Samenvatting NMC

advertisement
Samenvatting NMC-tentamen
Baym – personal connections in the digital age
Hoofdstuk 1






Ontstaan nieuwe communicatiemiddelen:
o Mensen zijn bezorgd dat communicatie erg oppervlakkig wordt en dat
gemedieerde interactie onze persoonlijke relaties bedreigt.
o Nieuwe media geeft ons meer mogelijkheden om ons te verbinden met
mensen, wat zorgt voor sterkere en nieuwe soorten relaties.
Fundamentele doel communicatietechnologieën: mensen moeten in staat zijn
berichten uit te wisselen zonder naast elkaar te staan.
Door mideel van deze nieuwe media kunnen we anderen op strategische wijze
benaderen, maar ook andersom.
o We zijn onze autonomie gedeeltelijk kwijtgeraakt omdat we nu altijd te
bereiken zijn.
De grens tussen massacommunicatie en interpersoonlijke communicatie vervaagt.
o Men kan hierdoor sneller bekend worden, maar er kunnen ook sneller roddels
of vervelende berichten verspreid worden.
o Grens tussen publiek en privé verandert dus.
7 kernconcepten:
o Interactivity:
 Sociale interactiviteit: mogelijkheid van medium voor sociale interactie
tussen groepen of individuen
 Technische interactiviteit: gebruikers hebben invloed op het medium
 Tekstuele interactiviteit
o Temporal structure: onderscheid tussen…
 Synchrone communicatie: directe berichten, facetime etc.
 Asynchrone communicatie: zit tijdsvertraging tussen de berichten
o Social cues: cues zijn belangrijk voor het interpreteren van boodschappen en
het creëren van een sociale context waarin berichten waardevol zijn
o Storage: het voor langere tijd kunnen opslaan van berichten
o Replicability: mogelijkheid van kopiëren van berichten
o Reach: mate waarin media publiek kunnen bereiken
o Mobility: mate van verplaatsbaarheid
Het gebruik van de verschillende tools voor verschillende populaties heeft in
verschillende contexten en tijden een andere betekenis.
Hoofdstuk 2

Drie perspectieven:
o Technologisch determinisme
 Technologie wordt gezien als een externe agent die de maatschappij
beïnvloedt en verandert.



Media choice:milde vorm technologisch determinisme,
verandering gebeurt op individueel niveau ipv sociaal niveau.
Reacties op nieuwe technologieën:
o Utopie: wereld wordt verbeterd door technologie en
het zijn natuurlijke veranderingen.
 Positief, behouden relaties, nieuwe relaties,
vrijmaken van echte zelf.
o Dystopie: we verliezen de controle, worden afhankelijk
en kunnen het niet meer stoppen.
 Bedrog, tribalisme en verschillen tussen sociale
klassen. Zegt meer over maatschappij dan
technologie.
Deterministen focussen zich vaak op authentiekheid en ‘echte
relaties’.
o Social shaping
 De consequenties van technologieën kom zowel van de kwaliteiten die
technologieën bieden als van hoe mensen gebruik maken van deze
technologieën.
o Sociaal constructivisme
 Gebruikers hebben de macht over technologie.
 Domestication: technologie heeft invloed op de mens en de
mens heeft invloed op technologie. Kijkt vooral naar de
processen van hoe nieuwe technologieën veranderen van iets
raars naar iets doodgewoons.
Hoofdstuk 4


Community heeft veel verschillende definities.
5 eigenschappen communities:
o Sense of space: metaforisch gedeeld gevoel van ruimte.
o Shared practices: gedragingen die een groep mensen delen.
 Spraakgemeenschap: gebruik van taal.
 Normen: welk gedrag is aanvaardbaar en welk gedrag
onaanvaardbaar.
o Shared resources and support: wanneer mensen sociale ondersteuning geven
en ontvangen, dan bouwt men aan elkaars sociaal kapitaal.
 Bridging
 Bonding
 Soorten sociale ondersteuning:
 Sociale integratie: stelt mensen in staat deel uit te maken van
een groep waarvan de leden gedeelde interesses en zorgen
hebben.
 Emotionele ondersteuning: je in tijden van stress tot anderen
wenden voor comfort en veiligheid.
 Zelfwaarderingsondersteuning: iemand het gevoel van
competentie geven door individuele positieve feedback te
geven op iemands capaciteiten.




Informationele ondersteuning: advies of begeleiding met
betrekking tot mogelijke oplossing voor een probleem.
o Shared identities: mensen nemen een bepaalde functionele rol aan en tonen
deze door zich systematisch en consistent zo te gedragen op een manier die
past bij de rol + een gevoel van ‘wij’, gedeelde identiteit.
o Interpersonal relationships: binnen de groep kan je persoonlijke 1-op-1
relaties ontwikkelen.
Sociale netwerksites: een netwerken communicatieplatform waarin participanten:
o Unieke identificeerbare profielen hebben die bestaan uit zelf geleverd
materiaal, materiaal geleverd door anderen en materiaal geleverd door het
systeem.
o Publiekelijke connecties kunnen maken met anderen.
o Kunnen consumeren, produceren en/of communiceren met streams van door
gebruikers gegenereerde inhoud die wordt geboden door hun connecties op
de site.
Onderscheid tussen:
o Networked individualism: ieder individu zit in de kern van zijn of haar
persoonlijke gemeenschap.
o Networked collectivism: groepen mensen netwerken nu via internet,
gerelateerde mobiele media en in persoonlijke communicatie en kunnen zo
een gedeelde, maar gedistribueerde groepsidentiteit laten ontstaan.
Mensen zijn maatschappelijk betrokken wanneer ze handelen op manieren die
sociale en/of gemeenschapsproblemen aanpakken die niet van nature politiek van
aard zijn, maar die toch bevorderlijk zijn voor het collectieve welzijn.
Hoofdstuk 5






Latent ties: relaties die zo structureel mogelijk zijn, maar nog niet zijn geactiveerd
(bv, vrienden van vrienden).
Relaties vormen via internet is:
o Makkelijk want je kan snel mensen vinden met gedeelde interesses.
o Moeilijk want je weet niet hoe de ander eruitziet.
Relaties zijn altijd sociaal. Ze worden gemaakt, weergegeven en opnieuw
vormgegeven door interactie.
Identiteiten zijn persoonlijk in de zin dat ze ons onderscheiden van anderen. Dit lijkt
misschien individueel, maar het wordt vormgegeven door sociale observaties,
vergelijking, interacties en feedback van andere mensen.
Sociale identiteit verwijst naar de aspecten van onszelf die ons definiëren als
groepsleden. Sommige hiervan zijn onvrijwillig – onze etnische achtergrond, geslacht,
seksuele voorkeur, nationaliteiten etc. – terwijl andere voorkeuren zijn.
Onderscheid tussen:
o Disembodied identities: digitale media scheidt ‘selves’ van lichamen, wat leidt
tot disembodied identities, die alleen bestaan door acties en woorden.
 Hoewel media de affordances heeft om je te representeren zoals je
wilt, zijn mensen toch vaak eerlijk in hoe ze zichzelf presenteren. Toch
representeren mensen zich op verschillende platformen/sites anders.
o Disembodied audiences: je weet niet altijd wie je publiek is.




Imagined audiences: gebaseerd op structurele factoren (denk aan
sociale rollen, contexten en de activiteit van publiek) en individuele
agentschap (sociale skills, motivatie, internetskills).
 Er is vaak een verschil tussen je werkelijke publiek en je imagined
audience.
 Leidt tot zorgen over privacy.
Andere kant van privacy is publicity: mensen werken aan een publieke identiteit (selfbranding).
Context collapse: we moeten vaak navigeren tussen verschillende soorten mensen
op hetzelfde moment.
Zelfpresentatie is afhankelijk van je platform.
De platformsamenleving: strijd om publieke waarden in een online
wereld – van Dijck et al.
Chapter 0: introduction en chapter 1: de invloed van online platformen op de
organisatie van de samenleving







Dit boek gebruikt voornamelijk technologisch determinisme.
Online platform: technologische, economische en sociaal-culturele infrastructuur
voor het faciliteren en organiseren van online sociaal en economisch verkeerd tussen
gebruikers en aanbieders, met (gebruikers)data als brandstof.
o Verschilt van eerdere definities door:
 Veel breder begrip
Platformisering: alle platformen hebben invloed op elkaar, waardoor ze samen een
soort ‘ecosysteem’ vormen. Dat ecosysteem heeft steeds grotere invloed op de
manier waarop het sociale en economische verkeer in de samenleving georganiseerd
is, ook wel platformisering genoemd.
De wijze waarop in een platformsamenleving publieke belangen kunnen worden
vastgesteld en geborgd is belangrijk.
De ontwikkeling van de platformsamenleving leidt mogelijk tot een verschuiving in de
verhoudingen tussen markt, consumenten, burgers en overheid, en daarmee ook in
de manier waarop publieke belangen kunnen worden vastgesteld en behartigd.
Platformen bieden enerzijds nieuwe manieren om normen op het gebied van
kwaliteit vast te leggen, anderzijds zijn platformen ook sturend in de inhoudelijke
invulling van publieke waarden.
Platforms beginnen zelf een sturende kracht te worden als het gaat om de inrichting
van de samenleving, en daar is nog weinig aandacht voor. Wel nodig om publieke
belangen te kunnen waarborgen.
Onderscheid tussen:
o Governance of platforms: de vraag of en hoe platformen door de overheid
gereguleerd moeten worden.
o Governance by platforms: manier waarop platformen zelf een sturende
kracht aan het worden zijn voor de samenleving.






Enerzijds stellen platformen via hun gebruiksvoorwaarden een aantal expliciete
regels vast, bijvoorbeeld over het type content dat op sociale medianetwerken
geplaatst mag worden.
Anderzijds bepalen platformen ook impliciet een aantal normen waaraan gebruikers
moeten voldoen. Heeft te maken met de inrichting van het platform: welke keuzes
zijn er gemaakt in het interfaceontwerp en hoe werken de algoritmes waarmee vraag
en aanbod op elkaar worden afgestemd?
Onderscheid platformen en andere websites:
o Platformen verzamelen automatisch grote hoeveelheden data over
gebruikers. Zowel actieve als passieve data.
o Platformen bieden vaak door middel van Application Programming Interfaces
(API’s) toegang tot deze data aan derden.
o Platformen verwerken gebruikersdata met behulp van algoritmes, oftewel
instructies waarmee inputdata in een gewenste output worden
getransformeerd. Platformen zetten algoritmes in om de enorme beschikbare
hoeveelheid content te filteren en te bepalen hoe gebruikers optimaal met
content, diensten, reclame en elkaar verbonden kunnen worden.
o Platformen vormen economische configuraties die gericht diensten en
reclames aan specifieke gebruikers koppelen. Dit maakt gepersonaliseerde
reclame en diensten mogelijk.
Deze technologische en economische elementen van platformen sturen hoe mensen
gebruikmaken van de platformen.
Platformecosysteem: legt enerzijds nadruk op de grote verwevenheid en wederzijdse
verstrengeling van alle online platformen door gedeelde mechanismen.
Anderzijds kenmerkt het ecosysteem zich door een sterke hiërarchie van platformen.
Sommige platformen zijn gelijker dan anderen.
Publieke ruimte: ruimte die voor iedereen toegankelijk is. Er is hier geen sprake van
commerciële bedrijven. Niet het geval bij platformen, omdat deze allemaal
commercieel zijn.
Participatiemaatschappij: burgers moeten zelf actiever worden in de organisatie van
allerlei maatschappelijke voorzieningen.
Chapter 2: platformmechanismen


Platformmechanismen: de manieren waarop technologieën, verdienmodellen en
gebruikerspraktijken van platformen in wisselwerking met elkaar richting geven aan
online maatschappelijk en economisch verkeer.
Drie mechanismen:
o Dataficatie = het traceren, kwantificeren, interpreteren en voorspellen van
sociale interactie door platformen, als ook het dagelijks gebruik van
platformdata door gebruikers.
o Commodificatie = verwijst naar de wijze waarop platformen objecten,
handelingen en ideeën vermarkten, oftewel het omzetten in verhandelbare
producten met economische waarden; het verwijst ook naar gebruikers die
zichzelf en activiteiten als producten promoten.
o Selectie = draait om gebruikers die met behulp van platformen bepalen welke
onderwerpen, objecten en actoren allemaal relevant zijn in informatie en

communicatie; selectie gebeurt ook geautomatiseerd, door middel van
algoritmes die gebruikerssignalen vormen en verwerken.
Hoe geven platformen precies richting aan selectieprocessen:
o Online sites en apps sturen door middel van een gebruikersinterface. De
technologie structureert in hoge mate hoe gebruikers zich met elkaar kunnen
verbinden en hoe zij materiaal selecteren en filteren.
o Sociale platformen geven vorm aan selectie door de manier waarop ze
gebruikerssignalen algoritmisch vertalen in ‘trending’, ‘top’ of ‘meest
relevant’, als ook in een constante stroom suggesties voor nieuwe vrienden
en te volgen gebruikers.
Hutchby, I. – Technologies, texts and affordances







Anti-essentialisme: een principiële oppositie tegen de opvatting dat de
technologische artefacten inherente eigenschappen hebben, behalve/buiten het
interpretatieve werk dat mensen doen om vast te stellen wat die artefacten eigenlijk
zijn.
Er is een debat tussen het realisme en constructivisme:
o Realisme = de opvatting dat wereldse objecten inherente eigenschappen
hebben die fungeren als beperkingen voor observerende verklaringen.
o Constructivisme = de opvatting dat de ‘realiteit’ van objecten zelf een
uitkomst is van discursieve (redenerende) praktijken in relatie tot het object.
Affordances:
o Functioneel: affordances maken het mogelijk voor een bepaald organisme om
activiteiten te ontplooien, maar tegelijkertijd ook te bespreken.
o Relationeel: bepaalde affordances kunnen voor een object verschillend zijn
voor de ene soort dan voor de andere.
Grint en Woolgar beschrijven een metafoor: ze zien technologieën als teksten, die op
bepaalde manieren geschreven zijn door hun ontwikkelaars en producenten. Deze
teksten moeten worden ‘gelezen’ door hun gebruikers en consumenten.
De schrijvers van deze technologische teksten kunnen proberen bepaalde
betekenissen op te leggen aan het artefact en het bereik van het aantal mogelijke
interpretaties te beperken voor gebruikers.
Gebruikers daarentegen kunnen proberen teksten zo te lezen dat het in lijn is met de
doelen die ze voor het artefact in gedachten hebben. Noch het schrijven, noch het
lezen van deze technologische teksten is determinerend: beide zijn open processen.
Hoewel er manieren kunnen zijn waarop technologische teksten ingebouwde,
voorkeur manieren hebben om iets te lezen, staat het de gebruiker altijd vrij om zelf
interpretatief te bedenken wat er mee te doen.
Problemen bij deze metafoor: in hoeverre kun je zeggen dat technologieën ook wel
een ‘leeg blad’ zijn?
Van Dijck, J. – Facebook as a tool for producing sociality and
connectivity



Sociale media platformen: een nieuwe publieke sfeer?
o De publieke sfeer was hier een sfeer waar mensen privé konden discussiëren
en meningen konden uitwisselen. Er was hierbij geen invloed van
marktwerkingen.
o Toen het internet ontstond zagen veel mensen dit weer als het weer oprijzen
van de publieke sfeer, een plek met pluraliteit van ongefilterde meningen.
o Networked public sphere = een niet-statelijke, niet-marktwerkende sector
van informatie, waarbij het internet een technologische infrastructuur is die
de vrije uitwisseling van stemmen en meningen vergemakkelijkt.
o FB wel een publieke sfeer:
 Democratie, collectiviteit, participatie.
o Volgens Habermans is FB geen publieke sfeer:
 Gefragmenteerde chatrooms zorgen voor de fragmentatie van
politieke massa-doelgroepen in een groot aantal geisoleerde
openbare kwesties. Over de hele wereld tot de fragmentatie van grote
maar politiek gefocuste massa-doelgroepen in een groot aantal
geïsoleerde openbare kwesties.
 Sociale mediaplatformen kunnen juist het tegenovergestelde
bewerkstelligen: ze voorkomen echte politieke betrokkenheid doordat
ze het transformeren in een ‘point-and-click’ politiek die niet effectief
is als sociaal instrument.
 Internet staat open voor de invloed van censuur door de overheid.
 Bijna alle platformen zijn commercieel, waardoor ze niet voldoen aan
de eisen van Habermans voor een publieke sfeer.
Sociale media platformen: een nieuwe privé sfeer?
o Het strategisch stijlen van een privé zelf in een publiek personage is geen
nieuw fenomeen. Gebruikers kiezen wat ze delen, wanneer ze het delen, met
wie ze het delen en hoe ze het delen. Dit bewust gebruik maken van de
tactiek van het onthullen van privé informatie om iemands publieke
persoonlijkheid te stimuleren en om relaties op te bouwen, zorgt niet voor
een verandering tussen de relaties van het privé en het publieke domein door
FB-gebruikers.
o Wat deze normen wel uitdaagt is het feit dat FB de openbaarmaking van
persoonlijke informatie activeert in ruil voor deelname.
o Facebook verlegt de grenzen van de privésfeer door gebruikers te dwingen
vertrouwelijk details aan een algemeen publiek bekend te maken.
o Dit is de reden dat sommige onderzoekers vinden dat sociale media ook wel
vervuilers van de privésfeer zijn.
Facebook kan ook een nieuw zakelijk gebied zijn.
Marwick, A. E., & Boyd, D. – I tweet honestly, I tweet passionately:
Twitter users, context collapse, and the imagined audience






Imagined audience: het voorgestelde publiek
Heel veel verschillende mensen kunnen je tweets en conversaties met anderen lezen,
waardoor je niet echt je zelfpresentatie kan aanpassen op het publiek, omdat dat
iedereen kan zijn.
Twitter plaatst meerdere doelgroepen/soorten publiek bij elkaar, ook wel ‘context
collapse’ geboemd. Hierdoor moet je één verifieerbare identiteit opbouwen en kun
je niet verschillende zelfpresentatie stratefgieën gebruiken.
Impression management: mensen pogen op allerlei manieren een welbepaalde
indruk te maken op anderen, om ervoor te zorgen dat de anderen op een bepaalde
manier zullen reageren. De rol van het publiek is hier dat hoe iemand zich
representeert ligt aan het publiek.
Soorten audiences:
o Networked audiences: zit vast aan een sociale mediaomgeving en bevat echte
en potentiele kijkers van online content. De kijkers zijn zowel met de
‘schrijver’ als met elkaar verbonden door middel van banden van
verschillende sterktes en betekenissen die een interactief communicatie-web
genereren. Bestaat uit een combinatie van:
 Writer’s audience = er is sprake van een echt publiek, mensen die echt
jouw schrijfsel lezen. Vaak is er hierbij een beoogd publiek.
 Broadcast audience = tv, radio, iets uitzenden naar een groot publiek,
je publiek is iedereen, je kan niet een bepaalde doelgroep voor ogen
hebben. Het publiek is anoniem, statisch en geografisch gebonden.
Het publiek kan niet reageren, maar tegenwoordig kunnen mensen
wel interacteren -> dus niet meer statisch.
Je kan navigeren tussen de indrukken die je bij mensen achter wilt laten.
Shirky, C. – Everyone is a media outlet.







Social shaping perspectief.
Dit artikel gaat er basically over dat wij het internet vormen door het geven van
meningen, reacties, etc.
Gatekeepers: mediaprofessionals die tegelijkertijd de toegang tot informatie,
amusement, communicatie of andere kortstondige goederen aanbieden en
controleren.
Benadrukt de democratisering van mediaproductie (everyone is a media outlet).
Het web creëert een nieuw ecosysteem voor journalistiek.
Het oude ecosysteem wordt gekarakteriseerd door schaarste van de middelen van
mediaproductie en distributie.
In het nieuwe ecosysteem van het internet zijn de kosten van publicatie en
distributie vrijwel nihil. Iedereen heeft mediaproductie en distributiemiddelen tot
zijn/haar beschikking.
o Binnen dit ecosysteem lijkt de gatekeeper rol van instituties/organisaties
verboden.
Pariser, E. – The filter bubble: What the internet is hiding from you









Er is geen standard google, iedereen ziet wat anders.
Eerst leek het dat internet de democratie zou verbeteren.
o Is niet zo, want men zit (onbewust) in een filter bubble.
Gebruikers kunnen gratis gebruik maken van verschillende platformen en deze
internetondernemingen kunnen in ruil daarvoor de gegevens over deze gebruikers
verkopen. Hierdoor kunnen bedrijven gerichter reclame maken.
Filter bubble: door personalisatie wordt alles wat je ziet gefilterd op basis van wie zij
denken dat je bent en wat je gaat doen en wilt in de toekomst.
Drie kenmerken:
o Je bent de enige persoon in je bubbel.
o De filterbubbel is onzichtbaar. Je weet misschien niet eens dat er beweringen
over je worden gedaan en dat je bepaalde informatie niet of juist wel krijgt te
zien.
o Je kiest er niet voor de filterbubbel in te gaan en kunt het ook bijna niet meer
vermijden.
We kunnen worden geindoctrineerd met ondze eigen ideeën, we blijven in ons eigen
wereldje.
Er is minder ruimte voor nieuwe inzichten en creativiteit.
Verder kunnen websites ook nadelig inspelen op je behoeften. Zo kun je bijvoorbeeld
informatie opzoeken over het maken van een wereldreis en daarna een verhoging
van je premie krijgen. Het kan negatief effect hebben op hoe jij kiest te leven.
Onderscheid tussen:
o Bonding capital: je blijft binnen je eigen wereldje. Ook wel sociale netwerken
met sociaal homogene groepen.
o Bridging capital: je gaat buiten je eigen wereld. Ook wel sociale netwerken
met sociale heterogene groepen.
Borgesius, F. J., Trilling, D., Moeller, J., Bodó,B., de Vreese, C. H., &
Helberger, N. – Should we worry about filter bubbles?


Onderscheid tussen:
o Self-selected personalisation: hierbij kiest de gebruiker er zelf voor om
bepaalde informatie niet te lezen en andere informatie wel. Iemand kiest
voor gegevens die passen bij zijn of haar standpunt.
o Pre-selected personalisation: hierbij kiezen de websites, de adverteerders en
andere mensen wat mensen zien.
Zorgen:


o Wanneer mensen minder meningen zien, kan dat een negatief effect hebben
op de publieke ruimte. Men moet juist meningen zien die verschillen van die
van henzelf in een democratie.
o Verder kunnen mensen mogelijk in een versterkende spiraal terecht komen
waardoor men snel extreme ideeën kan krijgen.
o Verder zal men minder gedeelde ervaringen hebben die juist nodig zijn voor
een democratie.
o Gatekeepers hebben heel veel macht gekregen.
o Mensen hun autonomie wordt bedreigd.
o Er is geen transparantie.
o Er kan sprake zijn van discriminatie, omdat men wordt ingedeeld in criteria.
Mensen selecteren zelf wat ze willen zien, ook wel selective exposure genoemd. Het
is niet duidelijk of mensen ook vermijden wat ze niet willen zien, ook wel selective
avoidance genoemd. Men moet self-selected personalisation niet te belangrijk
vinden, omdat als mensen zelf inhoud selecteren, dan worden ze soms niet
geconfronteerd met tegengestelde inhoud.
Technologie is te ontoereikend voor filter bubbles.
Neff, G., & Nagy, P. – Automation, algorithms, and politics: talking to
bots



Vraagstuk: hoe begrijpen gebruikers de persoonlijkheid en acties van een
kunstmatige intelligentie chatbot tijdens interactie met Tay op twitter?
Waarom moeten we de bestaande theorie over agencies updaten?
o We moeten in kaart brengen hoe verschillende gebruikers de relatie tussen
menselijk handelen en technologie beschrijven om na te gaan wat gebruikers
met bots kunnen doen.
o Om op basis van de conclusies in punt 1 de beperkingen aan te tonen van
geldende theorie agencies voor het beschrijven en begrijpen van
communicatie met geavanceerde bots zoals Tay.
Relatie tussen menselijk handelen en Tay:
o Tay is een representatie voor de sociale werkelijkheid (mens draagt
verantwoordelijkheid voor Tay’s ontsporing).
o Tay vormt een bedreiging voor de maatschappij (technologie draagt
verantwoordelijkheid voor Tay’s ontsporing).
Caplan, R., Donovan, J., Hanson, L., & Matthews, J. – Algorithmic
accountability: a primer


Een algoritme is een set instructies die bepalen hoe een computer een bepaalde taak
moet uitvoeren.
Black-boxed: hoewel we weten wat er in de computer terecht komt voor verwerking
en wat de uitkomst is, is er geen kennis over wat er met de gegevens gebeurt tijdens
de verwerking.







Wanneer de output van een algoritme tot oneerlijkheid leidt, noemen we dit een
bias.
Technological redlining: vindt plaats wanneer algoritmen ongerechtvaardigde
uitkomsten produceren en bekende ongelijkheden repliceren, leidend tot het
systematische van minderheidsgroepen.
o Data discriminatie
Amerikaans rechtssysteem via de computer: het systeem had meer kans om ten
onrechte te voorspellen dat zwarte verdachten hoge schuldrisico’s hadden, terwijl de
tegenovergestelde type fout werd gemaakt bij blanken beklaagden.
Twee problemen:
o Er zijn geen standaarddefinities voor algoritmische bias.
o Er is geen mechanisme om te bepalen wie verantwoordelijk is voor de bias.
Nog meer problemen met algoritmische bias:
o Oneerlijk
o Geen transparantie
o Niet makkelijk om algoritmes aan te passen omdat ze context afhankelijk zijn.
o Geen standards voor wat er wel en niet aangepast mag worden aan
algoritmes.
o Wie heeft de controle?
o Het kan vertrouwensbanden met onder andere de overheid verpesten, ook al
zijn zij niet geheel verantwoordelijk voor de algoritmische bias.
Algoritmische verantwoordelijkheid: verwijst naar de toewijzing van
verantwoordelijkheid voor de manier waarop een algoritme wordt gemaakt en de
impact ervan op de samenleving; als er schade optreedt, wil men iemand als de
schuldige aanwijzen.
Belangrijk is dat de uiteindelijk beslissingen om een algoritmisch systeem op de
markt te brengen, behoren tot de ontwerpers en het bedrijf van de technologie.
Courtland, R. – The bias detectives: as machine learning infiltrates
society, scientists grapple with how to make algorithms fair



Het is onduidelijk hoe we algoritmes transparanter kunnen maken.
Als algoritmes te transparant worden, kunnen mensen daar misbruik van maken door
de algoritmes te manipuleren.
Commerciële software die wordt gebruikt door rechters in Broward County, Florida,
helpt om te beslissen of iemand die is aangeklaagd wegens een misdrijf moet worden
vrijgelaten uit de gevangenis vóór hun rechtszaak. Journalisten zeiden dat de
software bevooroordeeld was tegen zwarte verdachten. De tool, COMPAS genaamd,
genereerde scores die ontworpen waren om de kans te meten dat iemand binnen
twee jaar een ander misdrijf zou plegen als hij werd vrijgelaten.
Frith, J. – Turning life into a game: foursquare, gamification, and
personal mobility












Foursquare: een web- en mobiele applicatie die gebruikers de mogelijkheid biedt om
vrienden te updaten over hun locatie.
Wanneer gebruikers inchecken op locaties, verdienen zij hiermee punten. Hiermee
heeft foursquare invloed op de individuele gedragen doordat ze digitale game
elementen toevoegen aan fysieke plaatsen.
Hiermee is het ook wel een ‘location-based mobile game’ (LBMG)
Foursquare verschilt van andere LMBGs omdat het stimuleert om nietgamegerelateerde dingen te doen.
Hybrid spaces: hybride ruimtes zijn ruimtes die sociale connecties, digitale informatie
en fysieke ruimte samenvoegen. Het gebruik van locatiebewuste mobiele applicaties
zoals foursquare laten een voorbeeld zien van een hybride ruimte omdat ze de
context van het digitale binnen de context van het fysieke omhullen en de fysieke
locatie van een persoon bepaalt welke informatie toegankelijk is.
Spatial legibility: de mate waarin de verschillende elementen van de stad zijn
georganiseerd in een samenhangend en herkenbaar patroon. Door het gebruik van
locatiebewuste mobiele applicaties worden patronen meer zichtbaar.
Mobiele technologieën kunnen de manier waarop mensen naar ruimtes kijken
veranderen door toegang geven tot digitale ruimtelijke informatie.
LMBGs zijn spellen die plaatsvinden in openbare ruimtes en die doorgaans worden
gebruikt via locatiebewuste mobiele apparaten.
Anders dan andere LMBGs, is foursquare gebaseerd op gamification:
o Het gebruik van spelelementen in niet-spel contexten.
Twee categorieën om te analyseren hoe de praktijken van de participanten
(gebruikers) werden beïnvloed door hun betrokkenheid bij burgemeesters en
badges:
o Digitaal eigendom: de beloningen zorgden ervoor dat participanten werden
beïnvloed waar en hoe vaak ze ergens naartoe gingen. Het gaat hierbij niet
om het ontdekken van nieuwe plaatsen. Mensen doen van voor het
behouden van deze beloningen.
o Beloningen voor mobiliteit: je kunt verschillende badges verdienen door naar
verschillende plekken te gaan en daar in te checken. Mensen kunnen bewust
gaan zoeken naar die badges. Hierdoor gaan ze van locatie naar locatie om ze
te verzamelen; het wordt een doel. Het design van dit spel zorgt er dus voor
dat mensen de ruimtes van de stad gaan zien als speelbord.
Kritiek op foursquare: data verzamelen voor commerciële doeleinden.
Uit onderzoek bleek dat vrouwen anders gebruik maakten van foursquare dan
mannen in de zin dat ze meestal alleen incheckten wanneer ze weg gingen. Zo
probeerden ze hun privacy te beschermen.
Schrock, A. R. – Communicative affordances of mobile media:
portability, availability, locatability, and multimediality

Het TAM (technology acceptance model) richt zich volledig op factoren die de
waarneming van nut beïnvloeden, maar mist een theoretisch mechanisme en is niet




in staat om rekening te houden met de rijke scenario’s van lokaal gebruik die in het
veld ontstaan.
Daarentegen besteedt een communicatieve affordances aanpak evenveel aandacht
aan de manier waarop communicatiemogelijkheden worden ervaren en
geïnterpreteerd als aan de objectieve kwaliteiten van technologie.
Communicatieve affordances worden gedefinieerd als een interactie tussen
subjectieve percepties van nut/bruikbaarheid en objectieve kwaliteiten van de
technologie die communicatieve praktijken of gewoonten veranderen.
Communicatieve affordances hebben ook wel op twee manieren invloed op
communicatie:
o Ze worden geëvalueerd door communicatie.
o Ze veranderen communicatiegebruiken.
Een communicatie affordances perspectief biedt verschillende voordelen over
eerdere literatuur die het had over de relatie tussen individuele en technologische
agentschap:
o Het heeft geen voorkeur voor het technologisch determinisme of het sociaal
constructivisme.
o Kijkt verder dan de technologische classificatieschema’s of kenmerken bij het
onderzoeken van de impact van technologie op communicatie.
o Het geeft ruimte voor historische vergelijkingen tussen verschillende
technologische vormen.
Vier communicatieve affordances:
o Portability: draagbaarheid
o Availability: beschikbaarheid
o Locatibility: je kan zeggen waar je bent of dit laten zien
o Multimediality: tekst combineren met beeld
Download