Metacognitieve vaardigheden en kennis in het onderwijs “The value of a college education is not the learning of many facts but the training of the mind to think” (Einstein, 1921) Gerbrand Borgers (94200607) Oktober 2020 Bachelor docent natuurkunde Hogeschool Inholland Inhoudsopgave Inhoudsopgave ___________________________________________________________________ 2 Inleiding _________________________________________________________________________ 3 Zelfgestuurd leren _________________________________________________________________ 3 Onderzoekend leren _______________________________________________________________ 6 Formatieve evaluatie _______________________________________________________________ 9 Conclusie _______________________________________________________________________ 11 2 Inleiding Het Lumion in Amsterdam is sinds ruim een half jaar Kunskapsskolan partnerschool in Nederland. Bij het onderwijs op een Kunskapsskolan staat zelfregulerend leren centraal. Om dit vorm te kunnen geven wordt veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden en kennis bij de leerlingen. Veelal wordt daartoe onderzoekend leren of een andere didactische aanpak met gedeeltelijke of ongeleide instructie ingezet. Daarbij doceert de docent niet meer klassikaal maar biedt individuele begeleiding (coaching) bij het doorlopen van het persoonlijke leerproces van de leerling. Ook breder is er een duidelijke verschuiving gaande binnen het onderwijs van output gerichte curricula naar zelfgestuurd leren (Kostons, Donker, & Opdenakker, 2014). Het doel is altijd het onderwijs te verbeteren. Maar welke ingrepen zijn effectief? In een grootschalig onderzoek heeft John Hattie een analyse gemaakt van de effectgrootte van verschillende invloeden op het onderwijs (Hattie, 2014). Onderwijsstrategieën gericht op de ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden en kennis, formatieve evaluatie en zelfgestuurd leren blijken allemaal een zeer hoge effectscore te hebben. Deze strategieën kunnen dus in grote mate positief bijdragen aan het leren van leerlingen. In deze paper worden zelfgestuurd leren, formatieve evaluatie en onderzoekend leren onderzocht. Het doel van deze paper is te komen tot ontwerpeisen voor een onderwijsmodule onderzoekend leren (in de rest van de tekst aangeduid als de module) voor het vak science in klas 2. Zelfgestuurd leren Zelfgestuurd leren wil zeggen dat de leerling zelfstandig de organisatie en verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces in handen neemt. Om zelfgestuurd te kunnen leren heeft een leerling cognitieve, metacognitieve en motivationele/affectieve leerstrategieën nodig (Kostons, Donker, & Opdenakker, 2014). Cognitieve leerstrategieën zijn heel specifieke taakgerichte strategieën om nieuwe informatie te onthouden en toe te voegen aan het geheugen, zoals bijvoorbeeld het leren van woordjes om een nieuwe taal te leren. Motivatie heeft te maken met de wil om iets te doen. Een voorbeeld om zichzelf te motiveren is belonen als men een taak heeft uitgevoerd of het belang inzien van een taak. Metacognitie gaat over de kennis en vaardigheden om het eigen denken, handelen en leren te organiseren, te sturen en te controleren. Uit onderzoek blijkt dat metacognitieve vaardigheden en kennis in hoge mate de leerresultaten van leerlingen bepalen (Veenman, 2013). Metacognitie kun je opdelen in de volgende acht fasen in het denkproces die een leerling moet ontwikkelen om tot effectief zelfsturend leren te kunnen komen (Veenman, 2015): 3 • • • • • • • • Oriëntatie & Taakanalyse (Wat is de aard van de taak? Wat wordt er van me verwacht?) Voorkennis activeren (Wat weet ik al?) Doelen stellen (Wat moet ik bereiken?) Plannen (Hoe ga ik de taak aanpakken?) Plan systematisch uitvoeren (Stap-voor-stap) Monitoren (Jezelf in de gaten houden. Maak ik geen fouten, begrijp ik alles?) Zelf-evaluatie (Heb ik mijn doel bereikt?) Reflectie (Recapitulatie en terugkijken) Een leerling met sterke metacognitieve vaardigheden is goed in staat zelfregulerend te werken en staat daarmee aan het roer van het eigen leerproces. Ze kunnen het leerproces effectiever uitvoeren en behalen over het algemeen betere resultaten dan leerlingen waarbij de metacognitieve vaardigheden minder zijn ontwikkeld. Gelukkig kunnen leerlingen binnen de onderwijspraktijk metacognitieve vaardigheden wel aan worden geleerd. Daar zijn wel een aantal voorwaarden aan verbonden. Om metacognitieve vaardigheden/kennis aan te leren moet de leerstrategie geïntegreerd worden in de leertaak, het nut van de vaardigheden moet expliciet worden uitgelegd en de instructie moet over langere tijd worden gegeven om ook langdurig effect te hebben (Veenman, 2015). De beste resultaten voor het verhogen van de leeropbrengst bij leerlingen worden gevonden als cognitieve, metacognitieve en motivationele/affectie leerstrategieën worden gecombineerd (Kostons, Donker, & Opdenakker, 2014). De volgende cognitieve en metacognitieve leerstrategieën blijken erg goed te werken in combinatie met elkaar: • Oriënteren – Voorbereiden leerproces • Plannen – ontwerpen van het leerproces en het stellen van doelen. • Analyseren – Opdelen van een taak in kleinere stukken. • Structureren – samenbrengen, schematiseren en ordenen van informatie. • Relateren – verbanden kunnen leggen en analogieën kunnen bedenken. • Evalueren – beoordelen van het leerproces ten opzichte van plan/doel. Een voorbeeld van een leertaak waarin een leerling deze leerstrategieën gecombineerd gebruikt is het oplossen van een natuurkundig vraagstuk met behulp van berekeningen. Dergelijke opdrachten worden volgens een vast stappenplan uitgevoerd: 1. De leerling oriënteert zich op het vraagstuk door de titel en bijbehorende tekst te lezen (stap 1). Daaruit wordt duidelijk over welk onderwerp het vraagstuk gaat en roept daarmee voorkennis op over het onderwerp. 4 2. De leerling noteert de grootheid die berekend moet worden met het juiste symbool en de gevraagde eenheid. De leerling stelt daarmee het doel op voor de taak. 3. De leerling noteert de bekende grootheden met symbool en eenheid. De leerling structureert daarmee de informatie die gegeven is in tekst, figuur of grafiek. 4. De leerling bepaalt op welke wijze het gevraagde kan worden berekend. De leerling legt daarmee verband tussen de gegeven informatie en het gevraagde. 5. De leerling berekent het gevraagde en noteert achter de berekende waarde de bijbehorende eenheid. 6. De leerling controleert of er antwoord is gegeven op de vraag en of dit antwoord realistisch is en met de juiste eenheid is gegeven. De leerling evalueert daarmee of het doel is bereikt. Maar ook bij het uitvoeren en verslagleggen van een experiment worden deze leerstrategieën gecombineerd. Bij het lezen van de opdracht oriënteert de leerling zich op zijn taak. Op basis van de informatie stelt de leerling een onderzoeksvraag op en bepaalt daarmee het doel van het experiment. De leerling bepaalt welke taken er moeten worden uitgevoerd en in welke volgorde. De leerling voert het experiment uit en verwerkt de meetresultaten in tabellen en grafieken. De leerling analyseert de gevonden informatie en zoekt naar verbanden tussen de verschillende grootheden die een rol spelen bij het experiment om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Voor de ontwerpen module betekent dit dat een leertaak drie fasen moet hebben: Een voorbereidende fase waarin de leerling zijn voorkennis activeert en het doel van de taak (leerdoel) vaststelt. Een uitvoerende fase waarin de leerling de taak uitvoert. Deze fase moet zich kenmerken door activiteiten die de leerling vraagt informatie te structureren, analyseren en relateren. Een afsluitende fase waarin de leerling de uitvoering en het resultaat van de taak evalueert. 5 Onderzoekend leren De manier waarop wetenschappers de wereld onderzoeken blijkt zeer veel overeenkomsten te vertonen met hoe jonge kinderen de wereld onderzoeken en verkennen (Schulz, 2013). Het lijkt daarom logisch deze methode van ontdekken en leren toe te passen in de dagelijkse onderwijspraktijk. Zeker als wij ons realiseren dat op dit moment een groot deel van de leerlingen na 10 tot 12 jaar onderwijs hun natuurlijk nieuwsgierigheid naar de kennis die wij hen op school aanbieden kwijt is geraakt (van der Wateren, 2013). Een methode die hierop inspeelt is het zogenaamde onderzoekend leren. Volgens Remke Klapwijk en Eveline Holla is de basisgedachte bij onderzoekend leren dat het kind vanuit de eigen verwondering onderzoek gaat uitvoeren (Klapwijk & Holla, 2018). Belangrijk daarbij is dat de leerkracht de leerling vrij laat om zelf te ontdekken. Te veel uitleg en instructies blijken averechts te werken bij deze methodiek. De docent zal dus meer begeleiden en coachen. Uiteraard heeft een kind wel structuur nodig om zelf onderzoek uit te voeren. Een belangrijke leidraad bij dit eigen onderzoek is de onderzoekscyclus. Leerlingen zouden binnen deze cyclus zeven stappen van onderzoek moeten volgen (Klapwijk & Holla, 2018): • • • • • • • Verwonderen: waarnemen, ontdekken, verbeelden, vragen formuleren Verkennen: Aanrommelen en uitproberen, voorkennis inventariseren, vragen stellen, inlezen, onderwerp bepalen Onderzoek opzetten: onderzoeksvraag en hypothese opstellen, focus bepalen, inplannen onderzoek, tests bedenken en testcondities vaststellen. Onderzoek uitvoeren: stap voor stap onderzoeksplan uitvoeren, analyseren gegevens/waarnemingen, controle of alles is gemeten/waargenomen. Concluderen: Ordenen en vergelijken gegevens d.m.v. tabellen, grafieken, modellen en tekeningen, hypothese toetsen, conclusies formuleren, betrouwbaarheid toetsen. Presenteren: presenteren resultaten in verschillende presentatievormen. Tot slot: evalueren van het onderzoeksproces en de presentatie en reflecteren op het eigen handelen. Leerlingen zouden deze stappen cyclisch maar ook iteratief moeten uitvoeren. Belangrijk is dat leerlingen bij iedere stap feedback krijgen, van elkaar dan wel de docent. Deze manier van onderwijs sluit goed aan bij hoe kinderen van nature de wereld om zich heen onderzoeken. Ook stimuleert deze manier van 6 werken de nieuwsgierigheid van leerlingen en worden belangrijke onderzoeksvaardigheden geoefend en ontwikkeld. Het gaat daarbij met name om de vaardigheden waarnemen, verbeelding gebruiken, samenhang ontdekken, nieuwsgierig zijn, ideeën delen, informatie in stukken hakken, dingen in twijfel trekken en reflecteren. (Klapwijk & Holla, 2018) Bij de meeste onderzoekstappen wordt een beroep gedaan op één of meer metacognitieve vaardigheden: • • • • Verwonderen en verkennen: Voorkennis activeren Onderzoek opzetten: Doelen stellen en plannen Onderzoek uitvoeren: plan systematisch uitvoeren Tot slot: zelf-evaluatie en reflectie Er zitten dus grote voordelen aan het onderzoekend leren. Volgens Paul Kirschner kleven er echter ook veel bezwaren aan het toepassen van deze methode (Kirschner, 2012). Uit onderzoek blijkt dat met name beginnende leerders meer gebaat zijn met volledige, expliciete geleide instructie terwijl gevorderden of experts beter af zijn met gedeeltelijke of ongeleide instructie, aldus Kirschner. Bij volledige expliciete geleide instructie legt de leerkracht volledig uit welke concepten en vaardigheden de leerlingen dienen te leren. Bij gedeeltelijk of minimaal geleide instructie (zoals bij onderzoekend leren), leeft de verwachting dat leerlingen enkele of alle concepten en vaardigheden die ze moeten leren helemaal zelf ontdekken. Volgens Kirschner (2012) blijken experts en ervaren leerders bij het oplossen van problemen gebruik te maken van in het lange termijngeheugen opgeslagen oplossingsstrategieën, procedures en kennis bij het oplossen van (nieuwe) problemen. Het werkgeheugen is dat deel van ons geheugen waar we actief informatie verwerken. Een belangrijke taak van ons werkgeheugen is het doorgeven van informatie naar het langetermijngeheugen. Het werkgeheugen is zeer beperkt zowel in tijd als capaciteit. Die beperkingen zijn er echter niet als we werken met zaken uit ons langetermijngeheugen. Een onervaren leerder zal dus niet alleen een probleem moeten oplossen in het werkgeheugen maar ook nieuwe strategieën moeten ontwikkelen in het werkgeheugen. Het werkgeheugen raakt daarbij overbelast waardoor het de taak van het doorgeven van informatie naar het langetermijngeheugen niet meer goed kan volbrengen. Kortom de leerling leert uiteindelijk maar weinig. Didactiek gebaseerd op minimale instructie blijkt dus vooral bij de slimste leerlingen goede resultaten te halen. Minderbegaafde leerlingen blijken significant lager te scoren. Deze laatste groep raakt veelal gefrustreerd en haakt af of kopieert van slimmere kinderen. Daarnaast blijkt het erg lastig om zelf verkregen onjuiste informatie of ideeën bij leerlingen weer recht te trekken. Didactiek gebaseerd op directe volledige instructie heeft weer 7 als nadeel dat ze weinig biedt op het gebied van de ontwikkeling van creativiteit en verbeeldingskracht. (Kirschner, 2012) Het lijkt er dus op dat geen van beide aanpakken zaligmakend is. Een goede mix van beide lijkt het meest voor de hand te liggen. Biedt volledige expliciete instructie aan om nieuwe stof en concepten aan te leren maar gebruik onderzoekend leren om leerlingen te motiveren, hun nieuwsgierigheid te prikkelen en hun metacognitieve vaardigheden en onderzoeksvaardigheden verder te oefenen en ontwikkelen. (van der Wateren, 2013) 8 Formatieve evaluatie Het werken met gedeeltelijke of ongeleide instructie brengt wel met zich mee dat leerlingen goed op de hoogte moeten zijn van de te behalen leerdoelen en de succescriteria. Ook dienen zij tijdens het leerproces de mogelijkheid te hebben de eigen ontwikkeling te kunnen toetsen en bespreken met docent of peers. Deze aspecten zijn allemaal onderdelen van formatieve evaluatie. Volgens Dylan Wiliam bestaat formatieve evaluatie uit een vijftal strategieën (Wiliam, 2006): • • • • • Het verduidelijken en begrijpen van leerdoelen en criteria voor succes. Het ontwerpen van effectieve klassikale discussies, vragen en taken die bewijzen van leren oproepen. Feedback geven die leerlingen vooruithelpt. Leerlingen activeren elkaars hulpbron te zijn bij het leren. Leerlingen activeren eigenaar van het eigen leren te worden. In haar boek ‘Leren zichtbaar maken met formatieve evaluatie’ komt Shirley Clarke tot 12 ingrediënten voor formatieve evaluatie. In kern dezelfde als Wiliam echter uitgewerkt tot meer praktijkgerichte strategieën op basis van praktijkervaringen van docenten. Zij vult bovenstaande lijst aan met (Clarke, 2014): • • • • • • Een leercultuur waarin leerlingen en leraren een growth mindset hebben, geloven in zichzelf, beschikken over metacognitieve vaardigheden en de overtuiging hebben dat iedereen succesvol kan zijn. Leerlingen betrekken bij de voorbereiding van de lessen om hun motivatie en eigenaarschap te vergroten. Leren in heterogene groepen met een gedifferentieerd aanbod, zodat leerlingen hun gevoel van eigenwaarde behouden en de verwachtingen hoog zijn. Voortdurend in de gaten houden in hoeverre leerlingen begrijpen wat ze leren. Goede voorbeelden analyseren en delen, voordat leerlingen hun eigen product maken. Een effectieve afsluiting van de les, waarin het geleerde wordt samengevat en daarop wordt gereflecteerd. Een belangrijke voorwaarde voor het succesvol zijn van formatieve evaluatie is het aanwezig zijn van een leercultuur in de klas aldus Clarke (2014). De ideale leercultuur kan ontstaan als er aan drie voorwaarden is voldaan: • • • 9 Een growth mindset ontwikkelen Metacognitieve strategieën integreren in het onderwijs. Leren in heterogene groepen. Growth mindset wil zeggen dat iemand leeft met de overtuiging dat intelligentie groter kan worden door een inspanning te leveren. Iemand met een growth mindset is daarom leergericht, grijpt uitdagingen aan, zet door bij tegenslagen en leert van kritiek. Mensen met een dergelijke mindset bereiken uiteindelijk een steeds hoger prestatieniveau. Al jarenlang is bekend dat het leren in homogene groepen slecht uitpakt voor middelmatige en zwakke leerlingen terwijl de winst voor sterkere leerlingen slechts zeer gering is. Het werken in heterogene groepen blijkt wel veel positief effect te hebben op de motivatie en leerhouding van leerlingen. Werken in heterogene groepen stimuleert ook het geven en ontvangen van opbouwende feedback. Uit het onderzoek van Hattie blijkt dat samenwerkend leren een bovengemiddelde effectscore heeft op het leren (Hattie, 2014). Bij het ontwerpen van onderwijs op basis van betekenisvol leren zien wij een groot deel van de hiervoor beschreven kenmerken terug. Betekenisvol leren kan met zes kenmerken worden omschreven (Kragten, 2014): • • • • • • 10 Actief: Leerlingen leren het beste wanneer ze een actieve rol aannemen in hun eigen leren, ze zijn betrokken bij het eigen leerproces en voelen zich daar verantwoordelijk voor. Zij worden gemotiveerd door activiteiten die bijdragen aan het daadwerkelijk verwerken van nieuwe kennis. Constructief en individueel: Leerlingen kunnen benoemen wat ze hebben geleerd en ze kunnen reflecteren op hun eigen leren. Nieuw kennis en inzichten worden verbonden aan al aanwezige kennis. Samenwerkend en in dialoog: Het samenwerken en elkaar ondersteunen levert een essentiële bijdrage aan de kwaliteit van het leerproces. Contextueel: Er is voor leerlingen een zichtbare relatie tussen leeractiviteiten en het echte leven. Begeleid: het samenwerkend leren wordt alleen betekenisvol als er begeleiding van de docent plaatsvindt. Emotioneel betrokken en motiverend: Emotionele betrokkenheid en motivatie kan het leerproces versterken. Conclusie Er blijkt dus een grote samenhang te bestaan tussen formatieve evaluatie, onderzoekend leren, (de ontwikkeling van) metacognitieve vaardigheden en kennis en betekenisvol leren. Een onderwijsstrategie waarin deze vier aspecten worden gecombineerd zou voor grote positieve effecten kunnen zorgen bij het ontwikkelen van leerlingen. Uit eigen ervaring weet ik dat zelfsturend leren niet vanzelf komt. In mijn klassen kom ik veel leerlingen tegen die niet goed raad weten met leertaken waar weinig sturing van de docent plaats vindt. Het is daarom mijns inziens erg belangrijk de module zo te ontwerpen dat niet alleen de vakinhoudelijke leerdoelen maar ook leerdoelen op het gebied van zelfsturend leren worden behaald. Daarbij moet de leerling niet alleen de metacognitieve vaardigheid worden aangeleerd (plannen, analyseren enzovoorts) maar ook het belang van die vaardigheid (in de gegeven context) worden duidelijk gemaakt. Ik kom daarmee tot de volgende lijst ontwerpeisen waaraan de module moet voldoen. De module moet: • • • • leertaken bevatten die: o een voorbereidende fase hebben waarin de leerling zijn voorkennis activeert en het doel van de taak (leerdoel) vaststelt. o een uitvoerende fase hebben waarin de leerling de taak uitvoert. Deze fase moet zich kenmerken door activiteiten die de leerling vraagt informatie te structureren, analyseren en relateren. o een afsluitende fase hebben waarin de leerling de uitvoering en het resultaat van de taak evalueert. gebaseerd zijn op onderzoekend leren. voldoende begeleiding bieden voor zwakkere leerlingen bij het ontwikkelen van de noodzakelijke vaardigheden en kennis om onderzoekend leren mogelijk te maken. in iedere les voldoende mogelijkheden voor formatieve evaluatie bieden. Randvoorwaarden voor het ontwerp: • • • • 11 Onderwijstijd: blok van 3 uur per week, periode van 6 weken. Groep: 3 VWO, 25-30 leerlingen Voorkennis: de leerlingen hebben in klas 2 het vak Nask afgerond. De kennis uit dat jaar wordt als bekent verondersteld. Er is rekening gehouden met het feit dat de leerlingen (oa door Corona) weinig tot geen ervaring hebben in het doen van onderzoek. Benodigde ruimten: klaslokaal en het lab Bibliografie Clarke, S. (2014). Leren zichtbaar maken met formatieve evaluatie. Rotterdam: Bazalt Educatieve Uitgaven. Einstein, A. (1921, Mei 18). Einstein sees boston; fails on Edison test. The New York Times, p. 18. Hattie, J. (2014). De impact van Leren zichtbaar maken. (L. Coppens, & C. Slabbinck, Vert.) Rotterdam: Bazalt educatieve uitgaven. Kirschner, P. A. (2012, november). Helemaal uitleggen of zelf laten ontdekken? Van 12 tot 18. Vakblad voor Voortgezet Onderwijs, 14-16. Opgehaald van https://moodle.inholland.nl/pluginfile.php/325219/mod_resource/content/1/Helemaal_uitl eggen_of_zelf_laten_ontdekken.pdf Klapwijk, R., & Holla, E. (2018, september). wetenschapsknooppuntzh.nl/activiteiten/leidraadonderzoekend-en-ontwerpend-leren/. Opgeroepen op oktober 13, 2020, van Wetenschapsknooppunt zuid-holland: http://www.wetenschapsknooppuntzh.nl/uploads/Leidraad-onderzoekend-en-ontwerpendleren-Wetenschapsknooppunt-ZH.pdf Kostons, D., Donker, A., & Opdenakker, M.-C. (2014, november 30). Opgeroepen op oktober 16, 2020, van www.nro.nl: https://www.nro.nl/wpcontent/uploads/2015/02/Opdenakker_Zelfgestuurd-leren-in-de-onderwijspraktijk.pdf Schulz, L. (2013, februari 14). The relationship between child's play and scientific exploration. Opgeroepen op oktober 13, 2020, van MIT: https://news.mit.edu/2013/laura-schulz-profile0214 van der Wateren, D. (2013, januari 25). blogcollectief onderzoek onderwijs. Opgeroepen op oktober 13, 2020, van onderzoekonderwijs.net: https://onderzoekonderwijs.net/2013/01/25/verderdenkend-over-ontdekkend-leren-vs-geleide-instructie-2/ Veenman, M. V. (2013, September 24). Opgeroepen op Oktober 16, 2020, van didactiefonline: https://didactiefonline.nl/blog/blonz/metacognitie-bepaalt-leerresultaat-0 Veenman, M. V. (2015, November 6). Opgeroepen op Oktober 16, 2020, van talentstimuleren: https://talentstimuleren.nl/?file=4592&m=1447073428&action=file.download Wiliam, D. (2006). Assessment for learning: why, what and how. Assessment for learning: why, what and how. Cambridge. 12