Uploaded by kodede

antwoordenboek-jaarverslaggeving-opgaven

advertisement
Uitwerkingen 6e druk
jaarverslaggeving (docent)
door
jdz
De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Koop en Verkoop al je samenvattingen, aantekeningen, onderzoeken, scripties, collegedictaten, en
nog veel meer..
www.stuvia.com
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Dr. Peter Epe RA
Drs. Wim Koetzier
Wim Hoffmann RA
Jaarverslaggeving
Uitwerkingen docent
zesde druk
Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Inhoud
1
Externe verslaggeving: relaties met andere vakgebieden en ontwikkeling 3
Deel 1
Bedrijfseconomische en juridische grondslagen van de externe verslaggeving 6
2 Waarde en winst 7
3 Basisprincipes van de boekhoudkundige waarde- en winstbepaling 10
4 Regelgevers en toezichthouders 13
5 Regelgeving: materiële en formele aspecten van de publicatieplicht 16
Deel 2
De basisoverzichten van de externe verslaggeving: balans, resultatenrekening en
kasstroomoverzicht 20
6 Vaste activa 21
7 Vlottende activa 27
8 Eigen vermogen 35
9 Vreemd vermogen 38
10 Resultatenrekening 41
11 Kasstroomoverzicht 46
Deel 3
Winst- en vermogensbepaling in geval van prijsfluctuaties 49
12 Instandhoudingsdoelstellingen en waarderingsgrondslagen 50
13 Historischekostenstelsel 52
14 Vervangingswaardestelsel 59
15 Overige winstbepalingsstelsels 74
Deel 4
Concernvorming 81
16 Kapitaalbelangen 82
17 Consolidatie 89
Deel 5
Overige onderwerpen 98
18 Vreemde valuta 99
19 Winstbelasting 108
Hoofdstukoverstijgende vraagstukken 120
De uitwerkingen van de in het opgavenboek met een sterretje aangeduide vraagstukken en
casussen – bedoeld voor zelfstudie – zijn opgenomen op de website:
www.jaarverslaggeving.noordhoff.nl.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
2
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
1
Externe verslaggeving: relaties met andere
vakgebieden en ontwikkeling
Vraagstuk 1.1 Een handelsonderneming
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
a
Vaste activa
Gebouwen
Auto’s
336
90
–––
426
Vlottende activa
Voorraad
Debiteuren
Liquide middelen
625
Eigen vermogen
Langlopende schulden
9%-hypothecaire lening
Kortlopende schulden
Crediteuren
180
110
100
90
299
–––
489
–––
915
–––
915
Toelichting:
• Gebouwen: € 352.000 – € 16.000 = € 336.000
• Auto’s: € 150.000 – € 60.000 = € 90.000
• Voorraad: 2000 (3 000 + 18 000 – 19 000) × € 50 = € 100.000
• Debiteuren: € 1.900.000 – € 1.810.000 = € 90.000
• Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2010
€
83.000
Ontvangsten:
– Debiteuren 1 januari 2010
€
85.000
– Uit hoofde van verkopen in 2010
€ 1.810.000
– Storting privégeld eigenaren
€
50.000
Uitgaven:
– Crediteuren 1 januari 2010
€ 165.000
– Uit hoofde van inkopen in 2010
€ 790.000
– Uitgekeerde winst over 2009
€
40.000
– Aflossing lening
€
20.000
– Interest lening
€
18.000
– Lonen en sociale lasten
€ 696.000
––––––––––
Saldo 31 december 2010
€ 299.000
• Eigen vermogen: Saldopost
• 9% hypothecaire lening: € 200.000 – € 20.000 = € 180.000
• Crediteuren: € 900.000 – € 790.000 = € 110.000
b Eigen vermogen 31 december 2010
Eigen vermogen 1 januari 2010
Vermogenstoename
Stortingen
Onttrekkingen
Winst 2010
c
+
+
+
–
–
–
–
–
–
€ 625.000
€ 455.000 –
––––––––
€ 170.000
€ 50.000 –
€ 40.000 +
––––––––
€ 160.000
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
Lonen en sociale lasten
Interestlasten
Afschrijvingen:
• Gebouwen
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
19 000 × € 100 =
19 000 × € 50 =
€ 1.900.000
9% van € 200.000 =
€ 950.000
€ 696.000
€ 18.000
4% van € 400.000 =
€ 16.000
3
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
•
Auto’s
40% van € 150.000 =
€ 60.000
––––––––
€ 1.740.000
––––––––––
€
160.000
Winst
Vraagstuk 1.2 Koninklijke Reesink nv
a
1
RTV =
winst vóór aftrek van belasting + betaalde interest
× 100%
gemiddeld totale vermogen
€ 2.683 + € 609
€ 3.292
× 100% =
× 100% = 2,6%
€ 124.976
€ 124.976
2 REV vóór aftrek van belasting
winst vóór aftrek van belasting
=
× 100%
gemiddeld eigen vermogen
=
€ 2.683
× 100% = 3,6%
€ 73.522
3 REV na aftrek van belasting
nettowinst
=
× 100%
gemiddeld eigen vermogen
=
=
€ 1.991
× 100% = 2,7%
€ 73.522
b Dit wordt veroorzaakt door de afwijking van de rentabiliteit van het vreemd vermogen (RVV)
ten opzichte van de rentabiliteit van het totale vermogen (RTV).
€ 609
€ 609
× 100% = 1,2%. Omdat de
De RVV is
× 100% =
€ 51.454
€ 12.155 + € 39.299
vreemdvermogenverschaffers ‘genoegen’ nemen met een lagere vergoeding voor het ter
beschikking stellen van hun vermogen dan de RTV, komt de rentabiliteit van het eigen
vermogen vóór aftrek van belasting hoger uit dan de RTV. Men spreekt in dit verband van een
positieve hefboomwerking.
c
1
2
Vlottende activa
€ 65.943
=
= 1,68
Kortlopende verplichtingen
€ 39.299
Als norm wordt wel gesteld dat de current ratio ongeveer 1,5 à 2 moet zijn; de current ratio
van Reesink voldoet hier per 31 december 2009 aan.
Bij de berekende current ratio dienen nog enkele kanttekeningen geplaatst te worden:
• De vlottende activa bestaan voor 69% uit voorraden; in geval van een opslagduur van
de voorraden van bijvoorbeeld twee maanden en van een betalingstermijn van de
debiteuren van eveneens twee maanden, zal het in de voorraden geïnvesteerde
vermogen gemiddeld pas na drie maanden in geldvorm vrijkomen.
• Onder de voorzieningen kunnen op korte termijn betalingsverplichtingen schuilen; deze
dienen voor de berekening van de current ratio te worden meegenomen.
Current ratio =
Verder is het van belang op te merken dat het bepalen van de liquiditeit aan de hand van
de balans (statische liquiditeit) slechts een momentopname is; zo worden bijvoorbeeld
financiële verplichtingen die kort na balansdatum ontstaan, zoals uitgaven ten behoeve
van het productieproces en loonbetalingen, niet in de beoordeling betrokken. De liquiditeit
is daarom beter te beoordelen aan de hand van een liquiditeitsbegroting (dynamische
liquiditeit) en met behulp van een kasstroomoverzicht (zie hoofdstuk 11).
d 1
2
e
1
Eigen vermogen
€ 73.522
=
= 0,59
Totaal vermogen
€ 124.976
Voor de verhouding eigen vermogen : totaal vermogen wordt vaak een minimale norm
1 1
van à gehanteerd. De verhouding van Reesink per 31 december 2009 zit hier ruim
3 4
boven. Bij de beoordeling speelt echter ook de rentabiliteit een rol. Bij een lagere
rentabiliteit (zoals in dit geval bij Reesink) is een hogere verhouding wenselijk.
De rentabiliteit van het totale vermogen zal verslechteren omdat het resultaat daalt, terwijl
het totale vermogen ongewijzigd blijft.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
4
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
2
3
De rentabiliteit van het eigen vermogen verslechtert eveneens omdat – bij een rentabiliteit
kleiner dan 100% – de negatieve werking van de daling van het resultaat sterker doorwerkt
op de rentabiliteitsberekening dan de positieve werking van de daling van het eigen
vermogen.
Indien het extra gegeven ertoe leidt dat op korte termijn de betalingsverplichtingen
toenemen, heeft dit een negatieve werking op de liquiditeit.
De solvabiliteit verslechtert door de toename van het vreemd vermogen en de hieraan
gelijke afname van het eigen vermogen.
Zowel het resultaat (door de lagere afschrijvingskosten) als het (eigen en totaal) vermogen
(door de hogere boekwaarde) zullen stijgen:
• De rentabiliteit van het (eigen en totaal) vermogen zal – bij een rentabiliteit kleiner dan
100% – stijgen omdat de positieve werking van de stijging van het resultaat sterker
doorwerkt dan de negatieve werking van de toename van het vermogen.
• De liquiditeit verandert niet.
• De solvabiliteit verbetert omdat het eigen vermogen toeneemt, terwijl het vreemd
vermogen gelijk blijft.
Door de daling van het vreemd vermogen en daarmee van het totaal vermogen verbetert
de rentabiliteit van het totale vermogen, terwijl de rentabiliteit van het eigen vermogen
onveranderd blijft.
De liquiditeit ondergaat in wezen geen verandering. De current ratio (zoals bij vraag c1
berekend en die veelal als indicatie wordt gebruikt bij de beoordeling van de liquiditeit)
komt echter hoger uit. Een dergelijke gebeurtenis wordt daarom vaak aangeduid als
‘window dressing’.
De solvabiliteit verbetert door de afname van het vreemd vermogen.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
5
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Deel 1
Bedrijfseconomische en juridische grondslagen van de
externe verslaggeving
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
6
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
2
Waarde en winst
Vraagstuk 2.1 Het economisch waardebegrip
a
Jaar 1
€ 30.000 € 30.000 € 50.000
+
+
= € 89.632
1,1
1,12
1,13
Vermogen 1/1
=
€ 30.000 € 50.000
+
= € 98.595
Vermogen 31/12 = € 30.000 +
1,1
1,12
Winst = € 98.595 – € 89.632 = € 8.963
Investering 1 januari jaar 1
Vermogen 1 januari jaar 1 (na investering)
Aanvangswinst jaar 1
€ 100.000
€ 89.632
––––––––
– € 10.368
Jaar 2
€ 30.000 € 50.000
+
= € 89.632
1,1
1,12
€ 50.000
= € 96.492
Vermogen 31/12 = € 21.037 + € 30.000 +
1,1
Winst = € 96.492 – € 89.632 = € 6.860
Vermogen 1/1
*
= € 21.037* +
€ 30.000 – € 8.963 = € 21.037
Jaar 3
€ 50.000
= € 89.632
1,1
Vermogen 31/12 = € 21.037 + € 23.140 + € 50.000 = € 94.177
Winst = € 94.177 – € 89.632 = € 4.545
Vermogen 1/1
*
= € 21.037 + € 23.140* +
€ 30.000 – € 6.860 = € 23.140
b De oorzaak van de berekende aanvangswinst (– € 10.368) is dat bij de start van de
onderneming de inkoopprijs van het aangeschafte productiemiddel (€ 100.000)
getransformeerd wordt in de bedrijfswaarde (€ 89.632); op dat moment wordt overgeschakeld
van in- naar verkoopmarkt.
c
De investeringsbeslissing is niet economisch verantwoord omdat de aanvangswinst (waarin
alle toekomstige nettokasstromen zijn opgenomen) negatief is. De nadien berekende
jaarwinsten ontstaan alleen door het verstrijken van de tijd.
d De essentie van een onderneming is het omzetten van productiemiddelen in te verkopen
goederen en diensten. Het economisch waardebegrip is hierop gebaseerd en levert dan ook
zeer relevante cijfers op.
Met de betrouwbaarheid van het economisch waardebegrip is het slechter gesteld: het is
gebaseerd op de toekomstverwachtingen van de bedrijfsleiding inzake afzet, verkoopprijzen,
exploitatiekosten, rentevoet, enzovoort. Het economisch waardebegrip steunt dus op
schattingen van de ondernemingsleiding en deze zijn niet controleerbaar.
Dit gebrek aan betrouwbaarheid is er de oorzaak van dat de externe verslaggeving niet in
eerste instantie gebaseerd kan worden op het economisch waardebegrip. De
verantwoordingsfunctie die de externe verslaggeving heeft, verdraagt zich niet met de
mogelijkheid dat de bedrijfsleiding haar eigen schattingen tot grondslag van waardering en
winstbepaling maakt. De ongelimiteerde mogelijkheden tot creative accounting die met het
economisch waardebegrip gepaard gaan, maken het ongeschikt voor het opstellen van de
externe jaarrekening als geheel.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
7
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 2.3 Zilvervloot bv
a
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1 mln)
1
Bergingsschip
Effecten
Liquide middelen
22,5
1
27,9
––––
51,4
Aandelenkapitaal
Banklening
Reorganisatievoorziening
Winst 2010
15
20
2
14,4
––––
51,4
Toelichting:
9
= € 22.500.000
10
•
Bergingsschip: € 25.000.000 ×
•
Liquide middelen:
Aandelenemissie
Banklening
Opbrengst veiling
Interest
8% × € 20.000.000 =
Huur bedrijfspand
Kosten ‘Historical research’
Aanschaf bergingsschip
Kosten ‘Operations’
Kosten ‘Technical development’
Aanschaf aandelen
Saldo 31 december 2007
€ 15.000.000
€ 20.000.000
€ 40.000.000
€ 1.600.000
€
500.000
€ 4.000.000
€ 25.000.000
€ 12.000.000
€ 3.000.000
€ 1.000.000
–––––––––––
€ 27.900.000
+
+
+
–
–
–
–
–
–
–
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1 mln)
Omzet
Huur
40
0,5
Afschrijvingskosten
1
=
10
4 + 12 + 3 =
25 ×
2,5
Loon- en overige kosten
Interest
Toevoeging reorganisatievoorziening
19
1,6
2
––––
25,6 –
––––
14,4
Winst
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1 mln)
2
Ontwikkelingskosten
Pand
Bergingsschip
Effecten
Liquide middelen
2,7
9,5
22,5
1,3
27,9
––––
63,9
Aandelenkapitaal
Banklening
Huurverplichtingen
Winst 2010
15
20
9,5
19,4
––––
63,9
Toelichting:
•
•
•
9
= € 2.700.000 (Uitgegaan is van afschrijving
10
over vijf jaar en een gelijkmatige spreiding van de kosten over het jaar, waardoor over
2010 10% wordt afgeschreven; verder wordt in hoofdstuk 6 aangegeven dat tegenover
de geactiveerde ontwikkelingskosten een wettelijke reserve moet worden gevormd.)
19
= € 9.500.000
Pand: € 10.000.000 ×
20
Huurverplichtingen: € 10.000.000 – € 500.000 = € 9.500.000 (Bij de berekening van de
huurverplichtingen is voorbijgegaan aan de berekening van interest: in de huurprijs is
geen interestvergoeding opgenomen; in hoofdstuk 6 wordt deze problematiek
uitgebreid besproken.)
Ontwikkelingskosten: € 3.000.000 ×
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
8
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1 mln)
Omzet
Afschrijvingskosten:
•
Ontwikkelingskosten
•
Pand
• Bergingsschip
Loon- en overige kosten
Interest
40
1
=
10
1
=
10 ×
20
3×
0,3
0,5
2,5
16
1,6
––––
4 + 12 =
20,9 –
0,3 +
––––
19,4
Koersstijging aandelenbelegging 1,3 – 1 =
Winst
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1 mln)
3
Ontwikkelingskosten
Pand
Bergingsschip
Effecten
Liquide middelen
2,7
9,5
22,5
1,3
27,9
––––
63,9
Aandelenkapitaal
Banklening
Huurverplichtingen
Toegerekende interest
eigen vermogen
Winst 2010
15
20
9,5
1,8
17,6
––––
63,9
Toelichting:
• Toegerekende interest eigen vermogen: 12% × € 15.000.000 = € 1.800.000
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1 mln)
Omzet
Afschrijvingskosten:
• Ontwikkelingskosten
• Pand
• Bergingsschip
Loon- en overige kosten
Interest:
• Banklening
• Eigen vermogen
Koersstijging aandelenbelegging
Winst
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
40
0,3
0,5
2,5
16
1,6
1,8
––––
22,7 –
0,3 +
––––
17,6
9
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
3
Basisprincipes van de boekhoudkundige waarde- en
winstbepaling
Vraagstuk 3.1 Stairway bv
a
Voor het moment van opbrengstneming geldt het realisatieprincipe, dat voorschrijft dat dit
dient te geschieden als de onderneming de verkoopprestatie voltooid heeft. Op 25 mei is dit
het geval, zodat dan de opbrengst genomen zal moeten worden. Mocht er nog een
opleveringsprocedure volgen, kan eventueel opbrengstneming tot dat moment worden
uitgesteld, omdat de economische risico’s dan nog bij Stairway liggen.
b Product matching:
• Inkoopkosten trappen
• Loonkosten monteurs
Period matching:
•
Afschrijving auto’s
Direct ten laste van het resultaat:
• Bijkomende autokosten
•
Kantoorhuur
•
Loonkosten kantoorpersoneel
92 × € 1.000 =
800 uur × € 251 =
3×
€ 60.000
=
48
3 × € 500 =
€ 21.600
=
12
€ 36.000
=
2×
12
€ 92.000
€ 20.000
€
3.750
€
1.500
€
1.800
€
6.000
––––––––
€ 125.050
1
€ 40.000
1.600 uur
Vraagstuk 3.3 bv Beuk
a
1
2
3
Kas
Aandelenkapitaal
Agio
Vooruitbetaalde huur (overlopende activa)
Resultaat
Kas
220.000
Machine
× € 600.000 =
300.000
Voorraad hout
€ 500.000 – 80.000 × € 5 =
Kas
(machine € 600.000; personeel € 80.000; hout € 500.000)
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
↑
↓
↓
€ 1.000.000
€ 500.000
€ 500.000
€
25.000
€
25.000
€
50.000
€
↓
440.000
€ 100.000
€ 1.180.000
10
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
4
Transactie met klant A is gerealiseerd (verkocht en afgeleverd).
Transactie met klant B is per 31 december 2010 nog niet gerealiseerd (niet afgeleverd).
Voorraad klompen 20 000 × € 8 = € 160.000
Toelichting:
• productie 80 000 – afzet 60 000 = 20 000
• balanswaardering:
– materiaal
€ 5
€ 600.000
– machine
=
€ 2
300.000
€ 80.000
– personeel
=
€ 1
80 000
–––
€ 8
Resultaat
60 000 × (€ 15 – € 8) =
Vooruitontvangen bedragen (overlopende passiva)
20 000 × € 15 =
Kas
80 000 × € 15 =
5
↑
€
↑
€ 300.000
€ 1.200.000
420.000
(Op grond van het voorzichtigheidsprincipe of ‘more likely than not’) vordering niet
activeren:
Resultaat
↓ €
10.000
Kas
↓ €
10.000
b (Op grond van het voorzichtigheidsprincipe of ‘more likely than not’) een voorziening
treffen:
Resultaat
↓ €
25.000
Voorziening
€
25.000
a
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
b
Machine
Voorraad hout
Voorraad klompen
Vooruitbetaalde huren
Kas
440.000
100.000
160.000
25.000
960.000
––––––––
1.685.000
Aandelenkapitaal
Agio
Voorziening
Vooruitontvangen bedragen
Winst 2010
500.000
500.000
25.000
300.000
360.000
––––––––
1.685.000
Vraagstuk 3.4 Celeste nv
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kosten verkopen
8 000 × € 1.200 =
8 000 × € 700 =
Brutomarge
Ontwikkelingskosten cd-romproject
Afboeking geactiveerde ontwikkelingskosten
Verkoopkosten
Overige kosten
Winst
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 9.600.000
€ 5.600.000
–––––––––
€ 4.000.000
€ 2.000.000
€ 1.500.000
€ 4.000.000
€ 2.000.000
–––––––––
– € 5.500.000
1
–
2
–
–
–
–
3
4
11
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Toelichting:
1
Conform het realisatieprincipe dient de opbrengst geboekt te worden als verkoop en aflevering
hebben plaatsgevonden. De 2 000 verkochte eenheden die nog in het magazijn liggen te
wachten op verscheping naar het buitenland mogen dan ook nog niet in de opbrengst
verkopen worden verwerkt.
2
• Op grond van het matchingprincipe dient voor de kosten van de verkopen uitgegaan te
worden van 8 000 stuks in plaats van 10 000 stuks.
• Vanwege het bestendigheidsprincipe mogen de afschrijvingen op de machines niet worden
aangepast om een bepaalde brutomarge te handhaven (dit is creative accounting). De in
€ 2.000.000
de kosten van de verkopen opgenomen afschrijving per eenheid moet zijn:
=
10.000
€ 200. De afschrijving was gehalveerd en is dus teruggebracht tot € 100. De kosten van de
verkopen moeten derhalve per eenheid € 700 zijn.
3
Vanwege de grote onzekerheid over de haalbaarheid van het cd-romproject gaat
voorzichtigheid boven matching; om die reden dienen de ontwikkelingsuitgaven voor dit
project niet te worden geactiveerd, maar direct ten laste van het resultaat te worden gebracht.
4
De (terechte) afboeking van de destijds geactiveerde kosten voor de ontwikkeling van het
nieuwe type DVD mag niet rechtstreeks van de winstreserves geschieden, maar dient ten
laste van het resultaat te worden gebracht.
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
Machines
Voorraden
Debiteuren
Kas
4.000
1.400
4.000
2.600
––––––
12.000
Aandelenkapitaal
Winstreserves
Vreemd vermogen
Winst 2010
7.000
5.500
5.000
– 5.500
––––––
12.000
Toelichting:
•
•
2
= € 4.000.000
5
Voorraden: 2 000 × € 700* = € 1.400.000
Machines: € 10.000.000 ×
*
Waardering tegen verkoopprijs is in strijd met het voorzichtigheids- en realisatieprincipe.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
12
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
4
Regelgevers en toezichthouders
Vraagstuk 4.1 Koninklijke Haskoning
Algemeen
Toerekening
Dit principe schrijft voor om in een jaarrekening de baten en lasten van het desbetreffende
boekjaar op te nemen, ongeacht of zij tot ontvangsten respectievelijk uitgaven in dat boekjaar
hebben geleid. Toepassing van dit principe komt terug in nagenoeg alle grondslagen die
Koninklijke Haskoning Groep (hierna te noemen: Royal Haskoning [RH]) hanteert.
Een meer specifieke uitwerking van het toerekeningsbeginsel geschiedt in de vorm van het
realisatieprincipe en het matchingprincipe. Bij de behandeling van de afzonderlijke grondslagen
zijn het juist déze principes waaraan wij de door RH gehanteerde grondslagen zullen toetsen.
Continuïteit
RH waardeert haar activa en passiva tegen historische kosten/uitgaafprijs dan wel contante
waarde onder de impliciete veronderstelling dat de werkzaamheden in de toekomst zullen worden
voortgezet. Zo schrijft de onderneming materiële vaste activa af over de verwachte economische
levensduur, en immateriële vaste activa over een periode van 5 tot 15 jaar, en zij waardeert de
voorziening voor pensioenverplichtingen tegen contante waarde.
Ingeval van discontinuïteit echter zouden voor de (im)materiële activa de opbrengstwaarden
relevant zijn en voor de pensioenverplichtingen, afhankelijk van de afspraken bij niet-voortzetting
van de activiteiten, de nominale waarde.
Stelselmatigheid
Dit principe richt zich op het toepassen van grondslagen van waardering en resultaatbepaling
(materiële stelselmatigheid) en op de indeling van de balans en winst- en verliesrekening (formele
stelselmatigheid). In beide situaties gaat het om van jaar tot jaar ongewijzigde toepassingen
(volgtijdelijke stelselmatigheid).
Stelselmatigheid houdt tevens in dat voor gelijksoortige activa en passiva, dan wel activiteiten,
binnen een verslagjaar dezelfde grondslagen en voorschriften moeten worden toegepast
(gelijktijdige stelselmatigheid).
• toetsing aan volgtijdelijke stelselmatigheid
De grondslagen van waardering en resultaatbepaling zijn in het verslagjaar niet gewijzigd met
uitzondering van – zoals RH zelf vermeldt – de afschrijvingstermijn van bepaalde immateriële
vaste activa. Dit suggereert een stelselwijziging (doorbreking van de materiële
stelselmatigheid) hoewel RJ 145 en 940 de wijziging van een afschrijvingspercentage/termijn
zien als een schattingswijziging.
Over een eventuele gewijzigde manier van presenteren van vermogen (balans) en resultaat
(winst- en verliesrekening) vermelden de gegevens niets.
Zowel in materiële als in formele zin is de volgtijdelijke stelselmatigheid niet doorbroken.
• toetsing aan de gelijktijdige stelselmatigheid
RH waardeert (im)materiële vaste activa op basis van verkrijgingsprijzen. Ook de waardering
van onderhanden werk geschiedt tegen bestede kosten. Een meer gedetailleerde toetsing van
dit principe komt hierna aan de orde bij de behandeling van enkele individuele activa en
passiva.
Grondslagen van waardering
Immateriële vaste activa
Matching
RH activeert positieve goodwill en octrooien, en schrijft deze af in 5 of 15 jaar. Omdat goodwill en
octrooien kennelijk over meerdere jaren economische voordelen in zich bergen, rekent RH ook de
uitgaven – in de vorm van afschrijvingen – toe aan de toekomstige jaren waarin RH de
economische voordelen verwacht (period matching).
Voorzichtigheid
Indien de realiseerbare waarde van een immaterieel vast actief beneden de boekwaarde daalt,
verwerkt RH het verschil als een bijzondere waardevermindering ten laste van het resultaat.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
13
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Stelselmatigheid
RH hanteert voor geactiveerde octrooien afschrijvingstermijnen van 5 en 15 jaar, afhankelijk van
de omvang van de investering (tot € 500.000 en daarboven). Afgezien van mogelijke specifieke
redenen voor deze keuze lijkt deze handelwijze op een doorbreking van de gelijktijdige
stelselmatigheid.
RH behandelt zowel positieve als negatieve goodwill op overeenkomstige, zij het spiegelbeeldige
wijze in de jaarrekening. Positieve goodwill wordt geactiveerd en systematisch afgeschreven,
terwijl – spiegelbeeldig – negatieve goodwill wordt gesaldeerd met positieve goodwill (als het
ware negatief geactiveerd) en systematisch ten gunste van het resultaat wordt gebracht. Deze
handelwijze is een toepassing van gelijktijdige stelselmatigheid.
Materiële vaste activa
Matching
RH rekent investeringsuitgaven toe aan toekomstige jaren in de vorm van afschrijvingen welke
worden berekend over de geschatte economische levensduur. Deze vorm van het
matchingprincipe staat bekend als period matching.
Voorzichtigheid
Indien de realiseerbare waarde van een materieel vast actief beneden de boekwaarde daalt,
verwerkt RH het verschil als een bijzondere waardevermindering ten laste van het resultaat.
Stelselmatigheid
RH past bijzondere waardeverminderingen toe alleen voor activa met een boekwaarde boven €
500.000. Dit houdt in dat activa met een boekwaarde tot € 500.000 niet onderhevig zullen zijn aan
een impairment test. Hoewel deze waardegrens waarschijnlijk is ingegeven door het aspect
materialiteit, handelt RH hierin niet consequent. Deze inconsistentie doet zich in het bijzonder
voor bij bedrijfsmiddelen die in een eerder boekjaar een hogere boekwaarde dan € 500.000
hebben, en in latere jaren een boekwaarde die als gevolg van afschrijvingen daaronder ligt. Deze
handelwijze betekent een doorbreking van de gelijktijdige stelselmatigheid.
Onderhanden werk
Matching
Bestede kosten voor onderhanden werk worden pas als last genomen in het jaar waarin zij tot
opbrengst hebben geleid (zie ook onder Grondslagen van resultaatbepaling). Dit is het moment
waarop de diensten zijn geleverd.
De uitgaven die in het jaar nog niet tot opbrengsten hebben geleid, worden dan geactiveerd onder
de post Onderhanden werk en daarmee doorgeschoven naar een volgend jaar. Deze
verschijningsvorm van het matchingprincipe staat bekend als product matching.
Voorzichtigheid
Bij de waardering van onderhanden wordt rekening gehouden met onderkende risico’s en
verwachte verliezen op projecten hetgeen tot uitdrukking komt in het treffen van voorzieningen (in
mindering van de geactiveerde kosten in onderhanden werk).
Vorderingen
Voorzichtigheid
Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met een voorziening voor
oninbaarheid.
Voorzieningen
Voorzichtigheid
RH houdt reeds nu rekening met de financiële gevolgen van verplichtingen en verliezen die zijn
ontstaan voor of op balansdatum, waarschijnlijk zullen leiden tot een uitstroom van middelen, en
waarvan de omvang op balansdatum onzeker is maar wel redelijkerwijs is te schatten.
Matching
In de jaarrekening wordt reeds nu rekening gehouden met lasten waarvan de uitgaven nog in
toekomstige jaren moeten worden gedaan. Deze lasten worden opgenomen in het jaar waarin
bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden waarmee zij een causaal verband hebben. Op
balansdatum bestaat dan een in rechte afdwingbare of een feitelijke verplichting.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
14
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Stelselmatigheid
Er is sprake van doorbreking van de gelijktijdige stelselmatigheid: de in de voorzieningen
begrepen pensioenverplichtingen worden gewaardeerd tegen contante waarde, terwijl de latente
belastingverplichtingen worden opgenomen tegen nominale waarde.
Grondslagen van resultaatbepaling
Algemeen
Realisatie
RH verantwoordt resultaten op transacties in het jaar waarin ze worden gerealiseerd. Het tijdstip
van realisatie wordt uitgewerkt onder de post Netto-omzet.
Matching
Ter bepaling van het resultaat zet RH kosten en andere lasten over een jaar tegenover de
opbrengstwaarde van de geleverde prestaties.
Voorzichtigheid
RH verantwoordt resultaten in het jaar waarin ze worden gerealiseerd, en verliezen zodra zij
voorzienbaar zijn.
Netto-omzet
Realisatie
De netto-omzet betreft de aan derden geleverde diensten. Het tijdstip van realisatie valt overigens
samen met het moment waarop alle belangrijke rechten en risico’s met betrekking tot de
eigendom zijn overgedragen aan de koper.
Bedrijfslasten
Matching
Voor de bepaling van het resultaat worden opbrengsten en de daarop betrekking hebbende
directe kosten (product matching) en andere kosten (period matching) tegenover elkaar gezet.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
15
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
5
Regelgeving: materiële en formele aspecten van de
publicatieplicht
Vraagstuk 5.1 TBI
a
De grenzen voor een middelgrote rechtspersoon zijn (artikel 397.1):
• De waarde van de activa op basis van historische kosten bedraagt niet meer dan € 17,5
mln.
• De netto-omzet over het boekjaar bedraagt niet meer dan € 35 mln.
• Het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt minder dan 250.
Aangezien de cijfers van TBI boven de grenzen van die van middelgrote rechtspersonen
liggen, is er sprake van een grote rechtspersoon.
b Rechtspersonen die onder het regime van klein of middelgroot vallen, hebben vrijstellingen en
vereenvoudigingen van bepaalde inrichtings- en publicatievoorschriften. Bovendien zijn kleine
rechtspersonen vrijgesteld van verplichte accountantscontrole.
c
Een rechtspersoon valt onder het regime van klein, middelgroot of groot indien hij twee
achtereenvolgende jaren aan minimaal twee criteria voldoet (artikelen 396.1 en 397.1). Dit is
de zogenaamde ‘schommelbepaling’, die tot doel heeft dat de rechtspersoon niet ieder jaar
met andere voorschriften geconfronteerd wordt.
d TBI valt in 2009 onder het regime van een grote rechtspersoon omdat het zowel in 2008 als in
2009 aan de drie criteria voldoet. Dit heeft als consequentie dat TBI in 2009 geen recht heeft
op vrijstellingen voor de inrichting en publicatie van de jaarstukken en dat zij onderworpen is
aan verplichte accountantscontrole.
e
Afgegeven is de goedkeurende accountantsverklaring.
f
Deze moet worden opgenomen onder de ‘overige gegevens’ (artikel 392.1a).
g Zonder accountantsverklaring kan de jaarrekening door het daartoe bevoegde orgaan niet
worden vastgesteld of goedgekeurd (artikel 393.7), tenzij onder de overige gegevens een
wettige grond wordt medegedeeld waarom de verklaring ontbreekt.
h De aandeelhouder kan bij de Accountantskamer zijn beklag doen over de afgegeven
accountantsverklaring; dit ter handhaving van de kwaliteit en betrouwbaarheid van het
accountantsberoep. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding moet hij echter niet bij de
Accountantskamer zijn, maar dient hij een civiele procedure tegen de accountant aan te
spannen.
Vraagstuk 5.2 ‘D’oude hofstee’
a
De wetgeving inzake externe verslaggeving is van toepassing op verenigingen en stichtingen
(artikel 360.3) voor zover zij op commerciële wijze optreden in het economisch verkeer. Voor
de ‘D’oude hofstee’ betreft dit de verkoop van souvenirs, de horeca-aangelegenheden en de
activiteiten van de drukkerij en uitgeverij.
In artikel 360.3 is verder bepaald dat de wetgeving pas van toepassing is indien de nettoomzet van de ondernemingsactiviteiten gedurende twee opeenvolgende jaren minimaal € 4,4
mln bedraagt (de helft van het in artikel 396 lid 1, onder b bedoelde bedrag).
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
16
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Voor ‘D’oude hofstee’ geldt (bedragen in € 1):
Opbrengst souvenirs
Opbrengsten horeca
Opbrengst drukkerij/uitgeverij
2010
––––––––
1.618.000
1.524.000
1.911.000
––––––––
5.053.000
2009
––––––––
1.295.000
1.459.000
1.099.000
––––––––
3.853.000
Conclusie: ‘D’oude Hofstee’ is in 2010 niet publicatieplichtig omdat de omzet in 2009 minder
dan € 4,4 mln bedraagt.
b In 2011 is ‘D’oude hofstee’ voor het eerst publicatieplichtig: de netto-omzet bedraagt dan
gedurende twee opeenvolgende jaren minimaal € 4,4 mln.
In 2012 is ‘D’oude hofstee’ eveneens publicatieplichtig omdat de publicatieplicht van een
vereniging of stichting pas eindigt als de netto-omzet twee jaar achtereen onder de grens van
€ 4,4 mln komt.
Of ‘D’oude hofstee’ in 2013 publicatieplichtig is, hangt af van de hoogte van de netto-omzet
over de jaren 2012 en 2013; alleen als deze in beide jaren minder dan € 4,4 mln bedraagt,
heeft zij geen publicatieplicht.
c
De jaarrekening moet worden opgemaakt door het bestuur binnen zes maanden na afloop van
het boekjaar; op grond van bijzondere omstandigheden kan deze termijn door de algemene
ledenvergadering met maximaal vijf maanden worden verlengd (artikel 49.1).
De algemene ledenvergadering stelt de jaarrekening vervolgens vast binnen één maand nadat
deze is opgemaakt (artikel 49.3).
d Openbaarmaking dient in beginsel plaats te vinden binnen acht dagen na vaststelling van de
jaarrekening door deponering bij het handelsregister, dat beheerd wordt door de Kamer van
Koophandel (artikel 394.1). De wetgever heeft als uiterste limiet bepaald dat publicatie in ieder
geval uiterlijk dertien maanden na afloop van het boekjaar moet geschieden (artikel 394.3).
Vraagstuk 5.3 Gebeurtenissen na balansdatum
a
1
2
3
4
De daling van de koers van de dollar na balansdatum werpt geen nieuw licht op de waarde
van de vordering per 31 december 2010: niet verwerken in de jaarrekening 2010, hoort
thuis in de jaarrekening 2011.
Vermelding onder de overige gegevens is eveneens niet vereist, ervan uitgaande dat het
gebeuren voor de onderneming van ondergeschikte betekenis is.
Het in vlammen opgaan van de loods met het total loss raken van de laadschoppen werpt
geen nieuw licht op de waarde van de laadschoppen per 31 december 2010: niet
verwerken in de jaarrekening 2010, maar in die van 2011.
Wel moet dit gegeven – ervan uitgaande dat het voor de onderneming belangrijke
financiële gevolgen heeft – in het jaarrapport 2010 vermeld worden onder de overige
gegevens (artikel 392.1g) en, voor zover de verwachtingen worden beïnvloed, in het
jaarverslag (artikel 391.2).
Het boven tafel komen van informatie over de waarde per balansdatum van de voorraad
reserveonderdelen werpt een nieuw licht op de waarde per 31 december 2010 van deze
post: verwerken in de jaarrekening 2010; de post Voorraad reserveonderdelen en daarmee
het eigen vermogen en het resultaat worden verhoogd met € 40.000.
De gevolgen van deze gebeurtenis moeten in de jaarrekening 2010 worden meegenomen
omdat de oorzaak van de claim vóór balansdatum ligt. Er moet een voorziening worden
gevormd, tenzij de hoogte van de schadevergoeding niet redelijkerwijs is te schatten; in
dat geval moet het gegeven worden vermeld in de toelichting als een niet uit de balans
blijkende verplichting.
b De IASB schrijft voor dat de claim alsnog in de jaarrekening over 2010 wordt verwerkt (IAS
10.3 en 10.8).
De RJ (RJ 160.202) en de wet (artikel 362.6) schrijven dit alleen voor indien dit onontbeerlijk is
voor het vereiste inzicht: alleen voor zeer belangrijke gebeurtenissen behoeft de jaarrekening
aanpassing. Aangezien het hier gaat om een substantiële schadeclaim is aanpassing van de
jaarrekening geboden.
c De IASB geeft voor deze situatie geen regels.
De RJ (RJ 160.203) en de wet (artikel 362.6) voorzien hier wel in: omdat het gaat om een
substantiële schadeclaim zal de jaarrekening nu in ernstige mate tekortschieten in het geven
van het vereiste inzicht. De onderneming zal haar aandeelhouders en – indien aanwezig – de
ondernemingsraad hierover moeten berichten, alsmede een mededeling moeten doen bij het
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
17
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
handelsregister waar zij haar stukken openbaar heeft gemaakt. Deze mededeling moet –
indien de onderneming controleplichtig is – voorzien zijn van een accountantsverklaring.
Vraagstuk 5.5 Atlas bv
a
De wet stelt dat de grondslagen van waardering en winstbepaling slechts wegens gegronde
redenen mogen worden veranderd (artikel 384.6). Het aansluiten bij internationale opvattingen
en de gebruiken in de bedrijfstak leidt tot een betere vergelijkbaarheid van de jaarrekening
met die van andere ondernemingen in de bedrijfstak. Dit wordt algemeen als gegronde reden
gezien: de stelselwijziging is wettelijk toelaatbaar.
b De stelselwijziging heeft tot gevolg dat de voorziening voor pensioenverplichtingen aan het
begin van boekjaar 2010 met € 90.000 (€ 440.000 – € 350.000) moet worden verhoogd.
Journaalpost:
Winstreserve
Aan Voorziening voor pensioenverplichtingen
c
€ 90.000
€ 90.000
Het bestendigheidsprincipe (in casu het volgtijdelijk aspect).
d Balans per (bedragen × € 1.000)
31-12-2010
31-12-2009
aangepast
1.300
470
–––––
1.770
1.200
300
–––––
1.500
500
310
340
520
100
–––––
1.770
500
160
150
440
250
–––––
1.500
Resultatenrekening (bedragen × € 1.000)
2010
2009
Omzet
5.400
4.100
Kosten van grond- en hulpstoffen
Afschrijving materiële vaste activa
Personeelskosten
Dotatie pensioenvoorziening
Overige bedrijfskosten
3.700
200
650
80
430
–––––
5.060
2.900
150
550
70
280
–––––
3.950
340
150
Activa
Materiële vaste activa
Vlottende activa
Passiva
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Winst boekjaar
Voorziening voor pensioenverplichtingen
Schulden
Resultaat boekjaar
e
Stelselwijziging
Met ingang van 2010 zijn de grondslagen voor de berekening van de voorziening voor
pensioenverplichtingen gewijzigd. Deze wijziging houdt in dat vanaf 2010 ook de toekomstige
loonstijgingen in de berekening worden betrokken. De reden voor deze wijziging is dat de
berekeningsmethodiek nu beter aansluit op de grondslagen die internationaal gebruikelijk zijn
en op die gebruikelijk zijn in de bedrijfstak.
Het cumulatief effect per 1 januari 2010 van deze stelselwijziging is een daling van het eigen
vermogen van € 90.000, welk bedrag rechtstreeks in de winstreserve is verantwoord.
De vergelijkende cijfers zijn aangepast op basis van het nieuwe stelsel. Indien in 2010 de
oude grondslag zou zijn toegepast, zou het eigen vermogen per 31 december 2010 €
1.250.000 hebben bedragen en het resultaat over 2010 € 350.000.
f
Saldo per 31 december 2009 volgens de officiële jaarrekening
Af: cumulatief effect van de stelselwijziging per 1 januari 2010
Saldo per 1 januari 2010 na stelselwijziging
Bij: winstverdeling 2009
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 240.000
€ 90.000
––––––––
€ 150.000
€ 160.000
18
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Saldo per 31 december 2010
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
––––––––
€ 310.000
19
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Deel 2
De basisoverzichten van de externe verslaggeving:
balans, resultatenrekening en kasstroomoverzicht
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
20
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
6
Vaste activa
Vraagstuk 6.1 Looking Good nv
a
Balans Looking Good nv per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
Immateriële vaste activa:
Ontwikkelingsuitgaven
Merk
Materiële vaste activa
Voorraad
Liquide middelen
3.000
8.000
16.000
7.000
19.000
–––––
53.000
Aandelenkapitaal
Algemene reserve
Winst 2010
5.000
47.000
1.000
–––––
53.000
Toelichting:
• Kosten van research worden direct ten laste van het resultaat gebracht (IAS 38.54),
ontwikkelingsuitgaven worden geactiveerd (IAS 38.57).
• De uitgaven voor het merk worden geactiveerd omdat deze naar verwachting
economische voordelen op zullen leveren (IAS 38.21).
• De uitgaven voor de reclamecampagne en die voor de cursus van de medewerkers mogen
niet worden geactiveerd (IAS 38.69).
• Materiële vaste activa: € 20.000.000 × 80% = € 16.000.000
• Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2010
€ 25.000.000
Omzet
€ 100.000.000 +
Bedrijfskosten
€ 85.000.000 –
Uitgaven voor research
€ 5.000.000 –
Ontwikkelingsuitgaven
€ 3.000.000 –
Aankoop merk
€ 8.000.000 –
Reclamecampagne
€ 4.500.000 –
Cursus medewerkers
€
500.000 –
Saldo 31 december 2010
€ 19.000.000
Resultatenrekening Looking Good nv over 2010
Omzet
Bedrijfskosten
Researchkosten
Kosten reclamecampagne
Kosten cursus medewerkers
Afschrijving materiële vaste activa:
Winst
€ 20.000.000 x 20% =
€ 100.000.000
€ 85.000.000
€ 5.000.000
€ 4.500.000
€
500.000
€ 4.000.000
€
–
–
–
–
–
1.000.000
b Ook indien de jaarrekening (verplicht of vrijwillig) wordt opgesteld op basis van IFRS blijven
een aantal bepalingen uit de Nederlandse wet van toepassing (artikel 362.9). Daaronder valt
artikel 365.2, dat voorschrijft dat voor geactiveerde ontwikkelingskosten een wettelijke reserve
moet worden gevormd. Dit betekent dat Looking Good in de balans bij vraag a aan de
passiefzijde een wettelijke reserve moet opnemen ter grootte van € 3 mln en dat de post
Algemene reserve wordt opgenomen voor € 47 mln – € 3 mln = € 44 mln.
Vraagstuk 6.2 bv Sallandia
a
1
2
Hier is sprake van een operational-leasecontract. Sallandia loopt geen economisch risico
en is derhalve niet aan te merken als economisch eigenaar van de bestelauto; op grond
hiervan zal zij de auto niet activeren.
In dit geval is er sprake van een financial-leasecontract. Sallandia is economisch eigenaar
omdat zij het economisch risico loopt: zij zal de bestelauto moeten activeren.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
21
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
b 1
2
Van het aangaan van het contract wordt niets geboekt.
Van de betaling van de leasetermijnen wordt maandelijks geboekt:
Leasekosten
€ 2.000
Aan Liquide middelen
€ 2.000
Van het aangaan van het contract wordt geboekt:
Bestelauto
€ 65.000
Aan Leaseverplichtingen
€ 65.000
Van de betaling van de leasetermijn wordt geboekt:
Interestkosten
€ 5.850
Leaseverplichtingen
€ 14.214
Aan Liquide middelen
(€ 65.000 × 9%)
(€ 20.064 – € 5.850)
€ 20.064
Van de afschrijving van de bestelauto wordt geboekt:
Afschrijvingskosten
Aan
c
1
2
€ 16.250
Bestelauto
(€ 65.000 ×
1
)
4
€ 16.250
Op de balans komen uit hoofde van het leasecontract geen posten voor.
Op de resultatenrekening komt jaarlijks de post Leasekosten voor ten bedrage van €
24.000 (12 × € 2.000).
Balans:
• Activa: Bestelauto:
3
31 december 2011:
× € 65.000 = € 48.750
4
2
× € 65.000 = € 32.500
31 december 2012:
4
1
× € 65.000 = € 16.250
31 december 2013:
4
0
× € 65.000 = €
–
31 december 2014:
4
• Passiva: Leaseverplichtingen (zie overzicht hierna):
31 december 2011: € 50.786
31 december 2012: € 35.293
31 december 2013: € 18.405
31 december 2014: €
–
Resultatenrekening:
1
• Afschrijvingskosten: 2011 tot en met 2014: € 65.000 × = € 16.250
4
• Interestkosten (zie overzicht hierna):
2011: € 5.850
2012: € 4.571
2013: € 3.176
2014: € 1.656
Verloop leasetermijnen (bedragen in € 1)
Moment
–––––––––
31-12-2011
31-12-2012
31-12-2013
31-12-2014
Termijn
–––––––
20.064
20.064
20.064
20.064
Interest
–––––––
5.850
4.571
3.176
1.656
Aflossing
––––––––
14.214
15.493
16.888
18.408
Schuldrest
–––––––––
50.786
35.293
18.405
–
d Mutaties:
• er ontstaat een post Leasedebiteuren ter grootte van € 65.000 (alleen de hoofdsom wordt
opgenomen, niet de interest);
• de voorraad neemt af met € 50.000;
• er ontstaat een winst van € 15.000 (het verschil tussen van de opbrengst van € 65.000 en
de kostprijs van € 50.000 van de Ikuzus Van): hiermee neemt het eigen vermogen toe.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
22
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 6.4 De Gourmet bv
a
Verloop leasetermijnen (bedragen × € 1)
Moment
––––––––
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2009
1-1-2010
Termijn
–––––––
30.458
30.458
30.458
30.458
Interest
–––––––
–
10.431
7.427
3.973
Aflossing
––––––––
30.458
20.027
23.031
26.485
Schuldrest
–––––––––
69.542
49.515
26.484
–
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
b
Snackcar
Rekening-courant bank
63.750
104.542
–––––––
168.292
Aandelenkapitaal
Reserves
Schuld Horecalease
Nog te betalen interest
Winst 2010
40.000
35.000
69.542
10.431
13.319
–––––––
168.292
Toelichting:
•
•
3
= € 63.750
4
Rekening-courant bank:
Saldo 1 januari 2010
Verkoop snackbar
Leasetermijn
Brandstof- en andere kosten
Omzet
Inkopen
Snackcar: € 85.000 ×
€ 10.000
€ 100.000
€ 30.458
€ 25.000
€ 270.000
€ 200.000
––––––––
€ 104.542
Saldo 31 december 2010
–
+
–
–
+
–
Resultatenrekening 2010
Omzet
Diverse kosten
Afschrijving snackcar
Interest
Brandstof- en andere kosten
Winst
c
€ 270.000
€ 200.000
€ 85.000 ×
1
=
4
€ 21.250
€ 10.431
€ 25.000
––––––––
€ 256.681
––––––––
€ 13.319
De Gourmet behaalt nu een boekwinst van € 15.000 (€ 100.000 – € 85.000), die geheel in de
resultatenrekening over 2010 wordt opgenomen (IAS 17.61 / RJ 292.404).
d IAS 17.61 / RJ 292.404:
• Het verschil tussen de reële waarde en de boekwaarde (€ 15.000) wordt in de
resultatenrekening over 2010 verantwoord.
• Het verschil tussen de verkoopprijs (€ 120.000) en de reële waarde (€ 100.000) wordt op 1
januari 2010 als overlooppost aan de passiefzijde van de balans opgenomen en
€ 20.000
uitgesmeerd over de leaseperiode: in 2010 tot en met 2013 wordt jaarlijks
=€
4
5.000, als correctie op de leasekosten, ten gunste van het resultaat gebracht.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
23
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 6.5 Greenair nv
Alle bedragen luiden in duizenden euro’s.
a
––––––––––––––––––––––
Aanschaf 2 Januari 2005
Afschrijving 2005 t/m 2009:
-20% gedurende 5 jaar
-1/15 × (15.000 – 3.000) × 5
Boekwaarde 31 december 2009
Component
Component
groot
onderhoud
––––––––––
4.500
romp en
dergelijke
––––––––––
15.000
–––––––––
19.500
4.000 –
11.000
4.500 –
4.000 –
11.000
b Boekwaarde 31 december 2009
Uitgaven voor groot onderhoud
Afschrijving 2010:
-1/3 × 4.800
-1/12,5 × (11.000 – 3.000)
Boekwaarde 31 december 2010
c
4.500 –
0
0
4.800 +
11.000
1.600 –
3.200
640 –
10.360
Totaal
vliegtuig
11.000
4.800 +
1.600 –
640 –
13.560
Andere methoden:
• op moment van groot onderhoud de uitgaven ineens ten laste van het resultaat brengen;
• het vormen van een voorziening voor groot onderhoud.
d Het in zijn geheel verantwoorden van de kosten van groot onderhoud als last in het jaar van
uitvoering is in strijd met het matchingprincipe.
In geval van een voorziening voor groot onderhoud is er op balansdatum geen sprake van een
verplichting.
e
Vliegtuig
Aanschaf 2 januari 2005
Afschrijving 2005 t/m 2009: 1/15 × (19.500 – 3.000) × 5
Boekwaarde 31 december 2009
Voorziening groot onderhoud
Opgebouwd in 2005 tot en met 2009: 4.500 × 1/5 × 5
Boekwaarde per 31 december 2009
f
Vliegtuig
Boekwaarde 31 december 2009
Afschrijving 2010: 1/12,5 × (14.000 – 3.000)
Boekwaarde per 31 december 2010
Voorziening groot onderhoud
Boekwaarde per 31 december 2009
Uitgaven voor groot onderhoud
Aanvulling tekort in voorziening ten laste van het resultaat 2010
Toevoeging ten laste van het resultaat 2010: 1/3 × 5.100
Boekwaarde per 31 december 2010
19.500
5.500 –
14.000
4.500 +
4.500
14.000
880 –
13.120
4.500
4.800 –
300 +
1.700 +
1.700
Vraagstuk 6.6 nv GlobalConnections
a
Gewaardeerd dient te worden op de laagste van de boekwaarde en de realiseerbare waarde
(de hoogste van de directe opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde) van de vrachtwagenvloot
(IAS 36.9).
Van één combinatie bedraagt per 31 december 2010:
5
• de boekwaarde: € 240.000 × = € 150.000
8
• de directe opbrengstwaarde: € 100.000
• de bedrijfswaarde:
Jaarlijkse nettokasstroom: € 160.000 – € 90.000 – € 40.000 = € 30.000
€ 30.000 € 30.000 € 30.000 € 30.000 € 30.000
= € 116.670
+
+
+
+
1,09
1,092
1,093
1,09 4
1,095
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
24
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Op 31 december 2010 is de balanswaardering van de vrachtwagenvloot
300 × € 116.670 = € 35.001.000.
b Waardering per 1 januari 2010 per locomotief:
• ‘Kale’ locomotief:
6
€ 2.600.000 –
× (€ 2.600.000 – € 300.000)
10
= € 2.600.000 – € 1.380.000 =
4
• Groot onderhoud:
× € 400.000 =
5
€ 1.220.000
€
320.000
––––––––––
€ 1.540.000
Totale waardering: 10 × € 1.540.000 = € 15.400.000
Vanaf 2010 wordt de afschrijvingstermijn verlengd. Er is dan nog af te schrijven
4
× (€
10
2.600.000 – € 300.000) = € 920.000 (of: € 1.220.000 – € 300.000).
Aantal jaren is 15 – 6 = 9.
€ 920.000
Jaarlijkse afschrijving vanaf 2010:
= € 102.222
9
Waardering per 31 december 2010 per locomotief:
• ‘Kale’ locomotief: € 1.220.000 – € 102.222 =
3
• Groot onderhoud:
× € 400.000 =
5
€ 1.117.778
€
240.000
––––––––––
€ 1.357.778
Totale waardering: 10 × € 1.357.778 = € 13.577.780
Vraagstuk 6.8 Tonsel bv
a
2010: Liquide middelen
Aan Financiële baten
Effecten
Aan Herwaarderingsreserve
2012: Liquide middelen
Aan Effecten
Herwaarderingsreserve
Aan Financiële baten
€ 2.500
€ 2.500
€ 7.000
€ 7.000
€ 61.000
€ 61.000
€ 11.000
€ 11.000
b 2010: Liquide middelen
Aan Financiële baten
€ 2.500
2012: Liquide middelen
Aan Effecten
Aan Financiële baten
€ 61.000
2010: Liquide middelen
Aan Financiële baten
€ 2.500
c
Effecten
Aan Herwaarderingsreserve
2012: Liquide middelen
Aan Effecten
Herwaarderingsreserve
Aan Overige reserves/
Financiële baten
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 2.500
€ 50.000
€ 11.000
€ 2.500
€ 7.000
€ 7.000
€ 61.000
€ 61.000
€ 11.000
€ 11.000
25
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
d 2010: Liquide middelen
Aan Financiële baten
€ 2.500
Effecten
Aan Financiële baten
€ 7.000
€ 2.500
€ 7.000
Aanvullende journaalpost indien de aandelen P niet beursgenoteerd zijn:
Overige reserves
Aan Herwaarderingsreserve
2012: Liquide middelen
Aan Effecten
€ 7.000
€ 7.000
€ 61.000
€ 61.000
Aanvullende journaalpost indien de aandelen P niet beursgenoteerd zijn:
Herwaarderingsreserve
Aan Overige reserves
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 11.000
€ 11.000
26
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
7
Vlottende activa
Vraagstuk 7.1 bv Zand
a
€ 1.200.000
=
6.000
Afschrijvingskosten (variabel)
€ 200
Constante productiekosten:
•
Salarissen
•
Huur materieel
3 × € 70.000
=
500
€ 80.000
=
500
€ 420
€ 160
–––––
€ 780
Fabricagekostprijs
€ 70.000
=
500
Constante verkoopkosten
€ 140
–––––
€ 920
Commerciële kostprijs
b 1
Balans 31 december 2010
Zandput
Voorraad zand
Liquide middelen
€ 1.080.000
€
40.000
€ 140.000
––––––––––
€ 1.260.000
Aandelenkapitaal
Winst 2010
––––––––––
€ 1.260.000
Toelichting:
• Zandput: € 1.200.000 – 600 × € 200 = € 1.080.000
• Voorraad zand: (600 – 400) × € 200 = € 40.000
• Liquide middelen:
Omzet
400 × € 1.250 =
Loonkosten
Huur materieel
€ 500.000 +
€ 280.000 –
€ 80.000 –
––––––––
€ 140.000
Saldo 31 december 2010
2
Balans 31 december 2010
Zandput
Voorraad zand*
Liquide middelen
*
c
1
€ 1.200.000
€
60.000
€ 1.080.000
€ 156.000
€ 140.000
––––––––––
€ 1.376.000
Aandelenkapitaal
Winst 2010
€ 1.200.000
€
176.000
––––––––––
€ 1.376.000
(600 – 400) × € 780 = € 156.000
Resultatenrekening over 2010
Omzet
Variabele kosten
Dekkingsbijdrage
Constante kosten:
• Salarissen productie
• Huur materieel
• Salarissen verkoop
Winst
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
400 × € 1.250 =
400 × € 200 =
€ 500.000
€ 80.000
––––––––
€ 420.000
€ 210.000
€ 80.000
€ 70.000
––––––––
€ 360.000
––––––––
€ 60.000
27
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
2
Resultatenrekening over 2010
Omzet
Kosten van de omzet
Verkoopkosten
400 × € 1.250 =
400 × € 780 =
Bezettingsresultaat
(600 – 500) × € 580 =
€ 500.000
€ 312.000
€ 70.000
––––––––
€ 118.000
+ € 58.000
––––––––
€ 176.000
Winst
d De oorzaak van het ontstaan van een bezettingsresultaat op de productie is dat bij absorption
costing constante kosten worden behandeld als product costs. Indien de werkelijke productie
in een periode afwijkt van de normale productie, ontstaat er een verschil tussen de onder de
voorraad opgenomen geactiveerde kosten en de in de periode ontstane constante kosten; dit
verschil wordt het bezettingsresultaat genoemd.
In dit vraagstuk wordt per gewonnen ton zand in de voorraadwaardering een bedrag van €
580 aan constante productiekosten geactiveerd, dit is in 2010 in totaal 600 × € 580 = €
348.000. De werkelijke constante productiekosten in 2010 zijn € 210.000 + € 80.000 = €
290.000. Het bezettingsresultaat is dus
€ 348.000 – € 290.000 = € 58.000 positief.
e
Het verschil in resultaat vindt zijn oorzaak in het verschil in de balanswaardering per eenheid
product. Indien in de periode de voorraad toeneemt, stijgt bij absorption costing de totale
waarde van de voorraad meer dan bij direct costing; dit betekent een grotere toename van het
eigen vermogen en daarmee een hogere winst. Bij een voorraadafname is het omgekeerde
het geval.
In 2010 neemt de voorraad toe met 200 ton zand. De waardering van één ton zand is bij
toepassing van absorption costing € 780 en bij direct costing € 200: het resultaat is bij
absorption costing 200 × (€ 780 – € 200) = € 116.000 hoger dan bij direct costing.
Vraagstuk 7.2 De zonnekoning bv
a
Bij direct costing worden de voorraden gewaardeerd tegen variabele productiekosten. Volgens
de wet (artikel 388.2) moeten de rechtstreeks aan de productie toe te rekenen kosten (directe
kosten) en mogen de indirecte kosten worden geactiveerd. Direct costing past in zijn
algemeenheid binnen de wetgeving indien er geen directe kosten zijn die tevens een constant
karakter dragen.
Bij De Zonnekoning is direct costing wettelijk toepasbaar: alle directe productiekosten (direct
materiaal en direct loon) hebben een variabel karakter.
b Resultatenrekening
Omzet
Variabele productiekosten:
• Direct materiaal
• Direct loon
6 000 × € 760 =
6 000 × € 400 =
6 000 × € 100 =
€ 4.560.000
€ 2.400.000
€
600.000
––––––––––
€ 3.000.000
––––––––––
€ 1.560.000
€
60.000
––––––––––
€ 1.500.000
Variabele verkoopkosten
Dekkingsbijdrage
Constante kosten:
• Afschrijving bedrijfspand
• Overige constante productiekosten
• Constante verkoopkosten
Winst
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€
75.000
€ 1.375.000
€
50.000
––––––––––
€ 1.500.000
––––––––––
€
0
28
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
c
De voorraad wordt bij toepassing van direct costing gewaardeerd tegen € 400 (direct
materiaal) + € 100 (direct loon) = € 500.
In geval van overgang op absorption costing wordt de voorraadwaardering verhoogd met de
constante productiekosten; deze kosten zijn per jaar € 1.450.000 (€ 75.000 + € 1.375.000). De
€ 1.450.000
voorraadwaardering komt dan uit op € 500 + € 145 (
) = € 645.
10.000
Door de voorraadtoename wordt bij absorption costing een deel van de constante kosten (4
000 × € 145 = € 580.000) in de balans geactiveerd, terwijl bij direct costing de constante
kosten als periodekosten volledig ten laste van het resultaat worden gebracht. Door het
‘wegstoppen’ van deze € 580.000 in de voorraad worden deze kosten naar de toekomst
verschoven: het resultaat zal € 580.000 hoger uitkomen.
d Resultatenrekening
6 000 × € 760 =
6 000 × € 645 =
Omzet
Kosten van de omzet
Verkoopkosten:
• Variabel deel
• Constant deel
€ 4.560.000
€ 3.870.000
––––––––––
€
690.000
€ 60.000
€ 50.000
––––––––
€
110.000
––––––––––
€
580.000
€
0
––––––––––
€
580.000
(10 000 – 10 000) × € 145 =
Bezettingsresultaat
Winst
e
Bij het overschakelen van direct costing op absorption costing is er sprake van een
stelselwijziging ten aanzien van de grondslagen van waardering en winstbepaling. Artikel
384.6 bepaalt dat dit slechts geoorloofd is indien daar een gegronde reden voor is. De
gegronde reden ontbreekt in de situatie van De Zonnekoning; het ‘oppoetsen’ van het
resultaat wordt niet als zodanig aangemerkt: De Zonnekoning mag volgens de wet niet op
basis van deze reden overschakelen op absorption costing.
f
Ten aanzien van de variabele kosten is er geen verschil; bij zowel absorption costing als bij
direct costing worden deze ten laste van het resultaat gebracht op moment dat de producten
zijn verkocht en afgeleverd: dit betekent een strikte toepassing van het matchingprincipe.
Het verschil tussen beide methoden zit in de behandeling van de constante productiekosten;
deze worden bij absorption costing – net als de variabele kosten – ten laste van het resultaat
gebracht op moment van verkoop en aflevering (hantering van het matchingprincipe), terwijl
ze bij direct costing op moment van ontstaan ten laste van het resultaat worden gebracht
(voorzichtigheidsprincipe krijgt hier voorrang).
Vraagstuk 7.3 bv Huis
a
1
Balans per (bedragen x € 1)
Bedrijfspand
31-12-2009 31-12-2010
480.000
460.000
Materieel
900.000
800.000
Onderhanden
projecten
Rekeningcourant bank
120.000
---
1.500.000
3.000.000
––––––––
3.000.000
––––––––
4.260.000
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Winst
31-12-2009
3.000.000
31-12-2010
3.000.000
---
---
---
1.260.000
––––––––
3.000.000
––––––––
4.260.000
Toelichting balans per 31 december 2009
• Bedrijfspand: € 500.000 × 24/25 = € 480.000
• Materieel: € 1.000.000 × 9/10 = € 900.000
• Onderhanden projecten:
- Directe kosten bouwrijp maken en fundering
€ 6.500.000
- Afschrijving bedrijfspand:
€ 500.000 × 1/25 = €
20.000
- Afschrijving materieel:
€ 1.000.000 × 1/10 = € 100.000
- Overheadkosten
€ 500.000
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
29
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
––––––––
€ 7.120.000
€ 7.000.000 –
––––––––
€ 120.000
Kosten 2009
Gedeclareerde termijnen
•
Rekening-courant bank:
Saldo 1 januari 2009
Ontvangen termijnbetaling
Uitgaven bouwrijp maken en fundering
Overheadkosten
Saldo 31 december 2009
Toelichting balans per 31 december 2010
• Bedrijfspand: € 500.000 × 23/25 = € 460.000
• Materieel: € 1.000.000 × 8/10 = € 800.000
• Rekening-courant bank:
Saldo 1 januari 2010
Ontvangen termijnbetaling
Uitgaven ruwbouw en afwerking
Overheadkosten
•
a
€ 1.500.000
€ 7.000.000 +
€ 6.500.000 –
€ 500.000 –
––––––––
€ 1.500.000
€ 1.500.000
€ 9.000.000 +
€ 7.000.000 –
€ 500.000 –
––––––––
€ 3.000.000
Saldo 31 december 2010
Winst (controleberekening):
Opbrengst
€ 16.000.000
Directe kosten tot en met afwerking
€ 13.500.000 –
Afschrijving bedrijfspand:
€ 500.000 × 2/25 = €
40.000 –
Afschrijving materieel:
€ 1.000.000 × 2/10 = € 200.000 –
Overheadkosten
€ 1.000.000 –
––––––––
€ 1.260.000
2
Balans per (bedragen × € 1)
31-12-2009
480.000
31-12-2010
460.000
Materieel
900.000
800.000
Onderhanden
projecten
Rekeningcourant bank
729.000
---
1.500.000
3.000.000
––––––––
3.609.000
––––––––
4.260.000
Bedrijfspand
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Winst
31-12-2009
3.000.000
31-12-2010
3.000.000
---
609.000
609.000
651.000
––––––––
3.609.000
––––––––
4.260.000
Toelichting balans per 31 december 2009
• Onderhanden projecten:
- Bestedingen:
- Directe kosten bouwrijp maken en fundering
€ 6.500.000
- Afschrijving bedrijfspand:
€ 500.000 × 1/25 = €
20.000
- Afschrijving materieel:
€ 1.000.000 × 1/10 = € 100.000
- Overheadkosten
€ 500.000
––––––––
Kosten 2009
€ 7.120.000
- Toegerekende winst*
609.000
––––––––
€ 7.729.000
- Gedeclareerde termijnen
€ 7.000.000 –
––––––––
€ 729.000
*Begrote totale kosten per 31 december 2009:
- Bestedingen in 2009
€ 7.120.000
- Verwachte kosten 2010:
- Directe kosten ruwbouw en afwerking
€ 7.000.000
- Afschrijving bedrijfspand:
€ 500.000 × 1/25 = €
20.000
- Afschrijving materieel:
€ 1.000.000 × 1/10 = € 100.000
- Overheadkosten
€ 500.000
€ 14.740.000
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
30
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Toegerekende winst:
7.120 / 14.740 × € 1.260.000 = € 609.000
Of: 7.120 / 14.740 × € 16.000.000 – € 7.000.000 = € 729.000
Toelichting balans per 31 december 2010
• Winst (controleberekening):
Aanneemsom
Totale kosten
Toegerekende winst aan 2009
€ 16.000.000
€ 14.740.000 –
€
609.000 –
€
b
651.000
Balans per (bedragen × € 1)
Bedrijfspand
Materieel
Rekeningcourant bank
31-12-2009
480.000
31-12-2010
460.000
900.000
800.000
1.500.000
1.000.000
––––––––
2.880.000
––––––––
2.260.000
31-12-2009
Aandelen3.000.000
kapitaal
Winst--reserve
Winst
– 740.000
Schuld op onder- 620.000
handen projecten
––––––––––
2.880.000
31-12-2010
3.000.000
–740.000
----––––––––
2.260.000
Toelichting balans per 31 december 2009
• Onderhanden projecten (schuld):
- Bestedingen:
- Directe kosten bouwrijp maken en fundering
€ 6.500.000
- Afschrijving bedrijfspand:
€ 500.000 × 1/25 = €
20.000
- Afschrijving materieel:
€ 1.000.000 × 1/10 = € 100.000
- Overheadkosten
€ 500.000
Kosten 2009
- Verwacht verlies
€ 16.000.000 – € 16.740.000*
- Gedeclareerde termijnen
€ 7.120.000
€
740.000 –
€ 6.380.000
€ 7.000.000 –
–€
620.000
* Begrote totale kosten per 31 december 2009:
- Bestedingen in 2009
€ 7.120.000
- Verwachte kosten 2010:
- Directe kosten ruwbouw en afwerking
€ 9.000.000
- Afschrijving bedrijfspand:
€ 500.000 × 1/25 = €
20.000
- Afschrijving materieel:
€ 1.000.000 × 1/10 = € 100.000
- Overheadkosten
€ 500.000
€ 16.740.000
Toelichting balans per 31 december 2010
• Rekening-courant bank:
Saldo 1 januari 2010
Ontvangen termijnbetaling
Uitgaven ruwbouw en afwerking
Overheadkosten
Saldo 31 december 2010
€ 1.500.000
€ 9.000.000 +
€ 9.000.000 –
€ 500.000 –
€ 1.000.000
Vanwege de situatie dat er op 31 december 2009 naar verwachting sprake is van een
verlieslatend werk, is er geen verschil in de uitwerking van de completed contract method
en die van de percentage of completion method.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
31
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 7.5 Dijk nv
a
Het cumulatief effect bestaat uit de tot 1 januari 2010 toegerekende winsten op de werken 1
en 2. Werk 3 leidt niet tot een wijziging omdat op dit werk per die datum verlies wordt
voorzien, hetgeen al verwerkt is.
Toegerekende winst tot 1 januari 2010:
€ 7.500
Werk 1:
(= 60%) × € 2.500.000 =
€ 12.500
Werk 2:
€ 1.500.000
€ 6.800
(= 20%) × € 6.000.000 =
€ 34.000
€ 1.200.000
€ 2.700.000
Journaalpost:
Onderhanden werk
Aan Ingehouden winst
€ 2.700.000
€ 2.700.000
b Winst 2010 (bedragen × € 1.000)
Werk 1:
Totale winst
Winst tot 1 januari 2010
2.500 – 250 =
2.250
1.500
–––––
750
Werk 2:
6.800 + 21.200
(= 80%) × (6.000 – 1.000) = 4.000
34.000 + 1.000
Winst tot 1 januari 2010
1.200
–––––
Winst per 31 december
2.800
Werk 3:
Bijstelling verlies
Brutowinst op werken
Afschrijvingen
Overige kosten
4.400 – 4.200 =
15% × 10.000 =
Totale winst
c
200
–––––
3.750
1.500
1.250
–––––
1.000
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
Vaste activa
Onderhanden werk
Debiteuren
Liquide middelen
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
8.500
40.700
10.800
2.500
––––––
62.500
Aandelenkapitaal
Ingehouden winst
Gefactureerde termijnen
Winst 2010
10.000
6.000
45.500
1.000
––––––
62.500
32
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Toelichting:
• Vaste activa: € 10.000.000 – € 1.500.000 = € 8.500.000
• Onderhanden werk:
Werk 2:
Opbrengstwaarde 80% × €40.000.000 =
Werk 3:
Bestede kosten € 4.800.000 + € 4.200.000 =
Voorziening voor verwacht verlies
•
Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2010
Ontvangsten:
Debiteuren 1/1 2010
Gefactureerd:
Werk 1
Werk 2
Werk 3
Debiteuren 31/12 2010
Uitgaven:
Bestedingen:
Werk 1
Werk 2
Werk 3
Overige kosten
•
•
€ 32.000.000
€ 9.000.000
€
300.000 –
–––––––––––
€ 40.700.000
€
€
1.800.000
7.400.000
€ 7.000.000
€ 20.000.000
€ 9.000.000
€ 10.800.000 –
–––––––––––
€ 32.600.000
+
€ 31.900.000
–––––––––––
€ 2.500.000
–
€ 5.250.000
€ 21.200.000
€ 4.200.000
€ 1.250.000
–––––––––––
Saldo 31 december 2010
Ingehouden winst: € 3.300.000 + € 2.700.000 = € 6.000.000
Gefactureerde termijnen:
Werk 2: € 12.000.000 + € 20.000.000 =
Werk 3: € 4.500.000 + € 9.000.000 =
€ 32.000.000
€ 13.500.000
–––––––––––
€ 45.500.000
d De Raad voor de Jaarverslaggeving beveelt aan gedeclareerde termijnen in mindering te
brengen op de actiefpost Onderhanden werk (RJ 221.409); de Raad spreekt overigens niet
van onderhanden werken, maar van onderhanden projecten.
e
Voordelen zijn:
1 De solvabiliteit wordt optisch beter omdat de gedeclareerde termijnen als vlottende passiva
(= vreemd vermogen) wegvallen.
2 Het lagere balanstotaal leidt bij een gelijkblijvend resultaat tot een verbetering van de
gepresenteerde rentabiliteit van het totale vermogen.
3 De onderneming komt door het lagere balanstotaal eerder in aanmerking voor indeling in
de categorie van een kleine of middelgrote rechtspersoon, hetgeen recht geeft op een
aantal vrijstellingen op grond van de omvang van de rechtspersoon.
Vraagstuk 7.6 nv Pecunia
Aandelen nv A (op te nemen onder de vlottende activa, categorie ‘held for trading’)
Waardering ultimo 2010 op reële waarde: 10 000 × € 28 =
€ 280.000
Resultaat 2010:
• Dividend:
• Mutatie beurswaarde:
10 000 × € 1,50 =
10 000 × (€ 28 – € 25) =
€ 15.000 +
€ 30.000 +
–––––––
€ 45.000 +
Putopties nv A (op te nemen onder de vlottende activa, categorie ‘held for trading’)
Waardering ultimo 2010 op reële waarde: 100 × € 50 =
€ 5.000
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
33
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultaat 2010:
• Mutatie beurswaarde:
100 × (€ 50 – € 300) =
€ 25.000 –
Obligaties nv B (op te nemen onder de financiële vaste activa, categorie ‘held to maturity’)
Waardering ultimo 2010 op geamortiseerde kostprijs:
75
75 1.075 ⎞
⎛ 75
2000 × ⎜
+
+
+
= € 2.103.953
2
3
4 ⎟
⎝ 1,06 1,06 1,06 1,06 ⎠
Resultaat 2010:
• Interest:
• Mutatie boekwaarde:
2 000 × € 75 =
€ 2.103.953 – (2 000 × € 1.063) =
€ 150.000 +
€ 22.047 –
––––––––
€ 127.953 +
Of:
6% × (2 000 × € 1.063) =
€ 127.560
Opmerking: het verschil wordt veroorzaakt door afrondingsverschillen.
Obligaties nv C (op te nemen onder de financiële vaste activa, categorie ‘available for sale’)
Waardering ultimo 2010 op reële waarde: 2 500 × € 1.129 =
€ 2.822.500
Resultaat 2010:
• Interest:
2 500 × € 70 =
€
175.000 +
De stijging van de reële waarde (beurskoers) ad 2.500 × (€ 1.129 – € 1.068) =
€ 152.500 wordt rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt. Op moment van verkoop van de
obligaties worden de cumulatieve waardeveranderingen die in het eigen vermogen zijn
opgenomen, overgeboekt naar de resultatenrekening.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
34
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
8
Eigen vermogen
Vraagstuk 8.2 nv Techno
a
Redenen kunnen zijn:
• het kunnen voldoen aan het uitoefenen van optierechten door werknemers;
• het verhogen van de winst per aandeel;
• het tijdelijk steunen van de beurskoers;
• het meer rendabel maken van kasmiddelen.
b Het opgevraagde kapitaal wordt gerubriceerd onder de tot de vlottende activa behorende
vorderingen, onder het kopje: opgevraagde stortingen van geplaatst kapitaal (artikel 370.1d)
c
Zolang er sprake is van voorgesteld dividend is er nog geen schuld. Die ontstaat pas als
tijdens de Algemene vergadering van Aandeelhouders een beslissing wordt genomen over de
winstverdeling.
d Gestort en opgevraagd kapitaal:
• Emissie 2006 300 aandelen × € 500 =
• Emissie 2007 200 aandelen × € 500 × 50% =
• Opgevraagd 200 aandelen × € 500 × 25% =
€ 150.000
€ 50.000
€ 25.000
––––––––
€ 225.000
Agio:
• Emissie 2006 300 aandelen × € 250 =
Herwaarderingsreserve
Andere wettelijke reserves:
• Geactiveerde ontwikkelingskosten:
€ 200.000 + € 100.000 – € 60.000 =
Overige reserves:
• Gereserveerde winsten tot 2010
• Gereserveerde winst 2010 (voorstel)
€ 100.000 – 10% van € 190.000* =
• Gerealiseerde herwaardering
• Naar wettelijke reserves wegens geactiveerde
ontwikkelingskosten
• Inkoop eigen aandelen 20 × € 800 =
Voorgesteld dividend
Totaal eigen vermogen
*
€ 75.000
€ 70.000
€ 240.000
€ 275.000
€ 81.000
€ 80.000
€ 240.000 –
€ 16.000 –
––––––––
€ 180.000
€ 19.000
––––––––
€ 809.000
€ 200.000 – 20 × € 500 = € 190.000
NB
Voor geactiveerde goodwill hoeft geen wettelijke reserve te worden gevormd.
e
Gestort en opgevraagd kapitaal
(Ongerealiseerde) herwaarderingsreserve
Andere wettelijke reserves
f
In dit geval dient het tekort in mindering te worden gebracht op de post Overige reserves (RJ
240.230); daarmee geeft het negatieve bedrag van de overige reserves de hoogte aan van de
winst die in de toekomst nog behaald moet worden, alvorens de onderneming tot
dividenduitkering mag overgaan.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 225.000
€ 70.000
€ 240.000
––––––––
€ 535.000
35
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 8.3 Option nv
Boekingen in 2011 (bedragen × € 1)
Alternatief 1
Debet
Credit
–––––
–––––
Boekingen op 1 januari 2011
Overige reserves1
Aan Liquide middelen
Boekingen op 31 december 2011
Loonkosten
Aan Overige reserves2
1
2
Alternatief 2
Debet
Credit
––––––– –––––––
125.000
125.000
5.000
5.000
5.000
5.000
1 000 (opties) × 125 (beurskoers op 1 januari 2011)
1 000 (opties) × (130 − 125) koersstijging
Boekingen op 31 december 2012 (bedragen × € 1)
Alternatief 1
Debet
Credit
–––––
–––––
5.000
5.000
Overige reserves3
Aan Loonkosten
3
Alternatief 2
Debet
Credit
–––––
–––––
5.000
5.000
1 000 (opties) × (130 − 125)
Boekingen op 31 december 2013 (bedragen × € 1)
Alternatief 1
Alternatief 2
Debet
Credit
Debet
Credit
––––––– ––––––– ––––––– –––––––
10.000
10.000
10.000
10.000
Loonkosten
Aan Overige reserves4
Liquide middelen
Overige reserves
Aan Aandelenkapitaal
Aan Agio
Aan Overige reserves
4
125.000
10.000
125.000
10.000
25.000
110.000
135.000
1 000 (opties) × (135 − 125)
Vraagstuk 8.4 Personeel nv
a
1 januari 2011:
Loonkosten
€ 75.000 (500 × € 150)
Aan Overige reserves
€ 75.000
Op 31 december 2011 en 31 december 2012 worden er geen journaalposten gemaakt.
31 december 2013:
Liquide middelen
€ 100.000 (500 × 10 × € 20)
Overige reserves
€ 75.000
Aan Aandelenkapitaal
€ 25.000 (500 × 10 × € 5)
Aan Agio
€ 150.000
b
1 januari 2011:
Loonkosten
€ 25.000 (500 × 10 × (€ 25 – € 20))
Aan Overige reserves
€ 25.000
31 december 2011:
Overige reserves
Aan Loonkosten
€ 10.000 (500 × 10 × (€ 25 – € 23))
€ 10.000
31 december 2012:
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
36
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Overige reserves
Aan Loonkosten
€ 15.000 (500 × 10 × (€ 23 – € 20))
€ 15.000
31 december 2013:
Loonkosten
Aan Overige reserves
€ 20.000 (500 × 10 × (€ 24 – € 20))
€ 20.000
Liquide middelen
Overige reserves
Aan Aandelenkapitaal
Aan Agio
€ 100.000
€ 20.000
€ 25.000
€ 95.000
Vraagstuk 8.6 Schiphol Group
a
Het eigen vermogen in de enkelvoudige jaarrekening komt dan overeen met het eigen
vermogen in de (op basis van IFRS opgestelde) geconsolideerde jaarrekening (zie paragraaf
4.1 van het theorieboek).
b 1
2
3
c
De rentabiliteit van het eigen vermogen blijft in eerste instantie onveranderd: noch de
winst, noch het eigen vermogen verandert. In de loop van de tijd zal de winst beïnvloed
worden door de te betalen provisie aan de factormaatschappij (negatieve invloed op de
winst) en de bespaarde kosten van wanbetaling en interest (positieve invloed op de winst).
Per saldo zal de invloed op het resultaat normaliter gering zijn.
De solvabiliteit verbetert omdat het eigen vermogen gelijk blijft, terwijl het vreemd
vermogen daalt.
De liquiditeitspositie blijft gelijk, maar de current ratio verbetert; er is dan sprake van
window dressing.
De herwaarderingsreserve is door de overboeking van de gerealiseerde herwaardering geheel
ongerealiseerd en is daarmee een wettelijke reserve; dit is ook in overeenstemming met de
bepalingen in artikel 390.3.
d Aangezien de gehele herwaarderingsreserve een wettelijke reserve is (zie vraag c), is
uitkering in contanten niet toegestaan.
De herwaarderingsreserve mag echter geheel worden uitgekeerd in aandelen, omdat de wet
heeft bepaald dat de herwaarderingsreserve in kapitaal kan worden omgezet (artikel 390.2).
e
Geplaatst kapitaal
Herwaarderingsreserve
Overige wettelijke reserves
f
In geval van financial lease loopt de gebruiker het economisch risico en zal hij in de balans
zowel de duurzame productiemiddelen activeren als de leaseverplichtingen passiveren: de
solvabiliteit zal dan verslechteren. Bij een operational-leasecontract heeft de gebruiker niet de
economische eigendom: de duurzame productiemiddelen worden niet geactiveerd en de
leaseverplichtingen worden niet in de balans opgenomen (wel moeten ze in de toelichting
onder de ‘niet uit de balans blijkende verplichtingen’ worden vermeld). Operational lease heeft
qua solvabiliteitspresentatie dan ook de voorkeur.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 84.511.000
€ 431.629.000
€ 40.818.000
––––––––––––
€ 556.958.000
37
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
9
Vreemd vermogen
Vraagstuk 9.2 Superhein
a1 Zowel in 2009 als in 2010:
Pensioenlasten
Aan Liquide middelen
€ 12.000.000
€ 12.000.000
2 Ultimo 2009:
Ultimo 2008 is er sprake van een overdekking van € 2 mln (€ 142 – € 140 mln).
Indien Superhein in de balans ultimo 2008 voor deze overdekking een vordering op het
pensioenfonds heeft opgenomen, luidt de journaalpost als volgt:
Pensioenlasten
€ 16.000.000
Aan Liquide middelen
€ 12.000.000
Aan Vordering pensioenfonds
€ 2.000.000
Aan Pensioenvoorziening
€ 2.000.000 (€ 150 mln – € 148 mln)
Indien Superhein in de balans ultimo 2008 voor deze overdekking geen vordering op het
pensioenfonds heeft opgenomen, is de journaalpost:
Pensioenlasten
Aan Liquide middelen
Aan Pensioenvoorziening
€ 14.000.000
€ 12.000.000
€ 2.000.000
Ultimo 2010:
Pensioenlasten
Pensioenvoorziening*
Aan Liquide middelen
*
€ 11.000.000
€ 1.000.000
€ 12.000.000
Toename contante waarde pensioenverplichtingen
Toename waarde beleggingen
–
€ 8 mln
- 9 mln
–––––––
€ 1 mln
b Dit wordt de risicobenadering genoemd.
c
De RJ geeft aan dat het is toegestaan voor de verwerking van pensioenen in de jaarrekening
uit te gaan van de voorschriften van de IASB, mits deze voorschriften integraal en consistent
worden toegepast (RJ 271.101). Ook mag worden uitgegaan van een
verplichtingenbenadering, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen
toegezegdebijdrage- en toegezegdpensioenregeling. In de balans wordt alleen een
voorziening voor pensioenverplichtingen opgenomen indien de onderneming op balansdatum
een in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting heeft aan de pensioenuitvoerder (het
pensioenfonds of de levensverzekeraar) of de werknemer; bovendien moet het – conform de
eisen die in het algemeen aan een voorziening worden gesteld – waarschijnlijk zijn dat voor
de afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen noodzakelijk is en moet er
een betrouwbare schatting kunnen worden gemaakt van de omvang van de verplichting (RJ
271.307).
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
38
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 9.3 P/W nv
1
De loods wordt niet geactiveerd omdat de gebruiker niet het economisch risico loopt; de
maandelijkse huurlasten komen ten laste van het resultaat.
Op grond van RJ 252.108 / artikel 381 moet in de toelichting onder de niet uit de balans
blijkende verplichtingen melding worden gemaakt van de toekomstige financiële verplichtingen
die uit deze huurovereenkomst zullen voortvloeien.
2
Voorziening garantieverplichtingen
Aan Te betalen garantieverplichtingen
€ 50.000
€ 50.000
De omvang van de verplichting uit hoofde van de garantieregeling staat nu vast; de
verplichting dient daarom niet meer onder de voorziening, maar onder de kortlopende
schulden te worden opgenomen.
3
Verlies op debiteuren
Aan Debiteuren
€ 150.000
€ 150.000
Waardeverminderingen van een actief mogen niet door vorming van een voorziening tot uiting
worden gebracht (artikel 374.2): het verlies wordt in mindering gebracht op de actiefpost
Debiteuren.
4
Omdat het niet mogelijk is een redelijke schatting te maken van de opruimkosten, mag er
geen voorziening worden gevormd. Wel dient in de toelichting onder de niet uit de balans
blijkende verplichtingen melding gemaakt te worden van dit gegeven.
5
Machine
Aan Leaseverplichtingen
€ 200.000
€ 200.000
Gezien de condities van het leasecontract is P/W aan te merken als economisch eigenaar en
dient hij op grond daarvan de machine te activeren en de hoofdsom van de
leaseverplichtingen als schuld te passiveren. Het feit dat de ondernemer niet de juridisch
eigenaar is, moet in de toelichting worden vermeld (artikel 366.2).
6
Reorganisatiekosten
Aan Voorziening voor reorganisatie
€ 500.000
€ 500.000
Hoewel het reorganisatieplan nog met vertegenwoordigers van het personeel besproken moet
worden, dient nu wel een voorziening te worden getroffen: de oorzaak ligt immers in de
tegenvallende resultaten in het verleden en de huidige slechte vooruitzichten. Bovendien is er
sprake van een gedetailleerd plan dat al (op hoofdlijnen) bekendgemaakt is aan het personeel
(RJ 252.413).
7
Op grond van RJ 252.108 / artikel 376 moet de onderneming in de toelichting melding maken
van de garantiestelling voor de schulden van beide dochtermaatschappijen.
Bovendien is er een reële kans dat men aangesproken zal worden op voldoening van de
schulden van D2; het ligt daarom voor de hand een voorziening te treffen ter grootte van het
negatieve eigen vermogen van D2:
Resultaat uit dochter D2
Aan Voorziening garantie dochter D2
€ 300.000
€ 300.000
In geval P/W op balansmoment een vordering heeft op D2 zal de voorziening eerst gesaldeerd
worden met die vordering.
8
De RJ beveelt aan de lening gedeeltelijk als eigen vermogen en gedeeltelijk als vreemd
vermogen te presenteren (RJ 290.813):
Het vreemd-vermogendeel bedraagt:
€ 500.000
€ 500.000
€ 500.000
€ 10.500.000
+
+
+
= € 9.653.490 (afgerond)
2
3
1,06
1,06
1,06
1,06 4
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
39
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Journaalpost:
Liquide middelen
Aan Converteerbare obligatielening
Aan Agio
€ 10.000.000
€ 9.653.490
€ 346.510
De RJ staat ook toe de hoofdsom van de lening in zijn geheel als schuld onder het vreemd
vermogen op te nemen, journaalpost:
Liquide middelen
Aan Converteerbare obligatielening
€10.000.000
€ 10.000.000
Bij beide verwerkingswijzen moet in de toelichting melding worden gemaakt van de rentevoet
ad 5% (artikel 375.2) en de geldende conversievoorwaarden (artikel 375.7).
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
40
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
10
Resultatenrekening
Vraagstuk 10.1 Glad/Weg bv
a
Het criterium ter onderscheiding van gewone en buitengewone resultaten is of deze al dan
niet uit de gewone bedrijfsuitoefening voortvloeien.
De resultaten uit de punten 3 en 5 vloeien voort uit de gewone bedrijfsuitoefening en zijn
derhalve als gewone resultaten aan te merken. De resultaten uit de punten 4 en 6 vloeien niet
voort uit de normale bedrijfsuitoefening en dienen te worden gerangschikt als buitengewone
resultaten; beide worden door de RJ ook als voorbeelden gegeven van buitengewone
resultaten (RJ 270.409). De onder de andere punten genoemde gebeurtenissen betreffende
rechtstreekse vermogensmutaties.
b Het bij punt 5 genoemde resultaat (de uitkering van € 50.000) is een bijzonder resultaat,
vanwege het incidentele karakter.
c
Bij de all-inclusive-opvatting worden zowel de gewone als de buitengewone resultaten in de
resultatenrekening opgenomen:
Winst uit hoofde van verkopen
€ 1.000.000 +
Boekwinst onteigende grond
€
30.000 +
Prijs meest succesvolle importeur
€
50.000 +
Verlies reserveonderdelen
€
200.000 –
––––––––––
Winst
€
880.000
d Bij de current-operating-opvatting worden alleen de gewone resultaten in de
resultatenrekening opgenomen; de buitengewone resultaten worden rechtstreeks in het eigen
vermogen verwerkt:
Winst uit hoofde van verkopen
€ 1.000.000 +
Prijs meest succesvolle importeur
€
50.000 +
––––––––––
Winst
€ 1.050.000
e
De stelling is juist ten aanzien van het resultaat (zie de vragen c en d), maar onjuist ten
aanzien van het eigen vermogen: bij beide opvattingen komen alle resultaten (zowel de
gewone als de buitengewone) uiteindelijk tot uiting in een wijziging van het eigen vermogen.
f
Bij toepassing van de current operating-opvatting is het gevaar van winststuring het grootst:
het onderscheid tussen gewone en buitengewone resultaten is niet altijd scherp te trekken; het
verschil in opvatting van wat als gewoon en wat als buitengewoon moet worden beschouwd,
leidt bij de current operating-opvatting tot verschil in winst. Zo is het bijvoorbeeld denkbaar dat
de toekenning van de bonusuitkering onder punt 5 (in afwijking van de uitwerking bij vraag d)
als buitengewone bate wordt gezien. Ingeval de ondernemingsleiding de uitkering als
buitengewoon aanmerkt en rechtstreeks ten gunste van het eigen vermogen brengt, komt de
winst bij vraag d uit op € 1.000.000 in plaats van € 1.050.000.
g De IASB erkent, naast gewone resultaten, alleen bijzondere resultaten.
In IAS 1.87 is expliciet aangegeven dat een onderneming baten en lasten niet als
buitengewone posten mag presenteren.
h Comprehensive income statement over 2010 van Glad/Weg
Resultaten:
Winst uit hoofde van verkopen
Boekwinst onteigende grond
Prijs meest succesvolle importeur
Verlies reserveonderdelen
Rechtstreekse vermogensmutaties die niet
uit de kapitaalsfeer voortvloeien:
Stelselwijziging
Herwaardering pand
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 1.000.000
€
30.000
€
50.000
€
200.000
––––––––––
€
880.000
+
+
+
–
€ 75.000 –
€ 85.000 +
41
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
––––––––
€
10.000 +
––––––––––
€
890.000
Comprehensive income
i
Eigen vermogen per 1 januari 2010
Comprehensive income 2010
Aandelenemissie:
€ 500.000 × 250% =
€ 3.000.000
€
890.000 +
€ 1.250.000 +
––––––––––
€ 5.140.000
Eigen vermogen per 31 december 2010
Vraagstuk 10.3 Dijk nv
a
Winst 2010 (bedragen × € 1.000)
Werk 1:
Aanneemsom
Kosten
15.000
12.750
––––––
2.250
12.500 + 250 =
Werk 2:
Werk 2 is eind 2010 nog onderhanden en een verlies wordt niet voorzien.
Winstneming vindt plaats bij oplevering, dus geen winst in 2010.
Werk 3:
Bijstelling verlies
Brutowinst op werken
Afschrijvingen
Overige kosten
4.400 – 4.200 =
200
–––––
2.450
1.500
1.250
––––––
– 300
15% × 10.000 =
Totale winst
b Categorische resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1.000)
Netto-omzet (werk 1)
Mutatie onderhanden werk*
Som der bedrijfsopbrengsten
Directe kosten (materialen, directe lonen enzovoort)
5.250 + 21.200 + 4.200 =
Afschrijvingen
Overige bedrijfskosten
15.000
18.100
––––––
33.100
30.650
1.500
1.250
––––––
Som der bedrijfslasten
Nettowinst
33.400
––––––
– 300
*
18.600
Stand 1 januari 2010
Stand 31 december 2010:
Werk 2: Bestede kosten
6.800 + 21.200 =
Werk 3: Bestede kosten
4.800 + 4.200 =
Voorziening verwacht verlies
28.000
9.000
300 –
––––––
36.700
––––––
18.100
Toename
c
Functionele resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1.000)
Netto-omzet (werk 1)
Kostprijs van de omzet
Bruto-omzetresultaat
Verkoop- en algemene beheerskosten:
Afschrijvingen
Overige kosten
Som der kosten
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
33.100
30.650
––––––
2.450
1.500
1.250
––––––
2.750
42
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
––––––
– 300
Nettowinst
d Winst 2010 (bedragen × € 1.000)
Werk 1:
Totale winst
Winst tot 1 januari 2010
2.500 – 250 =
2.250
1.500
–––––
750
Werk 2:
Winst per 31 december
6.800 + 21.200
× (6.000 – 1.000) =
34.000 + 1.000
Winst tot 1 januari 2010
4.000
1.200
–––––
2.800
Werk 3:
Bijstelling verlies
Brutowinst op werken
Afschrijvingen
Overige kosten
4.400 – 4.200 =
200
–––––
3.750
1.500
1.250
–––––
1.000
15% × 10.000 =
Totale winst
e
Categorische resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1.000)
Netto-omzet:
Werk 1:
Werk 2:
Werk 3:
5.250 + 750 =
21.200 + 2.800 =
4.200 + 200 =
6.000
24.000
4.400
––––––
34.400
nihil
––––––
34.400
Mutatie onderhanden werk
Som der bedrijfsopbrengsten
Directe kosten (materialen, directe lonen enzovoort)
5.250 + 21.200 + 4.200 =
Afschrijvingen
Overige bedrijfskosten
30.650
1.500
1.250
––––––
Som der bedrijfslasten
33.400
––––––
1.000
Nettowinst
f
Functionele resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1.000)
Netto-omzet:
Werk 1:
Werk 2:
Werk 3:
5.250 + 750 =
21.200 + 2.800 =
4.200 + 200 =
Kostprijs van de omzet:
Kosten werk 1
Kosten werk 2
Kosten werk 3
Bruto-omzetresultaat
Verkoop- en algemene beheerskosten:
Afschrijvingen
Overige kosten
Som der kosten
Nettowinst
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
6.000
24.000
4.400
––––––
34.400
5.250
21.200
4.200
––––––
30.650
––––––
3.750
1.500
1.250
–––––
2.750
––––––
1.000
43
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
g Categorische resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1.000)
Netto-omzet:
Werk 1:
Werk 2:
Werk 3:
Mutatie onderhanden werk:
15.000
–
–
––––––
15.000
19.400
––––––
34.400
40.700 – 21.300 =
Som der bedrijfsopbrengsten
Directe kosten (materialen, directe lonen enzovoort)
5.250 + 21.200 + 4.200 =
Afschrijvingen
Overige bedrijfskosten
Som der bedrijfslasten
Nettowinst
30.650
1.500
1.250
–––––
33.400
––––––
1.000
h Bezwaar is dat er een vertekend beeld ontstaat van de verhouding tussen winst en nettoomzet; er wordt tussentijds winst genomen zonder dat er netto-omzet genomen wordt.
Vraagstuk 10.4 Royal Cosun
a
De wet eist dat grote rechtspersonen de netto-omzet in de toelichting segmenteren naar
bedrijfstak (artikel 380.1) en naar geografisch gebied (artikel 380.2).
b 1
2
c
Dit zijn de categorische en de functionele kostensplitsing.
De categorische kostensplitsing, motivering:
• de kosten zijn ingedeeld naar kostensoorten;
• de post ‘Wijziging in voorraden gereed product’ is kenmerkend voor de categorische
resultatenrekening, in de functionele resultatenrekening komt deze post niet voor.
In de categorische resultatenrekening heeft de netto-omzet betrekking op afzet, de
bedrijfslasten houden verband met de productie en/of tijdsverloop. Voor het behoud van de
relatie tussen omzet en bedrijfslasten, wordt de wijziging in de voorraden gereed product en
onderhanden werk gecorrigeerd op de netto-omzet.
d Onder de post Overige bedrijfskosten.
e
Royal Cosun heeft in de winst- en verliesrekening de personeelskosten in één post
opgenomen, terwijl de wet voorschrijft de lonen en de sociale lasten afzonderlijk weer te
geven (artikel 377.3e en f). (Royal Cosun heeft deze informatie in de toelichting opgenomen.)
f
De volgende informatie moet worden opgenomen:
• het gemiddeld aantal werknemers gedurende het boekjaar, ingedeeld op een wijze die is
afgestemd op de inrichting van het bedrijf (artikel 382);
• de ten laste van het resultaat gebrachte beloning, inclusief pensioenlasten, van de
bestuurders en commissarissen, tenzij de bedragen te herleiden zijn tot één persoon
(artikel 383.1).
g Deze zijn dan verwerkt volgens de current operating-opvatting. Bij de all inclusive-opvatting
worden buitengewone resultaten verwerkt via de resultatenrekening, bij de current operatingopvatting gaan ze rechtstreeks naar het eigen vermogen. In de winst- en verliesrekening van
Royal Cosun zijn geen buitengewone resultaten opgenomen: de current operating-opvatting
zou dan zijn gevolgd.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
44
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
h Gehergroepeerde winst- en verliesrekening Royal Cosun 2009
(bedragen × € 1 mln)
Netto-omzet
Wijziging in voorraden gereed product
Overige bedrijfsopbrengsten
Som der bedrijfsopbrengsten
Kosten van grond- en hulpstoffen
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten
Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa
Andere waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa
Overige bedrijfskosten
Rentebaten en soortgelijke opbrengsten
Resultaat deelnemingen
Netto toegevoegde waarde
Personeelskosten
Rentekosten en soortgelijke lasten
Heffingen inzake EU-regelingen
Belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening vóór belastingen
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na belastingen
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
1.757,9
– 20,5
26,0
––––––
1.763,4
–1.004,5
– 268,0
– 86,3
– 2,9
– 15,3
4,7
– 0,2
––––––
391,3
– 206,9
– 19,1
– 86,1
– 17,9
––––––
61,3
45
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
11
Kasstroomoverzicht
Vraagstuk 11.1 Wegener nv
a
Niet alleen het maken van winst maar ook de financiering is een belangrijk aspect voor een
onderneming. De vraag is of balans en resultatenrekening toereikend zijn voor het verschaffen
van het gewenste inzicht in de financieringsactiviteiten van een onderneming.
De uit de resultatenrekening blijkende winstgevendheid is niet automatisch een garantie voor
een gezonde financiële positie; in combinatie met winst kan bijvoorbeeld de liquiditeit
verslechteren. De balans geeft slechts een momentopname van de solvabiliteit en de
liquiditeit. Balans en resultatenrekening geven doorgaans onvoldoende informatie over de
ontwikkeling van de financiële positie; het kasstroomoverzicht geeft deze informatie wel.
Ten slotte kan het kasstroomoverzicht met haar historische kasstromen een basis zijn voor de
financiële planning op langere termijn.
Zowel de leiding als een aantal categorieën van belanghebbenden, zoals (potentiële)
kredietverschaffers en aandeelhouders, hebben belang bij een kasstroomoverzicht.
b De kasstromen worden onderscheiden naar operationele, investerings- en
financieringsactiviteiten.
c
De directe en de indirecte methode. Het onderscheid heeft betrekking op de opbouw van de
kasstromen uit operationele activiteiten (de bedrijfsuitoefening).
De directe methode geeft een opbouw van de feitelijke ontvangsten en uitgaven die worden
ontleend aan de geregistreerde mutaties in de liquide middelen. De indirecte methode neemt
het (bedrijfs)resultaat als uitgangspunt en brengt vervolgens correcties aan voor kosten die
geen uitgaven zijn en opbrengsten die niet tot ontvangsten hebben geleid, alsmede voor
mutaties in de vlottende activa en passiva.
Wegener hanteert de indirecte methode.
d Het kasstroomoverzicht beoogt informatie te verstrekken over de kasstromen om zodoende
het inzicht in de solvabiliteit en de liquiditeit van de onderneming te bevorderen. Het ligt
daarom voor de hand om deze te splitsen in ontvangsten en uitgaven. Dit pleit voor de directe
methode.
Daarentegen komt de relatie tussen kasstroom enerzijds en de balans en resultatenrekening
anderzijds bij de indirecte methode het best tot uitdrukking; bij de directe methode is dit
verband niet zichtbaar. Het zichtbaar maken van de relatie met het resultaat is bij de
beoordeling van de operationele kasstroom van belang omdat de weergave van ontvangsten
en uitgaven niets zegt over de winstgevendheid. Immers ook in een verliessituatie kan sprake
zijn van een positieve liquiditeitsontwikkeling. De indirecte methode voldoet dan beter.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
46
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 11.2 Ventura bv
a
Kasstroomoverzicht over 2010 volgens de directe methode (bedragen × € 1)
Kasstroom uit operationele activiteiten
Ontvangen van afnemers
600.000 + 50.000 – 125.000
Betalingen aan leveranciers en werknemers
380.000 + 122.000 + 70.000 – 150.000
Betaalde interest
Betaalde winstbelasting
525.000
422.000 –
5.000 –
25.000 –
–––––––
73.000 +
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
Investeringen in materiële vaste activa
• Gebouw
240.000 – 160.000 + 10.000
• Machines
50.000 – 40.000 + 8.000 + 6.000
Desinvesteringen in materiële vaste activa
• Machines
90.000 –
24.000 –
6.000 +
––––––
108.000 –
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
Ontvangsten uit aandelenemissie 20.000 + 10.000
Aflossing langlopende lening
Betaald dividend
30.000 +
15.000 –
15.000 –
––––––
0 +
–––––––
– 35.000
Mutatie geldmiddelen in 2010
b Kasstroomoverzicht over 2010 volgens de indirecte methode (bedragen × € 1)
Kasstroom uit operationele activiteiten
Bedrijfsresultaat
75.000 + 5.000
80.000
Aanpassingen voor:
• Afschrijvingen
10.000 + 8.000
18.000
• Veranderingen in netto-werkkapitaal
– Toename debiteuren
75.000 –
– Toename crediteuren
80.000 +
––––––
5.000
Betaalde interest
5.000
Betaalde winstbelasting
25.000
––––––
+
+
–
–
73.000 +
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
Investeringen in materiële vaste activa
• Gebouw
• Machines
Desinvesteringen in materiële vaste activa
• Machines
90.000 –
24.000 –
6.000 +
––––––
108.000 –
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
Ontvangsten uit aandelenemissie
Aflossing langlopende lening
Betaald dividend
Mutatie geldmiddelen in 2010
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
30.000 +
15.000 –
15.000 –
––––––
0 +
–––––––
– 35.000
47
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 11.4 nv ROVA Holding
a
Kasstroomoverzicht over 2009 (bedragen × € 1.000)
Kasstroom uit operationele activiteiten
Bedrijfsresultaat
Aanpassingen voor:
• Afschrijvingen
• Financiële vaste activa
– Geamortiseerde agio
• Mutatie voorzieningen
• Veranderingen in netto-werkkapitaal:
– Toename voorraden
– Afname belastingen en premies
– Toename vorderingen
– Afname kortlopende schulden
Ontvangen interest
Betaalde interest
5.712 +
5.120 +
5 –
216 +
31
67
1.288
488
–––
–
+
–
–
1.740 –
1.190 +
1.391 –
–––––
9.102 +
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
Investeringen materiële vaste activa
Desinvesteringen materiële vaste activa
8.483 –
5 +
–––––
8.478 –
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
Ontvangsten uit aandelenemissie
Onttrekking ‘reserve innovatieprojecten afval’
Aflossing langlopende schulden
Betaald dividend
Mutatie liquide middelen
352
139
680
4.289
–––––
+
–
–
–
4.756 –
–––––
4.132 –
b Cashflow = Nettowinst + Afschrijvingen
= 5.511 + 5.120 = 10.631 (× € 1.000)
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
48
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Deel 3
Winst- en vermogensbepaling in geval van
prijsfluctuaties
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
49
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
12
Instandhoudingsdoelstellingen en
waarderingsgrondslagen
Vraagstuk 12.1 Ko Kos
a
1
Balans 31 oktober
Voorraad matten
100 × € 25 =
Kas
€ 9.000
€ 7.500 –
€ 7.000 +
€ 750 –
––––––
€ 2.500
Eigen vermogen 1/10
Winst oktober
€ 7.750
–––––––
€ 10.250
2
€
€
9.000
1.250
–––––––
€ 10.250
Balans 31 oktober
Voorraad matten
100 × € 25 × 1,15 =
Kas
3
€ 2.875
€ 7.750
–––––––
€ 10.625
Eigen vermogen 1/10
Winst oktober
€
€
9.000
1.625
–––––––
€ 10.625
Balans 31 oktober
Voorraad matten
100 × € 25 × 1,15 =
Kas
€ 2.875
€ 7.750
–––––––
€ 10.625
4
Eigen vermogen 1/10
€ 9.000
Extra eigen vermogen
gebonden aan de onderneming:
300 × € 25 × 0,15 =
€ 1.125
Winst oktober
€
500
–––––––
€ 10.625
Balans 31 oktober
Voorraad matten
100 × € 25 × 1,15 =
Kas
€ 2.875
€ 7.750
–––––––
€ 10.625
5
Eigen vermogen 1/10
€ 9.000
Extra eigen vermogen
gebonden aan de onderneming:
€ 9.000 × 0,02 =
€
180
Winst oktober
€ 1.445
–––––––
€ 10.625
Balans 31 oktober
Voorraad matten
100 × € 25 × 1,02 =
Kas
€ 2.550
€ 7.750
–––––––
€ 10.300
Eigen vermogen 1/10
€ 9.000
Extra eigen vermogen
gebonden aan de onderneming:
€ 9.000 × 0,02 =
€
180
Winst oktober
€ 1.120
–––––––
€ 10.300
Opmerking:
Bij de uitwerking van vraag a2 en a4 is voorbijgegaan aan het voorzichtigheids- en
realisatieprincipe (waardestijgingen zijn direct als winst genomen) om in dit stadium niet direct
te verzanden in allerlei complicaties. Bij de behandeling van de bestaande
winstbepalingsstelsels in de betreffende hoofdstukken wordt uiteraard per stelsel besproken of
genoemde principes al dan niet worden toegepast.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
50
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
b Winst a1: € 1.250
Winst a3: € 500
––––––
Verschil € 750
Dit bedrag is gelijk aan het in oktober gerealiseerde voorraadresultaat (volgtijdelijk prijsverschil
op de inkoopmarkt):
Afzet × (inkoopprijs verkoopmoment – feitelijke inkoopprijs)
= 200 × (€ 28,75 (€ 25 × 1,15) – € 25) = € 750
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
51
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
13
Historischekostenstelsel
Vraagstuk 13.1 bv Blanko
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
a
Bestelauto
Voorraad
Liquide middelen
40.000
30.000
45.000
Eigen vermogen 1/1
Banklening
Winst 2010
50.000
45.000
20.000
115.000
115.000
Toelichting:
•
•
•
•
4
= € 40.000
5
Voorraad: 1 500 × € 20 = € 30.000
Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2010
Verkopen
€ 60.000 + € 32.000 =
Inkopen
€ 18.000 + € 30.000 =
Interest
€ 50.000 × 8% =
Aflossing
Overige kosten
Bestelauto: € 50.000 ×
Saldo 31 december 2010
Banklening: € 50.000 – € 5.000 = € 45.000
€ 20.000
€ 92.000
€ 48.000
€ 4.000
€ 5.000
€ 10.000
––––––––
€ 45.000
+
–
–
–
–
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
€ 60.000 + € 32.000 =
2 000 × € 15 + 1 000 × € 18 =
€ 92.000
€ 48.000
–––––––
€ 44.000
Transactieresultaat
Afschrijvingskosten
Interest
Overige kosten
Winst
1
=
5
€ 50.000 × 8% =
€ 50.000 ×
€ 10.000
€ 4.000
€ 10.000
–––––––
€ 24.000
–––––––
€ 20.000
b Bij het nominalisme is de winst gelijk aan de toename van het nominale eigen vermogen, dit is
het verschil tussen de opbrengsten (op de verkoopmarkt) en de betaalde inkoopprijzen (op de
inkoopmarkt): de voorraadresultaten (het volgtijdelijk prijsverschil op de inkoopmarkt) maken
onderdeel uit van de winst. Omdat bij vraag a de kosten zijn gebaseerd op de in het verleden
betaalde prijzen worden de voorraadresultaten tot de winst gerekend en is er sprake van een
nominalistische winstbepaling.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
52
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
c
Bestelauto:
Afschrijving op basis van vervangingswaarde
110 1
× =
€ 50.000 ×
100 5
Afschrijving op basis van historische kosten
Voorraad oliespuiten:
Kostprijs verkopen op basis van vervangingswaarde
2 000 × € 18 + 1 000 × € 20 =
Kostprijs verkopen op basis van historische kosten
€ 11.000
€ 10.000
–––––––
€ 1.000
€ 56.000
€ 48.000
–––––––
€ 8.000
–––––––
€ 9.000
d Voorraadresultaten mogen volgens het substantialisme niet tot de winst worden gerekend; het
zijn ‘schijnwinsten’, zij zijn aan de onderneming gebonden om vervanging van de
productiemiddelen mogelijk te maken. Het substantialisme elimineert voorraadresultaten
daarom uit de winst.
Vraagstuk 13.2 Marginaal
a
1
5/1 Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
70 000 × € 0,42 =
70 000 × € 0,20 =
23/2 Opbrengst verkopen 110 000 × € 0,44 =
Kostprijs verkopen
30 000 × € 0,20 + 30 000 × € 0,22 + 50 000 × € 0,25 =
€ 29.400
€ 14.000
–––––––
€ 15.400
€ 48.400
€ 25.100
–––––––
€ 23.300
Totaal € 15.400 + € 23.300 = € 38.700
2
Mutatieoverzicht voorraad:
1/1
100 000 × € 0,20 =
5/1 – 70 000 × € 0,20 =
–––––––
30 000
9/1 + 30 000 × € 0,22 =
–––––––
60 000 × € 0,21* =
8/2 + 80 000 × € 0,25 =
–––––––
140 000 × € 0,2329** =
23/2 – 110 000 × € 0,2329 =
–––––––
30 000
3/3 + 60 000 × € 0,30 =
–––––––
90 000 × € 0,2776*** =
*
€ 12.600
= € 0,21
60 000
**
€ 32.600
= € 0,2329
140 000
***
€ 24.981
= € 0,2776
90 000
5/1 Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 20.000
€ 14.000
–––––––
€ 6.000
€ 6.600
–––––––
€ 12.600
€ 20.000
–––––––
€ 32.600
€ 25.619
–––––––
€ 6.981
€ 18.000
–––––––
€ 24.981
€ 29.400
€ 14.000
–––––––
€ 15.400
53
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
23/2 Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
€ 48.400
€ 25.619
–––––––
€ 22.781
Totaal € 15.400 + € 22.781 = € 38.181
3
5/1 Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
70 000 × € 0,20 =
23/2 Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
80 000 × € 0,25 + 30 000 × € 0,22 =
€ 29.400
€ 14.000
–––––––
€ 15.400
€ 48.400
€ 26.600
–––––––
€ 21.800
Totaal € 15.400 + € 21.800 = € 37.200
b 1
2
c
Opbrengst verkopen
€ 29.400 + € 48.400 =
Kostprijs verkopen
60 000 × € 0,30 + 80 000 × € 0,25 + 30 000 × € 0,22 +
10 000 × € 0,20 =
€ 77.800
€ 46.600
–––––––
€ 31.200
De kostprijs van de verkopen en daarmee het resultaat kunnen pas worden berekend
nadat de voorraad per het einde van de periode is vastgesteld. Bovendien is collectief-lifo
niet bedoeld om winsten per transactie te bepalen, maar is het een
periodewinstbepalingsstelsel: de kostprijs kan in totaliteit – naast zoals uitgewerkt bij vraag
b1 – worden afgeleid uit het verband tussen beginvoorraad, inkopen en eindvoorraad: €
20.000 (beginvoorraad) + € 44.600 (inkopen) – € 18.000 (eindvoorraad) = € 46.600.
1
Balans per 31 maart 2010
Voorraad Blop
30 000 × € 0,25 +
60 000 × € 0,30 =
Liquide middelen
€ 77.800 – € 44.600 =
2
Eigen vermogen 1/1
Winst 1e kwartaal
€ 20.000
€ 38.700
€ 25.500
€ 33.200
–––––––
€ 58.700
–––––––
€ 58.700
Balans per 31 maart 2010
Voorraad Blop
(zie vraag a2)
Liquide middelen
3
€ 24.981
€ 33.200
–––––––
€ 58.181
Eigen vermogen 1/1
Winst 1e kwartaal
€ 20.000
€ 38.181
–––––––
€ 58.181
Balans per 31 maart 2010
Voorraad Blop
30 000 × € 0,20 +
60 000 × € 0,30 =
Liquide middelen
4
Eigen vermogen 1/1
Winst 1e kwartaal
€ 24.000
€ 33.200
–––––––
€ 57.200
€ 20.000
€ 37.200
–––––––
€ 57.200
Balans per 31 maart 2010
Voorraad Blop
90 000 × € 0,20 =
Liquide middelen
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 18.000
€ 33.200
–––––––
€ 51.200
Eigen vermogen 1/1
Winst 1e kwartaal
€ 20.000
€ 31.200
–––––––
€ 51.200
54
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
d Bij individueel-lifo worden de meest recent gekochte voorraden in de kostprijs van de omzet
opgenomen; de voorraadresultaten worden daarmee grotendeels uit de winst geëlimineerd: de
methode heeft dan ook een tamelijk substantialistische uitwerking. De mate van
substantialisme is afhankelijk van de timing van in- en verkopen.
Bij collectief-lifo is de substantialistische werking nog sterker, daar wordt immers uitgegaan
van de meest recente inkopen bekeken vanuit balansdatum.
Overigens heeft lifo alleen betrekking op voorraden en niet op duurzame productiemiddelen;
we spreken daarom van partieel substantialisme.
e
Bij lifo worden op de balans voorraden opgenomen die gewaardeerd worden tegen veelal
oude prijzen. In tijden van prijsstijging kunnen er in de voorraden aanzienlijke stille reserves
schuilen: er wordt geen getrouw beeld van het vermogen weergegeven.
f
1
2
Door op balansdatum de voorraad op te waarderen naar de actuele inkoopprijs en het
verschil te boeken op bijvoorbeeld een post Reserve waardestijgingen.
Door de actuele waarde in de toelichting op te nemen.
Vraagstuk 13.3 bv Bulk
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
a
Pand
Voorraad Burp
Debiteuren
Vooruitbetaalde interest
Liquide middelen
380.000
165.600
162.000
4.500
198.600
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Banklening
Winst 2010
70.000
280.000
200.000
360.700
910.700
910.700
Toelichting:
• Pand:
Pand (exclusief ondergrond): € 300.000 ×
14
=
15
€ 280.000
Ondergrond
•
•
•
€ 100.000
––––––––
€ 380.000
Voorraad:
– Hoeveelheid:
120 000 – 108 000 = 12 000
€ 13,60 + € 14
= € 165.600
– Waardering:
12 000 ×
2
1
× € 18 = € 162.000
Debiteuren:
108 000 ×
12
Vooruitbetaalde interest:
12
€ 5.400 ×
3 × 100% = 9%
Rentepercentage:
€ 240.000
€ 200.000 × 9% ×
•
Liquide middelen:
Saldo 31-12-2009
Debiteuren 31-12-2009
Verkopen
Inkopen
Aflossing
Interest
Bedrijfskosten
•
3
= € 4.500
12
11
=
12
€ 10 + € 14
=
120 000 ×
2
108 000 × € 18 ×
€ 200.000 × 9% =
Saldo 31-12-2010
Banklening: € 240.000 – € 40.000 = € 200.000
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€
€
126.600
58.000 +
€ 1.782.000 +
€ 1.440.000 –
€
40.000 –
€
18.000 –
€ 270.000 –
–––––––––
€ 198.600
55
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultatenrekening over 2010
108 000 × € 18 =
€ 10 + € 13,60
108 000 ×
=
2
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
€ 1.944.000
€ 1.274.400
––––––––––
€
669.600
Transactieresultaat
1
=
15
3
€ 240.000 ×
× 9% =
12
9
× 9% =
€ 200.000 ×
12
€ 300.000 ×
Afschrijvingen
Interest
Bedrijfskosten
€ 20.000
€
5.400
€ 13.500
€ 270.000
––––––––
€
308.900
––––––––––
€
360.700
Winst
b Wijzigingen ten opzichte van a:
•
•
•
€ 10 + € 10, 40
= € 122.400
2
Balanstotaal € 867.500, winst € 317.500
€ 10, 40 + € 14
= € 1.317.600
Kostprijs verkopen
108 000 ×
2
(of: Beginvoorraad + Inkopen – Eindvoorraad
= € 0 + € 1.440.000 – € 122.400 = € 1.317.600)
12 000 ×
Voorraad
Vraagstuk 13.5 Victoria
a
Voorraadwaardering per 1 januari 2010:
IJzeren voorraad
10 000 × vaste prijs =
Manco
2 000 × € 10 =
10 000 × vaste prijs =
vaste prijs =
?
€ 20.000 –
–––––––
€ 30.000
€ 50.000
€5
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
b
Vaste activa
Voorraad T
Debiteuren
Liquide middelen
70.000
38.000
128.000
19.000
Aandelenkapitaal
Hypotheek o/g
Nog te betalen kosten
Winst 2010
255.000
100.000
40.000
25.000
90.000
255.000
Toelichting:
7
= € 70.000
8
•
Vaste activa:
€ 80.000 ×
•
Voorraad T:
IJzeren voorraad
Manco
10 000 × € 5 =
1 000 × € 12 =
•
•
•
Debiteuren: 8 000 × € 16 = € 128.000
Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2010
Verkopen
23 000 × € 15 =
Inkopen
21 000 × € 10 + 11.000 × € 11 =
Aflossing
Overige bedrijfskosten (inclusief interest)
Saldo 31 december 2010
Hypotheek o/g: € 50.000 – € 10.000 = € 40.000
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 50.000
€ 12.000 –
–––––––
€ 38.000
€ 40.000
€ 345.000
€ 331.000
€ 10.000
€ 25.000
––––––––
€ 19.000
+
–
–
–
56
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultatenrekening 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen:
Waarde beginvoorraad
Inkopen
Waarde eindvoorraad
23 000 × € 15 + 8 000 × € 16 =
€ 473.000
€ 30.000
€ 331.000 +
€ 38.000 –
––––––––
€ 323.000
––––––––
€ 150.000
Transactieresultaat
Afschrijvingskosten
€ 80.000 ×
Overige bedrijfskosten
1
=
8
€ 10.000
€ 50.000
–––––––
€ 60.000
––––––––
€ 90.000
Winst
c
Voor wat betreft de ijzeren voorraad is er sprake van een substantialistische werking; deze
voorraad wordt immers tegen een vaste prijs gewaardeerd, zodat voorraadresultaten geheel
worden geëlimineerd. Overigens heeft het alleen betrekking op voorraden en niet op
duurzame productiemiddelen; het ijzerenvoorraadstelsel wordt daarom aangeduid als partieel
substantialistisch.
d Er is sprake van een dynamische waardebepaling: de waardering staat ten dienste van een
juiste winstbepaling, het gaat primair om de winstbepaling en secundair om een juiste
balanswaardering (zie paragraaf 3.1.1 theorieboek). De voorraad wordt per 31 december 2010
in de balans opgenomen voor € 38.000, terwijl de vervangingswaarde dan 9 000 × € 12 = €
108.000 is.
e
De waardering van de ijzeren voorraad tegen een vaste (veelal oude) prijs en de afwaardering
tegen vervangingswaarde van een mancopositie leidt tot een relatief lage voorraadwaardering
en daarmee tot een relatief lage fiscale winst. Als gevolg hiervan wordt belastingheffing naar
de toekomst verschoven, hetgeen een rentevoordeel met zich meebrengt; bovendien geeft het
speelruimte in de financiering.
Vraagstuk 13.7 Goldo bv
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
a
Pand
Voorraden
Liquide middelen
195.000
137.500
208.500
–––––––
541.000
Aandelenkapitaal
Agio
Lening
Te betalen interest
Winst 2010
Toelichting:
39
• Pand:
× € 200.000 = € 195.000
40
• Voorraden: 250 × € 550 = € 137.500
• Liquide middelen:
Verkregen middelen bij de oprichting
Verkopen
200 × € 710 + 200 × € 750 =
Oprichtings- en emissiekosten
Aankoop pand
Inkopen
200 × € 500 + 200 × € 520 + 250 × € 550 =
6
Interest
€ 300.000 × 8% ×
=
12
Overige kosten
Stand 31 december 2010
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
100.000
100.000
300.000
12.000
29.000
–––––––
541.000
€ 500.000
€ 292.000
€ 15.000
€ 200.000
€ 341.500
+
–
–
–
€ 12.000 –
€ 15.000 –
––––––––
€ 208.500
57
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1)
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
200 × 710 + 200 × 750 =
200 × 500 + 200 × 520 =
292.000
204.000
–––––––
88.000
Transactieresultaat
1
=
40
5.000
Oprichtings- en emissiekosten
Interestlasten
8% × 300.000 =
Overige kosten
15.000
24.000
15.000
––––––
Afschrijving pand
200.000 ×
59.000
–––––––
29.000
Winst
b 1
Winst fifo
Waardering voorraad:
• Gemiddelde-inkoopprijsmethode
250 × € 532,22* =
• Fifo
€ 29.000
€ 133.055
€ 137.500
––––––––
€ 4.445 –
–––––––
€ 24.555
Winst gemiddelde-inkoopprijsmethode
*
2
200 × € 500 + 200 × € 520
= € 510
400
200 × € 510 + 250 × € 550
= € 532,22
Per 25/7:
450
Per 12/2:
Winst fifo
Waardering voorraad:
• Lifo-individueel
200 × € 500 + 50 × € 550 =
• Fifo
€ 29.000
€ 127.500
€ 137.500
––––––––
€ 10.000 –
–––––––
€ 19.000
Winst lifo-individueel
3
Winst fifo
Waardering voorraad:
• Lifo-collectief
200 × € 500 + 50 × € 520 =
• Fifo
€ 29.000
€ 126.000
€ 137.500
––––––––
€ 11.500 –
–––––––
€ 17.500
Winst lifo-collectief
4
Winst fifo
Waardering voorraad:
• IJzerenvoorraadstelsel
200 × € 500 + 50 × € 550 =
• Fifo
Winst ijzerenvoorraadstelsel
c
€ 29.000
€ 127.500
€ 137.500
––––––––
€ 10.000 –
–––––––
€ 19.000
De netto-opbrengstwaarde van de voorraad is op balansdatum lager dan de
historischekostenwaarde. Op grond van de minimumwaarderingsregel moet de voorraad op
31 december 2010 afgewaardeerd worden tot de netto-opbrengstwaarde van 250 × € 500 = €
125.000.
Vergeleken met fifo (vraag a) komt de voorraadwaardering per 31 december 2010 dan €
12.500 (€ 137.500 – € 125.000) lager uit; dit betekent een winst over 2010 van € 29.000 (winst
fifo) – € 12.500 = € 16.500.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
58
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
14
Vervangingswaardestelsel
Vraagstuk 14.1 bv Piekerhoek
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
a
Vaste activa
Voorraad Q
Liquide middelen
200.000
312.000
962.000
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Winst 2010
100.000
500.000
474.000
Eigen vermogen
8%-Lening
1.074.000
400.000
1.474.000
1.474.000
Toelichting:
•
•
•
2
= € 200.000
3
Voorraad Q: 26 000 × € 12 = € 312.000
Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2010
Verkopen
80 000 × € 20 =
Inkopen
43 000 × € 10 + 43 000 × € 12 =
Interest
€ 400.000 × 8% =
Bedrijfskosten
Vaste activa: € 300.000 ×
€ 500.000
€ 1.600.000
€ 946.000
€
32.000
€ 160.000
–––––––––
€ 962.000
Saldo 31 december 2010
+
–
–
–
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
80 000 × € 20 =
63 000 × € 10 + 17 000 × € 12 =
Transactieresultaat
Afschrijvingen
€ 300.000 ×
Interest
Bedrijfskosten
1
=
3
€ 1.600.000
€
834.000
––––––––––
€
766.000
€ 100.000
€ 32.000
€ 160.000
––––––––
€
292.000
––––––––––
€
474.000
Winst
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
b
Vaste activa
Voorraad Q
Liquide middelen
232.000
312.000
962.000
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Herwaarderingsreserve
Winst 2010
Eigen vermogen
8%-Lening
1.506.000
100.000
500.000
94.000
412.000
1.106.000
400.000
1.506.000
Toelichting:
•
•
2
= € 232.000
5
Voorraad Q: 26 000 × € 12 = € 312.000
Vaste activa: € 580.000 ×
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
59
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
•
Herwaarderingsreserve:
– Vaste activa gerealiseerd
3
1
(€ 580.000 × – € 300.000) × =
5
3
– Vaste activa ongerealiseerd
3
2
(€ 580.000 × – € 300.000) × =
5
3
– Voorraden gerealiseerd
23 000 × € 2 =
– Voorraden ongerealiseerd
€ 16.000
€ 32.000
€ 46.000
€
0
–––––––
€ 94.000
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
40 000 × € 10 + 40 000 × € 12 =
Transactieresultaat
€ 580.000 ×
Afschrijvingen
1
=
5
Interest
Bedrijfskosten
€ 116.000
€ 32.000
€ 160.000
––––––––
€
308.000
––––––––––
€
412.000
Winst
c
Winst 2010 volgens het vervangingswaardestelsel
Gerealiseerde waardestijgingen in 2010:
• In afschrijvingen
(116.000 – 100.000)
• In kostprijs verkopen
(880.000 – 834.000)
€
d Eigen vermogen 31 december 2010 volgens het
vervangingswaardestelsel
Ongerealiseerde waardestijgingen ultimo 2010:
• Vaste activa
(232.000 – 200.000)
• Voorraad Q
(312.000 – 312.000)
412.000
€ 16.000
€ 46.000
–––––––
€
62.000
––––––––––
€
474.000
Winst 2010 op basis van historische kosten
€ 1.106.000
€ 32.000
€
0
–––––––
Eigen vermogen 31 december 2010 op basis van historische kosten
e
€ 1.600.000
€
880.000
––––––––––
€
720.000
€
32.000
––––––––––
€ 1.074.000
Lager: de winst (teller) zal door de hogere afschrijving en kostprijs verkopen lager zijn en het
eigen vermogen (noemer) – uitgaande van volledige winstuitkering door de ongerealiseerde
en gerealiseerde waardestijgingen – hoger.
Vraagstuk 14.2 Substan
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
a
Pand
Voorraden
Kas
480.000
40.000
650.000
1.170.000
Eigen vermogen 1/1
Hypothecaire lening
Winst 2010
140.000
500.000
530.000
1.170.000
Toelichting:
•
•
24
= € 480.000
25
Voorraden: 2 000 × € 20 = € 40.000
Pand: € 500.000 ×
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
60
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
•
Kas:
Saldo 2 januari 2010
Verkopen
Inkopen
Interest
€ 500.000 × 10% =
€ 140.000
€ 860.000 +
€ 300.000 –
€ 50.000 –
––––––––
€ 650.000
Saldo 31 december 2010
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
10 000 × € 10 + 8 000 × € 20 =
Transactieresultaat
1
=
25
€ 500.000 × 10% =
€ 500.000 ×
Afschrijvingen
Interest
€ 860.000
€ 260.000
––––––––
€ 600.000
€ 20.000
€ 50.000
–––––––
€ 70.000
––––––––
€ 530.000
Winst
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
b
Pand
Voorraden
Kas
576.000
50.000
650.000
Eigen vermogen 1/1
Herwaarderingsreserve
Hypothecaire lening
Winst 2010
1.276.000
140.000
210.000
500.000
426.000
1.276.000
Toelichting:
•
•
•
24
= € 576.000
25
Voorraden: 2 000 × € 25 = € 50.000
Herwaarderingsreserve:
Pand: € 600.000 ×
–
Pand gerealiseerd
–
Pand ongerealiseerd
–
Voorraden gerealiseerd:
Kwartaal 2
Kwartaal 3
Kwartaal 4
–
1
=
25
24
=
€ 100.000 ×
25
€ 100.000 ×
€
4.000
€ 96.000
4 000 × (€ 20 – € 10) = € 40.000
3 000 × (€ 20 – € 10) = € 30.000
6 000 × (€ 25 – € 20) = € 30.000
–––––––
Voorraden ongerealiseerd
€ 100.000
€ 10.000
––––––––
€ 210.000
2 000 × (€ 25 – € 20) =
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
3 000 × € 10 + 4 000 × € 20 + 5 000 × € 20 + 6 000 × € 25 =
€ 860.000
€ 360.000
––––––––
€ 500.000
Transactieresultaat
Afschrijvingen
Interest
Winst
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 600.000 ×
1
=
25
€ 24.000
€ 50.000
–––––––
€ 74.000
––––––––
€ 426.000
61
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
c De IASB laat het vervangingswaardestelsel onverkort toe voor de materiële vaste activa, maar
staat het niet toe voor de voorraden; deze laatste moeten gewaardeerd worden op historische
kosten (IAS 2.9).
De Nederlandse wet staat het vervangingswaardestelsel voor zowel duurzame
productiemiddelen als voorraden toe, met dien verstande dat voor de balanspresentatie de
gerealiseerde herwaarderingsreserve moet worden overgeboekt naar bijvoorbeeld de overige
reserves (artikel 390.3).
Vraagstuk 14.4 Begio bv
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
a
Pand
Voorraad sigaren
Rekening-courant bank
420.000
1.950.000
960.000
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Lening
Winst 2010
500.000
1.150.000
600.000
1.080.000
3.330.000
3.330.000
Toelichting:
14
= € 420.000
20
•
Pand: € 600.000 ×
•
Voorraad sigaren: per 31-12-2009 bedroeg de waardering per sigaar
€ 2 mln
= € 0,10 loonkosten en
20 mln
€ 0,42 – € 0,10 = € 0,32 inkoopprijs.
Waardering per 31 december 2010 per sigaar:
– 1 000 000 × (€ 0,35 + € 0,10) =
– 3 000 000 × (€ 0,40 + € 0,10) =
€ 2,1mln
= € 0,42,
5 mln
zijnde
•
€
450.000
€ 1.500.000
––––––––––
€ 1.950.000
Rekening-courant bank:
Saldo 31 december 2009
Verkopen
9 000 000 × € 0,48 + 11 000 000 × € 0,54 =
Inkopen
16 000 000 × € 0,35 + 3 000 000 × € 0,40 =
Lonen
Overige kosten
Saldo 31 december 2010
–€
300.000
€ 10.260.000
€ 6.800.000
€ 2.000.000
€ 200.000
––––––––––
€
960.000
+
–
–
–
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1)
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen:
10.260.000
5 000 000 × (€ 0,32 + € 0,10) +
15 000 000 × (€ 0,35 + € 0,10) =
Transactieresultaat
1
=
20
Afschrijvingskosten
€ 600.000 ×
Overige kosten
Bezettingsresultaat:
(19 000 000 – 20 000 000) × € 0,10 =
Winst
b 1
Winst fifo
Waardering voorraad sigaren per 31-12-2010:
• Individueel-lifo
– 1 000 000 × (€ 0,32 + € 0,10) =
– 3 000 000 × (€ 0,40 + € 0,10) =
•
Fifo
Winst individueel-lifo
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
8.850.000
–––––––––
1.410.000
30.000
–
200.000
100.000
–––––––––
1.080.000
–
–
€ 1.080.000
€
420.000
€ 1.500.000
––––––––––
€ 1.920.000
€ 1.950.000
––––––––––
€
30.000 –
––––––––––
€ 1.050.000
62
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
2
Winst fifo
Waardering voorraad sigaren per 31-12-2010:
• Collectief-lifo: 4 000 000 × (€ 0,32 + € 0,10) =
• Fifo
€ 1.080.000
€ 1.680.000
€ 1.950.000
––––––––––
€ 270.000 –
––––––––––
€
810.000
Winst collectief-lifo
3
Winst fifo
Waardering voorraad sigaren per 31-12-2010:
• IJzerenvoorraadstelsel
– 3 500 000 × (€ 0,32 + € 0,10) =
– 500 000 × (€ 0,40 + € 0,10) =
•
Fifo
€ 1.080.000
€ 1.470.000
€
250.000
––––––––––
€ 1.720.000
€ 1.950.000
––––––––––
€ 230.000 –
––––––––––
€
850.000
Winst ijzerenvoorraadstelsel
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
c
Pand
Voorraad sigaren
Rekening-courant bank
504.000
2.000.000
960.000
––––––––
3.464.000
Aandelenkapitaal
Herwaarderingsreserve:
• Pand:
– Gerealiseerd
– Ongerealiseerd
• Voorraad sigaren:
– Gerealiseerd
– Ongerealiseerd
Winstreserve
Lening
Winst 2010
500.000
3.000
84.000
700.000
50.000
1.150.000
600.000
377.000
––––––––
3.464.000
Toelichting:
•
•
•
14
= € 504.000
20
Voorraad sigaren: 4 000 000 × (€ 0,40 + € 0,10) = € 2.000.000
Herwaarderingsreserve:
0,5
– Pand gerealiseerd: (€ 450.000 – € 15.000) × 20% ×
= € 3.000
14,5
14
= € 84.000
– Pand ongerealiseerd: (€ 450.000 – € 15.000) × 20% ×
14,5
– Voorraad sigaren gerealiseerd:
5 000 000 × € 0,03 =
€ 150.000
11 000 000 × € 0,05 =
- 550.000
––––––––
€ 700.000
– Voorraad sigaren ongerealiseerd: 1 000 000 × € 0,05 = € 50.000
Pand: € 720.000 ×
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
63
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1)
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen:
28/5:
17/10:
10.260.000
9 000 000 × (€ 0,35 + € 0,10) =
11 000 000 × (€ 0,40 + € 0,10) =
Transactieresultaat
Afschrijvingskosten:
1/1-30/6:
1/7-31/12:
Overige kosten
Bezettingsresultaat:
4.050.000
5.500.000
–––––––––
710.000
–
–
15.000
–
18.000
–
200.000
100.000
–––––––––
377.000
–
–
1 1
× =
20 2
1 1
× =
€ 720.000 ×
20 2
€ 600.000 ×
(19 000 000 – 20 000 000) × € 0,10 =
Winst
d Winst 2010 volgens het vervangingswaardestelsel
Gerealiseerde waardestijgingen in 2010:
• In afschrijvingen
(33.000 – 30.000)
• In kostprijs verkopen
(9.550.000 – 8.850.000)
€
€
3.000
€ 700.000
––––––––
€
703.000
––––––––––
€ 1.080.000
Winst 2010 op basis van historische kosten
e
Eigen vermogen 31 december 2010 volgens het
vervangingswaardestelsel
Ongerealiseerde waardestijgingen ultimo 2010:
• Pand
(504.000 – 420.000)
• Voorraad sigaren
(2.000.000 – 1.950.000)
€ 2.864.000
€ 84.000
€ 50.000
–––––––
Eigen vermogen 31 december 2010 op basis van historische kosten
f
377.000
€
134.000
––––––––––
€ 2.730.000
Historische kosten met toepassing van individueel-lifo voor de voorraden houdt de
prijsstijgingen van de voorraad gedeeltelijk buiten de winst en werkt daarmee (deels)
substantialistisch ten aanzien van de voorraad; voorwaarde voor een optimale
substantialistische werking is dat er vlak voor een verkoop voldoende is ingekocht.
Historische kosten met collectief-lifo voor de voorraden werkt sterker substantialistisch omdat
– vanuit balansdatum bezien – uitgegaan wordt van meer recente inkopen, hetgeen leidt tot
hogere kostprijzen van de verkopen; de substantialistische werking is het sterkst indien nét
voor balansdatum, door voldoende in te kopen, de beginvoorraad op peil wordt gehouden.
Historische kosten met toepassing van het ijzerenvoorraadstelsel voor de voorraden houdt de
prijsstijging van de ijzeren voorraad geheel buiten de winst door deze te waarderen tegen een
vaste prijs; dit stelsel heeft, voor wat betreft de ijzeren voorraad, een volledig
substantialistische werking.
Bezwaar van de drie genoemde historischekostenstelsels is dat zij geen betrekking hebben op
duurzame productiemiddelen, en daarmee slechts ‘partieel’ substantialistisch werken.
Het vervangingswaardestelsel zonder toepassing van de normalevoorraadgedachte werkt in
principe substantialistisch: zowel de prijsstijgingen van de voorraden als die van de duurzame
productiemiddelen worden buiten de winst gehouden. Kanttekening is dat het stelsel alleen
rekening houdt met de prijsstijgingen van de op moment van prijsstijging aanwezige voorraden
(goederen en werkeenheden). Deze kunnen afwijken van de normale voorraden.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
64
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 14.5 Filadelfia nv
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
a
Vaste activa:
Bedrijfspand
Auto’s
Vlottende activa:
Voorraad
Debiteuren
Kas
233.333
64.000
35.000
18.000
178.000
–––––––
528.333
Eigen vermogen:
Aandelenkapitaal
Herwaarderingsreserve
Langlopende lening
Winst 2010
210.000
150.000
105.000
63.333
–––––––
528.333
Toelichting:
•
•
•
•
•
•
•
Bedrijfspand: € 500.000 ×
14
= € 233.333
30
2
= € 64.000
5
Voorraad: 1 000 × € 35 = € 35.000
Debiteuren: 500 × € 45 × 80% = € 18.000
Kas:
Saldo 31 december 2009
Debiteuren per 31 december 2009
Verkopen
500 × € 75 + 2 500 × € 85 + 500 × € 45 × 20% =
Inkopen
1 500 × € 55 + 1 000 × € 35 =
€ 150.000
Aflossing lening
=
10
Aflossing kortlopende schulden (gehele saldo)
Auto’s: 4 × € 40.000 ×
Saldo 31 december 2010
Herwaarderingsreserve:
Stand 31 december 2009
Mutaties 2010:
– Auto’s
4 × € 5.000 =
– Voorraad
2.000 × (€ 35 – € 50) =
€ 40.000
€ 35.000 +
€ 254.500 +
€ 117.500 –
€ 15.000 –
€ 19.000 –
––––––––
€ 178.000
€ 160.000
€ 20.000 +
€ 30.000 –
––––––––
€ 150.000
Stand 31 december 2010
Langlopende lening: € 120.000 – € 15.000 = € 105.000
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
500 × € 75 + 2 500 × € 85 + 500 × € 45 =
500 × € 50 + 2 500 × € 35 + 500 × € 35 =
Transactieresultaat
Afschrijvingskosten (normale afschrijving):
€ 500.000
=
• Bedrijfspand
30
€ 40.000
• Auto’s
4×
=
5
€ 272.500
€ 130.000
––––––––
€ 142.500
€ 16.667
€ 32.000
–––––––
€ 48.667
––––––––
€ 93.833
Correcties als gevolg van toepassing van de normalevoorraadgedachte:
Speculatieresultaten:
• 1/2:
(1 500 – 2 000) × (€ 55 – € 50) = € 2.500 –
• 1/6:
(3 000 – 2 000) × (€ 35 – € 55) = € 20.000 –
2
Inhaalafschrijvingen
4 × € 5.000 × =
€ 8.000 –
5
–––––––
Winst
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 30.500
––––––––
€ 63.333
65
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
b
Vaste activa:
Bedrijfspand
Auto’s
Vlottende activa:
Voorraad
Debiteuren
Kas
186.667
56.000
35.000
18.000
178.000
–––––––
473.667
Eigen vermogen:
Aandelenkapitaal
Algemene reserve
Langlopende lening
Winst 2010
210.000
110.000
105.000
48.667
–––––––
473.667
Toelichting:
•
Bedrijfspand: € 400.000 ×
•
Auto’s: 4 × € 35.000 ×
•
•
14
= € 186.667
30
2
= € 56.000
5
Voorraad: 1 000 × € 35 = € 35.000
Algemene reserve: Dit betreft de vrijval van de gerealiseerde herwaarderingsreserve per 1
januari 2010.
Per die datum is het enige activum met een ongerealiseerde waardestijging het
15
= € 50.000). De gerealiseerde waardestijging per 1 januari
bedrijfspand (€ 100.000 ×
30
2010 is dus € 160.000 – € 50.000 = € 110.000.
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
€ 272.500
€ 182.500
––––––––
€ 90.000
2 000 × € 50 + 1 500 × € 55 =
Transactieresultaat
Afschrijvingskosten:
•
Bedrijfspand
•
Auto’s
€ 400.000
=
30
€ 35.000
4×
=
5
€ 13.333
€ 28.000
–––––––
Winst
c
1
2
3
4
€ 41.333
––––––––
€ 48.667
Bij toepassing van het ijzerenvoorraadstelsel wordt de balanswaardering van de voorraad
– door waardering van de ijzeren voorraad tegen een vaste prijs – kunstmatig laag
gehouden. Dit leidt tot een relatief laag eigen vermogen en daarmee tot een relatief lage
winst. Hiermee worden belastingbetalingen naar de toekomst verschoven, hetgeen leidt tot
een rentevoordeel; bovendien geeft het speelruimte in de financiering.
IJzeren voorraad
2 000 × € 20 =
€ 40.000
Manco
1 000 × € 35 =
€ 35.000 –
––––––––
€ 5.000
Beginvoorraad
2 000 × € 20 =
€ 40.000
Inkopen
€ 117.500 +
Eindvoorraad
€ 5.000 –
––––––––
Kostprijs van de verkopen
€ 152.500
Kostprijs van de verkopen op basis van
vervangingswaarde (vraag a)
€ 130.000
Speculatieresultaten:
• 1/2: speculatieverlies
€ 2.500 +
• 1/6: speculatieverlies
€ 20.000 +
––––––––
Kostprijs van de verkopen volgens het
ijzerenvoorraadstelsel (vraag c3)
€ 152.500
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
66
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 14.6 DVS
a
1
2
3
€ 10.000 × 10% = € 1.000
Machine
(€ 90.000 × 10%)
Inhaalafschrijving
Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
Afschrijving machine
(€ 110.000 × 10%)
Aan Machine
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve (€ 9.000 ×
4
b 1
2
€ 9.000
€ 1.000
€ 11.000
€ 11.000
€ 1.000
1
)
9
€ 1.000
Afschrijving op basis van historische kosten
Extra reguliere afschrijving als gevolg van de boekwaardestijging
op 2 januari 2010
Inhaalafschrijving
1 februari
Werkelijke voorraad = normale voorraad = 10 000 stuks
Voorraad goederen
(10 000 × € 2)
Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
€ 100.000
€
9.000
€
1.000
––––––––
€ 110.000
€ 20.000
€ 20.000
1 juni
Werkelijke voorraad = 5 000 stuks
Voorraad goederen
(5 000 × € 1)
Speculatieverlies
(5 000 × € 1)
Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
€ 5.000
€ 5.000
1 oktober
Werkelijke voorraad = 15 000
Voorraad goederen
(15 000 × € 0,50)
Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Aan Ongerealiseerde speculatiewinst
€ 7.500
8 maart (verkoop 25 000 stuks)
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
€ 20.000
1 november (verkoop 6 000 stuks)
Ongerealiseerde speculatiewinst
Aan Gerealiseerd speculatiewinst
(eerst wordt de speculatieve voorraad verkocht,
dan de normale voorraad)
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
(5 000 × € 1 (van 1/6) + 1 000 × € 0,50 (van 1/10))
c
€ 9.000
€ 1.000
€ 5.000
€ 5.000
€ 5.000
€ 2.500
€ 20.000
€ 2.500
€ 2.500
€ 5.500
€ 5.500
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
Machine
Voorraad goederen
Debiteuren
Liquide middelen
88.000
103.500
90.000
23.500
305.000
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
Eigen vermogen 1/1
Herwaarderingsreserve:
• Gerealiseerd:
– Machine
– Voorraad goederen
• Ongerealiseerd:
– Machine
– Voorraad goederen
Lening
Nog te betalen kosten
Winst 2010
132.500
2.000
30.500
8.000
4.500
65.000
6.000
56.500
305.000
67
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Toelichting:
•
•
•
•
•
110 8
× = € 88.000
100 9
Voorraad goederen: 9 000 × € 11,50 = € 103.500
Debiteuren: 6 000 × € 15 = € 90.000
Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2010
Verkoop 8 maart
Inkopen
Betaalde kosten
Aflossing
Machine: € 90.000 ×
Saldo 31 december 2010
Lening: € 67.500 – € 2.500 = € 65.000
€ 30.000
€ 350.000
€ 310.000
€ 44.000
€ 2.500
––––––––
€ 23.500
+
–
–
–
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
25 000 × € 14 + 6 000 × € 15 =
25 000 × € 10 + 6 000 × € 11,50 =
Transactieresultaat
Afschrijving machine normaal
Overige bedrijfskosten
€ 440.000
€ 319.000
––––––––
€ 121.000
€ 11.000
€ 50.000
–––––––
€ 61.000
––––––––
Winst op basis van vervangingswaarde (zonder toepassing van de
normalevoorraadgedachte)
Correcties als gevolg van toepassing van de
normalevoorraadgedachte:
• Inhaalafschrijving
€ 1.000
• Speculatieresultaten (€ 5.000 verlies, € 2.500 winst)
€ 2.500
–––––––
Winst
d 1
2
€ 60.000
€
3.500 –
––––––––
€ 56.500
Nee, wettelijk is er geen verplichting om gerealiseerde waardestijgingen niet uit te keren.
Ja, de gehele herwaarderingsreserve is aan de onderneming gebonden om vervanging
mogelijk te maken (zie a4).
Vraagstuk 14.8 bv Soleil
a
Ten aanzien van de met eigen vermogen gefinancierde activa wordt de winst
substantialistisch berekend: de voorraadresultaten worden via de herwaarderingsreserve
buiten de winst gehouden.
Ten aanzien van de met vreemd vermogen gefinancierde activa wordt de winst nominalistisch
bepaald: de voorraadresultaten worden (na realisatie) tot de winst gerekend.
b Argumenten:
1 Door alle gerealiseerde waardestijgingen buiten de winst te houden neemt de verhouding
eigen/vreemd vermogen toe, hetgeen een indicatie is dat de uitkeerbare winst te laag is
voorgesteld. Door de gerealiseerde waardestijgingen, voor zover met vreemd vermogen
gefinancierd, tot de uitkeerbare winst te rekenen, blijft de oorspronkelijke verhouding
eigen/vreemd vermogen gehandhaafd.
2 De interest op een lening bevat een opslag voor inflatie. Indien – naast de interestlasten –
ook de waardestijging van de met vreemd vermogen gefinancierde activa ten laste van het
resultaat gebracht wordt, wordt de resultatenrekening in geval van één prijsstijging
tweemaal belast: door verhoging van de interestkosten en door verhoging van de
afschrijvingskosten. Door rekening te houden met de financiële structuur wordt deze
dubbeltelling voorkomen.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
68
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
c
1
2
Financieringsverhouding 1 januari 2001 (oprichtingsdatum):
Eigen vermogen
€ 200.000 = 40%
Vreemd vermogen
€ 300.000 = 60%
15
Bungalows
(€ 400.000 ×
× 30%)
€ 90.000
20
Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
€ 36.000
Aan Ongerealiseerde financieringswinst
€ 54.000
Afschrijving bungalows
€ 26.000
1
)
€ 26.000
Aan Bungalows
(€ 400.000 × 1,3 ×
20
1
van de waardestijging gerealiseerd:
15
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
€ 2.400
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
€ 2.400
Via afschrijvingen is in 2006
Ongerealiseerde financieringswinst
Aan Gerealiseerde financieringswinst
€ 3.600
€ 3.600
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
d
Terrein
Bungalows
RC Bank
100.000
260.000
360.000
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Herwaarderingsreserve:
• Gerealiseerd
• Ongerealiseerd
Ongerealiseerde
financieringswinst
8%-lening
720.000
200.000
148.000
12.000
24.000
36.000
300.000
720.000
Toelichting:
•
•
•
•
•
e
130 10
×
= € 260.000
100 20
RC Bank: 10 × (€ 100.000 – € 40.000 – € 24.000) = € 360.000
Herwaarderingsreserve:
– Gerealiseerd: 5 × € 2.400 = € 12.000 (2006 t/m 2010)
5
(of € 90.000 ×
× 40% = € 12.000)
15
10
× 40% = € 24.000
– Ongerealiseerd: € 90.000 ×
15
Ongerealiseerde financieringswinst:
10
× 60% = € 36.000
€ 90.000 ×
15
Winstreserve: sluitpost, zie ook vraag e
Bungalows: € 400.000 ×
Resultatenrekening 2001 tot en met 2005
Huuropbrengst
Afschrijvingen:
Interest
Overige kosten
€ 100.000
1
=
€ 400.000 ×
20
€ 20.000
€ 24.000
€ 40.000
–––––––
€ 84.000
––––––––
€ 16.000
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
69
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultatenrekening 2006 tot en met 2010
Huuropbrengst
Afschrijvingen
Interest
Overige kosten
€ 100.000
€ 26.000
€ 24.000
€ 40.000
–––––––
€ 90.000
––––––––
€ 10.000
€
3.600
––––––––
€ 13.600
Gerealiseerde financieringswinst
Totaal van de winsten over de jaren 2001 tot en met 2010:
5 × € 16.000 + 5 × € 13.600 = € 148.000
f
Nee, dit mag niet: de wet bepaalt dat waardevermeerderingen van een materieel vast actief in
de balans worden opgenomen in een herwaarderingsreserve (artikel 390.1): wettelijk bezien is
de ongerealiseerde financieringswinst onderdeel van de herwaarderingsreserve. Uit artikel
390.1 vloeit voort dat de ongerealiseerde financieringswinst een wettelijke reserve is en niet
voor uitkering in contanten in aanmerking komt.
g Boekwaarde op basis van vervangingswaarde
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Ongerealiseerde financieringswinst
€ 260.000
€ 24.000
€ 36.000
–––––––
Ongerealiseerde waardestijging
€ 60.000
––––––––
€ 200.000
Boekwaarde volgens historische kosten
Vraagstuk 14.10
Bezemer bv
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
a
Gebouw
Machines
Voorraad goederen
Liquide middelen
880.000
60.000
78.000
780.000
Aandelenkapitaal
Lening
Crediteuren
Winst 2010
1.798.000
816.000
624.000
66.000
292.000
1.798.000
Toelichting:
•
•
•
•
22
= € 880.000
25
Machines: € 120.000 – 3 × € 20.000 = € 60.000
Voorraad goederen:
IJzeren voorraad
10 000 stuks × € 10 =
Manco
2 000 stuks × € 11 =
Gebouw: € 1.000.000 ×
€ 100.000
€ 22.000 –
––––––––
€ 78.000
Crediteuren: € 286.000 – € 220.000 = € 66.000
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
70
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Waarde beginvoorraad
Inkopen
Waarde eindvoorraad
30 000 stuks × € 45 =
€ 1.350.000
€ 100.000
€ 286.000 +
€ 78.000 –
––––––––
€
308.000
––––––––––
€ 1.042.000
Transactieresultaat
Afschrijving gebouw
Afschrijving machines
Overige kosten
1
=
25
3 × € 20.000 =
€ 1.000.000 ×
€ 40.000
€ 60.000
€ 650.000
––––––––
€
750.000
––––––––––
€
292.000
Winst
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
b
Gebouw
Machines
Voorraad goederen
Liquide middelen
968.000
66.000
88.000
780.000
Aandelenkapitaal
Herwaarderingsreserve:
• Gebouw:
– ongerealiseerd
– gerealiseerd
• Machines:
– ongerealiseerd
– gerealiseerd
• Voorraad:
– ongerealiseerd
– gerealiseerd
Lening
Crediteuren
Ongerealiseerde
speculatiewinst
Winst 2010
1.902.000
816.000
88.000
12.000
6.000
6.000
2.000
8.000
624.000
66.000
2.000
272.000
1.902.000
Toelichting:
•
•
•
•
110
= € 968.000
100
110
= € 66.000
Machines: € 60.000 ×
100
Voorraad goederen: 8 000 × € 11 = € 88.000
Herwaarderingsreserve en ongerealiseerde speculatiewinst:
Ongerealiseerde financieringswinst
€ 3.600
– Gebouw
Journaalpost 2/1 (P ↑):
Gebouw
(€ 920.000 × 10%)
€ 92.000
Inhaalafschrijving
(€ 80.000 × 10%)
€ 8.000
Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
€ 92.000
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
€ 8.000
Gebouw: € 880.000 ×
Journaalpost realisatie via afschrijvingen:
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
1
× € 92.000)
(
23
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 4.000
€ 4.000
71
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
–
Machines
Journaalpost 1/7 (P ↑):
Machines
(€ 90.000 × 10%)
Inhaalafschrijving
(€ 33.000 – € 30.000)
Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
€ 9.000
€ 3.000
€ 9.000
€ 3.000
(Afschrijving 1e halfjaar 2010
Afschrijving 2e halfjaar 2010
€ 30.000
€ 33.000
–––––––
€ 63.000
€ 66.000
–––––––
€ 3.000)
Afschrijving 2010
Vermogensbehoefte investering 1/1 2011
Inhaalafschrijving
Journaalpost realisatie 2e halfjaar 2010:
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
1
( × € 9.000)
3
–
€ 3.000
€ 3.000
Voorraden
Journaalpost 1/7 (P ↑):
Voorraad goederen (8 000 × € 2)
Speculatieverlies
(2 000 × € 2)
Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
€ 16.000
€ 4.000
€ 16.000
€ 4.000
Journaalpost realisatie via verkopen 10/9:
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
€ 12.000
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve (6 000 × € 2)
€ 12.000
Journaalpost 1/12 (P ↓):
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Gerealiseerde herwaarderingsreserve
Aan Voorraad goederen
(2 000 × € 1)
Aan Ongerealiseerde speculatiewinst (8 000 × € 1)
€ 2.000
€ 8.000
€ 2.000
€ 8.000
Journaalpost realisatie speculatiewinst via inkopen 12/12:
Ongerealiseerde speculatiewinst
€ 6.000
Aan Gerealiseerde speculatiewinst
(6 000 × € 1)
€ 6.000
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
Transactieresultaat
Afschrijving gebouw (regulier)
Afschrijving machines (regulier)
Overige bedrijfskosten
24 000 × € 45 + 6 000 × € 45 =
24 000 × € 10 + 6 000 × € 12 =
€ 1.350.000
€
312.000
––––––––––
€ 1.038.000
€ 44.000
€ 63.000
€ 650.000
––––––––
€
757.000
––––––––––
Winst op basis van vervangingswaarde (zonder toepassing van de
normalevoorraadgedachte)
€
281.000
Correcties als gevolg van toepassing van de
normalevoorraadgedachte:
• Inhaalafschrijving gebouw
€
8.000
• Inhaalafschrijving machines
€
3.000
• Speculatieverlies 1/7
€
4.000
• Speculatiewinst 12/12
€
6.000 –
––––––––
€
9.000
––––––––––
Winst
€
272.000
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
72
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
c
1
2
Onder de voorwaarde dat de normale voorraad gelijk is aan de ijzeren voorraad (in casu
10 000 stuks).
Kostprijs verkopen op basis van vervangingswaarde
€ 312.000
Speculatieresultaten:
• Speculatieverlies 1/7
€ 4.000
• Speculatiewinst 12/12
€ 6.000 –
• Ongerealiseerde speculatiewinst 31/12
€ 2.000 –
––––––
€
4.000
––––––––
Kostprijs verkopen volgens ijzerenvoorraadstelsel
€ 308.000
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
73
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
15
Overige winstbepalingsstelsels
Vraagstuk 15.1 bv Profit
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
a
Terrein
Bedrijfspand
Voorraad P
Liquide middelen
82.500
151.200
384.000
380.000
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Ongerealiseerde
herwaardering
Crediteuren
Winst 2010
100.000
360.000
32.700
112.000
393.000
997.700
997.700
Toelichting:
•
•
•
•
110
= € 82.500
100
120 14
Bedrijfspand: € 135.000 ×
×
= € 151.200
100 15
Voorraad P: 32 000 × € 12 = € 384.000
Liquide middelen:
Saldo 31-12-2009
Crediteuren 31-12-2009
Inkopen 1e halfjaar
56 000 × € 10 =
5
Inkopen 2e halfjaar
56 000 × × € 12 =
6
Verkopen
100 000 × € 20 =
Lonen en overige bedrijfskosten
Terrein: € 75.000 ×
€ 90.000
€ 40.000 –
€ 560.000 –
€ 560.000 –
€ 2.000.000 +
€ 550.000 –
–––––––––
€ 380.000
Saldo 31 december 2010
•
Ongerealiseerde herwaardering:
– Terrein:
€ 75.000 × 10% =
–
€ 7.500
14
€ 135.000 × 20% ×
=
15
Bedrijfspand:
€ 25.200
–––––––
€ 32.700
•
Crediteuren: 56 000 ×
1
× € 12 = € 112.000
6
Resultatenrekening 2010
Opbrengst verkopen
100 000 × € 20 =
Kostprijs verkopen op basis van vervangingswaarde
50 000 × € 10 + 50 000 × € 12 =
Afschrijvingen op basis van vervangingswaarde
120 1
€ 135.000 ×
×
=
100 15
Lonen en overige bedrijfskosten
Vervangingswaardewinst
Gerealiseerde herwaardering:
• Voorraad P
26 000 × (€ 12 – € 10) =
1
• Bedrijfspand
€ 135.000 × 20% ×
=
15
€ 2.000.000
€ 1.100.000
–
€
10.800
–
€ 550.000
––––––––––
€
339.200
–
€
53.800
––––––––––
€
393.000
+
€ 52.000
€
1.800
–––––––
Winst
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
74
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
b
Terrein
Bedrijfspand
Voorraad P
Liquide middelen
82.500
151.200
384.000
380.000
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Crediteuren
Winst 2010
997.700
100.000
360.000
112.000
425.700
997.700
Resultatenrekening 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen op basis van vervangingswaarde
Afschrijvingen op basis van vervangingswaarde
Lonen en overige bedrijfskosten
Current operating profit
Holding gains:
• Voorraad P
26 000 × (€ 12 – € 10) =
• Bedrijfspand
€ 135.000 × 20% =
• Terrein
€ 75.000 × 10% =
€ 2.000.000
€ 1.100.000
€
10.800
€ 550.000
––––––––––
€
339.200
€ 52.000
€ 27.000
€ 7.500
–––––––
€
86.500
––––––––––
€
425.700
Business profit
c
–
–
–
+
Nee, het is – althans ten aanzien van de materiële activa – niet toegestaan wegens strijd met
het voorzichtigheids- en realisatieprincipe: ongerealiseerde waardestijgingen worden tot het
resultaat gerekend. Ook fiscaal is het niet toegestaan, de fiscale wetgever schrijft toepassing
van het historischekostenstelsel voor.
Vraagstuk 15.3 bv ‘Goeie Bak’
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
a
Terrein
Aanhangwagens
Liquide middelen
23.000
45.000
271.050
Aandelenkapitaal
Herwaarderingsreserve:
• Ongerealiseerd
• Gerealiseerd
Winstreserve
Banklening
Winst 2010
339.050
50.000
10.500
7.500
114.350
105.000
51.700
339.050
Toelichting:
•
•
•
115
= € 23.000
100
120 1
× = € 45.000
Aanhangwagens: € 150.000 ×
100 4
Liquide middelen:
Startkapitaal begin 2008
Aanschaf aanhangwagens
Aanschaf grasland
Verhuur aanhangwagens 3 × 15 × € 12.500 =
Verzekeringskosten e.d.
3 × € 80.000 =
Aflossing
3 × € 15.000 =
Interest
9% van (€ 150.000 + € 135.000 + € 120.000) =
Terrein: € 20.000 ×
Saldo 31 december 2010
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 200.000
€ 150.000
€ 20.000
€ 562.500
€ 240.000
€ 45.000
€ 36.450
––––––––
€ 271.050
–
–
+
–
–
–
75
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
•
Herwaarderingsreserve:
– Ongerealiseerd:
- Terrein
-
Aanhangwagens
15% van € 20.000 =
€ 3.000
2 1
20% van € 150.000 × × =
4 2
€ 7.500
–––––––
€ 10.500
–
Gerealiseerd:
-
•
Aanhangwagens
€ 7.500
Winst 2008
––––––––––
€ 187.500
€ 37.500
€ 80.000
€ 13.500
––––––––
€ 56.500
Winst 2009
––––––––––
€ 187.500
€ 37.500
€ 80.000
€ 12.150
––––––––
€ 57.850
Winstreserve:
Opbrengst verhuur aanhangwagens
Afschrijvingskosten
Verzekeringskosten e.d.
Interestkosten
•
2 1
× =
4 2
20% van € 150.000 ×
Totaal: € 114.350
Banklening: € 150.000 – (3 × € 15.000) = € 105.000
Resultatenrekening 2010
15 × € 12.500 =
120 1
Afschrijvingskosten
€ 150.000 ×
× =
100 4
Verzekeringskosten, lonen e.d.
Interest
€ 120.000 × 9% =
Opbrengst verhuur aanhangwagens
€ 187.500
€ 45.000
€ 80.000
€ 10.800
–––––––
€ 135.800
––––––––
€ 51.700
Winst
Resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1)
b
Koopkrachtcorrectie
eigen vermogen*
Winst 2010
13.148
56.552
Calculatorische
bedrijfswinst**
Gerealiseerde waardestijging
Ongerealiseerde
waardestijging
69.700
51.700
7.500
10.500
69.700
* 8% van (€ 50.000 + € 114.350) = € 13.148
** Gelijk aan de winst bij vraag a
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
Terrein
Aanhangwagens
Liquide middelen
23.000
45.000
271.050
339.050
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Koopkrachtcorrectie eigen
vermogen
Banklening
Winst 2010
50.000
114.350
13.148
105.000
56.552
339.050
76
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 15.4 bv Epko
Balans 31 december jaar 1 (bedragen × € 1)
Pand
Voorraad P
Liquide middelen
499.200
229.820
240.000
Aandelenkapitaal
Koopkrachtcorrectie eigen
vermogen
9%-Banklening
Winst jaar 1
969.020
400.000
16.000
500.000
53.020
969.020
Toelichting:
•
•
96 104
×
= € 499.200
100 100
104
=
Voorraad P: 30 000 × € 1,10 ×
100
104
170 000 × € 1,15 ×
=
104
Pand: € 500.000 ×
€ 34.320
€ 195.500
––––––––
€ 229.820
•
•
•
Liquide middelen:
Saldo 1 januari jaar 1
Verkopen
Inkopen
Interest
Aflossing
Bedrijfskosten
€ 324.000 + € 266.000 =
€ 385.000 + € 195.500 =
€ 550.000 × 9% =
12 × € 10.000 =
Saldo 31 december jaar 1
Koopkrachtcorrectie eigen vermogen: € 400.000 × 4% = € 16.000
9%-Banklening: € 550.000 – € 50.000 = € 500.000
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 450.000
€ 590.000
€ 580.500
€ 49.500
€ 50.000
€ 120.000
––––––––
€ 240.000
+
–
–
–
–
77
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultatenrekening jaar 1
Opbrengst verkopen
104
=
100
104
140 000 × € 1,90 ×
=
104
180 000 × € 1,80 ×
€ 336.960
€ 266.000
––––––––
€ 602.960
320 000 × € 1,10 ×
Kostprijs verkopen
104
=
100
€ 366.080
––––––––
€ 236.880
Transactieresultaat
Afschrijvingen
€ 500.000 × 4% ×
Interest
€ 49.500 ×
104
=
100
104
=
104
104
6 × € 10.000 ×
=
100
104
6 × € 10.000 ×
=
104
Bedrijfskosten
€ 20.800
€ 49.500
€ 62.400
€ 60.000
–––––––
€ 192.700
––––––––
€ 44.180
Brutowinst
Koopkrachtresultaat monetaire positie:
Stand monetaire positie per 1/1:
Liquide middelen
9%-Banklening
€ 450.000
€ 550.000 –
––––––––
€ 100.000 –
Mutaties monetaire positie 1/1-30/6:
Inkoop 1 maart
Verkoop 1 mei
Bedrijfskosten
€ 385.000
€ 324.000
€ 60.000
––––––––
€ 221.000
104
€ 221.000 × (
– 1) =
100
Koopkrachtwinst
–
+
–
–
€
8.840
––––––––
€ 53.020
Winst
Balans 31 december jaar 2 (bedragen × € 1)
Pand
Voorraad P
Liquide middelen
501.400
14.000
711.500
Aandelenkapitaal
Agio
Winstreserve
Koopkrachtcorrectie eigen
vermogen
9%-Banklening
Winst jaar 2
1.226.900
500.000
40.000
53.020
38.549
450.000
145.331
1.226.900
Toelichting:
•
•
92 109
×
= € 501.400
100 100
109
Voorraad P: 10 000 × € 1,40 ×
= € 14.000
109
Pand: € 500.000 ×
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
78
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
•
•
•
•
•
Liquide middelen:
Saldo 31 december jaar 1
Verkopen
€ 440.000 + € 420.000 =
Inkopen
€ 187.500 + € 126.000 =
Interest
€ 500.000 × 9% =
Aflossing
Bedrijfskosten
12 × € 10.000 =
Emissie
€ 100.000 × 140% =
€ 240.000
€ 860.000
€ 313.500
€ 45.000
€ 50.000
€ 120.000
€ 140.000
––––––––
€ 711.500
Saldo 31 december jaar 2
Aandelenkapitaal: € 400.000 + € 100.000 = € 500.000
Agio: € 100.000 × 40% = € 40.000
Koopkrachtcorrectie eigen vermogen:
Stand 31 december jaar 1
109
Toevoeging
€ 469.020 × (
– 1) =
104
+
–
–
–
–
+
€ 16.000
€ 22.549
––––––––
€ 38.549
Stand 31 december jaar 2
9%-Banklening: € 500.000 – € 50.000 = € 450.000
Resultatenrekening jaar 2
Opbrengst verkopen
109
=
104
109
=
210 000 × € 2 ×
109
220 000 × € 2 ×
€ 461.154
€ 420.000
––––––––
€ 881.154
Kostprijs verkopen
109
=
100
109
=
170 000 × € 1,15 ×
104
109
150 000 × € 1,25 ×
=
104
109
80 000 × € 1,40 ×
=
109
30 000 × € 1,10 ×
€ 35.970
€ 204.899
€ 196.514
€ 112.000
––––––––
€ 549.383
––––––––
€ 331.771
Transactieresultaat
Afschrijvingen
€ 500.000 × 4% ×
Interest
€ 45.000 ×
Bedrijfskosten
109
=
100
109
=
109
109
6 × € 10.000 ×
=
104
109
6 × € 10.000 ×
=
109
€ 21.800
€ 45.000
€ 62.885
€ 60.000
––––––––
Brutowinst
Koopkrachtresultaat monetaire positie:
Stand monetaire positie per 1/1:
Liquide middelen
9%-Banklening
Mutaties monetaire positie 1/1-30/6:
Inkoop 1 februari
Verkoop 1 april
Bedrijfskosten
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 189.685
––––––––
€ 142.086
€ 240.000
€ 500.000 –
––––––––
€ 260.000 –
€ 187.500
€ 440.000
€ 60.000
––––––––
€ 67.500
–
+
–
–
79
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Koopkrachtwinst
Winst
€ 67.500 × (
109
– 1) =
104
€
3.245
––––––––
€ 145.331
Opmerking:
De mutaties in de monetaire positie gedurende de tweede helft van de jaren 1 en 2 leiden niet tot
koopkrachtresultaten, omdat gedurende die perioden geen wijzigingen zijn opgetreden in het
algemeen prijspeil.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
80
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Deel 4
Concernvorming
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
81
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
16
Kapitaalbelangen
Vraagstuk 16.1 Steen nv
a
Aankoop per 1 januari 2010
Kapitaalbelang
Aan Liquide middelen
€ 2.000.000
Mutaties over 2010
Liquide middelen
Aan Resultaat uit kapitaalbelang
€
€ 2.000.000
€
b Aankoop per 1 januari 2010
Kapitaalbelang
Aan Liquide middelen
€ 2.000.000
€
€
100.000
500.000
€
€
Aankoop per 1 januari 2010
Kapitaalbelang
Aan Liquide middelen
€ 2.000.000
Mutaties over 2010
Liquide middelen
Kapitaalbelang
Aan Resultaat uit kapitaalbelang
€
€
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Stille reserve pand
Mutaties over 2010
Liquide middelen
Kapitaalbelang*
Aan Resultaat uit kapitaalbelang
*
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Winst 2010
Stand 31 december 2010
Stand 1 januari 2010
Afschrijving goodwill
Aan Goodwill
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
100.000
500.000
€ 2.000.000
100.000
500.000
€
d Aankoop per 1 januari 2010
Goodwill
Kapitaalbelang*
Aan Liquide middelen
*
100.000
€ 2.000.000
Mutaties over 2010
Liquide middelen
Kapitaalbelang
Aan Resultaat uit kapitaalbelang
Aan Herwaarderingsreserve
c
100.000
600.000
€ 500.000
€ 1.500.000
€ 2.000.000
€
500.000
€
800.000
€
200.000
––––––––––
€ 1.500.000
€
€
100.000
180.000
€
280.000
€
500.000
€
900.000 (€ 700.000 + € 200.000)
€
280.000 (€ 300.000 – € 20.000)
––––––––––
€ 1.680.000
€ 1.500.000
––––––––––
€
180.000
€
25.000 (
€ 500.000
)
20
€
25.000
82
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
e
Aankoop per 1 januari 2010
Kapitaalbelang
Aan Liquide middelen
€ 2.000.000
Mutaties over 2010
Liquide middelen
Kapitaalbelang*
Aan Resultaat uit kapitaalbelang
€
€
*
€ 2.000.000
100.000
155.000
€
255.000
€ 180.000 – € 25.000 = € 155.000
Vraagstuk 16.2 Kapitaalbelangen
a
1
2
Een kapitaalbelang wordt volgens de IASB als een associate aangemerkt als met het
gehouden belang invloed van betekenis op het financiële en operationele beleid kan
worden uitgeoefend (IAS 28.2).
Dit wordt vermoed bij een bezit van minimaal 20% van de stemrechten (IAS 28.6).
b De IASB kwalificeert een kapitaalbelang als een subsidiary als met het gehouden belang
beslissende zeggenschap op het financiële en operationele beleid uitgeoefend kan worden
(IAS 27.4 en 28.2).
c
1
2
3
d 1
2
3
A heeft voor 51% zeggenschap in B: er is sprake van een subsidiary (meer dan 50%).
B heeft voor 18% zeggenschap in C: er is noch sprake van een vermoede associate
(minder dan 20%), noch van een subsidiary (niet meer dan 50%).
A heeft voor 48% zeggenschap in C (30% direct en 18% via subsidiary B): er is sprake van
een vermoede associate (meer dan 20%, maar niet meer dan 50%).
Onveranderd, in casu niet relevant voor de beoordeling.
Ingekochte eigen aandelen moeten voor de berekening buiten beschouwing blijven, omdat
100
= 22,5%
daarmee geen stemrechten kunnen worden uitgeoefend. B heeft nu 18% ×
80
zeggenschap in C: er is sprake van een vermoede associate.
100
= 60%: C is nu een subsidiary van A.
De zeggenschap van A in C is 48% ×
80
Vraagstuk 16.3 bv Z
Z is geen dochtermaatschappij van E en van H: zowel E als H kunnen noch meer dan de helft van
de stemrechten in de Algemene vergadering van Aandeelhouders uitoefenen, noch meer dan de
helft van de bestuurders benoemen.
Z is wel een dochtermaatschappij van K: K heeft weliswaar niet de meerderheid van de
stemrechten in de algemene vergadering van aandeelhouders, maar kan wel meer dan de helft
van de bestuurders benoemen (5 van de 9).
Vraagstuk 16.4 nv Pewi
a
Omdat B 20% eigen aandelen heeft ingekocht, kan slechts op 80% van het geplaatste
100
aandelenkapitaal van B stem worden uitgebracht. A bezit 45% ×
= 56,25% van de
80
stemrechten van B, dit is meer dan 50%: B is een dochtermaatschappij van A.
b B is een dochtermaatschappij van A en heeft 25% van het geplaatste aandelenkapitaal van A
ingekocht, zodat slechts op 75% van het geplaatste aandelenkapitaal van A stem kan worden
100
uitgebracht. Pewi bezit 45% ×
= 60% van de stemrechten van A: A is een
75
dochtermaatschappij van Pewi.
c B is volledig aansprakelijk vennoot in vof C: C is een dochtermaatschappij van B. Omdat B
een dochtermaatschappij van A en A een dochtermaatschappij van Pewi is, is C eveneens
een dochtermaatschappij van zowel A als van Pewi.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
83
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
d Via D/E/F: 60% × 60% × 10% =
Via D/G/F: 60% × 20% × 90% =
Via G/F: 30% × 90% =
e
3,6%
10,8%
27,0%
–––––
41,4%
Er is sprake van een wettelijk vermoeden van een deelneming indien de rechtspersoon al dan
niet tezamen met één of meer dochtermaatschappijen ten minste 20% van het geplaatste
kapitaal verschaft (artikel 24c.1).
Pewi heeft alleen een middellijk belang via dochtermaatschappij E van 10% (Pewi heeft via
dochtermaatschappij D 60% zeggenschap in E, zodat E een dochtermaatschappij is van
Pewi.): er bestaat geen wettelijk vermoeden van een deelneming van Pewi in F.
Vraagstuk 16.5 nv A
a
A bezit 40% van de stemrechten in de Algemene vergadering van Aandeelhouders van B. In
geval van een bezit van 20% of meer van de stemrechten vermoedt de wet invloed van
betekenis op het zakelijke en financiële beleid (artikel 389.1). Deelnemingen waarin invloed
van betekenis wordt uitgeoefend, dienen te worden gewaardeerd op nettovermogenswaarde
(artikel 389.1): A waardeert het belang in B conform de wettelijke bepalingen.
b Balans:
• Goodwill
Aankoopbedrag
Nettovermogenswaarde 1-1-2010
•
•
•
€ 2.000.000 × 40% =
Boekwaarde 31-12-2010: € 200.000 × 80% = € 160.000
Deelneming
Aankoop 1 januari 2010
Resultaat uit deelneming
€ 300.000 × 40% =
Dividend
€ 160.000 × 40% =
€ 1.000.000
€
800.000
––––––––––
€
200.000
€ 800.000
€ 120.000 +
€ 64.000 –
–––––––––
€ 856.000
Liquide middelen (dividend): € 64.000
Wettelijke reserve deelneming
€ 120.000 – € 64.000 = € 56.000
Resultatenrekening:
• Afschrijving goodwill: € 200.000 × 20% = € 40.000
• Resultaat uit deelneming: € 120.000
c
Ja, op grond van artikel 389.9 mag worden afgeweken van verwerking volgens de
vermogensmutatiemethode indien daar een gegronde reden voor is. De internationale
verstrengeling van de groep is voor A een gegronde reden B te waarderen op historische
kosten. Overigens moet de reden van de afwijkende waarderingsgrondslag in de toelichting
worden vermeld.
d Balans:
• Deelneming: € 1.000.000
• Liquide middelen (dividend): € 64.000
Resultatenrekening:
• Resultaat uit deelneming: € 64.000
e
Bezwaren zijn:
• Een stijging van de werkelijke waarde van het kapitaalbelang komt in de boekwaarde van
het kapitaalbelang niet tot uiting, waardoor er na verloop van tijd een grote stille reserve in
deze post kan schuilen.
• De op moment van overname betaalde goodwill blijft in principe permanent geactiveerd in
de balanspost Kapitaalbelang. Alleen als de onderneming waaraan kapitaal wordt
verschaft niet alle winsten uitkeert (zoals in dit vraagstuk in 2010 het geval is), zal de
nettovermogenswaarde van het kapitaalbelang de aanschafprijs benaderen en uiteindelijk
mogelijk overschrijden; in dat geval wordt de goodwill van de balans ‘verdreven’.
• Als de houder een zodanig groot aandelenpakket in zijn bezit heeft dat hij invloed op het
dividendbeleid kan uitoefenen, bestaat het gevaar dat er aan winststuring gedaan wordt: in
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
84
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
jaren dat de winst uit eigen bedrijfsactiviteiten van de houder tegenvalt, kan deze zich een
extra groot dividend laten uitkeren, terwijl in goede jaren wordt afgezien van
dividenduitkering. Schommelingen in het totale resultaat van de houder worden dan
kunstmatig afgezwakt.
Vraagstuk 16.6 nv Koop
a
Koopprijs
Zichtbaar eigen vermogen per 1-1-2010:
€ 100.000 + € 100.000 + € 134.000 + € 40.000 =
Hogere waarde machines
Hogere voorziening incourante voorraden
€ 500.000
€ 374.000
€ 50.000 +
€ 5.000 –
––––––––
Nettovermogenswaarde per 1-1-2010
€ 419.000
––––––––
€ 81.000
Betaalde goodwill
b Deelneming nv Goed
Goodwill nv Goed
Aan Liquide middelen
c
€ 419.000
€ 81.000
Stand Deelneming nv Goed per 1 januari 2010
Dividend 2009
Resultaat uit deelneming*
€ 500.000
Stand Deelneming nv Goed per 31 december 2010
€ 419.000
€ 22.000 –
€ 43.000 +
––––––––
€ 440.000
*
€ 48.000
Winst Goed
Aanpassingen:
•
•
€ 50.000
=
5
Vrijval voorziening incourante voorraden
Hogere afschrijving machines
Resultaat uit deelneming Goed
d Stand Deelneming nv Goed op de balans van Koop
per 31 december 2010
Aanpassing boekwaarde machines aan de fair value zoals
vastgesteld per 1-1-2010
€ 50.000 × 80% =
Zichtbaar eigen vermogen Goed per 31-12-2010
€ 100.000 + € 100.000 + € 152.000 + € 48.000 =
€ 10.000
–
€ 5.000 +
––––––––
€ 43.000
€ 440.000
€ 40.000 –
––––––––
€ 400.000
Goodwill nv Koop: 4
e
× € 81.000 = € 64.800
5
De post Wettelijke reserve deelneming nv Goed komt op de balans van Koop niet voor:
middels het aandelenpakket heeft Koop de volledige zeggenschap in Goed en kan daarmee
zonder beperking uitkering van de winst bewerkstelligen.
f
Waardering op het zichtbaar eigen vermogen (RJ 214.310/311).
g Stand Deelneming nv Goed per 1 januari 2010
Resultaat uit deelneming
Dividend
Stand Deelneming nv Goed per 31 december 2010
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 374.000
€ 48.000 +
€ 22.000 –
––––––––
€ 400.000
85
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 16.9 bv Heavy Metal
a Balans per 1 januari 2010, na verwerving kapitaalbelangen (bedragen × € 1.000)
Immateriële vaste activa
Goodwill
400
Materiële vaste activa
20.000
Financiële vaste activa:
Deelneming A
1.600
Deelneming B
1.100
Deelneming D
4.200
–––––
6.900
Vlottende activa:
Voorraad
2.000
Effecten C
750
Liquide middelen
4.250
–––––
7.000
––––––
34.300
Eigen vermogen:
Aandelenkapitaal
Algemene reserve
Winst 2010
Lang vreemd vermogen
Overlopende passiva
5.000
18.000
100
––––––
23.100
11.000
200
––––––
34.300
Toelichting:
• Onderneming A is een deelneming waarin waarschijnlijk invloed van betekenis wordt
uitgeoefend. Gewaardeerd wordt op nettovermogenswaarde (artikel 389.1); de betaalde
goodwill ad € 400.000 wordt geactiveerd (RJ 216.218).
• Onderneming B is een deelneming waarin waarschijnlijk geen invloed van betekenis wordt
uitgeoefend. Gewaardeerd wordt op de historische kostprijs ad € 1.100.000 (artikel 384.1).
• Onderneming C is een belegging omdat het doel van de kapitaaldeelname gelegen is in
het realiseren van koerswinst en niet in het duurzaam dienen van de eigen
bedrijfsuitoefening. Deze wordt gerubriceerd onder de vlottende activa en gewaardeerd op
beurswaarde, dit is de aankoopprijs ad € 750.000 (RJ 226.203).
• Onderneming D is een deelneming waarin waarschijnlijk invloed van betekenis wordt
uitgeoefend. Gewaardeerd wordt op nettovermogenswaarde (artikel 389.1); van de
negatieve goodwill ad € 300.000 wordt € 100.000 direct ten gunste van het resultaat
gebracht en € 200.000 als overlooppost gepassiveerd (RJ 216.235).
• Liquide middelen: € 12.000.000 – € 7.750.000 (totaal aankoopprijs belangen) =
€ 4.250.000.
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
b
Immateriële vaste activa:
Goodwill
380
Materiële vaste activa
15.000
Financiële vaste activa:
Deelneming A
1.880
Deelneming B
1.100
Deelneming D
4.320
–––––
7.300
Vlottende activa:
Voorraad
2.000
Effecten C
800
Liquide middelen
14.250
––––––
17.050
––––––
39.730
Eigen vermogen:
Aandelenkapitaal
Wettelijke reserves
deelnemingen
Algemene reserve
Winst 2010 (saldopost)
Lang vreemd vermogen
Overlopende passiva
5.000
280
17.720
5.550
––––––
28.550
11.000
180
––––––
39.730
Toelichting:
•
•
19
= € 380.000
20
Hierbij is uitgegaan van de door de RJ vastgestelde maximale afschrijvingstermijn (RJ
216.221).
Materiële vaste activa: € 20.000.000 × 75% = € 15.000.000
Goodwill: € 400.000 ×
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
86
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
•
Financiële vaste activa:
– Deelneming A:
Stand 1 januari 2010
Resultaat
–
•
•
€ 1.600.000
€ 280.000 +
––––––––––
€ 1.880.000
€ 800.000 × 35% =
Stand 31 december 2010
Deelneming D:
Stand 1 januari 2010
Resultaat
€ 200.000 × 60% =
€ 4.200.000
€ 120.000 +
––––––––––
€ 4.320.000
Stand 31 december 2010
Effecten C: 0,1% van € 800.000.000 = € 800.000
Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2010
Ontvangsten
Uitgaven
€ 4.250.000
€ 70.000.000 +
€ 60.000.000 –
–––––––––––
€ 14.250.000
Saldo 31 december 2010
•
•
•
Wettelijke reserve deelnemingen:
Uitkering van de ingehouden winst van deelneming A is door Heavy Metal niet te
bewerkstelligen omdat het een minderheidsdeelneming betreft: ter grootte van de winst ad
€ 280.000 wordt ten laste van de algemene reserve een wettelijke reserve gevormd.
Deelneming D betreft een meerderheidsdeelneming: vorming van een wettelijke reserve
voor de ingehouden winsten is niet aan de orde, ervan uitgaande dat winstuitkering zonder
beperking kan worden bewerkstelligd.
Algemene reserve: € 18.000.000 – € 280.000 = € 17.720.000
Overlopende passiva: € 200.000 × 9/10 = € 180.000
Resultatenrekening over 2010
Omzet
Lonen, interest en materieel
Afschrijvingen
Winst uit eigen activiteiten
Resultaat uit A
Afschrijving goodwill A
Resultaat uit C
Resultaat uit D
(Vrijval) negatieve goodwill D
€ 20.000.000 × 25% =
€ 800.000 × 35% =
1
=
€ 400.000 ×
20
€ 800.000 – € 750.000 =
€ 200.000 × 60% =
1
€ 100.000 +
× € 200.000 =
10
€ 70.000.000
€ 60.000.000 –
€ 5.000.000 –
–––––––––––
€ 5.000.000
€
280.000 +
€
20.000 –
€
€
50.000 +
120.000 +
€
120.000 +
–––––––––––
€ 5.550.000
c
Balans begin januari 2011 (bedragen × € 1.000)
Immateriële vaste activa:
Goodwill
380
Materiële vaste activa
15.000
Financiële vaste activa:
Deelneming A
1.796
Deelneming B
1.100
Deelneming D
4.290
–––––
7.186
Vlottende activa:
Voorraad
2.000
Effecten C
780
Liquide middelen
12.428
––––––
15.208
––––––
37.774
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
Eigen vermogen:
Aandelenkapitaal
Wettelijke reserves
deelnemingen
Algemene reserve
Winst 2011
Lang vreemd vermogen
Overlopende passiva
5.000
196
21.354
44
––––––
26.594
11.000
180
––––––
37.774
87
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Toelichting:
• Financiële vaste activa:
– Deelneming A:
Stand 31 december 2010
Dividend
–
•
•
•
•
•
Stand begin januari 2011
Deelneming D:
Stand 31 december 2010
Dividend
€ 240.000 × 35% =
€ 50.000 × 60% =
Stand begin januari 2011
Effecten C: € 800.000 – 0,1% × € 20.000.000 = € 780.000
Liquide middelen:
Saldo 31 december 2010
Ontvangen dividend:
– A:
– B: (8% × € 550.000)
– C:
– D:
Betaald dividend
Saldo begin januari 2011
Wettelijke reserve deelnemingen:
€ 280.000 – € 84.000 = € 196.000
Algemene reserve:
Stand 31 december 2010
Vrijval wettelijke reserve
Gereserveerde winst 2010
€ 1.880.000
€
84.000 –
––––––––––
€ 1.796.000
€ 4.320.000
€
30.000 –
––––––––––
€ 4.290.000
€ 14.250.000
€
84.000 +
€
44.000 +
€
20.000 +
€
30.000 +
€ 2.000.000 –
–––––––––––
€ 12.428.000
€ 17.720.000
€
84.000 +
€ 3.550.000 +
–––––––––––
€ 21.354.000
Winst 2011: Dit betreft het dividend van B.
d Balans begin januari 2011, na verkoop kapitaalbelangen (bedragen × € 1.000)
Materiële vaste activa
15.000
Vlottende activa:
Voorraad
2.000
Liquide middelen
20.558
––––––
22.558
––––––
37.558
Eigen vermogen:
Aandelenkapitaal
Algemene reserve
Winst 2011
Lang vreemd vermogen
Toelichting:
• Liquide middelen:
Saldo begin 2011
Ontvangsten uit verkoop kapitaalbelangen
•
•
Algemene reserve:
Stand begin 2011
Vrijval wettelijke reserve ingehouden winsten deelnemingen
Winst 2011:
Dividend B
Winst bij verkoop van:
– A
€ 2.200.000 – € 1.796.000 – € 380.000 =
– B
€ 1.150.000 – € 1.100.000 =
– C
€ 780.000 – € 780.000 =
– D
€ 4.000.000 – € 4.290.000 + € 180.000 =
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
5.000
21.550
8
––––––
26.558
11.000
––––––
37.558
€ 12.428.000
€ 8.130.000 +
–––––––––––
€ 20.558.000
€ 21.354.000
€
196.000 +
–––––––––––
€ 21.550.000
€ 44.000
€ 24.000
€ 50.000
€
0
€ 110.000 –
––––––––
€
8.000
88
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
17
Consolidatie
Vraagstuk 17.1 AC-concern
De IASB schrijft voor dat moedermaatschappijen een geconsolideerde jaarrekening moeten
opnemen, waarbij al hun subsidiaries in de consolidatie worden betrokken (IAS 27.9).
Subsidiaries zijn kapitaalbelangen waarin beslissende zeggenschap op het financiële en
operationele beleid uitgeoefend kan worden. Beslissende zeggenschap vloeit normaliter voort uit
het houden van meer dan de helft van de gewone aandelen, maar kan ook worden uitgeoefend
door het houden van prioriteitsaandelen, waardoor de meerderheid van de directieleden benoemd
c.q. ontslagen kan worden.
Dit betekent dat A moet consolideren en in de consolidatie zichzelf, B, C, B1, B2 en C1 moet
betrekken.
Daarnaast hebben in beginsel de subholdings B en C eveneens consolidatieplicht en moeten in
hun geconsolideerde jaarrekening – naast zichzelf – B1 en B2 respectievelijk C1 consolideren.
Subholdings (B en C) hebben echter een vrijstelling van de consolidatieplicht, indien wordt
voldaan aan de volgende twee voorwaarden (IAS 27.10):
1 De betreffende subholding mag niet aan een effectenbeurs genoteerd zijn.
2 De geconsolideerde jaarrekening van het grotere geheel waarin de subgroep is opgenomen
(in dit vraagstuk de geconsolideerde jaarrekening van A) moet zijn opgesteld overeenkomstig
de standards van de IASB.
Vraagstuk 17.2 UniSchelp
a
De consolidatieplicht rust op:
• rechtspersonen die, alleen of samen met andere rechtspersonen, aan het hoofd van hun
groep staan (artikel 406.1).
• rechtspersonen die niet aan het hoofd van een groep staan, maar die in die groep één of
meer dochtermaatschappijen hebben of andere rechtspersonen waarop hij een
overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover hij de centrale leiding heeft
(artikel 406.2).
H staat aan het hoofd van de UniSchelp-groep en is op grond van artikel 406.1
consolidatieplichtig.
Aan het hoofd van een groepsdeel staan volgens artikel 406.2, en dus consolidatieplichtig zijn:
SH1 en SH3. Zij hebben alle één of meer dochtermaatschappijen in hun groepsdeel.
b In de consolidatie moeten in beginsel worden betrokken (artikel 406): de rechtspersoon zelf,
de dochtermaatschappijen die tot de groep c.q. het groepsdeel behoren, andere
groepsmaatschappijen en andere rechtspersonen waarop hij een overheersende
zeggenschap kan uitoefenen of waarover hij de centrale leiding heeft:
• H moet zichzelf en alle rechtspersonen en vennootschappen die onder hem liggen met
uitzondering van BUI consolideren.
• SH1: SH1, W1, W2 en W3
• SH3: SH3, W4, W5 en W6
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
89
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
c
De volgende vrijstellingen van consolidatie kunnen worden toegepast, zij het onder
voorwaarden:
• SH1, SH3: deze sub- of tussenholdings kunnen gebruikmaken van een vrijstelling van
consolidatie van hun groepsdeel, indien voldaan is aan de voorwaarden neergelegd in
artikel 408.
• SH2: H is niet verplicht om de financiële gegevens van SH2 in de consolidatie te betrekken
vanwege de bedoeling om het belang in SH2 in het kader van een reorganisatie over te
dragen aan derden (artikel 407.1c).
• W1: H en SH1 zijn niet verplicht om de financiële gegevens van W1 in de consolidatie te
betrekken omdat de nodige gegevens slechts met grote vertraging te verkrijgen zijn (artikel
407.1b).
d Ja, indien wordt voldaan aan de in artikel 408 gestelde voorwaarden kan consolidatie
achterwege blijven. Het feit dat de moedermaatschappij in Canada is gevestigd, is niet
bepalend. Relevant is in dit kader de voorwaarde (artikel 408.1c) dat de geconsolideerde
jaarrekening en het jaarverslag van de Canadese moedermaatschappij zijn opgesteld
overeenkomstig de voorschriften van de 7e EG-richtlijn inzake het vennootschapsrecht of,
indien deze voorschriften (zoals in dit geval) niet behoeven te worden gevolgd, op
gelijkwaardige wijze.
Vraagstuk 17.3 Tegel bv
a
1
2
3
4
5
Het belang in A betreft een belegging (er wordt niet voldaan aan de criteria voor een
deelneming) met een duurzaam karakter; de aandelen worden derhalve gerubriceerd
onder de financiële vaste activa ‘overige effecten’ (artikel 367e): als waarderingsgrondslag
komen in aanmerking de verkrijgingsprijs en de actuele waarde (artikel 384.1).
Bij het belang in B is sprake van een belegging die niet duurzaam is bedoeld; deze wordt
gerubriceerd onder de vlottende activa ‘effecten’ (artikel 364.3): gewaardeerd dient
eveneens te worden tegen verkrijgingsprijs of actuele waarde (artikel 384.1).
C is een deelneming (er wordt voldaan aan de vereisten: voor eigen rekening, duurzaam
bedoeld en ten dienste van de eigen werkzaamheid); omdat Tegel 60% van de
stemrechten heeft, mag tevens worden aangenomen dat C is aan te merken als een
groepsmaatschappij (Tegel heeft immers beslissende zeggenschap in C): rubricering dient
plaats te vinden onder de financiële vaste activa ‘aandelen, certificaten van aandelen en
andere vormen van deelneming in groepsmaatschappijen’ (artikel 367a).
Omdat Tegel waarschijnlijk invloed van betekenis op het zakelijke en financiële beleid van
C uitoefent (wettelijk vermoeden bij 20% of meer van de stemrechten), dient gewaardeerd
te worden op nettovermogenswaarde (artikel 389.1).
Wettelijk is het belang in D te kwalificeren als een deelneming (artikel 24c.2). Gezien de
relatieve omvang van het belang heeft Tegel geen beslissende zeggenschap in D en is D
daarom niet aan te merken als groepsmaatschappij: rubricering dient plaats te vinden
onder de financiële vaste activa ‘andere deelnemingen’ (artikel 367b).
Omdat Tegel waarschijnlijk geen invloed van betekenis op het zakelijke en financiële
beleid van D uitoefent dient gewaardeerd te worden op verkrijgingsprijs of op actuele
waarde (artikel 384.1).
Omdat het belang in E niet voldoet aan de criteria van een deelneming, is er sprake van
een belegging. De rubricering en waardering zijn gelijk aan die van de aandelen van nv B,
genoemd bij punt 2.
b In de consolidatie moeten op grond van de artikelen 406.1 en 406.2 – naast Tegel zelf – in
beginsel de onder de vennootschap vallende groepsmaatschappijen worden betrokken.
Tegel kan – door een meerderheid van de stemrechten – beslissende zeggenschap
uitoefenen in bv C en nv E, dit zijn derhalve groepsmaatschappijen. Op grond van artikel
407.1c geldt de verplichting tot consolidatie van E echter niet omdat deze slechts wordt
gehouden om het te vervreemden.
Dit betekent dat alleen C in de consolidatie moet worden betrokken, dat wil zeggen dat de
activa en passiva van C afzonderlijk in de geconsolideerde balans van Tegel worden
opgenomen, en dat A, B, D en E op dezelfde wijze in de geconsolideerde balans worden
opgenomen als in de enkelvoudige balans van Tegel.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
90
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 17.4 Hertog
a
Goodwill
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Aan Kapitaalbelang Jan
€ 2.000.000
€ 1.000.000
€ 3.000.000
Schulden
Aan Vordering Jan
€
Winst 2010
Aan Voorraden
€
€ 6.000.000
750.000
€
50.000
750.000
(12,5% van € 400.000)
€
50.000
Geconsolideerde balans per 31 december 2010 Hertog-Jan Groep (bedr. × € 1)
Goodwill
Gebouwen
Voorraden
Liquide middelen
2.000.000
24.500.000
6.750.000
5.450.000
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Winst 2010
Schulden
6.000.000
11.000.000
3.400.000
18.300.000
38.700.000
b Omzet
Aan Kostprijs verkopen
Aan Nettowinst
Omzet
Aan Kostprijs verkopen
38.700.000
€
400.000
€
€
350.000 (87,5%)
50.000 (12,5%)
€ 1.800.000
€ 1.800.000
Geconsolideerde resultatenrekening Hertog-Jan Groep over 2010 (bedr. × € 1)
Omzet
Kostprijs verkopen
Loonkosten
Afschrijvingskosten
Overige kosten
44.800.000
22.700.000
10.200.000
2.500.000
6.000.000
41.400.000
Nettowinst
3.400.000
Vraagstuk 17.5 Veló-groep
Opmerking vooraf: In de enkelvoudige jaarrekening van Frame is de intercompany-winst conform
RJ 260 (zie paragraaf 16.2 van het theorieboek) geëlimineerd.
a
Eliminatieposten in de vorm van journaalposten:
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Winst 2010
Aan Kapitaalbelang Bidon
€ 200.000
€ 5.700.000
€ 133.600
Winst 2010
€
Aan Voorraden
Langlopende schulden
Aan 7%-lening Bidon
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 6.033.600
446.400
25
× € 2.232.000)
(
125
€
446.400
€ 5.000.000
€ 5.000.000
91
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Geconsolideerde balans Vélo-groep per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
Materiële vaste activa
Voorraden
Liquide middelen
27.699
3.129,6
1.406
–––––––
32.234,6
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Langlopende schulden
Kortlopende schulden
Winst 2010
b Eliminatieposten in de vorm van journaalposten:
Winst kapitaalbelang Bidon
Aan Winst
Omzet
€
1.000
18.782
8.000
2.890
1.562,6
–––––––
32.234,6
133.600
€
133.600
€ 2.232.000
100
× € 2.232.000)
Aan Kostprijs van de omzet (
125
Aan Winst
€ 1.785.600
€
Omzet
Aan Kostprijs van de omzet
€ 25.401.000
Financiële baten
Aan Financiële lasten
€
446.400
€ 25.401.000
350.000
€
350.000
Geconsolideerde resultatenrekening Bidon over 2010 (bedragen × € 1.000)
Omzet
Kostprijs van de omzet
99.751
66.643,4
––––––––
33.107,6
Verkoopkosten
Algemene beheerskosten
10.809
20.096
––––––
30.905
––––––––
2.202,6
640
––––––––
1.562,6
Financiële lasten
Winst
Vraagstuk 17.6 bv Noord
Geconsolideerde balans Noord-Zuid Groep per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
Goodwill
Vrachtauto
Voorraden
Liquide middelen
17.100
40.000
310.000
270.000
637.100
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
Eigen vermogen 1/1
Belang derden
Winst 2010(saldopost)
490.000
153.600
– 6.500
637.100
92
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Toelichting:
• Goodwill: 19/20 × (€ 150.000 – € 132.000 (60% x € 220.000)) = € 17.100
• Vrachtauto: 4/5 × € 50.000 = € 40.000
• Voorraden:
Noord:
Ingekocht van Zuid: 100/125 × € 200.000 = € 160.000
Ingekocht bij derden
€ 100.000
–––––––––
€ 260.000
Zuid
€ 50.000
–––––––––
€ 310.000
• Liquide middelen:
Noord:
Saldo 31 december 2009
€ 210.000
Aankoop aandelen Zuid
€ 150.000 –
Dividend Zuid
€
6.000 +
Verkoopopbrengst vrachtauto
€
70.000 +
Omzet
€ 9.000.000 +
Inkopen bij Zuid
€ 1.000.000 –
Inkopen bij derden
€ 6.500.000 –
Bedrijfskosten
€ 1.500.000 –
––––––––––
€
136.000
Zuid:
•
•
Saldo 31 december 2009
Winstuitkering
Aankoop vrachtauto
Omzet
Inkopen
Bedrijfskosten
€ 100.000
€
10.000
€
70.000
€ 4.000.000
€ 3.000.000
€ 886.000
––––––––––
–
–
+
–
–
€ 134.000
–––––––––––
Saldo 31 december 2010
€ 270.000
Eigen vermogen 1/1: Gelijk aan het eigen vermogen van Noord per
31 december 2009
Belang derden: 40% × (€ 40.000 + € 250.000 + € 134.000) =
€ 169.600
Ongerealiseerde intercompany-winst eindvoorraad:
40% × € 40.000 (25/125 × € 200.000) =
€ 16.000 –
–––––––––
€ 153.600
Vraagstuk 17.7 nv M
a
Verkrijgingsprijs
Nettovermogenswaarde eind 2009:
• Aandelenkapitaal
• Winstreserve
• Winst 2009
Betaalde goodwill
€ 475.000
€ 250.000
€ 200.000
€ 50.000
––––––––
€ 500.000 × 80% =
€ 400.000
––––––––
€ 75.000
b Stand per 1 januari 2010
€ 400.000
25
Resultaat uit kapitaalbelang N 80% × € 100.000 –
× € 150.000 = € 50.000 +
125
Herwaardering activa
80% × € 10.000 =
€ 8.000 +
––––––––
Stand per 31 december 2010
€ 458.000
c
Balans:
• Goodwill
• Kapitaalbelang N
• Herwaarderingsreserve
• Winst
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
↓ € 15.000 (€ 75.000 × 20%)
↑ € 58.000
↑ € 8.000
↑ € 35.000 (€ 50.000 – € 15.000)
93
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultatenrekening:
• Resultaat uit kapitaalbelang
• Afschrijving goodwill
d 1
€ 50.000 winst
€ 15.000
Aandelenkapitaal
Herwaarderingsreserve
Winstreserve
Winst boekjaar
Aan Kapitaalbelang N
Aan Belang derden
Winst boekjaar
€ 250.000
€ 10.000
€ 250.000
€ 70.000 (€ 100.000 – € 30.000)
€ 458.000
€ 122.000 (20%)
(
25
× € 150.000) €
125
30.000
Aan Voorraden
2
Resultaat kapitaalbelang N
Winstaandeel derden
Aan Nettowinst
€
€
Omzet
Aan Nettowinst
Omzet
Aan Kostprijs van de omzet
1
2
100
)
(
125
25
)
(
125
70.000
€
120.000
€
30.000
€ 1.850.000
€ 1.850.000
bv Publica
Er is sprake van: voor eigen rekening, duurzaam bedoeld en ten dienste van de eigen
activiteiten → deelneming.
Het wettelijk vermoeden van invloed van betekenis op het zakelijke en financiële beleid
ontbreekt → verkrijgingsprijs is (naast actuele waarde) toegestane waarderingsgrondslag.
b Verkrijgingsprijs
Zichtbaar eigen vermogen
Hogere waarde gebouwen
€ 510.000 – € 252.000
Lagere waarde deelneming Shoot
Nettovermogenswaarde
Goodwill
c
€
50.000
20.000
Nee, proportionele consolidatie is slechts toegestaan voor maatschappijen waarin
krachtens een regeling tot samenwerking met andere aandeelhouders samen
overheersende zeggenschap kan worden uitgeoefend (‘joint venture’) en overigens wordt
voldaan aan het vereiste inzicht (artikel 409).
De posten Belang derden (balans) en Winstaandeel derden (resultatenrekening).
Vraagstuk 17.10
a
30.000
€ 150.000
Aan Kostprijs van de omzet
e
€
60% × € 568.000 =
€ 750.000
€ 340.000
€ 258.000 +
€ 30.000 –
––––––––
€ 568.000
€ 340.800
––––––––
€ 409.200
Nettovermogenswaarde van Shoot is niet vast te stellen → zichtbaar eigen vermogen →
waardering per 31-12-2009 wordt 22% van € 205.000 = € 45.100.
d Resultaat deelnemingen bestaat per 31 december 2009 uitsluitend uit het rechtstreeks aan bv
Publica uitgekeerde dividend van de 12%-deelneming in bv Shoot → 12% van € 60.000 = €
7.200.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
94
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
e
Goodwill TopM
Goodwill Shoot:
– Verkrijgingsprijs
€ 120.000 + € 100.000 =
– Zichtbaar eigen vermogen
€ 409.200
€ 220.000
€ 45.100
––––––––
€ 174.900
––––––––
€ 584.100
f
1
2
Per 31 december 2009 is TopM integraal geconsolideerd, dus komt de post Aandeel
derden in de geconsolideerde balans voor (met een bedrag van 40% van € 568.000 = €
227.200).
Per 31 december 2009 zijn nog geen resultaten van TopM meegeconsolideerd, derhalve
ontbreekt de post Aandeel derden.
g Winst TopM
–
–
–
–
€ 220.000
€ 510.000 ⎛ € 210.000 € 42.000 ⎞
−⎜
+
Hogere afschrijv. pand
⎟
15
15
6
⎝
⎠
Geen dividend Shoot
10% van € 75.000
Wel aand. res. Shoot
10% van € 95.000
1
Afschr. Goodwill Shoot
van (€ 100.000 – 10% van € 205.000)
10
€ 13.000 –
€
€
7.500 –
9.500 +
€
7.950 –
––––––––
€ 201.050
Aangepaste winst TopM
Resultaat uit deelneming TopM is € 201.050 × 60% = € 120.630.
h Deelneming TopM
Aan Resultaat uit deelneming TopM
Liquide middelen
Aan Deelneming TopM
(60% van € 160.000)
€ 120.630
€ 120.630
€ 96.000
i
40% van € 201.050 = € 80.420
j
Het verloopoverzicht betreft uitsluitend deelneming bv Shoot:
31/12/2009
Zichtbaar eigen vermogen
Aandeel resultaat
22% van € 95.000
Dividend
22% van € 75.000
31/12/2010
k
l
Zichtbaar eigen vermogen
€ 96.000
€ 45.100
€ 20.900 +
€ 16.500 –
––––––––
€ 49.500
1
van € 584.100 = € 58.410
10
Door het overstappen van verkrijgingsprijs naar zichtbaar eigen vermogen en wegens
ontbreken voldoende zeggenschap: wettelijke reserve deelnemingen (Shoot).
Vraagstuk 17.11
Koninklijke Wegener nv
a Er zijn drie conclusies te trekken:
1 De vennootschappelijke jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de
Nederlandse wet- en regelgeving, terwijl de geconsolideerde jaarrekening is opgesteld met
toepassing van IFRS voor zover goedgekeurd door de Europese Unie.
Als gevolg van afwijkende grondslagen van waardering en resultaatbepaling tussen de
Nederlandse wet- en regelgeving enerzijds en IFRS anderzijds ontstaat een verschil
tussen beide eigen vermogens. Omdat Wegener artikel 2:362 lid 8 BW toepast, dat
toestaat om in de vennootschappelijke jaarrekening eveneens dezelfde grondslagen toe te
passen als in de geconsolideerde jaarrekening, komen beide eigen vermogens toch
overeen.
2 Deelnemingen in groepsmaatschappijen worden in de vennootschappelijke balans
gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde.
3 Eventuele intercompanywinsten in onderlinge leveranties van voorraden en duurzame
bedrijfsmiddelen zijn zowel in de geconsolideerde als in de vennootschappelijke balans
geëlimineerd.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
95
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
b Alle groepsmaatschappijen van Wegener zijn in de consolidatie betrokken. De post
‘Deelnemingen in groepsmaatschappijen’ in de vennootschappelijke balans wordt in de
geconsolideerde balans vervangen door de afzonderlijke activa en passiva van die
groepsmaatschappijen (subsidiaries).
c Geassocieerde deelnemingen komen alleen voor in de balansen van geconsolideerde
groepsmaatschappijen (volgens IFRS min of meer overeenkomend met subsidiaries) en joint
ventures.
d In de geconsolideerde balans per 31 december 2008 en in de geconsolideerde winst- en
verliesrekening over 2008 komen de posten ‘Minderheidsbelangen’ respectievelijk ‘Toe te
rekenen aan minderheidsbelangen’ voor. Dit geeft het deel van het getoonde groepsvermogen
respectievelijk groepsresultaat weer dat toekomt aan derden-aandeelhouders. De activa,
passiva, baten en lasten van de geconsolideerde niet-100% groepsmaatschappijen zijn dus
volledig in de consolidatie betrokken; deze werkwijze staat bekend als de integrale methode.
e In de geconsolideerde winst-en verliesrekening over 2008 komt onder de post Toe te rekenen
aan minderheidsbelangen een negatieve post voor van 48.000. Dit bedrag vormt het aandeel
van derden-aandeelhouders in het saldo verlies van geconsolideerde groepsmaatschappijen
met een belang van minder dan 100% en waarvan het voordelige saldo van baten en lasten
volledig is opgenomen in de geconsolideerde winst-en verliesrekening.
f
Wegener heeft de financiële gegevens van haar belang in AD NieuwsMedia bv in de
geconsolideerde balans per 31 december 2008 en in de geconsolideerde winst-en
verliesrekening over 2009 opgenomen volgens de methode van de proportionele consolidatie.
Deze methode houdt in dat activa en passiva, en baten en lasten alleen voor het aandeel van
Wegener in de consolidatie worden betrokken. In tegenstelling tot de integrale methode
worden bij de proportionele methode geen belangen van derden in de geconsolideerde
jaarrekening zichtbaar gemaakt.
g Indien Wegener en Persgroep Nederland zijn overeengekomen om de zeggenschap in AD
NieuwsMedia bv gezamenlijk uit te oefenen, staan zowel IFRS (IAS 31.30), RJ 215.201 als
artikel 2:409 BW een proportionele consolidatie toe. In alle gevallen is het wezenlijk dat wordt
voldaan aan de eis van het inzicht en aan de eis om de realiteit van de afspraken realistisch
weer te geven.
Ter illustratie, Wegener geeft in haar geconsolideerde jaarrekening ten aanzien van AD
Nieuwsmedia bv de volgende uiteenzetting: ‘De zeggenschap is 50/50 verdeeld. Met
Persgroep Nederland was een aandeelhoudersovereenkomst gesloten aangaande de joint
venture. Enz.’
Een alternatief voor de proportionele methode van consolidatie is het opnemen van het belang
volgens de equitymethode (IFRS), dan wel tegen nettovermogenswaarde (Titel 9 Boek 2 BW
en RJ).
h Wegener beschouwt De Nationale Regiopers cv kennelijk niet als groepsmaatschappij
(subsidiary), bijvoorbeeld omdat de (mogelijkheid tot het uitoefenen van) feitelijke
overheersende zeggenschap ontbreekt.
Tevens is het in het algemeen mogelijk dat een belang wordt gehouden om het in de nabije
toekomst te vervreemden. Op grond van IFRS blijft het belang dan buiten de consolidatie
indien reeds bij verwerving van het belang het voornemen tot vervreemding bestond. Het
saldo van activa en passiva, en van baten en lasten komt dan als een enkele post in de
geconsolideerde balans en winst-en verliesrekening als ‘beëindigde bedrijfsactiviteiten’. Indien
pas enige tijd na verwerving van het belang het voornemen tot afstoting ontstaat, dan blijft het
belang wél betrokken in de consolidatie tot het moment van feitelijke vervreemding.
Volgens de Nederlandse wet- en regelgeving kan in zo’n geval gebruik worden gemaakt van
vrijstelling van consolidatie, ongeacht het moment waarop het voornemen tot afstoting
ontstaat.
i
De balanswaarde van de geassocieerde deelnemingen komt volgens de gehanteerde
grondslagen overeen met de verkrijgingsprijs, aangepast voor de wijziging van het aandeel
van Wegener in de netto activa van de deelneming na overname. Dit is een vorm van de
vermogensmutatiemethode waarbij de betaalde goodwill begrepen blijft in de boekwaarde van
de deelneming.
Mogelijke af-mutaties zijn:
- ontvangen dividend van de deelneming
- aandeel in het verlies van de deelneming
- aandeel in onttrekkingen aan het eigen vermogen, anders dan verlies of dividend
- aandeel in bijzondere waardeverminderingen van de in de boekwaarde van de deelneming
begrepen betaalde goodwill
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
96
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
j
Als gevolg van – aanhoudende – verliezen bij groepsmaatschappijen is in 2009 de
boekwaarde van deze deelnemingen op de vennootschappelijke balans omgeslagen in
negatief. Wegener heeft de boekwaarde van deze deelnemingen op nul gesteld, en ter hoogte
van de negatieve boekwaarde een voorziening opgenomen. Deze voorziening is in mindering
is gebracht van vorderingen op (bij Wegener: leningen aan) deze deelnemingen.
(Indien een jaar daarna deze groepsmaatschappijen weer positieve resultaten tonen waardoor
de boekwaarde van deze deelnemingen weer positief wordt, moet de eerder opgenomen
voorziening worden opgeheven. De in eerdere jaren gevormde voorziening (in mindering van
leningen) wordt dan – geheel of gedeeltelijk – teruggeboekt naar de deelneming.)
k Indien de vervreemde deelneming recent, maar vóór 1999 is verworven en de betaalde
goodwill daarbij in één keer ten laste van het eigen vermogen is gebracht, bestaat er
aanleiding om ook bij vervreemding van die deelneming de (terug)ontvangen goodwill ten
gunste van het eigen vermogen te brengen. Voor zover de ontvangen goodwill hoger is dan
de oorspronkelijk betaalde goodwill, eventueel rekening houdend met een redelijke
afschrijving, komt het verschil wél ten gunste van het resultaat.
l
Als gevolg van overheersende zeggenschap van Wegener in haar groepsmaatschappijen is
de vennootschap in staat om de ingehouden winsten van die groepsmaatschappijen zonder
belemmering aan haar te doen uitkeren. Het vormen van een wettelijke reserve deelnemingen
is in die situatie niet verplicht.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
97
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Deel 5
Overige onderwerpen
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
98
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
18
Vreemde valuta
Vraagstuk 18.1 Specula bv
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
Pand
Voorraad B
Debiteuren
Liquide middelen
390.000
55.000
220.000
243.600
Aandelenkapitaal
Agio
Lening
Winst 2010
200.000
200.000
304.000
204.600
908.600
908.600
Toelichting:
•
•
•
•
•
39
= € 390.000
40
Voorraad B: 500 × € 110 = € 55.000
Debiteuren: 1 000 × 220 × € 1 = € 220.000
Liquide middelen:
Emissie
Opname lening
200 000 × € 2 =
Aanschaf pand
Inkoop 20/1
2 000 producten B à € 100 =
Ontvangst verkoop
1 500 × 200 × € 0,90 =
Inkoop 9/8
1 000 producten B à € 110 =
Bedrijfskosten
1
Aflossing
200 000 × × € 1,90 =
5
Interest
200 000 × 8% × € 1,90 =
Pand: € 400.000 ×
Saldo 31 december 2010
4
Lening: 200 000 × × € 1,90 = € 304.000
5
€ 400.000 +
€ 400.000 +
€ 400.000 –
€ 200.000 –
€ 270.000 +
€ 110.000 –
€ 10.000 –
€ 76.000
–
€ 30.400 –
––––––––
€ 243.600
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen 5 april
Opbrengst verkopen 8 november
1 500 × 200 × € 1 =
1 000 × 220 × € 0,80 =
Kostprijs verkopen
2 000 × € 100 + 500 × € 110 =
€ 300.000
€ 176.000
––––––––
€ 476.000
€ 255.000
––––––––
€ 221.000
Transactieresultaat
Afschrijvingen
Interest:
Bedrijfskosten
1
=
€ 10.000
40
1/1 – 30/6: 200 000 × 8% × 1/2 × € 2 =
€ 16.000
1/7 – 31/12: 200 000 × 8% × 1/2 × € 1,90 = € 15.200
€ 10.000
–––––––
€ 400.000 ×
€ 51.200
––––––––
€ 169.800
Koersresultaten:
• op de transacties:
5/4-5/6:
8/11-8/2:
• op de lening:
• op de interest:
1 500 × 200 × (€ 0,90 – € 1) =
1 000 × 220 × (€ 1 – € 0,80) =
200 000 × (€ 2 – € 1,90) =
200 000 × 8% × 1/2 × (€ 2 – € 1,90) =
€ 30.000
€ 44.000
€ 20.000
€
800
–––––––
–
+
+
+
€ 34.800
––––––––
€ 204.600
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
99
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 18.3 nv X
a
Balans per 31 december 2010:
• Vordering: $ 1 mln × € 0,68 = € 680.000
• Effecten (optie): € 150.000
Resultatenrekening over 2010:
• Opbrengsten: Winst optie: € 150.000 – € 70.000 = € 80.000
• Kosten: Verlies vordering: $ 1 mln × (€ 0,80 – € 0,68) = € 120.000
b Balans per 31 december 2010:
• Vordering: $ 1 mln × € 0,86 = € 860.000
• Effecten (optie): € 20.000
Resultatenrekening over 2010:
• Opbrengsten: Winst vordering: $ 1 mln × (€ 0,86 – € 0,80) = € 60.000
• Kosten: Verlies optie: € 70.000 – € 20.000 = € 50.000
c
Er is sprake van een fair value hedge, omdat er – door het gelijktijdig bestaan van een primair
(de vordering in dollars) en een secundair (de valutaoptie) financieel instrument – een
automatische compensatie van winsten en verliezen plaatsvindt. Bij een cashflow hedge wordt
er een afdekkingsinstrument aangekocht voordat het primaire financiële instrument bestaat.
Vraagstuk 18.4 bv Nedopia
a
Bij gebeurtenis 1 is er sprake van een fair value hedge, omdat er – door het gelijktijdig
bestaan van een primair (de vordering in topi) en een secundair (het valutatermijncontract)
financieel instrument – een automatische compensatie van winsten en verliezen plaatsvindt.
Bij gebeurtenis 2 is sprake van een cashflow hedge, omdat er een afdekkingsinstrument wordt
aangekocht voordat het primaire financiële instrument bestaat.
b Transactie 1
1 november 2010
Debiteuren
Aan Voorraden
Aan Winst
(5.000.000 × € 0,05)
1 december 2010
Winst
Aan Debiteuren
(5.000.000 × € 0,01)
Effecten
Aan Winst
31 december 2010
Winst
Aan Debiteuren
€ 250.000
€ 200.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
(5 × € 14.000)
€ 70.000
€ 70.000
(5.000.000 × € 0,008)
€ 40.000
€ 40.000
Effecten
Aan Winst
((5 × (€ 16.000 – € 14.000))
Liquide middelen
Aan Debiteuren
(5.000.000 × € 0,032)
Liquide middelen
Aan Effecten
(5 × € 16.000)
€ 10.000
€ 10.000
€ 160.000
€ 160.000
€ 80.000
€ 80.000
Transactie 2
1 november 2010
Geen journaalpost (er heeft nog geen levering plaatsgevonden)
1 december 2010
Effecten
(10 × € 14.000)
Aan Herwaarderingsreserve
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 140.000
€ 140.000
100
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
31 december 2010
Effecten
((10 × (€ 16.000 – € 14.000))
Aan Herwaarderingsreserve
Liquide middelen
Aan Effecten
(10 × € 16.000)
€ 20.000
€ 20.000
€ 160.000
€ 160.000
Liquide middelen
(10.000.000 × € 0,032)
Herwaarderingsreserve
Aan Voorraden
Aan Winst
€ 320.000
€ 160.000
€ 420.000
€ 60.000
Vraagstuk 18.5 Wijo bv
a
€ 52.000.000 (1,3 mld × 0,04)
Deelnemingen
Aan Liquide middelen
€ 52.000.000
b Voor deze situatie schrijven de RJ en de IASB het temporal principle voor (IAS 21 / RJ122):
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1 mln)
Pand
780 × 0,04 = 31,2
Machines
360 × 0,04 = 14,4
Voorraad*
23,295
Liquide middelen 350 × 0,05 = 17,5
–––––
86,395
*
Aandelenkapitaal 500 × 0,04 = 20
Agio
800 × 0,04 = 32
Vreemd vermogen 560 × 0,05 = 28
Winst 2010
6,395
–––––
86,395
Inkopen in 2010: 900 + 480 – 400 = 980, dit is per kwartaal 980/4 = 245
Eindvoorraad: 235 uit 3e kwartaal × 0,047 = 11,045
245 uit 4e kwartaal × 0,05 = 12,250
23,295
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1 mln)
300 × 0,04 =
300 × 0,043 =
300 × 0,047 =
300 × 0,05 =
Omzet
Kostprijs van de omzet
645 × 0,04 =
245 × 0,043 =
10 × 0,047 =
Transactieresultaat
Afschrijvingskosten:
Pand
Machines
Overige kosten
32,5 × 0,04 =
32,5 × 0,043 =
32,5 × 0,047 =
32,5 × 0,05 =
12
12,9
14,1
15
––––
54
25,8
10,535
0,47
36,805
––––––
17,195
20 × 0,04 =
40 × 0,04 =
0,8
1,6
1,3
1,3975
1,5275
1,625
––––––
5,85
Winst vóór omrekeningsverschillen
Omrekeningsverschillen
Winst
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
8,25
–––––
8,945
2,55
–––––
6,395
101
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Specificatie omrekeningsverschillen (bedragen × € 1 mln)
Monetaire positie 1-1-2010
Verkopen
Inkopen
Overige kosten
Monetaire positie 31-12-2010
(260 – 560) × 0,04 =
+ 1.200
– 980
– 130
––––––
– 210
– 210 × 0,05
=
– 12
+ 54
– 44,1*
– 5,85
––––––
– 7,95
– 10,5
––––––
2,55
Verlies
* 245 × 0,04 + 245 × 0,043 + 245 × 0,047 + 245 × 0,05 = 44,1
c
Deelnemingen
Aan Resultaat uit deelnemingen
€ 6.395.000
€ 6.395.000
d Sterk punt is dat de methode neutraal werkt ten opzichte van de gekozen grondslagen van
waardering en winstbepaling; dit betekent een consistente toepassing van de gekozen
grondslagen.
Zwak punt is dat - afhankelijk van de hoogte van de netto monetaire positie en de
ontwikkelingen van de valutakoersen - in de resultatenrekening omrekeningswinsten zijn
opgenomen, die nog niet gerealiseerd zijn.
e
Voor deze situatie schrijven de RJ en de IASB de closing-rate method voor (IAS 21 / RJ 122):
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1 mln)
Pand
Machines
Voorraad
Liquide middelen
780 × 0,05 =
360 × 0,05 =
480 × 0,05 =
350 × 0,05 =
39
18
24
17,5
––––
98,5
Aandelenkapitaal 500 × 0,04 =
Agio
800 × 0,04 =
Reserve omrekeningsverschillen
Vreemd vermogen 560 × 0,05 =
Winst 2010
110 × 0,045 =
20
32
13,55
28
4,95
–––––
98,5
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1 mln)
Omzet
Kostprijs van de omzet
Transactieresultaat
Afschrijvingskosten:
Pand
Machines
Overige kosten
1 200 × 0,045 =
900 × 0,045 =
20 × 0,045 =
40 × 0,045 =
130 × 0,045 =
54
40,5
––––
13,5
0,9
1,8
5,85
––––
8,55
–––––
4,95
Winst
Specificatie omrekeningsverschillen (bedragen × € 1 mln)
Op het eigen vermogen
Op de winst
1 300 × (0,05 – 0,04) =
110 × (0,05 – 0,045) =
Winst
f
Deelnemingen
€ 18.500.000
Aan Resultaat uit deelnemingen
Aan Reserve omrekeningverschillen
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
13
+
0,55 +
–––––
13,55
€ 4.950.000
€ 13.550.000
102
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
g Sterk punt is dat valuta-omrekeningsverschillen - omdat ze rechtstreeks in het eigen
vermogen worden verwerkt - het operationeel resultaat niet vertroebelen.
Zwak punt is dat bij toepassing van historische kosten de omrekeningskoers (actuele koers)
niet aansluit bij de waarderingsgrondslag voor de materiële activa (historische kosten); dit leidt
tot een fictieve waarde: noch de historische kosten, noch de actuele waarde wordt
weergegeven.
Vraagstuk 18.6 Ned nv
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
a
Vaste activa
450 × 0,2 = 90
Voorraden
2.200 × 0,2 = 440
Liquide middelen 420 × 0,2 = 84
–––
614
Eigen vermogen 1/1 1.000 × 0,3 = 300
Omrekeningsverschillen*
– 128,5
Lang vreemd vermogen 800 × 0,2 = 160
Kort vreemd vermogen 700 × 0,2 = 140
Winst 2010
570 × 0,25 = 142,5
––––
614
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1.000)
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
3.600 × 0,25 =
2.880 × 0,25 =
Transactieresultaat
Afschrijvingen
Overige kosten
50 × 0,25 =
100 × 0,25 =
900
720
–––––
180
12,5
25
––––
37,5
–––––
142,5
Winst
*
Specificatie omrekeningsverschillen (bedragen × € 1.000)
Op het eigen vermogen
1.000 × (0,20 – 0,30) =
Op de winst
570 × (0,20 – 0,25) =
Verlies
b Deelneming Buit
Aan Resultaat uit deelneming Buit
Reserve omrekeningsverschillen
Aan Deelneming Buit
c
Stand 1 januari 2010
Resultaat uit deelneming
Omrekeningsverschillen
Stand 31 december 2010
d 1
2
3
1.000.000 × 0,30 =
100
–
28,5 –
–––––
128,5
€ 142.500
€ 142.500
€ 128.500
€ 128.500
€ 300.000
€ 142.500 +
€ 128.500 –
––––––––
€ 314.000
450.000 BV × € 0,03 = € 13.500
De waarde is optisch ‘verdampt’: de boekwaarde wijkt sterk af van de werkelijke waarde.
Het feit dat als gevolg van inflatie de activa in lokale valuta sterk in waarde zijn gestegen,
komt niet in de balans tot uiting.
De IASB en de RJ schrijven in deze situatie voor de jaarrekening aan te passen aan de
invloed van prijsveranderingen voordat omrekening plaatsvindt (IAS 29.8 / RJ 122.312).
De vaste activa worden dan eerst geherwaardeerd en vervolgens omgerekend tegen de
koers op balansdatum (‘first restate then translate’).
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
103
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 18.7 Neon nv
a
Investering
Eigen vermogen Buon 1 januari 2010:
• Aandelenkapitaal
• Algemene reserve
€ 50.000.000
VrV 8.000.000
VrV 3.000.000
––––––––––––
VrV 11.000.000
Zichtbaar eigen vermogen
Stille reserves:
• Vaste activa
20% van VrV 8.000.000 =
• Voorraad goederen
10 000 × (VrV 430 – VrV 400) =
VrV 1.600.000
Fair value
Nettovermogenswaarde: VrV 12.900.000 × € 3 =
VrV 300.000
––––––––––––
VrV 12.900.000
- 38.700.000
–––––––––––
€ 11.300.000
Goodwill
Balans Buon per 31 december 2010 (bedragen × VrV 1.000)
b
Vaste activa1
Voorraad goederen
Liquide middelen
8.400
5.170
6.006
––––––
19.576
1
2
Aandelenkapitaal
Algemene reserve2
8%-Hypothecaire lening
Nog te betalen interest
Winst 2010
120 7
× = VrV 8.400.000
100 8
Volgens de balans van Buon
Aanpassing stille reserves 1 januari 2010
8.000
4.900
4.200
140
2.336
––––––
19.576
VrV 8.000.000 ×
VrV 3.000.000
VrV 1.900.000 +
––––––––––––
VrV 4.900.000
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × VrV 1.000)
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen1
Afschrijvingen2
Interest
Overige kosten
44.050
22.150
1.200
364
18.000
––––––
41.714
––––––
2.336
Winst
1
2
c
Volgens de resultatenrekening van Buon
Aanpassing i.v.m. hogere beginwaarde
VrV 21.850.000
VrV
300.000 +
–––––––––––––
VrV 22.150.000
(of: 10.000 × 430 + 24.000 × 450 + 15.000 × 470 = 22.150.000)
120 1
× = VrV 1.200.000
VrV 8.000.000 ×
100 8
Balans Buon per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
Vaste activa
8.400 × 3 =
Voorraad goederen
5 170 × 3,20 =
Liquide middelen
6.006 × 3,50 =
Aandelenkapitaal
25.200
16.544
21.021
––––––
62.765
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
8.000 × 3 =
24.000
Algemene reserve
4.900 × 3 =
14.700
8%-Hypothecaire lening
4.200 × 3,50 = 14.700
Nog te betalen interest
140 × 3,50 =
490
Winst 2010
8.875
––––––
62.765
104
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1.000)
44 050 × 3,20 =
140.960
10 000 × 430 × 3 + 24.000 × 450 × 3,20 +
15 000 × 470 × 3,20 =
70.020
Afschrijvingen
1.200 × 3 =
3.600
Interest
364 × 3,20 =
1.164,8
Overige kosten
18.000 × 3,20 =
57.600
–––––––
132.384,8
––––––––
Winst vóór omrekeningsverschillen
8.575,2
Omrekeningsverschillen*
+ 299,8
––––––––
Winst
8.875
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
Specificatie omrekeningsverschillen
Monetaire positie 1-1
Verkopen
Inkopen
Interest
Overige kosten
Monetaire positie 31-12
– 1.000
+ 44.050
– 23.020
–
364
– 18.000
––––––––
1.666
1.666
×€3
× € 3,20
× € 3,20
× € 3,20
× € 3,20
=
=
=
=
=
× € 3,50 =
Omrekeningswinst
€ 3.000
€ 140.960
€ 73.664
€ 1.164,8
€ 57.600
–––––––––
€ 5.531,2
€ 5.831
–––––––––
€
299,8
–
+
–
–
–
d Mutatieoverzicht deelneming Buon
Stand 1 januari 2010
Resultaat vóór omrekeningsverschillen
Omrekeningsverschillen
€ 38.700.000
€ 8.575.200
€ 299.800
––––––––––
Resultaat uit deelneming
€ 8.875.000
–––––––––––
€ 47.575.000
Stand 31 december 2010
Vraagstuk 18.9 nv Euro
a
Investering
Eigen vermogen Bruce per 1 januari 2010:
• Aandelenkapitaal
• Winstreserve
Zichtbaar eigen vermogen
Stille reserve gebouwen
Lagere voorziening
VR 1.100.000
VR 100.000
VR 600.000
–––––––––
VR 700.000
VR 250.000
VR 50.000
–––––––––
Nettovermogenswaarde
VR 1.000.000
–––––––––––
VR 100.000
Betaalde goodwill
Betaalde goodwill in euro’s: VR 100.000 × € 2,20 = € 220.000
b Deelneming Bruce
Goodwill
Aan Liquide middelen
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
(VR 1.000.000 × € 2,20)
€ 2.200.000
€ 220.000
€ 2.420.000
105
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Balans Bruce per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
c
Gebouwen
Voorraden
Liquide middelen
3.168
1.440
1.296
–––––
5.904
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Herwaarderingsreserve
Reserve omrekeningsverschillen (saldo)
Voorzieningen
Lening NV Euro
Kortlopende schulden
Winst 2010
220
1.980
288
224
360
1.440
840
552
–––––
5.904
Toelichting:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
24 110
×
× € 2,40 = € 3.168.000
25 100
Voorraden: VR 600.000 × € 2,40 = € 1.440.000
Liquide middelen: VR 540.000 × € 2,40 = € 1.296.000
Aandelenkapitaal: VR 100.000 × € 2,20 = € 220.000
Winstreserve: (VR 600.000 + VR 300.000) × € 2,20 = € 1.980.000
24
Herwaarderingsreserve: VR 1.250.000 ×
× 10% × € 2,40 = € 288.000
25
Voorzieningen: VR 150.000 × € 2,40 = € 360.000
Lening NV Euro: VR 600.000 × € 2,40 = € 1.440.000
Kortlopende schulden: VR 350.000 × € 2,40 = € 840.000
Winst 2010: volgens resultatenrekening (zie hierna)
Gebouwen: VR 1.250.000 ×
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1.000)
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
Verkoopkosten
Algemene beheerskosten*
Rentelasten
12.000 × € 2,30 =
10.000 × € 2,30 =
700 × € 2,30 =
1.018 × € 2,30 =
42 × € 2,30 =
27.600
23.000
1.610
2.341,4
96,6
–––––––
27.048
––––––––
552
Winst
*
Volgens de resultatenrekening van Bruce
VR 250.000
Hogere afschrijvingen
=
25
Hogere dotatie voorzieningen
VR
958.000
VR
10.000
VR
50.000
–––––––––––
VR 1.018.000
Specificatie omrekeningsverschillen
Over het begin eigen vermogen: VR 1.000.000 × (€ 2,40 – € 2,20) =
Over het resultaat: (VR 300.000 – VR 60.000) × (€ 2,40 – € 2,30) =
d Stand per 1 januari 2010
Resultaat uit deelneming
Omrekeningsverschillen
Herwaardering gebouwen
Stand per 31 december 2010
e
Deelnemingen
Aan Resultaat uit deelnemingen
Aan Reserve omrekeningsverschillen
Aan Herwaarderingsreserve
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 200.000
€ 24.000
––––––––
€ 224.000
€ 2.200.000
€ 552.000 +
€ 224.000 +
€ 288.000 +
––––––––––
€ 3.264.000
€ 1.064.000
€
€
€
552.000
224.000
288.000
106
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
f
Volgens de IASB moet de herwaarderingsreserve worden overgeboekt naar de overige
reserves (zie paragraaf 8.3.1); de IASB verbiedt uitdrukkelijk om een vrijval van de
herwaarderingsreserve ten gunste van het resultaat te laten vallen (IAS 16.41 en 38.87). De
wet (en in navolging daarvan de RJ) staan deze verwerkingswijze wel toe, al dient het bedrag
ervan wel in een afzonderlijke post te worden opgenomen (artikel 390.4 / RJ 240.222).
De vrijval van de reserve omrekeningsverschillen moet volgens de IASB ten gunste van het
resultaat worden gebracht (IAS 21.48). De RJ beveelt deze verwerkingswijze aan, maar laat
het ook toe de omrekeningsverschillen over te boeken naar de overige reserves (RJ 122.311).
De wet doet in deze geen uitspraak.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
107
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
19
Winstbelasting
Vraagstuk 19.1 bv Flex
a
Het matchingprincipe. Volgens dit principe dienen de kosten te worden toegerekend aan de
jaren waarin de oorzaak van die kosten is gelegen. Ten aanzien van de winstbelasting,
betekent dit dat de belastinglast dient aan te sluiten op het geldend belastingpercentage
toegepast op de bedrijfseconomische winst vóór aftrek van belasting.
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
b
Materiële vaste activa
Vlottende activa:
Kortlopende vorderingen:
• Fiscus*
40
• Overig
1.620
––––
Liquide middelen
*
6.000
Eigen vermogen:
Aandelenkapitaal
Winstreserve
1.500
6.940
–––––
8.440
– 600
Winst 2010
1.660
180
–––––
7.840
–––––
7.840
Vordering uit hoofde van verliescompensatie: 25% × € 800.000 = € 200.000
Te betalen vennootschapsbelasting 2009
€ 160.000 –
––––––––
€ 40.000
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1.000)
Netto-omzet
Kostprijs omzet
Verkoopkosten
Algemene beheerskosten
14.000
11.800
––––––
2.200
500
1.100
–––––
1.600
––––––
600
150
––––––
450
Winst uit gewone bedrijfsuitoefening vóór belasting
Belasting
25% × 600 =
Buitengewoon resultaat vóór belasting
Belasting
25% × 1.400 =
Winst
c
1
– 1.400
350
–––––
– 1.050
––––––
– 600
Ten aanzien van de vordering uit hoofde van verliescompensatie zal nu alleen die wegens
carry back in de balans worden opgenomen; dit betreft de compensatie met de winst over
2009. De vordering wegens carry forward is een voorwaardelijke vordering: zij wordt pas
opeisbaar indien er in de toekomst voldoende fiscale winst wordt gehaald.
De kortlopende vordering op de fiscus in de balans wordt nu:
• Vordering uit hoofde van carry back
25% × € 640.000 =
€ 160.000
• Te betalen vennootschapsbelasting 2009
€ 160.000 –
––––––––
€
0
In de resultatenrekening wordt de belastingbate over het buitengewoon resultaat nu: 25%
× € 1.240.000 (€ 600.000, winst uit gewone bedrijfsuitoefening 2010 + € 640.000,
compensabele winsten 2009) =
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
108
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
2
3
€ 310.000.
De winst komt dan uit op: – € 640.000.
Het verband tussen de belastinglast en de bedrijfseconomische winst vóór aftrek van
belasting is verbroken; het matchingprincipe wordt losgelaten, het voorzichtigheidsprincipe
gaat hier voor.
De IASB en de RJ schrijven voor de bedragen van de verliezen die voor voorwaartse
verliescompensatie in aanmerking komen in de toelichting te vermelden voor zover deze
bedragen niet in de balans zijn opgenomen (IAS 12.81e / RJ 272.707), in casu 25% × €
160.000 = € 40.000.
Vraagstuk 19.2 Karrent bv
a
Een snelle fiscale afschrijving leidt tot een verschuiving van fiscale winst (en daarmee van
belastingbetalingen) naar de toekomst; hierdoor kan een rentevoordeel worden verkregen.
Verder geeft het speelruimte in de financiering.
b 1
Opbrengst verhuur auto’s
Afschrijvingskosten
Onderhoud, verzekering e.d.
5 × € 25.000 =
25% × 5 × € 40.000 =
5 × € 5.000 =
Bedrijfseconomische winst voor belasting
2
Opbrengst verhuur auto’s
Afschrijvingskosten
Onderhoud, verzekering e.d.
5 × € 25.000 =
4
× 5 × € 40.000 =
10
5 × € 5.000 =
Fiscale winst
c
1
2
d 1
2
e
€ 125.000
€ 50.000 –
€ 25.000 –
––––––––
€ 50.000
€ 125.000
€ 80.000 –
€ 25.000 –
––––––––
€ 20.000
5 × € 40.000 × 75% = € 150.000 (of: € 200.000 – € 50.000)
6
5 × € 40.000 ×
= € 120.000 (of: € 200.000 – € 80.000)
10
25% × (€ 50.000 – € 20.000) = € 7.500
25% × (€ 150.000 – € 120.000) = € 7.500
Belastinglast
(25% × € 50.000)
Aan Voorziening latente belasting
Aan Te betalen belasting (25% × € 20.000)
€ 12.500
€
€
7.500
5.000
Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1)
f
Auto’s
Kas*
150.000
100.000
Aandelenkapitaal
Voorziening latente belasting
Te betalen belasting
Winst 2010
250.000
*
200.000
7.500
5.000
37.500
250.000
5 × (€ 25.000 – € 5.000) = € 100.000
g Jaar Bedrijfseconomische
Fiscale
winst
winst
–––– –––––––––––––––––– –––––––––––
2010
€ 50.000
€ 20.000
2011
€ 50.000
€ 40.000
2012
€ 50.000
€ 60.000
2013
€ 50.000
€ 80.000
Voorziening latente belasting
Mutatie
Stand 31 december
––––––––– ––––––––––––––––
+ € 7.500
€ 7.500
+ € 2.500
€ 10.000
– € 2.500
€ 7.500
– € 7.500
€
–
Opmerking:
Door de lagere fiscale afschrijving stijgt de winst fiscaal jaarlijks met € 20.000.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
109
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 19.4 bv Promotie
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
a
Goodwill
Kantoorinventaris
Deelneming BV Print
Liquide middelen
12.600
22.500
84.000
27.000
Aandelenkapitaal
Te betalen vennootschapsbelasting*
Winst 2010
146.100
100.000
6.350
39.750
146.100
Toelichting:
• Goodwill: 90% × [€ 80.000 – (60% × € 110.000)] = € 12.600
• Kantoorinventaris: 75% × € 30.000 = € 22.500
• Deelneming bv Print: 60% × (€ 110.000 + € 30.000) = € 84.000
• Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2010
Aanschaf kantoorinventaris
Omzet
Diverse kosten
Aankoop deelneming bv Print
Saldo 31 december 2010
€ 100.000
€ 30.000
€ 400.000
€ 363.000
€ 80.000
––––––––
€ 27.000
–
+
–
–
Resultatenrekening over 2010
Omzet
Afschrijvingskosten:
• Kantoorinventaris: 25% × € 30.000 =
• Goodwill: 10% × [€ 80.000 – (60% × € 110.000)] =
Huur
Loonkosten
Kosten bijwonen congres
Opbrengst deelneming bv Print
60% × € 30.000 =
Winst vóór aftrek van belasting
Belastinglast**
Winst
*
€ 400.000
€ 7.500
€ 1.400
––––––
€ 8.900
€ 35.000
€ 310.000
€ 18.000
€ 18.000
––––––––
€ 46.100
€ 6.350
––––––––
€ 39.750
–
–
–
–
+
–
Fiscale resultatenrekening over 2010
Omzet
Afschrijvingskosten:
• Kantoorinventaris
• Goodwill (deelnemingsvrijstelling)
Huur
Loonkosten
Kosten bijwonen congres
€ 18.000 – € 4.300 =
Opbrengst deelneming bv Print (deelnemingsvrijstelling)
Investeringsaftrek
28% × € 30.000 =
Fiscale winst
€ 400.000
€ 7.500
€
–
€ 35.000
€ 310.000
€ 13.700
€
–
––––––––
€ 33.800
€ 8.400
––––––––
€ 25.400
–
–
–
–
–
Te betalen belasting: 25% × € 25.400 = € 6.350
** Omdat alle verschillen tussen bedrijfseconomisch en fiscaal resultaat zijn aan te merken
als definitieve verschillen, is de belastinglast gelijk aan de over 2010 verschuldigde
belasting.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
110
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
€ 6.350
× 100% = 13,8%; het toepasselijke of nominale
€ 46.100
belastingtarief is 25%: er is sprake van onderdruk als gevolg van (meerdere) definitieve
winstverschillen.
b De effectieve belastingdruk is
c
De IASB eist een cijfermatige aansluiting tussen het toepasselijk belastingtarief en de
effectieve belastingdruk (IAS 12.81c). De RJ beveelt deze informatieverstrekking aan, waarbij
deze informatie beperkt mag blijven tot de geconsolideerde jaarrekening (RJ 272.704).
Vraagstuk 19.5 bv Holiday Out
a
Omzet
Loonkosten
Afschrijving pand
Boekwinst verkoop busje
Afschrijving busje
Afschrijving inventaris
5% × € 1.500.000 =
€ 17.000 – € 5.000 =
€ 80.000 × 1/8 =
20% × € 500.000 =
Bedrijfseconomische winst vóór aftrek van belasting
b Bedrijfseconomische winst vóór aftrek van belasting
Verschillen in resultaat:
• Boekwinst verkoop busje (tijdelijk winstverschil):
Bedrijfseconomisch
Fiscaal
€ 3.000.000
€ 2.500.000
€
75.000
€
12.000
€
10.000
€ 100.000
––––––––––
€
327.000
–
–
+
–
–
€ 327.000
€ 12.000
€
0
––––––––
€ 12.000 –
•
Afschrijving busje (tijdelijk winstverschil):
Bedrijfseconomisch
Fiscaal
€ 68.000 × 1/8 =
€ 10.000
€
8.500
––––––––
€
•
Afschrijving inventaris (tijdelijk winstverschil):
Bedrijfseconomisch
Fiscaal
50% × 50% × € 500.000 =
1.500 +
€ 100.000
€ 125.000
––––––––
€ 25.000 –
•
Investeringsaftrek (definitief winstverschil):
Bedrijfseconomisch komt deze niet voor
Fiscaal
€ 12.852 –
––––––––
€ 278.648
Fiscale winst
c
1
2
Bedrijfseconomische winst vóór aftrek van belasting
Investeringsaftrek (definitief winstverschil)
Belastinglast: 25% × € 314.148 = € 78.537
Fiscale winst
Tijdelijke verschillen:
• Boekwinst verkoop busje
• Afschrijving busje
• Afschrijving inventaris
€ 327.000
€ 12.852 –
––––––––
€ 314.148
€ 278.648
€ 12.000 +
€ 1.500 –
€ 25.000 +
––––––––
€ 314.148
Belastinglast: 25% × € 314.148 = € 78.537
d 1
Busje:
Waardering bedrijfseconomisch (zie e)
Waardering fiscaal: € 68.000 × 7/8 =
Inventaris:
Waardering bedrijfseconomisch (zie e)
Waardering fiscaal:
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 70.000
€ 59.500
––––––––
25% × € 10.500 =
€ 2.625
–––––––
€ 46.375
€ 350.000
111
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
50% × 50% × € 500.000 + € 50.000 =
2
€ 175.000
––––––––
25% × € 175.000 =
Stand per 1 januari 2010
In 2010 uitgestelde belasting als gevolg van tijdelijke
verschillen tussen bedrijfseconomische en fiscale winst:
• Boekwinst verkoop busje
€ 12.000
• Afschrijving busje
€ 1.500
• Afschrijving inventaris
€ 25.000
–––––––
25% × € 35.500
€ 43.750
€ 37.500
+
–
+
=
Stand per 31 december 2010
€ 8.875
–––––––
€ 46.375
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
e
Pand:
Aanschafprijs
Afschrijving
1.500
375
–––––
1.125
Busje:
Aanschafprijs
Afschrijving
80
10
––––
Aandelenkapitaal
500
Winstreserve
1.167,5
Voorziening latente belastingverplichtingen
46,375
Te betalen vennootschapsbelasting
69,662
Winst 2010
248,463
70
Inventaris:
Aanschafprijs
Afschrijving
Liquide middelen
550
200
––––
350
487
–––––
2.032
Toelichting:
• Afschrijving pand: € 300.000 + € 75.000 = € 375.000
• Afschrijving inventaris: € 100.000 + € 100.000 = € 200.000
• Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2010
Omzet
Inruil busje
Loonkosten
Aankoop inventaris
•
Saldo 31 december 2010
Te betalen vennootschapsbelasting: 25% × € 278.648 = € 69.662
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
–––––––
2.032
€ 100.000
€ 3.000.000
€
63.000
€ 2.500.000
€
50.000
–––––––––
€ 487.000
+
–
–
–
112
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 19.6 Maxtax bv
a
Bij stijging van de vervangingswaarde wordt in de bedrijfseconomische balans de boekwaarde
van de voorraad aangepast aan het actuele prijspeil; de waardestijging wordt verwerkt in een
herwaarderingsreserve. Het bedrag dat op de herwaarderingsreserve geboekt wordt, geeft het
bedrag aan dat bij verkoop als kostprijs verkopen boven de historische kosten ten laste van
het resultaat zal worden gebracht. Fiscaal worden deze kosten niet geaccepteerd. In de
(ongerealiseerde) herwaarderingsreserve (= eigen vermogen) zit dan ook een belastingclaim
die op grond van een juiste vermogenspresentatie via een voorziening voor latente
belastingen (= vreemd vermogen) wordt weergegeven.
Balans per 31 december 2009 (bedragen × € 1)
b
Voorraad
Liquide middelen
50.000
55.000
Aandelenkapitaal
Herwaarderingsreserve:
• Gerealiseerd
Voorziening latente
belastingen
Te betalen belasting
Winst 2009
105.000
75.000
7.500
–
7.500
15.000
105.000
Toelichting:
• Voorraad: 400 × € 125 = € 50.000
• Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2009
Verkopen
500 × € 160 =
Inkopen
500 × € 100 + 400 × € 125 =
•
•
•
€ 75.000
€ 80.000 +
€ 100.000 –
––––––––
Saldo 31 december 2009
€ 55.000
Herwaarderingsreserve (gerealiseerd): 300 × (€ 125 – € 100) = € 7.500
Voorziening latente belasting:
Op balansdatum zijn alle waardestijgingen gerealiseerd, zodat er geen belastingclaim
schuilgaat.
Te betalen belasting:
Opbrengst verkopen
200 × € 160 + 300 × € 160 =
€ 80.000
Kostprijs verkopen
200 × € 100 + 300 × € 100 =
€ 50.000
––––––––
Fiscale winst
€ 30.000
Te betalen belasting 25% × € 30.000 = € 7.500
Resultatenrekening over 2009
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
200 × € 160 + 300 × € 160 =
200 × € 100 + 300 × € 125 =
€ 80.000
€ 57.500
–––––––
€ 22.500
€ 7.500
–––––––
€ 15.000
Winst vóór aftrek belasting
Belastinglast
Winst
Verwerking winstbelasting 2009
Belastinglast
Aan Te betalen belasting
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
(300 × (€ 125 – € 100) × 75%)
Voorziening latente belastingen
(300 × (€ 125 – € 100) × 25%)
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€
7.500
€
5.625
€
1.875
€
7.500
€
7.500
113
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
Voorraad
Liquide middelen
34.000
97.250
Aandelenkapitaal
Winstreserve
Herwaarderingsreserve:
• Gerealiseerd
• Ongerealiseerd
Voorziening latente
belastingen
Te betalen belasting
Winst 2010
75.000
15.000
27.750
6.750
2.250
6.187,50
1.687,50 –
131.250
131.250
Toelichting:
• Voorraad: 200 × € 170 = € 34.000
• Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2010
Verkopen
450 × € 180 =
Inkopen
250 × € 125 =
Winstbelasting over 2009
•
•
•
€ 55.000
€ 81.000 +
€ 31.250 –
€ 7.500 –
–––––––
€ 97.250
Saldo 31 december 2010
Herwaarderingsreserve (gerealiseerd):
Stand 1 januari 2010
Toevoeging in 2010
450 × (€ 170 – € 125) =
€ 7.500
€ 20.250
–––––––
€ 27.750
Herwaarderingsreserve (ongerealiseerd):
200 × (€ 170 – € 125) × 75% = € 6.750
Voorziening latente belasting:
200 × (€ 170 – € 125) × 25% = € 2.250
Te betalen belasting:
Opbrengst verkopen
450 × € 180
Kostprijs verkopen
450 × € 125
€ 81.000
€ 56.250
––––––––
€ 24.750
Fiscale winst
Te betalen belasting 25% × € 24.750 = € 6.187,50
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
450 × € 180 =
450 × € 170 =
Winst vóór aftrek belasting
Belastinglast
Winst
Verwerking winstbelasting 2010
Belastinglast
Aan Te betalen belasting
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
(450 × (€ 170 – € 125) × 75%)
Voorziening latente belastingen
(450 × (€ 170 – € 125) × 25%)
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
c
€ 81.000
€ 76.500
–––––––––
€ 4.500
€ 6.187,50
–––––––––
– € 1.687,50
€ 6.187,50
€ 6.187,50
€ 15.187,50
€ 5.062,50
€ 20.250
Omdat de overdruk uit hoofde van herwaardering ten laste van het resultaat wordt gebracht,
komt op moment van realisatie de vrijval van de voorziening latente belastingen weer ten
gunste van de (gerealiseerde) herwaarderingsreserve, zodat deze op moment van vervanging
100% van de benodigde waardestijging bedraagt. Hiermee wordt voldoende vermogen aan de
onderneming gebonden om vervanging te verwezenlijken: de verwerking van de
winstbelasting sluit aan bij de substantialistische instandhoudingsdoelstelling.
d 1
Balans
• Gerealiseerde herwaarderingsreserve:
300 × (€ 125 – € 100) × 75% =
• Winst 2009 (saldo)
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 5.625
€ 16.875
114
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultatenrekening
• Belastinglast
• Winst
2
3
25% × € 22.500 =
€ 5.625
€ 16.875
Belastinglast
Voorziening latente belastingen
Aan Te betalen belasting
€
€
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve
(300 × (€ 125 – € 100) × 75%)
€
5.625
1.875
€
7.500
€
5.625
5.625
Voordeel: het verband tussen de winstbelasting en de winst vóór aftrek van belasting blijft
behouden.
Nadeel: de methode voldoet niet aan de substantialistische instandhoudingsdoelstelling:
op moment van vervanging van de voorraad is de herwaarderingsreserve onvoldoende
groot (namelijk 75% in plaats van 100%) om vervanging te waarborgen.
e De in de balansen opgenomen gerealiseerde herwaarderingsreserve moet worden
overgeboekt, bijvoorbeeld naar de overige reserves.
Vraagstuk 19.9 Agri nv
a
Zichtbaar eigen vermogen
Stille reserve gebouwen
Aanpassing voorzieningen naar schatting van Culture
Ontstaan belastinglatentie
25% × € 2.500.000 =
€ 6.000.000
€ 2.000.000
€ 500.000
––––––––––
€ 2.500.000
€ 625.000
––––––––––
€ 1.875.000
––––––––––
€ 7.875.000
Nettovermogenswaarde per 1 januari 2010
Investering
Nettovermogenswaarde
1 000 × € 9.750 =
€ 9.750.000
€ 7.875.000
––––––––––
€ 1.875.000
Goodwill
b Deelneming Culture
Goodwill
Aan Aandelenkapitaal
Aan Agio
c
€ 7.875.000
€ 1.875.000
(1 000 × € 1.000)
(1 000 × € 8.750)
€ 1.000.000
€ 8.750.000
In de enkelvoudige balans is de voorziening voor latente belastingverplichtingen (impliciet)
verwerkt in de nettovermogenswaarde.
In de geconsolideerde balans is de post Deelneming Culture vervangen door de
achterliggende activa en passiva van Culture, zodat de voorziening voor latente
belastingverplichtingen dan wel als afzonderlijke post voorkomt.
d Resultaat Culture volgens officiële jaarrekening
1
=
Hogere afschrijving gebouwen
€ 2.000.000 ×
20
Hogere toevoeging aan de voorzieningen
Lagere winst vóór aftrek van belasting
Lagere belastinglast
25% × € 600.000 =
Resultaat uit deelneming
e
Stand 1 januari 2010
Afwikkeling over 2010
Stand 31 december 2010
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 1.200.000
€ 100.000
€ 500.000
––––––––
€ 600.000
€ 150.000
––––––––
€ 450.000
––––––––––
€ 750.000
€ 625.000
€ 150.000 –
––––––––
€ 475.000
115
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Of:
Boekwaarde gebouwen op herrekende balans van Culture:
19
€ 7.000.000 ×
=
20
Boekwaarde gebouwen op officiële balans van Culture:
19
=
€ 5.000.000 ×
20
Opbrengst
Boekwaarde deelneming Culture:
Stand 1 januari 2010
Resultaat uit deelneming over 2010
Boekwaarde goodwill
€ 1.875.000 ×
€ 4.750.000
––––––––––
€ 1.900.000
Boekwaardeverschil
Latentie: 25% × € 1.900.000 = € 475.000
f
€ 6.650.000
€ 12.500.000
€ 7.875.000
€
750.000
––––––––––
€ 8.625.000
9
=
10
€ 1.687.500
––––––––––
€ 10.312.500
–––––––––––
€ 2.187.500
Boekwinst
Vraagstuk 19.10
a
bv Tax
De onjuistheden zijn:
1 de fiscaal lagere garantievoorziening leidt niet tot een passieve, maar tot een actieve
latentie.
2 de fiscaal niet aftrekbare kosten zijn definitieve winstverschillen, en leiden daarom niet tot
een latentie.
De juiste hoogte van de voorziening voor latente belastingverplichtingen per 31 december
2010 bedraagt € 700.000, de samenstelling hiervan is als volgt:
1
€ 105.000 (fiscaal gevormde herinvesteringsreserve)
2 – € 70.000 (fiscaal lagere garantievoorziening dan bedrijfseconomisch)
3
€ 455.000 (waardering materiële activa in de bedrijfseconomische balans tegen
vervangingswaarde)
4
€
–
5
€ 210.000 (fiscaal kortere afschrijvingstermijn dan bedrijfseconomisch voor het
machinepark)
b De voorziening voor latente belastingverplichtingen dient per 31 december 2010 aangepast te
worden aan het nieuwe tarief van 22% (IAS 12.47 / RJ 272.401), hetgeen een verlaging tot
3
× € 700.000 = € 84.000.
gevolg heeft van
25
Deze verlaging komt ten gunste van:
• het resultaat voor zover het tijdelijke verschillen betreft tussen fiscaal en
3
bedrijfseconomisch resultaat, in casu:
× (€ 105.000 – € 70.000 + € 210.000) = €
25
29.400; destijds is dit bedrag immers ook ten laste van het resultaat gevormd.
• de (ongerealiseerde) herwaarderingsreserve voor dat deel dat het gevolg is van
waardering tegen actuele waarde omdat dat deel van de voorziening ook is gevormd ten
3
× € 455.000 = € 54.600.
laste van de herwaarderingsreserve, in casu:
25
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
116
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Vraagstuk 19.11
a
Vion Food Group
15.146 / 77.159 x 100% = 19,6%
b 25,5% + 10,1% = 35,6%
c
Een deel van het resultaat wordt behaald in Duitsland, België, Verenigd Koninkrijk, Verenigde
Staten en Azië waar afwijkende tarieven voor winstbelasting gelden (zie toelichting op de
geconsolideerde winst- en verliesrekening). Dit leidt voor 2009 in de situatie van Vion tot een
gewogen gemiddeld belastingtarief dat verschilt van het tarief vennootschapsbelasting in
Nederland ad 25,5% (zie vraag b).
Onder omstandigheden zou het bij Vion kunnen voorkomen dat het gewogen gemiddelde
belastingtarief overeenkomt met het in Nederland toepasselijke tarief.
Dit kan betekenen dat resultaten van buitenlandse groepsmaatschappijen gezamenlijk en de
belasting daarover niet of nauwelijks meewegen in de totale resultaten van de Nederlandse
groepsmaatschappijen en de belasting daarover.
Een andere mogelijkheid is dat er een zodanig evenwicht bestaat tussen resultaten van
buitenlandse groepsmaatschappijen met een relatief hoog belastingtarief en resultaten van
buitenlandse groepsmaatschappijen met een relatief laag belastingtarief dat deze invloeden
elkaar (nagenoeg) geheel compenseren. Onder deze veronderstelling zou het effect op het
gemiddelde toepasselijke belastingtarief per saldo nihil zijn.
d Uiteenzetting van oorzaken voor de afwijking tussen effectieve belastingdruk en gemiddeld
toepasselijk belastingtarief:
• Het in 2009 benutten van compensabele verliezen uit voorgaande jaren, mits daarvoor
destijds geen actieve latenties zijn opgenomen, leidt tot een onderdruk van 16,7% in 2009,
het jaar van daadwerkelijke verrekening.
• Eind 2009 worden bestaande actieve latenties uit hoofde van verliescompensatie ten
opzichte van eind 2008 lager of in het geheel niet meer gewaardeerd. De lagere
waardering hangt samen met een gewijzigde inschatting van de mogelijkheden tot
verrekening (pessimistischer inschatting).
Deze waardevermindering komt via de post Belastingen ten laste van het resultaat en leidt
in 2009 tot een belastingoverdruk van 5,2%.
• Investeringsaftrek is een belastingfaciliteit die in het jaar van toepassing leidt tot een
definitief verschil tussen bedrijfseconomisch en fiscaal resultaat. Het daaruit
voortvloeiende belastingvoordeel komt via de post Belastingen ten gunste van het
resultaat en leidt in 2009 tot een belastingonderdruk van 2%.
e
Oorzaak overdruk
Het bedrijfsresultaat bevat afschrijving goodwill ad € 10.394.000 die fiscaal niet aftrekbaar is
omdat de desbetreffende goodwill is betaald als onderdeel van de verwerving van belangen in
groepsmaatschappijen (fiscaal worden deze in principe gewaardeerd tegen kostprijs).
Fiscaal wordt deze afschrijving niet geaccepteerd hetgeen leidt tot een overig tijdelijk verschil,
ook wel genoemd permanent of definitief winstverschil. Het gaat hier om een fiscaal niet
aftrekbare last die een overdruk veroorzaakt.
Oorzaak onderdruk
In het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening is € 480.000 inzake resultaat deelnemingen en
€ 12.200.000 inzake boekwinst verkoop deelnemingen opgenomen. Doorgaans valt deze
categorie resultaten onder de regeling van deelnemingsvrijstelling hetgeen leidt tot een overig
tijdelijk verschil, ook wel genoemd permanent of definitief winstverschil. Het gaat hier om niet
belaste baten die onderdruk veroorzaken.
f
Mogelijke andere oorzaken van overdruk in verband met verliescompensatie
• het in het verslagjaar niet opnemen van een actieve latentie voor fiscaal compensabele
verliezen over datzelfde jaar;
• verdamping van fiscaal verrekenbare verliezen na een aantal jaren na het ontstaan
daarvan, mits hiervoor destijds een actieve latentie is opgenomen
Mogelijke andere oorzaken van onderdruk in verband met verliescompensatie
• het in een later jaar alsnog activeren van nog te verrekenen verliezen uit voorgaande
jaren, mits daarvoor in het verleden geen actieve latenties zijn opgenomen;
• het terugnemen van een afwaardering in een eerder jaar van een actieve latentie voor
verrekenbare verliezen wegens een gewijzigde inschatting van de mogelijkheden tot
verrekening (optimistischer inschatting);
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
117
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
•
toevoeging van rente aan een actieve latentie die wordt gewaardeerd tegen contante
waarde. Deze rente wordt in de post Belastingen ten gunste van het resultaat gebracht.
N.B. Bij Vion kan deze situatie zich niet voordoen. De passieve latentie wordt
gewaardeerd tegen nominale waarde, dus dan moet de actieve latentie eveneens tegen
nominale waarde worden gewaardeerd (gelijktijdige stelselmatigheid, RJ 272.404).
g Het ontstaan van fiscaal compensabele verliezen leidt niet tot een afwijkende belastingdruk (in
casu overdruk) indien in het verliesjaar dit verlies wordt teruggewenteld op fiscale winsten van
de laatste jaren (carry back, er ontstaat dan een zekere vordering op de fiscus) en/of het
(resterende) verlies wordt doorgeschoven naar toekomstige jaren teneinde dit te verrekenen
met winsten in die jaren (carry forward) of met af te wikkelen passieve latenties uit hoofde van
tijdelijke verschillen (er ontstaat dan een actieve belastinglatentie).
Het gebruikmaken van fiscaal compensabele verliezen leidt niet tot een afwijkende
belastingdruk (in casu onderdruk) indien in het jaar van ontstaan van het fiscale verlies een
acute en/of een latente vordering op de fiscus op de balans is/zijn opgenomen.
h Activeren onder de rubriek Financiële vaste activa is voorgeschreven indien de verwachte
afwikkeltermijn grotendeels langer is dan een jaar.
i
Het overige deel van de latente belastingvorderingen ad € 22.192.000 heeft betrekking op
uitgestelde belastingvorderingen uit hoofde van verrekenbare tijdelijke verschillen tussen de
bedrijfseconomische en fiscale waardering van activa en passiva.
j
Twee andere mogelijkheden in het algemeen voor de presentatie van de belastingvordering
ad € 66.000.000 uit hoofde van voorwaarts compensabele verliezen in de balans per 31
december 2009:
• Salderen van de actieve latentie met passieve latenties onder de voorziening voor latente
belastingverplichtingen is verplicht indien en voor zover zij met elkaar kunnen worden
verrekend. Dit is het geval indien en voor zover de onderneming
- zou beschikken over een deugdelijk juridisch instrument om de vordering en de schuld
gesaldeerd en simultaan af te wikkelen;
- het stellige voornemen daartoe heeft.
Dit is doorgaans het geval indien per saldo kan worden afgerekend met dezelfde
belastingautoriteit zoals bij het bestaan van een fiscale eenheid.
•
k
Het afzonderlijk opnemen van een latente belastingvordering ad € 66.000.000 onder de
vlottende activa is verplicht indien de hiervoor genoemde mogelijkheid tot verrekening
ontbreekt én de verwachte afwikkeltermijn van de vordering ten hoogste één jaar is.
Totale latente belastingvordering uit hoofde van compensabele verliezen per 31 december
2009:
€ 594.000.000 à 16% =
€ 95.000.000
Eind 2009 hiervan tot waardering gebracht
€ 66.000.000
Eind 2009 niet tot waardering gebracht
l
€ 29.000.000
Het belastingtarief van 25,5% is van toepassing op ondernemingen die onder de Nederlandse
belastingwet vallen. Waarschijnlijk bestaan – ook – compensabele verliezen bij buitenlandse
groepsmaatschappijen die onder jurisdicties vallen waar lagere belastingtarieven van
toepassing zijn.
m Het opnemen van een actieve latentie uit hoofde van compensabele verliezen is verplicht voor
zover het waarschijnlijk is dat voldoende toekomstige fiscale winst beschikbaar zal zijn
waarmee verliezen kunnen worden gecompenseerd en verrekeningsmogelijkheden kunnen
worden benut (IAS 12.34 / RJ 272.311).
n Het fiscaal verliesgevend zijn behoeft niet per definitie te betekenen dat de onderneming ook
bedrijfseconomisch verliesgevend is, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van fiscaal onbelaste
resultaten van deelnemingen.
Daarnaast kunnen de compensabele verliezen zijn geleden in Duitsland, België, Verenigd
Koninkrijk, Verenigde Staten en/of Azië die fiscaal niet kunnen worden verrekend met winsten
in Nederland.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
118
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
o Waardering op basis van actuele waarde
Waardering op basis van historische kosten
€ 2.052.000.000
€ 819.160.000
Ongerealiseerde waardestijgingen
€ 1.232.840.000
Onder te verdelen in:
- ongerealiseerde herwaarderingsreserve 75%
- voorziening voor latente belastingen 25%
€ 924.630.000
€ 308.210.000
p Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
Waardestijgingen (+) en -dalingen (-)
Overboeking van gerealiseerde herwaardering als gevolg van desinvesteringen en
afschrijvingen naar de overige reserves (-)
Verlaging van het geldende belastingtarief (+)
Voorziening voor latente belastingen
Waardestijgingen (+) en -dalingen (-)
Onttrekking van de overdruk als gevolg van gerealiseerde waardestijgingen (-)
Verlaging van het geldende belastingtarief (-)
q De toevoeging aan de gerealiseerde herwaarderingsreserve bedraagt de in het vraagstuk
genoemde nadelige invloed op het resultaat na belastingen ad circa € 15.000.000.
Bij toepassing van overdruk ten laste van het vermogen komt de toevoeging aan de
herwaarderingsreserve gerealiseerd overeen met het lagere resultaat na belasting.
r
Nadelige invloed op het resultaat over 2009 na belastingen bij verwerking van de overdruk ten
laste van het resultaat: circa € 15.000.000 × 100/75 = circa € 20.000.000.
Volgens deze methode is een bedrag van circa € 5.000.000 (25% van € 20.000.000) nodig om
de gerealiseerde herwaarderingsreserve op bruto-niveau te krijgen. Dit effect wordt bereikt
door € 5.000.000 te onttrekken aan het resultaat via het verhogen van de belastinglast.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
119
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Hoofdstukoverstijgende vraagstukken
V1
bv Rokershoestje
Balans Rokershoestje per 31 december 2010 (bedragen × € 1)
a
Immateriële vaste activa:
Ontwikkelingskosten
Materiële vaste activa:
Bestelauto
Droogkast
Vlottende activa:
Voorraad
Debiteuren
Liquide middelen
135.000
25.000
20.000
1.720.000
400.000
258.405
Eigen vermogen:
Aandelenkapitaal
Wettelijke reserve
Winstreserve
Vreemd vermogen:
Leaseverplichtingen
Schuld Bolknak
Vooruitontvangen bedragen
Winst 2010
2.558.405
200.000
135.000
1.075.000
20.905
60.000
540.000
527.500
2.558.405
Toelichting:
•
Ontwikkelingskosten: € 150.000 ×
•
Bestelauto: € 50.000 ×
•
•
•
•
•
•
4,5
= € 135.000
5
3
= € 25.000
6
4
Droogkast: € 25.000 × = € 20.000
5
Voorraad: Stand 1/1
Inkopen
Verkopen
(80% × € 4.100.000)
Stand 31/12
Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2010
Verkoop deelneming
Verkoop partij 1 en 4
Leasetermijn droogkast
Reclamecampagne
Inkopen
Loonkosten
€ 500.000
€ 4.500.000 +
€ 3.280.000 –
–––––––––
€ 1.720.000
€ 600.000
€ 375.000
€ 4.240.000
€
6.595
€ 150.000
€ 4.500.000
€ 300.000
–––––––––
Saldo 31 december 2010
€ 258.405
Wettelijke reserve: opgenomen in verband met geactiveerde ontwikkelingskosten
Winstreserve: € 1.210.000 – € 135.000 = € 1.075.000
Leaseverplichtingen: € 25.000 – (€ 6.595 – 10% van € 25.000) = € 20.905
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
+
+
–
–
–
–
120
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Resultatenrekening over 2010
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
€ 3.700.000 + € 400.000 = € 4.100.000
€ 4.100.000 × 80% =
€ 3.280.000
––––––––––
€ 820.000
Transactieresultaat
Afschrijving:
•
Ontwikkelingskosten
•
Bestelauto
•
Droogkast:
0,5
=
5
3
€ 50.000 × =
6
1
€ 25.000 × =
5
€ 150.000 ×
Loonkosten
Overige bedrijfskosten (proces)
€ 60.000 – € 40.000 =
Bedrijfsresultaat
Interestlasten
Boekwinst verkoop Deelneming Smoke
€ 25.000 × 10% =
€ 375.000 – € 300.000 =
Winst
€
15.000 –
€
5.000 –
€
5.000 –
€ 300.000
€
20.000
––––––––––
€ 455.000
€
2.500
€
75.000
––––––––––
€ 527.500
–
–
–
+
b De IASB (IAS 38.69) en de RJ (RJ 210.235) laten niet toe dat reclamekosten worden
geactiveerd. De Nederlandse wet laat zich in deze niet over activering uit.
V2
Mirror bv
a
De directe kosten moeten worden geactiveerd. De indirecte kosten mogen worden
geactiveerd (voor zover het gaat om een redelijk deel). De rente mag worden geactiveerd voor
zover het betaalde rente over vreemd vermogen betreft, het activeren van gecalculeerde rente
over eigen vermogen is niet toegestaan (artikel 388.2).
b Volgens de RJ dient de stijging van de beurskoers in de resultatenrekening te worden
verantwoord (RJ 226.203). De wet geeft twee alternatieven: opname in de resultatenrekening
of verwerking in een herwaarderingsreserve (artikel 384.7 en 390.1).
c
Door de overboeking van gerealiseerde herwaardering naar de overige reserves, is de
herwaarderingsreserve geheel ongerealiseerd en is derhalve volledig aan te merken als een
wettelijke reserve.
d Voorziening latente belastingen totaal
€ 145.000
25
× € 225.000 =
75
Uit hoofde van herwaardering
€ 75.000
––––––––
€ 70.000
Uit hoofde van tijdelijke winstverschillen
e
De wet stelt dat de grondslagen van waardering en winstbepaling slechts wegens gegronde
redenen mogen worden veranderd (artikel 384.6). Het verkrijgen van een betere vergelijking
van de jaarrekening met die van andere ondernemingen in de bedrijfstak wordt algemeen als
gegronde reden gezien: de voorgenomen stelselwijziging is wettelijk toelaatbaar.
f
Herwaarderingsreserve
Voorziening latente belastingen
Aan Materiële vaste activa
€ 225.000
€ 75.000
(
100
× € 225.000)
75
€ 300.000
g Van langlopende schulden moeten worden vermeld de rentevoet en het bedrag met een
resterende looptijd van langer dan vijf jaar (artikel 375.2).
h Ja, in artikel 362.9 is aangegeven dat indien een onderneming uitgaat van de voorschriften
van de IASB onder meer artikel 390 evenzo moet worden toegepast.
Overigens schrijft de IASB zelf deze overboeking niet voor, al is de overboeking wel
toegestaan (IAS 16.41 en 38.87).
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
121
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
V6
Kazo nv
a
Investering
1.000 × € 9.600 =
Zichtbaar eigen vermogen
Hogere waarde gebouwen
Hogere (bestaande) voorzieningen
Treffen reorganisatievoorziening
€ 9.600.000
€ 6.500.000
€ 2.000.000 +
€
500.000 –
€
700.000 –
––––––––––
Nettovermogenswaarde
€ 7.300.000
––––––––––
€ 2.300.000
Goodwill
b Goodwill
Deelneming MDS
Aan Aandelenkapitaal
Aan Agio
c
€ 2.300.000
€ 7.300.000
1.000 × € 1.000 =
1.000 × (€ 9.600 – € 1.000) =
€ 1.000.000
€ 8.600.000
Geconsolideerde balans Kazo-MDS Groep per 1 oktober 2010 (bedragen ×
€ 1.000)
Goodwill
Gebouwen
Machines
Voorraden
Debiteuren
Liquide middelen
2.300
15.500
12.300
5.700
7.000
4.500
––––––
47.300
Aandelenkapitaal
Agio
Overige reserves
Winst 2010 (tot 1 oktober)
Voorzieningen
Schulden
4.000
13.600
6.000
1.000
9.700
13.000
––––––
47.300
Toelichting:
• Gebouwen: € 8.500.000 + € 7.000.000
• Aandelenkapitaal: € 3.000.000 + € 1.000.000
• Agio: € 5.000.000 + € 8.600.000
• Voorzieningen: € 6.000.000 + € 2.500.000 + € 500.000 + € 700.000
d Resultaat MDS over 2010
Resultaat MDS tot 1 oktober 2010
Resultaat MDS vanaf 1 oktober 2010
Correcties:
• Door MDS ten laste van de winst gebrachte
reorganisatievoorzieningen
• Verschil in afschrijving gebouwen:
1
3
×
=
(€ 7.000.000 – € 5.000.000) ×
20 12
• Verschil in berekening voorzieningen:
Berekening
Kazo
––––––––––
Stand 1-10-2010
€ 3.000.000
Stand 31-12-2010
€ 3.100.000
––––––––––
Toename
€ 100.000
€ 225.000 –
€ 500.000 +
––––––––
€ 725.000 –
€ 950.000 +
€ 25.000 –
Berekening
MDS
––––––––––
€ 2.500.000
€ 2.700.000
––––––––––
€ 200.000
€ 100.000 +
––––––––
€ 300.000 +
Resultaat uit deelneming MDS
e
Opbrengst
Boekwaarde deelneming MDS (nettovermogenswaarde):
• vastgesteld op 1 oktober 2010
€ 7.300.000
• correctie nettovermogenswaarde met
terugwerkende kracht per 1 oktober 2010 in
verband met extra reorganisatievoorziening € 250.000
• resultaat deelneming over 2010
€ 300.000
––––––––––
€ 13.000.000
–
+
€ 7.350.000 –
237
=
Boekwaarde goodwill: € 2.550.000 ×
240
Boekresultaat
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 2.518.125 –
––––––––––
€ 3.131.875
122
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
V7
Hol nv
a
Investering
10 000 × € 5.200 =
Eigen vermogen Buit 31 december 2009:
• Aandelenkapitaal
• Overige reserves
Zichtbaar eigen vermogen
Meerwaarde gebouwen
30% van BV 7.000.000 =
Meerwaarde voorraad goederen
8 000 × (BV 540 – BV 500) =
Voorziening reorganisatie
€ 52.000.000
BV 6.000.000
BV 4.000.000
––––––––––––
BV 10.000.000
BV 2.100.000 +
BV
320.000 +
BV
800.000 –
––––––––––––
BV 11.620.000
Nettovermogenswaarde:
80% × 11.620.000 BV × € 2,50 =
€ 23.240.000
––––––––––
€ 28.760.000
Goodwill
b Deelneming Buit
Goodwill
Aan Aandelenkapitaal
Aan Agio
€ 23.240.000
€ 28.760.000
(10 000 × € 500)
(10 000 × € 4.700)
€ 5.000.000
€ 47.000.000
Balans per 31 december 2010 (bedragen × BV 1.000)
c
Gebouwen
Voorraad goederen
Liquide middelen
7.800
5.220
5.160
––––––
18.180
Aandelenkapitaal
Overige reserves
Reorganisatievoorziening
7%-Banklening
Crediteuren
Winst 2010
6.000
5.620
400
2.500
2.000
1.660
––––––
18.180
Toelichting:
•
•
•
•
•
•
130 6
× = BV 7.800.000
100 7
Voorraad goederen: 9 000 × BV 580 = BV 5.220.000
Overige reserves:
Officiële balans Buit 31 december 2009
Aanpassingen bij overname per 31-12-2009 in verband met
bepaling fair value:
– Meerwaarde gebouwen
– Meerwaarde voorraad goederen
– Voorziening reorganisatie
Gebouwen: BV 7.000.000 ×
BV 4.000.000
BV 2.100.000 +
BV 320.000 +
BV 800.000 –
–––––––––––
BV 5.620.000
Reorganisatievoorziening: BV 800.000 – BV 400.000 = BV 400.000
7%-Banklening: BV 3.000.000 – BV 500.000 = BV 2.500.000
Crediteuren:
BV 1.000.000 + BV 15.680.000 + BV 12.760.000 – BV 27.440.000 = BV 2.000.000
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × BV 1.000)
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
Afschrijvingen
Interest
Overige bedrijfskosten
Winst
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
45.710
27.540
1.300
210
15.000
––––––
44.050
––––––
1.660
123
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Toelichting:
• Opbrengst verkopen: BV 23.400.000 + BV 22.310.000 = BV 45.710.000
• Kostprijs verkopen: 8 000 × BV 540 + 28.000 × BV 560 + 13.000 × BV 580 = BV
27.540.000
130 1
× = BV 1.300.000
• Afschrijvingen: BV 7.000.000 ×
100 7
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
d
Gebouwen
Aandelenkapitaal
7.800 × 2,50 =
Voorraad goederen
5.220 × 2,80 =
Liquide middelen
5.160 × 2,90 =
6.000 × 2,50 = 15.000
19.500
Overige reserves
14.616
14.964
––––––
49.080
5.620 × 2,50 = 14.050
Reorganisatievoorziening
400 × 2,90 =
1.160
7%-Banklening 2.500 × 2,90 = 7.250
Crediteuren
2.000 × 2,90 = 5.800
Winst 2010
5.820
––––––
49.080
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1.000)
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
Afschrijvingen
Interest
Overige bedrijfskosten
23 400 × 2,60 + 22 310 × 2,80 =
8 000 × 540 × 2,50 + 28 000 × 560 × 2,60
+ 13 000 × 580 × 2,80 =
72.680
1.300 × 2,50 =
3.250
105 × 2,60 + 105 × 2,80 =
567
10.000 × 2,60 + 5.000 × 2,80 =
40.000
––––––
116.497
–––––––
6.811
– 991
–––––––
5.820
Resultaat voor omrekeningsverschillen
Omrekeningsverschillen
Winst
Specificatie omrekeningsverschillen (bedragen × 1.000)
Monetaire positie 1-1*
– 1.800 × € 2,50
Verkopen 1e halfjaar
+ 23.400 × € 2,60
Verkopen 2e halfjaar
+ 22.310 × € 2,80
Inkopen 1e halfjaar
– 15.680 × € 2,60
Inkopen 2e halfjaar
– 12.760 × € 2,80
Interest 1e halfjaar
–
105 × € 2,60
Interest 2e halfjaar
–
105 × € 2,80
Overige bedrijfskosten
1e halfjaar
– 10.000 × € 2,60
2e halfjaar
– 5.000 × € 2,80
––––––
+
260
Monetaire positie 31-12
260 × € 2,90
Omrekeningsresultaat
*
Liquide middelen
Reorganisatievoorziening
7%-Banklening
Crediteuren
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
123.308
=
=
=
=
=
=
=
=
=
=
€
€
€
€
€
€
€
4.500
60.840
62.468
40.768
35.728
273
294
–
+
+
–
–
–
–
€ 26.000 –
€ 14.000 –
––––––––
€ 1.745
€
754
–––––––
–€
991
BV 3.000.000
BV 800.000
BV 3.000.000
BV 1.000.000
–––––––––––
– BV 1.800.000
+
–
–
–
124
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000)
e
Gebouwen
Aandelenkapitaal
7.800 × 2,90 =
Voorraad goederen
5 220 × 2,90 =
Liquide middelen
5.160 × 2,90 =
6.000 × 2,50 = 15.000
22.620
Overige reserves
15.138
14.964
––––––
52.722
5.620 × 2,50 = 14.050
Reserve omrekeningsverschillen
(saldo)
4.980
Reorganisatievoorziening
400 × 2,90 =
1.160
7%-Banklening 2.500 × 2,90 = 7.250
Crediteuren
2.000 × 2,90 = 5.800
Winst 2010
1.660 × 2,70 = 4.482
––––––
52.722
Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1.000)
Opbrengst verkopen
Kostprijs verkopen
Afschrijvingen
Interest
Overige bedrijfskosten
45 710 × 2,70 =
27 540 × 2,70 =
1 300 × 2,70 =
210 × 2,70 =
15 000 × 2,70 =
Winst
Specificatie omrekeningsverschillen (bedragen × € 1.000)
Op eigen vermogen
11.620 × (2,90 – 2,50) =
Op het resultaat
1.660 × (2,90 – 2,70) =
f
123.417
74.358
3.510
567
40.500
––––––
118.935
–––––––
4.482
4.648
332
–––––
4.980
De functionele valuta van Buit (de BV) is een andere dan die van Hol (de euro): voor deze
situatie schrijven de IASB en de RJ omrekening volgens de closing-rate method voor (IAS 21 /
RJ 122).
g De wet geeft geen specifieke voorschriften voor de wijze van omrekening, er is alleen
voorgeschreven dat de grondslagen die voor de omrekening worden gehanteerd en de wijze
waarop koersverschillen zijn verwerkt, in de toelichting worden vermeld (artikel 384.5).
h De jaarrekening dient opgesteld te worden in de nationale geldeenheid (in casu: de euro),
tenzij de werkzaamheid van de rechtspersoon of de internationale vertakking van de groep het
rechtvaardigt dat een vreemde geldeenheid als rapporteringsvaluta wordt gehanteerd (artikel
362.7).
i
De posten van de jaarrekening moeten in de Nederlandse taal worden omschreven, tenzij de
algemene vergadering tot het gebruik van een andere taal heeft besloten (artikel 362.7).
j
Nee, voor de gepubliceerde jaarrekening is de keuze van een vreemde taal beperkt tot het
Frans, Duits of Engels (artikel 394.1).
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
125
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
V9
Promotion bv
a
1
2
Gebouw
• exclusief groot onderhoud € 900.000 × 24/25 = € 864.000
• groot onderhoud
€ 100.000 × 4/5
= € 80.000
––––––––
€ 944.000
Latente belastingvordering uit hoofde van het gebouw:
Bedrijfseconomische waardering gebouw
€ 944.000
Fiscale waardering gebouw
€ 1.000.000 × 24/25 = € 960.000
––––––––
€ 16.000 × 25% = € 4.000
Latente belastingverplichting uit hoofde van de inventaris:
Bedrijfseconomische waardering inventaris
€ 30.000
Fiscale waardering inventaris € 50.000 × 50% × 50%= € 12.500
––––––––
€ 17.500 × 25% = € 4.375
–––––––
Per saldo latente belastingverplichtingen
€ 375
b De latente belastingvordering dient volledig in de balans opgenomen te worden, indien het
waarschijnlijk is dat voldoende fiscale winst beschikbaar zal zijn voor volledige verrekening
(RJ 272.306).
c
De wet stelt dat de grondslagen van waardering en winstbepaling slechts wegens gegronde
redenen mogen worden veranderd (artikel 384.6). Aansluiting bij de richtlijnen van de Raad
voor de Jaarverslaggeving geldt als een gegronde reden (RJ 140.207): de stelselwijziging is
toelaatbaar.
d Effecten
Aan Overige reserves
Aan Latente belastingverplichtingen
e
Investering
Zichtbaar eigen vermogen
Stille reserve inventaris
Aanpassing voorzieningen naar
schatting van Promotion
Ontstaan belastinglatentie:
25% × € 22.000 =
€ 15.000
€ 11.250
€ 3.750
€ 150.000
€100.000
€ 12.000
€ 10.000
––––––––
€ 22.000
€ 5.500
––––––––
€ 16.500
––––––––
Nettovermogenswaarde per 1 januari 2010
€ 116.500
––––––––
€ 33.500
Betaalde goodwill
f
In de enkelvoudige balans is de voorziening voor latente belastingverplichtingen (impliciet)
verwerkt in de nettovermogenswaarde.
In de geconsolideerde balans is de post Deelneming Tours vervangen door de onderliggende
activa en passiva van Tours, zodat de voorziening voor latente belastingverplichtingen dan
wel als afzonderlijke post voorkomt.
g Resultaat volgens de grondslagen van Tours
Correcties:
• Hogere afschrijving inventaris (1)
• Grotere toevoeging aan voorzieningen (2)
Lagere belastinglast (25%)
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€
€ 4.000 −
€ 5.000 −
––––––––
€ 9.000 −
€ 2.250 +
––––––––
25.000
€
6.750 −
––––––––
€ 18.250
126
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
(1) Promotion € 72.000
Tours
€ 100.000
× 1/3 =
× 1/5 =
(2) Promotion € 30.000
Tours
€ 35.000
− € 20.000 =
− € 30.000 =
€ 24.000
€ 20.000
––––––––
€ 4.000
€ 10.000
€ 5.000
––––––––
€ 5.000
h Resultatenrekening van Promotion over 2010
Omzet
Afschrijvingskosten:
• Gebouw:
- exclusief groot onderhoud
- groot onderhoud
• Inventaris
• Goodwill
Overige bedrijfskosten
Beleggingsresultaat
Resultaat uit deelneming Tours
€
€ 900.000 × 1/25 =
€ 100.000 × 1/5 =
€ 50.000 × 1/5 =
€ 33.500 × 1/10 =
€
36.000
€
20.000
€
10.000
€
3.350
€ 350.000
€
15.000
€
18.250
––––––––––
€ 113.900
€
31.550
––––––––––
€
82.350
€ 130.000 − € 115.000 =
Winst vóór aftrek van belasting
Belastinglast *
Nettowinst
*
Nominale druk
Overdruk:
• Afschrijving goodwill
• Niet-aftrekbare bedrijfskosten
Onderdruk:
• Resultaat uit deelneming
• Investeringsaftrek
i
Waardering per 31 december 2010:
• Gebouw:
Bedrijfseconomisch:
- exclusief groot onderhoud
€
- groot onderhoud
€
•
•
€ 113.900
× 25% =
€
3.350
€ 30.000
–––––––––
€ 33.350 × 25% =
€ 18.250
€
2.800
–––––––––
€ 21.050 × 25% =
500.000
−
−
−
−
−
+
+
–
€ 28.475
€
8.337,5
+
€ 5.262,5
–––––––––
€ 31.550
−
900.000 × 23/25 =
100.000 × 3/5 =
Fiscaal
€ 1.000.000 × 23/25 =
Inventaris:
Bedrijfseconomisch
€ 50.000 × 2/5 + € 10.000 =
Fiscaal € 50.000 × 50% × 50% × 50% + € 10.000 =
Effecten:
Bedrijfseconomisch
Fiscaal
€ 828.000
€ 60.000
–––––––––
€ 888.000
€ 920.000
€ 30.000
€ 16.250
€ 80.000
€ 60.000
Latenties:
• Gebouw 25% × (€ 888.000 − € 920.000) = € 8.000 actief
• Inventaris 25% × (€ 30.000 − € 16.250) = € 3.437,50 passief
• Effecten 25% × (€ 80.000 − € 60.000) = € 5.000 passief
j
Stand 1 januari 2010
Afwikkeling
Stand 31 december 2010
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
€ 5.500 (zie vraag e)
€ 2.250 (zie vraag g)
–––––––
€ 3.250
127
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Of:
Verschil boekwaarde herrekende balans en officiële balans van Tours:
• Inventaris
€ 48.000 − € 40.000 = € 8.000
• Voorzieningen € 35.000 − € 30.000 = € 5.000
–––––––
25% × € 13.000 = € 3.250
V10
Schuitema nv
a
De waardering en winstbepaling van de gebouwen geschiedt op basis van actuele waarde. Dit
betekent dat prijsstijgingen buiten het resultaat worden gehouden en via de
herwaarderingsreserve aan het bedrijf worden gebonden; hiermee wordt vervanging tegen
gestegen prijzen gewaarborgd, hetgeen de kern is van het substantialisme.
Ten aanzien van de voorraden is sprake van een nominalistische uitwerking: weliswaar wordt
voor de kostprijs van de omzet uitgegaan van de laatste betaalde inkoopprijzen (de
waarderingsgrondslag), maar de voorraadresultaten worden door het ontbreken van een
herwaarderingsreserve tot het resultaat gerekend. Feitelijk betekent dit dat de nominale
toename van het eigen vermogen als winst wordt beschouwd (= het nominalisme).
b 1
2
3
c
d
e
Het realisatieprincipe komt tot uiting onder het kopje Omzet: De omzet bestaat uit
opbrengsten uit hoofde van geleverde goederen en diensten.
Uit de tekst onder Voorraden blijkt dat de onder de voorraden geboekte, niet-gerealiseerde
herwaardering tot het resultaat wordt gerekend; wat dit betreft wordt er in strijd gehandeld
met het realisatieprincipe.
Het matchingprincipe komt tot uiting op de volgende plaatsen:
• Materiële vaste activa:
…, waarop afschrijvingen in mindering worden gebracht. De afschrijvingen worden
bepaald op grond van de verwachte economische levensduur en vinden plaats volgens
het lineaire systeem......(Dit wordt zowel genoemd bij de gebouwen en de bijbehorende
terreinen als bij de andere duurzame bedrijfsmiddelen.)
• Kostprijs van de omzet
De kostprijs van de omzet bevat de kostprijs van de geleverde goederen en de direct
toerekenbare kosten van de verrichte diensten.
• Belastingen
De verplichtingen uit hoofde vennootschapsbelasting worden bepaald op basis van het
bedrijfseconomisch resultaat, rekening houdend ....
Gelijktijdige bestendigheid houdt in dat soortgelijke posten of activiteiten op gelijksoortige
wijze in de jaarrekening worden verwerkt. Hiermee lijkt Schuitema op de volgende drie
punten in strijd te handelen:
1 De gebouwen, bijbehorende terreinen en de voorraden worden gewaardeerd op
actuele waarden c.q. laatst betaalde inkoopprijzen, terwijl de andere duurzame
bedrijfsmiddelen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs.
2 Ten aanzien van de winstbepaling worden de kosten van de gebouwen gebaseerd op
actuele prijzen en die van de andere duurzame bedrijfsmiddelen en de voorraden op
historische kosten. (De kostprijs van de omzet wordt wel bepaald op basis van de
laatst betaalde inkoopprijzen, maar deze wordt door de voorraadresultaten in het
resultaat te laten lopen feitelijk gecorrigeerd tot historische kosten.)
3 De voorraden worden gewaardeerd tegen laatst betaalde inkoopprijzen (die daarmee
de actuele waarde benaderen), terwijl de winstbepaling geschiedt op basis van
historische kosten.
Schuitema hanteert de functionele kostensplitsing; de kosten zijn ingedeeld naar
bedrijfsfuncties.
€ 25.115
× 100% = 33,7%.
€ 74.440
1
2
3
Toepassing van fiscale faciliteiten die leiden tot definitieve verschillen tussen
bedrijfseconomisch en fiscaal resultaat (de onder het kopje Belastingen genoemde fiscaal
vrijgestelde bestanddelen).
Het gelden van lagere belastingtarieven dan 34,5% in landen waar Schuitema
geconsolideerde subsidiaries/groepsmaatschappijen bezit.
Het gebruikmaken van fiscaal compensabele verliezen voor zover voor deze verliezen
destijds geen latente vordering op de fiscus in de balans is opgenomen.
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
128
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
4
5
f
Het verrekenen van actieve belastinglatenties uit hoofde van tijdelijke verschillen tussen
bedrijfseconomische en fiscale winst, voor zover deze latenties destijds uit
voorzichtigheidsoverwegingen niet in de balans zijn opgenomen.
De effecten van verlagingen (in geval van passieve latenties, uitgezonderd die uit hoofde
van herwaardering) en verhogingen (in geval van actieve latenties) van de tarieven voor de
winstbelasting.
In de geconsolideerde balans en winst- en verliesrekening komen de posten Aandeel van
derden in groepsvermogen en Aandeel van derden in groepsresultaat voor. Dit geeft het deel
van het getoonde groepsvermogen respectievelijk groepsresultaat weer dat toekomt aan
derden-aandeelhouders. De activa, passiva, baten en lasten van de geconsolideerde
subsidiaries/groepsmaatschappijen zijn dus volledig in de consolidatie betrokken; deze
werkwijze staat bekend als de integrale methode.
g Bij integrale consolidatie wordt het resultaat van niet-100% subsidiaries/
groepsmaatschappijen voor 100% geconsolideerd, ook al berust een minderheidsbelang bij
derden. De post Aandeel van derden in groepsresultaat in de winst- en verliesrekening over
2003 van Schuitema geeft een negatief bedrag aan. Dit negatieve bedrag geeft het aandeel
aan van de minderheidsaandeelhouders van de geconsolideerde subsidiaries/
groepsmaatschappijen in het groepsresultaat na belasting van Schuitema (ad € 49.325.000).
Dit betekent dat de volgens de integrale methode geconsolideerde niet-100%
subsidiaries/groepsmaatschappijen per saldo positief hebben bijgedragen aan het resultaat
over 2003 van de Schuitema-Groep.
h Volgens de toelichting worden de herwaarderingen ten gunste van de herwaarderingsreserve
gebracht na aftrek van latente belastingen, terwijl uit het ‘Mutatieoverzicht
herwaarderingsreserve c.q. overige reserves’ blijkt dat de herwaarderingsreserve of de
overige reserves bij realisatie van de waardestijgingen niet tot 100% worden aangevuld; dit
duidt op verwerking van de overdruk ten laste van het vermogen.
i
Omdat de overdruk aan te betalen belasting ten laste van het vermogen wordt gebracht, is er
op moment van vervanging onvoldoende vermogen aan de onderneming gebonden om
vervanging te verwezenlijken. De post Overige reserves bevat immers op moment van
vervanging slechts 65% in plaats van de benodigde 100% van de waardestijging: uitgaande
van volledige financiering met eigen vermogen wordt de substantialistische werking niet
gehaald.
Daarnaast is het in strijd met de ‘all-inclusive’-opvatting dat een deel van de belastinglast ten
laste van het vermogen wordt gebracht.
j
Nettoresultaat na belasting volgens de jaarrekening
35
Overdruk over gerealiseerde waardestijging:
× € 1.630.000 =
65
€ 47.994.000
Nettoresultaat na belasting bij overdruk ten laste van het resultaat
€ 47.116.308
k
1
2
€
877.692
Bedrijfsresultaat volgens de jaarrekening
100
× € 1.630.000 =
Gerealiseerde waardestijging:
65
€ 82.361.000
Bedrijfsresultaat op basis van historische kosten
€ 84.868.692
€
2.507.692
Eigen vermogen volgens de jaarrekening
Ongerealiseerde herwaarderingsreserve
€ 163.263.000
€ 34.944.000
Eigen vermogen op basis van historische kosten
€ 128.319.000
© 2011 Noordhoff Uitgevers bv
129
Download