Uploaded by yo.Femke

Vertaalanalyse idiomatische uitdrukkingen Le Chiendent

advertisement
Inhoudstafel
1
Inleiding........................................................................................................................................... 1
2
Methodologie.................................................................................................................................. 2
3
Context ............................................................................................................................................ 3
4
3.1
Inleiding................................................................................................................................... 3
3.2
De auteur ................................................................................................................................ 3
3.3
De vertaler .............................................................................................................................. 4
3.4
De brontekst ........................................................................................................................... 4
Theoretisch kader ........................................................................................................................... 5
4.1
Idiomatische uitdrukkingen .................................................................................................... 5
4.2
Vertalen................................................................................................................................... 6
4.3
Vertalen van literatuur............................................................................................................ 7
4.4
Vertalen van idiomatische uitdrukkingen ............................................................................... 8
4.5
Vertaalstrategieën volgens Vinay en Darbelnet ..................................................................... 9
4.6
Brontekstgericht en doeltekstgericht vertalen ..................................................................... 11
4.6.1
Sociologie van het vertalen ........................................................................................... 11
4.6.2
Skopostheorie ............................................................................................................... 12
4.6.3
Domesticering en exotisering ....................................................................................... 13
4.6.4
Minimax-theorie ........................................................................................................... 14
4.7
5
Equivalentie .......................................................................................................................... 15
Idiomatische uitdrukkingen in de praktijk .................................................................................... 17
5.1
Resultaten ............................................................................................................................. 17
5.2
Vertalen van idiomatische uitdrukkingen ............................................................................. 18
5.3
Vertaalstrategieën volgens Vinay en Darbelnet ................................................................... 19
5.4
Aanpassingen ........................................................................................................................ 19
5.4.1
Letterlijke vertalingen ................................................................................................... 19
5.4.2
Equivalenties ................................................................................................................. 21
5.5
Analyse .................................................................................................................................. 22
5.6
Brontektsgericht en doeltekstgericht vertalen ..................................................................... 24
5.7
Equivalentie .......................................................................................................................... 25
6
Conclusie ....................................................................................................................................... 26
7
Bibliografie .................................................................................................................................... 27
8
Bijlage ............................................................................................................................................ 30
8.1
Letterlijke vertalingen ........................................................................................................... 30
8.2
Transposities ......................................................................................................................... 31
8.3
Modulaties ............................................................................................................................ 31
8.4
Equivalenties ......................................................................................................................... 32
1 Inleiding
1
2 Methodologie
Voor deze scriptie is er gebruik gemaakt van twee vertalingen die door dezelfde vertaler gemaakt zijn
maar met vijftien jaar verschil tussen de twee vertalingen. Deze teksten vormen de basis voor van dit
onderzoek over het vertalen van idiomatische uitdrukkingen waarin twee vragen centraal staan:
Welke vertaalstrategieën worden het vaakst toegepast om idiomatische uitdrukkingen van het Frans
naar het Nederlands te vertalen en bestaat er verschil in het vertalen van idiomatische uitdrukkingen
bij een tweede, herziene vertaling?
Om dit onderzoek tot een goed einde te brengen was er natuurlijk een theoretisch kader nodig.
Hiervoor is een literatuurstudie uitgevoerd die een overzicht wil geven van enkele relevante
vertaaltheorieën met de nadruk op de vertaaltheorieën die zich focussen op literair vertalen en het
vertalen van idiomatische uitdrukkingen. Ook het begrip idiomatische uitdrukking wordt in deze
literatuurstudie naderbij bekeken in een poging een duidelijk afgebakend kader te geven om de
idiomatische uitdrukkingen te kunnen.
Voor de praktische kan van deze scriptie werden drie teksten geanalyseerd (een brontekst en twee
doelteksten) 12000 woorden per tekst. Hierin ben ik op zoek gegaan naar de idiomatische
uitdrukkingen die voorkwamen in de brontekst en hun vertalingen in de twee doelteksten. Nadat alle
idiomatische uitdrukkingen en hun vertalingen aangeduid waren, werden ze onderverdeeld per
vertaalstrategie gebaseerd op het theoretische kader (zie Bijlage). Zo kon er een analyse gemaakt
worden van het aantal idiomatische uitdrukkingen in de drie teksten en het verschil tussen de twee
vertalingen om een antwoord te kunnen geven op mijn twee onderzoeksvragen.
2
3 Context
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een algemene context gegeven om de weren te kunnen plaatsen. Eerst volgt
er een korte beschrijving van het leven van Raymond Queneau en een woordje uitleg over de vertaler,
Jan Pieter van der Sterre. Vervolgens wordt het verhaal van Le Chiendentkort geschetst en het gekozen
fragment gesitueerd.
3.2 De auteur
De schrijver van de brontekst, Raymond Queneau, werd geboren in 1903 in Le Havre en stierf in 1976
in Parijs. Hij had filosofie gestudeerd maar raakte vooral bekend als schrijver, dichter en theatermaker
(Souchier, 1991). Van 1924 tot 1929 was hij aangesloten bij de Franse surrealistische beweging en
nam hij deel aan groepspublicaties (Le Tellier, s.d.).In 1925 toonde hij al interesse voor de Russische
revolutie en vanaf 1931 nam hij actief deel aan de communistische beweging en schreef hij artikels
voor het tijdschrift La critique sociale (Souchier, 1991). In 1933 verscheen zijn eerste boek, Le
Chiendent, waarvoor hij de Prix des Deux Magots kreeg. In 1950 werd hij bekend als experimenteel
schrijver door twee succesvolle publicaties: Bâtons, chiffres et lettres (1950) en Exercices de style
(1947) (Meyer, 2009). Zijn werk werd verder uitgebreid met onder andere Zazie dans le métro (1959)
en Les Fleurs bleues (1965). In 1960 start hij samen met François Le Lionnais de Oulipo-beweging op.
Oulipo staat voor OUvroir de Littérature Potentielle, een werkplaats voor potentiële literatuur dus.
François Le Lionnais en Raymond Queneau startten de Oulipo-beweging waar andere schrijvers en
mathematici zich bij aansloten. De Oulipo-beweging onderzoekt de mogelijkheden van de literatuur
en iemand die zich met Oulipo bezighoudt is volgens Queneau een “rat die zelf de doolhof bouwt
waaruit hij probeert te ontsnappen1”.Een van de meest emblematische werken van deze beweging is
La disparition van Georges Perec (1969), een boek dat volledig geschreven is zonder de letter ‘e’
(Meyer, 2009). La disparition is in het Nederlands vertaald door Guido Van De Wiel als ’t Manco (2009).
Queneau wordt ook vaak gezien als de uitvinder van een taal, het Quenien, hoewel hij zelf enkel
probeerde om de gesproken taal neer te schrijven (Catonné, 1992). Dit is ook duidelijk te zien in het
taalgebruik van Le Chiendent, dat op een originele en levendige manier de gesproken taal probeert
weer te geven. Volgens Catonné wilde Queneau Le discours de la méthode van Descartes (1973), dat
geschreven is in academisch taalgebruik, vertalen naar gesproken taal. Hoewel er van Le discours de
la méthode niet veel terug te vinden is in Le Chiendent is het gesproken taalgebruik prominent
aanwezig in dit boek (Catonné).
1
http://www.oulipo.net/oulipiens/O/ eigen vertaling
3
Queneau voorspelde ook de komst van een nieuwe taal, het néo-français dat zich zou onderscheiden
van het literair Frans zoals het Frans dat ooit deed met het Latijn (Catonné, 1992). Volgens Queneau
is het Frans dat men in zijn tijd schrijft een dode taal die alleen in boeken terug te vinden is en die
vernieuwd zou moeten worden met het populaire taalgebruik als basis (Catonné). Deze theis baseert
hij op de natuurlijke ontwikkeling van een levende taal die constant evolueert en stelt dat het literaire
Frans alleen bewaard kan worden door haar het statuut van dode taal toe te kennen en zo het néofrançais te laten evolueren als levende taal (Catonné). Vreemd genoeg is er in de werken van Queneau
zelf weinig van dit néo-français terug te vinden maar wel een zeer typisch taalgebruik dat men later
als Quenien zal aanduiden (Catonné).
3.3 De vertaler
De vertaler, Jan Pieter van der Sterre werd geboren in 1951. Hij is pianoleraar en vertaler uit het Frans,
Engels, Italiaans en Russisch. Hij werkte ook nauw samen met Rokus Hofstede en Martin de Haan in
het vertalerscollectief Marjan Hof. Hij studeerde pedagogiek, Nederlands en piano (Koster, 2010). Hij
maakte twee vertalingen van Le Chiendent, de eerste uitgave gebeurde door de Bezige Bij in 1990 en
in 2005 gaf hij bij uitgeverij Atlas een herziene, tweede editie uit.
3.4 De brontekst
Le Chiendent (1933) is het verhaal van Étienne Marcel, een jonge bankbediende. Hij is getrouwd met
Alberte en samen hebben ze een zoon, Théo. Pierre Le Grand, een rijke rentenier, ziet hem en zoekt
contact met hem. Narcense, een jonge saxofonist wordt verliefd op Alberte en Théo komt dit te weten
waardoor er rivaliteit ontstaat tussen de twee. Étienne en Pierre leren elkaar kennen in een taverne
waar ze geïnteresseerd raken in een blauwe deur die aan pa Taupe behoort, een arme
schroothandelaar. Mevrouw Cloche, zus van de eigenaar van de taverne, hoort dit en denkt dat er een
schat achter verborgen ligt. Ze schakelt Clovis, haar neefje, in en ook Ernestine, de dienster van het
restaurant. Zij zal trouwen met pa Taupe om zo zijn schat te veroveren. Later blijkt dat de deur enkel
een emotionele waarde heeft en wanneer de jacht op de schat voorbij is, komen de hoofdpersonen
elkaar steeds minder tegen. Dan barst er een oorlog uit tegen de Etrusken waarin uiteindelijk alleen
Étienne, Saturnin, de broer van Mevrouw Cloche, en Mevrouw Cloche zelf overblijven. Samen halen
ze herinneringen op en besluiten ze weer opnieuw te beginnen. Het boek eindigt waar het begonnen
is. Het fragment dat ik gekozen heb voor mijn analyse situeert zich in het midden van het verhaal. De
familie Marcel is op vakantie in X…, een badplaatsje waar veel Parijzenaren hun zomer doorbrengen.
Théo is van huis gevlucht met zijn buurvrouw en minnares, mevrouw Pigionnier, waarop Étienne en
Alberte, vergezeld van Pierre le Grand, hem gaan zoeken. Het fragment begint wanneer zij in X…
aankomen.
4
4 Theoretisch kader
4.1 Idiomatische uitdrukkingen
In deze scriptie wordt een poging gedaan om aan de hand van een analyse van één brontekst en
twee vertalingen een omschrijving te geven van hoe één vertaler met vijftien jaar verschil
omgegaan is met het vertalen van idiomatische uitdrukkingen. Om dit systematisch te kunnen
onderzoeken moeten we eerst proberen een definitie te vinden van wat een idiomatische
uitdrukking precies is.
Voor de definitie van idioom vinden we in Van Dale (den Boon & Geeraerts, 2005) “1 bijzondere,
karakteristieke woorden en uitdrukkingen van een taal, het taaleigen; –idiomatische verbinding
2 de bijzondere, karakteristieke woorden en uitdrukkingen in de taal van een schrijver of dichter
[...] 3(fig.) bijzondere karakteristieke manier van vormgeving of formulering [...] 4 tongval,
dialect”. De betekenis die in deze scriptie gehanteerd wordt ligt het meeste in de lijn van de
eerste definitie die Van Dale geeft, maar dit is nog niet specifiek genoeg.
Ook de website van Onze Taal geeft een aantal categorieën weer van de overkoepelende term
“uitdrukking”: zo onderscheiden zij het spreekwoord, het gezegde, de zegswijze en de
uitdrukking (Taaladvies). Spreekwoorden zijn altijd mededelende zinnen die een persoonsvorm
hebben in de tegenwoordige tijd en een algemene levenswijsheid bevatten. Gezegden zijn vaste
verbindingen van woorden zonder werkwoord en die dus nooit een zin kunnen vormen.
Zegswijzen daarentegen kunnen wel een zin vormen die ook aangepast kan worden in tijd en
persoon. Tot slot wordt de uitdrukking omschreven als een vaste verbinding van woorden die
een figuurlijke of metonymische betekenis hebben, meestal wordt deze term ook als
overkoepelend begrip gebruikt voor de drie vorige categorieën (Taaladvies).
Als we bijvoorbeeld kijken naar Alison Wray (2008) wordt een idiomatische taalvorm
omschreven als een woord of een combinatie van woorden, die verwerkt wordt als een
morfeem, dus zonder hulp van de betekenis van de onderdelen waaruit de combinatie bestaat
(Wray, 2008, p. 12). Bij deze definitie is de link met spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegden
snel gemaakt. Maar een idiomatische taalvorm is meer dan alleen deze voorbeelden. Het gaat
verder dan enkel de vaste uitdrukkingen, dat zien we ook bij Sevilla Muñoz en Arroyo Ortega die
een idiomatische uitdrukking omschrijven als een geheel van uitdrukkingen van twee of meer
elementen waarvan de betekenis niet uit de aparte delen af te leiden valt (Sevilla Muñoz &
Arroyo Ortega, 1993). Ze onderstrepen hier dus het imaginaire of abstracte element dat nodig
is voordat we over een idiomatische uitdrukking kunnen spreken. Zij maken bij deze algemene
5
term een onderscheid tussen het cliché, de vergelijking, de zegswijze, de stoplap en de vaste
uitdrukking. Dit geeft dus weer duidelijk aan dat de idiomatische uitdrukking verder gaat dan
enkel spreekwoorden en gezegden.
Een definitie die nog breder is dan de definitie van Sevilla Muñoz en Arroyo Ortega vinden we
bij Gutiérrez Díez (1995), die een idiomatische uitdrukking omschrijft als iedere uitdrukking die
bestaat uit meerdere woorden, communicatief volledig of niet, en die een afwijking inhoudt van
de normale regels van taalproductie op vlak van vorm, functie of taalkundig gebruik (Gutiérrez
Díez, 1995).
Andere vertaalwetenschappers zijn van mening dat een idiomatische uitdrukking zich vooral
onderscheidt van een ander lexicaal element door de onbeweeglijkheid ervan (Strakšienė,
2009). Als de idiomatische uitdrukking bekeken wordt als een vaste, onbeweeglijke combinatie
van woorden, is het mogelijk deze onder te verdelen in twee categorieën: gemotiveerde en
ongemotiveerde idiomatische uitdrukkingen. Of een uitdrukking al dan niet gemotiveerd is
hangt af van twee factoren. Ten eerste wordt er gekeken naar de relatie tussen de betekenis
van elk woord en de combinatie van woorden, ten tweede wordt er gekeken naar de relatie
tussen de uitdrukking en het beeld dat de uitdrukking oproept wanneer deze gebruikt wordt
(Strakšienė, 2009). Een ongemotiveerde uitdrukking zal dus of weinig samenhang vertonen in
de betekenis tussen de woorden onderling of zal een ander beeld oproepen bij het letterlijke
gebruik dan bij het figuurlijke gebruik. Daarom stelt Strakšienė (2009) dat bij een
ongemotiveerde uitdrukking de lexicale elementen ontdaan zijn van hun eigenlijke semantische
betekenis.
4.2 Vertalen
Om een algemeen theoretisch kader te kunnen geven is het eerst en vooral belangrijk te weten
wat vertalen precies is. Een definitie hiervan vinden we onder andere bij Jakobson (1959) die
drie verschillende types vertalingen onderscheidt: de interlinguale vertaling (hetzelfde idee op
verschillende manieren uitdrukken in dezelfde taal), de intralinguale vertaling (hetzelfde idee in
een andere taal uitdrukken), en de intersemiotische vertaling (hetzelfde uitdrukken met nietverbale tekens). Voor ons is vooral de tweede soort vertaling van belang, zijnde hetzelfde
uitdrukken in een andere taal, in dit geval in het Frans en het Nederlands.
Dit type vertaling wordt nog preciezer gedefiniëerd door vertaalwetenschappers zoals Vermeer,
Levý of Venuti, die de vertaling op verschillende manieren bekijken. Hurtado Albir (2001) deed
een poging de verschillende manieren om een vertaling te benaderen samen te vatten en
ondervond dat de vertaling bekeken kan worden als: een activiteit tussen talen, of; een tekstuele
6
activiteit, of; een communicatieve handeling, of; een cognitief proces. Zij probeert deze
verschillende benaderingen samen te voegen waardoor zij tot de volgende definitie komt: de
vertaling is een communicatief en interpreterend proces dat bestaat uit het herformuleren van
een tekst met de middelen van een andere taal die zich in een welbepaalde context en met een
welbepaald doel voordoet (Hurtado Albir, 2001).
4.3 Vertalen van literatuur
Aangezien de casestudy gaat over de vertaling van een literaire tekst, wordt er in dit deel de
theorie over het vertalen van literatuur in het algemeen van dichterbij bekeken. Eerst worden
de belangrijkste verschillen tussen een literaire en een niet-literaire tekst besproken, daarna
worden de specifieke vertaalproblemen en eventuele oplossingen voor literaire teksten
besproken.
Als we op zoek gaan naar de definitie van literatuur, vinden we er verschillende. Een van de
definities is die van Garrido (2000), die literatuur omschrijft als alles wat geschreven wordt
zonder onmiddellijk praktisch nut. Deze definitie is echter nogal vaag, een preciezere definitie
vinden we bijvoorbeeld bij González-Serna Sánchez (s.d.), die literatuur bekijkt op basis van haar
relatie met andere disciplines zoals de kunst en de communicatie. Eerst en vooral is literatuur
een vorm van kunst, ze manipuleert een grondstof (de taal) zonder een onmiddellijk praktisch
doel, en wat primeert is niet wat er gezegd wordt, maar wat er bedoeld wordt (González-Serna
Sánchez). De relatie literatuur-communicatie is speciaal aangezien bij literatuur, in tegenstelling
tot de meeste andere communicatie er geen duidelijk afgebakende ontvanger is, maar wel een
soort “ideale ontvanger” die alles verstaat wat er bedoeld wordt (González-Serna Sánchez).
Hurtado Albir (2001) geeft als belangrijkste verschil tussen een literaire tekst en een nietliteraire tekst de esthetische “overbelasting” van een literaire tekst. Deze overbelasting wordt
veroorzaakt door het belang dat in deze teksten gegeven wordt aan de formele en linguïstische
kenmerken (Hurtado Albir, 2001). Een tweede belangrijk verschil dat zij aanhaalt is de manier
waarop een literaire tekst meestal meer geankerd is in de broncultuur dan een
wetenschappelijke tekst, en er dus meer culturele referenties voorkomen (Hurtado Albir).
Voor Ghazala (2014) is het taalgebruik het belangrijkste kenmerk om een literaire van een nietliteraire tekst te kunnen onderscheiden. Literaire taal wordt beschouwd als staande boven en
verschillend van alle andere taalvormen, aangezien de taal die gebruikt wordt afwijkt van het
dagelijkse, niet-literaire taalgebruik en de taalnormen overstijgt (Ghazala, 2014). In de literatuur
wordt er op alle vlakken van de norm afgeweken: grafologisch, stilistisch, semantisch,
grammaticaal, lexicaal en fonologisch (Ghazala). Deze afwijking is echter niet het enige dat het
7
taalgebruik in literaire teksten verschillend maakt, het is hier slechts een aspect van (Ghazala).
Literair taalgebruik onderscheidt zich van niet-literair taalgebruik omdat het meer emotioneel,
retorisch, ritmisch, afwijkend, esthetisch, expressief symbolisch en fictief is, waardoor het eerste
ook als superieur taalgebruik beschouwd wordt (Ghazala). Deze scheiding tussen “superieur”
literair taalgebruik en “inferieur” niet-literair taalgebruik is de laatste jaren fel bekritiseerd
geweest aangezien het register en de stijl van taal altijd afhangt van de situatie (Ghazala).
Over het vertalen van literatuur merkt Bellos (2011) op dat er een grote paradox bestaat: het
verschil tussen het internationale belang van literaire vertaling en de lokale erkenning ervan.
Vertaling spelen een centrale rol in de internationale verspreiding van nieuw literair werk, maar
literaire vertalers worden weinig betaald en zijn, op enkele uitzonderingen na, amateurs die met
een andere job hun rekeningen betalen (Bellos, 2011). Dit komt volgens hem omdat er een
belangrijk verschil tussen literaire vertalers en andere is, de graad van verantwoordelijkheid, als
er een fout gemaakt wordt bij het vertalen in bijvoorbeeld een rechtbank of een ziekenhuis zijn
de gevolgen groter dan wanneer een literair werk slecht vertaald wordt (Bellos).
4.4 Vertalen van idiomatische uitdrukkingen
Als we de theorie bekijken rond het vertalen van idiomatische uitdrukkingen vinden we weer
verschillende manieren om dit te benaderen. Een van de auteurs die zich gefocust heeft op het
vertalen van idiomatische uitdrukkingen (van het Engels naar het Chinees) is Chen (2009a,
2009b). Over de vertaalbaarheid van Engelse idiomatische uitdrukkingen naar het Chinees stelt
hij dat dit wel degelijk mogelijk is, zowel linguïstisch als cultureel (Chen, 2009b). Hij staaft deze
bewering door aan te geven dat we in een wereld leven waarin we allemaal in staat zijn dezelfde
concepten te begrijpen, en daardoor dus ook de figuurlijke betekenis van woorden in
idiomatische uitdrukkingen (Chen, 2009b). Hij stelt dat er zes strategieën zijn om idiomatische
uitdrukkingen van het Engels naar het Chinees te vertalen: letterlijk vertalen, de uitdrukking
compenseren, een leenvertaling, uitleggend vertalen, vrij vertalen en een geïntegreerde aanpak
van de vijf vorige strategieën (Chen, 2009a). Verder in hetzelfde artikel schrijft hij dat de
letterlijke vertaling de meest gebruikte strategie is voor de vertaling van idiomatische
uitdrukkingen uit het Engels naar het Chinees. Hij stelt dat dit, indien mogelijk ook de te
verkiezen strategie is, maar dat kan alleen als in de doelcultuur de uitdrukking naar exact
hetzelfde verwijst en dezelfde connotatie heeft als de uitdrukking in de broncultuur (Chen,
2009a).
Ook Bassnett (2002) verwijst naar de culturele verankering van idiomatische uitdrukkingen als
grootste probleem voor de vertaling hiervan. Als grootste verschil tussen het vertalen van een
8
idiomatische uitdrukking en een andere vertaling vermeldt zij dat bij het vertalen van een
idiomatische uitdrukking er geen rekening gehouden wordt met de linguïstische elementen
maar enkel met de functie die de uitdrukking heeft (Bassnett S. , 2002).
Baker (1992) formuleert vier strategieën om een idioom te vertalen:
1. vertalen met een idioom met dezelfde vorm en betekenis in de doeltaal;
2. vertalen met een idioom met dezelfde betekenis maar een andere vorm in de doeltaal;
3. vertalen door te parafraseren;
4. vertalen door de idiomatische uitdrukking weg te laten.
De eerste strategie heeft de meeste voorkeur maar kan alleen toegepast worden als er een
exacte equivalent bestaat in de doeltaal. Als dit niet het geval is zal de vertaler moeten kiezen
voor een van de andere strategieën. Deze keuze is gebaseerd op verschillende factoren
waaronder de betekenis van de verschillene lexicale elementen van de idiomatische uitdrukking
uit de brontekst of hoe gebruikelijk de uitdrukking is in een bepaald register in de doeltaal
(Baker, 1992). Het verschil tussen de derde en de vierde vertaalstrategie is dat bij de derde
vertaalstrategie de vertaling een idiomatische uitdrukking blijft zijn, terwijl er bij de vierde
vertaalstrategie geen idiomatische uitdrukking in de vertaling voorkomt.
Een andere theorie over vertaalstrategieën voor idiomatische uitdrukkingen is die van Ingo
(zoals geciteerd in Allwood, 2011). Deze theorie geeft ook 4 mogelijke manieren om een
idiomatische uitdrukking te vertalen:
1. een idiomatische uitdrukking wordt met een gelijkwaardige idiomatische uitdrukking
vertaald
2. een idiomatische uitdrukking wordt letterlijk vertaald
3. een idiomatische uitdrukking wordt vertaald met meer tekst en uitleg
4. Een tekststuk wordt vertaald met een idiomatische uitdrukking
Zoals Allwood (2011) aangeeft, zijn eigenlijk alleen de eerste drie strategieën een vertaling van
een idiomatische uitdrukking, de vierde optie is een toevoeging van een idiomatische
uitdrukking in de doeltekst zonder dat deze bestond in de brontekst. Omdat deze scriptie zich
focust op de vertaling van idiomatische uitdrukkingen is ervoor gekozen de theorie van Baker
(1992) te gebruiken en niet die van Ingo aangezien dit ons te ver zou leiden.
4.5 Vertaalstrategieën volgens Vinay en Darbelnet
De basis van het algemene kader dat gebruikt wordt in deze scriptie is gebaseerd op de
vertaalstrategieën van Vinay en Darbelnet (1958). Zij deden een poging om verschillende
9
vertaalstrategieën te structureren vanuit linguïstisch perspectief. Zij onderscheiden 7 algemene
vertaalstrategieën: leenvertaling, kopie, letterlijke vertaling, transpositie, modulatie,
equivalentie en adaptatie. De leenvertaling is, zoals Vinay en Darbelnet het uitleggen, de
eenvoudigste vertaalstrategie en bestaat uit een letterlijke overname van wat er in de brontekst
staat. Deze wordt voornamelijk gebruikt om de eigenheid (couleur locale) van de brontekst weer
te geven. Dit is belangrijk voor het stilistische effect van deze strategie en dus ook voor de
boodschap (Vinay & Darbelnet, 1958).
De tweede vertaalstrategie, de kopie, wordt omschreven als een speciale soort van
leenvertaling, namelijk de leenvertaling van een syntagma waarbij de elementen waaruit dit
syntagma bestaat letterlijk overgenomen worden. Vinay en Darbelnet (1958) onderscheiden
twee soorten kopieën: de kopie van een uitdrukking (calque d’expression) en de kopie van een
structuur (calque de structure). Bij de eerste soort wordt de syntaxis van de doeltaal
gerespecteerd, maar wordt er een nieuwe manier van uitdrukken gebruikt. Bij de tweede soort
wordt daarentegen een nieuwe syntactische structuur gebruikt.
De letterlijke vertaling wordt als derde vertaalstrategie genoemd en wordt omschreven als de
overgang van brontaal naar doeltaal die correct en idiomatisch is zonder dat de vertaler op iets
anders moest letten dan op de linguïstische elementen. In theorie is deze letterlijke vertaling
uniek en omkeerbaar. Deze strategie moet zo veel mogelijk toegepast worden maar mag niet
toegepast worden als de letterlijke vertaling; een andere of geen betekenis weergeeft;
onmogelijk is door syntactische redenen; aan niets of aan een ander niveau in de doeltaal
refereert (Vinay & Darbelnet, 1958).
De eerste drie vertaalstrategieën behoren tot de categorie “directe vertaling”. De volgende vier
worden gezien als zijdelingse vertaling (oblique). Als eerste van deze niet-letterlijke
vertaalstrategieën, noemen Vinay en Darbelnet (1958) de transpositie. Bij een transpositie komt
de grammaticale categorie van een lexicaal element uit de brontekst niet overeen met de
grammaticale categorie van datzelfde lexicaal element in de doeltekst zonder dat de boodschap
van betekenis verandert. Een transpositie kan zowel verplicht als facultatief zijn. Bij de analyse
van de vertalingen wordt er dieper ingegaan op de mogelijke soorten transpositie.
Een vijfde vertaalstrategie is modulatie. Wanneer er een variatie in de boodschap plaatsvindt,
wanneer deze vanuit een andere hoek belicht wordt, spreken we van een modulatie. Dit wordt
toegepast wanneer een letterlijke vertaling, of zelfs een transpositie, grammaticaal wel correct
is maar als niet idiomatisch aangevoeld wordt in de doeltaal (Vinay & Darbelnet, 1958).
10
Equivalentie is een zesde mogelijke vertaalstrategie. Vinay en Darbelnet (1958) spreken van
equivalentie als het gaat over dezelfde situatie in bron- en doeltaal die op een helemaal andere
stilistische en structurele manier weergegeven wordt.
Als laatste en meest extreme vertaalstrategie vernoemen Vinay en Darbelnet adaptatie. Het
gaat dan om een situatie in de brontekst die niet bestaat in de doelcultuur. Dit wordt ook
omschreven als een equivalentie van situaties (Vinay & Darbelnet, 1958).
4.6 Brontekstgericht en doeltekstgericht vertalen
4.6.1
Sociologie van het vertalen
Veel vertaaltheorieën focussen zich op de verschillen tussen bron- en doelcultuur, en hoe daar
mee omgegaan wordt of zou moeten worden. Steeds meer vertaalwetenschappers richten zich
op de sociale interactie tussen vertalen en de maatschappij. Deze theorieën baseren zich op drie
onderzoeksassen: het vertaalproduct, het vertaalproces en de actoren (Fernández, 2011). Bij het
vertaalproduct wordt er gekeken naar de vertalingen binnen zowel de context van de
internationale markt, als de nationale productie en receptie die bepaald worden door de
geschiedenis en concrete sociale relaties (Fernández). Onder het vertaalproces worden de
verschillende etappes hiervan verstaan: de productie, distributie en ontvangst van de vertaling
(Fernández). De actoren zijn iedereen die bij het vertaalproces betrokken is, vertalers en tolken,
instituties, uitgeverijen, doelpubliek, etc. (Fernández).
Een van de belangrijke descriptieve vertaaltheorieën die zich richt op de bron- en doelcultuur is
de polysysteemtheorie van Even-Zohar (1990). Deze theorie gaat uit van de idee dat een
vertaling een element is dat binnen een cultuur functioneert en dat de keuze van de vertaler om
brontekstgericht of doeltekstgericht te werken afhangt van de positie van deze cultuur. Elke
cultuur heeft een plaats binnen het systeem en deze plaats kan centraal of periferisch zijn. Hoe
centraler een cultuur, hoe sterker zij staat en hoe meer invloed zij uitoefent op de omliggende
culturen en vice versa (Even-Zohar, 1990).
In navolging van Even-Zohar zijn verschillende vertaalwetenschapper de vertaling gaan bekijken
als een sociologisch verschijnsel in plaats van enkel een linguïstisch verschijnsel. Een van deze
vertaalwetenschappers is Heilbron (1999), die de polysysteemtheorie als basis gebruikt voor een
sociologische analyse van de vertaling. Hij stelt dat de hoeveelheid vertalingen en de manier
waarop er vertaald wordt voornamelijk bepaald wordt door de positie van de cultuur binnen het
polysysteem (Heilbron, 1999). Uit zijn onderzoek naar vertalingen van en naar het Nederlands
concludeert hij dat het Nederlands een semi-periferische taal is, die dus invloed uitoefent op
11
andere talen maar tegelijkertijd ook beïnvloed wordt door centrale talen zoals het Frans of het
Engels.
4.6.2
Skopostheorie
Een belangrijke theorie in de vertaalwetenschap is de skopostheorie van Reiss en Vermeer uit
1984. Vermeer (2000) definieert de skopos als het doel van een handeling. Elke handeling is
afhankelijk van deze skopos en het resultaat wordt hierdoor dan ook bepaald (Vermeer, 2000).
Belangrijke punten uit de skopostheorie zijn dat een interactie altijd wordt bepaald door het
doel ervan en dat een doel kan variëren naargelang de ontvanger die beoogd wordt. Vermeer
stelt ook deze skopos invloed heeft op meer dan alleen het uiteindelijke resultaat, het
translatum.
De skopos kan volgens hem drie betekenissen hebben aangezien het op drie niveaus werkt: als
het gaat over het vertaalproces is de skopos het doel van het vertaalproces; als het gaat over
het resultaat van de vertaling wordt de skopos bepaald door de functie van het translatum; als
het ten slotte gaat over het niveau van de manier van vertalen wordt de skopos bepaald door
de intentie van deze manier (Vermeer, 2000). In dit artikel weerlegt hij ook verschillende
kritieken die op de skopostheorie gekomen zijn en die hij omschrijft als zijnde:
1. de bewering dat een vertaler slechts zou vertalen wat in de brontekst staat zonder
specifiek doel of intentie voor ogen te hebben.
2. De bewering dat een specifiek doel, functie of intentie de interpretatiemogelijkheden
van de doeltekst zou beperken ten opzichte van die van de brontekst omdat de
vertaalmogelijkheden beperkt worden.
3.
de bewering dat een vertaler geen specifiek doelpubliek voor ogen zou hebben
(Vermeer, 2000).
De eerste kritiek weerlegt hij door te stellen dat, hoewel getrouwheid aan de brontekst voor
literaire vertalers vaak het belangrijkste is, dit niet wegneemt dat de vertaler een doel voor ogen
heeft, vaak is de getrouwheid zelf het doel van de vertaling (Vermeer, 2000). Tegen de tweede
kritiek gebruikt hij het argument dat, hoewel de interpretatiemogelijkheden van de doeltekst
beperkt worden door het doel, dit niet wil zeggen dat er slechts één manier van interpreteren
overblijft (Vermeer). Hij stelt ook dat een vertaling niet moet worden bekeken als “meer of
“minder” dan het origineel, maar als “anders” (Vermeer).
12
De derde kritiek weerlegt hij dan weer door te zeggen dat, hoewel het doelpubliek van een
vertaling vaak minder vast staat dan dat van de brontekst, er wel degelijk een doelpubliek is
waar de vertaler rekening mee houdt (Vermeer, 2000). Bellos (2011) schrijft ook dat bij een
literaire vertaling het doelpubliek vaak vager is dan bij andere vertalingen, het doelpubliek hangt
af van het eventuele succes van een vertaling, dat niet altijd gegarandeerd is. Het enige
doelpubliek van een literaire vertaling is vaak een ingebeelde lezer, de lezer die de vertaler
zichzelf inbeeld en waarvoor hij zichzelf vaak als referentiepunt gebruikt (Vermeer, 2000).
4.6.3
Domesticering en exotisering
Bij de discussie of er brontekstgericht of doeltekstgericht vertaald moet worden, zijn er twee
termen die vaak terugkomen: “domestication” en “foreignisation”. Venuti (1993, 1995)
beschrijft deze begrippen en bekritiseert ook de eerste vertaalstrategie. Hij stelt dat een
vertaling altijd het doel heeft de vreemde tekst te reconstrueren opdat hij voldoet aan de
waarden en normen van de doeltaal (Venuti, 1993). Een vertaling is volgens deze visie altijd een
vervanging van een cultureel en linguïstisch verschillende tekst door een tekst die begrijpelijk is
voor de doeltaallezer, hierdoor wordt de andere voorgesteld als zijnde hetzelfde, als herkenbaar
(Venuti). Deze manier van vertalen zorgt ervoor dat de brontekst gedomesticeerd wordt zodat
hij voldoet aan de waarden en normen van de doelcultuur (Venuti). Volgens zijn definitie is een
“foreignizing translation” een vertaling die het verschil van de vreemde tekst aanduidt door te
breken met de culturele codes die aanwezig zijn in de doeltaal, de vertaling moet dus, om de
brontekst eer aan te doen, genoeg van de normen van de doeltaal afwijken zodat de lezer de
tekst als vreemd ervaart en het zo duidelijk wordt dat het om een vertaling uit een vreemde
cultuur gaat en niet om een originele tekst geschreven in de doeltaal (Venuti, 1995).
Domesticering en exotisering mag evenwel niet als een synoniem gezien worden van “vrij” of
“letterlijk” vertalen, zoals ook Yang (2010) aangeeft. Deze termen overlappen wel vaak maar zijn
niet noodzakelijk hetzelfde. Vrije en letterlijke vertaling zijn linguïstische strategieën om iets te
vertalen, terwijl het bij domesticering en exotisering gaat over het culturele aspect van de tekst
(Yang, 2010). De polemiek rond domesticering en exotisering kan gezien worden als de culturele
tegenhanger van de linguïstische polemiek rond vrij of letterlijk vertalen. Deze nadruk op het
belang van cultuur, en dat vertalen eigenlijk meer een handeling is tussen culturen dan tussen
talen vinden we ook bij Nida (2001) die stelt dat het belangrijker is de twee culturen waartussen
er vertaald wordt goed te kennen dan de twee talen aangezien een woord slechts betekenis
krijgt door de cultuur waarbinnen het functioneert.
13
Nog een argument tegen domesticering wordt aangehaald door Bellos (2011) die stelt dat de
eigenheid van de tekst verloren gaat als hij te veel aangepast wordt aan de waarden en normen
van de doeltaal. Om dit argument te staven gebruikt hij het voorbeeld van een roman over een
Franse detective in Parijs die Pernod drinkt en over de Boulevard Saint-Germain loopt maar
vreemd genoeg toch vloeiend Engels denkt en spreekt (Bellos, 2011). Hij stelt daarom voor om
delen van de tekst in de originele taal te laten staan, en heeft het dan voornamelijk over
aanspreektitels en tussenwerpsel (Bellos).
4.6.4
Minimax-theorie
Levý (2004) geeft een beschrijvende theorie over brontekstgericht of doeltekstgericht vertalen.
Hij bekijkt vertalen als een besluitvormingsproces en heeft niet de intentie normatief over te
komen, maar onderzoekt welke keuzes de vertaler geneigd is te maken (Levý, 2004). In zijn
artikel komt hij tot de conclusie dat een vertaler altijd op zoek gaat naar het maximale resultaat
met de minimale moeite, de zogenaamde minimax-theorie (Levý).
Dit heeft als gevolg dat een vertaler een oplossing probeert te vinden die zo weinig mogelijk
doeltaallezer bruuskeert, die aanvaardbaar is voor zoveel mogelijk mensen. Daarom zal een
vertaler meestal de inhoud laten primeren op de vorm van de brontekst en de vorm van de
doeltekst aanpassen aan de waarden en normen van de doelcultuur (Levý). De doeltekstlezer
zal immers enkel gebruuskeerd geraken door een aanpassing in de vorm als hij het origineel
kent, terwijl een vorm die niet tot de normen en waarden van de doelcultuur hoort meer lezers
zal bruuskeren omdat zij dit aanvoelen als niet correct (Levý). Daarom zal een vertaler meestal
op zoek gaan naar een doeltekst- en doelcultuurgerichte vertaling.
Hermans (1996) gaat verder in op de idee van Levý om vertalen te bekijken als een
besluitvormingsproces. Zo probeert hij regels of normen op te stellen die kunnen helpen bij het
kiezen voor een bepaalde strategie. De theorie kan nog verder doorgetrokken worden door niet
alleen de beslissing van de vertaler zelf te bekijken. De keuzes van de andere betrokkenen zijn
ook belangrijk voor de vertaling, zoals de keuze om iets al dan niet te importeren in de
doelcultuur, het te vertalen of over te nemen en de wijze van vertaling (Hermans, 1996).
De minimax-theorie van de Levý is intuïtief te volgen, maar ook empirisch bewezen in de studie
van Shlesinger en Malkiel (2005) naar de vertaling van cognates of “verwante woorden”. In hun
studie bewijzen zij dat de vertaler (en tolk) vaker gebruik maken van een verwant woord als dit
beschikbaar is in de doeltaal. Hoewel dit niet altijd de meest juiste vertaling is, komt dit toch het
eerste op bij de vertaler, en zo wordt dus met de minimale moeite gekozen voor het maximale
effect (Shlesinger & Malkiel, 2005).
14
4.7 Equivalentie
Verschillende vertaalwetenschappers hebben geprobeerd een vertaaltheorie te ontwikkelen
afhankelijk van het oogpunt waaruit vertalen bekeken wordt. Er zijn theorieën die zich focussen
op het proces, het product, de functie van een vertaling, maar er wordt voornamelijk de nadruk
gelegd op het begrip equivalentie en of het al dan niet mogelijk is deze equivalentie te bereiken.
Het begrip equivalentie werd door velen besproken maar het is moeilijk een eenduidige definitie
hiervan te vinden. Ook voor de definitie van dit begrip hangt het af vanuit welk oogpunt het
bekeken wordt. Bassnett en Lefevere (1998) schrijven dat men in het begin van de
vertaalwetenschap geloofde dat een universeel toepasbare equivalentie mogelijk was. Nu is de
algemene tendens daarentegen dat de vertaler zelf de mate van equivalentie kiest. De vertaler
zal op zoek moeten gaan naar een manier om trouw te zijn aan de brontekst in die mate dat de
lezer de tekst in optimale omstandigheden ontvangt (Bassnett & Lefevere, 1998).
Een van de eerste invloedrijke vertaalwetenschappers die schreef over het begrip equivalentie
was Jakobson (1959) die stelt dat er geen volledige equivalentie bestaat tussen twee eenheden
in een verschillende code, maar dat een boodschap in een code wel de boodschap in een andere
code kan weergeven. Een vertaler moet dus eerst de boodschap decoderen om deze daarna
weer te geven in de andere code, waardoor er een equivalente boodschap ontstaat (Jakobson,
1959).
Nida en Taber (1969) gaan verder in op de idee van equivalentie. Zij ontwikkelden de idee van
“formele equivalentie” en “dynamische equivalentie”. Formele equivalentie is een equivalentie
in vorm en inhoud, terwijl dynamische equivalentie wordt bereikt wanneer de lezer van de
doeltekst op dezelfde manier reageert als de lezer van de brontekst (Nida & Taber). Het
emotionele effect dat de vertaalde tekst heeft op de doeltekstlezer moet dus hetzelfde zijn als
het originele effect dat de brontekst had op de brontekstlezer. Dit effect is echter moeilijk tot
de perfectie te bereiken door de culturele verschillen die meestal bestaan tussen bron- en
doelcultuur (Nida & Taber).
Een ander problematisch punt voor het begrip “dynamische equivalentie” ontstaat uit het
subjectieve element in de omschrijving, namelijk het “emotionele effect” (Nida & Taber, 1969).
Dit emotionele effect is moeilijk te meten en aangezien een doelpubliek van een literaire tekst
bestaat uit verschillende personen met verschillende achtergronden is het onmogelijk te weten
welk effect het origineel heeft, waardoor het onmogelijk is dit precies te reproduceren.
Ook Hartmann en Stork (1972) schrijven over het begrip equivalentie en verwerpen de idee dat
er slechts een soort equivalentie zou bestaan. Zij stellen dat equivalentie eerder een kwestie is
15
van graden, en dat teksten equivalent kunnen zijn op verschillende niveaus, zoals bijvoorbeeld
het semantische vlak, of op het niveau van de boodschap (Hartmann & Stork, 1972).
Voor het vertalen van idiomatische uitdrukkingen kan het dus interessant zijn te weten op welk
niveau men probeert de equivalentie te bereiken, het niveau van de structuur, een equivalentie
in het beeld dat de uitdrukking oproept, of de situatie waarin deze gebruikt wordt.
16
5 Idiomatische uitdrukkingen in de praktijk
Dit hoofdstuk houdt een praktische uitwerking in van de theorie die eerder beschreven werd.
Eerst worden de resultaten weergegeven in twee tabellen die een algemeen overzicht geven
van de toegepaste vertaalstrategieën in beide doelteksten. Daarna worden de resultaten
besproken, eerst aan de hand van de vertaalstrategieën volgens Baker (1992), daarna aan de
hand van de vertaalstrategieën van Vinay en Darbelnet (1958). Vervolgens worden de
aanpassingen die er gemaakt zijn tussen de eerste en tweede doeltekst besproken, waarop een
algemene analyse volgt van de gegevens. Tot slot worden er conclusies getrokken uit de
resultaten in het licht van de theorie rond brontekstgericht en doeltekstgericht vertalen en het
begrip equivalentie dat eerder besproken werd.
5.1 Resultaten
Dit onderzoek is gebaseerd op drie tekstfragmenten: Le chiendent (Queneau R. , 1933, pp. 181231), Hondsgras (Queneau R. , 1990, pp. 139-177) en HONDSGRAS of Het gelazer (Queneau R. ,
2005, pp. 129-164). Eerst werden de idiomatische uitdrukkingen gezocht in de brontekst, daarna
werd er gekeken naar de vertalingen. In totaal werden er 54 uitdrukkingen gevonden in de
brontekst. Een idiomatische uitdrukking wordt hier begrepen naar de definitie van Strakšienė
(2009) die dit begrip omschreef als een vaste, onbeweeglijke combinatie van woorden die
gemotiveerd of ongemotiveerd kan zijn. Bij een gemotiveerde idiomatische uitdrukking is de
betekenis ervan te achterhalen uit de afzonderlijke onderdelen van de combinatie, bij een
ongemotiveerde niet.
Hieronder staan de resultaten in twee tabellen waarin de vertalingen horizontaal volgens de
vertaalstrategieën van Baker (1992) geordend staan en verticaal volgens de vertaalstrategieën
van Vinay en Darbelnet (1958). De volledige lijst met idiomatische uitdrukkingen is te vinden in
de bijlage.
17
1.
idioom met
zelfde betekenis
en vorm
2.
idioom met zelfde
betekenis maar
andere vorm
3.
parafrase
4.
weglating
8
-
-
-
Transposities
-
1
1
3
Modulaties
-
1
1
1
Equivalenties
-
25
6
7
Hondsgras (1990)
Letterlijke
vertalingen
1.
idioom met
zelfde betekenis
en vorm
2.
idioom met zelfde
betekenis maar
andere vorm
3.
parafrase
4.
weglating
Letterlijke vertalingen
4
-
-
-
Transposities
-
1
1
3
Modulaties
-
2
1
2
Equivalenties
-
27
3
10
HONDSGRAS of Het
gelazer (2005)
5.2 Vertalen van idiomatische uitdrukkingen
In de brontekst werden 54 idiomatische uitdrukkingen teruggevonden. Bij de eerste vertaling
werden hiervan 43 vertaald met een idiomatische uitdrukking. De vertaler paste dus elf keer de
vierde vertaalstrategie volgens Baker (1992), de weglating, toe. Verder kunnen we opmerken
dat de vertaler acht keer een idioom vond in het Nederlands met dezelfde betekenis en vorm
als in het Frans en acht idiomatische uitdrukkingen parafraseerde hij met een idiomatische
uitdrukking die niet dezelfde betekenis of vorm had. De vertaalstrategie die het meest
voorkomt, 27 keer, is de tweede, een vertaling door een idioom met dezelfde betekenis maar
een andere vorm, een equivalentie op vlak van inhoud dus.
Bij de tweede vertaling liggen de verhoudingen iets anders. De meest voorkomende
vertaalstrategie blijft de tweede, die in deze versie zelfs drie keer meer voorkomt dan in de
eerste versie. Opvallend is ook dat de vertaler hier meer gebruik heeft gemaakt van de vierde
vertaalstrategie dan in de eerste doeltekst, er werden vijftien idiomatische uitdrukkingen
18
weggelaten. Er werd dan weer minder vertaald door een idioom met dezelfde betekenis en vorm
dan in de eerste versie, slechts vier keer, wat duidt op een duidelijke voorkeur voor equivalentie
op vlak van inhoud en niet op vlak van vorm. Parafraseren werd vijf keer gebruikt in de tweede
doeltekst.
5.3 Vertaalstrategieën volgens Vinay en Darbelnet
In dit deel worden de vertalingen bekeken volgens de vertaalstrategieën van Vinay en Darbelnet
(1958). Er werden vier van de zeven strategieën teruggevonden: letterlijke vertalingen,
transposities, modulaties, en equivalenties. In de eerste doeltekst vertaalde van der Sterre acht
keer letterlijk en gebruikte hij vijf transposities en drie modulaties. De vertaalstrategie die hij
het meeste toepaste was de equivalentie, die werd 38 keer teruggevonden in de doeltekst.
In de tweede doeltekst maakte de vertaler slechts vier keer gebruik van de letterlijke vertaling,
vijf keer paste hij een modulatie toe en ook vijf keer een transpositie. De equivalentie werd in
de tweede doeltekst twee keer meer toegepast dan in de eerste doeltekst, waardoor 40 van de
54 vertalingen van de idiomatische uitdrukkingen in deze versie vertaald werden door een
equivalentie.
Let op dat het gaat om een equivalentie volgens Vinay en Darbelnet, die dit begrip omschrijven
als dezelfde situatie die op andere stilistische en structurele wijze weergegeven wordt. Het gaat
hier dus om een dynamische equivalentie en niet om een formele equivalentie.
5.4 Aanpassingen
In dit hoofdstuk worden de aanpassingen die in de tweede vertaling gemaakt werden van
dichterbij bekeken. Deze aanpassingen bevinden zich in de categorieën Letterlijke vertalingen
en Equivalenties. De idiomatische uitdrukkingen die in de eerste vertaling een transpositie of
modulatie bevatten, blijven die in de tweede vertaling behouden en ze blijven ook tot de zelfde
vertaalstrategie volgens Baker (1992) behoren. Eerst worden de aanpassingen die gebeurden bij
de idiomatische uitdrukkingen die in de eerste versie letterlijk vertaald werden opgenoemd,
daarna wordt er gekeken naar de aanpassingen bij de equivalenties.
5.4.1
Letterlijke vertalingen
Hoewel zowel Chen (2009a, 2009b) als Baker (1992) aangeven dat de letterlijke vertaling de
voorkeur heeft indien deze naar hetzelfde verwijst in de broncultuur als in de doelcultuur, heeft
de vertaler er in de tweede versie slechts drie letterlijke vertalingen te behouden. Drie keer koos
19
hij ervoor een uitdrukking die eerst letterlijk vertaald was in de tweede versie te vertalen met
een equivalentie.
1. « je ne tiens pas plus que cela à ce que je viens de vous dire » (Queneau R. , 1933, p.
187)
o
“ik hecht niet zo aan hetgeen ik u net gezegd heb” (Queneau R. , 1990, p. 143)
o
“ik zal wat ik net zei niet door dik en dun verdedigen” (Queneau R. , 2005, p.
133)
2. « tuèrent le temps pendant quelques minutes » (Queneau, 1933, p. 194)
o
“ doodden gedurende enkele minuten de tijd” (Queneau, 1990, p. 148)
o
“ doodden enkele momenten de tijd” (Queneau, 2005, p. 137)
3. « rapporter des sous » (Queneau, 1933, p. 204)
o
“centen op te brengen” (Queneau, 1990, p. 156)
o
“geld in het laadje te brengen” (Queneau, 2005, p. 145)
Verder werd er in de tweede versie nog één letterlijke vertaling vervangen door een transpositie
(4), en een andere door een modulatie (5). Beide vertalingen verloren hierdoor hun idiomatische
karakter.
4. « répondant à ce signalement » (Queneau, 1933, p. 182)
o
“beantwoordde aan dat signalement” (Queneau, 1990, p. 140)
o
“met dat signalement” ( Queneau, 2005, p. 130)
5. « Ne pas tenir compte de » (Queneau, 1933, p. 183)
o
“Geen rekening houden met” (Queneau, 1990, p. 140)
o
“negeren” (Queneau, 2005, p. 130)
Uit deze voorbeelden blijkt dat de vertaler er in de tweede versie voor gekozen heeft de nadruk
vooral te leggen op de doeltekst en de doeltaal. In de tweede versie blijft slechts een derde van
de letterlijke vertalingen uit de eerste versie behouden. Dit wijst erop dat de vertaler vooral op
zoek gaat naar equivalenties op vlak van betekenis, naar gelijkaardige situaties, en niet zozeer
naar stilistische of structurele equivalenties. Het formelere taalgebruik werd meestal vervangen
door meer gesproken taalvarianten zoals “geld in het laadje brengen” in plaats van “centen
opbrengen” of “niet door dik en dun verdedigen” voor “niet zo hechten aan”. Dit past wel beter
in het stijlregister van het boek, waarin Queneau de dialogen zoveel mogelijk in spreektaal neer
te schrijven. Dit wijst op een voorkeur voor dynamische equivalentie, de vertaler probeert met
de doeltekst hetzelfde effect te bereiken als de schrijver met de brontekst.
20
5.4.2
Equivalenties
Bij de idiomatische uitdrukkingen die in de eerste vertaling door een equivalentie vertaald
werden zes aanpassingen doorgevoerd voor de tweede vertaling. Drie equivalenties die een
parafrase inhielden werden aangepast, op een daarvan (6) paste de vertaler een modulatie toe
en in plaats van een parafrase werd de vertaling een idioom met dezelfde betekenis maar een
andere vorm.
6. « qui se présente d’emblée » (Queneau, 1933, p. 183)
o
“wat zich een twee drie vertoont” (Queneau, 1990, 140)
o
“wat je in eerste instantie onder ogen krijgt” (Queneau, 2005, p. 130)
Twee andere parafrasen (7, 8) werden in de tweede versie vertaald door het idiomatische
karakter van de zin weg te laten. Ook in de tweede versie bleven deze elementen een
equivalentie op vlak van betekenis inhouden, maar de idiomatische uitdrukking werd
verwijderd.
7. « Quelle barbe » (Queneau, 1933, p. 183)
o
“Wat een gezeur” (Queneau, 1990, p. 140)
o
“Gedoe” (Queneau, 2005, p. 130)
8. « à l’œil hein » (Queneau, 1933, p. 197)
o
“van de zaak, hè” (Queneau, 1990, p. 151)
o
“voor nop he” (Queneau, 2005, p. 140)
Nog bij de equivalenties werden er twee elementen aangepast die in de eerste versie vertaald
waren met een idiomatische uitdrukking met dezelfde betekenis maar een andere vorm. De
eerste werd in plaats daarvan vertaald met een weglating, hoewel de dynamische equivalentie
behouden bleef (9). De tweede werd letterlijk vertaald en werd daardoor een idiomatische
uitdrukking met dezelfde betekenis en vorm als in de brontekst (10).
9. « De rien, de rien » (Queneau, 1933, p. 191)
o
“Al goed, al goed” (Queneau, 1990, p.146)
o
“Welnee, welnee” (Queneau, 2005, p. 136)
10. « sans queue ni tête » (Queneau, 1933, p. 223)
o
“waar geen touw aan vast te knopen was” (Queneau, 1990, p. 170)
o
“zonder kop of staart” (Queneau, 2005, p. 158)
Tot slot werd er ook een weglating aangepast. Deze werd vervangen door een idiomatische
uitdrukking met dezelfde betekenis maar een andere vorm (11).
21
11. « tirer les vers du nez » (Queneau, 1933, p. 201)
o
“uit te horen” (Queneau, 1990, p. 153)
o
“haar te verleiden het achterste van haar tong te laten zien” (Queneau, 2005, p.
142)
Door deze aanpassingen komt het uiteindelijke aantal idiomatische uitdrukkingen dat in de
tweede doeltekst vertaald werd met een idiomatische uitdrukking uit op 39, vier minder dus dan
in de eerste doeltekst. Het aantal keer dat de equivalentie als vertaalstrategie werd toegepast
is gestegen met twee en ook komt de modulatie iets frequenter voor in de tweede doeltekst
(vijf keer tegenover drie keer in de eerste doeltekst). De letterlijke vertaling werd nog maar vier
keer toegepast, de helft van het aantal in de eerste doeltekst, en het aantal transposities is
hetzelfde gebleven.
5.5 Analyse
Bij het vergelijken van de twee tabellen zijn er enkele aspecten die opvallen:
a) In de tweede versie komt de letterlijke vertaling slechts vier keer voor als
vertaalstrategie, terwijl dit in de eerste versie nog de tweede populairste
vertaalstrategie was.
b) De equivalentie is in de twee versies veruit de meest gebruikte vertaalstrategie volgens
Vinay en Darbelnet (1958), de idiomatische uitdrukking met dezelfde betekenis en vorm
is de meest gebruikte strategie volgens Baker (1992).
c) Hoewel er in de tweede versie er meer idiomatische uitdrukkingen met dezelfde
betekenis voorkomen dan in de eerste, is er toch ook een stijging in het aantal
weglatingen.
d) Hoewel een vertaling door een idioom met dezelfde betekenis en vorm de meeste
voorkeur geniet, is dit toch de vorm die het meeste aangepast werd in de tweede versie,
vijf van de acht letterlijke vertalingen uit de eerste brontekst werden aangepast, één
letterlijke vertaling werd toegevoegd.
Uit deze elementen kunnen we enkele conclusies trekken. In de eerste doeltekst is de vertaler
dichter bij de brontekst gebleven dan in de tweede doeltekst, die minder letterlijke vertalingen
en meer weglatingen telt. Doordat de brontekst minder letterlijk vertaald werd, zijn er in de
tweede doeltekst ook minder formele equivalenties te vinden, een equivalentie op vlak van
vorm en structuur kan enkel bereikt worden door middel van een letterlijke vertaling, die dus
dichter bij de brontekst ligt.
22
In de tweede doeltekst vinden we wel een groter aantal idiomatische uitdrukkingen met
dezelfde betekenis maar andere vorm terug. Dit wordt gecompenseerd door een kleiner
idiomatische uitdrukkingen met dezelfde betekenis en vorm, en doordat er minder
geparafraseerd werd. Deze parafrasen worden ook gecompenseerd door weglatingen,
waardoor er in totaal minder idiomatische uitdrukkingen met een idiomatische uitdrukking
vertaald worden in de tweede doeltekst dan in de eerste doeltekst. Aangezien er geen rekening
gehouden werd met de toegevoegde idiomatische uitdrukkingen wil dit niet zeggen dat er in de
tweede tekst minder idiomatische uitdrukkingen voorkomen dan in de eerste.
Het belangrijkste probleem dat aangehaald werd bij de theorie over het vertalen van
idiomatische uitdrukkingen was het cultuurverschil, het feit dat een idiomatische uitdrukking
cultuurafhankelijk is en dus zelden letterlijk vertaald kan worden omdat het meestal niet naar
hetzelfde verwijst in verschillende culturen. Dit kan een verklaring zijn waarom de equivalentie
de meest gebruikte vertaalstrategie volgens Vinay en Darbelnet (1958) is, er werd op zoek
gegaan naar een gelijkaardige situatie zonder daarom rekening te houden met de structurele of
stilistische elementen van de uitdrukkingen. Dit verklaart evengoed waarom de meest gebruikte
vertaalstrategie volgens Baker (1992) de idiomatische uitdrukking met dezelfde betekenis maar
andere vorm is. Aangezien het zeldzaam is dat hetzelfde beeld in verschillende culturen naar
hetzelfde verwijst, dezelfde connotaties oproept en tot hetzelfde register behoort, is het logisch
dat er vooral op zoek gegaan moet worden naar een uitdrukking die wel naar dezelfde situatie
verwijst, met dezelfde connotaties in hetzelfde register, en niet naar een uitdrukking die
hetzelfde beeld oproept.
Als we dieper ingaan op de analyse van de verschillen tussen de twee vertalingen zien we dat,
meer dan de verschillen, de gelijkenissen frappant zijn. Het overgrote deel van de vertalingen
zijn niet aangepast, zoals te zien is in voorbeelden 12, 13 en 14.
12. « jeta un dernier coup d’œil » (Queneau, 1933, p. 207)
o
“wierp een laatste blik” (Queneau, 1990, p. 158)
o
“wierp een laatste blik” (Queneau, 2005, p. 147)
13. « faire de l’œil » (Queneau, 1933, p. 195)
o
“lonken” (Queneau, 1990, p.149)
o
“lonken” (Queneau, 2005, p. 139)
14. « battait son plein » (Queneau, 1933, p. 181)
o
“was in volle gang” (Queneau, 1990, p. 139)
o
“was in volle gang” (Queneau, 2005, p. 129)
23
Andere vertalingen werden wel aangepast op grammaticaal vlak zodat ze coherent zouden
blijven met de rest van de tekst, maar er werd niet geraakt aan het idiomatische karakter van
de vertaling of het beeld dat gebruikt werd (voorbeelden 15, 16, 17).
15. « Vous croyez qu’on a du temps à perdre? » (Queneau, 1933, p. 195)
o
“Denkt u dat we tijd te verliezen hebben?” (Queneau, 1990, p. 149)
o
“Dacht je dat we tijd te verliezen hadden?” (Queneau, 2005, p. 138)
16. « l’avoir laissé tomber » (Queneau, 1933, p. 224)
o
“hebben laten vallen” (Queneau, 1990, p. 171)
o
“had laten vallen” (Queneau, 2005, p. 158)
17. « chacun s’y sentait chez soi » (Queneau, 1933, p. 191)
o
“ieder voelde zich hier thuis” (Queneau, 1990, p. 146)
o
“ze voelden zich er allemaal thuis” (Queneau, 2005, p. 136)
Van de 54 vertaalde idiomatische uitdrukkingen werd minder dan een derde (17) aangepast in
de tweede versie. Dit houdt in dat de vertaler in twee derde van de gevallen bij zijn originele
idiomatische uitdrukking gebleven is, zij het dat de grammatica veranderde. Opvallend is dat
deze aanpassingen vooral gebeuren bij de idiomatische uitdrukkingen die eerst redelijk dicht bij
de brontekst vertaald waren. Dit is ook waarom het grootste percentage veranderingen zich
voordoet bij de letterlijke vertalingen. Bij de equivalenties gebeurden er ook veranderingen,
maar, procentueel gezien, veel minder (9 aanpassingen op 38 uitdrukkingen tegenover 5
aanpassingen op 8 uitdrukkingen bij de letterlijke vertalingen). De aanpassingen die gebeurden
gingen ook allemaal, behalve één (voorbeeld 10), verder af van de brontekst.
5.6 Brontektsgericht en doeltekstgericht vertalen
Uit de resultaten en de analyse kunnen we enkele conclusies trekken. Aangezien de
aanpassingen die gebeurden in de tweede versie bijna allemaal minder dicht bij de brontekst
lagen dan de vertalingen uit de eerste brontekst, kunnen we stellen dat de tweede vertaling
meer doeltekstgericht is dan de eerste vertaling. Dit mag evenwel niet leiden tot de conclusie
dat de tweede vertaling meer domesticerend zou zijn dan de eerste vertaling. Daarvoor moet er
dieper ingegaan worden op het culturele aspect en voorbijgegaan worden aan het linguïstische
aspect dat te zien is in de analyse.
Als het culturele aspect bekeken wordt bij de vertalingen van de idiomatische uitdrukkingen,
valt op dat hoewel de eerste vertaling vaak dichter bij de brontekst aanligt, ze daarom niet meer
naar de Franse cultuur zou verwijzen dan de tweede vertaling. Het culturele, Franse aspect is in
beide gevallen vaak even afwezig, zoals te zien is in de voorbeelden 1, 2 en 3, die, hoewel ze in
24
de eerste versie letterlijk vertaald werden, geen Franse connotatie oproepen in het Nederlands.
Hieruit zouden we kunnen concluderen dat beide vertalingen even domesticerend zijn, beide
vertalingen passen zich namelijk aan de normen en waarden van de doeltaal aan. In de
idiomatische uitdrukkingen is geen Franse ondertoon te vinden en bij het lezen van de vertaling
ervan wordt de doeltaallezer niet geconfronteerd met de andere.
Deze domesticering valt deels te verklaren door het feit dat het Nederlands een semiperiferische taal is (Heilbron, 1999). Het Frans is evenwel een centrale taal waardoor er
verondersteld zou kunnen worden dat deze invloed uitoefent op de semi-periferische taal en
dus minder gedomesticeerd zou worden. Uit de analyse van de resultaten kunnen we opmaken
dat dit voor de idiomatische uitdrukkingen niet het geval is.
5.7 Equivalentie
Het begrip equivalentie is, zoals reeds aangegeven, een polemisch begrip. In dit hoofdstuk wordt
er gekeken hoe er met equivalentie is omgegaan in de verschillende doelteksten en welk soort
equivalentie de vertaler heeft laten primeren. Zoals te lezen in Hartmann en Stork (1972) is er
niet een, maar zijn er meerdere soorten equivalentie
25
6 Conclusie
26
7 Bibliografie
Allwood, A. (2011, augustus 14). Tekst en uitleg geven. Over vertalen en vertaalproblemen bij
het vertalen van Annelies Verbekes "Slaap!". Opgeroepen op juni 30, 2014, van GUPEA:
http://hdl.handle.net/2077/26537
Baker, M. (1992). In other words: a coursebook on translation. Londen: Routledge.
Bassnett, S. (2002). Translation Studies. Londen: Routledge.
Bassnett, S., & Lefevere, A. (1998). Constructing cultures. Essays on literary translation.
Clevedon: Multilingual Matters.
Bellos, D. (2011). Is That a Fish in Your Ear? Londen: Penguin Books.
Catonné, J.-M. (1992). Queneau. Paris: Belfond.
Chen, L. (2009). On Literal Translation of English Idioms. English Language Teaching , II (2),
164-166.
Chen, L. (2009). On Translatability of English Idioms. Asian Social Science , V (2), 43-44.
den Boon, T., & Geeraerts, D. (2005). van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal.
Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie.
Even-Zohar, I. (1990). Polysystem studies. Poetics Today , 11:1.
Fernández, F. (2011). La sociología crítica de la traducción: premisas y posibilidades de un
enfoque interdisciplinar. Sendebar , 21-41.
Garrido, M. Á. (2000). Nueva introducción a la teoría de la literatura. Madrid: Síntesis.
Ghazala, H. S. (2014). Literary translation: A literary stylistics-based perspective. Linguistics,
Culture & Education , Article ID 5.
González-Serna Sánchez, J. M. (sd). Introducción a la literatura. Opgeroepen op mei 26, 2014,
van Aula de Letras: http://www.auladeletras.net/material/lituni01.pdf
Gutiérrez Díez, F. (1995). Idiomaticidad y traducción. Cuadernos de filología inglesa , 27-42.
Hartmann, R., & Stork, F. (1972). Dictionary of language and linguistics. Londen: Applied
Science.
Heilbron, J. (1999). Towards a Sociology of Translation. European Journal of Social Theory , 2
(4), 429-444.
Hermans, T. (1996). Norms and the determination of translation: a theoretical framework. In R.
Álvarez, & C.-Á. Vidal (Red.), Translation, Power, Subversion (pp. 24-51). Clevedon:
Multilingual Matters.
Hurtado Albir, A. (2001). Traducción y traductología: introducción a la traductología. Madrid:
Catédra.
27
Jakobson, R. (1959). On linguistic aspects of translation. In R. A. Brouwer, On translation (pp.
233-237). Cambridge: Harvard University Press.
Koster, C. (2010). Presentatie dossier_Hof. Opgeroepen op december 4, 2013, van Universiteit
Utrecht:
http://www.hum.uu.nl/medewerkers/c.koster/VCW/VERTALERSPARADE/Dossiers%202010
-2011/MarJanHof/Presentatie%20dossier_Hof.ppt.
Le Tellier, H. (sd). Raymond Queneau. Opgeroepen op december 7, 2013, van OuLiPo:
www.oulipo.net/oulipiens/RQ
Levý, J. (2004). Vertalen als besluitvormingsproces. In T. Naaijkens, K. Koster, & H. Bloemen
(Red.), Denken over vertalen: tekstboek vertaalwetenchap (B. Felderhof, Vert., pp. 135147). Nijmegen: Vantilt.
Meyer, D. (2009). Littérature potentielle. Opgeroepen op december 7, 2013, van University of
Hong Kong:
http://www.hku.hk/french/dcmScreen/lang3035/lang3035_litterature_potentielle.htm.
Nida, E. A. (2001). Contexts in Translating. Amsterdam: Benjamins.
Nida, E. A., & Taber, C. (1969). The theory and practice of translation. Leiden: Brill.
Queneau, R. (1990). Hondsgras. (J. P. van der Sterre, Vert.) Amsterdam: De Bezige Bij.
Queneau, R. (2005). HONDSGRAS of Het Gelazer. (J. P. van der Sterre, Vert.)
Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas.
Queneau, R. (1933). Le chiendent (2009 ed.). Parijs: Éditions Gallimard.
Sevilla Muñoz, J., & Arroyo Ortega, A. (1993). La noción de "expresión idiomática" en francés y
en español. ThéLèMe. Revista Complutense de Estudios Franceses (4), 247-261.
Shlesinger, M., & Malkiel, B. (2005). Comparing modalities: cognates as a case in point. Across
languages and cultures , 6 (2), 173-193.
Souchier, E. (1991). Raymond Queneau. Paris: Editions du Seuil.
Strakšienė, M. (2009). Analysis of Idiom Translation Strategies from English into Lithuanian.
Studies About Languages (Kalbų Studijos) (14), 13-19.
Taaladvies. (sd). Spreekwoord, gezegde, zegswijze, uitdrukking. Opgeroepen op juni 30, 2014,
van Genootschap Onze Taal: https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/spreekwoord-gezegdezegswijze-uitdrukking#
Venuti, L. (1995). The Translator's Invisibility. Londen en New York: Routledge.
Venuti, L. (1993). Translation as cultural politics: Regimes of domestication in English. Textual
Practice , 7 (2), 208-223.
Vermeer, H. J. (2000). Skopos and Commission in Translational Action. In L. Venuti (Red.), The
Translation Studies Reader (pp. 221-232). Londen en New York: Routledge.
28
Vinay, J., & Darbelnet, J. (1958). Stylistique comparée du français et de l'anglais. Parijs: Marcel
Didier.
Wray, A. (2008). Formulaic language: pushing the boundaries. Oxford: Oxford University Press.
Yang, W. (2010). Brief Study on Domestication and Foreignization in Translation. Journal of
Language Teaching and Research , 1 (1), 77-80.
29
8 Bijlage
Om deze vertaalanalyse te structureren is er gebruik gemaakt van een combinatie van de
vertaalstrategieën van Vinay en Darbelnet (1958) en die van Baker (1992). In de bijlage staan de
verschillende idiomatische uitdrukkingen geordend volgens gebruikte vertaalstrategie van Vinay
en Darbelnet in de eerste vertaling. Achter elke vertaling staat het cijfer van de vertaalstrategie
die gebruikt werd volgens Baker. Daarna volgt een diagram waarin het aantal keer dat een
combinatie voorkomt duidelijk gemaakt wordt.
8.1 Letterlijke vertalingen
Le chiendent
Hondsgras
répondant à ce
beantwoordde aan dat
signalement (p. 182)
signalement (p. 140)
Ne pas tenir compte
Geen rekening houden met
de (p. 183)
(p. 140)
Hondsgras of Het gelazer
1 met dat signalement (p. 130)
4
T
1 negeren (p. 130)
4
M
je ne tiens pas plus ik hecht niet zo aan hetgeen 1 ik zal wat ik net zei niet door
2
que cela à ce que je ik u net gezegd heb. (p. 143)
E
dik en dun verdedigen (p. 133)
viens de vous dire (p.
187)
tuèrent le temps
doodden gedurende enkele
pendant quelques
minuten de tijd (p. 148)
1 doodden enkele momenten
de tijd (p. 137)
2
E
minutes (p. 194)
Vous croyez qu’on a
Denkt u dat we tijd te
du temps à perdre?
verliezen hebben? (p. 149)
1 Dacht je dat we tijd te
verliezen hadden? (p. 138)
1
L
(p. 195)
rapporter des sous (p. centen op te brengen (p. 156) 1 geld in het laadje te brengen
2
204)
E
(p.145)
jeta un dernier coup wierp een laatste blik (p. 158) 1 wierp een laatste blik (p. 147)
1
d’œil (p. 207)
L
30
l’avoir laissé tomber hebben laten vallen (p. 171)
1 had laten vallen (p. 158)
1
(p. 224)
L
8.2 Transposities
Le chiendent
trouvez un sens (p.
Hondsgras
Vindt u het zinnig (p. 143)
Hondsgras of Het gelazer
3 Vindt u het zinnig (p. 132)
3
186)
T
les pêcheurs vont
de vissers gaan op zee
passer la nuit en mer
overnachten (p. 146)
4 vissers blijven vannacht op
4
zee (p. 135)
E
4 lonken (p. 139)
4
(p. 191)
faire de l’œil (p. 195)
lonken (p.149)
T
chargé d’ans et
was onder de last der jaren en
was onder de last der jaren en
1.
d’honneurs avait
eerbewijzen bezweken
eerbewijzen bezweken
a
trépassé
je suis installé (p.
zit ik [...] in huis (p. 168)
2 zit ik [...] in huis (p. 168)
2
220)
finit par (p. 226)
T
eindelijk
4 eindelijk
4
T
8.3 Modulaties
Le chiendent
ce n’est pas trop tôt
Hondsgras
dat werd tijd (p. 144)
Hondsgras of Het gelazer
2 dat werd tijd (p. 133)
2
(p. 188)
M
je mets de la
dat ik ongaarne antwoord
mauvaise volonté a
geef (p. 146)
vous répondre (p.
4 dat ik liever geen antwoord
4
geef (p. 136)
M
191)
31
Il ne s’est pas foulé
Hij heeft de kantjes ervan
(p. 196)
afgelopen (p. 150)
3 Hij heeft er met de pet naar
3
gegooid (p. 139)
M
8.4 Equivalenties
Le chiendent
battait son plein (p.
Hondsgras
was in volle gang (p. 139)
Hondsgras of Het gelazer
2 was in volle gang (p. 129)
181)
de boîte à sardines
2
E
haringen in een ton (p. 139)
2 haringen in een ton (p. 129)
(p. 181)
2
E
le mettre au courant
op de hoogte te stellen van
de ses connaissances
zijn kennis dienaangaande (p.
à cet égard (p. 181)
139)
avoir l’air (p. 182)
te lijken (p. 139)
2 te vertellen dat hij ervan op
2
de hoogte was (p. 129)
E
4 te lijken (p. 129)
4
E
couleur locale (p.
karakteristieke (p. 139)
4 karakteristieke (p.130)
182)
4
E
qui se présente
wat zich een twee drie
d’emblée (p. 183)
vertoont (p. 140)
3 wat je in eerste instantie
2
onder ogen krijgt (p. 130)
M
Du diable si je le sais.
Ik mag hangen als ik het
(p. 183)
weet. (p. 140)
Quelle barbe (p. 183)
Wat een gezeur (p. 140)
2 Ik mag hangen als ik het
weet.(p. 130)
3 Gedoe (p. 130)
2
E
4
E
ces derniers temps
tot voor kort (p. 141)
2 tot voor kort (p. 131)
(p. 183)
2
E
il se croit quelqu’un
hij vindt zichzelf een hele piet
(p. 184)
(p. 141)
2 hij zich een hele piet voelt (p.
131)
2
E
32
Je n’ai pas l’étoffe
Er steekt geen huisvader in
d’un père de famille
mij (p. 141)
2 Er steekt geen huisvader in
mij (p. 131)
2
E
(p. 184)
au fur et à mesure (p.
al doende (p. 143)
2 al doende (p. 132)
186)
Sans doute. (p. 186)
2
E
Buiten kijf. (p. 143)
2 Dat staat buiten kijf. (p. 133)
2
E
De rien, de rien (p.
Al goed, al goed (p.146)
2 Welnee, welnee (p. 136)
191)
4
E
chacun s’y sentait
ieder voelde zich hier thuis
chez soi (p. 191)
(p. 146)
ils faisaient Ia noce,
kortom, ze zetten de
quoi. (p. 191)
bloemetjes buiten.(p.146-
2 ze voelden zich er allemaal
thuis (p. 136)
2 kortom, ze zetten de
bloemetjes buiten. (p. 136)
2
E
2
E
147)
mima le sourd
hield zich doof (p. 147)
2 hield zich doof (p. 137)
(p.193)
2
E
Ça sent le
Het ruikt een uur in de wind
2 Het ruikt een uur in de wind
2
fonctionnaire à plein
naar ambtenaren. (p. 149)
naar ambtenaren.(p. 138)
E
Garçon, amenez vos
Ober, stuur uw schoenen
3 Ober, stuur je schoenen eens
3
os (p. 197)
eens deze kant op (p. 151)
à l’œil hein (p. 197)
van de zaak, hè (p. 151)
nez. (p. 195)
deze kant op (p. 140)
3 voor nop he (p. 140)
E
4
E
tirer les vers du nez
uit te horen (p. 153)
(p. 201)
4 haar te verleiden het
achterste van haar tong te
2
E
laten zien (p. 142)
elle avait fait
van de domme gehouden (p.
l’innocente (p. 201)
153)
il a l’air très malin (p.
hij ziet er zeer uitgeslapen uit
201)
(p. 153)
2 van den domme gehouden (p.
142)
2 hij ziet er zeer uitgeslapen uit
(p. 142)
2
E
2
E
33
Tout ceci échappait
Dat onttrok zich overigens
2 Dat onttrok zich overigens
d’ailleurs
allemaal voIIedig aan de
allemaal voIIedig aan de
complètement à
aandacht van Etienne (p. 155)
aandacht van Etienne (p. 144)
2
E
Étienne (p. 203)
Elle le croit dur
Zister heilig van overtuigd (p.
comm’ fer (p. 214)
163)
a l’air d’une (p. 217)
ziet eruit als (p.166)
2 Drisse heiIig van overtuigd (p.
151)
4 ziet eruit als (p. 153)
2
E
4
E
ont l’air un peu noix er een beetje stom uitzien (p. 4 er een beetje stom uitzien (p. 4
(p. 221)
169)
156)
E
aurait affaire à lui (p. met hem te maken krijgen (p. 2 met hem te maken krijgen (p. 2
222)
169)
Gare à elle (p. 222)
Wee d’r gebeente (p. 169)
157)
2 Wee d’r gebeente (p. 157)
E
2
E
sans queue ni tête (p. waar geen touw aan vast te 2 zonder kop of staart (p. 158)
1
223)
L
knopen was (p. 170)
Les gens avaient la De mensen zaten in de rats (p. 2 De mensen zaten in hun 2
trouille (p. 223)
170)
a fait du bruit (p. 223)
het stof heeft doen opwaaien 2 veel stof opwaaien (p. 158)
2
(p. 170)
E
a le béguin (p. 227)
verliefd is op (p. 173)
piepzak (p. 158)
4 verliefd is op (p. 161)
E
4
E
bat la dèche (p. 227)
hij platzak is (p. 174)
4 hij is platzak (p. 161)
4
E
Vous vous foutez du U lapt de wereld aan uw laars! 3 Je lapt alles aan je laars! (p. 3
monde! (p. 227-228)
(p. 174)
du haut de votre vanuit uw luie stoel (p. 174)
161)
3 vanuit je luie stoel (p. 161)
oisiveté (p. 228)
J’en ai marre (p. 228)
E
3
E
Ik ben het zat (p. 175)
2 Ik ben het zat (p. 162)
2
E
34
n’ont
rien
l’ventre (p. 229)
dans niks in hun mars hebben (p. 2 niks in hun donder (p. 162)
175)
2
E
35
Download