HOOFDSTUK 12 ORGANISCHE CHEMIE: STRUCTUREN EN NAAMGEVING 12.1. Inleiding De organische chemie is de chemie van koolstof houdende verbindingen. Deze worden organisch genoemd worden indien ze minstens één koolstof − waterstof (C−H) binding bevat. Kooldioxide of carbonaatzouten zijn dus geen organische verbindingen. Als element van de 4de groep (kolom) in de 2de periode (rij) in het periodiek systeem, vormt het koolstof atoom zo goed als uitsluitend covalente bindingen, en kan het ook 4 bindingen aangaan met andere atomen. Anders geformuleerd, een C atoom in een organische verbinding kan omringd worden door 4 bindende elektrondomeinen, en vertoont dan een sp3-hybridisatie (zie 11.1.2) (FIGUUR 12.1, LINKS – handboek, p. 646) maar ook door 3 bindende elektrondomeinen in aanwezigheid van 1 dubbele binding met sp2-hybridisatie (FIGUUR 12.1, MIDDEN – handboek, p. 646), of 2 bindende elektrondomeinen in aanwezigheid van 1 drievoudige binding (of 2 naburige dubbele bindingen) met sp-hybridisatie (FIGUUR 12.1, RECHTS – handboek, p. 646). Een C atoom dat omringd wordt door 4 atomen wordt verzadigd genoemd, terwijl bij aanwezigheid van meervoudige bindingen, het C atoom, en bij uitbreiding de ganse verbinding, onverzadigd genoemd worden. Dankzij deze mogelijkheid om door 2, 3 of 4 elektrondomeinen omringd te worden kunnen C atomen een oneindig brede waaier aan mogelijke bindingspatronen met talrijke C−C bindingen voortbrengen, met C−H bindingen die de uiteindes van de koolstofketens vormen. Verbindingen die aan de algemene formule CnHm beantwoorden zijn koolwaterstoffen Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 2 van 50 (KWS). Koolwaterstoffen worden voornamelijk ontgonnen uit ruwe olie, waaruit door destillatie en andere zgn. krakingprocessen benzine, een mengsel van betrekkelijk lichte C7-C10 koolwaterstoffen, en stookolie, een mengsel van zwaardere KWS’en, afgezonderd worden. De molecuulformule van volledig verzadigde koolwaterstoffen is CnH2n+2. In deze koolwaterstoffen zijn alle C atomen omringd door 4 andere, C of H atomen. Een paar voorbeelden van koolwaterstoffen en hun bindingspatroon worden in FIGUREN 12.2 en 12.3 – handboek, p. 647 en 648 verzameld. De structuren in FIGUUR 12.1 – handboek, p. 646 tonen dat ook andere elementen kunnen gevonden worden in organische verbindingen. Het vaakst is dit zuurstof (zie FIGUUR 12.4 – handboek, p. 649 voor voorbeelden), maar ook stikstof, halogenen, zwavel en fosfor komen vaak voor in organische structuren, met als resultaat een haast oneindig grote verscheidenheid in mogelijke structuren van organische verbindingen. Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 3 van 50 12.2. Koolwaterstoffen 12.2.1. Alkanen Verzadigde koolwaterstoffen worden alkanen genoemd. Zoals hierboven gesteld beantwoorden ze aan de molecuulformule CnH2n+2. De namen van de lineaire alkanen met 1 tot 10 koolstofatomen worden in FIGUUR 12.5 – handboek, p. 650 gevonden*. Het eenvoudigste alkaan is methaan, met zijn uniek koolstofatoom, en zijn eerder besproken moleculaire structuur (FIGUUR 12.6 – handboek, p. 651) (zie 10.2.1 en 11.1.2). Behalve voor de eerste 4 alkanen die eigennamen bezitten, wordt de naam gevormd door een numeriek voorvoegsel vooraf te laten gaan aan het achtervoegsel “aan”*. Er kunnen verschillende voorstellingen aan alkanen gegeven worden, zo b.v. voor butaan, C4H10: De eerste van deze 4 voorstellingen is onpraktisch, omslachtig en misleidend, en wordt dus nadrukkelijk ontraden, ook al omdat zij slechts in schoolboeken en nauwelijks in de vakliteratuur gebruikt wordt. De alkanen vertonen een grote mate van zogenaamde conformationele flexibiliteit, omwille van de vrije draaibaarheid die rond enkelvoudige C−C bindingen bestaat (FIGUUR 12.7 – handboek, p. 652) (zie 11.1.3 en verder 12.4.3). * Voor de Nederlandstalige benaming vervangt men het achtervoegsel “ane” in de Engelse naamgeving door het achtervoegsel “aan”. Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 4 van 50 Naast lineaire alkanen bestaan er ook vertakte alkanen (FIGUUR 12.3 – handboek, p. 648). Voor butaan zijn er maar 2 mogelijke isomeren, n-butaan, met het reeds hierboven getoond lineair koolstofketen patroon, en isobutaan, met 3 methyl (CH3) substituenten of groepen gebonden aan een centrale CH eenheid. Het aantal isomeren neemt snel toe met het aantal koolstofatomen; voor pentaan, zijn er 3, n-pentaan (lineaire keten met 5 C atomen), isopentaan (lineaire keten met 4 C atomen en 1 CH3 substituent op het 2de C atoom van de keten) en neopentaan (4 CH3 substituenten op een centraal C atoom (FIGUUR 12.3 – handboek, p. 648). Het kookpunt en het smeltpunt worden almaar lager naarmate de molecule meer bolvormig wordt (zie 10.4.3). Naast lineaire en vertakte verzadigde alkanen bestaan er ook cyclische of ringvormige alkanen (FIGUUR 12.8 – handboek, p. 653). Alkanen met 1 ringstructuur beantwoorden aan de algemene molecuulformule CnH2n, omdat formeel twee C−H bindingen dienen verwijderd om de aanvullende ring vormende C−C binding voort te brengen. Verwijderen van 2 C−H bindingen om hetzij een ring vormende C−C binding, hetzij een dubbele C=C binding te genereren, wordt geformuleerd als invoeren van een onverzadiging. Per ingevoerde onverzadiging dienen in de molecuulformule CnH2n+2 van een verzadigde KWS 2 H atomen verwijderd. Met een verzadigd hexaan isomeer dat de formule C6H14 heeft, wijst de molecuulformule C6H8 op 3 onverzadigingen, met als mogelijke bindingspatronen - 3 ringen; - 2 ringen en 1 dubbele C=C binding; - 1 ring en 2 dubbele C=C bindingen; - 3 dubbele C=C bindingen; - 1 dubbele C=C binding en 1 drievoudige C≡C binding; - 1 ring en 1 drievoudige C≡C binding. Cyclische of ringvormige koolwaterstoffen zonder meervoudige bindingen, CnH2n, worden vernoemd naar de naam van hun lineaire CnH2n+2 tegenhanger, waaraan het voorvoegsel cyclo toegevoegd wordt. Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 5 van 50 cyclopropaan cyclobutaan cyclopentaan cyclohexaan Substituenten afgeleid uit verzadigde KWS’en worden bekomen door formeel 1 H atoom te vervangen door 1 vrije valentie (als kation, radicaal of anion). Zo is het gebruikelijk om een KWS voor te stellen als R−H, en een daaruit afgeleide substituent als R. De basisnaam van een substituent wordt bepaald door in de naam van de overeenkomstige KWS, het achtervoegsel “aan” te vervangen door “yl” (FIGUUR 12.9 – handboek, p. 654). Hieronder volgt een TABEL met namen van eenvoudige KWS’en, en daaruit afgeleide substituenten. n R−H naam R naam 1 CH4 methaan CH3 methyl 2 CH3CH3 ethaan CH3CH2 ethyl 3 CH3CH2CH3 propaan CH3CH2CH2 propyl cyclopropaan cyclopropyl Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 6 van 50 4 CH3CH2CH2CH3 butaan CH3CH2CH2CH3 (CH3)2CHCH3 isobutaan CH3CH2CH2CH2 n-butyl CH3CHCH2CH3 sec-butyl* (CH3)2CHCH2 isobutyl tert-butyl* (CH3)2CHCH3 cyclobutaan cyclobutyl Naargelang van de substitutiesite, kunnen verschillende substituenten ontstaan uit één enkel alkaan. 12.2.2. Systematische nomenclatuur van alkanen en alkyl substituenten Regel 1 De hoofdketen (langste keten) van een alkaan wordt genummerd van het ene naar het ander uiteinde met Arabische cijfers. Die nummering dient om de plaats van substituenten op de hoofdketen aan te duiden. Dit hoeft enkel te gebeuren indien de plaats van de substituent niet op éénduidige wijze kan gedefinieerd worden. Voorbeelden: 3- methylpentaan * sec = secundair = C atoom gebonden aan twee C atomen; tert = tertiair = C atoom gebonden aan drie C atomen. Een primair en een quaternair C atoom worden bij analogie gedefinieerd als C atomen omringd door respectievelijk één C atoom en vier C atomen. Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 7 van 50 methylcyclohexaan Regel 2 Voor de plaatsaanduiding van meerdere, identieke, niet samengestelde (enkelvoudige) substituenten, worden passende multiplicerende voorvoegsels, di-, tri-, tetra-, penta-, hexa-, enz..., aangewend. Voorbeelden: 2,3,3,4-tetramethylpentaan 5,5,-di-t-butylnonaan Regel 3 De hoofdketen wordt steeds gedefinieerd als de langst mogelijke lineaire keten, met de laagst mogelijke plaatsnummers voor de substituenten. Een reeks plaatsnummers wordt als lager dan een andere beschouwd wanneer bij het eerst optredend verschil tussen de twee reeksen het kleinste getal staat. Voorbeelden: 2-methylpentaan (niet 4-methylpentaan) Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 8 van 50 2,3,5-trimethylhexaan (niet 2,4,5-trimethylhexaan) 2,7,8-trimethyldecaan (niet 3,4,9-trimethyldecaan) Regel 4 Twee of meerdere verschillende substituenten (zijketens) worden alfabetisch gerangschikt met hun respectievelijk plaatsnummer in de hoofdketen; wanneer bij gelijke reeks van plaatsnummers nog steeds keuze mogelijk is, wordt het laagste plaatsnummer toegewezen aan de substituent waarvan de eerste naamletter ook als eerste voorkomt in het alfabet. Voorbeelden: 4-isopropyl-5-propyloctaan (beter dan 5-isopropyl-4-propyloctaan) 7 5 6 3 4 2 1 3-ethyl-2-methylheptaan Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 9 van 50 5-methyl-4-propylnonaan (niet 5-methyl-6-propylnonaan) Regel 5 Radicalen of substituenten afgeleid uit alkanen worden vernoemd door namen van kleinere substituenten als voorvoegsel te hechten aan de naam van de langste niet vertakte substituent die als hoofdketen fungeert. Hierbij geldt zonder uitzondering dat het C atoom met de vrije valentie (of het ongepaard elektron) steeds plaatsnummer 1 toegewezen krijgt. Voorbeelden: 1-methylpentyl (niet 2-hexyl) 2-methylpentyl 3-methylpentyl 4-methylpentyl Regel 6 Zoals eerder gesteld in regel 2, worden meerdere gelijke enkelvoudige substituenten aangeduid met de multiplicerende voorvoegsels di, tri, tetra, penta, hexa, enz. Echter, meerdere Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 10 van 50 gelijke samengestelde substituenten worden aangeduid met de multiplicerende voorvoegsels bis, tris, tetrakis, pentakis, hexakis, enz. Voorbeelden: 4,4-diethyloctaan 5,6-bis(1,1-dimethylpropyl)decaan 12.2.3. Systematische nomenclatuur van alkenen en alkenyl substituenten Regel 7 Het achtervoegsel “aan” wordt vervangen door “een” om 1 dubbele C=C binding “adieen” om 2 dubbele C=C bindingen “atrieen” om 3 dubbele C=C bindingen enz. aan te duiden in de hoofdketen van een onverzadigde koolwaterstof. De naam wordt voorafgegaan door het laagst mogelijk getal dat de plaats van de dubbele binding aanduidt in de hoofdketen. Hooffdstuk 12 : Organische O chhemie: struccturen en naaamgeving – pagina p 11 vaan 50 Voorbbeeld: C CH CH3CH C 2CH 2 CH 2-hexxeen CH3 Regel 8 De hooofdketen wordt w genumm merd om du ubbele bindinngen de laaggst mogelijke plaatsnum mmers toe te wijjzen. De hooofdketen is steeds deze met het hoo ogst aantal duubbele C=C C bindingen, zelfs als er eeen andere lin neaire ketenn met een hhoger aantall C atomen maar zondder dubbele C=C bindingenn kan gevonnden wordeen. Plaatsnuummers van n dubbele bindingen b veerwijzen naaar de positie vaan bindingenn eerder dan van atomenn. Voorbbeelden: 1,4-hexaddieen Eigennnamen: H 2C C CH H2 alleen (eerder e dan 1,2-propadieeen) CH3 H2C C isopreeen (eerder dan d 2-methyl-1,3-butadieeen) CH CH2 H H H H H H cyclohexxeen H H tuur stabbielste ruimttelijke structu Eigennnamen van substituenteen met een duubbele C=C C binding: H 2C CH . vinyl (eerd der dan ethennyl) . CH2 H 2C CH alllyl (eerder dan d 2-propeenyl) Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 12 van 50 12.2.4. Systematische nomenclatuur van alkynen en verbindingen met meerdere meervoudige bindingen Regel 9 Het achtervoegsel “aan” wordt vervangen door “yn” om 1 drievoudige C≡C binding (alkyn) “adiyn” om 2 drievoudige C≡C bindingen (alkadiyn) “enyn” om 1 dubbele C=C en 1 drievoudige C≡C binding (alkenyn) “diënyn” om 2 dubbele C=C en 1 drievoudige C≡C bindingen (alkadiënyn) “eendiyn” om 1 dubbele C=C en 2 drievoudige C≡C bindingen (alkeendiyn) enz. aan te duiden in de hoofdketen van een onverzadigde koolwaterstof. Voorbeeld: butenyn Eigennaam: acetyleen (eerder dan ethyn) maar ethynyl Regel 10 De meervoudige bindingen krijgen de laagst mogelijke plaatsnummers in de hoofdketen, voor zover plaatsaanduiding onontbeerlijk is. Voorbeelden: 3-penteen-1-yn (of eventueel 3,1-pentenyn, maar niet 2-penteen-4-yn) Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 13 van 50 1,4-cyclohexadieen cyclooctatetraëen Regel 11 Indien in eenzelfde molecule twee gelijkwaardige plaatsnummeringen mogelijk zijn voor een dubbele en een drievoudige binding, dan wordt steeds het laagste plaatsnummer toegewezen aan de dubbele eerder dan aan de drievoudige binding. Voorbeelden: 1,3-hexadieen-5-yn (of eventueel 1,3,5-hexadiënyn, maar niet 3,5-hexadieen-1-yn) 1-penteen-4-yn (of eventueel 1,4-pentenyn, maar niet 4-penteen-1-yn) 12.2.5. Naamgeving van aromatische koolwaterstoffen Ter herinnering, een aromatische koolwaterstof is een vlakke, cyclische molecule met geconjugeerde dubbele C=C bindingen over de ganse ringstructuur die aanleiding geven tot verregaande π-elektronendelokalisatie (zie 11.1.4). Veel aromatische verbindingen waren reeds gekend vooraleer een systematische nomenclatuur ingevoerd werd in de organische chemie en dragen daarom een eigennaam. Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 14 van 50 benzeen naftaleen anthraceen fenantreen Regel 12 Substituenten op aromatische ringsystemen, m.i.v. gesubstitueerde benzeenderivaten, worden aangeduid met plaatsnummers. Bij digesubstitueerde benzeenderivaten, d.w.z. benzeenringen met twee substituenten, worden ook ortho (o), meta (m) en para (p) gebruikt om in het algemeen en in eigennamen, maar niet in de systematische naamgeving, respectievelijk 1,2-, 1,3en 1,4- substitutiepatronen op de benzeenring aan te duiden. Hooffdstuk 12 : Organische O chhemie: struccturen en naaamgeving – pagina p 15 vaan 50 X X X Y Y Y orrtho 1,2-disubbstitutie meta para 1,3-disubsttitutie 1,4-disubstituutie Voorbbeelden: 1-ethyl-4-methylben nzeen eerderr dan p-ethyyl-methylbennzeen 1,2,3-trimethylbenzzeen Eigennnamen van benzeenderiivaten: styyreen (eerdeer dan vinylbbenzeen of ethenylbenze e een) tolueen (eeerder dan methylbenze m een) o-xyyleen (eerderr dan 1,2-diimethylbenzeen) Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 16 van 50 Eigennamen van uit benzeen of benzeenderivaten afgeleide radicalen: benzyl . fenyl o-tolyl Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 17 van 50 12.3. Organische functies of functionele groepen 12.3.1. Overzicht van de belangrijkste organische functies Een organische functie moet gezien worden als een bijzondere substituent binnen of aan het uiteinde van een koolwaterstofketen die meestal een verhoogde chemische reactiviteit vertoont t.o.v. de rest van de organische molecule. Organische functies of functionele groepen bevatten vaak (maar niet noodzakelijk) zogenaamde hetero-atomen, atomen van elementen – ten minste in de organische chemie –verschillend van H of C (vaak O en N, en in mindere mate F, Cl, Br, I, S, P, Si of een metaalatoom), die doorgaans verantwoordelijk zijn voor die verhoogde reactiviteit in vergelijking met de overige koolwaterstofachtige eenheid of eenheden van de molecule. Het “overige deel” (of eventueel overige meerdere delen) van de molecule wordt (worden) vaak voorgesteld als R (R', R") wat doorgaans bij mono-functionele verbindingen – verbindingen met één enkele functionele groep – vaak neerkomt op een eenheid (of verzameling van eenheden) met globale, algemene formule CxHy. Een dubbele C=C of een drievoudige C≡C binding in een overigens verzadigde koolwaterstof is in wezen ook een functionele groep. Koolwaterstofachtige substituenten R, van de gedaante CxHy, kunnen van tweeërlei aard zijn, alifatisch of aromatisch. Ze zijn aromatisch als de substitutieplaats in de substituent een koolstofatoom is van een aromatisch systeem. Zulke substituenten worden aryl groepen genoemd, en worden vaak voorgesteld als Ar. De fenyl groep, C6H5-, afgeleid uit benzeen, C6H5 (zie 11.1.4), is een voorbeeld van aryl groep. In alle andere gevallen zijn de CxHy substituenten alifatisch, en gaat het om alkyl, alkenyl of alkynyl groepen, naargelang het C atoom op de substitutieplaats in de substituent respectievelijk sp3-, sp2- of sp-gehybridiseerd is, in welk gevallen ze eerder voorgesteld worden als R. Hieronder volgt een lijst met de belangrijkste functionele groepen. Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 18 van 50 _____________________________________________________________________________ Algemene formule Aard van de substituent R of Ar Naam organische functie _____________________________________________________________________________ X = F, Cl, Br, I R–X R = alkyl, alkenyl, alkynyl alifatisch halogenide Ar–X X = F, Cl, Br, I R = aryl aromatisch halogenide _____________________________________________________________________________ R = alkyl alcohol R = alkenyl enol (vaak onstabiele functie) Ar = aryl fenol _____________________________________________________________________________ R, R' alifatisch of aromatisch ether _____________________________________________________________________________ N R R' R" RNH2 primair amine R–NH–R' secundair amine R, R', R" ≠ H tertiair amine R = alifatisch of aromatisch _____________________________________________________________________________ R = alifatisch of aromatisch nitroverbinding _____________________________________________________________________________ R = H, alifatisch of aromatisch aldehyde _____________________________________________________________________________ Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 19 van 50 _____________________________________________________________________________ R, R' = alifatisch of aromatisch keton _____________________________________________________________________________ R = H, alifatisch of aromatisch carbonzuur _____________________________________________________________________________ Alle organische functies hieronder worden beschouwd als afgeleid uit de organische carbonzuur functie. Zij worden formeel bekomen door de OH groep in de carbonzuur functie te vervangen door een andere functionele (deel)groep. Carbonzuur derivaten hebben aanverwante chemische eigenschappen, die het gevolg zijn van de gemeenschappelijke aanwezigheid van een C=O groep, de zogenaamde carbonylgroep en een andere functionele (deel)groep. Men kan dus een carbonzuur functie en haar afgeleiden beschouwen als samengestelde functionele groepen. Hoewel de laatste functionele groep van onderstaande lijst, het nitril R−C≡N, geen carbonylgroep bevat, is het zeer gemakkelijk om te zetten in de andere carbonzuur derivaten, waardoor het dus hier toch mee aanverwant is. De carbonzuurgroep, COOH, wordt ook carboxylgroep genoemd (niet verwarren met carbonylgroep !) _____________________________________________________________________________ R = H, alifatisch of aromatisch carboxylaatanion _____________________________________________________________________________ Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 20 van 50 _____________________________________________________________________________ R = H, alifatisch of aromatisch ester R' = alifatisch of aromatisch _____________________________________________________________________________ R = H, alifatisch of aromatisch carbonzuur anhydride _____________________________________________________________________________ R = H, alifatisch of aromatisch carbonzuur halogenide _____________________________________________________________________________ R, R', R" = H, alifatisch of aromatisch RCONH2 RCONHR' amide primair amide R' ≠ H secundair amide RCONR'R" R', R" ≠ H tertiair amide _____________________________________________________________________________ R = alifatisch of aromatisch nitril _____________________________________________________________________________ 12.3.2. Systematische nomenclatuur van organische verbindingen en radicalen met functionele groepen Er bestaan twee types nomenclatuur, de substitutieve en de radicofunctionele. Bij de substitutieve nomenclatuur worden functionele groepen weergegeven als voorvoegsel of achtervoegsel toegevoegd aan de naam van een stamverbinding waarin deze groepen Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 21 van 50 formeel vervangen zijn door een H atoom. Bij de radicofunctionele nomenclatuur worden functionele groepen aangeduid met achtervoegsels die gehecht worden aan de naam van het radicaal of de substituent die aan die functionele groep gebonden is. Regel 13 – substitutieve naamgeving van organische halogeniden Een halogenide R–X wordt in de substitutieve nomenclatuur vernoemd door de voorvoegsels “fluor”, “chloor”, “broom”, “jood” te plaatsen vóór de naam van de stamverbinding, met, indien nodig, een nummer om de plaats van het halogeen op de hoofdketen aan te duiden. Voorbeelden: 2-chloorbutaan 1-broom-4-chloorbenzeen p-broomchloorbenzeen 1,2-dibroomethaan 1,4-dijoodcyclohexaan 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan tetrachloormethaan Regel 14 – radicofunctionele naamgeving van organische halogeniden Radicofunctionele namen van halogeniden worden voortgebracht door de functionele klassenaam “fluoride”, “chloride”, “bromide”, “jodide” te plaatsen achter de naam van een radicaal of substituent. Dit type naamgeving wordt enkel gebruikt met enkelvoudige Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 22 van 50 substituenten, niet met samengestelde substituenten. Voorbeelden: methylchloride benzyljodide tert-butylbromide Eigennamen: chloroform koolstoftetrachloride Regel 15 – substitutieve naamgeving van alcoholen De hydroxylgroep (OH) wordt als hoofdgroep aangeduid in de substitutieve naamgeving van alcoholen door het achtervoegsel “ol” te hechten aan de naam van de stamverbinding met, indien nodig, een nummer om de plaats van de hydroxylgroep op de hoofdketen aan te duiden. Voorbeelden: CH3 CHOH CH3 2-propanol 1,4-butaandiol 2-propyl-2-penteen-1-ol 2-cyclohexeen-1-ol Regel 16 – meer over substitutieve naamgeving van alcoholen Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 23 van 50 Hydroxylgroepen, d.w.z. alcoholfuncties, worden als substituent aangeduid met het voorvoegsel “hydroxy” indien een andere functionele groep met hogere voorrang aanwezig is, of indien een hydroxylgroep voorkomt in een zijketen. De voorrangregels bij functionele groepen zijn als volgt: carbonzuren > carbonzuur derivaten > ketonen ≈ aldehyden > alcoholen > ethers > aminen > halogeniden. Voorbeeld: OH CH2 HO CH CH2 CH2 CH2 OH 2-hydroxymethyl-1,5-pentaandiol CH2 Regel 17 – radicofunctionele naamgeving van alcoholen Radicofunctionele namen van alcoholen worden bekomen door de term “alcohol” toe te voegen achteraan de naam van een radicaal of substituent. Ook hier wordt dit type naamgeving enkel gebruikt met enkelvoudige substituenten, niet met samengestelde substituenten. Voorbeelden: ethylalcohol tert-butylalcohol allylalcohol benzylalcohol Regel 18 – naamgeving van fenolen Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 24 van 50 De naam van hydroxyderivaten van benzeen, fenolen, wordt gevormd door de uitgang “ol”, “diol”, enz..., te voegen aan de naam van de aromatische stamverbinding. Bij aanwezigheid van andere voorrang genietende functionele groepen geldt regel 16. Voorbeelden: 4-methyl-1,2-benzeendiol 1,2,4-benzeentriol Eigennamen: fenol 2-naftol Regel 19 – substitutieve naamgeving van ethers Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 25 van 50 De naam van ethers, R−O−R' wordt in de substitutieve naamgeving gevormd door de naam van de substituent RO− te voegen aan de naam van de koolwaterstof R'−H waaruit de tweede substituent R' afgeleid is. De ether substituent die dienst doet als stamkoolwaterstof R'−H is doorgaans deze met de langste hoofdketen, of, desgevallend, deze die een andere voorrang hebbende functionele groep bevat. Is R− een alkyl groep, dan is RO− een alkoxy groep. Voorbeelden: ethoxyetheen 1-broom-2-propoxyethaan 1,2,4-trimethoxybenzeen 1-isopropoxybutaan Regel 20 – radicofunctionele naamgeving van ethers De naam van ethers, R−O−R' wordt in de radicofunctionele naamgeving voortgebracht door aan de naam van de twee substituenten R en R', alfabetisch gerangschikt, de term “ether” toe te voegen. Voorbeelden: ethylmethylether diethylether (de “gewone” ether) Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 26 van 50 bis(1-chloorethyl)ether Regel 21 – radicofunctionele naamgeving van primaire aminen De naam van primaire aminen, R−NH2, wordt in de radicofunctionele naamgeving voortgebracht door aan de naam van de substituent, de term “amine” toe te voegen, met desgevallend, de nodige plaatsnummers. Voorbeelden: isopropylamine cyclohexylamine 2-naftylamine Eigennaam: aniline Regel 22 – substitutieve naamgeving van primaire aminen en polyaminen De naam van primaire aminen of polyaminen wordt in de substitutieve naamgeving voortgebracht door het achtervoegsel “amine”, “diamine”, “triamine”,..., toe te voegen aan de naam van de stamverbinding, met desgevallend, de nodige plaatsnummers. Als alternatief kan ook de naam van de stamverbinding voorafgegaan worden door het voorvoegsel “amino”, “diamino”, “triamino”... Voorbeelden: Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 27 van 50 2-propaanamine of 2-aminopropaan 1,3-benzeendiamine of 1,3-diaminobenzeen Regel 23 – meer over substitutieve naamgeving van primaire aminen en polyaminen Amino groepen worden als substituent aangeduid met het voorvoegsel “amino” indien een andere functionele groep met hogere voorrang aanwezig is, of indien een amino groep voorkomt in een zijketen. Voorbeeld: 2-aminomethyl-1,5-pentaandiamine Regel 24 – naamgeving van secundaire en tertiaire aminen Secundaire en tertiaire aminen worden vernoemd als N-substitutieproducten van primaire aminen. De meest complexe substituent wordt gekozen als stam dienende primaire amine. Voorbeelden: 1-(N,N-dimethylamino)propaan N-methylaminocyclopentaan Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 28 van 50 N-methyl-N-propylaniline 2-(N-methylamino)naftaleen 3-(N-ethyl-N-methylamino)hexaan Regel 25 – naamgeving van nitroderivaten Nitroderivaten worden vernoemd door de nitrofunctie aan te duiden met het voorvoegsel “nitro” vóór de naam van de stamverbinding. Voorbeelden: nitromethaan 1,3,5-trinitrobenzeen Regel 26 – naamgeving van aldehyden De naam van een aldehyde wordt gevormd door de uitgang “al” te voegen aan de naam van de koolwaterstof met hetzelfde aantal koolstofatomen die als stamverbinding dient. Voorbeelden: Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 29 van 50 ethanal hexaandial 5-allyl-2-hexeendial Eigennamen: formaldehyde (in waterige oplossing: formol) acetaldehyde propionaldehyde butyraldehyde benzaldehyde Regel 27 – meer over de naamgeving van aldehyden Indien een aldehydefunctie voorkomt als zijketen van een stamverbinding die hetzij aldehydefuncties, hetzij andere functionele groepen met hogere voorrang bevat, hetzij cyclisch is, wordt deze groep als substituent van de hoofdketen aangeduid met het voorvoegsel “formyl”. Voorbeelden: Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 30 van 50 formylcyclohexaan 3-formylpentaandial Regel 28 – naamgeving van ketonen De naam van een keton wordt gevormd door de uitgang “on” te voegen aan de naam van de koolwaterstof met hetzelfde aantal koolstofatomen die als stamverbinding dient. Waar nodig wordt de positie van de carbonyl groep, C=O, aangeduid met een plaatsnummer. Plaatsnummers van carbonylgroepen krijgen voorrang op plaatsnummers van meervoudige bindingen. Voorbeelden: 2-pentanon 2,4-pentaandion 5-hexeen-2-on 3-allyl-2,4-pentaandion Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 31 van 50 fenyl-1-butanon cyclopentanon cyclohexyl-1-propanon Eigennamen: aceton acetofenon benzofenon Regel 29 – meer over naamgeving van aldehyden en ketonen Een aldehyde- of ketongroep wordt aangeduid met het voorvoegsel “oxo” indien een andere functionele groep met hogere voorrang aanwezig is. Voorbeeld: Zie voorbeeld bij Regel 30, hieronder. Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 32 van 50 Regel 30 – naamgeving van carbonzuren en carbonzuur derivaten De naam van een carbonzuur, R–COOH, van een geconjugeerde base van een carbonzuur, een carboxylaatanion R–COO(−), van een zuur halogenide, R–COX, van een primair amide, R–CONH2, en van een nitril, R–C≡N, wordt bekomen door aan de naam van de koolwaterstof R–H, gekozen als stamverbinding, respectievelijk de achtervoegsels “carbonzuur”, “carboxylaat”, “carbonylhalogenide”, “carbonamide” en “carbonitril” toe te voegen. Bij deze bijzondere naamgeving wordt het koolstofatoom van de carbonylgroep in al deze organische functies nooit meegeteld in de nummering van de hoofdketen van voornoemde stamverbinding. Carbonzuren hebben de hoogste voorrang onder de organische functies, hierin onmiddellijk gevolgd door de carbonzuur derivaten. Voorbeelden: 5 4 3 2 1 CH3CH2CH(CH3)CH2CH2–COOH 3-methyl-1-pentaancarbonzuur 2-butaancarbonzuur 1,2-cyclohexaandicarbonzuur 3-pyridinecarbonzuur Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 33 van 50 2-methyl-2-butaancarboxylaat 3-hydroxy-1-propaancarbonylchloride H2N O 3-amino-cyclopentaancarbonamide C NH2 3,5-dioxo-1-pentaancarbonzuur cyclohexaancarbonitril Eigennamen: R– R–COOH R–COO(−) H– mierenzuur formiaat CH3– azijnzuur acetaat CH3CH2– propionzuur propionaat CH3CH2CH2– boterzuur butyraat C6H5– benzoaat benzoëzuur R–COX formyl halogenide acetyl halogenide propionyl halogenide butyryl halogenide benzoyl halogenide R–CONH2 R–C≡N formamide formonitril acetamide acetonitril propionamide propionitril butyramide butyronitril benzamide benzonitril Wanneer bovenstaande eigennamen gebruikt worden als stamverbindingen bij verdere invoering van substituenten, begint de ketennummering wel bij het C atoom van de carboxylaatgroep (COO−) (behalve bij benzoëzuur waar de carboxylgroep (COOH) een zijketen vormt van de benzeenring). Erg veel carbonzuren zijn natuurstoffen, gebruiksproducten of grondstoffen voor de aanmaak Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 34 van 50 van kunststoffen met praktische toepassingen (FIGUUR 12.10 – handboek, p. 655), wat ook het hoog aantal eigennamen voor carbonzuren verklaart. Regel 31 – naamgeving van esters Een ester, R–COO–R’, wordt vernoemd naar de naam van de substituent R’, gevolgd door de naam van het carboxylaat R–COO. Hierbij mag geen koppelteken staan tussen de naam van R’ en de naam van het carboxylaat R–COO, en moeten de twee namen los van elkaar staan. Voorbeelden: ethyl 2-methyl-2-butaancarboxylaat n-propyl 4-aminocyclohexaancarboxylaat ethyl acetaat isopropyl formiaat Regel 32 – naamgeving van N-gesubstitueerde amiden De naam van N-gesubstitueerde amiden R–CO–NHR’ of R–CO–NR’R” wordt gevormd door de naam van de substituenten op het stikstofatoom met de letter N aan te duiden vóór de naam van het als stamverbinding geldende amide R–CO–NH2. Voorbeelden: N,N-dimethylbutyramide Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 35 van 50 N-ethyl-N-methyl-3-hydroxy-1cyclopentaancarbonamide N-methylacetamide Regel 33 – meer over de naamgeving van carbonzuur derivaten Indien de functionele groep –COZ voorkomt in een zijketen of in een verbinding met een andere, voorrang genietende functionele groep, wordt hij als substituent aangeduid vóór de naam van de stamverbinding. De namen van deze als substituenten behandelde functionele groepen worden hieronder weergegeven: –COOH carboxy –O–CO–R acyloxy –CO–O–R alkylcarboxy –CO–O–Ar arylcarboxy –C≡N cyaan Voorbeelden: 2-carboxymethyl-1,5-pentaandicarbonzuur 3-acetyloxypropionzuur afgekort: 3-acetoxypropionzuur 4-cyaanboterzuur Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 36 van 50 Nomenclatuur referentie: “Regels voor de Nomenclatuur van de Organische Chemie C”. Nederlandse bewerking van het door de I.U.P.A.C.* uitgegeven boek “Organic Nomenclature Rules C”, 1969. Uitgever: Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging (KNCV). * I.U.P.A.C. = International Union of Pure and Applied Chemistry Hooffdstuk 12 : Organische O chhemie: struccturen en naaamgeving – pagina p 37 vaan 50 12.4. Issomerie en n isomeren n in de orgganische chemie c 12.4.1. Definitie D Isomeren zijn veerbindingen met identiekke molecuullformules (zzie 1.5.2) maaar verschilllende 2.1). De aarrd van de verrschillen in moleculaire m structuur beepaalt moleculaaire structurren (zie 10.2 het type isomerie i . 12.4.2. Constitution C ele isomeren n De co onstitutie vaan een moleecule is haarr bindingspatroon (zie 9.3.2), d.w.z. het roostter of netwerk van v atomen en bindingenn, los van dee ruimtelijkee atomenschiikking. Consstitutionele isomeren zijn isomerren met verrschillende bindingspaatronen, d..w.z., bevatten dezelfde ato omen met verschillende onderlinge o bindingen. b De mogelijke m con nstitutionelee isomeren voor v alle verrbindingen m met molecuuulformule C2H4O zijn: CH H2 H 2C H O O C O oxiraan e etheenoxide e ethyleenoxid de H3C H H 2C acetaldeehyde C H ethennol alddehyde: stabbieler isomeeer enol: onstab bieler isomeeer sneel evenwichtt m con nstitutionelee isomeren voor v alle verrbindingen m met molecuu ulformule C5H12 De mogelijke zijn: n-pentaan n iso-pentaaan neo--pentaan m constitutione c ele isomereen voor allle verbindinngen met molecuulfor m rmule De mogelijke C4H9Cl zijn: z Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 38 van 50 H3C CH2 CH2 CH2 1-chloorbutaan Cl 2-chloorbutaan 1-chloor-2-methylpropaan 2-chloor-2-methylpropaan 12.4.3. Stereoisomeren Stereoisomeren zijn isomeren met identieke bindingspatronen, d.w.z., ze bevatten dezelfde atomen met paarsgewijs identieke onderlinge bindingen, en verschillen dus enkel door de ruimtelijke schikkingen van de atomen of atoomgroepen. Er bestaan verschillende soorten stereoisomeren. A. Cis/trans isomeren bij alkenen Het eenvoudigst te visualiseren geval van stereoisomerie is de cis-trans isomerie bij alkenen die een gevolg is van volledig gehinderde draaibaarheid rond een dubbele C=C binding (FIGUUR 12.11 – handboek, p. 656) (zie 11.1.3). Voorbeelden zijn cis-2-buteen en trans-2buteen (FIGUUR 12.12 – handboek, p. 657): cis-2-buteen trans-2-buteen Z-2-buteen E-2-buteen Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 39 van 50 De cis/trans benaming in cis/trans isomerie van alkenen slaat op de relatieve positie van de substituenten die samen met de dubbele C=C binding de langste koolstofketen in de molecule vormen. Het isomeer dat deze substituenten – bij 2-buteen, de methylgroepen – langs dezelfde kant van de dubbele C=C binding bevat is het cis-isomeer. Het isomeer met deze substituenten aan weerskanten van de dubbele C=C binding is het trans-isomeer. De recentere Z/E nomenclatuur voor cis/trans isomeren van alkenen slaat op het Duitse “zusammen” (Z) (“samen”) en “entgegen” (E) (“tegenover”), op basis van de substituenten op de C=C binding die volgens stijgend atoomgetal gerangschikt worden: Z E Voor het bijzonder geval van 2-buteen krijgen de H atomen de nummers 1 en 1' toegewezen (laagste atoomgetal voor H: Z = 1), terwijl de CH3 substituenten de nummers 2 en 2' toegewezen (hoogste atoomgetal voor C in de CH3 substituent: Z = 6) wordt. Hoewel vaak Z overeenkomt met cis, en E met trans, is er geen verband tussen deze concepten. De algemenere Z/E nomenclatuur werd ingevoerd voor het niet te verwaarlozen aantal gevallen waarin de cis/trans nomenclatuur niet toegepast kan worden. Dit neemt niet weg dat de cis/trans nomenclatuur toch nog – waar mogelijk – de voorkeur blijft genieten bij de meeste chemici ! De stereoisomeren cis-2-buteen en trans-2-buteen hebben dezelfde constitutie, maar bezitten verschillende ruimtelijke structuren, d.w.z., ze kunnen niet op elkaar afgebeeld worden als identieke moleculaire structuren. Het gevolg is dat ze ook verschillende fysische en chemische eigenschappen vertonen. Zo bezit bij voorbeeld cis-2-buteen een (weliswaar zeer klein) dipoolmoment (μ ≠ 0) terwijl trans-2-buteen volledig apolair is (μ = 0) (zie 10.3.2), omwille van de aanwezigheid van een symmetriecentrum in het trans isomeer. Cis/trans isomeren kunnen van elkaar gescheiden worden, dankzij hun verschillende eigenschappen. De draaibaarheid rond de dubbele C=C binding is immers zo sterk gehinderd door de aanwezigheid van de π-orbitalen dat cis en trans isomeren niet in elkaar omgezet kunnen worden zonder elektromagnetische energie inbreng (zie 11.1.3). Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 40 van 50 De stereoisomeren cis-2-buteen en trans-2-buteen, met molecuulformule C4H8, hebben ook nog constitutionele isomeren, 1-buteen en 2-methylpropeen, die zelf geen cis/trans isomerie vertonen, omdat minstens één van de C atomen van de dubbele C=C binding 2 identieke substituenten draagt: H H C H 2-methylpropeen C CH2CH3 1-buteen B. Enantiomeren en optische activiteit Een moeilijker te doortasten vorm van stereoisomerie is enantiomerie. Enantiomeren zijn stereoisomeren die elkaars spiegelbeelden zijn en ook van elkaar verschillen omdat zij niet tot superpositie gebracht kunnen worden, d.w.z., op elkaar geplaatst kunnen worden als identieke moleculaire structuren. Alanine en 2-broompentaan alanine 2-broompentaan bestaan allebei als twee enantiomeren (zie onderstaande figuur en FIGUUR 12.13 – handboek, p. 658). Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 41 van 50 De oorsprong van enantiomerie is chiraliteit, d. w. z., de chirale aard van de twee elkaars spiegelbeelden zijnde moleculaire structuren. Chiraliteit is het ontbreken van spiegel- symmetrie in een structuur of voorwerp, zoals, b.v., bij een linker en een rechter hand of voet (FIGUUR 12.14 – handboek, p. 659). Er kan gesteld worden dat een linker hand het spiegelbeeld is van een rechter hand, en omgekeerd, doch zijn ze geen identieke voorwerpen, vermits zij ook niet tot superpositie kunnen gebracht worden als identieke lichaamsdelen. In de voorbeelden van de alanine en 2-broompentaan moleculen is de oorsprong van de chiraliteit het feit dat één van de koolstofatomen 4 verschillende substituenten draagt. Een dergelijk C atoom, bekend als asymmetrisch C atoom, is een zgn. stereogeen centrum. Algemeen worden enantiomeren met een stereogeen centrum grafisch onderscheiden als volgt: spiegel 1 1 1 180° 4 2 3 2 3 draaiing 4 4 3 2 spiegeling In deze voorstelling stellen volle lijnen bindingen voor, die in het papiervlak liggen, de stippellijn, bindingen die naar achter het vlak gericht zijn, en de vette lijnen bindingen die naar voor het vlak gericht zijn. Geneesmiddelen zijn organische moleculen die vaak chiraliteit vertonen (FIGUREN 12.15 Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 42 van 50 en 12.16 – handboek, p. 660 en 661), en farmacologisch actief zijn als één enkel van de enantiomeren. Vaak is het ander enantiomeer zelfs toxisch. In een omgeving die zelf spiegelsymmetrie bezit, hebben enantiomeren volkomen identieke chemische en fysische eigenschappen, op één na, de optische activiteit. De optische activiteit, gemeten met een polarimeter (FIGUUR 12.17 – handboek, p. 662), is het verschijnsel waarbij chirale verbindingen het vlak van gepolariseerd licht met een karakteristieke hoek verdraaien. Gepolariseerd licht vertoont slechts één enkel golfvlak in één bepaalde vlakoriëntatie, het zogenaamde polarisatievlak, in tegenstelling met een gewone lichtbundel, met golfvlakken isotropisch verdeeld in alle mogelijke oriëntaties. Gepolariseerd licht wordt bekomen door een gewone lichtbundel door een polarisatiefilter te sturen, wat een bepaalde, afstelbare golfvlak oriëntatie, b.v. de verticale, selecteert. Na deze polarisatiefilter zullen dan chirale moleculen in de oplossing het gepolariseerd lichtvlak met een bepaalde, voor de verbinding karakteristieke (bij gegeven concentratie en optische padlengte), hoek α verdraaien, naar links met een hoek – αº voor het ene enantiomeer, linksdraaiend, l (levo), en naar rechts, met een hoek + αº voor het ander enantiomeer, rechtsdraaiend, d (dextro)* (FIGUUR 12.17 – handboek, p. 662). Een achirale verbinding bezit per definitie wel spiegelsymmetrie, b.v., een symmetrievlak of een symmetriecentrum. Achirale moleculen vertonen geen optische activiteit. Een mengsel van gelijke hoeveelheden enantiomeren vertoont ook geen optische activiteit omdat de draaiing met een gegeven hoek naar links van het gepolariseerd lichtvlak door enantiomeer l, exact gecompenseerd wordt door de draaiing met dezelfde hoek naar rechts van het gepolariseerd lichtvlak door enantiomeer d. Een dergelijk equimolair mengsel (gelijke molhoeveelheden) van enantiomeren staat bekend als een racemisch mengsel. C. Diastereo(iso)meren – configuraties & conformaties Stereoisomeren die geen enantiomeren zijn (en uiteraard ook verschillend zijn), worden diastereo(iso)meren genoemd. Zo zijn cis-2-buteen en trans-2-buteen (zie 12.4.3.A) diastereo(iso)meren. Diastereomeren komen vaak tot stand met di- of multi-gesubstitueerde ring- structuren, ten gevolge van de aanwezigheid van twee of meerdere stereogene centra, wat leidt * Etymologisch uit het oud Grieks: l = levo: links; d = dextro: rechts. Hooffdstuk 12 : Organische O chhemie: struccturen en naaamgeving – pagina p 43 vaan 50 tot diastereomeren diie soms ook onderscheidden worden als a cis en traans. Vooraaleer dit tee illustreren n dienen de d concepteen van con nfiguratie en e conform matie gedefinieeerd. Tweee stereoisom meren zijn verschillende v e moleculenn en kunnenn niet in elkaar omgezet worden zon nder bepaald de bindingenn te breken. Anders gefformuleerd, chemische c sstalen bestaandee uit een mengsel van stereoisomeree stoffen kun nnen van elkaar gescheidden worden*. Dit is te dank ken aan verrschillende relatieve r ruim mtelijke sch hikkingen vaan substituennten op bepaaalde atomen die d volkomen star blijjven, zoals bij cis/tran ns isomeriee of bij enaantiomerie. De ruimtelijkke starheid van v stereoisoomeren, worrdt meestal bepaald b dooor wel gedeffinieerde atomen, b.v. de C atomen van n een C=C binding, b of eeen stereogeeen C atoom m zoals in 2-b broompentaaan of alanine, die d lokaal een wel omsschreven ruimtelijke sch hikking van hun substitu uenten vertoonen. Deze starrre lokale stereochemie van een atooom wordt atoom a configu uratie, of koort, configuratie genoemdd. Binneen een bepaaald bindingsspatroon kann een stereoiisomeer evennwel tijdelijjk verschilleende, ruimtelijkke structurenn aannemenn die op labboratorium tijdschaal zzeer snel in elkaar omggezet worden, tengevolge t van v molecullaire flexibiliteit (zie 11..1.3) die vooortvloeit uit vrije of beperkte draaibaarrheid van en nkelvoudige C–C bindinngen, of bew wegingen tusssen verschilllende moleccuuldelen. Deze verschillende, ruimttelijke structturen met exttreem korte levensduurr (typisch 10−−3 tot 10−12 s bij kamertem mperatuur), die d hierdoor nooit geschheiden kunnnen worden als afzonderrlijke chemischhe stoffen, worden w molecculaire confoormaties off conformereen genoemd d. Ter illlustratie vaan al deze cooncepten voolgt een oveerzicht van alle a mogelijkke isomerenn van dichloorccyclopentaaan, voorafgeegaan door eeen korte beespreking vaan de confoormaties vann het bindingsppatroon van n de stamverrbinding, cyyclopentaan n. De ruim mtelijke strucctuur van cyyclopentaan is i bijna vlakk, met slechtts 1 C atoom m dat lichtjess uitsteekt boven het vlaak gevormd door de 4 andeere C atomen van de vijjfring, waarddoor de cycllopentaan molecule m de structuur s vann een envelop vertoont v mett de envelopfflap lichtjes buiten het envelopvlak. e * Al kan daat soms moeilijjk uitvallen in de d praktijk vooor stereoisomerren, omwille van hun gemeennschappelijke constitutie die hen toch vrrij gelijkaardigg maakt ! Hooffdstuk 12 : Organische O chhemie: struccturen en naaamgeving – pagina p 44 vaan 50 Door de hoge flexibiliteit gev volg van w weliswaar beeperkte draaaiingvrijheidd rond de C–C bindingenn, “waggelt”” de moleculle voortdurennd* van de ene e conform matie naar de andere, waaarbij uiteindeliijk elk van de 5 C atom men continuu en om beuurt buiten hhet gemiddeelde vlak vaan de ringstructtuur komt tee liggen. Deeze conform mationele moobiliteit of flexibiliteit f , wordt hieroonder geïllustreeerd voor 2 van v de 5 C attomen van ccyclopentaan n. meren, is hhet verantwooord om het C Gelet opp de korte levensduur van al deeze conform atoomgerraamte van de d cyclopenttaan molecuule, uitgemidddeld over tiijd en ruimtee, voor te sttellen als een vllakke vijfrin ng, hieronderr in perspectiief weergegeeven in zijaaanzicht. d vraag geesteld worddt naar isom merie voor dichloorcycclopentaan, wordt voorreerst Als de vastgesteeld dat drie constitutionele isomeerreeeksen mogeelijk zijn: 1,1-dichloorcyclo opentaan 1,2-dichhloorcyclopeentaan 1,3-dichlooorcyclopenntaan nkel isomeerr, met Voor 1,1-dichloorcyclopentaaan is de toesstand eenvouudig, daar sleechts één en één enkele configuuratie maar wel verschheidene confformaties, mogelijk m is.. * typisch 1009 tot 1012 maaal per seconde, afhankelijk vaan de temperatuuur. De andeere 8 Hooffdstuk 12 : Organische O chhemie: struccturen en naaamgeving – pagina p 45 vaan 50 atoomsitees van de rinngstructuur worden w uiterraard bezet door d H atomeen. Voor 1,2-dichlooorcyclopentaaan is de toestand ingewikkelderr, daar nu 3 verschilllende stereoisom meren mogeelijk zijn, tw wee chirale aals één enanttiomerenpaar, en één achiraal a . achiraal ch hiraal enantiiomerenpaaar cis tran ns sy ymmetrievlaak binn nen de moleccule geen symmetrievlak spiegelvlak k beeldt 1 enantiomeer af a op het and der achiraal chiiraal m meso derivaaat dl-m mengsel stereog gene C atom men met stereogenee C atomen m met dezelfdee configurattie tegengesstelde configguraties binnen elk enantiomeeer De 3 isomeren zijn z wel deggelijk onderrling stereoiisomeren, omdat o zij allle drie dezeelfde constituttie, of bindin ngspatroon bezitten. b Het achiraal a stereoisomeer wordt ook cis genoemdd, omdat dee 2 Cl atom men aan dezeelfde ringvlak, terrwijl de tweee chirale enantiomerenn trans genooemd kant staaan van het gemiddelde g worden, omdat o de 2 Cl C atomen aaan weerskan nten van hett ringvlak staaan. Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 46 van 50 Het stereoisomeer, ook meso derivaat genoemd, is achiraal, omdat interne spiegelsymmetrie de twee stereogene centra op elkaar afbeeldt, wat vastlegt dat de 2 stereogene C atomen identieke constituties maar tegengestelde configuraties bezitten. De twee chirale trans isomeren van 1,2-dichloorcyclopentaan zijn onderling enantiomeren, maar diastereomeren t.o.v. het cis isomeer. Samen vormen ze een zgn. een dl-mengsel, waarbij de symbolen d en l respectievelijk verwijzen naar het grieks “dextro” en “levo” (zie p. 44, inclusief voetnota). Algemeen geldt altijd in een achiraal medium of oplosmiddel dat chirale reactieproducten steeds in een reactie voortgebracht worden als racemisch mengsel, d.w.z., met enantiomeren in equimolaire hoeveelheid, indien de uitgangstoffen achiraal zijn. M.a.w., een dl-mengsel met ongelijke hoeveelheden aan de enantiomeren, of in de limiet, met slechts één enkel van die enantiomeren, kan slechts voortgebracht worden uit een reactie wanneer uitgegaan wordt van een optisch actieve, chirale verbinding en/of een chiraal medium. De verklaring is dat enantiomeren identieke fysische en chemische eigenschappen bezitten in een achiraal medium, en daardoor volkomen identieke ontstaanswaarschijnlijkheden moeten vertonen in een dergelijk medium met spiegelsymmetrie. Om dezelfde redenen kunnen enantiomeren niet rechtstreeks gescheiden worden in een achiraal medium. M.a.w., enantiomeren kunnen enkel gescheiden worden in een chemische omgeving die zelf geen spiegelsymmetrie bezit. D. Scheiding van enantiomeren De scheiding van een racemisch dl-mengsel van enantiomeren van een verbinding A gebeurt door dit mengsel te laten reageren met een zuiver enantiomeer, b.v. d’, van een andere verbinding B, tot een additiecomplex AB. Dit additiecomplex AB wordt bekomen als mengsel van twee stereoisomeren, dd’ en ld’, die wel chemisch gescheiden kunnen worden, omdat de stereoisomeren dd’ en ld’ geen enantiomere verwantschap meer bezitten en per definitie dus diastereomeren zijn. De twee diastereomere additiecomplexen van AB, dd’ en ld’, worden dus gescheiden met standaard scheidingstechnieken (selectieve kristallisatie, destillatie, enz…) en overgebracht naar aparte reactiekolven. In elke aparte reactiekolf wordt dan het respectieve additiecomplex AB weer ontbonden, in de ene kolf tot het gewenste zuiver d enantiomeer van A Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 47 van 50 naast B, dat na afzondering weer als zuiver d’ enantiomeer gerecupereerd wordt voor eventueel later hergebruik, en in de andere kolf tot het gewenste zuiver l enantiomeer van A naast opnieuw B, dat ook hier als zuiver d’ enantiomeer teruggewonnen wordt. De methodologie wordt hieronder schematisch samengevat. zuiver B AB(dd’) scheiding van de enantiomeer d’ A(dl) + B(d’) A(d) + B(d’) vervolgens AB(dd’) + AB(ld’) scheiding van racemisch diastereomeren dl-mengsel dd’ en ld’ A en B AB(ld’) A(l) + B(d’) E. Conformeren als Newmanprojecties Om het begrip Newman projectie in te voeren, wordt het eenvoudig voorbeeld van de C2H6 molecule (ethaan), aangegeven in de conformatie hieronder, aangehaald. H6 H1 K C1 H3 H2 H4 C2 H5 Wordt de C2H6 molecule bekeken vanuit gezichtspunt K, dan ziet men een projectie, Newman projectie genoemd, zoals hieronder aangegeven, waarin de 3 H atomen H1, H2 en H3 op het linker C1 atoom, die in projectie een gelijkzijdige driehoek vormen, met 1 hoekpunt verticaal naar boven (H1) gericht, geschrankt liggen t.o.v. de driehoekige projectie van de andere 3 H atomen H6, H4 en H5 op het rechter C2 atoom die in projectie eveneens een gelijkzijdige driehoek vormen, met 1 hoekpunt verticaal naar beneden (H5) gericht. Deze Newman projectie is een voorstelling van een conformatie van de C2H6 molecule, waarin de 6 H atomen het verst uit elkaar liggen; deze conformatie is dan ook de stabielste, vermits de 6 elektrondomeinen van de C–H bindingen minimale onderlinge afstotingenergie ondervinden (cf. VSEPR theorie (zie 10.2)). De torsiehoek θ tussen het H1–C1–C2 vlak en het C1–C2–H4 vlak Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 48 van 50 bedraagt precies 60º. H1 torsiehoek θ = 60° H6 H4 H3 H2 H5 Deze stabielste conformatie is de geschrankte conformatie. De onstabielste conformatie heeft als torsiehoek θ = 0º. Hierin ondervindt elk van de 3 C–H bindende elektronenparen op één van de C atomen maximale afstotingenergie van zijn tegenhanger op het ander C atoom. Deze onstabielste conformatie is de geëclipseerde conformatie. torsiehoek θ = 0º H1 H4 H6 H3 H2 H5 Het enthalpieverschil tussen de geëclipseerde en de geschrankte conformaties, d.w.z., de activeringenthalpie (zie 6.4.2) voor de inwendige draaiing rond de C1-C2 bindingsas, is zeer klein, van de grootte orde van ca 12 kJ/mol bij 25 °C. Dit houdt in dat deze conformaties zeer snel in elkaar omgezet worden in het reactiepad van de volledige inwendige draaiing van 360º van de ene CH3 groep t.o.v. de andere, waar afwisselend driemaal een enthalpieminimum, bij de geschrankte conformatie, en driemaal een enthalpiemaximum, bij de geëclipseerde conformatie, doorlopen worden. Afhankelijk van de temperatuur is de frequentie van zo een inwendige rotatie van een stabiele geschrankte conformatie naar een andere, van de orde van 109–1012 s−1. Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 49 van 50 H1 H 4 H6 H1 H6 H2 H5 H3 H5 Enthalpie (kJ/mol) H2 H4 H3 X1 H1 H5 H4 X2 X3 X3 X2 X1 H2 H6 H3 12 geëclipseerd A1 A2 A3 0 geschrankt 0 60 120 180 240 300 360 Torsiehoek θ (º) H1 H1 H1 H6 H4 H5 H6 H4 H5 H3 H2 H3 H2 H3 H2 H5 A1 H4 A2 H6 A3 Hoofdstuk 12 : Organische chemie: structuren en naamgeving – pagina 50 van 50 zijaanzicht draaien geschrankt zijaanzicht draaien geëclipseerd