langer dan 3 minuten. De strip bevat 6 of meer plaatjes. De strip is duidelijk en beschrijft op correcte maar ook originele wijze het Coriolis effect. De thermometer werkt en is nauwkeurig geijkt. De thermometer is netjes afgewerkt. De barometer werkt en is geijkt. De barometer is origineel afgewerkt. De regenmeter werkt en is netjes afgewerkt De hygrometer werkt en is netjes afgewerkt. Er zijn minimaal 6 duidelijk foto’s aanwezig van minimaal 2 soorten bewolking. De toelichting bij de foto’s is juist en compleet. De opdracht is uitgevoerd en de vragen zijn voldoende beantwoord. Onderzoeksvragen, uitvoering en conclusie zijn juist en helder. - Er zijn 2 duidelijk verschillende methoden gekozen om de luchtdruk te verhogen. totaalscore losse producten totaalscore verslag Totaalscore project Cijfer = (aantal punten+10)/10) - 55 max. score 5 5 5 5 5 5 5 2 1 2 40 50 90 + score