Spreken Lezen Luisteren Grammatica ZOU & ZOUDEN KLAS GEVORDERD 2 ZOU & ZOUDEN IMPERFECTUM VAN ‘ZULLEN’ beleefdheid onzekerheid irrealis ZOU & ZOUDEN BELEEFDHEID Mag ik je woordenboek lenen? ZOU ik je woordenboek MOGEN LENEN? Kunt u me terugschrijven? ZOU u me KUNNEN TERUGSCHRIJVEN? ZOU & ZOUDEN BELEEFDHEID Je moet wat minder roken. Je ZOU wat minder MOETEN ROKEN. U moet hem morgen bellen. U ZOU hem morgen MOETEN BELLEN. ZOU & ZOUDEN ONZEKERHEID Ik denk dat daar best een vriendschap uit zou kunnen ontstaan. (Ik denk het, maar ik weet het niet zeker) Zouden we weg moeten? (We weten het niet zeker) ZOU & ZOUDEN IRREALIS Als ik veel geld had, zou ik een dure auto kopen. (Ik heb geen geld, dus ik koop geen dure auto) Als ik mijn agenda bij me had, zou ik meteen mijn rooster kunnen weten. (Ik heb geen agenda bij me, dus ik weet niet wat mijn rooster is)