Uitwerkingen 6e druk jaarverslaggeving (docent) door jdz De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Koop en Verkoop al je samenvattingen, aantekeningen, onderzoeken, scripties, collegedictaten, en nog veel meer.. www.stuvia.com Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Dr. Peter Epe RA Drs. Wim Koetzier Wim Hoffmann RA Jaarverslaggeving Uitwerkingen docent zesde druk Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Inhoud 1 Externe verslaggeving: relaties met andere vakgebieden en ontwikkeling 3 Deel 1 Bedrijfseconomische en juridische grondslagen van de externe verslaggeving 6 2 Waarde en winst 7 3 Basisprincipes van de boekhoudkundige waarde- en winstbepaling 10 4 Regelgevers en toezichthouders 13 5 Regelgeving: materiële en formele aspecten van de publicatieplicht 16 Deel 2 De basisoverzichten van de externe verslaggeving: balans, resultatenrekening en kasstroomoverzicht 20 6 Vaste activa 21 7 Vlottende activa 27 8 Eigen vermogen 35 9 Vreemd vermogen 38 10 Resultatenrekening 41 11 Kasstroomoverzicht 46 Deel 3 Winst- en vermogensbepaling in geval van prijsfluctuaties 49 12 Instandhoudingsdoelstellingen en waarderingsgrondslagen 50 13 Historischekostenstelsel 52 14 Vervangingswaardestelsel 59 15 Overige winstbepalingsstelsels 74 Deel 4 Concernvorming 81 16 Kapitaalbelangen 82 17 Consolidatie 89 Deel 5 Overige onderwerpen 98 18 Vreemde valuta 99 19 Winstbelasting 108 Hoofdstukoverstijgende vraagstukken 120 De uitwerkingen van de in het opgavenboek met een sterretje aangeduide vraagstukken en casussen – bedoeld voor zelfstudie – zijn opgenomen op de website: www.jaarverslaggeving.noordhoff.nl. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 2 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 1 Externe verslaggeving: relaties met andere vakgebieden en ontwikkeling Vraagstuk 1.1 Een handelsonderneming Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) a Vaste activa Gebouwen Auto’s 336 90 ––– 426 Vlottende activa Voorraad Debiteuren Liquide middelen 625 Eigen vermogen Langlopende schulden 9%-hypothecaire lening Kortlopende schulden Crediteuren 180 110 100 90 299 ––– 489 ––– 915 ––– 915 Toelichting: • Gebouwen: € 352.000 – € 16.000 = € 336.000 • Auto’s: € 150.000 – € 60.000 = € 90.000 • Voorraad: 2000 (3 000 + 18 000 – 19 000) × € 50 = € 100.000 • Debiteuren: € 1.900.000 – € 1.810.000 = € 90.000 • Liquide middelen: Saldo 1 januari 2010 € 83.000 Ontvangsten: – Debiteuren 1 januari 2010 € 85.000 – Uit hoofde van verkopen in 2010 € 1.810.000 – Storting privégeld eigenaren € 50.000 Uitgaven: – Crediteuren 1 januari 2010 € 165.000 – Uit hoofde van inkopen in 2010 € 790.000 – Uitgekeerde winst over 2009 € 40.000 – Aflossing lening € 20.000 – Interest lening € 18.000 – Lonen en sociale lasten € 696.000 –––––––––– Saldo 31 december 2010 € 299.000 • Eigen vermogen: Saldopost • 9% hypothecaire lening: € 200.000 – € 20.000 = € 180.000 • Crediteuren: € 900.000 – € 790.000 = € 110.000 b Eigen vermogen 31 december 2010 Eigen vermogen 1 januari 2010 Vermogenstoename Stortingen Onttrekkingen Winst 2010 c + + + – – – – – – € 625.000 € 455.000 – –––––––– € 170.000 € 50.000 – € 40.000 + –––––––– € 160.000 Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen Lonen en sociale lasten Interestlasten Afschrijvingen: • Gebouwen © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 19 000 × € 100 = 19 000 × € 50 = € 1.900.000 9% van € 200.000 = € 950.000 € 696.000 € 18.000 4% van € 400.000 = € 16.000 3 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal • Auto’s 40% van € 150.000 = € 60.000 –––––––– € 1.740.000 –––––––––– € 160.000 Winst Vraagstuk 1.2 Koninklijke Reesink nv a 1 RTV = winst vóór aftrek van belasting + betaalde interest × 100% gemiddeld totale vermogen € 2.683 + € 609 € 3.292 × 100% = × 100% = 2,6% € 124.976 € 124.976 2 REV vóór aftrek van belasting winst vóór aftrek van belasting = × 100% gemiddeld eigen vermogen = € 2.683 × 100% = 3,6% € 73.522 3 REV na aftrek van belasting nettowinst = × 100% gemiddeld eigen vermogen = = € 1.991 × 100% = 2,7% € 73.522 b Dit wordt veroorzaakt door de afwijking van de rentabiliteit van het vreemd vermogen (RVV) ten opzichte van de rentabiliteit van het totale vermogen (RTV). € 609 € 609 × 100% = 1,2%. Omdat de De RVV is × 100% = € 51.454 € 12.155 + € 39.299 vreemdvermogenverschaffers ‘genoegen’ nemen met een lagere vergoeding voor het ter beschikking stellen van hun vermogen dan de RTV, komt de rentabiliteit van het eigen vermogen vóór aftrek van belasting hoger uit dan de RTV. Men spreekt in dit verband van een positieve hefboomwerking. c 1 2 Vlottende activa € 65.943 = = 1,68 Kortlopende verplichtingen € 39.299 Als norm wordt wel gesteld dat de current ratio ongeveer 1,5 à 2 moet zijn; de current ratio van Reesink voldoet hier per 31 december 2009 aan. Bij de berekende current ratio dienen nog enkele kanttekeningen geplaatst te worden: • De vlottende activa bestaan voor 69% uit voorraden; in geval van een opslagduur van de voorraden van bijvoorbeeld twee maanden en van een betalingstermijn van de debiteuren van eveneens twee maanden, zal het in de voorraden geïnvesteerde vermogen gemiddeld pas na drie maanden in geldvorm vrijkomen. • Onder de voorzieningen kunnen op korte termijn betalingsverplichtingen schuilen; deze dienen voor de berekening van de current ratio te worden meegenomen. Current ratio = Verder is het van belang op te merken dat het bepalen van de liquiditeit aan de hand van de balans (statische liquiditeit) slechts een momentopname is; zo worden bijvoorbeeld financiële verplichtingen die kort na balansdatum ontstaan, zoals uitgaven ten behoeve van het productieproces en loonbetalingen, niet in de beoordeling betrokken. De liquiditeit is daarom beter te beoordelen aan de hand van een liquiditeitsbegroting (dynamische liquiditeit) en met behulp van een kasstroomoverzicht (zie hoofdstuk 11). d 1 2 e 1 Eigen vermogen € 73.522 = = 0,59 Totaal vermogen € 124.976 Voor de verhouding eigen vermogen : totaal vermogen wordt vaak een minimale norm 1 1 van à gehanteerd. De verhouding van Reesink per 31 december 2009 zit hier ruim 3 4 boven. Bij de beoordeling speelt echter ook de rentabiliteit een rol. Bij een lagere rentabiliteit (zoals in dit geval bij Reesink) is een hogere verhouding wenselijk. De rentabiliteit van het totale vermogen zal verslechteren omdat het resultaat daalt, terwijl het totale vermogen ongewijzigd blijft. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 4 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 2 3 De rentabiliteit van het eigen vermogen verslechtert eveneens omdat – bij een rentabiliteit kleiner dan 100% – de negatieve werking van de daling van het resultaat sterker doorwerkt op de rentabiliteitsberekening dan de positieve werking van de daling van het eigen vermogen. Indien het extra gegeven ertoe leidt dat op korte termijn de betalingsverplichtingen toenemen, heeft dit een negatieve werking op de liquiditeit. De solvabiliteit verslechtert door de toename van het vreemd vermogen en de hieraan gelijke afname van het eigen vermogen. Zowel het resultaat (door de lagere afschrijvingskosten) als het (eigen en totaal) vermogen (door de hogere boekwaarde) zullen stijgen: • De rentabiliteit van het (eigen en totaal) vermogen zal – bij een rentabiliteit kleiner dan 100% – stijgen omdat de positieve werking van de stijging van het resultaat sterker doorwerkt dan de negatieve werking van de toename van het vermogen. • De liquiditeit verandert niet. • De solvabiliteit verbetert omdat het eigen vermogen toeneemt, terwijl het vreemd vermogen gelijk blijft. Door de daling van het vreemd vermogen en daarmee van het totaal vermogen verbetert de rentabiliteit van het totale vermogen, terwijl de rentabiliteit van het eigen vermogen onveranderd blijft. De liquiditeit ondergaat in wezen geen verandering. De current ratio (zoals bij vraag c1 berekend en die veelal als indicatie wordt gebruikt bij de beoordeling van de liquiditeit) komt echter hoger uit. Een dergelijke gebeurtenis wordt daarom vaak aangeduid als ‘window dressing’. De solvabiliteit verbetert door de afname van het vreemd vermogen. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 5 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Deel 1 Bedrijfseconomische en juridische grondslagen van de externe verslaggeving © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 6 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 2 Waarde en winst Vraagstuk 2.1 Het economisch waardebegrip a Jaar 1 € 30.000 € 30.000 € 50.000 + + = € 89.632 1,1 1,12 1,13 Vermogen 1/1 = € 30.000 € 50.000 + = € 98.595 Vermogen 31/12 = € 30.000 + 1,1 1,12 Winst = € 98.595 – € 89.632 = € 8.963 Investering 1 januari jaar 1 Vermogen 1 januari jaar 1 (na investering) Aanvangswinst jaar 1 € 100.000 € 89.632 –––––––– – € 10.368 Jaar 2 € 30.000 € 50.000 + = € 89.632 1,1 1,12 € 50.000 = € 96.492 Vermogen 31/12 = € 21.037 + € 30.000 + 1,1 Winst = € 96.492 – € 89.632 = € 6.860 Vermogen 1/1 * = € 21.037* + € 30.000 – € 8.963 = € 21.037 Jaar 3 € 50.000 = € 89.632 1,1 Vermogen 31/12 = € 21.037 + € 23.140 + € 50.000 = € 94.177 Winst = € 94.177 – € 89.632 = € 4.545 Vermogen 1/1 * = € 21.037 + € 23.140* + € 30.000 – € 6.860 = € 23.140 b De oorzaak van de berekende aanvangswinst (– € 10.368) is dat bij de start van de onderneming de inkoopprijs van het aangeschafte productiemiddel (€ 100.000) getransformeerd wordt in de bedrijfswaarde (€ 89.632); op dat moment wordt overgeschakeld van in- naar verkoopmarkt. c De investeringsbeslissing is niet economisch verantwoord omdat de aanvangswinst (waarin alle toekomstige nettokasstromen zijn opgenomen) negatief is. De nadien berekende jaarwinsten ontstaan alleen door het verstrijken van de tijd. d De essentie van een onderneming is het omzetten van productiemiddelen in te verkopen goederen en diensten. Het economisch waardebegrip is hierop gebaseerd en levert dan ook zeer relevante cijfers op. Met de betrouwbaarheid van het economisch waardebegrip is het slechter gesteld: het is gebaseerd op de toekomstverwachtingen van de bedrijfsleiding inzake afzet, verkoopprijzen, exploitatiekosten, rentevoet, enzovoort. Het economisch waardebegrip steunt dus op schattingen van de ondernemingsleiding en deze zijn niet controleerbaar. Dit gebrek aan betrouwbaarheid is er de oorzaak van dat de externe verslaggeving niet in eerste instantie gebaseerd kan worden op het economisch waardebegrip. De verantwoordingsfunctie die de externe verslaggeving heeft, verdraagt zich niet met de mogelijkheid dat de bedrijfsleiding haar eigen schattingen tot grondslag van waardering en winstbepaling maakt. De ongelimiteerde mogelijkheden tot creative accounting die met het economisch waardebegrip gepaard gaan, maken het ongeschikt voor het opstellen van de externe jaarrekening als geheel. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 7 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 2.3 Zilvervloot bv a Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1 mln) 1 Bergingsschip Effecten Liquide middelen 22,5 1 27,9 –––– 51,4 Aandelenkapitaal Banklening Reorganisatievoorziening Winst 2010 15 20 2 14,4 –––– 51,4 Toelichting: 9 = € 22.500.000 10 • Bergingsschip: € 25.000.000 × • Liquide middelen: Aandelenemissie Banklening Opbrengst veiling Interest 8% × € 20.000.000 = Huur bedrijfspand Kosten ‘Historical research’ Aanschaf bergingsschip Kosten ‘Operations’ Kosten ‘Technical development’ Aanschaf aandelen Saldo 31 december 2007 € 15.000.000 € 20.000.000 € 40.000.000 € 1.600.000 € 500.000 € 4.000.000 € 25.000.000 € 12.000.000 € 3.000.000 € 1.000.000 ––––––––––– € 27.900.000 + + + – – – – – – – Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1 mln) Omzet Huur 40 0,5 Afschrijvingskosten 1 = 10 4 + 12 + 3 = 25 × 2,5 Loon- en overige kosten Interest Toevoeging reorganisatievoorziening 19 1,6 2 –––– 25,6 – –––– 14,4 Winst Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1 mln) 2 Ontwikkelingskosten Pand Bergingsschip Effecten Liquide middelen 2,7 9,5 22,5 1,3 27,9 –––– 63,9 Aandelenkapitaal Banklening Huurverplichtingen Winst 2010 15 20 9,5 19,4 –––– 63,9 Toelichting: • • • 9 = € 2.700.000 (Uitgegaan is van afschrijving 10 over vijf jaar en een gelijkmatige spreiding van de kosten over het jaar, waardoor over 2010 10% wordt afgeschreven; verder wordt in hoofdstuk 6 aangegeven dat tegenover de geactiveerde ontwikkelingskosten een wettelijke reserve moet worden gevormd.) 19 = € 9.500.000 Pand: € 10.000.000 × 20 Huurverplichtingen: € 10.000.000 – € 500.000 = € 9.500.000 (Bij de berekening van de huurverplichtingen is voorbijgegaan aan de berekening van interest: in de huurprijs is geen interestvergoeding opgenomen; in hoofdstuk 6 wordt deze problematiek uitgebreid besproken.) Ontwikkelingskosten: € 3.000.000 × © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 8 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1 mln) Omzet Afschrijvingskosten: • Ontwikkelingskosten • Pand • Bergingsschip Loon- en overige kosten Interest 40 1 = 10 1 = 10 × 20 3× 0,3 0,5 2,5 16 1,6 –––– 4 + 12 = 20,9 – 0,3 + –––– 19,4 Koersstijging aandelenbelegging 1,3 – 1 = Winst Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1 mln) 3 Ontwikkelingskosten Pand Bergingsschip Effecten Liquide middelen 2,7 9,5 22,5 1,3 27,9 –––– 63,9 Aandelenkapitaal Banklening Huurverplichtingen Toegerekende interest eigen vermogen Winst 2010 15 20 9,5 1,8 17,6 –––– 63,9 Toelichting: • Toegerekende interest eigen vermogen: 12% × € 15.000.000 = € 1.800.000 Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1 mln) Omzet Afschrijvingskosten: • Ontwikkelingskosten • Pand • Bergingsschip Loon- en overige kosten Interest: • Banklening • Eigen vermogen Koersstijging aandelenbelegging Winst © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 40 0,3 0,5 2,5 16 1,6 1,8 –––– 22,7 – 0,3 + –––– 17,6 9 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 3 Basisprincipes van de boekhoudkundige waarde- en winstbepaling Vraagstuk 3.1 Stairway bv a Voor het moment van opbrengstneming geldt het realisatieprincipe, dat voorschrijft dat dit dient te geschieden als de onderneming de verkoopprestatie voltooid heeft. Op 25 mei is dit het geval, zodat dan de opbrengst genomen zal moeten worden. Mocht er nog een opleveringsprocedure volgen, kan eventueel opbrengstneming tot dat moment worden uitgesteld, omdat de economische risico’s dan nog bij Stairway liggen. b Product matching: • Inkoopkosten trappen • Loonkosten monteurs Period matching: • Afschrijving auto’s Direct ten laste van het resultaat: • Bijkomende autokosten • Kantoorhuur • Loonkosten kantoorpersoneel 92 × € 1.000 = 800 uur × € 251 = 3× € 60.000 = 48 3 × € 500 = € 21.600 = 12 € 36.000 = 2× 12 € 92.000 € 20.000 € 3.750 € 1.500 € 1.800 € 6.000 –––––––– € 125.050 1 € 40.000 1.600 uur Vraagstuk 3.3 bv Beuk a 1 2 3 Kas Aandelenkapitaal Agio Vooruitbetaalde huur (overlopende activa) Resultaat Kas 220.000 Machine × € 600.000 = 300.000 Voorraad hout € 500.000 – 80.000 × € 5 = Kas (machine € 600.000; personeel € 80.000; hout € 500.000) © 2011 Noordhoff Uitgevers bv ↑ ↓ ↓ € 1.000.000 € 500.000 € 500.000 € 25.000 € 25.000 € 50.000 € ↓ 440.000 € 100.000 € 1.180.000 10 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 4 Transactie met klant A is gerealiseerd (verkocht en afgeleverd). Transactie met klant B is per 31 december 2010 nog niet gerealiseerd (niet afgeleverd). Voorraad klompen 20 000 × € 8 = € 160.000 Toelichting: • productie 80 000 – afzet 60 000 = 20 000 • balanswaardering: – materiaal € 5 € 600.000 – machine = € 2 300.000 € 80.000 – personeel = € 1 80 000 ––– € 8 Resultaat 60 000 × (€ 15 – € 8) = Vooruitontvangen bedragen (overlopende passiva) 20 000 × € 15 = Kas 80 000 × € 15 = 5 ↑ € ↑ € 300.000 € 1.200.000 420.000 (Op grond van het voorzichtigheidsprincipe of ‘more likely than not’) vordering niet activeren: Resultaat ↓ € 10.000 Kas ↓ € 10.000 b (Op grond van het voorzichtigheidsprincipe of ‘more likely than not’) een voorziening treffen: Resultaat ↓ € 25.000 Voorziening € 25.000 a Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) b Machine Voorraad hout Voorraad klompen Vooruitbetaalde huren Kas 440.000 100.000 160.000 25.000 960.000 –––––––– 1.685.000 Aandelenkapitaal Agio Voorziening Vooruitontvangen bedragen Winst 2010 500.000 500.000 25.000 300.000 360.000 –––––––– 1.685.000 Vraagstuk 3.4 Celeste nv Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kosten verkopen 8 000 × € 1.200 = 8 000 × € 700 = Brutomarge Ontwikkelingskosten cd-romproject Afboeking geactiveerde ontwikkelingskosten Verkoopkosten Overige kosten Winst © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 9.600.000 € 5.600.000 ––––––––– € 4.000.000 € 2.000.000 € 1.500.000 € 4.000.000 € 2.000.000 ––––––––– – € 5.500.000 1 – 2 – – – – 3 4 11 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Toelichting: 1 Conform het realisatieprincipe dient de opbrengst geboekt te worden als verkoop en aflevering hebben plaatsgevonden. De 2 000 verkochte eenheden die nog in het magazijn liggen te wachten op verscheping naar het buitenland mogen dan ook nog niet in de opbrengst verkopen worden verwerkt. 2 • Op grond van het matchingprincipe dient voor de kosten van de verkopen uitgegaan te worden van 8 000 stuks in plaats van 10 000 stuks. • Vanwege het bestendigheidsprincipe mogen de afschrijvingen op de machines niet worden aangepast om een bepaalde brutomarge te handhaven (dit is creative accounting). De in € 2.000.000 de kosten van de verkopen opgenomen afschrijving per eenheid moet zijn: = 10.000 € 200. De afschrijving was gehalveerd en is dus teruggebracht tot € 100. De kosten van de verkopen moeten derhalve per eenheid € 700 zijn. 3 Vanwege de grote onzekerheid over de haalbaarheid van het cd-romproject gaat voorzichtigheid boven matching; om die reden dienen de ontwikkelingsuitgaven voor dit project niet te worden geactiveerd, maar direct ten laste van het resultaat te worden gebracht. 4 De (terechte) afboeking van de destijds geactiveerde kosten voor de ontwikkeling van het nieuwe type DVD mag niet rechtstreeks van de winstreserves geschieden, maar dient ten laste van het resultaat te worden gebracht. Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) Machines Voorraden Debiteuren Kas 4.000 1.400 4.000 2.600 –––––– 12.000 Aandelenkapitaal Winstreserves Vreemd vermogen Winst 2010 7.000 5.500 5.000 – 5.500 –––––– 12.000 Toelichting: • • 2 = € 4.000.000 5 Voorraden: 2 000 × € 700* = € 1.400.000 Machines: € 10.000.000 × * Waardering tegen verkoopprijs is in strijd met het voorzichtigheids- en realisatieprincipe. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 12 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 4 Regelgevers en toezichthouders Vraagstuk 4.1 Koninklijke Haskoning Algemeen Toerekening Dit principe schrijft voor om in een jaarrekening de baten en lasten van het desbetreffende boekjaar op te nemen, ongeacht of zij tot ontvangsten respectievelijk uitgaven in dat boekjaar hebben geleid. Toepassing van dit principe komt terug in nagenoeg alle grondslagen die Koninklijke Haskoning Groep (hierna te noemen: Royal Haskoning [RH]) hanteert. Een meer specifieke uitwerking van het toerekeningsbeginsel geschiedt in de vorm van het realisatieprincipe en het matchingprincipe. Bij de behandeling van de afzonderlijke grondslagen zijn het juist déze principes waaraan wij de door RH gehanteerde grondslagen zullen toetsen. Continuïteit RH waardeert haar activa en passiva tegen historische kosten/uitgaafprijs dan wel contante waarde onder de impliciete veronderstelling dat de werkzaamheden in de toekomst zullen worden voortgezet. Zo schrijft de onderneming materiële vaste activa af over de verwachte economische levensduur, en immateriële vaste activa over een periode van 5 tot 15 jaar, en zij waardeert de voorziening voor pensioenverplichtingen tegen contante waarde. Ingeval van discontinuïteit echter zouden voor de (im)materiële activa de opbrengstwaarden relevant zijn en voor de pensioenverplichtingen, afhankelijk van de afspraken bij niet-voortzetting van de activiteiten, de nominale waarde. Stelselmatigheid Dit principe richt zich op het toepassen van grondslagen van waardering en resultaatbepaling (materiële stelselmatigheid) en op de indeling van de balans en winst- en verliesrekening (formele stelselmatigheid). In beide situaties gaat het om van jaar tot jaar ongewijzigde toepassingen (volgtijdelijke stelselmatigheid). Stelselmatigheid houdt tevens in dat voor gelijksoortige activa en passiva, dan wel activiteiten, binnen een verslagjaar dezelfde grondslagen en voorschriften moeten worden toegepast (gelijktijdige stelselmatigheid). • toetsing aan volgtijdelijke stelselmatigheid De grondslagen van waardering en resultaatbepaling zijn in het verslagjaar niet gewijzigd met uitzondering van – zoals RH zelf vermeldt – de afschrijvingstermijn van bepaalde immateriële vaste activa. Dit suggereert een stelselwijziging (doorbreking van de materiële stelselmatigheid) hoewel RJ 145 en 940 de wijziging van een afschrijvingspercentage/termijn zien als een schattingswijziging. Over een eventuele gewijzigde manier van presenteren van vermogen (balans) en resultaat (winst- en verliesrekening) vermelden de gegevens niets. Zowel in materiële als in formele zin is de volgtijdelijke stelselmatigheid niet doorbroken. • toetsing aan de gelijktijdige stelselmatigheid RH waardeert (im)materiële vaste activa op basis van verkrijgingsprijzen. Ook de waardering van onderhanden werk geschiedt tegen bestede kosten. Een meer gedetailleerde toetsing van dit principe komt hierna aan de orde bij de behandeling van enkele individuele activa en passiva. Grondslagen van waardering Immateriële vaste activa Matching RH activeert positieve goodwill en octrooien, en schrijft deze af in 5 of 15 jaar. Omdat goodwill en octrooien kennelijk over meerdere jaren economische voordelen in zich bergen, rekent RH ook de uitgaven – in de vorm van afschrijvingen – toe aan de toekomstige jaren waarin RH de economische voordelen verwacht (period matching). Voorzichtigheid Indien de realiseerbare waarde van een immaterieel vast actief beneden de boekwaarde daalt, verwerkt RH het verschil als een bijzondere waardevermindering ten laste van het resultaat. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 13 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Stelselmatigheid RH hanteert voor geactiveerde octrooien afschrijvingstermijnen van 5 en 15 jaar, afhankelijk van de omvang van de investering (tot € 500.000 en daarboven). Afgezien van mogelijke specifieke redenen voor deze keuze lijkt deze handelwijze op een doorbreking van de gelijktijdige stelselmatigheid. RH behandelt zowel positieve als negatieve goodwill op overeenkomstige, zij het spiegelbeeldige wijze in de jaarrekening. Positieve goodwill wordt geactiveerd en systematisch afgeschreven, terwijl – spiegelbeeldig – negatieve goodwill wordt gesaldeerd met positieve goodwill (als het ware negatief geactiveerd) en systematisch ten gunste van het resultaat wordt gebracht. Deze handelwijze is een toepassing van gelijktijdige stelselmatigheid. Materiële vaste activa Matching RH rekent investeringsuitgaven toe aan toekomstige jaren in de vorm van afschrijvingen welke worden berekend over de geschatte economische levensduur. Deze vorm van het matchingprincipe staat bekend als period matching. Voorzichtigheid Indien de realiseerbare waarde van een materieel vast actief beneden de boekwaarde daalt, verwerkt RH het verschil als een bijzondere waardevermindering ten laste van het resultaat. Stelselmatigheid RH past bijzondere waardeverminderingen toe alleen voor activa met een boekwaarde boven € 500.000. Dit houdt in dat activa met een boekwaarde tot € 500.000 niet onderhevig zullen zijn aan een impairment test. Hoewel deze waardegrens waarschijnlijk is ingegeven door het aspect materialiteit, handelt RH hierin niet consequent. Deze inconsistentie doet zich in het bijzonder voor bij bedrijfsmiddelen die in een eerder boekjaar een hogere boekwaarde dan € 500.000 hebben, en in latere jaren een boekwaarde die als gevolg van afschrijvingen daaronder ligt. Deze handelwijze betekent een doorbreking van de gelijktijdige stelselmatigheid. Onderhanden werk Matching Bestede kosten voor onderhanden werk worden pas als last genomen in het jaar waarin zij tot opbrengst hebben geleid (zie ook onder Grondslagen van resultaatbepaling). Dit is het moment waarop de diensten zijn geleverd. De uitgaven die in het jaar nog niet tot opbrengsten hebben geleid, worden dan geactiveerd onder de post Onderhanden werk en daarmee doorgeschoven naar een volgend jaar. Deze verschijningsvorm van het matchingprincipe staat bekend als product matching. Voorzichtigheid Bij de waardering van onderhanden wordt rekening gehouden met onderkende risico’s en verwachte verliezen op projecten hetgeen tot uitdrukking komt in het treffen van voorzieningen (in mindering van de geactiveerde kosten in onderhanden werk). Vorderingen Voorzichtigheid Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met een voorziening voor oninbaarheid. Voorzieningen Voorzichtigheid RH houdt reeds nu rekening met de financiële gevolgen van verplichtingen en verliezen die zijn ontstaan voor of op balansdatum, waarschijnlijk zullen leiden tot een uitstroom van middelen, en waarvan de omvang op balansdatum onzeker is maar wel redelijkerwijs is te schatten. Matching In de jaarrekening wordt reeds nu rekening gehouden met lasten waarvan de uitgaven nog in toekomstige jaren moeten worden gedaan. Deze lasten worden opgenomen in het jaar waarin bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden waarmee zij een causaal verband hebben. Op balansdatum bestaat dan een in rechte afdwingbare of een feitelijke verplichting. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 14 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Stelselmatigheid Er is sprake van doorbreking van de gelijktijdige stelselmatigheid: de in de voorzieningen begrepen pensioenverplichtingen worden gewaardeerd tegen contante waarde, terwijl de latente belastingverplichtingen worden opgenomen tegen nominale waarde. Grondslagen van resultaatbepaling Algemeen Realisatie RH verantwoordt resultaten op transacties in het jaar waarin ze worden gerealiseerd. Het tijdstip van realisatie wordt uitgewerkt onder de post Netto-omzet. Matching Ter bepaling van het resultaat zet RH kosten en andere lasten over een jaar tegenover de opbrengstwaarde van de geleverde prestaties. Voorzichtigheid RH verantwoordt resultaten in het jaar waarin ze worden gerealiseerd, en verliezen zodra zij voorzienbaar zijn. Netto-omzet Realisatie De netto-omzet betreft de aan derden geleverde diensten. Het tijdstip van realisatie valt overigens samen met het moment waarop alle belangrijke rechten en risico’s met betrekking tot de eigendom zijn overgedragen aan de koper. Bedrijfslasten Matching Voor de bepaling van het resultaat worden opbrengsten en de daarop betrekking hebbende directe kosten (product matching) en andere kosten (period matching) tegenover elkaar gezet. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 15 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 5 Regelgeving: materiële en formele aspecten van de publicatieplicht Vraagstuk 5.1 TBI a De grenzen voor een middelgrote rechtspersoon zijn (artikel 397.1): • De waarde van de activa op basis van historische kosten bedraagt niet meer dan € 17,5 mln. • De netto-omzet over het boekjaar bedraagt niet meer dan € 35 mln. • Het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt minder dan 250. Aangezien de cijfers van TBI boven de grenzen van die van middelgrote rechtspersonen liggen, is er sprake van een grote rechtspersoon. b Rechtspersonen die onder het regime van klein of middelgroot vallen, hebben vrijstellingen en vereenvoudigingen van bepaalde inrichtings- en publicatievoorschriften. Bovendien zijn kleine rechtspersonen vrijgesteld van verplichte accountantscontrole. c Een rechtspersoon valt onder het regime van klein, middelgroot of groot indien hij twee achtereenvolgende jaren aan minimaal twee criteria voldoet (artikelen 396.1 en 397.1). Dit is de zogenaamde ‘schommelbepaling’, die tot doel heeft dat de rechtspersoon niet ieder jaar met andere voorschriften geconfronteerd wordt. d TBI valt in 2009 onder het regime van een grote rechtspersoon omdat het zowel in 2008 als in 2009 aan de drie criteria voldoet. Dit heeft als consequentie dat TBI in 2009 geen recht heeft op vrijstellingen voor de inrichting en publicatie van de jaarstukken en dat zij onderworpen is aan verplichte accountantscontrole. e Afgegeven is de goedkeurende accountantsverklaring. f Deze moet worden opgenomen onder de ‘overige gegevens’ (artikel 392.1a). g Zonder accountantsverklaring kan de jaarrekening door het daartoe bevoegde orgaan niet worden vastgesteld of goedgekeurd (artikel 393.7), tenzij onder de overige gegevens een wettige grond wordt medegedeeld waarom de verklaring ontbreekt. h De aandeelhouder kan bij de Accountantskamer zijn beklag doen over de afgegeven accountantsverklaring; dit ter handhaving van de kwaliteit en betrouwbaarheid van het accountantsberoep. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding moet hij echter niet bij de Accountantskamer zijn, maar dient hij een civiele procedure tegen de accountant aan te spannen. Vraagstuk 5.2 ‘D’oude hofstee’ a De wetgeving inzake externe verslaggeving is van toepassing op verenigingen en stichtingen (artikel 360.3) voor zover zij op commerciële wijze optreden in het economisch verkeer. Voor de ‘D’oude hofstee’ betreft dit de verkoop van souvenirs, de horeca-aangelegenheden en de activiteiten van de drukkerij en uitgeverij. In artikel 360.3 is verder bepaald dat de wetgeving pas van toepassing is indien de nettoomzet van de ondernemingsactiviteiten gedurende twee opeenvolgende jaren minimaal € 4,4 mln bedraagt (de helft van het in artikel 396 lid 1, onder b bedoelde bedrag). © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 16 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Voor ‘D’oude hofstee’ geldt (bedragen in € 1): Opbrengst souvenirs Opbrengsten horeca Opbrengst drukkerij/uitgeverij 2010 –––––––– 1.618.000 1.524.000 1.911.000 –––––––– 5.053.000 2009 –––––––– 1.295.000 1.459.000 1.099.000 –––––––– 3.853.000 Conclusie: ‘D’oude Hofstee’ is in 2010 niet publicatieplichtig omdat de omzet in 2009 minder dan € 4,4 mln bedraagt. b In 2011 is ‘D’oude hofstee’ voor het eerst publicatieplichtig: de netto-omzet bedraagt dan gedurende twee opeenvolgende jaren minimaal € 4,4 mln. In 2012 is ‘D’oude hofstee’ eveneens publicatieplichtig omdat de publicatieplicht van een vereniging of stichting pas eindigt als de netto-omzet twee jaar achtereen onder de grens van € 4,4 mln komt. Of ‘D’oude hofstee’ in 2013 publicatieplichtig is, hangt af van de hoogte van de netto-omzet over de jaren 2012 en 2013; alleen als deze in beide jaren minder dan € 4,4 mln bedraagt, heeft zij geen publicatieplicht. c De jaarrekening moet worden opgemaakt door het bestuur binnen zes maanden na afloop van het boekjaar; op grond van bijzondere omstandigheden kan deze termijn door de algemene ledenvergadering met maximaal vijf maanden worden verlengd (artikel 49.1). De algemene ledenvergadering stelt de jaarrekening vervolgens vast binnen één maand nadat deze is opgemaakt (artikel 49.3). d Openbaarmaking dient in beginsel plaats te vinden binnen acht dagen na vaststelling van de jaarrekening door deponering bij het handelsregister, dat beheerd wordt door de Kamer van Koophandel (artikel 394.1). De wetgever heeft als uiterste limiet bepaald dat publicatie in ieder geval uiterlijk dertien maanden na afloop van het boekjaar moet geschieden (artikel 394.3). Vraagstuk 5.3 Gebeurtenissen na balansdatum a 1 2 3 4 De daling van de koers van de dollar na balansdatum werpt geen nieuw licht op de waarde van de vordering per 31 december 2010: niet verwerken in de jaarrekening 2010, hoort thuis in de jaarrekening 2011. Vermelding onder de overige gegevens is eveneens niet vereist, ervan uitgaande dat het gebeuren voor de onderneming van ondergeschikte betekenis is. Het in vlammen opgaan van de loods met het total loss raken van de laadschoppen werpt geen nieuw licht op de waarde van de laadschoppen per 31 december 2010: niet verwerken in de jaarrekening 2010, maar in die van 2011. Wel moet dit gegeven – ervan uitgaande dat het voor de onderneming belangrijke financiële gevolgen heeft – in het jaarrapport 2010 vermeld worden onder de overige gegevens (artikel 392.1g) en, voor zover de verwachtingen worden beïnvloed, in het jaarverslag (artikel 391.2). Het boven tafel komen van informatie over de waarde per balansdatum van de voorraad reserveonderdelen werpt een nieuw licht op de waarde per 31 december 2010 van deze post: verwerken in de jaarrekening 2010; de post Voorraad reserveonderdelen en daarmee het eigen vermogen en het resultaat worden verhoogd met € 40.000. De gevolgen van deze gebeurtenis moeten in de jaarrekening 2010 worden meegenomen omdat de oorzaak van de claim vóór balansdatum ligt. Er moet een voorziening worden gevormd, tenzij de hoogte van de schadevergoeding niet redelijkerwijs is te schatten; in dat geval moet het gegeven worden vermeld in de toelichting als een niet uit de balans blijkende verplichting. b De IASB schrijft voor dat de claim alsnog in de jaarrekening over 2010 wordt verwerkt (IAS 10.3 en 10.8). De RJ (RJ 160.202) en de wet (artikel 362.6) schrijven dit alleen voor indien dit onontbeerlijk is voor het vereiste inzicht: alleen voor zeer belangrijke gebeurtenissen behoeft de jaarrekening aanpassing. Aangezien het hier gaat om een substantiële schadeclaim is aanpassing van de jaarrekening geboden. c De IASB geeft voor deze situatie geen regels. De RJ (RJ 160.203) en de wet (artikel 362.6) voorzien hier wel in: omdat het gaat om een substantiële schadeclaim zal de jaarrekening nu in ernstige mate tekortschieten in het geven van het vereiste inzicht. De onderneming zal haar aandeelhouders en – indien aanwezig – de ondernemingsraad hierover moeten berichten, alsmede een mededeling moeten doen bij het © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 17 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal handelsregister waar zij haar stukken openbaar heeft gemaakt. Deze mededeling moet – indien de onderneming controleplichtig is – voorzien zijn van een accountantsverklaring. Vraagstuk 5.5 Atlas bv a De wet stelt dat de grondslagen van waardering en winstbepaling slechts wegens gegronde redenen mogen worden veranderd (artikel 384.6). Het aansluiten bij internationale opvattingen en de gebruiken in de bedrijfstak leidt tot een betere vergelijkbaarheid van de jaarrekening met die van andere ondernemingen in de bedrijfstak. Dit wordt algemeen als gegronde reden gezien: de stelselwijziging is wettelijk toelaatbaar. b De stelselwijziging heeft tot gevolg dat de voorziening voor pensioenverplichtingen aan het begin van boekjaar 2010 met € 90.000 (€ 440.000 – € 350.000) moet worden verhoogd. Journaalpost: Winstreserve Aan Voorziening voor pensioenverplichtingen c € 90.000 € 90.000 Het bestendigheidsprincipe (in casu het volgtijdelijk aspect). d Balans per (bedragen × € 1.000) 31-12-2010 31-12-2009 aangepast 1.300 470 ––––– 1.770 1.200 300 ––––– 1.500 500 310 340 520 100 ––––– 1.770 500 160 150 440 250 ––––– 1.500 Resultatenrekening (bedragen × € 1.000) 2010 2009 Omzet 5.400 4.100 Kosten van grond- en hulpstoffen Afschrijving materiële vaste activa Personeelskosten Dotatie pensioenvoorziening Overige bedrijfskosten 3.700 200 650 80 430 ––––– 5.060 2.900 150 550 70 280 ––––– 3.950 340 150 Activa Materiële vaste activa Vlottende activa Passiva Aandelenkapitaal Winstreserve Winst boekjaar Voorziening voor pensioenverplichtingen Schulden Resultaat boekjaar e Stelselwijziging Met ingang van 2010 zijn de grondslagen voor de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen gewijzigd. Deze wijziging houdt in dat vanaf 2010 ook de toekomstige loonstijgingen in de berekening worden betrokken. De reden voor deze wijziging is dat de berekeningsmethodiek nu beter aansluit op de grondslagen die internationaal gebruikelijk zijn en op die gebruikelijk zijn in de bedrijfstak. Het cumulatief effect per 1 januari 2010 van deze stelselwijziging is een daling van het eigen vermogen van € 90.000, welk bedrag rechtstreeks in de winstreserve is verantwoord. De vergelijkende cijfers zijn aangepast op basis van het nieuwe stelsel. Indien in 2010 de oude grondslag zou zijn toegepast, zou het eigen vermogen per 31 december 2010 € 1.250.000 hebben bedragen en het resultaat over 2010 € 350.000. f Saldo per 31 december 2009 volgens de officiële jaarrekening Af: cumulatief effect van de stelselwijziging per 1 januari 2010 Saldo per 1 januari 2010 na stelselwijziging Bij: winstverdeling 2009 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 240.000 € 90.000 –––––––– € 150.000 € 160.000 18 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Saldo per 31 december 2010 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv –––––––– € 310.000 19 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Deel 2 De basisoverzichten van de externe verslaggeving: balans, resultatenrekening en kasstroomoverzicht © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 20 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 6 Vaste activa Vraagstuk 6.1 Looking Good nv a Balans Looking Good nv per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) Immateriële vaste activa: Ontwikkelingsuitgaven Merk Materiële vaste activa Voorraad Liquide middelen 3.000 8.000 16.000 7.000 19.000 ––––– 53.000 Aandelenkapitaal Algemene reserve Winst 2010 5.000 47.000 1.000 ––––– 53.000 Toelichting: • Kosten van research worden direct ten laste van het resultaat gebracht (IAS 38.54), ontwikkelingsuitgaven worden geactiveerd (IAS 38.57). • De uitgaven voor het merk worden geactiveerd omdat deze naar verwachting economische voordelen op zullen leveren (IAS 38.21). • De uitgaven voor de reclamecampagne en die voor de cursus van de medewerkers mogen niet worden geactiveerd (IAS 38.69). • Materiële vaste activa: € 20.000.000 × 80% = € 16.000.000 • Liquide middelen: Saldo 1 januari 2010 € 25.000.000 Omzet € 100.000.000 + Bedrijfskosten € 85.000.000 – Uitgaven voor research € 5.000.000 – Ontwikkelingsuitgaven € 3.000.000 – Aankoop merk € 8.000.000 – Reclamecampagne € 4.500.000 – Cursus medewerkers € 500.000 – Saldo 31 december 2010 € 19.000.000 Resultatenrekening Looking Good nv over 2010 Omzet Bedrijfskosten Researchkosten Kosten reclamecampagne Kosten cursus medewerkers Afschrijving materiële vaste activa: Winst € 20.000.000 x 20% = € 100.000.000 € 85.000.000 € 5.000.000 € 4.500.000 € 500.000 € 4.000.000 € – – – – – 1.000.000 b Ook indien de jaarrekening (verplicht of vrijwillig) wordt opgesteld op basis van IFRS blijven een aantal bepalingen uit de Nederlandse wet van toepassing (artikel 362.9). Daaronder valt artikel 365.2, dat voorschrijft dat voor geactiveerde ontwikkelingskosten een wettelijke reserve moet worden gevormd. Dit betekent dat Looking Good in de balans bij vraag a aan de passiefzijde een wettelijke reserve moet opnemen ter grootte van € 3 mln en dat de post Algemene reserve wordt opgenomen voor € 47 mln – € 3 mln = € 44 mln. Vraagstuk 6.2 bv Sallandia a 1 2 Hier is sprake van een operational-leasecontract. Sallandia loopt geen economisch risico en is derhalve niet aan te merken als economisch eigenaar van de bestelauto; op grond hiervan zal zij de auto niet activeren. In dit geval is er sprake van een financial-leasecontract. Sallandia is economisch eigenaar omdat zij het economisch risico loopt: zij zal de bestelauto moeten activeren. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 21 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal b 1 2 Van het aangaan van het contract wordt niets geboekt. Van de betaling van de leasetermijnen wordt maandelijks geboekt: Leasekosten € 2.000 Aan Liquide middelen € 2.000 Van het aangaan van het contract wordt geboekt: Bestelauto € 65.000 Aan Leaseverplichtingen € 65.000 Van de betaling van de leasetermijn wordt geboekt: Interestkosten € 5.850 Leaseverplichtingen € 14.214 Aan Liquide middelen (€ 65.000 × 9%) (€ 20.064 – € 5.850) € 20.064 Van de afschrijving van de bestelauto wordt geboekt: Afschrijvingskosten Aan c 1 2 € 16.250 Bestelauto (€ 65.000 × 1 ) 4 € 16.250 Op de balans komen uit hoofde van het leasecontract geen posten voor. Op de resultatenrekening komt jaarlijks de post Leasekosten voor ten bedrage van € 24.000 (12 × € 2.000). Balans: • Activa: Bestelauto: 3 31 december 2011: × € 65.000 = € 48.750 4 2 × € 65.000 = € 32.500 31 december 2012: 4 1 × € 65.000 = € 16.250 31 december 2013: 4 0 × € 65.000 = € – 31 december 2014: 4 • Passiva: Leaseverplichtingen (zie overzicht hierna): 31 december 2011: € 50.786 31 december 2012: € 35.293 31 december 2013: € 18.405 31 december 2014: € – Resultatenrekening: 1 • Afschrijvingskosten: 2011 tot en met 2014: € 65.000 × = € 16.250 4 • Interestkosten (zie overzicht hierna): 2011: € 5.850 2012: € 4.571 2013: € 3.176 2014: € 1.656 Verloop leasetermijnen (bedragen in € 1) Moment ––––––––– 31-12-2011 31-12-2012 31-12-2013 31-12-2014 Termijn ––––––– 20.064 20.064 20.064 20.064 Interest ––––––– 5.850 4.571 3.176 1.656 Aflossing –––––––– 14.214 15.493 16.888 18.408 Schuldrest ––––––––– 50.786 35.293 18.405 – d Mutaties: • er ontstaat een post Leasedebiteuren ter grootte van € 65.000 (alleen de hoofdsom wordt opgenomen, niet de interest); • de voorraad neemt af met € 50.000; • er ontstaat een winst van € 15.000 (het verschil tussen van de opbrengst van € 65.000 en de kostprijs van € 50.000 van de Ikuzus Van): hiermee neemt het eigen vermogen toe. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 22 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 6.4 De Gourmet bv a Verloop leasetermijnen (bedragen × € 1) Moment –––––––– 1-1-2010 1-1-2011 1-1-2009 1-1-2010 Termijn ––––––– 30.458 30.458 30.458 30.458 Interest ––––––– – 10.431 7.427 3.973 Aflossing –––––––– 30.458 20.027 23.031 26.485 Schuldrest ––––––––– 69.542 49.515 26.484 – Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) b Snackcar Rekening-courant bank 63.750 104.542 ––––––– 168.292 Aandelenkapitaal Reserves Schuld Horecalease Nog te betalen interest Winst 2010 40.000 35.000 69.542 10.431 13.319 ––––––– 168.292 Toelichting: • • 3 = € 63.750 4 Rekening-courant bank: Saldo 1 januari 2010 Verkoop snackbar Leasetermijn Brandstof- en andere kosten Omzet Inkopen Snackcar: € 85.000 × € 10.000 € 100.000 € 30.458 € 25.000 € 270.000 € 200.000 –––––––– € 104.542 Saldo 31 december 2010 – + – – + – Resultatenrekening 2010 Omzet Diverse kosten Afschrijving snackcar Interest Brandstof- en andere kosten Winst c € 270.000 € 200.000 € 85.000 × 1 = 4 € 21.250 € 10.431 € 25.000 –––––––– € 256.681 –––––––– € 13.319 De Gourmet behaalt nu een boekwinst van € 15.000 (€ 100.000 – € 85.000), die geheel in de resultatenrekening over 2010 wordt opgenomen (IAS 17.61 / RJ 292.404). d IAS 17.61 / RJ 292.404: • Het verschil tussen de reële waarde en de boekwaarde (€ 15.000) wordt in de resultatenrekening over 2010 verantwoord. • Het verschil tussen de verkoopprijs (€ 120.000) en de reële waarde (€ 100.000) wordt op 1 januari 2010 als overlooppost aan de passiefzijde van de balans opgenomen en € 20.000 uitgesmeerd over de leaseperiode: in 2010 tot en met 2013 wordt jaarlijks =€ 4 5.000, als correctie op de leasekosten, ten gunste van het resultaat gebracht. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 23 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 6.5 Greenair nv Alle bedragen luiden in duizenden euro’s. a –––––––––––––––––––––– Aanschaf 2 Januari 2005 Afschrijving 2005 t/m 2009: -20% gedurende 5 jaar -1/15 × (15.000 – 3.000) × 5 Boekwaarde 31 december 2009 Component Component groot onderhoud –––––––––– 4.500 romp en dergelijke –––––––––– 15.000 ––––––––– 19.500 4.000 – 11.000 4.500 – 4.000 – 11.000 b Boekwaarde 31 december 2009 Uitgaven voor groot onderhoud Afschrijving 2010: -1/3 × 4.800 -1/12,5 × (11.000 – 3.000) Boekwaarde 31 december 2010 c 4.500 – 0 0 4.800 + 11.000 1.600 – 3.200 640 – 10.360 Totaal vliegtuig 11.000 4.800 + 1.600 – 640 – 13.560 Andere methoden: • op moment van groot onderhoud de uitgaven ineens ten laste van het resultaat brengen; • het vormen van een voorziening voor groot onderhoud. d Het in zijn geheel verantwoorden van de kosten van groot onderhoud als last in het jaar van uitvoering is in strijd met het matchingprincipe. In geval van een voorziening voor groot onderhoud is er op balansdatum geen sprake van een verplichting. e Vliegtuig Aanschaf 2 januari 2005 Afschrijving 2005 t/m 2009: 1/15 × (19.500 – 3.000) × 5 Boekwaarde 31 december 2009 Voorziening groot onderhoud Opgebouwd in 2005 tot en met 2009: 4.500 × 1/5 × 5 Boekwaarde per 31 december 2009 f Vliegtuig Boekwaarde 31 december 2009 Afschrijving 2010: 1/12,5 × (14.000 – 3.000) Boekwaarde per 31 december 2010 Voorziening groot onderhoud Boekwaarde per 31 december 2009 Uitgaven voor groot onderhoud Aanvulling tekort in voorziening ten laste van het resultaat 2010 Toevoeging ten laste van het resultaat 2010: 1/3 × 5.100 Boekwaarde per 31 december 2010 19.500 5.500 – 14.000 4.500 + 4.500 14.000 880 – 13.120 4.500 4.800 – 300 + 1.700 + 1.700 Vraagstuk 6.6 nv GlobalConnections a Gewaardeerd dient te worden op de laagste van de boekwaarde en de realiseerbare waarde (de hoogste van de directe opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde) van de vrachtwagenvloot (IAS 36.9). Van één combinatie bedraagt per 31 december 2010: 5 • de boekwaarde: € 240.000 × = € 150.000 8 • de directe opbrengstwaarde: € 100.000 • de bedrijfswaarde: Jaarlijkse nettokasstroom: € 160.000 – € 90.000 – € 40.000 = € 30.000 € 30.000 € 30.000 € 30.000 € 30.000 € 30.000 = € 116.670 + + + + 1,09 1,092 1,093 1,09 4 1,095 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 24 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Op 31 december 2010 is de balanswaardering van de vrachtwagenvloot 300 × € 116.670 = € 35.001.000. b Waardering per 1 januari 2010 per locomotief: • ‘Kale’ locomotief: 6 € 2.600.000 – × (€ 2.600.000 – € 300.000) 10 = € 2.600.000 – € 1.380.000 = 4 • Groot onderhoud: × € 400.000 = 5 € 1.220.000 € 320.000 –––––––––– € 1.540.000 Totale waardering: 10 × € 1.540.000 = € 15.400.000 Vanaf 2010 wordt de afschrijvingstermijn verlengd. Er is dan nog af te schrijven 4 × (€ 10 2.600.000 – € 300.000) = € 920.000 (of: € 1.220.000 – € 300.000). Aantal jaren is 15 – 6 = 9. € 920.000 Jaarlijkse afschrijving vanaf 2010: = € 102.222 9 Waardering per 31 december 2010 per locomotief: • ‘Kale’ locomotief: € 1.220.000 – € 102.222 = 3 • Groot onderhoud: × € 400.000 = 5 € 1.117.778 € 240.000 –––––––––– € 1.357.778 Totale waardering: 10 × € 1.357.778 = € 13.577.780 Vraagstuk 6.8 Tonsel bv a 2010: Liquide middelen Aan Financiële baten Effecten Aan Herwaarderingsreserve 2012: Liquide middelen Aan Effecten Herwaarderingsreserve Aan Financiële baten € 2.500 € 2.500 € 7.000 € 7.000 € 61.000 € 61.000 € 11.000 € 11.000 b 2010: Liquide middelen Aan Financiële baten € 2.500 2012: Liquide middelen Aan Effecten Aan Financiële baten € 61.000 2010: Liquide middelen Aan Financiële baten € 2.500 c Effecten Aan Herwaarderingsreserve 2012: Liquide middelen Aan Effecten Herwaarderingsreserve Aan Overige reserves/ Financiële baten © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 2.500 € 50.000 € 11.000 € 2.500 € 7.000 € 7.000 € 61.000 € 61.000 € 11.000 € 11.000 25 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal d 2010: Liquide middelen Aan Financiële baten € 2.500 Effecten Aan Financiële baten € 7.000 € 2.500 € 7.000 Aanvullende journaalpost indien de aandelen P niet beursgenoteerd zijn: Overige reserves Aan Herwaarderingsreserve 2012: Liquide middelen Aan Effecten € 7.000 € 7.000 € 61.000 € 61.000 Aanvullende journaalpost indien de aandelen P niet beursgenoteerd zijn: Herwaarderingsreserve Aan Overige reserves © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 11.000 € 11.000 26 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 7 Vlottende activa Vraagstuk 7.1 bv Zand a € 1.200.000 = 6.000 Afschrijvingskosten (variabel) € 200 Constante productiekosten: • Salarissen • Huur materieel 3 × € 70.000 = 500 € 80.000 = 500 € 420 € 160 ––––– € 780 Fabricagekostprijs € 70.000 = 500 Constante verkoopkosten € 140 ––––– € 920 Commerciële kostprijs b 1 Balans 31 december 2010 Zandput Voorraad zand Liquide middelen € 1.080.000 € 40.000 € 140.000 –––––––––– € 1.260.000 Aandelenkapitaal Winst 2010 –––––––––– € 1.260.000 Toelichting: • Zandput: € 1.200.000 – 600 × € 200 = € 1.080.000 • Voorraad zand: (600 – 400) × € 200 = € 40.000 • Liquide middelen: Omzet 400 × € 1.250 = Loonkosten Huur materieel € 500.000 + € 280.000 – € 80.000 – –––––––– € 140.000 Saldo 31 december 2010 2 Balans 31 december 2010 Zandput Voorraad zand* Liquide middelen * c 1 € 1.200.000 € 60.000 € 1.080.000 € 156.000 € 140.000 –––––––––– € 1.376.000 Aandelenkapitaal Winst 2010 € 1.200.000 € 176.000 –––––––––– € 1.376.000 (600 – 400) × € 780 = € 156.000 Resultatenrekening over 2010 Omzet Variabele kosten Dekkingsbijdrage Constante kosten: • Salarissen productie • Huur materieel • Salarissen verkoop Winst © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 400 × € 1.250 = 400 × € 200 = € 500.000 € 80.000 –––––––– € 420.000 € 210.000 € 80.000 € 70.000 –––––––– € 360.000 –––––––– € 60.000 27 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 2 Resultatenrekening over 2010 Omzet Kosten van de omzet Verkoopkosten 400 × € 1.250 = 400 × € 780 = Bezettingsresultaat (600 – 500) × € 580 = € 500.000 € 312.000 € 70.000 –––––––– € 118.000 + € 58.000 –––––––– € 176.000 Winst d De oorzaak van het ontstaan van een bezettingsresultaat op de productie is dat bij absorption costing constante kosten worden behandeld als product costs. Indien de werkelijke productie in een periode afwijkt van de normale productie, ontstaat er een verschil tussen de onder de voorraad opgenomen geactiveerde kosten en de in de periode ontstane constante kosten; dit verschil wordt het bezettingsresultaat genoemd. In dit vraagstuk wordt per gewonnen ton zand in de voorraadwaardering een bedrag van € 580 aan constante productiekosten geactiveerd, dit is in 2010 in totaal 600 × € 580 = € 348.000. De werkelijke constante productiekosten in 2010 zijn € 210.000 + € 80.000 = € 290.000. Het bezettingsresultaat is dus € 348.000 – € 290.000 = € 58.000 positief. e Het verschil in resultaat vindt zijn oorzaak in het verschil in de balanswaardering per eenheid product. Indien in de periode de voorraad toeneemt, stijgt bij absorption costing de totale waarde van de voorraad meer dan bij direct costing; dit betekent een grotere toename van het eigen vermogen en daarmee een hogere winst. Bij een voorraadafname is het omgekeerde het geval. In 2010 neemt de voorraad toe met 200 ton zand. De waardering van één ton zand is bij toepassing van absorption costing € 780 en bij direct costing € 200: het resultaat is bij absorption costing 200 × (€ 780 – € 200) = € 116.000 hoger dan bij direct costing. Vraagstuk 7.2 De zonnekoning bv a Bij direct costing worden de voorraden gewaardeerd tegen variabele productiekosten. Volgens de wet (artikel 388.2) moeten de rechtstreeks aan de productie toe te rekenen kosten (directe kosten) en mogen de indirecte kosten worden geactiveerd. Direct costing past in zijn algemeenheid binnen de wetgeving indien er geen directe kosten zijn die tevens een constant karakter dragen. Bij De Zonnekoning is direct costing wettelijk toepasbaar: alle directe productiekosten (direct materiaal en direct loon) hebben een variabel karakter. b Resultatenrekening Omzet Variabele productiekosten: • Direct materiaal • Direct loon 6 000 × € 760 = 6 000 × € 400 = 6 000 × € 100 = € 4.560.000 € 2.400.000 € 600.000 –––––––––– € 3.000.000 –––––––––– € 1.560.000 € 60.000 –––––––––– € 1.500.000 Variabele verkoopkosten Dekkingsbijdrage Constante kosten: • Afschrijving bedrijfspand • Overige constante productiekosten • Constante verkoopkosten Winst © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 75.000 € 1.375.000 € 50.000 –––––––––– € 1.500.000 –––––––––– € 0 28 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal c De voorraad wordt bij toepassing van direct costing gewaardeerd tegen € 400 (direct materiaal) + € 100 (direct loon) = € 500. In geval van overgang op absorption costing wordt de voorraadwaardering verhoogd met de constante productiekosten; deze kosten zijn per jaar € 1.450.000 (€ 75.000 + € 1.375.000). De € 1.450.000 voorraadwaardering komt dan uit op € 500 + € 145 ( ) = € 645. 10.000 Door de voorraadtoename wordt bij absorption costing een deel van de constante kosten (4 000 × € 145 = € 580.000) in de balans geactiveerd, terwijl bij direct costing de constante kosten als periodekosten volledig ten laste van het resultaat worden gebracht. Door het ‘wegstoppen’ van deze € 580.000 in de voorraad worden deze kosten naar de toekomst verschoven: het resultaat zal € 580.000 hoger uitkomen. d Resultatenrekening 6 000 × € 760 = 6 000 × € 645 = Omzet Kosten van de omzet Verkoopkosten: • Variabel deel • Constant deel € 4.560.000 € 3.870.000 –––––––––– € 690.000 € 60.000 € 50.000 –––––––– € 110.000 –––––––––– € 580.000 € 0 –––––––––– € 580.000 (10 000 – 10 000) × € 145 = Bezettingsresultaat Winst e Bij het overschakelen van direct costing op absorption costing is er sprake van een stelselwijziging ten aanzien van de grondslagen van waardering en winstbepaling. Artikel 384.6 bepaalt dat dit slechts geoorloofd is indien daar een gegronde reden voor is. De gegronde reden ontbreekt in de situatie van De Zonnekoning; het ‘oppoetsen’ van het resultaat wordt niet als zodanig aangemerkt: De Zonnekoning mag volgens de wet niet op basis van deze reden overschakelen op absorption costing. f Ten aanzien van de variabele kosten is er geen verschil; bij zowel absorption costing als bij direct costing worden deze ten laste van het resultaat gebracht op moment dat de producten zijn verkocht en afgeleverd: dit betekent een strikte toepassing van het matchingprincipe. Het verschil tussen beide methoden zit in de behandeling van de constante productiekosten; deze worden bij absorption costing – net als de variabele kosten – ten laste van het resultaat gebracht op moment van verkoop en aflevering (hantering van het matchingprincipe), terwijl ze bij direct costing op moment van ontstaan ten laste van het resultaat worden gebracht (voorzichtigheidsprincipe krijgt hier voorrang). Vraagstuk 7.3 bv Huis a 1 Balans per (bedragen x € 1) Bedrijfspand 31-12-2009 31-12-2010 480.000 460.000 Materieel 900.000 800.000 Onderhanden projecten Rekeningcourant bank 120.000 --- 1.500.000 3.000.000 –––––––– 3.000.000 –––––––– 4.260.000 Aandelenkapitaal Winstreserve Winst 31-12-2009 3.000.000 31-12-2010 3.000.000 --- --- --- 1.260.000 –––––––– 3.000.000 –––––––– 4.260.000 Toelichting balans per 31 december 2009 • Bedrijfspand: € 500.000 × 24/25 = € 480.000 • Materieel: € 1.000.000 × 9/10 = € 900.000 • Onderhanden projecten: - Directe kosten bouwrijp maken en fundering € 6.500.000 - Afschrijving bedrijfspand: € 500.000 × 1/25 = € 20.000 - Afschrijving materieel: € 1.000.000 × 1/10 = € 100.000 - Overheadkosten € 500.000 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 29 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal –––––––– € 7.120.000 € 7.000.000 – –––––––– € 120.000 Kosten 2009 Gedeclareerde termijnen • Rekening-courant bank: Saldo 1 januari 2009 Ontvangen termijnbetaling Uitgaven bouwrijp maken en fundering Overheadkosten Saldo 31 december 2009 Toelichting balans per 31 december 2010 • Bedrijfspand: € 500.000 × 23/25 = € 460.000 • Materieel: € 1.000.000 × 8/10 = € 800.000 • Rekening-courant bank: Saldo 1 januari 2010 Ontvangen termijnbetaling Uitgaven ruwbouw en afwerking Overheadkosten • a € 1.500.000 € 7.000.000 + € 6.500.000 – € 500.000 – –––––––– € 1.500.000 € 1.500.000 € 9.000.000 + € 7.000.000 – € 500.000 – –––––––– € 3.000.000 Saldo 31 december 2010 Winst (controleberekening): Opbrengst € 16.000.000 Directe kosten tot en met afwerking € 13.500.000 – Afschrijving bedrijfspand: € 500.000 × 2/25 = € 40.000 – Afschrijving materieel: € 1.000.000 × 2/10 = € 200.000 – Overheadkosten € 1.000.000 – –––––––– € 1.260.000 2 Balans per (bedragen × € 1) 31-12-2009 480.000 31-12-2010 460.000 Materieel 900.000 800.000 Onderhanden projecten Rekeningcourant bank 729.000 --- 1.500.000 3.000.000 –––––––– 3.609.000 –––––––– 4.260.000 Bedrijfspand Aandelenkapitaal Winstreserve Winst 31-12-2009 3.000.000 31-12-2010 3.000.000 --- 609.000 609.000 651.000 –––––––– 3.609.000 –––––––– 4.260.000 Toelichting balans per 31 december 2009 • Onderhanden projecten: - Bestedingen: - Directe kosten bouwrijp maken en fundering € 6.500.000 - Afschrijving bedrijfspand: € 500.000 × 1/25 = € 20.000 - Afschrijving materieel: € 1.000.000 × 1/10 = € 100.000 - Overheadkosten € 500.000 –––––––– Kosten 2009 € 7.120.000 - Toegerekende winst* 609.000 –––––––– € 7.729.000 - Gedeclareerde termijnen € 7.000.000 – –––––––– € 729.000 *Begrote totale kosten per 31 december 2009: - Bestedingen in 2009 € 7.120.000 - Verwachte kosten 2010: - Directe kosten ruwbouw en afwerking € 7.000.000 - Afschrijving bedrijfspand: € 500.000 × 1/25 = € 20.000 - Afschrijving materieel: € 1.000.000 × 1/10 = € 100.000 - Overheadkosten € 500.000 € 14.740.000 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 30 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Toegerekende winst: 7.120 / 14.740 × € 1.260.000 = € 609.000 Of: 7.120 / 14.740 × € 16.000.000 – € 7.000.000 = € 729.000 Toelichting balans per 31 december 2010 • Winst (controleberekening): Aanneemsom Totale kosten Toegerekende winst aan 2009 € 16.000.000 € 14.740.000 – € 609.000 – € b 651.000 Balans per (bedragen × € 1) Bedrijfspand Materieel Rekeningcourant bank 31-12-2009 480.000 31-12-2010 460.000 900.000 800.000 1.500.000 1.000.000 –––––––– 2.880.000 –––––––– 2.260.000 31-12-2009 Aandelen3.000.000 kapitaal Winst--reserve Winst – 740.000 Schuld op onder- 620.000 handen projecten –––––––––– 2.880.000 31-12-2010 3.000.000 –740.000 ----–––––––– 2.260.000 Toelichting balans per 31 december 2009 • Onderhanden projecten (schuld): - Bestedingen: - Directe kosten bouwrijp maken en fundering € 6.500.000 - Afschrijving bedrijfspand: € 500.000 × 1/25 = € 20.000 - Afschrijving materieel: € 1.000.000 × 1/10 = € 100.000 - Overheadkosten € 500.000 Kosten 2009 - Verwacht verlies € 16.000.000 – € 16.740.000* - Gedeclareerde termijnen € 7.120.000 € 740.000 – € 6.380.000 € 7.000.000 – –€ 620.000 * Begrote totale kosten per 31 december 2009: - Bestedingen in 2009 € 7.120.000 - Verwachte kosten 2010: - Directe kosten ruwbouw en afwerking € 9.000.000 - Afschrijving bedrijfspand: € 500.000 × 1/25 = € 20.000 - Afschrijving materieel: € 1.000.000 × 1/10 = € 100.000 - Overheadkosten € 500.000 € 16.740.000 Toelichting balans per 31 december 2010 • Rekening-courant bank: Saldo 1 januari 2010 Ontvangen termijnbetaling Uitgaven ruwbouw en afwerking Overheadkosten Saldo 31 december 2010 € 1.500.000 € 9.000.000 + € 9.000.000 – € 500.000 – € 1.000.000 Vanwege de situatie dat er op 31 december 2009 naar verwachting sprake is van een verlieslatend werk, is er geen verschil in de uitwerking van de completed contract method en die van de percentage of completion method. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 31 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 7.5 Dijk nv a Het cumulatief effect bestaat uit de tot 1 januari 2010 toegerekende winsten op de werken 1 en 2. Werk 3 leidt niet tot een wijziging omdat op dit werk per die datum verlies wordt voorzien, hetgeen al verwerkt is. Toegerekende winst tot 1 januari 2010: € 7.500 Werk 1: (= 60%) × € 2.500.000 = € 12.500 Werk 2: € 1.500.000 € 6.800 (= 20%) × € 6.000.000 = € 34.000 € 1.200.000 € 2.700.000 Journaalpost: Onderhanden werk Aan Ingehouden winst € 2.700.000 € 2.700.000 b Winst 2010 (bedragen × € 1.000) Werk 1: Totale winst Winst tot 1 januari 2010 2.500 – 250 = 2.250 1.500 ––––– 750 Werk 2: 6.800 + 21.200 (= 80%) × (6.000 – 1.000) = 4.000 34.000 + 1.000 Winst tot 1 januari 2010 1.200 ––––– Winst per 31 december 2.800 Werk 3: Bijstelling verlies Brutowinst op werken Afschrijvingen Overige kosten 4.400 – 4.200 = 15% × 10.000 = Totale winst c 200 ––––– 3.750 1.500 1.250 ––––– 1.000 Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) Vaste activa Onderhanden werk Debiteuren Liquide middelen © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 8.500 40.700 10.800 2.500 –––––– 62.500 Aandelenkapitaal Ingehouden winst Gefactureerde termijnen Winst 2010 10.000 6.000 45.500 1.000 –––––– 62.500 32 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Toelichting: • Vaste activa: € 10.000.000 – € 1.500.000 = € 8.500.000 • Onderhanden werk: Werk 2: Opbrengstwaarde 80% × €40.000.000 = Werk 3: Bestede kosten € 4.800.000 + € 4.200.000 = Voorziening voor verwacht verlies • Liquide middelen: Saldo 1 januari 2010 Ontvangsten: Debiteuren 1/1 2010 Gefactureerd: Werk 1 Werk 2 Werk 3 Debiteuren 31/12 2010 Uitgaven: Bestedingen: Werk 1 Werk 2 Werk 3 Overige kosten • • € 32.000.000 € 9.000.000 € 300.000 – ––––––––––– € 40.700.000 € € 1.800.000 7.400.000 € 7.000.000 € 20.000.000 € 9.000.000 € 10.800.000 – ––––––––––– € 32.600.000 + € 31.900.000 ––––––––––– € 2.500.000 – € 5.250.000 € 21.200.000 € 4.200.000 € 1.250.000 ––––––––––– Saldo 31 december 2010 Ingehouden winst: € 3.300.000 + € 2.700.000 = € 6.000.000 Gefactureerde termijnen: Werk 2: € 12.000.000 + € 20.000.000 = Werk 3: € 4.500.000 + € 9.000.000 = € 32.000.000 € 13.500.000 ––––––––––– € 45.500.000 d De Raad voor de Jaarverslaggeving beveelt aan gedeclareerde termijnen in mindering te brengen op de actiefpost Onderhanden werk (RJ 221.409); de Raad spreekt overigens niet van onderhanden werken, maar van onderhanden projecten. e Voordelen zijn: 1 De solvabiliteit wordt optisch beter omdat de gedeclareerde termijnen als vlottende passiva (= vreemd vermogen) wegvallen. 2 Het lagere balanstotaal leidt bij een gelijkblijvend resultaat tot een verbetering van de gepresenteerde rentabiliteit van het totale vermogen. 3 De onderneming komt door het lagere balanstotaal eerder in aanmerking voor indeling in de categorie van een kleine of middelgrote rechtspersoon, hetgeen recht geeft op een aantal vrijstellingen op grond van de omvang van de rechtspersoon. Vraagstuk 7.6 nv Pecunia Aandelen nv A (op te nemen onder de vlottende activa, categorie ‘held for trading’) Waardering ultimo 2010 op reële waarde: 10 000 × € 28 = € 280.000 Resultaat 2010: • Dividend: • Mutatie beurswaarde: 10 000 × € 1,50 = 10 000 × (€ 28 – € 25) = € 15.000 + € 30.000 + ––––––– € 45.000 + Putopties nv A (op te nemen onder de vlottende activa, categorie ‘held for trading’) Waardering ultimo 2010 op reële waarde: 100 × € 50 = € 5.000 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 33 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultaat 2010: • Mutatie beurswaarde: 100 × (€ 50 – € 300) = € 25.000 – Obligaties nv B (op te nemen onder de financiële vaste activa, categorie ‘held to maturity’) Waardering ultimo 2010 op geamortiseerde kostprijs: 75 75 1.075 ⎞ ⎛ 75 2000 × ⎜ + + + = € 2.103.953 2 3 4 ⎟ ⎝ 1,06 1,06 1,06 1,06 ⎠ Resultaat 2010: • Interest: • Mutatie boekwaarde: 2 000 × € 75 = € 2.103.953 – (2 000 × € 1.063) = € 150.000 + € 22.047 – –––––––– € 127.953 + Of: 6% × (2 000 × € 1.063) = € 127.560 Opmerking: het verschil wordt veroorzaakt door afrondingsverschillen. Obligaties nv C (op te nemen onder de financiële vaste activa, categorie ‘available for sale’) Waardering ultimo 2010 op reële waarde: 2 500 × € 1.129 = € 2.822.500 Resultaat 2010: • Interest: 2 500 × € 70 = € 175.000 + De stijging van de reële waarde (beurskoers) ad 2.500 × (€ 1.129 – € 1.068) = € 152.500 wordt rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt. Op moment van verkoop van de obligaties worden de cumulatieve waardeveranderingen die in het eigen vermogen zijn opgenomen, overgeboekt naar de resultatenrekening. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 34 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 8 Eigen vermogen Vraagstuk 8.2 nv Techno a Redenen kunnen zijn: • het kunnen voldoen aan het uitoefenen van optierechten door werknemers; • het verhogen van de winst per aandeel; • het tijdelijk steunen van de beurskoers; • het meer rendabel maken van kasmiddelen. b Het opgevraagde kapitaal wordt gerubriceerd onder de tot de vlottende activa behorende vorderingen, onder het kopje: opgevraagde stortingen van geplaatst kapitaal (artikel 370.1d) c Zolang er sprake is van voorgesteld dividend is er nog geen schuld. Die ontstaat pas als tijdens de Algemene vergadering van Aandeelhouders een beslissing wordt genomen over de winstverdeling. d Gestort en opgevraagd kapitaal: • Emissie 2006 300 aandelen × € 500 = • Emissie 2007 200 aandelen × € 500 × 50% = • Opgevraagd 200 aandelen × € 500 × 25% = € 150.000 € 50.000 € 25.000 –––––––– € 225.000 Agio: • Emissie 2006 300 aandelen × € 250 = Herwaarderingsreserve Andere wettelijke reserves: • Geactiveerde ontwikkelingskosten: € 200.000 + € 100.000 – € 60.000 = Overige reserves: • Gereserveerde winsten tot 2010 • Gereserveerde winst 2010 (voorstel) € 100.000 – 10% van € 190.000* = • Gerealiseerde herwaardering • Naar wettelijke reserves wegens geactiveerde ontwikkelingskosten • Inkoop eigen aandelen 20 × € 800 = Voorgesteld dividend Totaal eigen vermogen * € 75.000 € 70.000 € 240.000 € 275.000 € 81.000 € 80.000 € 240.000 – € 16.000 – –––––––– € 180.000 € 19.000 –––––––– € 809.000 € 200.000 – 20 × € 500 = € 190.000 NB Voor geactiveerde goodwill hoeft geen wettelijke reserve te worden gevormd. e Gestort en opgevraagd kapitaal (Ongerealiseerde) herwaarderingsreserve Andere wettelijke reserves f In dit geval dient het tekort in mindering te worden gebracht op de post Overige reserves (RJ 240.230); daarmee geeft het negatieve bedrag van de overige reserves de hoogte aan van de winst die in de toekomst nog behaald moet worden, alvorens de onderneming tot dividenduitkering mag overgaan. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 225.000 € 70.000 € 240.000 –––––––– € 535.000 35 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 8.3 Option nv Boekingen in 2011 (bedragen × € 1) Alternatief 1 Debet Credit ––––– ––––– Boekingen op 1 januari 2011 Overige reserves1 Aan Liquide middelen Boekingen op 31 december 2011 Loonkosten Aan Overige reserves2 1 2 Alternatief 2 Debet Credit ––––––– ––––––– 125.000 125.000 5.000 5.000 5.000 5.000 1 000 (opties) × 125 (beurskoers op 1 januari 2011) 1 000 (opties) × (130 − 125) koersstijging Boekingen op 31 december 2012 (bedragen × € 1) Alternatief 1 Debet Credit ––––– ––––– 5.000 5.000 Overige reserves3 Aan Loonkosten 3 Alternatief 2 Debet Credit ––––– ––––– 5.000 5.000 1 000 (opties) × (130 − 125) Boekingen op 31 december 2013 (bedragen × € 1) Alternatief 1 Alternatief 2 Debet Credit Debet Credit ––––––– ––––––– ––––––– ––––––– 10.000 10.000 10.000 10.000 Loonkosten Aan Overige reserves4 Liquide middelen Overige reserves Aan Aandelenkapitaal Aan Agio Aan Overige reserves 4 125.000 10.000 125.000 10.000 25.000 110.000 135.000 1 000 (opties) × (135 − 125) Vraagstuk 8.4 Personeel nv a 1 januari 2011: Loonkosten € 75.000 (500 × € 150) Aan Overige reserves € 75.000 Op 31 december 2011 en 31 december 2012 worden er geen journaalposten gemaakt. 31 december 2013: Liquide middelen € 100.000 (500 × 10 × € 20) Overige reserves € 75.000 Aan Aandelenkapitaal € 25.000 (500 × 10 × € 5) Aan Agio € 150.000 b 1 januari 2011: Loonkosten € 25.000 (500 × 10 × (€ 25 – € 20)) Aan Overige reserves € 25.000 31 december 2011: Overige reserves Aan Loonkosten € 10.000 (500 × 10 × (€ 25 – € 23)) € 10.000 31 december 2012: © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 36 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Overige reserves Aan Loonkosten € 15.000 (500 × 10 × (€ 23 – € 20)) € 15.000 31 december 2013: Loonkosten Aan Overige reserves € 20.000 (500 × 10 × (€ 24 – € 20)) € 20.000 Liquide middelen Overige reserves Aan Aandelenkapitaal Aan Agio € 100.000 € 20.000 € 25.000 € 95.000 Vraagstuk 8.6 Schiphol Group a Het eigen vermogen in de enkelvoudige jaarrekening komt dan overeen met het eigen vermogen in de (op basis van IFRS opgestelde) geconsolideerde jaarrekening (zie paragraaf 4.1 van het theorieboek). b 1 2 3 c De rentabiliteit van het eigen vermogen blijft in eerste instantie onveranderd: noch de winst, noch het eigen vermogen verandert. In de loop van de tijd zal de winst beïnvloed worden door de te betalen provisie aan de factormaatschappij (negatieve invloed op de winst) en de bespaarde kosten van wanbetaling en interest (positieve invloed op de winst). Per saldo zal de invloed op het resultaat normaliter gering zijn. De solvabiliteit verbetert omdat het eigen vermogen gelijk blijft, terwijl het vreemd vermogen daalt. De liquiditeitspositie blijft gelijk, maar de current ratio verbetert; er is dan sprake van window dressing. De herwaarderingsreserve is door de overboeking van de gerealiseerde herwaardering geheel ongerealiseerd en is daarmee een wettelijke reserve; dit is ook in overeenstemming met de bepalingen in artikel 390.3. d Aangezien de gehele herwaarderingsreserve een wettelijke reserve is (zie vraag c), is uitkering in contanten niet toegestaan. De herwaarderingsreserve mag echter geheel worden uitgekeerd in aandelen, omdat de wet heeft bepaald dat de herwaarderingsreserve in kapitaal kan worden omgezet (artikel 390.2). e Geplaatst kapitaal Herwaarderingsreserve Overige wettelijke reserves f In geval van financial lease loopt de gebruiker het economisch risico en zal hij in de balans zowel de duurzame productiemiddelen activeren als de leaseverplichtingen passiveren: de solvabiliteit zal dan verslechteren. Bij een operational-leasecontract heeft de gebruiker niet de economische eigendom: de duurzame productiemiddelen worden niet geactiveerd en de leaseverplichtingen worden niet in de balans opgenomen (wel moeten ze in de toelichting onder de ‘niet uit de balans blijkende verplichtingen’ worden vermeld). Operational lease heeft qua solvabiliteitspresentatie dan ook de voorkeur. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 84.511.000 € 431.629.000 € 40.818.000 –––––––––––– € 556.958.000 37 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 9 Vreemd vermogen Vraagstuk 9.2 Superhein a1 Zowel in 2009 als in 2010: Pensioenlasten Aan Liquide middelen € 12.000.000 € 12.000.000 2 Ultimo 2009: Ultimo 2008 is er sprake van een overdekking van € 2 mln (€ 142 – € 140 mln). Indien Superhein in de balans ultimo 2008 voor deze overdekking een vordering op het pensioenfonds heeft opgenomen, luidt de journaalpost als volgt: Pensioenlasten € 16.000.000 Aan Liquide middelen € 12.000.000 Aan Vordering pensioenfonds € 2.000.000 Aan Pensioenvoorziening € 2.000.000 (€ 150 mln – € 148 mln) Indien Superhein in de balans ultimo 2008 voor deze overdekking geen vordering op het pensioenfonds heeft opgenomen, is de journaalpost: Pensioenlasten Aan Liquide middelen Aan Pensioenvoorziening € 14.000.000 € 12.000.000 € 2.000.000 Ultimo 2010: Pensioenlasten Pensioenvoorziening* Aan Liquide middelen * € 11.000.000 € 1.000.000 € 12.000.000 Toename contante waarde pensioenverplichtingen Toename waarde beleggingen – € 8 mln - 9 mln ––––––– € 1 mln b Dit wordt de risicobenadering genoemd. c De RJ geeft aan dat het is toegestaan voor de verwerking van pensioenen in de jaarrekening uit te gaan van de voorschriften van de IASB, mits deze voorschriften integraal en consistent worden toegepast (RJ 271.101). Ook mag worden uitgegaan van een verplichtingenbenadering, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen toegezegdebijdrage- en toegezegdpensioenregeling. In de balans wordt alleen een voorziening voor pensioenverplichtingen opgenomen indien de onderneming op balansdatum een in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting heeft aan de pensioenuitvoerder (het pensioenfonds of de levensverzekeraar) of de werknemer; bovendien moet het – conform de eisen die in het algemeen aan een voorziening worden gesteld – waarschijnlijk zijn dat voor de afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen noodzakelijk is en moet er een betrouwbare schatting kunnen worden gemaakt van de omvang van de verplichting (RJ 271.307). © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 38 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 9.3 P/W nv 1 De loods wordt niet geactiveerd omdat de gebruiker niet het economisch risico loopt; de maandelijkse huurlasten komen ten laste van het resultaat. Op grond van RJ 252.108 / artikel 381 moet in de toelichting onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen melding worden gemaakt van de toekomstige financiële verplichtingen die uit deze huurovereenkomst zullen voortvloeien. 2 Voorziening garantieverplichtingen Aan Te betalen garantieverplichtingen € 50.000 € 50.000 De omvang van de verplichting uit hoofde van de garantieregeling staat nu vast; de verplichting dient daarom niet meer onder de voorziening, maar onder de kortlopende schulden te worden opgenomen. 3 Verlies op debiteuren Aan Debiteuren € 150.000 € 150.000 Waardeverminderingen van een actief mogen niet door vorming van een voorziening tot uiting worden gebracht (artikel 374.2): het verlies wordt in mindering gebracht op de actiefpost Debiteuren. 4 Omdat het niet mogelijk is een redelijke schatting te maken van de opruimkosten, mag er geen voorziening worden gevormd. Wel dient in de toelichting onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen melding gemaakt te worden van dit gegeven. 5 Machine Aan Leaseverplichtingen € 200.000 € 200.000 Gezien de condities van het leasecontract is P/W aan te merken als economisch eigenaar en dient hij op grond daarvan de machine te activeren en de hoofdsom van de leaseverplichtingen als schuld te passiveren. Het feit dat de ondernemer niet de juridisch eigenaar is, moet in de toelichting worden vermeld (artikel 366.2). 6 Reorganisatiekosten Aan Voorziening voor reorganisatie € 500.000 € 500.000 Hoewel het reorganisatieplan nog met vertegenwoordigers van het personeel besproken moet worden, dient nu wel een voorziening te worden getroffen: de oorzaak ligt immers in de tegenvallende resultaten in het verleden en de huidige slechte vooruitzichten. Bovendien is er sprake van een gedetailleerd plan dat al (op hoofdlijnen) bekendgemaakt is aan het personeel (RJ 252.413). 7 Op grond van RJ 252.108 / artikel 376 moet de onderneming in de toelichting melding maken van de garantiestelling voor de schulden van beide dochtermaatschappijen. Bovendien is er een reële kans dat men aangesproken zal worden op voldoening van de schulden van D2; het ligt daarom voor de hand een voorziening te treffen ter grootte van het negatieve eigen vermogen van D2: Resultaat uit dochter D2 Aan Voorziening garantie dochter D2 € 300.000 € 300.000 In geval P/W op balansmoment een vordering heeft op D2 zal de voorziening eerst gesaldeerd worden met die vordering. 8 De RJ beveelt aan de lening gedeeltelijk als eigen vermogen en gedeeltelijk als vreemd vermogen te presenteren (RJ 290.813): Het vreemd-vermogendeel bedraagt: € 500.000 € 500.000 € 500.000 € 10.500.000 + + + = € 9.653.490 (afgerond) 2 3 1,06 1,06 1,06 1,06 4 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 39 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Journaalpost: Liquide middelen Aan Converteerbare obligatielening Aan Agio € 10.000.000 € 9.653.490 € 346.510 De RJ staat ook toe de hoofdsom van de lening in zijn geheel als schuld onder het vreemd vermogen op te nemen, journaalpost: Liquide middelen Aan Converteerbare obligatielening €10.000.000 € 10.000.000 Bij beide verwerkingswijzen moet in de toelichting melding worden gemaakt van de rentevoet ad 5% (artikel 375.2) en de geldende conversievoorwaarden (artikel 375.7). © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 40 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 10 Resultatenrekening Vraagstuk 10.1 Glad/Weg bv a Het criterium ter onderscheiding van gewone en buitengewone resultaten is of deze al dan niet uit de gewone bedrijfsuitoefening voortvloeien. De resultaten uit de punten 3 en 5 vloeien voort uit de gewone bedrijfsuitoefening en zijn derhalve als gewone resultaten aan te merken. De resultaten uit de punten 4 en 6 vloeien niet voort uit de normale bedrijfsuitoefening en dienen te worden gerangschikt als buitengewone resultaten; beide worden door de RJ ook als voorbeelden gegeven van buitengewone resultaten (RJ 270.409). De onder de andere punten genoemde gebeurtenissen betreffende rechtstreekse vermogensmutaties. b Het bij punt 5 genoemde resultaat (de uitkering van € 50.000) is een bijzonder resultaat, vanwege het incidentele karakter. c Bij de all-inclusive-opvatting worden zowel de gewone als de buitengewone resultaten in de resultatenrekening opgenomen: Winst uit hoofde van verkopen € 1.000.000 + Boekwinst onteigende grond € 30.000 + Prijs meest succesvolle importeur € 50.000 + Verlies reserveonderdelen € 200.000 – –––––––––– Winst € 880.000 d Bij de current-operating-opvatting worden alleen de gewone resultaten in de resultatenrekening opgenomen; de buitengewone resultaten worden rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt: Winst uit hoofde van verkopen € 1.000.000 + Prijs meest succesvolle importeur € 50.000 + –––––––––– Winst € 1.050.000 e De stelling is juist ten aanzien van het resultaat (zie de vragen c en d), maar onjuist ten aanzien van het eigen vermogen: bij beide opvattingen komen alle resultaten (zowel de gewone als de buitengewone) uiteindelijk tot uiting in een wijziging van het eigen vermogen. f Bij toepassing van de current operating-opvatting is het gevaar van winststuring het grootst: het onderscheid tussen gewone en buitengewone resultaten is niet altijd scherp te trekken; het verschil in opvatting van wat als gewoon en wat als buitengewoon moet worden beschouwd, leidt bij de current operating-opvatting tot verschil in winst. Zo is het bijvoorbeeld denkbaar dat de toekenning van de bonusuitkering onder punt 5 (in afwijking van de uitwerking bij vraag d) als buitengewone bate wordt gezien. Ingeval de ondernemingsleiding de uitkering als buitengewoon aanmerkt en rechtstreeks ten gunste van het eigen vermogen brengt, komt de winst bij vraag d uit op € 1.000.000 in plaats van € 1.050.000. g De IASB erkent, naast gewone resultaten, alleen bijzondere resultaten. In IAS 1.87 is expliciet aangegeven dat een onderneming baten en lasten niet als buitengewone posten mag presenteren. h Comprehensive income statement over 2010 van Glad/Weg Resultaten: Winst uit hoofde van verkopen Boekwinst onteigende grond Prijs meest succesvolle importeur Verlies reserveonderdelen Rechtstreekse vermogensmutaties die niet uit de kapitaalsfeer voortvloeien: Stelselwijziging Herwaardering pand © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 1.000.000 € 30.000 € 50.000 € 200.000 –––––––––– € 880.000 + + + – € 75.000 – € 85.000 + 41 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal –––––––– € 10.000 + –––––––––– € 890.000 Comprehensive income i Eigen vermogen per 1 januari 2010 Comprehensive income 2010 Aandelenemissie: € 500.000 × 250% = € 3.000.000 € 890.000 + € 1.250.000 + –––––––––– € 5.140.000 Eigen vermogen per 31 december 2010 Vraagstuk 10.3 Dijk nv a Winst 2010 (bedragen × € 1.000) Werk 1: Aanneemsom Kosten 15.000 12.750 –––––– 2.250 12.500 + 250 = Werk 2: Werk 2 is eind 2010 nog onderhanden en een verlies wordt niet voorzien. Winstneming vindt plaats bij oplevering, dus geen winst in 2010. Werk 3: Bijstelling verlies Brutowinst op werken Afschrijvingen Overige kosten 4.400 – 4.200 = 200 ––––– 2.450 1.500 1.250 –––––– – 300 15% × 10.000 = Totale winst b Categorische resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1.000) Netto-omzet (werk 1) Mutatie onderhanden werk* Som der bedrijfsopbrengsten Directe kosten (materialen, directe lonen enzovoort) 5.250 + 21.200 + 4.200 = Afschrijvingen Overige bedrijfskosten 15.000 18.100 –––––– 33.100 30.650 1.500 1.250 –––––– Som der bedrijfslasten Nettowinst 33.400 –––––– – 300 * 18.600 Stand 1 januari 2010 Stand 31 december 2010: Werk 2: Bestede kosten 6.800 + 21.200 = Werk 3: Bestede kosten 4.800 + 4.200 = Voorziening verwacht verlies 28.000 9.000 300 – –––––– 36.700 –––––– 18.100 Toename c Functionele resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1.000) Netto-omzet (werk 1) Kostprijs van de omzet Bruto-omzetresultaat Verkoop- en algemene beheerskosten: Afschrijvingen Overige kosten Som der kosten © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 33.100 30.650 –––––– 2.450 1.500 1.250 –––––– 2.750 42 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal –––––– – 300 Nettowinst d Winst 2010 (bedragen × € 1.000) Werk 1: Totale winst Winst tot 1 januari 2010 2.500 – 250 = 2.250 1.500 ––––– 750 Werk 2: Winst per 31 december 6.800 + 21.200 × (6.000 – 1.000) = 34.000 + 1.000 Winst tot 1 januari 2010 4.000 1.200 ––––– 2.800 Werk 3: Bijstelling verlies Brutowinst op werken Afschrijvingen Overige kosten 4.400 – 4.200 = 200 ––––– 3.750 1.500 1.250 ––––– 1.000 15% × 10.000 = Totale winst e Categorische resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1.000) Netto-omzet: Werk 1: Werk 2: Werk 3: 5.250 + 750 = 21.200 + 2.800 = 4.200 + 200 = 6.000 24.000 4.400 –––––– 34.400 nihil –––––– 34.400 Mutatie onderhanden werk Som der bedrijfsopbrengsten Directe kosten (materialen, directe lonen enzovoort) 5.250 + 21.200 + 4.200 = Afschrijvingen Overige bedrijfskosten 30.650 1.500 1.250 –––––– Som der bedrijfslasten 33.400 –––––– 1.000 Nettowinst f Functionele resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1.000) Netto-omzet: Werk 1: Werk 2: Werk 3: 5.250 + 750 = 21.200 + 2.800 = 4.200 + 200 = Kostprijs van de omzet: Kosten werk 1 Kosten werk 2 Kosten werk 3 Bruto-omzetresultaat Verkoop- en algemene beheerskosten: Afschrijvingen Overige kosten Som der kosten Nettowinst © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 6.000 24.000 4.400 –––––– 34.400 5.250 21.200 4.200 –––––– 30.650 –––––– 3.750 1.500 1.250 ––––– 2.750 –––––– 1.000 43 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal g Categorische resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1.000) Netto-omzet: Werk 1: Werk 2: Werk 3: Mutatie onderhanden werk: 15.000 – – –––––– 15.000 19.400 –––––– 34.400 40.700 – 21.300 = Som der bedrijfsopbrengsten Directe kosten (materialen, directe lonen enzovoort) 5.250 + 21.200 + 4.200 = Afschrijvingen Overige bedrijfskosten Som der bedrijfslasten Nettowinst 30.650 1.500 1.250 ––––– 33.400 –––––– 1.000 h Bezwaar is dat er een vertekend beeld ontstaat van de verhouding tussen winst en nettoomzet; er wordt tussentijds winst genomen zonder dat er netto-omzet genomen wordt. Vraagstuk 10.4 Royal Cosun a De wet eist dat grote rechtspersonen de netto-omzet in de toelichting segmenteren naar bedrijfstak (artikel 380.1) en naar geografisch gebied (artikel 380.2). b 1 2 c Dit zijn de categorische en de functionele kostensplitsing. De categorische kostensplitsing, motivering: • de kosten zijn ingedeeld naar kostensoorten; • de post ‘Wijziging in voorraden gereed product’ is kenmerkend voor de categorische resultatenrekening, in de functionele resultatenrekening komt deze post niet voor. In de categorische resultatenrekening heeft de netto-omzet betrekking op afzet, de bedrijfslasten houden verband met de productie en/of tijdsverloop. Voor het behoud van de relatie tussen omzet en bedrijfslasten, wordt de wijziging in de voorraden gereed product en onderhanden werk gecorrigeerd op de netto-omzet. d Onder de post Overige bedrijfskosten. e Royal Cosun heeft in de winst- en verliesrekening de personeelskosten in één post opgenomen, terwijl de wet voorschrijft de lonen en de sociale lasten afzonderlijk weer te geven (artikel 377.3e en f). (Royal Cosun heeft deze informatie in de toelichting opgenomen.) f De volgende informatie moet worden opgenomen: • het gemiddeld aantal werknemers gedurende het boekjaar, ingedeeld op een wijze die is afgestemd op de inrichting van het bedrijf (artikel 382); • de ten laste van het resultaat gebrachte beloning, inclusief pensioenlasten, van de bestuurders en commissarissen, tenzij de bedragen te herleiden zijn tot één persoon (artikel 383.1). g Deze zijn dan verwerkt volgens de current operating-opvatting. Bij de all inclusive-opvatting worden buitengewone resultaten verwerkt via de resultatenrekening, bij de current operatingopvatting gaan ze rechtstreeks naar het eigen vermogen. In de winst- en verliesrekening van Royal Cosun zijn geen buitengewone resultaten opgenomen: de current operating-opvatting zou dan zijn gevolgd. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 44 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal h Gehergroepeerde winst- en verliesrekening Royal Cosun 2009 (bedragen × € 1 mln) Netto-omzet Wijziging in voorraden gereed product Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten Kosten van grond- en hulpstoffen Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa Andere waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa Overige bedrijfskosten Rentebaten en soortgelijke opbrengsten Resultaat deelnemingen Netto toegevoegde waarde Personeelskosten Rentekosten en soortgelijke lasten Heffingen inzake EU-regelingen Belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening vóór belastingen Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na belastingen © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 1.757,9 – 20,5 26,0 –––––– 1.763,4 –1.004,5 – 268,0 – 86,3 – 2,9 – 15,3 4,7 – 0,2 –––––– 391,3 – 206,9 – 19,1 – 86,1 – 17,9 –––––– 61,3 45 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 11 Kasstroomoverzicht Vraagstuk 11.1 Wegener nv a Niet alleen het maken van winst maar ook de financiering is een belangrijk aspect voor een onderneming. De vraag is of balans en resultatenrekening toereikend zijn voor het verschaffen van het gewenste inzicht in de financieringsactiviteiten van een onderneming. De uit de resultatenrekening blijkende winstgevendheid is niet automatisch een garantie voor een gezonde financiële positie; in combinatie met winst kan bijvoorbeeld de liquiditeit verslechteren. De balans geeft slechts een momentopname van de solvabiliteit en de liquiditeit. Balans en resultatenrekening geven doorgaans onvoldoende informatie over de ontwikkeling van de financiële positie; het kasstroomoverzicht geeft deze informatie wel. Ten slotte kan het kasstroomoverzicht met haar historische kasstromen een basis zijn voor de financiële planning op langere termijn. Zowel de leiding als een aantal categorieën van belanghebbenden, zoals (potentiële) kredietverschaffers en aandeelhouders, hebben belang bij een kasstroomoverzicht. b De kasstromen worden onderscheiden naar operationele, investerings- en financieringsactiviteiten. c De directe en de indirecte methode. Het onderscheid heeft betrekking op de opbouw van de kasstromen uit operationele activiteiten (de bedrijfsuitoefening). De directe methode geeft een opbouw van de feitelijke ontvangsten en uitgaven die worden ontleend aan de geregistreerde mutaties in de liquide middelen. De indirecte methode neemt het (bedrijfs)resultaat als uitgangspunt en brengt vervolgens correcties aan voor kosten die geen uitgaven zijn en opbrengsten die niet tot ontvangsten hebben geleid, alsmede voor mutaties in de vlottende activa en passiva. Wegener hanteert de indirecte methode. d Het kasstroomoverzicht beoogt informatie te verstrekken over de kasstromen om zodoende het inzicht in de solvabiliteit en de liquiditeit van de onderneming te bevorderen. Het ligt daarom voor de hand om deze te splitsen in ontvangsten en uitgaven. Dit pleit voor de directe methode. Daarentegen komt de relatie tussen kasstroom enerzijds en de balans en resultatenrekening anderzijds bij de indirecte methode het best tot uitdrukking; bij de directe methode is dit verband niet zichtbaar. Het zichtbaar maken van de relatie met het resultaat is bij de beoordeling van de operationele kasstroom van belang omdat de weergave van ontvangsten en uitgaven niets zegt over de winstgevendheid. Immers ook in een verliessituatie kan sprake zijn van een positieve liquiditeitsontwikkeling. De indirecte methode voldoet dan beter. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 46 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 11.2 Ventura bv a Kasstroomoverzicht over 2010 volgens de directe methode (bedragen × € 1) Kasstroom uit operationele activiteiten Ontvangen van afnemers 600.000 + 50.000 – 125.000 Betalingen aan leveranciers en werknemers 380.000 + 122.000 + 70.000 – 150.000 Betaalde interest Betaalde winstbelasting 525.000 422.000 – 5.000 – 25.000 – ––––––– 73.000 + Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investeringen in materiële vaste activa • Gebouw 240.000 – 160.000 + 10.000 • Machines 50.000 – 40.000 + 8.000 + 6.000 Desinvesteringen in materiële vaste activa • Machines 90.000 – 24.000 – 6.000 + –––––– 108.000 – Kasstroom uit financieringsactiviteiten Ontvangsten uit aandelenemissie 20.000 + 10.000 Aflossing langlopende lening Betaald dividend 30.000 + 15.000 – 15.000 – –––––– 0 + ––––––– – 35.000 Mutatie geldmiddelen in 2010 b Kasstroomoverzicht over 2010 volgens de indirecte methode (bedragen × € 1) Kasstroom uit operationele activiteiten Bedrijfsresultaat 75.000 + 5.000 80.000 Aanpassingen voor: • Afschrijvingen 10.000 + 8.000 18.000 • Veranderingen in netto-werkkapitaal – Toename debiteuren 75.000 – – Toename crediteuren 80.000 + –––––– 5.000 Betaalde interest 5.000 Betaalde winstbelasting 25.000 –––––– + + – – 73.000 + Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investeringen in materiële vaste activa • Gebouw • Machines Desinvesteringen in materiële vaste activa • Machines 90.000 – 24.000 – 6.000 + –––––– 108.000 – Kasstroom uit financieringsactiviteiten Ontvangsten uit aandelenemissie Aflossing langlopende lening Betaald dividend Mutatie geldmiddelen in 2010 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 30.000 + 15.000 – 15.000 – –––––– 0 + ––––––– – 35.000 47 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 11.4 nv ROVA Holding a Kasstroomoverzicht over 2009 (bedragen × € 1.000) Kasstroom uit operationele activiteiten Bedrijfsresultaat Aanpassingen voor: • Afschrijvingen • Financiële vaste activa – Geamortiseerde agio • Mutatie voorzieningen • Veranderingen in netto-werkkapitaal: – Toename voorraden – Afname belastingen en premies – Toename vorderingen – Afname kortlopende schulden Ontvangen interest Betaalde interest 5.712 + 5.120 + 5 – 216 + 31 67 1.288 488 ––– – + – – 1.740 – 1.190 + 1.391 – ––––– 9.102 + Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investeringen materiële vaste activa Desinvesteringen materiële vaste activa 8.483 – 5 + ––––– 8.478 – Kasstroom uit financieringsactiviteiten Ontvangsten uit aandelenemissie Onttrekking ‘reserve innovatieprojecten afval’ Aflossing langlopende schulden Betaald dividend Mutatie liquide middelen 352 139 680 4.289 ––––– + – – – 4.756 – ––––– 4.132 – b Cashflow = Nettowinst + Afschrijvingen = 5.511 + 5.120 = 10.631 (× € 1.000) © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 48 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Deel 3 Winst- en vermogensbepaling in geval van prijsfluctuaties © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 49 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 12 Instandhoudingsdoelstellingen en waarderingsgrondslagen Vraagstuk 12.1 Ko Kos a 1 Balans 31 oktober Voorraad matten 100 × € 25 = Kas € 9.000 € 7.500 – € 7.000 + € 750 – –––––– € 2.500 Eigen vermogen 1/10 Winst oktober € 7.750 ––––––– € 10.250 2 € € 9.000 1.250 ––––––– € 10.250 Balans 31 oktober Voorraad matten 100 × € 25 × 1,15 = Kas 3 € 2.875 € 7.750 ––––––– € 10.625 Eigen vermogen 1/10 Winst oktober € € 9.000 1.625 ––––––– € 10.625 Balans 31 oktober Voorraad matten 100 × € 25 × 1,15 = Kas € 2.875 € 7.750 ––––––– € 10.625 4 Eigen vermogen 1/10 € 9.000 Extra eigen vermogen gebonden aan de onderneming: 300 × € 25 × 0,15 = € 1.125 Winst oktober € 500 ––––––– € 10.625 Balans 31 oktober Voorraad matten 100 × € 25 × 1,15 = Kas € 2.875 € 7.750 ––––––– € 10.625 5 Eigen vermogen 1/10 € 9.000 Extra eigen vermogen gebonden aan de onderneming: € 9.000 × 0,02 = € 180 Winst oktober € 1.445 ––––––– € 10.625 Balans 31 oktober Voorraad matten 100 × € 25 × 1,02 = Kas € 2.550 € 7.750 ––––––– € 10.300 Eigen vermogen 1/10 € 9.000 Extra eigen vermogen gebonden aan de onderneming: € 9.000 × 0,02 = € 180 Winst oktober € 1.120 ––––––– € 10.300 Opmerking: Bij de uitwerking van vraag a2 en a4 is voorbijgegaan aan het voorzichtigheids- en realisatieprincipe (waardestijgingen zijn direct als winst genomen) om in dit stadium niet direct te verzanden in allerlei complicaties. Bij de behandeling van de bestaande winstbepalingsstelsels in de betreffende hoofdstukken wordt uiteraard per stelsel besproken of genoemde principes al dan niet worden toegepast. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 50 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal b Winst a1: € 1.250 Winst a3: € 500 –––––– Verschil € 750 Dit bedrag is gelijk aan het in oktober gerealiseerde voorraadresultaat (volgtijdelijk prijsverschil op de inkoopmarkt): Afzet × (inkoopprijs verkoopmoment – feitelijke inkoopprijs) = 200 × (€ 28,75 (€ 25 × 1,15) – € 25) = € 750 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 51 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 13 Historischekostenstelsel Vraagstuk 13.1 bv Blanko Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) a Bestelauto Voorraad Liquide middelen 40.000 30.000 45.000 Eigen vermogen 1/1 Banklening Winst 2010 50.000 45.000 20.000 115.000 115.000 Toelichting: • • • • 4 = € 40.000 5 Voorraad: 1 500 × € 20 = € 30.000 Liquide middelen: Saldo 1 januari 2010 Verkopen € 60.000 + € 32.000 = Inkopen € 18.000 + € 30.000 = Interest € 50.000 × 8% = Aflossing Overige kosten Bestelauto: € 50.000 × Saldo 31 december 2010 Banklening: € 50.000 – € 5.000 = € 45.000 € 20.000 € 92.000 € 48.000 € 4.000 € 5.000 € 10.000 –––––––– € 45.000 + – – – – Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen € 60.000 + € 32.000 = 2 000 × € 15 + 1 000 × € 18 = € 92.000 € 48.000 ––––––– € 44.000 Transactieresultaat Afschrijvingskosten Interest Overige kosten Winst 1 = 5 € 50.000 × 8% = € 50.000 × € 10.000 € 4.000 € 10.000 ––––––– € 24.000 ––––––– € 20.000 b Bij het nominalisme is de winst gelijk aan de toename van het nominale eigen vermogen, dit is het verschil tussen de opbrengsten (op de verkoopmarkt) en de betaalde inkoopprijzen (op de inkoopmarkt): de voorraadresultaten (het volgtijdelijk prijsverschil op de inkoopmarkt) maken onderdeel uit van de winst. Omdat bij vraag a de kosten zijn gebaseerd op de in het verleden betaalde prijzen worden de voorraadresultaten tot de winst gerekend en is er sprake van een nominalistische winstbepaling. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 52 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal c Bestelauto: Afschrijving op basis van vervangingswaarde 110 1 × = € 50.000 × 100 5 Afschrijving op basis van historische kosten Voorraad oliespuiten: Kostprijs verkopen op basis van vervangingswaarde 2 000 × € 18 + 1 000 × € 20 = Kostprijs verkopen op basis van historische kosten € 11.000 € 10.000 ––––––– € 1.000 € 56.000 € 48.000 ––––––– € 8.000 ––––––– € 9.000 d Voorraadresultaten mogen volgens het substantialisme niet tot de winst worden gerekend; het zijn ‘schijnwinsten’, zij zijn aan de onderneming gebonden om vervanging van de productiemiddelen mogelijk te maken. Het substantialisme elimineert voorraadresultaten daarom uit de winst. Vraagstuk 13.2 Marginaal a 1 5/1 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 70 000 × € 0,42 = 70 000 × € 0,20 = 23/2 Opbrengst verkopen 110 000 × € 0,44 = Kostprijs verkopen 30 000 × € 0,20 + 30 000 × € 0,22 + 50 000 × € 0,25 = € 29.400 € 14.000 ––––––– € 15.400 € 48.400 € 25.100 ––––––– € 23.300 Totaal € 15.400 + € 23.300 = € 38.700 2 Mutatieoverzicht voorraad: 1/1 100 000 × € 0,20 = 5/1 – 70 000 × € 0,20 = ––––––– 30 000 9/1 + 30 000 × € 0,22 = ––––––– 60 000 × € 0,21* = 8/2 + 80 000 × € 0,25 = ––––––– 140 000 × € 0,2329** = 23/2 – 110 000 × € 0,2329 = ––––––– 30 000 3/3 + 60 000 × € 0,30 = ––––––– 90 000 × € 0,2776*** = * € 12.600 = € 0,21 60 000 ** € 32.600 = € 0,2329 140 000 *** € 24.981 = € 0,2776 90 000 5/1 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 20.000 € 14.000 ––––––– € 6.000 € 6.600 ––––––– € 12.600 € 20.000 ––––––– € 32.600 € 25.619 ––––––– € 6.981 € 18.000 ––––––– € 24.981 € 29.400 € 14.000 ––––––– € 15.400 53 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 23/2 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen € 48.400 € 25.619 ––––––– € 22.781 Totaal € 15.400 + € 22.781 = € 38.181 3 5/1 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 70 000 × € 0,20 = 23/2 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 80 000 × € 0,25 + 30 000 × € 0,22 = € 29.400 € 14.000 ––––––– € 15.400 € 48.400 € 26.600 ––––––– € 21.800 Totaal € 15.400 + € 21.800 = € 37.200 b 1 2 c Opbrengst verkopen € 29.400 + € 48.400 = Kostprijs verkopen 60 000 × € 0,30 + 80 000 × € 0,25 + 30 000 × € 0,22 + 10 000 × € 0,20 = € 77.800 € 46.600 ––––––– € 31.200 De kostprijs van de verkopen en daarmee het resultaat kunnen pas worden berekend nadat de voorraad per het einde van de periode is vastgesteld. Bovendien is collectief-lifo niet bedoeld om winsten per transactie te bepalen, maar is het een periodewinstbepalingsstelsel: de kostprijs kan in totaliteit – naast zoals uitgewerkt bij vraag b1 – worden afgeleid uit het verband tussen beginvoorraad, inkopen en eindvoorraad: € 20.000 (beginvoorraad) + € 44.600 (inkopen) – € 18.000 (eindvoorraad) = € 46.600. 1 Balans per 31 maart 2010 Voorraad Blop 30 000 × € 0,25 + 60 000 × € 0,30 = Liquide middelen € 77.800 – € 44.600 = 2 Eigen vermogen 1/1 Winst 1e kwartaal € 20.000 € 38.700 € 25.500 € 33.200 ––––––– € 58.700 ––––––– € 58.700 Balans per 31 maart 2010 Voorraad Blop (zie vraag a2) Liquide middelen 3 € 24.981 € 33.200 ––––––– € 58.181 Eigen vermogen 1/1 Winst 1e kwartaal € 20.000 € 38.181 ––––––– € 58.181 Balans per 31 maart 2010 Voorraad Blop 30 000 × € 0,20 + 60 000 × € 0,30 = Liquide middelen 4 Eigen vermogen 1/1 Winst 1e kwartaal € 24.000 € 33.200 ––––––– € 57.200 € 20.000 € 37.200 ––––––– € 57.200 Balans per 31 maart 2010 Voorraad Blop 90 000 × € 0,20 = Liquide middelen © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 18.000 € 33.200 ––––––– € 51.200 Eigen vermogen 1/1 Winst 1e kwartaal € 20.000 € 31.200 ––––––– € 51.200 54 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal d Bij individueel-lifo worden de meest recent gekochte voorraden in de kostprijs van de omzet opgenomen; de voorraadresultaten worden daarmee grotendeels uit de winst geëlimineerd: de methode heeft dan ook een tamelijk substantialistische uitwerking. De mate van substantialisme is afhankelijk van de timing van in- en verkopen. Bij collectief-lifo is de substantialistische werking nog sterker, daar wordt immers uitgegaan van de meest recente inkopen bekeken vanuit balansdatum. Overigens heeft lifo alleen betrekking op voorraden en niet op duurzame productiemiddelen; we spreken daarom van partieel substantialisme. e Bij lifo worden op de balans voorraden opgenomen die gewaardeerd worden tegen veelal oude prijzen. In tijden van prijsstijging kunnen er in de voorraden aanzienlijke stille reserves schuilen: er wordt geen getrouw beeld van het vermogen weergegeven. f 1 2 Door op balansdatum de voorraad op te waarderen naar de actuele inkoopprijs en het verschil te boeken op bijvoorbeeld een post Reserve waardestijgingen. Door de actuele waarde in de toelichting op te nemen. Vraagstuk 13.3 bv Bulk Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) a Pand Voorraad Burp Debiteuren Vooruitbetaalde interest Liquide middelen 380.000 165.600 162.000 4.500 198.600 Aandelenkapitaal Winstreserve Banklening Winst 2010 70.000 280.000 200.000 360.700 910.700 910.700 Toelichting: • Pand: Pand (exclusief ondergrond): € 300.000 × 14 = 15 € 280.000 Ondergrond • • • € 100.000 –––––––– € 380.000 Voorraad: – Hoeveelheid: 120 000 – 108 000 = 12 000 € 13,60 + € 14 = € 165.600 – Waardering: 12 000 × 2 1 × € 18 = € 162.000 Debiteuren: 108 000 × 12 Vooruitbetaalde interest: 12 € 5.400 × 3 × 100% = 9% Rentepercentage: € 240.000 € 200.000 × 9% × • Liquide middelen: Saldo 31-12-2009 Debiteuren 31-12-2009 Verkopen Inkopen Aflossing Interest Bedrijfskosten • 3 = € 4.500 12 11 = 12 € 10 + € 14 = 120 000 × 2 108 000 × € 18 × € 200.000 × 9% = Saldo 31-12-2010 Banklening: € 240.000 – € 40.000 = € 200.000 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € € 126.600 58.000 + € 1.782.000 + € 1.440.000 – € 40.000 – € 18.000 – € 270.000 – ––––––––– € 198.600 55 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultatenrekening over 2010 108 000 × € 18 = € 10 + € 13,60 108 000 × = 2 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen € 1.944.000 € 1.274.400 –––––––––– € 669.600 Transactieresultaat 1 = 15 3 € 240.000 × × 9% = 12 9 × 9% = € 200.000 × 12 € 300.000 × Afschrijvingen Interest Bedrijfskosten € 20.000 € 5.400 € 13.500 € 270.000 –––––––– € 308.900 –––––––––– € 360.700 Winst b Wijzigingen ten opzichte van a: • • • € 10 + € 10, 40 = € 122.400 2 Balanstotaal € 867.500, winst € 317.500 € 10, 40 + € 14 = € 1.317.600 Kostprijs verkopen 108 000 × 2 (of: Beginvoorraad + Inkopen – Eindvoorraad = € 0 + € 1.440.000 – € 122.400 = € 1.317.600) 12 000 × Voorraad Vraagstuk 13.5 Victoria a Voorraadwaardering per 1 januari 2010: IJzeren voorraad 10 000 × vaste prijs = Manco 2 000 × € 10 = 10 000 × vaste prijs = vaste prijs = ? € 20.000 – ––––––– € 30.000 € 50.000 €5 Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) b Vaste activa Voorraad T Debiteuren Liquide middelen 70.000 38.000 128.000 19.000 Aandelenkapitaal Hypotheek o/g Nog te betalen kosten Winst 2010 255.000 100.000 40.000 25.000 90.000 255.000 Toelichting: 7 = € 70.000 8 • Vaste activa: € 80.000 × • Voorraad T: IJzeren voorraad Manco 10 000 × € 5 = 1 000 × € 12 = • • • Debiteuren: 8 000 × € 16 = € 128.000 Liquide middelen: Saldo 1 januari 2010 Verkopen 23 000 × € 15 = Inkopen 21 000 × € 10 + 11.000 × € 11 = Aflossing Overige bedrijfskosten (inclusief interest) Saldo 31 december 2010 Hypotheek o/g: € 50.000 – € 10.000 = € 40.000 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 50.000 € 12.000 – ––––––– € 38.000 € 40.000 € 345.000 € 331.000 € 10.000 € 25.000 –––––––– € 19.000 + – – – 56 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultatenrekening 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen: Waarde beginvoorraad Inkopen Waarde eindvoorraad 23 000 × € 15 + 8 000 × € 16 = € 473.000 € 30.000 € 331.000 + € 38.000 – –––––––– € 323.000 –––––––– € 150.000 Transactieresultaat Afschrijvingskosten € 80.000 × Overige bedrijfskosten 1 = 8 € 10.000 € 50.000 ––––––– € 60.000 –––––––– € 90.000 Winst c Voor wat betreft de ijzeren voorraad is er sprake van een substantialistische werking; deze voorraad wordt immers tegen een vaste prijs gewaardeerd, zodat voorraadresultaten geheel worden geëlimineerd. Overigens heeft het alleen betrekking op voorraden en niet op duurzame productiemiddelen; het ijzerenvoorraadstelsel wordt daarom aangeduid als partieel substantialistisch. d Er is sprake van een dynamische waardebepaling: de waardering staat ten dienste van een juiste winstbepaling, het gaat primair om de winstbepaling en secundair om een juiste balanswaardering (zie paragraaf 3.1.1 theorieboek). De voorraad wordt per 31 december 2010 in de balans opgenomen voor € 38.000, terwijl de vervangingswaarde dan 9 000 × € 12 = € 108.000 is. e De waardering van de ijzeren voorraad tegen een vaste (veelal oude) prijs en de afwaardering tegen vervangingswaarde van een mancopositie leidt tot een relatief lage voorraadwaardering en daarmee tot een relatief lage fiscale winst. Als gevolg hiervan wordt belastingheffing naar de toekomst verschoven, hetgeen een rentevoordeel met zich meebrengt; bovendien geeft het speelruimte in de financiering. Vraagstuk 13.7 Goldo bv Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) a Pand Voorraden Liquide middelen 195.000 137.500 208.500 ––––––– 541.000 Aandelenkapitaal Agio Lening Te betalen interest Winst 2010 Toelichting: 39 • Pand: × € 200.000 = € 195.000 40 • Voorraden: 250 × € 550 = € 137.500 • Liquide middelen: Verkregen middelen bij de oprichting Verkopen 200 × € 710 + 200 × € 750 = Oprichtings- en emissiekosten Aankoop pand Inkopen 200 × € 500 + 200 × € 520 + 250 × € 550 = 6 Interest € 300.000 × 8% × = 12 Overige kosten Stand 31 december 2010 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 100.000 100.000 300.000 12.000 29.000 ––––––– 541.000 € 500.000 € 292.000 € 15.000 € 200.000 € 341.500 + – – – € 12.000 – € 15.000 – –––––––– € 208.500 57 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1) Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 200 × 710 + 200 × 750 = 200 × 500 + 200 × 520 = 292.000 204.000 ––––––– 88.000 Transactieresultaat 1 = 40 5.000 Oprichtings- en emissiekosten Interestlasten 8% × 300.000 = Overige kosten 15.000 24.000 15.000 –––––– Afschrijving pand 200.000 × 59.000 ––––––– 29.000 Winst b 1 Winst fifo Waardering voorraad: • Gemiddelde-inkoopprijsmethode 250 × € 532,22* = • Fifo € 29.000 € 133.055 € 137.500 –––––––– € 4.445 – ––––––– € 24.555 Winst gemiddelde-inkoopprijsmethode * 2 200 × € 500 + 200 × € 520 = € 510 400 200 × € 510 + 250 × € 550 = € 532,22 Per 25/7: 450 Per 12/2: Winst fifo Waardering voorraad: • Lifo-individueel 200 × € 500 + 50 × € 550 = • Fifo € 29.000 € 127.500 € 137.500 –––––––– € 10.000 – ––––––– € 19.000 Winst lifo-individueel 3 Winst fifo Waardering voorraad: • Lifo-collectief 200 × € 500 + 50 × € 520 = • Fifo € 29.000 € 126.000 € 137.500 –––––––– € 11.500 – ––––––– € 17.500 Winst lifo-collectief 4 Winst fifo Waardering voorraad: • IJzerenvoorraadstelsel 200 × € 500 + 50 × € 550 = • Fifo Winst ijzerenvoorraadstelsel c € 29.000 € 127.500 € 137.500 –––––––– € 10.000 – ––––––– € 19.000 De netto-opbrengstwaarde van de voorraad is op balansdatum lager dan de historischekostenwaarde. Op grond van de minimumwaarderingsregel moet de voorraad op 31 december 2010 afgewaardeerd worden tot de netto-opbrengstwaarde van 250 × € 500 = € 125.000. Vergeleken met fifo (vraag a) komt de voorraadwaardering per 31 december 2010 dan € 12.500 (€ 137.500 – € 125.000) lager uit; dit betekent een winst over 2010 van € 29.000 (winst fifo) – € 12.500 = € 16.500. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 58 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 14 Vervangingswaardestelsel Vraagstuk 14.1 bv Piekerhoek Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) a Vaste activa Voorraad Q Liquide middelen 200.000 312.000 962.000 Aandelenkapitaal Winstreserve Winst 2010 100.000 500.000 474.000 Eigen vermogen 8%-Lening 1.074.000 400.000 1.474.000 1.474.000 Toelichting: • • • 2 = € 200.000 3 Voorraad Q: 26 000 × € 12 = € 312.000 Liquide middelen: Saldo 1 januari 2010 Verkopen 80 000 × € 20 = Inkopen 43 000 × € 10 + 43 000 × € 12 = Interest € 400.000 × 8% = Bedrijfskosten Vaste activa: € 300.000 × € 500.000 € 1.600.000 € 946.000 € 32.000 € 160.000 ––––––––– € 962.000 Saldo 31 december 2010 + – – – Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 80 000 × € 20 = 63 000 × € 10 + 17 000 × € 12 = Transactieresultaat Afschrijvingen € 300.000 × Interest Bedrijfskosten 1 = 3 € 1.600.000 € 834.000 –––––––––– € 766.000 € 100.000 € 32.000 € 160.000 –––––––– € 292.000 –––––––––– € 474.000 Winst Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) b Vaste activa Voorraad Q Liquide middelen 232.000 312.000 962.000 Aandelenkapitaal Winstreserve Herwaarderingsreserve Winst 2010 Eigen vermogen 8%-Lening 1.506.000 100.000 500.000 94.000 412.000 1.106.000 400.000 1.506.000 Toelichting: • • 2 = € 232.000 5 Voorraad Q: 26 000 × € 12 = € 312.000 Vaste activa: € 580.000 × © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 59 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal • Herwaarderingsreserve: – Vaste activa gerealiseerd 3 1 (€ 580.000 × – € 300.000) × = 5 3 – Vaste activa ongerealiseerd 3 2 (€ 580.000 × – € 300.000) × = 5 3 – Voorraden gerealiseerd 23 000 × € 2 = – Voorraden ongerealiseerd € 16.000 € 32.000 € 46.000 € 0 ––––––– € 94.000 Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 40 000 × € 10 + 40 000 × € 12 = Transactieresultaat € 580.000 × Afschrijvingen 1 = 5 Interest Bedrijfskosten € 116.000 € 32.000 € 160.000 –––––––– € 308.000 –––––––––– € 412.000 Winst c Winst 2010 volgens het vervangingswaardestelsel Gerealiseerde waardestijgingen in 2010: • In afschrijvingen (116.000 – 100.000) • In kostprijs verkopen (880.000 – 834.000) € d Eigen vermogen 31 december 2010 volgens het vervangingswaardestelsel Ongerealiseerde waardestijgingen ultimo 2010: • Vaste activa (232.000 – 200.000) • Voorraad Q (312.000 – 312.000) 412.000 € 16.000 € 46.000 ––––––– € 62.000 –––––––––– € 474.000 Winst 2010 op basis van historische kosten € 1.106.000 € 32.000 € 0 ––––––– Eigen vermogen 31 december 2010 op basis van historische kosten e € 1.600.000 € 880.000 –––––––––– € 720.000 € 32.000 –––––––––– € 1.074.000 Lager: de winst (teller) zal door de hogere afschrijving en kostprijs verkopen lager zijn en het eigen vermogen (noemer) – uitgaande van volledige winstuitkering door de ongerealiseerde en gerealiseerde waardestijgingen – hoger. Vraagstuk 14.2 Substan Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) a Pand Voorraden Kas 480.000 40.000 650.000 1.170.000 Eigen vermogen 1/1 Hypothecaire lening Winst 2010 140.000 500.000 530.000 1.170.000 Toelichting: • • 24 = € 480.000 25 Voorraden: 2 000 × € 20 = € 40.000 Pand: € 500.000 × © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 60 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal • Kas: Saldo 2 januari 2010 Verkopen Inkopen Interest € 500.000 × 10% = € 140.000 € 860.000 + € 300.000 – € 50.000 – –––––––– € 650.000 Saldo 31 december 2010 Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 10 000 × € 10 + 8 000 × € 20 = Transactieresultaat 1 = 25 € 500.000 × 10% = € 500.000 × Afschrijvingen Interest € 860.000 € 260.000 –––––––– € 600.000 € 20.000 € 50.000 ––––––– € 70.000 –––––––– € 530.000 Winst Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) b Pand Voorraden Kas 576.000 50.000 650.000 Eigen vermogen 1/1 Herwaarderingsreserve Hypothecaire lening Winst 2010 1.276.000 140.000 210.000 500.000 426.000 1.276.000 Toelichting: • • • 24 = € 576.000 25 Voorraden: 2 000 × € 25 = € 50.000 Herwaarderingsreserve: Pand: € 600.000 × – Pand gerealiseerd – Pand ongerealiseerd – Voorraden gerealiseerd: Kwartaal 2 Kwartaal 3 Kwartaal 4 – 1 = 25 24 = € 100.000 × 25 € 100.000 × € 4.000 € 96.000 4 000 × (€ 20 – € 10) = € 40.000 3 000 × (€ 20 – € 10) = € 30.000 6 000 × (€ 25 – € 20) = € 30.000 ––––––– Voorraden ongerealiseerd € 100.000 € 10.000 –––––––– € 210.000 2 000 × (€ 25 – € 20) = Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 3 000 × € 10 + 4 000 × € 20 + 5 000 × € 20 + 6 000 × € 25 = € 860.000 € 360.000 –––––––– € 500.000 Transactieresultaat Afschrijvingen Interest Winst © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 600.000 × 1 = 25 € 24.000 € 50.000 ––––––– € 74.000 –––––––– € 426.000 61 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal c De IASB laat het vervangingswaardestelsel onverkort toe voor de materiële vaste activa, maar staat het niet toe voor de voorraden; deze laatste moeten gewaardeerd worden op historische kosten (IAS 2.9). De Nederlandse wet staat het vervangingswaardestelsel voor zowel duurzame productiemiddelen als voorraden toe, met dien verstande dat voor de balanspresentatie de gerealiseerde herwaarderingsreserve moet worden overgeboekt naar bijvoorbeeld de overige reserves (artikel 390.3). Vraagstuk 14.4 Begio bv Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) a Pand Voorraad sigaren Rekening-courant bank 420.000 1.950.000 960.000 Aandelenkapitaal Winstreserve Lening Winst 2010 500.000 1.150.000 600.000 1.080.000 3.330.000 3.330.000 Toelichting: 14 = € 420.000 20 • Pand: € 600.000 × • Voorraad sigaren: per 31-12-2009 bedroeg de waardering per sigaar € 2 mln = € 0,10 loonkosten en 20 mln € 0,42 – € 0,10 = € 0,32 inkoopprijs. Waardering per 31 december 2010 per sigaar: – 1 000 000 × (€ 0,35 + € 0,10) = – 3 000 000 × (€ 0,40 + € 0,10) = € 2,1mln = € 0,42, 5 mln zijnde • € 450.000 € 1.500.000 –––––––––– € 1.950.000 Rekening-courant bank: Saldo 31 december 2009 Verkopen 9 000 000 × € 0,48 + 11 000 000 × € 0,54 = Inkopen 16 000 000 × € 0,35 + 3 000 000 × € 0,40 = Lonen Overige kosten Saldo 31 december 2010 –€ 300.000 € 10.260.000 € 6.800.000 € 2.000.000 € 200.000 –––––––––– € 960.000 + – – – Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1) Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen: 10.260.000 5 000 000 × (€ 0,32 + € 0,10) + 15 000 000 × (€ 0,35 + € 0,10) = Transactieresultaat 1 = 20 Afschrijvingskosten € 600.000 × Overige kosten Bezettingsresultaat: (19 000 000 – 20 000 000) × € 0,10 = Winst b 1 Winst fifo Waardering voorraad sigaren per 31-12-2010: • Individueel-lifo – 1 000 000 × (€ 0,32 + € 0,10) = – 3 000 000 × (€ 0,40 + € 0,10) = • Fifo Winst individueel-lifo © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 8.850.000 ––––––––– 1.410.000 30.000 – 200.000 100.000 ––––––––– 1.080.000 – – € 1.080.000 € 420.000 € 1.500.000 –––––––––– € 1.920.000 € 1.950.000 –––––––––– € 30.000 – –––––––––– € 1.050.000 62 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 2 Winst fifo Waardering voorraad sigaren per 31-12-2010: • Collectief-lifo: 4 000 000 × (€ 0,32 + € 0,10) = • Fifo € 1.080.000 € 1.680.000 € 1.950.000 –––––––––– € 270.000 – –––––––––– € 810.000 Winst collectief-lifo 3 Winst fifo Waardering voorraad sigaren per 31-12-2010: • IJzerenvoorraadstelsel – 3 500 000 × (€ 0,32 + € 0,10) = – 500 000 × (€ 0,40 + € 0,10) = • Fifo € 1.080.000 € 1.470.000 € 250.000 –––––––––– € 1.720.000 € 1.950.000 –––––––––– € 230.000 – –––––––––– € 850.000 Winst ijzerenvoorraadstelsel Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) c Pand Voorraad sigaren Rekening-courant bank 504.000 2.000.000 960.000 –––––––– 3.464.000 Aandelenkapitaal Herwaarderingsreserve: • Pand: – Gerealiseerd – Ongerealiseerd • Voorraad sigaren: – Gerealiseerd – Ongerealiseerd Winstreserve Lening Winst 2010 500.000 3.000 84.000 700.000 50.000 1.150.000 600.000 377.000 –––––––– 3.464.000 Toelichting: • • • 14 = € 504.000 20 Voorraad sigaren: 4 000 000 × (€ 0,40 + € 0,10) = € 2.000.000 Herwaarderingsreserve: 0,5 – Pand gerealiseerd: (€ 450.000 – € 15.000) × 20% × = € 3.000 14,5 14 = € 84.000 – Pand ongerealiseerd: (€ 450.000 – € 15.000) × 20% × 14,5 – Voorraad sigaren gerealiseerd: 5 000 000 × € 0,03 = € 150.000 11 000 000 × € 0,05 = - 550.000 –––––––– € 700.000 – Voorraad sigaren ongerealiseerd: 1 000 000 × € 0,05 = € 50.000 Pand: € 720.000 × © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 63 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1) Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen: 28/5: 17/10: 10.260.000 9 000 000 × (€ 0,35 + € 0,10) = 11 000 000 × (€ 0,40 + € 0,10) = Transactieresultaat Afschrijvingskosten: 1/1-30/6: 1/7-31/12: Overige kosten Bezettingsresultaat: 4.050.000 5.500.000 ––––––––– 710.000 – – 15.000 – 18.000 – 200.000 100.000 ––––––––– 377.000 – – 1 1 × = 20 2 1 1 × = € 720.000 × 20 2 € 600.000 × (19 000 000 – 20 000 000) × € 0,10 = Winst d Winst 2010 volgens het vervangingswaardestelsel Gerealiseerde waardestijgingen in 2010: • In afschrijvingen (33.000 – 30.000) • In kostprijs verkopen (9.550.000 – 8.850.000) € € 3.000 € 700.000 –––––––– € 703.000 –––––––––– € 1.080.000 Winst 2010 op basis van historische kosten e Eigen vermogen 31 december 2010 volgens het vervangingswaardestelsel Ongerealiseerde waardestijgingen ultimo 2010: • Pand (504.000 – 420.000) • Voorraad sigaren (2.000.000 – 1.950.000) € 2.864.000 € 84.000 € 50.000 ––––––– Eigen vermogen 31 december 2010 op basis van historische kosten f 377.000 € 134.000 –––––––––– € 2.730.000 Historische kosten met toepassing van individueel-lifo voor de voorraden houdt de prijsstijgingen van de voorraad gedeeltelijk buiten de winst en werkt daarmee (deels) substantialistisch ten aanzien van de voorraad; voorwaarde voor een optimale substantialistische werking is dat er vlak voor een verkoop voldoende is ingekocht. Historische kosten met collectief-lifo voor de voorraden werkt sterker substantialistisch omdat – vanuit balansdatum bezien – uitgegaan wordt van meer recente inkopen, hetgeen leidt tot hogere kostprijzen van de verkopen; de substantialistische werking is het sterkst indien nét voor balansdatum, door voldoende in te kopen, de beginvoorraad op peil wordt gehouden. Historische kosten met toepassing van het ijzerenvoorraadstelsel voor de voorraden houdt de prijsstijging van de ijzeren voorraad geheel buiten de winst door deze te waarderen tegen een vaste prijs; dit stelsel heeft, voor wat betreft de ijzeren voorraad, een volledig substantialistische werking. Bezwaar van de drie genoemde historischekostenstelsels is dat zij geen betrekking hebben op duurzame productiemiddelen, en daarmee slechts ‘partieel’ substantialistisch werken. Het vervangingswaardestelsel zonder toepassing van de normalevoorraadgedachte werkt in principe substantialistisch: zowel de prijsstijgingen van de voorraden als die van de duurzame productiemiddelen worden buiten de winst gehouden. Kanttekening is dat het stelsel alleen rekening houdt met de prijsstijgingen van de op moment van prijsstijging aanwezige voorraden (goederen en werkeenheden). Deze kunnen afwijken van de normale voorraden. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 64 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 14.5 Filadelfia nv Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) a Vaste activa: Bedrijfspand Auto’s Vlottende activa: Voorraad Debiteuren Kas 233.333 64.000 35.000 18.000 178.000 ––––––– 528.333 Eigen vermogen: Aandelenkapitaal Herwaarderingsreserve Langlopende lening Winst 2010 210.000 150.000 105.000 63.333 ––––––– 528.333 Toelichting: • • • • • • • Bedrijfspand: € 500.000 × 14 = € 233.333 30 2 = € 64.000 5 Voorraad: 1 000 × € 35 = € 35.000 Debiteuren: 500 × € 45 × 80% = € 18.000 Kas: Saldo 31 december 2009 Debiteuren per 31 december 2009 Verkopen 500 × € 75 + 2 500 × € 85 + 500 × € 45 × 20% = Inkopen 1 500 × € 55 + 1 000 × € 35 = € 150.000 Aflossing lening = 10 Aflossing kortlopende schulden (gehele saldo) Auto’s: 4 × € 40.000 × Saldo 31 december 2010 Herwaarderingsreserve: Stand 31 december 2009 Mutaties 2010: – Auto’s 4 × € 5.000 = – Voorraad 2.000 × (€ 35 – € 50) = € 40.000 € 35.000 + € 254.500 + € 117.500 – € 15.000 – € 19.000 – –––––––– € 178.000 € 160.000 € 20.000 + € 30.000 – –––––––– € 150.000 Stand 31 december 2010 Langlopende lening: € 120.000 – € 15.000 = € 105.000 Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 500 × € 75 + 2 500 × € 85 + 500 × € 45 = 500 × € 50 + 2 500 × € 35 + 500 × € 35 = Transactieresultaat Afschrijvingskosten (normale afschrijving): € 500.000 = • Bedrijfspand 30 € 40.000 • Auto’s 4× = 5 € 272.500 € 130.000 –––––––– € 142.500 € 16.667 € 32.000 ––––––– € 48.667 –––––––– € 93.833 Correcties als gevolg van toepassing van de normalevoorraadgedachte: Speculatieresultaten: • 1/2: (1 500 – 2 000) × (€ 55 – € 50) = € 2.500 – • 1/6: (3 000 – 2 000) × (€ 35 – € 55) = € 20.000 – 2 Inhaalafschrijvingen 4 × € 5.000 × = € 8.000 – 5 ––––––– Winst © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 30.500 –––––––– € 63.333 65 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) b Vaste activa: Bedrijfspand Auto’s Vlottende activa: Voorraad Debiteuren Kas 186.667 56.000 35.000 18.000 178.000 ––––––– 473.667 Eigen vermogen: Aandelenkapitaal Algemene reserve Langlopende lening Winst 2010 210.000 110.000 105.000 48.667 ––––––– 473.667 Toelichting: • Bedrijfspand: € 400.000 × • Auto’s: 4 × € 35.000 × • • 14 = € 186.667 30 2 = € 56.000 5 Voorraad: 1 000 × € 35 = € 35.000 Algemene reserve: Dit betreft de vrijval van de gerealiseerde herwaarderingsreserve per 1 januari 2010. Per die datum is het enige activum met een ongerealiseerde waardestijging het 15 = € 50.000). De gerealiseerde waardestijging per 1 januari bedrijfspand (€ 100.000 × 30 2010 is dus € 160.000 – € 50.000 = € 110.000. Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen € 272.500 € 182.500 –––––––– € 90.000 2 000 × € 50 + 1 500 × € 55 = Transactieresultaat Afschrijvingskosten: • Bedrijfspand • Auto’s € 400.000 = 30 € 35.000 4× = 5 € 13.333 € 28.000 ––––––– Winst c 1 2 3 4 € 41.333 –––––––– € 48.667 Bij toepassing van het ijzerenvoorraadstelsel wordt de balanswaardering van de voorraad – door waardering van de ijzeren voorraad tegen een vaste prijs – kunstmatig laag gehouden. Dit leidt tot een relatief laag eigen vermogen en daarmee tot een relatief lage winst. Hiermee worden belastingbetalingen naar de toekomst verschoven, hetgeen leidt tot een rentevoordeel; bovendien geeft het speelruimte in de financiering. IJzeren voorraad 2 000 × € 20 = € 40.000 Manco 1 000 × € 35 = € 35.000 – –––––––– € 5.000 Beginvoorraad 2 000 × € 20 = € 40.000 Inkopen € 117.500 + Eindvoorraad € 5.000 – –––––––– Kostprijs van de verkopen € 152.500 Kostprijs van de verkopen op basis van vervangingswaarde (vraag a) € 130.000 Speculatieresultaten: • 1/2: speculatieverlies € 2.500 + • 1/6: speculatieverlies € 20.000 + –––––––– Kostprijs van de verkopen volgens het ijzerenvoorraadstelsel (vraag c3) € 152.500 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 66 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 14.6 DVS a 1 2 3 € 10.000 × 10% = € 1.000 Machine (€ 90.000 × 10%) Inhaalafschrijving Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve Afschrijving machine (€ 110.000 × 10%) Aan Machine Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve (€ 9.000 × 4 b 1 2 € 9.000 € 1.000 € 11.000 € 11.000 € 1.000 1 ) 9 € 1.000 Afschrijving op basis van historische kosten Extra reguliere afschrijving als gevolg van de boekwaardestijging op 2 januari 2010 Inhaalafschrijving 1 februari Werkelijke voorraad = normale voorraad = 10 000 stuks Voorraad goederen (10 000 × € 2) Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve € 100.000 € 9.000 € 1.000 –––––––– € 110.000 € 20.000 € 20.000 1 juni Werkelijke voorraad = 5 000 stuks Voorraad goederen (5 000 × € 1) Speculatieverlies (5 000 × € 1) Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve € 5.000 € 5.000 1 oktober Werkelijke voorraad = 15 000 Voorraad goederen (15 000 × € 0,50) Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Aan Ongerealiseerde speculatiewinst € 7.500 8 maart (verkoop 25 000 stuks) Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve € 20.000 1 november (verkoop 6 000 stuks) Ongerealiseerde speculatiewinst Aan Gerealiseerd speculatiewinst (eerst wordt de speculatieve voorraad verkocht, dan de normale voorraad) Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve (5 000 × € 1 (van 1/6) + 1 000 × € 0,50 (van 1/10)) c € 9.000 € 1.000 € 5.000 € 5.000 € 5.000 € 2.500 € 20.000 € 2.500 € 2.500 € 5.500 € 5.500 Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) Machine Voorraad goederen Debiteuren Liquide middelen 88.000 103.500 90.000 23.500 305.000 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv Eigen vermogen 1/1 Herwaarderingsreserve: • Gerealiseerd: – Machine – Voorraad goederen • Ongerealiseerd: – Machine – Voorraad goederen Lening Nog te betalen kosten Winst 2010 132.500 2.000 30.500 8.000 4.500 65.000 6.000 56.500 305.000 67 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Toelichting: • • • • • 110 8 × = € 88.000 100 9 Voorraad goederen: 9 000 × € 11,50 = € 103.500 Debiteuren: 6 000 × € 15 = € 90.000 Liquide middelen: Saldo 1 januari 2010 Verkoop 8 maart Inkopen Betaalde kosten Aflossing Machine: € 90.000 × Saldo 31 december 2010 Lening: € 67.500 – € 2.500 = € 65.000 € 30.000 € 350.000 € 310.000 € 44.000 € 2.500 –––––––– € 23.500 + – – – Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 25 000 × € 14 + 6 000 × € 15 = 25 000 × € 10 + 6 000 × € 11,50 = Transactieresultaat Afschrijving machine normaal Overige bedrijfskosten € 440.000 € 319.000 –––––––– € 121.000 € 11.000 € 50.000 ––––––– € 61.000 –––––––– Winst op basis van vervangingswaarde (zonder toepassing van de normalevoorraadgedachte) Correcties als gevolg van toepassing van de normalevoorraadgedachte: • Inhaalafschrijving € 1.000 • Speculatieresultaten (€ 5.000 verlies, € 2.500 winst) € 2.500 ––––––– Winst d 1 2 € 60.000 € 3.500 – –––––––– € 56.500 Nee, wettelijk is er geen verplichting om gerealiseerde waardestijgingen niet uit te keren. Ja, de gehele herwaarderingsreserve is aan de onderneming gebonden om vervanging mogelijk te maken (zie a4). Vraagstuk 14.8 bv Soleil a Ten aanzien van de met eigen vermogen gefinancierde activa wordt de winst substantialistisch berekend: de voorraadresultaten worden via de herwaarderingsreserve buiten de winst gehouden. Ten aanzien van de met vreemd vermogen gefinancierde activa wordt de winst nominalistisch bepaald: de voorraadresultaten worden (na realisatie) tot de winst gerekend. b Argumenten: 1 Door alle gerealiseerde waardestijgingen buiten de winst te houden neemt de verhouding eigen/vreemd vermogen toe, hetgeen een indicatie is dat de uitkeerbare winst te laag is voorgesteld. Door de gerealiseerde waardestijgingen, voor zover met vreemd vermogen gefinancierd, tot de uitkeerbare winst te rekenen, blijft de oorspronkelijke verhouding eigen/vreemd vermogen gehandhaafd. 2 De interest op een lening bevat een opslag voor inflatie. Indien – naast de interestlasten – ook de waardestijging van de met vreemd vermogen gefinancierde activa ten laste van het resultaat gebracht wordt, wordt de resultatenrekening in geval van één prijsstijging tweemaal belast: door verhoging van de interestkosten en door verhoging van de afschrijvingskosten. Door rekening te houden met de financiële structuur wordt deze dubbeltelling voorkomen. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 68 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal c 1 2 Financieringsverhouding 1 januari 2001 (oprichtingsdatum): Eigen vermogen € 200.000 = 40% Vreemd vermogen € 300.000 = 60% 15 Bungalows (€ 400.000 × × 30%) € 90.000 20 Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve € 36.000 Aan Ongerealiseerde financieringswinst € 54.000 Afschrijving bungalows € 26.000 1 ) € 26.000 Aan Bungalows (€ 400.000 × 1,3 × 20 1 van de waardestijging gerealiseerd: 15 Ongerealiseerde herwaarderingsreserve € 2.400 Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve € 2.400 Via afschrijvingen is in 2006 Ongerealiseerde financieringswinst Aan Gerealiseerde financieringswinst € 3.600 € 3.600 Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) d Terrein Bungalows RC Bank 100.000 260.000 360.000 Aandelenkapitaal Winstreserve Herwaarderingsreserve: • Gerealiseerd • Ongerealiseerd Ongerealiseerde financieringswinst 8%-lening 720.000 200.000 148.000 12.000 24.000 36.000 300.000 720.000 Toelichting: • • • • • e 130 10 × = € 260.000 100 20 RC Bank: 10 × (€ 100.000 – € 40.000 – € 24.000) = € 360.000 Herwaarderingsreserve: – Gerealiseerd: 5 × € 2.400 = € 12.000 (2006 t/m 2010) 5 (of € 90.000 × × 40% = € 12.000) 15 10 × 40% = € 24.000 – Ongerealiseerd: € 90.000 × 15 Ongerealiseerde financieringswinst: 10 × 60% = € 36.000 € 90.000 × 15 Winstreserve: sluitpost, zie ook vraag e Bungalows: € 400.000 × Resultatenrekening 2001 tot en met 2005 Huuropbrengst Afschrijvingen: Interest Overige kosten € 100.000 1 = € 400.000 × 20 € 20.000 € 24.000 € 40.000 ––––––– € 84.000 –––––––– € 16.000 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 69 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultatenrekening 2006 tot en met 2010 Huuropbrengst Afschrijvingen Interest Overige kosten € 100.000 € 26.000 € 24.000 € 40.000 ––––––– € 90.000 –––––––– € 10.000 € 3.600 –––––––– € 13.600 Gerealiseerde financieringswinst Totaal van de winsten over de jaren 2001 tot en met 2010: 5 × € 16.000 + 5 × € 13.600 = € 148.000 f Nee, dit mag niet: de wet bepaalt dat waardevermeerderingen van een materieel vast actief in de balans worden opgenomen in een herwaarderingsreserve (artikel 390.1): wettelijk bezien is de ongerealiseerde financieringswinst onderdeel van de herwaarderingsreserve. Uit artikel 390.1 vloeit voort dat de ongerealiseerde financieringswinst een wettelijke reserve is en niet voor uitkering in contanten in aanmerking komt. g Boekwaarde op basis van vervangingswaarde Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Ongerealiseerde financieringswinst € 260.000 € 24.000 € 36.000 ––––––– Ongerealiseerde waardestijging € 60.000 –––––––– € 200.000 Boekwaarde volgens historische kosten Vraagstuk 14.10 Bezemer bv Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) a Gebouw Machines Voorraad goederen Liquide middelen 880.000 60.000 78.000 780.000 Aandelenkapitaal Lening Crediteuren Winst 2010 1.798.000 816.000 624.000 66.000 292.000 1.798.000 Toelichting: • • • • 22 = € 880.000 25 Machines: € 120.000 – 3 × € 20.000 = € 60.000 Voorraad goederen: IJzeren voorraad 10 000 stuks × € 10 = Manco 2 000 stuks × € 11 = Gebouw: € 1.000.000 × € 100.000 € 22.000 – –––––––– € 78.000 Crediteuren: € 286.000 – € 220.000 = € 66.000 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 70 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Waarde beginvoorraad Inkopen Waarde eindvoorraad 30 000 stuks × € 45 = € 1.350.000 € 100.000 € 286.000 + € 78.000 – –––––––– € 308.000 –––––––––– € 1.042.000 Transactieresultaat Afschrijving gebouw Afschrijving machines Overige kosten 1 = 25 3 × € 20.000 = € 1.000.000 × € 40.000 € 60.000 € 650.000 –––––––– € 750.000 –––––––––– € 292.000 Winst Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) b Gebouw Machines Voorraad goederen Liquide middelen 968.000 66.000 88.000 780.000 Aandelenkapitaal Herwaarderingsreserve: • Gebouw: – ongerealiseerd – gerealiseerd • Machines: – ongerealiseerd – gerealiseerd • Voorraad: – ongerealiseerd – gerealiseerd Lening Crediteuren Ongerealiseerde speculatiewinst Winst 2010 1.902.000 816.000 88.000 12.000 6.000 6.000 2.000 8.000 624.000 66.000 2.000 272.000 1.902.000 Toelichting: • • • • 110 = € 968.000 100 110 = € 66.000 Machines: € 60.000 × 100 Voorraad goederen: 8 000 × € 11 = € 88.000 Herwaarderingsreserve en ongerealiseerde speculatiewinst: Ongerealiseerde financieringswinst € 3.600 – Gebouw Journaalpost 2/1 (P ↑): Gebouw (€ 920.000 × 10%) € 92.000 Inhaalafschrijving (€ 80.000 × 10%) € 8.000 Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve € 92.000 Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve € 8.000 Gebouw: € 880.000 × Journaalpost realisatie via afschrijvingen: Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve 1 × € 92.000) ( 23 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 4.000 € 4.000 71 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal – Machines Journaalpost 1/7 (P ↑): Machines (€ 90.000 × 10%) Inhaalafschrijving (€ 33.000 – € 30.000) Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve € 9.000 € 3.000 € 9.000 € 3.000 (Afschrijving 1e halfjaar 2010 Afschrijving 2e halfjaar 2010 € 30.000 € 33.000 ––––––– € 63.000 € 66.000 ––––––– € 3.000) Afschrijving 2010 Vermogensbehoefte investering 1/1 2011 Inhaalafschrijving Journaalpost realisatie 2e halfjaar 2010: Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve 1 ( × € 9.000) 3 – € 3.000 € 3.000 Voorraden Journaalpost 1/7 (P ↑): Voorraad goederen (8 000 × € 2) Speculatieverlies (2 000 × € 2) Aan Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve € 16.000 € 4.000 € 16.000 € 4.000 Journaalpost realisatie via verkopen 10/9: Ongerealiseerde herwaarderingsreserve € 12.000 Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve (6 000 × € 2) € 12.000 Journaalpost 1/12 (P ↓): Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Gerealiseerde herwaarderingsreserve Aan Voorraad goederen (2 000 × € 1) Aan Ongerealiseerde speculatiewinst (8 000 × € 1) € 2.000 € 8.000 € 2.000 € 8.000 Journaalpost realisatie speculatiewinst via inkopen 12/12: Ongerealiseerde speculatiewinst € 6.000 Aan Gerealiseerde speculatiewinst (6 000 × € 1) € 6.000 Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen Transactieresultaat Afschrijving gebouw (regulier) Afschrijving machines (regulier) Overige bedrijfskosten 24 000 × € 45 + 6 000 × € 45 = 24 000 × € 10 + 6 000 × € 12 = € 1.350.000 € 312.000 –––––––––– € 1.038.000 € 44.000 € 63.000 € 650.000 –––––––– € 757.000 –––––––––– Winst op basis van vervangingswaarde (zonder toepassing van de normalevoorraadgedachte) € 281.000 Correcties als gevolg van toepassing van de normalevoorraadgedachte: • Inhaalafschrijving gebouw € 8.000 • Inhaalafschrijving machines € 3.000 • Speculatieverlies 1/7 € 4.000 • Speculatiewinst 12/12 € 6.000 – –––––––– € 9.000 –––––––––– Winst € 272.000 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 72 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal c 1 2 Onder de voorwaarde dat de normale voorraad gelijk is aan de ijzeren voorraad (in casu 10 000 stuks). Kostprijs verkopen op basis van vervangingswaarde € 312.000 Speculatieresultaten: • Speculatieverlies 1/7 € 4.000 • Speculatiewinst 12/12 € 6.000 – • Ongerealiseerde speculatiewinst 31/12 € 2.000 – –––––– € 4.000 –––––––– Kostprijs verkopen volgens ijzerenvoorraadstelsel € 308.000 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 73 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 15 Overige winstbepalingsstelsels Vraagstuk 15.1 bv Profit Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) a Terrein Bedrijfspand Voorraad P Liquide middelen 82.500 151.200 384.000 380.000 Aandelenkapitaal Winstreserve Ongerealiseerde herwaardering Crediteuren Winst 2010 100.000 360.000 32.700 112.000 393.000 997.700 997.700 Toelichting: • • • • 110 = € 82.500 100 120 14 Bedrijfspand: € 135.000 × × = € 151.200 100 15 Voorraad P: 32 000 × € 12 = € 384.000 Liquide middelen: Saldo 31-12-2009 Crediteuren 31-12-2009 Inkopen 1e halfjaar 56 000 × € 10 = 5 Inkopen 2e halfjaar 56 000 × × € 12 = 6 Verkopen 100 000 × € 20 = Lonen en overige bedrijfskosten Terrein: € 75.000 × € 90.000 € 40.000 – € 560.000 – € 560.000 – € 2.000.000 + € 550.000 – ––––––––– € 380.000 Saldo 31 december 2010 • Ongerealiseerde herwaardering: – Terrein: € 75.000 × 10% = – € 7.500 14 € 135.000 × 20% × = 15 Bedrijfspand: € 25.200 ––––––– € 32.700 • Crediteuren: 56 000 × 1 × € 12 = € 112.000 6 Resultatenrekening 2010 Opbrengst verkopen 100 000 × € 20 = Kostprijs verkopen op basis van vervangingswaarde 50 000 × € 10 + 50 000 × € 12 = Afschrijvingen op basis van vervangingswaarde 120 1 € 135.000 × × = 100 15 Lonen en overige bedrijfskosten Vervangingswaardewinst Gerealiseerde herwaardering: • Voorraad P 26 000 × (€ 12 – € 10) = 1 • Bedrijfspand € 135.000 × 20% × = 15 € 2.000.000 € 1.100.000 – € 10.800 – € 550.000 –––––––––– € 339.200 – € 53.800 –––––––––– € 393.000 + € 52.000 € 1.800 ––––––– Winst © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 74 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) b Terrein Bedrijfspand Voorraad P Liquide middelen 82.500 151.200 384.000 380.000 Aandelenkapitaal Winstreserve Crediteuren Winst 2010 997.700 100.000 360.000 112.000 425.700 997.700 Resultatenrekening 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen op basis van vervangingswaarde Afschrijvingen op basis van vervangingswaarde Lonen en overige bedrijfskosten Current operating profit Holding gains: • Voorraad P 26 000 × (€ 12 – € 10) = • Bedrijfspand € 135.000 × 20% = • Terrein € 75.000 × 10% = € 2.000.000 € 1.100.000 € 10.800 € 550.000 –––––––––– € 339.200 € 52.000 € 27.000 € 7.500 ––––––– € 86.500 –––––––––– € 425.700 Business profit c – – – + Nee, het is – althans ten aanzien van de materiële activa – niet toegestaan wegens strijd met het voorzichtigheids- en realisatieprincipe: ongerealiseerde waardestijgingen worden tot het resultaat gerekend. Ook fiscaal is het niet toegestaan, de fiscale wetgever schrijft toepassing van het historischekostenstelsel voor. Vraagstuk 15.3 bv ‘Goeie Bak’ Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) a Terrein Aanhangwagens Liquide middelen 23.000 45.000 271.050 Aandelenkapitaal Herwaarderingsreserve: • Ongerealiseerd • Gerealiseerd Winstreserve Banklening Winst 2010 339.050 50.000 10.500 7.500 114.350 105.000 51.700 339.050 Toelichting: • • • 115 = € 23.000 100 120 1 × = € 45.000 Aanhangwagens: € 150.000 × 100 4 Liquide middelen: Startkapitaal begin 2008 Aanschaf aanhangwagens Aanschaf grasland Verhuur aanhangwagens 3 × 15 × € 12.500 = Verzekeringskosten e.d. 3 × € 80.000 = Aflossing 3 × € 15.000 = Interest 9% van (€ 150.000 + € 135.000 + € 120.000) = Terrein: € 20.000 × Saldo 31 december 2010 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 200.000 € 150.000 € 20.000 € 562.500 € 240.000 € 45.000 € 36.450 –––––––– € 271.050 – – + – – – 75 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal • Herwaarderingsreserve: – Ongerealiseerd: - Terrein - Aanhangwagens 15% van € 20.000 = € 3.000 2 1 20% van € 150.000 × × = 4 2 € 7.500 ––––––– € 10.500 – Gerealiseerd: - • Aanhangwagens € 7.500 Winst 2008 –––––––––– € 187.500 € 37.500 € 80.000 € 13.500 –––––––– € 56.500 Winst 2009 –––––––––– € 187.500 € 37.500 € 80.000 € 12.150 –––––––– € 57.850 Winstreserve: Opbrengst verhuur aanhangwagens Afschrijvingskosten Verzekeringskosten e.d. Interestkosten • 2 1 × = 4 2 20% van € 150.000 × Totaal: € 114.350 Banklening: € 150.000 – (3 × € 15.000) = € 105.000 Resultatenrekening 2010 15 × € 12.500 = 120 1 Afschrijvingskosten € 150.000 × × = 100 4 Verzekeringskosten, lonen e.d. Interest € 120.000 × 9% = Opbrengst verhuur aanhangwagens € 187.500 € 45.000 € 80.000 € 10.800 ––––––– € 135.800 –––––––– € 51.700 Winst Resultatenrekening 2010 (bedragen × € 1) b Koopkrachtcorrectie eigen vermogen* Winst 2010 13.148 56.552 Calculatorische bedrijfswinst** Gerealiseerde waardestijging Ongerealiseerde waardestijging 69.700 51.700 7.500 10.500 69.700 * 8% van (€ 50.000 + € 114.350) = € 13.148 ** Gelijk aan de winst bij vraag a Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) Terrein Aanhangwagens Liquide middelen 23.000 45.000 271.050 339.050 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv Aandelenkapitaal Winstreserve Koopkrachtcorrectie eigen vermogen Banklening Winst 2010 50.000 114.350 13.148 105.000 56.552 339.050 76 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 15.4 bv Epko Balans 31 december jaar 1 (bedragen × € 1) Pand Voorraad P Liquide middelen 499.200 229.820 240.000 Aandelenkapitaal Koopkrachtcorrectie eigen vermogen 9%-Banklening Winst jaar 1 969.020 400.000 16.000 500.000 53.020 969.020 Toelichting: • • 96 104 × = € 499.200 100 100 104 = Voorraad P: 30 000 × € 1,10 × 100 104 170 000 × € 1,15 × = 104 Pand: € 500.000 × € 34.320 € 195.500 –––––––– € 229.820 • • • Liquide middelen: Saldo 1 januari jaar 1 Verkopen Inkopen Interest Aflossing Bedrijfskosten € 324.000 + € 266.000 = € 385.000 + € 195.500 = € 550.000 × 9% = 12 × € 10.000 = Saldo 31 december jaar 1 Koopkrachtcorrectie eigen vermogen: € 400.000 × 4% = € 16.000 9%-Banklening: € 550.000 – € 50.000 = € 500.000 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 450.000 € 590.000 € 580.500 € 49.500 € 50.000 € 120.000 –––––––– € 240.000 + – – – – 77 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultatenrekening jaar 1 Opbrengst verkopen 104 = 100 104 140 000 × € 1,90 × = 104 180 000 × € 1,80 × € 336.960 € 266.000 –––––––– € 602.960 320 000 × € 1,10 × Kostprijs verkopen 104 = 100 € 366.080 –––––––– € 236.880 Transactieresultaat Afschrijvingen € 500.000 × 4% × Interest € 49.500 × 104 = 100 104 = 104 104 6 × € 10.000 × = 100 104 6 × € 10.000 × = 104 Bedrijfskosten € 20.800 € 49.500 € 62.400 € 60.000 ––––––– € 192.700 –––––––– € 44.180 Brutowinst Koopkrachtresultaat monetaire positie: Stand monetaire positie per 1/1: Liquide middelen 9%-Banklening € 450.000 € 550.000 – –––––––– € 100.000 – Mutaties monetaire positie 1/1-30/6: Inkoop 1 maart Verkoop 1 mei Bedrijfskosten € 385.000 € 324.000 € 60.000 –––––––– € 221.000 104 € 221.000 × ( – 1) = 100 Koopkrachtwinst – + – – € 8.840 –––––––– € 53.020 Winst Balans 31 december jaar 2 (bedragen × € 1) Pand Voorraad P Liquide middelen 501.400 14.000 711.500 Aandelenkapitaal Agio Winstreserve Koopkrachtcorrectie eigen vermogen 9%-Banklening Winst jaar 2 1.226.900 500.000 40.000 53.020 38.549 450.000 145.331 1.226.900 Toelichting: • • 92 109 × = € 501.400 100 100 109 Voorraad P: 10 000 × € 1,40 × = € 14.000 109 Pand: € 500.000 × © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 78 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal • • • • • Liquide middelen: Saldo 31 december jaar 1 Verkopen € 440.000 + € 420.000 = Inkopen € 187.500 + € 126.000 = Interest € 500.000 × 9% = Aflossing Bedrijfskosten 12 × € 10.000 = Emissie € 100.000 × 140% = € 240.000 € 860.000 € 313.500 € 45.000 € 50.000 € 120.000 € 140.000 –––––––– € 711.500 Saldo 31 december jaar 2 Aandelenkapitaal: € 400.000 + € 100.000 = € 500.000 Agio: € 100.000 × 40% = € 40.000 Koopkrachtcorrectie eigen vermogen: Stand 31 december jaar 1 109 Toevoeging € 469.020 × ( – 1) = 104 + – – – – + € 16.000 € 22.549 –––––––– € 38.549 Stand 31 december jaar 2 9%-Banklening: € 500.000 – € 50.000 = € 450.000 Resultatenrekening jaar 2 Opbrengst verkopen 109 = 104 109 = 210 000 × € 2 × 109 220 000 × € 2 × € 461.154 € 420.000 –––––––– € 881.154 Kostprijs verkopen 109 = 100 109 = 170 000 × € 1,15 × 104 109 150 000 × € 1,25 × = 104 109 80 000 × € 1,40 × = 109 30 000 × € 1,10 × € 35.970 € 204.899 € 196.514 € 112.000 –––––––– € 549.383 –––––––– € 331.771 Transactieresultaat Afschrijvingen € 500.000 × 4% × Interest € 45.000 × Bedrijfskosten 109 = 100 109 = 109 109 6 × € 10.000 × = 104 109 6 × € 10.000 × = 109 € 21.800 € 45.000 € 62.885 € 60.000 –––––––– Brutowinst Koopkrachtresultaat monetaire positie: Stand monetaire positie per 1/1: Liquide middelen 9%-Banklening Mutaties monetaire positie 1/1-30/6: Inkoop 1 februari Verkoop 1 april Bedrijfskosten © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 189.685 –––––––– € 142.086 € 240.000 € 500.000 – –––––––– € 260.000 – € 187.500 € 440.000 € 60.000 –––––––– € 67.500 – + – – 79 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Koopkrachtwinst Winst € 67.500 × ( 109 – 1) = 104 € 3.245 –––––––– € 145.331 Opmerking: De mutaties in de monetaire positie gedurende de tweede helft van de jaren 1 en 2 leiden niet tot koopkrachtresultaten, omdat gedurende die perioden geen wijzigingen zijn opgetreden in het algemeen prijspeil. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 80 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Deel 4 Concernvorming © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 81 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 16 Kapitaalbelangen Vraagstuk 16.1 Steen nv a Aankoop per 1 januari 2010 Kapitaalbelang Aan Liquide middelen € 2.000.000 Mutaties over 2010 Liquide middelen Aan Resultaat uit kapitaalbelang € € 2.000.000 € b Aankoop per 1 januari 2010 Kapitaalbelang Aan Liquide middelen € 2.000.000 € € 100.000 500.000 € € Aankoop per 1 januari 2010 Kapitaalbelang Aan Liquide middelen € 2.000.000 Mutaties over 2010 Liquide middelen Kapitaalbelang Aan Resultaat uit kapitaalbelang € € Aandelenkapitaal Winstreserve Stille reserve pand Mutaties over 2010 Liquide middelen Kapitaalbelang* Aan Resultaat uit kapitaalbelang * Aandelenkapitaal Winstreserve Winst 2010 Stand 31 december 2010 Stand 1 januari 2010 Afschrijving goodwill Aan Goodwill © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 100.000 500.000 € 2.000.000 100.000 500.000 € d Aankoop per 1 januari 2010 Goodwill Kapitaalbelang* Aan Liquide middelen * 100.000 € 2.000.000 Mutaties over 2010 Liquide middelen Kapitaalbelang Aan Resultaat uit kapitaalbelang Aan Herwaarderingsreserve c 100.000 600.000 € 500.000 € 1.500.000 € 2.000.000 € 500.000 € 800.000 € 200.000 –––––––––– € 1.500.000 € € 100.000 180.000 € 280.000 € 500.000 € 900.000 (€ 700.000 + € 200.000) € 280.000 (€ 300.000 – € 20.000) –––––––––– € 1.680.000 € 1.500.000 –––––––––– € 180.000 € 25.000 ( € 500.000 ) 20 € 25.000 82 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal e Aankoop per 1 januari 2010 Kapitaalbelang Aan Liquide middelen € 2.000.000 Mutaties over 2010 Liquide middelen Kapitaalbelang* Aan Resultaat uit kapitaalbelang € € * € 2.000.000 100.000 155.000 € 255.000 € 180.000 – € 25.000 = € 155.000 Vraagstuk 16.2 Kapitaalbelangen a 1 2 Een kapitaalbelang wordt volgens de IASB als een associate aangemerkt als met het gehouden belang invloed van betekenis op het financiële en operationele beleid kan worden uitgeoefend (IAS 28.2). Dit wordt vermoed bij een bezit van minimaal 20% van de stemrechten (IAS 28.6). b De IASB kwalificeert een kapitaalbelang als een subsidiary als met het gehouden belang beslissende zeggenschap op het financiële en operationele beleid uitgeoefend kan worden (IAS 27.4 en 28.2). c 1 2 3 d 1 2 3 A heeft voor 51% zeggenschap in B: er is sprake van een subsidiary (meer dan 50%). B heeft voor 18% zeggenschap in C: er is noch sprake van een vermoede associate (minder dan 20%), noch van een subsidiary (niet meer dan 50%). A heeft voor 48% zeggenschap in C (30% direct en 18% via subsidiary B): er is sprake van een vermoede associate (meer dan 20%, maar niet meer dan 50%). Onveranderd, in casu niet relevant voor de beoordeling. Ingekochte eigen aandelen moeten voor de berekening buiten beschouwing blijven, omdat 100 = 22,5% daarmee geen stemrechten kunnen worden uitgeoefend. B heeft nu 18% × 80 zeggenschap in C: er is sprake van een vermoede associate. 100 = 60%: C is nu een subsidiary van A. De zeggenschap van A in C is 48% × 80 Vraagstuk 16.3 bv Z Z is geen dochtermaatschappij van E en van H: zowel E als H kunnen noch meer dan de helft van de stemrechten in de Algemene vergadering van Aandeelhouders uitoefenen, noch meer dan de helft van de bestuurders benoemen. Z is wel een dochtermaatschappij van K: K heeft weliswaar niet de meerderheid van de stemrechten in de algemene vergadering van aandeelhouders, maar kan wel meer dan de helft van de bestuurders benoemen (5 van de 9). Vraagstuk 16.4 nv Pewi a Omdat B 20% eigen aandelen heeft ingekocht, kan slechts op 80% van het geplaatste 100 aandelenkapitaal van B stem worden uitgebracht. A bezit 45% × = 56,25% van de 80 stemrechten van B, dit is meer dan 50%: B is een dochtermaatschappij van A. b B is een dochtermaatschappij van A en heeft 25% van het geplaatste aandelenkapitaal van A ingekocht, zodat slechts op 75% van het geplaatste aandelenkapitaal van A stem kan worden 100 uitgebracht. Pewi bezit 45% × = 60% van de stemrechten van A: A is een 75 dochtermaatschappij van Pewi. c B is volledig aansprakelijk vennoot in vof C: C is een dochtermaatschappij van B. Omdat B een dochtermaatschappij van A en A een dochtermaatschappij van Pewi is, is C eveneens een dochtermaatschappij van zowel A als van Pewi. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 83 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal d Via D/E/F: 60% × 60% × 10% = Via D/G/F: 60% × 20% × 90% = Via G/F: 30% × 90% = e 3,6% 10,8% 27,0% ––––– 41,4% Er is sprake van een wettelijk vermoeden van een deelneming indien de rechtspersoon al dan niet tezamen met één of meer dochtermaatschappijen ten minste 20% van het geplaatste kapitaal verschaft (artikel 24c.1). Pewi heeft alleen een middellijk belang via dochtermaatschappij E van 10% (Pewi heeft via dochtermaatschappij D 60% zeggenschap in E, zodat E een dochtermaatschappij is van Pewi.): er bestaat geen wettelijk vermoeden van een deelneming van Pewi in F. Vraagstuk 16.5 nv A a A bezit 40% van de stemrechten in de Algemene vergadering van Aandeelhouders van B. In geval van een bezit van 20% of meer van de stemrechten vermoedt de wet invloed van betekenis op het zakelijke en financiële beleid (artikel 389.1). Deelnemingen waarin invloed van betekenis wordt uitgeoefend, dienen te worden gewaardeerd op nettovermogenswaarde (artikel 389.1): A waardeert het belang in B conform de wettelijke bepalingen. b Balans: • Goodwill Aankoopbedrag Nettovermogenswaarde 1-1-2010 • • • € 2.000.000 × 40% = Boekwaarde 31-12-2010: € 200.000 × 80% = € 160.000 Deelneming Aankoop 1 januari 2010 Resultaat uit deelneming € 300.000 × 40% = Dividend € 160.000 × 40% = € 1.000.000 € 800.000 –––––––––– € 200.000 € 800.000 € 120.000 + € 64.000 – ––––––––– € 856.000 Liquide middelen (dividend): € 64.000 Wettelijke reserve deelneming € 120.000 – € 64.000 = € 56.000 Resultatenrekening: • Afschrijving goodwill: € 200.000 × 20% = € 40.000 • Resultaat uit deelneming: € 120.000 c Ja, op grond van artikel 389.9 mag worden afgeweken van verwerking volgens de vermogensmutatiemethode indien daar een gegronde reden voor is. De internationale verstrengeling van de groep is voor A een gegronde reden B te waarderen op historische kosten. Overigens moet de reden van de afwijkende waarderingsgrondslag in de toelichting worden vermeld. d Balans: • Deelneming: € 1.000.000 • Liquide middelen (dividend): € 64.000 Resultatenrekening: • Resultaat uit deelneming: € 64.000 e Bezwaren zijn: • Een stijging van de werkelijke waarde van het kapitaalbelang komt in de boekwaarde van het kapitaalbelang niet tot uiting, waardoor er na verloop van tijd een grote stille reserve in deze post kan schuilen. • De op moment van overname betaalde goodwill blijft in principe permanent geactiveerd in de balanspost Kapitaalbelang. Alleen als de onderneming waaraan kapitaal wordt verschaft niet alle winsten uitkeert (zoals in dit vraagstuk in 2010 het geval is), zal de nettovermogenswaarde van het kapitaalbelang de aanschafprijs benaderen en uiteindelijk mogelijk overschrijden; in dat geval wordt de goodwill van de balans ‘verdreven’. • Als de houder een zodanig groot aandelenpakket in zijn bezit heeft dat hij invloed op het dividendbeleid kan uitoefenen, bestaat het gevaar dat er aan winststuring gedaan wordt: in © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 84 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal jaren dat de winst uit eigen bedrijfsactiviteiten van de houder tegenvalt, kan deze zich een extra groot dividend laten uitkeren, terwijl in goede jaren wordt afgezien van dividenduitkering. Schommelingen in het totale resultaat van de houder worden dan kunstmatig afgezwakt. Vraagstuk 16.6 nv Koop a Koopprijs Zichtbaar eigen vermogen per 1-1-2010: € 100.000 + € 100.000 + € 134.000 + € 40.000 = Hogere waarde machines Hogere voorziening incourante voorraden € 500.000 € 374.000 € 50.000 + € 5.000 – –––––––– Nettovermogenswaarde per 1-1-2010 € 419.000 –––––––– € 81.000 Betaalde goodwill b Deelneming nv Goed Goodwill nv Goed Aan Liquide middelen c € 419.000 € 81.000 Stand Deelneming nv Goed per 1 januari 2010 Dividend 2009 Resultaat uit deelneming* € 500.000 Stand Deelneming nv Goed per 31 december 2010 € 419.000 € 22.000 – € 43.000 + –––––––– € 440.000 * € 48.000 Winst Goed Aanpassingen: • • € 50.000 = 5 Vrijval voorziening incourante voorraden Hogere afschrijving machines Resultaat uit deelneming Goed d Stand Deelneming nv Goed op de balans van Koop per 31 december 2010 Aanpassing boekwaarde machines aan de fair value zoals vastgesteld per 1-1-2010 € 50.000 × 80% = Zichtbaar eigen vermogen Goed per 31-12-2010 € 100.000 + € 100.000 + € 152.000 + € 48.000 = € 10.000 – € 5.000 + –––––––– € 43.000 € 440.000 € 40.000 – –––––––– € 400.000 Goodwill nv Koop: 4 e × € 81.000 = € 64.800 5 De post Wettelijke reserve deelneming nv Goed komt op de balans van Koop niet voor: middels het aandelenpakket heeft Koop de volledige zeggenschap in Goed en kan daarmee zonder beperking uitkering van de winst bewerkstelligen. f Waardering op het zichtbaar eigen vermogen (RJ 214.310/311). g Stand Deelneming nv Goed per 1 januari 2010 Resultaat uit deelneming Dividend Stand Deelneming nv Goed per 31 december 2010 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 374.000 € 48.000 + € 22.000 – –––––––– € 400.000 85 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 16.9 bv Heavy Metal a Balans per 1 januari 2010, na verwerving kapitaalbelangen (bedragen × € 1.000) Immateriële vaste activa Goodwill 400 Materiële vaste activa 20.000 Financiële vaste activa: Deelneming A 1.600 Deelneming B 1.100 Deelneming D 4.200 ––––– 6.900 Vlottende activa: Voorraad 2.000 Effecten C 750 Liquide middelen 4.250 ––––– 7.000 –––––– 34.300 Eigen vermogen: Aandelenkapitaal Algemene reserve Winst 2010 Lang vreemd vermogen Overlopende passiva 5.000 18.000 100 –––––– 23.100 11.000 200 –––––– 34.300 Toelichting: • Onderneming A is een deelneming waarin waarschijnlijk invloed van betekenis wordt uitgeoefend. Gewaardeerd wordt op nettovermogenswaarde (artikel 389.1); de betaalde goodwill ad € 400.000 wordt geactiveerd (RJ 216.218). • Onderneming B is een deelneming waarin waarschijnlijk geen invloed van betekenis wordt uitgeoefend. Gewaardeerd wordt op de historische kostprijs ad € 1.100.000 (artikel 384.1). • Onderneming C is een belegging omdat het doel van de kapitaaldeelname gelegen is in het realiseren van koerswinst en niet in het duurzaam dienen van de eigen bedrijfsuitoefening. Deze wordt gerubriceerd onder de vlottende activa en gewaardeerd op beurswaarde, dit is de aankoopprijs ad € 750.000 (RJ 226.203). • Onderneming D is een deelneming waarin waarschijnlijk invloed van betekenis wordt uitgeoefend. Gewaardeerd wordt op nettovermogenswaarde (artikel 389.1); van de negatieve goodwill ad € 300.000 wordt € 100.000 direct ten gunste van het resultaat gebracht en € 200.000 als overlooppost gepassiveerd (RJ 216.235). • Liquide middelen: € 12.000.000 – € 7.750.000 (totaal aankoopprijs belangen) = € 4.250.000. Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) b Immateriële vaste activa: Goodwill 380 Materiële vaste activa 15.000 Financiële vaste activa: Deelneming A 1.880 Deelneming B 1.100 Deelneming D 4.320 ––––– 7.300 Vlottende activa: Voorraad 2.000 Effecten C 800 Liquide middelen 14.250 –––––– 17.050 –––––– 39.730 Eigen vermogen: Aandelenkapitaal Wettelijke reserves deelnemingen Algemene reserve Winst 2010 (saldopost) Lang vreemd vermogen Overlopende passiva 5.000 280 17.720 5.550 –––––– 28.550 11.000 180 –––––– 39.730 Toelichting: • • 19 = € 380.000 20 Hierbij is uitgegaan van de door de RJ vastgestelde maximale afschrijvingstermijn (RJ 216.221). Materiële vaste activa: € 20.000.000 × 75% = € 15.000.000 Goodwill: € 400.000 × © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 86 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal • Financiële vaste activa: – Deelneming A: Stand 1 januari 2010 Resultaat – • • € 1.600.000 € 280.000 + –––––––––– € 1.880.000 € 800.000 × 35% = Stand 31 december 2010 Deelneming D: Stand 1 januari 2010 Resultaat € 200.000 × 60% = € 4.200.000 € 120.000 + –––––––––– € 4.320.000 Stand 31 december 2010 Effecten C: 0,1% van € 800.000.000 = € 800.000 Liquide middelen: Saldo 1 januari 2010 Ontvangsten Uitgaven € 4.250.000 € 70.000.000 + € 60.000.000 – ––––––––––– € 14.250.000 Saldo 31 december 2010 • • • Wettelijke reserve deelnemingen: Uitkering van de ingehouden winst van deelneming A is door Heavy Metal niet te bewerkstelligen omdat het een minderheidsdeelneming betreft: ter grootte van de winst ad € 280.000 wordt ten laste van de algemene reserve een wettelijke reserve gevormd. Deelneming D betreft een meerderheidsdeelneming: vorming van een wettelijke reserve voor de ingehouden winsten is niet aan de orde, ervan uitgaande dat winstuitkering zonder beperking kan worden bewerkstelligd. Algemene reserve: € 18.000.000 – € 280.000 = € 17.720.000 Overlopende passiva: € 200.000 × 9/10 = € 180.000 Resultatenrekening over 2010 Omzet Lonen, interest en materieel Afschrijvingen Winst uit eigen activiteiten Resultaat uit A Afschrijving goodwill A Resultaat uit C Resultaat uit D (Vrijval) negatieve goodwill D € 20.000.000 × 25% = € 800.000 × 35% = 1 = € 400.000 × 20 € 800.000 – € 750.000 = € 200.000 × 60% = 1 € 100.000 + × € 200.000 = 10 € 70.000.000 € 60.000.000 – € 5.000.000 – ––––––––––– € 5.000.000 € 280.000 + € 20.000 – € € 50.000 + 120.000 + € 120.000 + ––––––––––– € 5.550.000 c Balans begin januari 2011 (bedragen × € 1.000) Immateriële vaste activa: Goodwill 380 Materiële vaste activa 15.000 Financiële vaste activa: Deelneming A 1.796 Deelneming B 1.100 Deelneming D 4.290 ––––– 7.186 Vlottende activa: Voorraad 2.000 Effecten C 780 Liquide middelen 12.428 –––––– 15.208 –––––– 37.774 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv Eigen vermogen: Aandelenkapitaal Wettelijke reserves deelnemingen Algemene reserve Winst 2011 Lang vreemd vermogen Overlopende passiva 5.000 196 21.354 44 –––––– 26.594 11.000 180 –––––– 37.774 87 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Toelichting: • Financiële vaste activa: – Deelneming A: Stand 31 december 2010 Dividend – • • • • • Stand begin januari 2011 Deelneming D: Stand 31 december 2010 Dividend € 240.000 × 35% = € 50.000 × 60% = Stand begin januari 2011 Effecten C: € 800.000 – 0,1% × € 20.000.000 = € 780.000 Liquide middelen: Saldo 31 december 2010 Ontvangen dividend: – A: – B: (8% × € 550.000) – C: – D: Betaald dividend Saldo begin januari 2011 Wettelijke reserve deelnemingen: € 280.000 – € 84.000 = € 196.000 Algemene reserve: Stand 31 december 2010 Vrijval wettelijke reserve Gereserveerde winst 2010 € 1.880.000 € 84.000 – –––––––––– € 1.796.000 € 4.320.000 € 30.000 – –––––––––– € 4.290.000 € 14.250.000 € 84.000 + € 44.000 + € 20.000 + € 30.000 + € 2.000.000 – ––––––––––– € 12.428.000 € 17.720.000 € 84.000 + € 3.550.000 + ––––––––––– € 21.354.000 Winst 2011: Dit betreft het dividend van B. d Balans begin januari 2011, na verkoop kapitaalbelangen (bedragen × € 1.000) Materiële vaste activa 15.000 Vlottende activa: Voorraad 2.000 Liquide middelen 20.558 –––––– 22.558 –––––– 37.558 Eigen vermogen: Aandelenkapitaal Algemene reserve Winst 2011 Lang vreemd vermogen Toelichting: • Liquide middelen: Saldo begin 2011 Ontvangsten uit verkoop kapitaalbelangen • • Algemene reserve: Stand begin 2011 Vrijval wettelijke reserve ingehouden winsten deelnemingen Winst 2011: Dividend B Winst bij verkoop van: – A € 2.200.000 – € 1.796.000 – € 380.000 = – B € 1.150.000 – € 1.100.000 = – C € 780.000 – € 780.000 = – D € 4.000.000 – € 4.290.000 + € 180.000 = © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 5.000 21.550 8 –––––– 26.558 11.000 –––––– 37.558 € 12.428.000 € 8.130.000 + ––––––––––– € 20.558.000 € 21.354.000 € 196.000 + ––––––––––– € 21.550.000 € 44.000 € 24.000 € 50.000 € 0 € 110.000 – –––––––– € 8.000 88 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 17 Consolidatie Vraagstuk 17.1 AC-concern De IASB schrijft voor dat moedermaatschappijen een geconsolideerde jaarrekening moeten opnemen, waarbij al hun subsidiaries in de consolidatie worden betrokken (IAS 27.9). Subsidiaries zijn kapitaalbelangen waarin beslissende zeggenschap op het financiële en operationele beleid uitgeoefend kan worden. Beslissende zeggenschap vloeit normaliter voort uit het houden van meer dan de helft van de gewone aandelen, maar kan ook worden uitgeoefend door het houden van prioriteitsaandelen, waardoor de meerderheid van de directieleden benoemd c.q. ontslagen kan worden. Dit betekent dat A moet consolideren en in de consolidatie zichzelf, B, C, B1, B2 en C1 moet betrekken. Daarnaast hebben in beginsel de subholdings B en C eveneens consolidatieplicht en moeten in hun geconsolideerde jaarrekening – naast zichzelf – B1 en B2 respectievelijk C1 consolideren. Subholdings (B en C) hebben echter een vrijstelling van de consolidatieplicht, indien wordt voldaan aan de volgende twee voorwaarden (IAS 27.10): 1 De betreffende subholding mag niet aan een effectenbeurs genoteerd zijn. 2 De geconsolideerde jaarrekening van het grotere geheel waarin de subgroep is opgenomen (in dit vraagstuk de geconsolideerde jaarrekening van A) moet zijn opgesteld overeenkomstig de standards van de IASB. Vraagstuk 17.2 UniSchelp a De consolidatieplicht rust op: • rechtspersonen die, alleen of samen met andere rechtspersonen, aan het hoofd van hun groep staan (artikel 406.1). • rechtspersonen die niet aan het hoofd van een groep staan, maar die in die groep één of meer dochtermaatschappijen hebben of andere rechtspersonen waarop hij een overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover hij de centrale leiding heeft (artikel 406.2). H staat aan het hoofd van de UniSchelp-groep en is op grond van artikel 406.1 consolidatieplichtig. Aan het hoofd van een groepsdeel staan volgens artikel 406.2, en dus consolidatieplichtig zijn: SH1 en SH3. Zij hebben alle één of meer dochtermaatschappijen in hun groepsdeel. b In de consolidatie moeten in beginsel worden betrokken (artikel 406): de rechtspersoon zelf, de dochtermaatschappijen die tot de groep c.q. het groepsdeel behoren, andere groepsmaatschappijen en andere rechtspersonen waarop hij een overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover hij de centrale leiding heeft: • H moet zichzelf en alle rechtspersonen en vennootschappen die onder hem liggen met uitzondering van BUI consolideren. • SH1: SH1, W1, W2 en W3 • SH3: SH3, W4, W5 en W6 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 89 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal c De volgende vrijstellingen van consolidatie kunnen worden toegepast, zij het onder voorwaarden: • SH1, SH3: deze sub- of tussenholdings kunnen gebruikmaken van een vrijstelling van consolidatie van hun groepsdeel, indien voldaan is aan de voorwaarden neergelegd in artikel 408. • SH2: H is niet verplicht om de financiële gegevens van SH2 in de consolidatie te betrekken vanwege de bedoeling om het belang in SH2 in het kader van een reorganisatie over te dragen aan derden (artikel 407.1c). • W1: H en SH1 zijn niet verplicht om de financiële gegevens van W1 in de consolidatie te betrekken omdat de nodige gegevens slechts met grote vertraging te verkrijgen zijn (artikel 407.1b). d Ja, indien wordt voldaan aan de in artikel 408 gestelde voorwaarden kan consolidatie achterwege blijven. Het feit dat de moedermaatschappij in Canada is gevestigd, is niet bepalend. Relevant is in dit kader de voorwaarde (artikel 408.1c) dat de geconsolideerde jaarrekening en het jaarverslag van de Canadese moedermaatschappij zijn opgesteld overeenkomstig de voorschriften van de 7e EG-richtlijn inzake het vennootschapsrecht of, indien deze voorschriften (zoals in dit geval) niet behoeven te worden gevolgd, op gelijkwaardige wijze. Vraagstuk 17.3 Tegel bv a 1 2 3 4 5 Het belang in A betreft een belegging (er wordt niet voldaan aan de criteria voor een deelneming) met een duurzaam karakter; de aandelen worden derhalve gerubriceerd onder de financiële vaste activa ‘overige effecten’ (artikel 367e): als waarderingsgrondslag komen in aanmerking de verkrijgingsprijs en de actuele waarde (artikel 384.1). Bij het belang in B is sprake van een belegging die niet duurzaam is bedoeld; deze wordt gerubriceerd onder de vlottende activa ‘effecten’ (artikel 364.3): gewaardeerd dient eveneens te worden tegen verkrijgingsprijs of actuele waarde (artikel 384.1). C is een deelneming (er wordt voldaan aan de vereisten: voor eigen rekening, duurzaam bedoeld en ten dienste van de eigen werkzaamheid); omdat Tegel 60% van de stemrechten heeft, mag tevens worden aangenomen dat C is aan te merken als een groepsmaatschappij (Tegel heeft immers beslissende zeggenschap in C): rubricering dient plaats te vinden onder de financiële vaste activa ‘aandelen, certificaten van aandelen en andere vormen van deelneming in groepsmaatschappijen’ (artikel 367a). Omdat Tegel waarschijnlijk invloed van betekenis op het zakelijke en financiële beleid van C uitoefent (wettelijk vermoeden bij 20% of meer van de stemrechten), dient gewaardeerd te worden op nettovermogenswaarde (artikel 389.1). Wettelijk is het belang in D te kwalificeren als een deelneming (artikel 24c.2). Gezien de relatieve omvang van het belang heeft Tegel geen beslissende zeggenschap in D en is D daarom niet aan te merken als groepsmaatschappij: rubricering dient plaats te vinden onder de financiële vaste activa ‘andere deelnemingen’ (artikel 367b). Omdat Tegel waarschijnlijk geen invloed van betekenis op het zakelijke en financiële beleid van D uitoefent dient gewaardeerd te worden op verkrijgingsprijs of op actuele waarde (artikel 384.1). Omdat het belang in E niet voldoet aan de criteria van een deelneming, is er sprake van een belegging. De rubricering en waardering zijn gelijk aan die van de aandelen van nv B, genoemd bij punt 2. b In de consolidatie moeten op grond van de artikelen 406.1 en 406.2 – naast Tegel zelf – in beginsel de onder de vennootschap vallende groepsmaatschappijen worden betrokken. Tegel kan – door een meerderheid van de stemrechten – beslissende zeggenschap uitoefenen in bv C en nv E, dit zijn derhalve groepsmaatschappijen. Op grond van artikel 407.1c geldt de verplichting tot consolidatie van E echter niet omdat deze slechts wordt gehouden om het te vervreemden. Dit betekent dat alleen C in de consolidatie moet worden betrokken, dat wil zeggen dat de activa en passiva van C afzonderlijk in de geconsolideerde balans van Tegel worden opgenomen, en dat A, B, D en E op dezelfde wijze in de geconsolideerde balans worden opgenomen als in de enkelvoudige balans van Tegel. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 90 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 17.4 Hertog a Goodwill Aandelenkapitaal Winstreserve Aan Kapitaalbelang Jan € 2.000.000 € 1.000.000 € 3.000.000 Schulden Aan Vordering Jan € Winst 2010 Aan Voorraden € € 6.000.000 750.000 € 50.000 750.000 (12,5% van € 400.000) € 50.000 Geconsolideerde balans per 31 december 2010 Hertog-Jan Groep (bedr. × € 1) Goodwill Gebouwen Voorraden Liquide middelen 2.000.000 24.500.000 6.750.000 5.450.000 Aandelenkapitaal Winstreserve Winst 2010 Schulden 6.000.000 11.000.000 3.400.000 18.300.000 38.700.000 b Omzet Aan Kostprijs verkopen Aan Nettowinst Omzet Aan Kostprijs verkopen 38.700.000 € 400.000 € € 350.000 (87,5%) 50.000 (12,5%) € 1.800.000 € 1.800.000 Geconsolideerde resultatenrekening Hertog-Jan Groep over 2010 (bedr. × € 1) Omzet Kostprijs verkopen Loonkosten Afschrijvingskosten Overige kosten 44.800.000 22.700.000 10.200.000 2.500.000 6.000.000 41.400.000 Nettowinst 3.400.000 Vraagstuk 17.5 Veló-groep Opmerking vooraf: In de enkelvoudige jaarrekening van Frame is de intercompany-winst conform RJ 260 (zie paragraaf 16.2 van het theorieboek) geëlimineerd. a Eliminatieposten in de vorm van journaalposten: Aandelenkapitaal Winstreserve Winst 2010 Aan Kapitaalbelang Bidon € 200.000 € 5.700.000 € 133.600 Winst 2010 € Aan Voorraden Langlopende schulden Aan 7%-lening Bidon © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 6.033.600 446.400 25 × € 2.232.000) ( 125 € 446.400 € 5.000.000 € 5.000.000 91 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Geconsolideerde balans Vélo-groep per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) Materiële vaste activa Voorraden Liquide middelen 27.699 3.129,6 1.406 ––––––– 32.234,6 Aandelenkapitaal Winstreserve Langlopende schulden Kortlopende schulden Winst 2010 b Eliminatieposten in de vorm van journaalposten: Winst kapitaalbelang Bidon Aan Winst Omzet € 1.000 18.782 8.000 2.890 1.562,6 ––––––– 32.234,6 133.600 € 133.600 € 2.232.000 100 × € 2.232.000) Aan Kostprijs van de omzet ( 125 Aan Winst € 1.785.600 € Omzet Aan Kostprijs van de omzet € 25.401.000 Financiële baten Aan Financiële lasten € 446.400 € 25.401.000 350.000 € 350.000 Geconsolideerde resultatenrekening Bidon over 2010 (bedragen × € 1.000) Omzet Kostprijs van de omzet 99.751 66.643,4 –––––––– 33.107,6 Verkoopkosten Algemene beheerskosten 10.809 20.096 –––––– 30.905 –––––––– 2.202,6 640 –––––––– 1.562,6 Financiële lasten Winst Vraagstuk 17.6 bv Noord Geconsolideerde balans Noord-Zuid Groep per 31 december 2010 (bedragen × € 1) Goodwill Vrachtauto Voorraden Liquide middelen 17.100 40.000 310.000 270.000 637.100 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv Eigen vermogen 1/1 Belang derden Winst 2010(saldopost) 490.000 153.600 – 6.500 637.100 92 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Toelichting: • Goodwill: 19/20 × (€ 150.000 – € 132.000 (60% x € 220.000)) = € 17.100 • Vrachtauto: 4/5 × € 50.000 = € 40.000 • Voorraden: Noord: Ingekocht van Zuid: 100/125 × € 200.000 = € 160.000 Ingekocht bij derden € 100.000 ––––––––– € 260.000 Zuid € 50.000 ––––––––– € 310.000 • Liquide middelen: Noord: Saldo 31 december 2009 € 210.000 Aankoop aandelen Zuid € 150.000 – Dividend Zuid € 6.000 + Verkoopopbrengst vrachtauto € 70.000 + Omzet € 9.000.000 + Inkopen bij Zuid € 1.000.000 – Inkopen bij derden € 6.500.000 – Bedrijfskosten € 1.500.000 – –––––––––– € 136.000 Zuid: • • Saldo 31 december 2009 Winstuitkering Aankoop vrachtauto Omzet Inkopen Bedrijfskosten € 100.000 € 10.000 € 70.000 € 4.000.000 € 3.000.000 € 886.000 –––––––––– – – + – – € 134.000 ––––––––––– Saldo 31 december 2010 € 270.000 Eigen vermogen 1/1: Gelijk aan het eigen vermogen van Noord per 31 december 2009 Belang derden: 40% × (€ 40.000 + € 250.000 + € 134.000) = € 169.600 Ongerealiseerde intercompany-winst eindvoorraad: 40% × € 40.000 (25/125 × € 200.000) = € 16.000 – ––––––––– € 153.600 Vraagstuk 17.7 nv M a Verkrijgingsprijs Nettovermogenswaarde eind 2009: • Aandelenkapitaal • Winstreserve • Winst 2009 Betaalde goodwill € 475.000 € 250.000 € 200.000 € 50.000 –––––––– € 500.000 × 80% = € 400.000 –––––––– € 75.000 b Stand per 1 januari 2010 € 400.000 25 Resultaat uit kapitaalbelang N 80% × € 100.000 – × € 150.000 = € 50.000 + 125 Herwaardering activa 80% × € 10.000 = € 8.000 + –––––––– Stand per 31 december 2010 € 458.000 c Balans: • Goodwill • Kapitaalbelang N • Herwaarderingsreserve • Winst © 2011 Noordhoff Uitgevers bv ↓ € 15.000 (€ 75.000 × 20%) ↑ € 58.000 ↑ € 8.000 ↑ € 35.000 (€ 50.000 – € 15.000) 93 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultatenrekening: • Resultaat uit kapitaalbelang • Afschrijving goodwill d 1 € 50.000 winst € 15.000 Aandelenkapitaal Herwaarderingsreserve Winstreserve Winst boekjaar Aan Kapitaalbelang N Aan Belang derden Winst boekjaar € 250.000 € 10.000 € 250.000 € 70.000 (€ 100.000 – € 30.000) € 458.000 € 122.000 (20%) ( 25 × € 150.000) € 125 30.000 Aan Voorraden 2 Resultaat kapitaalbelang N Winstaandeel derden Aan Nettowinst € € Omzet Aan Nettowinst Omzet Aan Kostprijs van de omzet 1 2 100 ) ( 125 25 ) ( 125 70.000 € 120.000 € 30.000 € 1.850.000 € 1.850.000 bv Publica Er is sprake van: voor eigen rekening, duurzaam bedoeld en ten dienste van de eigen activiteiten → deelneming. Het wettelijk vermoeden van invloed van betekenis op het zakelijke en financiële beleid ontbreekt → verkrijgingsprijs is (naast actuele waarde) toegestane waarderingsgrondslag. b Verkrijgingsprijs Zichtbaar eigen vermogen Hogere waarde gebouwen € 510.000 – € 252.000 Lagere waarde deelneming Shoot Nettovermogenswaarde Goodwill c € 50.000 20.000 Nee, proportionele consolidatie is slechts toegestaan voor maatschappijen waarin krachtens een regeling tot samenwerking met andere aandeelhouders samen overheersende zeggenschap kan worden uitgeoefend (‘joint venture’) en overigens wordt voldaan aan het vereiste inzicht (artikel 409). De posten Belang derden (balans) en Winstaandeel derden (resultatenrekening). Vraagstuk 17.10 a 30.000 € 150.000 Aan Kostprijs van de omzet e € 60% × € 568.000 = € 750.000 € 340.000 € 258.000 + € 30.000 – –––––––– € 568.000 € 340.800 –––––––– € 409.200 Nettovermogenswaarde van Shoot is niet vast te stellen → zichtbaar eigen vermogen → waardering per 31-12-2009 wordt 22% van € 205.000 = € 45.100. d Resultaat deelnemingen bestaat per 31 december 2009 uitsluitend uit het rechtstreeks aan bv Publica uitgekeerde dividend van de 12%-deelneming in bv Shoot → 12% van € 60.000 = € 7.200. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 94 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal e Goodwill TopM Goodwill Shoot: – Verkrijgingsprijs € 120.000 + € 100.000 = – Zichtbaar eigen vermogen € 409.200 € 220.000 € 45.100 –––––––– € 174.900 –––––––– € 584.100 f 1 2 Per 31 december 2009 is TopM integraal geconsolideerd, dus komt de post Aandeel derden in de geconsolideerde balans voor (met een bedrag van 40% van € 568.000 = € 227.200). Per 31 december 2009 zijn nog geen resultaten van TopM meegeconsolideerd, derhalve ontbreekt de post Aandeel derden. g Winst TopM – – – – € 220.000 € 510.000 ⎛ € 210.000 € 42.000 ⎞ −⎜ + Hogere afschrijv. pand ⎟ 15 15 6 ⎝ ⎠ Geen dividend Shoot 10% van € 75.000 Wel aand. res. Shoot 10% van € 95.000 1 Afschr. Goodwill Shoot van (€ 100.000 – 10% van € 205.000) 10 € 13.000 – € € 7.500 – 9.500 + € 7.950 – –––––––– € 201.050 Aangepaste winst TopM Resultaat uit deelneming TopM is € 201.050 × 60% = € 120.630. h Deelneming TopM Aan Resultaat uit deelneming TopM Liquide middelen Aan Deelneming TopM (60% van € 160.000) € 120.630 € 120.630 € 96.000 i 40% van € 201.050 = € 80.420 j Het verloopoverzicht betreft uitsluitend deelneming bv Shoot: 31/12/2009 Zichtbaar eigen vermogen Aandeel resultaat 22% van € 95.000 Dividend 22% van € 75.000 31/12/2010 k l Zichtbaar eigen vermogen € 96.000 € 45.100 € 20.900 + € 16.500 – –––––––– € 49.500 1 van € 584.100 = € 58.410 10 Door het overstappen van verkrijgingsprijs naar zichtbaar eigen vermogen en wegens ontbreken voldoende zeggenschap: wettelijke reserve deelnemingen (Shoot). Vraagstuk 17.11 Koninklijke Wegener nv a Er zijn drie conclusies te trekken: 1 De vennootschappelijke jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de Nederlandse wet- en regelgeving, terwijl de geconsolideerde jaarrekening is opgesteld met toepassing van IFRS voor zover goedgekeurd door de Europese Unie. Als gevolg van afwijkende grondslagen van waardering en resultaatbepaling tussen de Nederlandse wet- en regelgeving enerzijds en IFRS anderzijds ontstaat een verschil tussen beide eigen vermogens. Omdat Wegener artikel 2:362 lid 8 BW toepast, dat toestaat om in de vennootschappelijke jaarrekening eveneens dezelfde grondslagen toe te passen als in de geconsolideerde jaarrekening, komen beide eigen vermogens toch overeen. 2 Deelnemingen in groepsmaatschappijen worden in de vennootschappelijke balans gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde. 3 Eventuele intercompanywinsten in onderlinge leveranties van voorraden en duurzame bedrijfsmiddelen zijn zowel in de geconsolideerde als in de vennootschappelijke balans geëlimineerd. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 95 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal b Alle groepsmaatschappijen van Wegener zijn in de consolidatie betrokken. De post ‘Deelnemingen in groepsmaatschappijen’ in de vennootschappelijke balans wordt in de geconsolideerde balans vervangen door de afzonderlijke activa en passiva van die groepsmaatschappijen (subsidiaries). c Geassocieerde deelnemingen komen alleen voor in de balansen van geconsolideerde groepsmaatschappijen (volgens IFRS min of meer overeenkomend met subsidiaries) en joint ventures. d In de geconsolideerde balans per 31 december 2008 en in de geconsolideerde winst- en verliesrekening over 2008 komen de posten ‘Minderheidsbelangen’ respectievelijk ‘Toe te rekenen aan minderheidsbelangen’ voor. Dit geeft het deel van het getoonde groepsvermogen respectievelijk groepsresultaat weer dat toekomt aan derden-aandeelhouders. De activa, passiva, baten en lasten van de geconsolideerde niet-100% groepsmaatschappijen zijn dus volledig in de consolidatie betrokken; deze werkwijze staat bekend als de integrale methode. e In de geconsolideerde winst-en verliesrekening over 2008 komt onder de post Toe te rekenen aan minderheidsbelangen een negatieve post voor van 48.000. Dit bedrag vormt het aandeel van derden-aandeelhouders in het saldo verlies van geconsolideerde groepsmaatschappijen met een belang van minder dan 100% en waarvan het voordelige saldo van baten en lasten volledig is opgenomen in de geconsolideerde winst-en verliesrekening. f Wegener heeft de financiële gegevens van haar belang in AD NieuwsMedia bv in de geconsolideerde balans per 31 december 2008 en in de geconsolideerde winst-en verliesrekening over 2009 opgenomen volgens de methode van de proportionele consolidatie. Deze methode houdt in dat activa en passiva, en baten en lasten alleen voor het aandeel van Wegener in de consolidatie worden betrokken. In tegenstelling tot de integrale methode worden bij de proportionele methode geen belangen van derden in de geconsolideerde jaarrekening zichtbaar gemaakt. g Indien Wegener en Persgroep Nederland zijn overeengekomen om de zeggenschap in AD NieuwsMedia bv gezamenlijk uit te oefenen, staan zowel IFRS (IAS 31.30), RJ 215.201 als artikel 2:409 BW een proportionele consolidatie toe. In alle gevallen is het wezenlijk dat wordt voldaan aan de eis van het inzicht en aan de eis om de realiteit van de afspraken realistisch weer te geven. Ter illustratie, Wegener geeft in haar geconsolideerde jaarrekening ten aanzien van AD Nieuwsmedia bv de volgende uiteenzetting: ‘De zeggenschap is 50/50 verdeeld. Met Persgroep Nederland was een aandeelhoudersovereenkomst gesloten aangaande de joint venture. Enz.’ Een alternatief voor de proportionele methode van consolidatie is het opnemen van het belang volgens de equitymethode (IFRS), dan wel tegen nettovermogenswaarde (Titel 9 Boek 2 BW en RJ). h Wegener beschouwt De Nationale Regiopers cv kennelijk niet als groepsmaatschappij (subsidiary), bijvoorbeeld omdat de (mogelijkheid tot het uitoefenen van) feitelijke overheersende zeggenschap ontbreekt. Tevens is het in het algemeen mogelijk dat een belang wordt gehouden om het in de nabije toekomst te vervreemden. Op grond van IFRS blijft het belang dan buiten de consolidatie indien reeds bij verwerving van het belang het voornemen tot vervreemding bestond. Het saldo van activa en passiva, en van baten en lasten komt dan als een enkele post in de geconsolideerde balans en winst-en verliesrekening als ‘beëindigde bedrijfsactiviteiten’. Indien pas enige tijd na verwerving van het belang het voornemen tot afstoting ontstaat, dan blijft het belang wél betrokken in de consolidatie tot het moment van feitelijke vervreemding. Volgens de Nederlandse wet- en regelgeving kan in zo’n geval gebruik worden gemaakt van vrijstelling van consolidatie, ongeacht het moment waarop het voornemen tot afstoting ontstaat. i De balanswaarde van de geassocieerde deelnemingen komt volgens de gehanteerde grondslagen overeen met de verkrijgingsprijs, aangepast voor de wijziging van het aandeel van Wegener in de netto activa van de deelneming na overname. Dit is een vorm van de vermogensmutatiemethode waarbij de betaalde goodwill begrepen blijft in de boekwaarde van de deelneming. Mogelijke af-mutaties zijn: - ontvangen dividend van de deelneming - aandeel in het verlies van de deelneming - aandeel in onttrekkingen aan het eigen vermogen, anders dan verlies of dividend - aandeel in bijzondere waardeverminderingen van de in de boekwaarde van de deelneming begrepen betaalde goodwill © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 96 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal j Als gevolg van – aanhoudende – verliezen bij groepsmaatschappijen is in 2009 de boekwaarde van deze deelnemingen op de vennootschappelijke balans omgeslagen in negatief. Wegener heeft de boekwaarde van deze deelnemingen op nul gesteld, en ter hoogte van de negatieve boekwaarde een voorziening opgenomen. Deze voorziening is in mindering is gebracht van vorderingen op (bij Wegener: leningen aan) deze deelnemingen. (Indien een jaar daarna deze groepsmaatschappijen weer positieve resultaten tonen waardoor de boekwaarde van deze deelnemingen weer positief wordt, moet de eerder opgenomen voorziening worden opgeheven. De in eerdere jaren gevormde voorziening (in mindering van leningen) wordt dan – geheel of gedeeltelijk – teruggeboekt naar de deelneming.) k Indien de vervreemde deelneming recent, maar vóór 1999 is verworven en de betaalde goodwill daarbij in één keer ten laste van het eigen vermogen is gebracht, bestaat er aanleiding om ook bij vervreemding van die deelneming de (terug)ontvangen goodwill ten gunste van het eigen vermogen te brengen. Voor zover de ontvangen goodwill hoger is dan de oorspronkelijk betaalde goodwill, eventueel rekening houdend met een redelijke afschrijving, komt het verschil wél ten gunste van het resultaat. l Als gevolg van overheersende zeggenschap van Wegener in haar groepsmaatschappijen is de vennootschap in staat om de ingehouden winsten van die groepsmaatschappijen zonder belemmering aan haar te doen uitkeren. Het vormen van een wettelijke reserve deelnemingen is in die situatie niet verplicht. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 97 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Deel 5 Overige onderwerpen © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 98 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 18 Vreemde valuta Vraagstuk 18.1 Specula bv Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) Pand Voorraad B Debiteuren Liquide middelen 390.000 55.000 220.000 243.600 Aandelenkapitaal Agio Lening Winst 2010 200.000 200.000 304.000 204.600 908.600 908.600 Toelichting: • • • • • 39 = € 390.000 40 Voorraad B: 500 × € 110 = € 55.000 Debiteuren: 1 000 × 220 × € 1 = € 220.000 Liquide middelen: Emissie Opname lening 200 000 × € 2 = Aanschaf pand Inkoop 20/1 2 000 producten B à € 100 = Ontvangst verkoop 1 500 × 200 × € 0,90 = Inkoop 9/8 1 000 producten B à € 110 = Bedrijfskosten 1 Aflossing 200 000 × × € 1,90 = 5 Interest 200 000 × 8% × € 1,90 = Pand: € 400.000 × Saldo 31 december 2010 4 Lening: 200 000 × × € 1,90 = € 304.000 5 € 400.000 + € 400.000 + € 400.000 – € 200.000 – € 270.000 + € 110.000 – € 10.000 – € 76.000 – € 30.400 – –––––––– € 243.600 Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen 5 april Opbrengst verkopen 8 november 1 500 × 200 × € 1 = 1 000 × 220 × € 0,80 = Kostprijs verkopen 2 000 × € 100 + 500 × € 110 = € 300.000 € 176.000 –––––––– € 476.000 € 255.000 –––––––– € 221.000 Transactieresultaat Afschrijvingen Interest: Bedrijfskosten 1 = € 10.000 40 1/1 – 30/6: 200 000 × 8% × 1/2 × € 2 = € 16.000 1/7 – 31/12: 200 000 × 8% × 1/2 × € 1,90 = € 15.200 € 10.000 ––––––– € 400.000 × € 51.200 –––––––– € 169.800 Koersresultaten: • op de transacties: 5/4-5/6: 8/11-8/2: • op de lening: • op de interest: 1 500 × 200 × (€ 0,90 – € 1) = 1 000 × 220 × (€ 1 – € 0,80) = 200 000 × (€ 2 – € 1,90) = 200 000 × 8% × 1/2 × (€ 2 – € 1,90) = € 30.000 € 44.000 € 20.000 € 800 ––––––– – + + + € 34.800 –––––––– € 204.600 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 99 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 18.3 nv X a Balans per 31 december 2010: • Vordering: $ 1 mln × € 0,68 = € 680.000 • Effecten (optie): € 150.000 Resultatenrekening over 2010: • Opbrengsten: Winst optie: € 150.000 – € 70.000 = € 80.000 • Kosten: Verlies vordering: $ 1 mln × (€ 0,80 – € 0,68) = € 120.000 b Balans per 31 december 2010: • Vordering: $ 1 mln × € 0,86 = € 860.000 • Effecten (optie): € 20.000 Resultatenrekening over 2010: • Opbrengsten: Winst vordering: $ 1 mln × (€ 0,86 – € 0,80) = € 60.000 • Kosten: Verlies optie: € 70.000 – € 20.000 = € 50.000 c Er is sprake van een fair value hedge, omdat er – door het gelijktijdig bestaan van een primair (de vordering in dollars) en een secundair (de valutaoptie) financieel instrument – een automatische compensatie van winsten en verliezen plaatsvindt. Bij een cashflow hedge wordt er een afdekkingsinstrument aangekocht voordat het primaire financiële instrument bestaat. Vraagstuk 18.4 bv Nedopia a Bij gebeurtenis 1 is er sprake van een fair value hedge, omdat er – door het gelijktijdig bestaan van een primair (de vordering in topi) en een secundair (het valutatermijncontract) financieel instrument – een automatische compensatie van winsten en verliezen plaatsvindt. Bij gebeurtenis 2 is sprake van een cashflow hedge, omdat er een afdekkingsinstrument wordt aangekocht voordat het primaire financiële instrument bestaat. b Transactie 1 1 november 2010 Debiteuren Aan Voorraden Aan Winst (5.000.000 × € 0,05) 1 december 2010 Winst Aan Debiteuren (5.000.000 × € 0,01) Effecten Aan Winst 31 december 2010 Winst Aan Debiteuren € 250.000 € 200.000 € 50.000 € 50.000 € 50.000 (5 × € 14.000) € 70.000 € 70.000 (5.000.000 × € 0,008) € 40.000 € 40.000 Effecten Aan Winst ((5 × (€ 16.000 – € 14.000)) Liquide middelen Aan Debiteuren (5.000.000 × € 0,032) Liquide middelen Aan Effecten (5 × € 16.000) € 10.000 € 10.000 € 160.000 € 160.000 € 80.000 € 80.000 Transactie 2 1 november 2010 Geen journaalpost (er heeft nog geen levering plaatsgevonden) 1 december 2010 Effecten (10 × € 14.000) Aan Herwaarderingsreserve © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 140.000 € 140.000 100 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 31 december 2010 Effecten ((10 × (€ 16.000 – € 14.000)) Aan Herwaarderingsreserve Liquide middelen Aan Effecten (10 × € 16.000) € 20.000 € 20.000 € 160.000 € 160.000 Liquide middelen (10.000.000 × € 0,032) Herwaarderingsreserve Aan Voorraden Aan Winst € 320.000 € 160.000 € 420.000 € 60.000 Vraagstuk 18.5 Wijo bv a € 52.000.000 (1,3 mld × 0,04) Deelnemingen Aan Liquide middelen € 52.000.000 b Voor deze situatie schrijven de RJ en de IASB het temporal principle voor (IAS 21 / RJ122): Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1 mln) Pand 780 × 0,04 = 31,2 Machines 360 × 0,04 = 14,4 Voorraad* 23,295 Liquide middelen 350 × 0,05 = 17,5 ––––– 86,395 * Aandelenkapitaal 500 × 0,04 = 20 Agio 800 × 0,04 = 32 Vreemd vermogen 560 × 0,05 = 28 Winst 2010 6,395 ––––– 86,395 Inkopen in 2010: 900 + 480 – 400 = 980, dit is per kwartaal 980/4 = 245 Eindvoorraad: 235 uit 3e kwartaal × 0,047 = 11,045 245 uit 4e kwartaal × 0,05 = 12,250 23,295 Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1 mln) 300 × 0,04 = 300 × 0,043 = 300 × 0,047 = 300 × 0,05 = Omzet Kostprijs van de omzet 645 × 0,04 = 245 × 0,043 = 10 × 0,047 = Transactieresultaat Afschrijvingskosten: Pand Machines Overige kosten 32,5 × 0,04 = 32,5 × 0,043 = 32,5 × 0,047 = 32,5 × 0,05 = 12 12,9 14,1 15 –––– 54 25,8 10,535 0,47 36,805 –––––– 17,195 20 × 0,04 = 40 × 0,04 = 0,8 1,6 1,3 1,3975 1,5275 1,625 –––––– 5,85 Winst vóór omrekeningsverschillen Omrekeningsverschillen Winst © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 8,25 ––––– 8,945 2,55 ––––– 6,395 101 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Specificatie omrekeningsverschillen (bedragen × € 1 mln) Monetaire positie 1-1-2010 Verkopen Inkopen Overige kosten Monetaire positie 31-12-2010 (260 – 560) × 0,04 = + 1.200 – 980 – 130 –––––– – 210 – 210 × 0,05 = – 12 + 54 – 44,1* – 5,85 –––––– – 7,95 – 10,5 –––––– 2,55 Verlies * 245 × 0,04 + 245 × 0,043 + 245 × 0,047 + 245 × 0,05 = 44,1 c Deelnemingen Aan Resultaat uit deelnemingen € 6.395.000 € 6.395.000 d Sterk punt is dat de methode neutraal werkt ten opzichte van de gekozen grondslagen van waardering en winstbepaling; dit betekent een consistente toepassing van de gekozen grondslagen. Zwak punt is dat - afhankelijk van de hoogte van de netto monetaire positie en de ontwikkelingen van de valutakoersen - in de resultatenrekening omrekeningswinsten zijn opgenomen, die nog niet gerealiseerd zijn. e Voor deze situatie schrijven de RJ en de IASB de closing-rate method voor (IAS 21 / RJ 122): Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1 mln) Pand Machines Voorraad Liquide middelen 780 × 0,05 = 360 × 0,05 = 480 × 0,05 = 350 × 0,05 = 39 18 24 17,5 –––– 98,5 Aandelenkapitaal 500 × 0,04 = Agio 800 × 0,04 = Reserve omrekeningsverschillen Vreemd vermogen 560 × 0,05 = Winst 2010 110 × 0,045 = 20 32 13,55 28 4,95 ––––– 98,5 Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1 mln) Omzet Kostprijs van de omzet Transactieresultaat Afschrijvingskosten: Pand Machines Overige kosten 1 200 × 0,045 = 900 × 0,045 = 20 × 0,045 = 40 × 0,045 = 130 × 0,045 = 54 40,5 –––– 13,5 0,9 1,8 5,85 –––– 8,55 ––––– 4,95 Winst Specificatie omrekeningsverschillen (bedragen × € 1 mln) Op het eigen vermogen Op de winst 1 300 × (0,05 – 0,04) = 110 × (0,05 – 0,045) = Winst f Deelnemingen € 18.500.000 Aan Resultaat uit deelnemingen Aan Reserve omrekeningverschillen © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 13 + 0,55 + ––––– 13,55 € 4.950.000 € 13.550.000 102 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal g Sterk punt is dat valuta-omrekeningsverschillen - omdat ze rechtstreeks in het eigen vermogen worden verwerkt - het operationeel resultaat niet vertroebelen. Zwak punt is dat bij toepassing van historische kosten de omrekeningskoers (actuele koers) niet aansluit bij de waarderingsgrondslag voor de materiële activa (historische kosten); dit leidt tot een fictieve waarde: noch de historische kosten, noch de actuele waarde wordt weergegeven. Vraagstuk 18.6 Ned nv Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) a Vaste activa 450 × 0,2 = 90 Voorraden 2.200 × 0,2 = 440 Liquide middelen 420 × 0,2 = 84 ––– 614 Eigen vermogen 1/1 1.000 × 0,3 = 300 Omrekeningsverschillen* – 128,5 Lang vreemd vermogen 800 × 0,2 = 160 Kort vreemd vermogen 700 × 0,2 = 140 Winst 2010 570 × 0,25 = 142,5 –––– 614 Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1.000) Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 3.600 × 0,25 = 2.880 × 0,25 = Transactieresultaat Afschrijvingen Overige kosten 50 × 0,25 = 100 × 0,25 = 900 720 ––––– 180 12,5 25 –––– 37,5 ––––– 142,5 Winst * Specificatie omrekeningsverschillen (bedragen × € 1.000) Op het eigen vermogen 1.000 × (0,20 – 0,30) = Op de winst 570 × (0,20 – 0,25) = Verlies b Deelneming Buit Aan Resultaat uit deelneming Buit Reserve omrekeningsverschillen Aan Deelneming Buit c Stand 1 januari 2010 Resultaat uit deelneming Omrekeningsverschillen Stand 31 december 2010 d 1 2 3 1.000.000 × 0,30 = 100 – 28,5 – ––––– 128,5 € 142.500 € 142.500 € 128.500 € 128.500 € 300.000 € 142.500 + € 128.500 – –––––––– € 314.000 450.000 BV × € 0,03 = € 13.500 De waarde is optisch ‘verdampt’: de boekwaarde wijkt sterk af van de werkelijke waarde. Het feit dat als gevolg van inflatie de activa in lokale valuta sterk in waarde zijn gestegen, komt niet in de balans tot uiting. De IASB en de RJ schrijven in deze situatie voor de jaarrekening aan te passen aan de invloed van prijsveranderingen voordat omrekening plaatsvindt (IAS 29.8 / RJ 122.312). De vaste activa worden dan eerst geherwaardeerd en vervolgens omgerekend tegen de koers op balansdatum (‘first restate then translate’). © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 103 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 18.7 Neon nv a Investering Eigen vermogen Buon 1 januari 2010: • Aandelenkapitaal • Algemene reserve € 50.000.000 VrV 8.000.000 VrV 3.000.000 –––––––––––– VrV 11.000.000 Zichtbaar eigen vermogen Stille reserves: • Vaste activa 20% van VrV 8.000.000 = • Voorraad goederen 10 000 × (VrV 430 – VrV 400) = VrV 1.600.000 Fair value Nettovermogenswaarde: VrV 12.900.000 × € 3 = VrV 300.000 –––––––––––– VrV 12.900.000 - 38.700.000 ––––––––––– € 11.300.000 Goodwill Balans Buon per 31 december 2010 (bedragen × VrV 1.000) b Vaste activa1 Voorraad goederen Liquide middelen 8.400 5.170 6.006 –––––– 19.576 1 2 Aandelenkapitaal Algemene reserve2 8%-Hypothecaire lening Nog te betalen interest Winst 2010 120 7 × = VrV 8.400.000 100 8 Volgens de balans van Buon Aanpassing stille reserves 1 januari 2010 8.000 4.900 4.200 140 2.336 –––––– 19.576 VrV 8.000.000 × VrV 3.000.000 VrV 1.900.000 + –––––––––––– VrV 4.900.000 Resultatenrekening over 2010 (bedragen × VrV 1.000) Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen1 Afschrijvingen2 Interest Overige kosten 44.050 22.150 1.200 364 18.000 –––––– 41.714 –––––– 2.336 Winst 1 2 c Volgens de resultatenrekening van Buon Aanpassing i.v.m. hogere beginwaarde VrV 21.850.000 VrV 300.000 + ––––––––––––– VrV 22.150.000 (of: 10.000 × 430 + 24.000 × 450 + 15.000 × 470 = 22.150.000) 120 1 × = VrV 1.200.000 VrV 8.000.000 × 100 8 Balans Buon per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) Vaste activa 8.400 × 3 = Voorraad goederen 5 170 × 3,20 = Liquide middelen 6.006 × 3,50 = Aandelenkapitaal 25.200 16.544 21.021 –––––– 62.765 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 8.000 × 3 = 24.000 Algemene reserve 4.900 × 3 = 14.700 8%-Hypothecaire lening 4.200 × 3,50 = 14.700 Nog te betalen interest 140 × 3,50 = 490 Winst 2010 8.875 –––––– 62.765 104 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1.000) 44 050 × 3,20 = 140.960 10 000 × 430 × 3 + 24.000 × 450 × 3,20 + 15 000 × 470 × 3,20 = 70.020 Afschrijvingen 1.200 × 3 = 3.600 Interest 364 × 3,20 = 1.164,8 Overige kosten 18.000 × 3,20 = 57.600 ––––––– 132.384,8 –––––––– Winst vóór omrekeningsverschillen 8.575,2 Omrekeningsverschillen* + 299,8 –––––––– Winst 8.875 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen Specificatie omrekeningsverschillen Monetaire positie 1-1 Verkopen Inkopen Interest Overige kosten Monetaire positie 31-12 – 1.000 + 44.050 – 23.020 – 364 – 18.000 –––––––– 1.666 1.666 ×€3 × € 3,20 × € 3,20 × € 3,20 × € 3,20 = = = = = × € 3,50 = Omrekeningswinst € 3.000 € 140.960 € 73.664 € 1.164,8 € 57.600 ––––––––– € 5.531,2 € 5.831 ––––––––– € 299,8 – + – – – d Mutatieoverzicht deelneming Buon Stand 1 januari 2010 Resultaat vóór omrekeningsverschillen Omrekeningsverschillen € 38.700.000 € 8.575.200 € 299.800 –––––––––– Resultaat uit deelneming € 8.875.000 ––––––––––– € 47.575.000 Stand 31 december 2010 Vraagstuk 18.9 nv Euro a Investering Eigen vermogen Bruce per 1 januari 2010: • Aandelenkapitaal • Winstreserve Zichtbaar eigen vermogen Stille reserve gebouwen Lagere voorziening VR 1.100.000 VR 100.000 VR 600.000 ––––––––– VR 700.000 VR 250.000 VR 50.000 ––––––––– Nettovermogenswaarde VR 1.000.000 ––––––––––– VR 100.000 Betaalde goodwill Betaalde goodwill in euro’s: VR 100.000 × € 2,20 = € 220.000 b Deelneming Bruce Goodwill Aan Liquide middelen © 2011 Noordhoff Uitgevers bv (VR 1.000.000 × € 2,20) € 2.200.000 € 220.000 € 2.420.000 105 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Balans Bruce per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) c Gebouwen Voorraden Liquide middelen 3.168 1.440 1.296 ––––– 5.904 Aandelenkapitaal Winstreserve Herwaarderingsreserve Reserve omrekeningsverschillen (saldo) Voorzieningen Lening NV Euro Kortlopende schulden Winst 2010 220 1.980 288 224 360 1.440 840 552 ––––– 5.904 Toelichting: • • • • • • • • • • 24 110 × × € 2,40 = € 3.168.000 25 100 Voorraden: VR 600.000 × € 2,40 = € 1.440.000 Liquide middelen: VR 540.000 × € 2,40 = € 1.296.000 Aandelenkapitaal: VR 100.000 × € 2,20 = € 220.000 Winstreserve: (VR 600.000 + VR 300.000) × € 2,20 = € 1.980.000 24 Herwaarderingsreserve: VR 1.250.000 × × 10% × € 2,40 = € 288.000 25 Voorzieningen: VR 150.000 × € 2,40 = € 360.000 Lening NV Euro: VR 600.000 × € 2,40 = € 1.440.000 Kortlopende schulden: VR 350.000 × € 2,40 = € 840.000 Winst 2010: volgens resultatenrekening (zie hierna) Gebouwen: VR 1.250.000 × Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1.000) Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen Verkoopkosten Algemene beheerskosten* Rentelasten 12.000 × € 2,30 = 10.000 × € 2,30 = 700 × € 2,30 = 1.018 × € 2,30 = 42 × € 2,30 = 27.600 23.000 1.610 2.341,4 96,6 ––––––– 27.048 –––––––– 552 Winst * Volgens de resultatenrekening van Bruce VR 250.000 Hogere afschrijvingen = 25 Hogere dotatie voorzieningen VR 958.000 VR 10.000 VR 50.000 ––––––––––– VR 1.018.000 Specificatie omrekeningsverschillen Over het begin eigen vermogen: VR 1.000.000 × (€ 2,40 – € 2,20) = Over het resultaat: (VR 300.000 – VR 60.000) × (€ 2,40 – € 2,30) = d Stand per 1 januari 2010 Resultaat uit deelneming Omrekeningsverschillen Herwaardering gebouwen Stand per 31 december 2010 e Deelnemingen Aan Resultaat uit deelnemingen Aan Reserve omrekeningsverschillen Aan Herwaarderingsreserve © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 200.000 € 24.000 –––––––– € 224.000 € 2.200.000 € 552.000 + € 224.000 + € 288.000 + –––––––––– € 3.264.000 € 1.064.000 € € € 552.000 224.000 288.000 106 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal f Volgens de IASB moet de herwaarderingsreserve worden overgeboekt naar de overige reserves (zie paragraaf 8.3.1); de IASB verbiedt uitdrukkelijk om een vrijval van de herwaarderingsreserve ten gunste van het resultaat te laten vallen (IAS 16.41 en 38.87). De wet (en in navolging daarvan de RJ) staan deze verwerkingswijze wel toe, al dient het bedrag ervan wel in een afzonderlijke post te worden opgenomen (artikel 390.4 / RJ 240.222). De vrijval van de reserve omrekeningsverschillen moet volgens de IASB ten gunste van het resultaat worden gebracht (IAS 21.48). De RJ beveelt deze verwerkingswijze aan, maar laat het ook toe de omrekeningsverschillen over te boeken naar de overige reserves (RJ 122.311). De wet doet in deze geen uitspraak. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 107 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 19 Winstbelasting Vraagstuk 19.1 bv Flex a Het matchingprincipe. Volgens dit principe dienen de kosten te worden toegerekend aan de jaren waarin de oorzaak van die kosten is gelegen. Ten aanzien van de winstbelasting, betekent dit dat de belastinglast dient aan te sluiten op het geldend belastingpercentage toegepast op de bedrijfseconomische winst vóór aftrek van belasting. Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) b Materiële vaste activa Vlottende activa: Kortlopende vorderingen: • Fiscus* 40 • Overig 1.620 –––– Liquide middelen * 6.000 Eigen vermogen: Aandelenkapitaal Winstreserve 1.500 6.940 ––––– 8.440 – 600 Winst 2010 1.660 180 ––––– 7.840 ––––– 7.840 Vordering uit hoofde van verliescompensatie: 25% × € 800.000 = € 200.000 Te betalen vennootschapsbelasting 2009 € 160.000 – –––––––– € 40.000 Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1.000) Netto-omzet Kostprijs omzet Verkoopkosten Algemene beheerskosten 14.000 11.800 –––––– 2.200 500 1.100 ––––– 1.600 –––––– 600 150 –––––– 450 Winst uit gewone bedrijfsuitoefening vóór belasting Belasting 25% × 600 = Buitengewoon resultaat vóór belasting Belasting 25% × 1.400 = Winst c 1 – 1.400 350 ––––– – 1.050 –––––– – 600 Ten aanzien van de vordering uit hoofde van verliescompensatie zal nu alleen die wegens carry back in de balans worden opgenomen; dit betreft de compensatie met de winst over 2009. De vordering wegens carry forward is een voorwaardelijke vordering: zij wordt pas opeisbaar indien er in de toekomst voldoende fiscale winst wordt gehaald. De kortlopende vordering op de fiscus in de balans wordt nu: • Vordering uit hoofde van carry back 25% × € 640.000 = € 160.000 • Te betalen vennootschapsbelasting 2009 € 160.000 – –––––––– € 0 In de resultatenrekening wordt de belastingbate over het buitengewoon resultaat nu: 25% × € 1.240.000 (€ 600.000, winst uit gewone bedrijfsuitoefening 2010 + € 640.000, compensabele winsten 2009) = © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 108 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 2 3 € 310.000. De winst komt dan uit op: – € 640.000. Het verband tussen de belastinglast en de bedrijfseconomische winst vóór aftrek van belasting is verbroken; het matchingprincipe wordt losgelaten, het voorzichtigheidsprincipe gaat hier voor. De IASB en de RJ schrijven voor de bedragen van de verliezen die voor voorwaartse verliescompensatie in aanmerking komen in de toelichting te vermelden voor zover deze bedragen niet in de balans zijn opgenomen (IAS 12.81e / RJ 272.707), in casu 25% × € 160.000 = € 40.000. Vraagstuk 19.2 Karrent bv a Een snelle fiscale afschrijving leidt tot een verschuiving van fiscale winst (en daarmee van belastingbetalingen) naar de toekomst; hierdoor kan een rentevoordeel worden verkregen. Verder geeft het speelruimte in de financiering. b 1 Opbrengst verhuur auto’s Afschrijvingskosten Onderhoud, verzekering e.d. 5 × € 25.000 = 25% × 5 × € 40.000 = 5 × € 5.000 = Bedrijfseconomische winst voor belasting 2 Opbrengst verhuur auto’s Afschrijvingskosten Onderhoud, verzekering e.d. 5 × € 25.000 = 4 × 5 × € 40.000 = 10 5 × € 5.000 = Fiscale winst c 1 2 d 1 2 e € 125.000 € 50.000 – € 25.000 – –––––––– € 50.000 € 125.000 € 80.000 – € 25.000 – –––––––– € 20.000 5 × € 40.000 × 75% = € 150.000 (of: € 200.000 – € 50.000) 6 5 × € 40.000 × = € 120.000 (of: € 200.000 – € 80.000) 10 25% × (€ 50.000 – € 20.000) = € 7.500 25% × (€ 150.000 – € 120.000) = € 7.500 Belastinglast (25% × € 50.000) Aan Voorziening latente belasting Aan Te betalen belasting (25% × € 20.000) € 12.500 € € 7.500 5.000 Balans 31 december 2010 (bedragen × € 1) f Auto’s Kas* 150.000 100.000 Aandelenkapitaal Voorziening latente belasting Te betalen belasting Winst 2010 250.000 * 200.000 7.500 5.000 37.500 250.000 5 × (€ 25.000 – € 5.000) = € 100.000 g Jaar Bedrijfseconomische Fiscale winst winst –––– –––––––––––––––––– ––––––––––– 2010 € 50.000 € 20.000 2011 € 50.000 € 40.000 2012 € 50.000 € 60.000 2013 € 50.000 € 80.000 Voorziening latente belasting Mutatie Stand 31 december ––––––––– –––––––––––––––– + € 7.500 € 7.500 + € 2.500 € 10.000 – € 2.500 € 7.500 – € 7.500 € – Opmerking: Door de lagere fiscale afschrijving stijgt de winst fiscaal jaarlijks met € 20.000. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 109 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 19.4 bv Promotie Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) a Goodwill Kantoorinventaris Deelneming BV Print Liquide middelen 12.600 22.500 84.000 27.000 Aandelenkapitaal Te betalen vennootschapsbelasting* Winst 2010 146.100 100.000 6.350 39.750 146.100 Toelichting: • Goodwill: 90% × [€ 80.000 – (60% × € 110.000)] = € 12.600 • Kantoorinventaris: 75% × € 30.000 = € 22.500 • Deelneming bv Print: 60% × (€ 110.000 + € 30.000) = € 84.000 • Liquide middelen: Saldo 1 januari 2010 Aanschaf kantoorinventaris Omzet Diverse kosten Aankoop deelneming bv Print Saldo 31 december 2010 € 100.000 € 30.000 € 400.000 € 363.000 € 80.000 –––––––– € 27.000 – + – – Resultatenrekening over 2010 Omzet Afschrijvingskosten: • Kantoorinventaris: 25% × € 30.000 = • Goodwill: 10% × [€ 80.000 – (60% × € 110.000)] = Huur Loonkosten Kosten bijwonen congres Opbrengst deelneming bv Print 60% × € 30.000 = Winst vóór aftrek van belasting Belastinglast** Winst * € 400.000 € 7.500 € 1.400 –––––– € 8.900 € 35.000 € 310.000 € 18.000 € 18.000 –––––––– € 46.100 € 6.350 –––––––– € 39.750 – – – – + – Fiscale resultatenrekening over 2010 Omzet Afschrijvingskosten: • Kantoorinventaris • Goodwill (deelnemingsvrijstelling) Huur Loonkosten Kosten bijwonen congres € 18.000 – € 4.300 = Opbrengst deelneming bv Print (deelnemingsvrijstelling) Investeringsaftrek 28% × € 30.000 = Fiscale winst € 400.000 € 7.500 € – € 35.000 € 310.000 € 13.700 € – –––––––– € 33.800 € 8.400 –––––––– € 25.400 – – – – – Te betalen belasting: 25% × € 25.400 = € 6.350 ** Omdat alle verschillen tussen bedrijfseconomisch en fiscaal resultaat zijn aan te merken als definitieve verschillen, is de belastinglast gelijk aan de over 2010 verschuldigde belasting. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 110 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal € 6.350 × 100% = 13,8%; het toepasselijke of nominale € 46.100 belastingtarief is 25%: er is sprake van onderdruk als gevolg van (meerdere) definitieve winstverschillen. b De effectieve belastingdruk is c De IASB eist een cijfermatige aansluiting tussen het toepasselijk belastingtarief en de effectieve belastingdruk (IAS 12.81c). De RJ beveelt deze informatieverstrekking aan, waarbij deze informatie beperkt mag blijven tot de geconsolideerde jaarrekening (RJ 272.704). Vraagstuk 19.5 bv Holiday Out a Omzet Loonkosten Afschrijving pand Boekwinst verkoop busje Afschrijving busje Afschrijving inventaris 5% × € 1.500.000 = € 17.000 – € 5.000 = € 80.000 × 1/8 = 20% × € 500.000 = Bedrijfseconomische winst vóór aftrek van belasting b Bedrijfseconomische winst vóór aftrek van belasting Verschillen in resultaat: • Boekwinst verkoop busje (tijdelijk winstverschil): Bedrijfseconomisch Fiscaal € 3.000.000 € 2.500.000 € 75.000 € 12.000 € 10.000 € 100.000 –––––––––– € 327.000 – – + – – € 327.000 € 12.000 € 0 –––––––– € 12.000 – • Afschrijving busje (tijdelijk winstverschil): Bedrijfseconomisch Fiscaal € 68.000 × 1/8 = € 10.000 € 8.500 –––––––– € • Afschrijving inventaris (tijdelijk winstverschil): Bedrijfseconomisch Fiscaal 50% × 50% × € 500.000 = 1.500 + € 100.000 € 125.000 –––––––– € 25.000 – • Investeringsaftrek (definitief winstverschil): Bedrijfseconomisch komt deze niet voor Fiscaal € 12.852 – –––––––– € 278.648 Fiscale winst c 1 2 Bedrijfseconomische winst vóór aftrek van belasting Investeringsaftrek (definitief winstverschil) Belastinglast: 25% × € 314.148 = € 78.537 Fiscale winst Tijdelijke verschillen: • Boekwinst verkoop busje • Afschrijving busje • Afschrijving inventaris € 327.000 € 12.852 – –––––––– € 314.148 € 278.648 € 12.000 + € 1.500 – € 25.000 + –––––––– € 314.148 Belastinglast: 25% × € 314.148 = € 78.537 d 1 Busje: Waardering bedrijfseconomisch (zie e) Waardering fiscaal: € 68.000 × 7/8 = Inventaris: Waardering bedrijfseconomisch (zie e) Waardering fiscaal: © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 70.000 € 59.500 –––––––– 25% × € 10.500 = € 2.625 ––––––– € 46.375 € 350.000 111 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 50% × 50% × € 500.000 + € 50.000 = 2 € 175.000 –––––––– 25% × € 175.000 = Stand per 1 januari 2010 In 2010 uitgestelde belasting als gevolg van tijdelijke verschillen tussen bedrijfseconomische en fiscale winst: • Boekwinst verkoop busje € 12.000 • Afschrijving busje € 1.500 • Afschrijving inventaris € 25.000 ––––––– 25% × € 35.500 € 43.750 € 37.500 + – + = Stand per 31 december 2010 € 8.875 ––––––– € 46.375 Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) e Pand: Aanschafprijs Afschrijving 1.500 375 ––––– 1.125 Busje: Aanschafprijs Afschrijving 80 10 –––– Aandelenkapitaal 500 Winstreserve 1.167,5 Voorziening latente belastingverplichtingen 46,375 Te betalen vennootschapsbelasting 69,662 Winst 2010 248,463 70 Inventaris: Aanschafprijs Afschrijving Liquide middelen 550 200 –––– 350 487 ––––– 2.032 Toelichting: • Afschrijving pand: € 300.000 + € 75.000 = € 375.000 • Afschrijving inventaris: € 100.000 + € 100.000 = € 200.000 • Liquide middelen: Saldo 1 januari 2010 Omzet Inruil busje Loonkosten Aankoop inventaris • Saldo 31 december 2010 Te betalen vennootschapsbelasting: 25% × € 278.648 = € 69.662 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv ––––––– 2.032 € 100.000 € 3.000.000 € 63.000 € 2.500.000 € 50.000 ––––––––– € 487.000 + – – – 112 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 19.6 Maxtax bv a Bij stijging van de vervangingswaarde wordt in de bedrijfseconomische balans de boekwaarde van de voorraad aangepast aan het actuele prijspeil; de waardestijging wordt verwerkt in een herwaarderingsreserve. Het bedrag dat op de herwaarderingsreserve geboekt wordt, geeft het bedrag aan dat bij verkoop als kostprijs verkopen boven de historische kosten ten laste van het resultaat zal worden gebracht. Fiscaal worden deze kosten niet geaccepteerd. In de (ongerealiseerde) herwaarderingsreserve (= eigen vermogen) zit dan ook een belastingclaim die op grond van een juiste vermogenspresentatie via een voorziening voor latente belastingen (= vreemd vermogen) wordt weergegeven. Balans per 31 december 2009 (bedragen × € 1) b Voorraad Liquide middelen 50.000 55.000 Aandelenkapitaal Herwaarderingsreserve: • Gerealiseerd Voorziening latente belastingen Te betalen belasting Winst 2009 105.000 75.000 7.500 – 7.500 15.000 105.000 Toelichting: • Voorraad: 400 × € 125 = € 50.000 • Liquide middelen: Saldo 1 januari 2009 Verkopen 500 × € 160 = Inkopen 500 × € 100 + 400 × € 125 = • • • € 75.000 € 80.000 + € 100.000 – –––––––– Saldo 31 december 2009 € 55.000 Herwaarderingsreserve (gerealiseerd): 300 × (€ 125 – € 100) = € 7.500 Voorziening latente belasting: Op balansdatum zijn alle waardestijgingen gerealiseerd, zodat er geen belastingclaim schuilgaat. Te betalen belasting: Opbrengst verkopen 200 × € 160 + 300 × € 160 = € 80.000 Kostprijs verkopen 200 × € 100 + 300 × € 100 = € 50.000 –––––––– Fiscale winst € 30.000 Te betalen belasting 25% × € 30.000 = € 7.500 Resultatenrekening over 2009 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 200 × € 160 + 300 × € 160 = 200 × € 100 + 300 × € 125 = € 80.000 € 57.500 ––––––– € 22.500 € 7.500 ––––––– € 15.000 Winst vóór aftrek belasting Belastinglast Winst Verwerking winstbelasting 2009 Belastinglast Aan Te betalen belasting Ongerealiseerde herwaarderingsreserve (300 × (€ 125 – € 100) × 75%) Voorziening latente belastingen (300 × (€ 125 – € 100) × 25%) Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 7.500 € 5.625 € 1.875 € 7.500 € 7.500 113 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1) Voorraad Liquide middelen 34.000 97.250 Aandelenkapitaal Winstreserve Herwaarderingsreserve: • Gerealiseerd • Ongerealiseerd Voorziening latente belastingen Te betalen belasting Winst 2010 75.000 15.000 27.750 6.750 2.250 6.187,50 1.687,50 – 131.250 131.250 Toelichting: • Voorraad: 200 × € 170 = € 34.000 • Liquide middelen: Saldo 1 januari 2010 Verkopen 450 × € 180 = Inkopen 250 × € 125 = Winstbelasting over 2009 • • • € 55.000 € 81.000 + € 31.250 – € 7.500 – ––––––– € 97.250 Saldo 31 december 2010 Herwaarderingsreserve (gerealiseerd): Stand 1 januari 2010 Toevoeging in 2010 450 × (€ 170 – € 125) = € 7.500 € 20.250 ––––––– € 27.750 Herwaarderingsreserve (ongerealiseerd): 200 × (€ 170 – € 125) × 75% = € 6.750 Voorziening latente belasting: 200 × (€ 170 – € 125) × 25% = € 2.250 Te betalen belasting: Opbrengst verkopen 450 × € 180 Kostprijs verkopen 450 × € 125 € 81.000 € 56.250 –––––––– € 24.750 Fiscale winst Te betalen belasting 25% × € 24.750 = € 6.187,50 Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen 450 × € 180 = 450 × € 170 = Winst vóór aftrek belasting Belastinglast Winst Verwerking winstbelasting 2010 Belastinglast Aan Te betalen belasting Ongerealiseerde herwaarderingsreserve (450 × (€ 170 – € 125) × 75%) Voorziening latente belastingen (450 × (€ 170 – € 125) × 25%) Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve c € 81.000 € 76.500 ––––––––– € 4.500 € 6.187,50 ––––––––– – € 1.687,50 € 6.187,50 € 6.187,50 € 15.187,50 € 5.062,50 € 20.250 Omdat de overdruk uit hoofde van herwaardering ten laste van het resultaat wordt gebracht, komt op moment van realisatie de vrijval van de voorziening latente belastingen weer ten gunste van de (gerealiseerde) herwaarderingsreserve, zodat deze op moment van vervanging 100% van de benodigde waardestijging bedraagt. Hiermee wordt voldoende vermogen aan de onderneming gebonden om vervanging te verwezenlijken: de verwerking van de winstbelasting sluit aan bij de substantialistische instandhoudingsdoelstelling. d 1 Balans • Gerealiseerde herwaarderingsreserve: 300 × (€ 125 – € 100) × 75% = • Winst 2009 (saldo) © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 5.625 € 16.875 114 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultatenrekening • Belastinglast • Winst 2 3 25% × € 22.500 = € 5.625 € 16.875 Belastinglast Voorziening latente belastingen Aan Te betalen belasting € € Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Aan Gerealiseerde herwaarderingsreserve (300 × (€ 125 – € 100) × 75%) € 5.625 1.875 € 7.500 € 5.625 5.625 Voordeel: het verband tussen de winstbelasting en de winst vóór aftrek van belasting blijft behouden. Nadeel: de methode voldoet niet aan de substantialistische instandhoudingsdoelstelling: op moment van vervanging van de voorraad is de herwaarderingsreserve onvoldoende groot (namelijk 75% in plaats van 100%) om vervanging te waarborgen. e De in de balansen opgenomen gerealiseerde herwaarderingsreserve moet worden overgeboekt, bijvoorbeeld naar de overige reserves. Vraagstuk 19.9 Agri nv a Zichtbaar eigen vermogen Stille reserve gebouwen Aanpassing voorzieningen naar schatting van Culture Ontstaan belastinglatentie 25% × € 2.500.000 = € 6.000.000 € 2.000.000 € 500.000 –––––––––– € 2.500.000 € 625.000 –––––––––– € 1.875.000 –––––––––– € 7.875.000 Nettovermogenswaarde per 1 januari 2010 Investering Nettovermogenswaarde 1 000 × € 9.750 = € 9.750.000 € 7.875.000 –––––––––– € 1.875.000 Goodwill b Deelneming Culture Goodwill Aan Aandelenkapitaal Aan Agio c € 7.875.000 € 1.875.000 (1 000 × € 1.000) (1 000 × € 8.750) € 1.000.000 € 8.750.000 In de enkelvoudige balans is de voorziening voor latente belastingverplichtingen (impliciet) verwerkt in de nettovermogenswaarde. In de geconsolideerde balans is de post Deelneming Culture vervangen door de achterliggende activa en passiva van Culture, zodat de voorziening voor latente belastingverplichtingen dan wel als afzonderlijke post voorkomt. d Resultaat Culture volgens officiële jaarrekening 1 = Hogere afschrijving gebouwen € 2.000.000 × 20 Hogere toevoeging aan de voorzieningen Lagere winst vóór aftrek van belasting Lagere belastinglast 25% × € 600.000 = Resultaat uit deelneming e Stand 1 januari 2010 Afwikkeling over 2010 Stand 31 december 2010 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 1.200.000 € 100.000 € 500.000 –––––––– € 600.000 € 150.000 –––––––– € 450.000 –––––––––– € 750.000 € 625.000 € 150.000 – –––––––– € 475.000 115 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Of: Boekwaarde gebouwen op herrekende balans van Culture: 19 € 7.000.000 × = 20 Boekwaarde gebouwen op officiële balans van Culture: 19 = € 5.000.000 × 20 Opbrengst Boekwaarde deelneming Culture: Stand 1 januari 2010 Resultaat uit deelneming over 2010 Boekwaarde goodwill € 1.875.000 × € 4.750.000 –––––––––– € 1.900.000 Boekwaardeverschil Latentie: 25% × € 1.900.000 = € 475.000 f € 6.650.000 € 12.500.000 € 7.875.000 € 750.000 –––––––––– € 8.625.000 9 = 10 € 1.687.500 –––––––––– € 10.312.500 ––––––––––– € 2.187.500 Boekwinst Vraagstuk 19.10 a bv Tax De onjuistheden zijn: 1 de fiscaal lagere garantievoorziening leidt niet tot een passieve, maar tot een actieve latentie. 2 de fiscaal niet aftrekbare kosten zijn definitieve winstverschillen, en leiden daarom niet tot een latentie. De juiste hoogte van de voorziening voor latente belastingverplichtingen per 31 december 2010 bedraagt € 700.000, de samenstelling hiervan is als volgt: 1 € 105.000 (fiscaal gevormde herinvesteringsreserve) 2 – € 70.000 (fiscaal lagere garantievoorziening dan bedrijfseconomisch) 3 € 455.000 (waardering materiële activa in de bedrijfseconomische balans tegen vervangingswaarde) 4 € – 5 € 210.000 (fiscaal kortere afschrijvingstermijn dan bedrijfseconomisch voor het machinepark) b De voorziening voor latente belastingverplichtingen dient per 31 december 2010 aangepast te worden aan het nieuwe tarief van 22% (IAS 12.47 / RJ 272.401), hetgeen een verlaging tot 3 × € 700.000 = € 84.000. gevolg heeft van 25 Deze verlaging komt ten gunste van: • het resultaat voor zover het tijdelijke verschillen betreft tussen fiscaal en 3 bedrijfseconomisch resultaat, in casu: × (€ 105.000 – € 70.000 + € 210.000) = € 25 29.400; destijds is dit bedrag immers ook ten laste van het resultaat gevormd. • de (ongerealiseerde) herwaarderingsreserve voor dat deel dat het gevolg is van waardering tegen actuele waarde omdat dat deel van de voorziening ook is gevormd ten 3 × € 455.000 = € 54.600. laste van de herwaarderingsreserve, in casu: 25 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 116 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Vraagstuk 19.11 a Vion Food Group 15.146 / 77.159 x 100% = 19,6% b 25,5% + 10,1% = 35,6% c Een deel van het resultaat wordt behaald in Duitsland, België, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en Azië waar afwijkende tarieven voor winstbelasting gelden (zie toelichting op de geconsolideerde winst- en verliesrekening). Dit leidt voor 2009 in de situatie van Vion tot een gewogen gemiddeld belastingtarief dat verschilt van het tarief vennootschapsbelasting in Nederland ad 25,5% (zie vraag b). Onder omstandigheden zou het bij Vion kunnen voorkomen dat het gewogen gemiddelde belastingtarief overeenkomt met het in Nederland toepasselijke tarief. Dit kan betekenen dat resultaten van buitenlandse groepsmaatschappijen gezamenlijk en de belasting daarover niet of nauwelijks meewegen in de totale resultaten van de Nederlandse groepsmaatschappijen en de belasting daarover. Een andere mogelijkheid is dat er een zodanig evenwicht bestaat tussen resultaten van buitenlandse groepsmaatschappijen met een relatief hoog belastingtarief en resultaten van buitenlandse groepsmaatschappijen met een relatief laag belastingtarief dat deze invloeden elkaar (nagenoeg) geheel compenseren. Onder deze veronderstelling zou het effect op het gemiddelde toepasselijke belastingtarief per saldo nihil zijn. d Uiteenzetting van oorzaken voor de afwijking tussen effectieve belastingdruk en gemiddeld toepasselijk belastingtarief: • Het in 2009 benutten van compensabele verliezen uit voorgaande jaren, mits daarvoor destijds geen actieve latenties zijn opgenomen, leidt tot een onderdruk van 16,7% in 2009, het jaar van daadwerkelijke verrekening. • Eind 2009 worden bestaande actieve latenties uit hoofde van verliescompensatie ten opzichte van eind 2008 lager of in het geheel niet meer gewaardeerd. De lagere waardering hangt samen met een gewijzigde inschatting van de mogelijkheden tot verrekening (pessimistischer inschatting). Deze waardevermindering komt via de post Belastingen ten laste van het resultaat en leidt in 2009 tot een belastingoverdruk van 5,2%. • Investeringsaftrek is een belastingfaciliteit die in het jaar van toepassing leidt tot een definitief verschil tussen bedrijfseconomisch en fiscaal resultaat. Het daaruit voortvloeiende belastingvoordeel komt via de post Belastingen ten gunste van het resultaat en leidt in 2009 tot een belastingonderdruk van 2%. e Oorzaak overdruk Het bedrijfsresultaat bevat afschrijving goodwill ad € 10.394.000 die fiscaal niet aftrekbaar is omdat de desbetreffende goodwill is betaald als onderdeel van de verwerving van belangen in groepsmaatschappijen (fiscaal worden deze in principe gewaardeerd tegen kostprijs). Fiscaal wordt deze afschrijving niet geaccepteerd hetgeen leidt tot een overig tijdelijk verschil, ook wel genoemd permanent of definitief winstverschil. Het gaat hier om een fiscaal niet aftrekbare last die een overdruk veroorzaakt. Oorzaak onderdruk In het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening is € 480.000 inzake resultaat deelnemingen en € 12.200.000 inzake boekwinst verkoop deelnemingen opgenomen. Doorgaans valt deze categorie resultaten onder de regeling van deelnemingsvrijstelling hetgeen leidt tot een overig tijdelijk verschil, ook wel genoemd permanent of definitief winstverschil. Het gaat hier om niet belaste baten die onderdruk veroorzaken. f Mogelijke andere oorzaken van overdruk in verband met verliescompensatie • het in het verslagjaar niet opnemen van een actieve latentie voor fiscaal compensabele verliezen over datzelfde jaar; • verdamping van fiscaal verrekenbare verliezen na een aantal jaren na het ontstaan daarvan, mits hiervoor destijds een actieve latentie is opgenomen Mogelijke andere oorzaken van onderdruk in verband met verliescompensatie • het in een later jaar alsnog activeren van nog te verrekenen verliezen uit voorgaande jaren, mits daarvoor in het verleden geen actieve latenties zijn opgenomen; • het terugnemen van een afwaardering in een eerder jaar van een actieve latentie voor verrekenbare verliezen wegens een gewijzigde inschatting van de mogelijkheden tot verrekening (optimistischer inschatting); © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 117 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal • toevoeging van rente aan een actieve latentie die wordt gewaardeerd tegen contante waarde. Deze rente wordt in de post Belastingen ten gunste van het resultaat gebracht. N.B. Bij Vion kan deze situatie zich niet voordoen. De passieve latentie wordt gewaardeerd tegen nominale waarde, dus dan moet de actieve latentie eveneens tegen nominale waarde worden gewaardeerd (gelijktijdige stelselmatigheid, RJ 272.404). g Het ontstaan van fiscaal compensabele verliezen leidt niet tot een afwijkende belastingdruk (in casu overdruk) indien in het verliesjaar dit verlies wordt teruggewenteld op fiscale winsten van de laatste jaren (carry back, er ontstaat dan een zekere vordering op de fiscus) en/of het (resterende) verlies wordt doorgeschoven naar toekomstige jaren teneinde dit te verrekenen met winsten in die jaren (carry forward) of met af te wikkelen passieve latenties uit hoofde van tijdelijke verschillen (er ontstaat dan een actieve belastinglatentie). Het gebruikmaken van fiscaal compensabele verliezen leidt niet tot een afwijkende belastingdruk (in casu onderdruk) indien in het jaar van ontstaan van het fiscale verlies een acute en/of een latente vordering op de fiscus op de balans is/zijn opgenomen. h Activeren onder de rubriek Financiële vaste activa is voorgeschreven indien de verwachte afwikkeltermijn grotendeels langer is dan een jaar. i Het overige deel van de latente belastingvorderingen ad € 22.192.000 heeft betrekking op uitgestelde belastingvorderingen uit hoofde van verrekenbare tijdelijke verschillen tussen de bedrijfseconomische en fiscale waardering van activa en passiva. j Twee andere mogelijkheden in het algemeen voor de presentatie van de belastingvordering ad € 66.000.000 uit hoofde van voorwaarts compensabele verliezen in de balans per 31 december 2009: • Salderen van de actieve latentie met passieve latenties onder de voorziening voor latente belastingverplichtingen is verplicht indien en voor zover zij met elkaar kunnen worden verrekend. Dit is het geval indien en voor zover de onderneming - zou beschikken over een deugdelijk juridisch instrument om de vordering en de schuld gesaldeerd en simultaan af te wikkelen; - het stellige voornemen daartoe heeft. Dit is doorgaans het geval indien per saldo kan worden afgerekend met dezelfde belastingautoriteit zoals bij het bestaan van een fiscale eenheid. • k Het afzonderlijk opnemen van een latente belastingvordering ad € 66.000.000 onder de vlottende activa is verplicht indien de hiervoor genoemde mogelijkheid tot verrekening ontbreekt én de verwachte afwikkeltermijn van de vordering ten hoogste één jaar is. Totale latente belastingvordering uit hoofde van compensabele verliezen per 31 december 2009: € 594.000.000 à 16% = € 95.000.000 Eind 2009 hiervan tot waardering gebracht € 66.000.000 Eind 2009 niet tot waardering gebracht l € 29.000.000 Het belastingtarief van 25,5% is van toepassing op ondernemingen die onder de Nederlandse belastingwet vallen. Waarschijnlijk bestaan – ook – compensabele verliezen bij buitenlandse groepsmaatschappijen die onder jurisdicties vallen waar lagere belastingtarieven van toepassing zijn. m Het opnemen van een actieve latentie uit hoofde van compensabele verliezen is verplicht voor zover het waarschijnlijk is dat voldoende toekomstige fiscale winst beschikbaar zal zijn waarmee verliezen kunnen worden gecompenseerd en verrekeningsmogelijkheden kunnen worden benut (IAS 12.34 / RJ 272.311). n Het fiscaal verliesgevend zijn behoeft niet per definitie te betekenen dat de onderneming ook bedrijfseconomisch verliesgevend is, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van fiscaal onbelaste resultaten van deelnemingen. Daarnaast kunnen de compensabele verliezen zijn geleden in Duitsland, België, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en/of Azië die fiscaal niet kunnen worden verrekend met winsten in Nederland. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 118 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal o Waardering op basis van actuele waarde Waardering op basis van historische kosten € 2.052.000.000 € 819.160.000 Ongerealiseerde waardestijgingen € 1.232.840.000 Onder te verdelen in: - ongerealiseerde herwaarderingsreserve 75% - voorziening voor latente belastingen 25% € 924.630.000 € 308.210.000 p Ongerealiseerde herwaarderingsreserve Waardestijgingen (+) en -dalingen (-) Overboeking van gerealiseerde herwaardering als gevolg van desinvesteringen en afschrijvingen naar de overige reserves (-) Verlaging van het geldende belastingtarief (+) Voorziening voor latente belastingen Waardestijgingen (+) en -dalingen (-) Onttrekking van de overdruk als gevolg van gerealiseerde waardestijgingen (-) Verlaging van het geldende belastingtarief (-) q De toevoeging aan de gerealiseerde herwaarderingsreserve bedraagt de in het vraagstuk genoemde nadelige invloed op het resultaat na belastingen ad circa € 15.000.000. Bij toepassing van overdruk ten laste van het vermogen komt de toevoeging aan de herwaarderingsreserve gerealiseerd overeen met het lagere resultaat na belasting. r Nadelige invloed op het resultaat over 2009 na belastingen bij verwerking van de overdruk ten laste van het resultaat: circa € 15.000.000 × 100/75 = circa € 20.000.000. Volgens deze methode is een bedrag van circa € 5.000.000 (25% van € 20.000.000) nodig om de gerealiseerde herwaarderingsreserve op bruto-niveau te krijgen. Dit effect wordt bereikt door € 5.000.000 te onttrekken aan het resultaat via het verhogen van de belastinglast. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 119 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Hoofdstukoverstijgende vraagstukken V1 bv Rokershoestje Balans Rokershoestje per 31 december 2010 (bedragen × € 1) a Immateriële vaste activa: Ontwikkelingskosten Materiële vaste activa: Bestelauto Droogkast Vlottende activa: Voorraad Debiteuren Liquide middelen 135.000 25.000 20.000 1.720.000 400.000 258.405 Eigen vermogen: Aandelenkapitaal Wettelijke reserve Winstreserve Vreemd vermogen: Leaseverplichtingen Schuld Bolknak Vooruitontvangen bedragen Winst 2010 2.558.405 200.000 135.000 1.075.000 20.905 60.000 540.000 527.500 2.558.405 Toelichting: • Ontwikkelingskosten: € 150.000 × • Bestelauto: € 50.000 × • • • • • • 4,5 = € 135.000 5 3 = € 25.000 6 4 Droogkast: € 25.000 × = € 20.000 5 Voorraad: Stand 1/1 Inkopen Verkopen (80% × € 4.100.000) Stand 31/12 Liquide middelen: Saldo 1 januari 2010 Verkoop deelneming Verkoop partij 1 en 4 Leasetermijn droogkast Reclamecampagne Inkopen Loonkosten € 500.000 € 4.500.000 + € 3.280.000 – ––––––––– € 1.720.000 € 600.000 € 375.000 € 4.240.000 € 6.595 € 150.000 € 4.500.000 € 300.000 ––––––––– Saldo 31 december 2010 € 258.405 Wettelijke reserve: opgenomen in verband met geactiveerde ontwikkelingskosten Winstreserve: € 1.210.000 – € 135.000 = € 1.075.000 Leaseverplichtingen: € 25.000 – (€ 6.595 – 10% van € 25.000) = € 20.905 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv + + – – – – 120 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Resultatenrekening over 2010 Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen € 3.700.000 + € 400.000 = € 4.100.000 € 4.100.000 × 80% = € 3.280.000 –––––––––– € 820.000 Transactieresultaat Afschrijving: • Ontwikkelingskosten • Bestelauto • Droogkast: 0,5 = 5 3 € 50.000 × = 6 1 € 25.000 × = 5 € 150.000 × Loonkosten Overige bedrijfskosten (proces) € 60.000 – € 40.000 = Bedrijfsresultaat Interestlasten Boekwinst verkoop Deelneming Smoke € 25.000 × 10% = € 375.000 – € 300.000 = Winst € 15.000 – € 5.000 – € 5.000 – € 300.000 € 20.000 –––––––––– € 455.000 € 2.500 € 75.000 –––––––––– € 527.500 – – – + b De IASB (IAS 38.69) en de RJ (RJ 210.235) laten niet toe dat reclamekosten worden geactiveerd. De Nederlandse wet laat zich in deze niet over activering uit. V2 Mirror bv a De directe kosten moeten worden geactiveerd. De indirecte kosten mogen worden geactiveerd (voor zover het gaat om een redelijk deel). De rente mag worden geactiveerd voor zover het betaalde rente over vreemd vermogen betreft, het activeren van gecalculeerde rente over eigen vermogen is niet toegestaan (artikel 388.2). b Volgens de RJ dient de stijging van de beurskoers in de resultatenrekening te worden verantwoord (RJ 226.203). De wet geeft twee alternatieven: opname in de resultatenrekening of verwerking in een herwaarderingsreserve (artikel 384.7 en 390.1). c Door de overboeking van gerealiseerde herwaardering naar de overige reserves, is de herwaarderingsreserve geheel ongerealiseerd en is derhalve volledig aan te merken als een wettelijke reserve. d Voorziening latente belastingen totaal € 145.000 25 × € 225.000 = 75 Uit hoofde van herwaardering € 75.000 –––––––– € 70.000 Uit hoofde van tijdelijke winstverschillen e De wet stelt dat de grondslagen van waardering en winstbepaling slechts wegens gegronde redenen mogen worden veranderd (artikel 384.6). Het verkrijgen van een betere vergelijking van de jaarrekening met die van andere ondernemingen in de bedrijfstak wordt algemeen als gegronde reden gezien: de voorgenomen stelselwijziging is wettelijk toelaatbaar. f Herwaarderingsreserve Voorziening latente belastingen Aan Materiële vaste activa € 225.000 € 75.000 ( 100 × € 225.000) 75 € 300.000 g Van langlopende schulden moeten worden vermeld de rentevoet en het bedrag met een resterende looptijd van langer dan vijf jaar (artikel 375.2). h Ja, in artikel 362.9 is aangegeven dat indien een onderneming uitgaat van de voorschriften van de IASB onder meer artikel 390 evenzo moet worden toegepast. Overigens schrijft de IASB zelf deze overboeking niet voor, al is de overboeking wel toegestaan (IAS 16.41 en 38.87). © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 121 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal V6 Kazo nv a Investering 1.000 × € 9.600 = Zichtbaar eigen vermogen Hogere waarde gebouwen Hogere (bestaande) voorzieningen Treffen reorganisatievoorziening € 9.600.000 € 6.500.000 € 2.000.000 + € 500.000 – € 700.000 – –––––––––– Nettovermogenswaarde € 7.300.000 –––––––––– € 2.300.000 Goodwill b Goodwill Deelneming MDS Aan Aandelenkapitaal Aan Agio c € 2.300.000 € 7.300.000 1.000 × € 1.000 = 1.000 × (€ 9.600 – € 1.000) = € 1.000.000 € 8.600.000 Geconsolideerde balans Kazo-MDS Groep per 1 oktober 2010 (bedragen × € 1.000) Goodwill Gebouwen Machines Voorraden Debiteuren Liquide middelen 2.300 15.500 12.300 5.700 7.000 4.500 –––––– 47.300 Aandelenkapitaal Agio Overige reserves Winst 2010 (tot 1 oktober) Voorzieningen Schulden 4.000 13.600 6.000 1.000 9.700 13.000 –––––– 47.300 Toelichting: • Gebouwen: € 8.500.000 + € 7.000.000 • Aandelenkapitaal: € 3.000.000 + € 1.000.000 • Agio: € 5.000.000 + € 8.600.000 • Voorzieningen: € 6.000.000 + € 2.500.000 + € 500.000 + € 700.000 d Resultaat MDS over 2010 Resultaat MDS tot 1 oktober 2010 Resultaat MDS vanaf 1 oktober 2010 Correcties: • Door MDS ten laste van de winst gebrachte reorganisatievoorzieningen • Verschil in afschrijving gebouwen: 1 3 × = (€ 7.000.000 – € 5.000.000) × 20 12 • Verschil in berekening voorzieningen: Berekening Kazo –––––––––– Stand 1-10-2010 € 3.000.000 Stand 31-12-2010 € 3.100.000 –––––––––– Toename € 100.000 € 225.000 – € 500.000 + –––––––– € 725.000 – € 950.000 + € 25.000 – Berekening MDS –––––––––– € 2.500.000 € 2.700.000 –––––––––– € 200.000 € 100.000 + –––––––– € 300.000 + Resultaat uit deelneming MDS e Opbrengst Boekwaarde deelneming MDS (nettovermogenswaarde): • vastgesteld op 1 oktober 2010 € 7.300.000 • correctie nettovermogenswaarde met terugwerkende kracht per 1 oktober 2010 in verband met extra reorganisatievoorziening € 250.000 • resultaat deelneming over 2010 € 300.000 –––––––––– € 13.000.000 – + € 7.350.000 – 237 = Boekwaarde goodwill: € 2.550.000 × 240 Boekresultaat © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 2.518.125 – –––––––––– € 3.131.875 122 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal V7 Hol nv a Investering 10 000 × € 5.200 = Eigen vermogen Buit 31 december 2009: • Aandelenkapitaal • Overige reserves Zichtbaar eigen vermogen Meerwaarde gebouwen 30% van BV 7.000.000 = Meerwaarde voorraad goederen 8 000 × (BV 540 – BV 500) = Voorziening reorganisatie € 52.000.000 BV 6.000.000 BV 4.000.000 –––––––––––– BV 10.000.000 BV 2.100.000 + BV 320.000 + BV 800.000 – –––––––––––– BV 11.620.000 Nettovermogenswaarde: 80% × 11.620.000 BV × € 2,50 = € 23.240.000 –––––––––– € 28.760.000 Goodwill b Deelneming Buit Goodwill Aan Aandelenkapitaal Aan Agio € 23.240.000 € 28.760.000 (10 000 × € 500) (10 000 × € 4.700) € 5.000.000 € 47.000.000 Balans per 31 december 2010 (bedragen × BV 1.000) c Gebouwen Voorraad goederen Liquide middelen 7.800 5.220 5.160 –––––– 18.180 Aandelenkapitaal Overige reserves Reorganisatievoorziening 7%-Banklening Crediteuren Winst 2010 6.000 5.620 400 2.500 2.000 1.660 –––––– 18.180 Toelichting: • • • • • • 130 6 × = BV 7.800.000 100 7 Voorraad goederen: 9 000 × BV 580 = BV 5.220.000 Overige reserves: Officiële balans Buit 31 december 2009 Aanpassingen bij overname per 31-12-2009 in verband met bepaling fair value: – Meerwaarde gebouwen – Meerwaarde voorraad goederen – Voorziening reorganisatie Gebouwen: BV 7.000.000 × BV 4.000.000 BV 2.100.000 + BV 320.000 + BV 800.000 – ––––––––––– BV 5.620.000 Reorganisatievoorziening: BV 800.000 – BV 400.000 = BV 400.000 7%-Banklening: BV 3.000.000 – BV 500.000 = BV 2.500.000 Crediteuren: BV 1.000.000 + BV 15.680.000 + BV 12.760.000 – BV 27.440.000 = BV 2.000.000 Resultatenrekening over 2010 (bedragen × BV 1.000) Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen Afschrijvingen Interest Overige bedrijfskosten Winst © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 45.710 27.540 1.300 210 15.000 –––––– 44.050 –––––– 1.660 123 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Toelichting: • Opbrengst verkopen: BV 23.400.000 + BV 22.310.000 = BV 45.710.000 • Kostprijs verkopen: 8 000 × BV 540 + 28.000 × BV 560 + 13.000 × BV 580 = BV 27.540.000 130 1 × = BV 1.300.000 • Afschrijvingen: BV 7.000.000 × 100 7 Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) d Gebouwen Aandelenkapitaal 7.800 × 2,50 = Voorraad goederen 5.220 × 2,80 = Liquide middelen 5.160 × 2,90 = 6.000 × 2,50 = 15.000 19.500 Overige reserves 14.616 14.964 –––––– 49.080 5.620 × 2,50 = 14.050 Reorganisatievoorziening 400 × 2,90 = 1.160 7%-Banklening 2.500 × 2,90 = 7.250 Crediteuren 2.000 × 2,90 = 5.800 Winst 2010 5.820 –––––– 49.080 Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1.000) Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen Afschrijvingen Interest Overige bedrijfskosten 23 400 × 2,60 + 22 310 × 2,80 = 8 000 × 540 × 2,50 + 28 000 × 560 × 2,60 + 13 000 × 580 × 2,80 = 72.680 1.300 × 2,50 = 3.250 105 × 2,60 + 105 × 2,80 = 567 10.000 × 2,60 + 5.000 × 2,80 = 40.000 –––––– 116.497 ––––––– 6.811 – 991 ––––––– 5.820 Resultaat voor omrekeningsverschillen Omrekeningsverschillen Winst Specificatie omrekeningsverschillen (bedragen × 1.000) Monetaire positie 1-1* – 1.800 × € 2,50 Verkopen 1e halfjaar + 23.400 × € 2,60 Verkopen 2e halfjaar + 22.310 × € 2,80 Inkopen 1e halfjaar – 15.680 × € 2,60 Inkopen 2e halfjaar – 12.760 × € 2,80 Interest 1e halfjaar – 105 × € 2,60 Interest 2e halfjaar – 105 × € 2,80 Overige bedrijfskosten 1e halfjaar – 10.000 × € 2,60 2e halfjaar – 5.000 × € 2,80 –––––– + 260 Monetaire positie 31-12 260 × € 2,90 Omrekeningsresultaat * Liquide middelen Reorganisatievoorziening 7%-Banklening Crediteuren © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 123.308 = = = = = = = = = = € € € € € € € 4.500 60.840 62.468 40.768 35.728 273 294 – + + – – – – € 26.000 – € 14.000 – –––––––– € 1.745 € 754 ––––––– –€ 991 BV 3.000.000 BV 800.000 BV 3.000.000 BV 1.000.000 ––––––––––– – BV 1.800.000 + – – – 124 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Balans per 31 december 2010 (bedragen × € 1.000) e Gebouwen Aandelenkapitaal 7.800 × 2,90 = Voorraad goederen 5 220 × 2,90 = Liquide middelen 5.160 × 2,90 = 6.000 × 2,50 = 15.000 22.620 Overige reserves 15.138 14.964 –––––– 52.722 5.620 × 2,50 = 14.050 Reserve omrekeningsverschillen (saldo) 4.980 Reorganisatievoorziening 400 × 2,90 = 1.160 7%-Banklening 2.500 × 2,90 = 7.250 Crediteuren 2.000 × 2,90 = 5.800 Winst 2010 1.660 × 2,70 = 4.482 –––––– 52.722 Resultatenrekening over 2010 (bedragen × € 1.000) Opbrengst verkopen Kostprijs verkopen Afschrijvingen Interest Overige bedrijfskosten 45 710 × 2,70 = 27 540 × 2,70 = 1 300 × 2,70 = 210 × 2,70 = 15 000 × 2,70 = Winst Specificatie omrekeningsverschillen (bedragen × € 1.000) Op eigen vermogen 11.620 × (2,90 – 2,50) = Op het resultaat 1.660 × (2,90 – 2,70) = f 123.417 74.358 3.510 567 40.500 –––––– 118.935 ––––––– 4.482 4.648 332 ––––– 4.980 De functionele valuta van Buit (de BV) is een andere dan die van Hol (de euro): voor deze situatie schrijven de IASB en de RJ omrekening volgens de closing-rate method voor (IAS 21 / RJ 122). g De wet geeft geen specifieke voorschriften voor de wijze van omrekening, er is alleen voorgeschreven dat de grondslagen die voor de omrekening worden gehanteerd en de wijze waarop koersverschillen zijn verwerkt, in de toelichting worden vermeld (artikel 384.5). h De jaarrekening dient opgesteld te worden in de nationale geldeenheid (in casu: de euro), tenzij de werkzaamheid van de rechtspersoon of de internationale vertakking van de groep het rechtvaardigt dat een vreemde geldeenheid als rapporteringsvaluta wordt gehanteerd (artikel 362.7). i De posten van de jaarrekening moeten in de Nederlandse taal worden omschreven, tenzij de algemene vergadering tot het gebruik van een andere taal heeft besloten (artikel 362.7). j Nee, voor de gepubliceerde jaarrekening is de keuze van een vreemde taal beperkt tot het Frans, Duits of Engels (artikel 394.1). © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 125 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal V9 Promotion bv a 1 2 Gebouw • exclusief groot onderhoud € 900.000 × 24/25 = € 864.000 • groot onderhoud € 100.000 × 4/5 = € 80.000 –––––––– € 944.000 Latente belastingvordering uit hoofde van het gebouw: Bedrijfseconomische waardering gebouw € 944.000 Fiscale waardering gebouw € 1.000.000 × 24/25 = € 960.000 –––––––– € 16.000 × 25% = € 4.000 Latente belastingverplichting uit hoofde van de inventaris: Bedrijfseconomische waardering inventaris € 30.000 Fiscale waardering inventaris € 50.000 × 50% × 50%= € 12.500 –––––––– € 17.500 × 25% = € 4.375 ––––––– Per saldo latente belastingverplichtingen € 375 b De latente belastingvordering dient volledig in de balans opgenomen te worden, indien het waarschijnlijk is dat voldoende fiscale winst beschikbaar zal zijn voor volledige verrekening (RJ 272.306). c De wet stelt dat de grondslagen van waardering en winstbepaling slechts wegens gegronde redenen mogen worden veranderd (artikel 384.6). Aansluiting bij de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving geldt als een gegronde reden (RJ 140.207): de stelselwijziging is toelaatbaar. d Effecten Aan Overige reserves Aan Latente belastingverplichtingen e Investering Zichtbaar eigen vermogen Stille reserve inventaris Aanpassing voorzieningen naar schatting van Promotion Ontstaan belastinglatentie: 25% × € 22.000 = € 15.000 € 11.250 € 3.750 € 150.000 €100.000 € 12.000 € 10.000 –––––––– € 22.000 € 5.500 –––––––– € 16.500 –––––––– Nettovermogenswaarde per 1 januari 2010 € 116.500 –––––––– € 33.500 Betaalde goodwill f In de enkelvoudige balans is de voorziening voor latente belastingverplichtingen (impliciet) verwerkt in de nettovermogenswaarde. In de geconsolideerde balans is de post Deelneming Tours vervangen door de onderliggende activa en passiva van Tours, zodat de voorziening voor latente belastingverplichtingen dan wel als afzonderlijke post voorkomt. g Resultaat volgens de grondslagen van Tours Correcties: • Hogere afschrijving inventaris (1) • Grotere toevoeging aan voorzieningen (2) Lagere belastinglast (25%) © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € € 4.000 − € 5.000 − –––––––– € 9.000 − € 2.250 + –––––––– 25.000 € 6.750 − –––––––– € 18.250 126 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal (1) Promotion € 72.000 Tours € 100.000 × 1/3 = × 1/5 = (2) Promotion € 30.000 Tours € 35.000 − € 20.000 = − € 30.000 = € 24.000 € 20.000 –––––––– € 4.000 € 10.000 € 5.000 –––––––– € 5.000 h Resultatenrekening van Promotion over 2010 Omzet Afschrijvingskosten: • Gebouw: - exclusief groot onderhoud - groot onderhoud • Inventaris • Goodwill Overige bedrijfskosten Beleggingsresultaat Resultaat uit deelneming Tours € € 900.000 × 1/25 = € 100.000 × 1/5 = € 50.000 × 1/5 = € 33.500 × 1/10 = € 36.000 € 20.000 € 10.000 € 3.350 € 350.000 € 15.000 € 18.250 –––––––––– € 113.900 € 31.550 –––––––––– € 82.350 € 130.000 − € 115.000 = Winst vóór aftrek van belasting Belastinglast * Nettowinst * Nominale druk Overdruk: • Afschrijving goodwill • Niet-aftrekbare bedrijfskosten Onderdruk: • Resultaat uit deelneming • Investeringsaftrek i Waardering per 31 december 2010: • Gebouw: Bedrijfseconomisch: - exclusief groot onderhoud € - groot onderhoud € • • € 113.900 × 25% = € 3.350 € 30.000 ––––––––– € 33.350 × 25% = € 18.250 € 2.800 ––––––––– € 21.050 × 25% = 500.000 − − − − − + + – € 28.475 € 8.337,5 + € 5.262,5 ––––––––– € 31.550 − 900.000 × 23/25 = 100.000 × 3/5 = Fiscaal € 1.000.000 × 23/25 = Inventaris: Bedrijfseconomisch € 50.000 × 2/5 + € 10.000 = Fiscaal € 50.000 × 50% × 50% × 50% + € 10.000 = Effecten: Bedrijfseconomisch Fiscaal € 828.000 € 60.000 ––––––––– € 888.000 € 920.000 € 30.000 € 16.250 € 80.000 € 60.000 Latenties: • Gebouw 25% × (€ 888.000 − € 920.000) = € 8.000 actief • Inventaris 25% × (€ 30.000 − € 16.250) = € 3.437,50 passief • Effecten 25% × (€ 80.000 − € 60.000) = € 5.000 passief j Stand 1 januari 2010 Afwikkeling Stand 31 december 2010 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv € 5.500 (zie vraag e) € 2.250 (zie vraag g) ––––––– € 3.250 127 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal Of: Verschil boekwaarde herrekende balans en officiële balans van Tours: • Inventaris € 48.000 − € 40.000 = € 8.000 • Voorzieningen € 35.000 − € 30.000 = € 5.000 ––––––– 25% × € 13.000 = € 3.250 V10 Schuitema nv a De waardering en winstbepaling van de gebouwen geschiedt op basis van actuele waarde. Dit betekent dat prijsstijgingen buiten het resultaat worden gehouden en via de herwaarderingsreserve aan het bedrijf worden gebonden; hiermee wordt vervanging tegen gestegen prijzen gewaarborgd, hetgeen de kern is van het substantialisme. Ten aanzien van de voorraden is sprake van een nominalistische uitwerking: weliswaar wordt voor de kostprijs van de omzet uitgegaan van de laatste betaalde inkoopprijzen (de waarderingsgrondslag), maar de voorraadresultaten worden door het ontbreken van een herwaarderingsreserve tot het resultaat gerekend. Feitelijk betekent dit dat de nominale toename van het eigen vermogen als winst wordt beschouwd (= het nominalisme). b 1 2 3 c d e Het realisatieprincipe komt tot uiting onder het kopje Omzet: De omzet bestaat uit opbrengsten uit hoofde van geleverde goederen en diensten. Uit de tekst onder Voorraden blijkt dat de onder de voorraden geboekte, niet-gerealiseerde herwaardering tot het resultaat wordt gerekend; wat dit betreft wordt er in strijd gehandeld met het realisatieprincipe. Het matchingprincipe komt tot uiting op de volgende plaatsen: • Materiële vaste activa: …, waarop afschrijvingen in mindering worden gebracht. De afschrijvingen worden bepaald op grond van de verwachte economische levensduur en vinden plaats volgens het lineaire systeem......(Dit wordt zowel genoemd bij de gebouwen en de bijbehorende terreinen als bij de andere duurzame bedrijfsmiddelen.) • Kostprijs van de omzet De kostprijs van de omzet bevat de kostprijs van de geleverde goederen en de direct toerekenbare kosten van de verrichte diensten. • Belastingen De verplichtingen uit hoofde vennootschapsbelasting worden bepaald op basis van het bedrijfseconomisch resultaat, rekening houdend .... Gelijktijdige bestendigheid houdt in dat soortgelijke posten of activiteiten op gelijksoortige wijze in de jaarrekening worden verwerkt. Hiermee lijkt Schuitema op de volgende drie punten in strijd te handelen: 1 De gebouwen, bijbehorende terreinen en de voorraden worden gewaardeerd op actuele waarden c.q. laatst betaalde inkoopprijzen, terwijl de andere duurzame bedrijfsmiddelen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. 2 Ten aanzien van de winstbepaling worden de kosten van de gebouwen gebaseerd op actuele prijzen en die van de andere duurzame bedrijfsmiddelen en de voorraden op historische kosten. (De kostprijs van de omzet wordt wel bepaald op basis van de laatst betaalde inkoopprijzen, maar deze wordt door de voorraadresultaten in het resultaat te laten lopen feitelijk gecorrigeerd tot historische kosten.) 3 De voorraden worden gewaardeerd tegen laatst betaalde inkoopprijzen (die daarmee de actuele waarde benaderen), terwijl de winstbepaling geschiedt op basis van historische kosten. Schuitema hanteert de functionele kostensplitsing; de kosten zijn ingedeeld naar bedrijfsfuncties. € 25.115 × 100% = 33,7%. € 74.440 1 2 3 Toepassing van fiscale faciliteiten die leiden tot definitieve verschillen tussen bedrijfseconomisch en fiscaal resultaat (de onder het kopje Belastingen genoemde fiscaal vrijgestelde bestanddelen). Het gelden van lagere belastingtarieven dan 34,5% in landen waar Schuitema geconsolideerde subsidiaries/groepsmaatschappijen bezit. Het gebruikmaken van fiscaal compensabele verliezen voor zover voor deze verliezen destijds geen latente vordering op de fiscus in de balans is opgenomen. © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 128 Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal 4 5 f Het verrekenen van actieve belastinglatenties uit hoofde van tijdelijke verschillen tussen bedrijfseconomische en fiscale winst, voor zover deze latenties destijds uit voorzichtigheidsoverwegingen niet in de balans zijn opgenomen. De effecten van verlagingen (in geval van passieve latenties, uitgezonderd die uit hoofde van herwaardering) en verhogingen (in geval van actieve latenties) van de tarieven voor de winstbelasting. In de geconsolideerde balans en winst- en verliesrekening komen de posten Aandeel van derden in groepsvermogen en Aandeel van derden in groepsresultaat voor. Dit geeft het deel van het getoonde groepsvermogen respectievelijk groepsresultaat weer dat toekomt aan derden-aandeelhouders. De activa, passiva, baten en lasten van de geconsolideerde subsidiaries/groepsmaatschappijen zijn dus volledig in de consolidatie betrokken; deze werkwijze staat bekend als de integrale methode. g Bij integrale consolidatie wordt het resultaat van niet-100% subsidiaries/ groepsmaatschappijen voor 100% geconsolideerd, ook al berust een minderheidsbelang bij derden. De post Aandeel van derden in groepsresultaat in de winst- en verliesrekening over 2003 van Schuitema geeft een negatief bedrag aan. Dit negatieve bedrag geeft het aandeel aan van de minderheidsaandeelhouders van de geconsolideerde subsidiaries/ groepsmaatschappijen in het groepsresultaat na belasting van Schuitema (ad € 49.325.000). Dit betekent dat de volgens de integrale methode geconsolideerde niet-100% subsidiaries/groepsmaatschappijen per saldo positief hebben bijgedragen aan het resultaat over 2003 van de Schuitema-Groep. h Volgens de toelichting worden de herwaarderingen ten gunste van de herwaarderingsreserve gebracht na aftrek van latente belastingen, terwijl uit het ‘Mutatieoverzicht herwaarderingsreserve c.q. overige reserves’ blijkt dat de herwaarderingsreserve of de overige reserves bij realisatie van de waardestijgingen niet tot 100% worden aangevuld; dit duidt op verwerking van de overdruk ten laste van het vermogen. i Omdat de overdruk aan te betalen belasting ten laste van het vermogen wordt gebracht, is er op moment van vervanging onvoldoende vermogen aan de onderneming gebonden om vervanging te verwezenlijken. De post Overige reserves bevat immers op moment van vervanging slechts 65% in plaats van de benodigde 100% van de waardestijging: uitgaande van volledige financiering met eigen vermogen wordt de substantialistische werking niet gehaald. Daarnaast is het in strijd met de ‘all-inclusive’-opvatting dat een deel van de belastinglast ten laste van het vermogen wordt gebracht. j Nettoresultaat na belasting volgens de jaarrekening 35 Overdruk over gerealiseerde waardestijging: × € 1.630.000 = 65 € 47.994.000 Nettoresultaat na belasting bij overdruk ten laste van het resultaat € 47.116.308 k 1 2 € 877.692 Bedrijfsresultaat volgens de jaarrekening 100 × € 1.630.000 = Gerealiseerde waardestijging: 65 € 82.361.000 Bedrijfsresultaat op basis van historische kosten € 84.868.692 € 2.507.692 Eigen vermogen volgens de jaarrekening Ongerealiseerde herwaarderingsreserve € 163.263.000 € 34.944.000 Eigen vermogen op basis van historische kosten € 128.319.000 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv 129