Oefeningen Serie en parallel Maak telkens de tekening/ tekeningen van de schakelingen. Serieschakelingen 1. Twee weerstanden staan in serie. R1 = 250 Ohm, R2 = 500 Ohm. De totale spanning is 250V. Hoe groot is de vervangingsweerstand? Hoe groot is de stroom door de weerstanden? Hoe groot is de spanning over R1? Hoe groot is de spanning over R2? 2. Er zijn twee weerstanden van 500 Ohm in serie geschakeld. Hoe groot moet de spanning zijn om 1A door de kring te laten vloeien? 3. Door een weerstand vloeit er 0,5A. Over de weerstand staat er 100V. De weerstand staat in serie met een weerstand van 300 Ohm. Hoe groot is de aangelegde spanning? 4. Een voedingsbron levert 24Vdc. De contactor trekt 200mA. Hoe groot is de weerstand van één contactor? 5. Als er nu twee contactoren in serie staan; hoe groot is de stroom dan bij 24Vdc? 6. Drie weerstanden (100 Ω, 250 Ω, 150 Ω) staan in serie. Over de tweede weerstand staat 25V. Hoe groot is de stroom in de kring? Hoe groot is de vervangingsweerstand? 7. Een led werkt op 3V en bij 75mA. Hoe groot moet de voorschakelweerstand zijn die men plaatst bij een voeding van 5V, 2A? Hoe groot is het opgenomen vermogen in de weerstand? 8. Drie leds van 3V en 75mA werken in serie. De voorschakelweerstand moet men berekenen bij een voeding van 12V. Hoe groot is het opgenomen vermogen? Parallelschakelingen 1. Twee verbruikers zijn parallel geschakeld. De eerste verbruiker is 240 Ohm, de tweede verbruiker is 480 Ohm. De spanning over de kring is 120V. Hoe groot is de totale stroom? Hoe groot is de stroom per weerstand? Hoe groot is de stroom door elke weerstand? 2. Een weerstand R1 = 250 Ohm staat parallel met een tweede weerstand. Door de weerstand vloeit er 0,2 A. Hoe groot is de aangelegde spanning? Hoe groot is de tweede weerstand als er door de tweede weerstand 0,1 A vloeit? 3. Twee gelijke weerstanden staan parallel. Er vloeit in totaal 0,4 A en de spanning over de totale kring is 20V. Hoe groot zijn beide weerstanden? Hoe groot is de totale weerstand? 4. Drie weerstanden staan parallel. R1 = 200 Ohm. R2 = 400 Ohm. R3 = 600 Ohm. De totale spanning is 100V. Hoe groot is de stroom door elke weerstand? Hoe groot is de totale stroom? Hoe groot is de vervangingsweerstand? 5. De spanning in een schakeling is 240V. De drie gelijke – parallelle - belastingen nemen elk 0.1A op. Hoe groot is de vervangingsweerstand, hoe groot is de totale stroom en hoe groot zijn de weerstanden afzonderlijk? 6. De stroom door de totale parallelkring is 2A. De tweede weerstand is drie keer groter dan de eerste weerstand. Als de spanning over de tweede weerstand 100V is, hoe groot is dan de vervangingsweerstand? Hoe groot is de eerste weerstand? Hoe groot is de tweede weerstand? Gemengde schakelingen 1. Bereken de vervangingsweerstand van de onderstaande figuur: 3 ohm 3 ohm 6 ohm 9 ohm 18 ohm 2. Als de stroom door de weerstand van 9 Ohm gelijk is aan 0,5A; hoe groot is dan de spanning over en de stroom door elke weerstand bij de vorige oefening? 3. Bereken alle stromen en spanningen en de vervangingsweerstand bij de onderstaande schakeling: 500 ohm 250 ohm 50 ohm 75 ohm 500 ohm 100V 4. Bereken de vervangingsweerstand bij onderstaande figuur + bereken de stroom in iedere weerstand indien de spanning 24V is: 12 ohm 8 ohm 7 ohm 6 ohm 6 ohm 5 ohm